De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de...

146
Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2015-2016 De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Laura Morel (01106289) Promotor: Prof. Dr. Diederik Bruloot Commissaris: Mevr. Mieke Vansteenkiste

Transcript of De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de...

Page 1: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

Faculteit Rechtsgeleerdheid

Academiejaar 2015-2016

De positie van schuldeisers bij de reorganisatie

van ondernemingen in moeilijkheden

Masterproef van de opleiding

‘Master in de rechten’

Ingediend door

Laura Morel

(01106289)

Promotor: Prof. Dr. Diederik Bruloot

Commissaris: Mevr. Mieke Vansteenkiste

Page 2: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

ii

Page 3: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

iii

Voorwoord

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn opleiding Rechten aan de universiteit Gent. Het

waren vijf boeiende maar vooral heerlijke jaren waar ik met een glimlach op terugkijk. Ik wil

dit voorwoord dan ook graag benutten om enkele mensen te bedanken.

Ik dank mijn promotor Prof. Dr. Diederik Bruloot voor de ondersteuning en begeleiding bij

deze masterproef. Zijn inzichten waren vaak verhelderend op lastige momenten.

Ook Michiel, Veerle, Flo en Dorine die mijn masterproef hebben nagelezen verdienen het om

in de bloemetjes te worden gezet.

Daarnaast wil ik nog enkele personen in het bijzonder bedanken die me niet alleen steunden bij

het schrijven van deze thesis, maar die doorheen mijn hele studententijd een rots in de branding

waren.

Vooreerst mijn ouders voor hun onvoorwaardelijke steun, motivatie en geduld. Dankzij hen

kreeg ik ook de kans om in het buitenland te studeren. Door me steeds aan te sporen om mijn

dromen waar te maken en me zo veel mogelijk van hun eigen wijsheid mee te geven werd ik

de persoon die ik nu ben. Ik kan jullie niet genoeg bedanken.

Mijn broer en Robin, die steeds voor me klaarstaan en op elk moment een lach op mijn gezicht

weten te toveren. Ook aan mijn vrienden, met wie veel onvergetelijke momenten werden

gedeeld, een dikke merci om mijn studentenleven zoveel kleur te geven.

Tenslotte wil ik ook U, als lezer, bedanken voor de interesse in dit onderwerp en mijn

masterproef.

Laura Morel

Gent, 2 mei 2016.

Page 4: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

iv

Page 5: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

v

INHOUDSTAFEL

Voorwoord ..................................................................................................................... iii

INLEIDING ................................................................................................................... 11

DEEL I. Electrawinds ................................................................................................ 13

Afdeling 1. Electrawinds NV ..................................................................................... 13

Afdeling 2. Sleutelfiguren in het Electrawinds-verhaal .......................................... 15

Afdeling 3. Eerste pogingen tot herstel ..................................................................... 18

Afdeling 4. Gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord ............................... 19

§ 1. Verzoekschrift tot openen van een gerechtelijke reorganisatie ........................... 19

§ 2. Kortgedingprocedure tussen verzoekschrift en openen procedure ..................... 19

§ 3. Vonnis tot opening van de procedure .................................................................. 21

3.1. Bevoegdheid rechtbank .................................................................... 21

3.2. Respecteren termijnen ...................................................................... 22

3.3. Tussenkomende partijen .................................................................. 22

3.4. Aanstelling gerechtsmandatarissen .................................................. 23

3.5. Duur van de opschorting .................................................................. 25

3.6. Bijkomende informatieverplichtingen ............................................. 25

§ 4. Tijdens de opschorting ........................................................................................ 25

§ 5. Akkoord met Tecteo ............................................................................................ 26

Afdeling 5. Verdere afwikkelingen ............................................................................ 29

Afdeling 6. Conclusie .................................................................................................. 32

DEEL II. Onderneming in financiële moeilijkheden: begripsomschrijving ..... 35

Afdeling 1. Reorganisatie ........................................................................................... 35

Afdeling 2. Begrip onderneming ............................................................................... 35

§ 1. In de regeling van de juridische splitsing ............................................................ 36

Page 6: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

vi

§ 2. In de WCO .......................................................................................................... 36

§ 3. In de rechtsleer .................................................................................................... 38

§ 4. In andere wetgeving ............................................................................................ 39

Afdeling 3. Financiële moeilijkheden ........................................................................ 40

§ 1. Toegang tot de gerechtelijke reorganisatie .......................................................... 41

§ 2. Voorwaarden om tot juridische splitsing over te gaan ........................................ 42

§ 3. Staat van faillissement ......................................................................................... 42

§ 4. Algemeen begrip ................................................................................................. 43

4.1. Omschrijving .................................................................................... 43

4.2. Oorzaken .......................................................................................... 44

DEEL III. Schuldeisers in de procedure van collectief akkoord in de WCO ..... 46

Afdeling 1. Inleiding ................................................................................................... 46

Afdeling 2. Periode tussen de aanvraag en het toestaan van de procedure ........... 48

Afdeling 3. Tijdens de periode van opschorting ...................................................... 49

§ 1. Kennisgeving ....................................................................................................... 49

1.1. Individuele mededelingen en bekendmaking in het Belgisch staatsblad

49

1.2. Sanctie .............................................................................................. 51

§ 2. Kwalificatie van de schuldeisers en schuldvorderingen ..................................... 52

2.1. Kwalificatie als gewone of buitengewone schuldeiser .................... 52

2.2. Buitenlandse schuldeiser .................................................................. 53

2.3. Lijst van schuldvorderingen ............................................................. 54

2.4. Bedrag van de buitengewone schuldvordering ................................ 55

2.5. Schuldvordering betwisten ............................................................... 56

2.5.1 Minnelijk akkoord ........................................................................ 56

2.5.2 Formele betwisting ....................................................................... 57

§ 3. Verhaalsrechten ................................................................................................... 59

§ 4. Vrijwillige betaling ............................................................................................. 60

4.1. Bepaling ........................................................................................... 60

4.2. Gevolgen in een navolgend faillissement ........................................ 61

4.3. Gevaar voor misbruik ....................................................................... 62

Page 7: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

vii

4.4. Sanctie .............................................................................................. 64

§ 5. Schuldvergelijking .............................................................................................. 64

5.1. Algemeen ......................................................................................... 64

5.2. Vereiste van verknochtheid .............................................................. 65

5.3. Onverminderd de Wet op de Financiële zekerheden ....................... 67

5.4. Verbod op schuldvergelijking in het reorganisatieplan ................... 67

§ 6. Lopende overeenkomsten .................................................................................... 68

6.1. Toepassingsgebied ........................................................................... 68

6.2. Opzeggingsbedingen ........................................................................ 68

6.3. Niet-uitvoeringsexceptie .................................................................. 69

6.3.1 Toepassingsgebied ....................................................................... 69

6.3.2 Noodzakelijkheidscriterium ......................................................... 70

6.4. Strafbedingen ................................................................................... 71

6.5. Praktische toepassing ....................................................................... 71

§ 7. Voortijdig stopzetten van de procedure .............................................................. 73

7.1. Verzoekers ....................................................................................... 73

7.2. Gronden ............................................................................................ 73

Afdeling 4. Reorganisatieplan .................................................................................... 74

§ 1. Opmaken en inkijken .......................................................................................... 74

§ 2. Inhoud.................................................................................................................. 75

§ 3. Stemming ............................................................................................................ 78

3.1. Manipulatie ...................................................................................... 78

3.2. Begrip ‘weerslag’ ............................................................................. 79

3.2.1 Ruime algemene interpretatie ...................................................... 79

3.2.2 Weerslag in concreto: Bedrag in de stemming ............................ 80

3.3. Stemgerechtigheid van bepaalde categorieën van schuldeisers ....... 82

3.3.1 Verbonden schuldeisers ............................................................... 82

3.3.2 Buitengewone schuldeisers .......................................................... 82

§ 4. Meerdere reorganisatieplannen voorleggen ........................................................ 84

Afdeling 5. Homologatie: ............................................................................................ 86

§ 1. Weigeren: gronden .............................................................................................. 86

Page 8: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

viii

1.1. Pleegvormen ..................................................................................... 86

1.2. Openbare orde: Toetsen van gedifferentieerde behandeling ............ 87

1.2.1 Gelijke behandeling ..................................................................... 88

(i) Art. 8 en 9 Hypotheekwet ......................................................... 89

(ii) Art. 10 en 11 Grondwet ........................................................... 90

1.2.2 Toepassing op Electrawinds ........................................................ 91

1.2.3 Functie-criterium .......................................................................... 92

1.2.4 Besluit .......................................................................................... 92

§ 2. Herstelplan aanpassen ......................................................................................... 93

Afdeling 6. Na de homologatie ................................................................................... 93

§ 1. Intrekking van het gehomologeerde reorganisatieplan ....................................... 93

§ 2. Rechtsmiddelen ................................................................................................... 94

§ 3. Laattijdige schuldeisers ....................................................................................... 95

3.1. Schuldeisers met betwiste schuldvordering ..................................... 95

3.2. Schuldeisers die opduiken tijdens de uitvoering van het reorganisatieplan

95

DEEL IV. Specifieke behandeling van bepaalde categorieën schuldeisers ........ 97

Afdeling 1. Openbare besturen .................................................................................. 97

§ 1. Artikel 49/1 WCO ............................................................................................... 98

§ 2. Kwalificatie als boedelschuld bij navolgend faillissement ................................. 99

§ 3. Publieke schuldeisers in het Electrawinds-dossier ............................................ 101

Afdeling 2. Werknemers .......................................................................................... 102

§ 1. Periode voor openen procedure van gerechtelijke reorganisatie ....................... 103

1.1. Regelgeving ................................................................................... 103

1.1.1 Artikel 25 KB 1973 .................................................................... 103

1.1.2 Artikel 4 en 11 CAO nr. 9 .......................................................... 104

1.2. Cascaderegeling ............................................................................. 106

1.3. Praktische toepassing ..................................................................... 107

§ 2. Verzoek tot gerechtelijke reorganisatie ............................................................. 108

§ 3. Tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie ....................................... 109

3.1. Verder bestaan inspraakorganen .................................................... 109

Page 9: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

ix

3.2. Statuut schuldvorderingen .............................................................. 109

3.3. Lot van de lopende overeenkomsten .............................................. 110

3.4. Hoorplicht WCO ............................................................................ 110

3.5. Inhoud reorganisatieplan ................................................................ 112

3.6. Rechtsmisbruik ............................................................................... 113

3.7. Overdracht van een deel of het geheel van de onderneming ......... 114

§ 4. Homologatie ...................................................................................................... 115

DEEL V. Splitsing van de onderneming ............................................................ 117

Afdeling 1. Splitsing tijdens de opschorting ........................................................... 117

§ 1. Overdracht die niet in het reorganisatieplan wordt opgenomen ....................... 118

§ 2. Overdracht bij goedkeuring van het reorganisatieplan ..................................... 120

§ 3. Redenen om voor zulke overdracht te opteren .................................................. 121

§ 4. Besluit................................................................................................................ 121

Afdeling 2. Juridische splitsing buiten de WCO .................................................... 122

§ 1. Wat? ................................................................................................................ 122

§ 2. Soorten splitsingen ............................................................................................ 123

§ 3. Publiceren splitsingsvoorstel ............................................................................. 125

§ 4. Artikel 684 W. Venn ......................................................................................... 125

4.1. Welke schuldvorderingen? ............................................................. 126

4.2. Zekerheden ..................................................................................... 127

4.3. Verzoek afweren ............................................................................ 127

4.3.1 Vervroegde betaling ................................................................... 127

4.3.2 Rechtbank van koophandel ........................................................ 127

§ 5. Aanspraken t.a.v. aandeelhouders of vennoten ................................................. 128

§ 6. Aansprakelijkheid verkrijgende vennootschap ................................................. 128

§ 7. Besluit................................................................................................................ 129

BESLUIT...................................................................................................................... 130

BIBLIOGRAFIE ......................................................................................................... 133

Page 10: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

10

Page 11: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

11

INLEIDING

1. Hoewel de economie langzaam terug vooruitgang boekt, gaan er nog steeds dagelijks

bedrijven over de kop en worden er herstructureringen doorgevoerd, al dan niet gerechtelijk,

met het oog op het opnieuw gezond maken van een onderneming. In deze situatie zijn er vele

stakeholders, elk met hun eigen belangen. Waar geld bij zo goed als allen onder hen de

voornaamste drijfveer is, is het net dat waar een onderneming in financiële moeilijkheden een

tekort aan heeft. Intern heeft de onderneming nood aan financiering, terwijl extern verschillende

schuldeisers vergoed willen worden. In deze strijd van tegengestelde belangen is de schuldeiser

de voornaamste stakeholder. De focus van deze masterproef zal dan ook op deze groep

belanghebbenden liggen, waar onderzocht zal worden welke mogelijkheden zij hebben om hun

schuldvordering veilig te stellen indien hun schuldenaar in financiële moeilijkheden

terechtkomt.

2. De omschrijving van het begrip schuldeiser is erg ruim. Zo zijn naast leveranciers en

financiële instellingen ook werknemers en de overheid voorbeelden van schuldeisers. Deze

masterproef behandelt grotendeels de schuldeisers in het algemeen, maar er wordt eveneens een

kleine zijsprong gemaakt naar de specifieke positie van bepaalde categorieën schuldeisers.

3. Verder is het de bedoeling om in deze masterproef te focussen op herstructureringen die

worden georganiseerd omwille van financiële moeilijkheden in de onderneming. De focus zal

liggen op ondernemingen die zich reeds in een financiële probleemsituatie bevinden.

Preventieve maatregelen worden niet nader onderzocht. Andere problemen dan financiële

worden eveneens buiten beschouwing gelaten, deze kunnen echter wel tot gevolg hebben dat

een onderneming in financiële moeilijkheden terechtkomt.1

1 G. VAN SOLINGE, “Herstructurering bij financiële moeilijkheden”, in: G. VAN SOLINGE, A.J.P SCHILD,

H.M. VLETTER-VAN DORT, A.F.J.A. LEIJTEN, J.J. VAN HEES, M. VAN OLFFEN, P.J. VAN DER KORST,

R.J. VAN GALEN, J.L. BURGGRAAF, P.N. WAKKIE, Herstructurering van ondernemingen in financiële

moeilijkheden, Deventer, Kluwer, 2014, (1) 2.

Page 12: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

12

4. Na deze korte introductie wordt onmiddellijk van start gegaan met een uitvoerige case-

study van het dossier Electrawinds. Het doel hiervan is om de lezer onmiddellijk vertrouwd te

maken met het onderwerp van deze masterproef en deze een inzicht te geven in de knelpunten

waarmee schuldeisers in een gerechtelijke reorganisatie te maken kunnen hebben.

Daarna wordt verdergegaan met de verduidelijking van enkele begrippen om het

toepassingsgebied van deze masterproef beter te kunnen begrijpen.

Met de case-study als uitgangspunt wordt hierna de positie van schuldeisers in het kader van

een gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord uitvoerig bestudeerd. Het is niet de

bedoeling om een handleiding voor schuldeisers in de Wet Continuïteit van ondernemingen2 te

maken, maar om problemen en discussies op te sporen die zich voordoen in hoofde van

schuldeisers bij gebruik van de collectieve regeling van de WCO en om eventuele oplossingen

voor te stellen.

Er wordt in dat kader eveneens een kleine zijsprong gemaakt naar de specifieke situatie van de

overheid en werknemers in de WCO, waar een praktijkgerichte aanpak vooropstaat.

In het laatste onderdeel van deze masterproef wordt de figuur van de splitsing belicht. Hierbij

zal een onderscheid worden gemaakt tussen de overname van een deel of het geheel van de

onderneming of haar activiteiten tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie bij

collectief akkoord en de juridische splitsing als onafhankelijke reorganisatietechniek. Er wordt

gekeken hoe de schuldeisers in beide situaties hun schuldvordering veilig kunnen stellen en of

zij in hun belangen worden geschaad.

2 Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, BS 9 februari 2009. (Hierna: WCO.)

Page 13: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

13

DEEL I. Electrawinds

5. Om de lezer vertrouwd te maken met het behandelde onderwerp werd een case-study

gemaakt van een echt dossier waar een gerechtelijke reorganisatie werd doorgevoerd. Het

gekozen dossier is de Electrawinds case. Gezien haar omvang, complexiteit en

maatschappelijke relevantie was deze zaak ideaal om nader te onderzoeken. De feiten en

knelpunten worden hieronder zo duidelijk en objectief mogelijk uiteengezet.

Afdeling 1. Electrawinds NV

6. Electrawinds NV is een groenestroombedrijf uit Oostende dat werd opgericht in 1993.3

De focus ligt vooral op het produceren van wind-, zonne-, en biomassaenergie op grote schaal

in binnen- en buitenland.

7. Electrawinds NV maakt voor 100% deel uit van de Luxemburgse holding SE

Electrawinds4. Deze holding ontstond in oktober 2012 na een fusie van Electrawinds NV met

het reeds beursgenoteerde investeringsvehikel European Cleantech I SE5. Het Duitse ECT I was

reeds actief op de beurs in Frankfurt en begeleidde Electrawinds NV al langer. Na deze fusie

werd ECT I omgedoopt tot SE Electrawinds en sindsdien is Electrawinds dus actief op de beurs

van Frankfurt.6 De bestuurders van Electrawinds NV verwierven de controle van SE

Electrawinds. Hoewel het Luxemburgse SE Electrawinds de moedervennootschap is van

Electrawinds NV, is dit de facto een lege doos. Alle beslissingen worden namelijk in België

genomen, waar ook de raad van bestuur zetelt en van waaruit ook het dagelijks bestuur geregeld

wordt.7 SE Electrawinds werd gecreëerd om de intrede tot de beurs in Frankfurt te

vergemakkelijken. Deze beursgang werd doorgevoerd in de hoop een structurele oplossing te

bieden voor de kapitaalbehoefte die de onderneming had, door vele projecten die toen in de

3 http://kbopub.economie.fgov.be 4 Societas Europaea 5 Hierna: ECT I 6 X, “Electrawinds gaat dit jaar nog naar de beurs.”, Trends 2 mei 2012,

http://trends.knack.be/economie/bedrijven/electrawinds-gaat-dit-jaar-nog-naar-de-beurs/article-normal-

238237.html 7 Kh Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013, TRV 2014 (199) 199.

Page 14: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

14

pijplijn zaten. Nog meer kleine kapitaalsverhogingen doorvoeren was immers niet langer

houdbaar. Ook het aantrekken van een grote investeerder werd niet als opportuun bevonden

omdat dit de macht van de bestaande aandeelhouders zou verminderen.8

8. De Luxemburgse holding SE Electrawinds is aldus de moedervennootschap.

Dochtervennootschap Electrawinds NV op zijn beurt, heeft een hele pak deelvennootschappen

onder diens controle. Vanuit deze deelvennootschappen worden verschillende projecten

georganiseerd en beheerd. De lijst van vennootschappen is erg lijvig, waardoor hieronder

slechts kort de voornaamste worden opgesomd.

9. Het kroonjuweel was ongetwijfeld de biostoomcentrale Biostoom uit Oostende. Het is

de meest performante afvalverbrandingsoven van Vlaanderen. Hier wordt groene stroom

geproduceerd door de verbranding van restafval. Met de warmte die hieruit voortkomt wordt

stoom gemaakt, welke in de turbines wordt omgezet in elektriciteit. 9

Daarnaast was er ook een deel biomassa-energie waarvan de voornaamste centrale ook gelegen

is in Oostende. Hier wordt voornamelijk elektriciteit geproduceerd uit vloeibare biomassa, dit

zijn plantaardige en dierlijke afvalvetten.10

Ook NV Norther was een belangrijk onderdeel voor Electrawinds. Zij is de onderneming die

het off-shore windmolenpark op de Noordzee uitbaat. Electrawinds beheerde deze onderneming

samen met Air Energy, welke onder de controle van Eneco valt. Elk had 50% van de

onderneming in handen. Daarnaast bezat Electrawinds nog verscheidene windturbines en

zonneparken in onder meer Ierland, Italië, Bulgarije, Roemenië, Servië en Zuid-Afrika.

10. Bijna alle deelvennootschappen van Electrawinds NV werden verkocht. Op de verdere

afwikkeling wordt later uitvoerig ingegaan.

8 X, “Electrawinds gaat dit jaar nog naar de beurs.”, Trends 2 mei 2012,

http://trends.knack.be/economie/bedrijven/electrawinds-gaat-dit-jaar-nog-naar-de-beurs/article-normal-

238237.html 9 www.biostoom.be/energie-opwekking 10 www.biopower.be/homepage/biopower-oostende/

Page 15: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

15

Afdeling 2. Sleutelfiguren in het Electrawinds-verhaal

11. Als hoofdpersonage kan zonder twijfel de familie Desender worden aangeduid. Luc en

diens broer Paul Desender zijn de stichters van Electrawinds NV. Luc Desender was eveneens

jarenlang Electrawinds topman als CEO. Onder meer via hun familieholding Winpar waren zij

hoofdaandeelhouders van Electrawinds NV.

12. Luc Desender leende eveneens geld aan enkele van diens senior-managers opdat zij hun

opties in aandelen van Electrawinds konden omzetten. In ruil ontving hij een pand op deze

aandelen als zekerheid.11

13. Tijdens de reeds besproken beursgang in 2012 was Electrawinds opnieuw op zoek naar

kapitaal, dit keer om de beursgang voor een deel zelf te helpen bekostigen. Hiervoor werd

beroep gedaan op een aantal privé-investeerders die dit geld verschaften via Winpar, de

onderneming van de familie Desender waar vooral Luc actief is. Hier zouden Baltisse (het

investeringsfonds van F. Balcaen), Vlaeynatie en Jos Sluys (eigenaar van investeringsbedrijf

Saffelberg) de belangrijkste namen achter deze investering zijn.12 Alle drie de investeerders

zouden hiervoor en daarna nog meer leningen hebben verstrekt aan Desender, waardoor zij

diens grootste private schuldeisers uitmaken. Over de hierboven besproken transactie valt

overigens nog op te merken dat Desender zijn vorderingen op zijn senior-managers verder zou

verpand hebben naar de privé-investeerders als zekerheidsmechanisme voor hun

investeringen.13 Indien de schulden niet konden worden terugbetaald, werden de investeerders

Sluys, Vaeynatie en Baltisse dus eigenaars van de aandelen. Dit zorgde ervoor dat ook zij een

belang hadden bij de toekomst van Electrawinds.14

11 P. DENDOOVEN, “Desender verpandde zijn eigen management”, De Standaard 28 januari 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140128_00951088 12 P. DENDOOVEN, “Patstelling bij electrawinds compleet”, De Standaard 1 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131130_00864905 13 P. DENDOOVEN, “Desender verpandde zijn eigen management”, De Standaard 28 januari 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140128_00951088 14 W. LECLUYSSE, “Waar ging het fout bij electrawinds?” De Standaard 19 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131202_00867550

Page 16: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

16

14. Ook Sp.a boegbeeld Johan Vande Lanotte kan hier worden vermeld. Hij was van 2007

tot 2010 voorzitter van de raad van bestuur van Electrawinds en had ook participaties in de

onderneming. Of de minister zich al dan niet schuldig maakte aan belangenvermenging werd

in vele, vaak politiek gekleurde artikels breed uitgesmeerd.15 De minister beet van zich af door

onder meer Jean-Marie Dedecker voor de rechter te slepen wegens laster en eerroof16, echter

zonder succes.17 Of de beschuldigingen aan het adres van Vande Lanotte al dan niet

gerechtvaardigd zijn wordt hier in het midden gehouden, maar vast staat dat Electrawinds voor

grote bedragen overheidssubsidies en investeringen in de wacht sleepte.

15. Zo investeerden verschillende overheidsfondsen voor miljoenen euro’s in Electrawinds.

Het Gimv investeringsfonds is hierbij de grootste schuldeiser van Electrawinds. Zij is een

Europese investeringsmaatschappij, opgericht door de Vlaamse regering, die onder meer Gimv

XL en Gimv NV overkoepelt.18

Gimv, maar ook het Federale investeringsfonds FPIM19 en het Vlaams-Federaal gemengde

infrastructuurfonds TINC20 dat verbonden is met Belfius verstrekten tonnen kapitaal aan

Electrawinds.

Ook Participatiemaatschappij Vlaanderen, kort gezegd PMV, is een belangrijke schuldeiser van

de onderneming. Dit overheidsfonds pompte eveneens een paar miljoen euro’s in Electrawind.

16. Electrawinds genoot eveneens van een heleboel subsidies, waaronder de

ecologiepremies.21 Dit en het enorme bedrag van de investeringen leidde tot veel vragen en

beschuldigingen22 door politici in de kamer en het parlement toen in 2013 bleek dat het bedrijf

15 E. VERGAUWEN, “Vande Lanotte: Ik stap naar rechter voor laster en eerroof”, De Standaard 3 December

2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131203_00869725 16 B. VAN BELLE, “Vande Lanotte dient een klacht in tegen Dedecker” De Standaard 8 januari 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140108_00918237; VAN BELLE B., “Dedecker: klacht bewijst mijn gelijk”,

De Standaard 8 januari 2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140108_00918496; 17 X, “Jean Marie Dedecker vrijgesproken van laster en eerroof”, Het Nieuwsblad 21 april 2015,

http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20150421_01641913 18 Jaarverslag Electrawinds NV, 30 juli 2015 mbt boekjaar 2013, 5 19 W. LECLUYSSE, “Waar ging het fout bij Electrawinds?” De Standaard 19 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131202_00867550 20 Voorheen: DG Infra+ 21 Vr. en Antw. Kamer 2010-11, 10 juni 2011 (L. VEREECK, antw. I. LIETEN) 22 E. VERGAUWEN, “Lieten: Stop met zinloze beschuldigingen Electrawinds”, De Standaard 4 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131204_00871247; B. VAN BELLE, “Groen vraagt tekst en uitleg van

Page 17: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

17

in grote financiële moeilijkheden verkeerde en zijn opeisbaar geworden schulden niet meer kon

terugbetalen.23 Grootste zorg was vooral dat het bedrijf privé bestuurd werd, terwijl het voor zo

een groot deel door overheidsgelden werd gesteund. Dit was doordat de meeste investeringen

door overheidsfondsen verstrekt werden in de vorm van achtergestelde leningen. Hierdoor

verwierf de overheid slechts een minimaal zeggenschap en controle in het bedrijf.24

Daarenboven hebben zij een slechtere zekerheidspositie dan buitengewone schuldeisers.

17. Als betrokken banken treden vooral KBC, ING, BNP Paribas Fortis en Belfius op de

voorgrond. Zij verstrekten grote bedragen aan kredieten, maar hielden zich vast aan relatief

sterke zekerheden, waardoor zij in beginsel weinig druk uitoefenden op het noodlijdende

bedrijf.25 Er kan nog worden opgemerkt dat gezien Belfius een staatsbank is, eventuele

verliezen onrechtstreeks op de kap van de overheid terecht zouden komen.26

18. Ook Groenkracht CVBA is een belangrijke speler in dit dossier. Dit is een coöperatieve

vennootschap die zo een 4000 particuliere spaarders samenbracht om te beleggen in groene

stroom. In realiteit ging bijna al het geld echter naar eenzelfde project, namelijk Electrawinds.

Vele spaarders dachten dat ze een stukje windmolen mee financierden aan een mooi dividend,

maar ze verstrekten de facto achtergestelde leningen aan Electrawinds.27

19. Tenslotte moet in dit dossier zeker Publifin nog worden vermeld. Ten tijde van het

Electrawinds-verhaal heette deze Waalse intercommunale nog Tecteo. In beginsel was zij een

buitenstaander die in verschillende sectoren actief is, maar na vele en aanslepende

bevoegde ministers”, De Standaard 1 april 2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140401_01050056; P.

DENDOOVEN P. en RDC, “Dedecker wil parlementaire onderzoekscommissie Electrawinds”, De Standaard 1

april 2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140401_01050205 23 Jaarverslag Electrawinds NV 30 juli 2015 mbt boekjaar 2013, 5. 24 W. LECLUYSSE., “waar ging het fout bij electrawinds?” De Standaard 19 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131202_00867550; Jaarverslag Electrawinds NV 30 juli 2015 mbt boekjaar

2013, 5. 25 P. DENDOOVEN en J. TEMMERMAN, “Banken hebben geen baat bij forceren Electrawinds-dossier”, De

Standaard 5 december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131205_00872597; Jaarverslag Electrawinds NV

30 juli 2015 mbt boekjaar 2013, 6 26 P. DENDOOVEN, “Electrawinds kost 91 miljoen euro aan belastingbetaler”, De Standaard 1 april 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140331_01049748 27 P. DENDOOVEN, “Duizenden spaarders dreigen te verliezen door Electrawinds”, De Standaard 4 december

2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131203_043; W. LECLUYSSE, “Waar ging het fout bij electrawinds?”

De Standaard 19 december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131202_00867550

Page 18: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

18

onderhandelingen is zij als overnemer van grote delen van Electrawinds uit de bus gekomen

die bepaalde activiteiten van de onderneming nu voortzet onder de naam Elicio.28

Afdeling 3. Eerste pogingen tot herstel

20. Begin 2013 kwamen de eerste concrete moeilijkheden voor Electrawinds boven. Een

pak leningen werden opeisbaar en doordat veel projecten zich nog maar in een opstartfase

bevonden, brachten deze nog niet genoeg rendement op om de opeisbare schulden te kunnen

aflossen. Gezien de omvang en de complexiteit van de zaak worden hieronder slechts de feiten

geschetst die relevant waren voor het verdere verloop van het dossier.

21. Electrawinds was broodnodig op zoek naar nieuwe investeerders nadat de beursgang in

Frankfurt in 2012 minder opleverde dan gehoopt, en dat ook een lancering op Euronext Brussel

niet mogelijk bleek.29 Omdat de nodige akkoorden tot vorming van nieuw kapitaal uitbleven,

werd een overeenkomst getekend waar de opeisbaar geworden achtergestelde leningen van DG

Infra+30, PMV en de Gimv fondsen 3 maanden uitstel van betaling kregen.31 Na enkele

overbruggingskredieten door onder meer Groenkracht en een stand-still overeenkomst met de

banken midden 2013 was de tijdelijke liquiditeit van Electrawinds gewaarborgd, toch was er

dringend nood aan een structurele oplossing.32

22. In november 2013 kwam er een eerste concreet voorstel om Electrawinds te redden. Dit

voorstel was intussen broodnodig, gezien de overeenkomst met de banken op aflopen stond en

zij dus bijna hun zekerheden konden laten gelden.33 Het voorstel was afkomstig van

investeringsconsortium Gimv, PMV en DG Infra + samen met Fortino, de investeringsholding

van voormalig Telenet topman D. Sickinghe en R. Berckmoes.34 Deze laatste had tot dan toe

geen banden met Electrawinds en was aldus een externe geïnteresseerde. Hoewel dit voorstel

28 Infra 26, nr. 51 29 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013, 6 30 Nu gekend als TINC 31 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013, 5 32 Ibid., 6. 33 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013, 7. 34 P. DENDOOVEN en WLE, “Top electrawinds wil tijd winnen”, De Standaard 21 november 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131121_00849530;

Page 19: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

19

werd gesteund door onder meer FPIM en de banken, ging het reddingsplan niet door.35 De

historische aandeelhouders gingen immers niet akkoord met het plan, dit mede door druk van

de privé schuldeisers van Winpar.36 De aanvaarding van dit plan zou immers betekenen dat de

belangen van de oorspronkelijke aandeelhouders quasi volledig zouden verwateren en de

nieuwe investeerders de controle zouden overnemen.37

Afdeling 4. Gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord

23. Na deze afgesprongen deal volgde een reeks niet-concrete voorstellen en speculaties

over eventuele geïnteresseerden, maar ook hier kwam geen oplossing uit de bus. Ondertussen

was het begin december 2013 en werd het echt heet onder de voeten van Electrawinds.

§ 1. Verzoekschrift tot openen van een gerechtelijke reorganisatie

24. Op 9 december 2013 besloot de raad van bestuur van Electrawinds dan ook om

bescherming te zoeken onder de Wet continuïteit ondernemingen.38 Zij diende een

verzoekschrift tot opening van een procedure in bij de rechtbank van koophandel van Brugge,

afdeling Oostende.

§ 2. Kortgedingprocedure tussen verzoekschrift en openen procedure

25. Tussen het indienen van het verzoekschrift en de beoordeling door de rechtbank werden

onderhandelingen tot overname van bepaalde delen van Electrawinds verdergezet. Toen de

onderhandelingen over de eventuele verkoop van kroonjuweel Biostoom NV aan Bionerga NV

concreet werden, startten de vehikels rond Gimv, die schuldeiser, maar eigenlijk tegelijkertijd

ook aandeelhouder zijn, een kortgedingprocedure op eenzijdig verzoekschrift bij de rechtbank

35 P. DENDOOVEN, WLE en EDM, “Aandeelhouders electrawinds verwerpen reddingsplan”, De Standaard 25

november 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131124_00854734; Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli

2015 mbt boekjaar 2013, 7 36 Supra. 15, nr. 13 37 P. DENDOOVEN, W. LECLUYSSE en EDM, “Aandeelhouders electrawinds verwerpen reddingsplan”, De

Standaard 25 november 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131124_00854734; W. LECLUYSSE, “Waar

ging het fout bij electrawinds?” De Standaard 19 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131202_00867550 38 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013, 7.

Page 20: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

20

van koophandel op 13 december 2013.39 Dit kortgeding was wel degelijk ontvankelijk,

aangezien de WCO uitdrukkelijk bepaalt dat actiemogelijkheden buiten de WCO onverkort

blijven gelden.40

26. Reden voor het kortgeding was dat een reddingsplan vanwege Gimv en Fortino in het

kader van een WCO-procedure belemmerd zou worden indien Biostoom verkocht zou worden.

Biostoom was immers een belangrijke bron van inkomsten voor Electrawinds NV. Verkoop

ervan zou volgens de eisers de continuïteit van de schuldenaar ernstig in het gedrang brengen.

Verder zou de verkoop een te lage prijs opleveren volgens de eisers, aangezien het lijkt alsof

Electrawinds deze zo snel mogelijk wil doorvoeren en het onderhandelingsproces dus niet

competitief en ordelijk gebeurt.

27. De rechtbank volgde de visie van de eisers en legde een verbod op om tot

desinvesteringen over te gaan, op straffe van een dwangsom van 25 miljoen euro per inbreuk.41

28. De rechtbank vorderde echter eveneens een bijzondere zitting op 17 december 2013

zodat een tegensprekelijk debat betreffende de gevorderde maatregel kon worden gevoerd.42

Deze uitspraak kan worden gezien als een voorwaardelijk kortgeding. Het eenzijdig

verzoekschrift wordt relatief makkelijk toegekend, maar de uitspraak zelf wordt afhankelijk

gesteld van het instellen van een tegensprekelijk kortgeding binnen zeer korte termijn.43

29. Ten gevolge van dit tegensprekelijke debat werd in casu het verbod om delen van

Electrawinds NV te verkopen ingetrokken op 18 december.44 De rechtbank oordeelde immers

dat zulk verbod de facto zou neerkomen op een tijdelijke, gedeeltelijke ontneming van het

beheer. Verder werd volgens de rechtbank voldoende aangetoond dat Electrawinds met de

verkoop wel degelijk de continuïteit van de onderneming beoogde, waardoor een verderzetting

van het verbod niet opportuun werd geacht.45

39 Vz. Kh. Brugge (afdeling Oostende) (KG) 13 december 2013, TRV 2014, 192. 40 Ibid. 41 Vz. Kh. Brugge (afdeling Oostende) (KG) 13 december 2013, TRV 2014, (192) 194. 42 Ibid. 43 Vz. Kh. Brugge (afdeling Oostende) (KG) 13 december 2013, TRV 2014, (192) 194. 44 Vz. Kh. Brugge (afdeling Oostende) (KG) 18 december 2013, TVR 2014, (194) 194. 45 Ibid.

Page 21: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

21

30. De eisers vorderden eveneens de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder in dit

kortgeding. Dit werd echter niet toegestaan door de rechtbank, aangezien zij van oordeel was

dat de eisende partijen geen fouten of kennelijke kwade trouw aantoonden in hoofde van het

bestuur bij de voorgenomen verkoop van activa.

§ 3. Vonnis tot opening van de procedure

31. Bij vonnis van 26 december 2013 werd de aanvraag tot opening van de procedure tot

gerechtelijke reorganisatie goedgekeurd door de rechtbank van koophandel Brugge, afdeling

Oostende. Zowel voor Electrawinds NV46 als SE Electrawinds47 werd het openen van de

procedure toegestaan.

3.1. Bevoegdheid rechtbank

32. Met betrekking tot SE Electrawinds verklaarde de Belgische rechtbank zich bevoegd,

ondanks dat de plaats van de statutaire zetel van SE Electrawinds in Luxemburg gelegen is. De

rechtbank verwees hiervoor naar de insolventieverordening48. De gerechtelijke reorganisatie

onder collectief akkoord geldt volgens bijlage A van de insolventieverordening immers als

insolventieprocedure die onder deze verordening valt.49

33. Meer specifiek maakte de rechtbank gebruik van artikel 3.1. Dit artikel bepaalt immers

dat de lidstaat waar de onderneming zijn voornaamste belangen heeft, bevoegd is om een

insolventieprocedure te openen. Verder speelt het weerlegbare vermoeden dat het centrum van

de voornaamste belangen is waar de onderneming diens statutaire zetel is gevestigd.

34. De rechtbank oordeelde in casu dat dit vermoeden voldoende werd weerlegd doordat

alle beslissingen in België worden genomen, dat nagenoeg alle schuldeisers, bestuurders en

46 Kh. Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013, TRV 2014, (208) 209, noot M. ROELANDS. 47 Kh. Brugge (afd. Oostende), 26 december 2013, TVR 2014, (199) 199. 48 Verord.Raad nr. 1346/2000, 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, Pb. L. 30 juni 2000, afl. 160, 1.

(Hierna: Insolventieverordening) 49 Ook de overdracht onder gerechtelijk gezag valt onder deze bijlage en is dus een insolventieprocedure volgens

deze verordening. Het minnelijk akkoord wordt er niet onder begrepen.

Page 22: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

22

meerderheidsaandeelhouders Belgisch zijn, en ook alle raden van bestuur plaatsvinden in

België. Ook het feit dat NV Electrawinds Belgisch is en dit de enige participatie is waar SE

Electrawinds aandelen van in handen heeft, diende als indicator tot het bewijs dat het centrum

van de voornaamste belangen in België ligt.

3.2. Respecteren termijnen

35. Volgens artikel 24, §1, eerste lid WCO moet de zaak worden behandeld binnen de 14

dagen na het indienen van het verzoekschrift. In casu werd het verzoekschrift ingediend op 9

december 2013 en werd de verzoeker gehoord op 19 december 2013. Na deze behandeling

velde de rechtbank zijn vonnissen op 26 december 2013. Dit is minder dan 8 dagen na de

behandeling van het verzoek die wordt voorgeschreven in artikel 24, §1, tweede lid. De

termijnen werden aldus gerespecteerd waardoor de vonnissen rechtsgeldig werden geveld.

3.3. Tussenkomende partijen

36. De rechtbank acht zichzelf dus bevoegd en staat in beide vonnissen alle partijen toe die

ervoor opteerden om tussen te komen in de procedure. Deze partijen kwamen tussen op basis

van artikel 5, lid 3 WCO, welk bepaalt dat elke belanghebbende vrijwillig kan tussenkomen in

de procedures die de WCO organiseert, in casu een gerechtelijke reorganisatie door collectief

akkoord.

37. Deze tussenkomst gebeurt bij verzoekschrift dat op straffe van nietigheid de middelen

en conclusies bevat.50 Er moet slechts een belang worden aangetoond alvorens de rechtbank

hun tussenkomst ontvankelijk verklaart. Zulk belang wordt onder meer aanvaard indien de

aanvrager tot tussenkomst samenwerkt met de onderneming die bescherming onder de WCO

aanvraagt. Ook schuldeisers of onderhandelingspartners van de onderneming in moeilijkheden

hun tussenkomst wordt aanvaard.

38. Het is van belang om in de procedure tussen te komen aangezien slechts tussengekomen

belanghebbenden hierdoor partij worden in de procedure. Dit is onder meer van belang bij het

instellen hoger beroep tegen een gehomologeerd reorganisatieplan.51

50 Art. 5, lid 3 WCO. 51 Art. 28, §8 en art. 29 WCO.

Page 23: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

23

3.4. Aanstelling gerechtsmandatarissen

39. De vrijwillig tussengekomen partijen Gimv, Fortino en PMV verzochten om de

aanstelling van een voorlopig bewindvoerder, minstens een gerechtsmandataris. Zij vorderden

dit op basis van de artikels 28, §1 en in ondergeschikte orde 28, §2 WCO.

40. Electrawinds NV en SE Electrawinds zelf gingen akkoord met de aanstelling van een

gerechtsmandataris conform artikel 27, §1 WCO. Aanstelling van gerechtsmandataris door

gebruik te maken van dit laatste artikel is echter minder verregaand dan de aanstelling op basis

van artikel 28 WCO. Wanneer een mandataris wordt aangesteld op basis van artikel 27 is deze

eerder een begeleider van de vennootschap en moet er geen grove fout of tekortkoming worden

aangetoond.52

41. Tussengekomen partij Tecteo vorderde een sekwester van het aandelenregister. Zij deed

dit op basis van artikel 21 WCO, welk bepaalt dat elke belanghebbende het overmaken van

relevante stukken kan vorderen.

42. De rechtbank oordeelde dan ook dat aanstelling op basis van artikel 27 WCO niet

verregaand genoeg zou zijn en willigde de eis tot aanstelling van een gerechtsmandataris in

door gebruik te maken van artikel 28, §1 WCO. Zij oordeelde eveneens dat aan het verzoek

van Tecteo reeds onrechtstreeks tegemoet werd gekomen door de aanstelling van de

gerechtsmandatarissen.

In haar vonnis oordeelt zij hiervoor bevoegd te zijn, aangezien zij niet gebonden is door wat de

rechter in kortgeding eerder reeds besliste betreffende de aanstelling van een voorlopig

bewindvoerder. Verder acht zij bewezen dat L. Desender zich niet gedroeg als een normaal

bestuurder en dat er zware tekortkomingen waren in het beheer, die echter niet noodzakelijk

foutief zijn. De rechtbank volgde immers de redenering dat L. Desender geen beslissingen kan

maken puur in het belang van de vennootschap, aangezien derden (onder meer J. Sluys) de facto

52 M. ROELANDS, “De gerechtsmandataris als actiemiddel in het kader van de WCO bij conflicten in de

vennootschap” (noot onder Kh. Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013), TRV 2014, (218) 220.

Page 24: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

24

een deel van zijn aandelen controleren en hij dus door hen beïnvloed wordt. SE Electrawinds

en Electrawinds NV waren overigens zelf reeds akkoord gegaan met de eventuele aanstelling

van een gerechtsmandataris op de zitting van 19 december 2013.53

De rechtbank besliste hierdoor dat de aanstelling van gerechtsmandatarissen meer aangewezen

was dan het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder. Er werd immers geen kennelijke

kwade trouw of kennelijke grove fouten in hoofde van het bestuur bewezen.

43. De taak van de 3 aangestelde gerechtsmandatarissen bestond erin om L. Desender en

NV LDS te vervangen in de raad van bestuur en in het nemen van beslissingen aangezien zij

bij zowel Electrawinds NV als SE Electrawinds de pet zouden dragen en niet meer in staat zijn

om het vennootschapsbelang als prioritair te beschouwen. Eveneens moeten deze

mandatarissen de onderneming bijstaan in de gerechtelijke reorganisatie en een inventaris

opmaken van de aandelenstructuur van Electrawinds en diens deelvennootschappen.

44. Dat de rechtbank besliste om een deel van de raad van bestuur te laten vervangen door

de gerechtsmandatarissen is opmerkelijk. Dit is immers een vrij verregaande opdracht tot

inmenging in het bestuur, welke de facto bijna overeenkomt met een voorlopig bewindvoerder

in de zin van artikel 28, §2 WCO.54 Nochtans vereist de aanstelling van een voorlopig

bewindvoerder een kennelijk grove fout of kennelijk kwade trouw, welke duidelijk strengere

voorwaarden zijn dan de vereiste kennelijk grove tekortkoming voor het aanstellen van een

gerechtsmandataris. De rechtbank baseerde haar ruime interpretatie op de parlementaire

voorbereiding bij artikel 16 van de Wijzigingswet, waarin letterlijk wordt aangegeven dat de

rechtbank vrijelijk de reikwijdte en de duur van de opdracht kan bepalen, welke kan gaan tot

een algemenere opdracht zoals die van een voorlopige bewindvoerder.55 Er wordt hier dus een

versoepeling toegestaan door de wetgever, waardoor de rechtbank meer ruimte krijgt om de

gerechtsmandataris een gepaste opdracht te geven, welke dezelfde inhoud hebben als de

53 Kh. Gent (afd. Oostende) 26 december 2013, TRV, 2014, (199) 199.; Kh. Brugge (afd. Oostende) 26 december

2013, TRV 2014, (208) 209, noot M. ROELANDS.

54 J. RASQUIN, “Overdracht van ondernemingen in het kader van de wet betreffende de continuïteit van de

onderneming”, in: X, faillissement en reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2016, (I.K.1) I.K.12. 55 Wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen, Parl.St.

Kamer 2010-14, nr. 2692/001, 18.

Page 25: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

25

opdracht van een voorlopig bewindvoerder, zonder dat echter een grove fout of kwade trouw

moet worden aangetoond.

3.5. Duur van de opschorting

45. De rechtbank stond de opening van de gerechtelijke procedure toe, gezien alle

voorwaarden hiertoe leken te zijn vervuld. Zij beperkte de duur van de opschorting echter wel

tot 3 maanden, in plaats van de 6 maanden die door de verzoekers werd gevraagd.56 Volgens

de rechtbank is een langere termijn niet aangewezen gezien het plan in grote lijnen reeds gekend

is en dat een snelle afronding in het belang van alle partijen is. Artikel 24, §2 WCO bepaalt een

maximale termijn van opschorting van 6 maanden, waardoor de rechtbank dus steeds een

kortere termijn mag opleggen. Zij bepaalt deze termijn immers ambtshalve, dus ook zonder de

vordering van tussengekomen partij Tecteo om de opschorting tot 3 maanden te beperken kon

de rechtbank dit besluit nemen.

3.6. Bijkomende informatieverplichtingen

46. Tenslotte legde de rechtbank nog enkele bijkomende informatieverplichtingen op aan

NV Electrawinds. Onder meer werden bepaalde stukken vereist bij het indienen van een

eventueel verzoek tot verlenging van de opschorting. Ook moesten de mededelingen aan

schuldeisers ter kennis van de rechtbank gebracht worden en moest er bij de indiening van het

reorganisatieplan een aangepaste lijst met schuldeisers worden gevoegd. De rechtbank mag dit

op basis van artikel 24, §4 WCO, om zo de opvolging van de procedure te vergemakkelijken.

§ 4. Tijdens de opschorting

47. De rechtbank stond dus een opschorting toe van 3 maanden, wat wil zeggen dat deze

liep tot 27 maart 2014. Tot dan was Electrawinds dus beschermd tegen zijn schuldeisers en

konden deze in beginsel dus hun zekerheden niet doen gelden, of het faillissement van de

onderneming verkrijgen.

56 Kh. Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013, TRV 2014, (208) 216, noot M. ROELANDS.

Page 26: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

26

48. Een eerste reorganisatieplan werd ingediend op 20 februari 2014 ter griffie, het hield

een investeringsvoorstel in komende van Gimv en PMV, welk in beginsel op 13 maart 2014

gestemd zou worden.

Tecteo startte op 5 maart 2014 echter een procedure om het ingediende reorganisatieplan op te

schorten met als argument dat een positieve stemming en homologatie door de rechtbank

onzeker is omdat Groenkracht het reorganisatieplan zou verwerpen.57 Als reactie hierop werd

het oorspronkelijke reorganisatieplan dan ook ingetrokken door Electrawinds.

49. Er werden nu concrete onderhandelingen met Tecteo gestart en door deze nieuwe

wending werd de verlenging van de WCO-procedure met 1 maand gevraagd. De rechtbank

keurde dit in eerste instantie niet goed omdat er geen bindende afspraken waren gemaakt tussen

alle betrokken partijen, welke cruciaal waren voor een overbruggingskrediet vanwege Tecteo.

Het verkrijgen van een overbruggingskrediet was immers een voorwaarde om de WCO-

procedure met een maand te kunnen verlengen.58 Na het maken van bindende afspraken werd

de verlenging uiteindelijk toch toegestaan op 25 maart 2014.

50. Een nieuw reorganisatieplan, op basis van een voorstel van Tecteo ditmaal, werd

ingediend op 27 maart 2015. Het plan werd door de rechtbank van koophandel gehomologeerd

op 22 april 2014 na een positieve stemming enkele dagen eerder.59

§ 5. Akkoord met Tecteo

51. Het akkoord met Tecteo, huidig Publifin, is heel belangrijk in dit dossier. Tecteo nam

immers een groot deel van de schuldenberg van Electrawinds over, waardoor een faillissement

naar alle waarschijnlijkheid vermeden kon worden. Het plan bevatte de overname van bepaalde

activiteiten van NV Electrawinds, alsook van 30 werknemers. Verder werd SE Electrawinds

vrijgemaakt van 4,3 miljoen euro schulden door kwijtschelding of overname ervan.60

57 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013 p. 9. 58 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013 p. 9. 59 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 816; De homologatie van beide

reorganisatieplannen gebeurde door de rechtbank van koophandel te Gent, afdeling Oostende. Ten tijde van de

toekenning van de opschorting heette dit nog rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende. 60 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 818.

Page 27: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

27

52. Volgens de geactualiseerde lijst van schuldeisers waren er bij SE Electrawinds 12

schuldeisers, waarvan 2 buitengewone. Deze laatsten hadden meer dan ¾ van de openstaande

schuldvordering tegenover SE Electrawinds in handen. In het akkoord worden de gewone

schuldvorderingen voor 50% terugbetaald in 5 jaarlijkse schijven van 2014 tem 2018. Hier

horen de vorderingen van de dochtervennootschappen op moedervennootschap SE echter niet

bij, die werden immers kwijtgescholden. Dit verschil in behandeling wordt verantwoord

doordat de dochtervennootschappen er belang bij hebben dat hun moedervennootschap solvabel

blijft gezien zij instaat voor hun coördinatie, werking en organisatie.61 De schuldvorderingen

van de 2 buitengewone schuldeisers, Groenkracht CVBA en FPIM, worden allebei integraal

overgenomen door Elicio. Deze schuldvorderingen worden echter onder verschillende

modaliteiten en percentages terugbetaald.62 Hoewel dit verschil in behandeling volgens de

rechtbank niet redelijk werd verantwoord, besliste zij toch om het reorganisatieplan te

homologeren.

53. Ook in het reorganisatieplan van Electrawinds NV worden niet alle schuldeisers over

dezelfde kam geschoren. Hier stemden maar liefst 101 schuldeisers, die samen zo een 100

miljoen euro van de verschuldigde 100,6 miljoen vertegenwoordigden in met het voorstel.

Slechts 2 schuldeisers keurden het voorstel af. Van de 165 schuldeisers in totaal, waren er 11

buitengewone schuldeisers. Zij vertegenwoordigden maar liefst 94 miljoen euro van het totaal

verschuldigde bedrag. Sommige schulden werden overgenomen door Elicio, andere bleven

achter in Electrawinds NV.

De gewone schuldeisers wiens schulden niet werden overgenomen door Elicio, werden

verdeeld in 2 categorieën, naargelang ze 38% dan wel 15% van de verschuldigde hoofdsom

zouden worden terugbetaald. De dochtervennootschappen die wél worden overgedragen aan

Elicio en de schuldvorderingen van Electrawinds NV ten aanzien van SE Electrawinds worden

echter volledig kwijtgescholden. Dit verschil in behandeling werd verklaard op dezelfde wijze

als bij SE Electrawinds, namelijk dat de dochtervennootschappen er belang bij hebben dat hun

moederonderneming solvabel blijft. De openbare schuldeisers worden in navolging van artikel

61 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 818. 62 Infra 27, nr. 53.

Page 28: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

28

49/1 WCO op dezelfde wijze terugbetaald als de best behandelde gewone schuldeiser, namelijk

in 5 jaarlijkse schijven, tot 38% van hun schuldvordering is vergoed.

54. De buitengewone schuldeisers worden ook bij Electrawinds NV overgenomen door

Elicio, net als bij het reorganisatieplan van SE Electrawinds. Ook deze categorie schuldeisers

werd onderworpen aan een gedifferentieerde terugbetaling. De banken ontvangen een hogere

terugbetaling dan de institutionele investeerders bij het reorganisatieplan van Electrawinds NV,

maar dit werd afdoende gemotiveerd volgens de rechtbank. Voor de betere behandeling van

CVBA Groenkracht is er echter geen zulke verklaring voorhanden. De schuldvorderingen van

CVBA Groenkracht op Electrawinds SE en NV worden immers voor 92,63% overgenomen,

daarbovenop komt nog een intrest van 2%, 2,25% en 2,5% die wordt terugbetaald per voorziene

betalingsschijf in 2019, 2021 en 2025.63 Institutionele investeerders daarentegen moeten het bij

Electrawinds NV stellen met een terugbetaling van 28,93% zonder intrest64, net als bij het plan

van SE Electrawinds, waar FPIM slechts voor 27,73% wordt terugbetaald, eveneens zonder

intresten.65 Het is dus duidelijk dat de spaarders van CVBA Groenkracht beter uit beide

reorganisatieplannen komen dan de overheid. Mogelijke verklaring dat FPIM hiermee akkoord

ging kan zijn dat de overheid de terugbetaling van de spaargelden van 4000 particuliere

spaarders (en dus kiezers) prioritair achtte. Ook komen werknemers goed uit het voorstel,

aangezien (zo goed als) alle banen behouden blijven. Dit was bij een faillissement

waarschijnlijk anders geweest, aangezien daar de nadruk zou gelegen hebben op het vergoeden

van schuldeisers, in plaats van een redding van de onderneming en dus jobs, zoals hier voorop

werd gesteld.

55. Ondanks de gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers homologeerde de

rechtbank het reorganisatieplan. In beginsel is een ongelijke behandeling van schuldeisers

toegestaan, maar slechts indien dit verschil in behandeling redelijk verantwoord is. Hoewel

voor de bevoordeelde positie van Groenkracht geen echte verantwoording voorhanden was,

keurde de rechtbank het plan toch goed. Zij argumenteerde hiervoor dat het plan werd

goedgekeurd door de meerderheid van de schuldeisers en niemand de schuldvordering van

63 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 818; Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014,

TRV 2014, (821) 823, noot M. ROELANDS. 64 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (821) 823, noot M. ROELANDS. 65 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 818.

Page 29: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

29

Groenkracht CVBA betwistte op basis van artikel 46 WCO. De rechtbank oordeelde dat als de

schuldeisers zelf verzaken aan hun rechten door het plan goed te keuren dat een ongelijke

behandeling bevat, er geen schending is van de openbare orde.66 Hier week de rechtbank

duidelijk af van de heersende meerderheidsopvatting.

Kritische opmerking die hierbij kan worden gemaakt is dat de rechtbank hier geen rekening

hield met de eventueel geschonden belangen van andere stakeholders die niet in de

mogelijkheid waren om het reorganisatieplan af te keuren. De openbare orde strekt immers veel

verder dan de bescherming van de schuldeisers, maar kan bijvoorbeeld ook worden

doorgetrokken naar de belastingbetaler, die onrechtstreeks nadeel ondervindt aangezien de

overheid zijn schuldvorderingen grotendeels verloren ziet gaan.67 In deze context kan ook

geargumenteerd worden dat schuldeisers bij hun goedkeuring kozen voor de beste van alleen

slechte uitkomsten. Gezien de directe noodzaak om een oplossing te vinden stonden zij als het

ware wat met de rug tegen de muur. In dat geval is het in principe aan de rechtbank om een

weloverwogen beslissing te maken bij het al dan niet homologeren van het reorganisatieplan.

Tenslotte interpreteerde de rechtbank artikel 46 WCO ook erg strikt door te bepalen dat het niet

gebruiken van de betwistingsmogelijkheid gelijkgesteld kan worden met een afstand van recht.

Afdeling 5. Verdere afwikkelingen

56. Behalve de overname door Finpart van voornamelijk de windactiviteiten, welke een

groot deel van Electrawinds uitmaakten, gebeurden voor, tijdens en na de WCO-procedure nog

verdere afwikkelingen van het bedrijf.

57. Zo werden in het tweede deel van 2013, nog voor de WCO-procedure, desinvesteringen

in het windpark Ballycadden in Ierland en in de solarafdeling van België succesvol afgerond.68

66 Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 820; Kh. Gent (afdeling Oostende) 22 april 2014,

TRV 2014, (821) 824, noot M. ROELANDS. 67 M. ROELANDS, “De afsluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie: beslissen enkel de

schuldeisers over de redelijke verantwoording van hun verschil in behandeling?” (noot onder Kh. Gent (afd.

Oostende) 22 april 2014), TRV 2014, (824) 825. 68 Jaarverslag Electrawinds NV 30 Juli 2015 mbt boekjaar 2013, 7.

Page 30: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

30

Deze laatste werd overgenomen door DG Infra.69 Ballycadden wind farm werd door een

Londens investeringsbedrijf overgenomen.70 Ook de deelneming van 25% in on-shore

windmolenpark Vleemo werd verkocht, aan Aspiravi.71

58. Het belang van Electrawinds’ kroonjuweel, Biostoom, kwam in handen van Bionerga

voor 37,5 miljoen euro.72 Deze overeenkomst werd eind januari 2014 afgesloten, na het

kortgeding dat werd aangespannen om de verkoop niet te laten doorgaan.73 Bionerga is de

gecontroleerde dochteronderneming van Nuhma74, welke een Limburgse milieuholding is die

bestaat uit 44 gemeenten. De opbrengst van deze verkoop werden in beginsel verpand aan de

belangrijkste schuldeisers. Er werd echter een overeenkomst gesloten met hen, zodat de

opbrengsten niet integraal naar schuldenaflossing zouden gaan, maar ook gebruikt konden

worden om de lopende uitgaven te financieren tot het einde van de WCO-

beschermingsperiode.75

59. Ook de biomassa activiteiten gingen van de hand. Meest gekende onderdeel van deze

transactie is de biomassacentrale uit Oostende. Deze gaat nu door het leven gaan als Biopower

Oostende. Zij is nu in handen van het Britse Leo Group. Recente berichten melden echter dat

het ook na de overname nog steeds niet snor zit met de biomassaondernemingen. Zo werd recent

overheidssteun aangevraagd om de exploitatieverliezen te dekken.76 Opvallend detail is dat net

L. Desender degene is die deze steun vraagt, die zelfs na de verkoop blijkbaar nog steeds een

vinger in de pap de brokken heeft.77 De falende heropstart wordt geweten aan de lage

stroomprijzen, waardoor de onderneming opstartverliezen blijft lijden. Ook voor de Servische

69 P. DENDOOVEN., “Electrawinds krijgt ademruimte dankzij Limburgse gemeenten”, De Standaard 7 december

2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131206_090 70 H. TACK, “Electrawinds verkoopt belang in Iers windmolenpark”, De Standaard 11 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131211_00882773 71 Jaarverslag Electrawinds boekjaar 2013, 8. 72 www.bionerga.be/nl/nieuwsenpers/21-01-2014-bionerga-koopt-biostoomcentrale-van-electrawinds 73 Supra 19, nr. 25 ev. 74 P. DENDOOVEN., “Electrawinds krijgt ademruimte dankzij Limburgse gemeenten”, De Standaard 7 december

2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131206_090 75 Jaarverslag Electrawinds boekjaar 2013,8. 76 X, “Biopower in Oostende sluit voorlopig niet”, De Standaard 11 februari 2016,

www.standaard.be/cnt/dmf20160211_02122515 77 X, “Desender wil meer geld voor biomassa”, De Tijd 12 februari 2016,

http://www.tijd.be/nieuws/archief/Desender_wil_meer_geld_voor_biomassa.9731707-

1615.art?highlight=Electrawinds

Page 31: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

31

renderingsinstallatie en Nederlandse biodieselfabriek leidde de overname niet tot een succes.

Zij zijn intussen gesloten na aanhoudende opstartverliezen.78

60. De activiteiten in Zuid-Afrika welke onder meer bestond uit een windturbine, werden

verkocht aan het Zuid-Amerikaanse bedrijf Tombolo Energy eind 2015.79

61. Na de afwikkelingen bleef Electrawinds over met nog enkele wind- en zonneparken in

Italië en windparken in Bulgarije en Roemenië, welke operationeel zijn en op het eerste zicht

goed draaien.80

62. Recent moest Electrawinds echter een nieuwe tegenvaller slikken. Winpar, de

controleholding van de familie Desender werd in maart 2016 immers failliet verklaard.81 Dit

faillissement komt er na een rechtszaak met PMV. De investeringsmaatschappij van de

Vlaamse Overheid probeerde destijds immers haar aandelen te verkopen aan Winpar door

middel van een put-optie toen Electrawinds in moeilijkheden kwam. Dit werd geweigerd door

Winpar, waarop PMV een rechtszaak aanspande, die in eerste instantie gewonnen werd. Winpar

zou hierdoor 20 miljoen euro moeten ophoesten.82 Zij gingen tegen deze beslissing in beroep,

maar beslisten nu toch om de boeken neer te leggen. Winpar is hoofdaandeelhouder van SE

Electrawinds. Hierdoor is de toekomst van het resterende bedrijf momenteel onzeker. Er zou

een koper moeten gevonden worden voor de aandelen die Winpar heeft in SE Electrawinds,

maar het is nog onduidelijk of Luc Desender, die zelf nog een persoonlijk belang van 6% in SE

78 D. ADRIAEN, “Controleholding Electrawinds failliet na strijd met PMV”, De Tijd 16 maart 2016,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Controleholding_Electrawinds_failliet_na_strijd_met_PMV.974

4319-3088.art?ckc=1 79 D. ADRIAEN, “Electrawinds verkoopt zijn enige windturbine in Afrika”, De Tijd 04 december 2015,

www.tijd.be/nieuws/archief/Electrawinds_verkoopt_zijn_enige_windturbine_in_Afrika.9706596-

1615.art?highlight=electrawinds 80 D. ADRIAEN, “Controleholding Electrawinds failliet na strijd met PMV”, De Tijd 16 maart 2016,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Controleholding_Electrawinds_failliet_na_strijd_met_PMV.974

4319-3088.art?ckc=1 81 D. ADRIAEN, “Controleholding Electrawinds failliet na strijd met PMV”, De Tijd 16 maart 2016,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Controleholding_Electrawinds_failliet_na_strijd_met_PMV.974

4319-3088.art?ckc=1 82 X, “Stichter Electrawinds moet 20 miljoen ophoesten”, De Tijd 4 juli 2015,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Stichter_Electrawinds_moet_20_miljoen_ophoesten.9652177-

3088.art?ckc=1&ts=1456919395

Page 32: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

32

Electrawinds heeft, dan wel FPIM die voor hetzelfde percentage in de onderneming actief is

hiervoor verantwoordelijkheid zal opnemen.83

63. Daarnaast besliste ook privé-spaarders vehikel CVBA Groenkracht om niet verder te

gaan. Waar zelfs Test-Aankoop in 2010 nog adviseerde om in Groenkracht te investeren84,

dreigden in 2013 duizenden spaarders hun spaargeld te verliezen toen Electrawinds in

moeilijkheden kwam. Groenkracht CVBA is momenteel in vereffening nadat op 23 Juni 2014

met quasi unanimiteit tot ontbinding werd gestemd op de buitengewone algemene vergadering

van aandeelhouders. Deze ontbinding kan echter nog niet worden voltrokken, omdat er nog

geld moet worden gerecupereerd van Electrawinds via openstaande vorderingen.

Afdeling 6. Conclusie

64. Al deze gegevens samen, doen toch enkele vragen rijzen. Hoe het mogelijk was dat het

grootste private groenestroombedrijf van België in zulke slechte papieren terecht kon komen is

moeilijk te duiden. Velen wijzen met een beschuldigende vinger naar roekeloos management.85

Opportunisme ligt in veel gevallen van ondernemingen in moeilijkheden mee aan de oorzaak

van het falen. Aangezien het een sterk stijgend bedrijf in een groeiende sector was, is dit

inderdaad niet uit te sluiten. Er was indertijd echter ook plotse daling van de internationale

energieprijzen, wat Electrawinds uiteraard ook geen goed heeft gedaan. Het lijkt er echter op

dat een combinatie van deze en andere factoren samen met de gebruikte financieringsmethoden

Electrawinds uiteindelijk de das om deden. Er lagen grote schulden op alle onderdelen van het

bedrijf. Verder zorgden onder meer ingewikkelde clausules met call- en put opties ervoor dat

er geen overeenkomst meer kon worden bereikt over waardering van de onderneming en dat

investeerders tegengestelde belangen begonnen te krijgen. Het is duidelijk gebleken dat de

83 D. ADRIAEN, “Controleholding Electrawinds failliet na strijd met PMV”, De Tijd 16 maart 2016,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Controleholding_Electrawinds_failliet_na_strijd_met_PMV.974

4319-3088.art?ckc=1 84 X, “Wat met groenkracht”, Test aankoop 18 januari 2010, https://www.test-aankoop.be/invest/wat-met-

groenkracht-s644670.htm; P. DENDOOVEN, RDC en JTA, “Test Aankoop: diversifieer uw portefeuille”, De

Standaard 4 december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131204_00870789 85 D. ADRIAEN, “Te veel rock-‘n-roll bij Electrawinds”, De Tijd 16 maart 2016,

http://www.tijd.be/nieuws/archief/Te_veel_rock_n_roll_bij_Electrawinds.9744444-

1615.art?highlight=Electrawinds

Page 33: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

33

positie schuldeiser-bestuurder-aandeelhouder niet steeds een zwart-wit situatie is, zeker niet in

het geval waar verticale groepsconstructies aanwezig zijn.

65. Ook valt op dat bijna alle onderdelen van Electrawinds uiteindelijk werden overgelaten

aan oude bekenden. Zo werden een groot deel van de vloeibare biomassa activiteiten via

Biopower Holding overgedragen aan Bertrand Bornhausser, die Electrawinds destijds nog hielp

om zijn eerste stappen in de vloeibare biomassa te zetten. Ook Nethys werkte al eerder samen

met Electrawinds, evenals TDP86 die de Belgische zonneparken overnam. Deze laatste is

immers de facto in handen van Gimv en Belfius, welke oud-aandeelhouders en schuldeisers

zijn van Electrawinds.87 Hoewel dit eventueel verklaard kan worden doordat groene stroom

toch een specifieke markt is waar toch enige kennis van zaken vereist is voor geïnvesteerd zal

worden en men dus vlug met elkaar in contact komt, is dit toch een opvallend gegeven in dit

dossier.

66. Ook de media-aandacht die dit dossier met zich meebracht is opvallend doch logisch.

Electrawinds was namelijk een onderneming van zulke omvang waarvan slechts weinigen zich

vooraf een slechte afloop konden indenken. Het ondenkbare gebeurde toch, waar men dacht dat

we na de financiële crisis ons lesje hadden geleerd. Zware en aanslepende onderhandelingen

zorgden ervoor dat de particuliere investeerders van Groenkracht zo goed mogelijk van het

ergste gespaard bleven, waar het vooral publieke investeerders zijn die met een put blijven

zitten. Het uiteindelijke resultaat van de afwikkeling lijken op het eerste zicht een goede zaak,

Tecteo lijkt het immers vrij goed te doen met de overgenomen activiteiten. Toch mag nog niet

te vroeg victorie worden gekraaid, gezien de recente moeilijkheden van de biomassa-

activiteiten en het faillissement van Winpar.

86 Voorheen: DG Infra 87 B. SOUFFREAU, “Luxemburgse holding koopt Biomassa-activiteiten Electrawinds”, Energeia 5 November

2014, http://www.energeia.be/previewbe/2125-Luxemburgse-holding-koopt-biomassa-activiteiten-

Electrawinds.html?utm_campaign=belgie&utm_source=website&utm_medium=preview&utm_content=Luxemb

urgse+holding+koopt+biomassa-activiteiten+Electrawinds; D. ADRIAEN, “Electrawinds verdeeld onder

vrienden” De Tijd 5 november 2014,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Electrawinds_verdeeld_onder_vrienden.9563964-

3088.art?highlight=electrawinds

Page 34: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

34

67. Dit dossier was heel interessant om te onderzoeken in het kader van deze thesis, gezien

de omvang en het grote aantal belanghebbenden. Er werd vooral aangetoond dat er voor het

openen van een gerechtelijke procedure reeds heel wat getouwtrek vooraf kan gaan en dat ook

tijdens de procedure vaak duchtig met modder wordt gegooid tussen verschillende partijen. Ook

de uitkomst blijkt niet voor elke schuldeiser even opportuun.

68. Bij deze case-study kwamen enkele moeilijkheden en opmerkingen boven betreffende

de positie van schuldeisers. Vooral de motivatie van de rechtbank om tot homologatie over te

gaan kan in vraag gesteld worden. Op dit, en andere aspecten wordt in de volgende

hoofdstukken uitgebreid ingegaan.

Page 35: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

35

DEEL II. Onderneming in financiële moeilijkheden:

begripsomschrijving

69. Deze masterproef betreft de reorganisatie van ondernemingen die in financiële

moeilijkheden verkeren. Dit begrip is echter een vlag die vele ladingen dekt. Voordat een

verdere analyse kan worden gemaakt is een omschrijving van de begrippen ‘onderneming’ en

‘financiële moeilijkheden’ vereist om zo een betere kijk te krijgen op de toepassing ervan in het

verdere verloop van deze masterproef. Voor de volledigheid wordt vooreerst gestart met een

korte bespreking van de reorganisatie.

Afdeling 1. Reorganisatie

70. Het begrip reorganisatie behoeft geen omvangrijke beschrijving. Het omvat immers

verschillende methoden die worden aangewend om de structuur of omvang van de onderneming

te wijzigen. Deze structuurwijziging kan verschillende vormen aannemen en kan zowel

gerechtelijk als buitengerechtelijk georganiseerd worden. Als voornaamste voorbeelden van

reorganisatietechnieken kan gewezen worden op het (buiten)gerechtelijk minnelijk akkoord, de

juridische fusie, de inbreng van een bedrijfstak of algemeenheid of overdracht onder

gerechtelijk gezag. De kapitaalvermindering of collectief ontslag kunnen echter eveneens als

een reorganisatie van de onderneming worden beschouwd. Dit begrip overkoepelt tenslotte ook

de figuren van de gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord en juridische splitsing, welke

in deze masterproef besproken worden.

Afdeling 2. Begrip onderneming

71. Als titel werd er gekozen voor de term ‘onderneming in moeilijkheden’ in plaats van

vennootschap of handelaar in moeilijkheden. Dit omdat het begrip onderneming een bredere en

meer algemene reikwijdte heeft dan de andere 2 begrippen. Zoals reeds vermeld focust deze

masterproef echter op de gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord en in ondergeschikte

orde op de juridische splitsing. Deze omschrijving zal dan ook voornamelijk het wettelijke

Page 36: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

36

toepassingsgebied van deze figuren behelzen, welke minder omvangrijk blijkt dan de algemene

beschrijving van het ondernemingsbegrip.

§ 1. In de regeling van de juridische splitsing

72. De regelgeving van de juridische splitsing wordt specifiek geregeld door Boek XI van

het Wetboek van Vennootschappen88. In dit onderdeel wordt echter niet gesproken over

ondernemingen maar over vennootschappen. Het specifieke toepassingsgebied omvat ‘alle

vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die door dit wetboek worden geregeld, behalve de

landbouwvennootschappen en economische samenwerkingsverbanden’. Concreet gaat het hier

om: de VOF, Comm. V., BVBA, CVBA, CVOA, NV, Comm. VA, SE en SCE.89 Deze kunnen

zowel vennootschappen met een burgerlijk als handelsdoel omvatten, maar vereisen in elk geval

rechtspersoonlijkheid. Natuurlijke personen kunnen dus bijvoorbeeld niet deelnemen aan een

juridische splitsing. Ook een vzw zal niet juridisch gesplitst kunnen worden aangezien zij niet

wordt geregeld in het Wetboek van Vennootschappen. Dit toepassingsgebied is een stuk nauwer

dan de interpretaties van het begrip onderneming die hieronder besproken worden.

§ 2. In de WCO

73. De omschrijving van het begrip onderneming in de Wet betreffende de continuïteit van

de ondernemingen is in het kader van deze masterproef meest van belang. Deze wet heeft het

begrip onderneming zelfs in de titel staan. Wat de term in deze wet precies betekent wordt niet

uitdrukkelijk gedefinieerd, maar wordt duidelijk door de omschrijving van het personeel

toepassingsgebied.90 Uit de artikelen 3 en 4 blijkt immers voor welke ‘schuldenaren’, aldus

ondernemingen, de wet wel en niet toepasselijk is. Zo vallen slechts kooplieden, landbouwers,

landbouwvennootschappen en burgerlijke vennootschappen met handelsvorm onder het

ondernemingsbegrip91 en worden welbepaalde zaken zoals vrije beroepen en verschillende

soorten kredietinstellingen er specifiek uit gehouden.92

88 Wetboek van Vennootschappen 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999. (Hierna: W. Venn.) 89 Art. 2 W. Venn. 90 Art. 3 - 4 WCO 91 Art. 3 WCO 92 Art. 4 WCO

Page 37: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

37

74. Onder kooplieden verstaat het Wetboek van Koophandel93: ‘Zij die daden van

koophandel stellen en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, hun gewoon beroep maken.’94

Bepaalde handelingen worden door de wet specifiek als daad van koophandel aangemerkt.95

Dit zijn objectieve daden van koophandel. Daarnaast zijn er subjectieve daden van koophandel,

die dit karakter krijgen door de hoedanigheid van de persoon die de daden stelt. Alle

handelingen van een handelaar worden vermoed daden van koophandel te zijn, tenzij de

handelaar specifiek kan aantonen dat zij een oorzaak hebben die vreemd is aan hun

handelsbedrijvigheid.96 Ook worden bepaalde categorieën specifiek uit het begrip daden van

koophandel gehouden, onder meer de apotheker.

Een beroep zoals in het begrip handelaar, wijst op een duurzame activiteit die wordt ontwikkeld

met het oogmerk om winst te maken. Er moet hier nog op gewezen worden dat ook

handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid kooplieden zijn, maar dat

rechtspersoonlijkheid is geen noodzakelijke vereiste is om als handelaar te worden

gekwalificeerd.

75. Burgerlijke vennootschappen met handelsvorm worden door het Wetboek van

Vennootschappen gedefinieerd als ‘vennootschappen met een burgerlijk doel, en die, zonder

hun burgerlijke aard te verliezen, de rechtsvorm van een handelsvennootschap aannemen met

het oog op het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid. Zij hebben niet de hoedanigheid van

koopman.’.97 Het gaat hier dus om vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die vallen onder

de regels van het Wetboek van Vennootschappen, maar die wel hun burgerrechtelijk karakter

behouden. Zij kunnen worden georganiseerd in de vorm van een VOF, Comm. V., BVBA,

CVBA, CVOA, NV, Comm. VA, ESV, SE en SCE.98

76. Landbouwers worden specifiek in het toepassingsgebied begrepen omdat zij anders

geen toepassing van de WCO zouden kunnen maken aangezien zij geen handelaar zijn en zij

93 Wetboek van Koophandel van 10 september 1807, bekendgemaakt 10 september 1807. (Hierna: W. Kh.) 94 Art. 1 W. Kh. 95 Art. 2 W. Kh. 96 Art. 2, laatste lid W. Kh. 97 Art. 3, §4 W. Venn. 98 Art. 2 W. Venn.

Page 38: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

38

hun beroepsactiviteit uitoefenen als natuurlijke persoon. Deze uitbereiding kwam er bij de

reparatiewet van 2013 na een beslissing van het Grondwettelijk Hof.99 Ook het inbegrip van

landbouwvennootschappen wordt specifiek vermeld aangezien zij burgerlijke vennootschappen

met rechtspersoonlijkheid zijn.100

77. Het toepassingsgebied van de WCO is dus duidelijk ruimer dan het traditionele begrip

handelaar aangezien zij de gerechtelijke reorganisatie openstelt voor ondernemingen die geen

handelsdaden stellen evenals landbouwers en landbouwvennootschappen. Zij beperkt zich niet

langer tot handelaars-natuurlijke personen en vennootschappen met handelsdoel.101 Deze

uitbereiding wordt echter weer beperkt omdat naast een aantal specifieke kredietinstellingen102,

ook de vrije beroepen uit het toepassingsgebied van de WCO gehouden worden.

78. Naast de specifieke invulling die het begrip onderneming in de WCO inneemt, zijn er

zowel in de rechtsleer als in andere wetgeving verschillende andere interpretaties van het begrip

te vinden. De invulling van het begrip onderneming in de WCO is immers niet algemeen

geldend.

§ 3. In de rechtsleer

79. Het begrip onderneming is in de rechtsleer reeds decennia voer voor discussie. In

beginsel poogden verschillende gezaghebbende auteurs het begrip onderneming in een

alomvattende definitie te gieten.103 Zo probeerde onder meer VAN GERVEN het begrip te

plaatsen. Zijn opvatting heeft veel aanzien in de rechtsleer en wordt onder meer door DIRIX

gevolgd.104 Van Gerven omschrijft een onderneming als ‘een zelfstandige en duurzame

99 GwH 28 februari 2013, nr.24/2013, BS 28 maart 2013. 100 Art. 2, §3 W. Venn. 101 J. VENANROYE en K.J. VANDORMAELE, “Boek I WER en Wet natuurlijke rechter: Van handelsrecht naar

ondernemingsrecht” in: B. KEIRSBILCK en E. TERRYN (eds.), Het wetboek economisch recht: van nu en

straks?, Antwerpen, Intersentia, 2014, (5) 8. 102 Het gaat hier om: kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen,

beheervennootschappen van instellingen voor collectieve beleggingen, verrekenings- en vereffeningsinstellingen

en daarmee gelijkgestelde instellingen, herverzekeringsondernemingen, financiële holdings en gemengde

financiële holdings die specifiek uit de WCO worden gesloten. 103 R. CRIVITS, “Instandhouding en overdracht van ondernemingen in moeilijkheden door (gerechtelijke)

bewindvoerders”, in: L. MARTENS en M. VAN VOLCEM (eds.), De onderneming in de branding: actuele

ontwikkelingen inzake de onderneming en haar continuïteit, Gent, Academia Press, 2002, (37) 39. 104 E. DIRIX, B. TILLEMAN EN P. VAN ORSHOVEN, De valks juridisch woordenboek, Antwerpen, Intersentia,

2001, 222.

Page 39: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

39

organisatie waarbinnen een of meerdere personen met behulp van materiële en immateriële

middelen, goederen of diensten produceren of verdelen, d.i. toegevoegde waarde voortbrengen.

Zij doen dit tegen betaling door de afnemer van die goederen of diensten, van een vergoeding

welke ertoe strekt en erop berekend is om tenminste zoveel inkomsten op te leveren als er

uitgaven nodig zijn voor een continue werking van de organisatie.’105

80. De term ‘zelfstandig’ moet worden opgevat dat de onderneming los van diens eigenaar

bestaat, welke aldus rechten en plichten heeft. Er kan eveneens worden afgeleid dat

ondernemingen waar niet naar winst wordt gestreefd uit de definitie gelicht worden. Hierdoor

worden non-profit of niet-economische ondernemingen uit deze definitie gehouden.106 Deze

interpretatie is ruimer dan deze van de WCO onder meer omdat de vrije beroepsbeoefenaars

hier wel tot het ondernemingsbegrip horen.

§ 4. In andere wetgeving

81. In het recent ingevoerde ‘Wetboek van Economisch Recht’107 formuleerde de Belgische

wetgever een eigen interpretatie van het begrip onderneming: ‘elke natuurlijke persoon of

rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn

verenigingen’.108

Deze omschrijving is algemeen geldend voor het hele WER tenzij bepaalde delen uitdrukkelijk

een andere definitie voorstellen. Hier kan als voorbeeld worden verwezen naar artikel I.4 °1

WER waar het ondernemingsbegrip beperkt wordt tot entiteiten die zich in de Kruispuntbank

voor ondernemingen moeten inschrijven. Onder meer natuurlijke personen worden aldus uit de

definitie gelicht.

82. De algemene omschrijving die wordt gegeven in het WER is ruimer dan de interpretatie

die in de WCO gegeven wordt. De vereiste van op duurzame wijze een economisch doel na te

105 W. VAN GERVEN, Beginselen van privaatrecht. Deel XIII: Handels- en economisch recht. Deel 1:

ondernemingsrecht. Volume A., Brussel, E. Story Scienta, 1989, 72. 106 W. VAN GERVEN, “Naar een nieuw ondernemingsbegrip in het jaar 2000?”, DAOR, 1993, (165) 165. 107 Wetboek van economisch recht van 28 februari 2013, BS 29 maart 2013. (Hierna: WER) 108 Art. I.1, °1 WER.

Page 40: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

40

streven omvat immers ook de beoefenaars van vrije beroepen109, welke specifiek uit de WCO

gesloten worden. Ook is het WER onder meer van toepassing op vzw’s, wat voor de WCO niet

het geval is.

83. Daarnaast zijn er nog vele specifieke wetgevingen die van het begrip onderneming

gebruik maken. Zo heeft onder meer ook het Europese mededingingsrecht een eigen

interpretatie, net als de Wet bestrijding betalingsachterstand handelstransacties110 en het

Gerechtelijk Wetboek111 bij de omschrijving van het toepassingsgebied van de rechtbank van

koophandel.112

Afdeling 3. Financiële moeilijkheden

84. Nu de draagwijdte van de begrippen reorganisatie en onderneming in het kader van dit

proefschrift besproken zijn, rest nog om te verduidelijken wat met ‘financiële moeilijkheden’

bedoeld wordt.

85. Een onderneming kan immers met verschillende soorten moeilijkheden te maken

krijgen. Vaak is het zo dat niet-financiële moeilijkheden wel financiële gevolgen zullen hebben.

Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan aandeelhoudersactivisme, ruzie in het bestuur van

de onderneming, fraude, spionage, stakingen wegens ontevredenheid bij de werknemers en zo

verder.

86. Het begrip financiële moeilijkheden werd in de titel vooral gebruikt als algemene term

om het onderwerp te duiden. Hoewel sommige wetgeving en rechtsleer wel een poging doen

om het specifieke begrip te omschrijven is er geen algemeen geldende definitie voorhanden.

Aangezien de focus zal liggen op het collectief akkoord en de juridische splitsing wordt

hieronder vooral onderzocht in welke fase van financiële moeilijkheden dergelijke procedures

kunnen worden aangevat. Daarna wordt toch geprobeerd om wat duiding te geven omtrent de

omvang van het algemene begrip.

109 E. DIRIX, R. STEENNOT, H. VANHEES, Handels- en economisch recht in hoofdlijnen, Antwerpen, Intersentia,

2014, 8. 110 Art. 2 Wet van 2 augustus 2002 betreffende de betalingsachterstand bij handelstransacties, BS 7 augustus 2002. 111 Gerechtelijk wetboek van 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967. (Hierna: Ger. W.) 112 Art. 573 Ger. W.

Page 41: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

41

§ 1. Toegang tot de gerechtelijke reorganisatie

87. Voordat een onderneming tot de procedure voor gerechtelijke reorganisatie wordt

toegelaten is vereist dat ‘de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn,

bedreigd is’.113 Dit is op zich een heel ruime omschrijving die feitelijk moet worden beoordeeld,

maar de WCO voorziet in een vermoeden wanneer de continuïteit in elk geval geacht wordt te

zijn bedreigd. Dit vermoeden speelt indien ‘de verliezen het netto actief hebben herleid tot

minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal’.114 Verder belet de staat van faillissement

niet dat een gerechtelijke reorganisatie wordt aangevraagd of geopend.115

88. Bij beoordeling van het verzoekschrift tot opening van de procedure wordt slechts een

prima facie onderzoek gevoerd door de rechtbank, aldus geen onderzoek ten gronde. Ook de

reddingkansen van de onderneming worden niet onderzocht alvorens de opschorting kan

worden toegekend. Wanneer de voorwaarden van artikel 23 vervuld ‘lijken’ wordt de procedure

immers geopend.116 Deze beginselen vormen het basis van de zogenoemde

openportaalbenadering, welke vervat ligt in de WCO.

89. Bij de gerechtelijke reorganisatie kan dus een heel ruime interpretatie worden gegeven

aan financiële moeilijkheden, aangezien er geen specifiek startpunt wordt vastgesteld vanaf

wanneer de gerechtelijke reorganisatie kan worden aangevraagd. Een bedreiging van de

continuïteit op termijn is immers voor interpretatie vatbaar. Ruim gezien is dit eigenlijk steeds

mogelijk. Er wordt ook niet bepaald op welk moment het niet langer mogelijk is om nog een

verzoek tot opening van de procedure in te dienen. Hier kan worden gesteld dat de aanvraag

kan gebeuren zolang het faillissement niet werd uitgesproken. Zoals hierboven reeds vermeld

verhindert het voldoen aan de voorwaarden van het faillissement de opening van de

gerechtelijke reorganisatie niet.

113 Art. 23, §1 WCO 114 Art. 23, §2 WCO 115 Art. 23, §3 WCO 116 Art. 24, § 2 WCO

Page 42: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

42

§ 2. Voorwaarden om tot juridische splitsing over te gaan

90. Het Wetboek van Vennootschappen bevat geen voorwaarden betreffende de toestand

waarin de onderneming zich moet bevinden alvorens tot juridische splitsing kan worden

overgegaan. Meer zelfs, in artikel 681 W. Venn. wordt bepaald dat de splitsing nog mogelijk

is indien de overdragende vennootschap in vereffening is of in staat van faillissement verkeert.

Enige voorwaarde die hierbij wordt gesteld is dat er nog geen uitkering van het vermogen aan

de vennoten mag zijn gebeurd. In zulk geval zal de vereffenaar of curator de beslissingen nemen

met betrekking tot de juridische splitsing, die in beginsel wordt voorbehouden aan het bestuur

van de onderneming.

§ 3. Staat van faillissement

91. Zoals hierboven meerdere keren werd vermeld belet de staat van faillissement niet dat

er tot juridische splitsing of gerechtelijke reorganisatie wordt overgegaan. Artikel 2 van de

Faillissementswet117 bepaalt dat een koopman zich in een staat van faillissement bevindt indien

hij ‘op duurzame wijze heeft opgehouden te betalen en wiens krediet geschokt is’. Dit is de

meest verregaande vorm van financiële moeilijkheden, aangezien de koopman vanaf dit

moment failliet verklaard kan worden. Vanaf dat moment kan zelfs een schuldeiser de

procedure tot faillissement instellen voor de bevoegde rechtbank van koophandel.118 Duurzaam

opgehouden te zijn met betalen vereist niet dat de schulden in hun totaliteit niet meer betaald

kunnen worden. Ook de vaststelling van niet-betaling van de voornaamste schulden kan

volstaan opdat de staat van faillissement door de rechtbank wordt vastgesteld.119 Verder wordt

er geoordeeld dat een krediet geschokt is indien geldschieters en leveranciers niet langer krediet

willen verlenen.

117 Art. 2 van Faillissementswet 8 februari 1997, BS 28 oktober 1997. (Hierna: Faill. Wet.) 118 Art. 6 Faill. Wet. 119 E. DIRIX, R. STEENNOT, H. VANHEES, Handels- en economisch recht in hoofdlijnen, Antwerpen-

Cambridge, Intersentia, 2014, 490.

Page 43: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

43

§ 4. Algemeen begrip

4.1. Omschrijving

92. In het domein van het sociaal recht, onder meer bij ontslag van werknemers door een

onderneming in moeilijkheden, wordt het begrip financiële moeilijkheden specifiek

omschreven.120 Hier wordt bepaald dat ondernemingen in moeilijkheden deze zijn die reeds een

herstructureringsplan hebben, grote verliezen boeken, reeds een pak ontslagen achter de rug

hebben of te maken krijgen met een daling van het netto-actief tot minder dan de helft van het

maatschappelijk kapitaal.

93. Ook de rechtsleer doet moedige pogingen om het begrip vorm te geven. Een van de vele

omschrijvingen is bijvoorbeeld: ‘Een onderneming verkeert in moeilijkheden vanaf het

ogenblik dat haar toestand omwille van economische, financiële, organisatorische of sociale

redenen, zodanig evolueert dat redelijkerwijze verwacht mag worden dat zij vroeg of laat

moeite zal ondervinden om voldoende inkomsten te genereren teneinde aan al haar wettelijke

en contractuele verplichtingen te voldoen en de investeringen te blijven verrichten die zich

opdringen.’121 Ook deze beschrijving is erg ruim, waar een concreet begin- of eindpunt van de

financiële moeilijkheden niet vast te stellen is.

94. Het komt erop neer dat een onderneming in grote mate zelf moet bepalen wanneer zij

zich in financiële moeilijkheden bevindt. Vele omschrijvingen, waaronder deze van hierboven,

hebben het immers over een verandering in de terugbetalingsmogelijkheden van de

onderneming op korte of lange termijn. Er kan dus worden geconcludeerd dat het begrip

onderneming in financiële moeilijkheden zodanig ruim te begrijpen is dat een onderneming

bijna steeds gekwalificeerd kan worden als zijnde met financiële problemen.

120 Koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot bepaling van de ondernemingen in moeilijkheden of die

uitzonderlijk ongunstige economische omstandigheden kennen, bedoeld in art. 39bis van de wet van 3 juli 1978

betreffende de arbeidsovereenkomsten. BS 19 oktober 1985. 121 C. VAN BUGGENHOUT, “Overname van ondernemingen in moeilijkheden of in faillissement”, in W.

RAUWS, P. COLLE, en E. DIRIX (eds.), Schuldeisers en onderneming in moeilijkheden, Kalmthout, Biblo, 1994,

(185) 187; P. COLLE, Het juridisch kader van de faillissementsvoorkoming, Antwerpen, Maklu, 1989, 14

Page 44: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

44

95. Als indicator kan eventueel ‘de daling van het netto-actief tot minder dan de helft van

het maatschappelijk kapitaal’ gebruikt worden. Deze indicator geldt immers in het

vennootschapsrecht en wordt ook als vermoeden gebruikt voor continuïteitsdreiging bij het

openen van een gerechtelijke reorganisatieprocedure.

96. Tot slot is het belangrijker dat de ondernemer zich eerst bewust wordt van het feit dat

hij betalingsmoeilijkheden heeft of zal krijgen en wat hiervan de onderliggende oorzaak is.

Bewust worden van een probleem is vaak al de halve oplossing ervan.122 Ook is het zo dat snel

ingrijpen vaak succesvoller is dan herstructureren in een later stadium. De te treffen

maatregelen hoeven ook minder ingrijpend te zijn indien men snel reageert. Slechts in heel

verregaande situaties, wanneer een onderneming aan de faillissementsvoorwaarden voldoet,

kunnen derden zonder toestemming van het bestuur maatregelen treffen met betrekking tot het

verdere bestaan van de onderneming. Ook bevat het Wetboek van Vennootschappen enkele

regelgevingen123 om derden op de hoogte te brengen en zelf bewust te worden van

continuïteitsproblemen, maar deze behelzen geen directe verplichtingen om effectief in te

grijpen.

4.2. Oorzaken

97. Nu gebleken is dat het begrip financiële moeilijkheden een ruim toepassingsgebied

omvat en dat de procedure tot opening van een gerechtelijke reorganisatie en de beslissing tot

een juridische splitsing tot in een heel ver stadium kan worden aangevraagd, stelt zich nog de

vraag hoe een onderneming überhaupt in financiële moeilijkheden terecht kan komen.

98. Financiële moeilijkheden kunnen zowel interne als externe oorzaken hebben. Zo zijn er

algemeen economische oorzaken. Dit is een eerste grote groep externe oorzaken, waar de

ondernemer zelf weinig tot geen vat op heeft. Hierbij kan worden gedacht aan stijging van de

kosten om redenen zoals stijging van de energieprijzen of monetaire instabiliteit. Ook

verminderde koopkracht van de consument of inflatie waar een onderneming zijn afzetprijzen

niet kan aanpassen aan de gestegen loonkosten die zij heeft, zijn belangrijke voorbeelden van

122 G. DE COCK en M. VERSCHELDEN, Preventie bij ondernemingen in moeilijkheden na de nieuwe wet op de

continuïteit van de ondernemingen, Mechelen, Kluwer, 2009, 17 123 Bijvoorbeeld: art. 96§1°6 W.Venn.; art. 137 W.Venn; art. 332 W.Venn; art. 665 W.Venn,..

Page 45: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

45

algemeen economische oorzaken. Algemeen economische omstandigheden zijn moeilijk te

voorkomen en moeten aldus door een goed vooruitziend bestuur vooraf worden opgevangen

door bijvoorbeeld voldoende reserves aan te leggen. Naast algemene economische oorzaken

zijn er ook nog andere externe factoren te bedenken. Zo kan een insolvente debiteur

bijvoorbeeld ook zijn leverancier meesleuren in zijn val, waardoor een soort sneeuwbaleffect

ontstaat. Hoewel hier wel een preventief beleid kan worden gevoerd door bijvoorbeeld de

kredietwaardigheid van een schuldenaar te onderzoeken alvorens te contracteren, kan de

onderneming zelf ook hier weinig doen of voorzien om zulke verliezen om te vermijden.124

99. Interne oorzaken zijn deze die specifiek bedrijfsgebonden zijn. Ze zijn veelal te wijten

aan menselijke tekortkomingen. Zo is wanbeheer door het management bijvoorbeeld vaak

gevoed door overmoed. Dit is een vaak geziene factor die de continuïteit van de onderneming

kan bedreigen.125 Ook de druk van aandeelhouders op het management om grotere winstcijfers

te boeken, waardoor deze meer risico’s moeten nemen kan ervoor zorgen dat een

ondernemingen met financiële moeilijkheden krijgt af te rekenen.

100. In deze context kan verwezen worden naar het Electrawinds verhaal. Hieruit bleek dat

de financiële moeilijkheden waar het bedrijf mee te kampen kreeg eigenlijk een combinatie van

zowel interne als externe factoren was. Zowel een daling van de internationale energieprijzen

als opportunistisch management lagen waarschijnlijk aan de basis van de problemen.126 Dat het

bedrijf zo snel groeide en successen boekte op korte termijn zorgde voor overmoed.

Electrawinds is echter lang niet de enige zie zich hierdoor liet vangen. Heel veel ondernemingen

komen om dezelfde redenen in moeilijkheden.

124 P. COLLE, Het juridisch kader van de faillissementsvoorkoming, Antwerpen, Maklu, 1989, 14-18 125 W.J. SLAGTER, Herstructurering en reorganisatie, Zuthpen, Uitgeverij Paris, 2011, 15 126 Supra 32, nr.64

Page 46: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

46

DEEL III. Schuldeisers in de procedure van collectief

akkoord in de WCO

Afdeling 1. Inleiding

101. Indien een onderneming zich in financiële moeilijkheden bevindt, kan deze bescherming

tegen zijn schuldeisers aanvragen bij de rechtbank van koophandel. Vooral bij de procedure

van gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord zijn inlichtingen aan de schuldeisers van

groot belang.127 Deze procedure is immers een duidelijke ‘debtor in possesion’ regeling

aangezien de schuldenaar zelf aan het hoofd van de onderneming blijft tijdens de procedure.128

102. Dit wil echter niet zeggen dat de schuldeisers helemaal geen inspraak hebben tijdens de

procedure van gerechtelijke reorganisatie. Zo kunnen zij onder meer de aanstelling van een

gerechtsmandataris of voorlopig bewindvoerder vorderen, wiens taak door de rechtbank zal

worden vastgesteld. Ook beslissen zij of het reorganisatieplan uiteindelijk al dan niet wordt

goedgekeurd en kunnen zij onder meer sancties vorderen indien het reorganisatieplan niet naar

behoren wordt uitgevoerd.

103. Bij de procedure waarin de onderneming onder gerechtelijk gezag wordt overgedragen

hebben zowel de schuldenaar als de schuldeisers veel minder inspraakmogelijkheden.129 Hier

heeft de gerechtsmandataris de touwtjes immers in handen, die werkt onder toezicht van de

rechtbank. Om die reden zal dit hoofdstuk de meeste aandacht besteden aan de procedure van

de gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord en worden het minnelijk akkoord en de

overdracht onder gerechtelijk gezag slechts uitzonderlijk vermeld.

127 I. VEROUGSTRAETE, “De afwikkeling van een gerechtelijke reorganisatie. Een summier overzicht van de

verschillende mogelijkheden binnen de WCO na de hervorming van 2013.”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX,

ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen

III, Antwerpen – Cambridge, Intersentia, 2014, (287) 300. 128 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (157) 159. 129 I. VEROUGSTRAETE, “De afwikkeling van een gerechtelijke reorganisatie. Een summier overzicht van de

verschillende mogelijkheden binnen de WCO na de hervorming van 2013.”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX,

ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen

III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (287) 300.

Page 47: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

47

104. Het is duidelijk dat de wetgever het slagen van de procedure prioritair beschouwde. Dit

blijkt niet letterlijk uit de wet, maar kan worden afgeleid uit de vergaande beperkingen van hun

executierechten waarmee schuldeisers te maken krijgen tijdens de periode van opschorting.130

De WCO van 31 januari 2009 werd echter gewijzigd bij wet van 27 mei 2013.131 Hoofddoel

van deze reparatiewet was om onduidelijkheden die de laatste jaren waren ontstaan weg te

werken en om de positie van schuldeisers toch enigszins te verbeteren.132 Uit onderstaande

bespreking zal echter blijken dat de wetgever niet volledig slaagde in het wegwerken van

onduidelijkheden.

105. Of een schuldeiser de voorkeur heeft voor een gerechtelijke reorganisatie dan wel het

instellen van een faillissementsprocedure hang veelal af van hun positie. Een gewone

schuldeiser heeft in het algemeen slechts beperkte recuperatiekansen in geval van een

faillissement, dus deze zal veelal de gerechtelijke reorganisatie verkiezen. Ook werknemers

zullen meestal een voorkeur hebben voor de gerechtelijke reorganisatie omdat zij hier meer

kansen hebben om bijvoorbeeld hun job te behouden, terwijl bij faillissement de belangen van

werknemers naar de achtergrond verplaatst zullen worden omdat nadruk hier zal liggen op

vergoeding van de schuldeisers. De bijzonder gewaarborgde schuldeisers zullen eerder de

omgekeerde voorkeur hebben, aangezien een reorganisatie risico geeft op uitholling van hun

onderpand.133

Bovenstaande bepalingen mogen echter niet zwart-wit gezien worden. Zoals verder zal blijken

zijn fiscus en RSZ vaak geen voorstander van het collectief akkoord, omdat zij in het

reorganisatieplan vaak minder gunstig behandeld werden dan andere schuldeisers. De

130 E. DIRIX, R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen Intersentia, 2010, (157) 158. 131 Wet van 27 mei 2013 tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen,

BS 22 juli 2013; (Hierna: reparatiewet van 27 mei 2013) 132 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 349. 133 P. COUSSEMENT, “Macht en onmacht van de verschillende stakeholders in een gerechtelijke reorganisatie

door collectief akkoord”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke

reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (65) 69.

Page 48: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

48

wetswijziging van 2013 bouwde echter een betere waarborg in voor deze schuldeisers,

waardoor dit argument opnieuw te relativeren is.134

106. Handleidingen van de WCO werden reeds in grote getalen geschreven. Daarin worden

de bepalingen van de WCO uitvoerig belicht, maar gaat men vaak niet dieper in op problemen

waar schuldeisers op kunnen botsen ten gevolge van hiaten in de wetgeving. In dit deel wordt

getracht om de tekortkomingen op te sporen waar schuldeisers in de procedure van gerechtelijke

reorganisatie mee te maken te krijgen. Er wordt eveneens geprobeerd om steeds een antwoord

of interpretatie op de juridische vraagstukken in deze context te bieden. Tenslotte wordt waar

mogelijk de terugkoppeling naar het Electrawinds-dossier gemaakt om de toepassing van de

verschillende bepalingen in de praktijk te schetsen.

107. Er wordt uitgegaan van een basiskennis van de WCO-wet, waardoor algemene

beginselen niet opnieuw worden uitgelegd, maar er onmiddellijk specifiek op het probleem

gefocust zal worden.

Afdeling 2. Periode tussen de aanvraag en het toestaan van de

procedure

108. De aanvraag van gerechtelijke reorganisatie geniet een grote mate van confidentialiteit.

Zij moet dus niet worden gepubliceerd. Het is pas in de fase waar de aanvraag wordt toegestaan

dat er verplichte publicatie is. Om de onderneming te begeleiden wordt er na het verzoek tot

opening van de procedure reeds een gedelegeerd rechter aangesteld. Deze kan voor zijn

onderzoek iedereen horen die hij wenst.135 Schuldeisers die dus weet hebben van de aanvraag

tot gerechtelijke reorganisatie kunnen de gedelegeerd rechter dus eventueel benaderen met het

verzoek om gehoord te worden.136

134 Infra 98, nr. 240 ev. 135 Art. 18 WCO. 136 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 150.

Page 49: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

49

109. Hier kan de vraag gesteld worden of deze ongelijke informatie geen nadelen voor andere

schuldeisers met zich meebrengt. Er is immers kans dat een schuldeiser die weet heeft van het

verzoek tot reorganisatie de gedelegeerd rechter benadert waardoor hij gehoord kan worden.

Schuldeisers die geen weet hebben van het verzoek zijn daarentegen niet in de mogelijkheid

om zelf te vragen om te worden gehoord terwijl zij misschien over elementen beschikken die

nuttig kunnen zijn voor de beoordeling door de gedelegeerd rechter. Deze laatsten kunnen dan

pas gehoord worden indien de gedelegeerd rechter zelf oordeelt dat er nood is om de onwetende

schuldeisers te horen.

110. Het belang van deze ongelijkheid mag echter niet overdreven worden. Het toestaan van

de procedure vereist immers geen grondige inhoudelijke analyse van de onderneming. Door de

open portaal benadering wordt elke onderneming wiens continuïteit onmiddellijk of op termijn

bedreigd is in de procedure toegestaan indien de vereiste vormvoorwaarden vervuld werden.137

Hierdoor kan het nut van schuldeisers om gehoord te worden gerelativeerd worden. Na het

toestaan van de procedure kan de voortijdige beëindiging immers nog gevorderd worden, indien

deze werd toegestaan op basis van onjuiste of onvolledige informatie.138 Dit heeft tot gevolg

dat het slechts zelden voorkomt dat schuldeisers voor de opening gehoord worden. Het kan hier

bijvoorbeeld gaan over de huisbankier of een cruciale leverancier.139

Afdeling 3. Tijdens de periode van opschorting

§ 1. Kennisgeving

1.1. Individuele mededelingen en bekendmaking in het Belgisch staatsblad

111. Schuldeisers hebben na het openen van een procedure tot gerechtelijke reorganisatie

recht op verschillende vormen van informatie. De reparatiewet van 27 mei 2013 deed reeds een

137 Art. 23, §1 WCO 138 Infra 73, nr. 178. 139 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 151.

Page 50: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

50

moedige poging om gebreken in deze kennisgeving te verhelpen, maar slaagde hier zo blijkt

toch niet volledig in.

112. De reparatiewet voorzag bijkomende informatie die krachtens artikel 26, §1 WCO moet

worden verschaft bij de publicatie van de opening van de gerechtelijke reorganisatie in het

Belgisch Staatsblad.140

113. Daarnaast werd ook het toepassingsgebied van de persoonlijke kennisgeving aan de

schuldeisers in de opschorting verruimd. Zo moet de schuldenaar niet alleen alle schuldeisers

in de opschorting persoonlijk op de hoogte brengen door de gegevens van het Belgisch

staatsblad mede te delen, maar moet hij sinds de reparatiewet141 ook een lijst van alle

schuldeisers in de opschorting overmaken bij de persoonlijke kennisgeving.142 Ook moeten de

schuldeisers op de hoogte worden gesteld van het bedrag van hun schuldvordering en eventueel

de daaraan verbonden zekerheid.143

114. De duur van de opschorting moet eveneens individueel worden meegedeeld,144 maar in

geval van verlening145 van de opschorting voorziet de wetgever slechts de bekendmaking in het

Belgisch Staatsblad. Bij voortijdige beëindiging van de procedure maakt men in elk geval het

vonnis bekend in het Belgisch Staatsblad. Indien de voortijdige beëindiging gebeurt door

verzaking aan zijn vordering tot gerechtelijke reorganisatie wordt dit persoonlijk ter kennis van

de schuldeisers gebracht zoals in artikel 26, §2 WCO.146

115. Volledigheidshalve moet hier nog worden vermeld dat de schuldeisers ook ten aller tijde

het dossier dat werd neergelegd ter griffie (elektronisch) kunnen inkijken.147 Dit dossier bevat

alle stukken betreffende de procedure waaronder verslagen van de gedelegeerd rechter en

eventuele gerechtsmandatarissen of voorlopige bewindvoerder, evenals adviezen van het

140 Art. 15 Reparatiewet 27 mei 2013. 141 Ibid. 142 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 359. 143 Art. 45 WCO. 144 Art. 26, §1, °4 WCO. 145 Art. 38, §4 WCO. 146 Art. 40, lid 4, WCO. 147 Art. 20 WCO.

Page 51: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

51

openbaar ministerie.148 Doel van dit dossier is om schuldeisers een beter beeld te verschaffen

van de toestand van de onderneming. De schuldeisers die werden opgenomen in lijst van

schuldvorderingen en partijen in de procedure krijgen rechtstreekse toegang terwijl andere

belanghebbenden de toegang tot het dossier moeten vragen aan de gedelegeerd rechter.149

1.2. Sanctie

116. Hoewel de reparatiewet van 27 mei 2013 de kennisgevingsverplichtingen aanzienlijk

uitbreidde, werd er geen specifieke sanctie voorzien voor de miskenning van één van deze

verplichtingen.

117. Indien men zelf redeneert kan tot de oplossing worden gekomen dat de gedelegeerd

rechter het vervolg van deze miskenning grotendeels bepaalt.150 Hij zal immers de

tekortkomingen van de schuldenaar opnemen in zijn verslagen, welke aan de rechtbank

overgemaakt worden en dus gevolgen kunnen hebben bij verdere stappen in de procedure.

118. Indien de gedelegeerd rechter van oordeel is dat de tekortkomingen in hoofde van de

schuldenaar dermate ernstig zijn, kan hij eveneens beslissen om artikel 41 WCO aan te wenden.

Hierdoor komt de zaak voor de rechtbank en kan de procedure tot gerechtelijke reorganisatie

voortijdig worden beëindigd op grond van het verstrekken van foutieve informatie.151

In dit geval zou het gebrek aan het geven van informatie gelijkgesteld worden aan het geven

van foutieve informatie. Beide tekortkomingen hebben immers tot gevolg dat de schuldeiser

benadeeld wordt. Het verslag wordt dan aan de voorzitter van de rechtbank en het openbaar

ministerie overgemaakt, waarna de schuldenaar wordt gehoord en een beslissing wordt gemaakt

na een eventueel advies vanwege het Openbaar Ministerie.152

148 Art. 20, §1 WCO. 149 Art. 20, §4 WCO. 150 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 360. 151 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 360 152 Ibid.

Page 52: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

52

§ 2. Kwalificatie van de schuldeisers en schuldvorderingen

2.1. Kwalificatie als gewone of buitengewone schuldeiser

119. Doordat de buitengewone schuldeisers een betere behandeling dan gewone schuldeisers

krijgen in de procedure van het collectief akkoord, is het voordelig om zich als schuldeiser in

deze positie te bevinden.

120. Voor de wetswijziging in 2013 probeerden gewone schuldeisers in de opschorting om

alsnog de hoedanigheid van buitengewone schuldeiser te verwerven door nog snel (al dan niet

eenzijdig) nieuwe zekerheden te bedingen. Vooral de fiscus, die een algemeen voorrecht geniet

maar in beginsel geen buitengewone schuldeiser is, poogde om zijn positie te verbeteren door

op het moment van de opschorting nog een wettelijke hypotheek te nemen op de

schuldvorderingen die reeds voor de opschorting bestonden, waardoor hij alsnog buitengewone

schuldeiser werd.153

121. Hierbij kan de vraag worden gesteld of het wijzigen van hoedanigheid tijdens de

opschorting nog mogelijk is.154 Nadat rechtspraak verdeeld reageerde besliste de wetgever bij

de aanpassing van de WCO in 2013 dat ‘de aard van de schuldvordering wordt vastgesteld op

moment van opening van de procedure’.155 Na de aanvraag tot opening van de procedure

kunnen nog steeds nieuwe zekerheden worden afgesloten, maar deze zullen de hoedanigheid

als gewone schuldeiser in de opschorting niet meer wijzigen.156 De fiscus wordt hierdoor terug

op zijn plaats gezet, aangezien het net de bedoeling van de wetgever was om de continuïteit van

de onderneming te waarborgen in plaats van de openbare besturen in een bevoorrechte positie

te plaatsen. Zij krijgen wel extra bescherming tegen te nadelige behandelingen door de

invoering van artikel 49/1 WCO, welk bepaalt dat de openbare besturen niet minder gunstig

153 P. FRANCOIS, “De aanpassing van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: geen wijziging

van de fundamenten, maar wel enkele fundamentele wijzigingen”, BFR 2013, (243) 246. 154 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie” in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 352. 155 Art. 2/1 WCO. 156 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie” in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 352.

Page 53: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

53

behandeld mogen worden dan de best behandelde gewone schuldeiser. De bespreking van dit

artikel gebeurt in een verder onderdeel van dit proefschrift.157

122. Bij het homologatievonnis van SE Electrawinds werd geoordeeld dat er geen redelijke

verantwoording was waarom Groenkracht CVBA als buitengewone schuldeiser werd

aangemerkt.158 De rechtbank keurde het reorganisatieplan toch goed, ondanks dit gebrek aan

verantwoording, aangezien geen van de andere schuldeisers de kans had gegrepen om de

schuldvordering van Groenkracht CVBA op SE Electrawinds te betwisten op basis van artikel

46 WCO.159

2.2. Buitenlandse schuldeiser

123. De Europese insolventieverordening is toepasselijk op zowel de procedure van

gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord als de procedure van de overdracht onder

gerechtelijk gezag. Dit wil zeggen dat beide procedures erkend worden in de Europese Unie

(met uitzondering van Denemarken) en dat Europese schuldeisers gebonden zullen zijn door de

opschorting. Wanneer het gaat om een situatie buiten de Europese Unie zal de opschorting via

het Wetboek van Internationaal Privaatrecht160 universeel erkend worden en doorwerken indien

de voornaamste vestiging, statutaire zetel of woonplaats van de schuldenaar in België ligt.161

Deze laatste regel is ook van toepassing op het gerechtelijk minnelijk akkoord.

124. We zagen in het Electrawinds dossier reeds een toepassing van de

insolventieverordening. Het ging daar echter niet om buitenlandse schuldeisers, maar om de

bevoegdheid van de Belgische rechter vast te stellen om een Belgische reorganisatieprocedure

te openen bij een buitenlandse onderneming. Dit werd in casu toegestaan omdat het centrum

van de voornaamste belangen van deze onderneming in België bleek te liggen, wat de vereiste

is om de reorganisatieprocedure te mogen openen.162

157 Infra 98, nr. 240 ev. 158 Kh. Gent (afd. Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 819 159 Supra 28, nr. 55. 160 Wetboek van Internationaal recht van 16 juli 2004, BS 27 juli 2004. (Hierna: WIPR) 161 Art. 116 WIPR 162 Supra 21, nr. 32

Page 54: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

54

2.3. Lijst van schuldvorderingen

125. Dit is een specifieke regel voor de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord.

Alle schuldvorderingen worden immers gebundeld en samengevoegd in een lijst van

schuldvorderingen. Hierdoor wordt een mooi beeld van de nog openstaande schulden van de

onderneming gevormd, welk als uitgangspunt zal dienen voor het opstellen van het

reorganisatieplan. Zoals hierboven reeds uiteen werd gezet moet deze lijst ook ter kennis

worden gebracht van de schuldeisers.163

126. Hoewel het opstellen van zulke lijst in beginsel wordt voorbehouden aan de schuldenaar,

is het ook mogelijk dat een schuldeiser proactief zelf melding doet aan de schuldenaar van zijn

schuldvordering.164 Dit staat niet in de wet, maar kan in het kader van de minnelijke

overeenstemming over de omvang en hoedanigheid van de schuldvordering worden aanvaard.

Inschrijving in en aanpassing van de lijst kan overigens alleen gebeuren door de schuldenaar

zelf.

127. Met betrekking tot de lijst van schuldeisers mogen ook de strafrechtelijke bepalingen

van artikel 72 WCO niet uit het oog verloren worden. Een strafrechtelijke vervolging is immers

mogelijk indien bepaalde schuldeisers wetens en willens niet in de lijst van schuldeisers werden

opgenomen.165 Deze vervolging geldt dus evenwel slechts voor het uitsluiten van bepaalde

schuldeisers uit de lijst en in beginsel niet voor het niet ter kennis brengen van deze lijst.

128. Het belang van de lijst van schuldvorderingen mag niet worden onderschat. Zij dient

immers als uitgangspunt voor het opstellen van het reorganisatieplan. Of het bedrag van de

schuldvordering op de lijst ook als basis dient om de omvang van het stemrecht van de

schuldeiser te bepalen is voer voor discussie. Sommige rechtsleer gaat hiervan uit,166 terwijl

163 Supra 50, nr. 113. 164 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 365. 165 Art. 72, °3 WCO 166 M. VANMEENEN, “De (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord”, DAOR 2011, (289) 291.

Page 55: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

55

anderen een verschillende mening hebben. Deze discussie wordt bij de bespreking van het

stemrecht beslecht.167

2.4. Bedrag van de buitengewone schuldvordering

129. In verband met het vaststellen van de omvang van de buitengewone schuldvordering

heerst er discussie.168 Het is onduidelijk of het onderliggende vermogensbestanddeel, dan wel

de waarde van de zekerheid in aanmerking genomen moet worden om vast te stellen in hoeverre

het bedrag van de schuldvordering buitengewoon is. Voorbeeld dat wordt gebruikt is een

schuldvordering van 1 miljoen euro waarop een hypotheek is ingeschreven ten belope van 500

000 euro. Er zijn 3 heersende strekkingen, waar vooral de eerste 2 bijval verdienen.

De eerste visie is van oordeel dat de buitengewone schuldeiser aanvaard moet worden voor zijn

volledige schuldvordering, namelijk 1 miljoen euro.

Volgens de tweede visie is er slechts een buitengewone schuldvordering ten belope het bedrag

waarvoor zijn zekerheid gevestigd is, dus 500 000 euro. Voor de overige 500 000 euro zou men

worden gezien als gewone schuldeiser in de opschorting.

Een laatste opvatting is van oordeel dat met de werkelijke waarde van de zekerheid rekening

moet worden gehouden. Indien het onroerende goed wordt geschat op 400 000 euro dan zal

men voor dit bedrag worden beschouwd als buitengewone schuldeiser, terwijl hij voor 600 000

euro gewone schuldeiser in de opschorting zal zijn.

Deze laatste visie is echter te bekritiseren aangezien zij onzekerheid met zich meebrengt. Ook

op de tweede visie is kritiek mogelijk aangezien niet alle zekerheden geplafonneerd zijn op een

167 Infra 80, nr. 196 ev.. 168 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 353.

Page 56: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

56

bepaald bedrag, waardoor dit ook geen algehele oplossing op het probleem is. De eerste visie

lijkt dus het best verdedigbaar. Zij wordt eveneens door de rechtspraktijk gehanteerd.169

2.5. Schuldvordering betwisten

130. Nadat de schuldenaar de schuldvordering ter kennis heeft gebracht van de schuldeiser

heeft deze laatste het recht om hier opmerkingen over te geven.

131. Om betwisting te vermijden wordt in sommige contracten vooraf uitdrukkelijk

bedongen voor welk bedrag de schuldeiser in elk geval zijn rechten mag laten gelden indien er

een gerechtelijke reorganisatie zou worden opgestart.170

132. Het is echter onduidelijk of andere schuldeisers door deze clausule gebonden zullen zijn.

Men moet immers rekening houden met artikel 1165 BW, dat bepaalt dat overeenkomsten

slechts gevolgen met zich zullen meebrengen voor de contracterende partijen en dat zij geen

nadeel mogen toebrengen aan derden.

2.5.1 Minnelijk akkoord

133. Indien de schuldeiser akkoord is met het bedrag en de kwalificatie die de schuldenaar

hem ter kennis bracht moet hij niks doen en zal de schuldvordering en de eventuele zekerheid

worden ingeschreven in de lijst van schuldvorderingen.

134. Indien hij echter niet akkoord is moet hij zijn bezwaren ter kennis brengen van de

schuldenaar. Hoewel dit niet in de wet staat, kunnen de schuldenaar en de schuldeiser dan

minnelijk tot een akkoord proberen te komen. Deze mogelijkheid vloeit voort doordat de

schuldenaar de lijst van schuldvorderingen mag aanpassen.171

169 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie” in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 352-353. 170 M. VANMEENEN, “De (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord,”, DAOR 2011, (289) 291. 171 Art. 46, §6 WCO.

Page 57: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

57

135. Er is echter ook een minnelijk akkoord met tussenkomst van de rechtbank mogelijk.172

Dit mechanisme werd gecreëerd om wijziging van de schuldvordering mogelijk te maken vlak

voor de stemmingszitting voor schuldeisers waarvan de omvang schuldvordering slechts op een

later tijdstip kon worden vastgesteld. Er moet hier echter sprake zijn van een eensluidend

verzoek van zowel de schuldenaar als de schuldeiser.

De meerwaarde van deze mogelijkheid kan echter in vraag worden gesteld. Het is immers

onduidelijk waarom de partijen naar de rechtbank zouden trekken om de schuldvordering te

laten bevestigen, terwijl de schuldenaar zelf de mogelijkheid heeft om de schuldvorderingen in

de lijst aan te passen tot 8 dagen voor de stemmingszitting. Het kan moeilijk worden ingebeeld

dat het de bedoeling van de wetgever was dat elke minnelijke aanpassing van de lijst moet

gebeuren via een beschikking van de rechtbank.173 Dit zou immers onnodige werklast voor de

rechtbank en overbodige kosten met zich meebrengen. Het is vreemd dat er tussenkomst van

de rechtbank voorzien wordt terwijl beide partijen akkoord zijn met de aanpassing en de

schuldenaar de mogelijkheid heeft om de lijst zonder rechterlijke tussenkomst aan te passen.

2.5.2 Formele betwisting

136. Indien de schuldenaar en de schuldeiser echter niet tot een vergelijk komen, kan een

officiële betwistingsvordering worden ingesteld door de schuldeiser.174 Hier kan de schuldeiser

zowel zijn eigen schuldvordering zoals die in de lijst werd opgenomen als de schuldvordering

van een andere schuldeiser betwisten. Dit laatste zal in de praktijk echter minder evident zijn.

Hoewel de schuldeisers een lijst ontvangen van alle schuldvorderingen in de opschorting, zijn

schuldeisers in beginsel niet op de hoogte van de concrete overeenkomsten van de schuldenaar

met andere schuldeisers en kunnen zij de correctheid van de andere schuldvorderingen dus

moeilijk inschatten.

172 Art. 46, §1, tweede lid WCO. 173 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 365. 174 Art. 46 WCO.

Page 58: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

58

137. De betwisting moet minimaal 14 dagen voor de stemmingszitting gebeuren. Indien hij

dit niet doet wordt hij in de stemming en het reorganisatieplan opgenomen voor het

oorspronkelijk voorgestelde bedrag van de schuldenaar. Deze regel werd ingevoerd om te

verhelpen dat schuldeisers pas op de stemmingszitting zelf de betwisting van de opgenomen

schuldvordering zouden opwerpen.175

138. Indien de betwisting tijdig werd ingesteld zal de rechtbank onmiddellijk het bedrag van

de schuldvordering vaststellen, of een voorlopig bedrag bepalen. Dit laatste komt voor wanneer

een andere rechtbank bevoegd is om het effectieve bedrag vast te stellen of wanneer de

effectieve beslissing op een later tijdstip wordt gemaakt. De schuldeiser zal dan voor dit

voorlopige bedrag worden opgenomen in het reorganisatieplan en de stemming. Hier staat geen

enkel rechtsmiddel tegen open. Wanneer het effectieve bedrag van de schuldvordering na

stemming en homologatie van het reorganisatieplan komt vast te staan, bepaalt artikel 57, lid 1

WCO dat deze schuldvorderingen worden betaald zoals voor schuldvorderingen van dezelfde

aard is voorzien. Aangezien tegen het voorlopig toegekende bedrag geen rechtsmiddelen

ingesteld kunnen worden en zij na het vaststellen van het effectieve bedrag genoegen moeten

nemen met de terugbetaling zoals schuldvorderingen van dezelfde aard, worden deze

schuldeisers de facto met hun rug tegen de muur gezet. Zij hebben immers niks in handen om

achteraf het reorganisatieplan nog te wijzigen, indien voor de categorie van haar

schuldvordering slechts beperkte terugbetaling wordt voorzien bijvoorbeeld. Hieruit blijkt

opnieuw de prioriteit die de wetgever heeft gegeven aan het belang van herstel van de

onderneming boven garanties voor de schuldeisers.

139. Zoals hierboven reeds enkele malen werd vermeld, was de niet-betwisting van de

buitengewone schuldvordering van Groenkracht CVBA op SE Electrawinds de oorzaak

waardoor het reorganisatieplan gehomologeerd werd.176 De rechtbank was immers van oordeel

dat uit het gebrek van betwisting van deze schuldvordering de toestemming van de schuldeisers

mocht worden afgeleid. Dit is op z’n zachtst uitgedrukt een opmerkelijke redenering, aangezien

175 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 366 176 Supra 28, nr. 55.

Page 59: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

59

deze kwalificatie ook (impliciet) gevolgen kan hebben voor andere belanghebbenden die niet

konden protesteren op grond van artikel 46 WCO.

§ 3. Verhaalsrechten

140. De aanvraag tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie brengt reeds

gevolgen met zich mee waardoor de rechten van schuldeisers ingeperkt worden. Dit verzoek

doet immers een verbod op tegeldemaking ontstaan.177 Hierdoor is het leggen van bewarend

beslag wel nog mogelijk. Ook uitvoerend beslag kan gelegd worden, maar dit zal echter niet

kunnen leiden tot gedwongen verkoop. Een dagvaarding in faillissement blijft eveneens

mogelijk, het is slechts de uitspraak ervan die zal worden opgeschort.178 Er wordt immers

voorkomen dat uitvoeringsmaatregelen genomen kunnen worden die de continuïteit van de

onderneming in het gedrang brengen.

141. Tijdens de periode van opschorting, dus nadat het openen van de procedure werd

toegestaan, kunnen er geen middelen van tenuitvoerlegging meer worden aangewend of

voortgezet én kan geen beslag meer worden gelegd. Reeds gelegde beslagen blijven wel gelden,

maar daar kan eventueel de opheffing van worden aangevraagd.179 De rechtbank staat dit toe

indien dit ‘geen beduidend nadeel voor de schuldeiser met zich meebrengt’. Bij de vroegere

wet gerechtelijk akkoord was dit mogelijk ‘naargelang de omstandigheden’. De huidige

omschrijving heeft ondanks haar andere formulering eveneens een ruim toepassingsgebied. Het

verzoek wordt beoordeeld onder meer rekening houdend met: het voorwerp van het beslag, het

belang voor de reorganisatieprocedure, de positie van de schuldeiser tegenover andere

schuldeisers en diens positie in geval van een faillissement.180 Dit komt eigenlijk neer op een

afweging die de rechter zal maken tussen het nadeel dat het beslag berokkent aan de schuldenaar

177 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (157) 162. 178 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 151. 179 Art. 31, lid 2 WCO 180 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, uit: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (157) 165.

Page 60: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

60

en de risico’s die de handlichting met zich meebrengt voor de schuldeiser.181 Hier kan echter

de bedenking worden gemaakt dat zulk ruim interpretatiegebied rechtsonzekerheid teweeg kan

brengen.

142. De vraag stelt zich welke goederen precies onder het verbod op tegeldemaking vallen.

Bepaalde rechtsleer leest wettekst letterlijk waardoor middelen van tenuitvoerlegging slechts

verboden zouden zijn op goederen waarvan de schuldenaar effectief eigenaar is. Op goederen

die werden geleverd met eigendomsvoorbehoud of in consignatie gegeven goederen is

tenuitvoerlegging volgens hen wél toegelaten.182 Anderen, die overigens een duidelijke

meerderheid uitmaken, bepalen terecht dat bovenstaande visie duidelijk afwijkt van de wil

van de wetgever. Met goederen van de eigenaar wordt volgens hen de goederen bedoeld

waarvan de schuldenaar de economische eigenaar is.183

§ 4. Vrijwillige betaling

4.1. Bepaling

143. De WCO geeft de schuldenaar de mogelijkheid om vrijwillige betalingen te doen aan

schuldeisers.184 Enige voorwaarde die wordt gesteld is dat deze betaling nodig is voor de

continuïteit van de onderneming.

144. Er moet bij de vrijwillige betaling op basis van artikel 33 WCO geen rekening worden

gehouden met de gelijkheid van schuldeisers noch met de eventuele wettelijke redenen van

voorrang.185

181 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 369. 182 S. LOOSVELD, “De lopende overeenkomsten en insolventie (faillissement en gerechtelijke reorganisatie): een

stand van zaken”, RGAB 2009, (520) 525. 183 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 154. 184 Art. 33, §1 WCO. 185 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 370.

Page 61: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

61

145. Het artikel is echter niet onbeperkt toepasbaar. De wet vereist immers dat de

terugbetalingen slechts mogen worden verricht in zoverre deze vereist zijn voor de continuïteit

van de onderneming.186 De specifieke invulling van deze voorwaarde is echter onduidelijk. De

parlementaire voorbereiding leert ons dat deze betalingen de onderneming niet in gevaar mogen

brengen en dat deze niet gepaard mogen gaan met bedrog.187 De vervroegde betaling behoeft

dus een motivering door de schuldenaar. Deze motivering kan onder meer worden uitgedrukt

in het raam van bijkomende informatieplichten die werden opgelegd door de rechtbank188, of

in het bepalend gedeelte189 van het reorganisatieplan.190

146. In deze context kan tenslotte nog vermeld worden dat de schuldenaar na de homologatie

van het reorganisatieplan nog steeds vrijwillige betalingen kan verrichten aan bepaalde

schuldeisers. Hij verricht deze betalingen dan wel op eigen risico van sancties.191

4.2. Gevolgen in een navolgend faillissement

147. Om absolute uitvoering te verlenen aan de mogelijkheid van de vrijwillige betaling werd

vastgesteld dat de artikelen 17, °2 en 18 van de faillissementswet niet van toepassing zullen

zijn.192 Hierdoor kunnen de betalingen niet meer in vraag gesteld worden bij een eventueel later

faillissement van de schuldenaar.193

186 A. DE WILDE, “Gelijkheid tussen schuldeisers. Toetsing aan de hand van de wet op de continuïteit van de

ondernemingen. – All animals are equal, but some animals are more equal than others”, in: P. MARTENS, F.

WIJCKMANS, A. DE WILDE en J. CATTARUZZA, Tendensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in

de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, (77) 93. 187 Amendement betreffende de continuïteit van de ondernemingen, Parl.St. Kamer, 2008, nr 0160/002, 61; J.

WINDEY, “Les effets de la loi de 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises sur les créanciers et leurs

garanties” in: C. ALTER, L. PELTZER, J. WINDEY en A. ZENNER, La loi du 31 janvier 2009 relative à la

continuité des entreprises,Brussel, Larcier, 2009, (95) 119. 188 Art. 24, §4 WCO. 189 Art. 47, §1 WCO. 190 A. VAN HOE, “Continuïteit voor de wet continuïteit ondernemingen”, RW 2013, (1202) 1217. 191C. ALTER, “La procedure de réorganisation (les different options ainsi que les mesures extrajudicaires)” in: C.

ALTER, L. PELTZER, J. WINDEY en A. ZENNER, La loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des

entreprises, Brussel, Larcier, 2009, (43) 84. 192 Art. 33, §6 WCO 193 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 370.

Page 62: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

62

Bij toepassing van deze artikels uit de faillissementswet kunnen betalingen in geld van niet

vervallen schulden en betalingen in iets anders dan geld van vervallen schulden immers niet

aan de boedel worden tegengeworpen indien zij werden gesteld tijdens de verdachte periode.194

De betaling van vervallen schulden is niet tegenstelbaar indien de begunstigden kennis hadden

van de staking van betaling.195 De toepassing van deze artikels wordt uitdrukkelijk uitgesloten

bij de vrijwillige betaling in het kader van een gerechtelijke reorganisatie. Dit komt de

rechtszekerheid van zowel de schuldenaar als de schuldeiser ten goede aangezien de gedane

betalingen achteraf niet meer herroepen kunnen worden.

148. In een navolgend faillissement kan artikel 20 van de faillissementswet eventueel wel

worden ingeroepen. Dit is de faillissementspauliana, welke de niet tegenwerpelijkheid van

handelingen en betalingen tot gevolg heeft indien deze werden verricht met bedrieglijke

benadeling van de rechten van de schuldeisers. Bepaalde rechtsleer lijkt echter niet te geloven

in het inroepen van de actio pauliana voor vrijwillige betalingen in het kader van een collectief

akkoord.

4.3. Gevaar voor misbruik

149. De bepaling die de vrijwillige terugbetaling toestaat is enerzijds positief en

noodzakelijk, aangezien de schuldenaar in de mogelijkheid moet zijn om flexibel betalingen te

doen aan deze schuldeisers waarmee een blijvende relatie nodig is om de onderneming te

kunnen verderzetten.196

Anderzijds opent dit ook een deur voor misbruik. Bepaalde schuldeisers kunnen immers sterk

worden benadeeld ten opzichte van andere die betaling ontvingen door de vrijwillige betaling.

Schuldeisers met een feitelijke machtspositie, bijvoorbeeld belangrijke leveranciers, hebben

hierdoor immers een middel om druk uit te oefenen op de schuldenaar om reeds betaling te

194 Art. 17, °2 Faill.Wet. 195 Art. 18 Faill.Wet. 196 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 155.

Page 63: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

63

verkrijgen voor de andere schuldeisers.197 Ook selectieve betalingen aan bijvoorbeeld

verbonden vennootschappen of bestuurders zijn denkbaar.198

150. Deze bepaling kan zware discriminatie van de andere schuldeisers met zich

meebrengen. Het totale beschikbare bedrag om schuldvorderingen te voldoen wordt immers

kleiner, waardoor schuldeisers die nog niet vergoed werden hun kansen op volledige

terugbetaling van hun schuldvordering zien slinken.

151. Door de invoering van de voorwaarde van het belang voor de continuïteit in de

reparatiewet van 27 mei 2013 probeerde de wetgever het risico op misbruiken te verminderen.

Hierdoor is het nu duidelijk dat bijvoorbeeld het betalen van een lening die door een

aandeelhouder werd verstrekt niet kadert binnen het waarborgen van de continuïteit, terwijl de

betaling van een leverancier die tijdens de opschorting blijft leveren wel verantwoord is. 199

152. Niet alles is echter even zwart-wit te stellen. Er zijn immers veel vrijwillige betalingen

denkbaar waar niet duidelijk te zien is of zij al dan niet vereist waren om de continuïteit van de

ondernemingen te waarborgen. Zo kan een vrijwillige betaling eventueel ook kaderen in een

ruimere overeenkomst bij het uitwerken van het reorganisatieplan, waar het globale plaatje dus

in rekening moet worden gebracht.200 Bij twijfel zal de schuldenaar moeten kunnen aantonen

dat de vervroegde betaling dienend was voor de continuïteit van de onderneming.201 De

scheidingslijn tussen favoritisme en rechtmatige betalingen is evenwel dun.202

197 A. DE WILDE, “Gelijkheid tussen schuldeisers. Toetsing aan de hand van de wet op de continuïteit van de

ondernemingen. – All animals are equal, but some animals are more equal than others”, in: P. MARTENS, F.

WIJCKMANS, A. DE WILDE en J. CATTARUZZA, Tensensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in

de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, (77) 93. 198 J. BEKAERT, “De WCO: de schuldeisers schaakmat?” in: ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, De

vennootschap in de verschillende takken van het recht, Gent, Larcier, 2013, (81) 102. 199 P. FRANCOIS, “De aanpassing van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: geen wijziging

van de fundamenten, maar wel enkele fundamentele wijzigingen”, BFR 2013, (243) 251. 200 Ibid. 251 – 252. 201 Ibid. 251 – 252. 202 A. VAN HOE, “Continuïteit voor de wet continuïteit ondernemingen”, RW 2013, (1202) 1216.

Page 64: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

64

4.4. Sanctie

153. Ondanks het grote risico op discriminatie tussen schuldeisers is er geen sanctie voorzien

indien deze bepaling misbruikt wordt. Dit wordt terecht betreurd in de rechtspraak.

154. Er zijn wel enkele mogelijkheden voorhanden om tegen onrechtmatig gebruik van dit

artikel tegen te gaan. Men kan eventueel redeneren dat de stopzetting van de procedure bevolen

kan worden indien blijkt de terugbetalingen niet werden gedaan met het oog op behoud van de

continuïteit van de onderneming.203 Ook kan homologatie van het reorganisatieplan geweigerd

worden bij vrijwillige betalingen die gebeuren in strijd met dit voorschrift.204 Schuldeisers

kunnen eventueel ook tegen onrechtmatig verrichte betalingen opkomen door de pauliaanse

rechtsvordering te gebruiken. Bepaalde rechtsleer stelt zich echter vragen bij de effectieve

uitoefening van deze laatste vordering. Volgens hen zal het bewijs dat aan de voorwaarden voor

deze vordering werd voldaan immers moeilijk te leveren zijn.205

§ 5. Schuldvergelijking

5.1. Algemeen

155. Door artikel 34 WCO is schuldvergelijking tussen schuldvorderingen in de opschorting

en schuldvorderingen die ontstaan zijn tijdens de opschorting slechts toegestaan indien beide

schuldvorderingen verknocht zijn. Deze bepaling is echter niet van toepassing op de wet van

de Financiële zekerheden.206

203 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 370. 204 Ibid. 205 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2010, (157) 176-177; J. BEKAERT, “De WCO: de schuldeisers

schaakmat?” in: DE ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, De vennootschap in de verschillende takken

van het recht, Gent, Larcier, 2013, (81) 102; M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke

reorganisatie”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.),

Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 371, voetnoot 103. 206 Wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake

zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten, BS 1 februari 2005.

(Hierna: WFZ)

Page 65: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

65

156. Het compenseren van schuldvorderingen is een goede zaak voor schuldeisers. Zij

kunnen hierdoor immers betaling afdwingen ondanks het verbod op tenuitvoerlegging.

Daarenboven kan de schuldeiser op die manier (al dan niet gedeeltelijk) aan een herleiding van

zijn schuldvordering in het reorganisatieplan ontsnappen.207

5.2. Vereiste van verknochtheid

157. Er kunnen echter vragen worden gesteld naar de effectieve betekenis van het begrip

‘verknocht’. Het is eveneens onduidelijk of ook louter conventioneel bedongen samenhang de

toepassing van deze bepaling kan genieten, of dat toch een zekere band met de werkelijkheid

vereist is.208

158. Indien men artikel 34 WCO letterlijk leest komt dit erop neer dat schuldvergelijking

slechts mogelijk is bij conventionele schuldvergelijking krachtens de wet Financiële

zekerheden en wettelijke schuldvergelijking tussen oude en nieuwe schuldvorderingen bij

verknochtheid. Deze bepaling zou voortkomen uit de cassatiearresten van 7 april 2006 en 6 juni

2006.209 Hier werd eerst bevestigd dat de regel ‘na samenloop kan geen schuldvergelijking meer

optreden tenzij verknochtheid’, ook geldt voor de wet gerechtelijk akkoord. In het arrest dat

daarop volgde bepaalde het Hof van Cassatie dat de wet gerechtelijk akkoord het fixatiebeginsel

inhoudt zonder dat hierdoor een samenloop ontstaat die schuldvergelijking met schuldvordering

die ontstonden voor de opschorting volledig uitsluit. Dat deze regel in de WCO werd

overgenomen en verknochtheid vereist alvorens schuldvergelijking toe te laten is opmerkelijk

omdat bovenstaande cassatiearresten gebaseerd zijn op de hypothese van samenloop. 210

207 N. VAN LANDUYT, “Schuldvergelijking en rechtsmisbruik in het kader van de wet continuïteit

ondernemingen”, RAGB 2011, (667) 667. 208 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 157. 209 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 157. 210 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (157) 178.

Page 66: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

66

159. Aangezien er dus geen samenloop ontstaat in de WCO is het zo dat deze bepaling een

loutere uitzondering is op de principiële compensatiemogelijkheid tussen schuldvorderingen.

Compensatie blijft dus steeds mogelijk, maar indien men wil compenseren tussen

schuldvorderingen in de opschorting en schulden ontstaan tijdens de opschorting wordt de

bijkomende voorwaarde van samenhang gesteld.211

160. De vereiste van samenhang zorgt voor uiteenlopende visies in de rechtsleer. Zo zijn

enkelen van mening dat de verknochtheidsvereiste strijdig is met het grondwettelijk

discriminatieverbod aangezien er geen sprake is van samenloop tijdens de opschorting en dit

onderscheid dus niet zou mogen worden gemaakt. 212 Artikel 34 mag volgens hen geen afbreuk

doen aan het recht op wettelijke schuldvergelijking door het te beperken tot samenhang. Zij zijn

dan ook van oordeel dat deze exceptie maximale toepassing moet kunnen genieten, zodat louter

conventioneel bedongen samenhang voldoende is.213

Strijdigheid met discriminatieverbod is volgens andere auteurs dan weer een brug te ver.

Volgens hen had de wetgever gegronde redenen om voor deze gedifferentieerde aanpak te

kiezen. Volgens hen zou haast elke bepaling in de Belgische rechtsorde die een materie

gedifferentieerd regelt een schending van het discriminatieverbod kunnen uitmaken indien

bovenstaande visie wordt gevolgd.214 Zij zijn ook terecht van oordeel dat er steeds een band

moet zijn met de economische werkelijkheid, dus dat een te ruime interpretatie van de exceptie

zoals louter conventionele samenhang niet kan worden toegelaten.215

211 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (157) 157. 212 Ibid. 99-100.; J. WINDEY, “Les effets de la loi de 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises sur

les créanciers et leurs garanties” in: C. ALTER, L. PELTZER, J. WINDEY en A. ZENNER, La loi du 31 janvier

2009 relative à la continuité des entreprises,Brussel, Larcier, 2009, (95) 119, voetnoot 80. 213 A. ZENNER, De wet op de continuïteit van ondernemingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, 99. 214 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 157, voetnoot 17. 215 Ibid. 157.; N. VAN LANDUYT, “Schuldvergelijking en rechtsmisbruik in het kader van de wet continuïteit

ondernemingen”, RAGB 2011, (667) 670.

Page 67: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

67

161. In verband met artikel 8 en 9 van de Hypotheekwet wordt gesteld dat deze bepalingen

niet van openbare orde zijn.216 Hierdoor kunnen schuldeisers afstand doen van hun recht op

schuldvergelijking, zelfs indien de schuldvorderingen samenhangend zijn.

5.3. Onverminderd de Wet op de Financiële zekerheden

162. Compensatie op grond van de wet Financiële zekerheden is dus wel mogelijk. Hier zijn

vooral de artikels 14 en 15 WFZ van belang. Deze bepalen immers de voorwaarden waaraan de

schuldvordering moet voldoen alvorens compensatie kan optreden. Artikel 14 bepaalt dat

nettingsovereenkomsten (waaronder een compensatiebeding, beding van eenheid van rekening

en rekening-courant begrepen zijn) tegenwerpelijk zijn aan de schuldeisers in geval van opening

van een insolventieprocedure. Artikel 15 WFZ bepaalt dan dat deze overeenkomsten effectief

rechtsgevolgen hebben indien ze werden gesloten voor de opening van de insolventieprocedure.

Schuldvergelijking is dus maar mogelijk indien zowel de overeenkomst houdende de

contractuele compensatie én beide vorderingen bestonden op het moment van het openen van

de insolventieprocedure. Er wordt geoordeeld dat een vordering ‘bestaat’ op het moment dat de

oorzaak van de vordering vast komt te staan.217 Doordat de wetgever voorrang geeft aan de Wet

Financiële Zekerheden boven de procedure van de WCO kan worden geoordeeld dat zij in dit

geval toch de belangen van (bepaalde) schuldeisers heeft laten primeren op dit vlak.218

5.4. Verbod op schuldvergelijking in het reorganisatieplan

163. Compensatie tussen een schuldvordering in de opschorting en een schuld ontstaan na de

homologatie is bijvoorbeeld ook toegestaan, tenzij het reorganisatieplan voorziet in een verbod

op schuldvergelijking.219 Zulk verbod kan immers in het reorganisatieplan worden opgenomen

maar slechts indien het niet over samenhangende vorderingen gaat.220

216 Infra. 89, nr. 219. 217 N. VAN LANDUYT, “Schuldvergelijking en rechtsmisbruik in het kader van de wet continuïteit

ondernemingen”, RAGB 2011, (667) 670-671 218 Ibid, 674. 219 A. ZENNER, De wet op de continuïteit van ondernemingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, 99; E. DIRIX en R.

JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX,

M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen,

Intersentia, 2010, (157) 158. 220 Art. 49, lid 3 WCO

Page 68: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

68

164. Er kan dus voorbijgegaan worden aan de rechten van bepaalde schuldeisers door een

compensatieverbod in het reorganisatieplan te bedingen. Dit plan wordt immers toegestaan

indien de vereiste meerderheden behaald worden en heeft dan ook weerslag op schuldeisers die

tegen het plan stemden. Daarom wordt toch een beperking van het te bedingen

compensatieverbod opgelegd, namelijk dat compensatie van samenhangende vorderingen niet

verboden kan worden in het reorganisatieplan. Afstand doen van het compensatierecht van

samenhangende vorderingen heeft dus individuele toestemming van de schuldeiser in kwestie

nodig.221

§ 6. Lopende overeenkomsten

6.1. Toepassingsgebied

165. In beginsel is de regel dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie geen afbreuk

doet aan de continuïteit van de lopende overeenkomsten. Er wordt geen verdere verklaring

gegeven aan het begrip ‘lopende overeenkomst’, waardoor we er kunnen van uitgaan dat het

om lopende overeenkomsten in het algemeen gaat en er dus geen specifieke overeenkomsten

uit het toepassingsgebied worden gesloten.222 Met deze interpretatie zullen ook ‘intuitu

personae’ overeenkomsten terecht bij de lopende overeenkomsten horen.223

6.2. Opzeggingsbedingen

166. De bepalingen uit de WCO zijn dwingend, waardoor bedingen die het einde van de

overeenkomst voorschrijven in geval van een procedure van gerechtelijke reorganisatie geen

uitwerking kunnen hebben.224 Ruimere bedingen zoals bijvoorbeeld beëindiging van de

overeenkomst bij contractuele wanprestatie zijn ook aan voorwaarden onderworpen. Indien er

221 A. DE WILDE, “Gelijkheid tussen schuldeisers. Toetsing aan de hand van de wet op de continuïteit van de

ondernemingen. – All animals are equal, but some animals are more equal than others”, in: P. MARTENS, F.

WIJCKMANS, A. DE WILDE en J. CATTARUZZA, Tensensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in

de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, (77) 100-101. 222 J. WINDEY, “Les effets de la loi de 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises sur les créanciers et

leurs garanties” in: C. ALTER, L. PELTZER, J. WINDEY en A. ZENNER, La loi du 31 janvier 2009 relative à

la continuité des entreprises, Brussel, Larcier, 2009, (95) 119, voetnoot 80. 223A. ZENNER, De wet op de continuïteit van ondernemingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, 101; I.

VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.) De

wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 158. 224 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 158.

Page 69: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

69

contractuele wanprestatie is door de schuldenaar voordat de opschorting werd toegekend krijgt

de schuldenaar als het ware een tweede kans. De overeenkomst mag immers slechts beëindigd

worden indien de schuldenaar zijn verbintenis 15 dagen na het ontvangen van een

ingebrekestelling van de schuldeisers in de opschorting nog steeds niet heeft uitgevoerd.225 De

schuldeiser moet na het toekennen van de opschorting dus ook een nieuwe ingebrekestelling

sturen.226

6.3. Niet-uitvoeringsexceptie

6.3.1 Toepassingsgebied

167. Een sterk drukkingsmiddel dat de schuldenaar in het kader van de lopende

overeenkomsten heeft is artikel 35, §2 WCO. Dit artikel bepaalt dat de schuldenaar kan

beslissen om lopende overeenkomsten niet langer uit te voeren tijdens de opschorting. Hij kan

dit indien niet-uitvoering noodzakelijk is om een reorganisatieplan te kunnen voorstellen aan

schuldeisers, of om een overdracht onder gerechtelijk gezag mogelijk te maken. Het gaat hier

dan niet om een beëindiging van de overeenkomst, maar eerder om een tijdelijke schorsing van

de activiteiten ten opzichte van de schuldeiser. Hierbij kan het om zowel opeenvolgende als

aflopende prestaties gaan.227 Deze beslissing kan echter wel heel verregaande gevolgen hebben

voor de schuldeiser tegenover wie de prestaties worden opgeschort, bijvoorbeeld in het geval

dat de prestaties vanwege de schuldenaar van groot belang waren voor de activiteiten van de

schuldeiser.

Die beslissing zorgt ervoor dat de schuldeiser op zijn beurt zijn eigen prestaties eveneens mag

opschorten. Hij mag ook alle feitelijke zekerheidsmechanismes van gemeen recht gebruiken

zoals de enac en het retentierecht. Indien de schuldeiser deze mogelijkheid niet zou hebben, zou

dit een onredelijk zware last op zijn de schouders leggen.

225 A. ZENNER, De wet op de continuïteit van ondernemingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, 102. 226 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 159. 227 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 160.

Page 70: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

70

6.3.2 Noodzakelijkheidscriterium

168. De beslissing om het contract niet langer uit te voeren moet ‘noodzakelijk’ zijn om de

continuïteit van de onderneming te kunnen waarborgen. Deze mogelijkheid moet immers de

uitzondering blijven en mag geen vaste methode worden om de rendabiliteit van de

onderneming snel te verhogen.228 Bij deze regel wordt de bewijslast omgekeerd doordat de

schuldenaar de buitengewoon zware last van de prestatie moet aantonen om de niet-uitvoering

te rechtvaardigen.229

169. Uit de parlementaire voorbereiding van de WCO blijkt dat het aan de partijen en indien

zij niet overeenkomen, aan de rechter toekomt om de begrippen in te vullen. Hij zal dus bepalen

of het einde van uitvoering van de overeenkomst door de schuldenaar al dan niet

gerechtvaardigd kan worden door het noodzakelijkheidscriterium. Hierbij moet men het doel,

namelijk vlotte werking van de procedure, goed in het achterhoofd houden. 230

170. Hoewel de schuldenaar de noodzaak moet aantonen, staat in de WCO de bescherming

van de schuldenaar diens continuïteit voorop. Het is dus heel onwaarschijnlijk dat de rechter

zou beslissen dat het niet langer uitvoeren van de overeenkomst door de schuldenaar op grond

van artikel 35, §2 WCO rechtsmisbruik zou uitmaken. Er zal immers steeds een ruime

interpretatie gebeuren van het noodzakelijkheidsbegrip, om de schuldenaar zo veel mogelijk

bescherming te bieden.

Het feit dat slechts van het artikel gebruik gemaakt kan worden indien er een band van

noodzakelijkheid is tussen de uitvoering en continuïteit, voorziet naar alle waarschijnlijkheid

voldoende bescherming, waardoor de figuur van het rechtsmisbruik niet meer moet worden

ingeroepen.231

228 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 160. 229 J. WINDEY, “Les effets de la loi de 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises sur les créanciers et

leurs garanties” in: C. ALTER, L. PELTZER, J. WINDEY en A. ZENNER, La loi du 31 janvier 2009 relative à

la continuité des entreprises, Brussel, Larcier, 2009, (95) 116. 230 Wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen,

Parl.St. Kamer 2010-14, nr. 2692/001, 19. 231 C. VERBRUGGEN en S. VAN OMMESLAGHE, “Abus de droit et loi sur la continuïté des entreprises”, in:

A. ZENNER en M. DAL, Actualité de la continuïté, continuïté de l’actualité: Etats généraux de la continuïté des

entreprises, Brussel, Larcier, 2012, (99) 125.

Page 71: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

71

6.4. Strafbedingen

171. Schadevergoeding die uit deze niet-uitvoering voortvloeit is in beginsel een

schuldvordering in de opschorting. Voor strafbedingen is in een aparte regeling voorzien in de

WCO. Strafbedingen zijn forfaitaire bedragen voor schade die de schuldeiser heeft door het niet

naleven van de hoofdverbintenis. Deze bedingen blijven zonder gevolg tijdens de periode van

opschorting tot na de uitvoering van het reorganisatieplan,232 aangezien de wetgever zulke

bedingen immers zo veel mogelijk wil weren uit de reorganisatieprocedure.233 Wat de

schuldeiser wel kan doen is pogen om de effectief geleden schade aan te tonen en deze te laten

opnemen in zijn schuldvordering in de opschorting.234 Dit brengt echter wel een vermoeden van

verzaking aan het strafbeding met zich mee.235 Ook na uitvoering van het reorganisatieplan of

bij een later faillissement of ontbinding kan het strafbeding dan geen uitvoering meer verkrijgen

en speelt het vermoeden van afstand verder door.

6.5. Praktische toepassing

172. Omdat bovenstaande regeling van de lopende overeenkomsten vrij theoretisch klinkt

wordt hier de link gemaakt met de praktijk. Het lot van de lopende overeenkomsten speelt vaak

een belangrijke rol, onder meer bij kredieten. In beginsel heeft het openen van de procedure

van gerechtelijke reorganisatie geen invloed op het krediet. De overeenkomst mag om deze

reden immers niet worden opgezegd, ook niet indien op basis van een uitdrukkelijk ontbindend

beding. De vorderingen op termijn worden dus niet ineens opeisbaar en ook de intresten zullen

in beginsel verder blijven lopen.

173. De overeenkomst loopt in beginsel dus gewoon verder. Indien het krediet (deels) moest

worden terugbetaald voor de toekenning van de opschorting en dit niet gebeurde kan de

232 Art. 35, §3, lid 1 WCO. 233 E. DIRIX en R. JANSEN, “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende overeenkomsten”, in: K.

BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (157) 192; Wetsvoorstel betreffende de continuïteit van de

ondernemingen, Parl.St. Kamer 2007-08, 0160/001, 22. 234 Art. 35, §3, lid 2 WCO 235 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 161.

Page 72: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

72

overeenkomt eveneens niet onmiddellijk worden opgezegd. Er is bij de toekenning van de

opschorting een nieuwe ingebrekestelling vereist en de schuldenaar heeft vanaf dan 15 dagen

om de schuld alsnog te voldoen. Pas indien na deze termijn nog steeds geen betaling werd

ontvangen zal de overeenkomst beëindigd kunnen worden en zullen de schuldvordering en

eventuele schadevergoeding die hieruit voortvloeien beschouwd worden als schuldvorderingen

in de opschorting.236 Indien het contract echter voorzag in een strafbeding zal dit pas uitbetaald

worden na volledige uitvoering van het reorganisatieplan, tenzij de schuldeiser afstand doet van

zijn schuldvordering.237

174. Indien de contractuele vervaldag van de overeenkomst tijdens de opschorting valt moet

de schuldvordering in beginsel gewoon worden terugbetaald. Indien er niet betaald wordt op de

vervaldag is er sprake van contractbreuk. Er is hier dan sprake van een contractuele

wanprestatie waardoor de bank eventueel tot onmiddellijke opeising zal kunnen overgaan of

haar zekerheden kan uitwinnen voor zover het zou gaan om schuldvorderingen buiten de

opschorting.238 De opening van de opschorting laat eveneens de toepassing van de feitelijke

zekerheidsrechten onverlet. De WCO doet immers geen afbreuk aan de rechten van schuldeisers

tenzij dit uitdrukkelijk wordt bepaald. Daardoor kan de bank bijvoorbeeld beslissen om haar

prestaties ook niet langer te voldoen door geen krediet meer beschikbaar te stellen zolang de

schuldvordering niet werd voldaan.

175. De schuldenaar kan eventueel ook overgaan tot vervroegde terugbetaling van het krediet

op grond de vrijwillige betaling voorzien in artikel 33 WCO, maar hij moet hierbij dan wel de

noodzaak voor de continuïteit van de onderneming aantonen.

176. Ook is het mogelijk dat voor of tijdens de opschorting een specifieke overeenkomst met

de bank wordt gesloten. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Electrawinds, waar een stand-still

overeenkomst gesloten werd met de banken, waardoor zij hun zekerheden niet mochten

uitoefenen tot de vervaldag van de specifieke overeenkomst.239

236 J. BEKAERT, “De WCO: de schuldeisers schaakmat?” in: ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, De

vennootschap in de verschillende takken van het recht, Gent, Larcier, 2013, (81) 125. 237 Supra. 71, nr. 171. 238 P. FRANCOIS, “De aanpassing van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: geen wijziging

van de fundamenten, maar wel enkele fundamentele wijzigingen”, BFR 2013, (243) 251-252. 239 Supra. 18, nr. 21.

Page 73: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

73

§ 7. Voortijdig stopzetten van de procedure

7.1. Verzoekers

177. Elke belanghebbende, waaronder dus ook een schuldeiser, kan de stopzetting van de

procedure quasi ambtshalve bevelen.240 Daarnaast kunnen ook de schuldenaar zelf of het

openbaar ministerie om de stopzetting verzoeken waarbij in hetzelfde vonnis het faillissement

of de gerechtelijke vereffening van de onderneming kan worden uitgesproken. Ook de

gedelegeerd rechter kan deze procedure opstarten. Deze mogelijkheid wordt geboden sinds de

wetswijziging in 2013, aangezien de bovenstaande mogelijkheden slechts zelden werden

aangewend.241 Ingeval het verzoek uitgaat van deze laatste kan het faillissement echter niet

worden uitgesproken in het vonnis dat de stopzetting beveelt.

7.2. Gronden

178. De stopzetting kan worden bevolen indien bewezen wordt geacht dat de onderneming

de continuïteit van de onderneming overeenkomstig het doel van de procedure niet langer kan

waarborgen. Hier moet de rechtbank een economische afweging maken.242 Dit is de

tegenhanger van de gunstige regeling bij het openen van de procedure waar wordt uitgegaan

van een open portaal benadering en er geen controle wordt gedaan van de economische

redbaarheid van de onderneming. Men kande procedure dus wel stopzetten na zulke controle.243

Andere reden waarom de rechtbank de stopzetting van de procedure kan bevelen is op basis

van een niet-economische appreciatie, indien de rechtbank oordeelt dat bij aanvraag van de

procedure kennelijk onvolledige of onjuiste informatie werd verschaft.

240 Art. 41 WCO. 241 I. VEROUGSTRAETE, “De afwikkeling van een gerechtelijke reorganisatie. Een summier overzicht van de

verschillende mogelijkheden binnen de WCO na de hervorming van 2013.”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX,

ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen

III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (287) 300. 242 Ibid. 299. 243 A. ZENNER, De wet op de continuïteit van ondernemingen, Antwerpen, Intersentia, 2009, 120.

Page 74: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

74

Afdeling 4. Reorganisatieplan

179. Tijdens de opschorting in de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord wordt

door de schuldenaar een reorganisatieplan opgesteld. Dit herstelplan moet dan aan de

schuldeisers worden voorgelegd, die er na inzage hun stem over uitbrengen. Het plan wordt

geacht te zijn goedgekeurd wanneer de meerderheid van de aanwezige schuldeisers, die de helft

van alle in hoofdsom verschuldigde bedragen vertegenwoordigen, voor stemmen.244 Hierna

wordt het goedgekeurde plan dan voorgelegd aan de rechtbank die het plan zal homologeren

indien het niet strijdig blijkt te zijn met de openbare orde en indien de pleegvormen in de wet

werden nageleefd. Na homologatie wordt het reorganisatieplan bindend voor alle

schuldeisers.245

180. Bovenstaande kort samengevatte procedure klinkt in theorie erg eenvoudig en snel.

Toch blijken er opnieuw enkele onduidelijkheden de kop op te steken die betrekking hebben op

het toestaan en uitvoeren van het reorganisatieplan. Hieronder wordt geprobeerd om een zo

duidelijk mogelijk overzicht te geven van de huidige regelgeving.

§ 1. Opmaken en inkijken

181. Hier en daar gaan stemmen op die van oordeel zijn dat schuldeisers te weinig macht

hebben bij de opmaak van het reorganisatieplan. Zo heeft de schuldenaar een exclusief

initiatiefrecht, waarbij hij de inhoud van het onderhandelingsvoorstel bepaalt, wanneer de

onderhandelingen aanvangen en zo verder.246 Pas wanneer het reorganisatieplan wordt

neergelegd ter griffie kan dit worden ingekeken door de schuldeisers. Bovendien hebben zij in

theorie geen enkele mogelijkheid om tussen te komen tijdens het opstellen van het plan. Verder

mogen zij slechts voor of tegen het plan stemmen, waar bij afkeuring van het plan hen vaak een

nog slechter alternatief boven het hoofd hangt.247

182. Deze bevindingen moeten toch met een korrel zout worden genomen. Het is immers niet

zo dat de schuldeiser in de praktijk compleet in de kou blijft staan. Hiervoor kan naar de praktijk

244 Art. 54, lid 2 WCO. 245 Art. 57 WCO. 246 Ibid. 247 P. COUSSEMENT, “Macht en onmacht van de verschillende stakeholders in een gerechtelijke reorganisatie

door collectief akkoord”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke

reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 98.

Page 75: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

75

worden gekeken. Bij het Electrawinds dossier bijvoorbeeld werden schuldeisers immers wel

betrokken bij het opstellen van het reorganisatieplan. Het zal immers van hen afhangen of het

plan al dan niet wordt goedgekeurd. De schuldenaar doet er aldus goed aan om vooraf de

schuldeisers al te horen over hun standpunten zodat hij hier rekening mee kan houden wanneer

hij het reorganisatieplan opstelt. Ook hebben schuldeisers vaak de mogelijkheid om gezien hun

machtspositie de onderhandelingen te sturen. Hier kan opnieuw verwezen worden naar het

Electrawinds dossier, waar het eerste voorstel noodgedwongen werd teruggenomen onder druk

van één van de schuldeisers (Groenkracht), waarna onderhandelingen met een derde partij van

start ging, wier plan uiteindelijk werd aanvaard. De schuldeisers kunnen immers druk

uitoefenen door te kennen te geven dat zij het reorganisatieplan niet zullen goedkeuren.

Daardoor zal de schuldenaar genoodzaakt zijn om het plan aan te passen indien hij alsnog de

goedkeuring van het plan wil verkrijgen. Hier is echter opnieuw een nuancering nodig doordat

niet alle schuldeisers over deze macht om druk uit te oefenen beschikken. Dit kan onder meer

zijn door de beperkte omvang van hun schuldvordering waardoor hun stem niet noodzakelijk

cruciaal zal doorwegen bij de stemming van het reorganisatieplan.

§ 2. Inhoud

183. De WCO omvat geen voorschriften betreffende de specifieke maatregelen die een

reorganisatieplan moet bevatten. Er wordt echter wel wettelijk vastgesteld dat het plan moet

bestaan uit een beschrijvend en bepalend gedeelte.248

Het beschrijvende deel omschrijft de staat van de onderneming, de moeilijkheden die ze

ondervindt en de middelen waarmede zij deze wil verhelpen. Ook de betwistingen over de

schuldvorderingen worden hierin opgenomen. In dit gedeelte wordt eveneens de strategie

weergegeven hoe de schuldenaar de rendabiliteit van de onderneming wil herstellen.

Het bepalend gedeelte van het reorganisatieplan omvat dan weer de maatregelen hoe de

schuldeisers die in de lijst werden opgenomen zullen worden voldaan. Deze kunnen heel divers

van aard zijn. Naast de traditionele hersteltechnieken zoals schuldvermindering of

248 Art. 47 WCO.

Page 76: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

76

betalingstermijnen kan het reorganisatieplan echter ook in meer alternatieve maatregelen

voorzien zoals de overdracht van een deel van de onderneming249, de omzetting van een

schuldvordering in aandelen of de vermindering van intresten.250 De maatregelen die worden

opgesomd in artikel 49 WCO is echter geen limitatieve lijst. De schuldenaar is vrij om de

inhoud van het reorganisatieplan vast te stellen.

Daarnaast moeten ook de schuldvorderingen die niet geraakt worden door het reorganisatieplan

best vermeld worden in het reorganisatieplan.251 Hier kan worden gedacht aan bijvoorbeeld

huurgelden of de aflossing van een lopende lening die tijdens de uitvoering van het plan verder

betaald moeten worden.252 Ook de schuldvorderingen waarvan men verwacht dat zij zullen

ontstaan na de homologatie worden best ter kennis gebracht.

184. Er moet duidelijk gesteld worden dat de schuldenaar heel veel vrijheid heeft bij het

opstellen van het reorganisatieplan. Er wordt uitdrukkelijk in de wet bepaald dat een

gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers is toegestaan. Gezien haar complexiteit

wordt deze bepaling in een apart onderdeel besproken.253

185. Sinds de wetswijziging van 2013 moet elke gewone schuldeiser voor minstens 15% van

hun totale schuldvordering vergoed worden.254 Hierdoor is het voorzien in de kwijtschelding

van bepaalde schuldvorderingen in het reorganisatieplan in beginsel niet langer mogelijk. Deze

morele ondergrens dat de kwijtschelding van een schuldvordering niet meer dan 85% mag

bedragen moet echter genuanceerd worden. Bij dwingende en met reden omklede vereisten die

verband houden met de continuïteit van de onderneming mogen immers nog steeds andere

percentages worden voorgesteld.

Hoewel artikel 49/1 WCO bescherming biedt aan de gewone schuldeisers kan dit anderzijds

ook ongunstige gevolgen met zich meebrengen. Hierdoor moeten immers alle schuldeisers voor

249 Infra 88, nr. 218 ev. 250 J. BEKAERT, “De WCO: de schuldeisers schaakmat?” in: ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, De

vennootschap in de verschillende takken van het recht, Gent, Larcier, 2013, (81) 114 251 Ibid. 252 Ibid. 253 Infra 88, nr. 218 ev.. 254 Art. 49/1 WCO.

Page 77: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

77

minstens 15% terugbetaald worden, ook zij die bijvoorbeeld bestuurder zijn en op een manier

een schuldvordering hebben op de onderneming.255 De invoering van dit artikel zorgt eveneens

voor meer druk op de schuldenaar bij het opstellen van een reorganisatieplan. Elke schuldeiser

moet immers een minimum deel vergoed worden, waardoor er minder te verdelen is.256

Dit artikel werd in de rechtsleer dan ook slechts lauw onthaald doordat de wetgever enerzijds

een bescherming inbouwde om schuldenaren te beschermen tegen misbruiken bij bijvoorbeeld

stemming door meerderheden, maar anderzijds toeliet om deze bescherming even vlug terug

opzij te laten zetten.257 Een motivering die door de rechter wordt beoordeeld volstaat immers

om toch andere percentages in het reorganisatieplan op te nemen.

Ander belangrijk tegenargument is dat de minimumstandaard van 15% gefixeerd wordt op

betaling van de schuldvordering. Een reorganisatieplan kan immers nog verschillende andere

maatregelen bevatten. Wanneer het reorganisatieplan bijvoorbeeld voorziet in de omzetting van

de schuldvordering in aandelen kan vooraf niet gegarandeerd worden dat de schuldenaar

effectief 15% van zijn schuldvordering zal ontvangen. Dit zal dan immers afhangen van de

toekomstige waarde van de onderneming.258

186. Een schuldenaar kan echter ook afstand doen van zijn schuldvordering en zo art. 49/1

omzeilen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij Electrawinds. Hier werd deze kwijtschelding van

schulden onder meer toegestaan door de dochtervennootschap (Electrawinds NV) ten opzichte

van haar moedervennootschap (SE Electrawinds).259 De reden voor deze kwijtschelding was

het belang voor de dochtervennootschap dat de moedervennootschap solvent blijft.

255 P. FRANCOIS, “De aanpassing van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen: geen wijziging

van de fundamenten, maar wel enkele fundamentele wijzigingen”, BFR 2013, (243) 256. 256 Ibid. 257 L. DE KEYSER, T. DELWICHE, J.J. ACKAERT en J. MALEKZADEM, “Wijzigingen aan de wet betreffende

de continuïteit van de ondernemingen” TRV 2013, (740) 761. 258 A. VAN HOE, “Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen” RW 2014, (1202) 1222. 259 Supra. 27, nr. 53.

Page 78: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

78

§ 3. Stemming

3.1. Manipulatie

187. Door de stemming van het reorganisatieplan kunnen de belangen van bepaalde

schuldeisers opzij gezet worden door de meerderheidsvereisten voor het goedkeuren van een

reorganisatieplan. Artikel 54, lid 2 WCO vereist immers een meerderheid van de schuldeisers

die voor stemmen én dat deze samen meer dan de helft van de openstaande schuldvordering

vertegenwoordigen alvorens het plan is goedgekeurd. Met de niet aanwezige schuldeisers en

het bedrag van hun schuldvordering wordt geen rekening gehouden.

188. Eigenlijk kan men moeilijk spreken van een collectief akkoord. Door het bereiken van

een dubbele meerderheid wordt het akkoord immers aanvaard. Bij het goedkeuren van het

reorganisatieplan gaat de wetgever dus akkoord dat een meerderheid haar wil kan opleggen aan

een minderheid. Deze mogelijkheid doorstond reeds een toetsing van het Grondwettelijk Hof.260

Het Grondwettelijk Hof besliste hier dat het niet onredelijk is dat de schuldenaren die het

reorganisatieplan goedkeuren de facto beslissen over de economische haal=baarheid van het

reorganisatieplan in plaats van de rechtbank van koophandel. Ook is het niet kennelijk

onredelijk dat slechts de schuldeisers die akkoord gaan met het reorganisatieplan geloven in de

slaagkansen van het reorganisatieplan. Het Hof was immers van oordeel dat het vereisen van

unanimiteit een te grote macht zou geven aan schuldeisers die misschien de gerechtelijke

reorganisatie in het algemeen niet opportuun vinden. Het doel van de procedure, namelijk het

waarborgen van de continuïteit van de onderneming, waar de bescherming van de schuldeisers

niet prioritair is, weegt sterker door dan de toestemming van alle schuldeisers.

189. Hier kunnen bepaalde schuldeisers echter in de kou blijven staan indien het

reorganisatieplan zo wordt opgesteld dat het een groot aantal kleine schuldeisers vergoedt en

zij dus voor stemmen waardoor de meerderheid in aantal wordt bereikt. Indien daarenboven

een grote schuldeiser bevoordeeld wordt, waarmee de meerderheid in waarde van de totale

260 GwH 18 januari 2012, nr. 8/2012, TBH 2012, (435) 440.

Page 79: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

79

schuldvordering wordt bereikt,261 kunnen een aantal schuldeisers buiten spel worden gezet,

zonder dat zij enige vorm van protest kunnen uitoefenen.

190. Manipulatie kan ook door hogere bedragen van schuldvorderingen op te nemen in de

lijst, eventueel voor verbonden vennootschappen-schuldeisers. Of schuldvorderingen artificieel

op te splitsen of opblazen om stemming te beïnvloeden.262 Hier kunnen uiteraard wel sancties

tegenover staan.

191. Over het lot van al dan niet toegelaten gedifferentieerde behandeling wordt verder een

uitgebreide bespreking gemaakt.263

3.2. Begrip ‘weerslag’

192. Het voorgelegde reorganisatieplan moet dus worden ingekeken en gestemd door de

schuldeisers. Artikel 53 van de WCO bepaalt echter dat slechts schuldeisers op wiens rechten

het plan een weerslag heeft aan de stemming kunnen deelnemen. Onduidelijkheid omtrent dit

begrip weerslag zorgt voor de nodige commotie.

3.2.1 Ruime algemene interpretatie

193. Algemeen wordt een ruime interpretatie van het begrip vooropgesteld. De vordering

moet op een manier aangetast worden door het reorganisatieplan. Slechts indien het

reorganisatieplan voorziet in een volledige en onmiddellijke uitbetaling aan een schuldeiser

volgens de normale voorwaarden zou er geen sprake zijn van een weerslag en mag deze

schuldeiser dus niet deelnemen aan de stemming.264 Indien de vordering op welke manier dan

ook wordt aangetast door het reorganisatieplan, is de schuldeiser van deze vordering

stemgerechtigd.

261 P. COUSSEMENT, “Macht en onmacht van de verschillende stakeholders in een gerechtelijke reorganisatie

door collectief akkoord”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke

reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpe, Intersentia, 2010, (65) 101-103. 262 M. VANMEENEN, “de (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord”, DAOR 2011, (289) 292. 263Infra 88, nr. 218 ev. 264 J. DUPONT, “Artikel 53 WCO: het begrip ‘weerslag’ nader toegelicht”, DAOR 2013, (180) 181.

Page 80: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

80

194. Er worden verschillende manipulatietechnieken gebruikt om de vereiste meerderheden

te bekomen terwijl bepaalde schuldeisers benadeeld worden. Zo wordt er soms een symbolische

aanpassing aan de terugbetaling van de schuldvordering gemaakt, waardoor deze toch een

weerslag heeft op het reorganisatieplan en de schuldeiser dus aan de stemming kan deelnemen.

Door zulke constructies kunnen de vereiste meerderheden dan eventueel bekomen worden,

terwijl andere schuldeisers, op wiens schuldvordering het plan misschien een veel grotere

weerslag heeft, buiten spel kunnen worden gezet.265 Indien men artikel 53 WCO letterlijk leest

en men ook de aanvaarde ruime interpretatie uit de rechtsleer in het achterhoofd houdt, zou men

kunnen denken dat zulke constructies aanvaard worden.

195. Toch werd in de rechtspraak reeds geoordeeld dat de weerslag ‘noemenswaardig’ moet

zijn alvorens een schuldeiser aan de stemming mag deelnemen. Indien er geen feitelijke

weerslag is voor de schuldvordering in het plan, zou volgens de rechtbank immers vermoed

kunnen worden dat ze is ingegeven uit strategische overwegingen om andere schuldeisers

buiten spel te zetten266, wat eventueel tot rechtsmisbruik zou kunnen leiden. Aangezien zulk

manipulatief gebruik van de wet niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest, verdient

bovenstaande visie bijval. Probleem is echter dat er op zijn beurt ook geen eenduidige

begripsomschrijving van ‘noemenswaardig’ voorhanden is, waardoor dit tot opnieuw

rechtsonzekerheid zou kunnen leiden.

3.2.2 Weerslag in concreto: Bedrag in de stemming

196. Zoals bij de bespreking van de lijst van schuldvorderingen al kort naar voren kwam

bestaat er ook onduidelijkheid over het bedrag die het gewicht van de stem van elke schuldeiser

bepaalt.

197. Rechtsleer en rechtspraak zijn het vaak oneens. Zo besliste de rechtbank van koophandel

Dendermonde267 in eerste aanleg dat de schuldeiser maar aan de stemming mocht deelnemen

ten belope van het bedrag van de schuldvordering waarop het reorganisatieplan effectief een

265 C. ALTER en Z. PLETINCKX, “Droit bancaire et continuité des entreprises” in A. ZENNER en M. DAL

(eds.), Actualité de la continuïté, continuïté de l’actualité – Etats généraux de la continuïté des entreprises,

Brussel, Larcier, 2012, (359) 385. 266 Kh. Antwerpen 24 februari 2012, RW 2012, 512. 267 Kh. Denderdmonde 13 februari 2012, RW, 2012-13, 228.

Page 81: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

81

weerslag had, terwijl deze schuldeiser in de lijst van schuldeisers was opgenomen met een

bedrag dat meer dan het dubbele bedroeg.268 In hoger beroep werd in deze zaak echter

geoordeeld dat de rechter niet de bevoegdheid heeft om ambtshalve te beslissen ten belope van

welk bedrag de schuldvordering een weerslag heeft op het reorganisatieplan. De lijst moet

immers als uitgangspunt dienen en wanneer de schuldvordering hierin niet werd betwist door

de andere schuldeisers, heeft de rechtbank niet het recht om ambtshalve het bedrag van de

stemming te wijzigen. Deze visie van de beroepsrechter wordt door VANMEENEN

bevestigd.269 Anderen zijn dan weer van oordeel dat zulke opvatting kan leiden tot een te grote

benadeling van bepaalde schuldeisers bij de stemming en dat het oordeel van de bodemrechter

toch gevolgd moet worden. Het begrip weerslag moet dan ruim geïnterpreteerd worden, maar

op welk deel van de schuldvordering het reorganisatieplan weerslag heeft, moet volgens hen

onderzocht worden door de rechter door middel van een restrictieve beoordeling.270 Er kan

volgens deze visie immers geen verantwoordelijkheid worden verleend aan de schuldeisers,

aangezien zij naar artikel 46 WCO slechts een aanpassing in de lijst kunnen vorderen. De

schuldvordering in de lijst zijn immers wel correct, maar er moet een aanpassing van het bedrag

waarvoor zij mogen stemmen gebeuren, waar schuldeisers dus geen wettelijke basis voor

hebben.

Anderzijds heeft ook de rechter slechts beperkte wettelijke beoordelingsmogelijkheden,

waardoor ook zijn bevoegdheid om het bedrag aan te passen in vraag kan worden gesteld. Een

verminderingsbevoegdheid van de rechter zou immers heel verregaande gevolgen kunnen

hebben. Het kan ertoe leiden dat de vereiste meerderheid niet wordt gehaald, waardoor het

reorganisatieplan niet kan worden goedgekeurd en gehomologeerd. Enige wettelijke

bevoegdheid die de rechter met betrekking tot het reorganisatieplan heeft is deze om het

goedgekeurde plan al dan niet te homologeren. De rechter houdt hierbij rekening met de

pleegvormen die worden voorgeschreven door de wet en de openbare orde. Er zou kunnen

worden geredeneerd dat de rechter de homologatie kan weigeren wegens schending van artikel

268 Ibid.; J. DUPONT, “Artikel 53 WCO: het begrip ‘weerslag’ nader toegelicht”, DAOR 2013, (180) 183. 269 M. Vanmeenen, “De (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via collectief

akkoord”, DAOR 2011, (289) 291; M. VANMEENEN, “Drie jaar wet continuïteit ondernemingen – over kleine

en grote misverstanden” in: C. VOOR BEROEPSVERVOLMAKING IN DE RECHTEN, CBR Jaarboek,

Antwerpen, Intersentia, 2012, (387) 448. 270 J. DUPONT, “Artikel 53 WCO: het begrip ‘weerslag’ nader toegelicht”, DAOR 2013, (180) 184.

Page 82: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

82

53, lid 1, vierde streepje WCO door rekening te houden met de pleegvormen in de wet. Hij kan

hiermee echter geen aanpassing van het bedrag waarvoor de schuldeiser aan de stemming kan

deelnemen vorderen aangezien artikel 55, §3, lid 2 WCO de aanpassing van het

reorganisatieplan door de rechter expliciet uitsluit.

198. Er kan worden geconcludeerd dat het begrip weerslag een grote invloed kan hebben op

de uitkomst van de stemming. Hoewel dit tot een benadeling van bepaalde schuldeisers kan

leiden met behulp van bepaalde constructies, lijkt het moeilijk om een rechterlijke inmenging

in het bedrag waarin een schuldeiser mag meestemmen te rechtvaardigen. Gelukkig wordt wel

vrij algemeen toegestaan dat de rechtbank manipulatietechnieken waar een weerslag in het

reorganisatieplan geveinsd wordt kan tegengaan.

3.3. Stemgerechtigheid van bepaalde categorieën van schuldeisers

3.3.1 Verbonden schuldeisers

199. Er kan worden opgemerkt dat verbonden schuldeisers een gemeenschappelijk belang

hebben met de schuldenaar waardoor zij hoogstwaarschijnlijk bevooroordeeld zijn en hun

positieve stem reeds vaststaat.271 Hier zijn aandeelhouder-schuldeisers het belangrijkste

voorbeeld.272 Vooral als zij een meerderheidsgewicht hebben in de stemming is dit belangrijk,

gezien zij hierdoor het reorganisatieplan kunnen opdringen aan andere (onafhankelijke)

schuldeisers. De WCO regelt over deze specifieke materie echter niks, waardoor algemeen moet

worden aangenomen dat zij gelijk worden behandeld als de andere schuldeisers in de

opschorting. Er gaan dan ook stemmen op om deze categorie van schuldeisers een bijzonder

statuut te verschaffen. Hier kan echter nog bij vermeld worden dat de rechter wel steeds de

homologatie zal toetsen aan de openbare orde alvorens tot homologatie over te gaan.

3.3.2 Buitengewone schuldeisers

200. De vraag stelt zich eveneens of buitengewone schuldeisers al dan niet mogen deelnemen

aan de algemene stemming. Zij vertegenwoordigen vaak immers een groot bedrag van de

schuldvordering in de opschorting. Aangezien de goedkeuring van het reorganisatieplan

271 R. LINDEMANS, “De grenzen aan de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers bij een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord: enkele kritische beschouwingen omtrent de gehanteerde toetsingscriteria”,

TRV 2014, (798) 800. 272 A. VAN HOE, “Over verbonden schuldeisers en de gerechtelijke reorganisatie”, TRV 2013, (800) 800.

Page 83: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

83

afhangt van zowel het aantal schuldeisers dat voor stemt als de omvang van de schuldvordering

hebben zij niet zelden een grote invloed op de uiteindelijke uitkomst.

201. Buitengewone schuldeisers krijgen extra bescherming wat betreft de termijn van

opschorting van hun rechten in van het reorganisatieplan. Artikel 50 bepaalt de

maximumtermijn van het uitstel van betaling, die niet meer mag zijn dan uiterst 36 maanden.273

Indien een schuldenaar hiervan wil afwijken, heeft hij specifieke toestemming van de

buitengewone schuldeiser nodig.

202. Voor zover het reorganisatieplan zich houdt aan de beperking van artikel 50, mag de

buitengewone schuldeiser gewoon mee deelnemen aan de stemming. De maximale

opschortingstermijn van artikel 50 is immers een minimumvereiste die bovenop de stemming

komt.274 Artikel 54, lid 2, welke de vereiste meerderheid bepaalt, spreekt immers van ‘de

schuldeisers’. Deze term omvat zowel de buitengewone als de gewone schuldeisers.

203. Indien het plan echter meer verregaande toegevingen van de buitengewone schuldeiser

verzoekt, is er meer voer voor discussie. Er is immers individuele instemming vereist, die

eventueel ook kan worden verkregen buiten de algemene stemming. Men zou hier dan kunnen

argumenteren dat reeds een minnelijk akkoord gesloten werd met de schuldenaar, waardoor het

plan als zodanig geen weerslag meer heeft op zijn rechten.275 Volgens VANMEENEN mag

deze individuele instemming echter gebeuren door een positieve stem tijdens de algemene

stemming.276 De buitengewone schuldeiser wordt immers geraakt door het reorganisatieplan

een heeft dus stemrecht. Deze stem telt dan gewoon mee in de berekening van de meerderheden.

Ook BRIJS en JACMAIN zijn van oordeel dat de buitengewone schuldeiser in dit geval nog

steeds mag deelnemen aan de stemming. Het tegendeel wordt naar hun mening nergens bepaald

273 Termijn van maximaal 24 maanden uitstel, waarop nog eens een buitengewone verlenging van 12 maanden kan

worden toegestaan. 274 S. BRIJS en S. JACMAIN, “De reorganisatie van een onderneming in het kader van een collectief akkoord”,

in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR (eds.), De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi

relative à la continuité des entreprises, Louvain-La-Neuve, Anthemis, 2010, (77) 105. 275 Artikel 53, lid 1, vierde streepje WCO vereist dat het plan weerslag heeft op de rechten van de schuldeiser in

de opschorting alvorens deze aan de stemming mag deelnemen. 276 M. VANMEENEN, “de (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord”, DAOR 2011, (289) 294.

Page 84: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

84

en ook uit de bewoording van artikel 53 en 54 blijkt de uitsluiting van de buitengewone

schuldeisers immers niet.277

§ 4. Meerdere reorganisatieplannen voorleggen

204. De schuldeisers mogen bij de stemming hun aan- en opmerkingen kenbaar maken.

Indien de schuldenaar zich bereid toont om aanpassingen te doen van het reorganisatieplan kan

dit eventueel gebeuren voor de stemming van het plan, indien dit slechts kleine aanpassingen

betreft. Indien het echter gaat om grotere aanpassingen die de rechten van schuldeisers wijzigen

zal de schuldenaar uitstel van de stemmingszitting en eventueel verlenging van de

opschortingstermijn aan de rechtbank moeten vragen. Dit is nodig zodat de schuldeisers zich

opnieuw kunnen beraden over het plan.

205. Hierbij stelt zich de kritiek waarom schuldeisers niet wettelijk de mogelijkheid geboden

wordt om reeds tijdens inzage van het plan, dus voor de stemmingszitting hun opmerkingen te

formuleren. Hierdoor zou een verplaatsing van de stemmingszitting vermeden kunnen worden

en kan de procedure dus eventueel sneller worden afgehandeld. Anderzijds kan hiertegen

worden ingebracht dat de opmerkingen van de schuldeiser ook aan de andere schuldeisers

moeten worden bekendgemaakt, net als de eventuele aanpassingen aan het voorgestelde

reorganisatieplan, wat gezien de gebruikelijk korte termijn tussen voorlegging van het plan en

de stemmingszitting voor chaos en onduidelijkheid zou kunnen zorgen. In de praktijk wordt het

reorganisatieplan echter vaak in samenspraak met de schuldeisers opgemaakt. In dat geval laten

de schuldeisers hun opmerkingen reeds vroeger gelden.

206. Ook is er onduidelijkheid of er na een negatieve stemming een tweede stemmingszitting

kan worden aangevraagd betreffende een aangepast reorganisatieplan. Volgens BRIJS en

JACMAIN bestaat hierover geen twijfel. Volgens hen is het na een eerste verwerping van het

plan mogelijk om een nieuwe poging te doen indien de lopende opschorting dit qua termijn nog

toelaat. Anders moet volgens hen eerst een verlenging van de opschorting worden

aangevraagd.278

277 S. BRIJS en S. JACMAIN, “De reorganisatie van een onderneming in het kader van een collectief akkoord”,

in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.) De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi

relative à la continuité des entreprises, Louvain-La-Neuve, Anthemis, 2010, (77) 105-106. 278 S. BRIJS en S. JACMAIN, “De reorganisatie van een onderneming in het kader van een collectief akkoord”,

in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.) De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi

relative à la continuité des entreprises, Louvain-La-Neuve, Anthemis, 2010, (77) 106.

Page 85: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

85

207. Tenslotte is er nog de vraag of het reorganisatieplan nog kan worden aangepast na een

positieve stemming, voor de homologatie van de rechter. Dit deed zich bijvoorbeeld voor in

een zaak waar gevreesd werd dat de rechtbank het reorganisatieplan niet zou homologeren.279

De rechtbank stond hier een nieuwe voorlegging aan de schuldeisers toe, rekening houdend met

de continuïteit en grondige aanpassing van het reorganisatieplan. Dit vonnis wordt gevolgd door

onder meer VANMEENEN.280

208. Bij bovenstaande vraagstukken moet men eveneens rekening houden dat dit zou kunnen

leiden tot misbruik. Indien de schuldenaar de mogelijkheid heeft om verschillende

reorganisatieplannen voor te leggen aan de schuldeisers, kan hij bijvoorbeeld bij een eerste

voorlegging een voorstel doen aan de schuldeisers waar minder terugbetalingen worden gedaan

dan eigenlijk mogelijk is. Op die manier zou de schuldenaar kunnen proberen om goedkeuring

te verkrijgen, waar hij bij weigering van de schuldeisers een nieuw plan kan voorleggen.

209. Bij Electrawinds werd een reorganisatieplan ter griffie neergelegd dat kort voor de

stemming opnieuw werd ingetrokken doordat er geruchten waren dat belangrijke schuldeisers

een negatieve stem zouden uitbrengen. Daaropvolgend werd het plan van Tecteo voorgesteld

dat uiteindelijk werd goedgekeurd en gehomologeerd.

279 Kh. Nijvel, 22 februari 2010, JLMB 2010, 1388. 280 M. VANMEENEN, “de (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord”, DAOR 2011, (289) 292.

Page 86: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

86

Afdeling 5. Homologatie:

§ 1. Weigeren: gronden

210. Waar de rechtbank na stemming van het reorganisatieplan nog een bepaalde

beoordelingsvrijheid had bij het homologeren toen de WCO nog WGA281 was, is deze nu veel

minder. Vroeger eigenden bepaalde rechtbanken zich immers nog de bevoegdheid toe om de

haalbaarheid van het plan te meten doordat toenmalig artikel 34 WGA het woord ‘kan’

vermeldde.282

211. In de huidige WCO is het meten van de haalbaarheid van het plan voorbehouden aan de

schuldeisers, het zijn immers zij die de gevolgen ervan dragen.283 Dit principe werd overigens

bevestigd werd door het Grondwettelijk Hof en in het besproken Electrawinds dossier. Op dit

gebrek aan beslissingsmacht door de rechtbank van koophandel bestaat echter een beperkte

uitzondering. Bij het homologeren van het reorganisatieplan mag zij immers toetsen aan de

pleegvormen van de wet en de openbare orde. De draagwijdte van deze bepalingen was voor

lange tijd voer voor discussies.

1.1. Pleegvormen

212. Het Grondwettelijk Hof284 deed uitspraak over het begrip ‘pleegvormen’ en stond hier

een ruimere invulling toe dan aanvankelijk werd verwacht. Waar men oorspronkelijk dacht dat

de rechtbank slechts de vormelijke aspecten (termijnen bijvoorbeeld) mocht beoordelen, stond

het Grondwettelijk Hof toe dat hieronder ‘alle bepalingen van de WCO die de gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord beheersen’ vallen. Zo werd eerder reeds tot de

schending van de pleegvormen van de WCO beslist doordat het reorganisatieplan had nagelaten

om het lot van de buitengewone schuldeisers in de opschorting maar waarvoor geen bijzondere

maatregelen werden genomen te vermelden.285 Deze betalingen kunnen de haalbaarheid van de

281 Wet van 17 juli 1997 betreffende het Gerechtelijk Akkoord, BS 28 oktober 1997. 282 P. COUSSEMENT, “Macht en onmacht van de verschillende stakeholders in een gerechtelijke reorganisatie

door collectief akkoord”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds), Gerechtelijke

reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (65) 101-103. 283 A. VAN HOE en I. VEROUGSTRAETE, “Van toegelaten differentiatie tot verboden discriminatie”, T.B.H.

2011, (921) 922. 284 GwH 18 januari 2012, nr. 8/2012, TBH 2012, 435 285 HvB Antwerpen 10 februari 2011, TBH 2011, (932) 932.

Page 87: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

87

vooropgestelde terugbetalingen in het reorganisatieplan beïnvloeden en moeten dus aan de

schuldeisers in de opschorting worden medegedeeld.286 Er kan hierbij nog worden vermeld dat

inbreuken op de pleegvormen slechts tot weigering van homologatie kunnen leiden indien ze

gevolgen teweeg hebben gebracht op de procedure en de stemming in het bijzonder.287 Deze

stelling wordt echter niet algemeen aanvaard.

1.2. Openbare orde: Toetsen van gedifferentieerde behandeling

213. Ook het begrip openbare orde288 wordt onder de loep genomen. Het vraagstuk om

gedifferentieerde behandeling van schuldeisers te toetsen aan de openbare orde wordt hier

uitvoerig besproken.

214. In de meeste reorganisatieplannen is er geen compleet gelijke behandeling van de

schuldeisers voorzien. Een verschil in behandeling tussen schuldvorderingen die niet tot

dezelfde categorie behoren is echter wettelijk toegestaan in artikel 49 WCO. De verschillende

behandeling is hierbij toegestaan voor schuldvorderingen die niet tot dezelfde categorie

behoren. Deze categorieën kunnen volgens de wet worden bepaald volgens de aard of de

omvang van de schuldvordering, maar de opdeling in categorieën is hiertoe niet beperkt. Ook

andere zaken kunnen immers als onderscheidingscriterium dienen.289 Hier kan onder meer

worden gedacht aan een onderscheid naargelang het strategische belang van de schuldeiser.290

Ook de al dan niet institutionele aard van de schuldeiser wordt soms als onderscheidingsgrond

gebruikt. De schuldeiser zal ook bijna automatisch rekening houden met het stemgewicht en de

stemintentie van de schuldeiser.291

286 A. VAN HOE en I. VEROUGSTRAETE, “Van toegelaten differentiatie tot verboden discriminatie”, T.B.H.

2011, (921) 927. 287 S. BRIJS en S. JACMAIN, “De reorganisatie van een onderneming in het kader van een collectief akkoord”,

in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.) De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi

relative à la continuité des entreprises, Louvain-La-Neuve, Anthemis, 2010, (77) 107. 288 Dit zijn fundamentele normen die een bepaalde maatschappij op een bepaald moment kenmerken. 289 S. LOOSVELD, “De gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in een reorganisatieplan: de grenzen van

de openbare orde”, RABG 2013, (208) 211. 290 R. LINDEMANS, “De grenzen aan de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers bij een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord: enkele kritische beschouwingen omtrent de gehanteerde toetsingscriteria”,

TRV 2014, (798) 799. 291 M. VANMEENEN, “de (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord”, DAOR 2011, (289) 293.

Page 88: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

88

215. Artikel 49 WCO is een uitzondering op het principe van artikel 1134, eerste lid BW292

en het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Er wordt immers een eenzijdig wijzigingsrecht

toegestaan aan de schuldenaar. Hierdoor kan hij de inhoud van zijn overeenkomsten met de

schuldeisers wijzigen en verschillende categorieën van schuldeisers verschillend behandelen.

De gewijzigde overeenkomst is dan bindend, zelfs terwijl de individuele schuldeiser niet

noodzakelijk zijn toestemming moet gegeven hebben. Het volstaat immers dat het

reorganisatieplan met de vereiste meerderheden wordt aanvaard.293 Om te zware benadeling

van schuldeisers te vermijden werd echter een waarborg ingebouwd in de wet, zodat minstens

15% van de schuldvordering van elke schuldeisers wordt terugbetaald.294 Dit is een

minimumdrempel om gehele verzaking aan schuldvorderingen onmogelijk te maken.295

216. Toch is deze gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in vele gevallen heel

manifest waardoor toetsing door de rechtbank vereist. Een te grote benadeling van bepaalde

schuldeisers zou in uiterste gevallen immers tot een sneeuwbaleffect kunnen leiden.

217. De rechtbank toetst het reorganisatieplan aan de openbare orde. De interpretatie van het

begrip openbare orde om de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers te beoordelen was

echter verschillende jaren vatbaar voor discussie.

1.2.1 Gelijke behandeling

218. Gelijke behandeling in het insolventierecht kan naast de grondwettelijke artikelen 10 en

11 echter ook slaan op de artikelen 8 en 9 van de Hypotheekwet. Het begrip verliest overigens

in het hele insolventierecht in binnen- en buitenland steeds meer aan belang. In de UNICITRAL

Legislative guide (2005) zegt men bijvoorbeeld dat een ‘effective Insolvency law’ slechts een

‘equitable treatment of similary situated creditors’ moet verzekeren, wat erop duidt dat het

gelijkheidsbeginsel niet langer een onoverkomelijke voorwaarde is in insolventieprocedures.296

292 Alle ovk die wettig zijn aangegaan strekken degene die ze zijn aangegaan tot wet 293 R. FRANSIS, “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een privaatrechtelijke

toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, (696) 701. 294 Art. 49/1 WCO. 295 Supra 76, nr. 185. 296 R. LINDEMANS, “De grenzen aan de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers bij een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord: enkele kritische beschouwingen omtrent de gehanteerde toetsingscriteria”,

TRV 2014, (798) 801-802.

Page 89: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

89

Ook ZENNER is van dit oordeel. Volgens hem komt dit doordat het doel van de WCO

procedure er niet in ligt om de schuldeisers gelijk te doen delen in de verliezen van de

schuldenaar, maar wel om bedrijven gelijke kansen op bescherming van zichzelf, hun

werknemers en hun schuldeisers te bieden tegen de negatieve gevolgen van insolventie van hun

schuldenaar.297 Hier wordt de nadruk gelegd op het feit dat schuldeisers zelf de

verantwoordelijkheid dragen om zichzelf te beschermen tegen eventuele insolventie van hun

schuldenaar. Dit kan bijvoorbeeld door bedingen van zekerheden af te sluiten.298 Er is volgens

hem eerder sprake van een andere soort gelijke behandeling, namelijk deze van de procedurele

gelijkheid van schuldeisers. Zo besteedt de WCO bijvoorbeeld meer aandacht dan voorheen

aan transparantie en mogelijkheden voor schuldeisers om op te treden.299

(i) Art. 8 en 9 Hypotheekwet

219. De artikelen 8 en 9 van de Hypotheekwet omvatten in hoofdzaak dat alle goederen van

de schuldenaar strekken tot gemeenschappelijke waarborg van de schuldeisers en dat de prijs

ervan in beginsel naar evenredigheid van hun schuldvordering verdeeld zal worden, tenzij er

regels van wettelijke voorrang zijn.300 In dit verband besliste het Hof van Cassatie reeds in

2000, bevestigd in 2005, dat de Paritas-regel die vervat ligt in artikel 8 van de Hypotheekwet

en bepaalt dat alle schuldeisers behoudens wettelijke redenen van voorrang op gelijke voet

worden behandeld, niet van openbare orde is en dus geen beletsel kan vormen voor de

homologatie van het reorganisatieplan.301 Zij is hierdoor niet aan de orde bij de procedure van

gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord aangezien hierbij geen sprake is van

297 A. ZENNER, “Van gerechtelijk akkoord naar continuïteit van de onderneming”, in: B. ALLEMEERSCH en

D. LAMBRECHT (eds.), Actuele ontwikkelingen in het faillissementsrecht, Antwerpen, Intersenia, 2008, (1) 6. 298 M. VANMEENEN, “de (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke reorganisatie via

collectief akkoord”, DAOR 2011, (289) 290. 299 C.VAN BUGGENHOUT, “Gelijkheid van schuldeisers, samenloop, gerechtelijk akkoord en gerechtelijke

reorganisatie”, in: P. MARTENS, F. WIJCKMANS, A. DE WILDE en J. CATTARUZZA, Tendensen in het

bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, (107) 115-116. 300 A. DE WILDE, “Gelijkheid tussen schuldeisers. Toetsing aan de hand van de wet op de continuïteit van de

ondernemingen. – All animals are equal, but some animals are more equal than others”, in: P. MARTENS, F.

WIJCKMANS, A. DE WILDE en J. CATTARUZZA, Tendensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in

de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, (77) 80. 301 Cass 9 maart 2000, RW. 2000, 480.; Cass 20 oktober 2005, NjW 2006, 365.

Page 90: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

90

samenloop.302 Duidelijk is dus dat er bij de beoordeling van de gedifferentieerde behandeling

van schuldeisers geen rekening mag worden gehouden met de paritas-regel.303

(ii) Art. 10 en 11 Grondwet

220. In beginsel is de toegestane gedifferentieerde behandeling van schuldeisers van artikel

49 een afwijking op het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. De invulling van het constitutionele

gelijkheidsbeginsel in het openbare orde begrip om homologatie te weigeren onderging een

hele evolutie.

221. Het Grondwettelijk Hof bevestigde in zijn arrest van 18 januari 2012 dat het algemeen

rechtsbeginsel van gelijkheid en non-discriminatie van de openbare orde is.304 Ondanks de regel

van artikel 49 WCO die een verschil in behandeling van bepaalde categorieën van

schuldvorderingen in het reorganisatieplan toestaat, moet dit verschil in behandeling toch steeds

redelijk kunnen worden verantwoord. Dit arrest is in navolging van een bepaalde strekking in

de rechtspraak en rechtsleer die van oordeel was dat dit publiekrechtelijke beginsel ook van

toepassing is op puur privaatrechtelijke verhoudingen door gebruik te maken van het leerstuk

van de horizontale werking.305 Dit arrest werd eveneens bevestigd door het Hof van Cassatie,

die zelfs uitdrukkelijk naar het arrest van het Grondwettelijk Hof verwees.306 In dit arrest wordt

bepaald dat gedifferentieerde behandeling is toegestaan indien er objectieve criteria zijn die het

verschil in behandeling redelijk verantwoorden, of wanneer er een redelijke evenredigheid

bestaat tussen de differentiaties en het nagestreefde doel. De rechtspraak oordeelde dus dat de

homologatie van een reorganisatieplan die in een gedifferentieerde behandeling voorziet kan

worden geweigerd bij gebrek aan redelijke verantwoording of evenredigheid.

222. De hierboven omschreven interpretatie van het Grondwettelijk Hof en het Hof van

Cassatie is echter niet vrij van kritiek. Bepaalde auteurs zijn immers van mening dat de toetsing

302 R. FRANSIS, “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een privaatrechtelijke

toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, (696) 696. 303 A. DE WILDE, “Gelijkheid tussen schuldeisers. Toetsing aan de hand van de wet op de continuïteit van de

ondernemingen. – All animals are equal, but some animals are more equal than others”, in: P. MARTENS, F.

WIJCKMANS, A. DE WILDE en J. CATTARUZZA, Tendensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in

de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, (77) 97. 304 GwH 18 januari 2012, nr. 8/2012, TBH 2012, 435. 305 R. FRANSIS, “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een privaatrechtelijke

toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, (696) 697. 306 Cass. 7 februari 2013, JLMB 2013, 1510.

Page 91: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

91

van het reorganisatieplan door de rechter niet op deze publiekrechtelijke grondslag zou mogen

gebeuren doordat dit verregaande en ongewenste gevolgen met zich meebrengt. Volgens deze

visie is het gelijkheidsbeginsel een algemeen rechtsbeginsel dat niet van toepassing kan zijn op

privaatrechtelijke verhoudingen aangezien deze verhoudingen in beginsel gewaarborgd worden

door de principes van wilsautonomie en contractsvrijheid.307 Deze interpretatie vindt echter niet

dat de burger volledige contractsvrijheid moet kunnen genieten, maar dat deze op andere

manieren aan banden kan worden gelegd, bijvoorbeeld door specifieke sancties of het verbod

op rechtsmisbruik. Het wordt hier als een paard van Troje beschouwd dat het

gelijkheidsbeginsel voor via de WCO in het privaatrecht wordt gebracht. Hierdoor zou men het

algemeen gelijkheidsbeginsel immers op alle takken van het privaatrecht moeten toepassen.

Deze laatste bewering kan echter getemperd worden doordat er voor de toepassing van het

gelijkheidsbeginsel toch een zekere vorm van machtsverhouding moet zijn, wat zeker niet

steeds het geval is in het privaatrecht. Aan de andere kant zal deze afweging of er al dan niet

sprake is van een machtsverhouding slechts a postiori door de rechter gebeuren, wat de

rechtszekerheid deels in het gedrang kan brengen.

1.2.2 Toepassing op Electrawinds

223. In de inleidende Electrawinds-zaak besliste de rechtbank om het reorganisatieplan te

homologeren, ondanks het feit dat bepaalde schuldeisers beter behandeld werden dan anderen.

De rechtbank bracht hier zelf aan dat artikel 49 een verschil in behandeling van verschillende

categorieën van schuldvorderingen toestaat, maar dat het reorganisatieplan nog steeds kan

worden getoetst aan het gelijkheidsbeginsel, aangezien dit van openbare orde is. Het verschil

in behandeling wordt dan slechts toegestaan indien hiervoor een redelijke verantwoording

bestaat. Hoewel de rechtbank zelf toegeeft dat deze verantwoording in casu niet kan worden

gevonden, besliste zij toch om het reorganisatieplan te homologeren. Zij oordeelde immers dat

de openbare orde niet geschonden werd door de gedifferentieerde behandeling, ondanks het

gebrek aan redelijke verantwoording, aangezien de schuldeisers volgens haar afstand deden van

hun rechten door zelf ook overeenkomsten te sluiten in het reorganisatieplan en het goed te

307 R. FRANSIS, “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een privaatrechtelijke

toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, (696) 699.

Page 92: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

92

keuren, terwijl zij wisten dat een bepaalde andere schuldeiser een gunstigere behandeling

genoot.308

1.2.3 Functie-criterium

224. In een ander cassatiearrest309 werden andere mogelijkheden onderzocht die als

toetsingsgrond voor homologatie van het reorganisatieplan zouden kunnen dienen. Het Hof

oordeelde hier dat een gedifferentieerde behandeling verantwoord is indien dit functioneel is

met het oog op - en proportioneel is vergeleken met- het beoogde doel van de procedure. Deze

proportionaliteit wordt marginaal getoetst door de rechtbank. Indien aan deze twee cumulatieve

voorwaarden niet wordt voldaan kan volgens het Hof beslist worden dat het reorganisatieplan

strijdig is met de openbare orde. Opvallend is hier dat de toets van het grondwettelijk

gelijkheidsbeginsel wordt verlaten en dat men hier eerder het verbod op rechtsmisbruik als

standaard hanteert.310 De kritiek die werd gegeven op het gebruik van het gelijkheidsbeginsel

als toetsingsgrond om al dan niet tot homologatie over te gaan gaat bij deze toetsingsgrond

teniet omdat het verbod op rechtsmisbruik reeds een privaatrechtelijk mechanisme is.311

1.2.4 Besluit

225. Om de gedifferentieerde positie van schuldeisers te beoordelen werd in beginsel gebruik

gemaakt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel als toetsingsgrond. Hier was redelijke

verantwoording vereist voor het verschil in behandeling te verklaren. Er is echter een evolutie

dat men nu minder het gelijkheidsbeginsel hanteert om het reorganisatieplan te toetsen aan de

openbare orde. Er moet nu immers worden aangetoond dat het verschil in behandeling van de

schuldeisers bijdraagt tot het doel van de gerechtelijke reorganisatie, dus de continuïteit van de

onderneming. Dit wil echter niet zeggen dat eender wat mag worden opgedrongen aan de

schuldeisers. Ook al is de opgelegde regel functioneel om de continuïteit te waarborgen, deze

mag niet disproportioneel zijn. Men heeft de toetsingsgrond van het grondwettelijk

gelijkheidsbeginsel dus enigszins verlaten en wil de rechtbank het verschil in behandeling nu

laten toetsen door de dubbele vereiste van functionaliteit en proportionaliteit. Theoretisch

308 Supra 28, nr. 55. 309 Cass. 13 maart 2014, RW 2014, 226. 310 R. FRANSIS, “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een privaatrechtelijke

toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, (696) 701. 311 R. FRANSIS, “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een privaatrechtelijke

toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, (696) 701.

Page 93: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

93

gezien klinkt dit erg mooi, maar uit onder meer het Electrawinds-dossier blijkt dat de

rechtbanken in de praktijk vaak alsnog een eigen interpretatie geven aan de toetsingsgronden

van de openbare orde waardoor nog steeds homologatie wordt verleend aan

reorganisatieplannen die moeilijk te verantwoorden zijn.312

§ 2. Herstelplan aanpassen

226. Waar de rechtbank voor de wetswijziging van 2013 bij schending van deze pleegvormen

of de openbare orde slechts kon beslissen tot weigering van het reorganisatieplan, kan zij nu

ook aan de schuldenaar toestaan dat deze een aangepast reorganisatieplan voorlegt aan de

schuldeisers.313 De draagwijdte van dit artikel was tot enkele maanden geleden nog voorwerp

van discussie, maar werd nu beoordeeld door het Hof van Cassatie. In zijn arrest van 28 januari

2016 oordeelde het Hof immers dat de homologatie van dit aangepaste reorganisatieplan op

basis van artikel 55, §2 WCO niet door de rechter kan worden geweigerd ‘wegens onderdelen

van het plan die niet het voorwerp waren van de weigeringsbeslissing en die ongewijzigd

bleven’. Cassatie vernietigde hiermee het vonnis van een Gentse appelrechter die van oordeel

was dat de reorganisatieprocedure een geheel is en dat het niet is omdat een schending van een

pleegvorm of de openbare orde bij de eerste beoordeling niet werd opgeworpen, dat dit daarna

niet meer ter sprake gebracht mag worden.314

Afdeling 6. Na de homologatie

§ 1. Intrekking van het gehomologeerde reorganisatieplan

227. Het gehomologeerde reorganisatieplan kan worden ingetrokken op vordering van elke

schuldeiser door de schuldenaar te dagvaarden.315 Dit kan indien de verzoekende schuldeiser

aantoont dat het niet anders kan dan dat het plan niet stipt zal worden uitgevoerd en dat hij hier

schade van zal ondervinden.316 Ook de procureur des konings kan de intrekking vorderen indien

hij (gedeeltelijke) niet-uitvoering van het plan vaststelt.

312 Supra 28, nr. 55 313 Art. 55, §2 WCO 314 Cass. 28 januari 2016, C.15.0321.N, www.cass.be 315 Art. 58 WCO. 316 Ibid.

Page 94: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

94

228. Gevolgen van de intrekking zijn ex nunc aangezien de wetgever bepaalde dat de

intrekking tot gevolg heeft dat de reeds uitgevoerde verrichtingen blijven gelden maar dat het

plan verder geen enkele uitwerking meer kan hebben. Vereffening of faillissement van de

onderneming is hierna mogelijk aangezien wordt aangenomen dat de schuldeisers en

schuldenaar zich na de intrekking in dezelfde toestand bevinden als waar het plan nooit werd

gehomologeerd, behalve wat betreft de reeds uitgevoerde verrichtingen. Er kan eventueel ook

een nieuw verzoek tot reorganisatie worden ingesteld, wat in beginsel echter niet ontvankelijk

zal zijn op basis van artikel 23, §5 WCO, tenzij het gaat om een verzoek tot overdracht onder

gerechtelijk gezag.317 De rechtbank zou dit eventueel kunnen toestaan, ook indien de

faillissementstoestand duidelijk is.318

§ 2. Rechtsmiddelen

229. Schuldeisers kunnen hun stemrecht aanwenden om te protesteren tegen een nadelige

behandeling. Zij mogen op de stemmingszitting steeds opmerkingen geven die door de rechter

in aanmerking zullen worden genomen bij zijn beoordeling van de homologatie van het plan.

Na de homologatie van het reorganisatieplan hebben zij nog enkele mogelijkheden, waarvan

het belang echter niet overschat mag worden.

230. Er kan derdenverzet of hoger beroep ingesteld worden, afhankelijk van het feit of zij al

dan niet officieel zijn tussengekomen in de procedure.

Derdenverzet is niet zo interessant gezien artikel 1122, °3 Ger. W, waardoor derdenverzet

slechts kan worden ingesteld bij bedrog of indien de schuldeiser een hypotheek, voorrecht of

ander recht behalve de schuldvordering heeft.

231. Partij worden is dus belangrijk, aangezien slechts tussengekomen partijen hoger beroep

kunnen instellen tegen het homologatievonnis.319 Het hof van beroep doet dan bij

hoogdringendheid uitspraak over het beroep. Hierbij moet echter in het achterhoofd gehouden

317 I. VEROUGSTRAETE, “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: P. LAMBRECHT en C. GHEUR, (eds.)

De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, (143) 166. 318 Art. 23, §3 WCO. 319 Art. 56, lid 2 WCO

Page 95: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

95

worden dat de appelrechter slechts zal nagaan of de oorspronkelijke beslissing om al dan niet

tot homologatie over te gaan correct werd genomen.

§ 3. Laattijdige schuldeisers

232. Het lot van schuldeisers die slechts laattijdig of achteraf van de procedure tot

gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord weet krijgen, worden afzonderlijk behandeld

in de WCO. Er wordt niet toegelaten dat het reorganisatieplan wordt gewijzigd.

3.1. Schuldeisers met betwiste schuldvordering

233. Schuldeisers die hun schuldvordering betwistten en waarvan deze pas na homologatie

wordt vastgesteld werd bij het onderdeel van betwiste schuldvorderingen reeds behandeld, maar

wordt hier voor de volledigheid opnieuw vermeld. 320 Zij worden gelijk behandeld als

gelijkaardige schuldvorderingen in het reorganisatieplan.

3.2. Schuldeisers die opduiken tijdens de uitvoering van het reorganisatieplan

234. Schuldeiser tijdens de opschorting die niet werden opgenomen in de lijst van

schuldeisers en die hun schuldvorderingen niet betwistten door gebruik te maken van artikel 46

worden pas na volledige uitvoering vergoed zoals schuldvorderingen van dezelfde aard.321

Aangezien de uitvoering van het reorganisatieplan echter tot 5 jaar na de homologatie kan

duren322 kan deze regel verregaande implicaties hebben voor de schuldeiser. De wetgever was

hier duidelijk van oordeel dat de schuldeiser zelf verantwoordelijk is voor juiste en consistente

opvolging van zijn schuldvorderingen indien de schuldenaar zijn verplichting nakwam om de

schuldeiser behoorlijk in te lichten. Deze regel is echter vrij theoretisch. Het lijkt immers weinig

waarschijnlijk dat een schuldeiser correct werd ingelicht over het bedrag waarvoor hij in de

boeken van de schuldenaar is opgenomen en toch niet voorkomt in de lijst van schuldeisers.323

320 Supra 58., nr. 138 ev. 321 Art. 57, lid 3 WCO 322 Art. 52 WCO 323 J. BEKAERT, “De WCO: de schuldeisers schaakmat?” in: ORDE VAN ADVOCATEN TE KORTRIJK, De

vennootschap in de verschillende takken van het recht, Gent, Larcier, 2013, (81) 125.

Page 96: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

96

235. Indien echter blijkt dat de schuldeiser niet ‘behoorlijk’ werd ingelicht tijdens de

opschorting, wordt hij vergoed op de wijze en mate zoals in het reorganisatieplan wordt

voorzien voor gelijkaardige schuldvorderingen.324 Onder behoorlijke inlichting mag men

waarschijnlijk het nakomen van de informatieverplichtingen van artikel 26 in de wet

begrijpen.325 De schuldeiser wordt hier eigenlijk gestraft voor de gebreken van de schuldenaar.

Hij had immers geen kans om deel te nemen aan de stemming of om opmerkingen betreffende

het reorganisatieplan te geven en wordt er toch aan onderworpen. Deze regeling komt echter

wel de rechtszekerheid voor de schuldenaar en andere schuldeisers ten goede.

236. In deze context kunnen de strafrechtelijke bepalingen van artikel 72 WCO echter ook

een rol spelen waarbij de schuldenaar wordt gestraft indien hij wetens en willens bepaalde

schuldeisers weggelaten heeft uit de lijst.

237. Dat het reorganisatieplan verder niet mag voorzien in een afwijkende regeling van deze

bepaling werd bevestigd door het Hof van Cassatie.326 Hier werd immers beslist dat de

wettelijke regeling van artikel 57 WCO van openbare orde is, waardoor het reorganisatieplan

dus niet in afwijkende regeling kan voorzien voor laattijdig ingediende schuldvorderingen. Dit

werd geoordeeld om de rechten van de schuldeisers te beschermen, zodat het reorganisatieplan

geen regeling kan opnemen die schuldvorderingen die achteraf opduiken slechts minimale

terugbetaling verleent. Ook werd door het Grondwettelijk Hof reeds geoordeeld dat dit artikel

geen schending uitmaakt van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.327

324 Art. 57, lid 3 WCO 325 Supra 50, nr. 113. 326 Cass. 24 november 2011, TBH 2012, 905. 327 GwH 18 januari 2012, nr. 8/2012, TBH 2012, 435.

Page 97: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

97

DEEL IV. Specifieke behandeling van bepaalde

categorieën schuldeisers

Afdeling 1. Openbare besturen

238. Het openbaar bestuur heeft bijna steeds een schuldvordering op de te reorganiseren

onderneming. Zij is echter een dwangschuldeisers en heeft dus weinig tot geen strategisch

belang voor de onderneming in moeilijkheden.328 Daardoor heeft de schuldenaar minder snel

de neiging om deze schuldvorderingen te voldoen, wat in het verleden vaak leidde tot slechts

beperkte terugbetaling van hun schuldvordering in het reorganisatieplan. Het valt dan ook niet

te verwonderen dat de fiscus en RSZ geen grote fan zijn van de WCO-procedure. Om toch

enigszins tegemoet te komen aan deze kwetsbare positie werd bij de wetswijziging van 2013

een procedure voorzien waar hun positie aanzienlijk verbetert. Hier kwam de wetgever

gedeeltelijk terug op het principe dat de private en openbare schuldeiser in beginsel op dezelfde

voet staan. Daarnaast doet er zich nog een opmerkelijke discussie voor betreffende de positie

van deze categorie schuldeisers in een navolgend faillissement. De bespreking ervan gebeurt

hieronder.

239. In dit inleidende kader kan tenslotte nog worden opgemerkt dat het openbaar bestuur in

beginsel slechts 1 stem heeft, aangezien zij allen 1 rechtspersoon vertegenwoordigen, namelijk

de Belgische staat. Toch wordt vrij algemeen aanvaard dat verschillende publieke

belanghebbenden afzonderlijk mogen stemmen.329

328 R. LINDEMANS, “De grenzen aan de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers bij een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord: enkele kritische beschouwingen omtrent de gehanteerde toetsingscriteria”,

TRV 2014, (798) 799. 329 M. VANMEENEN, “Drie jaar wet continuïteit ondernemingen – over kleine en grote misverstanden” in: C.

VOOR BEROEPSVERVOLMAKING IN DE RECHTEN, CBR Jaarboek, Antwerpen, Intersentia, 2012, (387)

448.

Page 98: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

98

§ 1. Artikel 49/1 WCO

240. Bij de wetswijziging van 2013 werd artikel 49/1 ingevoerd om de positie van de

openbare besturen te verbeteren. De wetgever voorzag in dezelfde reparatiewet immers dat het

vestigen van een wettelijke hypotheek tijdens de opschorting hun positie als gewone schuldeiser

niet meer wijzigde en dat de inhoudingsplicht in hun voordeel bij het openen van de procedure

werd afgeschaft.330

241. Artikel 49/1 bepaalt dat een schuldenaar in beginsel geen betalingsvoorstel voor minder

dan 15% van de schuldvordering mag doen331 en dat openbare schuldeisers met een algemeen

voorrecht332 niet minder gunstig behandeld mogen worden dan de behandeling die de best

behandelde gewone schuldeisers in de opschorting geniet.333

242. Hieruit kan men afleiden dat het onmogelijk is geworden om voor een gewone

schuldeiser in een gunstige terugbetaling te voorzien zonder minstens hetzelfde te doen voor de

fiscus en de RSZ. Deze laatste twee komen hierdoor in een betere positie terecht dan andere

gewone schuldeisers.334 Het is echter wel zo dat deze bepaling slechts geldt voor de inhoud

van het reorganisatieplan en niet voor vrijwillige betalingen die werden gedaan tijdens de

opschorting.

243. Deze bepaling moet genuanceerd worden aangezien er nog kan worden afgeweken van

deze minimumvoorwaarden. Er kunnen immers lagere percentages worden voorgesteld indien

hier dwingende en met reden omklede vereisten voor zijn die rekening houden met de

continuïteit van de onderneming.

244. Het is ook niet steeds vanzelfsprekend om de best behandelde schuldeiser te bepalen.

Zoals bij de bespreking van de inhoud van het reorganisatieplan reeds werd vermeld335 moet

330 Supra 52, nr. 121. 331 Supra 76, nr. 185. 332 RSZ en Fiscus 333 R. LINDEMANS, “De grenzen aan de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers bij een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord: enkele kritische beschouwingen omtrent de gehanteerde toetsingscriteria”,

TRV 2014, (798) 799. 334 L. DE KEYSER, T. DELWICHE, J.J. ACKAERT en J. MALEKZADEM, “Wijzigingen aan de wet betreffende

de continuïteit van de ondernemingen” TRV 2013, (740) 761. 335 Supra 75, nr. 183.

Page 99: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

99

een reorganisatieplan niet noodzakelijk alleen in terugbetalingen in geld voorzien. Indien

andere mogelijkheden worden aangewend om schuldvorderingen te voldoen is het immers niet

eenvoudig om te bepalen wie de best behandelde gewone schuldeiser in de opschorting is.336

Verder is het eveneens onduidelijk hoe de openbare besturen behandeld moeten worden indien

het reorganisatieplan voorziet in de gespreide terugbetaling van de verschillende schuldeisers.

245. Tenslotte kan hier nog de eventuele schending van het grondwettelijk

gelijkheidsbeginsel worden opgeworpen. Volgens de wetgever kan dit verschil in behandeling

verklaard worden doordat de fiscus en RSZ door hun positie als gewone schuldeiser niet van

hun algemeen voorrecht kunnen genieten, wat gecompenseerd wordt door artikel 49/1.337

Volgens sommige rechtsleer is dit echter weinig overtuigend en volstaat dit niet als een redelijke

verantwoording om het verschil in behandeling tussen de private en openbare schuldeisers te

verantwoorden. 338

§ 2. Kwalificatie als boedelschuld bij navolgend faillissement

246. Ook de verenigbaarheid van artikel 37 WCO met de publieke overheden zorgt al

geruime tijd voor de nodige controverse. Dit artikel bepaalt immers dat schuldvorderingen die

ontstonden tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie onder bepaalde voorwaarden

behandeld worden als boedelschulden bij een navolgend faillissement. Doel van dit artikel is

om schuldeisers te overtuigen om nieuwe contracten met de onderneming in moeilijkheden te

sluiten en oude contracten verder te zetten. Zij hebben hierdoor een waarborg op betaling,

waardoor ze dus minder geneigd zullen zijn om onmiddellijke betaling te vorderen, wat de

continuïteit van de onderneming ten goede komt. In deze toepassing ontstond er echter

onduidelijkheid doordat ook de fiscus en RSZ meenden gebruik te mogen maken van dit

gunstregime.

336 A. VAN HOE, “Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen” RW 2014, (1202) 1223. 337 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 417. 338 A. VAN HOE, “Continuïteit voor de Wet Continuïteit Ondernemingen” RW 2014, (1202) 1223.

Page 100: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

100

247. Tot voor kort waren er twee strekkingen in de rechtsleer en rechtspraak.339 Enerzijds

werd geopperd dat vorderingen van de fiscale administratie en de RSZ wel degelijk

boedelschulden kunnen uitmaken in navolging van artikel 37 WCO doordat zij deel zijn van de

schuldvordering.340 Aan de andere kant was sommige rechtspraak en het merendeel van de

rechtsleer van oordeel dat artikel 37 WCO een restrictieve interpretatie behoeft waardoor de

RSZ en fiscus het artikel niet kunnen toepassen. Voornaamste argument bij deze laatste visie

was dat door het woord ‘medecontractant’ in artikel 37, het duidelijk is dat er een contractuele

relatie tussen beide partijen nodig is, welke tussen de onderneming in moeilijkheden en de

fiscale administratie of RSZ ontbreekt. De wetgever greep in 2013 bij aanpassing van de wet

niet de kans om duidelijkheid omtrent dit euvel te verschaffen, mede omwille van politieke

tegenkantingen.341

248. Hieromtrent werden daarna echter 3 arresten geveld door het Hof van Cassatie. In een

eerste arrest werd op 16 mei 2014342 door de Franstalige kamer geoordeeld dat de

bedrijfsvoorheffing in het loonbegrip begrepen ligt, waardoor zij deel uitmaakt van de prestatie

en dus kan genieten van het statuut boedelschuld.343 Minder dan een jaar later oordeelde de

Nederlandstalige kamer echter het tegenovergestelde. In 2 arresten van 27 maart 2015 werd

geoordeeld dat zowel voor bedrijfsvoorheffing als de btw-schulden geen toepassing kan worden

gemaakt van dit gunstregime.344 De Nederlandstalige kamer kwam tot dit oordeel door rekening

te houden met de wil van de wetgever zoals deze uit de parlementaire voorbereiding bleek,

terwijl de Franstalige kamer een puur juridisch terminologisch oordeel velde.345 Het is vooral

opvallend dat de overheidsdiensten het slagen in het doel van hun eigen bepaling, namelijk het

339 V. LAWAREE, “Artikel 37: liefde en tranen tussen het Hof van Cassatie en de publieke overheden”, RAGB

2015, (1192) 1193-1194. 340 T. GOOVAERTS, M. MAHIEU en G. SMET, “Boedelschulden in de zin van art. 37 WCO: beslechting van

een vurige tweestrijd – Les dettes de la masse dans le sens de l’art. 37 de la LCE: règlement d’un différent

important”, IN FORO 2015, (24) 26. 341 V. LAWAREE, “Artikel 37: liefde en tranen tussen het Hof van Cassatie en de publieke overheden”, RAGB

2015, (1192) 1195. 342 Cass. 16 mei 2014, TBH 2015, 569. 343 S. JACMAIN en C. DE BOE, “L’article 37 de la loi sur la continuïté des entreprises: nouveaux développements

et mise en perspective au regard de la responsabilité – en particulier en matière fiscale et sociale – des dirigeants

d’entreprises”, RDC 2015-16, (526) 532. 344 V. LAWAREE, “Artikel 37: liefde en tranen tussen het Hof van Cassatie en de publieke overheden”, RAGB,

2015, (1192) 1192.; S. JACMAIN en C. DE BOE, “L’article 37 de la loi sur la continuïté des entreprises: nouveaux

développements et mise en perspective au regard de la responsabilité – en particulier en matière fiscale et sociale

– des dirigeants d’entreprises”, RDC, 2015, (526) 533. 345 V. LAWAREE, “Artikel 37: liefde en tranen tussen het Hof van Cassatie en de publieke overheden”, RAGB,

2015, (1192) 1197.

Page 101: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

101

vinden van een evenwicht tussen de verschillende belangen, zelf in de weg staan. Doordat de

RSZ en fiscus in concurrentie proberen te treden met de leverancier, welke de oorspronkelijk

beoogde begunstigde van deze regel is, zorgt zij ervoor dat deze niet langer zeker is van zijn

terugbetaling, waardoor de continuïteit van de onderneming nog meer in het gedrang dreigt te

komen.346 De controverse blijft tot op heden dus bestaan en zal naar alle waarschijnlijkheid pas

rust kunnen vinden indien het Hof van Cassatie een vonnis velt bij verenigde kamers, of de

wetgever zelf duidelijkheid schept omtrent dit probleem.

§ 3. Publieke schuldeisers in het Electrawinds-dossier

249. Tot slot kan de behandeling van de openbare besturen nog worden teruggekoppeld aan

Electrawinds. Hier was er echter sprake van een uitzonderlijke situatie aangezien de overheid

ook voor bedragen aan investeringen schuldeiser was, naast de vorderingen van de RSZ en

fiscus. Uit het homologatievonnis blijkt dat het reorganisatieplan van Electrawinds NV in een

terugbetaling van de openbare schuldeisers, fiscus en RSZ, van 38% voorziet die wordt gespreid

in 5 jaarlijkse schijven. Dit is dezelfde behandeling als de best behandelde gewone schuldeiser,

waardoor aan artikel 49/1 WCO werd voldaan.347 Ook in het homologatievonnis van het

reorganisatieplan van SE Electrawinds wordt geoordeeld dat de pleegvormen van artikel 49 en

verder werden nageleefd, waardoor ervanuit gegaan mag worden dat de openbare besturen

gelijk behandeld werden als de meest gunstig behandelde gewone schuldeiser.348

346 S. JACMAIN en C. DE BOE, “L’article 37 de la loi sur la continuïté des entreprises: nouveaux développements

et mise en perspective au regard de la responsabilité – en particulier en matière fiscale et sociale – des dirigeants

d’entreprises”, RDC, 2015, (526) 547. 347 Kh. Gent,(afd. Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, 823. 348 Kh. Gent, (afd. Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, (816) 818.

Page 102: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

102

Afdeling 2. Werknemers

250. Er wordt eveneens dieper ingegaan op de specifieke positie van de werknemers in het

kader van een gerechtelijke reorganisatie. Zij zijn immers ook schuldeisers van de onderneming

aangezien zij loon in ontvangst nemen in ruil voor hun arbeid. Aangezien zij hun job graag

willen behouden is deze categorie van schuldeisers veelal meer fan van de reorganisatie dan

van het faillissement. Toch is hun positie ook bij de gerechtelijke reorganisatie bedreigd,

waardoor voor hen een aantal specifieke regels voorzien zijn. Deze worden hieronder uitgebreid

besproken. De focus zal hier opnieuw liggen op de reorganisatie bij collectief akkoord om de

lijn met het voorgaande hoofdstuk beter te kunnen door trekken. In de overdracht van de

onderneming bij gerechtelijk gezag is echter een specifieke regeling voor werknemers voorzien

aangezien deze procedure tot gevolg heeft dat de werknemers een nieuwe werkgever krijgen,

wat verregaande gevolgen heeft voor hen. Deze procedure wordt hier echter niet verder

besproken, gezien haar specificiteit en bij gebrek aan verdere behandeling in deze masterproef.

Er wordt in dit onderdeel geprobeerd om zo praktijkgericht mogelijk de rechten van de

werknemers uit een onderneming in gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord te

omschrijven.

251. In deze context is echter niet alleen de WCO van toepassing, maar eveneens het gemene

arbeidsrecht. De WCO omvat immers weinig bepalingen die extra rechten geven aan

werknemers in geval van de collectief-akkoordprocedure, terwijl het arbeidsrecht echter wel

een aantal specifieke informatieverplichtingen bevat. Deze arbeidsrechtelijke

informatieplichten zijn van toepassing ondanks dat de WCO er niet specifiek naar verwijst.349

De mogelijkheid hiertoe kan worden afgeleid uit artikel 7 van de WCO, waarin bepaald wordt

dat zij geen oudere wetten wil wijzigen of hierop uitzonderingen wil aanbrengen, tenzij dit

uitdrukkelijk voortvloeit uit de tekst van de WCO.

349 P. HUMBLET en J. PEETERS, “De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de continuïteit van de

ondernemingen: gewikt en gewogen”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds),

Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (271) 272.

Page 103: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

103

§ 1. Periode voor openen procedure van gerechtelijke reorganisatie

252. Tijdens de periode voor de opening van de gerechtelijke reorganisatie spelen de regels

van het gewone arbeidsrecht. Hier zal slechts worden stilgestaan bij de

informatieverplichtingen die de onderneming heeft in geval zij de beslissing neemt om een

verzoek tot gerechtelijke reorganisatie in te dienen. De WCO vereist immers een bewijs bij het

indienen van het verzoekschrift dat aan de wettelijke en conventionele informatieplichten werd

voldaan.350

1.1. Regelgeving

253. De werknemer heeft recht op informatie door gebruik te maken van verschillende

arbeidsrechtelijke bepalingen. Hier kan vooreerst verwezen worden naar KB 1973351 en CAO

nr.9352. Deze bevatten algemene bepalingen betreffende verplichte inlichtingen aan de

ondernemingsraden. De reeds eerder uitgelegde algemene kennisgevingsverplichtingen uit de

WCO zullen echter ook van toepassing zijn op de werknemers.353

1.1.1 Artikel 25 KB 1973

254. In KB 1973 is vooral artikel 25 van belang in deze context. Volgens dit artikel is de

werkgever immers verplicht om naast de periodieke, ook occasionele informatie te verschaffen

aan de ondernemingsraden van de onderneming indien er zich gebeurtenissen voordoen of er

interne beslissingen gemaakt worden die een belangrijke weerslag kunnen hebben op de

onderneming. De werknemer moet dus los van de vaste momenten onmiddellijk geïnformeerd

worden indien er zich zo een situatie voordoet.

255. De draagwijdte van dit begrip ‘belangrijke weerslag’ is niet nader omschreven. Welke

weerslag ‘belangrijk’ is, zal een feitenkwestie zijn die in het slechtste geval zal beoordeeld

350 Art. 17, §2, °9 WCO 351 Koninklijk besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van economische en financiële inlichtingen

te verstrekken aan de ondernemingsraden, BS 28 november 1973. 352 Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad

gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende ondernemingsraden, algemeen

verbindend verklaard bij KB van 12 september 1972, BS 25 november 1972. 353 Supra, 49, nr. 111 ev.

Page 104: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

104

worden door de rechter. Er wordt algemeen aanvaard dat de beslissing geïnformeerd moet

worden, ook als deze geen rechtstreekse gevolgen heeft voor de tewerkstelling binnen de

onderneming of voor de rechtspositie van de werknemers354 of wanneer vaststaat dat de

ondernemingsraad geen invloed meer kan uitoefenen op de beslissing.355

256. Het tijdstip waarop de werknemers van de beslissing op de hoogte moeten worden

gebracht is niet precies bepaald. Volgens het artikel moeten deze beslissingen ‘zo snel mogelijk’

verstrekt worden, wat impliceert dat de informatie ook mag worden verstrekt nadat de

beslissingen reeds werden gemaakt. Deze mogen echter nog niet tot uitvoering gebracht zijn.356

257. Tenslotte is er bij toepassing van dit artikel slechts informatieverstrekking vereist en

hoeft raadpleging in beginsel dus niet.

1.1.2 Artikel 4 en 11 CAO nr. 9

258. Ook CAO nr. 9 bevat een aantal situaties waarin inlichtingen moeten worden verschaft

aan de werknemers. Zo moet de ondernemingsraad volgens artikel 4, laatste lid CAO nr. 9

vooraf worden ingelicht en geraadpleegd over beslissingen die ingrijpende veranderingen voor

de arbeidsorganisatie of de arbeidsovereenkomsten met zich kunnen meebrengen. Hier doelt

men dus wel specifiek op beslissingen die een impact hebben op de positie van werknemers.

Ook artikel 11 van deze CAO vereist een mededelings- en raadplegingsplicht, meer bepaald in

geval van een fusie, concentratie, sluiting, overname of andere belangrijke structuurwijziging.

259. In beide gevallen gaat het om zowel een verplichting tot informeren als raadplegen. Dit

is verschillend van de bepaling in KB 1973, waar slechts informatieverstrekking vereist is.

Onderscheid tussen beide is dat de informatieverstrekking een loutere manier is om werknemers

in kennis te stellen van een bepaalde situatie, zij hebben hierbij geen bevoegdheid tot inspraak

in de beslissing. Bij het recht op raadgeving daarentegen mogen de ondernemingsraden in

354 P. HUMBLET en J. PEETERS, “De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de continuïteit van de

ondernemingen: gewikt en gewogen”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds),

Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (271) 276. 355 Ibid. 356 Ibid., 279.

Page 105: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

105

dialoog gaan en advies ventileren met betrekking tot de verstrekte informatie.357 Dit wil echter

niet zeggen dat er effectief rekening moet gehouden worden met de opmerkingen van de

ondernemingsraad, noch dat deze de beslissing in beginsel kunnen tegenhouden.

260. In de rechtsleer is er echter discussie over het tijdstip waarop de mededelingen van

artikel 11 moeten worden gedaan. Artikel 3 is immers het algemene artikel van CAO nr. 9 dat

bepaalt dat de inlichtingen moeten worden gecommuniceerd voor het nemen van de beslissing.

Artikel 11 van CAO nr. 9 bevat echter specifieke bepalingen om het tijdstip van

informatieverstrekking vast te stellen, waaruit blijkt dat dit ook na het nemen van de beslissing

kan zijn. Zowel ENGELS als PEETERS zijn van oordeel dat artikel 3 van CAO nr. 9 prevaleert

voor artikel 11, waardoor de ondernemingsraad zou moeten worden ingelicht alvorens de

beslissingen worden getroffen.358 Deze stelling kan echter op weinig bijval rekenen in de

rechtsleer. Zo zijn onder meer BEYAERT, DE KOSTER, THOELEN, WERY,

VANSCHOEBEKE, MATTHYS, DE MAREZ en PETRY van mening dat bovenstaande

interpretatie veel te ruim is en dat rekening moet worden gehouden met de commentaar van

artikel 11.359 Volgens hen moet aan deze informatieplicht niet noodzakelijk worden voldaan

voor de feitelijke werd beslissing gemaakt.360 De commentaar onder artikel 11 spreekt immers

over andere elementen, waar deze raadpleging slechts uiterlijk voor de bekendmaking zou moet

geschieden.

261. Hierbij moet het tijdstip van de informatieplicht die wordt voorzien in artikel 4 echter

ook in vraag worden gesteld. Dit artikel spreekt immers van ‘vooraf’, maar het is onduidelijk

wat dit nu precies wil zeggen. Er kan worden geopperd dat artikel 3 hier wel van toepassing zal

zijn, waardoor de informatie en raadpleging moet geschieden voor het maken van de beslissing.

357 P. HUMBLET en J. PEETERS, “De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de continuïteit van de

ondernemingen: gewikt en gewogen”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds),

Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (271)280. 358 J. PEETERS, Informatie en raadpleging van werknemers bij herstructurering, Antwerpen, Intersentia, 2009,

492-496. 359 Ibid. 491-492. 360 D. DE MAREZ, V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 396.

Page 106: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

106

In dat geval kan dan echter opnieuw worden opgeworpen dat herstructureringen evenzeer

ingrijpende veranderingen voor de arbeidsorganisatie of arbeidsovereenkomsten zijn, waardoor

artikel 11 en artikel 4 zouden samenhangen en er dus opnieuw discussie ontstaat over het tijdstip

van deze mededeling.361

262. Behalve de hierboven besproken verplichtingen kan nog worden opgemerkt dat er in

specifieke situaties nog meer regels kunnen gelden en dat ook sectorale overeenkomsten

bijkomende plichten kunnen opleggen.362

1.2. Cascaderegeling

263. Bij toepassing van bovenstaande bepalingen moeten de beslissingen ter kennis worden

gebracht van de ondernemingsraad.

264. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad is er bij KB 1973 geen cascaderegeling

voorzien, waardoor ondernemingen zonder ondernemingsraad buiten de toepassing van dit KB

gehouden worden.

265. Voor CAO nr. 9 blijven de werknemers echter niet in het ongewisse. Hier wordt immers

wel een cascadesysteem voorzien, waar de informatie moet worden verstrekt aan de vakbonds-

afvaardiging bij gebreke van een ondernemingsraad. Indien er ook geen vakbondsafvaardiging

is, wordt het comité voor preventie en bescherming op het werk op de hoogte gebracht.363

266. Het grote probleem is bij gebreke van een cascaderegeling of wanneer naast een

ondernemingsraad ook geen comité of vakbondsafvaardiging in de onderneming aanwezig is.

In dat geval is er immers geen formele verplichting om de werknemers in te lichten over de

financiële positie van de onderneming. Terwijl werknemers van grote ondernemingen met

zulke instellingen op de hoogte worden gebracht van de financiële toestand van de

361 J. PEETERS, Informatie en raadpleging van werknemers bij herstructurering, Antwerpen, Intersentia, 2009,

495. 362 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 398-399. 363 Art. 65decies Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun

werk, BS 18 september 1996. (Welzijnswet)

Page 107: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

107

onderneming, vallen werknemers van kleinere ondernemingen die geen instellingen ter

bescherming van de werknemers hebben grotendeels uit de boot om preventieve informatie te

kunnen krijgen.

1.3. Praktische toepassing

267. Nu de meest belangrijke informatieverplichtingen zijn besproken, kan getoetst worden

of zij van toepassing zullen zijn bij de beslissing tot het instellen van een verzoek tot

gerechtelijke reorganisatie.

268. In beginsel zouden de ondernemingsraad, vakbondsafvaardiging of comité voor

preventie en bescherming op het werk op de hoogte moeten zijn indien de onderneming in een

slechte financiële en economische toestand verkeert.364 Zoals hierboven reeds aan bod kwam

bevat het arbeidsrecht immers verschillende periodieke en uitzonderlijke tijdstippen waarop de

ondernemingsraad geïnformeerd moet worden.

269. De beslissing om een verzoek tot reorganisatie bij collectief akkoord bij de rechtbank

van koophandel in te stellen zal immers een aanzienlijke impact hebben op de onderneming.

Hierdoor zal de occasionele informatieplicht van artikel 25 KB 1973 moeten worden vervuld.

Deze verplichting vervalt echter indien de onderneming geen ondernemingsraad heeft,

aangezien er geen cascaderegeling is voorzien.

270. De beslissing houdt (nog) geen structuurwijziging in, waardoor in dit stadium geen

raadpleging op basis van artikel 11 CAO nr. 9 vereist zal zijn. Ook de toepassing van artikel 4

CAO nr. 9 kan volgens de bij te treden visie van DE MAREZ en PETRY niet worden opgelegd,

aangezien de beslissing tot het verzoek van gerechtelijke reorganisatie geen directe gevolgen

364 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 399.

Page 108: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

108

heeft voor de positie van werknemers. Slechts indien bij het verzoek ook maatregelen zullen

worden voorgesteld die de rechtspositie van werknemers aantasten, zal artikel 4 spelen.365

§ 2. Verzoek tot gerechtelijke reorganisatie

271. Bij het verzoek tot openen van de procedure van gerechtelijke reorganisatie moet de

schuldenaar krachtens artikel 17 een aantal documenten voegen. In deze lijst staan eveneens

enkele verplichtingen die specifiek betrekking hebben op de werknemers. Zo moet de

onderneming op straffe van niet-ontvankelijkheid maatregelen bij zijn verzoekschrift voegen

‘om een eventueel sociaal plan in te zetten’, en moet hij aantonen dat hij ‘voldaan heeft aan de

wettelijke of conventionele verplichtingen de werknemers of hun vertegenwoordigers in te

lichten of te raadplegen’. Indien aan deze verplichtingen niet voldaan wordt, zal het

verzoekschrift onontvankelijk verklaard worden. Dit kan ook het einde van de WCO-procedure

betekenen op basis van artikel 41. Op grond van dit artikel kan onvolledige of onjuiste

informatie bij neerlegging van het verzoekschrift immers tot voortijdige beëindiging van de

procedure leiden.

272. Zo’n sociaal plan wordt vaak onderhandeld indien de werknemer wil overgaan tot

meervoudig of collectief ontslag.366 Uit het verzoekschrift mag echter niet blijken dat de

werkgever reeds de beslissing heeft gemaakt om het collectief ontslag door te voeren. Bij

plannen om tot collectief ontslag over te gaan zijn er immers specifieke informatie- en

raadgevingsprocedures die moeten worden gevolgd.367

273. In verband met de regel dat alle wettelijke en conventionele verplichtingen in verband

met inlichtingen nageleefd moeten worden kan naar het voorgaande onderdeel verwezen

worden.368 De onderneming zal immers op grond van artikel 25 WCO en in geval er ook sprake

365 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 400. 366 P. HUMBLET en J. PEETERS, “De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de continuïteit van de

ondernemingen: gewikt en gewogen”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds),

Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (271) 282. 367 Onder meer: CAO nr. 24 betreffende de procedure van inlichting en raadpleging van

werknemersvertegenwoordigers met betrekking tot het collectief ontslag, BS 17 februari 1976. 368 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

Page 109: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

109

is van een sociaal plan, op basis van artikel 4 CAO nr. 9 de aanvraag tot opening van

gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord ter kennis moeten brengen van de

ondernemingsraad. De WCO bepaalt dat bij het verzoekschrift een bewijs moet worden

geleverd dat de informatievoorschriften werden nageleefd. Hieruit kan worden afgeleid dat dit

zeker aan de werknemers moet worden bekendgemaakt voor het verzoekschrift tot gerechtelijke

reorganisatie werd neergelegd.

274. Na neerlegging van het verzoekschrift wordt een gedelegeerd rechter aangewezen, die

een hoorrecht heeft. Hierbij kunnen ook de werknemers eventueel gehoord worden, maar zoals

eerder reeds besproken werd heeft deze mogelijkheid slechts beperkte toepassing.369

§ 3. Tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie

3.1. Verder bestaan inspraakorganen

275. De WCO voorziet bepalingen omtrent de gevolgen van de toekenning van de

opschorting voor de ondernemingsraad, vakbondsafvaardiging of comité voor preventie en

bescherming op het werk. Hierdoor kan worden afgeleid dat zij onverkort blijven bestaan met

dezelfde bevoegdheden. Bij belangrijke momenten zal de ondernemingsraad nog steeds

geïnformeerd moeten worden op grond van artikel 25 KB 1973 of de bepalingen van CAO nr.9.

3.2. Statuut schuldvorderingen

276. In beginsel zijn werknemers gewone schuldeisers in de opschorting. Zij hebben in

beginsel geen speciaal statuut waardoor zij als buitengewone schuldeiser mogen worden

behandeld. Hun schuldvorderingen die ontstaan waren voor het openen van de gerechtelijke

reorganisatie zijn ook schuldvorderingen in de opschorting. Termijnschulden zoals

vakantiegeld of eindejaarspremies zullen pro rata worden opgedeeld als schuldvorderingen in

en buiten de opschorting.370 Werknemers kunnen verder ook geen beslag leggen of middelen

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 400. 369 Supra 49, nr. 110. 370 J. PEETERS, “Het gedwongen huwelijk van de werknemers (of de RSZ) met de WCO. Een eerste overzicht

van de rechtspraak (2009-2011)”, Soc. Kron. 2012, (105) 107.

Page 110: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

110

van tenuitvoerlegging laten gelden bij bijvoorbeeld onbetaalde lonen voor prestaties die dateren

van voor de opschorting. In de praktijk komt het soms wel voor dat zij naar de arbeidsrechtbank

trekken om hun schuldvordering vast te laten stellen en een titel te bekomen.371 Zij kunnen deze

niet ten uitvoer leggen, maar de WCO verbiedt het verkrijgen van een titel niet. Deze titel kan

van belang zijn in het geval dat het reorganisatieplan niet gehomologeerd wordt, of later wordt

ingetrokken.

3.3. Lot van de lopende overeenkomsten

277. Zoals in het vorige hoofdstuk reeds uitvoering werd besproken, blijven de reeds

bestaande overeenkomsten in principe doorlopen tijdens de opschorting.372 Dit beginsel geldt

ook voor de werknemers. De mogelijkheid die in artikel 33, §2 WCO aan de schuldeiser

geboden wordt om de lopende overeenkomsten tijdelijk niet uit te voeren tijdens de duur van

de opschorting wordt echter specifiek niet van toepassing verklaard op

arbeidsovereenkomsten.373

278. Dat de arbeidsovereenkomsten in beginsel blijven lopen belet echter niet dat deze

definitief kunnen worden beëindigd. Hier moeten desgevallend de arbeidsrechtelijke regels met

betrekking tot (collectief) ontslag gerespecteerd worden.

3.4. Hoorplicht WCO

279. Artikel 49 WCO voorziet in een niet-limitatieve opsomming met betrekking tot de

inhoud van een reorganisatieplan. Dit artikel bevat eveneens een bepaling die voorziet dat er

een hoorrecht is en dat er een sociaal luik in het reorganisatieplan moet staan indien het plan in

een vermindering van de loonmassa of in ontslagen voorziet.374 Indien er in ontslagen wordt

voorzien moeten eveneens de specifieke arbeidsrechtelijke bepalingen die hier van toepassing

zijn worden gevolgd. Het daaropvolgende lid bestaat uit een cascaderegeling wie in deze

context gehoord moet worden.375 Hierdoor kan in laatste instantie de werknemersafvaardiging

371 J. PEETERS, “Het gedwongen huwelijk van de werknemers (of de RSZ) met de WCO. Een eerste overzicht

van de rechtspraak (2009-2011)”, Soc. Kron. 2012, (105) 106. 372 Supra 68, nr 165 ev. 373 Art. 33, §2, laatste lid WCO; J. PEETERS, “Het gedwongen huwelijk van de werknemers (of de RSZ) met de

WCO. Een eerste overzicht van de rechtspraak (2009-2011)”, Soc. Kron. 2012, (105) 106. 374 Art. 49, vierde lid WCO. 375 Art. 49, vijfde lid, WCO.

Page 111: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

111

worden gehoord indien er geen andere instelling in de onderneming aanwezig is. Wie dit precies

is, wordt niet beschreven.376 Er mag vanuit worden gegaan dat dit enkele werknemers kunnen

zijn die het voltallige personeelsbestand vertegenwoordigen, maar dit kan bijvoorbeeld ook een

advocaat zijn.377

280. De specifieke omvang van het hoorrecht wordt niet nader bepaald. Er kan vanuit worden

gegaan dat de instellingen het recht moeten krijgen om hun standpunt uiteen te zetten, maar dat

hier niet noodzakelijk een consensus vereist is, noch dat dit standpunt gevolgd moet worden.378

Sommige rechtsleer gaat in zijn interpretatie echter minder ver en is van oordeel dat er slechts

een adviesrecht is dat zich niet uitstrekt tot een effectieve raadplegingsbevoegdheid.

281. Ook is het onduidelijk of het hoorrecht slechts geldt voor reorganisatieplannen met een

sociaal luik, of voor reorganisatieplannen in het algemeen. Hierover bestaat opnieuw discussie

in de rechtsleer. PEETERS is van oordeel dat de vertegenwoordigingsorganen niet noodzakelijk

op grond van artikel 49 WCO geraadpleegd moeten worden, maar dat dit ook kan op grond van

de eerder besproken bepalingen van CAO nr. 9 en KB 1973. Volgens anderen geldt dit

hoorrecht bij de opmaak van elk reorganisatieplan, zowel voor deze met als deze zonder sociaal

luik.

282. Men moet eveneens op de hoogte worden gebracht van de inhoud van het

reorganisatieplan dat werd neergelegd ter griffie.379 Deze bepaling zal vooral van belang zijn

indien het reorganisatieplan geen sociaal luik bevat. Indien er wel een sociaal luik in staat

zouden de werknemers immers al op de hoogte moeten zijn van de inhoud van het plan.

376 J. VAN DROOGHENBROECK, “Aspects de droit du travail de la réorganisation judiciaire et du transfert sous

autorité de justice”, in A. AUTENNE, P. MALHERBE, E. TRAVERSA en EJ. NAVEZ, Les réorganisations de

sociétés – Actualités en droit des sociétés, droit fiscal, droit comptable et droit social, Limal, Anthemis, 2011,

(211) 220. 377 R. PARIJS en P. TIERENS, “De arbeidsrechtelijke gevolgen van het faillissement en de gerechtelijke

reorganisatie. Tav. Collectieve arbeidsverhoudingen.”, In: X, Faillissement en reorganisatie, Mechelen, Kluwer,

2016, V.B.11.(1) 4. 378 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 401. 379 Art. 53, laatste lid WCO.

Page 112: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

112

3.5. Inhoud reorganisatieplan

283. Schuldvorderingen die reeds ontstaan waren voor de toekenning van de periode van

opschorting zullen in het reorganisatieplan worden opgenomen. De WCO voerde bij de

wetswijziging van 2013 echter artikel 49/1 in. Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat

schuldvorderingen in de opschorting ten gevolge van een arbeidsprestatie niet verminderd of

kwijtgescholden mogen worden. Hierdoor hebben werknemers een grote waarborg dat zij

volledige vergoeding voor hun arbeid zullen ontvangen in het kader van een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord.

284. Hier is opmerkelijk dat de wetgever koos voor de termen ‘geen vermindering of

kwijtschelding’. Beide bepalingen hebben immers hetzelfde effect tot gevolg aangezien er nooit

kwijtschelding kan plaatsvinden indien er geen vermindering mogelijk is.380

285. Er is ook geen afwijking van dit lid mogelijk, in tegenstelling tot het algemene eerste

lid volgens welke elke schuldvordering voor minstens 15% vergoed moet worden, behoudens

strikte motivering. Uit de voorbereidende werken van de reparatiewet blijkt echter wel dat de

werknemers zelf aan hun recht van artikel 49/1, vierde lid WCO kunnen verzaken indien zij dit

wensen.381

286. Tenslotte kan in dit kader nog de bedenking worden gemaakt dat het reeds besproken

voorlaatste lid van artikel 49 WCO net zegt dat er een sociaal luik moet worden voorzien indien

er vermindering van de loonmassa in het reorganisatieplan is voorzien. Door de invoering van

artikel 49/1 WCO wordt echter specifiek bepaald dat er geen vermindering van de

schuldvorderingen van de voorheen verrichte arbeidsprestaties mag plaatsvinden. Hierdoor kan

het nut van deze bepaling in vraag worden gesteld. Dat het reorganisatieplan bepalingen omvat

over de toekomstige schuldvorderingen uit arbeidsprestaties is immers niet mogelijk volgens

DE MAREZ en PETRY. Eventueel zou het reorganisatieplan volgens hen wel kunnen voorzien

in plannen om de arbeidsvoorwaarden te wijzigen, maar kan de effectieve beslissing niet door

380 L. DE KEYSER, T. DEWICHE, JJ. ACKAERT en J. MALEKZADEM, “Wijzigingen aan de wet continuïteit

betreffende de ondernemingen”, TVR 2013, (740) 762. 381 Wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de ondernemingen,

Parl.St. Kamer 2010-14, nr. 2692/001, 24.

Page 113: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

113

hen worden genomen. Hiervoor zouden immers de regels van het arbeidsrecht moeten worden

gevolgd.382

3.6. Rechtsmisbruik

287. Een vaak voorkomende situatie is deze waar werknemers kort voor de aanvraag tot

gerechtelijke reorganisatie ontslagen worden zonder opzeggingstermijn. De

opzeggingsvergoeding wordt dan beschouwd als een schuldvordering in de opschorting,

waardoor deze opgenomen zal worden in het reorganisatieplan. Bepaalde rechtsleer gaat ervan

uit dat deze opzeggingsvergoeding niet gekwalificeerd kan worden als een gevolg van de

prestatie van de arbeid, maar een gevolg is van de rechtshandeling tot ontslag.383 Hierdoor zou

de uitzondering van artikel 49/1 WCO niet toegepast kunnen worden, wat tot gevolg heeft dat

de opzeggingsvergoeding wel verminderd kan worden in het reorganisatieplan. Hierbij mag het

eerste lid van artikel 49/1 echter niet uit het oog verloren worden, volgens welke de

schuldvorderingen in het reorganisatieplan minstens 15% moeten worden terugbetaald

behoudens motivering. Het voortijdig ontslag met als doel om de opzeggingsvergoeding in de

opschorting terecht te laten komen is een omzeiling van het lot van de lopende overeenkomsten,

die echter door geen enkele regel in de WCO of het arbeidsrecht specifiek verboden wordt.

PEETERS stelt zich echter wel terecht de vraag of zulke constructie niet in strijd kan zijn met

het principe van de goede trouw.384 Indien men dan geen andere verklaring kan geven voor de

opzeg van de arbeidsovereenkomst dan de opzeggingsvergoeding in de opschorting terecht te

laten komen, kan dit eventueel worden gezien als misbruik van het ontslagrecht. In zulk geval

zou homologatie van het reorganisatieplan dan kunnen worden geweigerd door de rechter. DE

MAREZ en PETRY gaan nog een stap verder en opperen zelfs dat een vermindering van de

opzeggingsvergoeding een schending van een menswaardig bestaan uitmaakt en dus de

382 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 405. 383 Ibid. 410. 384 J. PEETERS, “Het gedwongen huwelijk van de werknemers (of de RSZ) met de WCO. Een eerste overzicht

van de rechtspraak (2009-2011)”, Soc. Kron. 2012, (105) 107.

Page 114: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

114

openbare orde raakt, aangezien deze vergoeding het inkomen van de ontslagen werknemer

uitmaakt voor zolang deze geen nieuwe betrekking gevonden heeft.385

288. Het feit dat werknemers die werden ontslagen voor de opening van de procedure anders

worden behandeld dan werknemers die tijdens de opschorting ontslagen werden gaf aanleiding

tot een arrest van het Grondwettelijk Hof. De opzeggingsvergoeding die voortvloeit uit een

ontslag tijdens de opschorting is immers volledig een schuldvordering buiten de opschorting,

waarop het reorganisatieplan dus geen weerslag heeft.386 Dit in tegenstelling tot de

opzeggingsvergoeding van een ontslag voor de opening van de procedure, welke verminderd

kan worden in het reorganisatieplan. Het Grondwettelijk Hof was echter van oordeel dat dit

verschil in behandeling geen verboden discriminatie of ongelijke behandeling met zich

meebrengt.387 Dat de opzeggingsvergoeding buiten de opschorting betekent immers niet dat de

houder van de schuldvordering integraal en zonder betalingstermijn vergoed zal worden.

3.7. Overdracht van een deel of het geheel van de onderneming

289. Bij een gerechtelijke reorganisatie bij collectief akkoord kan ook voorzien worden in de

overdracht van een deel of het geheel van de onderneming of van haar activiteiten. Deze

overdracht wordt uitgebreid besproken in het volgende hoofdstuk maar behoeft toch reeds een

korte vermelding in het kader van de positie van de werknemers bij een collectief akkoord.

290. De overdracht van een deel of het geheel van de onderneming of haar activiteiten wordt

arbeidsrechtelijk immers beschouwd als een conventionele overdracht van de onderneming.388

Deze regels worden nader bepaald in Hoofdstuk II van CAO nr. 32bis. 389 Algemeen kan worden

gesteld dat de arbeidsovereenkomst in beginsel niet wijzigt en dat de eruit voortvloeiende

385 D. DE MAREZ en V. PETRY, “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een gerechtelijke

reorganisatie door een collectief akkoord”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en

M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

(395) 411. 386 Ibid. 387 GwH 21 november 2013, nr. 162/2013, BS 17 maart 2014. 388 R. PARIJS en P. TIERENS, “De arbeidsrechtelijke gevolgen van het faillissement en de gerechtelijke

reorganisatie. Tav de individuele arbeidsverhoudingen”, In: X, Faillissement en reorganisatie, Mechelen, Kluwer,

2016, V.A.31.(1) 13. 389 Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 in de Nationale Arbeidsraad betreffende het behoud

van de rechten van de werknemers bij wijziging van de werkgever ingevolge de overgang van de onderneming

krachtens overeenkomst en tot regeling van de rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname

van activa bij faillissement, BS 9 augustus 1985.

Page 115: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

115

verplichtingen zullen overgaan op de overnemer.390 Hierin wordt onder meer voorzien in

bepaalde verplichtingen die als doel hebben om de rechten van werknemers in een onderneming

zonder vakbondsvertegenwoordiging of ondernemingsraad te waarborgen.391

291. In deze context kan tenslotte nog verwezen worden naar het Electrawinds-dossier. Hier

werd een deel van de activiteiten van Electrawinds NV immers overgedragen aan Tecteo bij de

stemming van het reorganisatieplan. Bij deze overdracht werd voorzien in een maximaal

behoud van tewerkstelling waar slechts 1 baan sneuvelde. 2/3e van het personeel ging over naar

de verkrijger, terwijl ongeveer 1/3e van het personeel bij Electrawinds NV bleef.392 Deze

overdracht was dus duidelijk positief voor de tewerkstelling. Of de arbeidsvoorwaarden van de

werknemers door deze overname wijzigden is niet geweten. Er mag echter wel aangenomen

worden dat alle arbeidsovereenkomsten, met uitzondering van één, werden behouden.

§ 4. Homologatie

292. Waar ook dit onderdeel in het vorige hoofdstuk reeds uitgebreid ter sprake kwam,

behoeft het in de context van de werknemersregeling echter nog een kort intermezzo. Zoals

steeds heeft de homologatie tot gevolg dat het reorganisatieplan bindend wordt voor de

schuldeisers die erin werden opgenomen, dus ook voor deze die tegen het plan stemden. Aldus

zullen ook werknemers, wiens schuldvordering verminderd in het reorganisatieplan werd

opgenomen, zich hierbij moeten neerleggen.393 In tegenstelling tot bij een faillissement kunnen

zij in dit geval geen beroep doen op het sluitingsfonds. Dit verschil in behandeling werd door

het hof van beroep Antwerpen echter toegestaan gezien de verschillende aard van de betrokken

390 P. HUMBLET en J. PEETERS, “De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de continuïteit van de

ondernemingen: gewikt en gewogen”, in: K. BYTTEBIER, E. DIRIX, M. TISON en M. VANMEENEN (eds),

Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, (271) 293. 391 VAN DROOGHENBROECK J., “Aspects de droit du travail de la réorganisation judiciaire et du transfert sous

autorité de justice”, in: A. AUTENNE, P. MALHERBE, TRAVERSA. E., NAVEZ. EJ., Les réorganisations de

sociétés – Actualités en droit des sociétés, droit fiscal, droit comptable et droit social, Limal, Anthemis, 2011

(211) 220. 392 X, “Pas dinsdag duidelijkheid over Electrawinds”, De Standaard 17 april 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140417_01072063 393 Tenzij het gaat om schuldvorderingen uit arbeidsprestaties van voor de opening van de procedure, want dan

geldt het verbod van artikel 49, lid 4, WCO.

Page 116: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

116

procedures, waardoor volgens hen geen nood was om een prejudiciële vraag te stellen aan het

Grondwettelijk Hof of Hof van Justitie.394 Het hof van beroep oordeelde immers dat het

faillissement een vereffeningsprocedure is terwijl de WCO het behoud van de onderneming als

doel heeft, waardoor het verschil in behandeling volgens hen gerechtvaardigd is.

394 HvB Antwerpen 22 november 2012, RABG 2013, 195.

Page 117: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

117

DEEL V. Splitsing van de onderneming

293. In dit onderdeel wordt een belangrijke zijsprong gemaakt. Waar de focus in deze

masterproef tot nu toe lag op de gerechtelijke reorganisatie wordt in dit deel kort vergeleken

met een andere herstructureringsmethode. Naast de gerechtelijke reorganisatie kan de

onderneming immers nog op vele andere figuren een beroep doen om zich te reorganiseren, in

de hoop een vereffening te kunnen vermijden. Dit laatste hoofdstuk beperkt zich echter tot de

figuur van de juridische splitsing. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen een juridische

splitsing als reorganisatietechniek en de overdracht van een deel of de hele onderneming of

haar activiteiten tijdens de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. Hierbij wordt

vooral de bescherming voor schuldeisers van de overdragende onderneming besproken. Er

werd gekozen voor de splitsing als alternatieve reorganisatietechniek omdat deze het meest

voorkomt in geval van financiële moeilijkheden. De onderneming wil immers haar gezonde

delen van de deficitaire scheiden om zo de gezonde delen te proberen redden. Andere

herstructureringsmethodes zoals de fusie, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak,

kapitaalsvermindering en dergelijke worden hier niet verder besproken aangezien zij in het

kader van het herstructureren van een onderneming in financiële moeilijkheden in mindere mate

gehanteerd worden.

Afdeling 1. Splitsing tijdens de opschorting

294. In het Electrawinds dossier werden verschillende assets van de onderneming

overgedragen reeds nadat de gerechtelijke reorganisatie werd aangevraagd. Het verloop van

deze overdracht werd tijdens de case-study reeds uitvoerig besproken, waaruit duidelijk bleek

dat niet alle schuldeisers even gelukkig waren met deze overdracht. Naar aanleiding hiervan

wordt de mogelijkheid onderzocht om tot overdracht van bepaalde onderdelen van de

onderneming over te gaan tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie bij collectief

akkoord, alsook wat de rechten van de schuldeisers zijn bij zulke akkoorden.

Page 118: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

118

295. Artikel 51 van de WCO erkent dat ‘het reorganisatieplan kan voorzien in een vrijwillige

overdracht van het geheel of een gedeelte van de onderneming of van haar activiteiten’.395 Hier

is er sprake van een vrijwillige overdracht doordat de raad van bestuur van de onderneming het

initiatief tot de overdracht zal nemen.396 Bij een overdracht in het raam van een

reorganisatieplan ligt het initiatief immers bij de schuldenaar. Hij legt ook de modaliteiten van

de overdracht vast. Dit alles gebeurt onder voorbehoud van de aanstelling van een voorlopig

bewindvoerder of gerechtsmandataris.397

296. Er zijn bij dit onderzoek 2 hypothesen te maken. De overdracht kan immers gebeuren

tijdens de periode van opschorting of in het reorganisatieplan worden opgenomen. In dit laatste

geval zullen de schuldeisers hun stem mogen uitbrengen over de overdracht, terwijl zij in geval

van overdracht tijdens de opschorting haast geen inspraak zullen hebben.

§ 1. Overdracht die niet in het reorganisatieplan wordt opgenomen

297. In deze eerste situatie gaat het om een overdracht tijdens de periode van opschorting.

Hier kan echter ook de periode voordien bij betrokken worden, waar de aanvraag tot

gerechtelijke reorganisatie reeds is ingediend, maar de opening van de reorganisatieprocedure

nog niet werd toegestaan. In beide situaties behoudt de schuldenaar in beginsel zijn

beschikkingsbevoegdheid. In principe kan hij dus bestanddelen van de onderneming

overdragen. Zoals werd gezien bij Electrawinds gaan de schuldeisers hier echter vaak niet mee

akkoord. Zij zien het onderpand waarop hun verhaalsrecht rust immers verkleinen, terwijl hun

eigen rechten opgeschort zijn.398 De schuldeisers kunnen dan ook proberen om de overdracht

tegen te houden door deze te betwisten voor de rechtbank. Gezien de spoedeisendheid zal

hiervoor normaliter een kortgedingprocedure aangespannen moeten worden. Zij zullen dan

moeten aantonen dat de overdracht te kwader trouw is of de continuïteit van de onderneming

miskent.

395 Art. 51 WCO 396 CA. LEUNEN en J. RASQUIN, “Overdracht van de onderneming in het kader van gerechtelijke reorganisatie

en faillissement”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN

(eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (423) 425. 397 Art. 28, §2 WCO 398 CA. LEUNEN en J. RASQUIN, “Overdracht van de onderneming in het kader van gerechtelijke reorganisatie

en faillissement”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN

(eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (423) 426.

Page 119: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

119

298. In de eerder besproken case-study van Electrawinds gebeurde deze betwisting tussen de

aanvraag en opening van de procedure. De rechter besliste in eerste instantie om de overdracht

van de Biostoomcentrale te verbieden op straffe van een dwangsom.399 Nadat zij de schuldenaar

had gehoord over de overdracht besliste zij dat de overdracht de continuïteit van de

onderneming niet in gevaar bracht, dus dat deze toch moest worden toegestaan.400 Er mag vanuit

worden gegaan dat dezelfde procedure zal worden gevolgd indien de overdracht wordt gepland

tijdens de periode van opschorting.

299. De rechter heeft hier het recht om het nut van de overdracht te toetsen, terwijl dit recht

in beginsel is voorbehouden aan de schuldeisers indien de overdracht deel uitmaakt van het

reorganisatieplan.

300. LEUNEN en RASQUIN stellen zich nog de vraag of de artikelen 17, 2° en 18 van de

Faillissementswet al dan niet van toepassing zullen zijn. Voor de periode tussen de aanvraag en

toekenning van de opschorting wordt geen expliciete uitsluiting van deze artikelen voorzien.

Zij zullen dus wel gewoon toepasselijk zijn voor de periode voor de toekenning van

opschorting. De toepassing van deze artikelen heeft tot gevolg dat de overdracht van het geheel

of een deel van de onderneming of haar activiteiten relatief nietig kan verklaard worden indien

er nadien een faillissement optreedt.401

Deze artikelen worden in artikel 33, §6 van de WCO wel uitgesloten. Probleem is echter dat ze

slechts voor ‘betalingen’ die worden gedaan tijdens de periode van opschorting specifiek niet

toepasselijk worden verklaard. Dit terwijl de artikelen voor het minnelijk akkoord onder

gerechtelijke reorganisatie, een uitdrukkelijk ruimere uitsluitingsgrond kennen. Hierbij worden

de artikelen immers uitgesloten voor ‘alle handelingen’ die worden verricht ter uitvoering van

het akkoord. De overdracht is geen betaling, dus kan bij een letterlijke lezing van artikel 33, §6

WCO worden geoordeeld dat de artikelen 17, °2 en 18 van de Faillissementswet wel toepassing

zullen vinden bij de overdracht tijdens de periode van opschorting met het oog op een collectief

399 Voorz. Kh. Brugge (afdeling Oostende) (KG) 13 december 2013, TRV 2014, 192. 400 Voorz. Kh. Brugge (afdeling Oostende) (KG) 18 december 2013, TVR 2014, 194; Voor een uitgebreide

bespreking: Supra 20 nr. 29. 401 Art. 17, 2° en art. 18 Faillissementswet.

Page 120: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

120

akkoord.402 Dit standpunt vindt volgens LEUNEN en RASQUIN dan ook bijval aangezien de

overdracht van (een deel) van de onderneming buiten het traditionele overlegkader van de

gerechtelijke reorganisatie valt.

§ 2. Overdracht bij goedkeuring van het reorganisatieplan

301. Indien de overdracht een onderdeel is van het reorganisatieplan, hebben de schuldeisers

meer inspraak. Zij moeten het reorganisatieplan en dus de overdracht immers goedkeuren.403

Deze overdracht via het reorganisatieplan kan echter verschillende vormen aannemen. Zo kan

het herstelplan zowel voorzien in de overdracht van aandelen als een effectieve overdracht door

verkoop van de onderneming. In het geval dat aandelen van de onderneming worden

overgedragen stemmen de schuldeisers toe met een vervanging van de bestaande

aandeelhouders. Indien er sprake is van een effectieve overdracht van een deel of alle activa

van de onderneming wordt de opbrengst gebruikt om schuldeisers te vergoeden of de

onderneming verder te zetten. Indien het reorganisatieplan achteraf nog zou worden

ingetrokken, zijn de overnemers van de activa hiertegen beschermd.404

302. Behalve de overdracht van Biostoom buiten het reorganisatieplan om, werd in het

Electrawinds-dossier ook een deel van de onderneming overgedragen in het reorganisatieplan.

Hier werden grote delen en schuldvorderingen van Electrawinds overgedragen aan Elicio.405

De meerderheid van de schuldeisers stemden in met deze overdracht door het reorganisatieplan

toe te staan.

402 CA. LEUNEN en J. RASQUIN, “Overdracht van de onderneming in het kader van gerechtelijke reorganisatie

en faillissement”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN

(eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (423) 426. 403 M. VANMEENEN, “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie” in: H. BREACKMANS,

E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele

ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (349) 384. 404 Art. 58, lid 3 WCO. 405 Supra 26. nr. 51 ev.

Page 121: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

121

§ 3. Redenen om voor zulke overdracht te opteren

303. Aangezien ook de keuze kan worden gemaakt om voor een overdracht onder

gerechtelijk gezag te kiezen, dringt de vraag zich op waarom men de overdracht toch zou laten

doorgaan in het kader van een collectief akkoord.

304. Door de procedure van een overdracht onder gerechtelijk gezag is er bijna geen

zeggenschap voor de schuldeisers en schuldenaren. De overdracht wordt in dat geval immers

geleid door een gerechtsmandataris, welke dus zal beslissen met wie onderhandeld wordt en

tegen welke voorwaarden de overdracht zal doorgaan. Tijdens de reorganisatie bij collectief

akkoord heeft de schuldenaar het verloop van de overdracht in handen.

305. Verder zal een overdracht onder gerechtelijk gezag meestal tot gevolg hebben dat de

overdragende vennootschap na de overdracht failliet wordt verklaard.406 De band tussen de

aandeelhouders en de onderneming wordt dus doorgeknipt, wat in geval van overdracht bij

collectief akkoord niet noodzakelijk het geval is.

306. Andere reden om voor overdracht bij collectief akkoord te kiezen kan zijn dat deze

procedure discreter is dan bij de gerechtelijke overdracht. Deze laatste is immers een openbare

procedure waarbij een boekenonderzoek kan worden gevoerd door alle partijen.407

§ 4. Besluit

307. Overdracht van een deel of het geheel van de onderneming of haar activiteiten is aldus

mogelijk tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. In het

geval waar de overdracht wordt georganiseerd tijdens de procedure van opschorting kan dit

echter nadelige gevolgen hebben voor de schuldeisers. Zij hebben immers geen inspraak en het

is mogelijk dat de overdracht gebeurt aan voorwaarden die hen niet ten goede komen. Zij

406 CA. LEUNEN en J. RASQUIN, “Overdracht van de onderneming in het kader van gerechtelijke reorganisatie

en faillissement”, in: H. BREACKMANS, E. DIRIX, ME. STORME, B. TILLEMAN en M. VANMEENEN

(eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, (423) 429. 407 Ibid.

Page 122: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

122

hebben hierbij echter nog de mogelijkheid om naar de rechtbank te stappen om de overdracht

alsnog tegen te gaan. De rechtbank zal bij zijn oordeel vooral rekening houden met het feit of

de overdracht gunstig is voor de verdere continuïteit van de onderneming en dus niet louter met

de belangen van de schuldeisers. Verder is deze overdracht niet volledig beschermd aangezien

de artikelen 17 °2 en 18 van de faillissementswet waarschijnlijk van toepassing zullen zijn.

Indien de overdracht echter wordt opgenomen in het reorganisatieplan gaat deze pas door na

goedkeuring van de schuldeisers. Zij hebben bij deze laatste optie dus de meeste inspraak.

Afdeling 2. Juridische splitsing buiten de WCO

308. De juridische splitsing wordt specifiek geregeld in het Wetboek van Vennootschappen,

namelijk in Boek XI betreffende het herstructureren van vennootschappen. Dit boek regelt de

specifieke procedure van de juridische fusie, splitsing en inbreng van een algemeenheid of

bedrijfstak. Er werden enkele bijzondere waarborgen voor schuldeisers ingebouwd ter

bescherming van hun schuldvordering. Deze worden hieronder uiteengezet. Zo worden er

publiciteitsvoorschriften voorzien zodat de schuldeiser de eventuele implicaties voor zijn

schuldvordering kan inschatten. De schuldeiser kan dan eventueel optreden door zijn rechten te

doen gelden om zijn schuldvordering veilig te stellen.

§ 1. Wat?

309. De juridische splitsing is een reorganisatiemethode waar de hele onderneming

overgenomen wordt door één of meer al dan niet reeds bestaande ondernemingen.408 Zij is dus

eigenlijk het omgekeerde van een juridische fusie. Bij een juridische fusie worden de patrimonia

van twee ondernemingen samengebracht tot één onderneming, terwijl bij een splitsing het

patrimonium van één onderneming bij verschillende ondernemingen wordt ingebracht.409

Beide reorganisatietechnieken worden samen geregeld in Wetboek van Vennootschappen410 en

brengen de ontbinding zonder vereffening van de overdragende vennootschap met zich mee.411

408 Art. 673 - 675 W. Venn. 409 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 152. 410 Boek XI: herstructurering van vennootschappen, deel II: De regeling inzake fusies, splitsingen en gelijkgestelde

verrichtingen (art. 681 – 758 W. Venn.) 411 Art. 671 – 675 W. Venn.

Page 123: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

123

Deze regels gelden slechts voor ‘interne’ fusies en splitsingen, namelijk deze die aan het

Belgische vennootschapsrecht onderworpen zijn. Het betreft hier ondernemingen die in België

werden opgericht en waarvan de werkelijke zetel zich in België bevindt. Fusies en splitsingen

tussen een Belgische en buitenlandse vennootschap vallen dus niet onder deze bepalingen.412

310. Onderstaande regels zijn toepasselijk op alle vennootschappen met

rechtspersoonlijkheid, met uitzondering van landbouwvennootschappen en economische

samenwerkingsverbanden.413 Er is hier dus een ander toepassingsgebied dan de Wet

Continuïteit van ondernemingen wat reeds eerder besproken werd.414

Er werden een aantal bijzondere voorschriften in het Wetboek van Vennootschappen

opgenomen ter bescherming van de schuldeisers van de bij de fusie en splitsing betrokken

ondernemingen. Daarnaast kunnen deze schuldeisers zich ook beroepen op de

gemeenrechtelijke beschermingsvoorschriften.415

311. De splitsing is een nuttige reorganisatietechniek voor ondernemingen in moeilijkheden

omdat zij nog steeds kan plaatsvinden indien de te splitsen onderneming zich in een staat van

faillissement bevindt. Enige voorwaarde die wordt gesteld is dat er nog geen verdeling van het

vermogen aan de aandeelhouders heeft plaatsgevonden.416

§ 2. Soorten splitsingen

312. Het is nog van belang om een bondig overzicht te geven van de verschillende vormen

die een splitsing kan aannemen. Volgens het Wetboek van Vennootschappen kunnen we 3

soorten splitsingen onderscheiden. Daarnaast is er nog de partiële splitsing, welke door de

rechtsleer wordt aangenomen op basis van artikel 677 W. Venn.

313. Splitsing door overneming is een van de aanvaarde soorten uit het Wetboek van

Vennootschappen.417 Hier gaat het gehele vermogen van een onderneming over op meerdere

412 R. FELTKAMP, De overdracht van schuldvorderingen, Antwerpen, Intersentia, 2005, 880. 413 Art.670 W. Venn. 414 Supra 36, nr. 73. 415 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 136. 416 Art. 681 W. Venn. 417 Art. 673 W. Venn.

Page 124: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

124

verkrijgende ondernemingen die reeds bestonden van voor de overdracht. De aandeelhouders

van de ontbonden vennootschap krijgen aandelen in de verkrijgende vennootschap in ruil, maar

er kan onder voorwaarden in een opleg in geld voorzien worden.

Daarnaast is er nog de splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen.418 De naam zegt

het eigenlijk zelf, hierbij gaat het gehele vermogen van de overdragende vennootschap over op

meerdere vennootschappen die bij de splitsing werden opgericht. De overdragende

vennootschap is de oprichter van deze nieuw opgerichte verkrijgende ondernemingen. De

oprichting gebeurt volgens de regels uit het Wetboek van Vennootschappen die van toepassing

zijn op de toepasselijke rechtsvorm.419 De vergoeding van de overdragende aandeelhouders

bestaat ook hier uit aandelen, eventueel met een opleg in geld die aan wettelijke beperkingen is

onderworpen.

Ook de gemengde splitsing wordt in het Wetboek van Vennootschappen beschreven. Hier gaat

eveneens het gehele vermogen over op verschillende vennootschappen. De verkrijgers zijn in

dit geval minstens één reeds bestaande en minstens één nieuw opgerichte vennootschap. De

vergoeding van de oorspronkelijke aandeelhouders bestaat hier uit aandelen. De toepasselijke

regels zijn afhankelijk. Indien het gaat over het deel dat aan de nieuwe vennootschap wordt

overgedragen worden deze regels toegepast terwijl de regelgeving voor reeds bestaande

ondernemingen wordt gebruikt wanneer het gaat over het deel dat aan de bestaande

onderneming wordt overgedragen.

De partiële splitsing wordt eveneens algemeen aanvaard, maar deze wordt niet letterlijk

omschreven in het Wetboek van Vennootschappen. Zij wordt echter afgeleid uit de bepaling

van artikel 677 W. Venn, welk bepaalt dat alle definities van splitsingen uit het Wetboek van

Vennootschappen eveneens toepasselijk zijn indien de overdragende vennootschap niet

ophoudt te bestaan. Een partiële splitsing wordt beschouwd als een herstructurering waarbij de

overdragende vennootschap verder blijft bestaan met een deel van het vermogen dat niet werd

overgedragen. De aandeelhouders van de splitsende vennootschap blijven aandeelhouder, maar

worden eveneens aandeelhouder van de verkrijgende vennootschappen. Grootste verschil met

418 Art. 674 W. Venn. 419

H. BOUCKEN en H. BRAEKMANS, Handboek vennootschapsrecht, Mortsel, Intersentia, 2012, 870.

Page 125: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

125

de eigenlijke splitsing is dat in geval van een partiële splitsing de (af)splitsende vennootschap

blijft bestaan, terwijl de splitsende vennootschap bij een eigenlijke splitsing wordt ontbonden.

Er wordt aanvaard dat de regels van de eigenlijke splitsing evenzeer toepasselijk zijn op de

partiële splitsing.420

§ 3. Publiceren splitsingsvoorstel

314. Het splitsingsvoorstel moet minstens 6 weken voordat de algemene vergadering

hierover zijn stem uitbrengt worden neergelegd ter griffie van de bevoegde rechtbank van

koophandel. Vervolgens wordt er melding gedaan van de neerlegging ter griffie in het Belgisch

Staatsblad.421 Tijdens die termijn kunnen onder meer schuldeisers het splitsingsvoorstel

inkijken. In dit voorstel moet onder meer worden weergegeven hoe de activa en passiva van de

splitsende onderneming verdeeld zullen worden, zodat schuldeisers zich een beeld kunnen

vormen hoe de splitsing hun schuldvordering zal beïnvloeden.422

§ 4. Artikel 684 W. Venn

315. Een splitsing hangt voor de schuldeisers uiteraard samen met een risico op verandering

van hun onderpand.423 De Belgische wetgever kwam hier op basis van Europese richtlijnen aan

tegemoet door een beschermingsregeling voor schuldeisers te voorzien in geval van een fusie

of splitsing.

316. De schuldeiserbescherming in geval van een fusie of splitsing wordt geregeld in artikel

684 W. Venn. Dit artikel bepaalt dat de schuldeiser 2 maanden heeft om een verzoek tot

bijkomende zekerheid in te stellen vanaf de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de

akten houdende de fusie of de splitsing. Dit artikel is eveneens van toepassing op een partiële

splitsing.424

420 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 190-191. 421 Art. 728, derde lid W. Venn resp. 743, derde lid W. Venn. 422 Art. 728 W. Venn. resp. 743 W. Venn. 423 K. BYTTEBIER, Fusies en overnames, Brugge, Die Keure, 2006, 94. 424 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 196.

Page 126: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

126

317. Schuldeisers hebben het recht om een bijkomende zekerheid te eisen van de

vennootschappen die bij de fusie of splitsing betrokken zijn. Zij kunnen echter de voltrekking

van de fusie of splitsing niet tegengaan.425 De bijkomende zekerheidsstelling kan slechts

worden aangevraagd nadat de splitsing al is voltrokken en alle rechtsgevolgen reeds hebben

plaatsgevonden. Dit artikel is sterk verschillend van de procedure inzake

kapitaalsvermindering. Een kapitaalsvermindering kan immers geen rechtsgevolgen hebben

zolang de termijn waarbinnen schuldeisers een aanvraag tot bijkomende zekerheidsstelling

kunnen doen nog niet verstreken is, of zolang de rechter nog geen uitspraak heeft gedaan over

de hiertoe ingestelde vordering.

4.1. Welke schuldvorderingen?

318. De zekerheidsstelling is echter slechts toegestaan indien de vordering ontstond voor de

bekendmaking van het splitsingsvoorstel én indien de schuldvordering op dat moment nog niet

vervallen is. Ook schuldvorderingen die in rechte of via arbitrage betwist werden voor de

algemene vergadering die zich over de splitsing moest uitspreken kunnen de vordering tot

zekerheid instellen. De bescherming is dus niet van toepassing op schuldvorderingen die reeds

vervallen maar nog niet betaald zijn.

319. Deze mogelijkheid wordt voorbehouden aan de schuldeisers van alle deelnemende

vennootschappen, dus zowel deze van de splitsende als deze van de verkrijgende vennootschap.

Dat ook schuldeisers van de overnemende vennootschap bescherming genieten vloeit voort uit

het risico dat een onderneming in financiële moeilijkheden wordt overgenomen.426 Deze

mogelijkheid zou gelden voor alle categorieën van schuldeisers, ook deze die reeds over een

zekerheid beschikken.427

425 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 138. 426 Ibid. 139. 427 Ibid. 140.

Page 127: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

127

4.2. Zekerheden

320. Artikel 684 W. Venn. omvat geen verdere informatie over de soort zekerheid die kan

worden aangevraagd. Ook over de rangregeling tussen verschillende categorieën van

schuldeisers blijft het stil. Er mag dus worden aangenomen dat partijen zelf mogen

overeenkomen welke zekerheid aan hun schuldvordering gekoppeld wordt.

4.3. Verzoek afweren

4.3.1 Vervroegde betaling

321. Zowel de verkrijgende als de overgenomen vennootschap kunnen het verzoek tot

bijkomende zekerheidsstelling afweren door de schuldvordering van de verzoeker te voldoen

tegen haar waarde, na aftrek van het disconto.428

4.3.2 Rechtbank van koophandel

322. Indien de partijen niet tot een overeenkomst komen betreffende de eis tot

zekerheidsstelling kan een vordering worden ingesteld bij de voorzitter van de rechtbank van

koophandel in het rechtsgebied van de schuldenaar. De procedure en tenuitvoerlegging zullen

dan gebeuren zoals in kortgeding.429 De voorzitter beslist dan of er al dan niet een zekerheid

moet worden gesteld, rekening houdend met de waarborgen en voorrechten die de schuldeiser

al heeft en met de gegoedheid van de vennootschap-schuldenaar.430 Indien de zekerheid niet

werd gesteld binnen de vooraf bepaalde termijn wordt de schuldvordering onmiddellijk

opeisbaar. De verkrijgende vennootschappen zijn in geval van een splitsing in dat geval

hoofdelijk gehouden om de verbintenis na te komen.431 De schuldeiser kan in dit laatste geval

dus alle vennootschappen aanspreken die een deel van het patrimonium van de gesplitste

vennootschap verworven hebben.432

428 Art. 684, §1, tweede lid W. Venn. 429 Art. 684, §1, derde lid W. Venn. 430 Art. 684, §1, vierde lid W. Venn. 431 Ibid. 432 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 182.

Page 128: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

128

§ 5. Aanspraken t.a.v. aandeelhouders of vennoten

323. Indien een onderneming met onbeperkte aansprakelijkheid gesplitst wordt geldt er een

specifieke regeling.433 Dit om eventuele rechten van schuldeisers van zulke vennootschappen

niet in het gedrang te brengen. Artikel 685 bepaalt immers dat (bepaalde) vennoten van de

overdragende vennootschap onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk blijven voor verbintenissen

die werden aangegaan voor de splitsing aan derden kon worden tegengeworpen. Dit is de dag

van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de akte waarbij tot splitsing wordt

overgegaan.

324. De positie van de oude schuldeisers verandert hier dus niet. Indien de overnemende

vennootschap insolvabel zou worden kunnen zij hun aanspraken nog steeds doen gelden op de

vennoten van de oorspronkelijke vennootschap.

325. Deze regel geldt ook indien de overnemende vennootschap een vennootschapsvorm

zonder aansprakelijkheidsbeperking is. De oude schuldeisers krijgen er in dat geval een

schuldenaar bij, namelijk de vennoten van de overnemende vennootschap die hoofdelijk en

persoonlijk gehouden zullen zijn om de schuld te voldoen.434

326. Tenslotte kunnen vennoten van zulke overnemende vennootschappen van deze

verplichting ontheven worden indien zulks uitdrukkelijk wordt bepaald in het splitsingsvoorstel

en de splitsingsakte en indien deze aan derden kunnen worden tegengeworpen.435

§ 6. Aansprakelijkheid verkrijgende vennootschap

327. Verder bepaalt artikel 686 W. Venn. dat de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk

gehouden zijn om de zekere en opeisbare schuldvorderingen te voldoen. Tevens is vereist dat

deze schulden reeds bestonden op het moment van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de

akte houdende vaststelling van besluit tot deelneming aan de splitsing én dat zij overgaan op

een andere vennootschap die door de splitsing tot stand kwam. Deze bepaling geldt ook voor

433Met name: V.O.F., gewone commanditaire vennootschap, commanditaire vennootschap op aandelen,

coöperatieve vennootschap met onbeperkte (hoofdelijke) aansprakelijkheid; 434 Art. 685, §2 W. Venn. 435 Art. 685, §2? lid 2 W. Venn.

Page 129: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

129

schulden die in rechte of via arbitrage betwist werden voor de algemene vergadering die zich

over de splitsing uitsprak. Deze hoofdelijkheid geldt slechts ten belope van het netto-actief dat

aan de vennootschap werd toegekend.

328. Over de toepassing van dit artikel in geval van een partiële splitsing heerst er discussie.

Volgens een deel van de rechtspraak is een splitsende vennootschap eveneens een verkrijgende

vennootschap aangezien zij niet ontbonden wordt. Hierdoor zou de (af)splitsende vennootschap

ook hoofdelijk gehouden blijven.436

§ 7. Besluit

329. Na deze bondige bespreking van de juridische splitsing kan vooral geconcludeerd

worden dat de wetgever haar uiterste best heeft gedaan om schuldeisers zo min mogelijk hinder

te laten ondervinden bij de splitsing van hun schuldenaar. Waar schuldeisers van

schuldvorderingen die nog niet vervallen zijn bescherming kunnen aanvragen door een extra

zekerheid te eisen, worden de schuldeisers van schuldvorderingen die wel al opeisbaar zijn

beschermd doordat de verkrijgers hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld. In beide gevallen

moet het echter gaan om schuldvorderingen die reeds ontstaan waren op het ogenblik van de

bekenmaking van de beslissing houdende de splitsing in het Belgisch Staatsblad. Er moet

eveneens rekening mee gehouden worden dat de schuldeisers in beginsel de splitsing zelf niet

kunnen tegenhouden.

436 K. BYTTEBIER, Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, 196.

Page 130: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

130

BESLUIT

330. Er werd geprobeerd om de positie van schuldeisers in een gerechtelijke reorganisatie

door een collectief akkoord in kaart te brengen met behulp van een praktijkvoorbeeld.

331. Uit het theoretische derde onderdeel blijkt dat de wetgever reeds enkele stappen in de

goede richting heeft gezet om de schuldeisers meer bescherming te bieden, maar dat het

initiatiefrecht en de beslissingsbevoegdheid tijdens de opschorting nog steeds volledig bij de

schuldenaar liggen.

Aangezien de schuldenaar tijdens de procedure zijn eigen baas is, is het de taak van de

schuldeiser om zelf waakzaam te blijven en te anticiperen op de stappen van de schuldenaar.

De schuldeiser kan dit onder meer doen door het controleren en eventueel betwisten van zijn

schuldvordering of door een verzoek tot aanstelling van een gerechtsmandataris of voorlopig

bewindvoerder in te dienen. Indien aan de voorwaarden werd voldaan kan de schuldeiser zelfs

voortijdige beëindiging van de procedure te vorderen.

De schuldenaar kan slechts op actieve wijze opkomen voor zijn rechten indien hij over

voldoende informatie beschikt. De wetgever kwam aan deze noodzaak tegemoet in de

Reparatiewet van 2013 door bijkomende rechten op informatie te voorzien voor de schuldeisers.

332. Na analyse van het Electrawinds dossier moet de stelling dat de schuldenaar op papier

de touwtjes in handen heeft echter genuanceerd worden. Bij de uitwerking van het

praktijkvoorbeeld bleek immers dat bepaalde schuldeisers toch een grote invloed kunnen

hebben op het verloop van de procedure. Schuldeisers die zich in een machtspositie bevinden

ten opzichte van de schuldenaar, bijvoorbeeld door hun strategisch belang, kunnen druk

uitoefenen om bepaalde gunsten te verkrijgen. Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het

verzoek om tijdens de opschorting vrijwillige betaling te verkrijgen. Schuldeisers die van

minder cruciaal belang zijn voor de onderneming kunnen deze invloed niet uitoefenen waardoor

zij zich in een nadeligere positie bevinden.

Page 131: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

131

333. Er werd eveneens een onderdeel aan de splitsing van de onderneming gewijd. Hieruit

blijkt dat de schuldeisers om een bijkomende zekerheid kunnen verzoeken, maar dat er ook

verschillende maatregelen worden getroffen opdat de eventuele aanspraken van de schuldeiser

op zijn schuldenaar niet verloren zouden gaan. Alle schuldeisers zullen bescherming genieten

in het geval van een splitsing, waardoor er in beginsel geen gedifferentieerde behandeling in de

terugbetaling van hun schuldvorderingen zal zijn.

334. De hierboven vermelde gedifferentieerde behandeling van de schuldeisers is wel

toegestaan bij de gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord. Hierdoor wordt echter ook

de poort voor misbruiken opengezet. Daarom voerde de wetgever extra waarborgen in ter

bescherming van bepaalde kwetsbare categorieën, namelijk het openbaar bestuur en de

werknemers. Het resultaat is echter dat zij zodanig worden begunstigd dat dit gedeeltelijk ten

koste gaat van de andere gewone schuldeisers. Zo bleek bijvoorbeeld uit het Electrawinds

dossier dat de RSZ en Directe belastingen even gunstig werden behandeld als de best

behandelde gewone schuldeisers, terwijl andere schuldeisers soms grote verliezen moesten

slikken.

335. Omdat de continuïteit van de onderneming bij deze procedure voorop staat is een

gedifferentieerde behandeling wel noodzakelijk. Dit mag echter geen vrijgeleide betekenen

voor de schuldenaar, begrenzing is immers nog steeds nodig. De rechtbank moet bij de

homologatie van het goedgekeurde reorganisatieplan rekening houden met de pleegvormen van

de WCO en de openbare orde. Om overdreven ongelijke behandeling te kunnen toetsen, haalde

zij het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel van stal. Dit toetsingsbegrip wordt heden ten dage

geleidelijk aan vervangen door een functioneel en proportioneel criterium. Niet tegenstaande

het feit dat er twijfels zijn bij de verantwoording van het verschil in behandeling, zal de

rechtbank het reorganisatieplan in sommige gevallen toch homologeren. Dit bleek onder meer

uit het Electrawinds dossier.

Page 132: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

132

336. Algemeen kan niet ontkend worden dat de wetgever zijn best heeft gedaan om een

evenwicht te vinden tussen de belangen van de verschillende stakeholders. Doordat de

continuïteit van de onderneming echter het hoofddoel blijft, was de wetgever genoodzaakt om

onder meer gedifferentieerde behandeling van schuldeisers en vrijwillige betalingen tijdens de

opschorting toe te staan. Hoewel de gewone schuldeisers in beginsel beroep kunnen doen op

gelijke rechten en onderworpen worden aan dezelfde beperkingen, is gebleken dat bepaalde

schuldeisers in realiteit meer druk op de schuldenaar kunnen uitoefenen terwijl anderen eerder

aan de zijlijn moeten supporteren. Er kan besloten worden dat de grens tussen toegestane

differentiatie en verboden discriminatie onder de schuldeisers erg dun is.

Page 133: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

133

BIBLIOGRAFIE

WETGEVING

EUROPESE WETGEVING

Verordening Raad nr. 1346/2000, 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures, Pb. L. 30

juni 2000, afl. 160.

BELGISCHE WETGEVING

Wetten en Koninklijke Besluiten

Wetboek van Koophandel van 10 september 1807, bekendgemaakt 10 september 1807.

Gerechtelijk wetboek van 10 oktober 1967, BS 31 oktober 1967.

Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun

werk, BS 18 september 1996.

Faillissementswet van 8 februari 1997, BS 28 oktober 1997.

Wet van 17 juli 1997 betreffende het Gerechtelijk Akkoord, BS 28 oktober 1997.

Wetboek van Vennootschappen van 7 mei 1999, BS 6 augustus 1999.

Wet van 2 augustus 2002 betreffende de betalingsachterstand bij handelstransacties, BS 7

augustus 2002.

Wetboek van Internationaal Privaatrecht van 27 juli 2004, BS 27 juli 2004.

Page 134: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

134

Wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale

bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot

financiële instrumenten, BS 1 februari 2005.

Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, BS 9 februari 2009.

Wetboek van Economisch recht van 28 februari 2013, BS 29 maart 2013.

Wet van 27 mei 2013 tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van

de ondernemingen, BS 22 juli 2013.

Koninklijk besluit van 27 november 1973 houdende reglementering van economische en

financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden, BS 28 november 1973.

Koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot bepaling van de ondernemingen in moeilijkheden

of die uitzonderlijk ongunstige economische omstandigheden kennen, bedoeld in art. 39bis van

de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 19 oktober 1985.

Koninklijk Besluit van 31 december 1986 nr. 492 houdende bepalingen ter bevordering van de

tewerkstelling, BS 23 januari 1987.

Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in de

Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten

betreffende ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij KB van 12 september

1972, BS 25 november 1972.

Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 32bis van 7 juni 1985 in de Nationale Arbeidsraad

betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij wijziging van de werkgever

ingevolge de overgang van de onderneming krachtens overeenkomst en tot regeling van de

rechten van de werknemers die overgenomen worden bij overname van activa bij faillissement,

BS 9 augustus 1985.

Parlementaire stukken

Page 135: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

135

Wetsvoorstel betreffende de continuïteit van de ondernemingen, Parl.St. Kamer 2007-08, nr.

0160/001.

Amendement betreffende de continuïteit van de ondernemingen, Parl.St. Kamer 2007-08, nr.

0160/002.

Wetsontwerp tot wijziging van verschillende wetgevingen inzake de continuïteit van de

ondernemingen, Parl.St. Kamer 2010-14, nr. 2692/001.

Schriftelijke vragen en antwoorden

Vr. en Antw. Kamer 2010-11, 10 juni 2011 (L. VEREECK, antw. I. LIETEN).

RECHTSPRAAK

GwH 18 januari 2012, nr. 8/2012, TBH 2012, 435.

GwH 28 februari 2013, nr.24/2013, BS 28 maart 2013.

GwH 21 november 2013, nr. 162/2013, BS 17 maart 2014.

Cass. 9 maart 2000, RW 2000, 480.

Cass. 20 oktober 2005, NjW, 2006, 365.

Cass. 24 november 2011, TBH 2012, 905.

Cass. 7 februari 2013, JLMB 2013, 1510.

Cass. 13 maart 2014, RW 2014, 226.

Cass. 16 mei 2014, TBH 2015, 569.

Page 136: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

136

Cass. 28 januari 2016, C.15.0321.N, www.cass.be.

HvB Antwerpen, 10 februari 2011, TBH 2011, 932.

HvB Antwerpen, 22 november 2012, RABG 2013, 195.

Kh. Antwerpen 24 februari 2012, RW 2012, 512.

Kh Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013, TRV 2014, 199.

Kh Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013, TRV 2014, 208, noot M. ROELANDS.

Kh. Denderdmonde 13 februari 2012, RW, 2012, 228.

Kh. Gent (afd. Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, 816.

Kh. Gent (afd. Oostende) 22 april 2014, TRV 2014, 821, noot M. ROELANDS.

Kh. Nijvel, 22 februari 2010, JLMB 2010, 1388.

Voorz. Kh. Brugge (afd. Oostende) (KG) 13 december 2013, TRV 2014, 192.

Voorz. Kh. Brugge (afd. Oostende) (KG) 18 december 2013, TRV 2014, 194.

Page 137: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

137

RECHTSLEER

BOEKEN EN BIJDRAGEN IN BOEKEN

ALTER, C., “La procedure de réorganisation (les different options ainsi que les mesures

extrajudicaires)” in: ALTER, C., PELTZER, L., WINDEY, J. en ZENNER, A., La loi du 31

janvier 2009 relative à la continuité des entreprises, Brussel, Larcier, 2009, 43-94.

ALTER, C. en PLETINCKX, Z., “Droit bancaire et continuité des entreprises” in ZENNER, A

en DAL, M. (eds.), Actualité de la continuïté, continuïté de l’actualité – Etats généraux de la

continuïté des entreprises, Brussel, Larcier, 2012, 359- 394.

BEKAERT, J., “De WCO: de schuldeisers schaakmat?” in: ORDE VAN ADVOCATEN TE

KORTRIJK, De vennootschap in de verschillende takken van het recht, Gent, Larcier, 2013,

81-126.

BOUCKEN, H. en BRAEKMANS, H., Handboek vennootschapsrecht, Mortsel, Intersentia,

2012, xlii + 924 p.

BRIJS, S. en JACMAIN, S., “De reorganisatie van een onderneming in het kader van een

collectief akkoord”, in: LAMBRECHT, P. en GHEUR, C. (eds.), De wet betreffende de

continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à la continuité des entreprises, Louvain-

La-Neuve, Anthemis, 2010, 77 – 115.

BYTTEBIER, K., Fusies en overnames, Brugge, Die Keure, 2006, XVI + 355p.

BYTTEBIER. K., Handboek fusies en overnames, Antwerpen, Intersentia, 2012, xxxi+ 1083 p.

COLLE, P., Het juridisch kader van de faillissementsvoorkoming, Antwerpen, Maklu, 1989,

491 p.

COUSSEMENT, P., “Macht en onmacht van de verschillende stakeholders in een gerechtelijke

reorganisatie door collectief akkoord”, in: BYTTEBIER, K., DIRIX, E., TISON, M. en

Page 138: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

138

VANMEENEN, M. (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen,

Intersentia, 2010, 65-119.

CRIVITS, R., “Instandhouding en overdracht van ondernemingen in moeilijkheden door

(gerechtelijke) bewindvoerders”, in: MARTENS, L. en VAN VOLCEM, M. (eds.), De

onderneming in de branding: actuele ontwikkelingen inzake de onderneming en haar

continuïteit, Gent, Academia Press, 2002, 37-110.

DE COCK, G. en VERSCHELDEN, M., Preventie bij ondernemingen in moeilijkheden na de

nieuwe wet op de continuïteit van de ondernemingen, Mechelen, Kluwer, 2009, 208p.

DE MAREZ, D. en PETRY, V., “De positie van de werknemers en de RSZ in het raam van een

gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord”, in: BREACKMANS, H., DIRIX, E.,

STORME, ME., TILLEMAN, B. en VANMEENEN, M. (eds.), Curatoren en vereffenaars:

actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014, 395 – 413.

DE WILDE, A., “Gelijkheid tussen schuldeisers. Toetsing aan de hand van de wet op de

continuïteit van de ondernemingen. – All animals are equal, but some animals are more equal

than others”, in: MARTENS, P., WIJCKMANS, F., DE WILDE, A. en CATTARUZZA, J.,

Tendensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in de bedrijfswereld, Brussel, Bruylant,

2009, 77- 105.

DIRIX, E. en JANSEN, R., “De positie van de schuldeisers en het lot van lopende

overeenkomsten”, in: BYTTEBIER, K., DIRIX, E., TISON, M. en VANMEENEN, M. (eds),

Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 157-

195.

DIRIX, E., TILLEMAN, B. en VAN ORSHOVEN, P., De valks juridisch woordenboek,

Antwerpen, Intersentia, 2001, 431 p.

DIRIX, E., STEENNOT, R. en VANHEES, H., Handels- en economisch recht in hoofdlijnen,

Antwerpen, Intersentia, 2014, xviii + 537 p.

Page 139: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

139

FELTKAMP, R., De overdracht van schuldvorderingen, Antwerpen, Intersentia, 2005, xxx+

1012 p.

HUMBLET, P. en PEETERS, J., “De arbeidsrechtelijke aspecten van de wet betreffende de

continuïteit van de ondernemingen: gewikt en gewogen”, in: BYTTEBIER, K, DIRIX, E.,

TISON, M. en VANMEENEN, M., (eds), Gerechtelijke reorganisatie – getest, gewikt en

gewogen, Antwerpen, Intersentia, 2010, 271-313.

PARIJS, R. en TIERENS, P., “De arbeidsrechtelijke gevolgen van het faillissement en de

gerechtelijke reorganisatie. Tav. Collectieve arbeidsverhoudingen.”, In: X, Faillissement en

reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2016, V.B.11.1 – V.B.11.18.

PARIJS, R. en TIERENS, P., “De arbeidsrechtelijke gevolgen van het faillissement en de

gerechtelijke reorganisatie. Tav de individuele arbeidsverhoudingen.”, In: X, Faillissement en

reorganisatie, Mechelen, Kluwer, 2016, V.A.31.1 – V.A.31.20.

PEETERS, J., Informatie en raadpleging van werknemers bij herstructurering, Antwerpen,

Intersentia, 2009, 718 p.

RASQUIN J., “Overdracht van ondernemingen in het kader van de wet betreffende de

continuïteit van de onderneming”, in: X, faillissement en reorganisatie, Mechelen, Kluwer,

2016, I.K.1 – I.K.60.

SLAGTER, W.J., Herstructurering en reorganisatie, Zuthpen, Uitgeverij Paris, 2011, 158p.

VAN BUGGENHOUT, C., “Gelijkheid van schuldeisers, samenloop, gerechtelijk akkoord en

gerechtelijke reorganisatie”, in: MARTENS, P., WIJCKMANS, F., DE WILDE, A. en

CATTARUZZA, J., Tendensen in het bedrijfsrecht. 20: Gelijke behandeling in de

bedrijfswereld, Brussel, Bruylant, 2009, 107-116.

Page 140: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

140

VAN BUGGENHOUT, C., “Overname van ondernemingen in moeilijkheden of in

faillissement”, in: RAUWS, W., COLLE, P. en DIRIX, E. (eds.), Schuldeisers en onderneming

in moeilijkheden, Kalmthout, Biblo, 1994, 185 - 210

VAN DROOGHENBROECK, J., “Aspects de droit du travail de la réorganisation judiciaire et

du transfert sous autorité de justice”, in AUTENNE, A., MALHERBE, P., TRAVERSA, E en

NAVEZ, EJ., Les réorganisations de sociétés – Actualités en droit des sociétés, droit fiscal,

droit comptable et droit social, Limal, Anthemis, 2011, 211 – 271.

VAN GERVEN, W., Beginselen van privaatrecht. Deel XIII: Handels- en economisch recht.

Deel 1: ondernemingsrecht. Volume A., Brussel, E. Story Scienta, 1989, 436 p.

VANMEENEN, M., “Drie jaar wet continuïteit ondernemingen – over kleine en grote

misverstanden” in: C. VOOR BEROEPSVERVOLMAKING IN DE RECHTEN, CBR

Jaarboek, Antwerpen, Intersentia, 2012, 387-458.

VANMEENEN, M., “Rechten van de schuldeisers in de gerechtelijke reorganisatie”, in:

BREACKMANS, H., DIRIX, E., STORME, ME., TILLEMAN, B. en VANMEENEN, M.

(eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

349 – 393.

VAN SOLINGE, G., “Herstructurering bij financiële moeilijkheden”, in: VAN SOLINGE G.,

SCHILD, A.J.P., VLETTER-VAN DORT, H.M., LEIJTEN ,A.F.J.A., VAN HEES, J.J., VAN

OLFFEN, M., VAN DER KORST, P.J., VAN GALEN, R.J., BURGGRAAF, J.L. en WAKKIE,

P.N., (eds.), Herstructureringen van ondernemingen in financiële moeilijkheden, Deventer,

Kluwer, 2014, 1-7.

VENANROYE, J. en VANDORMAELE, K.J., “Boek I WER en Wet natuurlijke rechter: Van

handelsrecht naar ondernemingsrecht” in: KEIRSBILCK, B. en TERRYN, E. (eds.), Het

wetboek economisch recht: van nu en straks?, Antwerpen, Intersentia, 2014, 5-63.

VERBRUGGEN, C. en VAN OMMESLAGHE, S., “Abus de droit et loi sur la continuïté des

entreprises”, in: ZENNER, A. en DAL. M., Actualité de la continuïté, continuïté de l’actualité:

Etats généraux de la continuïté des entreprises, Brussel, Larcier, 2012, 99 – 140.

Page 141: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

141

VEROUGSTRAETE, I., “De afwikkeling van een gerechtelijke reorganisatie. Een summier

overzicht van de verschillende mogelijkheden binnen de WCO na de hervorming van 2013.”,

in: BREACKMANS, H., DIRIX, E., STORME, ME., TILLEMAN, B. en VANMEENEN, M.

(eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen III, Antwerpen, Intersentia, 2014,

287-308.

VEROUGSTRAETE, I., “Rechten en garanties van de schuldeisers” in: LAMBRECHT P. en

GHEUR C., (eds.) De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen – La loi relative à

la continuité des entreprises, Louvain-La-Neuve, Anthemis, 2010, 143-169.

WINDEY, J., “Les effets de la loi de 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises sur

les créanciers et leurs garanties” in: ALTER, C, PELTZER, L., WINDEY, J. en ZENNER, A.,

La loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises, Brussel, Larcier, 2009, 95-

124.

ZENNER, A., De wet op de continuïteit van ondernemingen, Antwerpen, Intersentia, 2009,

221p.

ZENNER, A., “Van gerechtelijk akkoord naar continuïteit van de onderneming”, in:

ALLEMEERSCH, B. en LAMBRECHT, D. (eds.), Actuele ontwikkelingen in het

faillissementsrecht, Antwerpen, Intersenia, 2008, 1-90.

BIJDRAGEN IN TIJDSCHRIFTEN

DE KEYSER, L., DELWICHE, T., ACKAERT, J.J. en MALEKZADEM, J., “Wijzigingen aan

de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen” TRV 2013, 740-777.

DUPONT, J., “Artikel 53 WCO: het begrip ‘weerslag’ nader toegelicht”, DAOR 2013, 180-

186.

Page 142: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

142

FRANCOIS, P., “De aanpassing van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen:

geen wijziging van de fundamenten, maar wel enkele fundamentele wijzigingen”, BFR 2013,

243-259.

FRANSIS, R., “Gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in het reorganisatieplan: een

privaatrechtelijke toets aan het verbod op rechtsmisbruik’, R.D.C 2014, 696 – 702.

GOOVAERTS, T., MAHIEU, M. en SMET, G., “Boedelschulden in de zin van art. 37 WCO:

beslechting van een vurige tweestrijd – Les dettes de la masse dans le sens de l’art. 37 de la

LCE: règlement d’un différent important”, IN FORO 2015, 24-28.

JACMAIN, S. en DE BOE, C., “L’article 37 de la loi sur la continuïté des entreprises: nouveaux

développements et mise en perspective au regard de la responsabilité – en particulier en matière

fiscale et sociale – des dirigeants d’entreprises”, RDC 2015, 526-548.

LAWAREE, V., “Artikel 37: liefde en tranen tussen het Hof van Cassatie en de publieke

overheden”, RAGB 2015, 1192 – 1197.

LINDEMANS, R., “De grenzen aan de gedifferentieerde behandeling van schuldeisers bij een

gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord: enkele kritische beschouwingen omtrent de

gehanteerde toetsingscriteria”, TRV 2014, 798 – 805.

LOOSVELD, S., “De gedifferentieerde behandeling van schuldeisers in een reorganisatieplan:

de grenzen van de openbare orde”, RABG 2013, 208 – 213.

PEETERS, J., “Het gedwongen huwelijk van de werknemers (of de RSZ) met de WCO. Een

eerste overzicht van de rechtspraak (2009-2011)”, Soc. Kron. 2012, 105-113.

ROELANDS, M., “De afsluiting van de procedure van gerechtelijke reorganisatie: beslissen

enkel de schuldeisers over de redelijke verantwoording van hun verschil in behandeling?” (noot

onder Kh. Gent (afd. Oostende) 22 april 2014), TRV 2014, 824 -832.

Page 143: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

143

ROELANDS, M., “De gerechtsmandataris als actiemiddel in het kader van de WCO bij

conflicten in de vennootschap” (noot onder Kh. Brugge (afd. Oostende) 26 december 2013),

TRV 2014, 218-222.

VAN GERVEN, W., “Naar een nieuw ondernemingsbegrip in het jaar 2000?”, DAOR, 1993,

165 – 167.

VAN HOE, A., “Continuïteit voor de wet continuïteit ondernemingen”, RW 2013, 1202-1229.

VAN HOE, A., “Over verbonden schuldeisers en de gerechtelijke reorganisatie”, TRV 2013,

800- 804.

VAN HOE, A. en VEROUGSTRAETE, I., “Van toegelaten differentiatie tot verboden

discriminatie”, T.B.H. 2011, 921-928.

VAN LANDUYT, N., “Schuldvergelijking en rechtsmisbruik in het kader van de wet

continuïteit ondernemingen”, RAGB 2011, 667-675.

VANMEENEN, M., “de (veron)gelijk(t)e positie van de schuldeisers bij gerechtelijke

reorganisatie via collectief akkoord”, DAOR 2011, 289 – 299.

NIEUWSWEBSITES

ADRIAEN, D., “Controleholding Electrawinds failliet na strijd met PMV”, De Tijd 16 maart

2016,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Controleholding_Electrawinds_failliet_na_stri

jd_met_PMV.9744319-3088.art?ckc=1

ADRIAEN, D., “Electrawinds verdeeld onder vrienden” De Tijd 5 november 2014,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Electrawinds_verdeeld_onder_vrienden.9563

964-3088.art?highlight=electrawinds

Page 144: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

144

ADRIAEN, D., “Electrawinds verkoopt zijn enige windturbine in Afrika”, De Tijd 4

december 2015,

http://www.tijd.be/nieuws/archief/Electrawinds_verkoopt_zijn_enige_windturbine_in_Afrika.

9706596-1615.art?highlight=electrawinds

ADRIAEN, D., “Te veel rock-‘n-roll bij Electrawinds”, De Tijd 16 maart 2016,

http://www.tijd.be/nieuws/archief/Te_veel_rock_n_roll_bij_Electrawinds.9744444-

1615.art?highlight=Electrawinds

DENDOOVEN, P., WLE en EDM, “Aandeelhouders Electrawinds verwerpen reddingsplan”,

De Standaard 25 november 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131124_00854734

DENDOOVEN, P. en TEMMERMAN, J., “Banken hebben geen baat bij forceren Electrawinds-

dossier”, De Standaard 5 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131205_00872597;

DENDOOVEN, P. en RDC, “Dedecker wil parlementaire onderzoekscommissie Electrawinds”,

De Standaard 1 april 2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140401_01050205

DENDOOVEN, P., “Desender verpandde zijn eigen management”, De Standaard 28 januari

2014, www.standaard.be/cnt/dmf20140128_00951088

DENDOOVEN, P., “Duizenden spaarders dreigen te verliezen door Electrawinds”, De

Standaard 4 december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131203_043;

DENDOOVEN, P., “Electrawinds krijgt ademruimte dankzij Limburgse gemeenten”, De

Standaard 7 december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131206_090

DENDOOVEN, P., “Electrawinds kost 91 miljoen euro aan belastingbetaler”, De Standaard 1

april 2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140331_01049748

DENDOOVEN, P., “Patstelling bij Electrawinds compleet”, De Standaard 1 december 2013

www.standaard.be/cnt/dmf20131130_00864905

Page 145: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

145

DENDOOVEN P., RDC en JTA, “Test Aankoop: diversifieer uw portefeuille”, De Standaard

4 december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131204_00870789

DENDOOVEN, P. en WLE, “Top Electrawinds wil tijd winnen”, De Standaard 21 november

2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131121_00849530

LECLUYSSE, W., “Waar ging het fout bij Electrawinds?” De Standaard 19 december 2013,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20131202_00867550

SOUFFREAU, B., “Luxemburgse holding koopt Biomassa-activiteiten Electrawinds”,

Energeia 5 November 2014, http://www.energeia.be/previewbe/2125-Luxemburgse-holding-

koopt-biomassa-activiteiten

Electrawinds.html?utm_campaign=belgie&utm_source=website&utm_medium=preview&ut

m_content=Luxemburgse+holding+koopt+biomassa-activiteiten+Electrawinds

TACK, H., “Electrawinds verkoopt belang in Iers windmolenpark”, De Standaard 11 december

2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131211_00882773

VAN BELLE, B., “Dedecker: klacht bewijst mijn gelijk”, De Standaard 8 januari 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140108_00918496

VAN BELLE, B., “Groen vraagt tekst en uitleg van bevoegde ministers”, De Standaard 1 april

2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140401_01050056;

VAN BELLE, B., “Vande Lanotte dient een klacht in tegen Dedecker” De Standaard 8 januari

2014, http://www.standaard.be/cnt/dmf20140108_00918237

VERGAUWEN, E., “Lieten: Stop met zinloze beschuldigingen Electrawinds”, De Standaard 4

december 2013, http://www.standaard.be/cnt/dmf20131204_00871247

VERGAUWEN, E., “Vande Lanotte: Ik stap naar rechter voor laster en eerroof”, De Standaard

3 December 2013, www.standaard.be/cnt/dmf20131203_00869725

Page 146: De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ... · De positie van schuldeisers bij de reorganisatie van ondernemingen in moeilijkheden Masterproef van de opleiding ‘Master

146

X, “Biopower in Oostende sluit voorlopig niet”, De Standaard 11 februari 2016,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20160211_02122515

X, “Desender wil meer geld voor biomassa”, De Tijd 12 februari 2016,

http://www.tijd.be/nieuws/archief/Desender_wil_meer_geld_voor_biomassa.9731707-

1615.art?highlight=Electrawinds

X, “Electrawinds gaat dit jaar nog naar de beurs.”, Trends 2 mei 2012,

http://trends.knack.be/economie/bedrijven/electrawinds-gaat-dit-jaar-nog-naar-de-

beurs/article-normal-238237.html

X, “Jean Marie Dedecker vrijgesproken van laster en eerroof”, Het Nieuwsblad 21 april 2015,

http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20150421_01641913

X, “Pas dinsdag duidelijkheid over Electrawinds”, De Standaard 17 april 2014,

http://www.standaard.be/cnt/dmf20140417_01072063

X, “Stichter Electrawinds moet 20 miljoen ophoesten”, De Tijd 4 juli 2015,

http://www.tijd.be/ondernemen/milieu_energie/Stichter_Electrawinds_moet_20_miljoen_oph

oesten.9652177-3088.art?ckc=1&ts=1456919395

X, “Wat met groenkracht”, Test aankoop 18 januari 2010, https://www.test-

aankoop.be/invest/wat-met-groenkracht-s644670.htm;

VARIA

Jaarverslag Electrawinds NV, 30 juli 2015 mbt boekjaar 2013.

www.bionerga.be/nl/nieuwsenpers/21-01-2014-bionerga-koopt-biostoomcentrale-van-

electrawinds

www.biostoom.be/energie-opwekking

http://kbopub.economie.fgov.be