De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3:...

48
3 Uitgave in drie delen van de Commissie voor Welstand en Monumenten 111 jaar welstandsadvisering 1978 – 2009 De Schoonheid van Amsterdam

Transcript of De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3:...

Page 1: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

3Uitgave in drie delen van de Commissievoor Welstand en Monumenten

111 jaar welstandsadvisering

1978 – 2009

De Schoonheidvan Amsterdam

Page 2: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

1978 Op 5 september 1978 wordt Jan Schaefer wethouder

van stadsvernieuwing, grondzaken, volkshuisvestingen bouw- en woningtoezicht.

De Derde nota over de stadsvernieuwing betekent eenradicale koerswijziging: in plaats van de

‘uiteengelegde stad’ moest Amsterdam als‘compacte stad’ weer centraal komen te staan.

Het machtige Publieke Werken wordt opgesplitstin drie zelfstandige diensten: Openbare Werken,

Grondbedrijf en Ruimtelijke Ordening.

1980 De Stuurgroep Aanvullende Woningbouwlocatiesinventariseert in haar rapport ruim 100 terreinen

in de bestaande stad, gerangschikt naarmoeilijkheidsgraad als A-, B- en C-locaties,

goed voor 60.000 woningen.

1981 Reorganisatie van de Schoonheidscommissie.

De vertegenwoordigers van burgerij, bedrijfsleven,particuliere bouwers en woningcorporaties verliezen

hun zetel. De drie directeuren van de ambtelijkediensten zijn alleen nog adviserend lid.

Op 5 mei besluit de gemeenteraad om bij wijzevan proef in Noord en Osdorp een stadsdeelraad

in te stellen.

1982 Het kabinet-Lubbers I richt zich op sanering van deoverheidsfinanciën door bezuinigingen en afstotingvan overheidstaken. Deregulering en privatisering

zijn nu de leidraad.

1983 Het Actieprogramma deregulering (woning) bouw -wetgeving van het rijk bevat het voornemen het

welstandstoezicht af te schaffen, behalve inspeciaal aangewezen ‘gevoelige gebieden’.

1984 De Tweede Kamer neemt de motie-Van Noord aan:

ter bescherming van de visuele kwaliteit vande bebouwde omgeving is een welstandsbeleid

noodzakelijk, waarvoor gemeenten deverantwoordelijkheid dragen.

Amsterdam besluit de binnengemeentelijkedecentralisatie gefaseerd in te voeren in de

overige delen van de stad.

1985 Met het structuurplan De stad centraal bestendigthet gemeentebestuur de keuze voor Amsterdam

als compacte stad.

1986 Op 29 april 1986 neemt Jan Schaefer afscheid

als wethouder.

1987 In Zuidoost, de Pijp, Watergraafsmeer en

Buitenveldert worden stadsdeelraden geïnstalleerd.

1988 In de Vierde nota over de ruimtelijke ordening kiest het

rijk voor economische en ruimtelijke ontwikkelingvan dertien stedelijke knooppunten.

De nieuwe Monumentenwet regelt de aanwijzingvan monumenten en geeft voorschriften voor het‘wijzigen, verstoren, afbreken of verplaatsen’ van

een beschermd monument.

1990 De Amsterdamse subsidieregeling Beter Verbeteren

wordt van kracht.

Instelling van de MonumentencommissieAmsterdam.

De decentralisatie wordt versneld in tien nieuwestadsdelen doorgevoerd. Het totaal komt nu op

16 stadsdelen. Alleen de binnenstad blijft voorlopigonderdeel van de centrale stad.

In de Vierde nota inzake de ruimtelijke ordening extra(Vinex) selecteert het rijk locaties voor grote

woongebieden dichtbij de grote steden.In Amsterdam wordt IJburg aangewezen als

Vinex-locatie.

1991 De rijksnota Ruimte voor architectuur vormt het

startschot voor een landelijk architectuurbeleid, metonder meer prijsvragen, publicaties en de oprichtingvan architectuurinstellingen (Stimuleringsfonds voor

Architectuur, Architectuur Lokaal, het NederlandsArchitectuurinstituut en het Berlage Instituut).

1992 Tegelijk met de herziene Woningwet treedt het

Bouwbesluit in werking, waarmee debouwregelgeving een landelijk uniform karakter

krijgt. Volgens art. 48 dient de welstandscommissiete bestaan uit onafhankelijke deskundigen.

1993 De Schoonheidscommissie voert een nieuwe

werkwijze in met drie deelcommissies: commissie I(de binnenstad), commissie ii (Singelgracht tot aan

de ringweg) en commissie iii (de gebieden buitende ringweg en Amsterdam-Noord).

1994 Start van het privatiseringsproces van woning -corporaties. Met de financiële zelfstandigheid

worden de corporaties nu ook vastgoedontwikkelaar,met eigen projectontwikkelingsafdelingen.

1995 Bij de samenvoeging van de Schoonheidscommissie

en Monumentencommissie tot de onafhankelijkeCommissie voor Welstand en Monumenten treedt

Aart Oxenaar aan als eerste onafhankelijkevoorzitter.

Met de eerste versie van de nota De Schoonheidvan Amsterdam, opgesteld door leden van de

Schoonheidscommissie, loopt Amsterdam vooruitop de landelijke verplichting tot het vaststellen van

welstandsbeleid.

Op 17 mei spreekt de overgrote meerderheid vande Amsterdamse kiesgerechtigden zich ineen referendum uit tegen de vorming van

een stadsprovincie.

1996 De tweede rijksnota, De architectuur van de ruimte,

streeft een verbreding van het architectuurbeleid na,naar de schaalniveaus van stedenbouw,

landschapsarchitectuur en infrastructuurontwerp.

1997 In de nota Stedelijke vernieuwing legt het kabinet denadruk op een gedifferentieerde samenstelling vanbevolking en woningvoorraad in stedelijke wijken

om leefbaarheidsproblemen op te lossen.

De Schoonheidscommissie 1978–2009

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

ED

WIN

VA

N E

IS

1998 Door de fusies van de stadsdelen Oost &

Watergraafsmeer, Rivierenbuurt & Buitenveldert,en Zuid & De Pijp vermindert het aantal stadsdelen

naar dertien.

1999 Tweede uitgave van De Schoonheid van Amsterdam.

Het advies van de rijksbouwmeester Welstand op eennieuwe leest beoogt een transparante, voorspelbare

en democratische toetsingsprocedure.

De Tweede Kamer schaart zich achter de notaBelvedere, waarin een respectvolle omgang met

cultuurhistorische waarden wordt bepleit binnenruimtelijke ontwikkelingen. De strategie moet zijn

‘behoud door ontwikkeling’.

2002 In maart wordt stadsdeel Centrum ingesteld.

2003 Volgens de nieuwe Woningwet dienen

welstandscommissies in het openbaar te vergaderen.En vanaf 1 juli 2004 is welstandstoezicht alleen

mogelijk indien gemeenten een welstandsnota metcriteria hebben vastgesteld. Welstand op een nieuwe

leest is daarmee een feit: welstand is transparant,voorspelbaar en democratisch.

2004 In de beleidsnota Ruimte voor ontwikkeling vergroothet ministerie van vrom de ruimte voor decentraleoverheden, maatschappelijke organisaties, private

partijen en burgers in regionale en lokaleplanologische kwesties. ‘Centraal wat moet,

decentraal wat kan’ is nu het motto.

2005 Het Actieprogramma ruimte en cultuur van het rijk

bundelt het architectuur- en Belvederebeleid.Actiepunten zijn onder meer de naoorlogse stad,

de architectuur van bedrijventerreinen en hetrouteontwerp van snelwegen.

2006 Opheffing van de Amsterdamse Raad voor de

Monumentenzorg. De taak om te adviseren over deplaatsing van panden op de rijks- of gemeentelijke

monumentenlijst gaat naar de Commissie voorWelstand en Monumenten.

2008 Speerpunten in de door vier ministeries uitgebrachte

architectuurnota Een cultuur van ontwerpen zijnbijvoorbeeld de herbestemming van waardevolle

gebouwen en gebieden die hun functie verliezen, enversterking van de positie van het vak stedenbouw.

2009 Een Kamermeerderheid wijst het kabinetsvoorstelaf om de wettelijke grondslag voor de welstands -

commissies te schrappen. De zorg voor ruimtelijkekwaliteit is belangrijker dan minder regelgeving.

Tijdens de lancering van de website De Schoonheidvan Amsterdam Digitaal, waardoor de welstandseisenvoor iedereen per adres digitaal toegankelijk worden,viert de Commissie voor Welstand en Monumenten

haar 111-jarig bestaan.

Piraeus (Kollhoff en Rapp)

Silodam (MVRDV)

Page 3: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

De Schoonheid van Amsterdam111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009)

Stadsvernieuwingdenderde door Amsterdam

Levende of dodemonumenten

De leesbare stad:ruimtelijke systemen

Ongekende dynamiek inlaatste decennium

En verder11 Supervisie in een gedeelde stad12 Geen heren met baard25 Wel of niet aangepast inpassen28 Het ordekaartenproject34 Het patroon van de stad40 Beeldende kunst en

openbare ruimte43 Epiloog

Bijna twee jaar geleden meldden we u dat we een klein katern met de geschiedenisvan de Amsterdamse Commissie voor Welstand en Monumenten gingen schrijven,als markering van nooit gevierde eeuwfeesten en de start van De Schoonheid van Amsterdam Digitaal. Ondertussen is dit het derde en voorlopig laatste deel van de onverwacht rijke geschiedenis. Het is alsof je door het sleutelgat van onze kleine com-missie naar het weidse panorama van een eeuw Amsterdamse stadsontwik keling kijkt.

Hoe dichterbij het verleden komt, hoe moeilijker het is om afstand te bewaren.Dit had door een bekende Amsterdamse goeroe gezegd kunnen worden, maar hetis de ervaring van iedere historicus, dus ook van de schrijvers van deze geschiedenis.Het voordeel van de overvloed aan materiaal en de aanwezigheid van ooggetuigenwordt snel tenietgedaan door de wens niemand te kwetsen en het eigen blazoenschoon te presenteren. Als deze geschiedenis iets duidelijk maakt, dan is het wel hoezeer het welstands -toezicht een weerspiegeling is van de tijdgeest. Die wordt zichtbaar in de angst vooruitspattingen van aannemers, in de wens om een eigen Amsterdamse School overalzichtbaar te maken, in het wederopbouwoptimisme, in de waardering van de bestaande stad en het accommoderen van internationale ambities. Maar de geschie-denis maakt ook een onderstroom zichtbaar van tegendraadsheid, vasthouden aanvakprincipes, het debat opzoeken. De thema’s zijn door de jaren heen vaak gelijk…

In dit katern vindt u het Amsterdamse systeem beschreven, in al zijn details en precisie. Het is het tijdperk van Paul Jongen en Gerard Schotten, meer dan een kwarteeuw secretaris respectievelijk adjunct-secretaris van de commissie. Het tijdperkwaarin de commissie haar huidige vorm kreeg: een geïntegreerde commissie voor welstand én monumenten, inclusief een subcommissie die adviseert over plaatsingvan panden op de rijks- of gemeentelijke monumentenlijst. In de beschreven periode van ruim dertig jaar hebben vele leden en commissie -secretarissen in vele verschillende behuizingen zich opgewonden over duizendenbouwplannen. En toch gaat de meeste kritiek in de stad altijd over de meest recentebouwplannen waar de tijd nog niet liefdevol overheen is gegaan. De commissie adviseert rechtstreeks aan bestuurders en maakt geen deel uit van de dagelijksemoesjawara aan afwegingen en belangen, maar liep daarmee het risico van oordelenvanuit een ivoren toren en met haar adviezen achter de feiten aanlopen.

We hebben weer zo objectief mogelijk proberen weer te geven hoe de commissie omging met de immense bouwproductie van de afgelopen dertig jaar en zich onmachtig voelde ten opzichte van grootschalige ontwikkelingen. Daarbij is de vormbelangrijker geworden dan de vent: zoals in veel maatschappelijke sectoren is decomplexiteit toegenomen, uitgedrukt in hoeveelheden betrokkenen, regels en beleid.De personen die het werk doen blijven in deze aflevering wat bleker. Men gaat zichook steeds netter uitdrukken, en dat leidt tot minder sappige citaten of saillante uitspraken. Voor de laatste maal: veel leesplezier en nieuwe inzichten toegewenst!

Annemiek RijckenbergVoorzitter Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam

omslagfoto

Woongebouw Het Penta-gon van Theo Bosch enAldo van Eyck in de SintAntoniesbreestraat, 1983.Deze sociale huurwonin-gen waren bestemd voorbuurtbewoners van wiehet huis was gesloopt van-wege de metroaanleg.Na felle strijd had de klein-schaligheid het gewonnenin de oude stad. Op de ach-tergrond de 17de-eeuwseZuiderkerk.

STADSARCHIEF AMSTERDAM

Page 4: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Welstandstoezicht had vaak het nakijken

Stadsvernieuwingdenderde doorAmsterdamMet de komst van Jan Schaefer als wethouder in 1978kreeg de stadsvernieuwing vaart. De waardering kwamterug voor het wonen in de oude wijken. De bouw -productie begon te stijgen, totdat in 1984 een historischhoogtepunt van bijna negenduizend woningen werdbereikt. De Schoonheidscommissie kon zich in dit bouw-geweld amper staande houden.S

TAD

SA

RC

HIE

F A

MS

TE

RD

AM

2 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Page 5: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

DEEL 3: 1978–2009 | 3

Poortgebouw Haarlem-merdijk van A. van Herken C. Nagelkerke, 1982.Het met kalkzandsteen ingevulde betonskelet isafgewerkt met wit gestucte buitengevel -isolatie – een noviteit inde sociale woningbouw.‘Geen bezwaar, als dit éénof twee keer gebeurt,’ oordeelde de commissiena enige discussie.

Page 6: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

In mei 1978 was binnen de Amster-damse PvdA de rol van de ‘grootscha-ligen’ definitief uitgespeeld. Met de

doortastende Jan Schaefer als lijsttrekker,die staatssecretaris van Volkshuisvestingen Ruimtelijke Ordening was geweest inhet kabinet-Den Uyl (1973–1977), behaaldede partij een recordaantal zetels in de ge-meenteraad. Schaefer werd wethouder metde portefeuilles Stadsvernieuwing, Grond-zaken, Volkshuisvesting en Bouw- en Woningtoezicht. Daarmee kon hij het ge-hele bouwproces domineren. In september 1978 lag er een programak-koord, gebaseerd op wat de ‘kleinschali-gen’ in de PvdA eerder tevergeefs haddenbepleit. In de stadsvernieuwing stond nietlanger de ‘uiteengelegde stad’ centraal: hetbeleid waarbij grote aantallen Amsterdam-mers verhuisden naar groeikernen in deomgeving van de stad. Deze overloop vondmen nu een slechte zaak. Het streven naarde ‘compacte stad’ werd de nieuwe lei-draad. ‘Ik gelóóf in de stad,’ benadrukteSchaefer. Amsterdam moest ‘op Amster-dam blijven lijken’ en zijn woonproble-men zelf oplossen. Han Lammers was regelmatig met een grote kaart van de Pur-mer in het college gekomen. Schaefer ver-ving in zijn wethouderskamer demonstra-tief de kaart van Noord-Holland door eenplattegrond van de stad.

Tempo makenDe centrale leuzen werden ‘bouwen voorde buurt’ en ‘behoud en herstel’, dat wilzeggen: handhaaf de bestaande rooilijnen,ga meteen bouwen in door sloop ontstanegaten en kies waar mogelijk voor renovatiein plaats van sloop/nieuwbouw. Toekom-stige bewoners kregen een rol in de ont-

werpteams en praatten mee over architec-tenkeuze en bouwplannen. Door de dienstVolkshuisvesting en de corporaties werdenvaak jonge architecten ingeschakeld, diedoor de actiegroepen waren ‘gescreend’ ofze wel konden praten met de bewoners. Bovenal wilde Schaefer tempo maken.Toen de onderhuidse spanningen tussende diensten bleven voortduren, introdu-ceerde hij een nieuw model voor de aan-sturing van de stadsvernieuwing. Er kwa-men buurtgebonden projectgroepen‘nieuwe stijl’, waarin ambtenaren van dediverse diensten gelijkwaardig met elkaaroverlegden. Zij voerden hun werkzaam -

heden uit onder leiding van de ambtelijkeafdeling Coördinatie Stadsvernieuwing,die rechtstreeks onder de wethouder viel.De ambtenaren in de projectgroepen had-den een zwaar mandaat: zij konden metvoorbijgaan van hun directeuren toezeg-gingen doen, die niet meer door hogere in-stanties konden worden teruggedraaid.Ook was de rol van Publieke Werken alsmachtsblok uitgespeeld. In 1979 ging degemeenteraad akkoord met de opsplitsingin drie nieuwe diensten: Grondbedrijf,Openbare Werken en Ruimtelijke Orde-ning.

Windmolen op het dakDe plannen rolden vanaf eind jaren zeven-tig van de tekentafels. Bijvoorbeeld in deNieuwmarktbuurt, waar het boren van hetmetrotracé grote gaten had geslagen. Metlang niet alle plannen was de commissie

4 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

links: Wethouder JanSchaefer start in 1986 desloop van de resten vanhet Van Nispenhuis, Stad-houderskade 55. Dit in1977 uitgebrande pandwas een decennium langeen speculatie-object.In 1989 verrees hier het kantoorgebouw Het Wil-lemshuis naar ontwerpvan Theo Bosch.onder: Het Pentagonvan T. Bosch en A. vanEyck in de Sint Antonies-breestraat.

Page 7: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

even gelukkig, maar sommige gingen alseen mes door de boter. Vol waardering waszij voor het eerste bouwplan bovenop demetrobuis, het Zuiderkerkhofproject vande Coöperatieve Architecten Vereniging.Hetzelfde gold voor het Pentagon, een vijf-hoekig woningbouwcomplex van TheoBosch, waar eerder Monumentenzorg watmoeite mee had en aanvankelijk ook debewoners, omdat het vroegere stratenpa-troon werd doorbroken. Ook de invullingen aan de Ververstraaten de Zwanenburgwal, van Paul de Ley enFenna Oorthuys, passeerden met redelijkgemak de commissie, ondanks hun ge-pleisterde gevels. En over de woningbouwvan Hans Borkent op de hoek van de OudeHoogstraat en de Sint Antoniesbreestraatwas vooral de architectencommissie ‘ergenthousiast’, in tegenstelling tot HenkZantkuyl van Monumentenzorg die fel dein de gevel zichtbaar gemaakte schuineverkaveling aanvocht: een straatwandmoest volgens hem vlak gedetailleerd worden. De ‘houten huizen’ van Dick Tuynmanten slotte, tussen de Jodenbreestraat en

DEEL 3: 1978–2009 | 5

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

rechts: Woonblok aan hetZuiderkerkhof boven metro -station Nieuwmarkt vanHans Hagenbeek, 1980. Hettunneldak van de metrobuiswerd verzwaard uitgevoerd,zodat direct daarop konworden gefundeerd.onder: De kleurencomposi-tie van de woningbouw opde hoek van Sint Antonies-breestraat en NieuweHoogstraat van H. Borkentis ontworpen door beeldendkunstenaar K. Makkink.

De Amsterdamse Verordening op het welstandstoe-zicht uit 1933 hield lange tijd stand. Volgens dezeregeling was het welstandstoezicht verdeeldover drie organen: de Schoonheidscommissie, deCommissie voor de Oude Stad (cos) en de Com-missie voor de Nieuwe Stad (cns). In alle drie za-ten de directeuren van de betrokken gemeentelij-ke diensten, het hoofd van de afdelingStadsontwikkeling en de stadsbouwmeester(sinds de dood van Ben Merkelbach in 1961 wasdeze functie echter vacant). Ook vertegenwoor-digers van de burgerij en het bedrijfsleven had-den zitting in alle commissies. Daarnaast partici-peerden in de cos vanaf 1957 een afgevaardigdevan de oudheidkundige verenigingen en hethoofd van Bureau Monumentenzorg. In de cns

waren het Grondbedrijf, de bouwbedrijven en decorporaties vertegenwoordigd. In zowel de cos

als de cns hadden drie particuliere architectenzitting die de esthetische beoordeling van plan-nen voorbereidden. Alle zes de architecten zatenook in de Schoonheidscommissie. Al jaren werd gebakkeleid over herziening vande verordening. Wethouder Schaefer hakte tenslotte de knoop door en kondigde op 29 januari1981 de nieuwe Verordening welstandstoezicht Am-sterdam af. Alle bestaande commissies werdenopgeheven en vervangen door één college, de

Schoonheidscommissie, bestaande uit zes archi-tectleden en een beeldend kunstenaar. De driedirecteuren van de diensten (Bouw- en Woning-toezicht, Ruimtelijke Ordening en Volkshuisves-ting) en het hoofd van de afdeling Stadsontwik-keling waren nu alleen nog adviserend lid,zonder stemrecht. Twee subcommissies, de Architectencommis-sie voor de Oude Stad en de Architectencommis-sie voor de Nieuwe Stad, telkens bestaande uitdrie architecten, voerden vanaf 1981 het dagelijk-se werk uit. Problematische of belangrijke bouw-plannen en beleidsmatige zaken kwamen aanbod in de plenaire vergaderingen van de Schoon-heidscommissie. Als het om plannen in de oudestad ging, moest advies worden ingewonnenvan het hoofd Monumentenzorg en de afgevaar-digde van de oudheidkundige verenigingen.Niet-deskundige leden voegden volgens Schae-fer niets toe aan het welstandstoezicht: de ver-tegenwoordigers van burgerij, bedrijfsleven,particuliere bouwers en woningcorporaties pas-ten niet meer in dit nieuwe schema. In deze opzet zou de Schoonheidscommissiein grote lijnen vijftien jaar lang blijven functione-ren. Per 1 januari 1996 werd een nieuwe verorde-ning van kracht (zie kader op p. 27).

Organisatie van het welstandstoezicht

Page 8: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

het Waterlooplein, naast het Rembrandt -huis, zag de commissie als een grote ver-rassing. Het gebouw kende met zijn achtlagen ‘een monumentaliteit die zelden bijwoningbouw voorkomt’ en paste goed inde toekomstige ontwikkeling van de buurt,met de Stopera er pal tegenover. Alleenvoor de windmolen op het dak kende zegeen pardon.

Onverdraaglijk horizontalismeEen heftige botsing tussen commissiele-den leverden de poortgebouwen van VanHerk en Nagelkerke aan de Haarlemmer-dijk op, als toegang naar de binnenstraatvan de nieuwe woningbouw aan de Haar-lemmerhouttuinen. Volgens de architect-leden was het een goed plan, zeker als ‘uit-vloeiing van het binnenterrein’, adequaatverweven met de omringende structuur.En wat de horizontaliteit en het witte stuc-werk betrof: geen bezwaar, mits een derge-lijk accent slechts één of twee keer voor-kwam. Voor Piet Zanstra echter, devertegenwoordiger van de oudheidkundigeverenigingen, was dit horizontalisme on-verdraaglijk. Viel er dan niemand andersover deze architectuur in relatie tot hetstraatbeeld? En dan ook nog de afwerkingmet wit pleisterwerk! Hij verzette zich te-gen de uitspraak dat alles wel bij elkaarpaste als het maar kunst was. De ontwerpers hadden geen boodschapaan het compromis dat de commissie tenslotte voorstelde: leg het gebouw drie me-ter terug ten opzichte van de rooilijn, waar-

door het duidelijker kan gelden als een uit-stulping van het binnengebied, en brengwat verbeteringen in de borstwering aanter wille van een parcellering. Een aantalweken later meldden de architectledenaan de plenaire vergadering dat zij volledigwaren overtuigd van de kwaliteit van hetplan en dat zij dit daarom definitief had-den geaccepteerd.

Rafelige straatwandenUiteraard was de Schoonheidscommissiebij het tempo maken in de stadsvernieu-wing geregeld een sta-in-de-weg. Schoor-voetend ging zij vaak toch maar akkoord,al dan niet nadat de architectencommissiehad geprobeerd de ontwerper tot wijzigin-gen te bewegen. De plannen waren meest-al al afgekaart, besproken in talloze buurt-vergaderingen en verzekerd van politiekeruggensteun. Vaak ontbrak het volgens de Schoon-heidscommissie in de plannen – steevastmet een bouwhoogte van vier lagen, omdatdaarboven een lift verplicht was met nave-nant hogere bouwkosten – aan stedelijk-heid en voldoende samenhang met de be-staande architectuur. Een ‘algemeenoptredend probleem’ was dat de voorge-schreven buitenruimte bij woningbouwbijna altijd werd vertaald in uitkragendebalkons met spijlenhekken. Het resultaat:‘on-Amsterdamse rafelige straatwanden’waardoor buurten hun oorspronkelijkestedelijke karakter kwijtraakten. Dit wasvolgens de commissie de schuld van de

dienst Volkshuisvesting. Als een waar ‘po-litbureau’ oefende deze dienst een sterkedruk uit tot het naleven van de Voorschrif-ten en Wenken, waarin de kwaliteitseisenvan de gesubsidieerde woningbouw totop de millimeter nauwkeurig waren vast -gelegd. Bovendien was de dienst Volks-huisvesting veel meer geïnteresseerd inde plattegronden per doelgroep dan in architectuur of stedenbouw. Vooral wat in de Indische Buurt gebeurde,die ‘in haar architectuur afglans heeft vande Amsterdamse School’, met expressievehoeken en entrees en een afwijkende be-handeling van de bovenste bouwlaag, gingde commissie aan het hart. Niets van dezespecifieke kenmerken kwam in de bouw-plannen terug. De juist voor deze wijk zokarakteristieke samenhang werd op geenenkele manier gegarandeerd, nu er ‘uitde losse hand’ architecten werden aan -getrokken voor allerlei deelprojecten. Bijvoorbeeld in de Molukkenstraat, waar‘de geïntroduceerde betonbanden een afschuwelijke toevoeging zijn,’ aldus commissielid Lucia Hartsuyker. En tothaar spijt was de Insulindeweg al van eenechte stedelijke straat getransformeerd‘tot een straat uit een buitenwijk, doordatook hier de typische kenmerken van dezegevels verlaten zijn’ en bovendien elke visie op de inrichting van de openbareruimte achterwege was gebleven.

Nostalgisch antwoordHet enorme woningbouwprogramma verg-de bij voorkeur locaties van enige omvang,zodat de bouwkosten konden worden ge-drukt. Een inventarisatie toonde aan datveel meer ruimte beschikbaar was dan al-gemeen werd aangenomen. De bestaandestad bood ruimte voor zestigduizend wo-ningen. Venserpolder en Groesbeekdreefin Zuidoost en locaties in Noord kwamentot ontwikkeling. Maar de inbreidings -locaties beperkten zich niet tot de randenvan de stad.ST

AD

SAR

CH

IEF

AM

STE

RD

AM

Onder: Vol lof was decommissie over hetwoning bouwproject GranVista van Dik Tuynman uit1982, gelegen tussen deJodenbreestraat en hetWaterlooplein, met op debegane grond winkels enopslagruimtes voormarkt kramen: een planmet ‘een monumentaliteitdie zelden bij woningbouwvoorkomt’.

Page 9: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Het stedenbouwkundig plan dat CarlWeeber begin 1981 voor de Venserpoldermaakte, nota bene pal naast de honing -raatflats van de Bijlmer, zette de stand -punten binnen de commissie op scherp.Het plan ging uit van rechthoekige, gesloten bouwblokken van vier tot vijfbouw lagen. Commissielid Hein Salomon-son vond dat de klok vijftig jaar werd terug -gedraaid met dit ‘nostalgisch en regressiefantwoord op de overigens begrijpelijke kritiek op de nieuwe stad’. Al was de trendnaar het gesloten bouwblok op veel plaat-sen al zichtbaar, zoals Zantkuyl van BureauMonumentenzorg inbracht. Volgens DickSlebos echter, adjunct-directeur van dedienst Ruimtelijke Ordening en secretarisvan de Architectencommissie voor deOude Stad, ontbraken domweg de ‘tools’om anno 1981 een Amsterdam-Zuid à laBerlage te bouwen. De tijd van nu liet het

niet toe om binnen dit stedenbouwkundi-ge kader een architectuur te creëren ‘dieeen krachtige en leefbare woonbuurt doetontstaan,’ concludeerde de commissie uiteindelijk in arren moede. Toen medio 1982 het ontwerp van Wee-ber voor Blok 1 ter beoordeling binnen-kwam, reageerde de commissie volstrektverdeeld. De Architectencommissie voorde Nieuwe Stad was unaniem van meningdat dit ontwerp ‘de uitwerking was van deessenties van het stedenbouwkundig plan’en had geen bezwaar. Geheel anders oor-deelde de Architectencommissie voor deOude Stad. Na bestudering van de tekenin-gen constateerde Salomonson dat ‘door ditplan alles wat er sinds 1920 op woning-bouwgebied is gebeurd, vergeefs is ge-weest’. Volgens Lucia Hartsuyker was ‘dearchitectuur afschuwelijk’, alhoewel dewoningplattegronden kwaliteit hadden.

Zanstra en Zantkuyl drongen er als niet-stemgerechtigde adviseurs op aan om niettot goedkeuring over te gaan. De stemmenstaakten en de wethouder werd van detwee standpunten op de hoogte gebracht.Blok 1 kreeg alsnog diens zegen.

Frustratie over de BijlmerEen echte rel ontstond over de plannenvoor de Groesbeekdreef in de Bijlmer. Alseen donderslag bij heldere hemel werdeind 1981 het eerste plan ervaren, van bu-reau Klein-Ubbo. Een dergelijke architec-tuur was wellicht aanvaardbaar in deStaatsliedenbuurt, maar niet hier, aldus decommissie. Ook los van de stedenbouw-kundige inpassing vond ze het plan bene-den de maat en keurde ze het integraal af. Deze discussie werd nog een paar keerdunnetjes overgedaan, toen de plannenvan de bureaus Marge en Loerakker, Rijn-boutt en Ruijssenaars voorlagen. Enkelearchitectleden merkten op dat deze ont-werpen best tot een goedkeuring haddenkunnen leiden, als het stedenbouwkundi-ge aspect buiten beschouwing bleef. Hetpunt was dat er verkeerd gestart was metdeze plannen. Voorzitter Jan Nieuwenweg,van 1970 tot 1985 directeur Bouw- en Woningtoezicht, maande de commissiezich bij de leest te houden: het steden-

DEEL 3: 1978–2009 | 7

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

boven: Hoek Molukken-straat/Insulindeweg in1973 en na de stadsver-nieuwing in 1981. Niets vande specifieke kenmerkenvan de Indische Buurtkwam in de nieuwbouwterug, constateerde decommissie.links: De Insulindeweg in1926, gezien van Muider-poortstation naar Moluk-kenstraat. Volgens decommissie was deze wegin 1982 ‘verworden tot eenstraat uit een buitenwijk’.

Page 10: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

bouwkundig kader lag vast en stond nietter discussie, de plannen moesten sec be-oordeeld worden. De commissie moest bo-vendien kunnen begrijpen dat de frustratieover de woonproblemen in de Bijlmer B enW deed kiezen ‘voor een geheel andereaanpak’. En volgens Nan Raap, vanaf 1982directeur van de dienst Volkshuisvesting,was deze weg immers al in Bijlmer-Zuid in-geslagen: Hoptille zette zich ook al af meteen eigen gezicht, ‘iets dat moet kunnen’. Het mocht niet baten. Volgens Salomon-son hoefde de opdracht ‘maak iets heel an-ders’ niet te betekenen ‘dat je een stuk Ri-vierenbuurt de Bijlmer inblaast’. Hij vondde behoefte aan variatie ‘iets provinciaals’hebben. Hoewel het woningbouwplan vanLoerakker, Rijnboutt en Ruijssenaars vol-gens hem wel kon worden goedgekeurd,deelde hij uiteindelijk het standpunt vande commissie dat er gezien de ‘enge ont-wikkeling’ geen mogelijkheid was tot hetmaken van een opening. De plannen wer-den afgekeurd. Iets milder reageerde de commissie laterop een deelplan, dat haar door zijn situe-ring en uitgesproken vorm deed denkenaan het neoclassicisme van de Spaanse architect Bofill: een formalistische aanpakdie ‘op de Weteringschans niet zou mis-staan’. Gezegd hebbende dat ‘deze naarhaar mening onmenselijke en afstotelijke

ontwikkeling aan de kaak’ gesteld moestworden, had zij echter niet de behoefte omdit plan tegen te houden.

Broertje dood aan gedoeNiet alleen de stedenbouwkundige ontwik-keling van de Bijlmer baarde de commissiezorgen. Ook bij andere inbreidingslocatiesvond ze de samenhang met het bestaandestadsbeeld niet gewaarborgd. Gerrit Baas,directeur van de dienst Volkshuisvesting,waarschuwde al voor zijn afscheid eind1981 ‘dat in de toekomst meer teleurstel-lende plannen voor aanvullende woning -locaties aan de orde zullen komen’. De juistheid van deze waarschuwingwerd maar al te vaak bevestigd, zoals in1983 bij een project aan de Wetering-schans. Als men op zo’n prominente pleksociale woningbouw wilde realiseren, stel-de dat hoge eisen aan het ontwerp, aldusde commissie. Het gepresenteerde planhad overduidelijk onvoldoende kwaliteitvoor deze locatie. Alleen met een ‘pittigecosmetische behandeling’ en ‘indien ermet man en macht aan gewerkt zou wor-den’, kon het plan wellicht een aanvaard-baar niveau krijgen. Voor de zekerheidmeldde men alvast per brief aan de wet-houder dat de plannen ‘de poortfunctiedie het Weteringcircuit vervult als menhet centrum nadert, onwaardig zijn’.

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

1

2

BOVEN:

1. Stedenbouwkundig planvoor de Venserpoldervan Carl Weeber, 1981:een ‘nostalgisch en re-gressief antwoord op deoverigens begrijpelijkekritiek op de Bijlmer’.

2. Aanvullende woning-bouwlocatie aan deGroesbeekdreef voor ca.1150 woningen, 1982.

onder: De commissieraakte verdeeld over Blok1 van Weeber, een state-ment tegen de ‘nieuwetruttigheid’ van de jarenzeventig.

Page 11: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Schaefer voelde niets voor dit standpunt.De motivering van het contraire besluit,namelijk dat ‘een spoedige realisatie van-wege het contingent zwaarder weegt danhet welstandsoordeel,’ was de commissieondertussen welbekend. Al een jaar eerder,in 1982, had de commissie laten blijkendat ze de contraire besluiten beu was.Ze vroeg een gesprek met de wethouderaan over het ongemotiveerd contrair gaanen over het onjuiste beeld dat blijkbaarbij het gemeentebestuur bestond overhaar functioneren. Maar zo’n gesprek bleek moeilijk te zijnvanwege overvolle agenda’s. Bovendienhad Schaefer een broertje dood aan gedoe,

en niet alleen wat welstand betrof. Toen in1983 het gesprek nog steeds niet tot standwas gekomen, reageerde de commissie gepikeerd. ‘Praten heeft alleen zin als ervan die zijde bereidheid tot een gesprekbestaat.’ En Joop van Stigt, die in 1984 Zan stra afloste als vertegenwoordiger vande oudheidkundige verenigingen, zou zich

al korte tijd later afvragen of zijn advise-rende rol in de Schoonheidscommissie welzinvol was, gezien het feit ‘dat de commis-sie zich in haar werkzaamheden vaakklem gezet ziet door contraire beslissingenvan het gemeentebestuur’. n

DEEL 3: 1978–2009 | 9

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

Woningbouw van KeesRijnboutt aan de Groes-beekdreef, 1982. Het planhad op zich kwaliteiten,aldus de commissie, maarwat stedenbouw betreftwas hier volstrekt ver-keerd gestart. Het planmet U-vormige blokken inmiddelhoge bouw, in com-binatie met clusters vanlaagbouw, paste niet in deBijlmer.

In opdracht van de dienst Volkshuisvesting ont-wikkelde Herman Zeinstra, destijds projectarchi-tect bij De Kat en Peek, voor circa vijftien opengaten een speciaal systeem voor woonruimtevoor jongeren, met standaard-gevelelementenen een standaard-inrichting met natte cel, incombinatie met keukenblok, geiser en afzuigsys-teem. Halverwege 1981 druppelden de eersteplannen binnen. De Commissie voor de OudeStad was enthousiast na een toelichting van dearchitect over het basisprincipe. In eerste in-stantie denkend aan kleine kavels, was zij welenigszins bezorgd of deze plannen financieelhaalbaar waren en of het resultaat niet te een-vormig zou zijn. Bij de bespreking van de afzonderlijke plannendienden zich gelijk meerdere problemen aan. Bijvoorbeeld de aansluiting met de bestaandebebouwing. En zou een dergelijke invulling nietremmend werken op verdere stedenbouwkundi-ge ontwikkeling? Bovendien bleef het niet bijkleine kavels. Zo werd het procédé ook toege-past op een volgens architectlid Hans Bosch ‘onmogelijke bouwlocatie’, namelijk een bouw-blok met een spitse hoek aan de Jacob Catskadeen de De Wittenstraat. Het grillige silhouet dat

het eerste plan toonde, gebaseerd op de licht -toetreding seisen, was volgens de commissieontoelaatbaar. Bovendien was het trappenhuisop de mooiste plek in het blok, in de punt vande locatie, gesitueerd. Dit zou toch echt beterontworpen moeten worden. Zeinstra hield in zijn gewijzigde plan vast aande koppeling van twee vleugels met standaard-plattegronden aan een bijzonder hoekelement,dat als scharnier tussen de beide vleugels fun-geerde. In plaats van het trappenhuis situeerdehij hier nu de gemeenschappelijke binnen- enbuitenruimten. Het bleef volgens de commissieeen eigenaardige oplossing om in zo’n situatiete blijven kiezen voor de standaard-platte -gronden; dat leek haar een ‘denkfout’. Waaromde hoek niet dichtgebouwd? En al was Bosch opzich niet gekant tegen het ontwerp, de drama-tiek in het plan ontstaan door lichttoetredings-problemen bleef voor hem vreemd. DirecteurRaap van Volkshuisvesting benadrukte echterdat deze serie was opgezet ‘omdat het op eenandere manier niet mogelijk blijkt’. De keuzewas dus zo bouwen of niet bouwen. Uiteindelijkging de commissie overstag en gaf het groenelicht.

Bouwsysteem voor kleine gaten

Woonruimte voor jonge-ren op de hoek van JacobCatskade en De Witten-straat, ‘een onmogelijkebouwlocatie’.

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

Page 12: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Gebouw Centerpoint aande Hoogoorddreef, hoofd-kantoor van de uitgeve-rijen Elsevier en Bonaven-tura, 1984.

Page 13: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

‘Een demonstratie van leegheid’noemde de Schoonheidscommissiein 1984 een ontwerp voor twee kan-

toren aan de Hoogoorddreef in Zuidoost.En dat gold ook dit zoveelste contraire besluit van B en W. De wethouder Volks-huisvesting was enthousiast over de plan-nen. Volgens de commissie ontbrak hethier echter aan een stedenbouwkundige visie, als voorwaarde voor architectonischekwaliteit. En niet alleen hier. Talrijke locaties in destad lieten zien dat een consistent bestuurinzake de stedelijke ontwikkeling node

werd gemist, aldus de Schoonheidscom-missie. Zij stond niet alleen in deze zorg.Al een jaar eerder woonde een afvaardigingvan de Amsterdamse Raad voor de Steden-bouw (ars) de plenaire vergadering bij, omte bespreken hoe men sterker zou kunnenopereren tegenover B en W en de gemeen-telijke diensten. Een bijkomende complicatie was de bin-nengemeentelijke decentralisatie van be-stuur en ambtelijk apparaat, die inmiddelsin volle gang was. De eerste experimentenmet stadsdelen gingen in 1981 van start inOsdorp en Noord, maar de politiek wacht-

te de resultaten nauwelijks af. Al twee jaarlater besloot men tot de vorming van meerstadsdelen. In 1990 was het proces vol-tooid met als resultaat zestien stadsdelen.Alleen de binnenstad bleef voorlopig nogonderdeel van de centrale stad.

Eigenzinnige stadsdelenDe consequenties van de decentralisatievoor het welstandstoezicht bleven lang on-duidelijk. Kreeg elk stadsdeel straks zijneigen adviescommissie, of bleef deSchoonheidscommissie een centrale in-stelling met voor alle stadsdelen geldende

DEEL 3: 1978–2009 | 11

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

Vorming stadsdelen leidde tot roep om coördinatie

Supervisie in een gedeelde stadDe instelling van zestien stadsdelen verzwakte de positie van de

Schoonheidscommissie. Keer op keer stelde zij in haar adviezen aan

de kaak dat het aan visie ontbrak op de stad als geheel. Ze zag de

remedie in de aanstelling van supervisoren of, liever nog, van een

stadsbouwmeester.

In cycli van twaalf jaar komen Haagse ambtena-ren steeds weer met het idee de welstand af teschaffen, merkwaardig genoeg vaak kort na deverschijning van positieve rapporten over dewelstandszorg. Zo’n wens tot afschaffing komtdan terecht in een nota over deregulering, wordtmet verve door een minister in de Tweede Kamerverdedigd, waarna een storm van maatschappe-lijk protest opsteekt die in het parlement gehoorkrijgt. Uiteindelijk wint de inhoud het van de de-regulering. Het resultaat is wel een wetswijzi-ging, maar steeds heeft dat de welstandsadvise-ring vooral verbetering gebracht. Deze cyclus begon in 1983 met het Actiepro-gramma deregulering van het rijk, vlak nadat derijksinspecteurs voor de volkshuisvesting had-den vastgesteld dat er nagenoeg geen proble-men waren met de welstandszorg. Het actiepro-gramma: ‘De Woningwet moet zo wordengewijzigd, dat iedere vorm van welstandstoet-sing (behalve voor monumenten) onmogelijkwordt.’ Dat standpunt kwam genuanceerd in eenwetsvoorstel terecht: welstandstoetsing moestinderdaad worden verboden, behalve in ‘gevoeli-ge gebieden’. Minister Winsemius had daarbijbeschermde stads- en dorpsgezichten voor ogen,nationale landschappen of andere belangrijke

natuur- en cultuurhistorische gebieden, maarliet de keus over aan de gemeenten. Een breedgesteund amendement van cda-Kamerlid VanNoord trok na jaren van debat de stekker uit deplannen. ‘Óf men heeft ondoordacht gehandeld, óf menhad de vooringenomen wens om welstand af teschaffen, maar gaandeweg ontdekte men dathet welstandstoezicht niet gemist kan worden,’schreef oud-minister Schut een beetje vilein in1984 in Bestuursforum. Jonkheer Beelaerts vanBlokland, ook oud-minister, maakte in Binnen-lands Bestuur duidelijk waarom: ‘Als een vent zijngulp heeft openstaan, dan is dat maar een heelklein plekje, maar iedereen ziet ’t. Zelf zie je hetpas ’s avonds als je thuiskomt, maar dan is het telaat. Een ontsierend element in een dorp is alseen openstaande gulp.’ Actie van de toenmalige Federatie Welstands-toezicht, met een tuinkabouter als mascotte, zalaan de politieke koerswijziging niet vreemd zijngeweest: het Algemeen Dagblad had geschrevendat voortaan tuinkabouters welstandsvrij kon-den worden geplaatst. Talloze artikelen bepleit-ten het belang van welstand, minister Elco Brink -man van Cultuur schreef nota bene eenpro testbrief aan Winsemius, en de Federatie stel-

de samen met het Nirov het rapport Welstandsbe-leid (1983) op, waarin gepleit werd voor beleids-nota’s met welstandscriteria, voor openbare ver-gaderingen van de onafhankelijke commissies,voor transparantie en democratisering, en eenkoppeling aan het ruimtelijke beleid. De Raadvan State nam de argumenten uit dit rapportover in zijn kritiek op Winsemius’ wetsvoorstel. Dezelfde cyclus deed zich rond 1995 voor: toenkwam staatssecretaris Remkes met de gedachteom de welstand af te schaffen, terwijl rijksbouw-meester Dijkstra in de Architectuurnota juist hadgepleit voor ‘verbreding en verdieping’ van hetwelstandswerk. Het resultaat van Remkes’ actiewas de wetswijziging van 2003, waarmee devoorstellen uit het rapport Welstandsbeleid vantwintig jaar eerder werden ingevoerd. En in 2007, na een zeer gunstig uitgevallenevaluatie van het welstandsbeleid, werd weder-om ambtelijk voorgesteld de wettelijke grond-slag voor de welstandscommissies te schrappen.Opnieuw maatschappelijk protest, weer eenhoorzitting in de Tweede Kamer, met opnieuwals (voorlopige) uitslag een Kamermeerderheiddie gedecentraliseerde zorg voor ruimtelijkekwaliteit belangrijker vindt dan minder regelge-ving. Maar het einde is nog niet in zicht.

Welstand worstelt, maar komt weer boven

Page 14: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

12 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Geen heren met baard

Met welstandhad TjeerdDijkstra, oud-

rijksbouwmeester en eme-ritus hoogleraar, altijd eenhaat-liefdeverhouding. Zijneerste ontwerp als begin-nend architect werd zonderveel omhaal afgewezendoor drie heren met baard,die een stevige rieten kapeisten op de door hem ont-worpen bescheiden bunga-low. In zijn periode alsrijksbouwmeester (1979–1986) publiceerde hij danook prompt het boekje Ar-chitectonische kwaliteit, eennotitie over architectuurbe-leid. Dit pamflet drong viastudenten, ontwerpers enambtenaren door tot in dehaarvaten van architecto-nisch Nederland. Dijkstraformuleerde een set be-grippen en een vocabulaireom de kwaliteit van gebou-

wen te kunnen beoordelen.Na ruim 25 jaar is deze be-schouwing in tal van wel-standsnota’s terug te vin-den, in de vorm van dealgemene criteria die decommissies hanteren bij deonderbouwing van hun ad-viezen. Zijn schotschrift mag danals de bijbel van welstandgelden, het is wel de bijbelvan een ketter. Naar eigenzeggen heeft Dijkstra het‘altijd vertikt om in een wel-standscommissie plaats tenemen’. De rol van supervi-sor past hem beter. Zijnideale invulling: nog voor-dat de architecten wordeningeschakeld, met ontwik-kelaars aan tafel zitten omde kaders voor het ontwerpte bespreken. Vervolgenshet gesprek met de archi-tecten voeren op basis vandiezelfde kaders en open-

staan voor de manier waar-op zij daarop reageren. Zoontstaat het gewenste ver-band tussen stedenbouwen architectonische invul-ling, tussen het publieke enhet private domein: doorwelstandsbegeleiding diestart vanuit de stedenbouwen verloopt via supervisie. Dijkstra coördineerde van1988 tot 1999 als supervisorde stedenbouwkundigeplanvorming voor de ‘Cen-trale Zuidelijke IJ-oever’.Zo stond hij aan de wiegvan opmerkelijke gebou-wen als het Science Centre(nu nemo) van de ItaliaanRenzo Piano en het Mu-ziekgebouw aan het IJ vanhet Deense architectenbu-reau 3xN. Terugblikkendconstateert hij dat ‘in eenextreem korte tijd, zondernoemenswaardige conflic-ten en vertragingen, eencentraal gelegen stadswijklangs het IJ is ontstaan diealgemeen wordt gezien alseen verrijking voor Amster-

dam’. Volgens Dijkstra isdit het gevolg van een goe-de afstemming van takenen verantwoordelijkheden,ook met de welstandscom-missie, vanaf de eerste ste-denbouwkundige planvor-ming tot en met derealisatie. Hij pleit er danook voor van dit proces teleren en de essentie ervanin te zetten om het wel-standstoezicht te verbete-ren. Al was het maar omdatdaarmee een oplossing inzicht komt voor het pro-bleem dat de reguliere wel-stand voortdurend achterde feiten aan moet lopen. Het is tegen deze achter-grond niet verwonderlijkdat Dijkstra er een voor-stander van is om voor dewelstandsbegeleiding insamenhangende delen vande stad supervisoren aan testellen. ‘Geef iedere super-visor voor een deel van zo’ngebied een eigen, persoon-lijke verantwoordelijkheid.Laat hem of haar gespreks-

partner zijn voor alle partij-en, inclusief de politiek. Samen vormen de super -visoren dan het welstands-college voor zo’n gebied.In dat kader kunnen zij uit-gangspunten op elkaar af-stemmen en elkaar kritiekgeven. Natuurlijk, die su-pervisoren zijn geen goden,je moet ze zorgvuldig se-lecteren en regelmatig hunverrichtingen evalueren.Maar het zijn zeker ookgeen belegen heren metbaard.’

STA

DS

AR

CH

IEF

AM

ST

ER

DA

M

STA

DS

AR

CH

IEF

AM

ST

ER

DA

M

Page 15: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

taken en bevoegdheden? Deze onduide-lijkheid kwam de positie van de Schoon-heidscommissie niet ten goede, al hele-maal niet omdat gelijktijdig in Den Haagvoorstellen circuleerden om het hele welstandstoezicht in het kader van de deregulering maar af te schaffen (zie kaderop pagina 11). Bovendien: wie was dezecommissie dan eigenlijk wel dat zij dachtde plannen van een stadsdeel te kunnendwarsbomen? Bij tijd en wijle lieten de stadsdelen hunnieuwe macht gelden. In 1987 maakte destadsdeelwethouder van Watergraafsmeerfijntjes duidelijk hoe hij over de commissie

dacht, nadat zij een ontwerp voor eenschool als ‘rauw stuk vreten’ finaal had afgekeurd. De trappenhuizen waren vol-gens de commissie ‘als taarten tegen hetgebouw aangegooid’. De stadsdeelwet -houder maakte zijn opwachting bij decommissie, maar niet om over het plan tepraten. Hij meldde een contrair besluitte hebben genomen en wenste hieroverniet meer in discussie te gaan. Wel wildehij de aanwezigen erop attenderen dat zeniet meer waren dan een adviescommissieen dat hij als stadsdeelwethouder vrij wasde adviezen wel of niet op te volgen. Daarkon men het mee doen. Per 1 januari 1990 werd de afdeling Coördinatie Stadsvernieuwing opgeheven.De aansturing van de stadsvernieuwingging definitief over op de stadsdelen. DeSchoonheidscommissie bleef een onge-deelde instelling, ressorterend onder denieuwe Bouw- en Woningdienst met directeur Ab Vos als haar voorzitter. Allestadsdelen hadden uiteindelijk beslotenzich door deze centrale Schoonheids -commissie te laten adviseren. Wel maaktestadsdeel Zuidoost in 1993 alsnog gebruikvan zijn bevoegdheid een eigen commissieaan te wijzen; men koos voor de welstands-commissie van de gemeente Diemen.

Accolade over alle institutenOnder invloed van een florerende econo-mie stonden op tal van markante plekkenin de stad ingrijpende veranderingen opstapel. Voor een welstandscommissie washet lastig om bij grotere projecten het to-taalbeeld in de gaten te houden. Iedereenzag dan ook het nut in van de aanstellingvan supervisoren bij omvangrijke plannen. Na het debacle van Amsterdam Water-front, waarbij de Zuidelijke IJ-oever inte-graal in één ambitieus plan zou wordenaangepakt, werd Tjeerd Dijkstra in 1987benoemd als supervisor voor de IJ-oevers.Twee jaar later kreeg hij bovendien, samenmet Jo Coenen, de supervisie over hetknsm-eiland. Voor het tuinbouwgebiedSloten was de benoeming van een super -visor in voorbereiding. Later zou Dijkstraook als supervisor voor Noord ingescha-keld worden. Edzard Luursema werd in1988 aangesteld als thematisch supervisorvoor de Gordel ’20-’40. Maar probleem bleef dat dwars door destad de grenzen tussen de stadsdelen lie-pen, met hun eigen inzichten en culturenen uiteenlopende kwaliteitsopvattingen.De samenhang van de stad was niet alleenhet zorgenkind van de Schoonheidscom-missie. De Amsterdamse Kunstraad kwamin 1986, mede namens de ars en de arm

DEEL 3: 1978–2009 | 13

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M,

CO

LLE

CT

IE I

J-O

EV

ER

S

Maquette van het eerstemasterplan voor de Zuide-lijke IJ-oevers van RemKoolhaas, 1992. Het Cen-traal Station, altijd alsbarrière gezien, zou doorde toevoeging van voor-zieningen tot balkon vande stad uitgroeien. Toende samenwerking tussengemeente en marktpar-tijen uiteenviel, maakte degebiedsgerichte benade-ring plaats voor een aan-pak per deelgebied.

Page 16: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

HE

RM

AN

WIE

TE

N

(Amsterdamse Raad voor de Monumenten-zorg), met het verzoek aan B en W om defunctie van stadsbouwmeester in ere teherstellen. Uiteraard steunde de Schoon-heidscommissie dit voorstel. In de dage-lijkse praktijk deed het gemis van eenstadsbouwmeester zich volgens haar voort -durend voelen. Alleen vond ze het geen geslaagd idee deze functionaris tot voor -zitter van de Schoonheidscommissie temaken. Het verzoek om de instelling van eenstadsbouwmeester, ‘als een accolade overalle instituten, waardoor voorkomen wordtdat alleen incidenten worden beschouwd,’sneuvelde om financiële redenen, ook naeen tweede poging.

Krachtpatsers en duizendpotenTwee jaar later, in 1988, drongen de drieinstellingen opnieuw aan op het beter bewaken van de samenhang in de stad. Inhet advies Over openbare ruimte en kwaliteit.Van welstand als zorg achteraf naar conditio-nering als voorzorg stelden ze voor zes supervisoren te benoemen, die de scepterzouden zwaaien over zes te vormen clus-ters: de binnenstad, de negentiende -eeuwse wijken, de Gordel ’20-’40 plus Watergraafsmeer, de Westelijke Tuin -steden plus Buitenveldert, Noord en tenslotte Zuidoost. Het zestal zou over alle fasen van hetplanproces adviseren – over stedenbouw-kundige aanpak, programma, openbareruimte, architectuur en afstemming van deverschillende componenten. De superviso-ren zouden elk afzonderlijk de kleinereprojecten behandelen en gezamenlijk degrotere projecten. Daarom konden volgensdit plan de Commissies voor de Oude ende Nieuwe Stad verdwijnen. Volgens de opstellers van het adives paste hun plan,met zijn veel eenvoudiger structuur, bij detrend in Den Haag naar deregulering.Ook maakte de nieuwe ontwerp-wet hetéénhoofdige welstandstoezicht, dat met de

14 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

Het knsm-eiland in 2000,met aan de kop EmeraldEmpire van architect JoCoenen, en daarachter desuperblokken Barcelona(Bruno Albert) en Piraeus(Hans Kollhoff en Chris-tian Rapp). De discussie inde commissie spitste zichtoe op de constrasterendekwaliteiten van deze superblokken, terwijl zetoch deel waren van hetzelfde stedenbouw-kundige plan.

Page 17: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Woningwet van 1962 vervallen was, juistweer mogelijk. De Schoonheidscommissie reageerdekort en bondig. Zij was niet tegen de zessupervisoren, maar wél tegen de ‘hieruitvoortvloeiende conclusie dat hierdoor hetwelstandstoezicht kan worden opgeheven’.Dit niet uit ‘pluche-gehechtheid’, maaromdat een supervisorencollege met zulkeverregaande bevoegdheden ‘een volledigalmachtig leven’ kon gaan leiden. Geziende taakstelling zouden deze supervisorenook ‘van het kaliber krachtpatser en dui-zendpoot’ moeten zijn. Waren die wel tevinden? En moest ieder van hen niet ookeen plaatsvervanger hebben? Het voorstelkreeg ook bij de politiek geen voet aan degrond.

Kantoorkolossen in Wilde WestenOndertussen ontwikkelde het knsm-eilandzich tot een ‘krachtig vormgegeven nieuw

stadsgebied, met een heel eigen karaktervan wonen op een eiland,’ aldus het jaar-verslag van de Schoonheidscommissieover 1991/1992. En dat dankzij de sterkebetrokkenheid van de supervisoren Dijk-stra en Coenen bij alle fasen van het proces. Minder goed ging het in Teleport, het

‘Wilde Westen’. De uitgave van grond voormega-kantoorgebouwen had prioriteit ge-kregen boven een goede ruimtelijke orde-ning. Op pijnlijke wijze wreekte zich hiervolgens de commissie de reeks ad-hoc in-grepen. Gebouwen waren veelal willekeu-rig terechtgekomen op hun grondstukken

en waren ontworpen ‘als het centrum vande wereld; de architectonische slag in deruimte, oftewel alles kan, alles is goed’.Zo werd het kantoor van de ptt vanwegehet gebrek aan stedenbouwkundige inpas-sing afgewezen door de Schoonheids -commissie. Om economische redenenwerd contrair aan dit advies toch vergun-ning gegeven voor de bouw. En helemaal mis liep het met de supervi-sie in Noord. Weliswaar voltrok de planvor-ming rond Twiske-West zich goed, maarbij een gezichtsbepalend project aan hetBuikslotermeerplein legde het stadsdeel-bestuur het negatieve advies van supervi-sor Dijkstra naast zich neer. En in Banne-Oost koos het stadsdeel uit de doorprojectontwikkelaars ingediende plannenjuist een plan waarover de supervisor nega-tief had geoordeeld. Na nog wat incidentenwas de maat voor hem vol. In 1992 schortteDijkstra zijn werkzaamheden op, ‘in af-wachting van meer duidelijkheid over dekaders waarbinnen hij zijn functie moestuitoefenen’. En daar bleef het bij. ‘Hechte ruimtelijke systemen zoals degrachtengordel, of het Plan Zuid van Berla-ge zullen voorlopig niet meer ontstaan,’constateerde de Schoonheidscommissiekritisch in haar jaarverslag 1991/1992. Zo-lang stedenbouw was gereduceerd tot hetopstellen van stedenbouwkundige pro-gramma’s van eisen, waarin het maximali-seren van bouwvolumes en grondopbreng-sten de belangrijkste overweging vormde,was weinig verbetering te verwachten. Omhier ten slotte met enige bitterheid aan toete voegen: ‘Daar helpt ook het aanstellenvan een supervisor niet in.’ n

DEEL 3: 1978–2009 | 15

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

rechts: In het ‘WildeWesten’ rondom stationSloterdijk wreekte zichvolgens de commissie datgoede stedenbouwkun-dige uitgangspunten ont-braken. In 1990 meldde zijB en W hierdoor geen ver-dere plannen in deze ge-bieden te kunnen beoor-delen.onder: Het hoofdkantoorvan ptt-Telecom: een ge-bouw ‘dat wordt opgevatals het centrum van dewereld’.

Page 18: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Tijdgeest beïnvloedt waardering voor monumenten

Levende of dodemonumentenAmsterdam is de grootste monumentenstad van Neder-land. De grachtengordel, tal van kerken, culturelegebouwen en industriële panden, maar ook ‘gewone’woonhuizen zijn actuele getuigen van de geschiedenisvan de stad. In de omgang met monumenten keert ééndilemma steeds terug: zijn zij onveranderlijke decor-stukken, of eerder levende organismen die ook eigen-tijdse relaties kunnen aangaan met hun omgeving?ST

AD

SAR

CH

IEF

AM

STE

RD

AM

16 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Page 19: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

DEEL 3: 1978–2009 | 17

Opslag van oud materiaalbij het restauratieatelierUilenburg, Nieuwe Uilen-burgerstraat 91, in 1981.

Page 20: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

In 1975 vierde Amsterdam zijn 700-jarig bestaan met een terugblik op hetglorieuze verleden van de Gouden

Eeuw. In de historische binnenstad warenonder begeleiding van Bureau Monumen-tenzorg inmiddels veel panden gerestau-reerd. Herstel van het zeventiende- enachttiende-eeuwse stadsbeeld was daarbijde leidraad geweest, naast de opvatting datmonumenten gebruiksvoorwerpen zijnwaarin men bijvoorbeeld ook vandaag dedag moet kunnen wonen of werken. Die benadering verschilde van het uit-gangspunt van de Rijksdienst voor Monu-mentenzorg, die behoud van de oudheid-kundige waarden vooropstelde enmonumenten vooral interpreteerde als geschiedkundige documenten. Nu legdeook het Amsterdamse bureau bouwkundi-ge gegevens van oude panden vast in teke-ningen en foto’s, en bouwde het een grootkennisdossier op van kunsthistorische, typologische en bouwhistorische informa-tie. Tegelijk echter werkte men samen metparticuliere eigenaren en stichtingen aan

het herstel van woonhuizen en andere pan-den, om zo de verloedering in de binnen-stad en de dreigende cityvorming een halttoe te roepen. Op ambachtelijke wijze werden gevels vanpanden gereconstrueerd, topjes toege-voegd en vensterinvullingen vervangendoor een achttiende-eeuwse roedeverde-ling. Menig pand kreeg zelfs een onderpui,geveltop, sleutelstukken of historische profielen van inmiddels gesloopte gebou-wen. Zoveel mogelijk kreeg een monumen-taal pand zijn woonfunctie terug door hetin appartementen te splitsen. Ook verrezener kantoorpanden opgetrokken uit staal enbeton achter monumentale en met subsi-die gerestaureerde historische gevels, waar-bij de oorspronkelijke structuur van hetpand aan de bedrijfsfunctie was opgeofferd.Om restauraties van monumenten renda-bel te maken, werd een extra bouwlaag zonder problemen toegevoegd. Ondanks deze vindingrijke inspanningenwerd er in de binnenstad veel gesloopt.Waardevolle onderdelen werden opgesla-

gen op een werf en wachtten op een nieu-we bestemming. De Schoonheidscommis-sie benadrukte dat men de binnenstadniet als een decorstuk moest opvatten,maar ontegenzeggelijk was het stadsbeeldin 1975 na twee decennia monumenten-zorg behoorlijk verfraaid.

Geen buizen maar huizenHet politieke getij waarin Bureau Monu-mentenzorg (opgericht in 1953) zijn werkdeed, was aanvankelijk niet gunstig. De gemeente ging nog steeds uit van de schei-ding van wonen en werken, zoals vast -gelegd in het Algemeen Uitbreidingsplanuit 1935. De oude binnenstad werd niet geschikt geacht voor wonen, maar zou eennieuwe bestemming krijgen als financieel,zakelijk en administratief centrum waar-toe grote panden in hedendaagse vorm -geving moesten worden gebouwd. Monumenten van grote historische en esthetische betekenis zouden worden gerestaureerd, als eilandjes van herinne-ring aan een voorbij verleden, maar het

18 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

Monder: Na sloop van driekrotten en een 20ste-eeuws pand in de Kerk-straat verrezen in 1965 vieridentieke huizen met hals-gevels. Een laagje lijnolieop het metselwerk zorgdevoor extra visuele verbin-ding. De Schoonheids-commissie vond het planenigszins ‘fantasievol’,maar adviseerde ‘in beginsel gunstig’.links: Kerkstraat 192–198,kort voor de ‘restauratie’.

Page 21: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

gewone woonhuis dat veelal in slechtebouwkundige staat verkeerde moest worden gesloopt. Met name de Jordaanen de Oostelijke Eilanden moesten zo snelmogelijk worden gesaneerd. Alle aandacht ging aanvankelijk uit naarde aanleg van woonwijken als tuinsteden,waar bewoners uit de verloederde wijkenwoningen konden betrekken met een goe-de bezonning en een gezonde, functioneleinrichting, liggend in een ruime en groeneomgeving. Vanwege de zakelijke cityfunc-ties was bereikbaarheid van de binnenstadvan groot belang. In de traditie van de ne-gentiende eeuw werden brede verkeersrou-tes gerealiseerd en het dempen van grach-ten voor het creëren van parkeerplaatsenoverwogen. Toen ook de zuidoostelijke lobin de Bijlmermeerpolder realiteit werd,was een metroverbinding voorwaarde voorhet goed functioneren van de wederop-bouwstad. Delen van de Nieuwmarktbuurtzouden daarvoor moeten wijken. Ook denegentiende-eeuwse ring en delen van deGordel ’20-’40 zouden op de schop gaan,omdat men de woondichtheid daar veel tehoog vond.

Er kwam protest tegen de aantasting vanhet stadsbeeld en het slopen van woningen.Bewoners, maar ook zakenlieden en oud-politici zetten zich vanaf de jaren vijftig invoor behoud van het oude stadsbeeld enhergebruik van historische panden. DeMonumentenwet van 1961 maakte het mo-gelijk dat veel gebouwen van voor 1850 derijksmonumentenstatus kregen. Daar-naast bezetten krakers leegstaande pan-den om erin te gaan wonen en werken.Hun acties, vaak ondersteund met ludiekeleuzen (‘redt un pandje, bezet un pandje’,‘geen buizen maar huizen’), zorgden via demedia voor positieve publieke belangstel-ling.

Huis De PintoMonumentenliefhebbers en krakers von-den elkaar in de strijd om het behoud vaneen zeventiende-eeuws pand in de Nieuw-marktbuurt, dat moest wijken voor eennieuwe verkeersweg. De acties om dit DePintohuis te redden slaagden begin jarenzeventig. Er kwamen hier geen grootschali-ge kantoorgebouwen op het ondergrondsemetrotracé en de buurt werd volgens de

oude rooilijnen en met behoud van zijnwoonfunctie herbouwd. Het gerestaureer-de De Pintohuis werd in 1975 door konin-gin Juliana geopend. Na dit keerpunt liet het stadsbestuur hetstreven naar cityvorming en grootschaligesanering van oude woonbuurten vallen. Inplaats van volledige stadsvernieuwingkwam er ‘bouwen voor de buurt’, waarbijbehoud van het historische stratenpatroonen van de gestapelde woningblokken

DEEL 3: 1978–2009 | 19

Het geredde De Pintohuisin 1976. Opmerkelijk ge-noeg keerde architectHerman Knijtijzer, lid vande commissie Oude Stad,zich tegen de reddings -acties. Hij treurde om deJodenwijk die in de oorlogvan zijn bewoners was beroofd en vond het beterdat deze ontzielde buurteen geheel nieuwe gedaante kreeg. Pijnlijkeherinneringen kun je im-mers beter wegstoppen.

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

Page 22: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

uitgangspunt was. Bovendien werdensteeds meer woningen verbeterd in plaatsvan nieuw gebouwd. Het stadsbestuur legaliseerde kraakacties door de pandenop te kopen en te verbouwen tot hat-een-heden (woonruimte in het kader van desubsidieregeling Huisvesting Alleenstaan-den en Tweepersoonshuishoudens), waar-bij krakers vaak een grote rol hadden in deplanvorming. Voor grotere gekraakte pan-den, zoals in onbruik geraakte industriëlegebouwen of kantoren, ontwikkelde de ge-meente in de jaren negentig een broed-plaatsenbeleid. Een deel van deze gebou-wen kreeg een monumentenstatus. Zo kwamen er betaalbare woon- en werk-plekken op een aantal toplocaties en be-gon een proces van gentrification. Wonenin de stad werd vanaf eind jaren tachtigweer populair, ook in het duurdere seg-ment. In 1999 werd de gehele binnenstad

binnen de Singelgracht tot van rijkswegebeschermd stadsgezicht aangewezen. Voorde bescherming van het ruimtelijk erfgoedbood dat extra mogelijkheden.

NamaakstijlenBij monumentaal erfgoed in Amsterdamwerd lang vooral aan de Gouden Eeuw gedacht, de bloeiperiode die ook bij de viering van het 700-jarig bestaan centraalstond. Het duurde even voordat jongeremonumenten uit de negentiende en twin-tigste eeuw de vereiste aandacht kregen. Voor enkele negentiende-eeuwse kerk -gebouwen kwam dit inzicht te laat. Dat zijin de jaren zestig en zeventig ten prooi vielen aan de slopershamer, was niet alleen het gevolg van ontkerkelijking engebrek aan geld voor onderhoud en restau-raties. Bepalend was ook dat architectenen (kunst)historici aanvankelijk weinig

20 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Hergebruik van industriële panden

De kraakbeweging speelde een sleutelrol bij hetbehouden van een aantal markante industriëlegebouwen in Amsterdam. Krakers ontdekten devele mogelijkheden van deze panden voor onor-thodox wonen en werken, waarna de gemeentedit uitbouwde tot het broedplaatsenbeleid. Relatief jonge monumenten drongen zo door totde rijksmonumentenlijst of kregen een status alsgemeentelijk monument. Een bekend voorbeeld is graansilo Korthals Al-tes, die sinds 1897 als een middeleeuwse burchtde westelijke toegang tot de haven van Amster-dam bewaakt. J.F. Klinkhamer ontwierp het bak-stenen gevaarte als onderdeel van de Stelling vanAmsterdam. In 1952 kwam er een betonnenexemplaar naast. Toen in de jaren tachtig degraanopslag naar elders verhuisde, dreigde sloopvan deze markante gebouwen. Krakers verijdel-den dit in 1989 en stichtten er woningen, ateliersen feestruimtes. De bakstenen silo werd rijksmo-nument. Een lang proces van herbestemmingvolgde, want hoe creëer je woningen met behoud

van de karakteristieke industriële architectuurmet zijn gesloten exterieur en verticale schach-ten? Uiteindelijk bouwde architect André vanStigt de beide silo’s in de periode 1997–2000 omtot woningen, ateliers en bedrijfsruimtes. Volume,silhouet, maatvoering en details van de silo’s ble-ven gespaard; wel veranderden vensteropeningenhet onverbiddelijke karakter van de gebouwen. Koelpakhuis De Zwijger aan de Oostelijke Han-delskade is een ander voorbeeld. In 1933 ontwor-pen door J. de Bie Leuveling Tjeenk, was het in1988 als potentieel gemeentelijk monument geselecteerd vanwege zijn markante silhouet enbijzondere typologie en betonconstructie. Hetwas gekraakt als oefenruimte voor popmuzikan-ten. In 1997 kreeg het gebouw officieel een cultu-rele bestemming. Met het verbouwingsplan vanBureau Van Stigt – inclusief een brugverbindingnaar het Java-eiland dwars door het pakhuisheen – stemde de welstandscommissie in 1999 in.Toen echter scheurvorming optrad, vroeg de ge-meente alsnog een sloopvergunning aan. Het

Cuypersgenootschap kwam in actie en wistvoorbescherming als toekomstig rijksmonumentaf te dwingen. Het plan voor de doorgang bleektechnisch toch haalbaar. In 2001 kreeg het pandde status van rijksmonument. Als centrum voorcreatieve industrie leidt Pakhuis de Zwijger inmiddels een bloeiend bestaan.

links: De graansilo Kort-hals Altes en de in 1952toegevoegde betonnensilo na de herbestemmingtot woningen, ateliers enbedrijfsruimtes, naar ont-werp van André van Stigt,1997–2000.rechts: Het verkeer overde Jan Schaeferbrug, detweede verbinding van hetJava- en knsm-eiland naarde ‘vaste wal’, rijdt dwarsdoor het voormalige koel-pakhuis Willem de Zwijger.

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

Page 23: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

interesse hadden voor deze gebouwen in‘namaakstijlen’. Van de zes kerkgebouwendie architect Pierre Cuypers in Amsterdamvanaf 1860 realiseerde, zouden er uiteinde-lijk drie sneuvelen. In 1968 werd de MariaMagdalenakerk aan het Spaarndammer-plantsoen gesloopt en in 1971 de Sint Wil-librorduskerk op de hoek van Amsteldijken Ceintuurbaan. In 1990 zou dit nog eenvervolg krijgen met de afbraak van De Lief-de aan de Bilderdijkstraat. Twee andere kerkgebouwen van Cuypers’hand overleefden op het nippertje, dankzijhet protest van omwonenden die het ver-trouwde middelpunt van hun buurt niet

Tweede Gouden EeuwOok enkele andere acties tot redding vanerfgoed van jonger datum hadden eind ja-ren zeventig succes, zoals die voor behoudvan een Jugendstil-verzekeringskantoor uit1900 van de architecten J. en C. Verheul opde hoek van Singel en Raadhuisstraat. Degevel van dit ‘Witte Huis’ werd opgenomenin het ontwerp van Theo Bosch voor hetP.C. Hoofthuis van de Universiteit van Amsterdam. Resultaat had ook de actie tot

DEEL 3: 1978–2009 | 21

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

rechts: Voorstanders vanhet behoud van de rooms-katholieke kerk De Post-hoorn (Haarlemmerstraat124–126) delen pamflettenuit aan de kerkgangers omsloop te voorkomen.onder: De voormalige Pniëlkerk, in de volksmond‘het theelichtje’ genoemd,van architect Boeyinga(1954) werd in 2005 ge-transformeerd tot theateren multicultureel centrum(Groos & Co architecten/oiii architecten).

wilden laten plaatsmaken voor bijvoor-beeld sociale woningbouw. Dat lot bedreig-de de Posthoornkerk aan de Haarlemmer -straat begin jaren zestig. De kerk kwam in1972 op de rijksmonumentenlijst, maar degemeente wilde de sloop toch doorzetten.Terstond werd de kerk gekraakt. Jaren vanonzekerheid en groeiende onderhoudsach-terstand volgden. De Schoonheidscommis-sie schaarde zich achter de wens om dekerk vanwege zijn markante silhouet en architectonische waarde te behouden. Ook de eveneens met sloop bedreigdeVondelkerk van Cuypers aan de Vondel-straat was inmiddels gekraakt. In beide gevallen wisten particuliere stichtingeneen financieel reddingsplan te ontwerpenen voldoende gelden in te zamelen. Archi-tect André van Stigt ontwierp in de kerk -gebouwen een glazen inbouw op basis vanCuypers’ maatsysteem, zodat ze als cultu-reel centrum en als kantoorruimte kondenworden geëxploiteerd. Eind jaren tachtigwaren de twee kerkgebouwen aan eennieuw leven begonnen. Een voortdurendezorg bij het hergebruik van kerkgebouwenis wel om een passende functie te vinden;hun betekenis schuilt niet alleen in hun karakteristieke silhouet en architectuur,maar ook in hun rol als openbaarontmoetings centrum.

Page 24: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

redding van de Hollandsche Manege bijhet Vondelpark, ontworpen in 1882 doorbureau Van Gendt. De manege behield zijnfunctie. Het in 1984 opgerichte Cuypersgenoot-schap bracht via publicaties het erfgoed uitde negentiende en vroege twintigste eeuwonder de aandacht en startte menigmaalsuccesvolle procedures om een monumen-tenstatus voor een met sloop bedreigd ge-bouw te krijgen. Uit wetenschappelijk on-derzoek bleek steeds meer hoe waardevolarchitectuur en stedenbouw uit deze perio-de zijn en hoezeer zij het karakter van destad en het stadsbeeld hebben bepaald.Eind jaren tachtig startte het rijk de inven-tarisatie van architectuur uit de periode1850 tot 1940, maar slechts tweehonderdgebouwen uit de ‘Tweede Gouden Eeuw’ inAmsterdam konden als rijksmonumentworden geselecteerd. Daarom kwam er een vervolg met het Gemeentelijk Monumenten Project

Jongere Bouwkunst (gmp), waarna allerleigebouwtypen – ook van lokale architectenen van anonieme timmerbazen en metse-laars –een gemeentelijke monumenten -status kregen. Dat gold eveneens voor parken en begraafplaatsen, bruggen enstraatmeubilair. Onderzoek dat door Bureau Monumenten & Archeologie (resul-taat van een fusie in 2002 met de gemeen-telijke archeologische dienst) in 2007 werdafgerond, verduidelijkte hoezeer architec-tuur en stedenbouw hand in hand gaan: dekwaliteit en identiteit van gebouwen, com-plexen en wijken schuilen vaak in de on-derlinge samenhang. Daarom is respectvolomgaan met alle historische architectuuren stedenbouw van belang.

Lelijk is geen argumentDe herwaardering die volgde op de vergui-zing van de negentiende-eeuwse neostijlen,maakt wel bijzonder duidelijk dat onsbeeld van het verleden en de waarden dieeraan worden toegekend aan voortduren-de verandering onderhevig zijn. Blijkbaaris onze omgang met erfgoed dynamisch enmaken we eigentijdse keuzes om gebou-wen en complexen als monumenten te beschermen. Dat geldt ook voor de waardering van architectuur uit de wederopbouwperiode.Niet voor niets had de reizende tentoon-stelling, waarmee de Rijksdienst voor Monumentenzorg in 2004 aandacht vroegvoor de architectuur tussen 1940 en 1965,als titel Lelijk is geen argument. In 2007 publiceerde minister Plasterk een lijst vanhonderd aanstaande rijksmonumenten uitde wederopbouwperiode. Vlak daarna

kwam Amsterdam met een Top 100 van na-oorlogs erfgoed. Veel naoorlogse architec-tuur – van belang vanwege vormgeving, materiaalgebruik en constructie, steden-bouwkundige inbedding en sociaal- culturele betekenis – is echter recent gesloopt, zoals het Wibauthuis uit de jarenzestig van Norbert Gawronski, waar hetmachtige Publieke Werken zetelde, hetmarkante postgebouw op het Oosterdoks-eiland uit 1968 van P.J. Elling, waarvan hetlaatste deel als tijdelijke behuizing van hetStedelijk Museum zijn zwanenzang zong,of de Pius X-kerk van J. van der Laan uit1960, evenals ‘Post cs’ onderdeel van degemeentelijke Top 100. In de Westelijke Tuinsteden, waar deoverheid na de oorlog met zoveel vuur haarvisie op volkshuisvesting realiseerde, is degrote transformatie al een decennium aande gang. Hoe bescherm je naoorlogsewoonwijken waar de leefbaarheidsproble-men zich opstapelen en de woningen tech-nische gebreken vertonen? Hoe ga je ommet de royale groene ruimte, die nu andersdan destijds wordt gewaardeerd? Hoe be-houd je de zeggingskracht van deze archi-tectuur in samenhang met de openbareruimte waarmee ze destijds is ontworpen?

AfleesbaarheidVolgens het huidige beleid zijn de culture-le en bouwkundige waarden van monu-menten het beste beschermd, wanneer‘behouden’ voor ‘vernieuwen’ gaat en debouwgeschiedenis van een monumentblijvend wordt gerespecteerd: monumen-ten moet je niet primair mooi maken,maar mooi houden. De geïntegreerdeCommissie voor Welstand en Monumen-ten (zie kader) vraagt van architecten omhet monument zeer goed te bestuderen,opdat nieuwe functies zich voegen naarhet bestaande gebouw. De ingrepen moe-ten contextueel en conceptueel helder zijn. Afleesbaarheid van nieuwe ingrepen doetdaarbij recht aan de gelaagde geschiedenis

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

JAN

VE

RSN

EL/

Ma

ria

Au

str

ia I

nst

itu

ut

links: In 2007 werd hetWibauthuis gesloopt, het‘technisch hoofdkantoorvan de Amsterdamse soci-aal-democratie’ uit de ja-ren zestig van Norbert Ga-wronski.onder: In 2009 moest hetin 1968 voltooide, mar-kante stationspostkan-toor aan de Oosterdoks-kade van P.J. Elling wijkenvoor nieuwbouw. Eenplaats in de gemeentelijkeTop 100 van naoorlogs erf-goed mocht niet baten.

Page 25: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

is. Wegpoetsen daarvan is in principe do-cumentaire geschiedvervalsing. Minderstrikt echter dan in de jaren tachtig is zij inde afwijzing van reconstructie. Als een ge-trouw beeld van het oorspronkelijke ont-werp bestaat, kan reconstructie betekenis-vol zijn in de hedendaagse stad, zoals de in1995 herbouwde toren van H.P. Berlageaan het Mercatorplein. In het huidige discours over erfgoedwordt het authenticiteitsvraagstuk sowiesopluriformer benaderd: als het waarderenvan erfgoed een hedendaagse constructieis, wat is dan de betekenis van authentici-teit? De recent opgeleverde blauw-witte enop de vlucht gebouwde panden in de Oudezijds Armsteeg, ontworpen door KeesDoornenbal (Rappange & Partners), spelenin op de beleving van de toerist die Delfts-blauwe huisjes van de klm verzamelt alsherinnering aan Holland. Tegelijk herstel-len ze de woonfunctie op de smalle

DEEL 3: 1978–2009 | 23

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

FR

AN

ÇO

ISE

RO

ND

AIJ

-KO

CH

Volgens de nieuwe Monumentenwet van 1988moest elke gemeente zich door een specialecommissie laten adviseren over bouwplannenwaarvoor een monumentenvergunning vereistwas. Dat leidde in Amsterdam nogal eens tot af-stemmingsproblemen met het welstandstoezicht.Hoewel de in 1990 ingestelde ‘Monumentencom-missie Amsterdam’ en de Schoonheidscommissiealgauw het nut ervan inzagen om met elkaar teoverleggen over dergelijke aanvragen, kwamentoch regelmatig tegenstrijdige adviezen uit debus. Vanaf 1993 streefden beide commissies ernaarde adviezen gezamenlijk uit te brengen, als uit-weg uit de soms ‘lichtelijk gespannen’ verhou-ding en de onderlinge controversen. Terwijl deMonumentencommissie zich vooral richtte ophet behoud van historische waarden en ‘eenmooie restauratie’, drong de Schoonheidscom-

missie eerder aan op ‘eigentijdse oplossingen’vanuit de visie van monumenten als levende or-ganismen. Om beter het evenwicht te bewaken tussencultuurhistorische afwegingen en de dynamiekvan de stad besloot de gemeenteraad beide or-ganen samen te voegen. Eind 1995 werd de nieu-we Commissie voor Welstand en Monumentengeïnstalleerd. Kunsthistorici en restauratie-ar-chitecten gingen deel uitmaken van de commis-sie om gezamenlijk met de architectleden hetspanningsveld tussen behoud en vernieuwing teoverbruggen. Van onschatbare waarde is de in-breng van Bureau Monumentenzorg (sinds 2002Bureau Monumenten & Archeologie), dat in devorm van preadviezen nauwkeurig de monu-mentale waarden en bouwgeschiedenis van eenpand in kaart brengt, waardoor dit afwegings-proces goed kan plaatsvinden.

Welstandscommissie fuseerde

met monumentencommissie

ren, maar na lang beraad met de Commis-sie voor Welstand en Monumenten werdde dakopbouw – die ‘een zeldzaam voor-beeld van structuralisme in de binnenstad’werd genoemd – richtinggevend voor detransformatie van het daklandschap doorKees Rijnboutt. Bij het omgaan met monu-menten is het dus zaak per geval karakte-ristieke waarden vast te stellen, die somsook latere ingrepen kunnen betreffen.

AuthenticiteitDe Commissie voor Welstand en Monu-menten houdt onverminderd vast aan hetuitgangspunt dat de bouwgeschiedenisvan een monument wezenlijk van waarde

van monumenten, al is er vaak discussieover de schoonheid ervan, zoals in 1984over de nieuwe Concertgebouwvleugel vanPi de Bruijn. En moet elke nieuwe toevoe-ging omkeerbaar zijn, zoals de welstands-commissie in 2003 eiste in het geval van dePniëlkerk van architect B.T. Boeyinga uit1954? Dit tot multicultureel centrum om-gevormde kerkgebouw heeft inmiddels degemeentelijke monumentenstatus gekre-gen. Of kan herontwikkeling op basis vaneen latere ingreep juist een uitgangspuntzijn, zoals bij de vernieuwing van de uit1926 daterende amro-bank aan het Rem-brandtplein? Eind jaren zestig was op dezeschepping van H.P. Berlage en B.J. Ouën-dag een dakopbouw gerealiseerd, die opeen moderne wijze verwees naar het karak-teristieke Amsterdamse daklandschap.Aanvankelijk bestond het plan deze toe-voeging van architect H. Zwiers te verwijde-

rechts: Het structuralis-tische daklandschap op deamro-bank aan het Rem-brandtplein uit de jarenzestig, ontworpen door H.Zwiers, na de transforma-tie door Kees Rijnboutt.onder: Stadsdeel DeBaarsjes besefte in 1991dat ingrijpen in de eenheidvan stedenbouw en archi-tectuur van Berlage gelijk-stond aan een doodzondeen koos voor herbouw vande toren in de noordwandvan het Mercatorplein.

Page 26: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

RA

PPA

NG

E &

PA

RT

NE

RS

DO

K A

RC

HIT

EC

TE

N

percelen van de middeleeuwse stadskern,waarmee ze getuigen van historisch besef.Volgens sommigen is hier sprake van ironie, maar anderen bespotten juist hetidee de Haringpakkerstoren geheel inoude stijl te herbouwen. Dit laatste plan isinmiddels door de gemeente afgewezen,als zijnde ‘pseudo-historisch’ en daarmeejuist een aantasting van de authenticiteitvan de binnenstad. Zoveel mogelijk bevordert de Commissievoor Welstand en Monumenten dat histo-rische waarden van monumenten wordengerespecteerd, of het nu houtconstructiesuit de middeleeuwen, stenen muren uit deGouden Eeuw, kleursporen uit de achttien-de eeuw, metselwerk van de AmsterdamseSchool, of betonskeletten uit de wederop-

bouwperiode zijn. Ook wordt beklem-toond dat ruimtelijke structuren van betekenis zijn. Het daklandschap geldt nadrukkelijk als vijfde gevel, want hoe ernstig schaad je het stadsbeeld niet als jedaar te veel verwarring zaait. De relatie vanhet monument met zijn omgeving is vanbelang en uiteraard zijn ook kunsthistori-sche waarden, met name bij interieurs,van grote betekenis. Beschermen betekent niet dat er nietsmag, maar vraagt wel dat eigentijdse ingrepen een monument niet onnodigaantasten. Ze moeten vanuit een sterk ontwikkeld historisch bewustzijn geschieden en tegelijkertijd voor het heden van waarde zijn. n

24 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Op 1 januari 2006 viel vanwege bezuinigingen hetdoek voor de Amsterdamse Raad voor de Monu-mentenzorg, die vanaf 1980 had geadviseerd overplaatsing van panden op de rijks- of gemeentelij-ke monumentenlijst. Deze taak werd nu onder-gebracht bij de Commissie voor Welstand en Monumenten. Hiertoe kwam een vierde subcom-missie tot stand (de ‘plaatsingscommissie’) vandrie kunsthistorici en een bouwhistoricus, zono-dig uit te breiden met specifieke deskundigen. Vanaf de jaren zestig had monumentenzorg inAmsterdam de wind in de zeilen gekregen, maaral voor de Tweede Wereldoorlog was er aandachtvoor dit vraagstuk. De eerste Gemeentelijke Mo-numentenverordening uit 1927, bedoeld als tijde-lijke regeling vooruitlopend op de totstandko-ming van de wettelijke bescherming vanmonumenten, kon echter niet verhinderen datniet-beschermde waardevolle gebouwen ge-sloopt of ingrijpend gewijzigd werden. Overigensgold dat ook voor panden op de in 1928 door deRijkscommissie voor de Monumentenzorg opge-stelde Voorlopige Lijst der Monumenten in de

Gemeente Amsterdam: in 1953 bleken van devierduizend monumenten er al duizend geslooptte zijn. De groeiende ergernis over deze sloop-woede leidde in datzelfde jaar tot de oprichtingvan Bureau Monumentenzorg, als onderdeel vanPublieke Werken. Landelijk kwam er pas in 1961 in de vorm vande Monumentenwet een stevige wettelijke rege-ling voor de bescherming van bouwkundig enstedenbouwkundig erfgoed. Volgens deze wetkonden gemeenten zelf een monumentenveror-dening vaststellen, met daarin verbodsbepalin-gen voor beschadiging of ontoelaatbaar gebruikvan monumenten. Ook mochten ze panden alsgemeentelijk monument aanwijzen. Dit laatste gaf Amsterdam de vrijheid omwaardevolle panden bescherming te bieden, aldan niet in afwachting van plaatsing op de rijks-lijst. De gemeente had er schoon genoeg van dattelkens weer door de stad aangedragen rijksmo-numenten door de Rijksdienst voor Monumen-tenzorg werden afgewezen. Ook eenvoudige ge-bouwen verdienden bescherming, tenslotte

vormen zij ‘de wat neutrale stof waartussen deglansnummers hun schittering uitstralen en zijnze daarmee voor een te behouden samenhangvan belang,’ aldus de gemeente. Daarbij kwamdat gemeentelijke monumenten, anders dan gebouwen op de rijkslijst, ook jonger dan vijftigjaar mochten zijn. Meteen na het vaststellen van de Amsterdam-se Monumentenverordening in 1980 werd begonnen met de gemeentelijke beschermingvan een aantal ‘nieuwe monumenten’ uit de periode 1870–1920. Bovendien werd een advies-raad ingesteld voor de afweging tussen alge-meen en particulier belang: de AmsterdamseRaad voor de Monumentenzorg, met mr. ErnstDienaar als eerste voorzitter. Tijdens zijn 25-jarig bestaan gaf de raad talloze adviezenover plaatsing van panden op de gemeentelijkeof rijksmonumentenlijst, had waardevolle inbreng in het gemeentelijke monumenten -beleid en bracht adviesrapporten uit in samenspraak met de Amsterdamse Raadvoor de Stedenbouw.

Neutrale stof tussen glansnummers

LINKS: De commissie hadmoeite met de overkaptebinnenplaats van hetScheepvaartmuseum, maarging akkoord omdat de ingreep reversibel is en vanbuitenaf niet zichtbaar. Ookzal de binnenplaats nage-noeg leeg blijven en qua kli-maat de sfeer van een bui-tenruimte behouden (L. vander Pol, Dok Architecten).ONDER: Woningbouw in deOudezijds Armsteeg vanK. Doornenbal (Rappange& Partners).

Page 27: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

In de binnenstad kwamen begin ja-ren negentig steeds meer plannen tertafel voor nieuwbouw op kleine perce-

len. Vooral in de Jordaan en rond de Haar-lemmerdijk kwamen kleine invullingen totstand, waarbij een grote experimenteer-drift werd gedemonstreerd. Van sommigeeigenzinnige oplossingen, zoals op Haar-lemmerstraat 69, was de commissie rond-uit gecharmeerd. Maar in vele gevallen hadzij moeite met de plannen, omdat de ver-nieuwing van de typologie van het per-ceelsgebonden stadshuis hand in handging met een verstoring van de eenheid inhet straatbeeld. Maar de welstandsdiscussie over de bin-nenstad werd vooral beheerst door grotebouwprojecten, zoals de VaRa-strook tus-sen Mr. Visserplein, Valkenburgerstraat,Anne Frankstraat en Rapenburgerstraat.Het ging daarbij om een uitgesteld stads-vernieuwingsproject, in afwachting van hetbesluit hoe het verkeer naar en van deIJ-tunnel kon worden ingepast. Nu het omgrotere bouwvolumes ging, dreigde juistweer een te grote eenvormigheid. Ook alwas dit project verdeeld over een vijftal

architecten, het leverde volgens de com-missie niet de gewenste diversiteit voor hetstraatbeeld op. Hier bleek eens te meer datdergelijke in één keer te bouwen projectenmoeilijk zijn in te passen in de architecto-nische structuur van de binnenstad, aldusde commissie. Helemaal hoog liepen de discussies oprond een aantal grote ‘consumptiepubliektrekkende complexen’ aan de klassieke

winkelroute Nieuwendijk, Kalverstraat enReguliersbreestraat. De bedoeling was datze tot een ‘upgrading’ van de publiekeruimte zouden leiden: De Kolk, de Vendex-driehoek en de Hema-vierhoek. De om-vang van deze projecten was willekeurigbepaald door wat de ontwikkelaars aan kavels konden verwerven. Daardoor ont-stonden ‘vormeloze vlekken, hier en daarwaar het uitkwam grenzend aan de open-

GE

R V

AN

DE

R V

LUG

T

Een invulling aan de Haar-lemmerstraat 69 vanClaus en Kaan Architecten.Een ‘zeer eigenzinnige op-lossing die goed aansluitop de beide belendende,doch sterk verschillendepercelen’, aldus deSchoonheidscommissie.

Herwaardering bestaande stad in jaren negentig

Wel of niet aangepast inpassenIn de jaren negentig maakte het welstandstoezicht de omslag naar een beoorde-

ling die stoelde op inventarisaties van alle waardevolle kenmerken van de stad.

Niet langer ging het om de subjectieve oordelen van een gezelschap architecten

en ambtenaren. Aan de inventarisaties konden objectieve criteria worden

ontleend: verhield een ingediend plan zich adequaat tot de kenmerken van de

omringende bebouwing? De commissie was nu steviger opgetuigd om in de vloed

aan bouwplannen overeind te kunnen blijven.

Page 28: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

voorzitter van de Schoonheidscommissie,was in 1988 de drijvende kracht achter debenoeming van de eerste supervisor voorde Gordel ’20-’40, Edzard Luursema (lateropgevolgd door respectievelijk Gijs Bolhuisen Marloes van Haaren).

Beter VerbeterenIn 1989 verscheen de Inventarisatie Gordel20–40, een systematische beschrijving vande stedenbouwkundige aspecten per buurt,met daaraan gekoppeld kaarten waarop destedenbouwkundige hoofdstructuur, de ar-chitectuureenheden, de monumenten enaandachtsgebieden waren aangegeven. Opgrond van deze analyse werden geleidelijkordekaarten (zie kader op pagina 28) ont-wikkeld, waarin de gebouwen werden ge-classificeerd. Aan deze classificatie werdencriteria gekoppeld, zoals richtlijnen voorhet behoud van de kwaliteit bij renovaties. In 1990 werd door de gemeenteraad desubsidieregeling Beter Verbeteren ingesteld,gefinancierd uit het stadsvernieuwings-fonds, om het herstel van architectonischen stedenbouwkundig waardevolle ele-menten te stimuleren. Dankzij deze subsi-die voor corporaties en later ook particulie-re eigenaren, in combinatie met deintensieve bemoeienis van de supervisorenen de geëngageerde opstelling van destadsdelen, zou een verantwoord gevelher-stel uitgroeien tot een vanzelfsprekendestandaard in de woningverbetering. De inventarisatie met een systematischegebiedsbeschrijving kreeg zijn vervolg inde welstandsnota De Schoonheid van Am-sterdam (1995). Hierin werd ook een strate-gie uitgezet voor de instandhouding vankenmerkende aspecten van stedenbouw en

architectuur, niet alleen bij renovatie,maar ook bij eventuele nieuwbouw. Dekern van deze strategie: ieder nieuw tebouwen pand zal zorgvuldig moeten worden ingepast.

Niet aangepast inpassenHet college-akkoord voor de periode 1990–1994 bevestigde de prioriteit van behouden herstel boven sloop/nieuwbouw. Tochwas de slechte bouwkundige staat van pan-den nog vaak de oorzaak van sloop, vooralin de negentiende-eeuwse ring. In de Gor-del ’20-’40 bleef sloop/nieuwbouw beperkt,op een aantal uitzonderingen na. De nieuwe invullingen in de negentien-de-eeuwse ring kenden een grote verschei-denheid. Er waren bescheiden, bijna ano-nieme invullingen die probleemloos hetgesloten bouwblok volgden. Of invullingendie expliciet teruggrepen op karakteristie-ke aspecten van de omgeving teneinde samenhang te bewerkstelligen. Maar daar-naast constateerde de commissie een toe-nemende hang naar een hernieuwd mo-dernisme: in kleur- en materiaalgebruik,woningtypologie en architectonische vormwerd juist stelling genomen tégen de stedenbouwkundige en architectonischecontext. Autonomie en contrast in expres-sie en materiaalgebruik stonden in deze

26 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

RO

OS

ALD

ER

SHO

FF

FO

TO

GR

AF

IE

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

MA

RLO

ES

VA

N H

AA

RE

N

bare ruimte’, oordeelde de commissie kritisch. De middeleeuwse structuur rond-om de Nieuwezijds Kolk werd ‘als het waremet een roomspuit volgespoten’, met alsresultaat een niet-ontworpen en grilligemassa die volledig vreemd was aan de bestaande morfologie, deze verstoorde enbelachelijk maakte. ‘Ontkenning van ietsis geen goede basis van samengaan,’ con-stateerde de commissie. Werd er dan geenwaarde gehecht aan het voortbestaan vande historische structuur van stegen, gan-gen en verkaveling, en de karakteristiekvan het bestaande daklandschap?

Bescherming Gordel ’20-’40Midden jaren tachtig was de stadsvernieu-wingstrein langzaam verschoven van debinnenstad en de negentiende-eeuwse wijken naar de Gordel ’20-’40. De gebou-wen in dit gebied, ondertussen 55 tot 75jaar oud, waren toe aan een grondige reno-vatie. De panden waren vaak slecht onder-houden, waardoor het houtwerk was verrot,het staalwerk verroest en het beton ge-scheurd. In de stroom van renovatiewerk-zaamheden werden in rap tempo houtenkozijnen vervangen door kunststof, sneu-velden dakranden en balkonversieringen,en werden gevels schoongespoten of afge-werkt met nieuw gevelmateriaal. In soms korte tijd veranderden zo helestraatwanden van gedaante. Omdat het on-derhoud aan gebouwen vergunningsvrijwas, ontbrak het aan toezicht daarop. Hetbesef groeide dat de architectonische enstedenbouwkundige kwaliteit van de Gor-del ’20-’40 moest worden beschermd dooreen offensieve aanpak. Ab Vos, als direc-teur van de Stedelijke Woningdienst ook

Bouwblokken van K.P.C.de Bazel rond het Zaan-dammerplein. De oudevoordeuren (links) maak-ten plaats voor stalenvoordeurkozijnen (mid-den), maar werden dankzijBeter Verbeteren in erehersteld.

Page 29: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

gevallen op de voorgrond in plaats van aanpassing en afstemming, bijvoorbeeldbij een tiental invullingen aan en rond deEerste Sweelinckstraat. Ronduit afwijzend stond de commissietegenover een invulling aan het Victorie-plein in Amsterdam-Zuid. Het Gemeente-lijk Woningbedrijf had in 1990 ter gelegen-

heid van zijn 75-jarig jubileum deze mar-kante plek uitgekozen om onder een acht-tal jonge architecten een meervoudige op-dracht uit te schrijven onder het motto‘niet aangepast inpassen’. Een blok uit1927 naar ontwerp van de architect C.Kruyswijk moest daarvoor plaatsmaken.Het winnende plan van dkv-Architekten

week nogal af van het gangbare beeld vanhet Plan Zuid, maar was volgens de juryeen ‘goed eigentijds alternatief’ en een‘dapper plan’. Volgens de welstandscommissie echterwas deze modernistische invulling, juist ineen straatwand langs een van de hoofd -assen in het Plan Zuid, niet op haar plek.Zij reageerde op de uitwerking van hetplan met een negatief advies. Na een twee-de, positief advies door een op verzoek vande wethouder ad hoc samengestelde com-missie werd het bouwplan toch gereali-seerd. Eén jaar later, in 1991, sneuveldeeen gebouw van wereldfaam in de Indische

DEEL 3: 1978–2009 | 27

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

Met de vaststelling van de nota De Schoonheidvan Amsterdam in 1994 kreeg het welstandsbeleideen structureel fundament. Vanaf nu werd dediscussie over plannen gevoerd binnen beoorde-lingskaders waaraan de beschrijving van de ar-chitectonische en stedenbouwkundige kwaliteitvan de ruimtelijke systemen ten grondslag lag.Onder invloed van De Schoonheid van Amsterdamontstond in een aantal stadsdelen een discussieover architectonische kwalilteit, als aanzet vooreen architectuurbeleid op stadsdeelniveau. Het sluitstuk van de jarenlange discussie overeen nieuwe opzet van het welstandstoezichtvormde de vaststelling van de nieuwe ver orde -ning op de Commissie voor Welstand en Monumenten op 4 oktober 1995. Daarmee werdniet alleen de samenvoeging met de monumen-tencommissie een feit, maar ook de onafhan -kelijkheid van de commissie: per 1 januari 1996ging een nieuwe commissie van start, uitgebreidmet architectuurhistorici, maar zonder ambte -lijke leden en met een onafhankelijke voorzitter.Daarmee kreeg ook de aanpassing aan denieuwe Woningwet van 1992 definitief haar beslag. De al in 1993 in verband met de toenemendestroom aan bouwaanvragen ingezette nieuwe

werkwijze werd geformaliseerd en bewijst zichtot op heden. Drie subcommissies nemen elkeen deel van de stad voor hun rekening: Com-missie I de binnenstad binnen de Singelgracht,Commissie ii het gebied van de negentiende-eeuwse ring en de Gordel ’20-’40, en Commissieiii stadsdeel Noord, de havens, de WestelijkeTuinsteden, Buitenveldert en het deel van Zuid-oost ten westen van de spoorbaan. Eindverant-woordelijk voor de advisering is de plenaire ver-gadering van de commissie onder leiding van deonafhankelijke voorzitter. In het plenum wordenalle adviezen van de subcommissies definitiefvastgesteld en komen belangrijke plannen, ofplannen die bij de subcommissies op grote be-zwaren stuiten, en beleidsmatige zaken aan deorde. Gemandateerde commissieleden, latervervangen door gemandateerde medewerkersvan het secretariaat, handelen kleinere plannenrechtstreeks bij de stadsdelen af, wat niet alleenefficiënt is maar ook de wederzijdse betrokken-heid ten goede komt. Het aantreden in 1996 van de eerste onafhan-kelijke voorzitter, Aart Oxenaar, is een mijlpaalin de cultuuromslag die zich vanaf de jaren negentig in het werk van de commissie heeftvoltrokken. Kon de welstandscommissie in

vroegere samenstellingen nog weleens gety-peerd worden als een gezelschap van gearriveer-de architecten die uit de losse pols hun meningten beste gaven, nu stond de omvorming tot eentransparante en geprofessionaliseerde instantiebovenaan de agenda. Vanaf Oxenaars komstwerd er, ook door zijn opvolgers Anna Vos en Annemiek Rijckenberg, hard aan gewerkt om depositie van de commissie bij de politiek te ver-helderen. Wethouders en raadsleden zagen decommissie veelal nog als een van de vele hob-bels op weg naar een bouwvergunning, en nietals een inhoudelijk en kritisch adviseur diestadsbesturen juist ondersteunt in hun verant-woordelijkheid voor het beleid inzake architec-tuur en stedenbouw. Inmiddels is een transparante werkwijze bij deadvisering, op basis van welstandsnota’s als objectief beoordelingskader, vanzelfsprekendgeworden. En evenzo de openbare commissie-vergaderingen – als vervanging van het spreek-woordelijke achterkamertje – waar een commis-sie van vakbroeders steeds opnieuw opendiscussieert over de waarde van een plan en toteen adequate advisering komt die verankerd isin de lange traditie van hoge architectonischekwaliteit in Amsterdam.

Onafhankelijke voorzitter

Het winnende ontwerpvan dkv-Architekten vande prijsvraag ‘niet aange-past inpassen’ aan hetVictorieplein. De prijs-vraag had als doel naar ar-chitectonische middelente zoeken voor vervan-gende nieuwbouw in deGordel ’20-’40. Verwachtwerd dat door funderings-problemen meer sloop ennieuwbouw zouden volgen.

Page 30: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

28 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Het ordekaartenproject

Aan de basis van deontwikkeling vanordekaarten ligt

het besef dat aandachtvoor cultuurhistorie nietkan ophouden bij het aan-wijzen van afzonderlijkepanden tot monumenten ofhet restaureren van archi-tectonische hoogtepunten.Juist het weefsel tússen debeschermde monumentenis van belang om dergelijkepanden tot hun recht te la-ten komen en te kunnenbegrijpen. De eerste ordekaarten inde jaren negentig warenbedoeld om te bepalenwelke panden in aanmer-king kwamen voor de sub-sidieregeling Beter Verbe-teren in de stadsdelenZuideramstel, Oud-Zuid,Bos en Lommer en DeBaars jes. Enkele ordekaar-ten in de negentiende-

eeuwse ring volgden. Bijdeze eerste ordekaartenhanteerden de stadsdelenhun eigen, niet eensluiden -de waarderingssystemen. In 1996 besloten destadsdelen tot een ge-meenschappelijke aanpak.Dit resulteerde in de AtlasGordel 20–40, die in 1999 ineen Convenant Welstands-beleid tussen de stadsde-len in die gordel werd vast-gesteld. In 2003 volgde deAtlas 19de eeuwse Ring dieeveneens in een ConvenantWelstandsbeleid tussen debetreffende stadsdelenwerd vastgesteld. In dezeatlas werden de ondertus-sen al gerealiseerde orde-kaarten van Oud-Zuid,Oost/Watergraafsmeer enOud-West geïntegreerd. De ordekaarten van deGordel ’20-’40 en de ne-gentiende-eeuwse ring zijn

het resultaat van een gron-dige analyse van de gehelebebouwing en steden-bouwkundige opzet in dezedelen van de stad. Allebuurten werden in hun samenhang en onderlingeverscheidenheid beschre-ven en met elkaar vergele-ken. Architectuureenhedenof afzonderlijke gebouwenbinnen een straatwand kre-gen een waardering, op-klimmend van basisordenaar orde 3, orde 2 en orde1 (waarbij die laatste cate-gorie de rijks- en gemeen-telijke monumenten ofvoor aanwijzing in aanmer-king komende gebouwenomvat). Omdat het niet alleen om het individuelegebouw gaat, maar ook omstedenbouwkundige samenhang, is ook aan destedenbouw een waarde-ring gegeven, oplopend

van basiszone naar zone 3,zone 2 en zone 1. Door decombinatie van deze tweewaarderingssystemen kangenuanceerd naar een be-paalde bebouwing wordengekeken. Architectuur meteen lage waardering in eenstedenbouwkundig hoog-waardig gebied vraagt omeen zorgvuldiger beoorde-ling dan in een steden-bouwkundig laag gewaar-deerd gebied: ordes enzones versterken of gevennuancering. Aan de waar-dering op de ordekaartenzijn criteria gekoppeld omgevelwijzigingen op eenuniforme manier te beoor-delen. De kaarten hebbendaarnaast ook hun waardeals kennisinstrument. Zijvormen het kader voor deselectie van de gemeente-lijke monumenten en bevatten een schat aan informatie over architec-tuureenheden, accenten,symmetrie, bouwjaar, enover wie waar bouwde. In het verlengde van deaanwijzing van de binnen-stad tot beschermd stads-gezicht stelde stadsdeelCentrum in 2000 de Waar-deringskaart BeschermdStadsgezicht vast, waarinalle bebouwing vóór 1940 isgewaardeerd om inzicht tegeven in de bestaandekwaliteiten en mogelijkeverbeterlocaties. StadsdeelOost/Watergraafsmeerwerkte bovendien orde-kaarten uit voor Betondorpen een aantal naoorlogse

wijken, zoals de Midden-meer en Jeruzalem. In 2004 zijn alle orde-kaarten intregraal opgeno-men in de welstandsnota’s.Als onderdeel daarvan zijndeze kaarten het instru-ment om, via criteria afge-leid uit de waardering vanarchitectuur en steden-bouw, op een heldere en effectieve wijze bouwinitia-tieven op hun welstand tebeoordelen. Omdat dezewerkwijze zich in de afgelo-pen jaren heeft bewezen,zijn op initiatief van de ge-meenteraad ook waarde-ringskaarten voor de aup-gebieden opgesteld.Hiermee is bijna de helestad vanaf de late middel-eeuwen tot 1970 op waardegeschat en in kaarten vast-gelegd.

Page 31: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Buurt: de ‘billen van Wijdeveld’, in 1920gebouwd tegenover het Muiderpoort -station naar een ontwerp van H.Th. Wijde-veld. Ook de nieuwbouw die hiervoor in deplaats kwam, het resultaat van een meer-voudige studieopdracht, volgde het motto‘niet aangepast inpassen’. Een overtuigende integratie van nieuw-bouw in de bestaande stedelijke structuurwas alleen mogelijk als de aanwezige ste-denbouwkundige en architectonischewaarden van de omringende bebouwingals toetssteen werden ingezet, was deboodschap van De Schoonheid van Amster-dam. De inkt van het eerste concept was

nog niet droog, of de commissie greep denota aan om in 1993 een cluster van plan-nen voor woningen en winkels rond deEerste Oosterparkstraat en het Beuken-plein af te wijzen: de horizontaliteit en hetgekozen ontsluitingsprincipe waren eenernstige aantasting van de welstand vandeze straat: ‘Als men De Schoonheid erop

naslaat, leest men dat dit niet past in dekarakteristiek van de negentiende-eeuwsewijken!’ Het wilde niet helpen: het oordeelvan de commissie werd niet gehonoreerd.Dat niet alleen de gemeenteraad de con-ceptnota De Schoonheid van Amsterdam in1994 vaststelde, maar ook de meeste stads-delen, duidde erop dat het tij zou keren. n

DEEL 3: 1978–2009 | 29

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

rechts: De uit 1920 stam-mende ‘billen van Wijde-veld’ van H.Th. Wijdeveldtegenover het Muider-poortstation werden in1991 wegens funderings-problemen afgebroken.onder: De nieuwbouw vanDuinker van der Torre ‘de-monstreert zowel letterlijkals overdrachtelijk een ze-kere afstandelijkheid tenopzichte van de gangbarekenmerken en kwaliteitenin de gordel ’20-’40’, aldusde Schoonheidscommissie.

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

Page 32: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Op het stedelijk scharnier-punt Muntplein komen debebouwingen van hetoude centrum, de Wallen,de grachtengordel en deAmstel samen. De Muntzelf is een bijzonder element, een bijna letter-lijke verbeelding van het scharnierpunt (luchtfotoca. 1960).STA

DS

AR

CH

IEF

AM

ST

ER

DA

M

30 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Page 33: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Welstandszorg als historisch geweten

De leesbare stadAmsterdam vormt een mozaïek van stukjes stad uitverschillende tijdperken. Het welstands beleid richt zichop het zien en ontzien van dergelijke historische samen-hangen of ‘ruimtelijke systemen’. In 1995 verscheen deeerste editie van De Schoonheid van Amsterdam. De daarinonderscheiden ruimtelijke systemen legden de grondslagvoor een geobjectiveerd welstandsbeleid – en daarmeevoor een hele generatie van latere welstandsnota’s.

DEEL 3: 1978–2009 | 31

Page 34: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

‘Welstandsbeleid als architec-tuur in de tijd’: met deze filoso-fische hersenkraker opende het

voorwoord van de eerste versie van DeSchoonheid van Amsterdam (1995). ‘Door deogen van de Schoonheidscommissie kijktde stad naar zichzelf, naar haar architec-tuur en naar de context van de samenstel-lende delen.’ Daarbij passeren verschillen-de observaties en interpretaties de revue.Zoals die van de historicus Donald Olsen,die in zijn boek De stad als kunstwerkspreekt van de stad ‘als een leesbaar document, als een historische roman, alsbelichaming van geschiedenis’. Of de typering van de stad door de antropoloogLevi Strauss als ‘la chose humaine par excellence’. Deze eerste welstandsnota benadert Amsterdam als een complex, maar leesbaaren begrijpelijk visueel document. De stadwordt gelezen als een momentopname tus-sen verleden en toekomst. Gegroeid van in-troverte handelsvestiging tot uitgedijdelobbenstad, vertoont Amsterdam de sporenvan elk tijdperk. Deze ‘stedelijke feiten’ zijngegroepeerd binnen ruimtelijke systemenmet uiteenlopende kenmerken. De stadontwikkelt zich als een mozaïek van frag-

menten, elk met een eigen consistentie.Binnen de hiërarchie van de openbareruimte bewaakt het welstandsbeleid dejuiste vorm en positie van de architectoni-sche feiten in de tijd. ‘Daarom is het wel-standsbeleid een feitelijk architectuurbe-leid,’ aldus de nota. Met deze radicalestellingname kwam de commissie tege-moet aan de politieke ambitie om tot eenhoger ruimtelijk kwaliteitsniveau te komen.

Omstreden bouwprojectenDe Schoonheid van Amsterdam als opmaatvoor een vernieuwd welstandsbeleid werdvoorafgegaan door een stevig maatschap-pelijk debat over de ruimtelijke kwaliteitvan Amsterdam. In de periode van 1988 tot1992 verscheen een reeks van kritischestandpunten, pamfletten en nota’s over tekortkomingen in het welstandsbeleid.Deze kritiek stoelde vooral op een grootaantal omstreden bouwprojecten. Niet al-leen de raden voor de stadsontwikkeling(ars), voor de monumentenzorg (arm) ende Kunstraad, maar ook raadsfracties (vvden D66) publiceerden eigen nota’s met vi-sies en suggesties. De welstandscommissiezelf lag ook onder vuur: haar adviezen wer-den vaak niet begrepen, terwijl duidelijke

stedenbouwkundige toetsingskaders ontbraken. Regelmatig verleenden de bestuurders bouwvergunningen ondanksnegatieve welstandsadviezen. Nauw hiermee verbonden was de lande-lijke discussie over de nieuwe Woningwetmet voorstellen voor deregulering en beperking van het welstandstoezicht.Het verzet daartegen kwam voort uit eengroeiend onbehagen over de dalende kwaliteit van de gebouwde omgeving. Binnen de gemeente Amsterdam werd gepleit voor een integralere werkwijze,met meer stimulerende aandacht voor dekwaliteit van het stadsbeeld. Er bleek een

32 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Kaart van de ruimtelijkesystemen, 2004. Vergele-ken met de eerste versie uit1995 is het systeem ‘Stede-lijke kades’ toegevoegdvanwege de nieuwe woon-gebieden aan de IJ-oevers.Ook zijn diverse transfor-matieprocessen verwerkt,zoals in Zuidoost waar hetruimtelijk systeem van hetpost-AUP deels is ingeruildvoor een wijk met geheelnieuwe karakteristieken.

Page 35: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

TijdmachineAmsterdam als ononderbroken stedelijkgebied is op verschillende manieren te be-leven. Elk deelgebied kent zijn eigen ka-rakter. De waarneming van de tijd-dimen-sie wordt duidelijk bij de overgang van hetene gebied naar het andere. Dit historischeritme is ervaarbaar en wordt gewaardeerd:jonge en oude monumenten zijn er de ex-pressie van. Essentieel is het onderliggen-de patroon dat het structurele kader vormtvan de stad als dynamisch geheel, als ‘tijd-machine’ van opeenvolgende generaties. Op deze ondergrond wordt de stad be-dekt met ruimtelijke systemen waarbin-nen het gebouwde en ongebouwde, inclu-sief de open(bare) ruimten, eendefinieerbare samenhang hebben. Aan elkruimtelijk systeem ligt een herkenbare or-dening ten grondslag. Die kan het resul-taat zijn van een organisch groeiproces, zoals de lint- en dijkbebouwing langs pa-den en (water)wegen in Durgerdam of aande Nieuwendijk. Maar de ordening kanook resulteren uit een doordacht procesvan rationele planning, ontwerp en pro-ductie, zoals in het geval van de WestelijkeTuinsteden of het Plan Zuid. Duidelijke beelddragers binnen de ruim-telijke systemen kunnen benoemd wordenals ‘actieve elementen’. Denk aan strate-gisch geplaatste architectuuriconen zoalsde Wolkenkrabber in Plan Zuid. Het slo-pen daarvan zou een aantasting betekenen

van een cruciaal element, dat de ziel is vanhet ruimtelijk systeem. Minder prominen-te beelddragers worden beschouwd als vervangbare ‘passieve elementen’, maarvormen toch een wezenlijk bestanddeel.Bij nieuwe ontwikkelingen vindt een manipulatie plaats, waarbij het evenwichttussen passieve en actieve elementen hetmeest gevoelig en kwetsbaar is. Een ruimtelijk systeem is dan ook geenstatisch geheel. Ondanks ingeburgerde pa-tronen bevindt de stad zich in een voortdu-rend transformatieproces: maatschappe-lijke veranderingen hebben hun weerslag,net als ontwikkelingen in stedenbouwkun-dige en architectonische visies.

STA

DSA

RC

HIE

F A

MST

ER

DA

M

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

breed gedeelde behoefte te bestaan aanhet in kaart brengen van de architectoni-sche en stedenbouwkundige samenhan-gen in de stad. Al het maatschappelijke en politieke tu-mult leidde in 1991 tot een doorbraak inde gemeenteraad. Besloten werd tot eenbeschrijving van alle relevante kwaliteits-kenmerken van de stad, als kader voor eenobjectieve beoordeling en controleerbaretoetsing. Dit besluit paste in de landelijkeontwikkeling. Niet alleen werd uiteindelijktoch gekozen voor het opnemen van eenwettelijke basis voor het welstandstoezichtin de gewijzigde Woningwet van 1992,maar ook kregen gemeenten expliciet deopdracht inhoud te geven aan het wel-standsbeleid.

rechts: De Bellamybuurt,een historisch fragment instedelijk gebied. De maatvan de bebouwing en degroene voortuintjes in deBellamystraat roepen hetbeeld op van de oude pol-derbebouwing.onder: Buitenveldert isontworpen als tuindorpvolgens een strak recht-hoekig raster, waarbinnenalle functies afzonderlijkeen plaats kregen. De be-bouwing heeft een gelijk-matig, ingetogen karakter.

Page 36: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

34 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Het patroon van de stad

Ruimtelijke systemen

Stedelijk ruimtelijk systeemGebied met een samenhan-gend stelsel van kenmer-ken op het vlak van ondermeer stratenpatroon, be-bouwingsdichtheid, de ver-houding openbaar-privé,de vorm van het bouwblok,rooilijnen, hoogte, hiërar-chie en typologie van debebouwing. In Amsterdamworden nu negen stedelijkeruimtelijke systemen (ofwoonmilieus) uit verschil-lende historische periodes

onderscheiden: de binnen-stad, oude dorpskernen inverstedelijkt gebied, de ne-gentiende-eeuwse ring, deGordel ’20-’40, de tuindor-pen, het Algemeen Uitbrei-dingsplan (aup), de post-aup-gebieden, woonerven(1970–1985) en woongebie-den van na 1985. Per ruim-telijk systeem zijn de ken-merken tamelijk eenduidigte herkennen en omschrij-ven. Daaraan kunnen danook heldere beoordelings-en toetsingscriteria ont-

leend worden voor vrijwelalle ontwerpaspecten, vangroot onderhoud tot ver-bouw en nieuwbouw. Denegen ruimtelijke systemenbeslaan het grootste deelvan het Amsterdamsegrondgebied en omvattenook het overgrote deel vande woningvoorraad.

Gesuperponeerde systemen Nieuwe ruimtelijke syste-men die over een oud patroon zijn gelegd. De Parijse boulevards van

Hausmann zijn het be-roemdste voorbeeld: daar-mee werd een radicalebreuk geforceerd met hetonderliggende middel-eeuwse stratenpatroon, datslechts zeer gedeeltelijkwerd opgenomen. Amster-dam kent slechts enkele relatief jonge superposities,waarbij vrijwel altijd ver-keersmaatregelen aan deorde waren. Zoals de Raad-huisstraat, de Weesper -straat en de Ring West.

Kantoren- en bedrijfsterreinenGebieden met een mono-functioneel karakter (erwordt alleen gewerkt), eenwijdmazige infrastructuuren in het algemeen weinigsamenhang in de architec-tonische vormgeving. Degebieden missen de ken-merkende complexiteit vande stedelijke ruimtelijkesystemen.

Perifere groengebiedenNiet-verstedelijkte gebie-den aan de randen van destad. Soms hebben periferegroengebieden een park-achtig karakter zoals hetAmsterdamse Bos en hetrecreatiegebied Spaarn-woude, maar ook het Am-stelgebied en Waterlandworden ertoe gerekend.

BijzonderecategorieënStedelijke scharnier puntenDynamische overgangsge-bieden waar verschillenderuimtelijke systemen elkaar

raken en deels overlappen.Bijvoorbeeld het Muntplein,waar het ruimtelijk systeem van de Amstel samenkomt met de ellipsvan de middeleeuwse staden de ring van de grachten-gordel. Hoewel een duide-lijke eigen vorm ontbreekt,is toch sprake van een on-miskenbaar baken in destad, met een grote bete-kenis voor het stadsbeelden de belevingswaardedaarvan. Het Leidse Bosjeen de Haarlemmerpoortzijn andere voorbeelden.

Gebieden in (ver hevigde) ontwikkelingGebieden met een stede -lijke dynamiek die niet geremd wordt door een uitgekristalliseerd steden-bouwkundig plan. Bijvoor-beeld doordat infrastructu-rele ontwikkelingen snellergingen dan de steden-bouwkundige visievorming.In zulke gevallen ontbreekteen duidelijk beoordelings-kader, hoewel het soms ombeeldbepalende posities inde stad gaat. Tot de ver-

In de eerste versie van De Schoonheid van Amsterdam uit 1995 werden viersoorten ruimtelijke systemen onderscheiden: allereerst het brede verzamel-begrip ‘stedelijk ruimtelijk systeem’ en vervolgens de gesuperponeerde

systemen, de kantoren- en bedrijfsterreinen en de perifere groengebieden. Daarnaast zijn enkele bijzondere categorieën onderscheiden, zoals scharnier-punten en geografische gebiedseenheden, die laten zien dat een sluitend ‘systeem van ruimtelijke systemen’ eigenlijk onbegonnen werk is. Ruimtelijkesystemen hoeven overigens niet te gaan om aaneengesloten gebieden;eenzelfde historisch patroon (bijvoorbeeld tuindorpen) kan op meerdereplekken voorkomen. Hieronder een uitleg van de belangrijkste begrippen.

STA

DS

AR

CH

IEF

AM

ST

ER

DA

M

Page 37: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Vliegtocht boven de stadArchitect Johan Nust, die als lid van deSchoonheidscommissie het begrip ‘ruim-telijk systeem’ in deze eerste welstandsno-ta inbracht, noemde een vliegtocht bovende stad als zijn belangrijkste inspiratie-bron. Zeker is dat waarneming voorafgaataan morfologische en morfogenetischestadsanalyse, zoals gepraktiseerd door his-torici, geografen en ontwerpers. Het duur-zaamste onderdeel van de stad is haar plattegrond, maar in haar dimensies vanruimte, tijd en gebruik voltrekken zich grote veranderingen. De eerste uitgave van De Schoonheid vanAmsterdam maakte een onderscheid in vierruimtelijke systemen en daarnaast in ste-delijke scharnierpunten, gebieden in (ver-

hevigde) ontwikkeling en geografische gebiedseenheden (zie kader). In de in 2009geactualiseerde versie, De Schoonheid vanAmsterdam Digitaal, de basisnota voor hethuidige welstandsbeleid, onderscheidtmen in totaal zestien ruimtelijke systemen.Binnen deze ruimtelijke systemen is spra-ke van een verfijnde indeling in gemiddeld26 deelgebieden. Deze deelgebieden varië-ren van zeer kleine historische kernen,lintdorpen, dijkdorpen en fragmenten instedelijk gebied, tot complete buurten enwijken of architectonische eenheden enensembles. Deze honderden ‘subsystemen’zijn een uiting van de ongelooflijke ver-scheidenheid van het stedelijk gebied, meteen historisch en landschappelijk diep verankerde en herkenbare structuur. Vanuit de leesbare stad als een fijnzinnigsamengestelde bibliotheek van historischeen eigentijdse kenmerken worden ook deprojecties en concepten voor de toekomstontwikkeld. Kwalitatief hoogwaardigewoon- en werkmilieus in bestaand stede-lijk gebied worden gekoesterd en be-schermd door een standvastig en explicietwelstandsbeleid. Tegelijk vormen deze hetstartpunt voor nieuwe verbindingen metde structuur van de stadsregio als geheel.Op deze wijze is het welstandsbeleid ookhet historisch geweten voor de stad vande toekomst. n

DEEL 3: 1978–2009 | 35

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

beelding sprekende voor-beelden zijn gebiedenlangs de Ring van Amster-dam, zoals de Zuidas.

Geografische gebieds -eenhedenGebieden met een zozeereigen historische ontwikke-ling dat de ruimtelijke op-bouw zich onderscheidtvan het gangbare stedelij-ke patroon, maar zonderdat sprake is van een sterke architectonischeeenheid. Het betreft vaakeen conglomeraat van klei-ne, in zichzelf samenhan-gende subsystemen. Zoals Amsterdam-Noord, datlang een overwegend lan-delijk gebied is gebleven.Nu is het nog steeds eenoptelsom van vele mini-buurtjes, elk met een eigenconsistentie, gescheidendoor groene elementen.Er zijn lineaire dijkdorpen,er zijn voorbeeldige tuin-dorpen, er zijn heuse tuin -steden en er zijn bijzondereexperimenten van oudereen jongere datum, zoals deMolenwijk, het Plan VanGool en het ndsm-terrein.Recente ontwikkelingenzoals Overhoeks en hetcan-centrumgebied pas-sen in dit beeld van eensterk gedifferentieerd mozaïek, binnen een land-schappelijke samenhang.Andere voorbeelden vangeografische gebiedseen-heden zijn de Watergraafs-meer en Amsterdam-Zuid-oost.

Schellingwoude, een vande vier dijkdorpen langs deoude Waterlandse Zeedijk.Op een gedeelte van Schel-lingwoude ten oosten vande Oranjesluizen na, is bijde dijkdorpen door bebou-wing op buitendijkse gronden de relatie methet water verdwenen.

Page 38: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Innovatie en ruigheidgaan samen in het Kraan-spoor uit 2007, uitge-groeid tot beeldmerk vande nieuwe ontwikkelingenop het ndsm-terrein. Hettransparante kantoorge-bouw rust op een kolos-saal betonnen platformvoor het afbouwen vanschepen, dat zijn functiehad verloren (oth, TrudeHooykaas (initiatief enontwerp), Julian Wolse,Steven Reisinger en Gerald Lindner).CH

RIS

TIA

AN

DE

BR

UIJ

NE

36 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Page 39: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Karrenvrachten vol plannen passeerden de commissie

Ongekendedynamiek inlaatste decenniumVanaf medio jaren negentig was Amsterdam het toneelvan een ongekende dynamiek. Een scala aan bouw-plannen van klein tot groot passeerde de commissie.Van een eenvoudige steiger tot een nieuwe stadswijkin het IJ. Van een nieuwe badkamer in een rijksmonumenttot transformatie van gehele monumentale industriëlecomplexen.

DEEL 3: 1978–2009 | 37

Page 40: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Binnen de bestaande stad was over-al intensivering te zien. De commis-sie voelde zich vaak als ‘een keuken-

brigade die vergeefs poogt de deksel opeen kolkende pan te houden,’ merkte FelixClaus, destijds lid van Commissie ii, op inhet jaarverslag 1995–1999. Elke vierkantemeter telde. De bebouwing zocht de grensvan het bestemmingsplan op ‘als een rij-zende deegmassa’. Dakkapellen en dak -uitbouwen braken door zorgvuldig ontwor-pen dakvlakken, dakopbouwen nesteldenzich op vlakke daken, kelders werden uit-gediept, tuinhuizen toegevoegd en woon-huizen in appartementen opgesplitst. Cees Nagelkerke uitte als lid van Com-missie I in hetzelfde jaarverslag zijn zor-gen over de integratie van nieuwbouw inbestaande structuren. Als stedenbouw -kundige programma’s van eisen en be-stemmingsplannen ‘al de kiemen in zichdragen tot een volledige exploitatie vanhet beschikbare bouwvolume, dan kunnen

ook van het welstandstoezicht geen won-deren worden verwacht’.

Visieloos meters makenVeelvuldig ventileerde de commissie haarzorg over stedenbouwkundige onderleg-gers of het ‘visieloos meters maken’. Marianne Loof constateerde ter gelegen-heid van haar afscheid als lid van Commis-sie ii in 2007 dat de stad in losse delen explodeerde en dat de ruimtelijke samen-hang en continuïteit van de stad als geheelniet meer werden bewaakt. Elk stadsdeel

initieerde naar eigen inzicht, belang of visie stedenbouwkundige ontwikkelingen,zoals hoogbouwaccenten, ‘stadsdeelpoor-ten’ of andere ingrijpende projecten, somsvlak bij stadsdeelgrenzen. Was stadsdeel Oud-West toen het tot deplannen besloot voor de Houtsma-locatie – een industrieel en modern bouw-plan aan de Kostverlorenvaart – op dehoogte van het nieuwbouwplan voor deWestermoskee aan de overzijde in stads-deel De Baarsjes? En realiseerde stadsdeelWesterpark zich de impact van de Pirami-

38 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

JAN

BIT

TE

R

boven: De Piramides(Soeters van Eldonk archi-tecten) op het Marcanti-eiland aan de grens vanvoormalig stadsdeel Wes-terpark: een van de stads-deelgebonden hoogte -accenten die de commissiedeed pleiten voor een stedenbouwkundige visieop de stad als geheel.rechts: De ‘4 torens vanOsdorp’ aan het water vande Slotervaart (Wiel AretsArchitects) respecteren dekwaliteiten van het aup.

Page 41: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

des, een markant hoogteaccent pal aanzijn stadsdeelgrens, voor de aangrenzendestadsdelen? De indruk ontstond dat decommissie vaak de enige was die nog over-zicht had over wat er gebeurde op het ge-bied van de hele stad.

Oriëntatie op de marktAmbitieuze nieuwbouwplannen voor deZuidas passeerden de commissie. Van eengeheel ander karakter waren de transfor-maties in Noord van voormalige werk -gebieden naar gemengde woon/werk -functies, bijvoorbeeld het Shellterrein ofde Buik sloterham. Ook rond de Hout -havens was sprake van een dergelijke her-ontwikkeling. In het kielzog van de aanlegvan de Noord/ Zuidlijn ontstonden enkeleprojecten, zoals de vernieuwing van hetwinkelgebied aan het eindpunt van de metrolijn in Noord. IJburg ontleent zijn stedenbouwkundigekracht aan de aansluiting bij de traditievan de blokkenstad. Maar is dit ook de oplossing voor het ‘teveel aan openbareruimte’ in de Westelijke Tuinsteden? Decommissie zag de ‘Schotse ruit’ – het rastervan water, wegen en groen, met daarbin-nen de rode velden (de bebouwing) als

invulling van de ruiten – verrommelen ende ‘saaiheid’ van de eenvormige architec-tuur plaatsmaken voor uniciteit, accenten,spectaculaire architectuur en vormwil. Naast een genuanceerde aanpak van detransformatie van de open bouwvormenwerd er vaak onbekommerd gesloopt in derode velden om vervolgens te verdichten,met een voorkeur voor compact en hoogbouwen, gericht op het hogere segmentvan de markt. De oriëntatie op wat ‘demarkt wil’, voerde vaak tot plannen diever afstonden van de nog maar pas innota’s vastgelegde na te streven kwalitei-ten. En dat zonder dat er sprake was vanzulke uitmuntende invullingen, dat decommissie een beroep kon doen op dehardheidsclausule. Wonen in de stad werd in de jaren negen-tig ongekend populair. Wijken die in de jaren zeventig nog op de nominatie ston-den voor een meedogenloze sanering, bij-voorbeeld De Pijp, werden herontdekt alsaantrekkelijke woonbuurten. De negen-tiende-eeuwse speculatiebouw werd op-nieuw ingezet voor winstgevende doel -einden en door ontwikkelaars, corporatiesen makelaars aangeprezen als ‘uniek wonen in karakteristieke panden’. Somswerd er toch nog gesloopt. Geheel in detraditie paste het verzet van bewoners, enkele keren met succes. Bijvoorbeeld bijde Berlageblokken in de Indische Buurt, ofin de Schoolstraat in stadsdeel Oud-West.

Nostalgie-architectuurEen nieuw fenomeen was de toename vanretro-invullingen, parallel aan de discussieover historiserend bouwen die in het begin

van deze eeuw werd ingezet. Vaak streed decommissie tegen plannen ‘die de exploita-tie van iedere vierkante meter bouwvolumewilden verbergen achter een schamel, his-toriserend decor’. Vooral de negentiendeeeuw diende als inspiratiebron. Detaille-ring en materialisatie getuigden echtervaak van onkunde en schraalheid, met eenarmzalig resultaat. ‘De vaak voorkomendevorm van historiserend bouwen is vrij een-voudig te omschrijven: een houten onder-pui, daarboven drie verdiepingen niks, op-geplakte baksteentjes en een kroonlijstvan beton of piepschuim. Met de architec-tuurhistorie van Amsterdam heeft dit nietste maken,’ aldus Nagelkerke over historise-rend bouwen in de binnenstad. Is deze‘nostalgie-architectuur’ het gevolg van her-waardering van het oude, van bouwen watde markt wil, of domweg van gebrek aanarchitectonisch talent? Maar naast nieuwbouw die volledig vege-teert op de waarde van het bestaande, zagde commissie ook vele plannen die getuig-den van moed om tot een eigenzinnige interpretatie en originele oplossingen tekomen. Met veel plezier keurde de com-missie bijvoorbeeld de invullingen vanHerman Zeinstra aan het Timorplein goed.‘Zowel de programmatische opzet, als deinpassing in de wijk en de detaillering zijnvan hoog niveau. Een voorbeeldig bouw-plan!’ meldde het jaarverslag 2000. En ookandere inpassingen in het bestaande weefsel hadden een hoge kwaliteit, zoalsde nieuwbouw van architectenbureau Geusebroek Stefanova op de hoek vanBloedstraat en Gordijnsteeg, of die vanm3h Architecten in de Vrolikstraat.

DEEL 3: 1978–2009 | 39

DO

K A

RC

HIT

EC

TE

N

rechts: De commissiehad grote waardering vooreen reeks invullingen rondhet Timorplein door Her-man Zeinstra (Dok Archi-tecten, 2002). Op zorg -vuldige wijze refereren degevelcomposities aan debestaande ritmering indeze 19de-eeuwse wijk.onder: Een eigentijdsevertaling van de gelaagd-heid van de 19de-eeuwsegevel bij een invulling inde Vrolikstraat (M3H

Architecten, 1999).

MIC

HE

L C

LAU

S

Page 42: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

40 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Beeldende kunst spreekt zichuit over de openbare ruimte

Sinds ook voorkunstwerken in deopenbare ruimte

een bouwvergunning ver-eist is, worden deze ter be-oordeling voorgelegd aande welstandscommissie.Als een van de weinige ge-meentes heeft Amsterdamhiervoor sinds 1997 eenspecialist opgenomen in decommissie: het lid beel-dende kunst. Het lijkt op het eerste ge-zicht wat vreemd om ookkunstwerken te onderwer-pen aan een welstandsoor-deel. Het gaat toch immersom een uitingsvorm die inalle vrijheid tot stand moetkomen? Dit geldt inder-daad voor kunst die in hetvrije circuit, zoals musea engaleries, getoond wordt.Daarentegen moetenkunstwerken die aanspraakmaken op een plek in deopenbare ruimte zich weldegelijk – net als gebou -wen – onderwerpen aaneen oordeel over de artis-

tiek-inhoudelijke aspectenen of zij een zinvolle relatieaangaan met de omgeving.Welke bijdrage kan beel-dende kunst leveren aan dekwaliteit van de stad? Hoegroot is haar zeggings-kracht, naast die van de ar-chitectuur? Hoe houdt zijzich staande temidden vanal het stadsrumoer? Welkeverwachting heeft de be-volking van kunst in hetpublieke domein? Welke ei-sen stelt de opdrachtgeverhieraan? Wat is de houdingvan de kunstenaar ten op-zichte van die openbareruimte? Bij elke opdracht in hetpublieke domein dient eenkunstenaar zich telkensweer opnieuw af te vragenvanuit welke houding op degegeven context wordt ge-reageerd. Kunst moet zichrekenschap geven van deomgeving waarin ze functi-oneert, met alle verschillenin beleving, waardering enverwachting die bestaan bij

de bewoners over de inrich-ting van hun leefomgeving.Dit betekent dat beeldendekunst in de openbare ruim-te zich niet mag beperkentot louter zelfbevestiging.Ze moet juist een betrok-kenheid met het dagelijksebestaan aan de dag leggen:een betrokkenheid die zichdoor middel van beeldendeingrepen uitspreekt oververscheidene aspecten vande samenleving. Vooropstaat dat beeldende kunstgebaseerd is op de eigen-aardigheden, kwaliteitenen toekomstperspectievenvan de Amsterdamse situa-tie. Dit heeft tot opheden – zoals overal in destad zichtbaar is – geresul-teerd in een breed spec-trum van verschijningsvor-men van kunst in deopenbare ruimte. Beelden-de kunst kan de aanwezigecontext ondersteunen ofbekritiseren, kan promi-nent of onderhuids aanwe-zig zijn. Ze kan een eigen-zinnige beeldtaal hanterenof zich juist voegen in debeeldkarakteristieken vande omgeving. Het doel isaltijd hetzelfde: het toe-voegen van een culturelemeerwaarde aan de ge-meenschappelijke ruimtein de stad. ‘Kunst in opdracht’ zoektvaak samenwerking metandere kunstdisciplines(theater, muziek, fotogra-fie) of andere ontwerpdisci-plines (stedenbouw, archi-

tectuur, landschapsarchi-tectuur, civiele techniek).Maar er zijn ook kunstwer-ken die vanuit een autono-me zeggingskracht de beleving van de openbareruimte beïnvloeden. Quaverschijningsvorm zal dekunst zich ergens tussendeze uitersten – geïnte-greerde versus autonomekunstwerken – bevinden. Beeldende kunst in deopenbare ruimte kiestdaarnaast positie tussentwee andere, meer inhou-delijk getinte polen: er issprake van een zekeredienstbaarheid dan wel vaneen kritische reflectie. Bij‘dienstbaarheid’ gaat hetom kunsttoepassingen diezich – meestal in samen-werking met andere disci-plines – inzetten voor eenkwaliteitsverhoging van deopenbare ruimte. Sleutel-begrippen bij deze benade-ring zijn: geïntegreerdeaanpak, verduidelijking vande ruimtelijke opbouw, ver-bijzondering van de plek,verbetering van de oriënta-tie of veraangenaming vanhet verblijf. Bij ‘kritischereflectie’ speelt een heelander aspect van de beel-dende kunst een rol. Dekunst kan voetnoten, kant-tekeningen of vraagtekensplaatsen bij vanzelfspre-kendheden waarmee dehuidige maatschappij haaromgeving inricht. Hoe het ook zij, of dekunst nu geïntegreerd danwel autonoom aanwezig is,

of zij de openbare ruimtenu ondersteunt of onder-vraagt, voorop staat dathet kunstwerk reageert opde geboden context. Er zijnimmers grote verschillen teonderkennen tussen decontexten van een stads-park, woonwijk of bedrij-venterrein, een schoolge-bouw, kantoor ofwinkelcentrum. Ze verschil-len niet alleen in verschij-ningsvorm, maar ook infunctie en betekenis. Zin-volle beeldende kunst in deopenbare ruimte is zich al-tijd bewust van haar omge-ving. De kunst spreekt zichuit over de betekenis vande openbare ruimte en hetgebruik ervan, en voegtdaar iets wezenlijks aantoe. Kunstwerken dienenzich op een vanzelfspre-kende manier te nestelenin de ruimtelijke structuuren stedelijke cultuur vanAmsterdam.

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

Page 43: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Grote rijksmonumentenDe aangebouwde vleugel aan het Concert-gebouw had het tijdperk ingeluid van in-grijpende aanpassingen van grote rijks -monumenten aan hedendaags gebruik. Inde jaren negentig volgden theater Carré enbioscoop Tuschinsky, en ten slotte ook deStadsschouwburg aan het Leidseplein metgrootschalige plannen om het Melkweg-theater en de schouwburg met elkaar teverbinden en uit te breiden voor extra zaal-en repetitieruimten en foyer. De complexeopgave om grote massa’s in te voegen inhet beschermde stadsgezicht en de monu-mentale waarden te behouden, ook van interieurs, leverde uitgebreide debatten opmet de commissie op weg naar de uitein-delijke overeenstemming. De uitbreiding van het Van Gogh Muse-um gaf het startschot voor een reeks com-plexe plannen voor aanpassingen en uit-breidingen van de grote musea:Rijksmuseum, Stedelijk Museum enScheepvaarthuis. Waar bij het Rijksmuse-um het aanvankelijke plan om een torentoe te voegen voor installaties en een stu-diecentrum bij de commissie op groteweerstand stuitte (tot haar opluchting konuiteindelijk door programmatische wijzi-gingen worden volstaan met een beschei-dener volume), prees zij bij het StedelijkMuseum de respectvolle aanpak en de inventieve manier waarop het bestaandemuseum en de als afzonderlijk elementvormgegeven nieuwe uitbreiding tot eeneenheid zijn gesmeed. Naast Grand HotelKrasnapolsky en Hotel de L’Europe plaat-sten ook andere monumentale hotels decommissie voor het probleem om een ba-lans te vinden tussen behoud en herstelvan monumentale waarden en gebruiks-wensen die voortvloeiden uit de exploitatie.De Universiteit van Amsterdam verbeterdede kwaliteit van haar faciliteiten, waaron-der een ingrijpende verbouwing van enke-le panden aan de Oude Turfmarkt voor dehuisvesting van de Bijzondere Collecties.

En ook het Paleis op de Dam ondergingeen uitgebreide restauratie van interieuren exterieur. Niet alleen monumentale gebouwen wer-den aangepast aan de hedendaagse eisen.Ook het Vondelpark onderging op een vak-kundige manier een algehele renovatie. DeNieuwe Oosterbegraafplaats werd uitge-rust met een asbestemmingsterrein, waar-in een waterstrip en urnenmuur als ruim-telijke accenten zijn opgenomen. En ook

het monumentale dierenpark Artis begonaan een algehele modernisering van zijnhistorische bebouwing, inclusief dieren-verblijven en het ‘stadspark’ in Engelselandschapsstijl.

HergebruikSommige grote rijksmonumenten kregeneen nieuwe functie. Het bankgebouw DeBazel aan de Vijzelstraat werd de huisves-ting van het Stadsarchief, waarbij de kathe-draalachtige hal weer in oude luister konworden hersteld. In 2007 kreeg het planvoor herbestemming van het voormaligeverpleeghuis Amstelhof tot dependancevan De Hermitage definitief vorm. HetWestergasfabrieksterrein kreeg een nieu-we betekenis als cultuurpark, met huisves-

DEEL 3: 1978–2009 | 41

HA

NS

VA

N H

EE

SWIJ

K A

RC

HIT

EC

TE

NLU

UK

KR

AM

ER

JER

OE

N M

USC

H

rechts: TransformatieAmstel hof tot museum Hermitage Amsterdam (Hansvan Heeswijk architecten).onder links: De monumen-tale hal van De Bazel, hetvroegere hoofdkantoor vanabn amro, na de herbestem-ming tot Stadsarchief (Clausen Kaan Architecten i.s.m. architectenbureau Fritz).onder rechts: Columbariumop het nieuwe asbestem-mingsterrein van De NieuweOoster (Karres en BrandsLandschapsarchitecten).

Page 44: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

ting van creatieve bedrijven en uitgaansge-legenheden. Monumentale restanten uitde scheepsbouwhistorie van de ndsm aande noordkant van het IJ begonnen aan eennieuw leven. In de ruigheid van het gebiedontstond een bijpassend beeldmerk aanhet IJ: het Kraanspoor. Een betrekkelijk nieuw fenomeen is deherbestemming en herontwikkeling vanrelatief jonge, maar karakteristieke naoor-logse complexen. Bijvoorbeeld de voorma-lige abn/amro-bank van Duintjer aan deVijzelstraat, die destijds een schokeffectteweeg had gebracht. Hoewel het pand

niet de monumentenstatus heeft gekregen,is de beeldbepalende karakteristiek in eennota vastgelegd en als uitgangspunt ge-hanteerd bij de herontwikkeling.

JuweeltjesEr gebeurde veel in de stad in het laatstedecennium. Karrenvrachten vol plannenwerden binnengereden om door de com-missie beoordeeld te worden, waarondervaak verrassende bouwplannen, soms ech-te juweeltjes. Maar de commissie moestveelal ook het slechte nieuws overbrengendat plannen niet of nog niet aan redelijke

eisen van welstand voldeden. Het debatmet de commissie werkte vaak inspirerend.Aanvragers bleken achteraf vaak blij te zijnmet een negatief advies en plannen wer-den tot vreugde van iedereen gewijzigd enverbeterd. In de traditie van een welstandscommis-sie past ook gemopper over negatieve adviezen, of het verwijt dat de planvormingwordt vertraagd. Maar vaak wordt voor hetgemak vergeten dat er een onlosmakelijkesamenhang is tussen vertraging en de kwaliteit van een plan: goede plannengaan als een mes door de boter! n

42 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Amsterdam biedt als waterstad ligplaats aan eenaanzienlijk aantal woonboten, variërend van his-torische schepen tot woonarken. Zij geven degrachten, kanalen en havens een speelse sfeer.De verscheidenheid aan boten is een attractievoor toeristen, die het ‘wonen op het water’ bij-zonder waarderen. Woonboten zijn van vijf kan-ten zichtbaar en vormen zo een prominent on-derdeel van het stadsbeeld. Hun karakteristiek isdaarom van eminent belang voor zowel omwo-nenden als voorbijgangers. De jaren negentig lieten een omslag zien in degrachten: bouwvallige arken en vaartuigen wer-den opgekocht door een draagkrachtig publiekom ze te vervangen door drijvende villa’s. Wal -bewoners vreesden voor het authentieke beelden vonden het paradoxaal dat hun panden aaneen streng regime onderworpen waren, terwijl ophet water ogenschijnlijk van alles mogelijk was.Het welstandstoezicht gold tot medio jaren negentig niet voor woonboten. In 1995 veranderde dat. De Verordening op de haven en het binnenwater stelde een vergunningverplicht voor het vervangen of verbouwen vaneen woonboot. In 1996 werd de Commissie Historische Schepen ingesteld om daarbij te adviseren over historische pleziervaartuigen en verbouwingen van varende schepen. De Commis-sie voor Welstand en Monumenten, uitgebreidmet een adviseur woonboten, ging adviserenover woonarken en woonvaartuigen. Maar hoe moet de woonboot – als vreemdeeend in het stadsbeeld – worden getoetst aan‘redelijke eisen van welstand’? De commissiekoos ervoor bij arken vast te houden aan een beoordelingsniveau vergelijkbaar aan dat voorwoonhuizen. Het resultaat: de meeste arken bleven ver onder de maat en werden afgekeurd.Dit leidde tot onrust onder de bootbewoners, tothoorzittingen en vragen in de gemeenteraad. Entot een onderhoud met de wethouder waarin decommissie liet weten weliswaar het haar opge-dragen werk te doen, maar hoogst ongelukkig tezijn met de gang van zaken. Zolang woonboten

niet in het bestemmingsplan waren opgenomenen er geen stedenbouwkundige visie bestondwaaraan criteria te ontlenen waren, had zij geenleidraad bij de beoordeling. Het rapport Wonen op een vaartuig of Bouwen inde gracht? was in 1998 het antwoord van de wel-standscommissie. Niet alleen legde dit een basisvoor welstandsadviezen over woonboten, maarook gaf het een aanzet tot het formuleren vanruimtelijk beleid. Met nadruk werd het (ver)bou-wen van woonboten een ontwerpopgave ge-noemd voor professionele ontwerpers, net zoalsbij huizen op de wal. In 2004 volgde de notitieWonen op het water. Een gereedschapskist bij hetopstellen van welstandsbeleid, geschreven doorhet projectbureau Wonen op het Water. Hiermee

kregen stadsdelen de ingrediënten aangereiktom een op hun gebied toegesneden welstands-beleid voor woonboten te ontwikkelen. Stads-deel Centrum en het toenmalige stadsdeel Zee-burg stelden inderdaad aan de hand hiervanwelstandscriteria vast. De commissie blijft pleiten voor een wel-standsnota voor al het water van Amsterdam.Dat welstand ook bij waterwonen werkt en daar-mee een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de publieke ruimte, blijkt uit depraktijk van de woonbootadviseur. Welstand ophet water maakt de kwaliteit van deze wonder-lijke woonvorm, die zo goed past bij het karaktervan Amsterdam als grachtenstad en havenstad,extra zichtbaar.

Welstand bij waterwonen werkt

Hierboven een nieuw ont-worpen ark aan het Amstelveld (Tijmen Ploeg).Gezien de kleine ligplaatsén de kwaliteit van hetontwerp werd bij uitzon-dering vervanging van hetwoonvaartuig (links) dooreen ark toegestaan.PA

UL

VO

S D

E W

AE

L

TIJ

ME

N P

LOE

G A

RC

HIT

EC

TE

N

Page 45: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

Want hoe verwoord je de kwa-liteit van de stad en haar onder-delen in welstandsnota’s? Wat

wil je behouden en versterken? De mooi-ste typering van de kern van architectuuris te vinden bij de Finse hoogleraar archi-tectuur Juhani Pallasmaa. In zes thema’somschreef hij de universele, tijdloze kwa-liteiten van architectuur: traagheid, beel-dende kracht, zintuiglijkheid, geloofwaar-digheid, realiteit en stilte. Een andereinspiratiebron zijn de zes begrippen diede Italiaanse schrijver Italo Calvino for-muleerde in zijn Zes memo’s voor het volgende millennium: lichtheid, snelheid,exactheid, zichtbaarheid, veelvoudigheiden consistentie. In onze welstandsnota’s staan als crite-ria ligging in de omgeving, zorgvuldigheidvan het ontwerp, uitstraling en vertalingvan het programma. Bij de architectoni-sche detaillering komen gevelopbouw enkleur- en materiaalgebruik aan de orde.De beoordeling door de Amsterdamse wel-standscommissie spitst zich veelal toe opde stedenbouwkundige inpassing, terwijldie context al bestaat of bij nieuwe ont-wikkelingen in een veel eerder stadium

wordt vastgesteld. Daarbij zijn de steden-bouwkundige criteria in de welstands -nota’s vaak kleurloos, terwijl die kleur weldegelijk aan de geschiedenis en de ruimte-lijke systemen af te lezen valt.

Herijken welstandscriteriaIn zijn prachtige studie 4x Amsterdam, ont-werpen aan de stad (2005) beschrijft Mau-rits de Hoog de vier onderscheiden delenvan de stad met een eigen stedenbouwkun-dige kwaliteit. Het gaat om de gridstad opde veenplak, de waterstad rond het IJ, depoldersteden in de droogmakerijen en dewoonparken langs de linten. De Hoog kop-pelt dit aan een pleidooi voor scherperestedenbouwkundige opgaven. Dit pleidooiis nog steeds actueel en zou ook een verrij-king van de inhoudelijke toetsing vanbouwinitiatieven kunnen opleveren, alsaanvulling op de nu beschreven ruimtelij-ke systemen.

Het kunnen en durven omvatten van dekwaliteiten van stedenbouw en architec-tuur in goede criteria is de kern van hetwelstandsbeleid. Daarbij is in de wel-standsnota’s een beweging opgetredennaar waardering en behoud van het be-staande, zodat nieuwe toevoegingen zichvooral invoegen – of, in de woorden van ar-chitect Arjan Hebly in Architectuur Lokaal:‘Het bouwinitiatief moet lijken op dat vande buurpanden.’ De opgave voor de ko-mende tijd is het herijken, vereenvoudigenen van meer inhoud voorzien van de wel-standscriteria. Met als risico weer meer intersubjectiviteit en vakdebat, maar alswinst het verdwijnen van bloedeloze discussies over de aanwezigheid van toet-singskaders.

Identiteit van nieuwe gebiedenEen tweede opgave voor de toekomst is hetomgaan met fragmentatie en transforma-

DEEL 3: 1978–2009 | 43

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

EpiloogToen in 1990 het eerste openbare jaarverslag van de Amsterdamse Schoonheidscommissie uitkwam,

was dat een innovatie. Er zouden er nog vele volgen: de vaststelling van de beoordelingscriteria in

De Schoonheid van Amsterdam, het benoemen van een onafhankelijke voorzitter, de welstandsnota’s,

de openbaarheid van vergaderingen en de digitalisering van de stadsdeelnota’s. Vastgestelde beleids-

nota’s werden de kaders voor de welstandsbeoordeling, en niet langer een intersubjectieve consensus

over voldoende kwaliteit. Ook hier hebben goede bedoelingen soms ongedachte gevolgen, en daar

begint deze vooruitblik naar de toekomst mee. De keerzijde van transparantie en objectiviteit kan

ook bloedeloosheid en bureaucratie zijn.

Dankzij buurtverzet enkraakbeweging bleef debebouwing van het Wil-helmina Gasthuis na ver-trek van het ziekenhuis in1983 grotendeels intact.Bij de herbestemming vanhet terrein – met een mixvan woningbouw, ateliersen bedrijfsruimtes – bleefde oorspronkelijke struc-tuur met vrijstaande pavil-joens en daarmee het bij-zondere karakter van hetgebied behouden.

Page 46: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

tie. In het tweede decennium van dezeeeuw is niet meer één leidend belang te on-derscheiden, sterker nog: fragmentatie entransformatie zijn de dominante trends. Inhet welstandsbeleid zien we dat terug ineen steeds grotere verfijning van gebieds-beschrijvingen, met een mix van enerzijdsprecieze vereisten voor de gewaardeerdeoudere gebieden en anderzijds ruime om-schrijvingen voor de nieuwe ontwikkelin-gen. Het zoeken naar nieuwe identiteitenvoor gebieden wordt soms verward met deaanschaf van een winterjas: hij moet warmzijn en even meegaan, maar kan weer uitbij de eerste zonnestraal. Welstandsbeleidalleen kan niet een verweesd gebied aanidentiteit helpen, daar zijn echte (pleeg) -ouders voor nodig, in de gedaante van betrokken bestuurders en goede opdracht-gevers en enthousiaste gebruikers.

Hergebruik van recente gebouwenNa tijden van overprogrammering en bijacuut kapitaalgebrek op de woningmarktis herbezinning nodig over de transforma-tie van bestaande recente gebouwen: eenderde opgave voor de toekomst. De vraagvoor het welstandsbeleid is hoe regels encriteria bijdragen aan de kwaliteit en deduurzaamheid van de transformatie, enwelk type regels daarin dan helpt of belem-mert. De commissie heeft zich altijd verregehouden van het adviseren over haar ei-gen toetsingskaders, maar kan die afstan-delijke rol niet langer volhouden, nu zoveelbelangen met het beleid op de loop willen. Na verloop van tijd wordt bijna ieder gebouw of elke straat alsnog gewaardeerd. Ieder gebouw heeft een eigen karakteris-tiek en een context. Behoud door vernieu-wing zoekt de grenzen van het monumen-tenbeleid op, waar nu vaak de tendensbestaat alles wat (nog) bestaat of is aan -gebracht als onvervangbaar onderdeel vande geschiedenis te zien. Duurzaamheid isook veranderbaarheid en aanpassing aannieuw gebruik. Deze vraag wordt steeds

Organische groeiDe laatste trend die op het welstands -toezicht afkomt, is die naar meer klein-schalige ontwikkeling en ‘organischegroei’, nu het tijdperk van grote steden-bouwkundige plannen voorlopig voorbijlijkt. Beheer, tuinieren, eigenbouw enspontane stedenbouw zijn de opkomendeideeën. Bínnen kaders uiteraard, en gepaard aan deregulering, dus dat stelthoge eisen aan de begrijpelijkheid, transparantie en rechtszekerheid van beleid. De rol van bewoners en gebruikerswordt steeds belangrijker, nu traditioneleontwikkelende partijen niet vanzelf -sprekend meer afnemers en financiersvinden. Voor de Commissie voor Wel-stand en Monumenten betekent dit hetvoortzetten van gesprekken vooraf, helderheid over beleid en overwegingen,en blijven nadenken over bestaansrechten culturele opgave! n

44 | DE SCHOONHEID VAN AMSTERDAM

Toen het doek viel voorPost cs op het Ooster-dokseiland, verhuisde eendeel van de daar geves-tigde ondernemers naarhet al jaren leegstaandeTrouw-gebouw aan de Wibautstraat. Waar vroe-ger Volkskrant, nrc, Paroolen Trouw van de persenrolden, kan men nu eten,dansen of culturele evene-menten bezoeken.

De herwaardering van de bestaande stad en dewens tot kleinschaligheid uit de jaren zeventigkregen in de jaren tachtig hun beslag in uitge-breide woningbouwprogramma’s. Niet alle projecten werden met vreugde ontvangen in dewelstandscommissie. Productiedoelen kregenvoorrang boven kwaliteitsambities in de schralejaren tachtig, maar die productie was ongekendhoog: bijna 35.000 nieuwe woningen! De jaren negentig zagen een productie van32.500 woningen, gepaard aan een terugkeer vanhet kwaliteitsbesef. De markt werd leidend en dewelvaartsgolf van de jaren negentig leidde tothet bouwen voor de toevloed van hoogopgelei-den en welvarende expats en voor de explode-rende vraag naar stedelijk wonen voor gezinnen.De herwaardering van de bestaande wijken bin-nen de ring leidde tot verdichting en vele woning -splitsingen, alsmede tot toevoegingen van

etages en moderne invullingen in de historischebinnenstad. Grootschalige plangebieden alsNieuw-Sloten, het Oostelijk Havengebied en IJburg werden met grote zorg ontwikkeld. Na 2000 brak een periode van herbezinning aanmet een neiging tot teruggrijpen op het bestaan-de en het gekende, het ad hoc pakken van markt-kansen, maar op een aantal plaatsen ook zeerzorgvuldige stedenbouw. Tussen 2000 en 2010nam de woningvoorraad toch nog toe met 23.500woningen. Het kantorenvolume van de stadexplo deerde in twee decennia: van bijna 4,5 mil-joen m2 in 1992 naar ruim 7,5 miljoen m2 in 2010. Deze getallen corresponderen niet met de hoe-veelheid bouwaanvragen die de commissie be-handelde in de afgelopen decennia, maar ze geven wel een beeld van de ongekende volume-toevoeging die het achterdoek vormde waar -tegen de commissie opereerde.

Stormachtige groei van Amsterdam sinds 1980

actueler voor de grote moderne gebouwendie nu hun functie gaan verliezen, en na-tuurlijk voor de vele leegstaande kantoren. Amsterdam kent een lange geschiedenisvan hergebruik in binnenstedelijke gebie-den met functieverlies. Het is daarom vanbelang zaken vrij te geven om nieuw ge-bruik mogelijk te maken, waarbij lichtin-val en verwarming/isolatie vaak de grootsteproblemen vormen. Regels die voorschrij-ven dat de karakteristiek van een gebouwin zijn context bewaard moet blijven, kun-nen leiden tot onbruikbare witte olifanten.Het Westergasfabrieksterrein, het Wilhel-minagasthuis en de oude fabrieken enwerven in Noord hadden meer kwaliteitenen bijzondere kenmerken dan de goed -kope kantoren die nu leegstaan. De licht-heid van caravans versus de degelijkheidvan kastelen. Maar ook bij die kantoor -gebouwen zal weer gebruik gevondengaan worden.

MA

RJO

LIJN

PO

KO

RN

Y

Page 47: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

ColofonDerde deel van een reeks extra katernen voor deabonnees van nul20, tijdschrift voor Amsterdams woon-beleid, juni 2011. Deel 1 (1898–1940) kwam in november2009 uit. Deel 2 (1940–1978) verscheen in april 2010.

UitgaveCommissie voor Welstand en Monumenten AmsterdamPostbus 1409, 1000 bk AmsterdamTelefoon: (020) 552 95 94E-mail: [email protected]

SamenstellingLisl Edhoffer

TekstFlip ten Cate (kader ‘Welstand worstelt, maar komtweer boven’ bij artikel 2), Irmgard van Koningsbrug-gen (artikel 3), Anette van Dijk (kader ‘Neutrale stoftussen glansnummers’ bij artikel 3), Marinus Oosten-brink (artikel 5), Joost van Hezewijk (kader ‘Beelden-de kunst spreekt zich uit over de openbare ruimte’ bijartikel 6), Martine van Lier (kader ‘Welstand bij waterwonen werkt’ bij artikel 6), Annemiek Rijcken-berg (artikel 7) en Lisl Edhoffer (artikelen 1, 2, 4 en 6).Het kader ‘Geen heren met baard’ bij artikel 2 is geba-seerd op een interview van Marijke Bovens.

EindredactieHansje Galesloot

BeeldredactieLisl Edhoffer en Anette van Dijk

FotografiePaul Vos de Wael

VormgevingPuntspatie [bno], Amsterdam

DrukLenoirschuring, Amstelveen

BronnenArchief van de Schoonheidscommissie en de Commis-sies voor de Oude en Nieuwe Stad, Stadsarchief Amsterdam.

Beek, Marijke (Kikker Cultuurhistorie), Wonen op eenvaartuig of bouwen in de gracht? Een kader voor wel-standsbeleid. Amsterdam 1999.

Haagsma, Ids en Hilde de Haan, Stadsvernieuwingsgidsvan Amsterdam. Amsterdam 1985.

Jaarverslagen Commissie voor Welstand en Monu-menten.

Rossem, V. van en M. Bakker (red.), Amsterdam maaktgeschiedenis. Vijftig jaar op zoek naar de genius loci. Bu-reau Monumenten & Archeologie, Amsterdam 2003.

De Schoonheid van Amsterdam, een kader voor het wel-standsbeleid. Stedelijke Woningdienst, Amsterdam1995.

Victorieplein: niet aangepast inpassen. Acht studies naarnieuwbouw in de ring ’20-’40. Woningbedrijf Amster-dam, 1990.

Werf, Jouke van der, ‘Cultuurhistorie en welstand’.In: Monumenten & Archeologie 1. Bureau Monumenten& Archeologie, Amsterdam 2002.

Zoveel mogelijk is getracht te achterhalen wie derechthebbenden zijn op de afbeeldingen in deze uit-gave. Wie meent nog rechten te kunnen doen gelden,wordt verzocht contact op te nemen met de Commis-sie voor Welstand en Monumenten Amsterdam.

Het kunstwerk ‘How to meetan angel?’ van Ilya en EmiliaKabakov, 2006. Een opmerke-lijke keuze als boegbeeld vaneen nieuw psychiatrisch ziekenhuis aan de Eerste Constantijn Huygensstraat.Critici zagen er een associatiemet zelfmoord in, maar de Kabakovs wilden juist de wegomhoog en daarmee het genezingsproces van psychia-trische patiënten verbeelden.

PAU

L V

OS

DE

WA

EL

Page 48: De Schoonheid vanAmsterdam...De Schoonheid vanAmsterdam 111 jaar welstandsadvisering (deel 3: 1978–2009) Stadsvernieuwing denderde door Amsterdam Levende of dode monumenten De leesbare

LUU

K K

RA

ME

R

Commissie voor Welstand enMonumenten Amsterdam

Nieuwbouwproject De Mon-nik, negen panden tussen deBloedstraat en de Monniken-straat in de Nieuwmarktbuurt(Architectenbureau Geuse-broek Stefanova, 2002): eeneigentijdse interpretatie vande karakteristieken van deoude stad.