DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van...

32
DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG DECENTRALISATIE JEUGDZORG DOOR DE OGEN VAN BESTUURDERS EN PROFESSIONALS

Transcript of DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van...

Page 1: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORGDECENTRALISATIE JEUGDZORG DOOR DE OGEN VAN BESTUURDERS EN PROFESSIONALS

Page 2: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Vanuit dertien verschillende perspectieven, aan de hand van tien gelijke vragen in gesprek gaan over de decentralisatie jeugdzorg; dat was ons startpunt bij de totstandkoming van deze publicatie. Bestuurders en professionals aan het woord laten over hetgeen zij zien, ervaren en ambiëren.

Het speelveld van de jeugdzorg is breed en divers en door hier het vergrootglas boven te houden, ontstaat er een inspirerend beeld van kansen en uitdagingen die de decentralisatie jeugdzorg biedt. Dat decentraliseren daarbij meer is dan enkel het overdragen van taken (transitie) blijkt uit alle verhalen en ambities die door ons opgetekend zijn.

Het gaat om transitie èn transformatie; een andere manier van denken en doen. Eén gezin, één kind, één plan, dwingt ons tot het maken van keuzes rondom toegang, zorgcoördinatie en zorgverlening

Laat u inspireren door de verhalen uit de praktijk en benut de kansen die de decentralisatie jeugdzorg u biedt.

Veel leesplezier!

Christiaan Baillieux Jacqueline KoelMachteld Koelewijn

De toekomst van de jeugdzorgdecentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

2 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 3: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

FACT-teams; multidisciplinaire samenwerking

voor multiprobleemgezinnen 4

Transformatie met een warm hart en

een koel hoofd 6

Zorg voor het kind:

dichtbij en lokaal georganiseerd 8

ROC voor arbeid een levensader in de samenleving 10

Beeld over de cliënt moet veranderen 12

Decentralisatie: een veranderopdracht

in een pressure cooker 14

Er ontstaat meer samenhang in de dienstverlening

van de overheid 16

Val de mensen niet lastig met stelselwijzigingen 18

Efficiency verhalen zijn geen gouden bergen 20

Regie, krimp en samenwerking 22

Ons hoofdkantoor is bij mensen thuis 24

Samenwerking transformeren

ten behoeve van het gezin 26

Passend onderwijs in Ruimteschip 28

Mindmap 30

Colofon 31

Inhoudsopgave

3Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 4: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen wal en schip en kwali­tatief goede zorg. Vooral ten aanzien van dat laatste maak ik mij zorgen. Wij zijn een medische tweedelijnsbehandel­instelling. Wij behandelen mensen met psychologische en psychiatrische ziekte­beelden. Deze zorg moet goed geborgd worden en moet straks niet afhankelijk zijn van financiële keuzes van gemeen­ten. Ook maak ik me zorgen over het gebrek aan kennis bij gemeenten over zorg voor de jeugd. Gelukkig merk ik in mijn gesprekken wel dat men wel­willend is om deze kennis op peil te brengen. De vraag is alleen hoe dit zich op de lange termijn ontwikkelt.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Laat ik beginnen met de opmerking dat we de afgelopen tijd al enorm veel gedaan hebben wat in lijn ligt met de transitie. Ik denk dat het verbeteren van de samenwerking dan ook ons be­langrijkste doel is. We moeten probe­ren complementair te zijn aan elkaar. Niemand mag de verantwoordelijkheid afwentelen op een andere professional (het ‘van het kastje naar de muur’­ef­fect). Belangrijke stappen op dit gebied zijn genomen met het opzetten van het FACT­team. FACT staat voor Functie Assertive Community Treatment en is ontwikkeld door GGZ Noord­Holland­Noord. Het doel van FACT is om pati­enten met continuïteit te begeleiden, te behandelen en te ondersteunen in hun herstel. Partners waarmee wij ten be­

hoeve van de jeugd samenwerken zijn medewerkers van Parlan (zorgaanbie­der), Bureau Jeugdzorg, Brijder (alco­hol­ en drugshulpverlening), Lijn5 (LVG) en de Praktijk (deels jeugdzorg deels kinderpsychiatrie). Deze mensen kennen elkaar en werken over heel West­ Friesland rondom multipro­bleemgezinnen.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘We moeten proberen om professionals zo snel mogelijk erbij te halen. Niet di­rect om te behandelen, maar om het ge­drag te duiden en ervoor te zorgen dat er vervolgens een passend traject ontstaat. Dit is voor ons dan ook een belangrijke reden om zitting te willen nemen in de zorgadviesteams (ZAT’s) op scholen – iets wat de scholen overigens ook graag

FACT­teams; multidisciplinaire samenwerking voor multiprobleemgezinnen

Het Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie behandelt kinderen in de

regio West-Friesland in de leeftijd van 0-4 jaar, 5-12 jaar en 12-18 jaar.

www.ggz-nhn.nl/jeugd

4 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 5: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

willen. Helaas hebben we te maken met financieringsstromen die dergelijke ac­tiviteiten niet willen betalen. Voor het bredere veld zullen organisa­ties moeten kijken in hoeverre ze com­plementair zijn aan elkaar. Het is wel duidelijk dat er op den duur minder spelers zullen overblijven. Wat je merkt is dat organisaties (inclusief wijzelf) bezig zijn om duidelijk te maken waar de meerwaarde zit naar gemeenten toe.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet? ‘We zijn in onze behandeling gericht op het kind en betrekken hier per defi­nitie het gezin en de school bij. We zet­ten meetinstrumenten in waaruit moet blijken of het beter gaat met het kind/gezin. Het blijft lastig om dit te meten.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Ik vind dit lastig om te overzien. Er gaat zo ontzettend veel veranderen.

Neem bijvoorbeeld het CJG als toe­gangspoort naar de zorg van jeugd en het wegvallen van Bureau Jeugdzorg. Alleen dat al wordt merkbaar voor de gebruiker. Qua doorverwijzing naar de JGGZ zal er denk ik niet zo veel veran­deren. Dit zal voornamelijk via de huis­arts blijven lopen. In Nederland zie je al een ontwikkeling dat medewerkers van de GGZ bij de huisartsenpraktijk aan de slag gaan.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u?‘Een inkopper is de bureaucratie in het zorgverleningsproces; hier kan echt op bezuinigd worden. Alles draait tegen­woordig om controle. Soms lijkt het er dan ook op dat we het vertrouwen in el­kaars professionaliteit zijn kwijtge­raakt. Als we het vertrouwen terugge­ven aan de mensen die in de zorg werken, ‘krijgen ze vleugels’ en berei­ken we veel meer. Volgens mij levert dit een enorme besparing op. Verder denk ik dat het goed is om in veel vormen van zorg al bij het eerste gesprek een bepaalde eindigheid in te bouwen en om de nazorg beter te organiseren. Er zullen echter mensen blijven die lang­durig zorg nodig hebben.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘95% van de cliënten die we hier binnen krijgen komt via de huisarts en kinder­arts bij ons terecht en een enkele keer via Bureau Jeugdzorg. In het nieuwe stelsel denk ik dat huisartsen nog steeds een van onze belangrijkste part­ners zullen zijn. Het CJG zal uiteraard ook een belangrijke rol spelen, al vind ik het moeilijk in te schatten hoe dat er dan precies uit komt te zien. Onder­wijsinstellingen zullen ook prominen­ter aanwezig zijn in de verschillende samenwerkingsvormen.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Het zou handig zijn wanneer we als zorgpartijen met één gemeente als ‘hoofdaannemer’ in gesprek kunnen gaan in plaats van met allerlei losse ge­

meenten. Op dit moment gaan echter niet alle gemeenten harmonieus door één deur. Het werken vanuit één ge­meente sluit ook aan bij het model dat we nu hanteren in deze regio als het gaat om zorgverzekeraars. VGZ is hoofdver­zekeraar en spreekt ook namens andere (kleinere) verzekeringen. Wat wellicht ook een idee zou kunnen zijn is dat we straks de zorgverzekeraar inhuren als een intermediair tussen gemeenten en zorgorganisaties. Op die manier houd je ook regionaal overzicht over de ontwik­kelingen tussen vraag en aanbod.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘We hebben in West­Friesland behoor­lijke stappen gezet als het gaat om sa­menwerking binnen een gesloten ke­ten. Dit doen we zoals gezegd volgens de FACT­methode. De hulp­ en onder­steuningsvragen van cliënten zijn hier­bij het uitgangspunt en de ondersteu­ning vindt zo veel mogelijk thuis (in het gewone leven) plaats. Deze richting sluit goed aan bij het nieuwe stelsel, dat ook uitgaat van eigen kracht, bij de mensen thuis en werken met vaste hulpverleners. Kijk voor meer informatie op: http://www.ggz­nhn.nl/nl/FACT/ Wat­is­FACT.html’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Hoe gaan we ervoor zorgen dat gemeenten het belang van de GGZ en JGGZ goed op het netvlies hebben staan?’

NaamBERNARD CNOSSEN

FunctieMANAGER CENTRUM VOOR KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE/AUTISME

OrganisatieCENTRUM VOOR KINDER- EN JEUGDPSYCHIATRIE, ONDERDEEL VAN GGZ NOORD- HOLLAND-NOORD

FACT­teams; multidisciplinaire samenwerking voor multiprobleemgezinnen

5Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 6: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Transformatie met een warm hart en een koel hoofdDe provincie Fryslân is tot 2015 verantwoordelijk voor de zogenoemde geïndiceerde jeugdzorg. Daarna gaat de jeugdzorg over naar gemeenten.

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Drie belangrijke kernwaarden zijn kansen, passie en zorgvuldigheid. Om met de laatste te beginnen: het gaat over kwetsbare kinderen, dus je kunt niet vrijblijvend iets uitproberen, je zult hoe dan ook altijd zorgvuldig moeten zijn. Het werken in deze sector kun je alleen met passie doen. Dat wil zeggen, met een warm hart en een koel hoofd. Het weghalen van de schotten tussen de verschillende financierings­vormen zie ik echt als een kans. Hier­mee kunnen we ervoor zorgen dat het kind echt centraal komt te staan en valt er niemand tussen wal en schip.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg?‘Ik wil liever spreken van een kans dan van een doel. Naast het ontschotten van de financieringsvormen kunnen pre­ventie en zorg nu in één hand worden uitgevoerd. Gemeenten waren natuur­lijk al verantwoordelijk voor de preven­tie, maar krijgen daar nu een taak bij. Of dit ook tot minder toestroom leidt, durf ik niet te zeggen. Dat zou name­lijk kunnen betekenen dat gemeenten momenteel iets niet goed doen. Een groot voordeel is wel dat je alles veel be­ter met elkaar kunt verbinden.’ Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘Volgens mij is de grootste uitdaging om te behouden wat we bereikt hebben

en om met lef een nieuw plaatje te creë­ren. Dat plaatje heeft wat mij betreft geen grenzen, maar kenmerkt zich door een mix van expertises en aan­vliegroutes naar het kind dat onder­steuning nodig heeft. Het creëren van snelheid in het organiseren van zorg is hierbij van groot belang. Wat hierbij helpt is het beter gebruikmaken van de natuurlijke leefroutes, de vindplaatsen van kinderen en jongeren. Voor ouders moet het gemakkelijker worden om vervolgens een steuntje in de rug te krijgen.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet?‘Dat blijkt op het moment uit het feit dat we onszelf steeds de vraag blijven stellen of het er beter op wordt voor het kind en of we zaken ook daadwerkelijk efficiënter en effectiever organiseren. In elke fase moet je jezelf deze vragen stel­len. Droom daarbij je droom en kijk wat je als het meest haalbare hieruit kunt realiseren. Als je deze gedachte vast­houdt, voorkom je dat er opnieuw ver­

schillende lagen, protocollen en struc­turen worden opgebouwd, waar we in de huidige situatie tegenaan lopen.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Dat er wordt gewerkt met een diagnos­tisch kader. Dit moet een op eenvoud gebaseerd systeem zijn, waarmee we snel kunnen achterhalen of het een om een opvoedingsvraag, opvoedingsspan­ning, opvoedingsnood of een opvoe­dingscrisis gaat. Met dit kader wordt het gemakkelijker om aan te sturen op de inzet van de eigen kracht van het ge­zin en de omgeving, zodat vervolgens de juiste hulp geboden wordt. Verder komt er een aanspreekpunt voor het gezin, die als regisseur op de juiste mo­menten de juiste zorg erbij haalt.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Als provincie leggen wij nog steeds geld bij de jeugdzorg, omdat de doel­uitkering structureel te laag is. Ge­meenten moeten door het geheel aan elkaar te knopen de bezuinigingen be­werkstelligen. De efficiency die daaruit te halen valt zie je alleen niet meteen terug. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit een pilot die we hebben opgezet rond­om de inzet van gezinscoaches. Dit was in eerste instantie een investering en pas later een efficiencyslag, toen bleek dat er minder jongeren uit huis hoef­den te worden geplaatst. Verder kan er nog een hoop winst worden behaald door integraal te werken en door de in­

www.fryslan.nl

Droom je droom en kijk wat je kunt

realiseren

6 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 7: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

en uitstroom te verbeteren. Ik vind het wel belangrijk om mee te geven dat er nu met hetzelfde budget meer kinde­ren worden geholpen dan jaren gele­den. Er wordt in die zin al goedkoper gewerkt. Wat wij vooral nu kunnen doen is zorgen dat wat we overdragen kwalitatief zo goed mogelijk is.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘Er is een flinke overlap tussen jeugd­zorg, passend onderwijs en de AWBZ. Een mens bestaat alleen niet uit deel­terreinen zoals wij die hebben bedacht, maar uit één geheel. Dit dwingt ons dus ook om de verschillende decentrali­saties die nu plaatsvinden integraal aan te pakken. Aan gemeenten wil ik de tip geven: zet een stip aan de horizon en blijf alert op deze bestemming. Onder­weg zal er veel moeten worden opge­lost om deze integraliteit te creëren, maar daar leer je juist van. Dit vraagt om pragmatische en flexibiliteit. Via het project ‘Frieslab’ (http://frieslab.nl) zijn wij erachter gekomen dat de wet eigenlijk veel meer ruimte biedt dan we ons realiseren en dat we ons niet zo op de vierkante centimeter hoeven te bege­ven. Maak gebruik van deze ruimte!’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Ik denk dat het project ‘Kind in Frys­lân’, waar we in 2010 mee zijn gestart, ons een heleboel inzichten heeft gege­ven en ervoor heeft gezorgd dat we el­kaar vertrouwen. Ik ervaar geen concur­rentiestrijd tussen de verschillende stakeholders en ik heb ook niet het ge­voel dat mensen willen ‘scoren’. Alle ge­meenten in Fryslân werken samen om de transitieopgaaf handen en voeten te geven. Tot op heden kan ik zeggen dat dit goed werkt en nog geen getouwtrek heeft opgeleverd (http://www.fryslan.nl/3131/wat­is­kind­in­fryslan).’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Ik heb niet specifiek iets gemist. Ik wil alleen wel meegeven dat we niet moe­ten vergeten dat er een heleboel men­sen zijn die elke dag weer met hart en ziel in deze sector werken. Dat vergt enorm veel geduld en uithoudingsver­mogen. Ik heb dit zelf mogen ervaren

toen ik in de week van de jeugdzorg met professionals heb meegelopen. Het gaat allemaal niet zo snel als beleid­smakers en procesmanagers denken. Dat geldt niet alleen voor de jeugd­zorgsector. Iedereen heeft zijn eigen tempo en daar zullen we rekening mee moet houden.’

NaamTINEKE SCHOKKER

FunctieGEDEPUTEERDE ZORG & WELZIJN, JEUGDZORG, TOEZICHT GEMEENTE-FINANCIËN EN BESTUUR, ONDERWIJS, SPORT, WADDEN, WATER

OrganisatiePROVINCIE FRYSLÂN

7Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 8: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Wat te allen tijden vooropstaat is het kind. Daarnaast gaat het wat ons be­treft om de inzet op een ononderbro­ken ontwikkelingslijn van kinderen van 0 tot 23 jaar. Tot slot is een kern­punt: dicht bij het gezin en het kind. Vanuit de gemeente Eindhoven zetten we in op innovaties binnen het totale sociale domein (dus niet alleen op jeugd), waardoor zorg dichtbij kan worden georganiseerd.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Bovenstaande kernbegrippen vormen voor ons het doel en daarnaast willen we meer generiek en minder verkokerd werken. We zetten in op preventie en focussen op de eigen kracht van het ge­zin en het kind. Kortom, flinke ambi­ties!’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘De grootste uitdaging vormt naar mijn idee het tijdsbestek waarin de over­dracht van de jeugdzorg moet plaats­vinden. De wet is nog niet vastgesteld en de datum van 1 januari 2015 komt steeds dichterbij. Een andere uitda­ging is onze inzet op systeeminnovatie in het sociaal domein. Daarin moet ook de jeugdzorg gaan landen. Afgelopen jaar heeft de gemeenteraad van Eind­hoven de kernpunten voor systeemin­

novatie van het sociaal domein vastge­steld en daarmee de koers voor de komende jaren bepaald. Deze omslag vergt veranderingen in de wijze waarop de gemeente haar opdracht voor het so­ciaal domein samenstelt en uitzet bij partners in het veld. Behoeften, wensen en ideeën van Eindhovenaren staan voorop, niet meer het aanbod van pro­fessionals.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet?‘De gemeente Eindhoven heeft stevig ingezet op een vraaggerichte aanpak door middel van het programma ‘WIJ Eindhoven’. Dit heeft vergaande gevol­

gen voor de manier waarop we met el­kaar omgaan in de stad; voor de inwo­ners van de stad, het maatschappelijk veld en de rol van de overheid. De uitgangspunten zijn: 1) één huis­houden, één plan, één contactpersoon; 2) die ene professionele contactpersoon is een generalist en kan dus op meerde­re gebieden ondersteuning bieden; 3)

stimuleren van de eigen kracht van mensen en van de sociale omgeving (‘samenkracht’). Dat betekent ook dat er meer naar de vraag wordt gekeken (wat heb je no­dig?) dan naar het aanbod (wat hebben we te bieden?).’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling?Vanuit het gedachtegoed van ‘WIJ Eindhoven’ werken we aan de inrichting van gebiedsgerichte sociale wijkteams, die stukjes tweedelijnszorg gaan overnemen. Buurtbewoners kunnen bij deze teams terecht als zij problemen hebben, maar ook met ideeën en signalen. Hulpvragers

krijgen één contactpersoon uit het team, die op meerdere gebieden ondersteuning kan bieden. Daarbij wordt altijd gekeken wat de hulpvrager zelf en wat de omgeving van de hulpvrager kan doen. De regie komt meer bij het gezin en het kind zelf te liggen en aan het begrip ‘samenkracht’ wordt daadwerkelijk invulling gegeven

Zorg voor het kind: dichtbij en lokaal georganiseerdDe gemeente Eindhoven is de vijfde gemeente van Nederland naar inwonertal. De gemeente telt ruim 220.000 inwoners op een grondgebied van 88,84 km2. Per 1 januari 2015 gaat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg over van de provincie naar de gemeente.

www.eindhoven.nl

Behoeften, wensen en ideeën van Eindhovenaren staan voorop, niet meer

het aanbod van professionals

8 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 9: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

door het sociale netwerk rondom het gezin en kind te benutten.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Vanuit de systeeminnovatie is ons mot­to dat we inzetten op ‘generiek waar het kan en specialistisch daar waar het no­dig is’. Daarnaast zijn de keuzes die in het zorgaanbod gemaakt worden bepa­lend voor de uitgaven. Hier zal dus ook kritisch naar gekeken moeten worden. Een zeer belangrijk aandeel van de kos­tenbesparing willen we realiseren door middel van betere preventieve zorg. Bijvoorbeeld door vroegtijdige inzet van (lichte) hulp in het gezin en door ervoor te zorgen dat kinderen langer thuis kunnen blijven wonen door be­trokkenheid en inzet van het sociale netwerk rond het gezin te stimuleren. Zo worden dure uithuisplaatsingen voorkomen. Tot slot zien wij het leggen van slimmere verbindingen tussen de decentralisaties als een route om tot kostenbesparing te komen.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘Als gemeente willen we actief de ver­binding leggen tussen de transities door onder meer de inzet op bovenge­noemde gebiedsgerichte wijkteams. Dit geeft tegelijkertijd inzicht in een moge­lijke kostenreductie. Maar ook binnen de gemeentelijke organisatie vindt re­organisatie plaats, zodat de samenhang tussen en de ontkokering van beleid­

sterreinen niet alleen buiten de muren van het gemeentehuis maar ook daar­binnen plaatsvinden.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Regionale samenwerking is keihard nodig! Als gemeente Eindhoven maken we deel uit van een samen­werkingsregio (SRE) met 21 gemeen­ten. Afstemming, overleg en plan­vorming vindt gezamenlijk plaats. Het uitgangspunt daarbij is dat de zorg dicht bij het kind lokaal georgani­seerd moet worden. In een regionale visie die zich specifiek op jeugd richt wordt op dit moment uitgewerkt wat

lokaal, bovenlokaal en regionaal kan worden georganiseerd.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘De behaalde successen bevinden zich allemaal in de samenwerking tussen organisaties. De noodzaak om te veran­deren wordt gedeeld en niet de waar­om­vraag staat centraal maar de hoe­vraag; mede daardoor kun je constructief werken. Een concreet voorbeeld is de samen­werking tussen ons als gemeente en Bureau Jeugdzorg bij het overnemen van ambulante zorg via het CJG.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Ik heb geen vraag gemist.’

Zorg voor het kind: dichtbij en lokaal georganiseerd

NaamMARIEKE VAN HOOFF

FunctieHOOFD JEUGD EN ONDERWIJS

OrganisatieGEMEENTE EINDHOVEN

9Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 10: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Het belangrijkste instrument om vroegtijdig schoolverlaten te voorko­men, is zorgen voor boeiend en bin­dend onderwijs. Vanuit mijn positie zijn dit heel belangrijke kernbegrip­pen. Een goede intake en het scheppen van een helder beeld van wat een be­roepskracht in de praktijk gaat doen horen hierbij. Verder denk ik vooral aan ketenregie tussen zorg­ en onder­wijsinstellingen.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Jongeren uit de uitkering houden die een mbo­opleiding niveau 1 hebben gevolgd is geen onderwijsverantwoor­delijkheid. Kijken naar arbeidsrele­vantie en ervoor zorgen dat leerlingen uitstromen naar duurzame arbeids­plaatsen behoort echter wel tot onze verantwoordelijkheid. Zorgen voor de juiste leercontext is een taak van het onderwijs. Dit betekent dat je ook in­novatief moet zijn. Zo hebben we bij­voorbeeld in het AZ­stadion, dat hier vlakbij is, delen van het onderwijstra­

NaamBERT FINTELMAN

FunctieDIRECTEUR WELZIJN EN EDUCATIE

OrganisatieHORIZON COLLEGE (NOORD-HOLLAND)

Het Horizon College is een

ROC in Noord-Holland. Het

Horizon College biedt

middelbaar beroepsonderwijs

en volwasseneneducatie.

ROC; voor arbeid een levensader in de samenleving

www.horizoncollege.nl

10 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 11: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

ject uitgevoerd. Er is een groep jonge­ren bij wie het zeer motiverend werkt om de trainer/coach langs te krijgen die hun een hart onder de riem steekt. Ons doel is om ervoor te zorgen dat jongeren zo goed mogelijk beslagen ten ijs komen. Leren is wat mij betreft dan ook alleen mogelijk als de persoon de betekenis van het leren waardevol vindt.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘De grootste uitdaging is om de jonge­ren die mbo­niveau 1 en 2 volgen bin­nenboord te houden. We ondernemen hier van verschillende kanten acties op. Zo leren we jongeren ook heel ba­sale omgangsregels die voor een ‘ge­wone burger’ vanzelfsprekend zijn. Je ziek melden bij je werkgever en niet zomaar wegblijven is hiervan een voorbeeld. We hebben ook een project gehad met AZ onder het motto: ‘Kom eens binnen het stadion in plaats van buiten het stadion rond te hangen’. Jongeren op dit soort vindplaatsen aanspreken werkt wat ons betreft heel goed. We hebben via deze actie een nieuwe groep weten binnen te halen. Een aantal van hen kwam letterlijk van de straat. Sommigen moesten eerst maar eens douchen en kregen een ont­bijt – omdat ze geen plek om te wonen hadden – voordat ze aan hun traject konden beginnen. Dit project hebben we samen met de gemeente opgezet, maar het is vanwege bezuinigingen af­gebouwd. Soms vraag ik mij weleens af of een onderwijsinstelling zich op deze manier moet inzetten. Waar ligt op een gegeven moment de grens?’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blikt van niet?

‘Wat ik net schetste geeft duidelijk aan dat de jongere in dit geval centraal staat. Docenten en andere professio­nals hebben het beste met leerlingen voor en doen graag een paar stappen extra. Toch moet het wel in balans zijn en blijven. We zijn tenslotte een on­derwijsinstelling en moeten focussen op die taak.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘In mijn droom zie ik de verschillende disciplines uit het sociale domein onze onderwijsinstelling binnen lopen. Het ROC wordt daarmee een soort verzamel­plek van diensten voor allerlei zaken. Denk hierbij aan werk, schulphulpver­lening, jeugdzorg, verslavingszorg en andere zorgvragen. Op die manier bou­wen we het als het ware om de jongeren heen en ontwikkelen we laagdrempeli­ge toegang voor jongeren die in moei­lijkheden verkeren.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Als je samenwerkt kun je regie voeren. Op regionaal niveau zullen we afspra­ken moeten maken ten aanzien van on­

derwijs en zorg. Je staat als onderwijs­instelling in contact met je omgeving. De regio is in die zin heel belangrijk, zeker ook als het gaat om de aanslui­ting bij de arbeidsmarkt. Zonder sa­menwerking in regioverband is het on­mogelijk om de decentralisatie verder vorm te geven.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Jongeren kunnen allerlei trajecten doorlopen als ze later instromen, niet de goede keuze hebben gemaakt, tijde­lijk niet lekker in hun vel zitten et cete­ra. We hebben ook ‘Track the Talent’. Dat is een traject waarbij een groep jon­geren zich voorbereidt op de stap naar de maatschappij. Jongeren krijgen bij Randstad van een medewerker daar een workshop om een cv te schrijven, bij de Rabobank krijgen ze inzichten hoe ze hun financiën op orde kunnen houden en hier inzicht in krijgen, bij de plaat­selijke mannenmodezaak wordt zo’n hele groep jongens keurig in pak gesto­ken. Je ziet ze gewoon van houding ver­anderen als ze uit de kleedhokjes ko­men en in een mooi pak op de foto gezet worden ten behoeve van hun cv. Op deze manier wordt de wereld van het werken dicht bij de belevingswe­reld van de jongeren gebracht die op de rand staan van een nieuwe fase in hun leven.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Ik heb geen vraag gemist. Wel wil ik meegeven dat het ROC een belangrijke ‘levensader’ is voor de maatschappij en de arbeidsmarkt. Kijk naar de reclame in de abri’s die in 2012 is gevoerd. We zijn een onderwijssysteem dat jongeren van niveau 1 tot en met 4 begeleidt om te participeren in de samenleving. Daar zijn we trots op.’

AZ stadion, juiste leercontext

voor leren en ontwikkelen

11Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 12: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Beeld over de cliënt moet veranderen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Bij de decentralisatie van de jeugdzorg gaat het wat mij betreft om de volgende thema’s: het herzien van bestaande opvattingen en aanbod, het ontschot­ten en het stevig inzetten op een kwaliteitsverbetering van het cliënten­perspectief. Het vertrekpunt moet zijn dat een cliënt op alle niveaus kan mee­praten. En dan niet achteraf, maar juist aan het begin van het proces van de verandering.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘We moeten meer en nauwer aansluiten bij de behoefte van de cliënt. Vanuit

cliënten wordt met regelmaat aangege­ven dat veel cliënten niet in de jeugd­zorg thuishoren! Er wordt vaak te snel ‘zware’ hulp ingezet. De hulpvraag van het gezin wordt vaak geïnterpreteerd binnen het huidige zorgaanbod van de instellingen. Flexibel inzetten van on­dersteuning en het bedenken van alter­natieven die aansluiten bij de wensen en verwachtingen van de zorgvrager is vaak niet mogelijk en/of vraagt veel cre­ativiteit en inspanningen van de pro­fessionals. Naar mijn idee gaat het er veel meer om dat de zorgvrager gefaci­liteerd wordt bij obstakels die hij of zij ervaart bij het vormgeven van zijn/haar opvoeding. Sleutelwoorden zijn ‘aan­sluiten’ en ‘meelopen’ in plaats van ‘overnemen’. Dan behouden de ouder en de jongere de regie.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘We zullen het beeld van de cliënt in de jeugdzorg moeten veranderen. Het beeld dat professionals en beleidsme­dewerkers hebben is te negatief. Door het aangaan van een dialoog kunnen deze verwachtingen bijgesteld worden. De werkvloer is van de professional en de cliënt. Zij moeten samen de ruimte krijgen!’ Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet?‘Wij zijn er voor alle cliënten in de jeugdzorg. We hebben als organisatie de houding om hun belangen te behar­tigen en dienstverlenend te zijn voor

1 LOC Zeggenschap in Zorg is een landelijke cliëntenorganisatie. Zij vertegenwoordigt 2.200 medezeggenschapsorganen – en daarmee hun achterban,

bestaande uit cliënten – in de sectoren verzorging, verpleging, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg, maatschappelijke opvang,

vrouwenopvang en welzijn en maatschappelijke dienstverlening.

Het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg (LCFJ) is de landelijke belangenorganisatie van en voor cliënten in de jeugdzorg. De LCFJ is per 1 april 2012 gefuseerd met LOC Zeggenschap in Zorg.

www.lcfj.nl

12 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 13: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

hun vragen en belangen. Dit brengen we ook tot uitdrukking in onze organi­satiestructuur. Voorheen zat in het bestuur van het LCFJ een cliënt en ook via werkgroepen worden cliënten binnen onze organisatie ingezet om beleids uitgangspunten te ontwikkelen en af te stemmen. De cliënten zijn beleids bepalend voor de organisatie en onze slogan is: “Voor, door en met de cliënten: ouders en jongeren”.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Cliëntenparticipatie is een belangrijk onderwerp en zou wat ons betreft bij de gemeenten zelf ontwikkeld moeten worden. Daarnaast blijft het belangrijk om landelijk de ervaringen en gedach­ten samen te brengen. Ook landelijk kunnen en moeten standpunten ontwikkeld en uitgedragen worden. Immers, de participatie van cliënten in de jeugdzorg heeft, in tegenstelling tot die in bijvoorbeeld de GGZ, nog geen ‘geschiedenis’. Ervaringen moeten gedeeld worden en lessen gezamenlijk getrokken. De signaalfunctie van de cliënt mag niet verloren gaan!’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Als organisatie zijn we door bezuini­gingen vanuit het Rijk inmiddels 70% afgeslankt. In combinatie met deze af­slanking zetten we in op ‘Het Nieuwe Werken’ en richten wij ons op gemeen­ten en op inhoudelijke kwaliteitsver­betering. De uitdaging voor ons is om vindingrijk te zijn in hoe we onze klanten ontmoeten en hoe kunnen we dat doen met collega­cliëntenorgani­saties.’

Welke samenhang zie je met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘De onderlinge samenhang is erg groot. Daarbij ontkom je er niet aan om de schotten weg te halen. Voor ons is dit de aanleiding geweest voor een fusie met het LOC1. Uitgangspunt voor ons daarbij is dat we de cliënten bevragen op hun wen­sen, en die zijn niet gebonden aan een ‘model’ van behandelingsmodules of protocollen en aan een vanzelfsprekend aanbod. We moeten de zorg voortdu­rend blijven afstemmen op de werkelij­ke vraag. Laagdrempelig, elkaar aan­vullend en bij elkaar aansluitend, flexibel en specifiek waar nodig.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Wij zijn als organisatie landelijk geor­ganiseerd, maar zoeken in de regio en in de gemeente altijd de samenwerking met cliënten en andere (maatschappe­lijke) organisaties. Zo organiseren we in Zuid­Holland bijeenkomsten in sa­menwerking met onder meer JSO en Zorgbelang Zuid­Holland, en betrek­ken we jeugdzorginstellingen en Wmo­raden erbij. Op deze manier proberen we ons netwerk te verbinden met dat van anderen en zodoende vruchtbare verbindingen te leggen.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Een succes dat ik graag wil noemen is het feit dat we door drie jeugdzorgin­

stellingen zijn benaderd met de vraag om een dialoog op te zetten tussen pro­fessionals en cliënten. Daarnaast voe­ren we op dit moment pilots uit in ge­meenten waarbij we met gemeenteambtenaren aan de slag gaan met het thema ‘burgerparticipatie’ in het licht van de decentralisatie jeugd­zorg.Ook het initiatief ‘Jij in Beeld’ wil ik noemen, gesteund door ons als LOC/LCFJ. Dit is een film over en door jon­geren in de jeugdzorg. Jongeren weten als geen ander wat er goed gaat in de jeugdzorg en wat er mis is. Jongeren willen graag dat jeugdzorg in de media positief wordt afgebeeld, in tegenstel­ling tot wat er nu gebeurt. Jongeren in

de jeugdzorg hebben last van deze ne­gatieve beeldvorming; het hindert hen in het dagelijks leven, bijvoorbeeld bij het vinden van een stageplek. De jonge­ren besloten niet af te wachten tot er iets aan gedaan werd, maar hebben zelf het heft in handen genomen.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Wat zou de positie en rol van de cliënt zijn als je die werkelijk centraal zet?’

NaamMARIANNE VAN DE LAAR

FunctieDIRECTEUR

OrganisatieLCJF

Veel cliënten vragen niet om de zware hulp die ze krijgen

13Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 14: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Gezinsgericht werken, het ontschotten van financiële geldstromen en de trans­formatie van ons inhoudelijk werk, dat zijn voor mij de belangrijkste kernbe­grippen. Gezinsgericht werken valt ook te duiden als oplossingsgericht werken. Problemen van jongeren moeten in de context van het gezin worden opgelost. Door de efficiëntiedrang van het verle­den zijn we te veel probleemgestuurd aan de slag gegaan. Daarnaast is het zo dat door de verschillende financie­ringsvormen bepaalde zorg soms wel of niet geleverd wordt, afhankelijk van de juiste indicatie of situatie. De logica van zorgverlening is gestoeld op de fi­nancieringsstromen, wat leidt tot inef­ficiëntie op allerlei fronten. De transitie van de jeugdzorg zal vooral in de uit­voering een enorme slag moeten ma­ken om dit om te keren. Dit geldt naar mijn idee niet alleen voor medewerkers van BJZU, maar voor de gehele sector.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg?‘Ons doel is om onze kennis ten aan­zien van indiceren zo snel mogelijk on­der te brengen in de buurtteams. Een indicatie is nu nog te veel een ‘foto’, ter­wijl het leven van een kind een film is en daarmee dus uit heel veel verschil­lende foto’s bestaat. Deze activiteiten dragen we over aan de Centra voor

Decentralisatie: een veranderopdracht in een pressure cooker

www.bjzutrecht.nl

Bureau Jeugdzorg Utrecht vormt de toegang tot de jeugdzorg in de provincie Utrecht. Bureau Jeugdzorg Utrecht is er voor kinderen tot 18 jaar en hun ouders/opvoeders in situaties waarin er ernstige problemen zijn bij het opgroeien en de opvoeding.

NaamJAN-DIRK SPROKKEREEF

FunctieBESTUURDER

OrganisatieBUREAU JEUGDZORG UTRECHT

14 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 15: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Jeugd en Gezin en aan buurtteams. Ac­tiviteiten die te maken hebben met vei­ligheid (art 19. IVRK) zullen in deze or­ganisatie worden behouden. Onze experts, bijvoorbeeld gezinsvoogden, zullen gebiedsgericht gaan werken en zo direct en persoonlijk aansluiten op de buurtteams. We hebben goede hoop dat gemeenten deze expertise in de toe­komst bij ons inkopen, maar echt zeker weten doen we dat nog niet. In elk ge­val blijft de overheid verantwoordelijk voor de veiligheid van kinderen en zul­len er zorgmeldingen blijven komen.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘De grootste uitdaging voor ons zit in de cultuuromslag van onze medewer­kers binnen de organisatie, dus eigen­lijk de transformatie die nodig is om de zorg voor jeugd echt te veranderen. Medewerkers krijgen hun verantwoor­delijkheid weer terug en worden weer eigenaar van hun eigen besluiten. We zijn nu al aan het experimenteren in een klein postcodegebied om bijvoor­beeld één medewerker verantwoorde­lijk te maken voor een paar gezinnen in dezelfde straat. Hiermee willen we voorkomen dat meerdere hulpverle­ners van BJZU zich bezighouden met dit gezin. Dit betekent dat wij als orga­nisatie ook bezig zijn om ons metho­disch te vernieuwen en te stoppen met het denken vanuit bestaande afdelin­gen, zoals Jeugdbescherming, AMK en Jeugdreclassering. In de breedste zin is de decentralisatie een veranderop­dracht in een ‘pressure cooker’. Dit zouden we nooit voor elkaar krijgen in dit tempo zonder de externe druk van de decentralisatie.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet? ‘In de huidige situatie staat de cliënt ook al centraal, maar daarmee niet per se het gezin. We willen toewerken naar een situatie waarin het gezin centraal komt te staan. Als dat lukt, gaat er veel veranderen. In de oude situatie konden er zomaar vijf hulpverleners bezig zijn binnen één gezin, doordat eerst een vrijgekomen medewerker de eerste cliënt kreeg toegespeeld. In de pilot die ik zojuist beschreef werken we met

buurtteams. Bij nieuwe meldingen wordt nu heel goed afgewogen wie deze aanneemt. Dus niet meer de me­dewerker die ruimte heeft, maar altijd de persoon die al eerder met het betref­fende gezin te maken heeft gehad. Vooralsnog zijn we erg te spreken over de resultaten van deze pilot. We zien dat het voor zowel de zorggebruiker als de zorgverlener veel prettiger en effec­tiever werken is. De doorlooptijd neemt af, wat op de lange termijn een gigantische besparing gaat opleveren. Het gezin staat daarmee centraal!’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Persoonlijk denk ik dat er heel veel ver­anderingen merkbaar zullen zijn, mits het goed gebeurt. Gemeenten moeten zich op voldoende schaal organiseren om een echte verandering te realiseren en om het betaalbaar te houden. Ge­meenten moeten zich daarnaast realise­ren dat zij voor 3,25 miljard euro gaan inkopen. Inkopen van zorg wordt daar­mee enorm belangrijk en dan vooral om dit ontschot te organiseren. Als dit niet lukt, zal de zorggebruiker weinig verschil merken, omdat hij dan nog

steeds met te veel verschillende organi­saties te maken heeft. Al met al is dit echt een enorme opgave, met een im­pact die enorm zal zijn.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u?‘Nou, eigenlijk nooit bezuinigen op de professionaliteit en ontwikkeling van medewerkers, maar daarin juist inves­teren! We gaan ervan uit dat we de zorgtrajecten korter kunnen maken door cliënten onderdeel van de oplos­sing te laten zijn. Bezuinigingen moe­ten vooral komen uit het feit dat we de doorlooptijd inkorten. De caseload kan hierdoor omlaag, zeker ook omdat er minder medewerkers bezig zijn met dezelfde cliënt.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘Vanuit mijn organisatie zie ik de mees­te samenhang met passend onderwijs. In Utrecht worden hier al stappen in gezet, omdat het primair onderwijs een gezamenlijke zorg­ coördinator heeft. Dit komt de samenwerking met onze organisaties enorm ten goede. Verder zie ik ook veel samenhang met de Wmo, al ben ik van mening dat zorg­vragen rondom jeugd en hulpvragen van volwassenen wel enorm verschil­len. Deze werelden staan enorm ver uit elkaar. We moeten ons wel blijven reali­seren dat iemand die steunkousen aan­trekt niet per se vragen over opvoed­hulp kan beantwoorden.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Allereerst moet de schaal van samen­werken omhoog. Rond de 1 miljoen inwoners is een mooie schaal om dure typen zorg te organiseren. Dit bete­kent niet dat je de zorg ook op die schaal moet leveren; dat kan gewoon lokaal. Dit kun je bij wijze van spreken opnemen als scherpe eis in je aanbeste­ding. Daarnaast is het zo dat je het grootste (preventieve) deel als gemeen­te gewoon zelf kunt organiseren; maar uiteraard wel oplossingsgericht en met een goede koppeling tussen de verschillende zorgtypen. Dit wordt ge­makkelijker op het moment dat we van acht stromen naar één financie­ringsstroom gaan.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Een succes is toch wel de buurtteams die in de gemeente Utrecht via diverse pilots zijn opgetuigd en ingezet. Daar­naast zijn we ons methodisch aan het vernieuwen en kunnen medewerkers weer met hun vak bezig zijn.’

Welke vraag hebt u gemist?‘De impact van de decentralisatie op het ‘jeugdzorgvak’ is gigantisch. Wat zeker is, is dat de transformatie de professionals enorm veel lucht kan geven. Ik ben be­nieuwd welke impact dat zal hebben.’

De logica van zorg-verlening is gestoeld op de financieringsstromen, wat leidt tot inefficiëntie

op allerlei fronten

15Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 16: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? Aalbers: ‘Vanuit onze gemeente gezien gaat het om bezuinigen, de vernieuwing van het lokaal bestuur. Daarnaast heeft de decentralisatie ook een stimulerend effect op samenwerking. Iedereen reali­seert zich ondertussen dat je dit als indi­viduele gemeente niet kunt oppakken. De fusie heeft deze thema’s echt handen en voeten gegeven. Wij zijn de eerste gemeente die geen loketten meer heeft. In plaats daarvan gaan wij naar de men­sen toe, huren wij een werkplek bij een maatschappelijke organisatie en maken wij gebruik van vergaande digitale toe­passingen. In elk geval past de beweging goed bij de decentralisaties (dicht bij de burger) en biedt dit een kans om door efficiëntie een enorme bezuiniging te realiseren.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Het doel hangt sterk samen met de kernwoorden. Jeugdproblematiek is erg lokaal van aard. Als het over men­sen gaat, moet het om maatwerk gaan. Hoe verder alles van de burger wordt af­georganiseerd, hoe groter de kans dat de burger zich hier niet in herkent. Dit willen we uiteraard niet. Maatwerk

kan niet geleverd worden als je op een te grote schaal werkt. Tegelijkertijd moet je als burger en lokale overheid wel de nodige speelruimte krijgen om dit te organiseren. Als je de juiste schaal gevonden hebt, kun je het vertrouwen tussen burger en overheid herstellen. In ons geval betekent dit dat wij naar de burgers toe gaan en het met hen ge­zamenlijk vormgeven.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘Persoonlijk denk ik dat je gewoon moet beginnen. Er wordt veel gepraat, maar je kunt gaandeweg de meeste proble­men gewoon oplossen. Verder denk ik dat de pijlen te veel gericht zijn op de voorbereiding. Ook na 2015 moet je als gemeente tijd en geld reserveren om hetgeen gebouwd is te verbeteren. Paral­lel aan dit proces moet je met de burger in gesprek blijven en blijven evalueren.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet? Van der Vlist: ‘Het contact met de bur­ger moet een impuls krijgen. We inves­teren heel veel geld in allerlei zaken, maar het moet beginnen met investe­ren aan de voorkant, door het gesprek aan te gaan met mensen en professio­

nals. Als de uitgaven straks naar bene­den gaan en de tevredenheid omhoog, dan kun je pas zeggen dat de gebruiker centraal staat. Bij de Wmo hebben ze dit al gemeten, met als resultaat: lagere kosten en tevreden mensen.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? Aalders: ‘De burger gaat merken dat er veel meer samenhang is ontstaan in de dienstverlening van de lokale overheid. Uiteraard zal niet alles perfect lopen en moeten we elkaar ook de tijd en ruimte gunnen om het steeds weer beter in te richten.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? Van der Vlist: ‘De decentralisaties zullen er in de breedte voor zorgen dat we met minder organisaties toekunnen. Dit kan pijnlijk zijn voor bestaande organisa­ties, maar het is wel beter voor de dienst­verlening. Om te beginnen moeten we bestanden met zorggebruikers vanuit verschillende sectoren een keer naast el­kaar gaan leggen, om te onderzoeken of er verbanden zijn. Ik ga er gemakshalve van uit dat 80% van de gebruikers in meerdere kolommen terug te vinden is. Met deze kennis kunnen we veel beter maatwerk leveren en zijn er veel meer

Er ontstaat meer samenhang in de

dienstverlening van de overheid

De voormalige gemeenten Graafstroom, Liesveld en Nieuw-Lekkerland zijn

sinds 2013 gefuseerd tot de gemeente Molenwaard.

16 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 17: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

mogelijkheden om tot een oplossing te komen. Laten we proberen minder in hokjes te denken en te organiseren.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties?Van der Vlist: ‘Alle decentralisaties die nu gaande zijn moeten goed op elkaar worden afgestemd. Ook in de oude re­integratietrajecten zagen we dat het vaak om zorgvragen ging, maar kon­den we dit niet financieren met Wmo­gelden. Door deze velden goed op el­kaar af te stemmen kun je veel beter inspelen op de vragen die nu, maar vooral straks naar ons toe komen.’

Hoe kijkt u aan tegen de samen­werking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?Van der Vlist: ‘De regio Alblasserwaard­Vijfheerenlanden, bestaande uit de ge­meenten Molenwaard, Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld­Giessendam, Leerdam en Zederik, werkt al enige tijd samen op de onderwerpen Wmo, jeugd, cultuur, onderwijs, sociale leefbaarheid en veiligheid. De budgetten zijn hier­voor ontschot en de gezamenlijke colle­ges hebben hier geld voor beschikbaar gesteld. De betrokken wethouders zien de noodzaak van samenwerking in op

deze thema’s. Het is wel belangrijk om, naast de inzet op regionale samenwer­king, contact te houden met de mensen in de uitvoering. Zij weten uiteindelijk het beste wat nodig is om tot een goed werkend systeem te komen.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? Van der Vlist: ‘Een succes dat wij graag willen delen is de eenheid in samen­werking met de regio Zuid­Holland­Zuid. Dit is van groot belang, omdat we merken dat de provincie angst heeft om haar taken over te dragen.’

Welke vraag hebt u gemist? Van der Vlist: ‘Wij vragen van de burger van alles, maar hoe krijgen wij burgers in positie als de overheid zich terug­trekt? Populair gezegd gaat het om de eigen kracht. Voor een deel gaat dit vanzelf, maar voor een deel ook niet. Hoe ga je daarmee om?’

www.gemeentemolenwaard.nlNaamCOEN AALDERS EN CEES VAN DER VLIST (FOTO)

Functie Coen AaldersGEMEENTESECRETARIS

Functie Cees van der VlistWETHOUDER

OrganisatieGEMEENTE MOLENWAARD

17Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 18: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Mijn eerste associatie luidt: nú al? We zijn net aan de slag om de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg vorm te ge­ven; de inkt van de wettekst is nog niet droog of er is alweer een wijziging. Een tweede begrip is kapitaalvernietiging; weer iets nieuws. Waarom niet het ge­duld opbrengen om iets goed te laten gaan werken? Tot slot vind ik de plan­nen op de tekentafel goed! Mooi ge­componeerde planvorming, maar dat is nog geen zekerheid voor succesvolle uitvoering. De praktijk is weerbarstig. Zorg organiseren is het moeilijkste wat er is.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Een van de goede dingen op dit mo­ment is de vraag die gesteld wordt: Moet het op deze manier? Kan het niet eenvoudiger? De allergrootste trigger van dit verhaal is dat de kosten de pan uit vliegen. Dat houd je niet vol. En dan is decentraliseren een prima recept. Er gaat met de transitie gigantisch veel budget naar de gemeente en daar kan zeker iets vanaf. Alhoewel ik het zeker niet bedacht zou hebben, vindt SGJ decentraliseren op zich goed. Helaas blijft jeugdzorg wel een overheidsarrangement. Zorg verle­

nen is de opdracht van ons allemaal en typisch een uiting van particulier initi­atief. Voor burgers en met burgers. Jeugdzorg moet je in samenspraak or­ganiseren, de schotten moeten weg. Op dat punt heeft SGJ ook huiswerk.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘Het is de grootste uitdaging om je portfolio zo om te bouwen dat je met meer disciplines kunt ingaan op vragen die leven bij (potentiële) klanten. Echt

dichterbij komen als zorgaanbieder. Hiertoe zijn we de samenwerking aan­gegaan met Eleos (GGZ) en mogelijk in de nabije toekomst ook met Agathos (thuiszorg). SGJ wortelt in de christelij­ke zuil; het benutten van die samen­hang (burgers, vrijwilligers, kerkleden) op een verstandige manier is voor ons een grote kans en uitdaging. Daarnaast is het organisatorisch gezien

voor SGJ als landelijke zorgaanbieder een enorme uitdaging om met afzon­derlijke gemeenten in gesprek te gaan en de samenwerking te zoeken nu er gedecentraliseerd wordt.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet? ‘Alle klanten die naar SGJ komen kie­zen bewust voor SGJ. Zij staan centraal. Daarbij is in het oog springend dat wij altijd naar de jongere/het gezin toe gaan en voor hen bereikbaar zijn.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Om eerlijk te zijn hoop ik dat ze er niets van merken. Laat de zorg goed zijn en aansluiten bij de hulpvraag, maar val mensen niet lastig met stelsel­wijzigingen. Een klant van jeugdzorg is (als het goed is) maar één keer klant. Ik hoop dat nieuwe klanten ook in 2015 merken dat SGJ helpt. Wij nemen niet over, maar helpen. We kijken wat de cliënt zelf kan en beschouwen iedere situatie als uniek. Voor zover het in ons vermogen ligt werken we vanuit het principe ‘één gezin, één kind, één plan’. Maar het is een utopie om te denken dat je daarmee elke situatie beter maakt. De praktijk van alledag is grillig. Het is belangrijk om realistisch te blijven.’

SGJ Christelijke Jeugdzorg helpt gezinnen de onderlinge

band te versterken en waar nodig te herstellen. Voor de

meest uiteenlopende opvoedsituaties biedt SGJ passende

oplossingen. Een landelijk werkende organisatie die de

toegangspoort is voor jeugdhulp, maatregelen van de

kinderrechter uitvoert (OTS en Voogdij) en aanbod als

pleegzorg, ambulante hulp en verblijf aanbiedt.

NaamBART NITRAUW

FunctieVOORZITTER RAAD VAN BESTUUR

OrganisatieSGJ CHRISTELIJKE JEUGDZORG

Val de mensen niet lastig met stelselwijzigingen

Jeugdzorg blijft helaas

een overheids-arrangement

18 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 19: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Op dit moment denken we na over de vraag of het budget voor het een ook op een andere manier benut kan worden (bijvoorbeeld door het budget voor één kind residentieel in te zetten voor meer kinderen in ambulante hulpverlening). Pleegzorg is eveneens een gebied waar we naar kijken. Het versterken daarvan vormt een belangrijk speerpunt. Daar­bij richten wij ons op extra inzet op be­geleiding en het toepassen van flexibele vormen van pleegzorg.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘De gemeente komt aan zet bij de over­dracht van taken. De verantwoordelijk­heid voor de samenhang ligt primair

bij gemeenten. De samenhang is op lo­kaal niveau het best waarneembaar. Maar naar mijn mening is het niet zo dat lokaal altijd in de beste zorg kan worden voorzien. Gemeenten zullen el­kaar moeten gaan opzoeken en samen moeten gaan werken/inkopen. Vanuit een integrale benadering van de decen­tralisaties (AWBZ en Jeugdzorg) heb­ben wij de samenwerking gezocht met Eleos (GGZ) en Agathos (thuiszorg).’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Er zijn diverse partijen uitermate geïn­teresseerd in de samenwerking. Wij hebben ons hiertoe gericht op zo’n vijf­tig gemeenten, waarmee we vanuit

onze identiteit de samenwerking ten behoeve van de ambulante hulpverle­ning kunnen vormgeven. Voor de rest van ons zorgaanbod onderzoeken we samenwerking met andere (regionaal werkende) zorgaanbieders. Ondertus­sen staan wij als organisatie ook op het kruispunt van de keuze voor enerzijds identiteit en daarbij landelijk blijven werken of anderzijds de verbinding maken met regionaal werkende zorg­aanbieders om zo steviger lokaal veran­kerd te raken. De vraag is welke keuze je wilt maken: gaan voor identiteit en landelijk werken of lokale verankering maar met verlies aan identiteit. In prin­cipe kiest SGJ voor het eerste en sluit daarbij het tweede niet uit.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘ Onze samenwerking met Eleos (GGZ) vind ik een succes! We hebben de kan­sen gezien en zijn de uitdaging aange­gaan om integratie tot stand te brengen tussen deze twee beleidsterreinen. Ik verwacht dat het succes in 2014 zal ko­men, wanneer er met het AWBZ­bud­get dat naar gemeenten is gegaan geac­quireerd gaat worden.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Een vraag die mij bezighoudt is hoe je de wens van eenvoud met daarbij min­der bureaucratie kunt verbinden met eisen van kwaliteit en veiligheid. De tendens is namelijk dat we altijd ie­mand als verantwoordelijke (soms ‘schuldige’) willen aanwijzen. En dat geeft de bureaucratie steeds een enor­me impuls.’

www.sgj.nl

19Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 20: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Efficiency verhalen zijn geen gouden bergen

De gemeente Alkmaar telt ruim 94.000 inwoners op een grondgebied van 30 km2. Alkmaar is na Amsterdam en Haarlem de derde stad van Noord-Holland wat betreft inwonertal. Per 1 januari 2015 gaat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg over van de provincie Noord-Holland naar de gemeente.

NaamRIAN AGTEROF (FOTO RECHTS) EN FEMKE BLOKKER (FOTO LINKS)

FunctieCOÖRDINATOR RMC RESP. BELEIDSMEDEWERKER RMC

OrganisatieGEMEENTE ALKMAAR

20 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 21: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maxi­maal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘De decentralisatie jeugdzorg is een kans om, meer dan nu het geval is, inte­graler te werken. Daarnaast biedt het kansen in de samenwerking met onder­wijs en is het belangrijk om in te zetten op doorlopende (leer)lijnen. Tot slot zien we het effect van de decentralisatie jeugdzorg op de focus van vakman­schap. De multiproblemgroep groeit en er zijn verbindingen vanuit vakman­schap (waaronder onderwijs) nodig om jongeren weer op de rails te krijgen.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Ons doel is het verminderen van het aantal voortijdig schoolverlaters. Wij zetten erop in dat jongeren met een startkwalificatie hun school verlaten. Daarbij is samenwerking tussen de ver­schillende beleidsterreinen belangrijk om de zorg voor jongeren te organise­

ren. Minder regels en bureaucratie gaat daarbij zeker helpen. Een concreet voorbeeld is de overdracht van voortge­zet onderwijs naar middelbaar beroeps­onderwijs van probleemjongeren; die kan en moet beter. Het is onze hoop dat er met de decentralisatie van de jeugd­zorg ontschotting plaatsvindt en dat uitwisseling van informatie beter plaatsvindt dan nu het geval is.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘De grootste uitdaging wordt het rond­krijgen van het financiële plaatje. Met minder middelen zal toch ten minste dezelfde kwaliteit geleverd moeten worden. En of al die efficiencyverhalen nu de gouden bergen opleveren die be­loofd worden...Een andere uitdaging vormt het leveren van integrale hulp. Zo vroeg mogelijk en zo dichtbij (lokaal) mogelijk. Op dit mo­ment wordt hier ook binnen de muren van het gemeentehuis hard aan gewerkt. Zo komt het programmateam Opvoeden en Opgroeien met regelmaat bijeen om af te stemmen en verbindingen te leggen.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet?‘Om heel eerlijk te zijn: ik vraag me af of de jongeren/leerlingen wel centraal staan. Natuurlijk is dat de bedoeling, maar het is vanuit de gemeente nog steeds zoeken hoe men daar het beste handen en voeten aan kan geven. Binnen het onderwijs zijn inmiddels overal zorgadviesteams met experts vanuit verschillende disciplines bij elkaar gebracht, maar ook daar zie je dat de aansluiting met bijvoorbeeld het Centrum voor Jeugd en Gezin niet altijd lukt. Professionals herkennen en erkennen niet hun functie in het CJG.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘De verandering die zichtbaar moet worden is de gedachte achter de aanpak ‘Eén gezin, één plan’, waarbij er niet langer vanuit verschillende domeinen door meerdere professionals naast el­kaar wordt gewerkt. Op dit moment wordt in Alkmaar rond een groep van

ruim zestig zwerfjongeren een aanpak op basis van dit uitgangspunt gestart.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Het recht op zorg verdwijnt en de in­zet vanuit de gemeente richt zich op de eigen kracht van burgers. Daarbij is de inzet op preventie een belangrijk uit­gangspunt voor de gemeente Alkmaar. De gedachte is dat dit uiteindelijk leidt tot besparingen in de jeugdzorg. Ten aanzien van het RMC wordt op basis van rijksbeleid ingezet op het zo veel mogelijk voorkomen van nieuwe voor­tijdig schoolverlaters.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘De samenhang tussen de decentralisa­ties wordt zichtbaar als je kijkt naar de cliënten/burgers om wie het gaat. Bij zowel de Participatiewet als de jeugd­zorg als de Wmo/AWBZ is een overlap tussen groepen burgers duidelijk zicht­baar. In dat kader is het belangrijk om breder te kijken dan enkel een specifiek beleidsdomein. Vanuit de gemeente hebben we door middel van een (regio­naal) jongerenloket enkele jaren gele­den al ingezet op integrale dienstverle­ning aan jongeren (van wie een groot deel voortijdig schoolverlater is). Ruim duizend jongeren per jaar maken hier­van gebruik, waarbij de vragen onder­ling variëren tussen een vraag om hulp, informatie, advies of een specifieke (traject)begeleiding.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Niet van toepassing.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Iets wat we alle twee als een succes zien is het gegeven dat in het zorgadviesteam (ZAT) ook Bureau Jeugdzorg een plaats heeft. Zij kunnen direct doorgeleiden naar de tweede lijn. Dit werkt positief.’

Welke vraag hebt u gemist?‘Wij heben geen vraag gemist.’

www.alkmaar.nl

21Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 22: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

NaamTHEO SCHOOF

FunctieREGIOMANAGER

OrganisatieLIJN5

www.ln5.nl

Lijn5 is een instelling voor jongeren met én zonder licht verstandelijke beperking. Lijn5 brengt kinderen, jongeren en jongvolwassenen die hulp nodig hebben een halte verder in hun leven. Lijn5 biedt ambulante zorg, maar ook dagopvang, therapie of 24-uurszorg.

Regie, krimp en samenwerking

22 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 23: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven?‘Ik moet meteen denken aan regie, krimp en lokale samenwerking. Als ik het over regie heb, heb ik het over het creëren van betere regie. Met krimp doel ik op krimpende budgetten en daarmee het effect op bijvoorbeeld het personeelsbestand. Het succes van de wijkteams laat zien dat samenwerken loont. Ik wil er wel aan toevoegen dat ik het heb over samenwerken zonder logo en zonder ego!’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Mijn doel is het borgen van kennis en kunde op het gebied van de behande­ling van LVB (licht verstandelijk be­perkten). Ik denk namelijk dat de LVB­sector zoals we die nu kennen zal verdwijnen. De behandeling raakt na­melijk de geestelijke gezondheidszorg en de jeugdzorg. Dit betekent uiteraard niet dat kennis en kunde ten aanzien van LVB niet nodig zal zijn op het mo­ment dat de zorg voor de jeugd wordt overgedragen naar gemeenten.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘Ik denk toch wel het ‘gesprek’ dat ik de komende tijd moet voeren met mijn medewerkers. Vooral de mensen die al wat langer in de sector werken, valt het soms zwaar dat er weer een zoveelste verandering wordt doorgevoerd. Het gaat erom dat ik iedereen meekrijg in nieuwe vormen van werken. We gaan bijvoorbeeld steeds meer ambulante dienstverlening aanbieden, om maar wat te noemen. De knop moet dus om!’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet?‘Naast meer ambulante hulp zal het ge­sprek vooral rondom de cliënt georga­niseerd worden. Deze werkwijze heb­ben we vastgelegd en is van toepassing op alle professionals die een rol hebben in het proces. Je kunt hierbij denken aan ouders, verwijzers, jeugdbescher­mers, gezinsvoogden, andere familiele­den, MEE, onderwijs en collega’s uit de gesloten jeugdzorg. Na dit netwerkbe­

raad wordt er contact gezocht met de behandelcoördinatoren, om vervolgens te komen tot een passend traject.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Ik denk dat de LVB­gebruiker meer hulp en zorg aan huis gaat ontvangen. Vanwege de bezuinigingen zal deze groep minder zorg ontvangen dan nu het geval is. In positieve zin geldt denk ik dat het voor de burger straks gemak­kelijker is om hulp te vragen. Aan wie je het vraagt doet er minder toe. Hope­lijk zijn we in staat om op lokaal niveau een passend arrangement te organise­ren. Het netwerkberaad, dat nu toe nog hier plaatsvindt, wordt aan de keuken­tafel bij de mensen thuis gevoerd.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘De zorg kan goedkoper op het mo­ment dat je kiest voor een ambulante aanpak. Deze keus zorgt nu al voor meer efficiëntie en minder overhead voor onze organisatie. Het geld dat we hiermee uitsparen gebruiken we om de ontwikkelkosten van deze werkwijze te dekken.

Vooralsnog heb je via de AWBZ wette­lijk verankerde rechten. Op basis van deze rechten gaat een zorgaanbieder vervolgens aan het werk. Ik denk dat deze vaste budgetten op den duur ook naar beneden worden bijgesteld. Nieu­we manieren van werken (innovaties) zijn nodig om de zorg betaalbaar te houden.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘Ik zie vooral samenhang met de stel­selwijziging AWBZ (langdurige zorg). Belangrijker vind ik de lokale bestuur­

lijke context. Zijn we in staat om keu­zes te maken die voor langere tijd gel­den of laten we de koers bepalen door financiële afwegingen die zullen gaan spelen als een groot deel van de zorg naar gemeenten worden overgedragen? Kiezen we bijvoorbeeld voor nieuwe lantarenpalen of investeren we in extra preventieve zorg?’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Over de samenwerking in deze regio ben ik heel hoopvol. De samenwerkende jeugdzorginstellingen hebben tal van goede initiatieven opgezet. Wat ik merk is dat organisaties elkaar gaan opzoe­ken. Er wordt als het ware voorgesor­teerd om ervoor te zorgen dat er straks passende hulp kan worden geboden.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘In het kader van de transitie van de jeugdzorg heeft Lijn5 een aantal plan­nen geschreven en ingediend bij de provincie. Dit in het kader van een ont­wikkeling, waarbij ongeveer 15% van

het budget reeds nu al naar de gemeen­te kan worden overgeheveld. Met dit geld zijn we bezig onze residentiële hulp om te bouwen naar meer ambu­lante hulp. Dat maakt LVG een stuk toegankelijker en zo richten ook wij ons op zorg die lokaal geleverd kan worden.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Ik heb eigenlijk geen vraag gemist. Wel heb ik een zorg die ik met jullie wil delen. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we de deskundigheid en kennis van ge­meenten ten aanzien van jeugdzorg op peil krijgen en op peil houden?’

Kiezen we voor nieuwe lantaarnpalen of investeren we

in extra preventieve zorg?

23Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 24: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Het eerste begrip is uiteraard transfor­matie en wat mij betreft ‘as soon as pos­sible’. We moeten voorkomen dat er energie weglekt. Een ander kernbegrip voor mij is een volledige omslag in één keer; je kunt stellen dat er sprake is van een ‘big bang’, waarbij integraliteit vooropstaat en de organisatie die ver­antwoordelijk wordt voor de inkoopor­ganisatie van zorg op het moment van overgang klaar moet staan, met garan­ties voor de continuïteit.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Ook hier kan ik drie begrippen formu­leren: integraal, dichterbij en anders.

Het geheel moet zonder schotten om­geven zijn. Onze strategie is om in inte­grale intersectorale wijkteams kinde­ren en gezinnen te ondersteunen. Op dit moment is er nog sprake van ver­schillende financieringsstromen en worden zaken divers georganiseerd. Wat mij betreft richten we ons op de maatschappelijk beoogde effecten en stellen we die als doel bij het aangaan van contracten met gemeenten. Als Lin­denhout hebben we hier al positieve leerervaringen mee opgedaan.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘Op dit moment wordt er via verschil­lende samenwerkingsverbanden in ruim zeven regio’s intensief samenge­werkt en wordt gezamenlijk gekeken hoe om te gaan met de implementatie

van de decentralisaties. Lindenhout heeft intensief contact met de 32 ge­meenten waar zij al werkzaam is. Deze investering in bestuurlijke en ambtelij­ke contacten, gecombineerd met een inhoudelijk visie, maken dat wij de de­centralisatie van de jeugdzorg in Gel­derland met vertrouwen tegemoetzien. Als samenwerkingspartners hebben we als zorgaanbieders naar elkaar toe uit­gesproken dat onderling concurreren niet bijdraagt aan de zorg voor de jeugd. Cruciaal is natuurlijk de vraag of iedereen zijn belang en ‘ego’ ook opzij kan schuiven wanneer dit directe con­sequenties heeft voor de eigen organi­satie. Het is onze ambitie en uitdaging om via integrale wijkteams de proble­matiek van de cliënten te benaderen. De decentralisatie biedt de mogelijk­heid om dit te bereiken.’

Ons hoofdkantoor is bij mensen thuis

Lindenhout biedt hulp bij opgroeien en opvoeden in grote delen van Gelderland en in een klein gebied van Overijssel. Jaarlijks maken ruim drieduizend kinderen, jongeren en opvoeders gebruik van ondersteuning van Lindenhout.Lindenhout biedt ondersteuning en begeleiding aan kinderen, jongeren en hun opvoeders bij wie het opgroeien en opvoeden (even) niet vanzelf gaat. Advies, praktische ondersteuning, training, intensieve behandeling, pleegzorg en gezinshuizen worden vanuit Lindenhout verzorgd.

24 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 25: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet?‘Als dat niet zo was, kun je ons ophef­fen! Vanaf 1995 is het bij Lindenhout het uitgangspunt dat ons ‘hoofdkan­toor’ bij de mensen thuis is. Daarnaast zien we de cliëntenraad als een belang­rijke strategische gesprekspartner. In deze raad zitten zowel gebruikers als burgers die meedenken over de ontwik­kelingen en de toekomst. Dit sluit naadloos aan bij onze gerichte inzet in wijken en buurten.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Recht op zorg vervalt; dit is een cruci­aal punt. De plicht voor gemeenten om zorg te bieden komt hiervoor terug. Het politieke (duale) stelsel wordt be­langrijk als het gaat om de keuzes die in het kader van de jeugdzorg gemaakt worden. Partijpolitiek moet daarin niet leidend worden! De verandering dat gemeenten en wethouders verantwoor­delijk worden voor de jeugdzorg is gro­ter dan op dit moment overzien kan worden.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘We hebben de keuze gemaakt om de deskundigheid in te zetten daar waar kinderen zijn en we zetten in op maat­werk en op nieuwe vormen van samen­werking. Een mooi voorbeeld in dat ka­der vormt Alert4you, die zich richt op de samenwerking tussen jeugdzorg en kinderopvang (www.alert4you.nl). Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de integra­le wijkteams Velp.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘Een herijking van de verzorgingsstaat zoals die op dit moment plaatsvindt is onvermijdelijk en de decentralisaties passen hierin. Het lijkt zich allemaal te bewegen naar ‘zelf doen’, ‘zelf regelen”, ‘eigen kracht’ en ‘empowerment’. Wat mij betreft gaat het behalve over ‘eigen

kracht’ ook over ‘andermans kracht’. Een kind heeft anderen nodig! We zou­den het met elkaar zo moeten organise­ren dat hulpverlening tot een mini­mum wordt beperkt. Maar tegelijkertijd moeten we de ‘krachten’ in de samenleving niet heilig verklaren. Het is een utopie om te denken dat je zonder geld en professionele krachten alle problemen, zorgvragen en moeiten kunt oplossen.’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Al voor er sprake was van de decentra­lisaties werd er intensief samengewerkt met collega­organisaties, scholen en kinderopvangorganisaties. Dat zijn de plekken waar kinderen zich bevinden. Je ziet dat verschillende samenwer­

kingsverbanden op dit moment wor­den geïntensiveerd. In Gelderland wordt daarbij de samenwerking tussen gemeenten gezocht, wat positief bij­draagt aan bijvoorbeeld afspraken rondom langdurige zorg en pleegzorg­trajecten. Op regionaal niveau is er nu eenmaal sprake van een betere schaal­omvang (100.000 inwoners) om een goede inkooprelatie op te bouwen.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Wij hebben een enorme versnelling kunnen maken wat betreft de (organi­satie)strategie van Lindenhout. Dit leidt tot nieuwe initiatieven in de re­gio’s, waar we trots op zijn.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘De vraag naar de toekomst van het Ad­vies­ en Meldpunt Kindermishande­ling, in combinatie met de overgang naar het Steunpunt Huiselijk Geweld. Ik blijf pleiten voor een eigenstandig AMK, herkenbaar en vindbaar. Uiter­aard afgestemd op de Steunpunten Huiselijk Geweld.’

www.lindenhout.nl

Niet eigen kracht maar andermans kracht organiseren

NaamJO DELEERSNIJDER

FunctieVOORZITTER RAAD VAN BESTUUR

OrganisatieLINDENHOUT

25Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 26: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

NaamANNELIES KOOIMAN

Functie PROCESCOÖRDINATOR CJG

Organisatie GEMEENTE NIJKERK

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Voor mij vormen drie begrippen de kern: regie, groeimodel en samen.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg? ‘Om te beginnen willen we de jeugd­zorg goed ontvangen als gemeente. Daarvoor is een cultuuromslag nodig. We willen de vraag van het kind/het ge­zin leidend laten zijn en dat vraagt iets van de maatschappelijke organisaties die hierin een rol hebben. Zaken kun­nen efficiënter opgepakt en nog beter integraal en onderling afgestemd wor­den; dat levert voor de burger op dat die uiteindelijk sneller geholpen wordt en voor de gemeente besparingen. De

De gemeente Nijkerk telt ruim 40.000 inwoners op een

grondgebied van 72 km2. De gemeente kent de kernen

Nijkerk, Nijkerkerveen en Hoevelaken. Per 1 januari 2015

gaat de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg over van

de provincie naar de gemeente.

Samenwerking transformeren ten behoeve van het gezin

www.nijkerk.eu

26 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 27: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

transitie moet in 2015 klaar zijn. Dat de transformatie (cultuuromslag) niet in 2015 klaar is moge duidelijk zijn; het is een continu proces, dat we samen willen volgen. We moeten elkaar daarin meenemen.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘Het is mijn persoonlijke uitdaging om aansluiting te blijven houden bij wat er is. Blijven aansluiten bij het onderwijs, de kinderopvang, het peuterspeelzaal­werk en natuurlijk de gezinnen, door hen goed te blijven informeren over wat er speelt en uit te dagen om anders met elkaar te werken. Een uitdaging in dat kader vormt het domeinoverstijgend werken, dat is juist kijken vanuit de be­langen van de ander. Mijn stelling is dat je samenwerking moet faciliteren als gemeente vanuit het CJG. Er is veel che­mie tussen de verschillende maatschap­pelijke organisaties, maar die heeft een duwtje nodig om concreet te worden in daadwerkelijke samenwerking.’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet? ‘Als gemeente vinden we het belangrijk om ons beleid te toetsen. Dit gebeurt via de Wmo­raad, maar ook via ouders die het CJG bezoeken. Participatie van burgers is belangrijk en ten aanzien van het beleid rondom jeugd en opvoe­den wordt dit met burgers een aantal keren per jaar actief vormgegeven. Daarnaast staat de burger centraal bij het nagaan van vragen die er leven. Frontofficemedewerkers leveren input op basis van de inbreng van burgers, docenten en jongeren. Als gemeente moet je luisteren naar wat er leeft in de samenleving.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Op dit moment zitten we vanuit de gemeente al bij de burgers aan de keukentafel. Ook organiseren we ‘Eigen Kracht­conferenties’, die de burger en zijn sociale omgeving centraal stellen bij de hulpvragen die er liggen. Daarmee wordt de burger aangesproken op zijn/haar potentie en, nog meer dan nu al het geval is, gevraagd mee te den­

ken over mogelijke oplossingen. Daar waar de draaglast te groot is zal de ge­meente zo nodig noodzakelijke hulp blijven bieden.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Er worden inhoudelijke keuzes ge­maakt, dat is het vertrekpunt. Je doet dat door je af te vragen: ‘Hoe kunnen we het anders doen?’. De eigen kracht van de burger vormt het uitgangspunt: wat kan iemand zelf en wat kan zijn/haar sociale omgeving? Er wordt een beroep gedaan op de burger zelf om vragen te stellen als: Wat kan anders/beter? Wie heb je nodig (en dat hoeft niet altijd een professional te zijn)? Daarnaast is het belangrijk om sneller te handelen en sneller betrokken te zijn. Op den duur levert dat absoluut een besparing op.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘Daar waar de kinderen/ouders zijn ligt de verbinding. Het is belangrijk om hen te volgen en van daaruit te werken. In de ene fase ben je in samenwerking met externe partners met visiedocu­menten aan het werk en ontdek je van­uit de inhoud wie je mist. Bij mijn start als procescoördinator was dat bijvoor­beeld de relatie van het CJG met het on­derwijsveld. Nu richt ik me weer meer vanuit de praktijk op de 0­4­jarigen en vind ik aansluiting bij het consultatie­bureau, de kinderopvang en peuter­speelzalen. Het is voortdurend koppe­len en verbinden op de verschillende beleidsterreinen vanuit de behoefte van de klant (kind/gezin/burger).’

Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘In de regio wordt goed samengewerkt en dat is naast leuk ook erg belangrijk. De Utrechtse dynamiek werkt anders dan die in Gelderland. Maandelijks ko­men we bij elkaar en inspireren we el­kaar onder meer op het gebied van pr, ambulante jeugdzorg zonder indicatie, VIR, et cetera. Daarnaast vindt er uit­wisseling plaats van pilots, zoals bij­voorbeeld ‘het experiment’ vanuit onze

gemeente, waarbij ambulante hulpver­lening door medewerkers voor Jeugd en Opvoedhulp zonder indicatie moge­lijk wordt gemaakt. Ik merk dat we in de regio elkaar aanvullen en dat dit de jeugdzorg ten goede komt.’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Het CJG is gehuisvest in het gezond­heidscentrum in de wijk Corlaer: dat is een succes dat ik graag wil noemen. Als gemeente kunnen we terugkijken op tien jaar Steunpunt Opvoeden met een vaste sleutelfiguur en goede contacten met het onderwijsveld en andere kern­partners. Het CJG kan hier goed op doorontwikkelen. Uitwisseling vindt dagelijks op een natuurlijke manier plaats binnen het gebouw, met huisart­

sen en maatschappelijk werk. Daar­naast zijn we ook te vinden op de scho­len en peuterspeelzalen, eigenlijk daar waar ouders en kinderen zijn. Een an­der succes zijn de koffieochtenden op school die gehouden worden door de frontofficemedewerkers. Werken van­uit eigen kracht begint ook onder pro­fessionals meer te leven. Dit voorjaar zullen er zo’n dertig professionals ge­traind zijn en dat zijn allemaal mede­werkers van het CJG! Er gebeurt veel vanuit het CJG en daar ben ik trots op. Door samen te kijken naar nieuwe idee­en en aan de slag te gaan wordt 1 + 1 = 3.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Het gaat al snel over geld bij de over­dracht van de jeugdzorg, terwijl de ge­dachte van transformatie (hoe de zorg an­ders te herorganiseren/in te richten) wat mij betreft nog veel belangrijker is. Mijn vraag in dat kader is: hoe ziet het preven­tieve veld er over twee jaar uit en wat heb­ben de ouders/verzorgers of kinderen in je gemeente daarvan gemerkt?’

Chemie tussen maatschappelijke organisaties heeft

duwtje nodig

27Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 28: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Passend onderwijs in Ruimteschip

Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Vanuit onderwijsperspectief denk ik aan het creëren van doorgaande zorglij­nen, inzetten op preventie en ‘thuisna­bij onderwijs’ voor leerlingen met een specifieke ondersteuningsbehoefte.’

Welk doel hebt u voor ogen bij de overdracht van de jeugdzorg?‘Mijn doel is om de zorgtoewijzing zo aan te passen dat kinderen niet con­stant hoeven te worden verplaatst. Daarbij moeten we ons focussen op meer tijdelijke ondersteuning. Om een voorbeeld te geven: in Medemblik zijn ondertussen drie scholen aangesloten bij het project ‘Ruimteschip’, waarbij er in de school een ‘expert’ voor twee dag­delen in de week wordt ‘ingevlogen’. Oplossingen moeten in principe in de klas bij de eigen leerkracht worden ge­zocht. Daar waar nodig worden kinde­ren tijdelijk(!) uit de klas gehaald voor ondersteuning.Ook onderzoek vindt plaats op school en niet in een instituut. Er wordt nu al

Iedere basisschool in Nederland is aangesloten bij een Samenwerkingsverband WSNS (Weer Samen Naar School). Het Samenwerkings-verband Hoorn2 bestaat uit 34 basisscholen en 1 sbo-school (school voor speciaal basisonderwijs).

28 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 29: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

60% minder doorverwezen naar het speciaal basisonderwijs. Dit scheelt bij­voorbeeld ook in de vervoerskosten. De gemeente is enthousiast over het pro­ject en de resultaten. Helaas is de ge­meente nog niet in staat om flexibel mee te denken en de kosten die voor het leerlingenvervoer bespaard worden over te hevelen naar het onderwijs. Op die manier zouden we meer financiële ruimte kunnen creëren om dit experi­ment nog beter vorm te geven.’

Wat is daarbij de grootste uitdaging? ‘De grootste uitdaging is om met alle betrokkenen tot een optimale situatie te komen voor het kind. Optimaal bete­kent voor mij dat het kind niet uit zijn omgeving moet worden gehaald. We­tenschappelijk onderzoek wijst uit dat dit schadelijk is voor het kind. Kinde­ren die speciaal (basis)onderwijs volgen en laat thuiskomen bijvoorbeeld, vin­den vaak moeilijk aansluiting bij hun leeftijdsgenootjes in de buurt. Hierdoor ontstaat er afstand en krijgen kinderen die zorg ontvangen een extra stempel. Het project ‘Ruimteschip’ speelt hier met succes op in. We betrekken de ou­ders bij het opstellen van het plan, een ontwikkelingsperspectief, om de leer­stof te behandelen. In samenspraak wordt voor de gestelde doelen bepaald: wat doet u en wat doet de school?’

Waaruit blijkt dat de burger/zorggebruiker/leerling (jongere/ouder) centraal staat? Of waaruit blijkt van niet? ‘Er ontstaan steeds meer onderwijscon­cepten (à la Dalton), waarin je de leer­ling betrekt bij wat hij of zij wil berei­ken. Kinderen worden daarmee eigenaar van het leerproces en gaan be­

wuster om met hun omgeving. Mocht er extra steun nodig zijn, dan wordt dit om het kind heen georganiseerd. De switch naar passend onderwijs vraagt om verdergaande samenwerking tus­sen scholen Dit vraagt van ons om goed na te denken op welke manier we dit willen organiseren.’

Welke verandering is straks merkbaar voor de zorggebruiker/burger/leerling? ‘Het belangrijkste is dat ouders als ge­lijkwaardige partner worden meegeno­men in het proces. Opvoeden is een ge­zamenlijke verantwoordelijkheid, dus moeten zij aan tafel zitten bij de zorg­teams. Dit gebeurt al op een aantal scholen en daar wordt veel meer ge­bruikgemaakt van de eigen kracht van zowel het kind als de ouders. Een ande­re belangrijke verandering is dat leer­lingen en ouders te maken krijgen met ‘één gezin, één plan’ en dat er oplos­singsgericht gewerkt gaat worden. Op school betekent dit dat de zorgteams moeten worden uitgebreid, om beter te kunnen anticiperen op wat er speelt.’

De jeugdzorg moet goedkoper; welke principiële keuzes maakt u? ‘Een keuze die echt kan bijdragen aan bezuinigingen is de keuze voor ‘thuis­nabij’ onderwijs. Zoals ik al eerder aan­gaf, betekent dit dat het kind zo min mogelijk verplaatst wordt en toch de nodige zorg of ondersteuning kan ver­wachten. Alleen bij hoge uitzondering zal het kind de klas verlaten. Verder denk ik dat we als we de zorg een ge­zicht geven een heleboel kunnen bespa­ren. Betty, de docent van ‘Ruimteschip’, krijgt van docenten vragen over proble­men die zij met kinderen in de klas er­varen. Voor vragen die geregeld terug­komen organiseert zij zogenoemde Flitsbijeenkomsten, om dieper op be­paalde problematiek in te gaan. Een bijkomend voordeel is dat docenten zo preventief zaken kunnen oppakken en er minder kinderen naar het speciaal (basis)onderwijs gaan.’

Welke samenhang ziet u met andere beleidsterreinen/decentralisaties? ‘De decentralisatie van de jeugdzorg kan niet zonder het onderwijs worden uitgevoerd. Er ligt gelukkig een goede

basis, maar in de uitwerking zie je dat er hard gewerkt moet worden om het niet te laten vastlopen. Dit komt vooral door de hoeveelheid partijen waarmee we te maken hebben. Verder denk ik dat de zorgteams op de scholen parallel moe­ten lopen aan de CJG’s. De zorgteams hebben ook alle expertise rond de tafel, of kunnen een beroep doen op het bo­venschoolse zorgadviesteam, en kun­nen concrete acties in gang zetten. Er moet dus goed gekeken worden naar de insteek van dergelijke netwerken. Voor­al ook om dubbel werk te voorkomen.’ Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking in regionaal verband en hoe verhoudt zich dat met het doel van de decentralisatie?‘Ik ben een bevoorrecht mens, omdat ik in deze regio mag werken. Alle mensen werken met de intentie om dingen sa­men op te pakken, in de nabijheid van het kind. Ook het openbaar en bijzon­der onderwijs kunnen samen goed overweg vanuit het perspectief dat het kind centraal staat. Identiteit wordt steeds minder belangrijk, maar kwali­teit des te meer!’

Welk succes in het kader van de overdracht van de jeugdzorg hebt u inmiddels behaald? ‘Het eerste succes dat we hebben be­haald is dat het schoolmaatschappelijk werk, dat vanuit de gemeente gefinan­cierd wordt, aan alle zorgteams deel­neemt. We zijn hiermee in staat om aanvullende expertise naar het kind toe te brengen en de link met het CJG te maken. Het eerdergenoemde project ‘Ruimteschip’ is daar een mooi voor­beeld van.’

Welke vraag hebt u gemist? ‘Is de politiek in staat om vanuit het al­gemeen belang van een regio te kijken naar het belang van kinderen, dus om de grens van de gemeenten te over­schrijden ten behoeve van het kind? En: kun je naast de LEA (lokaal educatieve agenda) ook een REA (regionaal educa­tieve agenda) maken, dus solidair zijn met elkaar in de regio?’

NaamROB GERDES

FunctieZORGCOÖRDINATOR

OrganisatieMOMENTEEL: SAMENWERKINGSVERBAND HOORN2

www.swv-hoorn2.nl

29Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 30: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

Mindmap

In d

eze min

d m

ap w

ord

en d

e belan

grijkste p

un

ten u

it de in

terviews g

eord

end

.

30 DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG

Page 31: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen

drs. Christiaan Baillieux (33) is werkzaam als adviseur op het terrein van jeugdzorg in verbinding met het bredere maatschappelijke terrein. Met ervaring in onderzoek, advies en procesmanagement geeft hij handen en voeten aan maatschappelijke uitdagingen zoals de decentralisatie van de jeugdzorg. Momenteel werk hij als procesmanager onder de kwartiermaker in de provincie Friesland. Daar begeleidt en ondersteunt hij de 27 gemeenten bij het verder richting geven en inrichten van de transitie jeugdzorg. In een aantal andere gemeente is actief rondom de doorontwikkeling van het CJG in samenwerking met de maatschappelijke partners. In opdrachten is Christiaan continu bezig met het veranderen van inhoud, proces en vorm.

Jacqueline Koel (48) is haar hele werkzame leven vanuit verschillende organisaties direct en indirect betrokken bij de jeugd en hun gezinnen. Als senior adviseur bij BMC werkt zij momenteel bij gemeenten en organisaties voor jeugdzorg. Hier richt zij zich met name op verbeteringen in het (primaire) proces, is zij werkzaam op het snijvlak tussen uitvoering (de organisaties) en beleid (gemeenten) en is innovatief als het gaat om de transformatie van de jeugdzorg. Participatie en het belang van de burger in de (digitale) samenwerking om te komen tot het antwoord op zijn/haar vragen staan wat haar betreft voorop.

drs. Machteld Koelewijn (35) werkt als senior adviseur vanuit de ambitie om mensen, middelen, expertise en context te verbinden, om daarmee bij te dragen aan concrete oplossingen voor de publieke sector. Op dit moment begeleidt zij meerdere gemeenten bij de transitie en transformatie jeugdzorg. Op het snijvlak van beleid en uitvoering geeft zij richting aan de veranderingen binnen het sociaal domein op landelijk, regionaal en lokaal niveau door onder meer procesmanagement bij sociale wijkteams en advisering en projectmanagement bij zorgorganisaties.

Tekst/redactie

drs. Christiaan BaillieuxJacqueline Koeldrs. Machteld Koelewijn

BMCSmallepad 343811 MG Amersfoort

PostadresPostbus 7923800 AT Amersfoort

www.bmc.nl

Juni 2013

Colofon

31Decentralisatie jeugdzorg door de ogen van bestuurders en professionals

Page 32: DE TOEKOMST VAN DE JEUGDZORG · Met welke kernbegrippen (maximaal 3) zou u de decentralisatie van de jeugdzorg willen omschrijven? ‘Ik denk meteen aan samenwerking, geen kind tussen