De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire...

88
1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling De Vuyst Steven MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK PROMOTOR : PROF. DR. Sven Biscop COMMISSARIS : DR. Tim Haesebrouck COMMISSARIS : DR. Peter Debaere ACADEMIEJAAR 2011 - 2012 De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van ‘R2P’ aantal woorden: 22704

Transcript of De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire...

Page 1: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

1

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijke verhandeling

De Vuyst Steven

MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN

afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK

PROMOTOR: PROF. DR. Sven Biscop

COMMISSARIS: DR. Tim Haesebrouck

COMMISSARIS: DR. Peter Debaere

ACADEMIEJAAR 2011 - 2012

De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van ‘R2P’

aantal woorden: 22704

Page 2: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

2

Voorwoord

De reden voor het schrijven van deze verhandeling is enerzijds te wijten aan een gevoel van

verontwaardiging en anderzijds aan de interesse voor de spanning tussen het humanitair

discours van grootmachten en hun ‘realpolitik’. De verontwaardiging spruit namelijk voort uit

de paradox van humanitaire militaire interventies. Deze paradox houdt in dat er dikwijls meer

menselijk leed wordt aangericht door toedoen van humanitaire militaire interventies, dan dat

er menselijk leed vermeden wordt. Daarnaast is mijn interesse in de machtspolitiek van

grootmachten opgewekt in de manier waarop zij het internationaal recht aanpassen aan hun

doelstellingen en de publieke opinie trachten te overtuigen van ‘de goede zaak’. De interesse

voor dit onderwerp is geleidelijk aan gerijpt door de lessen ‘geschiedenis van de

wereldpolitiek’ van professor Coolsaet. Mijn verontwaardiging en interesse werden onlangs

ook nog geprikkeld door de militaire interventie van de NAVO in Libië vorig jaar. Dit gaf dan

ook de doorslag voor de neerslag van deze verhandeling.

Verder rest er mij alleen nog maar het plezier om enkele mensen te bedanken. Vooreerst wens

ik mijn promotor Prof. Dr. Sven Biscop te bedanken voor de nodige begeleiding en

invalswegen die werden aangereikt tijdens het onderzoek. Daarnaast wens ik ook Ludo De

Brabander te bedanken voor zijn inspirerend engagement en aangereikte bronnen. Verder

verdienen mijn ouders eveneens een blijk van appreciatie door hun aanmoedigingen en

ondersteuning in het volbrengen van deze opdracht.

Met oprechte dankbetuiging!

Steven De Vuyst

Page 3: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

3

Abstract

De NAVO heeft zich na de Koude Oorloog omgevormd tot een interventiestrijdkracht en

heeft daarbij zowel geografisch als inhoudelijk de limieten van haar missies verlegd. In

crisissituaties, zoals deze in Kosovo en recentelijk in Libië, heeft de NAVO dan ook haar

stempel gedrukt op de uitkomst van deze conflicten. Dit heeft controverse veroorzaakt op

twee manieren. Enerzijds omdat de NAVO zichzelf het recht toegeëigend heeft om buiten de

VN-veiligheidsraad militair in te grijpen en mandaten van de VN te overschrijden, en

anderzijds omdat de NAVO een geostrategische belangenorganisatie is die onder humanitaire

voorwendsels een militair ingrijpen kan verantwoorden. Het is dan ook de spanning tussen het

humanitair discours en de belangenagenda van de NAVO(lidstaten) die de insteek vormen

van deze verhandeling. De nieuwe norm ‘R2P’ kan dan ook aanleiding geven tot inmenging,

wanneer de NAVO, zoals in het geval van de militaire interventie in Libië, deze norm zullen

interpreteren in functie van hun veiligheidsstrategie of geostrategische agenda. Doorheen deze

verhandeling wordt de casus Libië verder uitgewerkt aan de hand van de principes van de

‘just war theory’ die door het ICISS werden opgenomen om een legitieme implementering

van ‘R2P’ mogelijk te maken. Wanneer de NAVO-operatie wordt afgewogen aan deze

criteria, dan blijkt al vrij snel dat de legitimiteit van de operatie op losse schroeven komt te

staan. ‘R2P’ kan dus nog steeds aanleiding geven tot illegale en illegitieme inmenging,

wanneer dezelfde grootmachten die tot een interventie verzoeken, zelf de militaire interventie

uitvoeren. Ondanks de nobele intenties van de architecten van de ‘R2P’-norm,blijft dit nieuwe

discours gedoemd om kwetsbaar te blijven in wereld van ongelijke machtsverhoudingen.

Page 4: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

4

Inhoudsopgave:

I. Inleiding…………………………………………………………………………p.8

A) Explicitering Probleemstelling………………………………………………p.8

B) Opbouw Masterproef………………………………………………………..p.9

II. De NAVO van defensiegemeenschap naar interventiegemeenschap…………...p11

A) De NAVO: ‘What’s in a name?’………………………………………. p11

B) De NAVO in een nieuw kleedje……………………………………… p13

C) De Balkan: ‘Test case’ van een eerste ‘out-of-area’- operatie……….... p15

a) De NAVO toont zijn kracht…………………………………... p15

b) Waarden en belangen…………………………………………. p.17

D) Kosovo: De NAVO-interventie zonder VN-mandaat…………………. p21

a) Etnisch geweld en Grootmachtenpolitiek…………………….. p.21

b) De uitkomst van het Kosovoconflict: voor-en tegenstanders… p.26

E) De NAVO en het tweede Nieuwe Strategische Concept……………… p.28

F) Een nieuwe NAVO: een nieuw vijandsbeeld………………………….. p30

III. Humanitaire militaire interventie en de ontwikkeling van de R2P-doctrine binnen

het internationale recht………………………………………………………. ..p32

A) De som van macht en recht: een dubbele moraal………………………...p.32

B) Humanitaire interventie na de Koude Oorlog……………………………p.37

C) Een nieuwe norm: ‘The Responsibility to protect’……………………….p.40

IV. Casus Libië: een ‘out-of area-operation’ van de NAVO onder ‘R2P’………...p.52

A) Een drastische koersverandering…………………………………………p.52

B) De VN-Veiligheidsraad veroordeelt, de NAVO voert uit……………… p.55

C) R2P en resolutie 1973: Trojaans paard of geloofwaardige interventie?... p.57

D) De NAVO-operatie geëvalueerd aan de hand van de ‘Just war theory’... p.60

V. Humanitair imperialisme verpakt in mensenrechtenretoriek…………………..p.66

Page 5: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

5

VI. Conclusie………………………………………………………………………..p.71

VII. Bijlagen…………………………………………………………………………p.74

VIII. Bibliografie……………………………………………………………………..p.76

Page 6: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

6

Lijst van Acroniemen

VN: Verenigde Naties

VS: Verenigde Staten

R2P: Responsibility to Protect

NAVO: Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

ICISS: Internationale Commissie inzake Interventie en Staatssoevereiniteit

NGO: Niet-gouvernementele organisatie

UCK: Kosovaarse Bevrijdingsleger

AU: Afrikaanse Unie

ICG: International Crisis Group

ICC: Internationaal Strafhof

OHCA: Office for the Coordination of Humanitarian Affairs

HRW: Human Rights Watch

IOM: International Organistation for Migration

Page 7: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

7

"Next the statesmen will invent cheap lies, putting the blame upon the nation that is

attacked, and every man will be glad of those conscience-soothing falsities, and will

diligently study them, and refuse to examine any refutations of them; and thus he will by

and by convince himself that the war is just, and will thank God for the better sleep he

enjoys after this process of grotesque self-deception."1

1. M. Twain, The Mysterious Stranger, Harper & Brothers, New York, 1916, hoofdstuk 9.

Page 8: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

8

I. Inleiding

A) Explicitering Probleemstelling

Zal democratie spontaan tot groei komen door overzeese bommen, of zal het veeleer de kwaal

van onderdrukking bestendigen? Een terechte vraag die men kan stellen bij de actuele

geschiedenis van ‘humanitaire interventies’. Indien de ‘internationale gemeenschap’

intervenieert, dan kiest zij al dan niet bewust partij in een conflict waar de uitkomst tot voor

kort onbeslist bleef, en kan er onomwonden over inmenging worden gesproken. Inmenging

heeft naar mijn gevoel nog steeds een negatieve connotatie en doet meer denken aan koloniaal

paternalisme, dan aan zogenaamde interventies met humanitaire motieven. In tegenstelling tot

de realiteit van inmenging, voorziet het internationale recht een staat namelijk van externe

onschendbaarheid, daar het principe van niet-inmenging gewaarborgd wordt in het VN-

handvest, meer bepaald door de erkenning van de integriteit en soevereiniteit van alle staten

die lid zijn van de VN. Op die manier worden minder machtige staten juridisch gelijkwaardig

aan staten die machtiger zijn, en moeten ze overeenkomstig dit principe als zodanig

gelijkwaardig behandeld worden. Dit principe vindt bijvoorbeeld haar uitwerking in de

Algemene Vergadering van de VN, waar ieder land één stem heeft. Een bevolking heeft dan

ook volgens hoofdstuk VII van het VN-charter impliciet het alleenrecht om zelf een regering

of een despoot omver te werpen wanneer het dat zelf noodzakelijk acht. Nu is het zo dat dit

fundamentele principe binnen het internationale recht geleidelijk aan uitgehold kan worden

door de relatief recente doctrine: ‘R2P’. Deze houdt in dat de internationale gemeenschap

mag ingrijpen wanneer autocratische regimes of veronderstelde dictators de absolute

soevereiniteit als schaamlapje gebruiken om misdaden te begaan ten aanzien van hun

bevolking. Een dergelijk legitimerend en legalistisch discours legt immers een nobele en

plichtsbewuste houding op aan de internationale gemeenschap. Maar politicologisch gezien is

het interessant om te onderzoeken welke actoren baat hebben bij deze ‘R2P’-doctrine en

waarom ze nog niet zo lang geleden de ongemakkelijke term ‘humanitaire interventie’ is gaan

vervangen. Zoals de geschiedenis al zo vaak heeft bewezen, worden buitenlandse interventies

Page 9: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

9

vaak verpakt in een retorisch omhulsel van hoogdravende en humanitaire motieven om daden

van agressie te rechtvaardigen. Daarenboven moeten militaire interventies vrijwel steeds

worden verkocht aan de publieke opinie en worden deze niet zelden begeleid en ondersteund

door desinformatie. Aangezien de NAVO zich sinds de val van de muur eveneens op het

terrein van de ‘humanitaire interventie’ begeeft, wordt de spanning tussen de doelstellingen

van een strategisch bondgenootschap van (groot)machten en het humanitaire karakter van hun

missies steeds meer het onderwerp van controverse. Voornamelijk de interventie in Kosovo

en recentelijk in Libië geven de spanning aan tussen de belangenagenda van een aantal

lidstaten en het humanitaire discours voor de legitimering van interventie. Daarom kan ‘R2P’,

in het licht van de recente geschiedenis van de NAVO, een welgekomen instrument worden

om de mondiale ambities van het bondgenootschap te realiseren. Het opzet van deze

verhandeling bestaat dan ook uit de opgave om de belanghebbende actoren nauwgezet in kaart

te brengen en hun motieven tot interventie te ontleden, verder kijkend dan de retoriek van

‘The Responsibility to Protect’.

B) Opbouw van de Masterproef

In een eerste hoofdstuk wordt de metamorfose van de NAVO belicht van defensie - naar

interventiestrijdkracht, waarbij wordt stilgestaan bij de casus Bosnië en Kosovo. De NAVO

heeft deze crisissituaties aangegrepen om zichzelf een nieuwe identiteit aan te meten in een

wereld na de Koude Oorlog. Thema’s zoals de vaak gespannen relatie tussen de NAVO en

Europa worden niet behandeld omdat de nadruk binnen dit hoofdstuk vooral ligt op de

spanning tussen het humanitair discours van de NAVO en de machtspolitieke manoeuvres van

de NAVO-lidstaten. Er wordt ook verwezen naar de opeenvolgende Strategische Concepten

van de NAVO om duidelijk te maken dat deze organisatie veel meer is dan een oorspronkelijk

Westers bondgenootschap van gelijkgezinde naties die enkel en alleen bekommerd zijn om de

veiligheid van de Euro-Atlantische regio. In een volgend hoofdstuk wordt stilgestaan bij de

problematische relatie tussen macht en recht en het beslag dat asymmetrische

machtsverhoudingen leggen op de geloofwaardigheid en efficiëntie van

internationaalrechtelijke verdragen, afspraken en normen. De evolutie van het concept

‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld,

alsook de valkuilen die ermee gepaard gaan wanneer men geconfronteerd wordt met een

wereld van ongelijke machtsverhoudingen. Aansluitend op dit hoofdstuk worden de vorige

Page 10: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

10

bedenkingen geïllustreerd bij de behandeling van de casus Libië. Deze humanitaire militaire

interventie op basis van ‘R2P’ bleek al heel snel een controversiële operatie te zijn omwille

van de flexibele interpretatie van de NAVO in het uitvoeren van VN- resolutie 1973. In dit

hoofdstuk wordt de spanning tussen de retoriek van humanitaire motieven, aangevoerd door

de NAVO-lidstaten, geconfronteerd met de voormalige houding van de interveniërende

partijen ten aanzien van Libië en de gehele Arabische regio. De rode draad in dit hoofdstuk

behelst dus de vraag of er sprake is van ongewettigde inmenging of van een gerechtvaardigde

interventie. In het laatste hoofdstuk wordt dan beknopt ingegaan op de discourselementen van

(humanitaire) interventie en het belang van het internationale recht in de bescherming van

zwakke staten. De rol van de media wordt ook kort aangeraakt door haar steeds grotere rol in

het mobiliseren en dikwijls desinformeren van de publieke opinie om de gedachten te doen

rijpen in functie van een militair ingrijpen. Doorheen deze literatuurstudie wordt voornamelijk

beroep gedaan op artikels en monografieën die de problematische relatie tussen

machtspolitiek en het internationale recht belichten. Het karakter van dit onderzoek is dus

kwalitatief, daar het ook dieperliggende motieven tot interventie wil onthullen en het discours

van humanitaire interventies enigszins wil deconstrueren. Het besluit zal dan op basis van de

aangereikte elementen uit de opeenvolgende hoofdstukken een antwoord pogen te formuleren

op de vraag of ‘R2P’ dan wel een nieuw Trojaanse paard is om het internationaal recht te

omzeilen en daaraan gekoppeld of de NAVO(-lidstaten) zijn (hun) belangenagenda

gedeeltelijk door middel van ‘R2P’ zal (zullen) kunnen realiseren.

Page 11: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

11

II. De NAVO van defensie-naar interventiegemeenschap

A) De NAVO: ‘What’s in a name?’

In 1949 ondertekenen twaalf landen – België, Canada, Denemarken, Frankrijk, IJsland, Italië,

Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, het Verenigd Koninkrijk en de VS – het

Noord- Atlantisch Verdrag. Ze verenigen zich daarmee in een defensieve alliantie, met als

prioritaire doelstelling: de collectieve verdediging van het territorium tegen een eventuele

militaire aanval of invasie van de Sovjet-Unie. Centraal in het verdrag staat artikel 5: een

gewapende aanval op één van de leden zal beschouwd worden als een aanval op allen en de

lidstaten zullen hiertegen samen reageren.2 De NAVO was dus de militair-defensieve

component van de Noord-Atlantische regio tijdens de blokkenrivaliteit van de Koude Oorlog.

Deze Noord-Atlantische alliantie kwam evenwel in een identiteitscrisis terecht na de val van

de muur in 1989 en de desintegratie van de Sovjet-Unie in 1991. Toen de democratische

omwenteling in Oost-Europa een hoge vlucht nam, verdwenen stilaan ook de militair-

defensieve argumenten van de NAVO-top om de NAVO te blijven onderschrijven als een

organisatie gericht tegen een mogelijke Sovjetdreiging. Een dergelijk institutioneel

zelfbehoud moest geleidelijk aan verlaten worden, want zoniet zou de NAVO verworden tot

een anachronisme in een ‘nieuwe’ wereld. Tijdens de eerste NAVO-top in juli 1990, na de

desintegratie van de Oost-Europese communistische systemen, gaven de vertegenwoordigers

van de lidstaten dan ook te kennen dat de NAVO, ondanks het wegvallen van het

Warschaupact, moest behouden blijven. ‘The end of history’, dat zich volgens liberale

optimisten zou gaan voltrekken na het wegvallen van de bipolariteit zou in Atlantische

kringen met een zekere argwaan ontvangen worden. De NAVO moest waakzaam blijven

aangezien nieuwe conflicthaarden, die steeds de kop werden ingedrukt door het Sovjetregime,

terug naar de oppervlakte zouden komen in de nu onafhankelijke Oost-Europese staten.

Spanningen van politieke, etnische, religieuze en economische aard zouden kunnen

opflakkeren, wat terug nieuwe veiligheidsrisico’s zou meebrengen voor het

bondgenootschap.3 Daarnaast was het zo dat de onuitgesproken, niet-militaire doelstellingen

2. NATO, The North Atlantic Treaty, art.5, Washington, 4 april 1949.

3. M. Alexander, ‘De rol van de NAVO in een veranderde wereld’, in: NAVO Kroniek, nr. 2, april 1990.

Page 12: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

12

evenzeer een hernieuwde rol van betekenis kregen nu de Sovjet-Unie niet langer bestond om

deze te contesteren. Deze doelstellingen werden een zevental jaar na de oprichting in 1956

opgevat door een aantal ministers van buitenlandse zaken van het bondgenootschap. In een

aantal aanbevelingen die in een door hen opgericht comité voor Niet-Militaire samenwerking

werden geformuleerd, adviseerden zij de hoogste raad van de NAVO, de Noord-Atlantische

Raad (NAR), om de NAVO-samenwerking op niet-militaire domeinen uit te breiden

zodoende tot een grotere eenheid te komen binnen het bondgenootschap.4 In datzelfde jaar

zou de NAR een gevolg geven aan deze aanbevelingen en initiatieven nemen om meer

politieke, economische en culturele samenwerking te realiseren. Binnen het rapport van het

niet-militaire comité werd gesteld dat een NAVO-beleid moest gevoerd worden om de

superioriteit van de vrije Westerse instellingen te promoten, ondermeer door economische

vooruitgang en menselijke welvaart uit te dragen naar de rest van de wereld.5 Het spreekt voor

zich dat dit NAVO-rapport de krijtlijnen van het stichtingsverdrag uit 1949 overschreed, daar

het de NAVO ook uitrustte met een politiek-economische opdracht buiten de verdragszone.6

Nog geen tien jaar na haar ontstaan kan men dus voorzichtig aannemen dat de NAVO al vrij

vroeg meer betekende dan een louter defensief bondgenootschap. Na de Koude Oorlog waren

het dan voornamelijk de VS die bijzonder veel belang bleven hechten aan de politiek-

economische opdracht van de NAVO. Daarenboven was het voorbestaan van de NAVO ook

een kans voor de VS om betrokken te blijven bij de veiligheidsarchitectuur van Europa. Een

blijvende militaire samenwerking, gekoppeld aan sterke economische relaties en culturele

beïnvloeding, zou na de desintegratie van het ‘Sovjet-rijk’ een aanzienlijke springplank

vormen om de geostrategische en economische belangen van de VS veilig te stellen en uit te

breiden in oostelijke richting.7 De NAVO moest en zou dus één van de geprefereerde

instrumenten blijven van het buitenlands beleid van de VS, zoals dat na de oprichting in 1949

al snel duidelijk werd.8 Net zoals de VS, zagen de andere leden van het bondgenootschap ook

4. L. De Brabander en G. Spriet, Als de NAVO de passie preekt, EPO, Berchem, p. 104.

5. NATO, Report of the Committee of Three on non-military Cooperation in NATO approved by the North

Atlantic Council, Parijs, 13 december 1956.

6 . Ibidem, artikel 61.

7 . Z. Brzezinski, Introductory Statement on NATO enlargement. Toespraak voor de ‘Senate Foreign Relations

Committee’, 9 oktober 1997.

8 . R. Coolsaet, ‘ Het Noord-Atlantish Verdrag’, in: België en zijn Buitenlandse Politiek 1830 – 2000, Uitgeverij

Van Halewijck, Leuven, 2001, pp. 377-385.

Page 13: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

13

nieuwe kansen om het vacuüm dat net was vrijgekomen in Oost-Europa te benutten. In een

topbijeenkomst van NAVO-ministers in Kopenhagen van juni 1991, werd in duidelijke

bewoordingen het belang onderstreept van de transitie van staatsgeleide naar vrije

markteconomieën, waar investeringen en wederzijdse handel tussen de voormalige

satellietstaten van de SU en de Westerse economieën garant zouden staan voor welvaart, groei

en stabiliteit.9 Deze verklaring herbevestigt ten dele de ‘raison d’être’ van de NAVO in het

ondersteunen van de vrije markteconomie en de economische belangen van haar lidstaten. Nu

moesten er enkel nog formele stappen worden gezet om de NAVO de nodige legitimiteit te

verschaffen teneinde een ‘nieuwe’ identiteit te kunnen aannemen, aangepast aan de ‘Nieuwe

Wereldorde’.

B) De NAVO in een nieuw kleedje

Toen de S.U. was weggevallen, zou de balans van de macht overhellen naar de V.S., want het

verdwijnen van tegenmacht, zorgde naar eigen zeggen voor de militaire superioriteit van

‘Uncle Sam’. Dit ‘unipolaire moment’ zou een ‘Nieuwe Wereldorde’ inleiden, waarin een Pax

Americana ervoor zou zorgen dat overal ter wereld zou worden ingegrepen waar

democratieën en mensenrechten in het gedrang kwamen. Neoconservatieve auteurs zoals

Robert Kagan, die tevens adviseur was geweest voor het ministerie van buitenlandse zaken in

de V.S., namen geen blad voor de mond. Net door het wegvallen van de tegenmacht zou

Washington voortaan een vrijgeleide bezitten om overal ter wereld naar eigen goeddunken te

kunnen interveniëren.10

Het Amerikaanse zelfvertrouwen en de bijna messianistische

bewoordingen waarin president George W. Bush in het begin van de jaren negentig de wereld

zou toespreken waren niet mis te verstaan. De VS zouden zich achtereenvolgens engageren in

allerlei buitenlandse operaties van Panama (1989) tot Kosovo (1999). De golfoorlog van 1991

zou het startschot inluiden van Amerikaanse ‘goodwill’ om het internationale recht,

gemandateerd door de VN, af te dwingen waar ‘oorlogszuchtige dictators’ zich vergrepen aan

de macht. Het Ba’ath-regime onder Sadam Hoessein was in de jaren tachtig wel bewapend

geweest door de VS om het Iranese regime van de Ayatollahs te destabiliseren, maar zou

geenszins verhinderen dat de legitimatiegrond voor een gewapende aanval tegen Irak minder

9. NATO, Partnership with the Countries of Central and Eastern Europe, art. 6, Kopenhagen, 6-7 juni 1991.

10

. R.kagan, Balans van de macht. De kloof tussen Amerika en Europa, De Bezige Bij, Amsterdam, 2003, p. 35.

Page 14: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

14

geloofwaardig werd in de ogen van de internationale gemeenschap.11

Het was namelijk Irak

dat in de hoedanigheid van agressor Koeweit binnenviel, wat een ‘coalition of the willing’ op

de been bracht om de Koeweiti’s ter hulp te snellen. De minder nobele doelen, zoals de

controle over de bedreigde petroleumbronnen van Koeweit, zouden nergens in officiële

communiqués terug te vinden zijn.12

Saddams dictatoriale neigingen en agressiepolitiek waren

overigens voordien nooit echt een struikelblok geweest voor de VS, tot wanneer de vitale

economische belangen in het gedrang kwamen.13

De Golfoorlog was dan ook een geslaagde

‘test case’ voor de ‘Pax Americana’ en kon rekenen op veel bijval in de publieke opinie, die

op een geslaagde manier werd gesensibiliseerd door een gedeeltelijk humanitaire verpakking

van het conflict.14

De minder nobele argumenten voor dit conflict nemen natuurlijk niet weg

dat er geen internationale reactie diende te komen op Saddams agressiepolitiek, het geeft

enkel en alleen aan dat de geesten in de Atlantische ruimte waren geslepen om de

Amerikaanse buitenlandse politiek te ondersteunen en dat de NAVO ook in een zelfde

interventielogica getransformeerd diende te worden, wilde ze haar relevantie niet kwijtspelen

in een ‘nieuwe’ wereldorde. De NAVO als dusdanig was niet direct betrokken in de

golfoorlog, maar ze verleende wel indirect de nodige infrastructuur, zoals vliegbasissen en

logistieke ondersteuning om de ontplooiing van het Amerikaans militair apparaat mogelijk te

maken.15

De context voor het instrumentaliseren van de NAVO bij buitenlandse interventies

was bij deze dus geschapen en men zou er in de nabije toekomst herhaaldelijk mee

experimenteren. Het is dan ook niet toevallig dat in de nasleep van de Golfoorlog het ‘Nieuw

Strategisch Concept’ door de NAVO op 7 en 8 november 1991 werd aangenomen in Rome.

Dit was levensnoodzakelijk voor het Noord-Atlantische bondgenootschap, want volgens

Gilbert Achcar had de NAVO de keuze tussen ‘out -of -area or out- of -business’.16

De

NAVO zou zich enkel kunnen handhaven door zich een nieuwe functie toe te eigenen in een

wereld zonder Koude Oorlog. In Rome zou dan ook de basis gelegd worden voor de nieuwe

11

. M. Parenti, Against Empire, City Lights Books, San Francisco, 1997, pp. 124-129.

12

. Ibidem, p. 126.

13

. B. Cornillie en H. Declerq (eds.), In de schaduw van Saddam. Het Koerdische experiment in Irak, Bulaaq,

Amsterdam, 2003, pp. 242.246.

14

. A. Morelli, Elementaire principes van oorlogspropaganda., EPO, Berchem, 2003, pp. 61-62.

15

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., P. 120.

16

. G. Achcar, La nouvelle guerre froide. Le monde après le Kosovo, Presses Universitaires de France, Parijs,

1999, p. 67.

Page 15: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

15

profilering van de NAVO: een bondgenootschap dat zich opwerpt als instrument voor het

handhaven en afdwingen van vrede zowel binnen als buiten het oorspronkelijk

verdragsrechtelijk gebied ter bevordering van de veiligheid in Europa. 17

Het wegvallen van

het Warschaupact, liet de NAVO ook toe om buiten het verdragsrechtelijke gebied op te

treden of militair te interveniëren zonder schrik te moeten hebben voor represailles van een

mogelijke tegenmacht die sterk genoeg was.18

Het belangrijkste argument dat werd

aangehaald voor het nieuwe karakter van de NAVO, was de transitie in Oost-en Centraal

Europa die zowel sociale, economische als politieke tegenstellingen zou oproepen met

veiligheidsrisico’s voor de lidstaten.19

De centrifugale tendensen in Joegoslavië en de

daaropvolgende desintegratie die gepaard ging met etnisch geweld, was min of meer een

bevestiging van deze argumentatie. Maar daar bleef het niet bij, want ook buiten het Europees

continent kon men broeihaarden van conflict terugvinden zoals in het Midden-Oosten. Met de

Golfoorlog als uitgangspunt, stelde men dat de veiligheid van de Europese NAVO-zone

begon bij de stabiliteit binnen de zuidelijke en oostelijke periferie. Antiwesterse regimes uit

het Midden-Oosten, zoals het Irak van Saddam Hoessein, konden op lange termijn een

bedreiging vormen door hun militaire capaciteitsopbouw en de mogelijke aanmaak van

massavernietigingswapens.20

Het hernieuwde voluntarisme van de NAVO zou dan ook

spoedig na de top in Rome uiting krijgen in het Balkanconflict.

C) De Balkan: ‘test case’ van een eerste ‘out-of-area’-operatie

a) De NAVO toont zijn kracht

De crisis in Bosnië die duurde van 1992 tot 1995 zou de NAVO de gelegenheid geven om de daad bij

het woord te voegen. Gedurende deze crisis zou het voormalige defensiegenootschap zich ontpoppen

als een ware interventiestrijdkracht om naar verluid het multi-etnisch karakter van Bosnië te vrijwaren.

In een eerste stadium van het conflict zou de NAVO in de luwte blijven en zou ze zich beperken tot

het ondersteunen van de VN-operatie UNPROFOR. In hoofdzaak kwam dat neer op het doen naleven

van een embargo en een ‘no-fly–zone’ in combinatie met het creëren van corridors voor het leveren

17

. NATO, The Alliance’s New Strategic Concept, Rome, 7-8 november 1991.

18

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., p.106.

19

. M. Alexander, art.cit.

20

. NATO, The Alliance’s New Strategic Concept, art. 11, Rome, 7-8 november 1991

Page 16: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

16

van humanitaire goederen.21

Helaas zou het etnisch geweld gaandeweg verder escaleren tussen de drie

bevolkingsgroepen met een triest hoogtepunt begin 1994 op de centrale markt in Sarajevo, waar 68

mensen de dood vonden na een mortieraanval.22

Omdat Sarajevo werd belegerd door Bosnisch-

Servische troepen zou men al snel de verantwoordelijkheid voor de slachtoffers volledig toewijzen aan

de Bosnisch-Servische milities, hoewel daar geen zekerheid over bestond.23

Niet veel later zou de

NAVO een viertal Bosnisch-Servische vliegtuigen neerhalen die de ‘no-fly-zone’ hadden overtreden.

Deze represailles van de NAVO hielden geenszins een einde in van de vijandelijkheden, maar een

verdere negatieve spiraal van escalaties, met alweer een triest hoogtepunt bij een tweede mortieraanval

in Sarajevo, waar 37 mensen het leven lieten eind augustus 1995. Het was naar aanleiding van dit

gebeuren, dat op dat moment heel televisiekijkend West-Europa beroerde en dus een grote indruk

maakte op de publieke opinie, dat de NAVO haar spierballen liet rollen in ‘Operation Deliberate

Force’.24

Naar eigen zeggen zou de NAVO het militair apparaat van het Bosnisch-Servische leger

uitschakelen. Achteraf bekeken was deze militaire krachttoer, ongeveer 4000 bombardementen, niet

vereist geweest, daar het Bosnisch-Servische parlement reeds de bemiddelingsvoorstellen van

diplomatiek ontmijner Richard Holbrooke had goedgekeurd.25

Diezelfde Holbrooke zou later ook aan

de grondslag liggen van de Daytonakkoorden waarin een politieke oplossing van het conflict door alle

partijen aanvaard zou worden. Wanneer bleek dat ‘Operation Deliberate Force’ uiteindelijk niet zo

noodzakelijk was, en de NAVO eigengereid op een bijna disproportionele manier bombardementen

uitvoerde, met aanzienlijke ‘collateral damage’ tot gevolg, dan komt het gewettigde karakter van deze

operatie in het gedrang. In sommige kranten kregen deze bombardementen volgens Diana Johnstone

dan ook bezwaarlijk een humanitair etiket opgekleefd.26

De Bombardementen van de NAVO in

Bosnië, waren een eerste indicatie van de problematische relatie tussen de VN en de VS en indirect

dus ook tussen de VN en de NAVO. Voornamelijk na de mislukte VN-operatie ‘Restore Hope’ in

Somalië zouden de VS meer terughoudend en weigerachtig staan tegenover buitenlandse operaties

onder VN-vlag. De VS zouden zich tijdens een periode van herwonnen zelfvertrouwen, in een

zelfverklaarde unipolaire wereldorde, niet zomaar de les laten spellen door de VN-veiligheidsraad. In

21

. H. Piotrowski, ‘Transition to a New Era’, in: H. Piotrowski en W.C. McWilliams, The World since 1945. A

history of international relations, Lynne Rienner Publishers, Londen, 2005, pp. 497-500.

22

. In Bosnië werden territoriale disputen uitgevochten tussen Bosniakken (moslims), Bosnische Kroaten en

Bosnische Serviërs na opeenvolgende referenda die de onafhankelijkheid van Bosnië en Herzegovina hadden

uitgeroepen. Voor een uitgebreid relaas van de Bosnische crisis, zie: D. Johnstone, Fool’s Crusade,

Yugoslavia, NATO and Western Delusions, Pluto Press, Londen, 2002.

23

. M. Collon, Blufpoker. De grootmachten, Joegoslavië en de komende oorlogen, EPO, Berchem, 1998, p. 18

24

. H. Piotrowski, op. cit., p. 499.

25

. G. Spriet, ‘Tudjman wint met voorsprong’, in: Vrede, 38(1995), nr. 316, p. 36.

26

. D. Johnstone, Fool’s Crusade, Yugoslavia, NATO and Western Delusions, Pluto Press, Londen, 2002

Page 17: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

17

de zomer van 1993 zou de VS-ambassade via een memorandum aan haar NAVO-bondgenoten laten

weten dat komende buitenlandse interventies zouden plaatsvinden ‘With the UN, whenever possible,

without it when necessary’.27

De NAVO zou zich niet langer in het gareel laten houden door een

mandaat van de VN-veiligheidsraad, maar zou zelf militair interveniëren wanneer zij dat nodig achtte,

zelfs zonder toestemming van de Veiligheidsraad.28

b) Waarden en belangen

Uiteindelijk zouden er tegen de achtergrond van dit conflict minder zichtbare motieven

hebben meegespeeld die een buitensporige militaire reactie van de NAVO-strijdkrachten had

uitgelokt. Waarden en belangen moeten daarom in een dergelijk conflict steeds tegenover

elkaar worden afgewogen. Hoezeer ook geostrategische en economische belangen een

sluimerend bestaan kennen, ze spelen wel degelijk nog altijd mee en worden nauwelijks op

een even mediatieke manier geportretteerd als het humanitaire leed dat doorgaans als een ‘just

cause’ voor militaire interventie wordt ingeroepen. Het zijn doorgaans nog altijd de

grootmachten die het wereldbeeld naar hun eigen belangenagenda proberen te kneden en de

publieke opinie op sleeptouw nemen in naam van het ‘hoger belang’.29

‘Realpolitiek’ en

‘geostrategie’ zijn geen gedateerde begrippen of historische realiteiten die enkel en alleen van

toepassing zijn op de multi-en bipolariteit van de 19e en 20

e eeuw. Joegoslavië was bij wijlen

eveneens het lijdend voorwerp van botsende geostrategische belangen van verschillende

NAVO-lidstaten. Met enige zin voor nuance kan men stellen dat humanitaire

bekommernissen en belangenpolitiek elkaar niet hoeven uit te sluiten, maar het laatste krijgt

doorgaans steeds weinig aandacht, zeker bij zogenaamde humanitaire interventies. De VS en

Duitsland hielden er dan ook een aparte agenda op na inzake de crisis in Bosnië, op basis van

eigen geostrategische belangen. Duitsland beschouwde de Balkan als zijn natuurlijke

hinterland, en was sinds het begin van de jaren tachtig al zeer bedrijvig in Joegoslavië. Het

zou achter de schermen actief de desintegratie van Joegoslavië mee helpen bepalen. Klaus

Kinkel, hoofd van de Duitse inlichtingendienst BND, had hechte banden gesmeed met

Kroatisch-nationalistische kringen en zou hun activiteiten ook alle medewerking verlenen in

27

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., p. 123.

28

. C. Portela, Humanitarian Intervention, NATO and the International Law. Can the institution of Humanitarian

Intervention justify unauthorized action?, Berlin Information Center for Transatlantic Security, Berlijn, 2000,

p.ii.

29

. R. Coolsaet, Macht en waarden in de wereldpolitiek, Academia Press, Gent, 2010, pp. 32-40.

Page 18: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

18

de zucht naar een onafhankelijk Kroatië.30

Duitsland zou dus bewust een politiek van

devolutie en zelfs separatisme aanmoedigen, door ondermeer het virulent Kroatische

nationalisme te ondersteunen. Volgens een aantal oudgedienden van de BND moest het

Duitse plan voor een centrifugaal Joegoslavië uitmonden in een grotere politieke invloed in de

toekomstige deelrepublieken, om een Duitse economische overheersing te realiseren in de

regio.31

Het is dan ook niet toevallig dat Duitsland als eerste de onafhankelijkheid van

Slovenië en Kroatië had erkend in januari 1992, ondanks de terughoudendheid van de

Europese Gemeenschap.32

De weloverwogen diplomatieke keuzes van Duitsland zouden

uiteindelijk de desintegratie van Joegoslavië hebben versneld, wat ondermeer ook voormalig

secretaris-generaal van de NAVO, Lord Carrington, later zou toegeven. Carrington verklaarde

dat de erkenning een tragische fout was, het startschot voor de burgeroorlog.33

In tegenstelling tot Duitsland zouden de VS de desintegratie van Joegoslavië eerder willen

vermijden, aangezien het een grotere invloed van Duitsland op het Europees continent zou

betekenen. Met de Koude Oorlog in het achterhoofd, zou het Amerikaanse buitenlands beleid

ten aanzien van Europa nog steeds in het teken staan van de doctrine: ‘to keep the Russians

out, the Americans in and the Germans down’.34

Op basis van deze strategische berekening

zouden de VS binnen Bosnië de eisen van de Bosniakken steunen tegenover de al te gretige

eisen van de Kroatische Bosniërs en de Servische belegeraars. In de realiteit hield dat in dat

de Bosniakken zich geruggensteund voelden door de VS en zich dus hard opstelden bij

onderhandelingen, waardoor meermaals een mogelijk vredesakkoord afsprong.35

Op die

manier zouden Duitsland en de VS elk op hun manier bijdragen tot de wederzijdse

opbodpolitiek van de verschillende fracties binnen Bosnië inzake territoriale eisen. Daarnaast

zouden de VS een verdeeld Europa aantreffen inzake de te volgen politiek betreffende Bosnië.

Met Duitsland zou het een plan smeden om enerzijds het wapenembargo tegen de Bosniakken

op te heffen en anderzijds de Servische stellingen te bombarderen, maar dit stuitte op

30

. Kinkel onderhield goede contacten met Franjo Tudjman, de latere leider van de Kroatische nationalisten.

Later zou Kinkel ook Duits minister worden van buitenlandse zaken. Zie: M. Collon, Op. Cit., pp. 176-187.

31

. D. Johnstone, Deception and Self-Deception. The Mixed Motives behind NATO’s War against Yugoslavia,

September 2000.

32

. H. Piotrowski, Op.Cit., p. 497.

33

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., p. 125. Oorspronkelijk geciteerd uit: Der Spiegel, nr.29, 1995.

34

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., p. 130.

35

. K. Kirste, Der Jugoslawienkonflikt, Universität Trier, Trier, 1998, p. 27.

Page 19: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

19

weerstand van de Fransen en Britten die onder VN-vlag troepen op het terrein hadden.

Daarnaast zou de VS ook zonder Duitsland onderhandelen met Frankrijk, Groot-Brittannië,

Spanje en Rusland om tot een gemeenschappelijk plan te komen met veiligheidszones binnen

Bosnië.36

Enige tijd later zou het Vance-Owenplan, dat tot stand was gekomen op initiatief

van de VN en de Europese gemeenschap, door de VS gekelderd worden. Dit plan bestond

enerzijds uit politieke druk op de Serviërs, om zich terug te trekken uit de belegerde posities

rond de moslimsteden en anderzijds op een territoriaal verdeelplan dat min of meer de

kleinste gemene deler was van alle oorlogvoerende partijen. De VS zouden tijdens de

onderhandelingen van dit plan een coalitie proberen vormen tussen Bosniakken en Kroaten

tegen de Serviërs, wat terug olie op het vuur zou gooien en het plan in de prullenmand deed

belanden. De Bosniakkenleider Izetbegovic voelde zich meer dan ooit verzekerd van

unilaterale Amerikaanse steun en zou nadien de oorspronkelijke bepalingen van het Vance-

Owenplan als ontoereikend beschouwen. Bovendien werd de indruk gewekt door de VS dat

Izetbegovic op een Westerse militaire interventie zou kunnen rekenen indien de situatie op het

terrein op een voor hem nefaste manier zou evolueren.37

Deze diplomatieke manoeuvres

zouden ingegeven zijn door de manifeste onwil van de VS om een vredesplan te

onderschrijven dat niet afkomstig was van Washington. David Binder, journalist van de New

York Times zou in een interview te kennen geven dat de VS systematisch elk vredesvoorstel

dat uit Europa afkomstig was, zou blijven afwijzen. Hij beweerde zelfs dat de VS

herhaaldelijk de Europese en VN-onderhandelde vredesplannen saboteerden.38

Uiteindelijk

zou het initiatief voor het oplossen van de Bosnische kwestie dan bijna spontaan in de handen

van de VS komen te liggen, aangezien de door Washington gestimuleerde Europese

verdeeldheid niet kon resulteren in een krachtdadig en gemeenschappelijk Europees

antwoord.39

De Bosnische kwestie was daarmee ook een uitmuntende gelegenheid om de

blijvende Amerikaanse betrokkenheid op het Europees continent te garanderen en de NAVO

daartoe te instrumentaliseren. Na de mortieraanval op de markt in Sarajevo van eind augustus

1995, zou president Clinton dan ook een discours van militaire interventie hanteren om

bombardementen uit te voeren op Servische stellingen.40

Het Amerikaans voluntarisme zou de

36

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., pp. 125-126.

37

. K. Kirste, Op. Cit., p. 29.

38

. D. Binder, The New York Times, 5 Juli 1996, geciteerd in: K. Kirste, Ibidem, p. 30.

39

. D. Johnstone, Fool’s Crusade, Yugoslavia, NATO and Western Delusions, pp. 43-44.

40

. M. Mandel, How America gets away with murder, Pluto Press, Londen, 2004, p. 67.

Page 20: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

20

andere NAVO-bondgenoten onder druk zetten om de cohesie van het Westers

bondgenootschap niet in het gedrang te laten komen. Daarenboven zouden de VS hun

engagementen in geen geval laten verlammen door een veto in de Veiligheidsraad van

permanente leden Rusland of China. In Europa was dan weer niemand bereid om de NAVO te

laten desintegreren door verdeeldheid en besluiteloosheid omtrent de Bosnische kwestie, en

zodoende zou het militaire commando geleidelijk aan verschuiven van de VN naar de

NAVO.41

De VS zouden hiermee twee doelstellingen bereiken: enerzijds zouden ze hun rol

in de veiligheidsarchitectuur van Europa bevestigen en anderzijds zouden ze de NAVO als

enige relevante veiligheidsorganisatie op de kaart zetten ten nadele van andere

veiligheidsinstellingen en- initiatieven. De NAVO-operatie in Bosnië zou ook een eerste

geslaagde ‘test case’ zijn van een nieuwe NAVO als interventiestrijdkracht die tevens buiten

haar geografisch verdragsrechtelijke grenzen zou treden. In een daaropvolgend stadium van

het conflict, zouden de Daytonakkoorden de NAVO-aanwezigheid bijna institutionaliseren

door het opzetten van IFOR, ‘Implementation Force’, om de vereniging van een multi-etnisch

Bosnië mogelijk te maken. Deze operatie creëerde een belangrijk precedent, daar het een

eerste ontplooiing van NAVO-strijdkrachten mogelijk maakte in een ‘out-of-area’-context.

Het zou de NAVO ook legitimeren in haar nieuwe hoedanigheid als interventieorganisatie

door de deelname van alle NAVO-lidstaten, waaronder ook voormalige Warschaupact-landen,

aan IFOR. Later zou IFOR opgevolgd worden door SFOR, ‘Stabilisation Force’, waaraan

naast alle NAVO-lidstaten ook niet minder dan twintig niet-NAVO-leden deelnamen. De

legitimiteit van de operatie steeg dus rechtevenredig met het aantal deelnemende landen,

zowel buiten als binnen de NAVO.42

Het daaropvolgende jaar in maart 1996, zou secretaris-

generaal Javier Solana betekenisvolle uitspraken doen over het engagement van de VS en de

NAVO in de Balkan. Hij stelde onomwonden dat de VS onmisbaar zijn in het voorzien van

Europese veiligheid en dat het Trans-Atlantisch verbond, belichaamd door de NAVO, meer

dan ooit noodzakelijk is geworden.43

De casus Bosnië zou snel worden opgevolgd door de

Kosovocrisis, die de NAVO de gelegenheid gaf om een nog grotere betrokkenheid te

verwerven in de ‘balkanisering’ van het voormalige Joegoslavië. Net zoals de crisis in Bosnië,

zou de Kosovo-enclave de NAVO kansen bieden om zichzelf nog meer te profileren als

interventiestrijdkracht ten aanzien van de internationale gemeenschap. Het conflict in Bosnië

41

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., p. 126. 42

. Ibidem, p. 127.

43

. J. Solana, in: Revue de l’OTAN, nr. 3, maart 1996, geciteerd in: Ibidem.

Page 21: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

21

hield dus een belangrijke afweging in van waarden en belangen. Enerzijds was er het

geostrategische schaakspel en anderzijds de humanitaire kater van Srebrenica. Beide factoren

hebben dan ongetwijfeld ook de doorslag gegeven voor een nog groter engagement van de

NAVO-strijdkrachten in het Kosovo-conflict.

D) Kosovo: de NAVO-interventie zonder VN-mandaat

Het Kosovo-conflict was nog meer dan de Bosnische crisis een mediatiek gebeuren waar ieder

gerespecteerd intellectueel wel iets over te vertellen had, zowel ter linker als ter rechter zijde,

zowel door diegenen die voor een militaire interventie gewonnen waren, als diegenen die er

sceptisch tegenover stonden. Het behoeft dan ook geen betoog dat de publieke opinie enorm

werd geprikkeld door de schrijnende beelden en de verschrikkelijke anekdotes die zowel in de

geschreven als audiovisuele pers verschenen. Alvorens de verdere evolutie van de NAVO te

beschrijven tegen de achtergrond van een nieuwe episode in de desintegratie van Joegoslavië,

behoeft deze achtergrond toch enigszins geduid te worden om de inzet van het conflict beter

te begrijpen, zowel vanuit het standpunt van de oorlogvoerende partijen als vanuit het NAVO-

standpunt. Het is dan ook navenant dat er tijdens dit gebeuren terug krachten aan het werk zijn

geweest, die geenszins uitvoerig in de media aan bod zijn gekomen. In tegenstelling tot de

sensationele en vaak necrofiele journalistiek, gepaard gaande met een vrij manicheïstische

‘framing’ van het conflict, is een zoektocht naar een iets minder nobele waarheid, gezuiverd

van een humanitair jargon, enkel en alleen maar een poging om meer in het reine te komen

met een andere waarheid.44

a) Etnisch geweld en grootmachtenpolitiek

Kosovo was een gebied dat zich bevond op het Servische grondgebied. Het werd bevolkt

door een Albanese meerderheid die omwille van economische achterstelling een virulent

nationalisme zou ontwikkelen tegen de Servische regering. Kosovo had geen grondwettelijk

recht om éénzijdig haar onafhankelijkheid uit te roepen, dat was enkel voorbehouden aan de

verschillende republieken die samen Joegoslavië vormden. Dit was niet naar de zin van de

Kosovaren, die zich al gauw zouden afzetten tegen de Servische autoriteiten. Toen Milosévic

aan de leiding stond van een nieuw verkozen nationalistische Servische regering, zou de

44

. Voor de kracht van beelden in het mobiliseren van de publieke opinie, zie: S. Sontag, Kijken naar de pijn van

anderen, De Bezige Bij, Amsterdam, 2003.

Page 22: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

22

autonome status van Kosovo zelfs opgeheven worden, wat ervoor zou zorgen dat de situatie

politiek zou escaleren. Vanaf de jaren negentig was de repressie tegen Kosovaarse

manifestaties dan ook schering en inslag. Zowel in Servië als in Kosovo zou een

compromisloos nationalisme beginnen groeien en zouden verschillende fracties binnen de

Kosovaarse nationalistische beweging radicaliseren, zoals het UCK ( het Kosovaarse

bevrijdingsleger) medio jaren negentig.45

Het UCK zou uitgroeien tot een extreem

nationalistische organisatie met militaire inslag. Het zou regelmatig bomaanslagen uitvoeren

en burgerslachtoffers als een noodzakelijk kwaad beschouwen. In 1996 voerde het

bomaanslagen uit op vluchtelingenkampen van Serviërs in Krajina.46

Bovendien zouden bij

regelmatige offensieven op het Servische grondgebied niet-Albanese inwoners van bepaalde

‘bevrijde dorpen’ blootgesteld worden aan terreur.47

In 1998 zou het UCK eveneens de

wapens richten naar Macedonië, om naar eigen zeggen de Albanese minderheid te

beschermen. Het opzet van het UCK bestond erin om een Groot-Albanië te kunnen

verwezenlijken door het conflict in Kosovo te internationaliseren. Duitsland zou terug via

haar geheime dienst in 1996, naar analogie met de Kroatische milities in Bosnië, de UCK-

kaders opleiden en voorzien van wapens.48

De Duitse president zou in 1995 in Tirana een

akkoord ondertekenen met de Albanezen om alles in het werk te stellen voor de

zelfbeschikking van de Albanese meerderheid in Kosovo.49

Binnen de Duitse regering werd

snel een consensus gevonden om het regime van Milosevic onder druk te zetten met eventuele

militaire interventies, teneinde Kosovo zelfbeschikkingsrecht toe te kennen. Indien Milosevic

niet op de voorwaarden van de Albanezen zou ingaan, dan zou het gebied moeten omgevormd

worden tot een NAVO- protectoraat.50

Na de onafhankelijkheid van Kroatië, Slovenië en

Bosnië-Herzegovina, zou de afscheuring van Kosovo een volgende stap zijn in de

desintegratie van Joegoslavië, waar Duitsland zoals in Bosnië een grotere politieke en

economische invloed wou verwerven. Zoals bij de Bosnische crisis zouden de VS een zekere

argwaan koesteren tegenover de ambities van de Duitsers in de Balkan. Desondanks zouden

45

. Zie: M. Glenny, The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers, New York, Viking, 2000.

46

. C. Clichet, ‘Aux origines de l’armée de Libération du Kosovo’, in: Le monde diplomatique, mei 1999.

47

. Human Rights Watch, Under Orders. War crimes in Kosovo, New York, 2001.

48

. C.Clichet, art.cit..

49

. M. Küntzel, Germany and the Kosovo. How Germany paved the way to the Kosovo War, april 2000.

50

. Ibidem

Page 23: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

23

ze in 1998 toch gewonnen zijn voor een militaire interventie tegen Servië, aangezien de vrees

bestond dat Duitsland zich terug zou ontpoppen als grootmacht op het Europese vasteland ten

koste van de leidende rol die de VS in Europa wilde behouden op vlak van vrede en

veiligheid.51

De VS hadden ook geostrategische redenen om zich te mengen in de geleidelijke

uiteenspatting van Joegoslavië. Voormalige strategen van het Witte Huis zoals Brzezinski

stipten het belang aan van de geostrategische positie van Joegoslavië om een grotere controle

te kunnen verwerven van de zogenoemde ‘Euro-Aziatische balkan’: het gebied dat zich

uitstrekt tussen de Zwarte Zee en China, inclusief het olierijke gebied van de Kapsische Zee.

Dit moest kost wat kost een topprioriteit blijven van de buitenlandse politiek van de VS, niet

alleen om de eigen energietoevoer te controleren, maar eveneens om de energietoevoer van

andere landen te controleren in de zogenaamde ‘strategische ellips’. De aanwezigheid van de

NAVO in de Balkan zou daarom een eerste stap moeten zijn in een strategische omsingeling

van deze ellips.52

De VS zouden op hun beurt dan in navolging van Duitsland een andere

nationalistische groepering ondersteunen in Kosovo, het zogenaamde FARK.53

Tegen de

achtergrond van deze ontwikkelingen zouden de oorlogswolken niet langer op zich laten

wachten, zeker wanneer de gevechten eind 1998 in alle hevigheid terug losbarstten tussen het

UCK en het Servische leger. Binnen de NAVO was de bereidheid groot om een militaire

interventie op te zetten tegen Servië, aangezien men de kater van Srebrenica wilde vermijden

en stilaan het Duitse standpunt in overweging begon te nemen.54

Het scenario, zoals dat werd

weergegeven in allerhande Westerse media, begon zich te voltrekken volgens de klassieke

principes van de oorlogspropaganda. Er waren enerzijds de Serviërs die op een collectieve

manier werden gedemoniseerd in de persoon van Milosevic en anderzijds de Kosovaren die

collectief werden afgebeeld als slachtoffers van blinde politieke zuivering.55

Een dergelijke

portrettering is uitermate belangrijk om de publieke opinie van oorlogsplannen te overtuigen,

terwijl het tijdens een conflict op het terrein niet altijd duidelijk is wie de ‘daders’ en de

51

. D. Johnstone, deception and Self-deception. The Mixed Motives behind NATO’s War against Yugoslavia,

September , 2000.

52

. Zie: Z. Brzezinski, The Grand Chessboard, Basic Books, New York, 1997 en Z. Brzezinsky, Second Chance

Three presidents and the crisis of the American superpower, Basic Books, New York, 2007.

53

. C. Clichet, art. cit.

54

. T. Judah, ‘Kosovo's road to war’, in: Survival: Global Politics and Strategy, 41(2005), nr.2, pp. 5-18.

55

. A. Morelli, Elementaire principes van de oorlogspropaganda, EPO, Berchem, 2003, pp. 28-30.

Page 24: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

24

‘slachtoffers’ zijn.56

In een oorlog bevinden deze zich meestal in beide kampen, maar het is

evident dat het verantwoordelijk stellen van één partij voor al het oorlogsleed een bijzonder

mobiliserende kracht kan teweegbrengen om een humanitaire militaire interventie te

rechtvaardigen. Terwijl de mensonterende praktijken van het UCK in geen geval moesten

onderdoen voor deze van het Servische leger, werden de beelden van vluchtende Kosovaren

en berichten van het bloedbad bij Racak in januari 1999 uitvergroot, terwijl de lynchpartijen

van het UCK onderbelicht werden.57

In een oorlogssituatie is het eerste slachtoffer vaak de

waarheid. Dat moest blijken toen er een grote discrepantie bestond tussen de gebeurtenissen

in Kosovo en de publieke weergave ervan in onze Westerse media. Volgens het Duitse

ministerie van buitenlandse zaken, was het UCK verantwoordelijk voor het hervatten van de

vijandelijkheden eind 1998. Het verklaarde zelfs dat de acties van de Servische

veiligheidstroepen er enkel op gericht waren om de militaire component van het UCK in de

veroverde gebieden uit te schakelen, en niet om Kosovo etnisch te zuiveren van de Albanese

bevolkingsgroep.58

Bovendien was het Duitse ministerie van buitenlandse zaken zelfs op de

hoogte van het akkoord tussen de Servische autoriteiten en het UCK, met als gevolg dat er een

gevoelige vermindering optrad van de gevechten. Men had daarom redenen om aan te nemen

dat een humanitaire catastrofe voor de Albanese burgers was afgewend.59

Ondanks deze

evoluties op het terrein in het voorjaar van 1999, zou de NAVO, met Duitsland en de VS op

kop, zich toch bedienen van argumenten om een humanitaire interventie te rechtvaardigen.

De Duitse publieke opinie werd in een mediastorm gestort waarin de berichtgeving bol stond

van vergelijkingen tussen de Serviërs en de Nazi’s. De Duitse regering, ondanks haar kennis

over de ware toedracht van de ontwikkelingen op het terrein, sprak over een humanitaire

catastrofe en over het bestaan van concentratiekampen, zoals dat in het stadion van Pristina

het geval was. Achteraf bleek deze berichtgeving totaal uit de lucht gegrepen, daar er nooit

een concentratiekamp in Pristina was geweest.60

In Rambouillet zou Milosevic het militaire

luik van het voorgestelde akkoord van de contactgroep verwerpen, aangezien de Servische

soevereiniteit zou geschaad worden door de NAVO een totale vrijgeleide te verschaffen op

56

. Ibidem, pp. 17-30.

57

. M. Collon, Blufpoker. De grootmachten, Joegoslavië en de komende oorlogen, EPO, Berchem, 1998, pp. 320-

327.

58

. A. Morelli, Op. cit., p. 30.

59

. ‘Humanitäre Intervention? Joseph Fischer hat gelogen’, in: Die Junge Welt, 24 april 1999.

60. M. Collon, Op. Cit., pp. 330-334.

Page 25: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

25

het hele Servische grondgebied.61

Na het verwerpen van het akkoord door Milosevic, zou de

NAVO geen marge meer zien om te onderhandelen en zou het op eigen houtje, zonder

mandaat van de VN-veiligheidsraad, haar luchtoffensief voorbereiden. Toenmalig secretaris-

generaal van de NAVO, Javier Solana, verklaarde dat de doelstelling van de NAVO er uit

bestond om het lijden van de burgerbevolking in Kosovo te stoppen. Alle opties op een

onderhandelde oplossing waren uitgeput, waardoor een militaire actie de enige remedie

bleek.62

Twee jaar nadien zou de Duitse publieke televisiezender ARD alles aan het licht

brengen in een documentaire, waarin duidelijk werd gesteld dat de NAVO-operatie in Kosovo

in gang was gezet door het spuien van desinformatie en bewust gemanipuleerde

berichtgeving. De documentaire droeg de titel: ‘Het begon met een leugen’.63

Er zijn

daarenboven gegronde redenen om aan te nemen dat het conflict in Kosovo pas echt begon te

escaleren door de NAVO-bombardementen, waardoor duizenden mensen hun huizen

ontvluchtten en het Servische leger ongemeen hard terugsloeg naar de Albanese bevolking.

Door de NAVO- bombardementen op de Servische stellingen zou het UCK militair gezien

snel de overhand halen op het Servische leger en zouden de rollen omgekeerd worden,

waardoor er een massale vergelding plaatsvond tegen de Servische burgerbevolking. Dit keer

was het dan de Servische bevolking die haar huizen ontvluchtte uit vrees voor het UCK.64

De

NAVO-operatie had dus de VN-veiligheidsraad omzeild, omdat het volgens de VS niet

mogelijk was geweest om een resolutie te verkrijgen wegens het veto van Rusland en China.

Op die manier zou de NAVO zich voor de eerste keer ontpoppen als een onafhankelijke

militaire interventiestrijdkracht die voortaan ‘out of area’ kon ingrijpen met behulp van een

humanitair discours. De NAVO-aanwezigheid zou zich in Kosovo bijna institutionaliseren

door de ontplooiing van de NAVO-troepenmacht KFOR na de tien weken durende oorlog

tegen Joegoslavië.65

61

. M. Webber, ‘The Kosovo war: a recapitulation’, in: International Affairs, 85 (2009), nr.3, pp. 447-459; De

contactgroep bestond uit de landen: de VS, Duitsland, Frankrijk, Rusland, Groot-Brittannië en Italië

62

. Ibidem

63

. J. Angerer en M. Werth, Es began mit einer lüge, 8 februari 2001. 64

. Independent International Commission on Kosovo. The Kosovo Report. Conflict, International

Response, Lessons Learned, 2000.

65

. A. Cottey, ‘The Kosovo war in perspective’, in: International Affairs, 85(2009), nr. 3, pp. 593-608.

Page 26: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

26

b) De uitkomst van het Kosovo-conflict: voor-en tegenstanders

De Onafhankelijke Internationale Commissie voor Kosovo voerde een onpartijdig onderzoek

uit naar de verantwoordelijkheid voor het falen van de diplomatie en de rol van de NAVO in

het conflict. De Commissie concludeerde dat de NAVO-interventie illegaal was, wegens het

ontbreken van een VN-mandaat, maar ze was wel legitiem omdat ze de oorlog beëindigd had

en de Albanezen had bevrijd na een periode van langdurige oppressie. Volgens de Commissie

was de NAVO wel in de fout gegaan door een gebrek aan anticipatie op de escalatie van

geweld tegen de Kosovo-Albanezen naar aanleiding van de bombardementen. De ‘collateral

damage’ werd ook kritisch onthaald, omdat er zo’n vijfhonderd gedocumenteerde slachtoffers

waren. Daarnaast werd het gebruik van clusterbommen betreurd, evenals de ecologische

schade die werd veroorzaakt door het bombarderen van industriële complexen in

verstedelijkte gebieden. De NAVO-interventie was dus volgens het rapport van de commissie

zowel geslaagd als gefaald. Ze dwong enerzijds de Servische regering haar troepen en

ordediensten uit Kosovo terug te trekken, waarmee ze een einde stelde aan de onderdrukking

van de Albanese Kosovaren, maar anderzijds kon ze de massale etnische zuiveringen niet

voorkomen, die tijdens de bombardementen zelfs werden opgevoerd.66

Het UCK zou na de

terugtrekking van het Servische leger eveneens de mensenrechten schenden door de heroverde

gebieden te zuiveren van Servische burgers, Roma’s en andere etnische minderheden, wat

door de NAVO niet werd voorkomen. Bovendien zou de eerdere overeenkomst tussen

Milosevic en bemiddelaar Holbrooke in oktober 1998 geschonden worden door het UCK in

het heropstarten van de vijandelijkheden, wat de vraag deed oprijzen of de intenties van het

UCK moreel gezien dan beter waren dan deze van het regime van Milosevic. Desalniettemin

verhinderde de NAVO een verdere escalatie van het conflict en werd een ‘spill over’ van het

conflict in naburige balkanlanden vermeden.67

Vaclav Havel had het over een NAVO-

interventie die de nationale belangen van de interveniërende staten overschreed, omdat ze

gebaseerd was op waarden, principes en het respect voor de menselijke waardigheid.68

De toenmalige secretaris-generaal van de NAVO, Javier Solana, proclameerde dat voor het

eerst in de geschiedenis een verbond van machtige staten geen oorlog voerde omwille van

66. Independent International Commission on Kosovo. The Kosovo Report. Conflict, International

Response, Lessons Learned, 2000.

67

. A. Cottey, Art. Cit.

68. P. Robinson. ‘Ready to kill but not to die: NATO strategy in Kosovo’, in: International

Journal , 54(1999), nr. 4.

Page 27: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

27

grondgebied, maar enkel omwille van de waarden en principes waarvoor de NAVO destijds

werd opgericht.69

Volgens toenmalig Brits eerste minister Tony Blair en Javier Solana, was

het gebruik van geweld noodzakelijk om een humanitaire catastrofe te voorkomen en was de

operatie ook volledig conform aan de mensenrechtenprincipes van het VN-handvest.70

Blair voerde ook aan dat binnenlandse conflicten, die gepaard gingen met

mensenrechtenschendingen, zich over de grenzen heen zouden kunnen verspreiden, waardoor

een militair ingrijpen noodzakelijk werd. Hij onderschreef daarmee ook de argumentatie van

de NAVO.71

De voorstanders zouden het artikel 2 (4) van het VN-handvest ook anders

interpreteren, aangezien er geen schending van de territoriale integriteit plaatsvond en gewoon

levens werden gered van etnische zuivering.72

Daarenboven werd artikel 1(3), dat de

fundamentele vrijheden en mensenrechten waarborgt, aangegrepen ter legitimatie van de

interventie.73

Tegenstanders voerden dan aan dat het conflict alleen maar was ingegeven door

economische en geostrategische belangen van de interveniërende partijen, en interpreteerden

de interventie in functie van artikel 2(4) dan ook als een inbreuk op het internationale recht.

Bovendien beschouwden ze het als een gevaarlijk precedent dat willekeur en machtsmisbruik

in de hand zou werken bij toekomstige conflicten.74

Een belangrijke vaststelling die ook

verder in het verloop van deze verhandeling duidelijk wordt, is de breuklijn tussen Westerse

staten en postkoloniale staten inzake de legaliteit en legitimiteit van humanitaire interventies.

China en Rusland, samen met de niet-gebonden landen keuren het recht op humanitaire

interventies af, terwijl de meeste NAVO-lidstaten een morele plicht tot interventie bepleiten.

Bijgevolg staat de internationale gemeenschap steeds voor een dilemma. Ofwel blijft men de

soevereiniteit van staten respecteren en wordt men moreel gezien medeplichtig aan

mensenrechtenschendingen, ofwel overtreedt men het internationale recht door éénzijdig te

69. Zie: R. Thakur , The United Nations, Peace and Security, Cambridge University Press, Camebridge, 2006.

70

. M. Webber, Art. Cit.

71

. A.J. Bellamy, ‘Kosovo and the Advent of Sovereignty as Responsibility’, in: Journal

of Intervention and Statebuilding, 3(2009), nr. 2, pp. 163-184.

72. Art. 2(4) VN-handvest: “All UN member states shall refrain in their international relations from the threat

or use of force against the territorial integrity or political independence of any state, or in

any other manner inconsistent with the Purposes of the United Nations.”

73

. N.S. Rodley en B. Cali, ‘Kosovo Revisited: Humanitarian Intervention on the

Fault Lines of International Law’, in: Human Rights Law Review, 7(2007), nr. 2, pp. 275-297.

74

. A.J. Bellamy, Art. Cit.

Page 28: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

28

interveniëren, en ondermijnt men zo de internationale rechtsorde.75

De NAVO besliste om

wel te interveniëren, en zou wegens het illegale karakter van de interventie de behoefte voelen

aan een nieuw Strategisch Concept om toekomstige (humanitaire) interventies te kunnen

legitimeren.

E) De NAVO en het tweede nieuwe strategisch concept

In april 1999 in Washington, toen de bombardementen in Kosovo volop aan de gang waren,

zou de 50e verjaardag van de NAVO worden gevierd. Er moesten sinds het eerste Nieuwe

Strategische Concept van de NAVO in 1991 terug een aantal knopen worden doorgehakt, om

de nieuwe identiteit van de NAVO voor de 21e eeuw vast te leggen. Binnen het eerste Nieuwe

Strategische Concept werd overeengekomen dat de NAVO moest blijven bestaan en dat de

alliantie meer moest gaan betekenen dan alleen maar een loutere defensieve organisatie. Twee

fundamentele knopen moesten nog worden doorgehakt. Op basis van welke autoriteit zou de

NAVO haar operaties uitvoeren en hoe rekbaar was de geografische en inhoudelijke

reikwijdte van haar operaties. De VS wilden een militaire interventie van de NAVO mogelijk

maken zonder te worden gehinderd door de verlammende veto’s van Rusland en China in de

Veiligheidsraad. Dergelijke operaties kunnen dan nog steeds in overeenstemming zijn met de

principes van het VN-handvest. De Britten volgden dit standpunt door te stellen dat alle

NAVO-operaties een basis moeten hebben in het internationale recht, maar dat dit niet altijd

via een resolutie in de Veiligheidsraad diende te gebeuren.76

VN-scretaris-generaal Kofi

Annan was niet akkoord met deze houding van de VS en Groot-Brittannië. Hij stelde dat de

Veiligheidsraad nog altijd het belangrijkste internationaal orgaan is om te beslissen over vrede

en veiligheid, zoals dat ook wordt erkend in het NAVO-verdrag en zodoende dient de NAVO

bij het gebruik van militaire middelen steeds goedkeuring te krijgen van de Veiligheidsraad in

het geval van niet-artikel-5opdrachten.77

Uiteindelijk zou de reactie van Kofi Annan in

dovemansoren vallen, daar de VS hun slag thuis haalden door in de tekst van het akkoord

ruimte te laten voor een eigenmachtig optreden van de NAVO. Er staat dus niet expliciet in

75

. Zie: J.L. Holzgrefe en R. Keohane, Humanitarian intervention. Ethical, legal and

political dilemmas, Cambridge University Press, Camebridge, 2003.

76

. Cfr. Supra, p.22.

77

. N. Butler, ‘Nato in 1999: A concept in Search of a Strategy’, in: Disarmament Diplomacy, nr. 35, 1999.

Page 29: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

29

het tweede Nieuwe Strategisch Concept vermeld dat NAVO-missies ‘onder de autoriteit van

de Veiligheidsraad’ dienen worden uitgevoerd.78

Er werd wel aan toegevoegd dat mogelijke

niet-artikel-5-missies steeds met het nodige respect ten aanzien van de principes en doelen

van het VN-handvest zouden uitgevoerd worden.79

Inhoudelijk zouden de VS de grenzen van

toekomstige NAVO-missies willen verleggen. De wereld van de 21e eeuw kent een nieuwe set

aan bedreigingen die niet langer binnen de Europese grenzen alleen kunnen bestreden worden.

De regering Clinton gaf dan ook een brede invulling aan niet-artikel-5-missies, door zich op

het traditionele terrein van de VN te willen begeven in het uitvoeren van humanitaire

operaties in conflictgebieden zoals Afrika en het Midden-Oosten.80

Binnen Europa plaatsten

een aantal NAVO-lidstaten enig voorbehoud bij de Amerikaanse ambities, aangezien het

Amerikaanse voluntarisme hen zou kunnen meesleuren in militaristische avonturen. Frankrijk

was traditiegetrouw argwanend ten aanzien van een mogelijke politieke NAVO, waarbij de

Europese lidstaten onder invloed zouden staan van het buitenlands beleid van de VS.81

Europa

zou de omvorming van de NAVO in een mondiale interventie-alliantie voornamelijk zien in

het kader van stabiliteit en vrede binnen de Euro-Atlantische regio.82

Het gebrek aan

expliciete en duidelijk gedefinieerde geografische limieten, had geleid tot een grijze zone van

interpretatie, mede als gevolg van het gebrek aan overeenstemming tussen de Europese

lidstaten en de VS. Oproepen voor een gemondialiseerde, proactieve NAVO vielen binnen

Europa dan ook in ongenade tot wanneer twee vliegtuigen zich in de WTC-torens boorden op

11 september 2001. De VS die werden aangevallen op het eigen grondgebied, riepen dan ook

voor de eerste keer artikel 5 in van het NAVO-verdrag omdat deze terroristische aanslag naar

eigen zeggen een daad van wettige zelfverdediging rechtvaardigde. Deze interpretatie vereist

immers geen mandaat van de VN-veiligheidsraad en het zou de NAVO in stelling brengen om

het Taliban-regime in Afghanistan de oorlog te verklaren. Vanaf eind 2003 zou de NAVO het

commando van de ISAF-troepen in Afghanistan op zich nemen en kon voor het eerst

gesproken worden van een grootschalige ‘out-of-area’-operatie, ver buiten het Euro-

78

. NATO, The Washington Declaration, NAC-S(99)63, art. 4, Washington, 23 april 1999.

79

. NATO, The Alliance’s Strategic Concept, NAC-S(99)65, art. 15, Washington, 24 april 1999.

80

. A. Cottey, ‘NATO transformed: the Atlantic Alliance in a new era’, in: S. Kay, NATO and the future of

European Security, Rowman & Littlefield Publishers, Lanham, 1998, p. 53.

81

. N. Chomsky, Mislukte Staten. Machtsmisbruik en de aanslag op de democratie, EPO, Berchem, 2008, pp. 91-

95.

82

. NATO, The Alliance’s Strategic Concept, NAC-S(99)65, artikels: 29,31,41,43,47,49,53,54 en 61,

Washington, 24 april 1999.

Page 30: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

30

Atlantische kerngebied. De NAVO zou na 2003 een mondiale actor worden, ongeacht de

Europese reserves. Dit betekende geenszins dat er nu consensus bestond tussen de VS en

Europa over het vermeende mondiale karakter van de NAVO, zoals bleek op latere

topbijeenkomsten van de NAVO in Riga en Boekarest, waar het water tussen Europa en de

VS niet zelden te diep bleek.83

F) Een nieuwe NAVO: een nieuw vijandsbeeld

Na het verdwijnen van de Sovjetdreiging moest de bestaansreden van de NAVO min of meer

heruit gevonden worden om terug relevant te kunnen worden in een nieuwe wereldorde. De

transitie van een defensie- naar een interventiestrijdkracht en de uitbreiding van de

geografische actieradius heeft daarom ook nood aan de identificatie van een nieuwe vijand, of

een reeks dreigingen die in verband kunnen worden gebracht met eenzelfde tegenstander. Al

vrij snel zou de ‘clash of Civilisations’-these van de neoconservatieve auteur Samuel

Huntington een intellectueel hulpmiddel aanreiken om de bedreigingen in het begin van de

21e eeuw te kunnen kaderen. Het discours van Huntington versluiert deels de oorzaken van

een groeiend politiek extremisme in de Arabische wereld en weet de voornaamste oorzaak

van vele tegenstellingen aan onoverkomelijke culturele verschillen tussen de Westerse

christelijke beschaving en de Islamwereld.84

Huntington hechtte dus weinig belang aan de

ongelijke politieke en economische machtsverhoudingen tussen de Westerse landen, die de

Bretton-Woodsinstellingen beheersten, en het Zuiden dat veelal afhankelijk was van hun

ontwikkelingsparadigma’s. Het ontwikkelingsdiscours van de Wereldbank, de leenpolitiek

van het Internationaal Monetair Fonds en het handelsbeleid van de Wereldhandelsorganisatie

hadden de laatste twintig jaar van de 20e eeuw een neoliberaal beleid gevoerd ten aanzien van

ontwikkelingslanden. De Structurele aanpassingsprogramma’s die werden opgelegd in ruil

voor leningen hadden catastrofale gevolgen voor de ontwikkeling van de economieën van het

Zuiden en verdiepten de tegenstellingen zowel binnen de landen zelf als tussen het Noorden

en het Zuiden. De symptomen van deze tegenstellingen manifesteerden zich veelal in etnische

conflicten, zogenaamde ‘resource wars’, een toename van terroristische netwerken,

antiwesterse bewegingen, massale migraties en de militante Islam die zich gaandeweg zou

83

. S. Biscop, ‘De NAVO: down and out in Riga en Boekarest?’, in: Samenleving en politiek, nr. 5, 2008, pp.49-

54.

84

. J. Salt, ‘Global Disorder and the Limits of Dialogue’, in: Third World Quarterly, 29(2008), nr. 4, pp. 691-710.

Page 31: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

31

ontwikkelen als een politieke kracht.85

Het bestrijden van de terreurbeweging ‘Al Quaeda’

was dan ook het belangrijkste motief voor de NAVO-aanwezigheid in Afghanistan.

Momenteel is het meest recente Strategische Concept van 2010 nog duidelijker. ‘Nieuwe’

bedreigingen zoals georganiseerde misdaad en massamigratie omwille van ecologische

redenen worden eveneens geïdentificeerd als bedreiging voor de Euro-Atlantische zone.

NAVO- Kapitein Christopher Davis stelt openlijk dat het recentste Strategische Concept

“retained a conventional focus but acknowledged the continual spread of unconventional

challenges—such as mass migration and organized crime—and the need to keep these threats

at a distance.”86

De NAVO wordt dus een mondiale actor in een steeds duidelijkere

multipolaire wereld die de symptomen van complexe crisissituaties meer en meer bestempelt

als veiligheidsvraagstukken. Daarenboven wordt de noodzaak erkend van een

allesomvattende aanpak, de zogenaamde ‘Comprehensive Approach’, wat inhoudt dat er

eveneens aandacht moet besteed worden aan preventie, staatsopbouw en ondersteuning van

het civiele netwerk naast het militaire aspect.87

Een ander opvallend onderwerp dat meer en

meer onder de aandacht wordt gebracht, behelst de bescherming en toegang tot cruciale

energie-infrastructuur. In het Strategisch Concept van 2010 wordt het als volgt omschreven:

“Some NATO countries will become more dependent on foreign energy suppliers and in some

cases, on foreign energy supply and distribution networks for their energy needs. As a larger

share of world consumption is transported across the globe, energy supplies are increasingly

exposed to disruption.”88

In een context van slinkende fossiele brandstoffen met opkomende

machten zoals China en India, heeft de NAVO volgens Michael Rühle behoefte aan een

gemeenschappelijke strategie in het vrijwaren van de toegang tot en aanvoer van energie.89

De

NAVO-operatie in Afghanistan kan dan ook gedeeltelijk geïnterpreteerd worden in functie

van deze bekommernis. In de ‘strategische ellips’ bevinden zich heel wat voormalige Sovjet-

republieken aan de Kaspische zee die enorme reserves bezitten aan olie en gas. Om de

ontsluiting en de transit daarvan te garanderen is de stabiliteit van Afghanistan noodzakelijk

om als transitland te fungeren voor de toevoer van aardgas naar NAVO-lidstaten via de

85

. Ibidem

86. C. Davis, ‘NATO’s Next Strategic Concept. How the Alliance’s New Strategy will Reshape Global

Security’, in: Strategic Studies Quarterly, (4)2010, nr. 4, p. 36. 87

. Ibidem, p. 44.

88

. NATO, Strategic Concept: Active Engagement, Modern Defense , art. 13, Lissabon, 19 november 2010.

89.M. Rühle, ‘NATO and energy security’, in: NATO Review, 2011.

Page 32: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

32

Indische Oceaan. Dit zou ook de afhankelijkheid van Europa doen afnemen in de aanvoer van

gas uit Rusland, wat een bijkomend geopolitiek voordeel is voor het bondgenootschap in zijn

geheel. Een akkoord werd daarom gesloten met het nieuwe regime in Afghanistan in 2008 om

de zogenaamde TAPI-pijplijn aan te leggen.90

De hierboven gereconstrueerde evolutie van de NAVO, sinds het einde van de Koude Oorlog,

toont aan dat het een alliantie is met duidelijke veiligheidsdoelstellingen die voor een groot

stuk zijn ingegeven door economische en geostrategische belangen. Het dikwijls gehanteerde

discours voor NAVO-operaties wordt dan vaak begeleid door een retoriek van humanitaire

bekommernissen waarbij minder waardige aspiraties verborgen blijven, wat niet wegneemt

dat deze wel complementair kunnen zijn.

III. Humanitaire militaire interventie en de ontwikkeling

van de R2P-doctrine binnen het internationale recht

A) De som van macht en recht: een dubbele moraal

De ontwikkeling van het internationale recht heeft op het terrein van vrede en veiligheid een

woelige geschiedenis gekend.91

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog, het einde van de

zogenaamde eeuw van Hobsbawn, zou de Amerikaanse president Wilson op de proppen

komen met een plan voor collectieve veiligheid, de zogenaamde Volkenbond. Het collectieve

veiligheidsmechanisme van de Volkenbond zou volgens de liberale opvattingen van Wilson

een uitweg moeten bieden in een wereld waar de geest van Thomas Hobbes tot dan toe

schering en inslag was geweest. Een nieuwe wereldorde moest en zou dus volgens Wilson

ontstaan uit de as van het instabiele machtsevenwicht van de 19e eeuw. Het collectieve

beschermingsmechanisme van de Volkenbond zou alle lidstaten afzonderlijk beschermen

90

. J. Foster, ‘Afghanistan, The TAPI pipeline, and Energy Politics’, in: Journal of Energy Security, 3(2010), nr.

2.

91

. Eén van de kantelmomenten van staatsvorming binnen West-Europa was het statensysteem dat in 1648 na de

tachtigjarige oorlog te Westfalen in werking trad. Het verdrag zou één van de mijlpalen worden in de evolutie

van het concept van staatssoevereiniteit, waarbij inmenging door andere staten als illegaal zou worden

bestempeld.

Page 33: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

33

tegen de willekeurige agressie van een andere staat, door een collectief antwoord van de

andere leden die de aangevallen staat ter hulp snellen. Een billijk principe, maar niet

toereikend om de krachtsverhoudingen na het verdrag van Versailles te pacificeren. Spoedig

zou men terug in een negatieve spiraal terechtkomen en zouden de As-mogendheden en de

Geallieerden elkaars aartsvijanden worden in een oorlog die de hele wereld meesleurde in een

irrationele polarisatie van 53 miljoen doden. Dit toont aan dat rechtsprincipes en

machtspolitiek in een problematische relatie met elkaar verwikkeld zijn. Na de oprichting van

de Verenigde Naties in 1945 wordt dit nog duidelijker. De belangrijkste verworvenheid van

dit nieuwe orgaan van collectieve veiligheid, is het VN-handvest dat de hoogste

rechtsprincipes inzake oorlog en vrede in zich draagt. De doelstelling van de VN inzake het

bewaren van de wereldvrede is dan ook terug te vinden in het 1e artikel, paragraaf 1 van het

Handvest:

“De internationale vrede en veiligheid te handhaven en, met het oog daarop: doeltreffende

gezamenlijke maatregelen te nemen ter voorkoming en opheffing van bedreigingen van vrede

en ter onderdrukking van daden van agressie of andere vormen van verbreking van de vrede,

alsook met vreedzame middelen en in overeenstemming met de beginselen van gerechtigheid

en internationaal recht, een regeling of beslechting van internationale geschillen of van

situaties die tot verbreking van de vrede zouden kunnen leiden, tot stand brengen.”

Het spreekt dus voor zich dat dit artikel unilaterale agressie van welke staat dan ook, ongeacht

het gebruikte voorwendsel, niet verenigbaar acht met zijn inhoud. Enkel het recht op

zelfverdediging, vormt een uitzondering op het verbod van geweld. Daarnaast is het zo dat in

de nasleep van de Tweede Wereldoorlog de vroegere Europese koloniale grootmachten

zodanig verzwakt uit de oorlog kwamen, dat de eis van zelfbeschikkingsrecht van de

gekoloniseerde volkeren uit het Zuiden niet onbeantwoord kon blijven. Ondanks de

krampachtige reactie van de vroegere koloniale mogendheden zoals het Verenigd Koninkrijk

en Frankrijk zou gaandeweg onafhankelijkheid worden toegekend aan hun voormalige

kolonies. Het gebruik van geweld van een koloniale staat in het verhinderen van een volk in

het verkrijgen van haar zelfbeschikking zou dan ook niet verenigbaar zijn met artikel 2,

paragraaf 4 van het VN-Handvest:

“In hun internationale betrekkingen onthouden alle leden zich van bedreiging met of het

gebruik van geweld tegen de territoriale integriteit of de politieke onafhankelijkheid van een

Page 34: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

34

staat, en van elke andere handelswijze die onverenigbaar is met de doelstellingen van de

Verenigde Naties.”

In die zin wordt de onderwerping van een staat door een andere staat voor de eerste maal

wettelijk aan banden gelegd door een internationaal rechtsprincipe, waarmee de dekolonisatie

een startschot kon nemen. Daarenboven impliceert dit artikel ook dat een staat

internationaalrechtelijk beschermd wordt door het principe van niet-inmenging. Dit

veronderstelt dat een staat de soevereiniteit kan uitoefenen op het eigen grondgebied zonder

daarbij belemmerd te worden door een andere staat. Voor de nieuwe staten die ontstonden

door het dekolonisatieproces, was dit een zeer belangrijk principe, aangezien het een

blijvende onafhankelijkheid kon garanderen van het voormalige moederland. In artikel 1,

paragraaf 2 van het VN-Handvest wordt dit eveneens ondubbelzinnig gestipuleerd:

“Tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, die zijn

gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken,

en andere passende maatregelen te nemen ter versterking van de vrede overal ter wereld.”

In tegenstelling tot de internationaalrechtelijke waarborg van niet-inmenging en inspanningen

voor de wereldvrede, zou de geschiedenis van de tweede helft van de 20e eeuw in aanzienlijke

mate worden ontsierd door de schending van deze principes door diegenen die ze bijna op

sacrale wijze in steen hadden gebeiteld.92

Wanneer de Veiligheidsraad werd opgericht, het

nieuwe instrument van collectieve veiligheid, zou deze snel gekaapt en verlamd worden door

de bipolariteit. Los van de oorlog in Korea in 1950, wanneer de Sovjet-Unie een lege

stoelpolitiek voerde in de Veiligheidsraad, zou het collectieve veiligheidsmechanisme tijdens

de Koude Oorlog niet meer in werking treden door de steeds terugkerende veto’s van de VS

en de Sovjet-Unie. Een lange periode van immobilisme in dit hoogste rechtsorgaan dat beslist

over oorlog en vrede zou pas eindigen met de Koude Oorlog.93

Maar ondanks het uitblijven

van de oorlog tussen de twee supermachten, zouden in de marge wel bloedige conflicten

worden uitgevochten, zoals de oorlog in Vietnam of de inmenging van de VS in Zuid-

Amerika met de omverwerping van de democratisch verkozen president Allende in Chili als

triest hoogtepunt. Dit toont aan dat de grootmachten een dubbele moraal hanteren inzake

92

. Ondermeer de Franse koloniale oorlogen in Algerije en Vietnam medio jaren 50 zijn een triest voorbeeld van

ongewettigd unilateraal geweld.

93

. W.C. McWilliams, ‘Confrontation and coëxistence’, in: W.C. Mcwilliams en H. Piotrowski, Op. Cit., pp. 79-

104.

Page 35: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

35

internationale rechtsregels. De logica van de macht beantwoordt in deze niet steeds aan de

logica van het internationale recht. In een context van dekolonisatie zouden de VS in

navolging van de ‘Containment’-doctrine overal ter wereld interveniëren waar de ‘vrijheid

van democratische volkeren’ werd bedreigd.94

Dat de VS enerzijds de volksbewegingen in

Zuid-Amerika stelselmatig hebben gesaboteerd en reactionaire staatsgrepen hebben gesteund

en anderzijds pleitbezorgers zijn van democratie en vrijheid, illustreert de spanning tussen

zelfverklaarde ethische bevlogenheid en kille geostrategische ‘realpolitik’. Het is daarom dat

de landen van het Zuiden, die nog maar een relatief kort bestaan kennen als onafhankelijke

staten, zo veel belang hechten aan het papieren schild van het Handvest van de Verenigde

Naties en meer bepaald het principe van niet-inmenging. Indien het bedoeling was van het

Westen om de mensenrechten te respecteren in hun voormalige kolonies, dan werden zij toen

niet gehinderd door huidige grenzen en soevereine dictators om dit mogelijk te maken.

Aangezien de gekoloniseerde volkeren daar weinig van hebben gemerkt, is dat naar alle

waarschijnlijkheid de reden waarom de landen van het Zuiden zo huiverachtig staan

tegenover inmenging, aldus Noam Chomsky.95

Daarnaast is de asymmetrische machtsrelatie

tussen de VN-veiligheidsraad en de Algemene Vergadering ook een indicatie van een

scheefgetrokken machtsverhouding tussen de vijf grootmachten met vetorecht en de rest van

de lidstaten die lid zijn van deze Algemene Vergadering. Desalniettemin zorgt de creatie van

een Algemene Vergadering wel voor een platform van staten die minder politieke,

economische en militaire macht bezitten door de gelijkberechtiging tussen deze staten en de

grootmachten. Elk land heeft in de algemene vergadering één stem en de democratische

legitimiteit is in elk geval meer gewaarborgd dan in de Veiligheidsraad. Alleen heeft de

Algemene Vergadering geen reële macht en kan het enkel aanbevelingen geven, die geenszins

door de Veiligheidsraad dienen opgevolgd te worden. Het gegeven van ongelijke

machtsverhoudingen dat weerspiegeld wordt in de beslissingstructuur van de VN en het

steeds terugkerende gegeven van grootmachten die de neiging hebben om hun eigen belangen

voorop te stellen, maken van de VN een imperfecte internationale organisatie.96

Het legt

94

. Tussen 1948 en 1990 zouden de VS in niet minder dan 22 landen het democratische proces tijdens

verkiezingen hebben verstoord door de systematische financiering van bepaalde kandidaten of partijen, zie:

W. Blum, Rogue State: A guide to the World’s only Superpower, Common Courage Press, Monroe, 2005, pp.

168-178.

95

. N. Chomsky, ‘Human Rights’ and American foreign Policy, Spokesman Books, Nottingham, 1978, p.18.

96

. T.G. Weiss, ‘Toward a third generation of international institutions: Obama’s UN policy’, in: The Washington

Quarterly, 32(2009), nr. 3, pp. 141 -162.

Page 36: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

36

immers een beslag op het streven naar een internationaal rechtvaardige rechtsorde. Meestal is

het ook zo dat de grootmachten enkel op dergelijke rechtsorganen beroep zullen doen,

wanneer hen dat het beste uitkomt, met andere woorden wanneer waarden en belangen

samenvallen.97

Dit is een opvallende constante tijdens de Koude Oorlog, maar zeker na de

Koude Oorlog, wanneer de VS met of zonder behulp van de Veiligheidsraad interveniëren in

Irak en Panama, maar bijvoorbeeld niet in Israël ondanks de veroordelingen van die staat in

de Algemene Vergadering. Tijdens de Golfoorlog in 1991, wanneer de schending van het

internationale recht door Saddam Hoessein eveneens een bedreiging betekende voor de

economische belangen van de VS, kwam er een gespierde militaire reactie van de VS in

samenwerking met de VN. Toen het Irak van Saddam Hoessein een decennium voordien

etnische zuiveringsoperaties ondernam tegen de Koerden en het Iranese regime van Khomeini

trachtte te ondermijnen, zou dit geenszins aanleiding geven tot dezelfde reactie van de

internationale gemeenschap.98

Uit het voorgaande zou men dan kunnen afleiden dat er ook

geen consistente statenpraktijk is inzake interventies omwille van zuivere humanitaire

bekommernissen. Het standpunt van de zwakkere staten die zich bij gebrek aan politieke en

militaire macht enkel en alleen kunnen beroepen op het internationale recht, stellen zich dan

ook heel argwanend en zelfs vijandig op ten aanzien van dergelijke interventies. In het

slotdocument van de dertiende conferentie van staatshoofden en regeringsleiders van de

Beweging van Niet-Gebonden landen in 2003 te Kuala Lumpur klinkt het als volgt:

“De staats-en regeringsleiders bevestigen dat de Beweging zich zal blijven inzetten om de

internationale samenwerking te vergroten bij het oplossen, in volledige overeenstemming met

het Hanvest van de Verenigde Naties, van internationale problemen met een humanitair

karakter. In dit verband wijzen zij nogmaals het zogenaamde “recht” op humanitaire

interventie af, aangezien dit recht niet ingeschreven staat in het Handvest van de Verenigde

Naties of in het internationaal recht.”99

97

. P. Khanna, The second World. Empires and influence in the global order, Random, New York, 2008, p. 325.

98

. B. Cornillie en H. Declerq (eds.), In de schaduw van Saddam. Het Koerdische experiment in Irak, Bulaaq,

Amsterdam, 2003, pp. 242.246.

99

. Geciteerd in: J. Bricmont, Humanitaire interventies. Mensenrechten als excuus voor oorlog, EPO, Berchem,

2008, p.138.

Page 37: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

37

B) Humanitaire interventie na de Koude Oorlog

De VN zou zich na het losweken van de bipolaire dwangbuis heruitvinden als internationale

organisatie in het opleggen van vrede. Tussen 1988 en 1996 zouden 29 nieuwe vredesmachten

in het leven worden geroepen, wat meer dan het dubbele was dan de voorbije 40 jaar. Het

aantal blauwhelmen zou snel een 70.000 tal bedragen in 1993. 100

Zoals hierboven reeds werd

aangehaald zou in de tijdsgeest van de postbipolaire transitie ook binnen de NAVO een

inhoudelijke verschuiving plaatsvinden van collectieve defensie naar internationale

verantwoordelijkheid in tijden van crisis, met dien verstaande dat men ook het recht zou

moeten hebben om desnoods de vrede op een militaire manier af te dwingen of op te

leggen.101

Het ‘heilige’ principe van niet-inmenging en de exclusieve soevereiniteit van staten

zou dan ook na de Koude oorlog, zowel binnen de VN-veiligheidsraad als binnen de NAVO,

onder druk komen te staan.102

Het internationale recht moest de bipolariteit nu gaan

vervangen als voornaamste stabiliserende factor binnen de wereldpolitiek. Mensenrechten

zouden de onschendbare soevereiniteit van regeringen of despoten moeten inperken, zoals dat

werd geopperd binnen het academische milieu, evenals in verschillende NGO’s die in

conflictgebieden actief waren. Bernard Kouchner, oprichter van ‘Médecins sans frontières’,

had het eerst over het recht op interventie, maar daarna meer radicaal over de plicht tot

interventie.103

De VN zou deze mensenrechtenvisie eveneens ter harte nemen tijdens de

Mensenrechtenconferentie van de VN in Wenen in de zomer van 1993. Toenmalig VN

secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali verwoordde het als volgt:

“The state must be the best guarantor for human rights. It is the State that the international

community should principally entrust with ensuring the protection of individuals. However,

the issue of international action should be raised when states prove unworthy of this task,

when they violate the fundamental principles laid down in the Charter of the United Nations,

and when – far from being protectors of individuals – they become tormentors. In the

circumstances the international community must take over from the States that fail to fulfil

100

. R. Coolsaet, Macht en waarden in de wereldpolitiek, Academia Press, Gent, 2010, p. 6.

101

. Cfr. Supra, pp. 22-23.

102

. L. De Brabander en G. Spriet, Op. Cit., p. 110.

103

. A. Roberts, ‘Humanitarian war: military intervention and human rights’, in: International Affairs, 69(1993),

nr. 3

Page 38: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

38

their obligations. I am asking whether a State has the right to expect absolute respect from

the international community when it is tarnishing the noble concept of sovereignty by openly

putting that concept to a use that is rejected by the conscience of the world and by the law.”104

Drie belangrijke vuistregels werden steeds voor ogen gehouden bij het opzetten van VN-

vredesoperaties in fragiele staten: ten eerste werd toestemming verzocht van de partijen in het

conflict, ten tweede was er de neutrale houding van de vredeshandhaving en ten derde was er

het niet-gebruik van geweld. Na de Koude Oorlog zouden de VN-operaties veel verder gaan

en werd het takenpakket uitgebreid van ‘peacemaking’ naar ‘peace-enforcement’, wat het

gewapenderhand opleggen van de vrede inhield. De intrusie van de VN-troepenmacht in door

conflicten geteisterde gebieden was meer ingrijpend dan vroeger door het creëren van

humanitaire corridors, participatie in de heropbouw van staatscapaciteit, opleiding van civiele

en militaire diensten en het afdwingen van zogenaamde ‘safe havens’.105

Daarenboven zouden

ook veel ‘state building’-activiteiten uitbesteed worden aan NGO’s in het voorzien van

kennis, expertise, coördinatie en conflictpreventie. Deze zogenaamde ontwikkelingshulp werd

eveneens een wapen in het voorkomen van ‘state failure’ en mogelijke burgeroorlog.106

Volgens verschillende auteurs zoals Francis Fukuyama was dit nieuwe geloof in de

maakbaarheid van de wereld een product van de ideologische triomf op de planeconomie en

de communistische staatsstructuur.107

Een nieuwe wereldorde met de VS als welwillende

hegemon zou via de ‘Washington Consensus’ de Bretton-Woodsinstellingen en de VN

bevruchten met het ongenaakbare geloof in de werking van de vrije markt en de deregulering.

Elk conflict in het Zuiden zou in de kiem gesmoord worden door de recepten van het IMF en

de Wereldbank in het opheffen van handelsbarrières en het afslanken van economisch

staatsdespotisme in ruil voor leningen. Volgens Mark Duffield was de ontwikkelingshulp

gekoppeld aan humanitaire interventie nooit eerder zo ingrijpend als toen:

“The present international consensus on the pressing need to manage conflict and transform

society on the global periphery in a liberal direction is an important example of the

104

. Geciteerd in: R. Coolsaet, Op. Cit., p. 7.

105

. Ibidem

106

. M. Duffield, ‘Getting savages to fight barbarians: development, security and the colonial present’, in:

Conflict, Security & Development, 5(2005), nr. 2, pp. 141-159.

107

. Zie: F. Fukuyama, The end of history and the last man, Free Press, New York, 1992.

Page 39: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

39

Reunification of aid and politics. Development now means getting inside the head to govern

the hand. ” 108

In de jaren negentig volgden de humanitaire militaire interventies elkaar in sneltempo op:

Irak, Bosnië Somalië, Haïti en Kosovo zijn maar enkele voorbeelden. Ondanks de ‘goodwill’

van de internationale gemeenschap in het hanteren van een mensenrechtendiscours om van de

wereld een rechtvaardigere en veiligere plek te maken, zijn er nooit algemene en

gemeenschappelijk aanvaarde standaarden geweest voor een unilaterale, militaire humanitaire

interventie zonder toestemming van de betrokken staat. Er is namelijk geen grondslag

voorzien in het internationale recht, noch in het gewoonterecht, daar het ontbreekt aan

consistente statenpraktijk. Het gebrek aan militaire interventie in Rwanda en Darfur, maar wel

in Irak en Somalië, is illustratief in dat geval. Hieruit kan dan worden afgeleid dat het gevaar

voor misbruik van humanitaire interventies niet ondenkbeeldig is.109

Binnen het internationale

recht botst men dan ook op twee tegenstrijdige concepten. Enerzijds is dat het niet-

inmengingprincipe of het absolute soevereiniteitsrecht van staten en anderzijds is dat de

onschendbaarheid van mensenrechten. De ontwikkeling van mensenrechten is dan ook binnen

het VN-handvest één van de belangrijkste doelstellingen zoals dat in artikel 1 en 3 wordt

vermeld. Meer bepaald is de Universele Verklaring van de rechten van de mens in 1948 de

hoeksteen geworden op het terrein van de mensenrechten. Hoewel deze verklaring een

resolutie is van de Algemene Vergadering en dus geen wettelijk bindende kracht heeft, is deze

verklaring gaandeweg overgenomen in allerlei regionale en internationale verdragen, niet

zelden onder druk van NGO’s zoals Amnesty International.110

Binnen de Universele

Verklaring van de rechten van de mens kunnen zowel burgelijke, politieke als sociale en

economische rechten onderscheiden worden. De VN beschikt dus over een belangrijk ‘soft

power –instrument’, maar ook over een handhavingsinstrument omdat veel van deze

burgerlijke en politieke rechten werden overgenomen in het BUPO- verdrag uit 1966, dat bij

de VN werd geregistreerd. Dit verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten verbindt de

verdragspartijen tot het implementeren van deze universele rechten in de nationale wetgeving

en kan hen aansprakelijk stellen wanneer ze worden geschonden of niet worden nageleefd.111

108

. M. Duffield, ‘Social reconstruction and the radicalization of development: Aid as a relation of global liberal

governance’, in: Development and Change,33 (2002), nr.5, p. 1055.

109

. A. Cliquet en N. De Moor, Leidraad Internationaal Publiekrecht, Academia Press, Gent, 2010, pp. 102-103.

110

. Ibidem, p. 79

111

. Ibidem, pp. 80-82.

Page 40: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

40

In 1998 werd dan een nieuw rechtsorgaan in het leven geroepen dat de bekommernis om

mensenrechten nieuw leven inblies, namelijk de oprichting bij verdrag van het Internationaal

Strafhof. Dit Straftribunaal, gevestigd in Den Haag, trad in werking sinds 2002 en is bevoegd

voor een aantal misdrijven tegen de menselijkheid, waaronder genocide, oorlogsmisdaden en

misdaden tegen de mensheid.112

Zowel een openbare aanklager, een lidstaat, of de

Veiligheidsraad kunnen een procedure starten tegen een beklaagde voor het Internationaal

Strafhof. Een belangrijk detail in deze is dat er geen immuniteit bestaat voor regeringsleiders

of personen met een gelijkaardige officiële functie. De legitimiteit van het strafhof is min of

meer gehypothekeerd door het niet-lidmaatschap van ondermeer de VS en Rusland, ondanks

het ondertekenen van het statuut.113

Desalniettemin zorgt dit rechtsorgaan voor een definitieve

ommekeer in de houding van de internationale gemeenschap ten aanzien van soevereiniteit als

een ‘license to kill’.

C ) Een nieuwe norm: ‘Repsonsibility to protect’

De humanitaire militaire interventies die waren gemandateerd door de VN in de jaren 90

kregen de kritiek dat ze te laat werden opgezet en dat ze niet voldoende waren voorbereid en

uitgerust om grootschalige misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen. De

achtereenvolgende VN-operaties in 1993 in Somalië, 1994 in Rwanda en 1995 in Bosnië,

zouden daarom onthaald worden als een mislukking. Hoewel er een breed draagvlak was voor

het mandateren van een humanitaire interventie door de VN-veiligheidsraad op basis van

hoofdstuk VII van het VN-handvest, lag de oorzaak van de veelal vertraagde en mislukte

reactie aan het ontbreken van enige rechtsgrond om het recht op een éénzijdige humanitaire

militaire interventie mogelijk te maken zonder instemming van de betrokken staat.114

Daarnaast vroeg men zich ook af hoe en vanaf wanneer dat recht op militaire interventie dan

wel moest uitgeoefend worden, en op basis van welke autoriteit. Na de niet-gemandateerde en

dus omstreden NAVO-operatie in Kosovo, die eveneens op basis van humanitaire gronden

werd opgezet, rees er een debat op in de Algemene Vergadering op vraag van toenmalig

112

. Onder misdrijven tegen de mensheid wordt voornamelijk verstaan: moord, uitroeiing, slavernij en

verkrachting.

113

. A. Cliquet en N. De Moor, Op. Cit., pp. 74-75.

114

. Zie: D. Hellema en H. Reiding, (eds.), Humanitaire interventie en soevereiniteit. De geschiedenis van een

Tegenstelling, Boom, Amsterdam, 2004.

Page 41: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

41

secretaris-generaal Kofi Annan.115

Binnen de Algemene Vergadering tekende zich daarna een

geleidelijke polarisatie af tussen twee duidelijke kampen. Het ene kamp was pleitbezorger van

militaire interventie op basis van humanitaire gronden, terwijl het andere kamp bleef

vasthouden aan het onschendbare principe van staatssoevereiniteit.116

Uiteindelijk zou een

semantische subtiliteit het recht op interventie enigszins ontdoen van de negatieve connotatie

die het bezat, vanuit het standpunt van de voormalige gekoloniseerde staten. Het recht op

interventie werd er vervangen door de verantwoordelijkheid om te beschermen. In eerste

instantie hebben alle soevereine staten de plicht om hun eigen bevolking te beschermen, maar

indien staten aan deze plicht verzaken of daartoe niet in staat zijn, dan is het de plicht van de

internationale gemeenschap om die staat te assisteren of zelf op te treden. Daarnaast kwam de

nadruk te liggen op de slachtoffers en niet langer op diegenen die de interventie bepleitten.117

Deze terminologische en inhoudelijke verschuiving van het recht op interventie naar ‘the

responsibility to protect’ zou een aanvang nemen in de Internationale Commissie over

Interventie en Staatssoevereiniteit ( ICISS), op initiatief van de Canadese regering.118

In

februari 2001, tijdens de derde rondetafelconferentie in Londen, werd voor het eerst de term

‘R2P’ opgeworpen om deze zo min mogelijk in verband te brengen met het recht of de plicht

tot interventie, terwijl er toch een zekere plicht tot handelen zou worden weerhouden ten

aanzien van humanitaire crisissen.119

In het finaal rapport van deze commissie, in december

2001, zou er slechts op een militaire interventie beroep worden gedaan als de staat in kwestie

haar verantwoordelijkheid ten aanzien van haar landgenoten niet zou opnemen. Bovendien

zou er pas sprake zijn van een militair ingrijpen wanneer alle andere vreedzame middelen,

gaande van dialoog, bemiddeling, diplomatieke druk tot economische sancties zouden mislukt

zijn.120

De ‘responsibility to protect’ wordt dus ruim geconcipieerd en de nadruk ligt naast

‘the responsibility to react’ ook op de ‘responsibility to prevent’ en zelfs op de ‘responsibility

115

.K. Annan, Millennium Report of the Secretary-General of the United Nations, hoofdstuk 4, 2000.

116

. R. Goodman, ‘Humanitarian Intervention and Pretexts for War’, in: The American

Journal of International Law, (100)2006, nr. 1, pp. 107-114.

117

. Y. Tsai, ‘The study of diffusion and practice of international norms through

the Human Security: The case of Responsibility to Protect’, in: Asian Social Science, 6(2010), nr. 2, pp. 12-

19.

118

. ICISS, Report of the International Commission on Intervention and State Sovereignty, 2001.

119

. C. Stahn, ‘Responsibility to Protect: Political Rhetoric or Emerging Legal Norm?’, in:

The American Journal of International Law, 101(2007), nr. 1, pp. 99-120.

120

. A.J. Bellamy, ‘Realizing the Responsibility to Protect’, in: International Studies

Perspectives, 10(2010), nr. 2, pp. 111-128.

Page 42: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

42

to rebuild’ om grootschalige schendingen tegen de menselijkheid te voorkomen.121

Binnen

deze context zou een militaire interventie als ‘last resort’ meer legitiem zijn, dan wanneer

men enkel de symptomen van een conflict op een militaire manier de kop zou indrukken. De

verdienste van dit rapport werd niet veel later opgepikt door de lidstaten van de VN-wereldtop

in 2005. In het slotdocument van deze VN-wereldtop werd de inhoudelijke en

methodologische reikwijdte van de ‘R2P-norm’ vastgelegd. Deze werd inhoudelijk beperkt tot

vier grootschalige misdaden tegen volkeren: genocide, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de

menselijkheid en etnische zuivering. Methodologisch werden de richtlijnen van het ICISS

eveneens opgevolgd, in die zin dat de primaire verantwoordelijkheid ligt bij de betrokken

staat in kwestie en dan pas bij regionale en internationale organisaties. Het jaar daarop zou de

VN-veiligheidsraad de paragrafen uit het slotdocument van de VN- wereldtop aangaande de

‘R2P-norm’ onderschrijven en bevestigen in resolutie 1674.122

Drie jaar later in 2009 zou

huidig secretaris-generaal Ban Ki-Moon het debat rond ‘R2P’ ook openen in de Algemene

Vergadering. Dit debat zou ook leiden tot een resolutie van de Algemene Vergadering waarbij

de ‘R2P-norm’ op fundamentele gronden werd goedgekeurd, mits een aantal kritieken en

voorbehoud bij enkele punten. Hoe dan ook kan men stellen dat door de behandeling van de

‘R2P’-norm in de Algemene Vergadering, deze norm veel legitimiteit geniet en een

performant instrument zou kunnen worden bij toekomstige humanitaire crisissen.123

Een

andere verdienste die het heeft, wordt door Gareth Evans als volgt verwoord:

“Indeed, even the strongest supporters of state sovereignty will admit today that no state

holds unlimited power to do what it wants to its own people. It is now commonly

acknowledged that sovereignty implies a dual responsibility: externally, to respect the

sovereignty of other states, and internally, to respect the dignity and basic rights of all the

people within the state. In international human rights covenants, in UN practice, and in state

practice itself, sovereignty is now understood as embracing this dual responsibility.”124

121

. C. Stahn, Art. Cit.

122

. Zie: G. Evans, The Responsibility to Protect: Ending mass atrocities once and for

All, Brookings Institution Press, Washington, 2008.

123

. A.J. Bellamy, ‘The Responsibility to Protect. Five years on’, in: Ethics & International Affairs, (24)2010, nr.

2, pp. 143-169.

124

. G. Evans en M. Sahnoun, ‘The Responsibility to protect. Revisiting humanitarian intervention’, in: Foreign

Affairs, 81(2002), nr. 6, pp. 100- 101.

Page 43: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

43

Ondanks het voluntarisme van de internationale gemeenschap in het vrijwaren van menselijk

leed bij mogelijke humanitaire catastrofes, zijn de criteria voor het implementeren van de

‘R2P-norm’ geenszins ondubbelzinnig te noemen. Bij het gebruik van militaire middelen

kunnen enkele belangrijke kanttekeningen worden gemaakt. Waar ligt de grens tussen

geweldloze pogingen en het gebruik van militaire middelen in het bezweren van een

conflictsituatie? Wanneer zijn situaties extreem genoeg om militair te interveniëren en wie

heeft het ultieme gezag om geweld te autoriseren? Volgens het rapport van het ICISS moet

men voldoen aan een zestal criteria alvorens men zijn toevlucht kan nemen tot militaire

middelen. Deze criteria zijn allen afgeleid van de ‘just war theory’.125

Een eerste criterium

behelst de rechtvaardiging van een militaire interventie en dus de vereiste van een ‘just

cause’. Een ‘just cause’ kan dan, rekening houdend met de misdrijven waarvoor de R2P-norm

van toepassing is, geclaimd worden bij het grootschalig verlies van leven, met of zonder

genocide-intenties, uitgelokt door een staat of ‘state failure’. Daarnaast kan ook etnische

zuivering, die zich uit in het systematisch liquideren van een bepaalde bevolkingsgroep,

worden ingeroepen ter rechtvaardiging van een humanitaire, militaire urgentie. De lat wordt

hier heel hoog gelegd, aangezien militaire interventies net uitzonderlijk moeten zijn en dus

niet met de regelmaat van de klok mogen worden opgezet.126

Het principe van ‘Just Cause’

heeft een ontegensprekelijke morele integriteit, maar desondanks de nobele intenties, kunnen

er toch een paar opwerpingen worden gemaakt. Wie bepaalt waar en wanneer er een ‘Just

Cause’ tot ‘R2P’ kan worden ingeroepen? Sinds het in voege zijn van de ‘R2P-norm’ werd

er in tien crisissituaties beroep op gedaan. Nu eens door de internationale gemeenschap, dan

weer door één of meerdere van de vijf permanente leden van de VN-veiligheidsraad. De

crisissituaties varieerden van post-electoraal geweld in Kenia, humanitair leed in Myanmar na

de doortocht van orkaan Nargis tot de interventie in Libië om de burgerbevolking te

beschermen.127

Tussen 2005 en 2011 is het principe van ‘R2P’ op een inconsistente manier

ingeroepen geweest. Soms was er consensus over het implementeren van ‘R2P’, op andere

momenten was het dan weer omstreden of werd het afgekeurd door de rest van de

‘internationale gemeenschap’.128

Bovendien zouden er ook vier crisissituaties plaatsvinden

125

.Ibidem, p. 101.

126

. Ibidem, p. 101.

127

. A.J. Bellamy, Art. Cit., pp. 148-150. Zie de tabel in bijlage, cfr. Infra: p. 74.

128

. Met internationale gemeenschap wordt doorgaans een pars pro toto bedoeld, daar de leden die niet in de VN-

Veiligheidsraad zetelen niet kunnen beslissen over een mogelijke gewapende interventie. Het is tevens een

handige semantische constructie om de scheefgetrokken machtsverhouding tussen de vijf permanente leden

Page 44: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

44

waar ‘R2P’ dan weer niet werd ingeroepen.129

In twee van de negen geschetste crisissituaties,

in tabel 1 in bijlage, zou telkens één permanent lid van de VN-veiligheidsraad een beroep

doen op ‘R2P’ om te interveniëren.130

In het eerste geval werd ‘R2P’ ingeroepen door

Rusland in 2008 omwille van de vermeende etnische zuivering van Russische burgers in

Zuid-Ossetië door Georgische troepen. Rusland zou volgens de andere leden van de VN-

veiligheidsraad de claim van ‘R2P’ gebruiken om unilateraal geweld tegen Georgië te

rechtvaardigen. Dat er een ‘just cause’ was om een militaire interventie te legitimeren, werd

door de rest van de internationale gemeenschap betwist aangezien er een gebrek aan bewijzen

bestond bij het aantonen van intentioneel systematisch geweld tegen de Russische

bevolkingsminderheid in Zuid-Ossetië. Een eerste limitering van ‘R2P’ wordt hier duidelijk

door het in gebreke blijven van voldoende bewijslast.131

Een tweede geval, de doortocht van

orkaan Nargis in 2008 in Myanmar, zou door Frankrijk op de agenda worden gezet. Frankrijk

betoogde dat het regime in Myanmar onverschillig bleef bij het humanitaire leed van haar

burgers. Deze claim werd eveneens door de rest van de VN- Veiligheidsraad verworpen, wat

aangeeft dat men het recht op éénzijdige humanitaire interventie heel eng zou blijven

interpreteren. Er was geen enkel bewijs dat de regering in Myanmar de intenties had om de

slachtoffers van orkaan Nargis aan hun lot over te laten en men wou geen precedent scheppen

om overal een interventie te rechtvaardigen bij mogelijke natuurrampen.132

Hadden de

voorgaande twee gevallen op vraag van twee grootmachten toch een interventie kunnen

legitimeren, dan zou men in navolging van de illegale, illegitieme en unilaterale interventie

van de VS in Irak nog meer het spookbeeld hebben opgeroepen van ‘R2P’ als een Trojaans

paard dat zich zou mengen in de staatshuishouding van zwakkere staten, aldus Bellamy.133

De

oorlog van de VS tegen Irak in 2003 werd gedeeltelijk gelegitimeerd door ‘R2P’-gerelateerde

motieven, naast de voorwendsels van proliferatie van massavernietigingswapens en

en de rest van de staten in de Algemene Vergadering toe te dekken. Beslissingen door de VN-veiligheidsraad

worden dan doorgaans vaak gelegitimeerd door ze te omschrijven als de collectieve wil van de internationale

gemeenschap. Zie: J. Bricmont, ‘The problem with the Responsibility to protect. Bombing for a Juster

World?’, in: Counterpunch, 28 juli 2009.

129

. A.J. Bellamy, Art. Cit., p. 150. Zie de tabel in bijlage, cfr. Infra: p. 75.

130

. Cfr. Infra, p. 74.

131

. A.J. Bellamy, Art. Cit, pp. 151-152.

132

. Ibidem, p. 152.

133

. A.J. Bellamy, ‘Responsibility to Protect or Trojan horse? The crisis in Darfur

and humanitarian intervention after Iraq’, in: Ethics & International Affairs. 19 (2005), nr.2, pp. 31-54.

Page 45: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

45

vermeende links tussen ‘Al Qaeda’ en het Ba’ath-regime.134

Dit samenspel van macht en

recht, in het mogelijks hanteren van een dubbele moraal, kan een blijvende schaduw werpen

over het rechtmatig implementeren van de ‘R2P’-norm, wat ook duidelijk wordt bij het

arbitraire karakter van interventies. Zo was de militaire humanitaire interventie in Libië een

voorbeeld van het schijnbaar willekeurige karakter van zo’n interventie, terwijl in Irak op dat

moment,en momenteel nog steeds, sprake was van een humanitaire catastrofe en endemisch

sektarisch geweld. Door het wegvallen van een sterke centrale autoriteit in Bagdad, kregen de

vele op etnische en religieus gebaseerde milities de kans om dood en verderf te zaaien in Irak.

Bovendien is de humanitaire situatie aldaar schrijnend te noemen, zoals blijkt uit volgende

passage van een ophefmakende publicatie over het ‘state ending’-proces in Irak:

“The consequences in human and cultural terms of the destruction of the Iraqi state have been

enormous: notably, the deaths of over 1 million civilians; the degradation in social

infrastructure, including electricity, potable water, and sewage systems, the targeted

assassination of over 400 academics and professionals and the displacement of

approximately 4 million refugees and internally displaced people. All of these terrible losses

are compounded by unprecedented levels of cultural devastation, attacks on national archives

and monuments that represent the historical identity of the Iraqi People.”135

Ondanks de overduidelijke bewijslast van opzettelijk geweld tegen de burgerbevolking, tegen

de achtergrond van een ontluikende humanitaire catastrofe, kwam er geen verontwaardiging

van de internationale gemeenschap , in casu de Veiligheidsraad, en werd door geen enkele

staat de ‘R2P’-norm aangegrepen om deze situatie aan te klagen. Ook in drie andere

crisissituaties zou de ‘R2P’-norm niet worden ingeroepen, zoals in tabel 2 in bijlage wordt

weergegeven.136

Deze bedenking is geenszins een pleidooi om helemaal komaf te maken met

de ‘R2P-norm’ en niks te ondernemen wanneer zich een humanitaire crisis zou gaan

voltrekken. Vaak is het zo dat er een set aan factoren is die deze of gene interventie mogelijk

maken, zoals de (on) beschikbaarheid van de nodige militaire en materiële capaciteit, aan- of

afwezigheid van belangen of het doodgewone gebrek aan consensus binnen de VN-

134. R. Thakur, ‘Iraq and the Responsibility to Protect’, in: Behind the Headlines, 62(2004), nr. 1, pp. 1-16.

135

. R.W. Baker, S.T. Ismael en T. Y. Ismael, Cultural cleansing in Iraq. Why museums were looted, libraries

burned and academics murdered, Pluto Press, Londen, 2010, p. 4.

136

. Cfr. Infra, p. 75.

Page 46: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

46

veiligheidsraad.137

De vraag die zich dan stelt om een afweging te maken welke factoren

finaal de doorslag geven om überhaupt een militaire humanitaire interventie op te zetten, is

quasi niet te beantwoorden, het brengt enkel en alleen maar een nuance aan bij het vermeende

onbaatzuchtige karakter van militaire interventies omwille van humanitaire doeleinden.138

Wanneer nu het principe van een ‘just cause’ ontvankelijk zou worden verklaard door de VN-

veiligheidsraad, moet er vervolgens nog aan een set van vier ‘precautionary principles’

worden voldaan volgens het rapport van het ICISS.139

Deze principes zijn overigens zeer

moeilijk te controleren op hun credibiliteit en kunnen soms meer verhullen dan ze onthullen.

Een eerste principe houdt in dat de militaire ingreep moet ingegeven zijn door een ‘right

intention’. Het prioritaire doel van een militaire interventie moet dus steeds het voorkomen

van menselijk lijden zijn, ongeacht andere motieven of belangen van de interveniërende staat

of staten. Het spreekt voor zich dat dit principe in het verlengde ligt van het‘just cause’-

principe.140

Vaak zullen interveniërende grootmachten met een geslepen retoriek de publieke

opinie op sleeptouw nemen in een militair avonturisme, zonder daarbij de werkelijke

doelstelling van de interventie in de openbaarheid te brengen.141

Eens te meer kan de recentste

golfoorlog in Irak terug dienen als voorbeeld. Een neoconservatief messianisme in de Bush-

administratie zou een agressief buitenlands beleid vorm geven om Irak om te vormen tot een

democratisch lichtbaken in het Midden-Oosten. De zogenoemde massavernietigingswapens,

de link met de terreurorganisatie ‘Al Qaeda’, en een discours van aan de gang zijnde

mensenrechtenschendingen, zorgde voor een misleidende tegemoetkoming aan het principe

van de‘right intention’.142

Een dergelijk misleidend discours maant aan tot waakzaamheid en

scepsis wanneer één of een paar grootmachten op basis van deze retoriek het engagement

opnemen om de ‘R2P-norm’ te implementeren. In het geval van Rusland, dat de ‘R2P’- norm

hanteerde om unilateraal geweld tegen Georgië te rechtvaardigen, kan het principe van‘right

137. A.J. Bellamy , ‘Humanitarian intervention and the three traditions’, in: Global Society, 17(2003), nr.1, pp. 3-

20.

138

. Ibidem.

139. ICISS, Report of the International Commission on Intervention and State Sovereignty, 2001.

140

. G. Evans en M. Sahnoun, ‘The Responsibility to protect. Revisiting humanitarian intervention’, in: Foreign

Affairs, (81)2002, nr. 6, p. 102.

141. R. Goodman, ‘Humanitarian Intervention and Pretexts for War’, in: The American

Journal of International Law, (100)2006, nr.1, p. 115.

142

. R. Coolsaet, Macht en waarden in de wereldpolitiek, Academia Press, Gent, 2011, pp. 151-154.

Page 47: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

47

intention’ de afweging aan de aanwezigheid van geostrategische belangen nauwelijks

doorstaan. Door de belangrijke geostrategische ligging van Georgië als transitland van

aardgas aan de Zwarte zee, wordt de machtspositie van Rusland aanzienlijk beknot in de

controle over de uitvoer van aardgas naar Europa.143

De Russische invloed in de voormalige

Sovjet-Unie-deelstaat zou daarenboven ondermijnd worden door een virulent Georgisch

nationalisme, dat belichaamd wordt door de Georgische premier Saakasjvili, die overigens lid

wil worden van de NAVO. Dit betekent dat de NAVO terug een voormalige invloedsfeer van

Rusland zou opnemen, wat een heel gevoelige materie is voor Moskou.144

De retoriek van de

toenmalige Russische president Medvedev in het beschermen van de Russische

bevolkingsminderheid in Zuid-Ossetië, zou dergelijke machtspolitieke overwegingen

enigszins kunnen versluieren, en een unilaterale militaire interventie ontvankelijk kunnen

maken voor de internationale gemeenschap, zonder beroep te doen op de VN-veiligheidsraad.

Zoals gezegd, zou het appelleren aan de ‘R2P’- norm niet ontvankelijk worden verklaard door

de VN-veiligheidsraad omwille van een gebrek aan bewijslast en zou de inval in Zuid-Ossetië

dan ook streng veroordeeld worden.145

Het tweede ‘precautionary principle’ is dat van ‘the last resort’. De ‘responsibility to

prevent’ moet eerst alle kansen tot succes worden gegeven alvorens men een toevlucht neemt

tot militaire middelen. In sommige gevallen is er gewoonweg geen tijd om alle mogelijk

vreedzame en diplomatieke middelen uit te testen, gezien de urgentie van de situatie, maar dat

ontslaat de internationale gemeenschap geenszins om te onderzoeken of er geen realistische

opties zijn in het oplossen van een conflict met behulp van vreedzame bemiddeling.146

Dit

principe is eveneens moeilijk ondubbelzinnig te controleren door het bestaan van mogelijke

verdoken agenda’s en strategieën. In de context van een nakende burgeroorlog kan de

strategie van één van de partijen er net uit bestaan dat zij bewust onderhandelingen wil

saboteren, om eventueel voordeel te halen uit een militaire interventie. Zo bestond de strategie

van het UCK in Kosovo net uit het verspreiden van valse informatie en uit de lucht gegrepen

uitlatingen over de Servische zuiveringsacties om zowel de publieke opinie te

verontwaardigen als een militaire interventie van de internationale gemeenschap te

143

. Ibidem, pp. 249-253.

144

. Ibidem, pp. 202-204.

145

. Cfr. Supra, p. 39.

146

. G. Evans en M. Sahnoun, Art. Cit., p. 102.

Page 48: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

48

bespoedigen, Aldus Historica Anne Morelli. 147

Het vergt dus eveneens bereidheid om de

motieven van beide partijen juist in te schatten en te onderzoeken, zodat een vreedzame

dialoog alle kans op slagen krijgt

Het derde principe dan, behelst de inzet van ‘proportional means’, in die zin dat de schaal, de

duur en de intensiteit van de militaire operatie in overeenstemming moet zijn met het

vooropgezette doel, namelijk het voorkomen van menselijk leed. Dit principe is voornamelijk

ingegeven door de vrees voor het mogelijks schenden van de integriteit van de betrokken staat

in kwestie, en om dus de mogelijke beschuldiging van inmenging te vermijden.148

Maar wie

kan op voorhand inschatten hoe hoog de prijs is die betaald dient te worden voor een

zogenaamde evenwichtige oorlog, en wie kan de juiste gevolgen inschatten? Vaak is het zo

dat enkel de directe slachtoffers van een gewapende interventie in de statistieken worden

opgenomen, maar op langere termijn wordt de menselijke en materiële schade pas echt

zichtbaar.149

De desintegratie van het maatschappelijke weefsel, de gevolgen van de

beschadiging van levensnoodzakelijke infrastructuur, zoals de distributie van drinkbaar water,

elektriciteitsvoorziening en kwaliteitsvolle gezondheidszorg, leggen een beslag op de

heropbouw en stabiliteit van een post-conflictgebied.150

Deze bedenking sluit aan bij het laatste voorzorgsprincipe dat stelt dat er ‘reasonable

prospects’ moeten zijn. Dit veronderstelt dat de gevolgen van een militaire interventie niet

erger mogen zijn dan de gevolgen van non-interventie. Vaak is het zo dat een verdere

militarisering van het conflict mogelijks een grotere escalatie van geweld met zich mee kan

brengen en het conflict kan verdiepen.151

Zo is de situatie na de NAVO-operatie ‘Unified

Protector’ in Libië nu allerminst stabiel te noemen, aangezien vroegere centrifugale krachten

zich herenigen langs tribale en etnische lijnen. Bovendien zijn vele van deze groepen

bewapend, door de inbeslagname van Khadaffi’s wapendepots en erkennen veel van deze

147

. A. Morelli, ‘De vijand begaat bewust wreedheden, wij onopzettelijke blunders’, in: Elementaire principes

van de oorlogspropaganda, EPO, Berchem, 2003, pp. 62-66.

148

. G. Evans en M. Sahnoun, Art. Cit., p. 102.

149

. Zie: R.W. Baker, S.T. Ismael en T. Y. Ismael, Cultural cleansing in Iraq. Why museums were looted,

libraries burned and academics murdered, Pluto Press, Londen, 2010.

150

. Een studie die werd uitgevoerd door het toonaangevende Britse medische tijdschrift ‘the Lancet’ zou

besluiten dat de indirecte gevolgen van de oorlog in Irak een 600.000tal burgerslachtoffers hebben

veroorzaakt. Zie: http://web.mit.edu/CIS/pdf/Human_Cost_of_War.pdf

151

. G. Evans en M. Sahnoun, Art. Cit., p. 102.

Page 49: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

49

groepen de autoriteit van de nieuwe overgangsraad niet. Vele Khadaffi-aanhangers

organiseren zich ook ondergronds, en dit kan de toekomst van Libië terug hypothekeren

omdat de kiemen van sektarisch en etnisch geweld ontegensprekelijk aanwezig blijven.152

De hierboven besproken voorwaarde van ‘just cause’ en de vier voorzorgsprincipes worden

allen omgeven door valkuilen omdat grootmachten steeds de neiging hebben om het

internationale recht te manipuleren of om te buigen in een door hen gewenste richting. De

optelsom van de beweegredenen tot militaire interventie in deze of gene situatie blijven dan

ook vaak gedeeltelijk versluierd. Vandaar dat het noodzakelijk is dat een militaire interventie

gedragen wordt door de voltallige Veiligheidsraad, het hoogste internationaalrechtelijk

orgaan, om met de juiste legaliteit de vereiste legitimiteit te verkrijgen om een dergelijke

interventie mogelijk te maken. Om de ‘R2P’-norm in te roepen is er dus een vereiste van

‘right authority’ om alle mogelijke verdoken belangen en (geo)politieke strategieën van

machtige staten zoveel mogelijk te neutraliseren.153

Dit neemt niet weg dat er bij het

implementeren van de ‘R2P’-norm, wanneer deze gedragen wordt door de ‘internationale

gemeenschap’, geen overtredingen tegen het mandaat van de Veiligheidsraad kunnen worden

begaan. Desalniettemin is de VN-veiligheidsraad nog steeds het aangewezen mechanisme om

te oordelen over oorlog en vrede, omdat andere formules zoals ‘ad hoc’-coalities van

machtige staten steeds in ongenade vallen door de rest van de VN-lidstaten omwille van het

ongewettigd unilateraal gebruik van geweld, dat veelal op basis van dubieuze motieven

gerechtvaardigd wordt. De omstreden NAVO-interventie van Kosovo in 1999, en

voornamelijk de ‘Coalition of the willing’ tegen Irak in 2003, zijn twee voorbeelden uit onze

recente geschiedenis, waarbij de VN-veiligheidsraad een figurantenrol werd toebedeeld en die

het imago van deze internationale organisatie een onmiskenbare deuk hebben bezorgd.154

In

andere gevallen, wanneer de Veiligheidsraad in een impasse verkeert door het vetorecht van

de permanente leden, zijn er twee institutionele keuzes voor handen. Enerzijds kan een

spoedzitting van de Algemene Vergadering bijeenkomen onder de ‘Uniting for Peace’-

procedure om alsnog een brede meerderheid te vinden om een militaire interventie goed te

152

. R. Doom, ‘Libië en de ‘Responsibility to protect’. Een Vredesduif met lood in de vleugels?’, ongepubliceerd,

15 augustus 2011.

153

. G. Evans en M. Sahnoun, Art. Cit., p. 103.

154

. T.Farer, ‘Humanitarian Intervention before and after 9/11: Legality and Legitimacy’, in: J. L. Holzgrefe

and Robert O. Keohane, (eds.), Humanitarian Intervention: Ethical, Legal, and Political Dilemmas,

Cambridge University Press, Camebridge, 2003, p. 80.

Page 50: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

50

keuren. Anderzijds kunnen regionale organisaties binnen hun jurisdictie ook onder Hoofdstuk

VIII van het VN-charter een interventie opzetten, als zij daartoe het mandaat krijgen van de

Veiligheidsraad.155

Indien deze institutionele exit-strategieën niet werken, dan kan men

geconfronteerd worden met een moreel dilemma. Enerzijds kan men de internationale

rechtsorde ondermijnen door de VN-veiligheidsraad links te laten liggen en anderzijds kan de

VN ook schade toegebracht worden indien een grootschalig verlies van leven en menselijk

lijden plaatsvindt terwijl de VN toekijkt aan de zijlijn. Volgens Mohammed Sahnoun, één van

de voorzitters van de commissie rond staatssoevereiniteit en interventie, houdt het antwoord

op dit dilemma een onvermijdelijk scenario in, dat geenszins voor herhaling vatbaar is:

“First, if the Security Council does fail to discharge its responsibility in such a case, then

concerned individual states simply may not rule out other means to address the gravity and

urgency of the situation. It follows that there will be a risk that such interventions, without the

discipline and constraints of UN authorization, will not be conducted for the right reasons or

with the right commitment to the necessary threshold and precautionary criteria – and if that

intervention succeeds and is seen by the world to have succeeded – this outcome may have

enduringly serious consequences for the stature of the UN itself. This is essentially what

happened with the NATO intervention in Kosovo.”156

De VN-veiligheidsraad ligt dus volgens Mohammed Sahnoun en Gareth Evans steeds best aan

de grondslag van elke militaire humanitaire interventie. Zoniet loopt de VN het risico om

irrelevant te worden en kan er een precedent gecreëerd worden voor sterke staten om naar

eigen goeddunken militaire middelen in te zetten wanneer zij dit wenselijk achten, zonder

daarbij steeds rekening te moeten houden met ‘the right intention’. Andere auteurs zijn daar

niet van overtuigd. Zij ondersteunen wel de consensus onder democratische staten,

grotendeels NAVO-lidstaten, om militaire, humanitaire interventies op te zetten zonder de

steun van de VN-veiligheidsraad. Volgens Michael Walzer hebben de liberaal-democratische

staten dan ook een morele plicht om militair te interveniëren wanneer de VN-veiligheidsraad

in gebreke blijft, wil men katers zoals in Rwanda en Srebrenica vermijden.157

Simon

Chesterman gaat nog verder en bepleit zelfs dat sterke staten, die de middelen hebben en het

155

. A. Cliquet en N. De Moor, Leidraad Internationaal Publiekrecht, Academia Press, Gent, 2010, pp. 104-107. 156

. G. Evans en M. Sahnoun, Art. Cit., p. 104.

157

. M. Walzer, “The Politics of Rescue”, in: Arguing about War , Yale University Press, New Haven, 2004, pp.

67–81.

Page 51: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

51

verlangen om burgers in conflictgebieden te beschermen, het recht moeten hebben op een

interventie en in geen geval mogen verhinderd worden door een mogelijke inbreuk op het

soevereiniteitsprincipe. Daarenboven was er na het einde van de koude oorlog een toename

van conflicten binnen staten en niet langer tussen staten, waardoor het internationale recht

irrelevant dreigde te worden om oorlogsleed te voorkomen.158

De NAVO-interventie in

Kosovo kan in deze gelden als een precedent voor een illegale militaire interventie, wegens

niet gemandateerd door de VN-veiligheidsraad, maar was in de ogen van velen legitiem om

het blinde etnische geweld een halt toe te roepen.159

Enkel China en Rusland waren allerminst

opgezet met deze NAVO-interventie, wat blijkt uit het voornemen van Rusland om deze

interventie via een resolutie te veroordelen. Maar bij het stemmen van deze resolutie was het

China en Rusland tegen de rest, wat aangeeft dat er bij zogenaamde liberale democratische

staten een consensus bestaat rond de morele plicht om te interveniëren bij urgente humanitaire

catastrofes.160

De zogenaamde niet-liberale staten zoals China, Rusland en de landen van het

Zuiden, aangesloten bij de niet-gebonden beweging, zouden deze militaire interventie

afkeuren. Dit geeft aan dat de landen van het Zuiden, en voornamelijk dan China, nog steeds

enorm veel belang hechten aan het soevereiniteitsprincipe en de huidige ‘R2P’-norm meer

zien als een Trojaans paard dan als een humanitaire interventie met ‘the right intention’.

Diana Johnstone is ook niet overtuigd van de morele motieven van liberale democratische

staten en blijft naar eigen zeggen eerder sceptisch en wantrouwig ten aanzien van

eigengereide en zelfverklaarde legitieme interventies. Met betrekking tot de balkancrisis in de

jaren 90 beweert ze zelfs dat verschillende NAVO-lidstaten, zoals Duitsland, bewust het

conflict portretteerden als een agressie van buitenaf om een buitenlandse interventie te

rechtvaardigen, terwijl het eigenlijk een intern conflict betrof dat niet onder de bevoegdheid

van het internationale recht viel. Zo was de snelle erkenning van Slovenië en Kroatië door

Duitsland niet ingegeven door de zorg om een militair conflict te vermijden, maar net om het

conflict te internationaliseren, aangezien buitenlandse militaire inmenging, met medewerking

van Duitsland, op die manier gerechtvaardigd kon worden. Hetzelfde mechanisme werd

toegepast tijdens de Kosovo-crisis, waar het Joegolavische leger het Albanese separatisme

158

. S. Chesterman, Just War or Just Peace? Humanitarian Intervention and International Law, Oxford

University Press, Oxford, 2001, p. 231.

159

. I. Clark, Legitimacy in International Society, Oxford University Press, Oxford, 2005, p. 212.

160. N. J.Wheeler, “The Legality of NATO’s Intervention in Kosovo”, in: K. Booth, (ed.), The Kosovo

Tragedy: The Human Rights Dimensions, Frank Cass, London, 2001, p. 156.

Page 52: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

52

onderdrukte, maar bij ons werd voorgesteld als een ‘Servische agressie tegen de Albanezen’,

weliswaar op het eigen grondgebied.161

Deze argumentatie is controversieel, aangezien hier

impliciet wordt beweerd dat het recht op humanitaire interventie werd ingeroepen door staten

die indirect tot zo’n humanitaire catastrofe hadden aangestuurd, om inmenging te

rechtvaardigen. Er is dus veel controverse over de juiste autoriteit en intenties inzake

humanitaire militaire interventie, wanneer de VN er niet bij betrokken is. Het is nog maar de

vraag hoe de ‘R2P’-norm zal geïmplementeerd worden indien de Veiligheidsraad in een

impasse verkeert en er terug een coalitie van staten, of regionale organisaties zoals de NAVO,

een militaire humanitaire interventie zullen opzetten. Deze situatie heeft zich sinds de

inwerkingtreding van de ‘R2P’-norm nog niet voorgedaan. Meer nog, de eerste humanitaire

militaire interventie die onder het vaandel van ‘R2P’ zou worden opgezet in 2011 in Libië,

zou een stemming in de Veiligheidsraad overleven. Onder resolutie 1973 zou een ‘no fly zone’

worden ingesteld in het Libische luchtruim om de Libische burgers te beschermen en om

beide partijen tot een ‘staakt-het-vuren’ te brengen.

IV. Casus Libië: ‘out-of area-operation’ van de NAVO onder R2P

A) Een drastische koersverandering

In het begin van vorig jaar, januari 2011, breken onlusten uit in de Arabische wereld. De

autoritaire regimes van Tunesië en Egypte worden omvergeworpen door hun bevolkingen. In

andere landen op het Arabisch schiereiland zoals Yemen, Oman, en Bahrein breken ook

onlusten uit en volgen straatprotesten elkaar op. De Arabische lente is een feit en de

volksbewegingen geven naburige landen de fakkel van heropstanding door. Niet veel later zou

ook een opstand in Libië plaatsvinden tegen het Khadaffi-regime en zou in Syrië de oppositie

tegen president Assad vorm beginnen krijgen. Wanneer de eerste berichten van de opstand in

Libië ons bereiken, wordt gesproken over mensenrechtenschendingen en blinde represailles

tegen onschuldige burgers uitgevoerd door de Khadaffi-troepen. Al snel zou de internationale

gemeenschap Libië op de agenda plaatsten, zeker omdat men in Tunesië en Egypte geen

enkele vorm van controle had kunnen uitoefenen op de daar ontstane krachtsverhoudingen en

161

. D. Johnstone, Fool’s Crusade, Yugoslavia, NATO and Western Delusions, Pluto Press, Londen, 2002, p.

169.

Page 53: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

53

gebeurtenissen.162

Een markant gegeven is dat de Westerse landen nogal uit hun lood waren

geslagen en dus onvoorbereid reageerden op de volksopstanden in Tunesië en Egypte. Dat

landen zoals Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië opeens de regimes veroordeelden die ze

voordien decennia lang hadden gesteund om de stabiliteit in de gebieden rond de

Middellandse Zee te verzekeren, getuigt terug van de dubbele moraal waarvan machtige

staten zich bedienen. Toen Ben Ali en Moebarak werden weggejaagd, wou men snel van

koers veranderen en de indruk wekken dat men een democratische transitie in de Maghreb al

veel langer een warm hart toedroeg. Dit was op z’n minst ongeloofwaardig te noemen, want

zo zou president Sarkozy goede contacten hebben onderhouden met Ben Ali en diens

entourage en zouden er door de minister van buitenlandse zaken, Michèle Alliot-Marie,

Franse para’s worden beloofd aan Ben Ali om de beginnende protesten in de kiem te smoren.

In een artikel uit ‘The Guardian’ verwoordt journalist Ian Traynor het als volgt: “Overall the

French have been agnostic along the lines of ‘better the dictator you know, than the one you

don’t know.”163

Vandaar dat de reactie van Frankrijk en Groot-Brittannië ten aanzien van het

Khadaffi-regime van bij het begin vrij duidelijk was, aangezien deze twee staten wellicht niet

ongeloofwaardig wilden overkomen wanneer deze zich in de toekomst zouden beroepen op

onvervreemdbare mensenrechten en de zucht naar vrijheid en democratie om internationale

crisissen onder de aandacht te brengen. België verkeerde ook in een lastig parket, wanneer het

geleidelijk aan de democratisch transitie en het respect voor mensenrechten zou gaan

bepleiten in Libië. Toen de opstand in Benghazi werd beantwoord met buitensporige repressie

en Khadaffi meer en meer in het vizier kwam van de internationale gemeenschap, zouden op

dat moment ook Saudische troepen de protesten in Bahrein neerslaan om de Khalifa-

monarchie in stand te houden. Deze gebeurtenissen waren dan weer minder het voorwerp van

internationale verontwaardiging, en dan voornamelijk voor België en Groot-Brittannië, die

sinds jaren lang lucratieve contracten hadden afgesloten met het Saudisch regime, door het

leveren van wapens en Tacticas-pantservoertuigen.164

Dat de protesten in Bahrein voor meer

democratie en vrouwenemancipatie werden neergeslagen door Saudische wapens en

pantservoertuigen van Brits-Belgische oorsprong, was een niet te miskennen deuk in het

imago van de ‘Westerse waardengemeenschap’. Italië zou zich eveneens ongemakkelijk

162

. S. Zemni, ‘Arabisch sociaal protest van revoltes naar revoluties’, in: Samenleving en politiek, 18 (2011),

nr.3, pp. 80-87.

163

. I. Traynor, “Tunisian protests have caught Nicolas Sarkozy off guard”, in: The Guardian, 17 januari 2011.

164

. ‘België levert wapens aan dictaturen die er vreedzame betogers mee doden’, in: Knack, 19 oktober 2011.

Page 54: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

54

voelen bij het aanklagen van mensenrechtenschendingen in Libië. Berlusconi zou op een

bepaald moment 43 miljoen euro hebben overgemaakt aan het Khadaffi-regime om er 3

gevangenissen te bouwen, die moesten dienen als uitbesteding van Europe Frontex.165

Italië

had dus afspraken gemaakt met Libië om zoveel mogelijk Sub-Saharaanse vluchtelingen in

Libië tegen te houden, zodat men de oversteek naar het Europese vasteland niet zou maken.

Aangezien Libië de ‘refugee convention’ niet heeft ondertekend, zouden veel van deze

vluchtelingen in deze gevangenissen verstoken blijven van mensenrechten.166

Steven Van

Ackere, toenmalig Belgisch minister van buitenlandse zaken, zou zelfs in het begin van de

Libische opstand letterlijk het belang van Libië blijven onderstrepen als schokdemper tegen

ongecontroleerde migratiegolven naar Europa. Alle humanitaire argumenten voor een

interventie in Libië werden daarom in het begin van de opstand in beraad gehouden, zeker

toen bleek dat België Libië zelfs had gesteund in zijn kandidatuur om lid te worden van de

VN-mensenrechtenraad.167

Als laatste protagonist in de veroordeling van het Khadaffi-regime

was er Groot-Brittanië, dat in de jaren ervoor zeer lucratieve deals had afgesloten met het

Khadaffi-regime, zoals bijvoorbeeld de toegestane concessie aan BP om het exploiteren van

grote hoeveelheden Libische olie mogelijk te maken. De toegang tot Westerse investeerders in

Libië kwam er voornamelijk in ruil voor het opheffen van het VN-wapenembargo tegen Libië.

Het was de tactische keuze geweest van Khadaffi om zich na 11 september 2001 niet tot de

‘axis of evil’ te laten rekenen door toenadering te zoeken tot de VS en Groot-Brittannië. Deze

toenadering was een klassiek voorbeeld van ‘do ut des’. Khadaffi kon zich terug

herbewapenen op de internationale wapenmarkt en investeringen aantrekken, in ruil voor het

tegenhouden van Afrikaanse vluchtelingen die op weg waren naar Europa en concessies voor

Britse, Nederlandse, Italiaanse en Franse multinationals.168

In de periode tussen 2004 en 2011

zou Khadaffi door het verkrijgen van wapens en allerlei ander oorlogsmaterieel nog meer dan

voordien de mogelijk hebben om opstandige groepen regelmatig het zwijgen op te leggen en

was er in geen geval enige bekommernis gerezen bij (West-)Europese beleidsmakers over de

democratische rechten van de Libiërs. Het was, zoals reeds gezegd, pas na het startschot van

de Arabische lente in Tunesië en Egypte, dat men bijna ogenblikkelijk het geweer van

165

. Frontex heeft als taak rond de buitengrenzen van Europa te surveilleren zodoende de influx van illegale

vluchtelingen op doortastende wijze tegen te houden. Zie: C. Shult, ‘Europe’s frontex borderguards strected to

the limit’ , in: Der Spiegel , 21 februari 2011.

166

. B. Hayes, “Dirty deals and unprincipled politics”, in: TNI, maart 2011. 167

. ‘Vanackere: ‘Dreigementen Khadaffi belachelijk’’, in: De Morgen , 21 februari 2011.

168

. B. Hayes, art.cit.

Page 55: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

55

schouder veranderde om de situatie in Libië aan te klagen. Volgens Ruddy Doom wilde

Europa daarmee een wit schoentje tussen de deur krijgen bij de potentiële toekomstige

machthebbers, net zoals in Tunesië en Egypte waar men na enige aarzeling toch besliste om

deze revoluties te gaan ondersteunen.169

B) De VN-Veiligheidsraad veroordeelt, De NAVO voert uit

Toen de meest schokkerende beelden van de brutaal neergeslagen protesten in Sirte, Benghazi

en Misrata in maart 2011 ons bereikten, zouden regionale organisaties zoals de Afrikaanse

Unie en de Arabische Liga elk op hun beurt de VN-veiligheidsraad onder druk zetten om actie

te ondernemen. De A.U. bleef inzetten op een onderhandelde oplossing zodoende Khadaffi en

de rebellen in dialoog te laten treden om politieke hervormingen door te voeren zonder verder

bloedvergieten. De rebellen weigerden weliswaar om in overleg te treden met Khadaffi,

aangezien ze enkel en alleen maar genoegen namen met zijn aftreden.170

De Arabische Liga

zou in tegenstelling tot de A.U. wel direct inzetten op een militaire oplossing in het verder

vermijden van misdaden tegen de burgerbevolking. Begin maart verzocht de Arabische Liga

de Veiligheidsraad dan ook om een ‘no-fly-zone’ in te stellen boven het Libische

grondgebied, wat op 17 maart ook gebeurde, onder resolutie 1973. Het verzoek tot deze

resolutie werd door Frankrijk, Groot-Brittanië en Libanon ingediend en werd door 10 van de

15 leden van de Veiligheidsraad goedgekeurd. China, Rusland, India, Brazilië en Duitsland

onthielden zich.171

De VN-veiligheidsraad mandateerde voor het eerst in haar geschiedenis op

basis van de ‘R2P’-norm een humanitaire militaire interventie door resolutie 1973 uit te

vaardigen. De motivering van het beroep op ‘R2P’ was gebaseerd op de misdaden van

Khadaffi tegen de menselijkheid, toen bleek dat niet-militaire maatregelen van het ‘R2P’-

instrumentarium, onder resolutie 1970, niet konden voorkomen dat Khadaffi zijn raids tegen

opstandige burgers zou staken.172

Een ‘no-fly-zone’ werd ingesteld om de Libische

169

. R. Doom, ‘Libië en de ‘Responsibility to protect.’ Een Vredesduif met lood in de vleugels?’, ongepubliceerd,

15 augustus 201, p. 15.

170

. S. Stearns, ‘Lybian Rebels reject African Union Peace Plan’, in: Voice of America, 3 juli 2011.

171

. “Crisis In Lybia”, in: ICRtoP, zie: http://www.responsibilitytoprotect.org/index.php/crises/crisis-in-libya

172

. Binnen resolutie 1970 was een VN-wapenembargo tegen Libië opgenomen alsook een reisverbod voor de

Khadaffi-familie en sleutelfiguren van het regime. Daarnaast werden ook alle tegoeden van de Khadaffi-

familie op buitenlandse rekeningen bevroren en werd de zaak door verwezen naar het Internationaal Strafhof

voor een onderzoek naar mogelijke misdaden tegen de menselijkheid.

Page 56: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

56

burgerbevolking te beschermen en alle lidstaten waren geautoriseerd om in samenwerking

met de Veiligheidsraad alle noodzakelijke middelen te gebruiken om bedreigde burgers te

beschermen. VN-secretaris Ban Ki-Moon was dan ook uitgelaten na de stemming van de

resolutie in de Veiligheidsraad en noemde deze beslissing historisch. Hij stelde dat:

“Resolution 1973 affirms, clearly and unequivocally, the international community's determination to

fulfill its responsibility to protect civilians from violence perpetrated upon them by their own

government.”173

De A.U. betreurde de instelling van een militaire interventie onder resolutie 1973, omdat men

naar eigen zeggen het pad voor een onderhandelde oplossing vroegtijdig had verlaten. Vanaf

19 maart dan zou een coalitie van staten, onder het commando van de NAVO, de ‘no-fly-zone’

afdwingen en zou ze gaandeweg de rebellen beginnen ondersteunen vanuit de lucht in Benghazi en

Misrata en later in Tripoli en Sirte.174

Al vrij snel zou daar kritiek op komen omdat de

NAVO-operatie ‘Unified Protector’ volgens velen het VN-mandaat overschreed. De

Arabische liga had het over een disproportioneel gebruik van geweld en China en Rusland

veroordeelden de acties van de NAVO, aangezien de humanitaire missie meer en meer het

karakter van éénzijdige inmenging begon te verkrijgen in het tot stand brengen van ‘Regime

Change’.175

Moreno O’Campo, openbare aanklager van het Internationaal Strafhof, zou

daarenboven in zijn tweede rapport, gericht aan de Veiligheidsraad, melding geven van

oorlogsmisdaden die begaan werden door zowel de Khadaffi-troepen als de rebellen. De

NAVO werd er vervolgens ook ter verantwoording geroepen omwille van de roekeloosheid

van de bombardementen die onschuldige burgers het leven zouden hebben gekost.176

Het

ondersteunen van de rebellen door hen te bewapenen, wat eveneens een schending inhield van

het VN- wapenembargo, en de bombardementen die uitgevoerd werden op de stellingen van

Khadaffi, zouden in geen geval stroken met resolutie 1973, aangezien men alle Libische

burgers diende te beschermen, dus ook diegenen die bedreigd werden door de milities van de

rebellen. Veel Libiërs zouden vluchten naar Tunesië , Egypte en Tsjaad om aan het

bloedvergieten te ontsnappen. Bovendien zouden Libiërs ook vluchten wegens een gebrek aan

173

. ‘Libya: Ban welcomes Security Council authorization of measures to protect civilians’, in: Un News Centre

18 maart 2011.

174 . De coalitie bestond uit 15 Navo-lidstaten, Zweden, Qatar, Jordanië en de Verenigde Arabische Emiraten.

175

. “Crisis In Lybia”, in: ICRtoP, zie: http://www.responsibilitytoprotect.org/index.php/crises/crisis-in-libya

176

. ICC, Second report of the prosecutor of the international criminal court to the UN security council pursuant

to UNSCR 1970 , 2011.

Page 57: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

57

toegang tot voedingswaren, drinkbaar water en medische zorgen, zoals blijkt uit een rapport

van het OCHA van 23 juni 2011.177

De rebellen zouden in het acht maanden durende conflict

uiteindelijk de situatie naar hun hand zetten en Khadaffi op 20 oktober 2011 bij Sirte

gevangen nemen, waarna hij in verdachte omstandigheden werd geëxecuteerd. De NAVO-

operatie eindigde op 31 oktober 2011 en de Nationale Overgangsraad met Mustafa Abdul Jalil

als nieuwe vertegenwoordiger van het Libische volk, zou gaandeweg door de internationale

gemeenschap worden erkend. Het conflict in Libië kwam hiermee tot een einde, maar in de

nasleep ervan rezen er toch enkele fundamentele vragen over de legitimiteit en het

welwillende karakter van de NAVO-bombardementen.

C ) ‘R2P’ en resolutie 1973: Trojaans paard of geloofwaardige interventie?

Een cynische bedenking bij het implementeren van de ‘R2P’-norm in Libië zou de volgende

kunnen zijn: Hoe massaal moeten bepaalde misdaden tegen de menselijkheid zijn om als

genocide te worden bestempeld? Wanneer kan men spreken over een intentioneel proces van

geplande burgermoord? Het spreekt voor zich dat het verlies van elk mensenleven er één te

veel is, maar er ontstaat al vrij snel een schemerzone tussen casuïstiek en willekeur wanneer

men bepaalde gevallen zal bestempelen als humanitaire urgenties en andere niet. Zoals reeds

werd aangehaald, zouden simultaan met de militaire interventie in Libië vele andere

opstanden in de Arabische wereld brutaal neergeslagen worden. Dit gegeven mag in geen

geval een pleidooi vormen om het kind met het badwater weg te gooien, maar het mag

anderzijds ook geen aanleiding geven tot een debat dat wordt geplaagd door naïviteit, als zou

de ‘R2P’-norm het vroegere recht op humanitaire interventie vervangen door iets ‘nieuws’ en

onmiskenbaar onbaatzuchtig. Wil de ‘R2P’-norm een legitiem instrument blijven, dan mag

het niet verglijden in een ‘Responsibility to Select’- norm.178

Dit neemt niet weg dat de

internationale gemeenschap mag interveniëren wanneer niet overal tegelijkertijd militair kan

worden tussengekomen, maar het verdient wel enige argumentatie als men ergens

intervenieert en elders niet. Zo betoogt Harry Kazianis in het geval van Libië dat:

“If Gaddafi were to win, vital oil and natural resources that power large parts of Europe’s

economy would vanish for the foreseeable future with Libya possibly returning to terrorism

177

. OCHA, Lybian Arab Jamahiriya crisis: Situation Report , nr. 46, 23 juni 2011. 178

. K. Colijn, ‘De responsibility to select’, in: Vrij Nederland , 28 maart 2011.

Page 58: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

58

with a small arsenal of chemical weapons at its disposal. Realism is the best explanation for

the motives and explanations of this intervention. Let there be no doubt, intervening powers

are looking to assist the Libyan people and ensure they are not being slaughtered at the hands

of Gaddafi. However, what drives nations such as France, Great Britain, and even the former

colonial master of Libya, Italy to intervene in such a matter is their national interest. This

may be the difference in intervening in this conflict as opposed to all the other “Arab Spring”

movements that have sprung up around the globe.”179

Kazianis’ betoog geeft dus aan dat wanneer belangen en waarden samenvallen, er een

interventie zal plaatsvinden, en waar dat niet noodzakelijk zo is, er opvallend weinig aandacht

wordt aan geschonken. Volgens Kazianis zal het ‘R2P’-instrumentarium dan enkel in werking

treden wanneer het nationale belang van machtige staten in de VN-veiligheidsraad in het

gedrang komt. Frans filosoof Bernard-Henry Lévy maakt dan terug abstractie van

zogenoemde nationale belangen en stelt dat de gewetensbezwaren van de leden van de

internationale gemeenschap als enige motieven weerhouden moeten worden om de interventie

te begrijpen.180

Alex J. Bellamy vindt de implementering van resolutie 1973 dan weer een

mijlpaal in het internationale recht, aangezien het een precedent kan scheppen voor

toekomstige militaire humanitaire interventies. Het kan de norm van ‘R2P’ optillen naar een

gewettigde statenpraktijk en indien de NAVO-operatie in Libië tot een goed einde wordt

gebracht, zal “Not only Lybia be transformed, but tyranny everywhere will put to notice”.181

Volgens Bellamy is de situatie in Libië dus een begin van een nieuwe episode in het

internationale recht, waar de ‘R2P’-norm het vroegere toegeëigende recht van humanitaire

interventie zal gaan vervangen. Dit wordt dan terug tegengesproken door Jean Bricmont, die

het een zoveelste uiting van ‘humanitair imperialisme’ vindt en het humanitaire discours

enkel en alleen maar beschouwt als een glijmiddel om de publieke opinie warm te maken voor

een militair ingrijpen, dat enkel en alleen maar ingegeven is door eigenbelang en

geopolitiek.182

Gilbert Achcar nuanceert en stelt: “I believe that from a anti-imperialist

179

. H. Kazianis, ‘Intervention in Lybia: Example of ‘R2P’ or ‘Classic Realism’?’, in: e-International Relations,

6 juni 2011.

180

. B.H. Lévy, ‘Sarkozy, Lybia and Diplomacy of Extreme Urgency’, in: Huffington Post , 11 maart 2011.

181

. A.J. Bellamy, ‘We can’t dodge the hard part stabilising Lybia’, in: The Australian, 21 maart 2011.

182

. J. Bricmont, ‘The Old Gang's All Here. Libya and the Return of Humanitarian Imperialism’, in:

Counterpunch, 8 maart 2011.

Page 59: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

59

perspective , one cannot and should not oppose the no-fly zone, given that there is no

plausible alternative for protecting the endangered population.”183

Achcar geeft hier aan dat,

ondanks de dubbele standaarden van de Westerse staten, men niet lijdzaam mag toezien hoe

Khadaffi zich zou wreken op de rebellen. Er moest dus iets gebeuren, ook al zijn de motieven

niet steeds duidelijk en zuiver humanitair. Een dergelijke argumentatie kan volgens anderen

dan moeilijk worden volgehouden als de NAVO-strijdkrachten zich niet houden aan het VN-

mandaat door duidelijk partij te kiezen voor de oppositie. Ludo De Brabander voert zelfs aan

dat er door het verder militariseren van het conflict meer slachtoffers zijn gevallen dan

voorkomen, omdat het aanleiding heeft gegeven tot een verdere escalatie met meer

bloedvergieten tot gevolg.184

De voormalige Franse ambassadeur in Libië, Patrick Haimzadeh,

beweert zelfs in een polemisch artikel ‘les dix erreurs de L’Otan en Libye’ dat men het beeld

systematisch heeft gevoed van een Libië dat enkel en alleen wordt samengehouden door angst

en repressie. Hij nuanceert dit door te beweren dat: “Le schéma binaire du bien contre le mal

et du peuple en armes contre le dictateur isolé est donc une belle image de philosophe

parisien qui malheureusement ne correspond pas aux réalités du terrain.’’185

Pas na de

luchtaanvallen van de NAVO zou de situatie volgens Haimzadeh pas echt escaleren en

polariseren.186

Het uitvaardigen van resolutie 1973 onder de ‘R2P’-norm was legaal en zelfs legitiem, des te

meer omdat het de goedkeuring en ondersteuning genoot van de Arabische Liga. Dit zorgde er

dan ook voor dat de traditionele veto’s van China en Rusland ten voordele van

Staatssoevereiniteit achterwege bleven. Desalniettemin zou men heel wat vraagtekens

plaatsen bij de interpretatie van resolutie 1973 van de NAVO. Professor Hans Kochler,

voorzitter van IPO (International Progress Organisation), verstuurde daarom een

memorandum naar de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad en secretaris-generaal Ban Ki-

Moon. In de eerste paragraaf van dit memorandum neemt hij de passage ‘all necessary

means’ van resolutie 1973 onder vuur. De aangespoorde partijen worden in de resolutie

uitgenodigd om ‘alle noodzakelijke maatregelen’ te nemen om ‘de burgers te beschermen’ en

om ‘de naleving van het vliegverbod te handhaven’. Volgens Kochler geven dergelijke vage

183

. S.R. Shalom, ‘Lybian Developments: Interview with Gilbert Achcar’, in: Red Pepper, maart 2011.

184

. L. De Brabander, ‘De NAVO-oorlog in Libië geslaagd?’, in: Vrede, 54 (2011), nr. 412, p. 42.

185

. P. Haimzadeh, ‘les dix erreurs de L’Otan en Libye’, in: Mediapart, 23 juni 2011.

186

. Ibidem

Page 60: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

60

en ongedefinieerde omschrijvingen aanleiding tot misbruik, want in een internationale context

van machtspolitiek zullen onduidelijke passages steeds geïnterpreteerd worden in functie van

de belangen van de interveniërende staten. Daarom kunnen deze bepalingen volgens Kochler

nooit de basis verlenen waarop een legaal verantwoorde actie kan uitgevoerd worden.

Onduidelijke bepalingen werden dan ook al vaak gebruikt als voorwendsel voor het gebruik

van bijna ongebreideld geweld.187

Deze opmerking lijkt bevestigd te worden door de feiten,

aangezien de NAVO het mandaat van de Veiligheidsraad overtrad, door een proces van

‘regime change’ te faciliteren. Gespecialiseerde commando’s van Frankrijk en Groot-

Brittannië, in samenwerking met elitetroepen van Jordanië en Qatar hebben achter de

schermen de militaire operaties geleid, waarbij de rebellen vaak werden opgevoerd als ‘cover’

voor de publieke opinie.188

Daarenboven zouden de NAVO-bombardementen veel ‘collateral

damage’ hebben veroorzaakt en zou door het bewapenen van de rebellen de burgeroorlog in

stand worden gehouden. Volgens Ludo De Brabander had een groot aantal doden vermeden

kunnen worden als de NAVO geen veto had uitgesproken tegen een onderhandelde oplossing,

in navolging van de voorstellen van de Afrikaanse Unie.189

De gedachte dat de NAVO-

interventie volgens resolutie 1973 net het doel had om burgerslachtoffers te vermijden, maar

er uiteindelijk zou toe bijgedragen hebben dat de slachtoffertol is toegenomen, is een

oncomfortabele gedachte. Als men het NAVO-optreden in Libië dan zou aftoetsen aan de

‘just cause’-clausule en de vier ‘precautionary principles’ van de ‘just war-theory’, dan kan

men het NAVO-optreden in Libië minstens als controversieel bestempelen.

D ) De NAVO-operatie geëvalueerd aan de hand van de ‘just war theory’

De NAVO-operatie in Libië is ingegeven door een ‘just cause’, aangezien Khadaffi zelf te

kennen gaf dat hij de opstandelingen uit Benghazi geen genade zou toekennen en dat alle

andere gebieden waar opstandelingen zich schuil hielden, zouden gezuiverd worden.

Dergelijke uitspraken werden ernstig genomen en zouden de genocidaire intentie van

Khadaffi bewijzen. Ibrahim Dabbashi, permanent vertegenwoordiger voor Libië bij de VN,

187

. H. Kochler, ‘All Necessary Means’, in: IPO Information Service, paragraaf 1, 28 maart 2011.

188

. B. Starr, ‘Foreign forces in Libya helping rebel forces advance’, in: CNN World , 24 augustus 2011.

189

. L. De Brabander, art. cit., p. 44.

Page 61: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

61

zou de VN-veiligheidsraad dan ook alarmeren voor de komende zuiveringsacties.190

Ondanks

deze aantijging van genocide, gebaseerd op de uitspraken van Khadaffi, wat een

sleutelargument was voor de VN-veiligheidsraad om in actie te treden, zouden in de eerste

week van de opstand vierentachtig doden vallen, zowel bij Khadaffi-aanhangers als

rebellen.191

Deze doden vallen uiteraard te betreuren, maar in tegenstelling tot Khadaffi’s

dreigende retoriek, werden geen bewijzen gevonden van geplande genocidaire praktijken. De

retoriek van Khadaffi werd daarom door mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights

Watch niet langer au sérieux genomen, wat nog meer het geval was toen werd ontkracht dat er

massale verkrachtingen plaatsvonden en zwarte huurlingen waren gerekruteerd om

onschuldige burgers te vermoorden.192

Deze bevindingen doen geenszins afbreuk aan de

realiteit van brutale mensenrechtenschendingen uit het verleden ten aanzien van dissidenten,

of tijdens de opstand, maar grootschalige zuiveringsoperaties bleven ondanks Khadaffi’s

dreigende grootspraak weliswaar uit. Toch zou de internationale gemeenschap op basis van de

aantijgingen van genocide beroep doen op de ‘R2P’-norm en zou de NAVO haar optreden

grotendeels rechtvaardigen door deze ‘just cause’, terwijl er, mits enig cynisme, geen

genocide plaatsvond. Daarnaast is reeds aangehaald dat een interventie in Libië werd opgezet

om ‘burgers te beschermen’, terwijl de bloedig neergelsagen opstanden in Yemen en Bahrein

werden ontzien. Ondanks het feit dat men niet overal tegelijk kan interveniëren en dat

sommige objectieve factoren bijdragen tot deze of gene interventie, doet het toch afbreuk aan

het ‘just cause’-principe aangezien volgens Hans Kochler de VN-veiligheidsraad duidelijk

gekozen heeft voor een beleid van dubbele standaarden, dat gedetermineerd lijkt te zijn door

de economische en strategische belangen van de interveniërende landen.193

De opwerping van

Kochler brengt ons automatisch bij de vraag of de interveniërende protagonisten op basis van

‘the right intention’ zijn tussengekomen om de prioritaire doelstelling van resolutie 1973 te

realiseren, namelijk: het ‘beschermen van burgers’ en in het verlengde daarvan : een

‘onmiddellijk staakt-het-vuren’. Er werd reeds aangehaald dat zowel Italië, Groot-Brittannië

en Frankrijk voornamelijk vanuit een welbegrepen belangenpolitiek Libië als een strategische

partner beschouwden in het tegenhouden van Sub-Saharaanse vluchtelingen, het mogelijk

190

. ‘Gaddafi speech was ‘code’ to begin genocide against Libyans’, in: The Telegraph, 23 februari 2011.

191

.‘84 Dead In Libya Protests In 3 Days: Human Rights Watch’, in: Huffington Post , 18 februari 2011.

192

. ‘Geen bewijzen voor Viagra- en genocideverhalen over Kaddafi’, in: De Volkskrant, 24 juni 2011; ‘HRW:

No mercenaries in eastern Libya’, in: Radio Netherlands Worldwide , 2 maart 2011.

193

. H. Kochler, Art. Cit., paragraaf 11.

Page 62: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

62

maken van wapenexport en concessies voor olie-exploitatie. Dat de motiviaties van de

initiatiefnemers Frankrijk en Groot-Brittanië enkel en alleen zouden ingegeven zijn door

oliebelangen doet de waarheid ongetwijfeld veel onrecht aan, maar het niet in rekening

brengen zou eveneens van een zekere naïviteit getuigen. Uiteindelijk zou niks er op wijzen dat

Khadaffi geen olie meer zou leveren aan Groot-Brittannië, Frankrijk en Italië wegens de

contracten die sinds 2007 waren afgesloten, maar volgens Gerbert Van Der Aa, auteur van

‘Khadaffi’s woestijn’, “was het grootste probleem met Khaddafi dat afspraken niet werden

nagekomen. Je wist eigenlijk nooit met wie je zaken deed en er was ook veel corruptie in

Libië. Die onzekerheid was misschien te groot voor hen."194

De Westerse oliebedrijven: ENI(

Italië), Total (Frankrijk), Conoco Philips (VS) en BP (Groot-Brittannië) hadden bovendien

zwaar geïnvesteerd in Libië, waardoor de vrees leefde dat bij het begin van de opstand de

olie-ontginning in de problemen zou geraken. Daarom zou een tussenkomst in het conflict

voor de nodige stabilisering kunnen zorgen en zou de latere ondersteuning van de rebellen een

betere uitgangspositie kunnen bieden voor de interveniërende staten om toekomstige olie-, gas

–en infrastructuurcontracten in de wacht te slepen.195

Bovendien zou een militair NAVO-

optreden een welgekomen gelegenheid aanreiken voor president Sarkozy in Frankrijk en

premier David Cameron in Groot-Britannië om hun gedaalde populariteit terug op te krikken

door hun eigen ‘Falklands Moment’ te benutten.196

Een andere belangenoverweging, dit keer

van de VS, is van meer geostrategische aard. De coördinatie van de militaire operaties van de

VS op het Afrikaanse continent, gebeurt nog steeds vanuit Stuttgart in Duitsland. Aangezien

de VS al langer naar een hoofdkwartier zoeken op het Afrikaanse continent en Khadaffi één

van de grootste tegenstanders was voor dat plan, zou men nu de kans krijgen om zich te

vestigen in een strategisch gelegen land als Libië wanneer Khadaffi van het toneel zou

verdwijnen. De taak van het operatiekwartier AFRICOM zou er dan uit bestaan om de strijd

tegen terroristische netwerken op te voeren. Volgens het document van de neoconservatieve

denktank ‘Heritage Foundation’ zou het ook een uitstekende gelegenheid bieden om snel te

kunnen ingrijpen met land-en zeemacht indien vitale Amerikaanse belangen op het Afrikaanse

contintent in het gedrang zouden komen.197

Daarnaast zou Khadaffi de inkomsten van zijn

194

. M.E. Khalfioui, “interview met Gerbert Van Der Aa”, in: De Wereld Morgen, 27 september 2011.

195

. L. De Brabander, Art.cit., pp. 42-43.

196

. B. Hayes, art. cit.

197

. J.J. Carafano en N. Gardiner, ‘U.S. Military Assistance for Africa: A Better Solution’, in: The Heritage

Foundation, 15 oktober 2003.

Page 63: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

63

oliepolitiek ook aanwenden om zich minder afhankelijk te maken van de Bretton-

Woodsinstellingen. Hij speelde dan ook met het idee om een Afrikaanse Investeringsbank met

intrestvrije leningen op te richten, alsook een Afrikaans Monetair Fonds, wat de dominante

positie van de dollar in gevaar zou brengen. Het elimineren van Khadaffi bood dus meer

voordelen dan nadelen voor de buitenlandse VS-politiek.198

Al deze economische, politieke en geostrategische argumenten in beschouwing genomen,

geven een minder geloofwaardige indruk aan het motief van humanitaire interventie. Het

humanitaire discours wordt bovendien nog meer in haar geloofwaardigheid aangetast

wanneer men weet dat het ‘Westen’ voordien niet echt bekommerd was om de mensenrechten

van de Libiërs, aangezien Khadaffi tussen 2004 en 2010 een strategisch en economisch

interessante partner was geweest van de interveniërende staten. Naast het dubieuze karakter

van de ‘right intention’, zou het principe van ‘last resort’ en ‘proportional means’ immers

ook een interpretatieverschuiving ondergaan wanneer de NAVO-operatie van naderbij wordt

bekeken. Toen de NAVO overging tot het bombarderen van de stellingen van Khadaffi en

daarna het VN-wapenembargo uit resolutie 1970 overtrad door de rebellen te bewapenen,

hield het dus allerminst rekening met de proportionaliteit van de gebruikte middelen om de

beoogde doelstelling van resolutie 1973 te bereiken. Meer nog, de doelstelling werd zelfs

aangepast, in het faciliteren van ‘Regime Change’. Hans Kochler stelt dat het ontbreken van

een duidelijke definiëring van ‘alle noodzakelijke middelen’ uit Resolutie 1973, het in

principe onmogelijk maakt om de compatibiliteit en de adequaatheid van de genomen

maatregelen te toetsen aan de in de resolutie vooropgestelde doelstellingen. Deze situatie

garandeert in feite dat de betrokken staten en groepen van staten, net zoals hun militaire en

politieke leidinggevenden, buiten enig kader van controle en in totale straffeloosheid kunnen

handelen.199

Aangezien de prioritaire doelstellingen van resolutie 1973 al vrij snel door de

NAVO werden vervangen door ‘regime change’, zouden onderhandelde oplossingen voor het

conflict dan ook vrij snel verwaarloosd worden. In het kader van de ‘responsibility to prevent’

om verder menselijk leed te voorkomen, zouden de bemiddelingsvoorstellen van de

Afrikaanse Unie zowel door de NAVO, als door de rebellen geweigerd worden. Een

198

. L. De Brabander, art. cit., p. 43.

199

. H. Kochler, art.cit.,paragraaf 2.

Page 64: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

64

mogelijke politieke en onderhandelde oplossing werd op die manier niet in overweging

genomen, wat het principe van ‘last resort’ min of meer op losse schroeven zet.200

Het laatste principe dat de toetsing moet doorstaan, betreft dan het gegeven van ‘reasonable

prospects’. Dit criterium veronderstelt dat alle militaire acties niet meer leed mogen

veroorzaken dan ze eigenlijk wilden vermijden. Men zou kunnen aannemen dat de NAVO

door het bewapenen van de rebellen en dus het verder militariseren van het conflict de

burgeroorlog meer deed escaleren in plaats van deze te verijdelen. Vele Libiërs sloegen op de

vlucht, volgens het IOM ( International Organisation for Migration) zo’n 768.372, en vele

vergeldingsacties vonden plaats, zowel door Khadaffi-getrouwen als door rebellen.201

Vele

zwarte seizoensarbeiders en immigranten werden het slachtoffer van zware

mensenrechtenschendingen en discriminatie door de rebellen, wegens de voordien verspreide

mythe van de zwarte huurlingenbrigades die zouden ingezet zijn tegen de Libische

opstandelingen.202

Bovendien zou heel wat civiele infrastructuur door de gevechten en de

bombardementen van de NAVO beschadigd zijn, wat de Libische bevolking in haar totaliteit

heeft getroffen door het gebrek aan elektriciteit, medische voorziening en waterdistributie.203

Men kan dus besluiten dat een ‘no-fly-zone’ verantwoord was om ‘burgers te beschermen’ die

slachtoffer zouden worden van Khadaffi’s repressie, maar het ondersteunen van de rebellen in

hun opstand, en daarmee partij kiezen in een binnenlands conflict kan bezwaarlijk

verantwoord worden genoemd in het kader van een ‘R2P’- opdracht en is dus minstens

controversieel te noemen. Daarenboven kan men de legitieme vraag stellen of er minder

slachtoffers zouden gevallen zijn, indien de NAVO zich niet had ingelaten met ‘regime

change’. Niettegenstaande het feit dat Khadaffi geliefd was binnen de Afrikaanse Unie,

wegens diens pan-Afrikaanse engagementen, was een bemiddelingsvoorstel van deze AU een

zekere aanzet tot een niet-militaire oplossing van het conflict. Khadaffi was hiertoe bereid,

maar de NAVO en de rebellen niet. Binnen het voorstel van de A.U., in het kader van de

‘responsibility to prevent’, worden veel geweldloze en meer proportionele middelen

200

. ‘Libyan Rebels Reject African Union Peace Plan’, in: Voice of America, 3 juli 2011.

201

. Amnesty International, The Battle for Lybia. Killings, disappearances and Torture, Londen, 2011, pp. 57-

90; IOM, Migration Crisis from Lybia, 7 november 2011.

202

. D. Zucchino, ‘Libyan rebels appear to take leaf from Kadafi's playbook’, in: Los Angeles Times, 24 maart

2011.

203

. Médécins Sans Frontières, Libya: 'Almost all of the hospitals' in Tripoli 'are receiving wounded', 25 augustus

2011.

Page 65: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

65

aangereikt om tot een ‘staakt-het-vuren’ te komen en ‘burgers te beschermen’. Een VN-

vredesmissie op het terrein om eventuele politieke onderhandelingen tussen rebellen en het

Khadaffi-regime te begeleiden, is één van de aangereikte middelen binnen dit vredesplan.204

Frankrijk, Groot-Brittannië of de VS hadden de rebellen eventueel kunnen overtuigen om

eraan deel te nemen, maar verkozen daarentegen de militaire optie en ondersteunden de

rebellen, waardoor deze zich geruggensteund voelden en dus minder geneigd waren tot

onderhandelingen.

Khadaffi regeerde 41 jaar met ijzeren hand in Libië, waarbij mensenrechtenschendingen en

onderdrukking van dissidenten schering en inslag waren. Er zou hoe dan ook een

democratische transitie plaatsvinden, maar deze tot stand brengen door dissidente groepen

binnen een samenleving aan de macht te helpen die mogelijks evenzeer weinig affiniteit

hebben met democratie of mensenrechten, is zand in de ogen strooien van de publieke opinie,

aldus Jef Lambrecht.205

Democratie gewapenderhand importeren, is geen succesformule zoals

men dat ervaren heeft in Irak en nu in Afghanistan, het is veeleer een proces dat groeit met

vallen en opstaan en wordt meestal door een brede volksbeweging gedragen, zoals in Egypte

en Tunesië. In Libië kan in dit geval niet gesproken worden over een brede volksbeweging,

maar wel van een lokale opstand die begon in Benghazi en in aanzienlijke mate werd

ondersteund door NAVO-strijdkrachten.206

In elk geval weet men van de Nationale

Overgangsraad niet of ze democratische hervormingen genegen zijn. Daarnaast heeft men ook

geen enkele garantie dat mensenrechten nu gerespecteerd zullen worden. Dat er een vrij,

democratisch en humaan Libië zal oprijzen uit de as van het Khadaffi-tijdperk, of dat in het

andere geval het ene barbaarse regime het andere zal vervangen, blijft afwachten. Wat men

wel weet, is dat de Nationale Overgangsraad kampt met een probleem van legitimiteit,

aangezien een groot deel van de Libische bevolking de Nationale Overgangsraad niet

erkent.207

De kiemen van instabiliteit blijven dus aanwezig. Het resultaat van deze hele

humanitaire operatie is een betere politieke en economische uitgangspositie voor de

interveniërende staten in hun toekomstige afspraken met het nieuwe Libische regime en, naar

mijn mening, veel onzekerheid voor de Libische bevolking. De casus Libië biedt daarom

204

. “Libyan Rebels Reject African Union Peace Plan”, in: Voice of America, 3 juli 2011.

205

. J. Lambrecht, ‘Ten oorlog! Nu ook in Syrië!’, in: De Morgen, 15 februari 2012.

206

. B. Jones, ‘Libya and the responsibilities of power’, in: Survival, 53( 2011) , nr.3, pp. 51-60.

207

. P. Apps, ‘Factbox: Lybia’s tribal, cultural divisions’, in: Reuters, 25 augustus 2011.

Page 66: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

66

terug stof tot discussie aan voor de geloofwaardigheid van het internationale recht en de norm

‘R2P’ in een wereld met ongelijke machtsverhoudingen.208

Daarnaast heeft de NAVO zich

terug ontpopt als een mondiale actor en heeft deze als onderaannemer van de VN-

veiligheidsraad de uitkomst van het conflict in Libië mee helpen bepalen, buiten resolutie

1973 om. De legaliteit van de operatie kan dus bezwaarlijk volgehouden worden en de

legitimiteit ervan is minstens bedenkelijk. Dat de NAVO zich gedraagt als een wolf in

schaapskleren in het tot stand brengen van de politieke en economische agenda van haar

machtigste lidstaten, onder het mom van ‘R2P’, is misschien een brug te ver. Maar dat neemt

niet weg dat een mensenrechtendiscours handig uitkomt om inmenging te rechtvaardigen,

zoals blijkt uit ontelbare voorbeelden uit het verleden.

V. ‘Humanitair imperialisme’ verpakt in mensenrechtenretoriek

Koning Leopold II richtte in september 1876 de ‘Association Internationale Africaine’ op met

een filantropisch en wetenschappelijk doel. Enerzijds wou hij de vruchten van de Westerse

beschaving delen met het Centraal-Afrikaanse hartland en anderzijds zou hij een einde maken

aan de inhumane slavenhandel. Leopold II zou zich gedeeltelijk bedienen van een humanitair

discours om Congo in zijn persoonlijk bezit te krijgen teneinde de natuurlijke rijkdommen van

het land te exploiteren ‘ter zijner persoonlijken titel’. Honderdduizenden Congolezen zouden

dan in het laatste kwart van de 19e eeuw bezwijken onder het koloniale rubber-en

plantageregime van Leopold II, die er ondermeer op basis van humanitaire voorwendsels in

was geslaagd om Congo te koloniseren.209

Het spreekt voor zich dat

mensenrechtenschendingen in het verleden dikwijls werden aangegrepen om inmenging te

rechtvaardigen, terwijl het proces van inmenging, in dit geval het 19e eeuwse imperialisme,

vaak nog grotere mensenrechtenschendingen in zich droeg. Aangezien de staten in het Zuiden

nu onafhankelijk zijn geworden door het proces van dekolonisatie, blijft de wereld nog steeds

in de greep van ongelijke machtsverhoudingen. James Ferguson stelt dan ook onomwonden

dat “The world has changed into a fundamentally reconfigured politico-spatial world order. But,

208

. N. Chomsky, ‘Zo gaat dat in de wereld van de olie’, in: De Morgen, 9 april 2011.

209

. R. Coolsaet, België en zijn buitenlandse politiek 1830-2000, Uitgeverij Van Halewijck, Leuven, 2001, pp.

145-153.

Page 67: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

67

imperialism is undoubtedly alive and well”.210

Een verdere semantische reconstructie van het

begrip imperialisme, of van haar voorlopers doorheen de tijd, zou immers een interessante en

inzichtrijke lezing kunnen opleveren. Het zou ongetwijfeld bijdragen tot de opvatting dat de

geschiedenis nooit haar gerechten tweemaal op dezelfde manier bereidt, maar toch telkens

dezelfde ingrediënten hanteert.211 Sinds de oprichting van de VN zijn waarden als

onafhankelijkheid en soevereiniteit belangrijke, zoniet de belangrijkste waarden in de

internationale gemeenschap. Maar toch geraken de meeste voormalige kolonies nog steeds

niet in een stroomversnelling, kunnen zij geen zelfstandige economische politiek voeren en

hebben zij nauwelijks enig internationaal politiek gewicht, met uitzondering dan van de

zogenaamde BRICS-landen.212

De blijvende knechting van Derdewereldlanden aan de

Westerse staten, die de internationale financiële instellingen naar hun hand blijven zetten,

vervangen min of meer het directe kolonialisme in een informeel, versluierd imperialisme.213

Een dergelijk beleid behoeft dan ook een zekere ideologische legitimering die haar

uitdrukking vindt in een bepaald discours. Dat discours is dikwijls aan herziening toe, maar

het blijft toch een aantal elementen in zich dragen die de geschiedenis lijkt te overspannen. De

impact van een discours, en de identificatie ermee, is reeds op een uitvoerige en onthullende

manier geanalyseerd door Edward Saïd’s werk: ‘Oriëntalism’. Het heeft op een

wetenschappelijke manier de basis van de ‘Westerse’ perceptie ten aanzien van het Oosten, en

bijgevolg ook ten aanzien van het Zuiden blootgelegd. De auteur geeft dan ook aan dat het

‘Westen’ een bepaalde ‘imaginaire geografie’ heeft ontwikkeld, waardoor het zichzelf

legitimeert om bepaalde interventies te organiseren in de Derde Wereld op basis van de

geconcipieerde dualiteit van barbaarsheid en beschaafdheid.214 Met het uitgangspunt van Saïd

in het achterhoofd, zou men bijvoorbeeld het gedicht van Rudyard Kipling: ‘The White men’s

burden’, uit 1899, kunnen vergelijken met het discours van de Wereldbank van het afgelopen

decennium. Dit levert ogenschijnlijk een verschillende lezing op tussen de toenmalige en de

huidige doelstellingen van de ‘Westerse mogendheden’ ten aanzien van het onderontwikkelde

Zuiden. Maar als men het discours van de Wereldbank ten gronde analyseert, dan zijn de

210

. J. Ferguson, ‘Neoliberalism and its uses’, in: Antipode, (41)2010, nr.1, p. 169.

211

. R. Coolsaet, Macht en waarden in de wereldpolitiek, Academia Press, Gent, 2010, p. IX.

212

. De BRICS-landen bestaan uit: Brazilië, India, China en Zuid-Afrika.

213

. Zie: S. Amin, Imperialism and unequal development, Monthly Review Press, New York, 1977.

214

. E. Saïd, Oriëntalism, Londen, Penguin, 2003, pp. 1-28.

Page 68: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

68

structurele aanpassingsprogramma’s, die voortkomen uit de ‘(post-)Washington-consensus’ ,

en het latere aangepaste ‘Poverty reduction strategy program’, beiden ingebed in een discours

van neoliberaal interventionisme, dat eveneens een ‘bepaalde beschavingsagenda’ tracht te

realiseren.215

De economische interventies van het IMF, de Wereldbank en de

Wereldhandelsorganisatie, die staten van het Zuiden in een welbepaald economisch keurslijf

dwingen, beperken in aanzienlijke mate de economische soevereiniteit van een staat in het

bepalen van prioriteiten voor ontwikkeling. Dit gegeven is een eerste vorm van zwakte

tegenover de economische en financiële macht van de rijke geïndustrialiseerde staten.

Daarnaast herbergt de ‘R2P’-norm het latente gevaar van politieke of militaire inmenging,

daar het kan ingeroepen worden door machtige staten die omwille van geostrategische

belangen een interventie kunnen bepleiten. Humanitaire prioriteiten kunnen dan in de realiteit

gebruikt worden door grootmachten om het ondermijnen van nationale soevereiniteit te

rechtvaardigen in toekomstige militaire interventies.216

Dit gegeven vormt een tweede vorm

van zwakte voor fragiele staten, daar machtige staten die beschikken over veel politieke en

militaire macht vaak het internationale recht kunnen misbruiken in functie van een specifieke

belangenagenda. Als de VS een ‘preventive strike’ uitvoeren tegen Irak in 2003 op basis van

zelfverdediging tegen mogelijke wapens van massavernietiging en daarna een bezetting

rechtvaardigen met een humanitair discours, dan zou Bangladesh evenzeer een preventieve

aanval mogen uitvoeren op het Amerikaanse grondgebeid wegens zelfverdediging.

Bangladesh zou dan ter rechtvaardiging kunnen aanvoeren dat het verminderen van de

Amerikaanse uitstoot van broeikasgassen het land niet van de kaart zal vegen door

overstromingen.217

Dit provocatief voorbeeld toont aan dat het internationale recht zou

vervangen worden door willekeur, indien de VN-Veiligheidsraad telkens omzeild zou

worden. Het toont ook aan dat Bangladesh nooit de militaire, politieke of economische macht

zal bezitten om de VS een ander energieconsumptiepatroon op te leggen, terwijl de VS wel in

de mogelijkheid zijn om eigengereid op te treden met militaire middelen. Vandaar dat het

internationale recht en de Veiligheidsraad zo belangrijk zijn in het waarborgen van het

bestaansrecht en de soevereiniteit van zwakke staten. Verder kan het zogenaamde

‘humanitaire imperialisme’ ook ingegeven zijn vanuit veiligheidsoverwegingen van een land

215

. Z. önis en F. Senses, Rethinking the emerging post-Washington consensus, Ankara, E.R.C., 2003, pp. 5-8

216

. J. Bricmont, ‘The problem with the “Responsibility To Protect”. Bombing for a juster world?’, in: Third

world quarterly, (30) 2009, nr.1.

217

. J. Bricmont, Humanitaire interventies. Mensenrechten als excuus voor oorlog, EPO, Berchem, 2008, p. 134

Page 69: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

69

om een interventie te rechtvaardigen. In de nasleep van de terroristische aanslagen van

september 2001 wordt de oproep van ‘nation-building’, vooral in de VS, door

neoconservatieve politici en academici steeds luider. Er werd zelfs openlijk in de

Amerikaanse publieke opinie gesproken over de nieuwe imperiale last van de VS om een

veiligere wereld te creëren. De VS en hun NAVO- bondgenoten zouden naar verluid op lange

termijn baat hebben bij de interventie in regionale conflicten, om radicalisering en terrorisme

in de kiem te smoren.218

Datzelfde discours wordt dan dikwijls begeleid door humanitaire

argumenten, zoals het pleidooi van Thomas Cushman, dat stelt dat de schending van

mensenrechten in Irak onder Saddam Hoessein een prioritaire doelstelling vormde om de

oorlog in Irak te starten. Volgens Cushman hadden de VS niet alleen het recht, maar ook de

plicht om militair te interveniëren zodoende het Irakese volk van de dictatuur te verlossen.219

Uiteindelijk zou de internationale gemeenschap de interventie bestempelen als illegaal en

illegitiem en heeft deze zware gevolgen gehad voor de geloofwaardigheid van humanitaire

interventies. Gareth Evans verwoordt het als volgt: “The poorly and inconsistently argued

humanitarian justification for the war in Iraq almost choked at birth what many were hoping

was an emerging new norm justifying intervention on the basis of the principle of

‘responsibility to protect.’”220

Ken Roth van Human Rights Watch voegt eraan toe: “The

result is that at the time of renewed interest in humanitarian intervention ,the Iraq war and

the efforts to justify it even in part in humanitarian terms, risks to give humanitarian

intervention a bad name. If that breeds cynicism about the use of military force for

humanitarian purposes, it could be devastating for people in need for future rescue.”221

De

internationale gemeenschap dient dus kritisch om te gaan met verzoeken van machtige staten

tot humanitaire interventies, want niet zelden kon ze enkel maar toekijken aan de zijlijn hoe

machtige staten zich toch waagden aan eenzijdige inmenging. Bij de veroordeling van de

Amerikaanse inval in Grenada door honderd leden van de VN, zou president Reagan in 1983

verklaren dat het zijn ontbijt niet in het minst had verstoord.222

Noam Chomsky heeft het dan

218

. M.T. Berger, ‘From nation-building to state-building: The geopolitics of development, the nation-state

system and the changing global order’, in: Third world Quarterly, (27) 2006, nr. 1, pp. 5- 25.

219

.T. Cushman, A matter of principle: Humanitarian arguments for war in Iraq, University of California Press,

2005.

220. G. Evans, “When Is It Right to Fight?”, in: Survival, 46(2004), nr.3, p. 63.

221

. K. Roth, War in Iraq : not a humanitarian intervention, januari 2004, p. 2.

222

. W. Blum, Rogue State: A guide to the World’s only Superpower, Common Courage Press, Monroe, 2005, p.

186.

Page 70: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

70

ook over een universeel gegeven wanneer hij stelt dat machtige staten niet zelden hun

militaire inmenging overgieten met retorische grootspraak over toewijding aan de hoogste

waarden. Ze dienen dan ook ter versluiering om de economische en strategische belangen van

de belangrijkste sectoren van het eigen land te dienen.223

De verantwoordelijkheid om te

beschermen kan dan wel een nobele taak zijn, maar het is altijd belangrijk om de vraag te

stellen wie om een interventie vraagt en omwille van welke redenen een interventie

gerechtvaardigd wordt. De media dragen hier een belangrijke verantwoordelijkheid in,

aangezien de portrettering van een crisissituatie vaak wordt weergegeven in een duidelijk

dualistisch kader van ‘het kwade’ tegenover ‘de onschuld’, zonder daarbij de complexiteit van

het conflict en de dieper liggende motivaties van de oorlogvoerende en interveniërende

partijen te analyseren. Zo zou Jef Lambrecht in een opiniestuk over Syrië in De Morgen de

berichtgeving aanklagen omdat: “Tegen beter weten in het simplistische verhaal wordt

volgehouden van een vreedzaam volk dat massaal en met doodsverachting in opstand komt

tegen een tiran die reageert met massamoord. Wat niet in die baseline past, wordt

genegeerd.”224

Een treffend voorbeeld om de publieke opinie op sleeptouw te nemen voor

oorlogsplannen is het verzonnen verhaal van de Amerikaanse publiciteitsfirma Hill and

Knowtown dat door Koeweit werd ingehuurd om de noodzaak van een interventie te bepleiten

tijdens het Irakese-Koeweitse conflict. De firma had een campagne uitgewerkt waarin men

liet blijken dat Irakese soldaten Koeweitse baby’s uit hun couveuses hadden gegooid, toen ze

deze toestellen kwamen stelen. Dit werd meermaals hernomen in onze berichtgeving en

sijpelde zelfs door in de VN-veiligheidsraad. Later werd aangetoond dat het hele verhaal was

verzonnen.225

De meest recente desinformatiecampagne betreft dan het vermeende karakter

van genocide en massale verkrachtingen die plaatsgrepen na de opstand in Benghazi op bevel

van Khadaffi. De mythe die de grootste indruk maakte bij de publieke opinie was het bevel

van Khadaffi om Viagra te verspreiden onder diens troepen om massale verkrachtingen uit te

voeren. Achteraf bleken er geen bewijzen te zijn van genocide en massale verkrachtingen,

zoals dat bevestigd werd door Amnesty International en het rapport van de International Crisis

Group ( ICG).226

Deze verhalen werden wel opgepikt door allerhande Westerse berichtgeving

223

. N. Chomsky, Mislukte staten. Machtsmisbruik en de aanslag op de democratie, EPO, Berchem, 2008, p.93.

224

. J. Lambrecht, ‘Ten oorlog! Nu ook in Syrië!’, in: De Morgen, 15 februari 2011.

225

. A. Morelli, Op. Cit., p.62.

226

. ‘Geen bewijzen voor viagra-en genocideverhalen over Kadaffi’, in: Volkskrant, 24 juni 2011.

Page 71: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

71

en werden zelfs aangehaald door Hillary Clinton om een versnelde militaire interventie te

bespoedigen. Desinformatie is dus een nuttig instrument dat door oorlogvoerende en

interveniërende partijen gretig worden aangegrepen om de publieke opinie voor zich te

winnen. Het wordt dan ook vaak gehanteerd bij het opzetten van humanitaire interventies.227

VI. Conclusie

De NAVO heeft zich doorheen haar metamorfose van defensie-naar interventiestrijdkracht

een nieuw takenpakket toegeëigend, die de uitdagingen van de 21e eeuw moet aanpakken.

Sinds het wegvallen van de bipolariteit heeft het bondgenootschap zich aan de hand van

crisissituaties kunnen profileren als een interventiestrijdkracht die buiten haar oorspronkelijk

verdragsrechtelijk gebied kan optreden. Het verdwijnen van de Sovjet-Unie moest dan ook

geanticipeerd worden door een nieuwe agenda en een nieuwe strategie. In de Strategische

Concepten van 1991, 1999 en 2010 heeft de NAVO zowel geografisch als inhoudelijk de

limieten van haar operaties steeds verlegd. Ondanks het steeds meer heterogene karakter van

de NAVO, door de opname van Oost-Europese staten en de duidelijke Europees-

Amerikaanse spanningen, blijft het een performante organisatie die een steeds grotere rol wil

gaan spelen in een multipolaire wereld. Binnen het bondgenootschap worden de

geostrategische en economische belangen van de machtigste lidstaten vaak versluierd door

een discours van mensenrechten en humanitaire bekommernissen. Dit was duidelijk het geval

bij de Bosnische oorlog en het Kosovo-conflict waar oprechte morele wroeging vaak

overschaduwd werd door het geopolitieke machtsspel tussen de VS en Duitsland, waardoor de

motieven voor interventie een ambivalent karakter kregen. De NAVO zou tijdens het Kosovo-

conflict de VN omzeilen in het uitvoeren van bombardementen en zou in het recente Libische

conflict het VN-mandaat overschrijden. De problematische relatie tussen de logica van de

macht en het internationale recht wordt in deze twee gevallen terug duidelijk geïllustreerd en

duidt op een universeel patroon dat de geschiedenis van de ‘grootmachtenpolitiek’ lijkt te

overspannen. Het afwegen van het humanitaire discours aan de nationale belangen van

interveniërende staten, geeft dan vaak een minder fraai beeld van de realiteit. Dat wordt

duidelijk door het arbitraire karakter van de ingeroepen ‘R2P’-norm. In Irak heerst

227

. Zie: E.S. Herman en N. Chomsky, Manufacturing Consent: The Political Economy of the Mass Media,

Pantheon Books, New York, 1988.

Page 72: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

72

bijvoorbeeld nog steeds instabiliteit en kan een legitieme grond voor ‘R2P’ worden

ingeroepen door de schrijnende humanitaire omstandigheden en het onvermogen van het

nieuwe regime om dit te verhelpen. Niettemin blijft een internationale humanitaire reactie op

basis van het ‘R2P’- instrumentarium achterwege. Terwijl in Oman, Yemen en Bahrein

straatprotesten op een vaak even repressieve manier de kop werden ingedrukt als in Libië,

werd besloten om enkel het ‘R2P’– proces in werking te doen treden in Libië. Waarden en

belangen moeten dus blijvend afgewogen worden om de legitimiteit van een interventie te

kunnen inschatten. Daarenboven kan het eigengereide karakter van militaire interventies zoals

in Kosovo het internationale recht ondermijnen door precedenten te creëren voor machtige

coalities van staten die op een willekeurige manier gaan interveniëren, zoals ‘the coalition of

the willing’ in 2003. Rusland die unilaterale militaire agressie wil rechtvaardigen tegen

Georgië of de VS die Irak binnenvallen om er de democratie te installeren, zijn dan ook

gebeurtenissen die de geloofwaardigheid en de morele integriteit van een nieuw discours van

‘humanitaire interventie’, belichaamd door ‘R2P’, schade hebben toegebracht. Waakzaamheid

blijft dus geboden bij verzoeken tot humanitaire interventies door machtige staten, zelfs

wanneer deze verzoeken gedragen worden door een meerderheid van de Veiligheidsraad,

zoals resolutie 1973, die de ‘no-fly-zone’ in Libië autoriseerde. Het verzoek tot een militair

ingrijpen van Frankrijk en Groot-Brittannië werd zelfs ondersteund door de Arabische Liga,

wat de operatie een bijkomende mate van legitimiteit verschafte. De legitimatie vooraf

betekende geenszins dat de operatie nadien nog door vele voorstanders van de ‘no-fly-zone’

als legitiem werd beschouwd. De voorzorgscriteria die volgens het rapport van het ICISS de

‘R2P’-norm moesten schragen, werden in de ogen van velen door de NAVO niet nagekomen.

Het ondersteunen van de rebellen, de afwijzing van politieke bemiddeling door de Afrikaanse

Unie, het opportunisme in de plotse koerswijziging ten aanzien van het Khadaffi-regime, en

het land dat nu ten prooi valt aan instabiliteit, geven een heel andere betekenis aan het

humanitaire opzet van de operatie. Ondanks het feit dat de (voorzorgs)criteria van het ICISS

niet werden opgenomen in het ‘Outcome Document’ van de VN-wereldtop in 2005, blijft de

operatie van de NAVO in Libië een usurpatie van het VN-mandaat. Omdat de aanleiding tot

het disproportioneel gebruik van geweld ingebakken zit in de zinsnede ‘to use all necessary

means’ van resloutie 1973, rechtvaardigt het nog steeds niet de finaliteit van de operatie die

van meet af aan duidelijk werd ingegeven door regimeverandering. ‘R2P’ kan dus nog steeds

veranderen in een ‘Trojaans paard’ wanneer een VN-mandaat wordt uitgevoerd door dezelfde

machtige staten die tot interventie hebben aangespoord. Bovendien heeft de NAVO in haar

Nieuw Strategisch Concept van 1999 ruimte gelaten voor een unilaterale interventie van de

Page 73: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

73

NAVO, daar er niet expliciet wordt gestipuleerd dat alle NAVO-operaties een mandaat van de

Veiligheidsraad vereisen. Daarnaast zou sinds de aanslagen van 11 september 2001 de

creatieve interpretatie van de VS onderschreven worden in het inroepen van artikel 5, door

zich te engageren in Afghanistan om het Taliban-regime omver te werpen. De NAVO

opereerde hierdoor voor de eerste keer zeer ver buiten haar oorspronkelijke verdragszone om

de veiligheid van haar lidstaten te garanderen. Een nieuw set aan bedreigingen werd dan ook

opgenomen in de Nieuwe Strategische Concepten van 1999 en 2010 om de aanwezigheid in

Afghanistan en in de rest van de wereld te rechtvaardigen. Meer en meer problemen van niet-

militaire oorsprong kwamen zo in het takenpakket van de NAVO terecht. Energieveiligheid,

de controle van ecologische migratie, en de bestrijding van terroristische netwerken zijn nu

nieuwe speerpunten in de veiligheidsstrategie van de NAVO. ‘R2P’ kan dan ook een

welgekomen retorisch instrument worden voor de NAVO om toekomstige interventies op te

zetten voor een nieuw engagement in het teken van haar veiligheidsstrategie. Zoals er een

onlosmakelijk verband bestaat tussen de aanwezigheid in Afghanistan en de energiepolitiek

van de NAVO in de constructie van de TAPI-pijplijn, zo is er ook een verband tussen de

interventie van de NAVO in Libië en de continuïteit van energietoevoer in het teken van

energieveiligheid. Door de brede invulling van het concept veiligheid in combinatie met het

militair-strategisch karakter van het bondgenootschap, kan een mondiale NAVO haar

operaties in de toekomst eventueel versluieren met een ‘R2P’-discours. Net zoals in Libië

heeft de NAVO aangetoond dat ze eigenmachtig kan optreden en dat ze het VN-mandaat op

basis van ‘R2P’ naar haar eigen hand kan zetten. De NAVO heeft nu dus naast de

toegeëigende mogelijkheid van een eenzijdig militair ingrijpen ook een nieuw discours ter

beschikking om haar veiligheidsstrategie te realiseren en te legitimeren. De toekomst van

‘R2P’ kan dus in aanzienlijke mate gekaapt worden door coalities van machtige staten, zoals

de NAVO, tenzij de legale en legitieme implementering van‘R2P’ de geostrategische

doelstellingen van de NAVO kan complementeren.

Page 74: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

74

VII. Bijlagen:

Tabel 1: De negen crisissituaties waarbij de ‘R2P’-norm werd ingeroepen sinds 2005.228

228

. Overgenomen uit: A.J. Bellamy, ‘The Responsibility to Protect. Five years on’, in: Ethics & International

Affairs, (24)2010, nr. 2, pp. 149-150.

Page 75: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

75

Tabel 2: De vier crisissituaties waarbij de ‘R2P’-norm niet werd ingeroepen sinds 2005.229

229

. Overgenomen uit: Ibidem, p.150.

Page 76: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

76

VIII. Bibliografie:

A) Artikels

Alexander, (M.) ‘De rol van de NAVO in een veranderde wereld’, in: NAVO Kroniek, nr. 2,

april 1990.

Bellamy (A. J.), ‘Kosovo and the Advent of Sovereignty as Responsibility’, in: Journal

of Intervention and Statebuilding, 3(2009), nr. 2.

Bellamy (A.J.), ‘Realizing the Responsibility to Protect’, in: International Studies

Perspectives, 10(2010), nr. 2.

Bellamy (A.J.), ‘The Responsibility to Protect. Five years on’, in: Ethics & International

Affairs, 24(2010), nr. 2.

Bellamy (A.J.), ‘Responsibility to Protect or Trojan horse? The crisis in Darfur and

humanitarian intervention after Iraq’, in: Ethics & International Affairs. 19 (2005), nr.2.

Bellamy (A.J.) , ‘Humanitarian intervention and the three traditions’, in: Global Society,

17(2003), nr.1.

Berger (M.T.), ‘From nation-building to state-building: The geopolitics of development, the

nation-state system and the changing global order’, in: Third world Quarterly, (27) 2006, nr.

1, pp. 5- 25.

Biscop (S.), ‘De NAVO: down and out in Riga en Boekarest?’, in: Samenleving en politiek,

15(2008), nr. 5.

Bricmont (J.), ‘The problem with the “Responsibility To Protect”. Bombing for a juster

world?’, in: Third world quarterly, (30) 2009, nr.1.

Page 77: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

77

Butler (N.), ‘Nato in 1999: A concept in Search of a Strategy’, in: Disarmament Diplomacy,

nr. 35, 1999.

Chomsky (N.), ‘Zo gaat dat in de wereld van de olie’, in: De Morgen, 9 april 2011.

Clichet (C.), ‘Aux origines de l’armée de Libération du Kosovo’, in: Le monde diplomatique,

mei 1999.

Colijn (K.), ‘De responsibility to select’, in: Vrij Nederland , 28 maart 2011.

Cottey (A.), ‘The Kosovo war in perspective’, in: International Affairs, 85(2009), nr. 3

Davis (C.) ‘NATO’s Next Strategic Concept. How the Alliance’s New Strategy will Reshape

Global Security’, in: Strategic Studies Quarterly, (4)2010, nr. 4.

De Brabander (L.), ‘De NAVO-oorlog in Libië geslaagd?’, in: Vrede, 54 (2011), nr. 412.

Doom (R.), ‘Libië en de ‘Responsibility to protect’. Een vredesduif met lood in de vleugels?’,

ongepubliceerd, 15 augustus 2011.

Duffield (M.) ‘Getting savages to fight barbarians: development, security and the colonial

present’, in: Conflict, Security & Development, 5(2005), nr. 2.

Duffield (M.), ‘Social reconstruction and the radicalization of development: Aid as a relation

of global liberal governance’, in: Development and Change,33 (2002), nr.5.

Evans (G.), “When Is It Right to Fight?”, in: Survival, 46(2004), nr.3.

Evans (G.) en Sahnoun (M.), ‘The Responsibility to protect. Revisiting humanitarian

intervention’, in: Foreign Affairs, 81(2002), nr. 6.

Ferguson (J.), ‘Neoliberalism and its uses’, in: Antipode, (41)2010, nr.1

Page 78: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

78

Foster (J.), ‘Afghanistan, The TAPI pipeline, and Energy Politics’, in: Journal of Energy

Security, 3(2010), nr. 2.

Goodman (R.), ‘Humanitarian Intervention and Pretexts for War’, in: The American

Journal of International Law, (100)2006, nr. 1.

Jones (B.), ‘Libya and the responsibilities of power’, in: Survival, 53( 2011) , nr.3.

Judah (T.), ‘Kosovo's road to war’, in: Survival: Global Politics and Strategy, 41(2005),

nr.2.

Lambrecht (J.), ‘Ten oorlog! Nu ook in Syrië!’, in: De Morgen, 15 februari 2012.

Roberts (A.), ‘Humanitarian war: military intervention and human rights’, in: International

Affairs, 69(1993), nr. 3.

Robinson (P.), ‘Ready to kill but not to die: NATO strategy in Kosovo’, in: International

Journal , 54(1999), nr. 4.

Rodley (N.S.) en Cali (B.), ‘Kosovo Revisited: Humanitarian Intervention on the Fault Lines

of International Law’, in: Human Rights Law Review, 7(2007), nr. 2.

Salt (J.), ‘Global Disorder and the Limits of Dialogue’, in: Third World Quarterly, 29(2008),

nr. 4.

Spriet (G.), ‘Tudjman wint met voorsprong’, in: Vrede, 38(1995), nr. 316.

Stahn (C.), Responsibility to Protect: Political Rhetoric or Emerging Legal Norm?’, in:

The American Journal of International Law, 101(2007), nr. 1.

Thakur, (R.), ‘Iraq and the Responsibility to Protect’, in: Behind the Headlines, 62(2004), nr.1

Tsai (Y.), ‘The study of diffusion and practice of international norms through the Human

Security: The case of Responsibility to Protect’, in: Asian Social Science, 6(2010), nr. 2.

Page 79: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

79

Webber (M.), ‘The Kosovo war: a recapitulation’, in: International Affairs, 85 (2009), nr.3.

Weiss (T.G.), ‘Toward a third generation of international institutions: Obama’s UN policy’,

in: The Washington Quarterly, 32(2009), nr. 3.

Zemni (S.), ‘Arabisch sociaal protest van revoltes naar revoluties’, in: Samenleving en

politiek, 18 (2011), nr. 3.

(Anoniem), ‘Humanitäre Intervention? Joseph Fischer hat gelogen’, in: Die Junge Welt, 24

april 1999.

B) Boeken

Achcar (G.), La nouvelle guerre froide. Le monde après le Kosovo, Presses Universitaires de

France, Parijs, 1999.

Amin (S.), Imperialism and unequal development, Monthly Review Press, New York, 1977.

Baker (R.W.), Ismael (S.T.) en Ismael (T.Y.), Cultural cleansing in Iraq. Why museums were

looted, libraries burned and academics murdered, Pluto Press, Londen, 2010.

Blum (W.), Rogue State: A guide to the World’s only Superpower, Common Courage Press,

Monroe, 2005.

Booth (K.), (ed.), The Kosovo Tragedy: The Human Rights Dimensions, Frank Cass, London,

2001.

Bricmont (J.), Humanitaire interventies. Mensenrechten als excuus voor oorlog, EPO,

Berchem, 2008.

Brzezinski (Z.), The Grand Chessboard, Basic Books, New York, 1997.

Page 80: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

80

Brzezinsky (Z.), Second Chance. Three presidents and the crisis of the American superpower,

Basic Books, New York, 2007.

Chesterman (S.) Just War or Just Peace? Humanitarian Intervention and International Law,

Oxford University Press, Oxford, 2001.

Chomsky (N.), ‘Human Rights’ and American foreign Policy, Spokesman Books,

Nottingham, 1978.

Chomsky (N.), Mislukte Staten. Machtsmisbruik en de aanslag op de democratie, EPO,

Berchem, 2008.

Clark (I.), Legitimacy in International Society, Oxford University Press, Oxford, 2005.

Cliquet (A.) en De Moor (N.), Leidraad Internationaal Publiekrecht, Academia Press, Gent,

2010.

Collon (M.), Blufpoker. De grootmachten, Joegoslavië en de komende oorlogen, EPO,

Berchem, 1998.

Coolsaet (R.), België en zijn buitenlandse politiek, 1830-2000, Uitgeverij Van Halewijck,

Leuven, 2001.

Coolsaet (R.), Macht en waarden in de wereldpolitiek, Academia Press, Gent, 2010.

Cornillie (B.) en Declerq (H.) (eds.), In de schaduw van Saddam. Het Koerdische experiment

in Irak, Bulaaq, Amsterdam, 2003.

Cushman (T.), A matter of principle: Humanitarian arguments for war in Iraq, University of

California Press, 2005.

De Brabander (L.) en Spriet (G.), Als de NAVO de passie preekt, EPO, Berchem, 2009.

Page 81: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

81

Evans (G.), The Responsibility to Protect: Ending mass atrocities once and for All, Brookings

Institution Press, Washington, 2008.

Fukuyama (F.), The end of history and the last man, Free Press, New York, 1992.

Glenny (M.), The Balkans: Nationalism, War and the Great Powers, New York, Viking,

2000.

Hellema (D.) en Reiding (H.) (eds.), Humanitaire interventie en soevereiniteit. De

geschiedenis van een Tegenstelling, Boom, Amsterdam, 2004.

Holzgrefe (J.L.) en Keohane (R.), Humanitarian intervention. Ethical, legal and

political dilemmas, Cambridge University Press, Camebridge, 2003.

Human Rights Watch, Under Orders. War crimes in Kosovo, New York, 2001.

Johnstone (D.), Fool’s Crusade,Yugoslavia, NATO and Western Delusions, Pluto Press,

Londen, 2002.

Kagan (R.), Balans van de macht. De kloof tussen Amerika en Europa, De Bezige Bij,

Amsterdam, 2003.

Kay (S.), NATO and the future of European Security, Rowman & Littlefield Publishers,

Lanham, 1998.

Khanna (P.) The second World. Empires and influence in the global order, Random, New

York, 2008.

Kirste (K.), Der Jugoslawienkonflikt, Universität Trier, Trier, 1998.

Mandel (M.), How America gets away with murder, Pluto Press, Londen, 2004.

Morelli (A.), Elementaire principes van oorlogspropaganda, EPO, Berchem, 2003.

Page 82: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

82

Onis (Z.) en Senses (F.), Rethinking the emerging post-Washington consensus, Ankara,

E.R.C., 2003.

Parenti (M.), Against Empire, City Lights Books, San Francisco, 1997.

Piotrowski (H.) en McWilliams (W.C.), The World since 1945. A history of international

relations, Lynne Rienner Publishers, Londen, 2005.

Portela (C.), Humanitarian Intervention, NATO and the International Law. Can the institution

of Humanitarian Intervention justify unauthorized action?, Berlin Information Center for

Transatlantic Security, Berlijn, 2000.

Saïd (E.), Oriëntalism, Londen, Penguin, 2003.

Sontag (S.), Kijken naar de pijn van anderen, De Bezige Bij, Amsterdam, 2003.

Thakur ( R.), The United Nations, Peace and Security, Cambridge University Press,

Camebridge, 2006.

Twain (M.), The Mysterious Stranger, Harper & Brothers, New York, 1916, hoofdstuk 9.

Walzer (M.), “The Politics of Rescue”, in: Arguing about War , Yale University Press, New

Haven, 2004.

Herman (E.S.) en Chomsky (N.), Manufacturing Consent: The Political Economy of the

Mass Media, Pantheon Books, New York, 1988.

C) Officiële Documenten

Amnesty International, The Battle for Lybia. Killings, disappearances and Torture, Londen,

2011.

Page 83: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

83

Annan (K.), Millennium Report of the Secretary-General of the United Nations, hoofdstuk. 4,

2000, zie: http://www.un.org/millennium/sg/report

ICC, Second report of the prosecutor of the international criminal court to the UN security

council pursuant to UNSCR 1970 , 2011, zie:

http://reliefweb.int/sites/reliefweb.int/files/resources/UNSCreportLibyaNov2011ENG1.pdf

ICISS, Report of the International Commission on Intervention and State Sovereignty, 2001,

zie: http://www.iciss.ca/report-en.asp

Independent International Commission on Kosovo. The Kosovo Report. Conflict,

International Response, Lessons Learned, 2000, zie:

http://reliefweb.int/sites/reliefweb.int/files/resources/F62789D9FCC56FB3C1256C1700303E

3B-thekosovoreport.htm

IOM, Migration Crisis from Lybia, 7 november 2011, zie: http://www.migration-

crisis.com/libya/reports/view/589

NATO, The North Atlantic Treaty, art.5, Washington, 4 april 1949, zie:

http://www.nato.int/cps/en/natolive/official_texts_17120.htm?selectedLocale=en

NATO, Report of the Committee of Three on non-military Cooperation in NATO

approved by the North Atlantic Council, Parijs, 13 december 1956, zie:

http://www.nato.int/cps/en/natolive/official_texts_17481.htm?selectedLocale=en

NATO, Partnership with the Countries of Central and Eastern Europe, art. 6, Kopenhagen, 6-

7 juni 1991, zie: http://www.nato.int/cps/en/SID-229A8991

0ECBA982/natolive/official_texts_23858.htm

NATO, The Alliance’s New Strategic Concept, Rome, 7-8 november 1991, zie:

http://www.nato.int/cps/en/natolive/official_texts_23847.htm?selectedLocale=en

NATO, The Washington Declaration, NAC-S(99)63, art. 4, Washington, 23 april 1999, zie:

http://www.nato.int/docu/pr/1999/p99-063e.htm

Page 84: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

84

NATO, The Alliance’s Strategic Concept, NAC-S(99)65, art. 15, Washington, 24 april 1999,

zie: http://www.nato.int/cps/en/natolive/official_texts_27433.htm

NATO, Strategic Concept: Active Engagement, Modern Defense , art. 13, Lissabon, 19

november 2010, zie:

http://www.nato.int/nato_static/assets/pdf/pdf_publications/20120214_strategic-concept-

2010-eng.pdf

OCHA, Lybian Arab Jamahiriya crisis: Situation Report , nr. 46, 23 juni 2011, zie:

http://www.mineaction.org/downloads/1/OCHA%20Situation%20Report%20No%2046%20

%20Libyan%20Arab%20Jamahiriya%2016%20to%2023%20June%202011.pdf

Z. Brzezinski, Introductory Statement on NATO enlargement. Toespraak voor de‘Senate

Foreign Relations Committee’, 9 oktober 1997, zie:

http://www.fas.org/man/nato/congress/1997/97101003_wpo.html

D) Internetbronnen

Angerer (J.) en Werth (M.), Es began mit einer lüge, 8 februari 2001, zie: http://www.ag-

friedensforschung.de/themen/NATO-Krieg/ard-sendung.html

Apps (P.), ‘Factbox: Lybia’s tribal, cultural divisions’, in: Reuters, 25 augustus 2011, zie:

http://www.reuters.com/article/2011/08/25/us-libya-tribes-idUSTRE77O43R20110825

Bellamy (A.J.), ‘We can’t dodge the hard part stabilising Lybia’, in: The Australian, 21 maart

2011, zie: http://www.theaustralian.com.au/news/opinion/we-cant-dodge-the-hard-part-

stabilising-libya/story-e6frg6zo-1226025034896

Page 85: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

85

Bricmont (J.), ‘The Old Gang's All Here. Libya and the Return of Humanitarian Imperialism’,

in: Counterpunch, 8 maart 2011. Zie: http://www.counterpunch.org/2011/03/08/libya-and-

the-return-of-humanitarian-imperialism/

Carafano (J. J.) en Gardiner (N.), ‘U.S. Military Assistance for Africa: A Better Solution’, in:

The Heritage Foundation, 15 oktober 2003, zie:

http://www.heritage.org/research/reports/2003/10/us-military-assistance-for-africa-a-better-

solution

Haimzadeh (P.) ‘les dix erreurs de L’Otan en Libye’, in: Mediapart, 23 juni 2011, zie:

http://blogs.mediapart.fr/edition/les-invites-de-mediapart/article/230611/les-dix-erreurs-de-

lotan-en-libye

Hayes (B.), “Dirty deals and unprincipled politics”, in: TNI, maart 2011, zie:

http://www.tni.org/interview/dirty-deals-and-unprincipled-politics

HRW: No mercenaries in eastern Libya, in: Radio Netherlands Worldwide , 2 maart 2011, zie:

http://www.rnw.nl/africa/article/hrw-no-mercenaries-eastern-libya-0

Johnstone (D.), Deception and Self-Deception. The Mixed Motives behind NATO’s War

against Yugoslavia, September 2000, zie: http://www.emperors

clothes.com/articles/Johnstone/balk.htm

Kazianis (H.) ‘Intervention in Lybia: Example of ‘R2P’ or ‘Classic Realism’?’, in: e-

International Relations, 6 juni 2011, zie: http://www.e-ir.info/2011/06/06/intervention-in-

libya-example-of-%E2%80%9Cr2p%E2%80%9D-or-classic-realism

Khalfioui (M.E.) “interview met Gerbert Van Der Aa”, in: De Wereld Morgen, 27 september

2011, zie: http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2011/09/27/het-dankzij-de-navo-dat-de-

rebellen-hebben-gewonnen

Kochler, (H.) ‘All Necessary Means’, in: IPO Information Service, paragraaf 1, 28 maart

2011, zie: http://www.i-p-o.org/IPO-nr-UN-Libya-28Mar.htm

Page 86: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

86

Küntzel (M.), Germany and the Kosovo. How Germany paved the way to the Kosovo War,

april 2000, zie: http://www.matthiaskuentzel.de/contents/germany-and-the-kosovo

Lévy (B.H.), ‘Sarkozy, Lybia and Diplomacy of Extreme Urgency’, in: Huffington Post , 11

maart 2011, zie:

http://www.huffingtonpost.com/bernardhenri-levy/sarkozy-libya-diplomacy_b_834951.html

Médécins Sans Frontières, Libya: 'Almost all of the hospitals' in Tripoli 'are receiving

wounded', 25 augustus 2011, zie: http://www.msf.org/msf/articles/2011/08/voice-from-the-

field-tripoli-libya.cfm

Roth (K.), War in Iraq : not a humanitarian intervention, januari 2004, p. 2, zie:

http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/402ba99f4.pdf

Rühle (M.), ‘NATO and energy security’, in: NATO Review, 2011, zie:

http://www.nato.int/docu/review/2011/Climate-Action/Energy_Security/EN/index.htm

Shalom (S.R.), ‘Lybian Developments: Interview with Gilbert Achcar’, in: Red Pepper, maart

2011. Zie: http://www.redpepper.org.uk/libyan-developments-interview-with-gilbert-achcar

Shult (C.), ‘Europe’s frontex borderguards strected to the limit’ , in: Der Spiegel , 21 februari

2011, Zie: http://www.spiegel.de/international/europe/0,1518,746793,00.html

Stearns (S.), ‘Lybian Rebels reject African Union Peace Plan’, in: Voice of America, 3 juli

2011, zie: http://www.voanews.com/english/news/africa/Libyan-Rebels-Reject-African-

Union-Peace-Plan-124938949.html

Starr (B.) ‘Foreign forces in Libya helping rebel forces advance’, in: CNN World , 24

augustus 2011, zie: http://articles.cnn.com/2011-08-24/world/libya.foreign.forces_1_rebel-

forces-special-forces-rebel-units?_s=PM:WORLD

The Lancet, Human Cost of War in Iraq, zie:

http://web.mit.edu/CIS/pdf/Human_Cost_of_War.pdf

Page 87: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

87

Traynor (I.), “Tunisian protests have caught Nicolas Sarkozy off guard”, in: The Guardian, 17

januari 2011, zie: http://www.guardian.co.uk/world/2011/jan/17/tunisian-protests-sarkozy-off-

guard

Zucchino (D.), ‘Libyan rebels appear to take leaf from Kadafi's playbook’, in: Los Angeles

Times, 24 maart 2011, zie: http://articles.latimes.com/2011/mar/24/world/la-fg-libya-

prisoners-20110324

Anoniem, ‘België levert wapens aan dictaturen die er vreedzame betogers mee doden’, in:

Knack, 19 oktober 2011, zie: http://www.knack.be/nieuws/belgie/belgie-levert-wapens-aan-

dictaturen-die-er-vreedzame-betogers-mee- doden/article-1195119759052.htm

Anoniem, ‘‘Vanackere: ‘Dreigementen Khadaffi belachelijk’’, in: De Morgen , 21 februari

2011. Zie:

http://www.demorgen.be/dm/nl/990/Buitenland/article/detail/1225488/2011/02/21/Vanackere

-Dreigementen-Kadhafi-belachelijk.dhtml

Anoniem: “Crisis In Lybia”, in: ICRtoP, zie:

http://www.responsibilitytoprotect.org/index.php/crises/crisis-in-libya

Anoniem, ‘Libya: Ban welcomes Security Council authorization of measures to protect

civilians’, in: Un News Centre, 18 maart 2011, Zie:

http://www.un.org/apps/news/story.asp?NewsID=37809&Cr=Libya&Cr1

Anoniem, ‘Gaddafi speech was ‘code’ to begin genocide against Libyans’, in: The Telegraph,

23 februari 2011, Zie:

http://www.telegraph.co.uk/news/worldnews/africaandindianocean/libya/8342349/Gaddafi-

speech-was-code-to-begin-genocide-against-Libyans.html

Anoniem, ‘84 Dead In Libya Protests In 3 Days: Human Rights Watch’, in: Huffington Post ,

18 februari 2011, zie: http://www.huffingtonpost.com/2011/02/18/84-dead-in-libya-

protests_n_825466.html

Page 88: De toekomst van de NAVO tegen de achtergrond van R2P...De evolutie van het concept ‘humanitaire interventie’ en de totstandkoming van de ‘R2P’-norm worden hier behandeld, alsook

88

Anoniem, ‘Geen bewijzen voor Viagra- en genocideverhalen over Kaddafi’, in: De

Volkskrant, 24 juni 2011, zie:

http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5444/Buitenland/article/detail/2457071/2011/06/24/Geen-

bewijzen-voor-Viagra--en-genocideverhalen-over-Kaddafi.dhtml