De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van...

77
FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE ACADEMIEJAAR 2006-2007 De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van Caesarea’s Homiliae ix in Hexaemeron. Transcriptie van homilie vii volgens manuscripten Ch en N met filologisch commentaar. Verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van licentiaat in de Oost- Europese Talen en Culturen Promotor: Dr. L. Sels door: Hanne Mistiaen

Transcript of De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van...

Page 1: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE ACADEMIEJAAR 2006-2007 De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van Caesarea’s Homiliae

ix in Hexaemeron. Transcriptie van homilie vii volgens manuscripten Ch en N met filologisch

commentaar.

Verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van licentiaat in de Oost-Europese Talen en Culturen

Promotor: Dr. L. Sels door: Hanne Mistiaen

Page 2: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

2

Inhoudstafel

Algemene inleiding i

Dankwoord iii

DEEL I : INLEIDING OP DE HANDSCHRIFTEN 1

1 De Griekse brontekst en de Slavische vertalingen 1

1.1 De Griekse brontekst 1

1.1.1 Inleiding

1.1.2 De auteur: leven en werk van Basilius 1

1.1.3 Het Hexaemeron 5

1.1.4 De zevende homilie: de reptielen en de vissen 10

1.2 De Slavische vertalingen 13

1.2.1 Inleiding 13

1.2.2 Ioann Exarch 13

1.2.3 De 14de eeuwse vertaling 17

DEEL II: TRANSCRIPTIE 20

1 Opzet van de transcriptie 20

1.1 Inleiding 20

1.1.1 Verantwoording van de selectie van homilie 7 20

1.1.2 Verantwoording van de selectie van de handschriften Ch en N 20

1.1.3 Regels voor de transcriptie 21

1.1.4 Technische aspecten 22

2 Paleografische en taalkundige kenmerken 22

3 De eigenlijke transcriptie 27

Page 3: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

3

Besluit 67

Bibliografie 70

BIJLAGES

Bijlage 1: Handschrift Ch

Bijlage 2: Handschrift N

Bijlage 3: “Septième Homélie” uit Basile de Césarée. Homélies sur l’hexaéméron.

van S. Giet.

Page 4: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

i

Algemene inleiding

Het is een algemeen gehoorde opmerking dat zogenaamde ‘dode’ talen de moeite niet lonen,

dat je beter een levende taal kan studeren, omdat je die kan gebruiken en wat nuttig is, is

goed. Het is dan ook moeilijk uit te leggen wat de bekoring is van het Oudslavisch. Voor een

buitenstaander lijkt het haast onzinnig, maar voor wie bezig is met Oost-Europese talen beseft

dat het een terugkeer is naar de roots van alle Oost-Europese talen. Tijdens de zoektocht naar

mogelijke onderwerpen voor mijn scriptie, leed het geen twijfel dat het Oudslavisch centraal

moest staan. Ondanks mijn motivatie schrikte dit onderwerp mij ook wat af; mijn gebrek aan

kennis van het Latijn en het Grieks leken een groot hiaat. Het voorstel van doctor L. Sels om

een transcriptie te maken, kwam als een geschenk uit de hemel. Ik was meteen aangestoken

door haar passie voor het Oudslavisch. Ze wist me zonder enige moeite te overtuigen en

stelde mij gerust dat mijn middelbare opleiding geen reden was om deze transcriptie niet aan

te vatten.

Doctor L. Sels stelde mij voor om een deel van de 14de eeuwse vertaling van de Homiliae in

Hexaemeron van Basilius van Caesarea te transcriberen. ‘Hexaemeron’ (letterlijk van het

Grieks hex = zes, hèmera = dag) is een term die in de vroegchristelijke Kerk veel gebruikt

werd. Het betreft de eerste hoofdstukken van het boek Genesis, waarin de schepping van de

wereld verhaald wordt in zes dagen. Het gaat hier niet enkel om een verslag van de Genesis,

maar ook om commentaren op het boek. In negen homilieën geeft Basilius de schepping van

de wereld weer, voorzien van commentaar. De Homiliae in Hexaemeron zijn één van de

vroegst overgeleverde werken in de Slavische literatuur en daarom van groot belang. In de

Slavische wereld zijn de Homiliae in Hexaemeron bekend geworden in twee vertalingen. In

de 10de eeuw heeft Ioann Exarch het werk van Basilius vertaald op een eigen allegorische

manier. In de 14de eeuw heeft een anonieme vertaler de negen homilieën bijna woordelijk

vertaald. Deze anonieme vertaling is tot ons gekomen in vijf Zuid-Slavische codices, waarvan

we er twee gebruikt hebben voor deze scriptie.

Deskundigen erkennen het belang van deze teksten, maar desondanks is het Hexaemeron niet

beschikbaar in een kritische editie op basis van de vijf bestaande handschriften. We

beschikken evenmin over een diplomatische editie van één van de tekstgetuigen. De

transcriptie van de zevende homilie van handschriften Ch en N kan hiervoor een aanzet zijn.

Bovendien biedt dergelijk werk een eerste blik op de linguïstische kenmerken van de tekst en

Page 5: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

ii

wijst meteen ook op de orthografische en paleografische bijzonderheden van de twee

behandelde handschriften.

Toen ik anderhalf jaar geleden begon aan de transcriptie rezen al meteen enkele

moeilijkheden. Om de veertiende eeuwse vertaling van het Hexaemeron goed te kunnen lezen

en interpreteren moet er rekening gehouden worden met de Griekse brontekst van Basilius

van Caesarea, maar bij gebrek aan kennis van de Griekse taal, bleek dit onmogelijk. Ik was

dus genoodzaakt te werken met een recente vertaling in een moderne taal. Aanvankelijk

werkte ik met een Engelse vertaling van het internet, maar na onderzoek bleek deze vertaling

onnauwkeurig te zijn, bijgevolg heb ik verder gebruik gemaakt van de nauwkeurigere

vertaling van S. Giet. Tijdens het transriberen botsten we echter nog op heel wat hindernissen.

Het gebruik van afkortingen, technische termen, Griekse invloeden en onduidelijke plaatsen

in de handschriften maakte het erg moeilijk om de handschriften te ontcijferen. De transcriptie

uitvoeren was dus helemaal niet vanzelfsprekend.

Al deze factoren maakten het me niet gemakkelijk om het doel te bereiken. In eerste instantie

zou enkel de zevende homilie van handschrift Ch getranscribeerd worden. Na overleg met de

promotor bleek het toch interessanter om handschriften Ch en N naast elkaar te leggen. Zo

hebben we varianten tussen beide manuscripten kunnen aanduiden en was het mogelijk om

paleografische en orthografische verschillen te noteren. Beide handschriften bleken elkaar ook

aan te vullen, wat onduidelijk was in het ene handschrift, was meestal wel duidelijk in het

andere handschrift. De transcriptie beperkt zich tot de zevende homilie om zo een afgebakend

geheel uitgebreid te kunnen bespreken, want uiteindelijk is de tijd die besteed kan worden aan

een scriptie beperkt. Om dezelfde reden werden slechts twee van de vijf manuscripten met

elkaar vergeleken.

De opbouw van deze scriptie hebben we zo eenvoudig mogelijk proberen te houden. De

scriptie bestaat uit twee delen, het eerste deel is een inleiding op de handschriften, het tweede

deel bevat de inleiding op de transcriptie en de eigenlijke transcriptie. In het eerste hoofdstuk

van deel I bespreken we de Griekse brontekst en de twee Slavische vertalingen. Ook het leven

en het werk van Basilius van Caesarea worden in dit eerste deel besproken, waarna dieper

wordt ingegaan op de Homiliae in Hexaemeron. Om de lezer kennis te laten maken met de

inhoud van de transcriptie wordt de zevende homilie in een apart hoofdstuk besproken.

Hierop volgt een studie van de twee Slavische vertalingen. De oudste vertaling van de hand

Page 6: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

iii

van Ioann Exarch wordt eerst aangehaald, waarna de letterlijke vertaling uit de veertiende

eeuw aan bod komt. Deze twee vertalingen staan los van elkaar en worden dan ook in twee

aparte onderdelen behandeld.

Het tweede deel handelt over de eigenlijke transcriptie. In eerste instantie worden de keuze

voor de handschriften Ch en N en de keuze voor de zevende homilie gestaafd. Vervolgens

komen de regels voor de transcriptie en de technische aspecten aan bod. Door middel van

voorbeelden uit de transcriptie worden de orthografische en paleografische kenmerken

besproken. Daarna volgt de transcriptie zelf. De transcriptie wordt contrastief gepresenteerd

met de Franse vertaling van S. Giet uit de Sources Chrétiennes. Voor het gemak van de lezer

heb ik de handschriften Ch en N en de Griekse tekst in een aparte bijlage bij deze scriptie

gevoegd, zodat de transcriptie gelezen kan worden met de handschriften, die wij gebruikt

hebben.

*****

Dankwoord

Deze scriptie zou niet tot stand gekomen zijn zonder de steun van een aantal mensen die ik

wil bedanken. In de eerste plaats wil ik doctor Lara Sels bedanken voor het aanreiken van het

onderwerp en voor haar waardevolle aanwijzingen. Tijdens het vervolledigen van de

transcriptie heeft mijn promotor het werk op de voet gevolgd. Door mijn gebrek aan kennis

van het Grieks kon ik bepaalde aspecten van de transcriptie niet altijd ten volle vatten, daar

heeft doctor L. Sels de nodige uitleg gegeven en me verder op weg geholpen. Ook professor J.

Vereecken wil ik graag bedanken voor haar commentaar op de theoretische inleiding. Stefanie

Mistiaen en Tom Feys zou ik willen bedanken voor het minutieuze nalezen van de scriptie.

Tenslotte bedank ik familie en vrienden die me vier jaar lang gesteund hebben in mijn studie.

Page 7: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

1

DEEL I: INLEIDING OP DE HANDSCHRIFTEN

1 De Griekse brontekst en de Slavische vertalingen

Vooraleer we overgaan op de eigenlijke transcriptie is het noodzakelijk om een

introductie te geven, waarin de Griekse brontekst en de Slavische vertalingen besproken

worden. Zowel de Griekse brontekst als de twee Slavische vertalingen worden inhoudelijk

besproken en historisch gesitueerd.

1.1 De Griekse brontekst

1.1.1 Inleiding

Basilius van Caesarea wordt tot op heden beschouwd als één van de grote kerkvaders

van de oosterse kerk. Deze kerkelijke staatsman heeft als verdediger van de orthodoxie, vader

van het oosters kloosterleven, en hervormer van de liturgie, heel wat werken op zijn naam die

tot op heden bewaard zijn gebleven.1

1.1.2 De auteur: leven en werk van Basilius2

Basilius is geboren in het begin van de vierde eeuw (330) in Cappadocië. Zijn

opleiding in de redekunst neemt een aanvang in zijn geboortedorp Caesarea en wordt later

verdergezet in Constantinopel en Athene (351). Als volwaardig redenaar keert hij in 356 terug

naar Caesarea, maar al snel breekt hij zijn carrière af om zijn leven aan God te wijden. Om de

bekende asceten en belangrijke kloostergemeenschappen te bezoeken, maakt Basilius een reis

naar Egypte, Palestina, Syrië en Mesopotamië. Na zijn terugkeer vestigt hij zich aan de oevers

van de Iris om een ascetisch leven te leiden. Enkele vrienden volgen zijn voorbeeld, waardoor

een kloostergemeenschap ontstaat, georganiseerd rond Basilius’ leefregels. In 358 brengt

1 J. QUASTEN, Patrology. Vol. III. Utrecht/Antwerpen, 1963, p. 204. 2 Om zijn leven en werk te bespreken baseer ik me voornamelijk op volgende grote werken: E. AMAND DE MENDIETA & STIG Y. RUDBERG, Basilius van Caesarea. Homilien zum Hexaemeron. Berlin, 1997; J. BERNARDIE, La prédication des Pères Cappadociens, Thèse, Paris, 1966; S. GIET, Basile de Césarée. Homélies sur l’hexaéméron. Sources Chrétiennes. Paris, 1949; ; J. LEVIE, “Les sources de la Septième et de la Huitième Homélie de Saint Basile sur l’Hexaméron” in: COLLARD F. & WALTZING J.P., Le musée belge revue de philologie classique. Louvin, 1920; J. QUASTEN, Patrology. Vol. III. Utrecht/Antwerpen, 1963; G. Bardy, “Basile (Saint), évêque de Césarée de Cappadoce.”, in: VILLER S., Dictionnaire de spiritualité. Ascétique et mystique, doctrine et histoire. Vol. I. Remis, 1937 en J.C.M. VAN WINDEN, “Hexaemeron.”, in : DASSMANN E., COLPE C., DIHLE A., ENGEMANN J., KÖTTING B., SPEYER W. & THRAEDE K., Reallexikon für Antike und Christentum. Sachwörterbuch zur Auseinandersetzung des Christentums mit der antiken Welt. Band XIV. Stuttgart, 1988. pp. 1250-1269.

Page 8: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

2

Gregorius van Nazianze3 een bezoek aan Basilius om samen te werken aan de Philocalia4 en

de Regulae fusius tractatae et Regulae breuius tractatae5, die een beslissende invloed hadden

op de expansie van het kloosterleven. Eusebius, metropoliet van Cappadocië, ziet het talent

van Basilius en overtuigt hem om priester te worden. Als Eusebius in 370 sterft, volgt

Basilius hem op als bisschop. In die hoedanigheid sticht Basilius ziekenhuizen,

armoedehuizen en gastenverblijven. Basilius is geen lang leven beschoren, in 379 sterft hij op

49-jarige leeftijd.6

Het werk van Basilius was erg populair bij zijn tijdgenoten, zowel bij de geleerden, als

bij het gewone volk, bij christenen en bij heidenen. De invloed van de drie Cappadocische

kerkvaders Basilius de Grote van Caesarea, Gregorius van Nazianze en Gregorius van Nyssa7

en daarnaast ook van Johannes Chrysostomos8 reikte zo ver dat ze hun stempel hebben

gedrukt op de beslissingen van de concilies. Johannes Quasten heeft het werk van Basilius

ingedeeld in zes verschillende groepen, nl. dogmatische, ascetische en didactische

verhandelingen, brieven, liturgische teksten en de homiletiek.9 In deze scriptie nemen we de

onderverdeling van J. Quasten over.10

In de dogmatische werken vindt men oplossingen voor doctrinaire problemen,

voornamelijk in verband met christologie en triniteit. Deze problemen worden onder meer

behandeld in de Aduersus Eunomium libri v11 en de De spiritu sancto12, waarin Basilius zich

3 Gregorius van Nazianze is één van de Cappadocische kerkvaders die leefden in de vierde eeuw. Vermoedelijk is deze kerkvader geboren in 330 en gestorven in 390. Gregorius leerde Basilius kennen in Athene en daar werden ze vrienden. A. PUECH, Histoire de la littérature Grecque Chrétienne,Tome III, Parijs, 1930, pp. 318-319, 335. 4 Een bloemlezing van Origenes (185-254) werk. J. QUASTEN, Patrology. Vol. III. Utrecht/Antwerpen, 1963, p. 205. 5 Deze twee monastieke regels staan vermeld in de Clavis Patrum Graecorum (CPG) onder het nummer 2875 Asceticon magnum siue Quaestiones. 6 J. QUASTEN, op. cit., pp. 204-208 en G. Bardy, “Basile (Saint), évêque de Césarée de Cappadoce.”, in: VILLER S., Dictionnaire de spiritualité. Ascétique et mystique, doctrine et histoire. Vol. I. Remis, 1937. pp.1273-1275. 7 Gregorius van Nyssa (ca. 335-394) is de jongere broer van Basilius de Grote. Met de De opificio hominis heeft hij in 379 het Hexaemeron van zijn broer willen afwerken. D.L. BALAS & O. CIST, “Gregor von Nyssa”, in: G. MÜLLER, Theologische Realenzyklopädie, Band XIV. Berlin, New York, 1985. pp. 173-175. 8 Johannes Chrysostomos (344-407) is, net als Basilius van Caesarea, een kerkvader, op wiens werken voortgebouwd werd om de christelijke doctrine fijner te formuleren. Johannes wordt in 397 bisschop van Constantinopel. O. BARDENHEWER, Geschichte der altkirchlichen Literatur. Vol. 3: Das vierte Jahrhundert mit Ausschluss der Schrifsteller syrischer Zunge. Berlijn, 1912, pp. 324-326

9 E. Amand de Mandieta en Stig Y. Rudberg daarentegen zijn in hun werk Basilius van Caesarea Homilien zum Hexaemeron wat beknopter. Er is slechts sprake van drie groepen, nl. dogmatisch en ascetische verhandelingen en homiletiek. E. AMAND DE MENDIETA & STIG Y. RUDBERG, Basilius van Caesarea. Homilien zum Hexaemeron. Berlin, 1997. p. 17 10 J. QUASTEN, op. cit., p. 208. 11 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2837. 12 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2839.

Page 9: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

3

voornamelijk richt tegen de Arianen.13 Het eerste werk is, zoals de titel reeds doet vermoeden,

gericht tegen Eunomium, een leider van het Arianisme. In drie verschillende boeken,

geschreven tussen 363 en 365, weerlegt de kerkvader argumenten die Eunomium aangevoerd

heeft in zijn werk Apologia. In deze boeken gaat Basilius in op de eenheid van de drie heilige

personen. De De spiritu sancto, geschreven in 375, is ontstaan door oproer rond de formule

“Glorie aan de Vader met de Zoon samen met de Heilige Geest”. Dit was echter niet de

gebruikelijke formule, die als volgt luid: “Glorie aan de Vader door de Zoon in de Heilige

Geest”. Basilius wilde aantonen dat de eerste formule even goed gebruikt kan worden en zelfs

beter is. De eerste formule toont de triniteit aan en weerlegt zo nog meer de leer van de

Arianen.14 Onder de ascetische verhandelingen verstaat Quasten onder meer de Regulae

Morales15 – tachtig morele instructies voor Christenen - en de twee monastieke regels, nl. de

Regulae fusius tractatae et Regulae breuius tractatae16. In de tachtig morele regels heeft

Basilius de De iudicio dei17 opgenomen als voorwoord. Later heeft hij er Prologus viii (De

fide)18 aan toegevoegd. De twee monastieke regels zijn opgesteld als een dialoog met telkens

vraag en antwoord en handelt over de principes van het leven als monnik en de dagelijkse

omgang in een kloostergemeenschap. Dit werk is ontstaan in drie redacties. De eerste redactie

bevat de Regulae fusius tractatae. Opmerkelijk hierin is de duidelijke invloed van Eustathius

van Sebaste19 door de gereserveerde sfeer in bepaalde vragen en antwoorden. Aan de tweede

redactie zijn de Epitimia20 toegevoegd. In dit werk komen de regels aan bod, die zeggen hoe

monniken of nonnen gestraft moeten worden als ze de regels van het klooster overtreden. In

de laatste redactie heeft de kerkvader meer aandacht voor het literaire aspect van de

monastieke regels.21 Het bekendste van zijn didactische werken is de Ad adolescentes,

quomodo possint ex gentilium libris fructum capere. Deze verhandeling heeft Basilius

geschreven voor zijn neefjes, die een opleiding volgden aan een heidense school. Als

13 De leer van de Arianen stelt dat “Christus door de Vader geschapen is en derhalve niet gelijkwaardig is met de Vader, maar van een andere, ondergeschikte substantie.” R. DETREZ, Geschiedenis van Zuid-Oost Europa, Gent, p. 16. 14 O. BARDENHEWER, Geschichte der altkirchlichen Literatur. Vol. 3: Das vierte Jahrhundert mit Ausschluss der Schrifsteller syrischer Zunge. Berlijn, 1912, pp. 137-139. 15 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2877. 16 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2875. 17 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2885. 18 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2886. 19 Eustathius van Sebaste (ca. 300 - ca. 377), vroeg-christelijk bisschop en asceet, werd ca. 357 aartsbisschop van Sebaste in Pontus (Klein-Azië). Eustathius was onder meer belangrijk voor de verspreiding van het monastieke leven in Klein-Azië. Eustathius en Basilius hadden een vriendschappelijke relatie. (O. BARDENHEWER, op. cit., pp. 128-130) 20 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2897. 21 J. QUASTEN, op. cit., pp. 212-213.

Page 10: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

4

kerkvader waarschuwt Basilius hen voor de antieke werken. Deze antieke schrijvers kunnen

uitsluitend gelezen worden als men er met een christelijke attitude tegenaan kijkt. Heidense

werken kunnen gelezen worden voor opvoedkundige doeleinden, maar de lezer moet bewust

gemaakt worden van het feit dat bepaalde passages onaanvaardbaar zijn voor een goed

christen. Volgens de bisschop is de Grieks klassieke literatuur uiterst belangrijk voor de

algemeen vormende waarde van leerlingen, op voorwaarde dat zij de juiste morele houding

hebben tegenover de heidense werken.22 De correspondentie van Basilius is historisch van

onschatbare waarde, doordat er heel wat informatie in te vinden is over de oosterse kerk van

de vierde eeuw. De brieven zijn ook de beste bronnen over het leven, de activiteiten, het

karakter en de verreikende invloed van Basilius. De correspondentie is zo verschillend, dat J.

Quasten een verdere onderverdeling heeft gemaakt naar hun inhoud, nl. vriendschapsbrieven,

aanbevelingsbrieven, verlichtingsbrieven, canonieke brieven, moreelascetische brieven,

dogmatische brieven, liturgische brieven en historische brieven. In de aanbevelingsbrieven

spreekt Basilius invloedrijke personen aan om te bemiddelen voor steden, vrienden of familie.

Basilius schrijft brieven aan ouders, die een dierbare verloren hebben, aan geestelijken die

depressief zijn of die aangevallen worden door ketters. Dit zijn de verlichtingsbrieven. In de

canonieke brieven roept de kerkvader op tot herstel van orde of tot naleving van de canon.

Sommige van deze brieven verwierven de autoriteit van wet binnen de Griekse kerk. In zijn

moreelascetische brieven spreekt Basilius bisschoppen en priesters aan, opdat ze hun plichten

gewetensvol zouden vervullen. Sommige dogmatische brieven zijn zo lang dat het wel

verhandelingen lijken. In bepaalde van deze brieven richt Basilius zich weer tot de Arianen.

Tenslotte zijn er nog de brieven die een historische waarde hebben, omdat ze informatie

geven over het rijk, de relatie tussen kerk en staat, de relatie tussen oost en west en over de

polemiek tussen de orthodoxie en de ketterij.23 De Liturgia24 van Basilius is niet authentiek,

maar Basilius heeft deze liturgie wel herzien en uitgebreid. Zo introduceert de bisschop van

Caesarea de eerste getijde en de laatste getijde van de dag. Basilius schrijft in zijn liturgie nog

voor dat de wijn, gebruikt tijdens de eucharistie, gemengd dient te worden met water. Hoewel

de overgeleverde tekst veel latere invloeden vertoont, blijft de kern van de tekst van Basilius’

hand. De invloed van dit werk is van die aard, dat ze nog steeds gebruikt wordt in de

Byzantijnse kerk. Cyrillus en Methodius vertaalden deze liturgie in de 9de eeuw, waardoor

22 O. BARDENHEWER, op. cit., pp. 145-146. 23 J. QUASTEN, op. cit., pp. 220-226.

24 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2905.

Page 11: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

5

deze op het einde van de 10de eeuw geïntroduceerd kon worden in Rusland.25 In de homilieën

en preken komt Basilius naar voor als een briljant kerkelijk redenaar, die het retorische weet

te combineren met eenvoud van gedachtes en duidelijkheid van uitdrukkingen. Het

belangrijkste homiletische werk zijn de Homiliae in Hexaemeron26 of kortweg het

Hexaemeron (zie 1.1.2). Vervolgens zijn er nog de Homiliae super psalmos27, die bestaan uit

18 homilieën, waarvan er slechts 13 authentiek zijn. Dit werk heeft Basilius waarschijnlijk

samengesteld toen hij nog priester was. In de Homiliae super psalmos weidt de kerkvader uit

over de stijl, de grammatica en de inhoud van de psalmen. Met de uitleg van psalm XLIV wil

hij een mystieke devotie doen ontwaken. Basilius weet echter dat deze homilie slechts van

toepassing is voor een select groepje mensen, dus heeft hij nog psalm XXVIII verwerkt,

waarmee hij een groot deel van het publiek bereikt en hen zo een morele raad kan geven. Een

bijzondere plaats in het werk wordt ingenomen door psalm XIV. In plaats van de hele psalm

te becommentariëren, legt de kerkvader zich toe op de vijfde vers28 van de psalm. In zijn

uitweiding verdedigt Basilius de ecclesiastische doctrine. Hij vult zijn commentaar aan met

een campagne tegen de rijkdom, waarin hij de rijke een meedogenloze noemt, en de bourgeois

een onbezonnen iemand. De kerkvader raadt allen aan om zich tevreden te stellen met een

bescheiden bestaan.29 Naast de Homiliae super psalmos zijn er nog 23 andere homilieën, die

qua inhoud erg divers zijn. Zij zijn vooral belangrijk voor historici, omdat ze veel informatie

bevatten over de zeden en gewoontes van die tijd. Zo handelen de Homilia in martyrem

Iulittam30, In Barlaam martyrem31 en In Gordium martyrem32 bijvoorbeeld over feesten van

de Heer of van martelaren. De De ieiunia, homilia i33 en homilia ii34, Homilia dicta tempore

famis et siccitatis35, De humilitate36en Quad rebus mundanis adhaerendum non sit37 gaan over

christelijke plichten. Andere homilieën zoals de Homilia aduersus eos qui irascuntur38,

25 O. BARDENHEWER, op. cit., pp. 146-147 & J. QUASTEN, op. cit., pp. 226-227. 26 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2835. 27 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2836. 28 Psalm 14: 5 “Aldaar zijn zij met vervaardheid vervaard; want God is bij het geslacht des rechtvaardigen.” 29 A. PUECH, op. cit., pp. 261-263. 30 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2849. 31 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2861. 32 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2862. 33 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2845. 34 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2846. 35 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2852. 36 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2865. 37 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2866. 38 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2854.

Page 12: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

6

Homilia de inuidia39en In ebriosos40 waarschuwen voor zonden zoals woede, gierigheid,

dronkenschap en jaloezie.41

1.1.3 Het Hexaemeron Alvorens uit te weiden over de inhoud van het Hexaemeron, volgt een bondige uitleg

over de term. ‘Hexaemeron’ is een term die in de vroegchristelijke kerk veel gebruikt werd.

We kunnen het woord letterlijk afleiden van het Grieks: hex betekent zes, hèmera dag. Hier

gaat het over de eerste hoofdstukken van het boek Genesis, waarin de schepping van de

wereld in zes dagen verhaald wordt. De term slaat niet alleen op het verslag in Genesis, maar

ook op de exegetische commentaren van het boek. Deze commentaren op de

scheppingsgeschiedenis kunnen allegorisch of letterlijk van aard zijn. Een voorbeeld van een

dergelijke commentaar is de De opificio mundi van Philo van Alexandrië42, maar deze is

allegorisch van aard. Basilius daarentegen is erg gekant tegen een allegorische interpretatie

van bijbelteksten, want zo zegt hij “Wanneer ik hoor praten over gras, denk ik ook aan gras.

Zo denk ik ook over planten, vissen, wilde en tamme dieren. Ik begrijp alles letterlijk, want ik

schaam me niet voor het evangelie. (Hex. 9,80)”43 De Homiliae in Hexaemeron zijn de

vroegst overgeleverde werken die uitsluitend over de schepping getuigen en die geen

allegorische verklaringen weergeven.44

Basilius’ Hexaemeron bestaat uit negen homilieën. Deze homilieën kunnen opgesplitst

worden in twee series, nl. de eerste vier en de laatste vier homilieën. De plaats van de vijfde

homilie is eerder onduidelijk. De eerste twee homilieën handelen in het algemeen over de

kosmogonie. Specifieker gaat Basilius in de eerste homilie in op de schepping van hemel en

aarde, en op hun oorzaak, begin en einde. De tweede homilie handelt over de schepping van

het licht. Hier verklaart Basilius waarom de aarde onzichtbaar en vormeloos was. Verder

worden ook nog tegenstellingen als het licht en de duisternis of het goede en het kwade

besproken. De inhoud van de volgende twee homilieën getuigen van een grondige kennis van

de meteorologie. In de derde homilie heeft Basilius het over de functie die het uitspansel

vervult. Verder geeft de Cappadociër nog een precieze definitie van de term ‘hemel’. De 39 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2855. 40 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 2858. 41 J. QUASTEN, op. cit., p. 219. 42 Philo van Alexandrië was een joods-Griekse wijsgeer, die leefde in de eerste eeuw n.C. Eén van Philo's vaste overtuiging was dat Plato en andere Griekse geleerden hun inzichten hadden ontleend aan Mozes. 43 S. GIET, Basile de Césarée. Homélies sur l’hexaéméron. Sources Chrétiennes. Paris, 1949. p.26 44 J.C.M. VAN WINDEN, “Hexaemeron.”, in : DASSMANN E., COLPE C., DIHLE A., ENGEMANN J., KÖTTING B., SPEYER W. & THRAEDE K., Reallexikon für Antike und Christentum. Sachwörterbuch zur Auseinandersetzung des Christentums mit der antiken Welt. Band XIV. Stuttgart, 1988. pp. 1251-1257.

Page 13: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

7

vierde en tevens de kortste homilie beschrijft de scheiding van de wateren. Ook de rol van

water en aarde wordt hier aangehaald. In de vijfde min of meer op zichzelf staande homilie

komt de studie van de planten aan bod. Basilius stelt zich vragen over de schepping van de

planten, meer bepaald over de groene grassen en de fruitbomen. Uit deze homilie leert men

dat het de aarde is, en niet de zon, die instaat voor het leven. De volgende homilie gaat over

de schepping van de hemellichamen. Deze homilie getuigt van Basilius’ kennis van

astronomie. In deze zesde homilie voert Basilius een uitvoerige polemiek tegen de astrologie.

De kennis van de zoölogie komt aan bod in de drie laatste homilieën. Er wordt een algemene

introductie gegeven over de verschillende soorten dieren, met daaropvolgend een moreel en

theologisch commentaar. De schepping van de reptielen geeft Basilius weer in de zevende

homilie. De kerkvader toont hoe het water bevolkt wordt met amfibieën en vissen, die zich

door hun manier van leven, voeden en voortplanten onderscheiden van elkaar. In de achtste

homilie gaat Basilius over tot de schepping van de vogels, waarbij hij een onderscheid maakt

tussen de nachtvogels en de vogels en insecten van de dag. Ook het karakter van verschillende

dieren wordt besproken. Tot slot becommentarieert de Cappadocische bisschop in de negende

homilie de schepping van de levende dieren op aarde, en de ziel van de dieren. Schematisch

ziet dit er als volgt uit:

Maandag: homilie 1 & 2 schepping hemel, aarde en licht

Dinsdag: homilie 3 & 4 schepping uitspansel en scheiding van de wateren

Woensdag: homilie 5 schepping planten

Donderdag: homilie 6 & 7 schepping hemellichamen en reptielen

Vrijdag: homilie 8 & 9 schepping vogels en andere dieren op aarde45

Uit de negen homilieën blijkt de grote eruditie van Basilius en dat vereist een woordje

uitleg. In het Hexaemeron komen uiteenlopende domeinen van de wetenschap aan bod. Deze

kennis heeft de kerkvader gedeeltelijk verworven tijdens zijn studiejaren, maar ook in zijn

latere leven blijft hij verschillende werken bestuderen. Basilius blijft in de eerste plaats een

redenaar en filosoof, waardoor zijn wetenschappelijke kennis beperkter is dan die van meer

gespecialiseerde wetenschappers. Hierdoor beperkt hij zich in zijn Hexaemeron tot de strikt

nodige wetenschappelijke informatie, zodanig dat zijn publiek hem verstaat, hij de kenners

niet voor het hoofd stoot en die kennis een aanvulling is op zijn uitleg. Uit de inhoud van de

negen homilieën blijkt dat Basilius verschillende bronnen moet gehanteerd hebben om het

45 E. AMAND DE MENDIETA & STIG Y. RUDBERG, op. cit., p. 13; J. LEVIE, “Les sources de la Septième et de la Huitième Homélie de Saint Basile sur l’Hexaméron” in: COLLARD F. & WALTZING J.P., Le musée belge revue de philologie classique. I (1920). p. 9 & S. GIET, Basile de Césarée. Homélies sur l’hexaéméron. Sources Chrétiennes. Paris, 1949. pp. 5-19.

Page 14: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

8

Hexaemeron te schrijven. Dus ook dit werk is niet alleen van belang om zijn inhoud maar ook

om zijn bronnen.46 Volgens J. Levie, Amand de Mendieta en Giet heeft Basilius zijn

informatie niet uit eerste hand, maar wel uit overzichten die hij van de Atheense academie had

meegebracht. Levie concentreert zich op de zevende en achtste homilie en komt tot besluit dat

Basilius kan praten over een onderwerp dat hij niet bestudeerd heeft door gebruik te maken

van informatie uit de De mundi opificio van Philo van Alexandrië en een overzicht van de

Historia Animalium van Aristoteles. Vooral de invloed van Aristoteles47 is manifest. Levie

weet echter ook enkele argumenten naar voor te schuiven waaruit moet blijken dat de

Cappadocische bisschop gebruik gemaakt heeft van een verloren gegaan overzicht. Hij

redeneert dat de volgorde van bepaalde ideeën of opsommingen in Aristoteles’ werk niet

overeenstemt met de volgorde van het Hexaemeron. Om zijn werk te schrijven zou Basilius

verschillende details hebben moeten samenbrengen uit zeer verspreide plaatsen uit het werk

van Aristoteles. Zo vindt men in het Hexaemeron op één plaats een aantal wetenschappelijke

definities, die men verspreid terug kan vinden in de Historia Animalium. Bovendien, zo

redeneert Levie, is het wel erg treffend dat Basilius in zijn werk afwijkt van Aristoteles’

studie juist op die punten waar ook de post-aristotelische werken afwijken. Hiernaast schuift

Levie nog verschillende andere argumenten naar voor die zijn stelling staven. Deze kunnen

echter niet allemaal opgenomen worden in deze beperkte studie. Toch willen we er nog aan

toevoegen dat Levie de mogelijkheid verwerpt, dat Basilius zelf een overzicht heeft gemaakt

van de Historia Animalium. Voor Amand de Mendieta is het verder ook duidelijk dat Basilius

informatie haalde uit originele werken van Plato, Philo van Alexandrië en Origenes48. Naast

deze opvallende invloeden komt Giet nog tot een vierde bron, nl. het werk van Théophilus

van Antiochië49. Volgens Giet gebruikt Basilius deze bron zo vrij, dat er sprake is van een

diepere invloed. Giet vermeldt nog de invloeden van het neoplatonisme50 en van de

46 J. Levie, Amand de Mendieta, S. Giet en J. Quasten menen dat Basilius een studie heeft gemaakt van bronnen die nog niet geïdentificeerd zijn. E. AMAND DE MENDIETA & STIG Y. RUDBERG, op.cit., p. 12; S. Giet, op. cit., pp. 48-49; J. LEVIE, op. cit., p. 118 & J. QUASTEN, op. cit., p. 217. 47 Giet vermeldt verschillende werken van Aristoteles, die Basilius moet gekend hebben., nl. de Historia Animalium, de Meteorologica, de De caelo, de Generatione et Corruptione de, Partibus Animalium en de Metaphysica. S. GIET, op. cit., p. 62. 48 Origenes is geboren in Alexandrië in 185. Hij groeit op in een christelijk gezin en wordt priester. In 254 sterft hij. Eén van zijn belangrijke werken is de Philocalia, die door Gregorius van Nazianze en Basilius van Caesarea herenigd werd. H. CROUZEL, “Origène”, in: VILLER, M. - CAVALLERA, F. – DE GUIBERT, J., Dictionnaire de spiritualité. Ascétique et mystique doctrine et histoire. Tome XI. Paris, 1982. pp. 933-935. 49 Théophilus van Antiochië werd in 169 bisschop van Antiochië. Hij is tussen 180 en 191 gestorven. Hij is onder andere bekend als de auteur van de Ad Autolycum libri tres. N. ZEEGERS, “Theophilus von Antiochien”, in: G. MÜLLER, Theologische Realenzyklopädie, Band XXXIII. Berlin, New York, 2002. pp. 368-369. 50 Het begrip neoplatonisme slaat op de laatste fase van de antieke geschiedenis van de filosofie, die van de derde tot de zesde eeuw geduurd heeft. De eerste vertegenwoordiger van het neoplatonisme is Plotinus (204/5-

Page 15: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

9

naturalisten51. Tot slot meent J. Quasten nog een invloed van Poseidonios te herkennen.

Basilius heeft zijn bronnen op zo’n wijze verwerkt dat er plaats is voor retorische versterking.

Veel van zijn ideeën zijn zowel antieke als christelijke denkstromingen. Verspreid over heel

zijn werk kan men stoïcijnse ideeën van de vierde eeuwse kerkvader terugvinden. Om niet

monotoon te worden voegt Basilius enkele persoonlijke toetsen toe, zoals het gezang van de

nachtegaal. Ook zorgt hij voor gevarieerd taalgebruik door vergelijkingen, conversaties en

Bijbelcitaten in te lassen. Zo weet de Cappadociër zijn preken kleur te geven en levendig te

maken, wat zijn Homiliae in hexaemeron uniek maakte in de vierde eeuw.52

Over de exacte periode, waarin het Hexaemeron geschreven is, bestaat enige twijfel. S.

Giet en J. Quasten vermelden dat het werk waarschijnlijk geschreven is voor 370, dus voor

Basilius zijn ambt als bisschop uitoefende.53 J.C.M. van Winden, Amand de Mendieta en J.

Bernardie menen dat het Hexaemeron geschreven is in het laatste jaar van Basilius’ leven.

Hoewel deze bronnen een ander jaar opgeven, stemmen ze wel overeen in het feit dat Basilius

bezig was met dit werk in de vasten, ook melden ze dat het Hexaemeron waarschijnlijk

geschreven is in één week. Enkel J. Bernardie lijkt zeker te zijn, hij geeft zelfs een precieze

datum: van 12 tot en met 16 maart 378 heeft Basilius gewerkt aan het Hexaemeron. In ieder

geval neemt men aan dat de kerkvader de homilieën geschreven heeft om ze op een bepaald

moment uit te spreken. Dus om het werk te dateren moet men achterhalen waarom en

wanneer hij de preken wilde houden.54

Opvallend is dat Basilius zijn preken stopt als de mens geschapen wordt. Zijn broer

Gregorius van Nyssa wilde dit gemis aanvullen met een werk over de mens, nl. met De

opificio hominis55. Hiermee wilde Gregorius van Nyssa het werk van zijn broer enerzijds

voltooien en anderzijds verdedigen tegen misverstanden. Hoewel Gregorius expliciet

vermeldt dat het zeker niet zijn bedoeling is om de theorieën van Basilius tegen te spreken,

zijn er toch enkele opmerkelijke verschillen terug te vinden. Basilius becommentarieert elke

regel van Genesis zonder zijn uitleg in een groter rationeel geheel te passen. Gregorius

269/270). Basilius ontleent aan Plotinus zijn conceptie van het mooie. F.P. HAGER, “Neuplatonismus” in: G. MÜLLER, Theologische Realenzyklopädie, Band XXIV. Berlin, New York, 1994. p. 341. 51 De naturalisten hebben het onderricht van Aristoteles voortgezet. Volgens Giet is bij Basilius de invloed van Théophrastus met Historia plantarum, De causis plantarum; De signis tempestatum, Aelianus met De natura animalium libri XVII, Oppianus met De venatione; De piscatione en Plutarchus met De audiendo aanwezig. S. GIET, op. cit., p. 62. 52 S. GIET, op. cit., pp. 49-69; J. QUASTEN, op. cit., p. 217; J. LEVIE, op. cit., pp. 118, 134-148 & E. AMAND DE MENDIETA & STIG Y. RUDBERG, op. cit., p. 12 53 S. GIET, op. cit., p. 6 + J.QUASTEN, op. cit., p. 216 54 E. AMAND DE MENDIETA & STIG Y. RUDBERG, op. cit., p.16; J. BERNARDI, La prédication des Pères Cappadociens: le prédicateur et son auditoire, Paris, 1966. p. 47 & J.C.M. VAN WINDEN, op. cit., p. 1260

55 Staat vermeld in de CPG onder het nummer 3154.

Page 16: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

10

daarentegen wil een logisch geheel vooropstellen, waarin de goddelijke voorzienigheid past.

Gezien de beide werken steeds samen werden overgeleverd, werden ze in de handschriftelijke

overlevering beschouwd als één geheel en zodoende is Gregorius van Nyssa in zijn opzet

geslaagd. De vele vertalingen benadrukken het belang van beide werken. Naast de

Kerkslavische vertalingen van de Homiliae in Hexaemeron, bestaan er tevens vertalingen in

het Latijn, Syrisch, Georgisch, Armeens en Arabisch, zoals vermeld in de Clavis Patrum

Graecorum onder het nummer 2835. Van de De opificio hominis vermeldt de Clavis Patrum

Graecorum vertalingen in het Latijn, Syrisch, Georgisch en Armeens onder het nummer

3154.56

1.1.4 De zevende homilie: de reptielen en de vissen.

Het is precies de zevende homilie die het onderwerp van de transcriptie vormt, daarom is het noodzakelijk om er iets uitgebreider op in te gaan. In deze zevende homilie beschrijft Basilius het leven van vissen en reptielen om de schoonheid van Gods schepping te tonen. Aan de hand van tal van voorbeelden legt de kerkvader uit hoe de mens lessen kan trekken uit het gedrag van zowel grote als kleine zeedieren. Door zowel Bijbelcitaten als heidense wetenschappelijke teksten aan te halen probeert de Cappadocische bisschop de christelijke mens op te voeden.

Met het bijbelcitaat “God sprak: Laat het water krioelen van levend gewemel, en over de aarde de vogels vliegen langs het hemelgewelf.” (Gen. I, 20) opent Basilius het eerste deel van de homilie. Dit deel begint met een inleidend onderdeel, waarin de kerkvader terugblikt op de vorige scheppingsdagen. Op de derde dag tooit God de aarde met allerlei soorten planten, waardoor de aarde vruchtbaar wordt. De volgende dag heeft de Schepper aandacht voor het hemelgewelf, waar overdag de zon te zien is en ‘s nachts de maan met tal van sterren. Net als op de andere scheppingsdagen heeft God zijn woorden nog niet helemaal uitgesproken of alle rivieren, zeeën, modderpoelen en moerassen vullen zich met levende wezens. Na dit inleidend onderdeel van het eerste deel gaat Basilius dieper in op de levende wezens die zich in het water bevinden. Dit zijn de eerste bezielde wezens, die God heeft geschapen, want de planten op de aarde ziet Basilius als niet echt levend. Hier gaat de kerkvader in tegen Aristoteles en Plato die wel van mening zijn dat planten behoren tot de levende wereld. Basilius schenkt bijzondere aandacht aan de dieren die voorzien zijn van poten, en tegelijk ook kunnen zwemmen. Dit zijn de amfibieën zoals de zeehonden, de krokodillen, de nijlpaarden, de kikkers en de krabben. Vervolgens vraagt Basilius zich af of alle dieren die het water bevolken ontstaan zijn na Gods woorden. Zonder enige twijfel geeft Basilius zijn antwoord; natuurlijk zijn al deze dieren ontstaan op bevel van God. Er is inderdaad een enorm verschil. Zo zijn er vissen die leven op volle zee, aan de kust, in grote diepte of tussen de rotsen. Maar elk diertje groot of klein maakt deel uit van Gods schepping. De vissen hebben hun eigen territorium, dat gescheiden is van het territorium van de andere wezens. Een verklaring hiervoor zoekt Basilius in hun manier van ademen. In wat volgt geeft hij dan ook een uitvoerige uitleg over de werking van de longen en over de manier van ademen bij de vissen.57

56 S. GIET, op. cit., pp. 22-24; J. QUASTEN, op. cit., p. 217 & J.C.M. VAN WINDEN, op. cit., p. 1260 57 S. GIET, op. cit., pp. 391-397

Page 17: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

11

In het tweede deel gaat de kerkvader in op de verscheidenheid van de dieren die het water bevolken. Deze eerste levende wezens hebben de taak zich voort te planten, opdat er volgende generaties zouden ontstaan. Tal van voorbeelden worden gegeven om de diversiteit onder de dieren aan te tonen. Basilius maakt een onderscheid tussen de schelpdieren, zoals de trompetslak, de kamschelp, de zeeslak en de oester; de schaaldieren, zoals de langoest en de krab; en de weekdieren, zoals de poliep en de inktvis. Er zijn tevens dieren die leven in rivieren, als voorbeeld geeft Basilius de paling en de moeraal. Na deze opsomming worden de eierleggende en levendbarende vissen aangehaald. De vissen die zich voortplanten door eieren te leggen behoren tot de kraakbeenachtige wezens. De walvisachtigen zijn zoogdieren, bijvoorbeeld de dolfijnen. Ook de zeehonden rekent Basilius tot de walvisachtigen. De vissen onderscheiden zich verder nog van elkaar door hun uiterlijk, hun manier van leven en hun voortplanting. Basilius gaat uitvoerig in op de voortplanting, waarna een uitweiding volgt over het gebit van de vissen.58

In een derde deel geeft Basilius een uitweiding over het voedsel van de vissen. Sommige voeden zich met slib, algen of kruiden; andere voeden zich met kleinere vissen. Vissen maken zich meester van kleinere en zwakkere vissen. Deze grote vissen vergelijkt Basilius met de mens, die even gulzig en hebzuchtig is. De kerkvader waarschuwt hierbij dat deze mensen gestraft zullen worden, want niemand kan aan het laatste oordeel ontsnappen. Er worden twee voorbeelden aangehaald, namelijk de sluwheid van de krab en de veinzerij van de poliep. Basilius beschrijft hoe de krab te werk gaat om een oester te bemachtigen. De poliep is een onzichtbare vijand, nietsvermoedend zwemt een visje tegen een poliep aan en tekent zo zijn doodsvonnis. Er moet extra opgelet worden voor mensen die kenmerken vertonen van de poliep, want zij zetten een masker op, waardoor ze niet te onderscheiden zijn van de goede mensen. Basilius waarschuwt door een Bijbelcitaat aan te halen dat zegt dat men op zijn hoede moet zijn “voor de valse profeten, die tot u komen in schaapskleren, maar inwendig roofgierige wolven zijn” (Matt. 7, 15). Maar niet alle vissen zijn vertegenwoordigers van het slechte in de mens, sommige geven het juiste voorbeeld perfect aan. Hoewel “het in de zee, die groot en geweldig is, wemelt van grote en kleine beesten,” (Psalm 103, 25) en er geen afgebakende gebieden zijn, weet elk wezentje zijn territorium te handhaven zonder problemen. Zo zou ook de mens kunnen samenleven. Dit derde deel is doorspekt met Bijbelcitaten uit het Oude en het Nieuwe Testament. Deze weet Basilius zonder enige moeite te integreren in zijn tekst.59

In het vierde deel gaat Basilius nog even door op de manier van samenleven onder de vissen. De mens is niet in staat om het voorbeeld van de vissen te volgen. De grenzen veranderen voortdurend, ieder wil zijn territorium vastleggen en uitbreiden met als gevolg dat de gronden verkaveld zijn. Door hun instinct weten de vissen waar ze thuishoren. Bepaalde vissen trekken in scholen rond alsof ze gestuurd worden door God. Op het juiste moment trekken ze naar gebieden waar ze zich kunnen voortplanten en waar er voldoende voedsel is om hun jongen groot te brengen. Op een ander moment trekken ze samen naar warmere streken om te overleven. Deze vissen gehoorzamen God en trekken op zijn bevel rond. Men kan de vis niet minachten, omdat dit wezen stom is. Men moet juist het voorbeeld volgen van deze gehoorzame vissen, zij spreken niet met woorden, maar aan de hand van hun gedrag kan men afleiden hoe men zich moet gedragen.60

In het vijfde deel toont Basilius de wijsheid aan van God. De vis behoort tot Gods schepping, dit wezen zonder rede weet steeds wat hij moet kiezen en wat te vermijden is.

58 S. GIET, op. cit., pp. 397-403

59 S. GIET, op. cit., pp. 403-411

60 S. GIET, op. cit., pp. 411-415

Page 18: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

12

Onze natuurlijke rede zorgt ervoor dat we voor het goede en het kwade kunnen kiezen. Basilius’ bewondering voor de vis houdt niet op, wat wordt geïllustreerd door twee voorbeelden. Zo kan een zeeman aan het gedrag van een zee-egel zien wanneer een storm zal opsteken. Dit kleine diertje zal zich belasten met een steen om zich te beschermen tegen de sterke stroming op zee. Geen enkele geleerde heeft voldoende kennis om een storm zo correct te voorspellen als de zee-egel. Maar God heeft er voor gezorgd dat we ons kunnen beschermen door het gedrag van de zee-egel te bestuderen. Aan de hand van de unie tussen de moeraal en de adder toont Basilius aan dat echtelijke trouw ook onder de dieren bestaat. Basilius citeert uit het Nieuwe Testament “Gij mannen, hebt uw vrouwen lief.” (Efesiërs 5, 25) De adder gaat naar de moeraal om zich te vermenigvuldigen. De moeraal heeft geen angst voor de giftige adder, maar ze gehoorzaamt, want de unie kan onder geen enkele voorwaarde verbroken worden, net als bij getrouwde mensen.61

In het zesde en laatste deel richt Basilius zich tot zijn publiek om aan de hand van nog

andere voorbeelden de christelijke mens op te voeden. De adder wordt opnieuw als stichtend

voorbeeld naar voor geschoven. Hij zal zijn gif uitbraken uit respect voor de unie met de

moeraal. God heeft bij zijn schepping ook aandacht gehad voor de kleinsten van de zeewereld.

In een onbenullig wezentje kan een kostbare schat verborgen liggen. In bepaalde oesters

liggen parels van onschatbare waarde, de steekmossel bezorgt de kledij van vorsten een

glanzende purperen kleur. Om zijn uitweiding beter te staven keert Basilius terug naar de

bijbel die zegt dat “God de grote zeegedrochten heeft geschapen.” (Gen. I, 21) Deze enorme

beesten bevinden zich in de Atlantische Oceaan. Doordat ze vaak aan de oppervlakte van het

water zwemmen, lijken ze wel enorme gebergten of eilanden midden in de oceaan. Deze

dieren heeft God geschapen opdat de mens ontzag en angst zou hebben voor deze enorme

gedrochten. De macht van de Schepper manifesteert zich echter ook in kleinere bewoners van

de zee. Zo zorgt de angel van een pijlstaartrog voor een snelle en onvermijdelijke dood. Met

deze schepping zorgt God ervoor dat de mens altijd op zijn hoede is.62

Basilius eindigt zijn betoog met een slotrede. Hij richt zich tot het publiek, dat nu alle

wonderen van de zee kent en hoopt dat zijn rede hen aangename dromen bezorgt. Basilius is

ervan overtuigd dat zij nu in staat zijn om de vrolijke gebeurtenissen te herbeleven in hun

dromen, want dan pas kunnen ze slapen, terwijl hun hart waakt.63

1.2 De Slavische vertalingen

1.2.1 Inleiding

In de Slavische wereld zijn de Homiliae in Hexaemeron bekend geworden in twee

vertalingen. Op het einde van de 9de of het begin van de 10de eeuw heeft Ioann Exarch het

61 S. GIET, op. cit., pp. 415-419

62 S. GIET, op. cit., pp. 419-425

63 S. GIET, op. cit., pp. 425-427

Page 19: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

13

werk van Basilius vertaald op een eigen allegorische manier. In de 14de eeuw heeft een

anonieme vertaler de negen homilieën bijna woordelijk vertaald. Deze twee vertalingen staan

los van elkaar en worden in twee aparte hoofdstukken behandeld.

1.2.2 Ioann Exarch

Tot op heden zijn de details uit de biografie van Ioann Exarch gebaseerd op

hypothesen. Uit de schaarse feiten blijkt dat de Exarch geboren is rond het midden van de 9e

eeuw. Waar en wanneer hij precies geboren en gestorven is, blijft onduidelijk. Zijn oeuvre

getuigt van een goede kennis van het Grieks die hij heeft opgedaan in Constantinopel. Op

bevel van prins Boris/Michail64 zou Ioann Exarch in 878 met enkele andere jonge Bulgaren

naar Byzantium getrokken zijn om er te studeren in de Magnar school. Onder deze studenten

zou zich ook ene Simeon65 bevonden hebben, de derde zoon van de prins en de toekomstige

koning van het Eerste Bulgaarse Rijk. Dit verblijf zou de rijke kennis van Ioann Exarch en de

amicale band met Simeon kunnen verklaren. In 885/6 zou de Exarch naar Bulgarije

teruggekeerd zijn. Rond deze periode komen ook de leerlingen66 van Methodius en Cyrillus

aan in Pliska. Tegen het einde van de 9e eeuw moet Ioann Exarch al een geletterd man

geweest zijn, die niet alleen het Grieks, maar ook het nieuwe Slavische alfabet, gecreëerd

door Cyrillus, volledig onder de knie had. In deze periode is de school van Pliska het centrum

van de literaire activiteiten in Bulgarije. Deze school was tegelijk ook een

kloostergemeenschap, waar de Exarch geleefd zou hebben. Met de overbrenging van de

hoofdstad Pliska naar Preslav zou ook de school/kloostergemeenschap verhuisd zijn naar de

omgeving van Preslav. Men neemt aan dat de Exarch niet enkel goede relaties had met het hof,

maar ook met de patriarch Fotius67 onderhield hij goede relaties.68

64 In 863 bekeert de Bulgaarse kan Boris (853-888) zich tot het christelijke geloof onder jurisdictie van Constantinopel. Na zijn bekering neemt hij een christelijke naam, nl. Michail. Door de bekering zorgt Michail ervoor dat Bulgarije opgenomen wordt in de christelijke wereld. R. DETREZ, Geschiedenis van Zuidoost-Europa, p. 32 65 Onder tsaar Simeon (864-927) bereikte het Eerste Bulgaarse Rijk een toppunt, het reikte tot aan de drie zeeën, de Adriatische, de Egeïsche en de Zwarte Zee. In 918 verklaarde tsaar Simeon de Bulgaarse kerk onafhankelijk van Constantinopel. R. DETREZ, op. cit., pp. 31;33. 66 De slavische ritus was aanvankelijk van toepassing in Groot-Moravië, maar toen de leerlingen van Constantinus en Methodius in 885 verjaagd werden, kwamen ze terecht in Bulgarije, waar ze warm onthaald werden. R. DETREZ, op. cit., p. 33. 67 Doordat de Byzantijnse keizer Michaël III het niet kon vinden met de patriarch, verving hij hem door Fotius in 855. Deze aanstelling wilde de paus van Rome niet erkennen. In 867 wordt Fotius opnieuw vervangen door patriarch Ignatius. R. DETREZ, op. cit., p. 32. 68 I. CHRISTOV, “The Creative Logos, the Nature of Things and their Uniqueness in the ‘Hexaemeron’ of Joannes Exarchus.” in: AERTSEN J.A. & SPEER A., Individuum und Individualität im Mittelalter. Band 24. Berlijn, 1996. p. 99 & I. DUJČEV, “L’Hexaémeron de Jean l’Exarque” in: ZÁSTĚROVA B., Byzantinaslavica. XXXIX. Praag, 1978. pp. 209.

Page 20: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

14

Zelfs over de naam van Ioann Exarch bestaan er onduidelijkheden. Gedurende enige

tijd werd Ioann Exarch geïdentificeerd met de kluizenaar Ioann van Rila. Nu echter weet men

dat deze identificatie slecht gefundeerd en bijgevolg onjuist is. Toch blijft de vraag wat de

titel exarch nu precies betekent. De titel exarch komt van het Grieks ‘exarchos’, wat in het

Grieks slaat op iemand die verantwoordelijk was voor het algemene toezicht op de Grieks-

orthodoxe kloosters.69 Volgens Dujčev is dit echter onwaarschijnlijk, omdat Bulgarije zich

nog maar enkele decennia terug (in 865) bekeerd had tot het christelijke geloof. Dit zou willen

zeggen dat er in enkele tientallen jaren al zoveel kloostergemeenschappen en kerken zouden

ontstaan zijn dat men al nood had aan een algemene inspecteur. Waarschijnlijk wordt met de

titel bedoeld dat Ioann Exarch een aanzienlijk leider was in een bepaalde

kloostergemeenschap. Men kan veronderstellen dat Ioann Exarch de hoofdabt was van de

kloostergemeenschap in Pliska, later in Preslav, waar zich ook de literaire school bevond.70

Basilius’ Hexaemeron is de belangrijkste bron voor het hoofdwerk van Ioann Exarch,

nl. de Šestodnev of het Hexaemeron. Dit werk is om de taal, de stijl en de vertaaltechniek van

de Exarch al aan ettelijke studies onderworpen.71 De Šestodnev is origineel72 in zijn genre, het

gaat niet om een gewone vertaling van Basilius’ Hexaemeron, maar om een compilatie. Ioann

Exarch baseert zich dan ook niet alleen op het werk van Basilius, maar ook op de In mundi

creationem orationes VI van Severianus van Gabala73 en de Graecarum affectionum curatio

van Theodoretus van Cyrus74. Deze werken worden als de hoofdbronnen beschouwd, maar

ook werken van klassieke schrijvers, zoals Plato en Aristoteles, hebben de Exarch wellicht

beïnvloed.75

In grote lijnen volgt de Exarch het werk van Basilius, maar vaak gaat het niet om

letterlijke vertalingen. Bij vergelijking met de Griekse paralleltekst stelt men kleine

69 G. PODSKALSKY, Theologische Literatur des mittelalters in Bulgarien und Serbien 865-1459. Munchen, 2000. p. 187.

70 I. CHRISTOV, op. cit., p. 99 & I. DUJČEV, op. cit., pp. 209-210. 71 L. SELS, “Deux traductions Slavonnes du De hominis opificio de Grégoire de Nysse (XE et XIVE SS.)”, Slavica Gandensia, 29 (2002). p. 139.

72 Volgens M. Capaldo moet wel voorzichtig omgesprongen worden met de term origineel. Als met deze term bedoeld wordt dat het werk geen gelijkenis vertoont met vroegere werken, dan kan deze term niet gebruikt worden. Het oeuvre van de Exarch is origineel om zijn stijl. M. CAPALDO, “Jean L’Exarque en tant que compilateur et traducteur.” Polata k’’nigopis’naja, 6 (1980), p. 69-70. 73 Severianus van Gabala leefde in de tweede helft van de vierde eeuw, hij was dus een tijdgenoot van Johannes Chrysostomos. Hij is bekend als redenaar, theoloog en bisschop van Gabala, een Syrische stad. A. PUECH, op. cit., pp. 561-562. 74 Theodoretus van Cyrus (ca. 393-460) is theoloog, Antiocheens kerkvader. Na de dood van zijn ouders treedt hij in het klooster van Nikertai en in 423 wordt hij bisschop van Cyrus. J. N. GUINOT, “Theodoret von Kyrrhos” in: G. MÜLLER, Theologische Realenzyklopädie, Band XXXIII. Berlin, New York, 2002. pp. 250-251. 75 R. AITZETMULLER, Das Hexaemeron des Exarchen Johannes,I. Graz, 1958. p. 10 & I. CHRISTOV, op. cit., p. 101.

Page 21: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

15

inlassingen, weglatingen, omschrijvingen, vereenvoudigingen, uitweidingen en ontdubbelde

formuleringen vast in de Oudslavische variant. Aangezien de Oudslavische taal nog jong was,

ligt het voor de hand dat de Exarch niet voor ieder Grieks woord een Slavische variant voor

handen had. Bepaalde Oudslavische woorden zijn dus ontworpen door de Exarch.76 Voor

Ioann Exarch is het belangrijker dat de juiste betekenis van een passage weergegeven wordt,

dan de precieze vorm. Vaak gaat het dan ook om parafrases of zelfs om originele stukken

tekst van de Exarch. Toch moet men opnieuw opletten met de term origineel, volgens Dujčev

mag men er van uitgaan dat daar waar geen parallelle Griekse tekst gevonden wordt, bepaalde

oorspronkelijke bronnen verdwenen of niet geïdentificeerd zijn. Het is duidelijk dat de Exarch

ook contemporaine moeilijkheden, zoals de bogomilen77, aan de kaak stelde met als doel de

mensen op te voeden en hen Genesis op een duidelijke, actuele manier uit te leggen.78

De Šestodnev bestaat uit zes boeken. Elk boek geeft een dag uit de

scheppingsgeschiedenis weer. Aan het eerste boek gaat een proloog vooraf, die een

introductie geeft op het hele werk. Het is duidelijk dat voor de Exarch zijn geloof in God als

de Schepper onvoorwaardelijk is. Hij richt zich ook tot prins Simeon. Deze aanspreking is erg

belangrijk, aangezien Simeon pas in 918 als tsaar aangesproken wordt, kan men ervan uitgaan

dat het werk voor 918 geschreven werd. Aan het einde van de proloog verwijst Ioann Exarch

naar het werk van Basilius de Grote als zijn belangrijkste inspiratiebron. Het eerste boek is

een uitweiding over de eerste vijf regels van Genesis. In dit boek gaat de Exarch in op de

ketterse christologie van de Arianen en de Nestorianen. In deze passage is een wijziging

merkbaar ten opzichte van Basilius’ tekst. Deze wijziging kan men verklaren door het feit dat

de Exarch geconfronteerd werd met het dualisme van de Bogomilen, wiens theorie

gedeeltelijk samenvalt met de doctrine van de Arianen. Verder bekritiseert hij nog de

opvattingen van de antieke filosofen die menen dat het heelal en de hele schepping eeuwig

zijn, dus zonder begin of einde. De eerste dag is doorspekt met citaten uit het Oude en het

Nieuwe Testament. Het tweede boek bevat de uitleg over de schepping van de tweede dag

(Genesis I, 6-8) van de scheppingsgeschiedenis. Uit dit boek blijkt de middeleeuwse

ingesteldheid van de Exarch: zonder enige vorm van tegenspraak moeten de woorden van het

Schrift aanvaard worden. Het geloof komt voor alles op de eerste plaats. Met deze mentaliteit

begint de Exarch aan de uiteenzetting over het hemelgewelf en de vier natuurelementen; aarde,

76 Volgens M. Capaldo moet men rekening houden met andere Oudslavische teksten uit die tijd voor men een neologisme aan de Exarch toeschrijft. Sommige van deze neologismen bleken toch al wijd verbreid. 77 Het bogomilisme werd in de tweede helft van de tiende eeuw verspreid in Bulgarije. Het is een dualistische leer, die zegt dat de zichtbare wereld het werk van de duivel is en de spirituele wereld Gods Schepping is. R. DETREZ, op. cit., p. 33. 78 M. CAPALDO, op. cit., pp. 70-72; I. DUJČEV, op. cit., pp. 213-214 & G. PODSKALSKY, op.cit., p. 230.

Page 22: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

16

lucht, water en vuur. Opnieuw herneemt de Exarch zijn kritiek op ketters en Griekse filosofen.

Toch vermeldt hij ook de ideeën van antieke schrijvers. Zijn argumenten over dit onderwerp

hebben zelfs een natuurwetenschappelijk karakter, maar de besluiten zijn steevast conform de

christelijke doctrine. Het derde boek handelt over de scheiding der wateren, het ontstaan van

de continenten en de schepping van de vegetatie (Gen., I, 9-13). Bepaalde geografische details

wijzen op kennis die onmogelijk oorspronkelijk van een Bulgaarse auteur uit de 9e eeuw kan

komen. Andere geografische indicaties zijn wel nieuw en kunnen ontleend zijn aan een

Bulgaar. De kijk van zowel Basilius als van Ioann Exarch op de natuur is steeds gebaseerd op

hun geloof. De voorbeelden van de Exarch getuigen van een diep geloof in de wijsheid van de

schepper, ieder plantje, hoe minuscuul ook, is nuttig; zelfs de giftige planten. In dit derde deel

steekt de Exarch een tirade af tegen de dualistische Manicheërs. Deze kritiek op de dualisten

staaft het vermoeden dat die polemiek de Exarch erg bezighield. Het vierde boek geeft uitleg

over de vierde dag van de scheppingsgeschiedenis (Gen., I, 14-19). Hier geeft de Exarch een

uitweiding over de hemellichamen. Volgens het christelijke geloof heerst een absolute

harmonie in het universum. Deze harmonie vindt men ook terug tussen de zon en de maan.

Dit staat haaks op de theorie van de dualisten, die van mening zijn dat de zon een autonoom

lichaam is, dat zichzelf gecreëerd heeft. De astrologie is onaanvaardbaar voor een gelovige als

de Exarch en dit maakt hij des te duidelijker in dit boek. De polemiek tegen de astrologie is

dermate gedetailleerd, dat de Exarch hier ongetwijfeld neologismen heeft ontwikkeld.

Doordat er ook Bijbelcitaten vermeld worden, tasten de aangehaalde citaten van de heidense

filosoof Aristoteles het geloof niet aan. Het vijfde boek gaat over de vijfde dag van de

schepping (Gen., I, 20-23). Uit dit deel van de Šestodnev stelt Dujčev vast dat de Exarch

uitgebreider ingaat op de kritiek tegen de dualisten dan Basilius. De inhoud van dit boek is

ook om historische redenen erg belangrijk. De Exarch getuigt niet alleen over de bogomilen,

maar ook over de joden, die als ketters beschouwd worden. Net na de kerstening van

Bulgarije kwamen de joden hun geloof prediken en vormden zo een bedreiging voor het pas

gekerstende volk. Vanuit zijn christelijke standpunt ziet de Exarch zich dan ook verplicht het

volk te waarschuwen voor deze nieuwe ‘ketters’. Het laatste boek (Gen. I, 23-31) over de

schepping van de mens vormt ongetwijfeld het hoogtepunt van het werk. Behalve door de

kennis van de antropologie is deze preek interessant door de getuigenis van de Exarch. Hij

leidt het boek in met een beschrijving van de Bulgaarse hoofdstad, Preslav, en het paleis van

Simeon. Door het beschrijven van het hof is dit een belangrijk document om meer inzicht te

Page 23: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

17

krijgen in de dynastieke geschiedenis van Bulgarije. Net zoals in de vorige boeken voert de

Exarch ook hier een polemiek tegen ketters, deze keer in de hoedanigheid van de joden.79

1.2.3 De 14de eeuwse vertaling80

De tweede vertaling is in de veertiende eeuw ontstaan. Wie deze vertaling geschreven

heeft blijft tot vandaag onbekend. De vertaling van Ioann Exarch en de 14e eeuwse vertaling,

die het onderwerp vormt van deze thesis, staan los van elkaar. Als de tekst van Ioann Exarch

vergeleken wordt met de Griekse brontekst van Basilius blijkt dat de Exarch nogal vrij

omspringt met zijn bronnen. In feite stelt Ioann Exarch zijn eigen Šestodnev samen, waarin

hij Basilius’ Hexaemeron verwerkt. De 14e eeuwse vertaling daarentegen is een letterlijke

vertaling van het Griekse Hexaemeron van Basilius. In de 14e eeuw heeft men een ander

concept van vertalen, dat weinig ruimte laat voor creativiteit of originaliteit. In fel contrast

hiermee staat Ioann Exarch, die een originele stijl van vertalen heeft ontworpen. De Exarch

heeft een ander register gebruikt om zich te kunnen richten tot de pas bekeerde Bulgaren, zijn

publiek bestond dus niet uit geleerden. De vertaling van de Exarch is ‘analoog’, terwijl men

het werk uit de 14de eeuw een ‘homologe’ vertaling zou kunnen noemen met een treffende

congruentie met de Griekse brontekst als resultaat, zowel wat de inhoud als de vorm betreft.

Omdat nu precies een stuk uit deze vertaling het onderwerp van de thesis vormt, zullen

we kort de handschriftelijke traditie vermelden. De 14de eeuwse Slavische vertaling is tot ons

gekomen in vijf Zuid-Slavische codices. Het Hexaemeron omvat niet alleen de Homiliae IX in

Hexaemeron van Basilius, maar ook De hominis opificio van Gregorius van Nyssa. Beide

werken werden steeds samen overgeleverd en werden waarschijnlijk beschouwd als één

geheel, onder de gemeenschappelijke naam Šestodnev. Doordat het aantal verschillen tussen

de vijf handschriften beperkt is, kan men spreken van een stabiele traditie van vertalen. Deze

manuscripten worden gemakkelijkheidshalve aangeduid naar de plaats waar ze bewaard

worden. Ch, het oudste handschrift van de vijf, bevindt zich in het Chilandarklooster op de

berg Athos onder het nummer 405. Het Hexaemeron staat op ff. 1r-102v, waarna De hominis

opificio komt op ff. 103r-180v. Uit watermerken blijkt dat dit handschrift samengesteld werd

op het einde van de 14e of in het begin van de 15e eeuw. De tweede codex N wordt bewaard 79 I. DUJČEV, op. cit., pp.212-222 & G. PODSKALSKY, op. cit., pp. 231-232 80 Dit stuk van de verhandeling is gebaseerd op volgende bronnen: L. SELS, “La traduction Slavonne du De Hominis Opificio de Grégoire de Nysse. Edition du Prooemium et etude de la technique de traduction.”, Slavica Gandensia, 28 (2001). pp. 138, 145, 147-148; L. SELS, “Deux traductions Slavonnes du De hominis opificio de Grégoire de Nysse (Xe et XIVe SS.)”, Slavica Gandensia, 29 (2002). pp. 143, 164. & K. TROST, Untersuchungen zur Übersetzungstheorie und –praxis des späteren Kirchenslavischen. Die Abstrakta in der Hexaemeronübersetzung des Zagreber Zbornik van 1469. München, 1978. p. 25.

Page 24: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

18

in het Nikolaasklooster bij Bijelo Polje onder het nummer 48. N dateert uit de 15e eeuw, meer

bepaald rond 1430/1440. Het eerste deel bevat het Hexaemeron op ff. 1r-99v, het tweede deel

geeft De hominis opificio weer op ff.100r-176v. In het Rilaklooster van de heilige Johannes

van Rila wordt handschrift R bewaard onder het nummer 4/14. Op ff. 1r-90v opent R met de

vertaling van het Hexaemeron, waarop De hominis opificio volgt op 91r-157r. Deze codex

werd precies gedateerd in het jaar 1456. De Kroatische Academie voor Wetenschappen in

Zagreb bewaart manuscript Z81 onder III.a.47. De tweede cyclus van dit handschrift opent

met het Hexaemeron op ff. 166r-209r. Hierop volgt De hominis opificio van Gregorius op

ff.209r-240v. Het ontstaan van dit handschrift wordt in het jaar 1469 gedateerd. Van

handschriften R en Z zijn niet alleen de precieze data gekend, ook de kopiist is niet anoniem.

Deze 15e eeuwse manuscripten zijn samengesteld door Vladislav Grammaticus. De jongste

van de codices ten slotte, codex B, dateert uit het tweede kwart van de 16e eeuw. Dit

handschrift bevindt zich in de Nationale bibliotheek van Belgrado onder het nummer 42. Het

eerste deel82 van dit manuscript bevat het Hexaemeron op ff. 1r-111v en De hominis opificio

op 112r-181v.

81 Trost heeft een studie gemaakt over de structuur van deze codex en kwam tot besluit dat hier citaten aanwezig zijn uit de exegetische verhandeling van Gregorius van Nyssa over de Homiliae IX in Hexaemeron en uit de genesishomilieën van Johannes Chrysostomos.

82 Het tweede deel is cursief geschreven en bevat de tekst van ‘de kleine profeten’ uit het oude testament.

Page 25: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

19

DEEL II: TRANSCRIPTIE

1 Opzet van de transcriptie

1.1 Inleiding

De eigenlijke transcriptie bestaat uit de zevende homilie van handschriften Ch en N.

Het doel was om de transcriptie zo getrouw mogelijk uit te voeren. Om dit overzichtelijk weer

te geven wordt de transcriptie contrastief gepresenteerd met de Franse vertaling van S. Giet in

de Sources Chrétiennes. Op basis hiervan hebben we de inhoud van de transcriptie

weergegeven.

1.1.1 Verantwoording van de selectie van homilie 7

Het was onmogelijk om de integrale tekst van het Hexaemeron te transcriberen,

daarom moesten we ons beperken tot een deel van deze tekst. Bij de keuze van een fragment

speelden verschillende factoren mee. Gezien de beperkte tijd die aan een afstudeerscriptie

besteed wordt, moesten we rekening houden met de lengte van de tekst die moet

getranscribeerd worden, deze mocht niet te lang zijn, maar ook niet te kort. In dit opzicht leek

het ideaal om één van de negen homilieën te kiezen, omdat dan een afgebakend geheel

besproken kan worden. Hiermee rekening houdend hebben we eerst de zesde en de zevende

homilie geselecteerd. Om overwegingen van praktische aard zijn we tot de zevende homilie

als uiteindelijke keuze gekomen.

1.1.2 Verantwoording van de selectie van de handschriften Ch en N

We hebben gekozen om handschriften Ch en N als primaire bronnen te gebruiken voor

onze transcriptie. Dit zijn de oudste handschriften en ze liggen dicht bij elkaar in de traditie.

Het was sowieso onmogelijk om de vijf manuscripten te bestuderen, maar misschien vormt

deze thesis een aanzet voor verder onderzoek. Door het gebruik van twee handschriften

Page 26: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

20

konden eventuele varianten gesignaleerd worden en was het mogelijk om paleografische en

orthografische verschillen vast te stellen, wat het des te interessanter maakte. Beide

handschriften bleken elkaar ook aan te vullen, wat onduidelijk was in het ene handschrift was

meestal wel duidelijk in het andere. De teksten zijn geschreven in semi-unciaal (polu-ustav)

van rond het einde van de 14de en het begin van de 15de eeuw. Bij de keuze van deze

primaire bronnen moest rekening gehouden worden met de beschikbaarheid en de

toegankelijkheid, wat dit betreft was er geen probleem, want handschriften Ch en N zijn beide

beschikbaar in elektronische vorm.

1.1.3 Regels voor de transcriptie

Deze transcriptie werd zo getrouw mogelijk uitgevoerd. Om deze naar behoren te

vervolledigen was een goed begrip nodig van de tekst, wat door de onleesbaarheid van

sommige passages in de tekst niet evident was. Bovendien wordt een zeer specifiek

taalgebruik gehanteerd in de zevende homilie, voornamelijk als het over de zeedieren gaat,

wat zonder kennis van het Grieks niet altijd even gemakkelijk was. Bij het maken van de

transcriptie hebben we de woordscheidingen aangebracht en de afkortingen opgelost. De

transcriptie is voorzien van filologische commentaar, voornamelijk op grammaticaal vlak.

Om misverstanden te voorkomen, volgen enkele praktische opmerkingen. We hebben

geprobeerd om de spelling en de orthografie van de kopiisten te bewaren. De accentuatie laten

we buiten beschouwing. De interpunctie van de handschriften hebben we vervangen door een

interpunctie naar onze normen. De apostrof of paerčik Ù die gebruikt wordt waar een x hoort

te staan, hebben we behouden. De afkortingen hebben we opgelost tussen ronde haakjes. Bij

het oplossen hebben we rekening gehouden met de orthografie van de kopiisten. Enkele

voorbeeldjes: sl(x)n(x)`(x)n\ in plaats van sl'nx`xn\ of boud(ou)]om; in plaats van

b=d=]omouà Zowel in het voorvoegsel, de wortel en op het einde van een woord hebben we

de x gereconstrueerd, omdat de kopiisten zelden ' gebruiken (zie infra). Enkele voorbeelden:

/t(x) in plaats van ot' of pod(x)hoditx in plaats van pod'hoditxà Vierkante haakjes

tonen aan dat de kopiist zich op die bepaalde plaats vergist heeft, door overbodige

toevoegingen. Helemaal in het begin van handschrift Ch is al sprake van dittografie, nl. op

f68r regel 26 <tx>. Op f70r regel 7-8 van handschrift Ch heeft de kopiist tweemaal hetzelfde

geschreven, nl. <po>. Door de vergelijking van twee handschriften is het eenvoudiger te

Page 27: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

21

achterhalen waar een fout zich voordoet. Soms vergeet de kopiist ook bepaalde woorden of

stukken tekst, dit duiden we aan met geknakte haakjes. Weglatingen van opeenvolgende

gelijkluidende delen worden een haplografie genoemd, vb. op f70r regel 1 van handschrift N

wordt de datief <si> vergeten na esi.

1.1.4 Technische aspecten

Via mijn promotor kwam ik in het bezit van een Cd-rom met foto’s van de folia van

beide handschriften. Om de transcriptie te maken hebben we gekozen voor het Oudslavische

lettertype Oldslav. De transcriptie van de twee Slavische handschriften wordt, zoals reeds

gezegd, contrastief gepresenteerd met de Franse vertaling van S. Giet uit de Sources

Chrétiennes. Op die manier kunnen de verschillen tussen de twee handschriften gemakkelijk

vastgesteld worden door de lezer. Om de transcriptie gemakkelijk te kunnen controleren met

de handschriften, hebben we in de tekst de folia aangeduid en de regels per vijf genummerd.

2 Paleografische en taalkundige kenmerken

Kenmerkend voor beide handschriften is het goed leesbare semi-unciaal (polu-ustav)

van rond het einde van de 14e en het begin van de 15e eeuw.

De manuscripten zijn wat ornamentatie en initialen betreft erg eenvoudig. Sommige

letters aan het begin van een regel zijn sober geornamenteerd. De kopiist van manuscript Ch

heeft de eerste letter van de zevende homilie versierd met florale motieven (f68r, regel 25).

De kopiist van N houdt het nog eenvoudiger, i wordt groter geschreven in lichtere inkt (f66v,

regel 24). De versieringen in beide handschrift blijven beperkt.

Handschrift Ch heeft een onrustig schriftbeeld, dit komt onder andere door frequenter

gebruik van hasten. Hasten van ;, t, z, \ en : steken boven de lijn uit in hs. Ch; voorbeeld

op f68v regel 3 ;bo, regel 16 twari, f71r regel 21-22 raznxstwowati, f72r regel 1 glxbin\

en op f72v regel 1 mn/gonovnom:. Ook in handschrift N komen hasten van dezelfde letters

voor, een andere letter die frequent boven de lijn uitsteekt is ', zo komen er al vier hasten

voor in het ene woord s'd\telÙstw;etÙse op f67v regel 1-2, op f73r regel 16 n\k:1 en

f74r regel 18 zm£inoe. a, d, v, z, r, h en ] steken onderaan de lijn uit. Voorbeelden: Ch: f68r

Page 28: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

22

regel 26 rod;, l\ta1]e, f70r regel 26 pribliva1tse, f71v regel 13 pokazase, regel 14

nelihoimÙstxwnago, f76v regel 14 s;]e. N: f66v regel 26 s'd\telstwa en rodou, f67r

regel 9 ezera, f68v regel 26 4ve, f75v regel 26 no]x en f71v regel 26 /t(x)hodni.

Men treft regelmatig ligaturen aan in beide handschriften, vaak op het einde van de

regel. Ligaturen van de letters tr en tw komen veel voor, voorbeeld in Ch op f71v regel 7

raznxstw;etx, N f73v regel 18 sxmatraetx. Een typische ligatuur om plaats te besparen

komt voor op f72r regel 1 van hs N, w'.

Het papier was erg kostbaar, daarom ging men er zorgvuldig mee om, vooral de

schrijfwijze van de kopiist van manuscript N is erg net. De kopiist van Ch gaat duidelijk

slordiger te werk, hij corrigeert door het overschrijven of doorhalen van letters, het toevoegen

van letters of woorden boven de lijn, dus ‘supra linea’, of in de marge; vb. Ch f69v boven in

de marge opasxstwomx, of Ch f70v regel 2 rodnyh(x) vj in rasura. Er komen minder

woorden ‘supra linea’ voor in hs. N dan in hs. Ch, vb. Ch f72v regel 13 6 of Ch f76r regel 19

5s(tx)stwo zijn ‘supra linea’ geschreven. Misschien was de kopiist deze woorden in eerste

instantie vergeten en heeft hij ze later toegevoegd. Vaak wordt ook één letter op het einde van

de regel supra linea geschreven, dit is dan weer om zuinig met het papier om te gaan. Afkortingen zijn in beide handschriften geen uitzondering. Ze worden gebruikt voor

nomina sacra, veelvoorkomende woorden en bepaalde uitgangen. Ook hier worden bepaalde

woorden afgekort om plaats uit te sparen op het einde van een regel. De afkortingen worden

aangegeven door middel van een ‘titlo’ of door suspensie, al dan niet met ‘pokrytie’. Deze

afkortingen hebben wij steeds opgelost tussen ronde haakjes, vb. hs. Ch f68r regel 25 en hs. N

f66v regel 24 b,x wordt in de transcriptie b(og)x of Ch f68r regel 25-26 en N f66v regel 24

viwy÷ wordt in de transcriptie viwyh(x) of Ch f68r regel 25 en N f66v regel 24 d,[x wordt

d(ou)[x.

Door gebruik van leenwoorden en bepaalde letters is een invloed van het Grieks

merkbaar. De Griekse letter 7 komt in beide handschriften tweemaal voor in hetzelfde woord;

nl. op f70v regel 3 en op f77r regel 1 van hs. Ch en op f68v regel 23 en op f75r regel 17 7i.

De Griekse letter 8 komt tevens in beide manuscripten voor in twee verschillende woorden; nl.

Page 29: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

23

op f73v regel 22 van hs. Ch en op f72r regel 9 van hs. N Ew8inÙskoe en op f77r regel 1 van hs.

Ch en op f75r regel 17 van hs. N 8£f£e.

Van bepaalde letters komen verschillende schrijfvarianten voor in de handschriften.

Naast i treft men ook £ aan (vb. Ch f69r regel 22 delÙf£ni en N f67v regel 19 delÙfini of

Ch f69v regel 24 prieml1]i en N f68r regel 19-20 pr£eml1]i) of in vreemde woorden ook

u (Ch f70v regel 24 en N f69r regel 16 Eguptxskoe en Ch f75v regel 9 en N f73v regel 25

zmurn;); j komt sporadisch voor als beginletter van een eigennaam: vb. Ch f71v regel 21

Jak/wx en N f71r regel 9-10 Jakowx.

Naast o vindt men regelmatig de schrijfvariant / vb. Ch f70r regel 13 roda, in N f68v

regel 11 r/da of Ch f68v regel 3 viw/tnyh(x), in N f67r regel 1 viwotnyhx. Meestal is

het zo als N gebruik maakt van / dan vindt men « terug in Ch, vb. Ch f72r regel 2

«bxeml1t(x), in N f70r regel 17 /bxeml1tx. Naast schrijfvarianten o, / en « vindt men

nog − en ̄ terug in vormen van oko, vb. Ch f68v regel 7 en N f67r regel 5 ¯`nymi en Ch

f75r regel 26 en N f73v regel 15 −ko. Schrijfvariant oo komt voor in vormen van mor5 en

morxsk', vb. Ch f73r regel 24-25 en N f71r regel 11 moore of Ch f69v regel 7 moorsk; en

N f68r regel 4 moorskou. In handschrift Ch komt oo nog voor in /stroowi op f73v regel 7

en in sxroodÙstwo op f69v regel 15-16. Het voorzetsel ot' komt in beide handschriften

enkel voor als ligatuur 6, deze afkorting hebben we steeds opgelost als /t(x), aangezien '

zelden voorkomt.

De brede ‹, een schrijfvariant van 5, hebben we in de transcriptie buiten beschouwing

gelaten. Deze ‹ komt veelal voor aan het begin van een woord, vb. N f73r regel 19

‹s(tx)stxwno, maar Ch f75r regel 3 5s(tx)stÙwno of Ch f76v regel 12 en N f75r regel 2

‹gda, maar ook Ch f75r regel 23 w‹likye.

Van ou bestaan er twee schrijfvarianten, nl. de ligaturen ; en :. De eerste ligatuur

wordt in beide manuscripten regelmatig gebruikt, vb. Ch f68r regel 26 rod; t.o.v. N f66v

Page 30: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

24

regel 25 rodou of Ch f72v regel 11 oudobno t.o.v. N f70v regel 25-26 ;dobno. De kopiisten

van beide handschriften maken zelden gebruik van de tweede ligatuur :, vb. Ch f72v regel 1

mn/gonovnom:, Ch f75r regel 23 viw/tn: en N f73r regel 16 n\k;:. In handschrift N

wordt steeds 1 gebruikt na £, daar gebruikt Ch veelal ;, vb. Ch f72r regel 16 lxst£; en N

f70v regel 4 lxst£1 of Ch f77r regel 1 tx`£; en N f75r regel 16 tx`£1.

De orthografie van de handschriften is Servisch kerkslavisch. Elk folio van beide

handschriften telt 26 regels, behalve f72r van handschrift Ch bestaat slechts uit 25 regels. Men

treft geen nasalen aan in de handschriften; -/2 worden gedenasaliseerd tot e/5 en =/3 tot

ou/1: hs. N f74r regel 23 bl;dnyh(x) van bl=dxn' of Ch f75v regel 6 sxpreven£e van

s'pr-veni5 of in de uitgang instrumentalis vrouwelijk enkelvoud Ch f75r regel 15 en N

f73v regel 4-5 tegoto1. De verwarring van \ en e is duidelijk in hs. N f73v regel 22

s'pr\ven£e, hier vindt dus eerst een denasalisatie plaats van s'pr-veni5 naar sxpreven£e,

waarna de verwarring optreedt. De verwarring van beide klinkers komt zowel in hs. N als in

hs. Ch voor: Ch f70v regel 14 plxtenx t.o.v. N f69r regel 7 plxt\nx of Ch f77r regel 5-6

ws\mi t.o.v. N f75r regel 21 wÙsemi. Ook treft men verwarring van y en i aan in beide

manuscripten: Ch f68v regel 1 twrxd£ in vergelijking met N f66v regel 25 twrxdy of Ch

f70v regel 17 /bawnici en N f69r regel 10 /bawnicy. Daar waar de handschriften

verschillen, geeft Ch steeds een i weer waar N een y weergeeft.

Het gebruik van de reductievocalen is erg verschillend in de manuscripten. De kopiist

van N is wat conservatiever en gebruikt ' volgens formalistische regels. Handschrift Ch geeft

slechts 5 maal deze reductievocaal in de zevende homilie, telkens op het einde van een woord:

f69r regel 14 en f70r regel 24 w', f69r regel 26 mal', f72v regel 4 k' en f76r regel 25

dar;1t'. ' komt 3 maal op het einde van een regel voor. Men zou kunnen veronderstellen

dat het een andere schrijfwijze van de x is. In manuscript N komt de reductievocaal '

frequenter voor, meestal in voorzetsels, voorvoegsels, maar ook in de woordstam, vaak bij

gevocaliseerde sonanten: f66v regel 26 s'd\telstwa, f67r regel 4 w'spr£etÙ, f68v regel 6

Page 31: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

25

w' en f74v regel 7 twr'dos(tx). Toch wordt het gebruik niet veralgemeend, naast w' komt

ook wx voor en naast k' ook kx. In zwakke positie wordt x regelmatig vervangen door

paerčik Ù: N f72r regel 1 pr\zÙpr\d\l£e of Ch f70v regel 2 ravda1tÙ. In de combinatie –

stwn- is x weggevallen tussen w en n, maar in deze medeklinkergroep wordt x bijna

systematisch terug ingelast tussen t en w: vb. Ch f73v regel 26 b(o)v(x)stxwnoe of N f72v

regel 1 es(tx)stxwny.

Er bestaat een weerstand tegen jotatie tussen twee vocalen; vb. Ch f68v regel 9 en N

f67r regel 7 izx/staw[ee of N f73r regel 15 tolikye, maar Ch f74v regel 25 toliky5 en

Ch f72v regel 16-17 en N f71r regel 5 pro4wl4e. Na n en l wordt de jotatie vaak wel

behouden, hierin is N consequenter dan Ch, vb. Ch f70v regel 13 en N f69r regel 6 izm\n5na

of Ch f70v regel 16 en N f69r regel 9-10 oustawl5na of N f75v regel 2 potopl5no, maar Ch

f77r regel 13 potopleno of N f70v regel 4-5 blivn4go, maar Ch f72r regel 16 blivnago. De

jotatie na r valt doorgaans weg; vb. Ch f68v regel 13 en N f67r regel 11 moore of Ch f73v

regel 3 en N f71v regel 17 pokara1]oi.

Zowel in handschrift Ch als in handschrift N komen contracties voor in adjectieven

met een lange uitgang en in imperfecta. Toch moet opgemerkt worden dat N minder gebruik

maakt van contracties, waardoor N conservatiever lijkt, vb. Ch f71r regel 18-19 kxsnymx,

maar N f69v regel 8 kxsnyim(x) of Ch f76v regel 18 viwotna, maar N f75r regel 8

viwotnaa of Ch f68v regel 19-20 pr\[xd(x)[imx, maar N f67r regel 17-18

pr\[xd(x)[£imx.

Opmerkelijk is de verdubbeling van de n in passieve participia, adjectieven en

bijwoorden in beide manuscripten; vb. Ch f70r regel 19-20 nar(e)`enna en N f68v regel 15

nar(e)`ennaa of Ch f72v regel 23 en N f71r regel 11-12 prostranno of Ch f69r regel 2-3 en

N f67r regel 26 /d(ou)[ewl5nno of N f70r regel 16 s'stawl5nne, maar Ch f72 r regel 2

sxstawl5ne.

Page 32: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

26

Een ander verschijnsel in beide handschriften is een speciale uitgang, die een

mengvorm is van de o- en de u-stam; vb. Ch f70r regel 22 zmiewe en N f68v regel 18 zm£ewe.

Bepaalde woorden kunnen zowel volgens de o- als de u-stam verbogen worden, zo

bijvoorbeeld rod' en sad', in beide handschriften worden ze verbogen volgens de u-stam,

Ch f68v regel 12 rod/wx en N f67r regel 10-11 rodowx of Ch f69r regel 4-5 en N f67v regel 2

sadowe. Ook in de instrumentalis meervoud treedt een merkwaardig verschijnsel op. Bij

zelfstandige naamwoorden op -i5- wordt de instrumentalis meervoud gevormd door de

uitgang –xmi in plaats van –ii volgens de jo-stam; vb. Ch f74v regel 18-19 en N f73r regel 8

/b\]anmy of Ch f77r regel 13 en N f75v regel 1-2 nahovdenmy.

Het lexicon in de manuscripten is sterk beïnvloed door het Grieks. Het zijn vooral

technische termen die men als leenwoord overgenomen heeft uit het Grieks; vb. Ch f76r regel

25 en N f74v regel 15 kohl£e van het Grieks ‘kochloi’ of Ch f76v regel 21 en N f75r regel 11

ehen£a van het Grieks ‘echenèis’ of Ch 77r regel 1 en N 75r regel 17 pr£/ni van het Grieks

‘priones’ of Ch f69r regel 22 delÙf£ni en N f67v regel 19 delÙfiny van het Grieks

‘delfines’. In de tekst zijn tal van calques terug te vinden. De structuur van deze

samenstellingen is ontleend aan het Grieks, vb. op Ch f69r regel 23 en N f67v regel 20 ikro-

rodnye komt van het Grieks ôo-toka of Ch f70r regel 13 en N f68v regel 9 sk;d\lo-kovnaa

van het Grieks ostrako-derma of Ch f73v regel 25 stranno-prieml1]e en N f72r regel 13

stranno-pr£eml1]e van het Grieks geô-metrès.

Page 33: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

27

3 Transcriptie Septième Homélie Les reptiles aquatiques et les poissons

EXORDE: Les eaux, à leur tour, reçoivent

leur parure d’êtres vivants.

Et Dieu dit: Que les eaux produisent des êtres

vivants qui rampent selon leur espèce, et des

oiseaux qui volent au firmament du ciel selon

leur espèce.

Après la création des luminaires, les eaux à leur tour se remplissent d’êtres vivants, en sorte que cette part [du monde] ait aussi sa beauté.

Car la terre avait reçu la beauté qui lui vient des plantes qu’elle produit; le ciel avait reçu la floraison des astres, et, tel le regard de deux yeux, cette paire des grands luminaires qui l’embellissent. Il restait à donner aux eaux la beauté qui leur est propre.

[CH] f68r 25 I re`e b(og)x: “da izwed;tx wody gady d(ou)[x viwyh(x) po rod; i ptice l\ta1]e po <tx>1 f68v twrxd£ n(e)b(e)s(x)n\i po rod;.” [N] f66v I re`e b(o)gx: “da izwedout(x) wody gady d(ou)[x viwyh(x) 25 po rodou i ptice l\ta1]e po twrxdy n(e)b(e)s(x)n\i po rodouà” [CH] Po sw\til/h(x) sxd\telÙstwa i wody pro`ee isplxn41tse viw/tnyh(x), 4ko ;bo i s£e ;krasitise dos(to)an£eà [N] Po sw\til/h(x) s'd\telÙstwa f67r i wody pro`ee isplxn41tÙse viwotnyhx, 4ko oubo i s£e oukrasitise dos(to)an£eà [CH] Wxspriet bo ;bo zeml4 5 ive /t(x) swoih(x) izra]en£i ;kra[en£e, wxsprietÙ ve n(e)bo zw\zd(x)nye cw\ty, i, 4kove blizxnnimi ¯`nym(i) zarami, sxpr\ven£emx welikyih(x) sw\tilx ;krasise.

[N] Wxspr£et bo ;bo zeml4 ive /t(x) swoih(x) izra]en£i oukra[en£e, w'spr£etÙ ve n(e)bo zw\zdÙnye 5 cw\ty, i, 4kove blizxnnymi ¯`nymi zarami, s'pr\ven£emx welikyih(x) sw\tilx oukrasiseà [CH] Izx/staw[ee b\ i wodamx swo1 10 krasot; /t(x)dati. [N] Izx/staw[ee b\ i wodamx swo1 krasotou /t(x)datià [CH] Pr£ide powel\n£e, i ab£e r\ky d\istxwny i ezera ravdatelÙna swoih(x)

Page 34: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

28

Alors vint un ordre: et aussitôt voici les fleuves en travail, et les étangs capables de produire, chacun, les espèces dont la nature peuple leurs eaux. La mer elle aussi enfantait toute espèce d’animaux aquatiques; même l’eau des limons et des marécages ne restait pas oisive; elle n’était pas sans prendre sa part de l’achèvement du monde: grenouilles, moustiques et moucherons y pullulaient évidemment. Et ce que nous voyons maintenant encore, est la preuve de ce qui s’est passé.

Ainse toute eau s’empressait au service de la parole créatrice: et des êtres dont on n’aurait pu dénombrer les espèces, reçurent soudain, de la grande, de l’indicible puissance de Dieu, une vie pleine d’activité et de mouvement, dès l’instant où le commandement divin eût conféré aux eaux le pouvoir d’engendrer des êtres vivants.

kxvdo /n\h(x) i po 5s(tx)stw; rod/wxà [N] Pr£ide powel\n£e, i ab£e r\ky d\istxwny i ezera 10 ravdatelna swoih(x)

kxvdo /n\h(x) i po es(tx)stw; rodowxà [CH] I moore wÙsa`eskye rody /strowx porodià I nive eliko wx tim\ni i kal\ 15 wodnomx b\, nive se prazno, nive nepri`estno ive po twari skon`an£a /sta.

Vaby bo i m;[ice i komare /t(x) nih(x) iskyp\wahou 4w\,

[N] I moore w'sa`xskye rody /strowx porodià I nive eliko w' tim\ni i kal\ wodnomx b\, nive se prazno, nive nepri`estno, ive po twari 15 skonÙ`an£a

/staà Vaby bo i m;[ice i komare /t(x) nih(x) iskyp\wah; 4w\,

[CH] 4ko 4ve bo e]e i2 n(y)n4 wid(i)ma, ;kazan£e 5s(tx) 20 pr\[xd(x)[imx.

[N] 4ko 4ve bo e]e i n(y)n4 widima,

oukazan£e es(tx) pr\[xd(x)[£imxà [CH] Sice i wsaka woda posl\dowa[e sxd\tel5w; powel\n£; sl;vitiß i imve nive ;bo rody kto iz`isti wxzmovetxá sih(x) viw/tx ab£e d\istxwÙnx i dwivimx pokaza welikaa i 25 neizre`(e)nna b(o)v£a silaá k;pno powel\n£; ive kx 5ve /viwl\tiá potr\bstwa f69r pribywa1]i<m(x)>3 wodam(x)à [N] Sice i wÙsakaa woda posl\dowaa[e s'd\tel5w; powel\n£1 sl;vitiß 20 i imve nive ;bo rody kto iz`isti w'zmovetxá sih(x) viwotx ab£e d\istxwÙnx

Page 35: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

29

La vie ne se trouve vraiment que dans le monde animal. Que les eaux produisent des êtres vivants qui rampent. Maintenant, pour la première fois, est créé un être animé, doué de sentiment. Car les plantes et les arbres, bien qu’on les dise vivants parce qu’ils participent à la vertu <qu’ont les animaux] de se nourrir et de

croître, ne sont pas en réalité des vivants, ni des êtres animés. Que les eaux produisent [donc] des êtres qui rampent. Tout ce qui nage, que ce soit à la surface ou à travers l’eau profonde, est de nature rampante: [tous ces êtres] se traînent sur la substance de l’eau.

i dwivimx pokaza welikaa i neizre`(e)nnaa b(o)v£a silaá k;pno powel\n£1 ive k' ev(e) /viwl\tiá potr\bÙstwa 25 pribywa1]i<mx>3 wodamxà [CH] “Da izwed;tx wodi gady d(ou)[x viwyh(x).”

[N] “ Da izwedoutx wody gady d(ou)[x viwyh(x).”

[CH] N(y)n4 prxw\e /d(ou)[ewl5nno i `1wÙstwa pri`estno, viw/tno sxd\telÙstw;etse[tse]4.

[N] N(y)n4 pr'w\e /d(ou)[ewl5nno f67v i `1wÙstwa pri`estno, viwotno s'd\telÙstw;etÙseà [CH] 5 Sadowe ve i dr\wesa a]e i viti gl(agol)1tse za eve pri`e]atise pitatelÙnye i wxzrastitelnye sily, nx ne ;bo i viw/tna, nive «d(ou)[ewl5naà [N] Sadowe ve i dr\wesa a]e i viti gl(agol)1tÙse za eve pri`e]atise pitatelÙnye i w'zrastitelnye sily, nx ne 5 oubo i viwotna, nive /d(ou)[ewl5naà [CH] Sego rad(i) ;boß “Da izwed;t(x) wody gady.”

[N] Sego rad(i) oubo: “Da izwedoutx wody gady.”

[CH] Wsako k;pl5moeá a]e i 10 4wl5n£emx wody k;pletseá a]e skroz\ glxbin; s\`etx wod;á plxza1]ih(x) 5s(tx) 5s(tx)stwaá priwla`imo wodnymx t\lesem(x)à [N] W'sako k;pl5moeá a]e i 4wl5n£emx

Page 36: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

30

Il y a certes des êtres aquatiques qui sont pourvus de pieds, et qui marchent (ce sont surtout, pour la plupart, des amphibies, comme les phoques, les crocodiles, les hippopotames, les grenouilles et les crabes); ils sont surtout aptes à nager. C’est pourquoi [il est dit]: que les eaux produisent des reptiles. La parole créatrice appelle à la vie toutes les sortes d’animaux aquatiques. En ces simples mots, quelle espèce a été omise? Laquelle n’est pas comprise dans le commandement du Créateur? Seraient-ce les vivipares tels que les phoques,

wody k;pl5tÙseá a]e skroz\ glxbin; s\`etx wod;á plxza1]ih(x) estx

es(tx)stwaá priwla`imo 10 wodnymx t\lesemxà [CH] A]e i pod(x)novna ve i [xstxwna s;tx n\kaa /t(x) wodnyh(x)á (pa`e ve ;bo5 w' /boih(x) viwa 15 mnoga /t(x) sih(x) s;tx ß si r\`(x) f/kiá krokod£li ve i r\`n£ koni i vaby i raci); nx ;bo pr\d(x)waraemoe imatx k;plemoeà [N] A]e i pod(x)novna ve i [xstxwna s;tx n\kaa /t(x) wodnyh(x)á (pa`e ve oubo w' /boih(x) viwa mnoga /t(x) sih(x) soutx ß si r\`(x) fokiá krokodily ve i r\`ny koni i vaby i racy); nx oubo pr\d(x)waraemoe imatx 15 k;pl5moeà [CH] Sego rad(i)ß “Da izwed;tx wody gadyà” [N] Sego rad(i)ß “Da izwedoutx wody gadyà” [CH] Wx sih(x) malyh(x) gl(agol)xá kolikx bys(tx) rodx?

[N] W' sih(x) malyh(x) gl(agol)xá kolikx bys(tx) rodx? [CH] ~to ne 20 /beto bys(tx) powel\n£emx sxd\telÙstwa?

[N] ~to ne /bxeto bys(tx) powel\n£emx sxd\telÙstwa? [CH] Ne viwotnoravdatelÙna liá sir\`(x) foke i delÙf£ni i narki i pod(o)bnaa simx sw\tlowidnye gl(agol)emi?

Page 37: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

31

les dauphins, les torpilles, et les animaux qui leur ressemblent auxquels nous donnons le nom de cartilagineux? Ou les ovipares, tels que sont presque toutes les espèces de poissons? [les êtres] couverts d’écailles? Ceux qui ont une peau rugueuse? Ceux qui ont des nageoires, et ceux qui n’en ont pas? Le précepte tient en un faible son: bien plus, ce n’est même pas une voix, tout au plus une impulsion, un mouvement de la volonté; mais la pensée contenue dans ce commandement, est aussi riche que sont nombreuses les particularités des poissons et leurs associations: or il est aussi difficile de les énumérer toutes, qu’il l’est de nombrer les flots, ou d’en mesurer les eaux avec des cotyles. Que les eaux produisent des reptiles!

[N] Ne viwotnoravdatelÙna liá sir\`(x) foke i delÙfiny i narki i pod(o)bnaa simx 20 sw\tlowidnye gl(agol)5my?

[CH] Ne ikrorodnyeá 4ve s;tx wse sxprosta rybam(x) rody? Ne 25 eliky `e[;iniá ne imve s;tx pera i imve ne s;t(x)? [N] Ne ikrorodnyeá 4ve sout(x) wÙse s'prosta rybamx rody? Ne eliky `e[;iniá ne imve soutx pera i imve ne s;t(x)? [CH] Glas(x) ;bo powel\n£a mal'á f69v pa`e ve ne glas(x)á nx man£e txkmo i ;strxmlen£e hot\n£aá a eve wx powel\n£a mysli mnogo`islxno toliko 5s(tx)á elika i rybamx razli`£a i /bx]xstwa ihve 5 wxs\h(x) opasxstwomx6 pow\datiá tx`no 5s(tx) i wlxny p;`innye iz`isti ili pegrx]ami7 pok;[atise wod; moorsk; izm\ratià [N] Glas(x) oubo powel\n£a malxá pa`e ve ne glas(x)á nx man£e txkmo i oustrxml5n£e 25 hot\n£aá a eve w' powel\n£a mysli mnogo`islxno toliko es(tx)á elika i rybamx razl(i)`ia f68r i /bx]xstwa ihve w's\h(x) /pasÙstwomx pow\datiá tx`no es(tx) i wlxny p;`innye izÙ`isti ili pr\grx]ami7 pok;[atise wod; moorskou izm\ratià [CH] “Da izwed;tx wody gadyà” [N] 5 “Da izwedout(x) wody gadyà” [CH] Wx sih(x) s;tx p;`innyeá blatÙnyeá glxbinnyeá 10 kamennyeá stadÙnyeá

Page 38: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

32

De ce nombre sont les animaux de pleine mer [et] ceux des rivages, ceux des profondeurs [et] ceux des rochers, ceux qui vivent en troupes [et] ceux qui restent solitaires, les monstres marins, les très gros et les très petits poissons. Car c’est la même puissance, c’est un commandement identique qui les fait, grand et petit, participer à l’être. Que les eaux produisent! [L’Écriture] t’a montré l’affinité physique qu’ont avec l’eau les êtres qui nagent; aussi [voit-on], pour peu qu’ils soient hors de l’eau, périr les poissons. C’est qu’ils n’ont point de respiration qui leur permette d’attirer l’air dont nous vivons; mais tel est l’air pour les animaux terrestres, telle, l’eau pour la gent aquatique.

razÙs\annyeá kiti pr\wel£kyeá drobn\i[£e /t(x) rybxà [N] W' sih(x) soutx pou`innyeá blatnyeá glxbinnyeá kamennyeá stadnyeá razÙs\annyeá kiti pr\welikyeá drobn\i[£e /t(x) rybxà [CH] Tovde bo sily i rawnymx powel\n£emxá welikoe i maloeá pri`e]aetse eve8 bytià [N] Tovde bo sily i rawnymx powel\n£emxá welikoe i 10 maloeá pri`e]aetse eve bytià [CH] “Da izwed;tx wodyà” [N] “ Da izwed;t(x) wodyà” [CH] 15 Pokaza teb\ 5s(tx)stxwnoe9 k;plemyh(x) kx wod\ sxroodÙstwoà T\mve malo ryby razl;`iw[es(e) /t(x) wody rastl\wa1tseà [N] Pokaza teb\ es(tx)stxwnoe koupl5myh(x) kx wod\ sxrodstwoà T\mve malo ryby razl;`iw[es(e) /t(x) wody rastl\wa1tÙseà [CH] Ni bo im;tx wxzdyhan£e 4ko priwla`iti wxzd;hx sxá nx 5ve po s;[nymi 5s(tx) 20 wxzÙdouh(x)á se plawa1]om; rod; wodaà [N] Ni bo imoutx w'zdyhan£e 4ko priwla`iti 15 w'zdouhx s'á nx eve po s;[nymx es(tx) w'zdouhxá se plawa1]omou rod; wodaà [CH] I wina 4wl5nna ß 4ko namx ;bo d;[nikx nalevitx r\tka i

Page 39: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

33

Et la raison en est claire: chez nous, le poumon, viscère mou et poreux, se remplit d’air, grâce à la dilatation du thorax, et, de cette façon, ventile et tempère notre chaleur intérieure; chez les poissons, au contraire, la dilatation et la contraction des branchies, qui se remplissent d’eau et la rejettent, tiennent lieu de respiration. Les poissons ont un domaine qui leur est propre, une nature à part, une existence séparée des autres êtres, un genre de vie particulier. Et c’est pourquoi il n’est pas d’animal aquatique qui se laisse apprivoiser, ni qui supporte d’aucune manière le contact d’une main humaine. Les espèces 2. Que les eaux produisent des reptiles vivants, selon leur espèce.

mnogoprohodna ;troba eve grxlnym(x) raznxstw£emx wxzd;hx prieml1]iá wxn;trxn5e 25 na[e prohlavdaetx i ;st;vdaetx; /no eve razl;`en£e wx mal\10 i razwrxzen£e f70r prieml1]imx wod; i prohode]imx wxzdyhan£a slow(o) isplxn4et(x)à [N] I wyna 4wl5nna ß 4ko namx oubo dou[nikx nalevit(x) r\tka i mnogoprohodna outroba eve grxlnymx raznxstw£emx wxzdouhx 20 pr£eml1]iá w'noutrxn5e na[e prohlavdaetx i ;st;vdaetx; /no eve razl;`en£e wx mal\11 i razwrxzen£e pr£eml1]imx wodou i prohode]imx w'zdyhan£a slowo isplxn4etxà

[CH] ?sobÙnx vr\bi rybxá «sobno 5s(tx)stwoá za eve11 /t(x)l;`eno swoe/brazna viznxà [N] ?sobnx vr\bi rybxá /sobno 25 estxstwoá za eve11 /t(x)l;`eno swoe/brazna viznxà [CH] Sego rad(i) nive 5 ;pitom\watiseá `to /t(x) k;pl1]ih(x)se izwol4waet(x)á nive wxsma trxpitx r;ky `l(ow\)`xskye priloven£eà [N] Sego radi nive f68v oupitom\watiseá `to /t(x) k;pl1]ih(x)se iz<w>ol4waetxá nive w'sma trxpitx r;ky `l(ow\)`xskye priloven£eà [CH] “Da izwed;tx wody d(ou)[x viwyh(x) <po>12 po rod;à” [N] “ Da izwedout(x) wody d(ou)[x

Page 40: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

34

Ce sont maintenant les prémices de chaque espèce qui, telles des semences de la nature, reçoivent l’ordre de se produire; quant à leur multitude, elle est en réserve dans les générations à venir, pour le moment où il faudra que celles-ci croissent et se multiplient. 1° Animaux aquatiques A une espèce appartiennent ceux que nous appelons testacés, tels les conques, les pétoncles, les limaçons de mer, les coquillages et les innombrables variétés des huîtres. Une autre espèce [est celle] des animaux nommés crustacés: langoustes, crabes et autres semblables. Une autre espèce encore est celle des mollusques, comme on les appelle, eux dont la chair est molle et sans consistance: polypes, seiches et autres semblables.

viwyh(x) po rodouà” [CH] Kom;vdo rod; na`etkyá n(y)n4 4kove15 s\mena n\kaa 5s(tx)stw; pr\d(x)loviti 10 powel\waetxà Mn/vxstwo ve t\h(x) wx eve po sih(x) pr\5ti sxhran4etÙseá egda rastitise i mnovitise t\m(x) potr\ba b;detxà [N] Kom;vdo rod; na`etÙkyá n(y)n4 4kove 5 s\mena n\kaa estxstw; pr\d(x)loviti powel\waetxà Mnovxstwo ve t\h(x) w' eve po sih(x) pr\ety s'hran4etÙseá egda rastitise i mnovitise t\mx potr\ba boudetxà [CH] Inogo roda s;tx sk;d\lokovnaa narycaemaá sir\`x: kamenice hten£e 15 i plxvewe moorÙsci i stromwi i tmami kamenicx razli`£aà [N] Inogo r/da soutx sk;d\lokovnaa 10 narycaemaá sir\`(x): kamenice hten£e i plxvew\ moorsc£i i stromÙwi i tÙmami kamenicx razli`£aà [CH] Inx paky razw\ sih(x) rodx mekÙkosk;d\lna narycaema raci i pr\kolave i pod(o)bnaa simxà [N] Inx paky razw\ sih(x) rodx mekÙkoskoud\lna narycaema racy i pr\kolave i pod(o)bnaa simxà [CH] Inx krom\ sih(x) rodx 5s(tx) mekkaaá sice 20 nare`(e)nnaá elic\mx plxt(x) mekka i slabaá hobotnice i s£pee i pod(o)bna simxà [N] Inx krom\ sih(x) r/d(x) 15 es(tx)

Page 41: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

35

Leurs variétés Or parmi ces [espèces], il y a en outre d’innombrables variétés: dragons, murènes, anguilles, [ces dernières] vivant dans les fleuves et les étangs fangeux, plus proches des serpents venimeux que des poissons par la similitude de leur nature. 2° Poissons Autre est le genre des ovipares, et autre celui des vivipares. Sont vivipares les squales, les chiens de mer, et en général ceux que l’on appelle cartilagineux. La plupart des cétacés le sont aussi: dauphins, phoques, qui [les uns et les autres], dit-on, cachent dans leur ventre leurs petits encore tout jeunes, lorsque ceux-ci sont en proie à quelque effroi.

mekÙkaaá sice nare`(e)nnaaá elic\mx plxtx mekÙka i slabaá hobotnice i sip\e i pod(o)bnaa simxà [CH] I w' sih(x) paky razli`£a tmami ß zmiewe bo i zmirne i eg;l5á ive po timennyh(x) r\kah(x) i ezerah(x) bywaemieá 4dowityim(x) 25 pa`e /t(x)plxza1]ih(x) neveli rybamx po pod(o)b£1 5s(tx)stwa pribliva1tseà [N] I w' sih(x) paky razli`£a tÙmami ß zm£eweá bo i zmirn\ i eg;l5á ive po tim\nnyh(x) r\kah(x) i ezerah(x) bywaem£eá 20 4dowityim(x) pa`e /t(x)plxza1]£ih(x) neveli rybam(x) po pod(o)b£1 es(tx)stwa pribliva1tÙseà [CH] Inx f70v rodx ikrorodnyh(x)á i inx viw/tnorodnyh(x)à [N] Inx r/d(x) ikrorodnyh(x)á i inx viwotnor/dnyh(x)à [CH] Viw/tno-<rodnyh(x) vj>13-ravda1tÙ ve lasi`nyeá i 7i14 i wxsma bezx`e[;inaa gl(agol)emaà [N] Viwotnoravda1tÙ ve lasi`nyeá i 7i14 i w'sma bezÙ`e[;inaa gl(agol)5maà [CH] I /t(x) kitx mnovai[i 5 viwotnoravdatelniá sir\`(x) ß delf£ni i f/kiá 4ve i 1nymx e]e ]encem(x) oustra[x[imse /t(x) we]i n\kyeá gl(agol)etse paky wx `r\w\ prieml5ma pokrywatià [N] I /t(x) k£tx 25 mn/vai[£i viwotnoravdatelniá sir\`(x) ß delÙf£ni i

Page 42: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

36

Que les eaux produisent... selon leur espèce! Autre est <encore> l’espèce des monstres marins, autre celle des petits poissons. Leurs variétés En outre, chez les poissons, on remarque dans chaque espèce d’innombrables variétés. Leur nom est particulier; leur nourriture, spéciale; leur forme, leur grosseur, les qualités de leurs chairs présentent, toutes, entre elles, les différences les plus tranchées, et constituent des familles distinctes. Quels sont les guetteurs de thons qui pourraient nous en dénombrer les différentes espèces? Et pourtant, quand paraissent des bancs importants, ils sont capables, dit-on, d’indiquer jusqu’au nombre des poissons!

fok£á 4ve i 1nymx e]e f69r ]encem(x) oustra[x[imse /t(x) we]i n\kyeá gl(agol)5tse paky w' `r\w\ pr£eml5ma pokrywatià [CH] “Da izwed;tx wody po rod;!” Inx 10 rodx k£txskyh(x) i drobnyh(x) rybx dr;gyà [N] “ Da izwedoutx wody po rod;!” Inx rodx k£txskyh(x) i drobnyih(x) rybx dr;gyà [CH] Paky wx rybah(x) tmami razli`£a po rod\h(x) razd\l5niá [N] Paky w' 5 rybah(x) tÙmami razli`£a po rod\hx razd\l5niá [CH] imÙve i imena «sobna i pi]a izm\n5na i «brazx i weli`£e i plxtemx ka`xstw£aá wÙsaá 15 welikymi razli`£iá dr;gx /t(x) dr;ga razl;`ena i wx in\hx i in\h(x) widx oustawl5naà [N] imve i imena /sobna i pi]a izm\n5na i /brazx i weli`£e i plxt\mx ka`xstw£aá wÙsaá welikymi razli`£iá drougx /t(x)

dr;ga razl;`ena i w' in\hx i in\h(x) widx 10 oustawl5naà [CH] Ky ;bo /bawnici15á rodowx razli`£a namx iz`isti mog;tx?

[N] Ky oubo /bawnicy15á rodowx razli`£a namx izx`isti mogoutx?

[CH] ~to ;bo r\[e t\mx wx welic\h(x) stad\h(x) rybx i 20 `islo wxzw\]atià [N] ~to oubo r\[e t\mx wx welic\h(x) stad\hx rybx i `islo w'zÙw\]atià

Page 43: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

37

Qui donc, après avoir vieilli près des grèves ou des promontoires, serait capable de nous faire connaître sur tous, avec exactitude, le résultat de ses recherches. Les pêcheurs de la mer Indienne connaissent certaines sortes de poissons; ceux qui poursuivent leur proie dans le golfe égyptien [connaissent] d’autres espèces; d’autres encore, les habitants des îles, et les gens de la Mauritanie. Mais tous les poissons également, petits et grands, furent produits par ce premier commandement, et par l’indicible puissance [du Créateur]. Nombreuses sont les particularités de leurs vies; nombreuses aussi les différences que présentent chacune des espèces dans son mode de reproduction. La plupart des poissons ne couvent pas comme les oiseaux; ils ne construisent pas de nids; ils n’ont pas à se donner de peine pour nourrir leurs petits: mais l’eau reçoit l’oeuf qui tombe [en son sein], et en fait un vivant.

[CH] Kto ve /t(x) ih(x)veá pri br\z\ i gorn£ih(x) sxstar\w[ih(x)seá movet(x) namx pow\s(tx) ws\mx /pasno skazatià [N] Kto ve /t(x) ih(x)veá pri br\z\ i gorn£ih(x) s'star\w[ih(x)seá movetx namx pow\s(tx) w's\mx 15 /pasno skazatià [CH] Ina skaza1tx ive Ind£iskoe lowe]e mooreá ina ive Eguptxskoe lowe]e 25 n\droá ina Nis£ane i ina Mawr;s£aneà [N] Inaa skaza1tx ive Inxd£iskoe lowe]e mooreá inaa ive Eguptxskoe lowe]e n\droá inaa Nis£an\ i inaa Mawr;s£an\à [CH] WÙsa ve pod(o)bn\ mala ve i welika f71r prxwoe /no powel\n£e i neizre`ena /na priwed(e) silaà [N] W'sa ve pod(o)bn\ mala ve i welika pr'woe /no powel\n£e i neizre`(e)naa /na 20 priwed(e ) silaà [CH] Mnoga vit£/mx izm\n5n£aá mnoga i eve / pr\5t£ih(x) koegovdo roda razli`£aà [N] Mnoga vit£/m(x) izm\n5n£aá mnoga i eve / pr\et£ih(x) koegovdo roda razli`£aà [CH] Ne na 4ica s\det(x) 5 mnovai[£i /t(x) rybx 4kove koko[iá nive gn\zda wxdr;va1t(x)á nive sx bol\zni1 pr\pitawa1t(x) swo416 `edaá nx woda pod(x)em[i ispad[ee 4iceá viwotno sxtworià [N] Ne na 4ica s\detx mnovai[£i /t(x)

Page 44: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

38

Il y a pour chaque espèce une succession immuable, qui ne lui permet pas de s’unir avec celles que la nature a faites différentes. Leurs accouplements ne ressemblent pas à ceux qui, sur terre, donnent naissance aux mulets, ou encore à certains oiseaux, par des changements d’espèces. Aucun poisson n’est armé d’une demi-garniture de dents, comme chez nous le boeuf et le mouton; car aucun ne rumine, sinon le scare, à ce que l’on rapporte; mais tous ont les dents serrées et très aiguës, de peur qu’une mastication prolongée ne laisse échapper la nourriture;

rybx 4kov(e) koko[iá nive gn\zda w'dr;va1txá nive s' bol\zny1 pr\pitawa1tx swo4 `edaá 25 nx woda pod(x)em[i ispad(x)[ee 4iceá viwotno s'tworià [CH] Nekom;vdo rod; pr\et£e 10 neizm\nno i neprim\sno kx inom; 5s(tx)stw;à [N] N\komouvdo rod; pr\et£e f69v neizm\nno i neprim\sno kx inom; estxstw;à [CH] Ne 4kowye mxsxkx na s;[i ili i n\kyih(x) pticx sxpleten£a razwra]a1]ih(x) rodyà [N] Ne 4kowye m'sx<s>kx na s;[i ili i n\kyih(x) ptic' s'pleten£a razÙwra]a1]ih(x) rodyà [CH] Ni`esove wx rybahx ispol; wx/r;veno bys(tx) z;bÙmyá 4kove 15 wolx ; nas i /wcaá nive bo pr\viwaet(x)á `to wx /n\h(x), razw\ skara tx`£;á pow\d;1t(x) n\c£ià [N] Ni`esove w' rybah(x) ispol; w'/r;veno bys(tx) z;bÙmyá 5 4kove wolx ou nas(x) i /wcaá nive bo pr\viwaetxá `to w' /n\h(x), razw\ skara tx`£1á pow\d;1tx n\c£ià [CH] WÙsa ve /str\i[£imi «strxmy z;bx ;twrxvdeniá da ne kxsnymx ravdiwan£emx pi]a rastl\waetseà [N] W'sa ve /str\i[£imi /strxmy z;bx outwrxvdeniá da ne kxsnyim(x)

Page 45: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

39

si, en effet, celle-ci n’était promptement coupée et acheminée vers l’estomac, elle risquerait – tandis que les dents la broient – d’être emportée par l’eau. Nourriture des poissons: la cupidité des riches. 3. Les différentes espèces de poissons ont chacune leur nourriture déterminée. Tels se nourrissent de limon; tels autres, d’algues, d’autres se contentent des herbes qui poussent dans l’eau. Mais la plupart se mangent les uns les autres; et le plus petit, chez eux, sert d’aliment au plus grand. Que s’il arrive à l’un, après s’être emparé d’un poisson plus petit, d’être la proie d’un autre, ils tombent ensemble dans le ventre du dernier.

ravdiwan£emx pi]a rastl\waetÙseà [CH] 20 Hot\a[eá bo a]e neskoro sxs\caema wx `r\w\ wxpad(a)la biá wx sxdrobleni raznxstwowati /t(x) wodyà [N] 10 Hot\a[eá bo a]e neskoro sxs\caema w' `r\w\ w'padala biá w' sxdrobl5ny raznxstwowati /t(x) wodyà [CH] Pi]a ve rybamx in\m(x) ina po rod; oustawl5naà [N] Pi]a ve rybamx in\mx ina po rodou ;stawl5naà [CH] ?wi bo timen£emx pita1tseá /wi 25 ve rogoz/m(x)á ini in\mi byl£ami pita1]es(e) wx wod\ dowl\1tseà [N] ?wy bo timen£emx pita1tÙseá /wy ve rogozomxá iny in\mi 15 byl£ami pita1]es(e) w' wod\ dowl\1tÙseà [CH] Dr;gx f71v drouga ve sn\daemi /t(x) rybx mnovai[£iá i mal\i[aa wx /n\h(x) sxn\dx 5s(tx) we]x[oià [N] Dr;gx dr;ga ve sn\daemy /t(x) rybx mnovai[£iá i mal\i[aa w' /n\h(x) sxn\dx es(tx) we]x[oià [CH] A]e i n\kogda sxl;`itse ive mxnÙ[;1 5m[oiá ino i byti 5 lowitwaá pod(x) edin\mx wodetse `r\w/m(x) posl\dnoià [N] A]e i n\kogda s'l;`itÙse ive mxnÙ[;1 em[oiá ino i byti lowitwaá pod(x) 20 edin\mx wodetÙse `r\womx posl\dnoià

Page 46: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

40

Eh! Que faisons-nous d’autre, nous les hommes, quand nous tyrannisons les petits? En quoi diffère de ce dernier poisson, l’homme qui, par une cupidité vorace, engloutit les faibles dans les entrailles insatiables de son avarice? Cet homme avait ce que possède le pauvre; et toi, tu l’as pris pour faire de lui un élément de ton opulence. Tu t’es montré plus injuste que les injustes, et plus avare qu’un avare. Prends garde d’avoir finalement le même sort que les poissons: l’hameçon, la nasse ou le filet. Car il se peut fort bien qu’après avoir suivi un chemin fertile en injustices, nous n’échappions pas à la condamnation finale…

[CH] ~to ;bo my `l(o)w(\)ci ino tworim(x) wx nasilowani mxn[ih(x)? [N] ~to ;bo my `l(ow\)ci ino tworimx w' nasilowani m'n[ih(x)? [CH] ~to raznxstw;etx /t(x) posl\dn5e rybeá ive lakomym(x) l1bobogatÙstwomxá wx neisplxn5nyh(x) 10 lihoimÙstwa ego n\dr/h(x) sxkrywae nemo]nyeà [N] ~to raznxstw;etx /t(x) posl\dn5e rybyá ive lakomymx l1bobogatxstw/m(x)á w' neisplxn5nyh(x) lihoimstwa 25 ego n\dr/h(x) s'krywae nemo]nyeà [CH] Onx imatx 4ve s;t(x) oubogagoá ty sego wxzxmx `estx sxtworilx esi <si>17 bogatstwaà [N] ªnx imatx 4ve soutx oubogagoá ty sego w'zxm(x) f70r `estx s'tworilx esi <si>17 bogatxstwaà [CH] Pokazase i lihoimÙstxwn\i[i nelihoimÙstxwnagoà [N] Pokazase i lihoimxstxwn\i[i nelihoimxstxwnagoà [CH] Zri 15 da ne txvde te konÙcx rybx povditx: ;dica nekli ili newodx ili mr\vaà [N] Zri da ne txvde te konxcx rybx povditx: oudica nekli ili 5 newodx ili mr\vaà [CH] WÙsako ;bo i my mnoga /t(x) neprawdx pro[xd[eá konx`noe toml5n£e ne ;b\gnem(x)à

Page 47: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

41

Les ruses du crabe Bien plus, je veux te montrer, jusqu’en un faible animal, tant d’insidieuse adresse, que tu fuies l’exemple des méchants. Le crabe aime la chair de l’huître; mais il a du mal à saisir cette proie parce qu’elle est enveloppée d’une coquille. Car la nature a, de cette solide défense, protégé la délicatesse de sa chair: d’où ce nom de testacé qui lui a été donné. Or tant que ces deux écailles, exactement adaptées l’une à l’autre, entourent l’huître de toutes parts, les pinces du crabe sont nécessairement impuissantes. Que fait donc ce dernier?

[N] Wxsako ;bo i my mnoga /t(x) neprawxdx pro[xd[eá konx`noe toml5n£e ne oub\gnemxà [CH] !ve bo i wx nemo]nomx viw/tn\á 20 mnogo kowarnoe i18 naw\tnoe nawikx ho]; te b\gati zlod\i povrad(a)n£eà [N] !ve bo i w' nemo]nomx viwotn\á mnogo kowarnoe i naw\tnoe nawikx ho]; te b\gati 10 zlod\i povrad(a)n£eà [CH] Karkinx plxti velaetx skolkyá nx ne;dobx5tx lowx 5go 5s(tx) za /d\an£e koramxà [N] Karkinx plxti velaet(x) skolkyá nx neoudobxetx lowx ego estx za /d\an£e koramxà [CH] Nerazdr;[ennymÙ19 bo hran5n£emx 25 plxti mekkoe 5s(tx)stwo ;twrxdiá t\mve i sk;d\lokovno nare`(e)seà [N] Nerazdrou[ennym bo hran5n£emx plxti mekÙkoe es(tx)stwo outwrxdiá t\mve i sk;d\lokovno 15 nare`eseà [CH] I f72r poneve dw\ glxbin\á /pasno dr;gx dr;ga sxstawl5neá skolk; «bxeml1t(x)á po n;vdi ned\istxwni s;t(x) nokti karkinowià [N] I pon5ve dw\ glxbin\á /pasno drougx dr;ga s'stawl5nneá skolkou /bxeml1txá po n;vdi ned\istxwni sout(x) nokti kark£nowià [CH] ~to ;bo tworitx?

[N] ~to ;bo tworitx?

Page 48: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

42

Lorsqu’il voit, dans les parages abrités du vent, [une huître] se chauffer avec volupté, et ouvrir ses écailles aux rayons du soleil, alors il jette furtivement un caillou, empêche l’huître de se fermer, et se trouve obtenir par la ruse ce qui aurait mis sa force en défaut. Telle est la malice des animaux qui ne sont doués ni de raison ni de parole. Pour moi, je veux que, rivalisant d’adresse et d’industrie avec les crabes, tu t’abstiennes de nuire au prochain. Celui-là ressemble [au crabe], qui s’approche de son frère avec fourberie, qui s’attache aux contre-temps du prochain, et fait ses délices des malheurs d’autrui.

[CH] Egda widitxá wx 5 zaw\trxn£ih(x) m\st\h(x) sx sladosti1 gr\1];seá i kx zari sl(x)n(x)`(x)n\ i dxsky swoe rasprostxrÙ[;á togda ;bo «tai kamenx kx malx wxmetn;wxá wxzÙbran4etx zatworen£e i /br\taetse li[aemoe 10 sily ;my[l5n£emx «bhodeà [N] Egda widitx w' zaw\trxn£ihx 20 m\st\h(x) sx sladost£1 gr\1];seá i k' zari sl(x)n(x)`(x)n\ i dxsky swoe rasprostxrÙ[ouá togda oubo /tai kamenx kx malx w'metn;wxá w'zÙbran4etx zatworen£e i /br\taetÙse li[aemoe sily 25 oumy[l5n£emx /bÙhodeà [CH] S£a zloba ihÙve nive slow; nive glas; pri`estnymxà [N] S£a zloba ihve nive slowou nive glas; pri`estnym(x)à [CH] AzÙ ve te ho];á pri/br\tatelÙnoe i ;dobxhytrostnoe kark£nx rewn;1]aá wr\da blivn£ih(x) 15 /[aawatiseà [N] f70v Az' ve te ho];á pri/br\tatelÙnoe i oudobxhytrostnoe kark£nx rewn;1]aá wr\da blivnyih(x) /[aawatiseà [CH] Takowx 5s(tx)á ive kx brat; hodei lxst£;á i blivnago bezÙwr\menÙstw£i naleveá i wx t;vdihx skrxbeh(x) pitaeseà [N] Takowx es(tx)á ive k' brat; hodei lxst£1á i 5 blivn4go bezÙwr\menÙstw£i naleveá i w' t;vÙdyh(x) skr'beh(x) pitaeseà

Page 49: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

43

Fuis toute ressemblance avec ces misérables! Sois content de tes biens! La pauvreté, quand elle se suffit vraiment, est pour le sage, préférable à toute [autre] jouissance. La dissimulation du polype Point ne voudrais-je passer sous silence la ruse ni la dissimulation du polype: à quelque roche que celui-ci s’attache, il en prend la couleur. Aussi maints poissons qui nagent sans précaution, viennent-ils se heurter au polype, comme à une roche, et deviennent-ils pour le fourbe, une proie toute préparée. Tel est le caractère de ceux qui s’insinuent auprès des puissants du jour et qui se transforment selon les circonstances sans jamais s’attacher à la même règle de conduite, mais passent avec facilité d’une attitude à une autre: honorant la tempérance avec les tempérants, libertins avec libertins, et

[CH] B\vi podravan£i zazoriwyh(x)! Swoimy dowolnx b;di!

[N] B\vi podravan£i zazoriwyh(x)! Swoimy dowolxnx boudi!

[CH] ;bovxstwo sx 20 istino1 wsakogo naslavden£a c\lom;dr;1]imx pr\d(x)po`xteno 5s(tx)à [N] Oubovxstwo sx istino1 wÙsakogo naslavden£a c\lom;dr;1]imx 10 pr\d(x)po`xteno es(tx)à [CH] Ne ;bo pr\id; mnogonovnago lxstiwoe i kradl£woe: ive 4kowom; kogda a]e kamen; wÙsegda /bximetseá «nogow; pod(x)hoditx mastxà [N] Ne ;bo pr\id; mnogonovnago lxstiwoe i kradÙliwoe: ive 4kowomou kogda a]e kamen; w'segda /bximetÙseá /nogow; pod(x)hoditx mastxà [CH] 25 $ko ;bo mnogymx rybamx k;pl1]imse f72v /taiá mn/gonovnom: pripad(a)ti kamen; n\kli i gotowa byti lowitwa kowarnom;à [N] $ko ;bo mnogymx rybamx 15 k;pl1]imse /taiá mnogonovnom; pripad(a)ti kamen; n\kli i gotowa byti lowitwa kowarnom;à <Ch> Takowi s;t(x) /by`aemx ive prisno drxvimyh(x) silx pod(x)hode]ei i k' 5 wxsegda[nymx potr\bamx pr\twaraemi ne na tovde pr(i)sno proizwol5n£e ;twrxvdeniá nx ini i ini ;dobn\ bywaemi: c\lom;dr£e

Page 50: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

44

changeant d’opinion au gré de chacun. Il n’est pas facile d’échapper à ces gens-là, ni de se mettre à l’abri de leurs dommages, parce que le masque de l’amitié cache les méchancetés qu’ils ourdissent au fond de leur coeur. De tels caractères, le Seigneur les appelle des loups ravisseurs, qui se présentent sous une peau de brebis. Fuis cette conduite diverse et artificieuse; recherche la vérité, la simplicité, la droiture.

po`ita1]e sx c\lom;drxnimiá bl;dni ve wx <ne> 10 bl;de]ih(x)á kx koem;vdo ;god£; nrawy pr\laga1]eà <N> Takowi sout(x) /by`aem(x) ive pr(i)sno dr'vimyh(x) silx pod(x)hode]ei i kx wxsegda[nymx potr\bamx 20 pr\twaraemy ne na tovde pr(i)sno proizwol5n£e outwrxvdeniá n' iny i iny oudobn\ bywaemy: c\lomoudr£e po`ita1]e s' c\lom;drxnymiá bl;dni ve w' <ne> bl;de]ih(x)á kx koemouvdo ;god£1 25 nrawy pr\laga1]eà <Ch> IhÙve nive oudobno ouklonitiseá nive /t(x)20 on\hx sxhranitise wr\daá za eve wx licem\ri l1bwe glxboko rastworeno loukawÙstwo niz(x)sxkrytià <N> Ihve nive ;dobno ;klonitiseá nive /t(x) on\h(x) f71r s'hranitise wr\daá za eve w' licem\ry l1bÙwe glxboko rastworeno l;kawÙstwo nizxs'krytià <Ch> 15 Takowye /by`aeá “wlxky hy[niky” imen;etx g(ospod)xá “wx /devdahx” /w`£ih(x) pro4wl4eà <N> Takowye /by`aeá “wlxky hy]niky” imenouetx g(ospod)xá “w' /devdahx” 5 /w`£ihx pro4wl4eà <Ch> B\vi mnogorazli`noe i mnogos;goubnoe nrawaá goni ve istin;á `istot;á prostot;à <N> B\vi mnogorazli`noe i mnogos;g;bnoe nrawaá goni ve istin;á `istotouá prostot;à

Page 51: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

45

Le serpent est trompeur; aussi fut-il condamné à ramper. Le juste est sans feinte, comme l’était Jacob. Et c’est pourquoi le Seigneur fait habiter dans une maison ceux qui ont le coeur simple. Exemples à imiter: la sagesse des poissons qui restent chacun dans leur domaine. Voyez la mer, large et vaste: là des êtres sans nombre qui rampent, des animaux petits et grands. Pourtant il règne chez eux une disposition sage et bien ordonnée. Car nous ne trouvons pas seulement dans les [moeurs des] poissons des sujets de blâme; ils nous offrent aussi des exemples à imiter. Comment leurs espèces, après s’être partagé, chacune, les régions qui leur conviennent, ne débordent-elles point les unes sur les autres,

<Ch> Zm£i pxstrx; 20 sego rad(i) i plxzati /s;vdenx bys(tx)à <N> Zm£i pxstrx; sego rad(i) i plxzati /souvdenx bys(tx)à <Ch> Prawednikx istinxnx es(tx)á 4kowÙ ve Jak/wxà <N> I prawednikx istinxnx es(tx)á 4kow ve 10 Jakowxà <Ch> Sego rad(i) g(ospod)x “wxsel4et(x) edinomyslxnye wx d/m(x)à” <N> Sego rad(i) g(ospod)x “w'sel4etx edinomyslxn£e w' d/m(x)à” <Ch> Se moore welikoe i prostranno: t; gady imve n\s(tx) `isla viw/tna 25 malaa sx welikymià <N> Se moore welikoe i prostranno: tou gady imve n\s(tx) `isla viwotnaa malaa sx welikymià <Ch> Nx /ba`e pr\m;dro n\koe 5s(tx) wx /n\h(x) i21 bl(a)go`inno ;kra[en£eà <N> N' /ba`e pr\moudro n\koe es(tx) w' /n\h(x) i bl(a)go`inno 15 ;kra[en£eà <Ch> f73r Ne bo tx`£; «klewetati imamy rybxá nx 5s(tx) 4ve i podravati d/s(to)inoà <N> Ne bo tx`£1 /klewetati imamy rybxá nx es(tx) 4ve i podravati d/s(to)inoà <Ch> Kako rod(o)we rybxá kyivdo potr\bn;1 seb\ razd\l[e stran; ne

Page 52: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

46

mais restent-elles dans les limites qui leur sont propres? Il n’y a pas chez eux de géomètre qui leur ait assigné le lieu de leurs demeures, qui l’ait circonscrit de murailles, entouré de limites; or spontanément, chacun se voit fixer ce qui lui convient. Ce golfe nourrit telles familles de poissons; celui-là, telles autres; et celles qui pullulent ici, manquent ailleurs. Nulle montagne, pour les séparer, n’élève entre eux des cimes aiguës, point de fleuve pour leur barrer le passage; mais une loi de nature assigne à chacun, avec égalité et justice, la demeure qui répond à ses besoins.

nahoditi dr;gx 5 dr;gaá nx wx swoih(x) pr\d\l\h(x) pr\bywatià <N> Kako rodowe rybxá kyvdo potr\bn;1 seb\ razd\l[e stran; ne nahoditi drougx dr;gaá nx w' swoih(x) pr\d\l\h(x) 20 pr\bywatià <Ch> Ni edin ve zeml5m\rcx wx /n\h(x) razdas(tx) sel5n£aá ne st\nami /pis;1tseá ne pr\d\lmy razd\l5ni by[e i wxskor\ koem;vdo potr\bnoe ;`in5no bys(tx)à <N> Ni edin ve zeml5m\rxcx w' /n\hx razÙdas(tx) sel5n£aá ne st\nami /pis;1tÙseá ne pr\d\lmy razd\l5ni by[e i w'skor\ koemouvdo potr\bnoe ou`in5no bys(tx)à <Ch> 10 Se ;bo n\dro s£e ve n\kye rody rybx paset(x); i /no iny i 4ve zde mnove]aseá ne prohodna wx inyh(x)à <N> Se oubo n\dro s£e ve n\kye 25 rody rybx pasetx; i /no iny i 4ve zde mnove]aseá ne prohodna w' inyh(x)à <Ch> Nikaave gora /strymi wrxhy wxsprostrxta razl;`aetxá ne r\ka pr\hovden£e pr\s\kaet(x)á 15 nx zakonx n\kyi 5s(tx) 5s(tx)stwaá rawÙnx i prawed(x)noá po koem;vdo potr\bÙstwa oustawx koimvdo razdawaeà <N> Nikaav(e) f71v gora /strymi wr'hy w'sprostrxtaa razl;`aetxá ne r\ka pr\hovden£e pr\s\kaetxá nx zakonx n\kyi es(tx) estxstwaá rawÙnx i prawednoá po koem;vdo 5 potr\bxstwa oustawx koimvdo

Page 53: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

47

4. Il n’en est pas ainsi de nous. Pourquoi? Nous autres, nous changeons sans cesse les bornes immuables qu’avaient posées nos pères. Nous morcelons la terre: nous ajoutons maison à maison, et champ à champ, pour dépouiller notre prochain. Les monstres marins savent où la nature a fixé leur séjour; ils occupent, au-delà des contrées habitées, la mer sans îles que ne limite, de l’autre côté, nul continent. Aussi la navigation y est-elle impraticable, nulle recherche, nul besoin ne persuadant aux navigateurs de l’affronter. De cette mer ont pris possession les monstres marins que leur grandeur, assurent ceux qui les ont vus, fait ressembler aux plus hautes

razdawaeà <Ch> Nx my takowià ?t(x)koud(ou)? Zan5 pr\st;paemx “pr\d\ly w\`nye ihve polovi[e /ci na[ià” <N> Nx my takowyà ?t(x)koud(ou)? Zan5 pr\stoupaemx “pr\d\ly w\`nye ihve polovi[e /(tx)ci na[ià” <Ch> 20 Pr\s\caemx zeml1: sxbyraemx hramin; kx hramin\á i selo kx sel;á da blivn5m; /t(x)imemxà <N> Pr\s\caemx zeml1: s'byraem(x) hramyn; kx hramyn\á i selo k' sel;á da 10 blivn5mou /t(x)imemxà <Ch> Kiti ve /t(x)l;`ennoe t\mx /t(x) 5s(tx)stwa pr\bywan£e; eve wxn\ wxsel4emyih(x) m\stxá postigo[e 25 moore p;styi «strowxá em;ve nive edina na /nx polx protiw; 5s(tx) zeml4à <N> K£ti ve /t(x)lou`ennoe t\mx /t(x) es(tx)stwa pr\bywan£e; eve w'n\ w'sel4emyih(x) m\stxá postigo[e moore poustyi «strowxá em;ve nive edina na /nx polx protiw; es(tx) zeml4à <Ch> f73v Zan5 pros(to) 5s(tx), nive spow\stiá nive n\koe i potr\b\ sm\ati na nx plawatel5mx pokara1]oià <N> 15 Zan5 pros(to) es(tx), nive spow\stiá nive n\koe i potr\b\ sm\ati na nx plawatel5mx pokara1]oià <Ch> Tx postig[e kiti welikyim(x) /t(x) gorx poweli`i; 5 oupod(o)blx[es(e), 4ko

Page 54: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

48

montagnes; et ils restent à l’intérieur des frontières que leur sont propres, sans infester ni les îles, ni les villes du littoral. Ainsi chacune des familles, comme elle le ferait en des villes, des bourgs ou d’antiques patries, s’établit dans les parties de la mer qui lui sont fixées. Les poissons migrateurs Il y a – qui plus est – des poissons migrateurs qui semblent, par la décision d’un sénat commun, envoyés dans des régions étrangères, et qui partent tous à un signal donné. Lorsque le temps marqué pour leur fécondation est arrivé, ils émigrent en effet, les uns d’un golfe, les autres d’un autre, et, poussés par la commune loi de la nature, ils se hâtent vers la mer Boréale.

ive wid\w[e i r\[eá pr\bywati wx swoih(x) pr\d\l\h(x)á nive /stroowiá nive pomoorskye grady powr\vda1]eà <N> Tx postig[e k£ti welikyimx /t(x) gorx poweli`£1 oupod(o)blx[es(e), 4ko ive wid\wÙ[e i r\[eá pr\bywati 20 w' swoih(x) pr\d\l\hxá nive /strowiá nive pomoorÙskye grady powr\vda1]eà <Ch> Sice bo ;bo kyivdo rodxá 4kove gradmy ili wxsmy 10 n\kyimi ili /t(x)`xstwi dr\wnyimiá wx ;`in5nyh(x) t\m(x) moorÙskyh(x) stranah(x) wxdwara1tseà <N> Sice bo ;bo kyivdo r/d(x)á 4kove grad(x)my ili w'smy n\kyimi ili /t(x)`xstwy dr\wnyimiá wx ou`in5nyh(x) t\mx 25 moorÙskyh(x) stranah(x) w'dwara1tÙseà <Ch> !ve bo n\c£i i /t(x)hodni /t(x) rybxá 4kove /t(x) «b]ago sxw\taá wx pr\zÙpr\d\l£e posilaemiá wx edino 15 sxloven£e wxsi /t(x)hodetxà <N> !ve b/ n\c£i i /t(x)hodni /t(x) rybxá 4kov(e) /t(x) /bÙ]ago f72r s'w\taá w' pr\zÙpr\d\l£e posilaemyá w' edino s'loven£e w'si /t(x)hodetxà <Ch> Egda ve ;bo ou`in5nnoe wr\me rovden£a postignetxá ini /t(x) in\h(x) n\drx wxstaw[eá «b]imx es(tx)stwa zakonomx wxzd<w>ig[es(e)á na s\wernoe id;tx mooreà <N> Egda ve oubo ;`in5nnoe wr\me rovden£a postignetxá iny /t(x) in\h(x)

Page 55: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

49

On voit, au temps de leur montée, ces poissons, comme un torrent, couler en masse à travers la Propontide vers le Pont-Euxin. Qui les met en mouvement? Quel ordre royal? Quels édits affichés sur la place publique, indiquent le jour fixé? Qui les quide en pays étranger? Tu vois les dispositions divines accomplir toutes choses, et s’étendre aux moindres êtres. Un poisson ne s’oppose pas à la loi de Dieu, et nous autres hommes n’acceptons pas les enseignements salutaires!

n\drx 5 w'stawÙ[eá /bÙ]£imx estxstwa zakonomx w'zdwig[eseá na s\wernoe idout(x) mooreà <Ch> I wid\ti ima[i ;bo 20 wx wr\me wxshodaá 4kove str;1 ryby sx edin4emi i skroz\ Propont£di na Ew8inÙskoe tek;]ih(x)à <N> I wid\ti ima[i oubo wx wr\me wxshodaá 4kove str;1 ryby s' edin4emy i skroz\ Propontidy na EwÙ8inÙskoe 10 tekou]ih(x)à <Ch> Kto podwizae i? Koe powel\n£e c(a)r(x)sko? Kaa raspisan£a po k;pili]ih(x) prostrxta 25 pr\d;zakon5n£e 4wl4etx? Strannoprieml1]e i kotori?

<N> Kto podwizae i? Koe powel\n£e c(a)r(x)sko? Kaa raspisan£a po k;pily]ih(x) prostrxta pr\douzakon5n£e 4wl4etx? Strannopr£eml1]e i kotory? <Ch> Wid(i)[i li b(o)v(x)stxwnoe f74r powel\n£e wÙsa isplxn41]aá i skroz\ malyh(x) prohode]a?

<N> Widi[i li b(o)v(x)st(x)wnoe 15 powel\n£e w'sa isplxn41]aá i skroz\ malyh(x) prohode]a? <Ch> Ryba ne pr\koslowitx zakon; b(o)v£;á i `l(ow\)ci s(x)p(a)s(x)nyh(x) pr\dan£i ne trxpimx!

<N> Ryba ne pr\koslowitx zakon; b(o)v£1á i `l(ow\)ci s(x)p(a)s(x)nyh(x) pr\dan£i ne trxpimx!

Page 56: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

50

Ne méprise pas les poissons, pour muets qu’ils soient et privés de raison; mais crains d’être encore moins raisonnable qu’eux, en résistant aux prescription du Créateur. Écoute les poissons: il ne leur manque que la parole; leur manière d’agir te dit: c’est la conservation de notre espèce qui nous fait entreprendre ce long voyage… Ils n’ont pas en popre la raison; mais ils ont la loi de la nature fortement imprimée en eux, qui leur montre ce qu’ils doivent faire. « Allons, disent-ils, dans les eaux boréales. L’onde y est plus douce qu’ailleurs, parce que le soleil séjourne moins dans ces parages, et que ses rayons n’en attirent pas toute la partie potable ».

<Ch> Ne neradi « rybah(x), pon5ve 5 bezgl(a)sni s;t(x) i beslowesni wxsma; nx boise da ne /t(x) sih(x) beslowesn\i[i boude[iá powel\n£; sxzdaw[ago protiwl4es5à <N> Ne neradi / rybahx, pon5ve bezÙglasni soutx i 20 bezÙslowesni w'sma; nx boise da ne /t(x) sih(x) bezÙslowesn\i[i b;de[iá powel\n£1 s'zdaw[ago protiwl4eseà <Ch> Sly[i rybamxß wx edino glas(x) isp;stiw[im(x) imive tworetxá 4ko wx pr\bywan£e rodou 10 wx dlxgo5 se «[xstw£e posilaemi esmy22 <N> Sly[i rybamxß w' edino glas(x) isp;stiw[imx imive tworetxá 4ko w' 25 pr\bywan£e rod; w' dlxgoe se /[xstw£e posilaemi esmy22à <Ch> Ne im;tx /sobnoe slowo; im;tÙ ve 5s(tx)stwnyi zakonx kr\pc\ wxdr;venx i d\istxwnoe pokaz;1]eà <N> Ne imoutx f72v /sobnoe slowo; imoutÙ ve es(tx)stxwny zakonx kr\pc\ w'drouvenx i d\istxwnoe pokazou1]eà <Ch> “{xstw;imxá re`(e)á na s\wern;1 pou`in;à 15 Slad(x)`ai[aá bo /t(x) pro`ago moora «na wodaá zan5 wx mal\ na t; pr\bywaetx sl(x)n(x)ceá ne izwoditx toe zare1 wse p£5moeà” <N> “{xstw;imxá re`(e)á na s\wern;1 p;`in;à SladÙ`ai[aá bo 5 /t(x) pro`aago moora /na wodaá zan5 w' mal\ na tou pr\bywaetx sl(x)n(x)ceá ne izwoditx toe zare1 wÙse p£emoeà”

Page 57: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

51

Même les poissons de mer aiment les eaux douces; aussi remontent-ils souvent les fleuves, et s’éloignent-ils de la mer. Voilà pourquoi le Pont leur semble préférable aux autre golfes, comme plus apte à recevoir et à nourrir leurs petits. Mais quand leur désir est satisfait, ils reprennent en troupes le chemin du retour. Et pour quelle raison? Entendons-le de ces êtres muets: «Peu profonde, disent-ils, est la mer Boréale; toute en surface, elle est en butte à la violence des vents; elle a peu de promontoires et d’abris.

<Ch> R(a)d;1tÙ ve se slad(x)kyimx i moorÙskaa; t\m(x)ve i po r\kah(x) wxspliwa1t(x) mn/ga]iá i 20 dale`e /t(x) moora nosetseà <N> R(a)d;1tÙ ve s(e) slad(x)kyimx i moorskaa; t\mve i po r\kah(x) w'spliwa1tx mnoga]iá i dale`e /t(x) 10 moora nosetÙseà <Ch> ?t(x) sego pr\d(x)po`itaemx 5s(tx) t\mx Pontx /t(x) pro`£ih(x) n\drxá 4ko potr\bnx wx ravda1]ih(x) i wxspitawx is `ed£aà <N> ?t(x) sego pr\d(x)po`itaemx es(tx) t\mx Pontx /t(x) pro`£ihx n\drxá 4ko potr\bnx w' ravda1]ih(x) i w'spitawx is `ed£aà <Ch> Po wxn5gdave tx]imoe dowolno isplxnitiseá paky wÙse sxborn\ 25 wÙse wxzwra]a1tse wx domxà <N> Po w'n5gdave tx]imoe dowolno isplxnitiseá paky wÙse s'born\ wÙse 15 w'zÙwra]a1tÙse wx domxà <Ch> I koe 5s(tx) slowo? Sly[imx /t(x) mlx`e]ih(x): “plitkoá bo re`(e)á f74v s\wernoe mooreá i wxznakx pr\d(x)levimo w\trxnymx n;vdamxá malo br\gy i ;st£a im;];à <N> I koe es(tx) slowo? Sly[im(x) /t(x) mlx`e]ih(x): “plitkoá bo re`(e)á s\wernoe mooreá i wxznakx pr\d(x)levimo w\trxnymx n;vdamxá malo br\gy i ;st£a im;];à

Page 58: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

52

Aussi les vents la bouleversent-ils facilement jusqu’en ses profondeurs, au point de mêler à ses flots le sable de son lit. De plus, elle est froide en hiver, parce qu’elle reçoit beaucoup de grands fleuves… ». Voilà pourquoi les poissons, après en avoir, dans une mesure convenable, joui pendant l’été, se hâtent, l’hiver venu, vers la chaleur des eaux profondes et les régions ensoleillées: fuyant la violence des vents du Nord, ils rentrent dans le port des golfes moins agités. 5. J’ai vu ce spectacle, et j’ai admiré la sagesse universelle de Dieu. Si les animaux sans raison [obéissent à] une pensée réfléchie, et pourvoient à leur propre salut; si le poisson sait ce qu’il doit choisir et

<Ch> T\mve /t(x) dÙna w\tri ;dobn\ to wxzm;]a1t(x)á 4ko i glxboky 5 p\sxkx sx wlxnami sm\[atiseà <N> T\mve /t(x) dna w\tri oudobn\ 20 to wxzmou]a1txá 4ko i glxboky p\sxkx s' wlxnamy sm\[atiseà <Ch> Nx i st;deno wx zimnoe wr\me /t(x)

mnogyh(x) i welikyhx r\kx naplxn\emoà” <N> Nx i st;deno w' zimnoe wr\me /t(x)

mnogyih(x) i welikyh(x) r\kx naplxn4emoà” <Ch> Sego rad(i) wx eliko sxm\rn\ naslavdx[es(e) tom; wx vetw;á paky wx zim; na ive wx glxbin\ 10 toplot; i pr\mosl(x)n(x)`na m\staß /t(x)hodetx i b\ga1]e zlow\trxnoe s\wernyh(x)á na ive mxn[e tres;]ih(x)se n\dr/h(x) prista1txà <N> Sego rad(i) w' eliko sxm\rn\ naslavdx[es(e) tom; w' 25 vetw;á paky w' zim; na ive w' glxbyn\ toplotou i pr\mosl(x)n(x)`na m\staß f73r /t(x)hodetx i b\ga1]e zlow\trxnoe s\wernyh(x)á na ive mxn[e tres;]ih(x)se n\dr/h(x) prista1t(x)à <Ch> Wid\h(x) s£a azxá i ive ws\h(x) b(o)v£e i pr\m;drosti i oudiwihseà <N> Wid\h(x) s£a azxá i ive w's\h(x) b(o)v£e i pr\moudrosti i oudiwih(x)seà <Ch> A]e beslowesnaa 15 raz;mi`na i hranitelna swoego t\h(x) sp(a)sen£a; i

Page 59: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

53

éviter: que dire, nous autres, qui, honorés d’une nature raisonnable, instruits par la loi, attirés par les promesses, pénétrés de sagesse par l’Esprit Saint, n’en réglons pas moins nos affaires d’une manière moins raisonnable que les poissons ? Pour autant qu’ils savent, en vue du temps à venir, faire quelque prévision; et que nous, faute de mettre notre espoir dans l’avenir, nous consumons notre vie dans les plaisirs des bêtes!… Un poisson traverse tant de mers à la recherche de quelque avantage: et toi, que diras-tu, si tu vis dans l’oisiveté? L’oisiveté est source de perversion…

w\stx velatelÙnoe ei i b\ve]ee rybaá `to re`emx myá ive slow/m(x) po`xteniá i zakonomx nakazaniá i /b\]anmy powel\ni byw[eá d(ou)h/m(x) ;m;vdreniá 20 tave /t(x) rybx beslowesn\i[eá 4ve / seb\ sxd\wa1]e? <N> A]e bezÙslowesnaa 5 raz;my`na i hranitelna swoego t\h(x) sp(a)sen£a; i w\stx velatelÙnoe ei i b\ve]ee rybaá `to re`emx myá ive slowomx po`xteniá i zakon/m(x) nakazaniá i /b\]anmy powel\ni byw[eá d(ou)h/m(x) oum;vdreniá tave 10 /t(x) rybx bezÙslowesn\i[eá 4ve / seb\ s'd\wa1]e? <Ch> ?wi ve a]e ;bo w\d(\)li bi b;d(;)]om; n\koe sxtwarati promy[len£e; my veá /t(x) eve kx boud(ou)]om; beznadevdiaá slasti rad(i) pasomye viznx izn;raem(x)à <N> ?wy ve a]e oubo w\d(\)li bi boud(ou)]omou n\koe s'twarati promy[l5n£e; my veá /t(x) eve k' boud(ou)]omou beznadevd£aá slasti radi pasomye viznx izn;raem(x)à <Ch> 25 Ryba toliky5 prohoditx p;`iny « eve /br\sti n\k;1 polÙz;: `to f75r re`(e)[i tyá ive sx praznosti1 viwy?

<N> 15 Ryba tolikye prohoditx pou`iny / eve /br\sti n\k:1 polzou: `to re`(e)[i tyá ive s' praznost£1 viwy? <Ch> PraznostÙ ve zlod\istw; na`eloààà <N> Praznostx ve zlod\istwou na`eloààà

Page 60: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

54

Que nul ne prétexte son ignorance! Une raison naturelle, qui nous montre la convenance du bien, et [nous inspire] de la répulsion pour les actes nuisibles, a son germe en nous. La prévoyance du hérisson de mer. Je ne m’écarte pas des exemples empruntés à la mer, puisque c’est là, pour l’instant, l’objet de notre enquête. J’ai entendu dire à un habitant du littoral que le hérisson de mer, tout petit et méprisable que soit cet animal, instruit souvent les navigateurs du calme et de la tempête. Lorsqu’il prévoit une agitation des vents, il se charge d’un gros caillou, et se repose fermement sur lui, comme sur une ancre, préservé par son poids d’être le jouet facile des flots.

<Ch> Niktove new\d(\)n£e da nep];etx!

<N> Niktove new\d(\)n£e da nep];etx! <Ch> %s(tx)stÙwno slowo priswoen£e namx dobr; i /t;vden£e /t(x) 5 pakostnyh(x) pokaz;eá wx s\ano bys(tx)à <N> Es(tx)stxwno slowo 20 priswoen£e namx dobrou i /t;vden£e /t(x) pakostnyh(x) pokaz;eá w' s\ano bys(tx)à <Ch> Ne /t(x)st;pa1 /t(x)

moorÙskyih(x) ;kazan£iá pon5ve s£a namx pr\d(x)levetx wx ispitan£eà <N> Ne /t(x)stoupa1 /t(x) moorskyih(x) nakazan£i23á pon5ve s£a namx pr\d(x)levetx w' ispitan£eà <Ch> Sly[ah(x) azx /t(x) pomoorÙskyh(x) n\koego 4ko moorskyi 5vxá maloe wxsma i 10 ;dobxnebr\gomoe viw/tnoá ;`itelx mn/ga]i ti[in\ i b;ry plawa1]imx bywaetxà <N> Sly[ah(x) azx /t(x) pomoorskyh(x) n\koego 4ko moorsky 25 evxá maloe w'sma i oudobxnebr\gomoe viwotnoá ou`itelx mnoga]i ti[in\ i b;ry f73v plawa1]imx bywaetxà <Ch> Ive 5gda pr\d(x)wid(i)tx sxm;]en£e /t(x) w\tr/á wx kamenx n\kyi pod(x)wx[(x)dx kr\pxkx na t/mxá 4kove na ;twrxvdeni 15 kr\pko podwivimx tegoto1 drxvimx kx eve ne;dobn\ wlxnami /t(x)wla`im; bytià <N> Ive egda pr\d(x)widitx s'mou]en£e /t(x) w\troá wx kamenx n\kyi

Page 61: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

55

Quand ils recueillent cette indication, les marins savent qu’il faut s’attendre à une violente agitation des vents. Nul astrologue, nul Chaldéen, habile à connaître par le lever des astres les perturbations atmosphérique, n’a communiqué sa science au hérisson ; mais le Seigneur de la mer et des vents a mis jusqu’en ce petit animal, l’empreinte visible de sa grande sagesse. Rien d’imprévu, rien qui soit négligé de la part de Dieu. Tout s’offre à son regard qui jamais ne sommeille; il est présent à toutes choses, et procure à chacun son salut.

pod(x)wx[(x)dx kr\pxkx na tomxá 4kove na outwrxvdeny kr\pko pod(x)wivimx 5 tegoto1 dr'vimx k' eve neoudobn\ wlxnami /t(x)wla`imou bytià <Ch> Se egda widetx korablxnici znamen£eá raz;m\wa1t(x) `aemoe n;vd(x)noe dwiven£e w\tr/mxà <N> Se egda widetx korablxnici znamen£eá raz;m\wa1tx `aemoe n;vd(x)noe dwiven£e w\tr/m(x)à <Ch> Nikyive zw\zdoslowÙcxá 20 nikyive haldeaninx sw\tlostxmy zw\zdx wxzd;[naa naznamen;e s£a 5va na;`iá nx ive moor; i w\tr; g(ospod)x i malom; viw/tn: welikye swoe pr\m;drosti sl\dx wxlovià <N> Nikyiv(e)á nikyve haldeaninx zw\zdoslowxcx24 10 sw\tlostÙmy zw\zdx w'zd;[naa naznamen;e s£a eva naou`iá nx ive moorou i w\tr; g(ospod)x i malom; viwotn; welikye swoe pr\moudrosti sl\dx w'lovià <Ch> Ni`tove ne 25 promyslxnoá nive ne br\gomo /t(x) b(og)aà <N> Ni`tove ne promyslxnoá nive ne br\gomo 15 /t(x) b(og)aà <Ch> WÙsa prowid(i)tx ne;sxpnoe −koá wÙs\m(x) pr\d(x)stoitx f75v iz/br\tae kom;vdo sp(a)sen£eà <N> WÙsa prowiditx neousxpnoe −koá w's\mx pr\d(x)stoitx izx/br\tae kom;vdo sp(a)sen£eà

Page 62: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

56

Dieu n’a pas exclu le hérisson de mer de sa sollicitude: peut-il ne pas veiller sur tes intérêts? L’union de la vipère et de la murène : l’amour conjugal. Maris, aimez vos femmes, fussiez-vous [complètement] étrangers l’un à l’autre, quand vous êtes entrés dans la communauté du mariage. Que ce lien de la nature, et le joug [qui vous est imposé] par la bénédiction [nuptiale], fassent l’union de vos deux êtres. La vipère, le plus méchant des reptiles, va, pour s’accoupler, au devant de la murène de mer; et, par un sifflement, annonçant sa présence, elle l’appelle des profondeurs à l’union conjugale. La murène obéit, et s’accouple avec la bête venimeuse. Où veut en venir ce discours?

<Ch> A]e 5va wxn\ swoego pos\]en£a b(og)x ne /stawiá two4 li ne sxmatraetx?

<N> A]e eva w'n\ swoego pos\]en£a b(og)x ne /stawiá two4 li ne sxmatraetx? <Ch> “M;v£e l1bite veny” á a]e pr\zpr\d\lni dr;gx dr;gaá kx 5 «b]en£a brak; sxhoditseà <N> “Mouv£e l1bite veny” á a]e 20 pr\zÙpr\d\lni drougx dr;gaá k' /b]en£a brak; s'hoditÙseà <Ch> %s(tx)stwa sx;zx ive bl(ago)s(lo)wen£emx sxpreven£eá sx5din5n£e da b;detx rasto<e>]imseà <N> Es(tx)stwa s'ouzx ive bl(ago)s(lo)wen£emx s'pr\ven£eá s'edin5n£e da b;detx razÙstoe]imÙseà <Ch> Zm£a l1t\i[ee plxza1]ih(x) kx brak; sr\taetx morÙsk; zmurn; iá zwizdan£emx 10 pri[xstw£e naznamenaw[i prizywaetx si1 izÙ glxbinx kx bra`nom; sm\[en£;à <N> Zm£a l1t\i[ee plxza1]ih(x) kx brakou sr\taetx moorskou 25 zmurn; iá zwizdan£emx pri[xstw£e naznamenaw[i prizywaetx s£1 izÙ f74r glxbinx k' bra`nomou sm\[en£1à <Ch> ªna ve posl;[aetx i sxedin4etse 4dowitom;à <N> ?na ve posl;[aetx i sxedin4etÙse 4dowitom;à <Ch> ~to ho]etx mn\ slowo?

Page 63: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

57

A ceci, que si dur, si violent soit le caractère de l’époux, il est nécessaire que sa femme le supporte, et qu’elle n’accepte pour aucun prétexte de rompre cette union. Il est brutal? Mais c’est ton mari. Ivrogne? Mais la nature vous a unis. Dur et chagrin ? Mais il devenu l’un de tes membres, et de tous le plus précieux. 6. Que le mari écoute à son tour la leçon qui lui convient: la vipère rejette son poison par respect pour le mariage; et toi, tu ne renonces pas à ton humeur rude et insociable par égard pour l’union conjugale?…

<N> ~to ho]etx mn\ slowo? <Ch> $ko a]e s;rowx 5s(tx)á a]e diwi /by`aemx 15 sxvitelxá n;vda 5s(tx) trxp\ti s;prouvnic;á i /t(x) niedi<no>go ve nep]ewan£a hot\ti sxedin5n£e rastrxzatià <N> $ko a]e sourowx es(tx)á a]e diwi /by`aemx s'vitelxá 5 n;vda es(tx) trxp\ti s;prouvnic;á i /t(x) niedinogo ve nep]ewan£a hot\ti sxedin5n£e rastrxzatià <Ch> Oub£ica li? Nx m;vxà <N> <Ou>b£ica li? Nx mouvxà <Ch> P£anica li? Nx sxedin5nx po 5s(tx)stw;à <N> P£anica li? Nx s'edin5nx po es(tx)stwouà <Ch> S;rowx i zloougodÙnx? Nx ;dx 1ve twoiá 20 i ;dowx `(x)st(x)n\i[ià <N> S;rowx i zloougodnx? Nx oudx 1ve twoiá 10 i oudowx `(x)st(x)n\i[ià <Ch> Da sly[itÙ ve i m;vx prikladnago em; po;`en£aß zm£a 4dx izbl1waet(x) stide]ise braka; ty ve d(ou)[ewn;1 l1tos(tx) i bezx`l(ow\)`noe ne /t(x)lagae[i styd\n£emx sxedin5n£aà <N> Da sly[itÙ ve i m;vx prikladnago emou po;`en£aß zm£a 4dx izÙbl1waetx stide]ise braka; ty ve d(ou)[ewn;1 l1tos(tx) i bezÙ`l(ow\)`noe ne /t(x)lagae[i styd\n£emx sxedin5n£aà

Page 64: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

58

Peut-être encore l’exemple de la vipère nous offrira-t-il un autre enseignement: c’est un adultère que la nature nous présente dans l’accouplement de la vipère et de la murène. Qu’ils apprennent donc, ceux qui portent atteinte au foyer d’autrui, à quelle sorte de reptile ils sont devenus semblables. Pour moi, je n’ai qu’un but: [aider] de toutes façons à l’édification de l’Église. Puissent être contenues les passions des intempérants, grâce aux exemples [que nous empruntons] pour vous instruire, aux animaux terrestres et marins. Il y aurait encore beaucoup d’exemples. Il me faut m’arrêter: la faiblesse de mon corps m’y oblige, ainsi que l’heure avancée du jour;

<Ch> 25 Ili wx istin; zm£ini /brazx i inako namx potr\bnx b;det(x)ß 4ko f76r pr\l1bod\istwo n\koe 5s(tx) 5s(tx)stw: zm£inoe i zmurnino sxpleten£eà <N> 15 Ili w' istin; zm£ini /brazx i inako namx potr\bnx b;det(x)ß 4ko pr\l1bod\istwo n\koe es(tx) estxstwou zm£inoe i zmurnino sxplet\n£eà <Ch> Da na;`etse ;bo ive t;vd£e na w\t;1]ei brakyá kakowom; sout(x) gad; pr£iskrxnià <N> Da naou`etÙse oubo ive t;vd£e na w\t;1]ei brakyá 20 kakowomou sout(x) gad; pr£iskrxnià <Ch> Edina mi 5s(tx) myslx po 5 wxs;d; sxzidatise cr(x)k(x)wià <N> Edina mi es(tx) myslx po wxsoud; s'zidatise cr(x)k(')wià <Ch> Da ;stawl41tse str(a)sti bloudnyh(x) i zemlxnimi i morÙskymi /brazy nakaz;emià <N> Da oustawl41tÙse strasti bl;dnyh(x) i zemlxnymi i moorskymi /brazy nakaz;emyà <Ch> Zde mi 5s(tx) stati slow;ß t\lesnaa ve pon;vdaetÙ me nemo]xá i wr\me nekxsnoe; <N> Zde mi es(tx) stati 25 slowouß t\lesnaa ve pon;vdaetÙ me nemo]xá i wr\me nek'snoe;

Page 65: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

59

pourtant, j’avais encore à vous citer beaucoup d’exemples qui méritaient l’admiration de mes auditeurs attentifs, exemples empruntés aux êtres marins et à la mer elle-même: comment l’eau se fige en sel; comment la pierre très précieuse qu’est le corail, est herbe au sein de la mer, et prend, lorsqu’on la tire à l’air, la solidité de la pierre; d’où vient que la nature a mis dans l’animal le plus vulgaire, l’huître, la pierre du plus haut prix – car [ces perles] que recherchent les trésors des rois, gisent çà et là, le long des rivages, sur les côtes et les aspérités des roches, cachées entre les écailles des huîtres -; d’où vient que les pinnes marines nourrissent la laine d’or que nul teinturier n’a jusqu’à

<Ch> elma 10 mn/ga i e]e priloviti hot\h(x) l1bosly[atel5mx `1dese d/s(to)inaá / prozeba1]ih(x) wx moori « samomx mooriß kako wx solx woda sxsiraetse; <N> elma mnoga f74v i e]e priloviti hot\h(x) l1bosly[atel5mx `1dese dos(to)inaá / prozeba1]ih(x) w' moori / samomx mooriß kako w' solx woda s'siraetÙse; <Ch> kako mn/goc\nny kamenx koral£eá trawa 15 ;bo 5s(tx) wx mooriá egdave ;bo na wxzdouh(x) iznesena b;detxá wx kamenn;1 twrxd/s(tx) pr\twaraetse;

<N> kako mnogoc\nny 5 kamenx koral£eá trawa oubo es(tx) w' mooriá egdave oubo na w'zdouhx iznesena b;det(x)á w' kamenn;1 twr'dos(tx) pr\twaraetÙse;

<Ch> /t(x)k;d(ou) mxn[om; viw/tn; /t(x) skolxkxá mn/go c\nnago b<iser>a 5s(tx)stwo25 wxloviá 4ve bo vela1tx 20 skrowi]a c(a)rxá s£a pri kraih(x) i br\z\h(x) i wx strx[nyh(x) kamenx powrxveni by[eá pri krow\h(x) skolxkx levimi;

<N> /t(x)koud(ou) mxn[omou viwotn; /t(x) skolxkxá mnogo c\nnago bisera es(tx)stwo w'loviá 10 4ve bo vela1tx skrowi]a c(a)rxá s£a pri kraih(x) i br\z\h(x) i w' strx[nyhx kamenx powr'veni by[eá pri krow\h(x) skolxkx levimy; <Ch> /t(x)koud(ou) zlat;1 wlxn; p£nni

Page 66: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

60

présent imitée; d’où vient que les coquillages procurent aux rois les robes de pourpre dont l’éclat passe, de loin, les fleurs même des prairies. Que les eaux produisent…! Et qu’est-ce qui n’a pas été fait, de ce qui nous était nécessaire? Quel est parmi les objets précieux celui dont notre vie n’a reçu le présent? Tantôt [c’est] pour notre service; tantôt pour [compléter] le spectacle admirable de la création; parfois pour nous inspirer de la crainte, et corriger notre insouciance. Les monstres marins. Dieu créa en effet les grands animaux aquatiques. Ce n’est pas d’avoir des proportions supérieures à l’écrevisse de mer et à la

pita1t(x) eve niktove /t(x) cw\tno bagre]ih(x) do n(y)n4 podrava;

<N> /t(x)k;d; zlat;1 wlxn; p£nny pita1t(x) eve niktove /t(x) cw\tno bagre]ih(x) do 15 n(y)n4 podrava; <Ch> /t(x)koud(ou) 25 kohl£e c(a)remx bagren£ce dar;1t' ive i cw\ti raiskyh(x) bl(a)gor;menÙstwomx f76v pr\teko[eà <N> /t(x)koud(ou) kohl£e c(a)remx bagrenice dar;1tx ive i cw\ti raiskyh(x) bl(a)gor;menÙstwomx pr\teko[eà <Ch> “Da izwed;tx wody!”

<N> “Da izwedout(x) wody!” <Ch> I `to ne bys(tx) /t(x) n;vdnyhx?

<N> I `to ne bys(tx) /t(x) n;vdnyhx? <Ch> ~to li ne /t(x) mnogo cw\tn<n>yh(x)26 darowano bys(tx) vit£;?

<N> ~to li ne /t(x) mnogo cw\tnyh(x) darowano bys(tx) vit£1? <Ch> ?wa ;bo na sl;vbou `l(ow\)k/mx; «wa ve wx zr\n£e 5 5ve / twari `1deseá i na stra[na nakaz;1]a na[e l\niwoeà <N> 20 ?wa oubo na sl;vbou `l(ow\)k/m(x); «wa ve w' zr\n£e eve / twari `1deseá i na<a> stra[naa nakazou1]a na[e l\niwoeà <Ch> “Sxtwori g(ospod)x kiti welikyeà” <N> “S'twori g(ospod)x k£ti welikyeà” <Ch> Ne pon5ve /t(x) kar£dy i men£dy

Page 67: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

61

mendole, qui leur vaut cette qualification de grands, mais d’égaler par la masse de leur corps les monts les plus élevés, eux que l’on prend souvent pour des îles, lorsqu’il leur arrive de nager à la surface de l’eau. Toutefois, énormes comme ils sont, ils habitent, non les abords des côtes ni les rivages, mais la mer que l’on nomme Atlantique. Tels sont les animaux qui ont été créés pour nous inspirer crainte et frayeur. La puissance du Créateur ne se manifeste pas moins dans les plus petits poissons. Mais si tu entends dire que les plus grands navires, voguant à pleines voiles par un vent favorable, sont facilement arrêtés par le plus petit des poissons, le remora, qui tient long-temps le vaisseau immobile, comme enraciné dans la mer, est-ce tu n’as pas tout aussi bien dans ce petit être la preuve de la puissance du

we]x[i s;t(x)á sego rad(i) welici re`eni by[eá nx pon5ve 10 welikymx goramx tevest£; t\lese pri;pod(o)bl41tseá 4kove i /strowx mnoga]imx `(x)tan£e poda1t(x)á egda n\kogda pri4wl5ni wodnomx wxsk;pl1tseà <N> Ne pon5ve /t(x) karidy i men£dy we]x[i sout(x)á sego 25 rad(i) welici re`(e)ni by[eá nx pon5ve welikymx goramx tevest£1 t\lese f75r prioupodobl41tÙseá 4kove i /strowx mnoga]im' `tan£e poda1txá egda n\kogda pri4wl5ni wodnom(x) w'skoupl1tÙseà <Ch> S£i ;bo tolici s;]eá ne pri br\z\h(x) 15 nive pri kraih(x) pr\bywa1t(x)á nx wx Atlant£`xsk;1 gl(agol)em;1 p;`in; viw;txà <N> S£i oubo tolici s;]eá ne pri br\z\hx nive pri 5 kraih(x) pr\bywa1txá nx w' Atlanti`xsk;1 gl(agol)5m;1 p;`in; viwout(x)à <Ch> Takowa sout(x) 4ve kx strah; i ;diwlen£; na[(e)m; sxd\telÙstwowana viwotnaà <N> Takowa soutx 4ve k' strahou i oudiwl5n£1 na[emou s'd\telÙstwowana viwotnaaà <Ch> A]e li ve ;sly[i[i 4ko welic£i /t(x) 20 korablxá prostrxtama 4driloma dobr\ plawa1]aá mal\i[aa rybicaá ehen£aá sice ;dobn\ ;stawl4etxá 4ko nepodwivimx na mnoz\ hraniti korablxá 4kove ;koreniw[ise wx samo i p;`in\á 25

Page 68: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

62

Créateur? Non seulement les espadons, les scies, les chiens, les baleines, les marteaux sont redoutables; mais le dard de la pastenague marine – la bête fût-elle morte –, et le lièvre marin ne le sont pas moins; puisqu’ils causent une mort rapide et inévitable. Ainsi le Créateur veut-il que tu sois toujours sur tes gardes, afin que dans l’espérance que tu mets en Dieu, tu fuies les dommages que ces êtres te porteraient. Péroraison Mais le moment est venu de remonter des profondeurs, et de revenir sur la terre ferme.

pro`ee ne i wx mal\ li tove sxzdaw[ago sil; prieml5[i oukazan£e? <N> A]e li v(e) ously[i[i 4ko welic£i /t(x) korablxá 10 prostrxtama 4driloma dobr\ plawa1]aá mal\i[aa rybicaá ehen£aá sice oudobn\ oustawl4etxá 4ko nepodwivimx na mnoz\ hraniti korablxá 4kove oukoreniw[ise wx samo i pou`in\á pro`ee 15 ne i w' mal\ li tovde sxzdaw[ago sil; pr£eml5[i oukazan£e? <Ch> f77r Ne bo tx`£; 8£f£e i pr£/ni i 7i i falen(e) i zugene stra[ni sout(x)á nx i grxlice velo morsc\i – i toi mrxtw\ –á i zaecx moorÙsky ne mxn5 s;tx stra[naá i 5 neizb\vn; sxmrxtxna noset(x)à <N> Ne bo tx`£1 8£f£e i pr£/ni i 7i i falen\ i z£g5n\ stra[ni sout(x)á nx i gr'lice velo moorsc\i – i toi mrxtw\ –á i zaecx moorsky ne 20 mxnn5 soutx stra[naá i neizb\vn; s'mrxtxna nosetxà <Ch> Sice te ws\mi bxdrxstwowati zivditelx ho]etxá da eve kx b(og); nadevde1á ive /t(x) «n\h(x) pakosti /t(x)b\gae[ià <N> Sice te wÙsemi bxdrxstwowati zivditelx ho]etxá da eve k' b(og)ou nadevde1á ive /t(x) on\h(x) pakosti /t(x)b\gae[ià <Ch> Nx ;bo wxstek[e /t(x) glxbinxá na s;[ou 10 prib\gnemxà <N> Nx oubo w'stekÙ[e /t(x) glxbinxá na s;[; 25 prib\gnemxà

Page 69: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

63

Car, survenant l’une après l’autre, les merveilles de la création, comme l’auraient fait des vagues, ont de leurs flux continuels et succesifs, submergé notre discours. Et pourtant je m’étonnerais que notre pensée ne rencontrât sur la terre de plus grands sujets d’étonnement, et qu’elle ne revînt, à l’exemple de Jonas, chercher sur mer un refuge. Il semble toutefois que mon discours, rencontrant ces innombrables merveilles, ait oblié la mesure qui s’imposait: il lui est arrivé la même aventure qu’aux marins qui, sur mer, faute d’un point fixe pour calculer leur vitesse, ignorent souvent quelle distance ils ont parcourue. Ainsi probablement nous-mêmes, en parcourant la création, ne nous sommes-nous pas aperçus du grand nombre des questions traitées.

<Ch> I boá n\kako ina na inyh(x)á postig[a nas(x) sxd\telxstw; `1desaá 4kove n\kye wlxny `estimi i pod(o)bnymi nahovdenmyá potopleno na[e slowo priwed(e)à <N> I boá n\kako ina na inyh(x)á postyg[a nas(x) s'd\telÙstw; `1desaá 4kov(e) f75v n\kye wlxny `estimi i pod(o)bnymi nahovdenmyá potopl5no na[e slowo priwed(e)à <Ch> I `to ;bo `1diti mi se ;bo a]e 15 ne we]x[imi ive po s;[i pr\slawnimi myslx na[a byw[iá paky po ¢/n\á wx moori ;b\gnet(x)à <N> I `to ;bo `1diti mi se ;bo a]e ne we]x[imi ive po s;[i pr\slawnimi myslx 5 na[a byw[iá paky po ¢/n\á w' moori ;b\gÙnetxà <Ch> ;pod(o)bi ve se moe slowoá wxpadx wx tmahx `1desxá zabyti sxm\rstwoß i tovde postrad(a)ti ive wx 20 p;`in\ plawa1]ih(x) ive kx ni`esomou wxdr;ven; podwizan£e naznamen;1]e ne raz;m\wa1t(x) mnoga]i eliko proteko[eà <N> Oupod(o)bi ve s(e) moe slowoá w'padx w' t'mahx `1desxá zabyti s'm\rstwoß i tovde postrad(a)ti ive w' pou`in\ plawa1]ih(x) ive kx ni`esom; wxdrouven; podwizan£e 10 naznamen;1]e ne raz;m\wa1tx mnoga]i eliko proteko[eà <Ch> Eve ;bo i « nas(x) ;pod(o)bise bywati tek;]ou slow; skroz\ twarxá 25 ne prieti mn/vxstwou re`ennyh(x) `1wstwoà <N> Eve ;bo i « nas(x) ;podobise bywati

Page 70: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

64

Mais pour attentive que soit cette vénérable assemblée, et pour agréable que paraisse aux oreilles des esclaves [que nous sommes], le récit des merveilles accomplies que le Maître, jetons l’ancre ici-même, et attendons le jour pour nous acquitter du reste [de notre tâche]. Levons-nous donc; et, tous, rendons grâces pour ce qui a fait l’objet de notre entretien; demandons que s’achève l’exposé des questions qui nous restent à traiter. Et puissiez-vous, même dans le temps où vous prendrez votre nourriture, vous entretenir, à table, de tout ce que, ce matin et ce soir, nous avons ensemble parcouru; que ces pensées occupent vos rêves, et vous fassent jouir, même pendant votre sommeil, du plaisir que vous y aurez trouvé dans le jour, afin qu’il vous soit possible de dire: Je dors, mais mon coeur veille, parce qu’il médite nuit et jour la loi du Seigneur à qui soient la gloire

tek;]; slow; skroz\ twarxá ne pr£eti mnovxstwou re`ennyh(x) `1wstwoà <Ch> Nx a]e i l1bo poslou[Ùnx f77v `xstnyi sx pozorxá i sladka rabÙskyim(i) sl;h/m(x) wl(a)d(y)`nyh(x) `1desx pow\stx zde slowo sxstawlx[eá povdimx d(x)nx kx «staw[imx /t(x)dan£aà <N> Nx a]e i l1bo posl;[xnx 15 `xstny sx pozorxá i sladka rabÙskyim(i) sl;h/m(x) wl(a)d(y)`nyh(x) `1desx pow\stx zde slowo s'stawlx[eá povdimx d(x)nx k' /staw[im(x) /t(x)dan£aà <Ch> Wxstaw[e wxsi bl(a)godarimx « 5 re`enyh(x)á i i sprosim(x) «staw[imx isplxn5n£eà <N> W'staw[e w'si bl(a)godarimx / re`ennyh(x)á i i sprosimx /staw[imx isplxn5n£eà <Ch> B;di ve namx i wx pri`e]eni pi]e na trapezna pow\dan£aá elika ve /t(x) 1tra wamx i elika wx we`(e)rxna ide slowo; i ive / sih(x) myslehx /t(x) sxna 5ti 10 byw[eá pod(x)newÙnymx wesel£emx ispe]e nasladiteseá <N> 20 Boudi ve namx i w' pri`e]eny pi]e na trapeznaa pow\dan£aá elika ve /t(x) 1tra wam(x) i elika w' we`(e)rxna ide slowo; i ive / sihx mysl\h(x) /t(x) s'na eti byw[eá pod(x)newÙnymx wesel£emx ispe]e nasladiteseá <Ch> da mo]no w;detx wamx gl(agol)atiß “Azx spl1á i s(x)rd(x)ce moe bditx” á

Page 71: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

65

et la puissance dans les siècles des siècles. Ainsi soit-il!

po;`aese d(x)nx i no]x wx zakon\ g(ospodi)niá em;ve slawa i drxvawaá wx w\ky 15 w\komxà Aminx! <N> da 25 mo]Ùno w;detx wamx gl(agol)atiß “Azx spl1á i s(x)rd(x)ce moe bditx” á po;`aese d(x)nx i no]x w' zakon\ f76r g(ospodi)niá em;v(e) slawa i dr'vawaá w' w\ky w\k/m(x)à Amin'!

Page 72: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

66

Voetnoten bij transcriptie

1 Dittografie dit is bij vergissing het dubbel schrijven van letters, wordt herhaald aan het eind van de regel 2 Supra linea (S.l.): corrigeren door het toevoegen van letters of woorden boven de lijn. 3 Staat bij potr\bstwa, vergissing kopiist 4 dittografie 5 S.l. 6 Zie ingevoegd bovenaan f69v

7 Groot verschil beide handschriften: hs CH pegrx]a = hs N pr\grx]a 8 Corrigeren door het toevoegen van het woord in de marge. 9 S.l. 10 Vertalersfout door verwarring Grieks “brachus” = kort met “bragchion” = keel, luchtpijp (van vissen). 11 Vertalersfout door verwarring Grieks “diaita” = manier van leven met “dia ta” = door … 12 dittografie 13 in rasura dat wil zeggen vergissing van de kopiist, door hem doorgekrast in de tekst. 14 7i zie miklosič pxs' = hond 15 obawxnik' bezweerder is een vertaalfout voor Grieks “tunnoskopoi” 16 S.l. 17 Datief weggevallen door haplografie, dit is een weglating van een gelijkluidend deel door de kopiist. 18 S.l. 19S.l. 20 S.l. 21 S.l 22 esmy voor 5sm' eerste persoon meervoud van het werkwoord byti 23In hs. N een afwijkende lezing. Het Grieks origineel woord is 'hupodeigma', in deze context 'voorbeeld'. De Slavische tegenhanger is oukazani5 dus Ch heeft de oorspronkelijke lezing. 24 fout in volgorde door saut du même au même. Hs Ch is de juiste lezing. 25S.l 26 Onregelmatige verdubbeling van de letter N.

Page 73: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

67

Besluit

Basilius van Caesarea, één van de grote kerkvaders van de Oosterse kerk, schreef in de vierde

eeuw de Homiliae IX in Hexaemeron waarin de schepping van de wereld wordt verhaald in

negen homilieën. Concreet becommentarieert Basilius in zijn werk elke regel van Genesis,

zonder zijn uitleg hierbij in een groter geheel te passen. Op de schepping van de mens gaat de

kerkvader echter niet in, in tegenstelling tot zijn broer Gregorius van Nyssa die het werk van

Basilius aangevulde met de De opificio hominis.

De zevende homilie van het Hexaemeron vormt het onderwerp van deze transcriptie. Hierin

beschrijft de kerkvader het leven van vissen en reptielen. Aan de hand van tal van

voorbeelden legt de kerkvader uit hoe de mens lessen kan trekken uit het gedrag van zowel

grote als kleine dieren. Door zowel Bijbelcitaten als heidense wetenschappelijke teksten aan

te halen probeert Basilius de christelijke mens op te voeden.

In de Slavische wereld is het Hexaemeron bekend geworden door twee vertalingen. In een

eerste vertaling van de hand van Ioann Exarch (9e – 10e E) wordt het werk van Basilius in

grote lijnen gevolgd, al is de vertaling niet letterlijk. Bij vergelijking met de Griekse brontekst

stelt men kleine inlassingen, weglatingen, omschrijvingen, vereenvoudigingen, uitweidingen

en ontdubbelde formuleringen vast in de Oudslavische variant.

Een tweede, 14e eeuwse vertaling is daarentegen een letterlijke vertaling van het Hexaemeron

van Basilius. De congruentie van deze anonieme vertaling met de Griekse brontekst is

treffend, zowel wat de inhoud als de vorm betreft. De 14e eeuwse vertaling is tot ons gekomen

in vijf uitsluitend Zuid-Slavische codices. Deze codices omvatten zowel de Homiliae IX in

Hexaemeron als de De opificio hominis van Gregorius van Nyssa. Beide werken werden

steeds samen overgeleverd en werden waarschijnlijk als één geheel beschouwd. De

verschillen tussen de vijf handschriften Ch, N , R , Z en B zijn beperkt, zodat men van een

stabiele traditie kan spreken.

De eigenlijke transcriptie in deze scriptie bevat de zevende homilie van handschriften Ch en

N. Dit zijn de oudste manuscripten en liggen zodoende het dichtst bij elkaar in de traditie. Bij

het uitvoeren van de transcriptie hebben we woordscheidingen aangebracht en afkortingen

Page 74: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

68

opgelost. Verder werd de interpunctie van de handschriften aangepast aan een interpunctie

van onze normen. Door te werken met twee handschriften was het eenvoudiger te achterhalen

waar een vergissing van de kopiist zich voordoet.

De handschriften zijn geschreven in een goed leesbaar semi-unciaal van de 14e-15e eeuw. De

ornamentatie en de initialen in beide manuscripten zijn erg eenvoudig. Het gebruik van hasten

van bepaalde letters komt erg vaak voor in de handschriften. Als de schrijfwijze van de

kopiist van N vergeleken wordt met die van Ch, kan men besluiten dat N netter is. De kopiist

van Ch heeft vaker correcties aangebracht, dit onder andere door het overschrijven of

doorhalen van letters, het toevoegen van letters of woorden boven de lijn, aangeduid als

‘supra linea’, of in de marge. Ligaturen worden gebruikt om zuinig om te gaan met het papier,

vooral ligaturen van tr en tw zijn frequent. Afkortingen van nomina sacra, veelvoorkomende

woorden en bepaalde uitgangen zijn geen uitzondering in zowel Ch als in N. In beide

handschriften wordt gebruik gemaakt van de Griekse letters 7 en 8. Van bepaalde letters

komen verschillende schrijfvarianten voor. Zo treft men naast i ook £, u en J aan. Naast o

komen ook /, oo, − en ̄ voor. Naast ou worden ook vaak de ligaturen ; en : gebruikt. De

brede ‹ is een schrijfvariant van 5, maar deze ‹ hebben we in de transcriptie buiten

beschouwing gelaten. De orthografie is Servisch Kerkslavisch, de handschriften bevatten dus

geen nasalen. Verwarring van \ en E en van y en i komen erg regelmatig voor. Het gebruik

van de reductievocalen verschilt in beide handschriften. N is conservatiever en gebruikt '

volgens formalistische regels. In Ch komt ' slechts vijfmaal voor, misschien gaat het om een

andere schrijfwijze van x. In zwakke positie wordt x vaak vervangen door paerčik. In de

combinatie van -stwn- is x weggevallen tussen w en n, maar bijna systematisch terug ingelast

tussen t en w. Er bestaat een weerstand tegen jotatie tussen twee vocalen. Na n en l wordt

jotatie meestal wel behouden, maar na r valt de jotatie veelal weg. Nog kenmerkend voor

beide handschriften zijn contracties in adjectieven met een lange uitgang en in imperfecta.

Een ongebruikelijke verdubbeling van n komt voor in passieve participia, adjectieven en

bijwoorden. Een sterke invloed van het Grieks vindt men terug in het lexicon van de zevende

homilie, het zijn vooral technische termen die men als leenwoord overgenomen heeft uit het

Page 75: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

69

Grieks. Naast leenwoorden zijn er in de zevende homilie ook tal van calques terug te vinden,

waarvan de structuur gebaseerd is op het Grieks.

Ondanks vele moeilijkheden die we in de handschriften aangetroffen hebben, is er uiteindelijk

een duidelijke transcriptie van de zevende homilie van handschriften Ch en N tot stand

gekomen. We hebben varianten tussen beide manuscripten aangeduid en de taalkundige en

paleografische bijzonderheden van de twee behandelde handschriften werden genoteerd.

Hopelijk vormt deze transcriptie een aanzet voor een kritische editie op basis van de vijf

bestaande handschriften.

Page 76: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

70

Bibliografie AMAND DE MENDIETA, E. - RUDBERG, S. Y., Basilius von Caesarea. Homilien zum hexaemeron. Berlin, 1997. AITZETMÜLLER, R., Das hexaemeron des Exarchen Johannes, I-VII. Graz, 1958. BALAS, D.L., & CIST, O., “Gregor von Nyssa”, in: G. MÜLLER, G. KRAUSE en H. Balz, Theologische Realenzyklopädie, Band XIV. Berlin, 1985. pp. 173-181. BARDENHEWER, O., Geschichte der altkirchlichen Literatur. 3: Das vierte Jahrhundert mit Ausschluss der Schrifsteller syrischer Zunge. Berlin, 1912. BARDY, G., “Basile (Saint)”, in: VILLER, M. - CAVALLERA, F. – DE GUIBERT, J., Dictionnaire de spiritualité. Ascétique et mystique doctrine et histoire. Tome I. Paris, 1937. pp. 1273-1283. BERNARDI, J., La prédication des pères cappadociens: le prédicateur et son auditoire. Paris, 1966. BLAGOVA, E. – TSEJTLIN, R. M.- GERODES, S. – PATSNEROVA, L. – BAUEROVA, M., Staroslavjanskij slovar’ (po rukopisjam X-XI vekov), Moskva, 1999. CAPALDO, M., “Jean l’Exarque en tant que compilateur et traducteur”, Polata k’’nigopis’naja, 3 (1980), pp. 69-91. CHRISTOV, I., “The Creative Logos, the Nature of Things and their Uniqueness in the ‘Hexaemeron’ of Joannes Exarchus.” in: J.A. AERTSEN & A. SPEER, Miscellanea Mediaevalia. Band 24. Individuum und Individualität im Mittelalter. Berlin, New York, 1996. pp. 99-110. CROUZEL, H., “Origène”, in: VILLER, M. - CAVALLERA, F. – DE GUIBERT, J., Dictionnaire de spiritualité. Ascétique et mystique doctrine et histoire. Tome XI. Paris, 1982. pp. 933-961. DUJČEV, I., “L’Hexaémeron de Jean l’Exarque”, in: B. ZÁSTĚROVA, Byzantinoslavica. XXXIX. Praag, 1978. pp. 209-223. GEERARD, M., Clavis Patrum Graecorum Vol. II, Ab Athanasio ad Chrysostomum. Turnhout, 1974. GIET, S., Basile de Césarée. Homélies sur l’hexaéméron. Sources Chrétiennes. Paris, 1949. GUINOT, J.N., “Theodoret von Kyrrhos” in: G. MÜLLER, G. KRAUSE, H. BALZ, Theologische Realenzyklopädie, Band XXXIII. Berlin, New York, 2002. pp. 250-254. HAGER, F.P., “Neuplatonismus” in: G. MÜLLER, G. KRAUSE, H. BALZ, Theologische Realenzyklopädie, Band XXIV. Berlin, New York, 1994. pp.341-363.

Page 77: De veertiende eeuwse Slavische vertaling van Basilius van …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/348/605/RUG01-001348605... · 2014-12-23 · ii wijst meteen ook op de orthografische en

71

HÖFER, J. – RAHNER, K., Lexikon für Theologie und Kirche, Rome/Innsbruck, 1957. JAKSCHE, H., “Das Weltbild im Šestodnev des Exarchen Johannes”, Die Welt der Slaven 4 (1959), pp. 258-301. LEVIE, J., “Les sources De la Septième et de la Huitième Homélie de Saint Basile sur l’Hexaméron.”, Le musée belge. Revue de philologe classique. I (1920), pp. 9-149. MIKLOSICH, F. VON, Lexicon Palaeoslovenico-Graeco-Latinum emendatum auctum, Aalen, 1977. [Wenen, 1862-1865] PUECH, A., Histoire de la littérature Grecque Chrétienne depuis les origines jusqu’à la fin du IVe siècle.,Tome III, Paris, 1930, pp. 318-395. PODSKALSKY, G., Theologische Literatur des Mittelalters in Bulgarien und Serbien 856-1456. München, 2000. QUASTEN, J., Patrology. The Golden Age of Greek Patristic Literature. From the Council of Nicaea to the Council of Chalcedon. Utrecht, Antwerpen, 1963. SELS, L., “Deux traductions slavonnes du De hominis opificio de Grégoire de Nysse (XE et XIVE SS.)”, Slavica Gandensia, 29 (2002), pp. 137-164. SELS, L., “La traduction slavonne du De hominis opificio de Grégoire de Nysse. Edition du prooemium et étude de la technique de traduction.”, Slavica Gandensia, 28 (2001), pp. 145-177. TROST, K., “Untersuchungen zur Übersetzungstheorie und –praxis des späteren Kirchenslavischen. Die Abstrakta in der Hexaemeronübersetzung des Zagreber Zbornik von 1469.” In : D. TSCHIŽEWSKIJ, Forum Slavicum. Band 43. München, 1978. VAN WINDEN, J.C.M., “Hexaemeron.”, in : T. KLAUSER, E. DASSMANN, F. J. DOLGER, J-H. WASZINK, Reallexikon für Antike und Christentum. Sachwörterbuch zur Auseinandersetzung des Christentums mit der antiken Welt. Band XIV. Stuttgart, 1988. pp. 1250-1269. VEREECKEN, J., Oudslavisch I. Vormleer. Gent. (syllabus) VEREECKEN, J., SELS, L., Oudslavisch II. Grammatica, vormleer, syntaxis. Gent, 2005. (syllabus) ZEEGERS, N., “Theophilus von Antiochien”, in: G. MÜLLER, G. KRAUSE en H. BALZ, Theologische Realenzyklopädie, Band XXXIII. Berlin, New York, 2002. pp. 368-371.