De stad van de toekomst

16
Stad van de Toekomst De weg naar een duurzame stedelijke leefomgeving De stad is een succesverhaal pagina 5 Groen energiebeleid vraagt om open dialoog pagina 7 Drie wegen naar duurzaam bouwen pagina 10 De stad vergt een actieve inzet van burgers pagina 11 oktober 2010 Dit is een bijlage van Reflex Uitgeverij, gedistribueerd bij deze Krant

description

Onze laatste publicatie: Stad van de toekomst - De weg naar een duurzame stedelijke woonomgeving

Transcript of De stad van de toekomst

Page 1: De stad van de toekomst

Stad van de ToekomstDe weg naar een duurzame stedelijke leefomgeving

De stad is een succesverhaal pagina 5

Groen energiebeleid vraagt om open dialoog pagina 7

Drie wegen naar duurzaam bouwen pagina 10

De stad vergt een actieve inzet van burgers pagina 11

oktober 2010

Dit is een bijlage van Reflex Uitgeverij, gedistribueerd bij deze Krant

Page 2: De stad van de toekomst

2 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

Waarom eindigen stadsnamen vaak op ‘dam’ of ‘trecht/drecht’? Omdat dit aantrekkelijke passageplaatsen zijn

(‘trecht’ is de volkse benaming voor een doorwaadbare plek in de rivier). Zie ook al die Amerikaanse steden die ontstaan zijn op de kruising van een vee-trail en een spoorlijn. Goede steden liggen op het kruispunt van verschillende vervoersmodaliteiten. Dat trekt transport, handel en mensen aan en die mensen willen vertier. Nijvere mkb’ers zorgen dat vertier er ook komt. Denk maar eens aan de filmische taferelen in de bars en Frontstreet uit een ouderwetse western. De goeie stad is dus druk en gezellig. Echter, als drukte verwordt tot wanorde dan stagneert de stedelijke ontwikkeling. Daarom stelt de goeie stad een stevige sheriff aan om de orde te bewaken. Deze eenvoudige cocktail van factoren heeft ook in ons eigen land steden tot grote bloei gebracht.

En nog steeds hebben we een paar aardige stedelijke centra in Nederland, maar op mondiale en zelfs Europese schaal zitten ze inmiddels in de categorie die men ‘secundary cities’ noemt. Nederlandse steden leggen het qua inwonertal, economische activiteit en (internationale) bereikbaarheid, maar ook in termen van vertier en cultuur, duidelijk af tegen steden als Londen, Parijs en New York. En dan hebben we het nog niet eens over de nieuwe metropolen in Azië en Latijns-Amerika. Is dat erg?

Sterke puntenEen aantal jaren geleden wijdde The Economist een artikel aan het fenomeen secundary city. De conclusie was dat een secundary city een aantal sterke punten heeft. Zo zijn die steden overzichtelijk, ordelijk en zijn de kosten van zakendoen en levensonderhoud doorgaans niet zo hoog als in de werkelijk grote steden. Vaak bieden ze ook verrassend veel cultuur en vertier. Dit soort steden kan dus best welvarend zijn.

Maar secundary cities krijgen de welvaart niet cadeau, ze moeten er harder voor knokken. Voor mondiaal opererende bedrijven zijn deze steden minder vanzelfsprekend zijn als vesti-gingsplaats. Er zijn nu eenmaal meer secundary cities dan echte metropolen. De concurrentie is dus venijniger.

Wat moet Nederland doen om zijn steden goed te positioneren en ze als economische en maatschappelijke hotspots te benut-ten. In de eerste plaats moeten we nog veel harder werken om onze sublieme ligging in de delta van Noordwest-Europa beter uit te buiten. Een paar zaken, zoals de Rotterdamse haven en Schiphol, pakken we goed aan. Maar over de verbetering van de ondersteunende weg- en railinfrastructuur doen we te lang. We zijn ons onvoldoende bewust van het kritisch gehalte van de factor bereikbaarheid voor onze economische en stedelijke ontwikkeling. Ook is het essentieel dat Schiphol, met de kleine eigen markt maar wel met veel transferverkeer, zijn status van luchthavenhub echt weet vast te houden.

Betere balansOm de kwaliteit van de Nederlandse steden te verbeteren, is een betere balans van drukte, vertier en orde een abso-lute noodzaak. En juist daar hebben we het in de afgelopen decennia laten liggen. In plaats van rigoureus te verdichten in de centra van steden en op de vervoersknooppunten van de centrale stations, zijn we wonen en werken gaan spreiden naar de omliggende weilanden. Menig stadscentrum in Nederland heeft meer museale dan economische aantrekkingskracht en het doorsnee kantorenpark aan de rand van de stad bevordert de depressiviteit van zijn bezoekers.

Om in de top van de secundary cities mee te kunnen blijven draaien, moeten Nederlandse steden drastisch verdichten in de functiemenging van wonen, werken en vertier. Er zijn een paar factoren die die verdichting in de hand gaan werken. Zo is het wonen en werken in het centrum van de stad, dicht op de knooppunten van openbaar vervoer, essentieel voor de trend van duurzaamheid. En dan is er de trend van het nieuwe werken in combinatie met schaarste op de arbeidsmarkt. Meer aan je medewerkers bieden, flexibel werken en tegelijkertijd saamhorigheid bewerkstelligen en daardoor een hoge arbeids-productiviteit, dat zijn de elementen van het nieuwe werken. ‘Home away from home’, verdichte centrumlocaties met een aangenaam verblijfs- en omgevingsklimaat en, als het even kan, grote vloeroppervlaktes geven aan het nieuwe werken inhoud.

En dan de hogesnelheidslijn die nu eindelijk is gaan rijden. Die verbindt onze steden niet alleen internationaal met andere belangrijke stedelijke centra, maar ook nationaal. Straks sta je vanuit Rotterdam Centraal binnen 20 minuten in de vertrekhal van Schiphol. De HSL, met daaronder een modern ondersteu-nend netwerk van ov-verbindingen, biedt de Randstad dé kans om de absolute top van de secundary cities te worden. Maar dan moeten we er ook echt voor gaan en niet vergeten om in het buitenland de goede reclame te maken voor onszelf.

Hans de Boer Econoom, ondernemer en (president-)commissaris. Hij is ook voorzitter van Rotterdam Central District, de publiek-private samenwerking van de gebiedsontwikkeling rondom het nieuwe CS te Rotterdam.

Een goeie stad is een verdichte stad

I n h o u dStad van de toekomst Een uitgave van Reflex Uitgeverij op 22 oktober in het NRC Handelsblad.

De stad van de toekomst 4

Groene energie 7

De roep om snel internet 8

Duurzame datacenters 9

Groene gebouwen 10

Ruimtelijke ontwikkeling 11

Rotterdam Kop van Zuid 13

De duurzame ambities van Amsterdam 14

C o l o f o nmarket manager Dennis Baffoe [email protected]

Productie/lay-out Juan-F. Gallwitz [email protected]

Redactie Joris van Groningen, Jacques Koch, Esther Krijgsman, Astrid Pel, Paul Postema, Joost Vermeulen; hoofdredacteur: Hans Pieters, Loft 238 Tekst & Communicatie

foto‘s istockphoto.com

De inhoud van gastbijdragen, expert- en focusinterviews geven de mening van de gastauteurs en geïnterviewden weer. Ondanks dat bij deze uitgave veel aandacht is besteed aan het voorkomen van fouten en onvolkomenheden, kan voor de afwe-zigheid hiervan niet worden ingestaan en aanvaarden de redactie en uitgever hiervoor derhalve geen aansprakelijkheid.

Reflex uitgeverij B.v. Brouwersgracht 238 1013 HE Amsterdam T +31 (0)20 7070 556 www.reflex-media.net

Contact Nederland: Paul van Vuuren [email protected]

Contact Hoofdkantoor: Laurens Müller [email protected]

Reflex uitgeverij heeft zich op thematische bijlagen in Duitse, Nederlandse en Zwitserse dagbladen gespecialiseerd. U vindt onze publicaties onder andere in de Frankfurter All- gemeine Zeitung (F.A.Z.), Handelsblatt, Tagesspiegel (in Duitsland), Tages-Anzeiger (Zwitserland) en in het Financieele Dagblad en het NRC Handelsblad. Onze publicaties combineren zo de diepgang van vakbladen met de oplage van dagbladen. De Reflex Uitgeverij onderscheidt zich door de focus op kwaliteit en de scheiding van artikelen en gastbijdragen.

Meer informatie vindt u op www.reflex-media.net

Hans de Boer, econoom, ondernemer en (president-) commissaris.

Page 3: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 3Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

Hoe zal de energievoorziening er in de toekomst uitzien? Fossiele

brandstoffen raken zoetjesaan uitge-put, zodat de behoefte aan alternatieve bronnen toeneemt. De toegenomen marktwerking biedt bovendien veel nieuwe kansen voor ondernemers in de energiesector. Volgens Michael Fraats, die samen met Björn Fiedeldij de direc-tie voert van Trianel Energie BV, gaan we al op korte termijn toe naar een duurzame energievoorziening. Niet alleen vanwege de klimaatdoelstellin-gen, maar ook om minder afhankelijk te zijn van geopolitieke ontwikkelin-gen. Lokale of regionale energiebedrij-ven zullen daar een belangrijke rol bij spelen. “Energie zal meer en meer opgewekt worden met wind, zon, bio-massa of geothermie. Kleinere lokale partijen zijn door hun flexibiliteit veel beter in staat daarmee te pionieren dan de grote spelers op de markt. Zij kun-nen ervoor zorgen dat energie zoveel mogelijk wordt opgewekt in dezelfde gemeente of regio waar het wordt af-genomen. Bovendien staan ze dichter bij de klant, zodat ze heel snel kun-nen inspelen op diens wensen en de klant ook kunnen doordringen van de noodzaak om bewust met energie om te gaan. De klant op zijn beurt zal ook een steeds belangrijkere rol gaan spe-len. Die wordt steeds kritischer in zijn keuze van een energieleverancier. We gaan toe naar een situatie waarin het niet alleen belangrijk is wáár energie is opgewekt, maar ook hoe dat is gebeurd. Energie wordt heterogeen.”

noord-hollandse energie Bij deze ontwikkelingen speelt Trianel Energie een belangrijke rol. Het bedrijf helpt innovatieve partijen namelijk om tot de duurzame energiemarkt toe te treden. En om daar een blijvende po-sitie te veroveren. Een voorbeeld daar-van is de samenwerking met de Noord-Hollandse Energie Coöperatie (NHEC). Deze coöperatie wil Noord-Hollandse consumenten energie leveren die in de regio is opgewekt. In eerste instantie

gaat het daarbij om elektriciteit uit bio-massa. De winst wordt geïnvesteerd in duurzame energie uit schone bronnen als wind, zon en warmte. Op die ma-nier wil het bedrijf alle inwoners van de provincie verzekeren van betaal-bare en duurzame energie, nu en in de toekomst. Trianel is daarbij de partner die de ontbrekende expertise en alle bijbehorende diensten biedt: van de in- en verkoop van energie tot admi-nistratieve ondersteuning, technische ondersteuning en advies. Het bedrijf stemt bijvoorbeeld het aanbod (energie die afkomstig is van de grote biomassa-installatie van afvalverbrander HVC) af op de vraag, en verduurzaamt het gas. Michael Fraats: “Het project is medio dit jaar van start gegaan, dus op het mo-ment is de NHEC vooral druk met klan-tenwerving. Voor de toekomst staan projecten als het grootschalig aanbren-gen van zonnepanelen op daken en het gezamenlijk opzetten van een windtur-binepark op de agenda. Samen met de NHEC werken we aan de transitie naar een maatschappelijk verantwoorde exploitatie van decentrale, duurzame energievoorzieningen.”

drempels verlagen Tot voor kort was een initiatief als dat van de NHEC niet levensvatbaar ge-weest, aldus Fraats. “Om tot de markt van duurzame energie toe te treden, zijn enorme investeringen nodig. Die kunnen kleinere energiebedrijven niet opbrengen. Bovendien is de duurzame energiemarkt lastig te doorgronden omdat er tal van overheidsregels gel-den, die ook nog regelmatig verande-ren. Dat vraagt om heel specifieke ex-pertise. En om te kunnen concurreren met de grote energiebedrijven moet je ook nog een behoorlijke schaalgrootte hebben als bedrijf.” De hoge drempels zijn met de ondersteuning van Trianel Energie een heel stuk lager geworden, omdat het bedrijf de lokale initiatieven een breed pakket aan diensten biedt: energiemanagement, risicomanage-ment én contractmanagement. Ofwel: alle processen rondom de levering van energie. Dat is mogelijk doordat Tria-nel Energie gebruikmaakt van de ex-pertise en inkoopkracht van het Duitse moederbedrijf Trianel GmbH. Dit be-drijf ontstond doordat vier euregionale energiebedrijven in 1999 hun krachten bundelden om hun concurrentieposi-tie te verbeteren. Inmiddels is dit het grootste West-Europese samenwer-kingsverband van kleinere regionale energiebedrijven. Het is eigendom van zo’n 47 regionale energiebedrijven in Duitsland, en heeft een dikke vijf mil-joen afnemers.

Persoonlijke aanpakDankzij het moederbedrijf heeft Tria-nel Energie snel toegang tot de interna-tionale groothandelsmarkt en kan het voortdurend inspelen op ontwikkelin-gen op die markt, met scherpe tarieven als resultaat. Het bedrijf bezit kennis over verschillende marktsegmenten, en bedient net zo makkelijk de kleine on-dernemer als een grootzakelijk bedrijf of groothandel. Tegelijkertijd is het be-drijf wendbaar en flexibel, want de Ne-derlandse vestiging (standplaats Maas-tricht-Airport) werkt met een compact team. Fraats: “Wij geloven heilig in de persoonlijke aanpak. Bij alles wat we

doen, staat samenwerking met de klant centraal. Samen ondernemen, meeden-ken, ontzorgen – dat vinden we belang-rijk. Als iemand ons belt, krijgt hij geen callcenter aan de telefoon, maar een van onze professionals. We werken in één hecht team en ondersteunen daar-mee organisaties bij al hun energie-vraagstukken. Voordat een samenwer-king tot stand komt, hebben we vaak al een paar bijeenkomsten met de klant achter de rug. Daarin onderzoeken we waar de partner behoefte aanheeft, brainstormen we samen en maken we een stappenplan.”

Gezamenlijke bijdrageDe uiteindelijke samenwerking kan vele vormen aannemen, aldus Fraats. Neem het voorbeeld van een produ-cent van duurzame energie die energie teruglevert aan Trianel. Als die ook rechtstreeks energie aan afnemers wil leveren, maar nog geen leveringsver-gunning heeft, kan hij dat de eerste tijd ‘onder de paraplu’ van Trianel doen en hun leveringsvergunning gebruiken. Voor sommige samenwerkingspartners verzorgt Trianel alleen het switchen en de facturering, voor anderen wordt het totale leveringsproces overgenomen. Fraats: “ In dat laatste geval moet je goede afspraken maken over de bestan-denuitwisseling en de eerste- en twee-delijns support, en werk je heel intensief en interactief samen. Persoonlijk vind ik dát juist zo bijzonder en spannend aan ons concept. Dat we samen met anderen een bijdrage leveren aan een duurzamere energievoorziening. En ik ben er van overtuigd dat we nog maar aan het begin staan van het benutten van mogelijkheden om duurzame ener-gie te produceren en distribueren.” n

GastbijdraGe Trianel Energie

Een heilig geloof in de persoonlijke aanpak

Page 4: De stad van de toekomst

4 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

Elke maand ploft de rekening van het energiebedrijf op uw deurmat,

of wordt het automatisch afgeschre-ven. Het verwarmen van het huis, het nemen van een lekkere douche, het kijken naar televisie en het doen van de was kosten u tientallen euro’s per maand. Heeft u er ooit weleens bij stilgestaan om zelf energie te gaan opwekken én te verkopen? Geld krij-gen voor stroom in plaats van ervoor betalen, dat gebeurt in de stad van de toekomst.De ontwikkeling is dat stapje voor stapje consumenten zelf hun energie gaan opwekken. Ze plaatsen een zon-neboiler om lekker warm te douchen, of leggen een paar zonnecollectoren op dak voor de levering van elek-triciteit. Het zijn consumenten die merken dat het gebruik van aardolie, gas en steenkool om energie mee op te wekken het klimaat veranderen, maar die fossiele brandstoffen raken ook op. ,,Wat er aan te doen? Zelf aan de slag met energie opwekken is een heel belangrijke eerste stap. Maar in uw eentje schiet het niet op, dus de volgende stap is samen met de bu-ren energie opwekken en dat gaan gebruiken. U draait een was op de zonne-energie of de windenergie van de buren als deze niet thuis zijn. Dat is niet alleen goed voor het milieu, maar uw energierekening daalt ook nog eens. Als u met de gehele straat of de wijk namelijk aan de slag gaat, is de kans groot dat uw eigen verbruik geheel wordt gecompenseerd door de inkomsten uit de energie die u weer levert,’’ is de visie van Jurjen Algra van het energiebedrijf Greenchoice. “In de stad van de toekomst zorgen de inwoners zelf voor hun energie die wordt opgewekt door de zon, wind of aardwarmte. De techniek om dat mo-gelijk te maken, ligt op de plank. Het Rotterdamse bedrijf Qurrent van de jonge ondernemer Igor Kluin levert nu al systemen om de verdeling van lokaal opgewekte energie mogelijk te maken en te verrekenen. Er hoeft niets te worden uitgevonden.”

Het Rotterdamse energiebedrijf Greenchoice is er een groot voor-stander van wanneer bewoners zelf het heft in handen gaan nemen als het gaat om het opwekken van ener-gie. De rol van de overheid zou mi-nimaal moeten zijn. Het enige 100-procents groene energiebedrijf in Nederland ondersteunt inmiddels al meerdere van die initiatieven, zoals in de Culemborgse nieuwbouwwijk EVA-Lanxmeer. Inwoners zijn zelf eigenaar van een warmtecentrale; Greenchoice wikkelt de administratie af en levert groene stroom.“Maar”, zegt Algra duidelijk, “alles be-gint eerst met goede isolatie. Zorg dat uw huis en kantoor geen energie los-laat door een goede schil. We noemen deze visie de trias energetica: begin met goede isolatie, zet zoveel moge-lijk duurzame energie in en wanneer je toch fossiele energie gebruikt, com-penseer de CO2 uitstoot. We zien de rol van energieleverancier ook meer richting intermediair opschuiven. Onze klanten kunnen voor een iso-latieadvies terecht bij een van onze partners. Zo zet het Bredase energie-adviesbedrijf KiesGroenLicht in vijf stappen een plan uit om een huis bijna energieneutraal te krijgen.”Als Algra praat over de toekomst van de stad ziet hij niet een futuristische stad voor zich die door een wereldbe-roemde architecten in het ‘weiland’ is neergezet. Hij sluit met zijn betoog aan bij de ontwikkelingen die het Planbureau voor de Leefomgeving onlangs signaleerde. De bestaande stad dient versterkt te worden, dus de energie-opwekkers staan in die verstedelijkte gebieden. Kleine voor-beeldprojecten zijn er al. In Gouda realiseerde het vermaarde architec-tenbureau EGM een project van drie kantoren dat energieneutraal is. Het plafond van deze kantoren worden in de zomer gekoeld en in de winter verwarmd met water dat uit een bron onder het gebouw vandaan wordt ge-haald. Algra: “Nu zijn we al tevreden met energieneutrale woningen en

kantoren. Maar de ontwerpers moe-ten ervoor gaan zorgen dat woningen, scholen en kantoren energie gaan opwekken. Bij nieuwbouw moet de grond onder de woningen gelijk ge-bruikt worden om warmtepompen te installeren. Verwarming door gas be-staat straks niet meer!” De ideeën en plannen zijn er. In het nieuwe plan voor de Haagse Binck-horst, een groot gebied dat grenst aan het centrum van de Hofstad waar huizen, recreatie en kantoren moeten komen, heeft de ontwikke-laar Rabo Vastgoedgroep alle daken voorbestemd om energie op te wek-ken. Het voorbeeld voor Rabo is Stad van de Zon in Heerhugowaard waar zonnepanelen op bijna drieduizend woningen en drie grote windturbi-nes voor de energie zorgen. ‘Ook zal getracht worden daar waar mogelijk bodemenergie toe te passen’, staat in de haalbaarheidsstudie van de Binck-horst die in september is gepresen-teerd. Het betekent dat zo’n wijk mis-schien wel energie kan gaan leveren aan buurgemeenten of aan andere wijken in Den Haag.Veel nieuwbouw in de bestaande stad zal de komende decennia door corporaties worden gerealiseerd. Zij hebben van oudsher het grootste woningbezit in de steden. ,,Voor de

energievoorziening van de toekomst spelen de corporaties een cruciale rol,’’ verwacht Algra. ,,Zij zullen hun bestaande bezit moeten isoleren, en ontwerpers van hun nieuwe huizen de opdracht moeten geven dat deze energie opwekken. Corporaties zijn de nieuwe elektriciteitsleveranciers. Kolencentrales van de huidige aan-bieders kunnen in de toekomst dienst doen als musea.”Bij Greenchoice in Rotterdam spre-ken ze niet van een energierevolutie die de komende decennia zeker gaat plaatsvinden, maar van een energie-revolte. Algra: ,,Het zijn de bewoners van dit land die hun krachten bun-delen om gezamenlijk energie op te wekken. Raar? Lukt niet! Kijk maar eens wat de bewoners van het Deense eiland Samsø voor elkaar hebben ge-kregen. Windmolens en zonne-ener-gie leveren zoveel stroom dat ze na eigen gebruik de rest naar het vaste land exporteren. De meer dan vier-duizend bewoners van dit eiland ver-dienen dus geld aan zon en wind, dat gaat in Nederland ook gebeuren.’’ n

GastbijdraGe Greenchoice

Mijn elektriciteit levert mevrouw JansenIk betaal mijn energierekening aan buurman Ahmed.

meer informatiewww.greenchoice.nlwww.energiakademiet.dk

Jurjen Algra, Greenchoice

Page 5: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 5Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

AUTEUR: HANS PIETERS

Meer dan de helft van de wereldbe-volking woont al in de stad en dat

percentage groeit alleen maar. De voor-spelling is dat rond 2025 tweederde van de wereldbevolking in een stad woont. Met deze groei is ook het aantal ste-den waar een miljoen mensen of meer woont explosief gestegen. Zestig jaar geleden waren er nog maar 75 steden met een miljoen inwoners. Inmiddels zijn dat er bijna 450.Niet 9/11 en de oorlog in Irak zijn de be-langrijkste historische gebeurtenissen van het begin van de 21ste eeuw, maar de technologische ontwikkelingen zoals internet, zo betoogt Thomas L. Friedman in zijn bestseller ‘The World is Flat’. ICT biedt landen als China, In-dia en Brazilië voor het eerst directe toegang tot de wereldwijde leverings-keten voor diensten en goederen. Azië ontwikkelt zich tot het nieuwe epicen-trum van de wereldeconomie. Dit gaat gepaard met de opkomst van mega-steden en een nieuwe middenklasse in deze landen. Ook de landen aan de Per-zische Golf tonen hun ambities om een plek op het wereldtoneel te bemachti-gen met megalomane projecten, zoals de Burj Khalifa in Dubai, met 828 me-ter het hoogste gebouw ter wereld, en de aanleg van een kunstmatig palmeiland voor de kust.

Social mediaHet denken en de heersende opinies over de toekomst zijn de afgelopen ja-ren sterk bepaald door zorgen om het milieu. De onstuitbare opkomst van dichtbevolkte urbane zones stelt ons voor grote uitdagingen. Een combinatie van verstedelijking en opwarming van de aarde veroorzaakt steeds meer en steeds omvangrijkere rampen in de we-reld, stelt het Rode Kruis in het Wereld Rampen Rapport 2009. De enorme overstromingen in Pakistan, afgelopen zomer, en de luchtvervuiling in China laten zien dat er grenzen aan de groei zijn. Het aantal klimaatgerelateerde rampen steeg de afgelopen vijftien jaar schrikbarend. Inwoners van de armste

miljoenensteden zijn door de slechte in-frastructuur en het gebrek aan sanitair en goed drinkwater extra kwetsbaar. In China en andere opkomende econo-mieën gaat het economisch succes ten koste van de kwaliteit van de natuur, water, lucht en bodem. De uitdagingen en ambities van de Westerse samenlevingen liggen op heel ander vlak. Revitalisering van de negentiende-eeuwse en de naoorlogse wijken en immigratie zijn twee van de grote thema’s. Kleinschaligheid is het toverwoord. Innovatiespecialist en trendvoorspeller Joop Verloop noemt New York als inspirerend voorbeeld. “Als je ziet hoe ze 9/11 hebben omgezet in positieve energie. Daarbij staat de ei-gen ‘community’ centraal. Je ziet heel veel lokale, kleinschalige initiatieven. De focus ligt erg op de directe leefomge-ving.” Verloop spreekt van ‘humanise-ring’. Mensen richten zich op hun eigen, lokale wereld en op de eigen vrienden-kring. Ze creëren een ‘extended family’. Als een reactie op een wereld vol onze-kerheden zoeken ze elkaar op. Sociale media zoals Facebook en Twitter spelen een belangrijke rol bij dergelijke burge-rinitiatieven. Internet creëert een eigen behoefte om op zoek te gaan naar ge-lijkgestemden om informatie te delen. Iemand begint een blog, andere men-sen haken in en komen met tips. Als voorbeeld noemt Verloop het Ameri-kaanse fenomeen Food Truck Festivals, waarbij met mobiele keukens in parken picknicks worden georganiseerd. Naast bovengenoemde thema’s spelen vergrijzing en Europese milieunormen en klimaatdoelstellingen een belang-rijke rol. Ook al is sprake van een ze-kere milieumoeheid bij de consument, duurzaamheid is mainstream. “Tien jaar geleden werd er nog volop over gediscussieerd, maar nu is het een in-tegraal onderdeel van stedelijk beleid,”

constateert Verloop. Hét succesverhaal is het Vélo Libre-fietsenplan in Parijs. Wereldsteden volgen het succes en leg-gen fietspaden aan of komen met verge-lijkbare initiatieven. De Franse hoofd-stad zelf is inmiddels vergevorderd met een nieuw plan, ditmaal voor elektri-sche auto’s, Autolib, waarbij 3000 au-to’s worden verdeeld over 1000 stations met in totaal 4000 laadpunten.

Stedelijke vernieuwingIn Nederland is voor de uitbreidings-plannen van de afgelopen decennia de ruimte gezocht: nieuwe groeikernen en Vinex-locaties hebben de overloop van de stad opgevangen. Steden werden ge-dwongen meer en beter na te denken over de eigen, unieke identiteit. De ei-gen kracht en de randvoorwaarden om bewoners en het (internationale) be-drijfsleven duurzaam te binden. Markt-partijen hebben steeds meer in de melk te brokkelen. Stedenbouwkundige diensten werden verkleind, corpora-ties en projectontwikkelaars sprongen in dat gat. Architecten zijn de afgelo-pen twee decennia sterk beperkt in hun rol, stelt BNA-voorzitter en architect Bjarne Mastenbroek. “Projectontwik-keling werd een meer commerciële op-gave, kwaliteit dreigt een sluitpost te worden. Het gebiedsplan lag al muurvast, de ar-chitect kwam pas op het allerlaatste moment aan bod. Terwijl architecten bij uitstek voelsprieten hebben voor wat in de stad mogelijk is.” Mastenbroek maakt zich zorgen over de toekomst van zijn beroepsgroep. “Ik hoop enorm dat we de grote talenten weten binnen te houden. Wat dreigt te gebeuren is dat

de conceptuele bureaus die veel aan research & development doen, eigen-lijk alleen nog maar opdrachten uit het buitenland krijgen en in Nederland on-voldoende op waarde worden geschat. Het is van de zotte dat de beste bureaus nauwelijks meer aan woningbouw doen.” Nederland heeft ook een haat-liefdeverhouding met haar talenten. Zie bijvoorbeeld Paul Verhoeven. Te groot voor Nederland, maar een ster in Hollywood.

SuccesverhaalWat een stad nodig heeft, is de wil en in-zet om erin te investeren. Sinds eind ja-ren ’70, toen de stad er slecht voorstond, is er enorm veel gebeurd. Mastenbroek: “Mensen willen graag in de stad wonen. Wonend in een buitenwijk, stapt men constant in de auto om ergens naartoe te gaan. Het ontbreekt aan volwaardige voorzieningen. Dat gaat in de stad juist heel erg goed.” De stad is een succesver-haal. Mensen wonen graag in de stad. De uitdaging is om daarin te blijven in-vesteren. Te kiezen voor bouwen in de stad. Mensen die uit de stad vertrekken, doen dat niet omdat ze de stad uit wil-len, maar omdat ze in de stad geen pas-send, betaalbaar huis kunnen vinden. Daar ligt de uitdaging. n

HOOFdartiKeL

De stad van de toekomstDe stad is een succesverhaal. De uitdaging is om daarin te blijven investeren.

Page 6: De stad van de toekomst

6 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

Met ruim vijftig jaar ervaring als leverancier van warmte voor onze

huiskamers en keukens in de buitenge-bieden, is Primagaz niet meer weg te denken uit de traditionele Hollandse woningen en bedrijven. Ook in de Stad van de Toekomst zal deze energieleve-rancier aanwezig zijn.

Jarenlange expertisePrimagaz heeft een jarenlange exper-tise op het gebied van het verwarmen van huis en haard. Juist daarom is het interessant te zien hoe deze leverancier van fossiele brandstof zich mengt in de discussie over duurzaamheid en duur-zame energieoplossingen. Govert Rie-tema, regiomanager Nederland, han-teert veelvuldig de term ‘transitie’ als hij een kenschets geeft van plek waar Primagaz zich in de markt bevindt. De medewerkers van het gasbedrijf groeien steeds meer in hun veranderde

rol van adviseren over en meedenken aan toekomstgerichte mogelijkheden van energie. En zij zijn niet de enigen, stelt Rietema vast: “Ook de klanten en partners ondervinden steeds vaker de transitie van Primagaz.” Zo zijn er de energieadviseurs die een maatwerkadvies maken en passende alternatieven aanbieden. De energie-behoefte en doelen als lagere kosten en minder C02-uitstoot worden daarbij niet uit het oog worden verloren. Rie-tema: “Maar ook voor de rest van de organisatie betekent dit een andere ma-nier van werken en denken, een veran-deringsproces dat we stap voor stap in gang zetten”.

totale energieoplossingenVan ouderwetse propaangasleverancier ontwikkelt het bedrijf zich langzamer-hand tot een aanbieder van duurzame en totale energieoplossingen. Illustra-tief daarvoor zijn de websites Prima-Energie.nl en PrimaWKK.nl. Hiermee levert Primagaz een nuttige bijdrage aan de discussie over het gebruik van zonnepanelen en warmtekrachtkoppe-ling om stroom mee op te wekken. Gas-warmtepompen die een gebouw zowel kunnen koelen als verwarmen, behoren ook tot het duurzame assortiment van Primagaz.“Door middel van energiebesparings-adviezen en het leveren van technie-

ken voor decentrale energieopwekking kunnen onze klanten efficiënter om-gaan met fossiele brandstoffen,” geeft Rietema de accentverlegging die in zijn bedrijf gaande is, kernachtig weer.

Schone bronToch zal propaangas nooit helemaal afgeschreven worden en altijd een noodzakelijke energiebron blijven. Het is een back-up voor duurzame energie-bronnen als wind en zon en tevens een schone bron voor opwekking van elek-triciteit. Kijken we naar de (lage) CO2-uitstoot dan behoort propaan, samen met aardgas, tot de schoonste fossiele brandstoffen. Rietema: “Als er geen wind of zon is waar we ons op kunnen verlaten, dan zitten we er met ons schone gas toch warmpjes bij.” De keuze voor propaan-gas scoort dan ook hoog op de lijst van Europese energiedoelstellingen, vooral bij bedrijven en huishoudens op het platteland. Vaak is daar geen toegang tot het aardgasnetwerk en zijn de opties beperkt tot brandstoffen met hoge CO2-gehaltes, zoals huisbrand-olie. “Het is,” meent Rietema, “van groot belang dat ook de mensen die niet in steden wonen, toegang hebben tot duurzame energieoplossingen . En ook deze klanten kan Primagaz een ge-degen advies geven.” n

Exacte wetenschappen zijn eigen-lijk overal om ons heen aanwezig.

Of het nu gaat om het GSM-netwerk of de dienstregeling van de NS. Het komt mede tot stand door toepassing van wiskundige modellen of de inzet van de allernieuwste technieken in de nanotechnologie. Zo creëert funda-menteel onderzoek de bouwstenen om innovatieve producten en diensten te ontwikkelen. Wetenschappers werken samen met diverse bedrijven om hun innovaties om te zetten in producten. Bij het zoeken naar oplossingen voor grote maatschappelijke vraagstukken, zoals op het gebied van energie, zijn verschillende onderzoeksinstituten betrokken die gevestigd zijn op Science Park Amsterdam.

Software agents: de energiemanagers van morgenOp het Centrum Wiskunde & Infor-matica wordt onder meer onderzoek gedaan op het snijvlak van wiskunde, informatica en energie. Han La Poutré werkt hier met zijn onderzoeksgroep Multi-agent and Adaptive Computa-tion aan de ontwikkeling van smart grids, slimme energienetwerken die op het juiste moment elektriciteit kopen en verkopen en duurzame keuzes ma-ken. La Poutré legt uit: “In de toekomst worden we zelf energieproducent en

steeds afhankelijker van duurzame energiebronnen. Dan is het cruciaal vraag en aanbod optimaal op elkaar af te stemmen. De ontwikkeling van ICT is hierin essentieel.” Duurzame keuzes betekenen dat bij energiepieken in aan-bod van zonne-energie of windmolens de diepvries extra wordt gekoeld, de wasmachine gaat draaien en de elektri-sche auto kan worden opgeladen. Het fundamentele informaticaonderzoek dat verricht wordt naar smart grids is gebaseerd op zogeheten software agents. Zij beslissen over capaciteits-vragen in vraag en aanbod en anticipe-ren op voorspellingen zoals het weer. In dit model is de prijs bepalend. Bij een fluctuerende prijs nemen de software agents slimme beslissingen en rekenen uit wat voor ons wat het beste moment is om energie te gebruiken. La Poutré benadrukt dat de consument altijd zelf

blijft bepalen. De software agent is de energiemanager die het beheer auto-matisch voor ons uitvoert.

Sleutelen aan zonne-energieZonne-energie kan een belangrijke bij-drage leveren aan een duurzame ener-gievoorziening. Bij het FOM-instituut AMOLF, ook gevestigd op Science Park Amsterdam, wordt onderzoek gedaan naar zonnecellen, waarmee zonlicht direct in elektriciteit wordt omgezet. “Voor grootschalige toepassing van deze technologie is een verlaging in de prijs per gegenereerde kWh met een factor 2 tot 3 noodzakelijk. Dat kan door de fabricagekosten te verlagen òf het omzettingsrendement te verhogen,” zegt Albert Polman, directeur AMOLF. De prijs van een zonnecel kan worden verlaagd door het materiaalgebruik aanzienlijk te verminderen, door het

maken van dunnere zonnecellen. Het voordeel van dunne structuren is bo-vendien dat ze op een flexibel substraat (plastic, dakbedekking, etc.) kunnen worden aangebracht. De onderzoekers werken aan een nieuw ontwerp waarbij op de zonnecel een patroon van nano-structuren (nano = 1 miljoenste mm) wordt geprint waarmee het licht als het ware in de zonnecel kan worden opge-vouwen, en daarmee beter wordt geab-sorbeerd. Polman: “Daarnaast onder-zoeken wij hoe nanodeeltjes kunnen worden gebruikt om alle kleuren van het zonnespectrum efficiënt in stroom om te zetten. In traditionele zonnecel-len wordt blauw licht vooral in warmte omgezet, maar met slimme structuren gemaakt met nanodeeltjes van nieuwe halfgeleidermaterialen kan dit pro-bleem worden omzeild.” n

bedrijFsPreseNtatie Primagaz

Van propaan naar duurzame energie-oplossingenGasbedrijf denkt mee over toekomstgerichte mogelijkheden van energie.

GastbijdraGe Science Park Amsterdam

Onderzoek naar duurzame energievraagstukken

Licht opvouwen in een zonnecel (foto: AMOLF/Tremani)

Science Park Amsterdam (foto: Science Park Amsterdam/RoVorm)

Govert Rietema, Regiomanager Nederland

Page 7: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 7Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

AUTEUR: ASTRID PEL

De discussie over het gebruik van kernenergie laait weer op. Voor Eu-

ropese en Nederlandse overheden is het een manier om milieudoelstellingen te halen. En dus staan verstokte voor- en tegenstanders weer ouderwets tegen-over elkaar. Elk kamp heeft stapels onderzoeken waarnaar, bij het binnen-halen van het eigen gelijk, wordt verwe-zen. Dat maakt het lastig om beweging te krijgen in dit gevoelige debat. Opval-lend is daarom de nuance die Peer de Rijk aanbrengt. Hij is de directeur van WISE, World Information Service on Energy, een organisatie die al ruim der-tig jaar informeert over kernenergie. De boodschap van WISE is ondubbel-zinnig: een kernenergievrije wereld is voor iedereen het beste.De Rijk: “Zoveel rapporten van gere-nommeerde onderzoekers tegen en even zovele voor kernenergie, hoe is dat mogelijk? Als iemand al die onder-zoeken eens goed bestudeert en dan een conclusie zou trekken, dan zouden we al een stuk verder zijn.” Over wie dat moet gaat doen en onder welke voor-waarden, daarover moeten de pro- en contralobby over kernenergie het dan wel eerst eens zijn. Toch heeft De Rijk vertrouwen in de uitkomst. Hij is een optimist en gaat ervanuit dat als men-sen het zelf voor het zeggen hebben, ze kiezen voor kleinschalig, decentraal en groen.Dat zijn organisatie in de eerste plaats voor besparing, wind- en zonenergie kiest, heeft alles te maken met het afval-probleem. Veertig jaar geleden werd in de overheidsprogramma’s al opgemerkt dat hierover zou worden nagedacht. Te-rugkijkend is er volgens De Rijk geen enkele doorbraak bereikt waardoor hij met een gerust hart het kernafval aan de bodem zou durven toevertrouwen. Hij blijft ervan overtuigd dat kernener-

gie geen duurzame oplossing biedt. Daarom is het volgens hem van groot belang dat gezocht blijft worden naar andere oplossingen en zijn alternatieve projecten - hoe kleinschalig ook - es-sentieel voor een schone wereld ook, en vooral, voor de generaties na de onze.

Gezamenlijke criteriaAls zegsman van de one-issuebeweging denkt De Rijk voortdurend na over de vraag of de anti-kernenergielobby op de goede weg is. Hij zal zijn ideaalbeeld van een wereld zonder kernenergie niet gemakkelijk opgeven, maar is zich er-van bewust dat de oplossing uiteinde-lijk alleen in een dialoog tot stand kan komen. De Amsterdammer is voorstan-der van een poging om gezamenlijke criteria te formuleren waaraan bijvoor-beeld een nieuwe kerncentrale moet voldoen.De Rijk: “Ooit moeten zowel de voor- als tegenstanders uit de loopgraven komen. En dan is het zaak te zoeken naar ma-nieren om elkaar te vinden. We moeten samen erkennen dat we een gigantisch energieprobleem hebben en dat een ge-zamenlijke oplossing nodig is. Zon en wind als energiebronnen zijn op heel korte termijn ontoereikend. We zullen ook minder energie moeten gebruiken en in de transitieperiode bijvoorbeeld veel meer gas durven inzetten. Zo reëel moet je zijn.”

Het toepassen van zakelijke criteria bij de beoordeling van kernenergie, vergt een omslag in het denken. De Rijk is nog van de actiegeneratie die, in de late jaren zeventig, opgroeide met de leus ‘Dodewaard moet dicht!’. Hoe het debat over kernenergie zich nu ook ontwik-kelt, volgens hem blijft de zoektocht naar alternatieve manieren om stroom op te wekken onverminderd belangrijk. Kleinschalige projecten als ‘De Zonvo-gel’ en ‘ODE’ steunt hij daarom dan ook van harte. De eerste is een coöperatieve vereniging voor het samen opwekken van zonne-energie. ODE staat voor Or-ganisatie van Duurzame Energie en is een landelijke vereniging van ‘Burgers vóór Duurzame Energie’.

versnipperde aanpakEen aanzet tot afschaffing, of in elk ge-val tot vermindering van het gebruik van kernenergie, laat zich lastig van bo-venaf bewerkstelligen. De Rijk zet zich daarom vooral in voor het van onderaf afdwingen van het gebruik van ‘schone energie’. In Nederland komen steeds meer projecten van de grond, maar het zijn voornamelijk particuliere initia-tieven. Daar is niets mis mee, vindt hij. Maar vaak haken mensen door de ver-snipperde aanpak ook snel weer af. De Stad van de Toekomst gebruikt in de visie van WISE geen kernenergie. Bewoners kunnen volgens hem veel

invloed op de inrichting en het ge-bruik van de stad hebben, als per wijk wordt bedacht hoe bepaalde zaken op energiegebied op orde moeten wor-den gebracht. De manier van energie opwekken is bepalend voor de inrich-ting van de woonomgeving. Een ander belangrijk punt in deze Stad, is dat de overheid makkelijker vergunningen verstrekt voor initiatieven voor groene energie. De Rijk: “Zorg dat het veel eenvoudig wordt voor burgers om zelf groene energie te gebruiken en maak dat niet afhankelijk van de vraag of er een links of een rechts kabinet is.” Het is, in zijn woorden, van belang dat Nederland in de toekomst een consis-tenter beleid voert op het gebied van energie en dat de burgers niet steeds moeten afwachten uit welke politieke hoek de wind waait alvorens ze stappen zetten in de richting van een duurzame samenleving. n

artiKeL Groene energie

Open debat rond kernenergie zinvolEnergiebeleid in Nederland zou los moeten staan van politieke kleur kabinet.

eXPertiNterVieW Liander

„Wij geven nu al vorm aan de duurzame stad van morgen“Pallas Agterberg is directeur Strate-

gie van het in Arnhem gevestigde Alliander, het grootste netwerkbe-drijf van Nederland. Dochterbedrijf Liander is verantwoordelijk voor het aanleggen en beheren van de energie-netwerken in Gelderland, Flevoland, Friesland, Noord-Holland en delen van Zuid-Holland. Pallas Agterberg vertelt wat er speelt.

Welke rol speelt Liander bij een duurzame energiehuishouding?

“Energie is onmisbaar voor onze sa-menleving en energienetten liggen aan de basis van veel nieuwe – duurzame – ontwikkelingen. Om die reden speelt Liander een belangrijke rol bij het op-starten van nieuwe initiatieven. Dit doen we niet vanuit een commercieel belang, maar juist vanuit onze publieke taak. Denk bijvoorbeeld aan elektrisch vervoer of groen gas (gas uit biomassa). Door het verstandig aanleggen van onze energienetten is Liander een aanjager van toekomstige ontwikkelingen.”

Welke nieuwe ontwikkelingen maakt Liander mogelijk?

“Voor bijvoorbeeld duurzaam vervoer heb je niet alleen elektrische auto’s no-dig, maar ook een infrastructuur voor het opladen van al die auto’s. Liander

zorgt samen met de andere netbeheer-ders dat er in Nederland in 2012 tien-duizend oplaadpunten voor elektrische auto’s staan. Omdat elektrisch vervoer voor een verandering van het energie-verbruik zorgt, is het voor ons belang-rijk dat wij nú al leren wat de impact van die extra belasting op onze netten is. Voor als er straks miljoenen elektri-sche auto’s rondrijden. Met die kennis kunnen we onze energienetten klaar-maken voor de toekomst. Daarmee lo-pen we voorop in Europa.”“Een andere ontwikkeling is dat steeds meer particulieren en bedrijven zélf energie gaan produceren met eigen zonnepanelen en windmolens. Maar zij gaan ook energie terugleveren en ver-kopen. Als netbeheerder ondersteunen wij deze ‘decentrale’ kleinschalige pro-ductie van energie. En dat vraagt om aanpassingen van de infrastructuur en

een nieuwe rol van ons. Samenwerken, praten met verschillende partijen en deze bij elkaar brengen, dat is de ma-nier waarop wij deze ontwikkelingen mogelijk maken.”

Welke rol heeft Liander in de stad van de toekomst?

“De stad van de toekomst zal meer elektri-citeit verbruiken en deze ook decentraal produceren en opslaan. Een praktijk-voorbeeld is Vakantiepark Bronsbergen bij Zutphen, waarbij het energienet vol-ledig autonoom op zonne-energie werkt. Op de daken van de vakantiehuisjes ligt ruim 3000 vierkante meter aan zonne-panelen. De zelfopgewekte energie wordt opgeslagen in 720 accu’s. Bronsbergen wérkt. Dit bewijst dat kleinschalige, zelf-voorzienende netwerken technisch mo-gelijk en uitvoerbaar zijn. Als een stad van de toekomst.” n

Pallas Agterberg, Directeur Strategie

Page 8: De stad van de toekomst

8 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

GastbijdraGe Reggefiber

Glasvezelkabel voor de consument

artiKeL ICT-infrastructuur

Nieuwe generatie datacenters wordt duurzaamAlmaar stijgend dataverkeer is grote energieslurper.

Onlangs werd in Brussel het EU-plan ‘Europe 2020’ gepresenteerd.

Belangrijk onderdeel daarvan is de zo-geheten ‘digitale agenda voor Europa’. In een toelichting zei Neelie Kroes, de verantwoordelijke eurocommissaris: “Het resultaat van onze inspannin-gen in het kader van dit programma moet zijn dat in 2020 de helft van de Europese huishoudens beschikt over een internetverbinding van meer dan 100Mb/s.” Direct daarna kwamen in vrijwel alle Europese landen de com-mentaren los. Want noch in het plan zelf noch in de toelichting werd dui-delijk wat de kosten van dit plan zou-den zijn en hoe een en ander technisch haalbaar wordt. Over dat laatste hoeft niet lang te worden gepiekerd: de doel-stelling van de EU is slechts haalbaar als al die huishoudens in 2020 aange-sloten zijn op een glasvezelnetwerk. Jan Davids van Reggefiber, een van de grootste aanbieders van glasvezelnet-werken in ons land: “Alleen met glas-vezel kun je de beoogde snelheden, zowel up- als downstream, voor data-verkeer realiseren. Via glasvezel zijn, door het gebruik van licht, eenvoudig veel hogere snelheden haalbaar. Voor consumenten die thuis een aanslui-ting op dit netwerk hebben, komen in-ternetverbindingen tot 1 Gb/s binnen handbereik.”

Betere mogelijkhedenBandbreedtes van 100 Mb/s en hoger zijn voor heel veel toepassingen (en niet alleen voor internet) nu eigenlijk al wenselijk. Gebruikers van een ‘ge-wone’ kabelaansluiting merken dat de kwaliteit, vooral bij beeldgebruik, vaak te wensen overlaat. Sommige toepas-singen zijn voor hen nog niet bruikbaar louter door gebrek aan snelheid. Bij een aansluiting op een glasvezelnetwerk zijn die onvolkomenheden verleden tijd. Met glasvezelkabel krijgen parti-culiere gebruikers legio nieuwe en/of betere internetmogelijkheden. Via in-ternet een gemiste uitzending terugkij-ken met perfecte kwaliteit bijvoorbeeld. Of videochatten met een strak en hel-der beeld (in plaats van een schokkerig beeldje van een webcam). Andere mo-gelijkheden: werken waar en wanneer men dat wil (bedrijfsnetwerken (VPN), telewerken, rekencapaciteit inhuren, enzovoorts); het bezoeken van virtuele bibliotheken; het volgen van onder-wijs op afstand (bijvoorbeeld bij ziekte of bij instellingen in het buitenland); bewaking van kantoren/huizen op af-stand door politie, brandweer en bevei-ligingsdiensten; meer veiligheid rond de woning creëren met een webcam bij de voordeur, elektronische contacten in ramen en deuren; gemakkelijker en persoonlijker contact met een beeld-telefoon van goede kwaliteit, in te zet-

ten bijvoorbeeld voor zorg op afstand van ouderen en (langdurig) zieken. Het glasvezelnetwerk een open netwerk. Daardoor heeft de consument eindelijk de keuze uit meerdere aanbieders van diensten, in tegenstelling tot de kabel-netwerken waar het kabelbedrijf zelf ook de enige aanbieder is. Onlangs is aanbieder Tele2 nog de toegang tot de kabel ontzegd.

dringende vraagJan Davids: “Het is dus absoluut zonne-klaar dat de consument gebaat is bij een aansluiting op een glasvezelnetwerk. De groei van het aantal applicaties en toepassingen maakt de vraag naar een nieuw netwerk alleen maar dringender. Op dit moment bestaat er in Neder-land al het platform ‘Fiber to the Home’ (FttH) waarin hardwareleveranciers,

consultancybureaus, kabelleggers, telecomoperators en gemeentes waar glasvezel gelegd moet worden, verenigd zijn. De ambitie van het FttH-platform stamt nog van voor de presentie van het Europe 2020-plan: in het komende decennium moet 80 procent van de Ne-derlandse huishoudens over een glas-vezelaansluiting beschikken. En, zegt Jan Davids: “We hadden daar ook al een financieel plaatje bij ge-maakt. Grofweg komt het erop neer dat het zo’n 6 à 7 miljard euro kost om in heel Nederland glasvezelkabels te leg-gen en alle huishoudens daarop aan te sluiten. Die investering wordt terug-verdiend doordat het consortium dat de kabels legt, de ruimte op haar netwerk verhuurt aan partijen die het weer ge-bruiken om diensten aan te bieden aan de consument. Het maatschappelijk rendement van de investering is veel groter. Als slechts enkele procenten be-sparing worden bereikt in vervoer, zorg, onderwijs en andere maatschappelijke diensten, dan worden de investeringen in dit netwerk ruim terugverdiend Het enige wat nu nog nodig is, is dat pro-vincies en gemeentes gehoor geven aan de oproep van Neelie Kroes om samen met het bedrijfsleven te investeren in de aanleg van het netwerk.” Als het aan Davids en het bedrijf Reggefiber ligt dan kan Nederland rond 2020 met ge-mak aan de Europese eis voldoen. n

AUTEUR: HANS PIETERS

ICT heeft het leven in alle opzich-ten simpeler gemaakt. In een kleine

twintig jaar tijd is onze manier van werken en onze leefstijl radicaal ver-anderd. De plekwerk is niet meer aan fysieke of geografische grenzen gebon-den. Dankzij social media, zoals You-Tube, Twitter en Facebook, kunnen we onze passies met elkaar delen en kan een tiener uit de provincie vanuit haar slaapkamer de hitparade bestor-men. Vergelijkingssites helpen ons bij het plannen van een reis en de post be-antwoorden we elektronisch vanuit de Coffee Company. ICT biedt een oplos-sing voor veel problemen. Het stroom-lijnt de communicatie en vereenvoudigt processen. Een oudere of een chronisch zieke patiënt kan vanachter de compu-

ter een consult hebben met de huis-artspost. Autobewegingen worden via de TomTom verzameld en geanalyseerd tot verkeersinformatie. Hetzelfde geldt voor honderden andere data. De gren-zen van onze creativiteit zijn nog lang niet bereikt. Het beste bewijs hier-van is het succes van de smartphones, dat meer dan 200.000 toepassingen, app’s, biedt.

energiebehoefteHet succes heeft ook een keerzijde. De snelle opmars van smartphones overviel de mobiele aanbieders. De ca-paciteit van het UMTS-netwerk van T-Mobile bleek in eerste instantie niet berekend op het succes van de iPhone. Gebruikers hiervan verbruiken gemid-deld veertig keer zoveel data als gemid-delde smartphonebezitters.

Om de snelheid van de internet verbindingen op peil te houden, moet aanzienlijke rekenkracht beschikbaar zijn. Dank-zij de onstuitbare op-komst van thuiswerken, applicatiehosting en de uitbesteding van de ICT-infrastructuur aan gespecialiseerde dienst-verleners neemt de vraag

naar datacapaciteit alleen maar toe. De ICT-sector is uitgegroeid tot een van de grootste energieverbruikers. Geschat wordt dat ICT goed is voor tien procent van de wereldwijde energiebehoefte. De grootste energieslurpers zijn de da-tacentra. Deze spelen een vitale rol bij internet, informatie-uitwisseling en bij het faciliteren en verwerken van finan-ciële transacties. Op basis van de trends is het een veilige aanname dat het da-taverkeer exponentieel blijft groeien en dat de totale energiebehoefte van de sector de komende jaren verder zal stijgen. Een van de belangrijkste uitda-gingen is het terugdringen van de ener-gieverbruik en het waarmaken van hun duurzame intenties.

Groene datacentraDe branche is zich bewust van het pro-bleem en werkt hard aan innovatieve oplossingen. Bijna veertig procent van het energieverbruik van datacentra gaat op aan het klimaatbeheer van de ruimten waar de servers staan opge-steld. Het is dan ook niet vreemd, dat de focus qua energiebesparing – en in het verlengde hiervan kostenbesparing – voor een groot deel hier ligt. Een voor-beeld van hoe ver bedrijven gaan bij het zoeken van oplossingen, is Microsoft, dat vanwege het koele en milde klimaat

een groot datacentrum in Ierland heeft gebouwd. De buitentemperatuur is het overgrote deel van het jaar ideaal voor de servers, waardoor de verwarming of airconditioning slechts vijf procent van de tijd aan hoeft. De grote concurrent van Microsoft, Google, laat zich voor-staan dat haar datacenters slechts de helft van de energie verbruikt in verge-lijking tot standaard datacentra. Voor de koeling wordt deels al gebruik ge-maakt van gerecycled afvalwater. De kracht van de locatie geldt ook voor een project in de Wieringermeer, waar eind dit jaar – als alles volgens planning verloopt – een groen datacenter opent. Het bijzondere van dit complex is dat het zijn restwarmte afgeeft aan een naast-gelegen kassencomplex. Omgekeerd krijgt het rekencentrum elektriciteit van de kassen dat zij opwekken met behulp van een warmtekrachtkoppelinginstal-latie. Door de uitwisseling van energie kan er jaarlijks 800 ton CO2 worden bespaard, zo heeft de Milieufederatie Noord-Holland berekend. Oplossingen als deze, waarbij de warmte en koeling die bij de datacenters vrijkomt wordt aangewend voor naburige bedrijven of woonwijken zijn een aardig begin. Maar uiteindelijk zal het energieverbruik van de servers omlaag moeten. Er is nog een wereld te winnen. n

Jan Davids, Directeur Corporate en Business Development

Het groene Citi Data Centre in Frankfurt, Duitsland

Page 9: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 9Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

artiKeL ICT-Infrastructuur

Landelijk glasvezelnetwerk is broodnodigProblemen door wereldwijde verstedelijking zijn alleen op te lossen met een goede ICT-infrastructuur.

Advertentie

AUTEUR: JOOST VERMEULEN

De snelle, wereldwijde verstedelij-king stelt regeringen en beleids-

makers voor formidabele problemen. Miljoenen mensen moeten op relatief kleine oppervlaktes wonen, werken en recreëren. Waar dat toe kan leiden, er-varen de inwoners van metropolen als Sjanghai en Mexico Stad dagelijks aan den lijve: overvolle binnensteden, el-lenlange files en een afgeladen open-baar vervoer. In Mexico Stad besteedt de gemiddelde inwoner ruim twee uur per dag aan het woon-werkverkeer. De meeste van die problemen zijn met de gewone methodes niet meer op te los-sen. Je kunt niet wegen blijven aan-

leggen en zelfs de bouw van een metro biedt maar beperkt soelaas. Willen overheden voorkomen dat steden ten onder gaan aan een verkeersinfarct dan zijn slimme oplossingen cruciaal.

experimenterenDie oplossingen zullen vooral moeten komen uit de hoek van de ICT. Met be-hulp van computermodellen is te bere-kenen hoe mensen zich efficiënter kun-nen bewegen, maar ook hoe processen optimaal kunnen worden ingericht. Zo wordt in Tokio geëxperimenteerd met een systeem waarmee de groeiende po-pulatie ouderen door middel van een camera en een internetverbinding thuis (medisch) geholpen kan worden. En in Mexico Stad volgt al tien procent van de schoolgaande jeugd, via een draadloos netwerk en een eenvoudige laptop, een deel van het onderwijs thuis. De slimme oplossingen, die nu soms al voorhanden zijn, zijn in praktijk waar-deloos als een goede ICT-infrastruc-tuur ontbreekt. In veel, vooral der-dewereldlanden, is dat het geval. Het schort aan degelijke netwerken evenals aan die nodig is om de systemen te la-ten functioneren. Wereldwijd heeft nog maar een beperkt deel van de stedelijke bevolking toegang tot een snelle inter-

netverbinding, zo schetst UN Habitat-voorzitter Anna Tibajuka het probleem (in het jaarverslag van de organisatie). Overheidsinstellingen, die de slimme oplossingen moeten gebruiken, liggen op ICT-gebied vaak hopeloos achter. In UN-verband is er in de komende jaren dan ook extra aandacht voor het verbe-teren van de ICT-infrastructuur in de Derde Wereld.

nederlandse ambitieIn de Europese ambitie heeft over tien jaar de helft van alle Europese huishou-dens de beschikking over een internet-aansluiting met een minimale snelheid van 100 Mb per seconde. Dat vraagt om een forse inspanning. Met het huidige groeitempo gaat de verglazing van Ne-derland nog 20 jaar duren, zo heeft on-derzoeks- en consultancybureau Stratix berekend. Annemarie Jorritsma, bur-gemeester van Almere, is een van de grootste pleitbezorgers van glasvezel. Ze meent dat de Nederlandse ambitie veel verder moet reiken dan die van de EU. In haar provincie heeft al bijna de helft van de huishoudens een glasvezel-aansluiting, maar in de drie noordelijke provincies, Limburg en Zeeland is het aantal huishoudens met een aanslui-ting zo goed als nihil. Volgens Jorritsma

biedt glasvezel een slimme oplossing voor stedelijke problemen in ons land. Ze verwijst naar Singapore dat nu al geheel voorzien is van een glasvezelnetwerk. En naar andere steden in Zuidoost-Azië die al vergevorderd zijn met de aanleg van dergelijke netwerken. Jorritsma is dan ook een groot pleitbezorger van de afspraken die zijn gemaakt binnen het Fiber to the Home-platform (FttH). Daarin hebben hardwareleveranciers, consultancybureaus, kabelleggers, te-lecomoperators en gemeentes zich ver-enigd met een helder doel voor ogen: binnen tien jaar moet heel Nederland voorzien zijn van een glasvezelnetwerk en moet 80 procent van de Nederlandse huishoudens hierop zijn aangesloten. n

Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere

Page 10: De stad van de toekomst

10 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

artiKeL Duurzaam bouwen

Groen bouwen kent vele smakenDrie wegen naar duurzaam bouwen

GastbijdraGe Schindler Liften

Naar boven in de Stad van de toekomstInnovatief besturingssysteem zorgt voor slimme en duurzame liften.

AUTEUR: HANS PIETERS

De consument is ‘duurzaamheids-moe’. Eenderde van de Nederlan-

ders ziet duurzaam ondernemen als een marketingtruc, zo blijkt uit Dos-sier Duurzaam 2010. Tegelijkertijd verwachten ruim zes van de tien con-sumenten dat de aandacht voor duur-zame aspecten bij de aankoop van producten en diensten de komende twee jaar zal toenemen. Dat geldt ze-ker voor woningen. Bij de verkoop van een huis dient de verkoper een kopie van het energielabel te overhandigen, zodat de nieuwe eigenaar kan zien hoe energiezuinig een huis is. Des te beter de energieprestaties, hoe hoger de ver-koopprijs. De trend om duurzaam en energiezuinig te bouwen is onomkeer-baar. Al is het maar om de twintig pro-cent energiebesparing te realiseren die de Europese Unie wil bereiken. Een van

de uitdagingen daarbij is dat gebouwen in de nabije toekomst geen energie con-sumeren, maar produceren. Bijvoor-beeld door het gebruik van restenergie van bedrijven.

Cradle to cradleIn principe kan langs drie wegen wor-den bijgedragen aan een duurzamere toekomst van een gebouw: door het materiaalgebruik, door het (flexibele) gebruik van het gebouw of door bespa-ringen in de energiehuishouding. In de meeste gevallen is sprake van een com-binatie van deze drie. Duurzaam bou-wen is een containerbegrip voor een breed pallet aan initiatieven. Op klein-schalig niveau gaat het om subsidies aan huishoudens voor het plaatsen van een zonnepaneel of warmtepomp. Maar ook op projectniveau is vaak sprake van een grote thematische verscheidenheid op het gebied van energie, afval, mate-

riaalgebruik en ontwerp. Een van de belangrijkste inspiratiebronnen voor duurzaam bouwen is het Cradle to Cradle-concept van de architect William McDonough en de chemi-cus Michael Braungart. Uitgangspunt is dat een product zodanig moe-ten worden gemaakt dat het na gebruik nog van waarde is als grondstof voor nieuwe producten. Kortom, bij het ontwerp moet al worden nage-dacht over het herge-bruik. In het Cradle to Cradle-concept is ‘min-

der verspillen’ en ‘be-perken van schadelijke effecten’ niet voldoende. Na gebruik moet een pro-duct uit elkaar gehaald kunnen worden, zodat de biologische en technische grondstoffen ieder in hun eigen kringloop terugge-bracht kunnen worden.

energieprestatienormOndanks alle initiatieven wacht duurzaam bou-wen op een definitieve doorbraak. Een van de belangrijkste drempels is de traditionele opzet van de bouwsector. Deze werkt kostenverhogend, is de ervaring van bouwkundig ingeni-eur Sander Verhoeff. De installateur be-rekent een toeslag op de prijs van de le-verancier, de aannemer gooit daar weer een toeslag overheen, enzovoorts. Een ander probleem is de onbekendheid van de sector met nieuwe technieken. Neem bijvoorbeeld warmtepompen. Deze zijn van zichzelf al gigantisch duur, maar daarbovenop zet de installateur hoog in op de uren. De investering verdient zich hierdoor niet terug. Woningbouwver-enigingen worden in hun duurzaam-heidsplannen gedwarsboomd door de regelgeving. De prestaties van ver-schillende duurzame producten passen nog niet in de softwareprogramma’s voor de energie-index. Dit blokkeert de aanschaf van deze apparaten door de corporaties – die gebonden zijn aan prestatiecontracten en de EPC-norm (EnergiePrestatieCoëfficiënt).

Gebrek aan groenOpenbare groengebieden dichtbij de woning zijn belangrijk voor het wel-zijn. Vooral in de Randstad en Noord-Holland, de grotere steden in Noord-Brabant, Limburg, de Achterhoek en Twente is er weinig openbaar groen per woning beschikbaar. De Nota Ruimte van VROM hanteert een richtgetal van 75 vierkante meter groen per wo-ning – parken, bossen, natuurgebieden en dagrecreatieve terreinen – binnen een afstand van 500 meter van de wo-ning. In de vier grote gemeenten wordt deze norm bij lange na niet gehaald. Utrecht, Rotterdam en Den Haag blij-ven steken op respectievelijk 36, 53 en 56 vierkante meter, in Amsterdam is de hoeveelheid groen per woning 38 vier-kante meter.(Bron: Compendium voor de Leefom-geving, RIVM) n

Vooruit denken met de kennis van nu. Eén ding is zeker: in de toekomst

zet de verstedelijking steeds meer door. Wereldwijd. Gebouwen gaan de hoogte in. Dat heeft effect op de infrastructuur en het stedelijk transport. Want bedrij-ven, organisaties, woningen en voorzie-ningen moeten makkelijk bereikbaar zijn. Maar wel op een manier die past bij de toekomst en waarbij duurzaam-heid en innovatie een steeds grotere rol spelen. Schindler is een van de grootste spelers op het gebied van personenver-voer met wereldwijd 900 miljoen ge-bruikers van liften en trappen. Elke dag weer. Een blik op de toekomst met Ton Verkroost, Key Accountmanager van Schindler Liften te Den Haag.

meer rendement, minder energieverbruik‘Wij staan niet stil, letterlijk en figuur-lijk. Wij merken in toenemende mate dat er steeds andere eisen worden ge-steld aan het vervoer per lift en roltrap.

Veiligheid, comfort maar ook duur-zaamheid. Ons doel is om gebruikers zo comfortabel en snel mogelijk te ver-voeren met zo min mogelijk handelin-gen. Schindler is de eerste producent van een revolutionaire bestemmings-besturing, de Miconic 10. Een systeem waarmee de liften in een pand met el-kaar in communicatie staan en hier-door voor een betere verkeersafhande-ling wordt gezorgd. Gebruikers toetsen, eenmalig, buiten de lift de gewenste verdieping op de buitenterminal in. Een display toont vervolgens welke lift de gebruiker krijgt toegewezen. In de lift zelf hoeft de ge-bruiker geen toets meer in te drukken. Dit intelligente systeem regelt dat liften zo min mogelijk tussenstops maken en zo energie besparen. Gebruikers pro-fiteren van sneller vervoer en minder crowding, drukte buiten en in de lift. Mindervaliden kunnen gebruik maken van een speciale toets die ervoor zorgt dat de dichtstbijzijnde lift wordt opge-

roepen, er extra ruimte wordt gereser-veerd en dat de deuren langzamer slui-ten. Voor blinden is er een voorziening waarbij de gebruiker in spraak geïn-formeerd wordt. Het systeem is zelfle-rend en zorgt ervoor dat het de capa-citeit aanpast bij drukte, zoals tijdens lunchtijd bij het bedrijfsrestaurant. Een kaartlezer bij de buitenterminal geeft autorisatie aan personen om op bepaalde etages toegang te krijgen en fungeert zo als beveiligingssysteem.Het gebruik van lichte, recyclebare kunststofkabels en de efficiënte ver-voersafhandeling zorgen voor een ener-giebesparing van minimaal 30%.’

Steeds meer hoge gebouwenDe duurzaamheid van de Stad van de toekomst wordt mede bepaald door het langdurig behoud van de gebou-wen die er staan. Niet allen nu maar ook straks, over 50 of 100 jaar. De ste-delijke omgeving past zich in de toe-komst aan een nieuwe levenswijze en

de schaarste van beschikbare ruimte aan. Met als gevolg een forse toename van het aantal hoge, multifunctionele gebouwen. Schindler levert in samen-werking met stedenbouwkundigen en architecten een belangrijke bijdrage aan de stedelijke mobiliteit. En houdt hierbij rekening met de zorg om het milieu, en met de wensen van gebrui-kers. Met als doel liften te maken die zich onderscheiden door design, inno-vatieve mogelijkheden, een laag ener-gieverbruik en duurzaamheid. n

meer informatieVoor informatie over Schindler Liften en onze duurzame oplossingen kunt u terecht op www.schindler.nl. Uiteraard kunt u ons ook telefonisch bereiken: 070 - 384 37 00

Page 11: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 11Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

GastbijdraGe Woningbouwcorporatie de Alliantie

Corporatie moet bijdragen aan vitale wijken

artiKeL Ruimtelijke ontwikkeling

Stadsvernieuwing voorkomt vertrek middenklasseHet stedelijk leven vraagt een actieve bijdrage van de burger.

Woningbouwcorporatie de Allian-tie, de op twee na grootste van

Nederland, is actief in de noordvleu-gel van de Randstad. De Alliantie ziet graag dat corporaties een bijdrage le-veren aan de vitaliteit van wijken. “We kunnen het verschil maken, zeker in wijken waar we veel bezit hebben”, al-dus Anne Wilbers, algemeen directeur van de Alliantie Amsterdam.

“In wijken waar we veel bezit hebben, zoals de Indische Buurt en Slotervaart in Amsterdam, spelen we een grote rol in de wijkontwikkeling. We zorgen daar voor een goed evenwicht tussen koop- en sociale huurwoningen. De ervaring leert dat een gevarieerde bevolkingsa-menstelling een positieve invloed heeft op de leefbaarheid van een wijk . Daar-naast kun je in wijken waar je sterk aanwezig bent als corporatie invloed uitoefenen op het gebied van allerlei sociale voorzieningen, maar ook op de economische bedrijvigheid en zelfs op de inrichting van de openbare ruimte. Je kunt er dan samen met bewoners voor zorgen dat het weer prettig wonen is in een wijk. In de Indische Buurt, bij-voorbeeld, zijn we er samen met andere corporaties en de lokale overheid in geslaagd de waardering van bewoners voor hun wijk fors op te stuwen.’’Voor de corporaties ziet Wilbers ook in de toekomst een actieve rol wegge-legd op het gebied van leefbaarheid. ”We blijven ons inzetten voor vitale wijken, waar het voor iedereen pret-tig wonen is. Maar in hoeverre we die doelstelling kunnen realiseren, hangt natuurlijk ook af van het toekomstige

kabinetsbeleid op het gebied van de volkshuisvesting. En dan is er nog de regelgeving van de EU waar we vanaf 1 januari 2011 met te maken krijgen. De borging en garantstelling voor middel-dure huurwoningen valt door deze re-gelgeving weg en hierdoor kunnen we binnenkort geen geld meer lenen voor de bouw van woningen met een huur vanaf € 648 huur per maand. Boven-dien moeten we 90% van onze wonin-gen toewijzen aan huishoudens met een inkomen van maximaal € 33.000 per jaar. Door deze maatregelen vallen huishoudens met een inkomen vanaf ongeveer € 33.000 tot € 43.000 tussen wal en schip. Het gaat hier om meer dan één miljoen huishoudens. Ik vind die ontwikkeling zorgelijk, want het belemmert de doorstroming en een evenwichtige opbouw van wij-ken. Als we geen woningen voor de middeninkomens meer mogen bou-wen, trekken die mensen weg uit de stadswijken. Dat heeft een negatieve uitwerking op de bevolkingsamenstel-ling van een buurt.’’ De stad wordt steeds rijker en duurder. Tegen welke prijs houd je sociale wo-ningbouw in de stad dan nog overeind?

“Dit is één van de grote dilemma’s waar we ons de komende jaren voor geplaatst zien’’, aldus Wilbers. “De Alliantie wil als corporatie doen wat nodig is wáár dat nodig is, maar je moet daarbij wel steeds in het achterhoofd houden wat het beste resultaat oplevert. Op dit mo-ment verkopen wij een deel van onze woningen en de opbrengst daarvan investeren we weer in de sociale huur-sector. Op die manier kunnen we onze taken blijven vervullen. In Amsterdam bestaat nu bijna 30 procent van de wo-ningvoorraad uit koopwoningen, de overige 70 procent is huur. Maar je kunt je afvragen of je deze verhoudingen in de oude stadswijken binnen de ring moet handhaven. Woningen binnen de ring zijn gewild en leveren veel op. Als je die verkoopt, heb je meer geld om elders te investeren. Dat hoeft niet per se in de randgebieden van de stad te zijn. Je kunt ook over de stadgrenzen heen kij-ken, naar Almere bijvoorbeeld. Je moet daarbij natuurlijk wel altijd het principe van de vitale wijk in het oog houden, met zijn gemêleerde bevolkingsamen-stelling. Je wilt tenslotte geen Parijse banlieus creëren met alleen maar goed-kope huurwoningen.’’ n

AUTEUR: HANS PIETERS

Twee steden, twee projecten: Rot- terdam Zuid en de Amsterdamse

tuinsteden. Beide gebieden met een concentratie aan ‘prachtwijken’. Buur-ten die kampen met een opeenstapeling van sociale en economische problemen, zoals armoede, (kleine) criminaliteit en langs elkaar heen levende bevolkings-groepen. Met hart en ziel plus een forse financiële inspanning trachten beide steden de verloedering te lijf te gaan. Rotterdam steekt in tien jaar tijd een miljard euro in de fysieke, sociale en economische kwaliteiten van de wijken ten zuiden van de Nieuwe Maas. Het Pact van Zuid, zoals het plan is gedoopt, heeft als voornaamste doel de uit-stroom van bewoners met een midden- en hoger inkomen in 2015 tot nul terug te brengen. Bovendien moet de bewo-nerstevredenheid omhoog. Aanleiding voor het plan is een onderzoek uit 2004 naar de tevredenheid van bewoners in de stad. De resultaten waren vooral voor Zuid een eye-opener. De meeste bewoners bleken ontevreden over hun woonomgeving en wilden verhuizen zo-dra de mogelijkheid zich voordeed. De tuinsteden van Amsterdam-West hebben eveneens te kampen met een verslechterend imago, teruglopende populariteit als woongebied en een toename van de kansarme bevolking, met de bijhorende grootstedelijke pro-blematiek. De aanpak richt zich op de vernieuwing van de woonomgeving.

Tot 2015 worden 10.000 woningen ge-sloopt. Hiervoor komen 17.500 nieuwe woningen in de plaats, waaronder een aantal innovatieve woningbouwprojec-ten, die een nieuwe interpretatie van de tuinstad opleveren.

Co-creatieDoor de eenzijdige bevolkingssamen-stelling zijn juist de achterstandgebie-den extra kwetsbaar voor de gevolgen van de crisis. Komende jaren wacht een grote uitdaging. De focus van de ste-denbouwkundige vernieuwing zal men name op het versterken van de sociale cohesie liggen, meent planteamleider Metropool bij de dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam Eric van der Kooij: “De aanpak uit de jaren zeven-tig, waarbij de uitgewerkte plannen voor inspraak werden voorgelegd aan bewonerscommissies, werkt niet lan-ger. Co-creatie is nu het toverwoord.” De uitdaging is volgens Van der Kooij het burgerschap – de ‘community buil-ding’ – in relatie te brengen met de toe-komst van de stad. Het stedelijk leven vergt van burgers een actieve inzet. Het is leuker om mensen uit te dagen en ruimte te geven aan eigen, kleinschalige initiatieven en daarmee betrokkenheid bij de buurt te vergroten. Van der Kooij: “Het vergt een open dia-loog. Mensen hebben behoefte aan ver-halen die inspireren. Denk aan: ‘Wat is jouw droom van de toekomst?’ En: ‘Wat doe je er zelf aan?’”. En met wie zou je het willen verwezenlijken. De ba-

sis voor succes ligt volgens hem in het onderwijs, met als kernpunt het ver-beteren van de omgangsvormen. “Op de basisschool leren kinderen al hoe je met elkaar dient om te gaan,” zegt Van der Kooij. Als voorbeeld noemt hij een project in Rotterdam, waar kinderen fi-losofieles, tuinieren, kookcursussen en judo krijgen.

Crisis zit gemeenten dwars bij projectenDe crisis heeft een onmiskenbaar ef-fect op grootschalige projecten. Lokale overheden kampen met grote financi-ële tegenvallers, waardoor ambitieuze projecten niet van de grond dreigen te

komen. Steden hebben moeite om pro-jectontwikkelaars en investeerders aan zich te binden voor de ontwikkeling van grootstedelijke projecten. Oor-zaak: een kwakkelende kantorenmarkt en de stagnatie van de huizenmarkt. Door gebrek aan inkomsten overweegt de gemeente Amsterdam bijvoorbeeld geplande bouwprojecten, zoals de uit-breiding van IJburg, af te blazen. Des-ondanks neemt Amsterdam een be-voorrechte positie in, meent Van der Kooij. Zijn stad heeft de internationale profilering als bonus, maar vooral ook de erfpacht. Als grondeigenaar kan de hoofdstad kan meer sturen op dicht-heid en de kwaliteit van de plannen. n

Anne Wilbers,Algemeen Directeur de Alliantie Amsterdam

De Westelijke Tuinsteden: Leeuw van Vlaanderen (Nationale Renovatieprijs 2007)

Page 12: De stad van de toekomst

12 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

GastbijdraGe Unica

Samen maken we de toekomstDuurzaamheid is voor Unica Installatiegroep geen modeverschijnsel, maar het uitgangspunt voor innoveren en ondernemen.

Unica Installatiegroep is als meest duurzame installateur van Neder-

land trendsetter op het gebied van duur-zame innovaties. Algemeen directeur Rik Dikken vertelt over duurzaamheid, de kern van zowel Unica’s producten als be-drijfsvoering. “Het is voor ons geen hype, maar het uitgangspunt. Daarom is Unica continu op zoek naar jonge professionals die duurzaam ondernemen omarmen.” Het team van Unica zoekt continu nieuwe duurzame oplossingen. “Eigen innova-ties, maar ook slimme bundelingen van bestaande technieken”, zegt Dikken. “Onze uitdaging is om met alle kennis en ervaring die wij als grootste zelfstandige technische dienstverlener hebben, op-lossingen voor opdrachtgevers te reali-seren. Die moeten niet alleen duurzaam zijn, maar ook flinke kostenbesparingen

opleveren. Dat vraagt telkens om nieuwe concepten, omdat we alles afstemmen op de situatie van de klant. Dat betekent maatwerk, want onze opdrachtgevers variëren van gemeenten tot zorginstel-lingen en van woningbouwcorporaties tot bedrijven.”

Woonwijk verwarmen met houtsnippersUitgangspunt bij alle activiteiten van Unica vormt het principe ‘trias energe-tica’. Dikken: “Allereerst beperken we de energievraag, bijvoorbeeld door warm-teterugwinning. Vervolgens halen we zo veel mogelijk energie uit duurzame bron-nen, zoals wind en zon. Ten slotte gebrui-ken we eindige energiebronnen effici-ënt, waardoor het maximale rendement wordt behaald.”Een voorbeeld is het verwarmen van een complete woonwijk in Zwolle met houtsnippers die vrijkomen bij het snoeien. “We combineren de oude me-thode van hout stoken met de nieuwste techniek. Het resultaat is 90 procent minder CO2-uitstoot.”

unica foundationHet is geen toeval dat juist Unica deze in-novatieve duurzame methodes ontwik-kelt. “Duurzaamheid zit ons in de genen”, zegt Dikken. “Neem de Stichting Unica

Foundation. We steunen hulpprojecten in ontwik-kelingslanden door ken-nis en kunde op het gebied van duurzame technische oplossingen te delen met de lokale bevolking.”

Samen met partnersOm qua duurzaamheid de hoogst haalbare resultaten te boeken, slaat Unica de handen ineen met andere experts. “Met bouwconcern Dura Vermeer bijvoor-beeld. Samenwerking is überhaupt niet meer weg te denken uit de bouwwereld”, zegt Dikken. “Vroeger vonden klanten installaties een vanzelfsprekendheid; als het klimaat maar comfortabel was en het licht aanging. Door de toenemende vraag naar energiezuinige gebouwen is er veel meer aandacht voor duurzame installa-tietechniek en vervaagt de scheiding met de bouw. Voor een optimaal rendement moeten beide immers op elkaar zijn afge-stemd.”

hier gecertificeerdKlanten geven Unica’s dienstverlening een 7.7, blijkt uit een branchebreed on-derzoek. “Ze waarderen de duurzame concepten van Unica, waarmee ze wor-den ondersteund in het reduceren van

energiekosten”, zegt Dikken. Niet al-leen opdrachtgevers merken Unica’s inspanningen op. Diverse producten ontvingen een certificering van kli-maatcampagne ‘HIER’ en Unica kreeg als eerste Nederlandse installateur de certificering ISO 14001.

We zoeken jonge innovatieve professionalsDikken kijkt met plezier naar de toe-komst. “We blijven integrale innova-tieve technologie ontwikkelen. Om daarin voorop te blijven lopen, zijn we continu geïnteresseerd in breed ge-oriënteerde jonge professionals die duurzaam ondernemen omarmen. Met duurzaamheid als uitgangspunt van ons complete team waarborgen we niet alleen de toekomst van ons bedrijf, maar ook die van onze kinderen. Zo maken we samen de toekomst.” n

ir. R.A. Dikken, Algemeen directeur Unica

Houtsnippergestookte cv-installatie

neworleans.nl

Bel voor een persoonlijke rondleiding:Huur: Vesteda woongalerie Rotterdam010 - 404 46 11Koop: Atta Makelaars010 - 433 57 10

Artist impression zonnedek New Orleans

NU TE HUUR

NU TE KOOP

De hoogste woontoren van Nederland is klaar. De eerste bewoners nemen hun intrek in een luxe appartement. Nieuwsgierig? Maak nu een afspraak en kom kijken in New Orleans, de appartementen, de Private Health club, de daktuin en ervaar het prachtige uitzicht.

(circa 60 m2 tot 212 m2)

�tness en sauna

In New Orleans kunt u een appartement De prijzen

van de koopappartementen variëren vanaf

New Orleans feliciteert haar eerste bewoners.

Advertentie

Page 13: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 13Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

artiKeL De Kop van Zuid

Het schoolvoorbeeld van moderne stedenbouw Integrale gebiedsaanpak is in Rotterdam geen holle kreet.

eXPertiNterVieW draaijer+partners

„Een vitale stad vraagt om flexibele gebouwen“

AUTEUR: ESTHER KRIJGSMAN

Als één project moderne steden-bouwkundige concepten en uit-

dagingen illustreert, is het wel de Kop van Zuid in Rotterdam. Dit project transformeerde in onbruik geraakte voormalige haventerreinen tot een moderne uitbreiding van het stads-centrum, en nog steeds wordt er druk gebouwd. Langs de Maas verrees een hoogstedelijk gebied met legio voorzie-ningen. Haventerreinen werden woon-, werk- en winkelgebieden. Sfeerbepa-lende historische kenmerken als kades, kranen en pakhuizen bleven gehand-haafd en kregen moderne woningen en bedrijfspanden als buren. En er kwam hoogbouw, veel hoogbouw, waarmee een meer dan bijzondere skyline ont-stond. De ambitieuze plannen startten weliswaar eind jaren tachtig al, maar de Kop van Zuid is nog steeds een (interna-tionaal) schoolvoorbeeld van geslaagde stads(her)ontwikkeling. Volgens hoog-leraar stedenbouwkundig ontwerpen Han Meyer (TU Delft) komt dat vooral door de integrale gebiedsaanpak. Vaak is die term een holle kreet, maar in Rot-terdam werd volgens Meyer daadwer-kelijk nagedacht hoe de herontwikke-ling van Zuid als vliegwiel kon fungeren voor de verbetering van de stad als ge-heel. Dat was nieuw, want tot midden jaren tachtig was stedenbouw vooral gericht op het verbeteren en onderhou-den van bestaande wijken.

Stedenbouwkundige revolutieIn de jaren tachtig brak, volgens Meyer, het besef door dat stedenbouw meer was dan zorgen voor voldoende betaal-bare woonruimte. Dat ook culturele en economische aspecten en leefbaarheid

een plek moesten krijgen, en dat je met stedenbouw kon sturen in plaats van alleen te volgen. Er was momentum voor een ‘stedenbouw-kundige revolu-tie’, en de Kop van Zuid werd daar de eerste exponent van. In de plannen werd nadrukkelijk gekozen voor een meerfrontenaan-pak. De nieuwe ruimtelijke structuren hadden als doel de leefbaarheid van de stad te verbete-ren, nieuwe woonmilieus te ontwikke-len en economische en culturele initi-atieven te stimuleren. Wonen, werken en recreëren moesten hand in hand gaan en infrastructuur, voorzieningen en architectuur werden in samenhang ontworpen. Inspiratiebron waren de ontwikkelingen in een grote stad als Baltimore. Stedenbouwkundige Riek Bakker en architect Teun Koolhaas stelden in 1987 het masterplan voor de Kop van Zuid op, later door de ge-meentelijke stedenbouwkundige dienst uitgewerkt in een stedenbouwkundig plan. De ruimtelijke hoofdstructuur van het plan was ijzersterk én liet vol-doende ruimte voor wijzigingen. Het plan vormt - dik twintig jaar later - nog steeds het fundament van alle bouw- en inrichtingsprojecten. Het doel van het plan was en is meer-ledig: de herontwikkeling van de Kop van Zuid moest de bestaande wijken in Rotterdam-Zuid een positieve impuls geven, en het gebied – al lag de Nieuwe

Maas ertussen - letterlijk en figuurlijk met het centrum aan de Noordkant verbinden. Daarmee werden vele vier-kante meters extra gewonnen als gun-stige vestigingslocatie voor bedrijven. Bovendien zou de Nieuwe Maas op die manier aantrekkelijker en toegankelij-ker worden voor alle bewoners en ge-bruikers van de stad. De rivier en haar oevers zouden in de spotlights komen te liggen als centrale openbare ruimte. Noord en Zuid samen moesten het nieuwe, kloppende hart van de Maas-stad worden. Die ambities stuitten aan-vankelijk op de nodige scepsis. ‘Zuid’ was al lange tijd het zorgenkindje van Rotterdam, en ontwikkelend Neder-land was huiverig om erin te investeren. Dat het plan er toch kwam, is te danken aan gemeente en Rijk die hun nek uit-staken. Aftrap voor de plannen vormde de aanleg van de Erasmusbrug van ar-chitect Ben van Berkel. De eerste letter-lijke verbinding tussen Noord en Zuid, en een statement van Rijk en gemeente. Meyer: “De Erasmusbrug heeft op vele manieren een belangrijke rol gespeeld.

De aanleg ervan moest het particulier bedrijfsleven overtuigen van de levens-vatbaarheid van de plannen. Daarnaast werd met de brug het stadscentrum en Kop van Zuid beter verbonden met het netwerk van snelwegen. En, minstens zo belangrijk: de Erasmusbrug werd al snel een icoon van Rotterdam.”

ambities in contextNa de Erasmusbrug volgden nog vele architectonische hoogstandjes. Op de Wilhelminapier verrezen moderne ge-bouwen van de hand van nationaal en internationaal vermaarde bouwmees-ters. Oorspronkelijk zou op de Kop van Zuid vooral veel bedrijfsruimte worden gebouwd, maar in de loop der jaren ver-schoof de focus naar wonen. Daarin valt vooral de enorme variëteit op. Er zijn groot- en kleinschalige projecten, hoog- en laagbouw, hyperstedelijk of rustiek, stadsappartement of woning met tuin. Eind vorig jaar werd de eerste paal ge-slagen voor Parkstad, zo genoemd om-dat het plan vijf parken omvat en de oude wijken in Zuid (Feijenoord, Afri-kaanderwijk) verbindt met ‘nieuw Zuid’. Oude (probleem)wijken laten meepro-fiteren is een moeilijk en traag proces, maar de Kop van Zuid heeft er zeker een positieve richting aan gegeven. Sowieso heeft Rotterdam volgens de hoogleraar aangetoond dat met goed doordachte stadsontwikkeling veel bereikt kan worden. “Grote ambities zijn vertaald in een sterk ruimtelijk ontwerp dat meer-dere schaalniveaus met elkaar verbindt. Wonen, werken, infrastructuur, water en groen: stuk voor stuk voegen ze iets toe aan de lokale, de stedelijke én de regionale context. Dat is waar het om gaat bij goede, dus toekomstbestendige stedenbouw.” n

“Bij plannen om tot een vitale stad te komen, wordt gefocust op de ini-

tiële investeringen. Er moet veel meer toekomst- en exploitatiegericht worden ontwikkeld,” stelt Jan Camphuijsen, di-recteur bij draaijer+partners; adviseurs en managers die een integrale visie heb-ben op gebied, gebouw en gebruik.

Welke uitdaging wacht ons?Bij gebiedsontwikkeling heb je vaak te maken met de weg van de minste weer-stand. Dus wordt gewoon weer een wei-land bebouwd. Beter is het te zoeken naar kwaliteitsverbetering van de be-staande ruimte. De oplossingen moe-ten we zoeken binnen het stedelijk ge-bied. Je moet de stad van de toekomst bouwen binnen de rode contouren, in de bestaande stad. Deze visie staat nu nog in de kinderschoenen. Waar het goed gebeurt, is vaak sprake van een toevalstreffer.

Voldoet het huidige aanbod aan de vraag?

De bouwwereld denkt te weinig aan de vraagkant. In hoeverre is een kantoorge-bouw duurzaam als (jonge) vrouwen niet over durven te werken omdat het gebied onveilig is? Wat we nooit hardop durven te zeggen is hoe een gebouw presteert. Dat ziet de bouw als softe factoren, maar het is wel van essentieel belang.

Wat betekent dat voor de uitgangspunten?

Naar mijn mening moeten we veel meer toekomst- en exploitatiegericht ont-wikkelen. Als bouwwereld moeten we meer oog krijgen op de exploitatiefase, en ons minder focussen op de initiële investeringen, die nu nog de keuzes bepalen. Uiteindelijk krijg je de reke-ning van een kortetermijnvisie gepre-senteerd. Als je concessies doet, komt de toekomstige waarde in het gedrang. Door weloverwogen de ambities te be-palen voor flexibiliteit, gebruik en de omgevingsfactoren, ontstaan de meest gewenste resultaten.

Welke rol speelt duurzaamheid?Flexibiliteit is een onderdeel van onze duurzaamheidsgedachte. Flexibiliteit in gebieden en gebouwen maakt het mogelijk om de gewenste aanpassingen in de toekomst te realiseren. Waarbij de leefbaarheid en sociale veiligheid ge-waarborgd zijn. Een gebouw kent ver-

schillende lifecycles. In feite is het cen-trum van Amsterdam daar een mooi voorbeeld van. Gebouwen hebben in de loop der tijd allerlei functies gehad en konden organisch meegroeien met de vraag die iedere keer ontstond.

En de kosten?Een goede balans tussen wonen, wer-ken en recreëren is een belangrijke randvoorwaarde voor succes. Markt-partijen en overheden moeten meer dan we tot nu toe gewend zijn, de han-den ineen slaan om stedelijke ontwik-kelingen mogelijk te maken. Het niveau van de voorzieningen moet zijn zoals de huidige en toekomstige gebruiker die verwacht. In het algemeen zijn mensen bereid meer te betalen als ze er meer voor terugkrijgen. n

Jan CamphuijsenDirecteur bij draaijer+partners

Page 14: De stad van de toekomst

14 Stad van de toekomSt Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

AUTEUR: JORIS VAN GRONINGEN

Amsterdam wil in de toekomst onafhankelijk zijn van fossiele

brandstoffen. De gemeente zet daarom naast energiebesparing in op wind-energie en stadswarmte uit afval. Een project dat hieraan bijdraagt is Am-sterdam Smart City (ASC), een ini-tiatief van commerciële partijen, de Amsterdamse Innovatie Motor en de gemeente. Essentieel is de verbinding tussen overheden, bedrijfsleven, ken-nisinstellingen en burgers.Als het om energiebesparing gaat, heeft Amsterdam een reputatie hoog te hou-den. Zo profiteren 45.000 woningen en bedrijven sinds jaar en dag van de zo-geheten stadswarmte: schone energie opgewekt door het gemeentelijke Afval Energie Bedrijf. In het Amsterdam van de toekomst moeten 200.000 bewo-ners hun warmte hiervan betrekken. Inmiddels rijden alle trams en metro’s op deze groene stroom; ook de open-bare verlichting brandt op stroom uit afval. In 2025 wil de stad de CO2-uit-stoot terugbrengen naar het niveau van 1990: een reductie van 40 procent ten opzichte van het huidige niveau.

Slimme energiemetersOm innovatie, initiatief en samenwer-king te bevorderen is vorig jaar Amster-dam Smart City (ASC) opgericht. Speer-punten voor reductie liggen vooral op het gebied van wonen, werken en mo-biliteit, die elk een derde van de CO2-uitstoot voor hun rekening nemen. Het ASC fungeert nadrukkelijk als kennis-centrum dat de opgebouwde expertise wil delen met andere steden en landen. Een van de meest recente projecten is de installatie van 500 slimme energie-meters waarvan er 150 zijn gekoppeld

aan een draadloze display. Bewoners van Amsterdam Nieuw West krijgen daarmee nauwkeurig inzicht in hun energieverbruik, zodat ze daar meer bewust mee kunnen omspringen. Aan het project is een uitgebreid activatie-programma gekoppeld met tips voor besparingen. Gebruikers worden ver-der gestimuleerd om hun gedrag te ver-anderen met bijvoorbeeld prijsvragen. “Technisch is veel mogelijk, maar uit-eindelijk gaat het er natuurlijk om of de consument er ook gebruik van wil ma-ken,” zegt projectmanager Ger Baron van ASC. ”Een belemmering voor inno-vatie op het gebied van energiebespa-ren is dat stroom in Nederland altijd voor handen is. We behoren tot de top vijf van landen in de wereld wat betreft energiezekerheid. Er komt vrijwel altijd stroom uit het stopcontact. Daardoor zijn mensen zich vaak nauwelijks be-wust van de kosten ervan. Ze realiseren ze niet hoezeer die vanzelfsprekend-heid eigenlijk een enorme luxe is. Via de energiemeter willen we hen laten zien dat ze stroom en geld kunnen besparen, maar tegelijkertijd ook zonder al te veel moeite een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van het milieu.”

overtuigingskrachtDe energiemeters worden ook ingezet bij een meer gecompliceerd project, de zogenaamde Klimaatstraat. Daarbij wordt gepoogd om in een van de leuk-ste winkelstraten van Amsterdam, de Utrechtsestraat, het energieverbruik terug te dringen. Het initiatief komt van de ondernemers zelf. Naast ener-giebesparende maatregelen achter de winkeldeur, gaat het ook om centrale distributie met elektrische wagens, energiezuinige straatverlichting, door zonne-energie verlichte tramabri’s en

afvalverwerking met een perssys-teem dat eveneens op zonne-energie werkt, waardoor de afvalpunten vijf keer minder vaak geleegd hoe-ven worden. Het is een uiter-mate complex pro-ject, aldus Baron. “Niet alleen tech-nisch, maar ook organisatorisch. Je moet toch be-werkstelligen dat ruim honderd ondernemers zich erach-ter scharen. Dat laatste is vooral een kwestie van communicatie. Daarvoor hebben we ambassadeurs, een winkel-straatmanager en de ondernemersver-eniging ingeschakeld. Draagvlak bij de ondernemers is cruciaal. Bij een groot aantal ondernemers is een energiescan uitgevoerd, resulterend in individuele adviezen over koeling, verwarming en verlichting. Enkel technische maatre-gelen werken niet. Je moet mensen erbij betrekken, ze overtuigen van het nut. Dat enthousiasmeert om mee te doen.”

actieve amsterdammersBijzonder is ook het particuliere initia-tief van ondernemers Marco Boone en Marcel Gort. Zij hebben in Amsterdam Noord het coöperatieve bedrijf Onze Energie opgericht, een leverancier van windenergie. Voor 50 euro kunnen be-woners een aandeel kopen in het bedrijf dat zich beijvert voor de bouw van zeven à acht windmolens om 8.000 huishou-dens en bedrijven van schone energie te voorzien. Als aandeelhouders profite-ren ze van een lagere energierekening.

Voorafgaand aan de bouw van de wind-molens koopt Onze Energie nu alvast groene stroom in. Het bedrijf wordt daarbij onder andere ondersteund door het stadsdeel, Amsterdam Smart City, AIM to Sustain en de stichting Doen van de Goede Doelen Loterij. “Het initiatief is opgezet als een coöpe-ratie, waarbij de bewoners en onderne-mers een direct belang hebben,” zegt projectmanager Joost Brinkman van ASC. “Ze zijn daardoor enorm betrok-ken bij het project. Juist de commer-ciële opzet overbrugt de kloof tussen het streven naar duurzaamheid bij veel mensen en hun feitelijke gedrag.” Bewustwording en betrokkenheid bij alle energiegebruikers zijn doorslagge-vend voor een duurzaam Amsterdam. Daarom wordt een lesprogramma ont-wikkeld voor basisscholen. Kinderen worden hierbij in een vroeg stadium gewezen op het belang van een verstan-dige energiehuishouding. Tenslotte zijn zij het die de klimaatdoelstellingen voor 2025 als energiebewuste consument, werknemer, ambtenaar of zelfstandig ondernemer moeten realiseren. n

artiKeL Amsterdam Smart City

Het Amsterdam van de toekomst is een duurzame stadHoofdstad wil veel minder afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen.

eXPertiNterVieW Proper-Stok Groep B.V

„Energieneutrale hoogbouw blijkt realistische opdracht“

In juni dit jaar publiceerde Proper-Stok in samenwerking met partners

DKV Architecten, TU Delft en Grontmij, de resultaten van een onderzoek naar het energieneutraal herontwerpen van een bestaand appartementengebouw, de Schutterstoren in Amsterdam-Os-dorp. Directeur Rob van Kalmthout blikt terug op dit bijzondere project.

Waarin onderscheidt deze studie zich van ander onderzoek?

Over tien jaar moet er in Nederland energieneutraal worden gebouwd. De meeste onderzoeken gaan over utili-teitsbouw, grondgebonden woningen en urban villa’s. Hoogbouw voor wo-ningen bleef steeds buiten beeld. En dat terwijl dit de grote groeimarkt voor de toekomst is gezien de verdere ver-stedelijking. We wilden weten hoe een bestaand en gewaardeerd appartemen-tengebouw met de nieuwste stand van de techniek energieneutraal gemaakt

zou kunnen worden. De Schuttersto-ren, die in 2008 winnaar was van de Amsterdamse Nieuwbouwprijs, leende zich daar prima voor.

Resulteerde het onderzoek in één recept voor energiezuinige hoogbouw?

Nee, zo werkt het niet. Oplossingen zijn locatiegebonden en hangen nauw samen met de bijzondere kenmerken van een gebouw. Wij zijn ook uit blij-ven gaan van gebruikerswensen. Zo heeft de Schutterstoren flexibel in te delen vloervelden en blijven we bewo-ners invloed geven op een aangenaam binnenklimaat.

Hoe zit het met de EPC-eisen bij deze ontwikkelingen?

De EPC (energieprestatiecoëfficiënt, red.) als rekenmethode blijkt ontoe-reikend voor energieneutrale apparte-menten, aangezien niet alle factoren die spelen bij energieverbruik in de EPC zijn betrokken. Zo maken wij onder-scheid tussen de gebouwgebonden en de huishoudelijke energievraag. Op dit laatste zijn grote besparingen te halen. Het gebouw heeft een EPC van 1,09, maar met duurzame energiemaatrege-len is een EPC van 0 mogelijk.

En de kosten van maatregelen?De kosten zijn nog stevig, maar de tech-niek zal zich verder uitkristalliseren. Terugverdientijden worden korter naar-mate het prijskaartje van innovaties door grootschaliger toepassing daalt en de energieprijzen stijgen. Je kunt een gebouw nu al bouwkundig voorbe-reiden op de latere installatie van een techniek die nu nog niet toepasbaar of rendabel is. Verder zal er in Nederland een brede omslag moeten plaatsvinden van maandelijkse hypotheeklasten of huurlasten naar integrale huisvestings-lasten, dus inclusief energie. Pas dan zal investeren in energieneutrale ge-bouwen renderend worden. n

meer informatieRob van Kalmthout, directeur Proper-Stok [email protected]

De Schutterstoren, Amsterdam

Page 15: De stad van de toekomst

Stad van de toekomSt 15Een publ icat ie van Ref lex Uitgever i j

GastbijdraGe Brainport Eindhoven

Innovatieve en creatieve regio is speler in de wereldtopKennisclusters van overheid, bedrijfsleven en onderwijsinstellingen zorgen voor ongekende economische vitaliteit.

De regio Zuidoost-Nederland met (Brainport) Eindhoven als hotspot,

is ijzersterk uit de economische crisis tevoorschijn gekomen. Het is de ambi-tie van de regio Eindhoven om tot het selecte gezelschap van de top-10 van mondiale regio’s te behoren op het ge-bied van toptechnologie en innovatie. Het kabinet heeft Brainport Eindhoven aangewezen als een van de drie main-ports van Nederland, naast Amsterdam en Rotterdam. In de onverholen ambi-tie schuilt het geheim van het succes. Het bepaalt sterk de manier waarop in de regio wordt gewerkt en gedacht. Overheden, bedrijfsleven en kennisin-stellingen, zoals de Technische Univer-siteit Eindhoven (TU/e), werken hecht samen, ieder vanuit hun eigen domein. De burgemeester van Eindhoven, Rob van Gijzel, ziet de moeizame jaren ’90 als de katalysator voor een cultuurom-slag. Het faillissement van DAF en het vertrek van het hoofdkantoor van Phi-lips schudde de stad hardhandig wak-ker. “Wij hebben de crisis vijftien jaar geleden al gehad. Daar hebben we een enorme weerbaarheid door gekregen. In de week dat Lehman Brothers om-viel, zaten we als gemeente al aan tafel met de werkgevers om op de situatie te anticiperen.”

BrainportGemeente en bedrijfsleven zochten eind jaren negentig de dialoog. Beslo-ten werd om te investeren in de kennis-infrastructuur en het intensiveren van de samenwerking in een ‘Triple-Helix’ structuur van overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, zoals de TU/e. De regio Eindhoven is in staat om zeer complexe processen tot stand te bren-gen dankzij een keten van netwerken. De poorten zijn letterlijk en figuurlijk opengezet, de hekken neergehaald, ver-klaart Van Gijzel. Bij Philips en het Nat-lab stond in zijn jeugd een enorm hek om het terrein. Dat is allemaal verdwenen. De hele researchketen is opgeknipt. De High Tech Campus Eindhoven her-bergt meer dan honderd bedrijven die hoofdzakelijk in de pre-competatieve fase werken. Ze delen hoogwaardige apparatuur en voorzieningen, waar-

van start-ups gebruik kunnen maken. Sleutel van het succes is het delen van kennis en het spreiden van risico. Dit werkt in de woorden van Van Gijzel als een procesversneller. “In de fase voor de productiefase breng je bedrij-ven bij elkaar. Je gaat meteen vooraan in het proces allianties aan. Dat maakt de regio buitengewoon krachtig.” Hij verwacht dat steden wereldwijd de ko-mende tien jaar een verbeten strijd zul-len uitvechten om kennis naar de regio te halen en strategische allianties aan te gaan. Daarbij moet de Brainport de strijd aangaan met economische groot-heden als Sillicon Valley, Singapore, München-Stuttgart en Grenoble. Zo kent de regio een sterk groeiend cluster van industriële bedrijven die produc-tieapparatuur maken voor opwekking van zonne-energie. Zo’n 75% van alle research omtrent zonne-energie vindt plaats in de regio. Daarbij wordt inten-sief samengewerkt met de regio rond de Chinese stad Nanjing, waar het onder-zoek naar zogenoemde smartgrids – een slim netwerk van mini-energiecen-trales – zich concentreert, vertelt Van Gijzel. “Voor duurzame energie moet het energienetwerk veranderen. Daar zijn ze in China weer verder mee dan wij. Door elkaars kennis te delen, kom je sneller tot een wereldstandaard.”

tu eindhoven In en rond Eindhoven zindert het van de nieuwe bedrijvigheid. De Technische Universiteit Eindhoven ondersteunt en stimuleert start-ups en studenten op allerlei manieren in ondernemerschap. “Jonge mensen in afstudeerprojec-ten worden vanuit het kenniscentrum gefaciliteerd om een eigen bedrijf te starten. Ze kunnen stappen zetten om hun project te vermarkten met een ei-gen businessplan,” vertelt Wim Schae-fer, hoogleraar aan de TU/e. Een ander voorbeeld van zinderende bedrijvig-heid in en rondom Eindhoven is dat bedrijven, kennisinstellingen en over-heden samenwerken onder de naam ‘Brainport’: de naamsaanduiding van de toptechnologie in Zuidoost-Neder-land. Er is ook een organisatie die tot taak heeft de economische en innova-tieve structuur van de regio met de uit-voering van concrete projecten verder te versterken, genaamd Brainport De-velopment. Schaefer acteert vanuit de TU/e in diverse van deze projecten en ziet dat zo’n context ook zeer nuttig is om onverwachte partijen te ontmoeten en kennis uit te wisselen die nodig is om tot structurele innovatie te komen. Doordat deelnemers aan programma’s en projecten uit de gehele Brainport re-gio komen is de slagkracht groot, meent hij. “De lijnen zijn kort. De drempel om een vraag te stellen is laag.”De stad van de toekomst die zich als competitieve, innovatieve vestigings-plaats voor nieuwe ondernemers pro-fileert, zal in haar vestigingsbeleid ook navenante vrijheid moeten bieden. Geen strenge scheiding tussen stede-lijke functies als wonen en werken, geen

lastige bestemmingsplan protocollen, maar ontwikkeling van nieuwe geïn-tegreerde woon/werklandschappen, waarin er ruimte is voor onverwachte nieuwe bedrijvigheid, verklaart Schae-fer. “Idealiter bepaalt de ondernemer zelf waar hij werkt en waar hij leeft. En kan hij die zaken desgewenst combine-ren.” Voor kenniswerkers en bedrijven is het belangrijk dat er veel gebeurt in de stad. Een voorbeeld is de het her-opende Muziekgebouw Eindhoven, met de beste akoestiek van Europa.

energieneutraal in 2040Naast high tech kent de regio clusters rond health, de automotive industrie en duurzame energie. Zo speelt de re-gio een belangrijke rol op het gebied van duurzame ontwikkeling. Eindho-ven en omgeving hebben de ambitie gesteld om energie neutraal te zijn in 2040. Ook hierbij wordt de samenwer-king gezocht. Mede gelet op de verdere toekomst is het Kenniscluster Energie Neutraal Wonen In Brainport opge-richt, een samenwerkingsverband tus-sen lokale overheid, kennisinstituten en ondernemers. Binnen het cluster wordt kennis ontwikkeld en gedeeld en studenten van de Technische Universi-teit Eindhoven kunnen hun afstudeer-project uitvoeren bij regionale bedrij-ven en overheidsinstellingen. Met inzet van ‘alternatieve’ energie kunnen we in een nabije toekomst maximaal aan een kwart van de huidige energiebehoefte voldoen. Tegelijkertijd gaan de lande-lijke scenario’s uit van een verdere groei van het huidige energiegebruik om en nabij 25 %. Het streven naar verminde-ring van gebruik is dus een zeer belang-rijke, maar daarbij ook moeizame weg om te gaan. Daarbij gaat het om oplos-singen als warmte management door warmte-koude-opslag (WKO-syste-men) en warmtemanagement door uit-wisseling van rest energie / restwarmte door industriële partners op bedrijven-terreinen & veehouderij.De ambitie om over 30 jaar energieneu-traal te zijn, omvat niet alleen techni-sche vraagstukken, die tot oplossing moeten worden gebracht, maar verlangt ook politieke keuzes. “Landelijk vormt nieuwbouw slechts 1% van het totale woonaanbod. Dus de oplossing moet je in de bestaande bouw zoeken. Het vraagt om aanzienlijke investeringen,”

meent Schaefer. De gemeenten dienen hierin een leidende rol te spelen, in zijn visie. “Om de ambities van duurzame energie waar te maken voor de stad Eindhoven en haar omgeving, is een platform opgericht waarin bestuurders, wetenschappers en ondernemers in ver-trouwen elkaar kunnen aanspreken on-misbaar. Dat is naar mijn mening de rol die Brainport invult in dit gehele ver-haal,” concludeert Schaefer. Voor de ge-meenten betekent de doelstelling dat er financiële middelen vrij moeten worden gemaakt in tijden van bezuinigingen. Van Gijzel: “Je moet niet alleen kijken waar kan worden gesneden, maar ook waar geld kan worden verdiend. Daar is dit een uitstekend voorbeeld van.”

eindhoven europese stad van de toekomstDe vitaliteit van de Eindhovense eco-nomie wordt tot over de landgrenzen opgemerkt. De toonaangevende Britse krant Financial Times heeft Eindhoven onlangs uitgeroepen tot Europese stad van de toekomst in de categorie steden tot 250.000 inwoners. De reden hier-voor is het vestigingsklimaat, de econo-mische potenties en infrastructuur.Eindhoven is in de categorie ‘micro ci-ties’, tot 250.000 inwoners, uitgeroepen tot de meest ondernemersvriendelijke stad van Europa. Ook op het gebied van economische potenties scoort Eindho-ven een toppositie. De stad staat tweede achter Cambridge in het Verenigd Ko-ninkrijk maar vóór steden als Basel en Grenoble. De TU/e staat in de Times Higher Education ranking het hoogst genoteerd van alle Nederlandse univer-siteiten. Vooral op de factor innovatie scoort de universiteit erg hoog. n

Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven

Het futuristische glazen bouwwerk, de Blob

Gebouw Vertigo, faculteit Bouwkunde van de TU/e

Page 16: De stad van de toekomst

GEEF JE AFVAL UIT HANDENBinnen elk bedrijf en bij elk gezin blijft er iets over aan het eind van de dag. Het afval. U hebt het niet meer nodig, maar wij maken er werk van. Want afval is ook nuttig. Door het slim in te zamelen en duurzaam te verwerken doet het dienst als nieuwe grondstof of bouwstof.

En als we dan echt niets meer van uw afval kunnen maken, dan zetten we het in voor het opwekken van groene energie door middel van verbranding.

Kortom, uw afval draagt bij aan het bewust omgaan met primaire grondstoffen en fossiele brandstoffen. Winst voor het milieu. Dat is betrouwbaar en duurzaam afvalmanagement met SITA.

BETROUWBAAR EN DUURZAAM AFVALMANAGEMENT

SITA.NL 0900-8444

SIT-023-46_Adv_255x371_NRCspecial#3.indd 1 06-10-2010 14:10:49