De politie(cultuur) - managementboek.nl · Toch blijft het imago van de politie ‘de sterke...

22
De politie(cultuur) Foto 1 / Bron: KLPD Dit deel vertelt in vogelvlucht de geschiedenis van de politie en waar bepaalde cultuurkenmerken hun oorsprong vinden. Humor, cynisme, macht, eigenwijsheid en creativiteit kennen zo hun eigen geschiedenis binnen de politie. In de 101 sterke verhalen vinden we die cultuurkenmerken en stukken van de geschiedenis vaak terug. Daarmee geeft dit deel een eenvoudig kader voor de volgende delen in het boek. De politie(cultuur) Dienders vertellen elkaar verhalen. Het is een onderdeel van hun cultuur. Het liefst delen ze de verhalen met elkaar. Het is een ongeschreven wet dat hiermee lessen uit het leven en het vak worden doorgegeven. Het vertellen van verhalen is een manier om ervaringen uit te wisselen en respect en identiteit af te dwingen. De verhalen zijn vaak een bron van humor en cynisme. Het wordt ervaren als een prachtig tijdverdrijf voor die momenten dat de verveling toeslaat. Het liefst wordt 19

Transcript of De politie(cultuur) - managementboek.nl · Toch blijft het imago van de politie ‘de sterke...

De politie(cultuur)

Foto 1 / Bron: KLPD

Dit deel vertelt in vogelvlucht de geschiedenis van de politie en waar bepaaldecultuurkenmerken hun oorsprong vinden. Humor, cynisme, macht, eigenwijsheiden creativiteit kennen zo hun eigen geschiedenis binnen de politie. In de 101sterke verhalen vinden we die cultuurkenmerken en stukken van de geschiedenisvaak terug. Daarmee geeft dit deel een eenvoudig kader voor de volgende delen inhet boek.

De politie(cultuur)Dienders vertellen elkaar verhalen. Het is een onderdeel van hun cultuur. Hetliefst delen ze de verhalen met elkaar. Het is een ongeschreven wet dat hiermeelessen uit het leven en het vak worden doorgegeven. Het vertellen van verhalen iseen manier om ervaringen uit te wisselen en respect en identiteit af te dwingen.De verhalen zijn vaak een bron van humor en cynisme. Het wordt ervaren als eenprachtig tijdverdrijf voor die momenten dat de verveling toeslaat. Het liefst wordt

19

het vertellen van verhalen gecombineerd met koffiedrinken. Als een diender koffiegaat halen doet hij dat meestal gelijk voor al z’n collega’s. Op elk bureau vind jevan die rekjes waar minstens tien plastic bekertjes in passen. En als die toevalligontbreken dan wordt er een creatief dienblad gemaakt van het deksel van de dooswaar tot voor kort A4’tjes in zaten. Wat honing voor een beer is, is koffie voor eensmeris. Een bekend gezegde binnen de politie. Koffie! Het sein om te praten.Sterke verhalen te vertellen. Een diender geeft z’n collega niet graag een berisping.De terechtwijzingen worden verpakt in verhalen. Begrippen als humor, cynisme,plagerijen, macht, gemopper en eigenwijsheid volgen elkaar snel op. Het zijn depraktijklessen en cultuurkenmerken van de politie. Maar waar komen die vandaan?

Politieagent is een oud beroep met een rijke historie. In het begin van de vierdeeeuw voor Christus is de zorg voor orde en veiligheid al een taak voor ‘de polisAthene’. De stad maakt gebruik van een korps van boogschutters die zorgen voorde ordehandhaving. Het korps bestaat voor een belangrijk deel uit de fysieksterkste staatsslaven. Deze ‘agenten’ worden gezien als ‘niet al te snuggere’krachtpatsers. In ongeveer dezelfde periode rept de Griekse filosoof Plato ook vaneen ander soort dienders. Het gaat over ‘wachters’ en hun kwaliteiten. Enerzijdsmoeten zij herkenbaar zijn aan hun dapperheid en onverschrokkenheid waarmeeze buitenstaanders tegemoet treden. Anderzijds moet er naar het eigen volk eenzachtaardigheid getoond worden. En wel omdat anders het gevaar bestaat dat hetvolk zich tegen hen zal keren. De laatste kwaliteit is dat de wachter wijsgerig moetzijn. De wachter moet een scherp inschattingsvermogen hebben. Het vermogenom zich in andermans motieven te verplaatsen. Kortom het profiel van de toenma-lige wachter was dapper, onverschrokken, strijdvaardig, wijsgerig, zachtaardig enempathisch.

Een echte ‘politie’ ontstaat een paar eeuwen later in de Romeinse tijd. Aan hethoofd staat een nachtwacht, speciaal voor nachtelijke patrouillediensten. Stadhou-ders van de provincies maken gebruik van militair georiënteerde ordestrijdkrachtendie zich voornamelijk bezighouden met het opsporen van misdadigers. Ook kleineeenheden van het Romeinse leger worden ingezet voor het verrichten van politie-diensten.

In de middeleeuwen begint Nederland zelf met het oprichten van een soort politie.Als je het vergelijkt met de hedendaagse politie duurt het echter nog een hele tijdtotdat het echt ergens op gaat lijken. Eigenlijk maakt Napoleon als eerste in Neder-land een echte start met een politiemacht. Na zijn vertrek wordt er door Nederlandzelf serieus werk van gemaakt. Steden maken geld vrij voor een schout en gemeen-ten voor een veldwachter. De kwaliteit van deze veldwachters is bedroevend. Hetzijn analfabeten die niet kunnen lezen of schrijven. Een groot lichaam in een

20

zwarte koff i e , s t erke verhalen

uniform moet voldoende zijn om ervoor te zorgen dat mensen niets verkeerdsdoen.

In 1814 wordt het Korps Marechaussee opgericht. Politietoezicht in het hele landis hun taak. Het korps is wederom militaristisch georiënteerd en het personeel zitvoor het overgrote deel in de kazernes.

In 1858 heeft nog bijna niemand op het platteland een politieman gezien. De op-lossing lijkt het oprichten van het Korps Rijksveldwacht. Het is een korps van ge-rechtsdienaren, opzieners van jacht en visserij. Ze krijgen een portie bevoegdhedenen mogen zorgen voor de ordehandhaving op het platteland. In de grotere stedenworden langzaam maar zeker gemeentepolitiekorpsen opgericht. Rond het jaar1900 schrikt Nederland wakker en bestaan er plotseling vijf politiemachten in onskleine kikkerlandje. Ze doen allemaal hetzelfde, maar hebben verschillende bazen.Niet echt bevorderlijk voor de samenwerking.

Het Korps Marechaussee valt met 1.200 man onder de Minister van Defensie enJustitie.Het Korps Rijksveldwacht valt met 1.400 man onder de Minister van Justitie.De gemeentepolitie valt met 11.000 man onder de Minister van BinnenlandseZaken.De politietroepen vallen met 1.600 man onder de Minister van Defensie en Justitie.De gemeenteveldwacht valt onder de burgemeester.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog verandert dit. De politietroepen worden verdeeldover de marechaussee, de rijksveldwacht en de gemeentepolitie. De totale Neder-landse politiemacht bestaat eind 1943 uit ongeveer 20.000 personen. Twee jaarlater is dit alles nagenoeg verdwenen. De Nederlandse bevolking is ervan overtuigddat bijna alle politiemensen fout zijn geweest tijdens de oorlog en iedereen wil dater iets nieuws komt.

Al snel is de geboorte van gemeentepolitie een feit in gemeenten met meer dan25.000 inwoners. In de rest van het land werkt de rijkspolitie. Dit korps is eenvoortzetting van de rijksveldwacht, de gemeenteveldwacht en de marechausseevan voor 1940. Maar het gaat allemaal niet vanzelf. Zo kort na de oorlog is aan alleseen tekort. Dienders die jaren zonder uniform en wapenuitrusting lopen zijn geenuitzondering. Het duurt tot de jaren zestig totdat het bij de politie weer een beetjenormaal begint te lopen.

Zijn de dienders van die tijd nog steeds de analfabeten met een groot lichaam ineen mooi uniform? Nou, dat valt wel mee. Er blijft een voorkeur voor groot ensterk maar langzaam maar zeker groeit ook het besef dat er meer nodig is dan een

21

de pol i t i e ( cultuur )

groot lijf en spierballen alleen. Toch blijft het imago van de politie ‘de sterke arm’.De diender ontleent die bijnaam aan een juridische uitdrukking waarmee de toe-passing van geweld door de staat wordt bedoeld. In artikel 595 van het Wetboekvan Burgerlijke Rechtsvordering staat namelijk dat de deurwaarder ‘de sterke arm’kan verzoeken bijstand te verlenen bij een aanhouding. Dat betekent in de praktijkdat de deurwaarder de hulp van politieagenten kan inroepen. De diender mag daneen deur intrappen of een persoon in bedwang houden terwijl de deurwaarderzijn werk doet. Een indrukwekkend uiterlijk en spierballen blijven dus handig.

Rond de jaren zeventig verandert er maatschappelijk veel. Denk bijvoorbeeld aande tweede feministische golf. Er wordt maatschappelijk gestreden voor de seksueleen financiële mogelijkheden voor vrouwen. De strijd voor gelijkwaardige oplei-dingsmogelijkheden en gelijk salaris. Het is in die tijd dat ook de macho z’n van-zelfsprekende status kwijtraakt. En dit alles terwijl de nieuwe dienders nog wel indie trant worden opgeleid. In dit tijdsgewricht ontstaat er ‘plotseling’ een groottekort aan politiemensen. Al de agenten die direct na de oorlog zijn aangenomengaan met pensioen. De nog steeds militair georiënteerde opleidingsscholen zittentjokvol en de politie verjongt behoorlijk.

Op die opleidingscholen worden honderden tieners in sneltreinvaart klaargestoomdals de volgende generatie dienders. Het zijn voor het overgrote deel nog jongemannen in een echt mannenbedrijf met een echte macho mannencultuur. Exercitie,judo, boksen, schieten, zwemmen, hardlopen, wetten, regels, bevoegdheden enverkeer regelen volgen elkaar in snel tempo op. Na een militaristisch jaar weet ie-dere jonge diender wat hiërarchie is.

De één jaar durende brainwash staat garant voor het besef dat een hogere ranggarant staat voor macht. De jonge diender heeft verder geleerd dat hij uitsluitendnog moet kijken naar de negatieve afwijkingen in de samenleving. Hij kijkt, zoekten reageert op fouten. Zie ik een verdachte situatie? Wat klopt er niet als ik rond-kijk? Hij heeft ook geleerd dat hij moet vertrouwen op zijn eigen wijsheid. Morgenzit hij alleen op een politiemotor of in een politieauto en moet hij ieder incidentop kunnen lossen. Een vechtpartij, een aanrijding, een gewond of dodelijk slacht-offer, een volslagen gek of een gewond beest. Los het op! Hij staat er in beginselalleen voor. Als hij geluk heeft kan hij terugvallen op een collega maar de meldka-mer of het bureau is vaak ver weg. Zeker als het spannend wordt. Dan sta je eralleen voor.

Deze jonge diender leeft in een gespleten wereld. Buiten op straat heeft hij vrijheid,verantwoordelijkheid en moet hij met creatieve oplossingen komen voor de somsmeest waanzinnige gebeurtenissen. Autonoom nadenken. Autonoom beslissen.Autonoom handelen. Binnen in het bureau is er sprake van een sterke hiërarchie.

22

zwarte koff i e , s t erke verhalen

Rangen zijn gekoppeld aan macht. Niet wie het weet mag het zeggen maar wieerover gaat mag het zeggen. Ondertussen wordt zijn gezag op straat ook aangetasten lijkt de jonge agent door de samenleving klakkeloos in een conservatieve hoekgedrukt te worden.

Na een jaar zijn dit al diep ingesleten patronen in het denken en handelen van dejonge agenten. Het zijn patronen die de cultuur binnen de politie de komendedertig tot veertig jaar zullen bepalen. Een wereld buiten met vrijheid waar autonoomdenken, beslissen en handelen een ‘must’ is. Een wereld binnen op de bureauswaar een cultuur heerst die zich kenmerkt door macht, hiërarchie en bureaucratie.En dat alles in een maatschappij die steeds hypocrieter lijkt te worden ten aanzienvan machtgebruik.

In 1993 vindt een grote reorganisatie plaats bij de politie. Rijks- en gemeentepolitieverdwijnen. Nederland wordt ingedeeld in 25 regio’s. Elke regio krijgt zijn eigenkorpschef en werkt zelfstandig. Elke regio is weer verdeeld in districten met elkeen districtschef. Naast de 25 regio’s komt er nog een 26

ekorps. Het Korps lande-

lijke politiediensten. 26 bazen. 26 roedelleiders die autonoom denken. Autonoombeslissen. Autonoom handelen. Deze cultuur en structuur zal de ontwikkeling ensamenwerking van de politie als geheel nog zeker twintig jaar in de weg zitten.

De politie heeft door de eeuwen heen de nodige veranderingen doorgemaakt. De‘niet al te snuggere’ krachtpatsers uit de Griekse oudheid zijn na tweeduizend jaarvervangen door analfabeten met een groot lichaam in een mooi uniform. Daarnais deze groep weer vervangen door ‘de sterke arm’. Een generatie stevige kerelsdie gekenmerkt wordt door eigen wijsheid, macht en een focus op de negatieveafwijking in de samenleving. Het uniform herinnert nog aan de tijd van Napoleon.Dezelfde kleuren met een sfeer van militaire wortels.

Maar... de politie wil wél anders. Ze wil haar imago wel veranderen. Zaken als desteeds sterker wordende globalisering bevestigen de wil om te veranderen. Maarkan de diender dat wel? Van ‘de sterke arm’ gaan ze naar ‘die pet past ons allemaal’.Een politie die veel meer in de samenleving komt te staan. Langzaam maar zekerontvouwt zich een identiteitscrisis. Waar die pet eeuwenlang stond voor autoriteiten gezag heeft hij plotseling z’n waarde verloren. Als die pet iedereen past, waarblijft dan die autoriteit en dat gezag? Gedreven door de tweede feministische golfgroeit het aantal vrouwen bij de politie snel. Zij moeten helpen met het doorbrekenvan de bestaande cultuur. Op het bureau wordt plotseling gesproken over burgersals klanten van de politie. De gemiddelde diender die is opgevoed als ‘de sterkearm’ staat verbaasd te kijken. Waar gáát dit over? Maar de beweging is niet meerte stuiten. Voor het autonome denken is steeds minder ruimte. Formeel verliezenrangen en standen hun absolute machtspositie. In de cultuur van iedere diender

23

de pol i t i e ( cultuur )

blijft het echter smeulen. Dit alles staat namelijk haaks op de ingesleten patronenin de hoofden van tienduizenden dienders. Ze willen best wel veranderen maarhet lukt ze maar matig.

Een aardig voorbeeld van deze traag veranderende cultuur is te zien bij de recher-che. Tot eind jaren zeventig heeft iedere rechercheur zijn eigen recherchezaak.Hij komt naar het bureau en is druk met z’n onderzoek. Als hij naar huis gaatverdwijnt de zaak in z’n bureaulade tot hij weer terug is. Maar in deze nieuwe tijd,de jaren tachtig, kan dat niet meer. Hij moet in een team gaan werken. Als hijnaar huis gaat nemen collega’s het van hem over. Plotseling beslist hij niet meeralleen maar moet hij met z’n hele team gaan praten over wat goed en minder goedis voor het onderzoek. Al die autonome denkers en beslissers moet gaan praten,praten en nog eens praten om tot goede keuzes te komen. Dat is lastig. Iedereenis tenslotte gewend om zelf te beslissen wat goed en fout is. Nu moet er met endoor een heel team beslist worden wat goed en fout is. De vergadercultuur is ge-boren. Iedereen krijgt de kans om te zeggen wat hij vindt. Maar kunnen de diendersdat al? Echt luisteren en zich neerleggen bij de beslissingen vanuit het collectief.Of bij de beslissing van de chef?

Een ander mooi voorbeeld die de worsteling van de politie als autonome denker,beslisser en doener weergeeft is de ontwikkeling van de Mobiele Eenheid. Dekrakersrellen in de jaren zeventig en tachtig zorgen voor een snelle ontwikkelingen professionalisering van de Mobiele Eenheid. Met al dat gedoe van die krakersis iedereen ervan overtuigd dat de politie door wat ‘efficiënter’ en wat ‘harder’ opte treden de orde weer moet kunnen herstellen. Bij voorkeur grote, sterke maartoch gewone dienders worden getraind in het zogenaamd grootschalig gezamenlijkoptreden. Maar dat gaat niet vanzelf. Dienders waren namelijk al eerder opgeleidtot autonome denkers. Ze mochten al die jaren bouwen op hun eigen wijsheid.Het diep ingesleten gedrag van zelf denken, beslissen en handelen moet eruit ge-traind worden. En zo wordt de ME-opleiding geboren.

Niemand hoeft een diender te leren om met een gummilat te slaan. Niemandhoeft hem te leren om te schieten als dat nodig is. Niemand hoeft hem te lerenom een stevige knokpartij te overleven. Het enige dat hij moet leren is dat ‘voor-waarts’ voorwaarts betekent. Dat hij niet zelf hoeft en zelfs mag beslissen wat goedis op dat moment. Dat hij niet een stevige discussie start als de klinkers hem omde oren vliegen of in z’n eentje achter de krakers aanrent. Hij moet samen metz’n hele team luisteren naar het bevel van z’n commandant. Alleen om die redenmoeten al die dienders naar een ME-opleiding. Daar worden ze in een blauweoverall gehesen, krijgen ze een witte helm, een schild en een lange wapenstok enwordt er net zo lang tegen ze geschreeuwd totdat ze vooruitgaan als er ‘vooruit’geroepen wordt. Zodra dat blauwe pak uit is en de witte helm weer in de kast staat,

24

zwarte koff i e , s t erke verhalen

vallen ze terug in hun oude patroon. Autonoom denken. Autonoom beslissen enautonoom handelen.

En de leiders binnen het politiebedrijf? Het wordt binnen de politiecultuur gezienals een ander soort. Je hebt de diender op straat (street cops), het middenkader(management cops) en de korpsleiding (policy cops). Het zijn verschillende culturenen kampen. Tussen de diender op straat, het middenkader en de korpsleiding be-staat gevoelsmatig een enorme cultuurkloof. Op zich niet zo verbazingwekkendwant wie de taak van een korpsleiding vergelijkt met de taak van de diender opstraat kan zich bijna niet meer voorstellen dat deze twee subgroepen in één orga-nisatie werken. Het management is volgens de diender op straat vervreemd vande praktijk. Zij zijn nauwelijks meer bezig met politiewerk. De korpsleiding isveelal bezig met innoveren en zorgen voor positieve publiciteit richting externepartijen. Het middenkader is bezig met processen, protocollen en resultaatverant-woording. Het wil graag een rol als coach maar treedt meestal op als controleur.Het zijn de restanten van leiders die leven vanuit hun militaire roots. Ze levenbinnen in de bureaus vaak nog in een illusie van macht. De hoogste in rang heeftgelijk. Niet wie het weet mag het zeggen maar wie erover gaat mag het zeggen.De vrijheid en autonomie van de straat staat haaks op de veronderstelde macht,gebondenheid en bureaucratie die je binnen in de politiebureaus vindt.

Toch valt die scherpe scheiding in werkelijkheid wel weer mee. Los van het feitdat politiebazen meer verantwoordelijkheid dragen, meer verdienen en niet ofnauwelijks meer op straat komen wijken ze in de dieper liggende cultuurkenmerkenniet af van de gemiddelde straatdiender. Het zijn dezelfde autonome denkers enbeslissers die gecombineerd met hun illusie van macht alleen het risico lopen deverbinding met de dienders op straat kwijt te raken. Leidinggevenden binnen depolitie geven weinig complimenten en zijn er over het algemeen als de kippen bijals er iets verkeerd gaat. Dat komt doordat ze evenals de diender op straat primairgericht zijn op de negatieve afwijkingen in hun omgeving. Het zijn misschienjuist wel de leidinggevenden die zo diep in hun karrenspoor van aangeleerd gedragzitten dat ze hun medewerkers vergeten te complimenteren als het goed gaat. Diete weinig besef hebben dat de diender op straat een enorme vrijheid kent en binnenin het bureau benauwd wordt door bureaucratie, macht en soms doorgeschotenmanagementgedoe. Cynisme vindt hierin een rijke voedingsbodem.

Bij het binnengaan van de 21e

eeuw staat de politie voor een nieuwe revolutie. Na

de industriële revolutie in het begin van de 19e

eeuw zitten we in de 21e

eeuw

plotseling midden in een kennis- en digitale revolutie. Computers nemen vooreen groot deel het denkwerk van de diender over. Kennis en informatie wordenmet slimme analysetools steeds beter beschikbaar gemaakt voor het politiewerk.De communicatie verbetert in sneltreinvaart. Steeds meer verdwijnt daardoor de

25

de pol i t i e ( cultuur )

autonomie van de diender. Hij wordt steeds meer gestuurd door kennis en intelli-gence afkomstig uit de catacomben van de grote politieorganisatie. Begrippen als‘informatiegestuurde politie’ moeten ervoor zorgen dat de agent op straat op hetjuiste moment zijn ding doet als een klein onderdeel van een veel groter geheel.Bij grote calamiteiten, zoals bijvoorbeeld een bezoek van de koningin, wordt eenstaf grootschalig en bijzonder optreden (SGBO) in het leven geroepen. Het enigedoel daarachter is een heldere regie en sturing van het werk van alle dienders dieeen rol spelen tijdens zo’n groot evenement. Op die momenten is er weinigruimte meer voor autonoom denken, beslissen of handelen.

Ook bij de recherche wordt een normaal rechercheteam te klein. Het gaat nietmeer om één goed onderzoek of het pakken van één grote crimineel. De zwaregeorganiseerde criminaliteit heeft zich ontwikkeld tot criminele multinationals.Als de politie die effectief wil bestrijden is het vangen van een criminele directeurof manager niet meer genoeg. Zijn plaats is al ingenomen voordat hij veroordeeldis. De in razend tempo opkomende kennis- en digitale revolutie zorgt ook hiervoor grote veranderingen in de cultuur. In deze nieuwe tijd kan de rechercheurof zelfs het team niet meer zelfstandig beslissen wat een goede recherchezaak ofeen goede strategie is. Die rol is al overgenomen door stuurploegen waar recher-chemanagers en bazen van het Openbaar Ministerie in plaats hebben genomen.Strategisch inzicht en een van te voren bepaalde strategie bepalen de keuzes. Derechercheur krijgt een onderzoek als onderdeel van een veel groter complex vanhandelingen.

De 21eeeuw is er één van buitengewone complexiteit, risico’s en kansen. De politie

kent in deze tijd geen rust meer. De problemen omvatten de hele wereld. Misdaad-syndicaten en terroristen lijken steeds gewetenlozer te worden. Veranderingen enontwikkelingen in de samenleving volgen elkaar sneller op dan ooit tevoren. Lei-dinggeven aan een politiebedrijf en werken op straat lijken topsport. Door iedereenmoet té veel gebeuren. Er zijn té veel uitdagingen. Er is steeds minder tijd om zakengoed te overdenken. Er lijkt bijna geen tijd meer om ideeën en veranderingen omte zetten in daden en nieuwe en betere resultaten.

Het zijn ontwikkelingen die rechtstreeks ingrijpen op de cultuurkenmerken vande politie. In de verhalen vinden we ze terug. Verhalen die soms vergelijkbaar zijnmet de avonturen van de ‘krachtpatsers’ uit de Griekse oudheid. Verhalen die despanning laten zien tussen twee werelden. De wereld van de vrijheid van denkenen handelen van een diender midden in de samenleving. Dienders die het eneavontuur na het andere beleven. En een andere wereld die gekenmerkt wordt doorhiërarchie, bureaucratie en macht binnen het politiebureau. Een cultuur die nogsterk op macht en autonomie gebouwd is en slecht om kan gaan met feedback.Een cultuur die nog niet rijp lijkt voor ondergeschiktheid aan een groter collectief

26

zwarte koff i e , s t erke verhalen

belang. Een cultuur waarin je niemand hoeft leren te spreken maar waarin weinigennog echt kunnen luisteren. Een organisatie die nog niet op alle fronten rijp is voorde dialoog over dienend leiderschap in de 21

eeeuw.

Diezelfde politiecultuur heeft ook prachtige kanten. In de 21e

eeuw is de politie in

alle eerlijkheid nog een tamelijk chaotische organisatie. Er wordt veelal intuïtiefen reactief te werk gegaan. Ondanks alle goede bedoelingen wordt er meestal juistniet volgens procedures en planningen gewerkt. Maar het is ook een organisatiewaar collega’s voor elkaar door het vuur gaan en waar voor velen het werkpleziergroot is. Het is misschien wel juist die combinatie die het tot één van de meestfantastische beroepen in de samenleving maakt. Dienders rollen van het eneavontuur in het andere. Ze zijn hondsloyaal, gepassioneerd door hun vak, uitermatecreatief en echte professionals. De ene heftige gebeurtenis is soms nog niet voorbijof de andere staat al voor de deur. Dienders zijn creatieve doeners die altijd werkente midden van alle nieuwsfeiten. Die wereld van avontuur zorgt ook voor een soortcollectieve normvervaging. Extreme gebeurtenissen worden al snel als normaalbestempeld en verpakt in humor. Dit bepaalt voor een belangrijk deel de cultuurbinnen de politie.

De dieper liggende cultuur is als een diep ingesleten karrenspoor. Dat is niet uniekvoor de politie maar geldt voor vele beroepsgroepen. Het is lastig om daaruit teontsnappen. We weten het allemaal. Spoorvorming op de snelweg. Je komt erbijna niet uit. Je moet echt een andere rijstrook pakken om ervan los te komen.

27

de pol i t i e ( cultuur )

101 sterke verhalen

Dit deel vormt de ruggengraat van het boek. Het zijn 101 ‘sterke’ verhalen uit dedagelijkse politiepraktijk. Verhalen die veelal onder het genot van een sterke bakautomatenkoffie verteld worden in één van de vele politiebureaus die ons land rijkis. Het is een bijzonder kijkje achter de schermen van deze bijzondere beroeps-groep. Een groot en gemêleerd gezelschap van jongere, oudere, mannelijke,vrouwelijke, autochtone en allochtone dienders uit alle rangen en standen vertellenhier hun verhaal. Verhalen die een weerspiegeling zijn van de mannen en vrouwendie zich dagelijks inzetten voor een veilige samenleving. Het is een bonte verzame-ling avonturen, gebeurtenissen en dieperliggende gevoelens en thema’s. De verha-len leggen soms oerdilemma’s of dieperliggende thema’s bloot. Dilemma’s waar-mee we allemaal geconfronteerd worden. De andere delen van dit boek gaan dieperin op deze oerdilemma’s en thema’s.

De verhalen kun je vinden door de inhoudsopgave te raadplegen. Daarnaast vindje in de bijlagen van dit boek een handige alfabetische index op verhalentitel metde bijbehorende paginanummers van de verhalen en de reflecties.

1 Koffie

Zware zaken! Ja echt, zware zaken! Op mijn kamer zit ik enorme problemen inde opsporing door te nemen met de officier van justitie. Een totale tegenpool vanmij trouwens. Zij zonder enige vorm van daadkracht, altijd enorm doordacht enop zoek naar dure woorden en lange volzinnen. Ik altijd druk, achter elke actieaan jagend en eerlijk is eerlijk, ook wel een beetje impulsief.

Ik heb altijd het gevoel dat ik de zaken van vandaag gisteren al had moeten regelen.Redelijk vermoeiend en ook niet echt goed, denk ik. Troost je. Ik werk er hard aan.

Terwijl we samen dus ernstige problemen in de opsporing door zitten te nemenword ik om de vier minuten gestoord door iemand die m’n kamer opstormt enzijn of haar probleem het meest urgente van de wereld vindt. Tussendoor gaat detelefoon op m’n bureau en ook m’n gsm meldt zich met grote regelmaat. Ik ziehet aan de officier van justitie. Ze ergert zich dood. En nog terecht ook.

31

Orde, denk ik. Orde, rust en orde. Ik pak een A4‘tje en schrijf er met grote lettersop ‘Niet storen’. Met een vriendelijke glimlach vol begrip knik ik naar haar, terwijlik dat ding op de buitenkant van m’n deur probeer te rammen. Nee, natuurlijkheb ik net weer geen plakband. Na ongeveer twaalf kleine, gele memostickers opde rand blijft het zitten... hoop ik?

Ik ga zo rustig en relaxed mogelijk tegenover haar zitten. Volledig ontspannenschenk ik haar een bak koffie in uit de grote thermoskan die m’n secretaresse netgebracht heeft. Daarna ben ik zelf aan de beurt. Het blijft rustig. We zitten al vijfminuten rustig te praten. Nou ja, eerlijk gezegd zit zij rustig te praten. Ik zit meop te fokken omdat ik de overtuiging heb dat dit gesprek toch nergens toe gaatleiden.

Terwijl de adrenaline door m’n lijf giert, probeer ik uitermate rustig over te komen.Met m’n linkerhand speel ik met m’n gsm. Met m’n rechterhand draai ik de half-volle beker koffie in het rond, terwijl ik diep nadenk over de manier waarop ik zosnel mogelijk van haar afkom. Iemand klopt op de deur! Gelijktijdig gaat m’n gsm.Shit, vergeten uit te zetten. Met een gejaagde beweging breng ik de gsm naar m’noor... dacht ik... Het was een beker koffie, die ik met één grote, impulsieve bewegingleeggiet richting m’n oor.

De gsm blijft rustig overgaan in m’n linkerhand. Ik voel de warme koffie via m’nnek, over m’n dikke buik langzaam in mijn broek lopen. Dit is de druppel... voorde officier. Ik zie dat ze me een verachtelijke blik toe wil werpen, maar dan valt zehuilend van de lach met haar hoofd op tafel.

Ze vindt me nog steeds een overijverig druk mannetje en... gelijk heeft ze...WERKTHEMA: GEVANGEN IN PATRONEN

2 Pakistan

Peinzend zit ik uit het kleine raampje van het vliegtuig te kijken. Het regent, hetzicht is slecht en we staan inmiddels al anderhalf uur te wachten op een of anderafgelegen deel van de luchthaven Heathrow in Londen. Het is kort na de aanslagenop de Twin Towers en ik ben op weg naar Afghanistan. Een vriendelijke vrouwen-stem heeft ons inmiddels al een keer of vijf gerustgesteld. Een bommelding zorgtvoor deze vertraging, maar de politie heeft alles onder controle.

Welke grenzeloze idioot gaat er juist nu naar Afghanistan, schiet het door m’nhoofd. Het ergste is dat ik zelf ‘het brein’ achter deze reis ben. Onder politiekedruk moeten we oorlogsmisdadigers opsporen en vervolgen. We hebben een mooie

32

zwarte koff i e , s t erke verhalen

zaak tegen een in Nederland wonende, Afghaanse oorlogsmisdadiger. Dus gaanwe op zoek naar bewijs in Afghanistan. Nog steeds peinzend over de zin of onzinvan deze reis haal ik m’n schouders op, terwijl het vliegtuig na twee uur wachtenlangzaam richting de gate rolt.

Na 48 uur landen we uiteindelijk op de luchthaven van Islamabad in Pakistan.Alles wat fout kon gaan, ging fout. Alle aansluitingen gemist. Alternatieve routesbleken wel erg alternatief. Hangen, slapen, wachten, vliegen en landen in landendie nooit op de route gelegen hebben. Natuurlijk is m’n koffer zoekgeraakt en dusga ik gekreukt, verfrommeld en stinkend als een bunzing, met een boek, paspoorten een portemonnee op zoek naar een taxi en hotel.

Als ik uiteindelijk onder de douche sta, laat ik de planning van de komende dagennog eens de revue passeren. Morgen eerst maar even melden bij de ambassadeuren als het lukt overmorgen naar Afghanistan met een vlucht van de United Nationsof iets dergelijks. Terwijl de plannen door m’n hoofd flitsen valt m’n oog op hetzielige hoopje kleren op de grond. Plotseling realiseer ik me dat ik alleen de klerenbij me heb die ik aanhad. Eén matig poezelig broekie, één vies shirtje, één onder-broek die geen verdere uitleg meer nodig heeft en één paar sokken die de moeitevan een wasbeurt eigenlijk verspeeld lijken te hebben.

Nadat ik me met een veel te klein handdoekje heb afgedroogd loop ik in m’nadamskostuum naar de telefoon op m’n kamer. Op een gammel tafeltje naast detelefoon ligt een korte toelichting in de lokaal gebruikelijke taal, Urdu. Hier endaar wordt dat verduidelijkt met wat Engelse trefwoorden. ‘Laundry dial “8”’. Ikbel de ‘wasservice’ en hoor een vriendelijke jongensstem. Het is al snel duidelijkdat we elkaar nooit zullen begrijpen. Toch neem ik de gok. ‘Tomorrow morning! Ineed my clean laundry tomorrow morning 7 o’clock.’ Weer hoor ik de vriendelijkejongensstem die vanaf het eerste moment ‘Yes Sir’ tegen me brult en dat ook blijftbrullen. Ik merk dat ik zelf ook steeds harder ga brullen. Ik prop m’n kleren ineen plastic zak waarop naast een hele serie onbegrijpelijke Arabische tekens ookhet Engelse woord ‘laundry’ te lezen is. Voorzichtig doe ik in m’n nakie de deurvan het hotel open en gluur door de kier de gang in. Even verderop staat eenschoonmaakster me verbaasd aan te staren, terwijl ik de zak met was aan dedeurknop probeer te hangen zonder daarbij zichtbaar te worden. Nogmaals bel ikde ‘laundry boy’ en brul het kamernummer naar hem en het feit dat ik m’n klerenmorgenvroeg nodig heb. Zo mogelijk nog harder schreeuwt hij telkens ‘Yes Sir’terug. Om de tien minuten sluip ik naar de deur om te controleren of de plastictas al is verdwenen. Na drie kwartier is de tas weg. Ik slaak een zucht van opluchtingen ga naar bed.

33

10 1 s t erke verhalen

Terwijl ik langzaam weg aan het dommelen ben, groeit langzaam het besef dat ikde grootste idioot op deze aardbol ben. Ik zit in Pakistan, lig in m’n nakie in eenhotel waar niemand me begrijpt en heb net m’n allerlaatste kleren weggegeven.

Verbijsterd stap ik uit m’n bed en kijk ongewild in een grote spiegel die naast m’nbed aan de muur hangt. Met verbazing kijk ik naar mezelf. Ruim honderd kilobloot onbenul. Hoe hebben ze mij ooit unithoofd kunnen maken, flitst het doorm’n hoofd. Nerveus ga ik in de kamer op zoek naar alternatieven voor het gevalik m’n kleren nooit meer terugzie. Als ik na enig speurwerk een badjas in de kastvind, springt m’n hart op van blijdschap. Even snel is dat gevoel weer de grondingeboord. De badjas is kennelijk gemaakt voor de kleinere Pakistaan maar nietvoor dat gigantische lijf van mij. De mouwtjes stoppen bij m’n ellebogen en als ikhem dicht wil knopen is alleen de achterkant van m’n lichaam bedekt. Ondanksdat ik me realiseer dat het kansloos is, probeer ik hem in een ultieme poging nogomgekeerd aan te trekken. Het effect is zo mogelijk nog dramatischer. Het enigealternatief is het kleine en veel te doorzichtige laken op bed.

De nacht gaat voorbij. De dag komt. Vol spanning luister ik naar elk geluid in debuurt van m’n deur. Het wordt zeven uur, acht uur, half negen... Ik heb inmiddelsal zo’n keer of tien heen en weer gebruld met m’n persoonlijke vriend, de ‘laundryboy’. Ik ben ook zeker al tien keer naar de gangdeur geslopen om voorzichtig techecken of er iets aan de deurknop hangt. Langzaam maar zeker groeit binnen inme de overtuiging dat ik m’n kleren nooit meer terug zal zien. Dan wordt er opde deur geklopt. M’n hart bonst in m’n keel. Ik sla het kleine doorzichtige lakenom m’n middel en ga gekleed als een mislukte sumoworstelaar naar de deur.Voorzichtig doe ik hem open en gluur door de kier. Aan het eind zie ik een vrien-delijk lachende jongen weglopen. Als hij omkijkt, knikt hij nog een keer extra naarme en roept: ‘Yes Sir... Bye Sir’. Ik kijk naar de knop van de deur en daar hangtm’n plastic zak weer. Als ik weer opkijk om m’n redder te bedanken is hij verdwe-nen.

Ik kijk weer in de spiegel en glimlach.WERKTHEMA: DE KRACHT VAN HUMOR

3 Zaterdagnacht

Het is zaterdagnacht. Het is koud, glad en het regent. Het is zo’n nacht waarop jezeker weet dat je het druk krijgt. Gelukkig hoeven we maar tot een uur of drie.Met de opvallende Volvo rijden we rustig rond. Al babbelend besluiten we evenin het naastgelegen dorp te gaan kijken. De laatste tijd hebben een paar groepenjongeren het onzalige idee om elkaar elk weekend zwaar in mekaar te beuken. We

34

zwarte koff i e , s t erke verhalen

kunnen het beter maar een beetje in de gaten houden. Wie weet kunnen we nogwat voorkomen. Als we over de dijk rijden springt er plotseling iemand zwaaienden schreeuwend de weg op. Ik zet de blauwe zwaailamp aan en rijd de auto deberm in.

Met overslaande stem schreeuwt de man dat er nog iemand in de auto zit. Samenmet mijn collega ren ik de dijk af naar een auto die op z’n kop in de sloot ligt. Demotor draait en pruttelt nog een beetje. Doordat de auto schuin ligt zien we doorhet raam dat er maar één man in de auto zit. Snel trekken we hem er uit, de kantop. Het is een oudere man met een grijsgrauwe kleur. Het ziet er niet goed uit.Hij ademt niet en ik voel geen hartslag. We kijken elkaar aan. Ik zie het al. Ik benvanavond de klos en ga reanimeren. Z’n gebit zit in de weg. Snel peuter ik het uitz’n mond en duw het in m’n jaszak. Tien keer beademen en drie keer reanimeren.Volgens mij is hij al hartstikke dood, maar ja.

M’n collega rent terug naar de auto om een ambulance, dokter en takelwagen terplaatse te krijgen. Steeds meer mensen komen kijken. Steeds meer adviezen. Zalik stoppen? Ik weet wel zeker dat hij dood is! Inmiddels is m’n collega er weer.Hij gaat reanimeren en ik blijf hem beademen. Hij heeft zwaar gedronken, jenever,dat proef ik. Zonder dat de omstanders het horen zeg ik tegen m’n collega dat deman volgens mij allang dood is. ‘Laten we maar doorgaan totdat de dokter er is,’hoor ik hem fluisteren. Na een eeuwigheid komt de dokter de dijk afgelopen. Hijbuigt zich over de man heen en mompelt: ‘Die was op slag dood. Hou maar op.’

Lekker. Dat heb ik weer! Met een gore smaak in m’n mond sta ik effe bij te komen.Inmiddels zijn er andere collega’s bijgekomen. Wat een shitklussen hebben wetoch af en toe. De meldkamer roept dat er een vechtpartij is in het dorp verderop.Het is de kroeg waar we een halfuurtje geleden wilden gaan kijken. ‘Gaan julliemaar’, hoor ik de andere collega’s zeggen. Ze zien dat wij liever even wat andersgaan doen na een halfuur zinloos beademen en reanimeren.

Vijf minuten later stoppen we bij de bewuste kroeg. Een raam ligt aan diggelenen iemand lijkt in het ritme van een bekende melodie een mager speenvarken teimiteren. Nieuwsgierig en voorzichtig lopen we naar de ingang. Door het kapotteraam zien we iemand in z’n blote kont op het biljart dansen en schreeuwen. Inz’n handen heeft hij een klein gitaartje, een Balalaika. De blik in z’n ogen verraadtdat er sprake is van een stevige kortsluiting in z’n bovenkamer. Op het momentdat we door de deur stappen knapt kennelijk het laatste draadje normaal verstand.Hij slaat het snaarinstrument aan diggelen en springt als een gestoorde kater rechtin m’n armen. Hij bijt, slaat, trapt, krabt en stompt in een razend tempo. Gelukkigis hij klein van stuk. Ik weet niks beters te verzinnen dan zo hard mogelijk terugte meppen. Ondanks het bloed dat inmiddels uit z’n mond en neus loopt, lijkt hij

35

10 1 s t erke verhalen

niet te stuiten. Als in een oude, Romeinse arena word ik aangemoedigd door hetpubliek dat zich rondom ons verzameld heeft. M’n collega springt hem op z’n rugen weet hem op de grond te krijgen. Samen slaan we hem in de boeien, maar deregen aan schoppen, bijten en kopstoten is nog steeds niet te stuiten.We proppen hem achter in de Volvo en ik besluit maar boven op hem te gaan lig-gen. Echt lekker is anders, maar ja?

Een halfuur later zit hij in de cel en zijn vier man druk om hem in bedwang tehouden terwijl de gealarmeerde dokter hem een spuitje geeft om rustig te worden.

Als we het hoogstnodige papierwerk hebben gedaan taaien we af naar huis. Hetis drie uur in de nacht. M’n vrouw is nog wakker en komt even kijken. M’n jas zitonder het bloed. M’n broek is zeiknat en zit onder de modder. Stilzwijgend paktze alles aan en gooit het in de wasmachine.

Terwijl ik onder de douche sta, trekt ze het gordijn opzij. ‘Wat moet ik hiermee?’vraagt ze rustig. Het is het gebit van de verongelukte man.WERKTHEMA: VAKMANSCHAP IS MEESTERSCHAP

4 Vuurwerk

Onverschillig en ongeïnteresseerd zit ik in een hoek van het bureau te luisterennaar onze adjudant van dienst. Het is oudejaarsavond en één ding weten we zeker.Vannacht wordt het weer een bende in het centrum. Het is een oeroude traditieom rond middernacht straalbezopen met honderden mensen bij elkaar te komen.Als een soort stilzwijgende afspraak gaat iedereen na een klein halfuur elkaar be-stoken met vuurwerk, waarna ze slaande ruzie krijgen. Nog voor één uur staantientallen mensen elkaar ongelofelijk in elkaar te rammen om vervolgens dedichtstbijzijnde winkelruiten in te gooien en alles mee te jatten wat voor het grijpenligt.

Als kersverse rechercheur mag ik me onopvallend tussen de menigte mengen.‘Iedereen in uniform blijft uit de buurt want dat kan wel eens uitdagend werkenen de boel juist laten escaleren,’ hoor ik onze adjudant van dienst schreeuwen.Klinkt logisch allemaal. Ik krijg de enorme verantwoording om het moment vanoptreden te bepalen. Met een bijzonder vernuftig onopvallend oortje en een nogvernuftiger portofoontje moet ik doorgeven wanneer het helemaal uit de klauwengaat lopen. Ik heb me vrijwillig opgegeven voor deze klus. Leek me wel eens leukom het jaarlijkse gelazer van de andere kant mee te maken.

36

zwarte koff i e , s t erke verhalen

Met een dikke, zwarte sjaal tegen de kou en een even zo zwart drukwerkpetje opm’n hoofd wandel ik naar het centrum. Met m’n vale spijkerjackie en lange haarval ik in ieder geval niet op. Voor de zekerheid heb ik een paar blikken Heinekenen een baal vuurwerk in m’n zak gestoken. Een halve, maar nog steeds enorme,brandende sigaar steekt recht uit m’n hoofd, klaar om het vuurwerk aan te steken.Wat overmoedig trek ik het halve literblik Heineken open en steek m’n eerstedonderslag aan. Met een schuin oog kijk ik naar de groep mensen om me heen.Er staan al bijna honderd mensen op het trottoir rond de grote kruising. Hier endaar gooit iemand wat vuurwerk naar het midden van de kruising. Eigenlijk is hetlekker rustig deze keer flitst het door m’n hoofd. Ik hoor overal de beste wensenover en weer vliegen. Mijn donderslag landt precies aan de overkant van de kruisingonder een vriendelijk ogende dame van middelbare leeftijd. Het lijkt wel of iedereenhet gezien heeft. Een enorme flits tussen haar benen en daarna wordt het stil.

Mijn donderslag is het startsein voor de grote verandering van deze nacht. Debeste wensen veranderen in een reeks van verwensingen aan mijn adres. Binnendertig seconden vliegen er ongeveer tachtig strijkers richting m’n hoofd. Mijn kantvan de kruising ontpopt zich als één partij terwijl de andere kant van de kruisingzich ontpopt als de tegenpartij. De inmiddels krijsende vrouw van middelbareleeftijd, die constant tussen haar benen voelt, moedigt de tegenpartij aan. Van deenorme hoeveelheid vuurwerk die richting mijn hoofd wordt afgevuurd zorgen erin ieder geval twee stuks voor dat ik de daaropvolgende uren bijna niets meer hoor.Twee enorme knallen tegen of naast m’n hoofd maken me nagenoeg doof. Ik hebhet weer aardig voor elkaar, schiet het door m’n hoofd. Het was zo rustig?

De eerste klappen vallen en kort daarna sneuvelen de eerste ruiten van een kleding-winkel. Ik zie een groep opgeschoten jongens graaien in de etalage. Eén heeft eenmooi blauw jurkje gescoord en trekt het triomfantelijk over z’n hoofd. Onder luidgejoel vliegen nog een paar ruiten aan diggelen. Ik graai naar m’n vernuftige por-tofoon, maar omdat ik inmiddels zo doof als een kwartel ben, kan ik alleen maarbrullen dat het gruwelijk uit de hand loopt.

Hoofdschuddend kijk ik naar de door mij aangerichte bende. Ik zie het blauw vande zwaailampen en korte tijd later springen tien tot twintig collega’s uit de auto’s.Ik zie onze adjudant van dienst met z’n megafoon wat brullen naar de menigtemaar ik versta er nog geen woord van. Met de lange lat komen de collega’s rustigaangelopen. Iedereen die blijft staan krijgt een oplawaai. Bijna iedereen rent ervan-door. Enigszins trots knik ik naar één van m’n collega’s die nu vlak voor me staatmet z’n lange lat. Ik zie dat hij met een verbeten gezicht wat naar me brult. Ik brulterug dat ik hem niet versta, maar voordat ik uitgesproken ben, krijg ik een slagmet die lange lat tussen m’n ogen. Nu ben ik niet alleen doof maar zie ik ook alleenmaar sterretjes. Terwijl ik de tweede en derde slag incasseer, realiseer ik me dat

37

10 1 s t erke verhalen

ik vergeten ben dat ik ‘onopvallend’ tussen de menigte sta. Struikelend ren ik weg.Een groep jongelui vangt me op. Uitbundig slaan ze me op de schouder. M’n gehoorbegint weer een beetje terug te komen. ‘Jij durft’ hoor ik ze zeggen. ‘Je hebt er eenlekkere bende van gemaakt man’ hoor ik een ander zeggen. Als iemand daarnavraagt wie ik ben, trek ik me mank en mompelend terug.

Dit avontuur gaat me in ieder geval geen lintje opleveren, realiseer ik me. Als ikeen halfuurtje later het bureau binnenloop herkent niemand me. Als ik m’n petafruk en vraag of ze achterlijk zijn trek ik me terug op het toilet. In de spiegel zieik een gezicht dat zwart is van het ontplofte vuurwerk. Op m’n voorhoofd eenprachtig rode, gezwollen streep die langzaam donkerder lijkt te worden. Op zichdus niet zo verwonderlijk dat niemand me meer herkent. Ik was m’n gezicht zogoed en zo kwaad als het kan weer een beetje schoon.

Met gebogen hoofd en schouders loop ik naar de kantine. De adjudant van dienstkijkt me aan. Ik zet me schrap en wacht op de donderpreek. ‘Zo jongen, je hebthet zwaar gehad zo te zien. Netjes gedaan hoor. We waren er precies op tijd. Vol-gend jaar mag je weer als je wilt’. Verbaasd kijk ik hem aan. Ik haal adem om watte zeggen maar slik het in. ‘De beste wensen chef’, mompel ik en dan laat ik mezogenaamd onverschillig en ongeïnteresseerd weer zakken op een stoel in de hoekvan het bureau.WERKTHEMA: CREATIEF SPELEN MET GRENZEN

5 Buitengewone middelen

Ik maak alweer een tijdje deel uit van het Schipholteam. Een samenwerkingsver-band tussen marechaussee en douane. Een team met een duidelijke taak. Wemoeten zo veel mogelijk koeriers met verdovende middelen zien te pakken. Wekennen de risicovluchten en ook het profiel van de klassieke koeriers.

Samen met m’n maatje sta ik bij een vlucht uit Venezuela. Er komt een man opons af die aardig voldoet aan het klassieke profiel van de slikker. Zo’n type dat eenenorme hoeveelheid bolletjes met cocaïne of heroïne naar binnen werkt en dietijdens de vlucht probeert binnen te houden. Eenmaal in Nederland gaan ze zosnel mogelijk naar een hotel en schijten alle bollen uit in een emmer. Lekkersmerig klusje maar kennelijk loont het de moeite. Het is een veelgebruiktesmokkelmethode die overigens niet bepaald zonder risico is. Maar ja, weten dielui veel? Het zijn vaak arme sloebers die in grote aantallen geronseld zijn doorslimme lui die er veel geld aan verdienen. Konden we de klojo’s die erachter zittenmaar eens wat vaker pakken.

38

zwarte koff i e , s t erke verhalen

We plukken hem uit de rij passagiers en controleren hem. Het blijkt een Nigeriaan.We controleren z’n papieren en stellen hem een paar vragen. Geen twijfel overmogelijk. Hij voldoet aan alle kenmerken van het profiel. Aanhouden dus volgensde procedure en mee naar het bureau. Het verloopt allemaal soepeltjes.

M’n maat en ik zijn het roerend eens. Een Nigeriaan vanuit Zuid-Amerika moetwel cocaïnebollen geslikt hebben. Destijds werden slikkers nog met een urine ca-libreertest getest. Zo ook onze Nigeriaan. Na een enorme plas en een bescheidencocaïnetest blijkt hij volgens de uitslag niet geslikt te hebben. Verbaasd kijken weelkaar aan. Hoe is het mogelijk? Maar ja, de spelregels zijn duidelijk. Op grondvan deze negatieve test moeten we hem weer vrijuit laten gaan.

Ontevreden kijken we elkaar aan. Het kan niet anders. Het móet er een zijn. Wehebben de Nigeriaan in afwachting van de testresultaten gestald in een kamertjeeven verderop. Het is het alom bekende kamertje waar het beroemde zwartekastje staat voor het afnemen van vingerafdrukken.

Ik zie de ogen van m’n maatje glimmen. Ik begrijp het al. Hij is niet van plan hetop te geven. Regel of geen regel. Met een ernstig gezicht zet hij de man achter hetvingerafdrukkastje. Hij zet hem zo neer dat zijn buik ter hoogte van het zwartedeurtje zit. Ik zie de angst in de ogen van de Nigeriaan. Met zo mogelijk een nogernstiger blik opent m’n maatje het zwarte deurtje ter hoogte van z’n buik. Hijziet niets. Ik zie de troep in het kastje. Met een zwaarmoedige blik in zijn ogenkijkt m’n maatje de man doordringend aan. Ik hoor hem hoofdschuddend zeggendat hij de bollen in z’n buik ziet zitten. De Nigeriaanse man barst in snikken uit.Als de tranen over zijn wangen lopen, bekent hij.

Een dag later heeft hij zich in het gevangenisziekenhuis leeggescheten. Inderdaadop een emmer. Er was ongeveer een kilo cocaïne aan bollen uit zijn buik tevoor-schijn gekomen.

Met dank aan de vingerafdrukkast.WERKTHEMA: MOREEL HANDELEN

6 Baby

Ik heb een nieuwe functie gekregen. Dit is mijn laatste weekend als jeugdrecher-cheur. Het is zaterdagochtend begin september 2000. Tijdens de koffie op hetbureau krijg ik te horen dat ik verwacht word in een nieuwbouwwijk van de stad.Er zou een kindje zijn overleden. Het kindje lijkt onder verdachte omstandighedenoverleden te zijn. Als ik die kant op ga zijn de huisarts, de familie en uiteraard de

39

10 1 s t erke verhalen

collega’s van de noodhulp al ter plaatse. Met een zwarte A4-tas ga ik naar het be-wuste adres en zie dat het binnen in huis een drukte van jewelste is. Onwerkelijk!Het is alsof er een feest aan de gang is. Zo druk! Alleen de sfeer is er niet bepaaldéén van een feestje.

Ik word opgevangen door de collega’s van de noodhulp. Zij vertellen mij wie erbinnen zijn en dat het kind overleden is in de magnetron! In de magnetron?! Hetkindje ligt inmiddels weer in haar wiegje. Het is een meisje. Zes dagen oud.

Binnen in de woonkamer word ik direct aan mijn arm meegenomen door dehuisarts. Hij trekt me, bijna letterlijk, de wieg in. Het kindje is inderdaad overleden.Een héél mooi, gaaf kindje. Wel wat vlekken. Vermoedelijk van de magnetron.

Ik probeer de toedracht enigszins helder te krijgen. Met mijn collega’s besluit ikde moeder van het kind over te brengen naar het politiebureau. Ze wordt nietaangehouden. We willen het liefst dat zijzelf meewerkt. Aanhouden in zo’n situatieis wel heel drastisch en het lijkt vooralsnog niet proportioneel om dat te doen. Derest van de familie gaat ook mee. Zij nemen plaats in de zeer grote kantine vanhet politiebureau. Tijdens de verhoren, die ik gelukkig niet alleen doe, is het netalsof de moeder van het kind aangifte doet van diefstal van haar fiets. Ze verteltalles heel rustig en in volgorde. Het voelt vreemd. Héél vreemd. Ik kan het maarhéél moeilijk een plekje geven. Als ik naar de moeder kijk wil ik het liefst tegenhaar schreeuwen of krijsen; ‘Je bent je kínd kwijt!’

Er wordt die dag voor de hele familie brood en soep aangerukt. Logisch, want deverhoren zullen nog wel even in beslag nemen. Omdat de bevalling nog maar zokort geleden is, moet er ook kraamverband komen, zodat de moeder zich kanverschonen. In de middag worden de verhoren gestaakt. Moeder heeft epilepsieen in een aanval heeft zij in plaats van het flesje haar kind in de magnetron gestopt.Ik kan het zó moeilijk geloven. Zij heeft tijdens de hele aanval gewoon gehandeld.Pas nadat ze het kind in de magnetron heeft gelegd is ze zelf gevallen. De sporenvan het vallen langs de aanrecht zijn duidelijk te zien op haar onderarmen. Desporen van een aanval zijn er ook wel degelijk.

De dagen die volgen tijdens het onderzoek zijn slopend en intensief. Ik merk datik niet lekker in mijn vel zit. Maar ja, wie wel, met zo’n idiote zaak. Als een collegategen mij zegt dat het een ongeluk was en dat de zaak zo afgedaan moet worden,ga ik volledig uit mijn dak. Ik word kwaad en probeer met alles wat ik in mij hebde ander te overtuigen dat het nooit een ongeluk geweest kan zijn. Ik kan het weten.Mijn broertje heeft epilepsie, ik heb veel meldingen behandeld met mensen dieeen aanval hadden gehad op straat, in een winkel, op het station en heb dus denodige ervaring en kennis van epilepsie.

40

zwarte koff i e , s t erke verhalen