DE PKN IN HET VEILIGHEIDSDOMEIN - IFV · 2016-04-08 · - de pkn in het veiligheidsdomein - 1...
Transcript of DE PKN IN HET VEILIGHEIDSDOMEIN - IFV · 2016-04-08 · - de pkn in het veiligheidsdomein - 1...
DE PKN
IN HET VEILIGHEIDSDOMEIN
Het 11e Gebod
Gehanteerde schrijfwijze:
Als het gaat om begrippen en namen die in kerkelijk verband veel voorkomen, wordt
de schrijfwijze gebruikt die gehanteerd is in de Kerkorde en ordinanties van de
Protestantse Kerk in Nederland, alsook in de Generale regelingen. Men raadplege het
register daarop (pag. 247-279). Zo wordt er dus geschreven ‘generale synode’, ‘kleine
synode’, ‘bestuur van de dienstenorganisatie’, ’Heidelbergse catechismus’, ‘het
generale college voor de kerkorde’.
Master of Crisis and Disaster, 11e leergang
December 2009
Wilbert Kleijer
Decaan: dr. M.J. van Duin
- De PKN in het veiligheidsdomein -
1
Inhoudsopgave
VOORWOORD 2
1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 3
2. THEORETISCH KADER 5
§ 2.1. WAT DOET DE PROTESTANTSE KERK EN DE VEILIGHEIDSREGIO MIDDEN- EN WEST-BRABANT
(OP HET GEBIED VAN FYSIEKE VEILIGHEID) 5
§ 2.2. STRATEGIE 9
§ 2.3. NETWERKEN 10
§ 2.4. SAMENVATTING 16
3. OMGEVINGSBESCHRIJVING 17
§ 3.1. DE ORGANISATIES 17
§ 3.2. TAKEN EN ROLLEN IN CRISES 25
§ 3.3. SAMENVATTING 30
4. DE AANSLUITING, WENSELIJK OF NIET? 31
§ 4.1. WETENSCHAP TOEGEPAST 31
§ 4.2. CRISISPARTNERS 34
§ 4.3. HOE KIJKEN BEIDE ORGANISATIES TEGEN EEN KOPPELING AAN 39
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 44
6. SAMENVATTING 46
7. NAWOORD 47
8. AFKORTINGEN EN BIJLAGEN 51
- De PKN in het veiligheidsdomein -
2
Voorwoord
Er zijn maar weinig zekerheden in het leven!
Wie aan een Masteropleiding begint ontkomt er niet aan om een scriptie te moeten
schrijven. Dat is een ding dat zeker is. Met deze zekerheid ben ik in 2008 begonnen
aan de opleiding Master of Crisis and Disaster Management (MCDM). Het eerste jaar,
de zogenaamde commandeurs opleiding, wordt met deze scriptie afgesloten.
Terugkijkend op afgelopen jaar hoop ik met deze scriptie tevens een periode af te
sluiten dat gekenmerkt wordt door een opeenstapeling van tegenslagen - zowel privé,
medisch als zakelijk - met als dieptepunt het bijna verlies van onze jongste dochter.
Het zijn dan ook niet alleen deze scriptie en opleiding die voor een persoonlijke groei
gezorgd hebben.
Het zijn de kleine dingen die het leven tot een ware hel kunnen maken, zei een kapitein
vroeger tegen mij. Een credo dat me altijd is bijgebleven en waarmee ik een start
maakte met deze scriptie. Het zijn tevens díe kleine dingen die het leven ook boeiend
kunnen maken weet ik nu. Een kleine zinsnede uit een boek die het afgelopen jaar mijn
leven beheerst heeft en geleid heeft tot deze scriptie.
Vele interessante boeken en literatuur kan ik inmiddels toevoegen aan mijn
boekenkast. Daarnaast heb ik het genoegen gehad om veel interessante en boeiende
mensen te mogen ontmoeten in het kader van mijn scriptie. Het zijn deze mensen die
mij met hun enthousiasme elke keer weer deden realiseren dat mijn onderzoek een
juiste keuze is geweest. Mijn dank aan allen die daartoe hebben bijgedragen.
In het bijzonder wil ik Jac Franken, beleidsmedewerker van de diensten organisatie
van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bedanken. Jac heeft het aangedurfd om
mij een stageplek te bieden bij het dienstencentrum om zo de Protestantse Kerk in
Nederland te kunnen doorgronden. Tevens heb ik samen met Jac een klankbord
bijeenkomst mogen organiseren met diverse vertegenwoordigers van Protestantse
Gemeenten uit het land omtrent de rol van het dienstencentrum bij een ramp. Hij was
een steun en toeverlaat als ik vragen had.
Tevens veel lof voor mijn decaan, Menno van Duin. Hij heeft de kwaliteit gehad om mij,
telkens wanneer ik vast liep of het even niet meer zag zitten, met een paar eenvoudige
vragen het licht weer te laten zien. Beiden bedankt.
Tot slot mijn diepe dank en respect voor mijn vrouw. Jij weet als geen ander wat we
het afgelopen jaar hebben moeten doormaken. Het is niet makkelijk geweest en we
hebben elkaar regelmatig een spiegel moeten voorhouden en motiveren om door te
gaan. Zelfs met je eigen studie, een nieuwe baan, je zorg voor ons gezin en de zorg voor
mij tijdens mijn ziekte, wist je steeds de ruimte te creëren voor mij om mijn scriptie af
te ronden. Hiervoor bewonder ik je.
Ik hoop dat allen die deze scriptie lezen gemotiveerd zullen worden om de zorg voor
elkaar en de medemens voorop te stellen, door bestaande barrières te slechten en
domeindiscussies met open vizier te benaderen.
Wilbert Kleijer, Tilburg, 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
3
1. Inleiding en Probleemstelling
Rampenbestrijding is al lang geen ‘speeltje’ meer van de klassieke ketenpartners.1Vele
andere organisaties, zoals defensie, het Openbaar Ministerie, waterschappen, etc. zijn
niet meer weg te denken uit het fysieke veiligheidsdomein. Een van de meest
opvallende actoren in dit veld zijn de religieuze/levensbeschouwende organisaties.
Waar in het verleden deze organisaties veelal in de schaduw van de rampenbestrijding
acteerde, zien we de laatste decennia dat religieuze/levensbeschouwende organisaties
een steeds pregnantere rol spelen en krijgen. Om beter voorbereid te zijn op rampen
zien we binnen de klassieke ketenpartners het fenomeen van schaalvergroting terug
komen in de vorm van veiligheidsregio’s. Naast deze schaalvergroting wordt tevens
meer een meer gekeken naar de rol van crisispartners in de rampenbestrijding.
In 2004 is de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) ontstaan uit een samenvoeging
van drie kerkgenootschappen. Hiermee is zij één van de grootste
geloofsgemeenschappen in Nederland. In 2010 zal de Veiligheidsregio Midden- en
West-Brabant (MWB) ambtelijke een feit zijn. Met deze schaalvergroting en de rol die
beide organisaties spelen in het veiligheidsdomein, concentreert deze scriptie zich op
de volgende probleemstelling:
In hoeverre is het wenselijk en mogelijk om de Protestantse Kerk in
Nederland aan te laten sluiten bij de Veiligheidsregio Midden- en West-
Brabant?
Waar in deze scriptie gesproken wordt over de Protestantse Kerk, wordt direct
verwezen naar de Protestantse Kerk in Nederland en naar de kerken verbonden
hieraan
Deelvragen Om tot een gedegen antwoord te komen op de centrale vraag wordt in deze scriptie
onderzoek gedaan naar drie deelvragen, welke in de diverse hoofdstukken nader
uitgewerkt zullen worden:
• Wat doet de Protestantse Kerk en de Veiligheidsregio MWB (op het gebied van
fysieke veiligheid)?
• Hoe zijn beide organisaties georganiseerd?
• Hoe kijken beide organisaties tegen een koppeling aan?
Deze laatste deelvraag krijgt zijn inhoudelijke vorm vanuit de vier volgende vragen:
1. Is er een aansluiting tussen de veiligheidsregio en de Protestantse Kerk?
2. Is het wenselijk om de veiligheidsregio en de Protestantse Kerk op elkaar aan te
laten sluiten?
3. Hoe moet een aansluiting vorm krijgen?
4. Wat zijn de (organisatorische) consequenties?
1 Politie, Brandweer, GHOR, Gemeente.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
4
Methode van onderzoek Aan de inhoud van deze scriptie ligt een uitgebreide literatuurstudie ten grondslag.
Vele boeken, papers, onderzoeksrapporten en wetsteksten, alsmede het internet zijn
hiervoor geraadpleegd. Met name de typologieën van Dynes en Quarantelli zijn van
grote waarde gebleken.
Tevens zijn diverse interviews gehouden met personen die vanuit hun werk of
expertise direct betrokken zijn bij dit onderwerp. Hun inbreng is zeer waardevol
gebleken bij de uitwerking van de probleemstelling. Tot slot is mijn binnenlandstage
bij het Protestants Landelijk Dienstencentrum (PLD) een belangrijke bron van
informatie geweest, met als hoogtepunt een georganiseerde klankbordbijeenkomst
met vertegenwoordigers van diverse gemeenten die behoren bij de Protestantse Kerk,
omtrent de vraag: Wat is de rol van het Protestants Landelijk Dienstencentrum bij een
bovenlokale ramp?
Beperkingen Direct bij de aanvang van het onderzoek werd het duidelijk dat er beperkingen zijn die
bepalend zijn voor de inhoud. Vanwege de versnippering van de gemeenten die
behoren bij de Protestantse Kerk is het niet haalbaar om met alle relevante actoren te
spreken. Dit geldt tevens voor de betrokken van de Veiligheidsregio MWB. De inhoud
van mijn onderzoek is hierdoor beperkt gebleven tot interviews met een afvaardiging
van deze organisaties. Beide organisaties zijn onderdeel van een groter geheel dat niet
betrokken is in dit onderzoek. Voor de Veiligheidsregio MWB valt hierbij te denken
aan de provincie, rijk of andere veiligheidsregio’s. Bij de Protestantse Kerk valt te
denken aan andere religies en geloofsgemeenschappen. Tot slot ben ik er van
overtuigd dat er meerdere wetenschappelijke invalshoeken zijn om dit vraagstuk te
benaderen.
leeswijzer Deze scriptie vangt aan met een wetenschappelijk kader in hoofdstuk 2. Eerst wordt
de rol van de Protestantse Kerk in het veiligheidsdomein afgebakend voor dit
onderzoek, waarna verder wordt ingezoomd op de taak/structuur verhouding en
voorbereidingsprincipes bij crises en rampen. Het hoofdstuk wordt afgerond met de
netwerktheorie. Hoofdstuk 3 gaat inhoudelijk in op de deelvragen hoe de organisaties
georganiseerd zijn en wat zij doen op het gebied van fysieke veiligheid. Vervolgens
komen de empirische resultaten van het veldonderzoek terug in hoofdstuk 4 en wordt
de wetenschap nader verklaard, in het kader van de centrale vraag. In dit hoofdstuk
worden tevens de overige deelvragen verder uitgewerkt. Hoofdstuk 5 sluit het
onderzoek af met conclusies en aanbevelingen. De scriptie wordt tot slot afgesloten
met een samenvatting in hoofdstuk 6 en een nawoord in hoofdstuk 7.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
5
2. Theoretisch kader
Inleiding Zowel de veiligheidsregio als de Protestantse Kerk zijn organisaties die ten tijde van
een ramp of crisis van elkaar afhankelijk kunnen zijn. In deze afhankelijkheid is het
wenselijk om te weten vanuit welke rol de beide organisaties acteren en welke
strategie gebruikt wordt, in de voorbereiding van deze organisaties op de
crisisbeheersing en rampenbestrijding. Besluitvorming en implementatie in
wederzijdse afhankelijkheid hangt veelal af van netwerken. In dit hoofdstuk wordt
stap voor stap stil gestaan bij de wetenschappelijke benadering van deze aspecten.
Elke aspect wordt uitgewerkt vanuit de rol van risicoregulator.
Paragraaf 1 start met een korte visualisatie om de context te schetsen van de rollen die
organisaties kunnen vervullen in het veiligheidsdomein, om vervolgens de rol van
risicoregulator uit te werken. Deze rol wordt aan de hand van de typologie van Dynes
en Quarantelli, waarin taken en structuur voor de maatschappelijke rol van
organisaties uitgangspunten zijn, verder uitgewerkt. De strategie die organisaties
nastreven in de voorbereiding op crisissituaties wordt aan de hand van de theorie van
Wildavsky uitgewerkt in paragraaf 2. Hij stelt dat organisaties doorgaans kiezen voor
anticipatie of veerkracht, waarbij de aard van de voorspelbaarheid van het risico en de
beschikbare kennis omtrent repressief optreden noopt tot een ideale mengverhouding
tussen deze twee. Tot slot wordt in paragraaf 3 beschreven hoe beide organisaties
kunnen samenwerken vanuit de netwerktheorie en de ingrediënten die nodig zijn om
samenwerking tot een goed resultaat te laten komen. Het resultaat van de
wetenschappelijke benadering van voorgaande aspecten wordt in paragraaf 4
samengevat.
§ 2.1. Wat doet de Protestantse Kerk en de Veiligheidsregio Midden- en West-
Brabant (op het gebied van fysieke veiligheid)
In het veiligheidsdomein kunnen groepen of individuen diverse rollen vervullen.
Ravetz2 maakt een onderscheid naar partijen die als actor betrokken kunnen zijn bij
regulering van risico´s:
• degene die het risico veroorzaakt (risicoveroorzaker),
• degene die het risico ondergaat (risicoregulator) en
• degene die het risico draagt (risicodrager).
Ravetz visualiseert dit middels de ´risicodriehoek´:
Risicoveroorzaker Risicoregulator
Risicodrager
2 Slot, W.F. et al, 1998, pagina 243
- De PKN in het veiligheidsdomein -
6
Actoren kunnen - afhankelijk van de situatie - wisselen van rollen, dan wel
dubbelrollen vervullen. In sommige gevallen kan een actor bijvoorbeeld een risico
voor hem/haar zelf creëren en deze vervolgens weer reguleren. Ravetz3 geeft als
voorbeeld een alpinist die een risico moet nemen om langs een bepaalde route een
bergtop te beklimmen. De kerk heeft in haar geschiedenis meerdere rollen -
opeenvolgend al dan niet dubbelrollen - vervuld, bijvoorbeeld:
• Risicoveroorzaker: Binnen de mondiale Katholieke Kerk is er veel sprake
(geweest) van ongewenste sexuele handelingen met jongens;
• Risicodrager: De Islam wordt na de aanslagen gedemoniseerd, terwijl radicale
moslims als gevolg van hun religieuze denkbeelden tevens risicoveroorzaker
zijn.
In deze scriptie wordt dieper ingegaan op de rol van de Protestantse Kerk als
Risicoregulator.
Naar risicoregulatoren is veel onderzoek verricht door het Disaster Research Center
(DRC), University of Delaware, onder leiding van Dynes en Quarantelli. Zij
onderscheiden aan de hand van twee variabelen een typologie dat 4 typen organisaties
onderscheidt ten tijde van een ramp. Er wordt hierbij vanuit gegaan dat organisaties
werken vanuit enerzijds een bestaande of aangepaste structuur en anderzijds
reguliere of niet-reguliere taken.4
Structuur
Bestaand Aangepast
Regulier 1. Gevestigd 2. Expanderend Taken
Niet-regulier 3. Uitbreidend 4. Nieuw/aangepast Crisis en Organisaties, oud.
• De gevestigde organisaties zijn de stereotype organisaties die zich bezighouden
met rampenbestrijding. Hun organisaties zijn ingericht voor het optreden in
kritieke situaties. Denk hierbij aan Politie, GHOR en Brandweer.
• De expanderende organisaties zijn organisaties die tijdens een calamiteit
werkzaamheden verrichten die nauw aansluiten bij een calamiteit, maar in een
veranderende organisatievorm. Denk hierbij aan organisaties als het Rode
Kruis en het Leger des Heils. De noodzaak tot organisatorisch improviseren
maakt deze organisaties kwetsbaar.
• Uitbreidende organisaties zijn organisaties die ten tijde van een calamiteit in
een niet alledaagse situatie reguliere werkzaamheden moeten verrichten. Deze
situatie kan problemen opleveren, maar door de ongewijzigde organisatie
structuur opereren deze organisaties veelal goed. Te denken valt aan een
busonderneming tijdens het evacueren van burgers.
• De nieuwe/aangepaste organisaties, tenslotte, zijn niet op voorhand te noemen.
Zij ontstaan spontaan als gevolg van het feit dat er behoefte is aan een bepaalde
dienst of activiteit. Veelal vullen zij het gat in dat niet wordt afgedekt door de
reguliere organisaties. In de vakliteratuur wordt hier gesproken over “emergent
group”.5
3 Idem 4 Quarantelli, E.L. 1995, pagina 6 5 Van Duin, M.J., 1992
- De PKN in het veiligheidsdomein -
7
De oude typologie van Dynes en Quarantelli en de resultaten van diverse onderzoeken
bracht Stallings (1978) tot de volgende hypothese:
“Established organizations seldom experience stress since they
generally avoid undertaking non-traditional tasks.
Expanding organizations undergo greatest stress because their
structures and functions change simultaneously, their boundaries are
vague and permeable, and their emergency role is frequently ill-defined.
Extending organizations have greater difficulty mobilizing than do
either established or expanding organizations, but since they are not as
central to the disaster response effort their difficulties have little impact
on the overall response.
Emergent groups tend to appear where people are isolated from
emergency organizations and where there is a lack of information,
control, and coordination.”6
Vele onderzoeken en jaren later, komt Quarantelli tot een nieuwe typologie van
organisaties en rampen. Het bleek dat organisaties zich ten tijde van rampen niet altijd
lieten kwalificeren in de bestaande DRC typologie.
“Established groups often underwent no major alterations in their
structures or functions but nonetheless exhibited some temporary or
minor emergent qualities”7
Dit leidde tot een nieuw inzicht en een nieuwe benadering van de oude variabelen, op
basis van de gebezigde taken en structuur.
Structuur
Bestaand Aangepast
Regulier
1. Quasi Emergent
behavior
2. Structural
Emergence behavior Taken of functies
Niet-regulier 3. Task emergence 4. Group emergence Crisis en Organisaties, nieuw.
• Met quasi emergent behavior wordt bedoeld dat bestaande taken of structuur
het zelfde blijven, maar zich aanpassen aan de crisissituaties. Te denken valt
aan het inzetten van analoge portofoons in plaats van het gebruiken van de
huidige C2000 apparatuur, of het inzetten van de KMAR voor taken die
normaliter door de politie gedaan worden.
• Met structural emergence behavior wordt de bestaande structuur aangetast
maar de alledaagse taak blijft uitgevoerd worden. Denk hierbij aan het inzetten
6 Drabek. 1986, pagina 160-161 7 Quarantelli, E.L. 1995, pagina 17
- De PKN in het veiligheidsdomein -
8
van zendamateurs om kontakt te houden met meldkamers en
commandocentra.
• Met task emergence wordt bedoeld dat in de bestaande structuur niet reguliere
taken worden uitgevoerd. Denk hierbij aan het inzetten van de waterkanonnen
van de politie om branden te bestrijden.
• Bij group emergence tot slot, gaan bestaande organisaties in een nieuwe
structuur met nieuwe taken aan de slag. Hierbij kan worden gedacht aan
bijvoorbeeld de deelname van GGD afdelingen in het rampterrein. Zij vervullen
een andere taak dan in het dagelijkse stramien, in een andere structuur.
Jarenlang onderzoek leidt tot de volgende conclusie aangaande voorgenoemde
typologie:
“In any given disaster, of course, all types of emergence may be
simultaneously present………… On the basis of our research, we could
also hypothesize that in most disaster occasions, quasi-emergent
behavior will appear most frequently and group emergence will be
relatively rare. We found the former behavior present tot some degree
in every case we studied, whereas the latter phenomenon only appeared
in some instance. A reexamination of previously gathered DRC data
alluded to earlier confirmed this impression. It also does appear that
task emergence is probably more frequent than structural emergence,
possibly reflecting the fact that social structure is less vulnerable to
change than social task of function, as can be witnessed in many areas
of social life quite distant from the disaster area.
To emphasize the importance of emergent behavior in groups that
operate in disasters, is not to deny that new groups that emerge in
disasters can also be very important. As said earlier, catastrophic
disastrous occasions do generate emergent groups.”8
Juist deze emergent groups, of group emergence, is onderwerp van vele studies
geweest, daar het zich wereldwijd voordoet bij rampen. Volgens Drabek en McEntire
speelt religie een belangrijke rol bij emergent behavior.
“Studies reveals that shared values and a culture of responsibility are
positively related to emergent behavior………A common finding is that
faith-based organizations…often take on more non-traditional roles
after disaster.”9
Als voorbeeld wordt gegeven dat religieuze organisaties ten tijde van een ramp binnen
een uur ruim 6000 vrijwilligers bij elkaar brachten. Hiermee werden de kerken als
bron van vrijwilligers gezien, in plaats van het bieden van de traditionele
ondersteuning die van religies mag worden verwachten.
8 Quarantelli, E.L. 1995, pagina 19 9 Drabek. 2003, pagina 102
- De PKN in het veiligheidsdomein -
9
Uit de nieuwe typologie leidt de hypothese dat ‘structural emergence behavior’ minder
voorkomt ten opzichte van ‘task emergence’ daar organisatie minder gevoelig zijn
voor structuur veranderingen (Quarantelli, 1995).
§ 2.2. Strategie
In zijn boek: Searching for safety,10 beschrijft de Amerikaans bestuurskundige
Wildavsky diverse strategieën hoe organisaties zich kunnen voorbereiden op hun taak
in crisissituaties. Hij stelt de mate van voorbereiding als een strategische keuze en
komt met de these dat organisaties kunnen kiezen voor ‘anticipatie’ of ‘veerkracht’,
welke hij Anticipation and Resilience noemt.
“Anticipation is a mode of control by a central mind; efforts are made to
predict and prevent potential dangers before damage is
done……Resilience is the capacity to cope with unanticipated dangers
after they have become manifested, learning to bounce back.”11
Wildavsky lijkt hiermee een parallel te trekken met de typologie van Quarantelli en
Dynes. De laatste bezien organisaties door de bril van taken en structuren. Anticipatie
is sterk gericht op taken: Weet wat je te wachten staat en bereid je daar op voor.
Veerkracht daarentegen vraagt veel van de organisatiestructuur. Hoe beter de
structuur, hoe groter de veerkracht.
Anticipatie zien we op grote schaal terug bij de hulpverlenende diensten. Door middel
van pro-actieve, preventieve en zelfs preparatieve stappen onzekere dreigingen, van
veronderstelde risico’s, zoveel als mogelijk af te dichten. Het belang dat hulpverleners
toekennen aan Anticipatie komt tot uitdrukking in de veiligheidsketen, waarin
voorgenoemde stappen de eerste drie schakels vormen.
Veerkracht gaat uit van de flexibiliteit - de interne kracht - van een organisatie om
crisissituaties het hoofd te bieden. Hoe beter een organisatie daar toe in staat is, hoe
gezonder een organisatie is, aldus Wildavsky. Hij gebruikt hiervoor de volgende
metafoor:
“Grass bends before wind but usually does not break; it is temporarily
unstable.” 12
Een organisatie zal risico’s dus moeten accepteren en zich daar op moeten instellen
om ten tijde van een incident effectief te kunnen reageren. Er zal veelal moeten
worden teruggevallen op veerkracht indien risico’s niet bekend zijn. Veerkracht,
tenslotte, betekent niet dat een organisatie maar moet afwachten wat er komt en hoe
ze zich er doorheen zal slaan. Veerkracht betekent juist dat organisaties zich
voorbereiden op het onoverkomelijke, door het vergroten van de algemene kennis,
technische ondersteuning en een eenduidige aansturing over de tot haar beschikbare
10 Wildavsky, 1988 11 Idem, p. 77 12 Idem, p. 79
- De PKN in het veiligheidsdomein -
10
bronnen. Met dit gegeven lijkt het duidelijk dat in de repressieve fase de
veiligheidsregio een voorbeeld is van veerkracht. Dit onderschrijft tot slot de nieuwe
benadering van de typologie van Dynes en Quarantelli. Ook gevestigde organisaties
zijn afhankelijk van hun veerkracht. In plaats van ‘gevestigde’ organisatie komt de
benaming: ‘Quasi emergent behavior’ beter tot zijn recht voor deze groep organisaties.
Het is niet wenselijk om je als organisatie volledig te richten op één strategie. Elke
strategie geniet de voorkeur in een andere situatie. Het is dus van belang dat wordt
ingezien wanneer er voor een genoemde strategie moet worden gekozen. De voorkeur
voor de te volgen strategie hangt daarbij af van twee dimensies. Dat zijn: a) de mate
waarin risico’s en de gevolgen van risico’s bekend zijn, en b) de mate waarin bekend is
hoe de risico’s voorkomen of bestreden kunnen worden.
Schematisch gezien geeft dat de volgende indeling:13
Weinig kennis hoe te
handelen om gevaar af te
wenden
Veel kennis hoe te
handelen om gevaar af te
wenden
Voorspelbaarheid van de
verandering / risico is
hoog
Meer veerkracht, minder
anticipatie
Anticipatie
Voorspelbaarheid van de
verandering / risico is laag
Veerkracht Meer anticipatie, minder
veerkracht
De keuze voor een strategie wordt niet altijd door de organisatie zelf bepaald. De
omgeving drukt veelal een stempel op de koers die wordt verkozen. Zo ligt het in het
huidige Nederlandse klimaat voor de hand dat de gemeenschap verwacht dat de
overheid anticipeert op risico’s.
§ 2.3. Netwerken14
In bijna iedere samenleving, wordt het maatschappelijk leven gekenmerkt door
wederzijdse afhankelijkheid. Besluitvorming en implementatie hangt veelal af van
netwerken. Een netwerk laat zich als volgt definiëren:
"een aantal actoren met verschillende belangen, die voor de realisering
van hun doelstellingen van elkaar afhankelijk zijn."15
Volgens De Bruijn en Ten Heuvelhof zijn netwerken een reactie op een aantal
maatschappelijke ontwikkelingen. Zij onderscheiden hierin een viertal
ontwikkelingen:
13 jaarboek MCDM 8, p. 38 14 Dit hoofdstuk is gebaseerd op De Bruijn en Ten Heuvelhof; Management in netwerken (2007) en, De Bruijn ,Ten Heuvelhof en In
‘t Veld; Procesmanagement (2008) 15 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 1
- De PKN in het veiligheidsdomein -
11
• Netwerken als gevolg van toenemende professionalisering. Taken die een
organisatie moeten uitvoeren worden steeds complexer en vergen dus
knowledgeable medewerkers.
• Netwerken als gevolg van globalisering. Globalisering houdt in dat voor
overheden en bedrijven, grenzen en geografische afstanden hun betekenis
verliezen.
• Netwerken als gevolg van processen van de vervlechting tussen de publieke en
private sector. Ontwikkelingen in de publieke en private sector beïnvloeden
elkaar, de beide sectoren zijn sterk vervlochten.
• Netwerken als gevolg van de penetratie van informatietechnologie.
Informatietechnologie dringt in steeds meer traditionele sectoren binnen en
kan een sterke invloed hebben op de organisatie van die sectoren.
De structuur van een netwerk laat zich goed in kaart brengen door deze te
contrasteren met hiërarchische structuren, waarin relaties van boven- en
onderschikking centraal staan. De formele structuur van een organisatie is vrijwel
altijd een hiërarchische. In de praktijk zal naast de formele structuur de informele
werkelijkheid van een netwerk schuil gaan. Wie uitsluitend of te veel vertrouwt op de
formele structuur, zal niet effectief kunnen functioneren, aldus De Bruijn en Ten
Heuvelhof.16
Processen van besluitvorming in netwerken Het hiërarchisch model suggereert overzicht en beheersing. Zoals hiervoor
aangegeven, speelt de informele werkelijkheid een pregnante rol. Hierdoor zullen de
volgende aannamen, die thuis horen bij het hiërarchisch model, vrijwel nooit
zichtbaar zijn.
• De aanname van uniformiteit binnen een organisatie of tussen organisaties. Hoe
groter de verschillen tussen actoren, hoe lastiger het is hen aan te sturen. Wat
heilzaam is voor de ene, kan immers een ramp zijn voor de ander. De span of
control zal echter toenemen zodra de uniformiteit hoog is.
• De aanname van boven- en onderschikking in de relatie tussen actoren. Er wordt
van uit gegaan dat relaties niet alleen een formeel gegeven zijn, maar zich ook
in de werkelijkheid openbaren.
• De aanname dat actoren openstaan voor interventies van een leidinggevende
actor. Hiermee wordt een bepaalde afhankelijkheid gesuggereerd. Actoren zijn
er immers op gericht, en ontvankelijk voor de aanwijzingen van de
leidinggevende actor.
• De aanname dat de hiërarchische structuur redelijk stabiel is. Invloeden van
binnen- of buitenaf zij er nauwelijks, de machtsverhouding wijzigt niet en er
komen geen organisatie(delen) bij.
De werkelijkheid is echter weerbarstiger. Zowel binnen als tussen organisaties doen
zich verschijnselen voor die niet kunnen worden benoemd en ook niet kunnen worden
verklaard. De vier besproken aannames zijn dan ook niet in overeenstemming met de
werkelijkheid, welke in het hiernavolgend schema is weergegeven.
16 Idem, p. 13-14
- De PKN in het veiligheidsdomein -
12
Kenmerken hiërarchie en netwerk17
Hiërarchie Netwerk
Uniformiteit Pluriformiteit
Eenzijdige afhankelijkheden Wederzijdse afhankelijkheden /
Interdependentie
Openheid/ontvankelijkheid voor
hiërarchische signalen
Geslotenheid voor hiërarchische
signalen
Stabiliteit Dynamiek
Netwerken kenmerken zich door pluriformiteit of variëteit. In de praktijk spreken we
hier van een multi-actornetwerk. Actoren zijn van elkaar afhankelijk, waardoor
dominantie niet zomaar wordt geaccepteerd. Voorzichtigheid en omzichtigheid is dus
geboden in het bezigen van een goede relatie. Immers, geen enkele actor kan zelf de
eigen doelen volledig realiseren. Van een participerende actor wordt dominantie niet
gewenst of niet opgemerkt. Er wordt hierbij ook wel gesproken van zelfreferentiële
systemen; systemen die alleen aan zichzelf refereren, en signalen die niet in dit
referentiekader passen dus niet opvangen. Dit is vaak de kracht van de desbetreffende
actor. Tenslotte wisselen de posities van de actoren voortdurend, waardoor
ogenschijnlijke onbelangrijke actoren een belangrijke positie kunnen innemen. In een
netwerk heeft hiërarchische sturing weinig kans van slagen.
In een multi-actornetwerk is er dus sprake van een grote onderlinge afhankelijkheid.
Het is cruciaal dat actoren aan relatiemanagement doen. In de netwerkliteratuur
wordt dit Redundantie genoemd. Onderlinge relaties kunnen langs twee ingangen
worden getypeerd:
• Functionele en extrafunctionele relaties. Functionele relaties hebben voor een
actor een duidelijke betekenis die nodig is voor de kerntaken. Extrafunctionele
relaties, hebben geen directe betekenis voor de kerntaak.
• Sterke en zwakke relaties (strong en weak ties). Sterke relaties zijn relaties die
intensief worden gebruikt. Zwakke relaties zijn relaties die warm worden
gehouden voor incidenteel gebruik.
Wanneer een actor de vier typen relaties onderhoudt, spreken we van een redundant
relatienetwerk. Hij onderhoudt voortdurend relaties met een andere actor ook
wanneer dit op een bepaald moment niet nuttig lijkt, terwijl hij expliciet zorg besteedt
aan zijn weak ties.18
In een hiërarchische aansturing spreken we van command and control. Acteren in een
netwerk vraagt andere vaardigheden, welke in de volgende paragraaf worden
besproken.
17 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 18 18 Idem, p. 55
- De PKN in het veiligheidsdomein -
13
Projectbenadering versus Procesbenadering Het principe van een projectbenadering laat zich kenmerken door een probleem dat
middels een verkenning wordt afgebakend. Is dit eenmaal goed geformuleerd dan
geeft dat richting aan het proces van probleemoplossing. Desnoods worden uit de
centrale probleemstellingen deelproblemen geëxtraheerd, die ieder voor zich worden
opgelost. In een netwerk is dit echter anders en prevaleert de procesbenadering over
het algemeen. In onderstaand schema worden de projectmatige- en procesmatige
besluitvorming tegenover elkaar afgezet.
Probleemformulering in een netwerk19
Projectmatige besluitvorming Procesmatige besluitvorming
Er is een probleem, dus is inhoudelijke
analyse vereist
Er is een probleemperceptie, dus dient de
perceptie te worden beïnvloed, priming.
Probleem scherp afbakenen Probleem breed formuleren, probleem-
complexen, linkages, koppelingen
Complexiteitsreductie Complexiteitsverhoging
Probleem zoekt oplossing Oplossing zoekt probleem
Een probleem wordt opgelost wanneer
het zich voordoet
Het moment van probleemformulering is
een strategische keuze. De window of
opportunity
• Probleemperceptie en priming. Een actor die een probleem definieert geeft zijn
perspectief weer. Het is maar de vraag of andere actoren de zelfde
probleemperceptie hebben. Indien dit wel zo is, kunnen actoren alsnog een
verschillende opvatting hebben van dit probleem. Dit heeft tot gevolg dat een
actor de probleemperceptie moet beïnvloeden. De aandacht verschuift hierdoor
van inhoudelijke probleemanalyse naar strategieën om de probleemperceptie
van actoren te beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan is de strategie van priming
(letterlijk: in de grondverf zetten): Deze strategie leidt tot het creëren van een
context waarin partijen gevoelig zijn voor een bepaalde probleemanalyse.
• Brede probleemformulering. Een te scherpe probleemafbakening kan in een
proces disfunctioneel zijn. Immers, hoe scherper een probleem is afgebakend,
des te minder steun zal er voor een probleemdefinitie zijn. Een brede
formulering - eventueel gekoppeld aan een ander probleem - betekent dat er
voor veel actoren een aantrekkelijk element in zit.
• Complexiteitsverhoging. Dit maakt een besluitvormingsproces voor actoren
aantrekkelijk en het vergroot de ruimte voor actoren. Naarmate meer
problemen en oplossingen in een besluitvormingsproces een rol spelen, is het
eenvoudiger om deze te koppelen en te ontkoppelen.
• Oplossing zoekt probleem. Wie de problemen van een andere actor kent en wie
deze actor nodig heeft, kan de eigen oplossing koppelen aan het probleem van
de andere actor. De steun van andere partijen kan door deze oplossing
toenemen.
• Window of opportunity. Kortweg draait het hier om het moment waarop de
kans op steun voor de probleemformulering voldoende is.
19 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 76
- De PKN in het veiligheidsdomein -
14
Procesbenaderingen, ook wel de procesrationaliteit genoemd, genieten in een netwerk
ronduit de voorkeur. Een initiatiefnemer erkent immers dat hij afhankelijk is van
andere partijen. Hij nodigt deze partijen uit voor een onderhandelingsproces, waarin
deze partijen problemen en oplossingen koppelen.20
Proces en procedure Processen en procedures zijn weliswaar nauw verwant, maar ze zijn niet identiek.
Processen kunnen zich spontaan ontwikkelen en zijn vormvrij - de spelers beslissen
over de spelregels. Procedures zijn beschreven. Bij procedures luistert de volgorde van
de activiteiten in het algemeen nauw. Afwijken van procedures kan tot grote schade
leiden.
De overgang van proces in procedure verloopt niet altijd soepel. Machtsposities van
partijen in de te doorlopen procedures kunnen een obstakel vormen. Of partijen
kunnen het proces verstoren door hun goedkeuringsbevoegdheid in het vaststellen
van de procedure. Het kan een zaak van goed procesmanagement zijn, om reeds in het
proces te anticiperen op de procedures die onvermijdelijk volgen. Het kan ook een
strategie zijn om in het proces zo’n massieve steun te genereren en zo’n vaart te zetten
dat de procedure als het ware een walkover wordt.21
Een goed proces voldoet aan vier kernelementen:
• Openheid. Een initiatiefnemer neemt geen eenzijdige besluiten, maar neemt een
open houding aan. Openheid heeft betrekking op zowel de vraag wie meedoet,
als op de agenda voor de besluitvorming.
• Bescherming van ‘core values’. Openheid in een proces is niet altijd
aantrekkelijk. Het risico dat eigen belangen in onvoldoende mate gerealiseerd
worden, is aanwezig. Actoren kunnen aan het eind van het proces niet tevreden
zijn met het resultaat. Partijen in het proces moeten zich veilig voelen. Zij
moeten er zeker van zijn dat, ongeacht de uitkomsten van het proces, de eigen
kernwaarden niet worden aangetast.
• Voortgang. Met voorgaande twee punten komen we er niet. De kans bestaat dat
er alleen maar stroperige processen ontstaan, die nooit een duidelijk resultaat
op zullen leveren. Het is noodzakelijk dat het proces voldoende vaart en
voortgang kent.
• Inhoud. Een proces dient te voldoen aan de eis van inhoudelijke kwaliteit. De
partijen kunnen immers, gedwongen door de scherpe belangentegenstellingen,
tot een besluitvorming overgaan die inhoudelijk gezien armoedig of zelfs
onjuist is. Het proces dient voldoende inhoudelijk argumenten te hebben.
In de hier volgende paragraaf gaan we tenslotte dieper in op de bescherming van
kernwaarden.
20 De Bruijn, Ten Heuvelhof en In ‘t Veld, 2008, p. 19 21 Idem, p. 32-33
- De PKN in het veiligheidsdomein -
15
Bescherming van kernwaarden Een kernwaarde is een waarde die voor het bestaan van een partij van cruciaal belang
is. Wordt deze waarde aangetast, dan wordt de essentie van de partij aangetast en is
het voor haar vaak niet mogelijk om nog goed te functioneren. Wanneer partijen er
zeker van kunnen zijn dat bepaalde core values door het proces niet worden
aangetast, kan dit een belangrijke prikkel voor coöperatief gedrag zijn. Door correcte
en tijdige procesafspraken te maken kunnen kernwaarden worden beschermd. Denk
hierbij aan: a) commitment aan het proces en niet aan het resultaat, b) Het uitstel van
commitment tijdens het proces (deelbesluiten) en c) de exit-regels van het proces.22
22 De Bruijn, Ten Heuvelhof en In ‘t Veld, 2008, Hoofdstuk 6
- De PKN in het veiligheidsdomein -
16
§ 2.4. Samenvatting
Organisaties kunnen in het veiligheidsdomein meerdere rollen aannemen. Zowel de
veiligheidsregio en de Protestantse Kerk manifesteren zich in de rol van
risicoregulator. In deze rol van risicoregulator worden organisaties teruggeworpen op
taken en structuren die respectievelijk regulier/niet-regulier dan wel
bestaan/aangepast zijn. Het blijkt dat ten tijde van rampen en crises de structuur en
taken van deze organisaties niet rigoureus veranderen, maar dat er kleine
aanpassingen op plaats vinden. Gevestigde organisaties als de hulpverleningsdiensten
zullen niet altijd volgens hun vaste stramien kunnen werken, maar ook terug moeten
vallen op creatieve oplossingen, emergent behavior, voor het uitvoeren van hun taak.
Gevestigde organisaties zien hun rol in de rampenbestrijding en crisisbeheersing
veelal terug in wet- en regelgeving. Ten tijde van een ramp of crisis blijkt dat
'structural emergence behavior' minder voorkomt ten opzicht van 'task emergence'
daar organisaties minder gevoelig zijn voor structuur veranderingen.
De voorbereiding op de taken die zich voordoen bij een crisis, is een strategische
keuze. Er kan gekozen worden voor anticipatie waarbij een organisatie streeft naar
een zo volledig mogelijke voorbereiding op, en afdichting van risico's. Een ander
uiterste is veerkracht. Hierbij gaat een organisatie uit van de kracht van haar
organisatiestructuur om crises het hoofd te bieden. Veelal zullen de aard van de kennis
van het risico, de voorspelbaarheid hieromtrent en de hoogte van het risico nopen tot
een mengeling hiervan.
Samenwerking betekent wederzijdse afhankelijkheid. Hier kunnen diverse
maatschappelijke ontwikkelingen aan ten grondslag liggen. Besluitvorming en
implementatie hangen af van netwerken waarbij de informele structuur/werkelijkheid
veelal een pregnante rol speelt. Het moet echter duidelijk zijn dat in een netwerk geen
hiërarchische besluitvorming plaats vindt. Het is cruciaal dat actoren aan
relatiemanagement doen, ook wanneer dit op een bepaald moment niet nuttig lijkt. In
een netwerk kan afhankelijk van het probleem gekozen worden voor een
projectbenadering of procesbenadering. Procesbenadering geniet de voorkeur, daar de
wederzijdse afhankelijkheid hiermee beter tot uitdrukking komt. In goed
procesmanagement wordt tijdens het proces geanticipeerd op procedures die
onvermijdelijk volgen. Cruciaal is dat de kernwaarden van de betrokken partijen in
hun essentie niet worden aangetast. Het is anders niet mogelijk voor deze partij om
nog goed te functioneren.
In het volgende hoofdstuk wordt stil gestaan bij de organisatie van de Protestantse
Kerk en de entiteit veiligheidsregio.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
17
3. Omgevingsbeschrijving
Inleiding Dit hoofdstuk biedt meer inzicht in beide organisaties. In paragraaf 1 worden beide
organisaties beschreven. Betreffende de Protestantse Kerk wordt na een korte
geschiedschrijving van religie door de eeuwen heen, met name stil gestaan bij de
huidige organisatie. Zij heeft een kerkvereniging achter de rug en is in structuur daar,
waar ze wil zijn. De geschiedschrijving staat kort stil bij de drie rollen die religie heeft
gespeeld in het veiligheidsdomein (Ravetz). De veiligheidsregio daarentegen is een
organisatie in wording. Daarom zal in dezen met name bij het doorlopen en het te
doorlopen traject stilgestaan worden. Paragraaf 2 verwoordt de taken en rollen die
beide organisaties impliciet of expliciet hebben ten tijde van crises. Wetgeving,
reglementen en beleid zijn de basis voor deze paragraaf. Tot slot zal paragraaf 3 dit
hoofdstuk samenvatten en uitleiden.
Dit hoofdstuk gaat in op de deelvraag:
• Hoe zijn beide organisaties georganiseerd
En deels op de deelvraag:
• Wat doet de Protestantse Kerk en Veiligheidsregio MWB (op het gebied van
fysieke veiligheid)
§ 3.1. De organisaties
De organisatiestructuren van de Protestantse Kerk als wel de veiligheidsregio worden
hieronder uitgewerkt.
3.1.1. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) Inleiding
Het christendom heeft door de geschiedenis heen een onmiskenbare rol gehad in het
veiligheidsdomein.
Vanaf het begin van onze jaartelling heeft de christelijke kerk op hoofdlijn invulling
gegeven aan diverse maatschappelijke rollen. De eerste eeuwen na christus werden
christenen in grote mate vervolgd en uitgeroeid. Als aan het begin van de vierde eeuw
het christendom erkend wordt, en aan het eind van deze eeuw wordt uitgeroepen tot
staatsgodsdienst, vindt er een ommekeer plaats in de maatschappelijke rol. De kerk
krijgt een steeds grotere invloed op het leven van alle dag en er is nauwelijks sprake
van enige scheiding tussen kerk en staat. Er heerste binnen de kerk de zogenaamde
"Constantijnse Opvatting". De Ley23 verwoordt dit als:
"zij stelde een volstrekte éénheid voorop van de christelijk leer, het
recht, de moraal en het openbaar gezag".
23 De Ley, 2007
- De PKN in het veiligheidsdomein -
18
Om haar machtspositie te handhaven verweert de kerk zich tegen de twee grootste
risico´s, namelijk de opkomst van de islam (religie) en de ketterij (individu). Middels
een negental kruistochten verweert de kerk zich tegen de islam, welke gezien werd als
een bedreiging van het ware geloof. In Europa, het gebied waar het christelijk geloof
haar oorsprong heeft, werden mensen vervolgd die een afwijkende opvatting hadden
ten opzichten van de kerkelijke leer. De inquisitie - de kerkelijke rechtbank - bekeerde
of executeerde deze afvalligen. Ook buiten Europa is de Kerk hard bezig om de wereld
te bekeren. Vele volkeren worden uit naam van het geloof bekeerd of uitgeroeid. Met
de maatschappelijke verandering vanaf de 11e eeuw - de opkomst van de steden -
wordt een intern seculariseringsproces geïnitieerd, aldus De Ley24. De kerkelijke
jurisdictie werd afgeschaft, de clerus verloor het recht belasting te heffen en op politiek
vlak werden de clerici alle mogelijkheden ontnomen om deel te nemen aan het
politieke leven. Een verdere stap in het seculariseringsproces van het christendom
kwam met de protestantse reformatie in de 16e eeuw. In 1789 is met de bestorming
van de Bastille de Franse revolutie een feit. Het regime stort in elkaar en de "verklaring
van de rechten van de mens en de burger" wordt opgesteld. Met het decreet van 29
september 1795 wordt de scheiding tussen kerk en staat verder geregeld25. Na de
reformatie ontstonden er diverse religieuze stromingen die elkaar veelvuldig
bestreden. Toch begon er aan het eind van de 19 eeuw een vorm van bezinning te
ontstaan. Om de sterk verdeelde samenleving bijeen te houden, ontstond aan het eind
van de 19e eeuw de verzuiling. Elke zuil had haar eigen sociaal en maatschappelijk
systeem, met als gevolg dat de bevolkingsgroepen langs elkaar heen leefden. In de 19e
eeuw deed zich, door de emancipatie van de katholieken en de gereformeerden, al een
ontwikkeling in de richting van verzuiling voor. Een hoogtepunt werd bereikt bij de
discussies rond het algemeen kiesrecht enerzijds, en de zogenaamde schoolstrijd
anderzijds, welke hun beslag kregen in de jaren rond 191726. Ondanks, of misschien
wel dankzij, deze verzuiling bestond er een mate van pais en vree tussen de vier zuilen.
De kerk liet weinig van zich horen in het veiligheidsdomein. De opkomst van het
nationaal socialisme in Duitsland, bracht in de aanloop naar de tweede wereldoorlog
een gevoel van onveiligheid met zich mee. Ook in Nederland kreeg het nationaal
socialisme gehoor. In 1931 werd de NSB opgericht, welke binnen korte tijd steeds meer
aanhang verwierf. Het gedachtegoed van de NSB bracht onrust en weerstand. “Van
belang hierbij is ook dat de kerken zich tegen het nationaal-socialisme van de NSB
keerden.”27 In 1935 en 1936 verboden de katholieke kerk en respectievelijk de
gereformeerde kerk28 haar achterban om lid te worden van deze partij. Na de tweede
wereldoorlog blijft de kerk op de achtergrond op het gebied van de fysieke veiligheid,
op de watersnoodramp van 1953 na. In 1952 richtten dertien verschillende
kerkgenootschappen in Nederland de Stichting Oecumenische Hulp (SOH) op, een
organisatie voor wereldwijde rampen-, vluchtelingen- en voedselhulp (noodhulp).29 De
Stichting leverde haar eerste wapenfeit ten tijde van de watersnoodramp. Door velen
wordt daarom nog steeds verondersteld dat de kerken naar aanleiding van deze ramp
de SOH opgericht hebben. Deze veronderstelling wordt door de kerken in het leven
gehouden door ten tijde van de verjaring van de watersnoodramp te collecteren voor
mondiale rampen. Tot 2001 was er in Nederland en zelfs in de wereldpolitiek
24 Idem. 25 http://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_het_christendom, 29 juni 2009 26 http://nl.wikipedia.org/wiki/Verzuiling, 29 juni 2009 27 De Vries & Van der Lubben, 2005, p. 115 28 Acta der Generale Synode van de Gereformeerde kerken in Nederland te Amsterdam, 1936 29 http://www.kerkinactie.nl (29 juni 2009)
- De PKN in het veiligheidsdomein -
19
nauwelijks belangstelling voor religies, welke dan ook30. Door de aanslag van 11
september op het World Trade Centre in New York en de gebeurtenissen die daar op
volgden, kwam het belang van religie in het publieke en politieke leven in een veel
scherper daglicht te staan.
Totstandkoming van de Protestantse Kerk
"De gescheidenheid van hervormde en gereformeerde kerken kan niet
langer geduld worden."31
Met deze oproep, gedaan op maandag 24 april 1961, werd het startsein gegeven voor
een uiteindelijke kerkvereniging met de lutheranen. Dit eenheidsstreven zou plaats
vinden onder de naam: "Samen op Weg." De jongerenbewegingen van deze kerken
betrachtte in de jaren '60 voortvarendheid om "het kwaad" van de scheiding tussen
deze kerken te bestrijden. Echter, de synode van de Gereformeerde Kerk zag het kwaad
van de scheiding als een noodzakelijk kwaad. Uiteindelijk zou het na de oproep tot
kerkvereniging nog 43 jaar duren om van kerken tot kerk te komen.32
De Protestantse Kerk in Nederland is een christelijke kerk en op 1 mei 2004 ontstaan.
Ze is het resultaat van de vereniging van drie kerken:
• Nederlandse Hervormde Kerk
• Gereformeerde Kerken in Nederland
• Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden
Met de Protestantse Kerk in Nederland wordt het landelijk verband van ruim 1800
verschillende kerkelijke gemeenten in dorp en stad bedoeld, met een gezamenlijk
ledenaantal van ruim twee miljoen. Deze gemeenten voelen zich met elkaar verbonden
en doen mee in één landelijke organisatie. De structuur en de regels van de kerk zijn
vastgelegd in de kerkorde.
De Protestantse Kerk in Nederland heeft een landelijke bestuur: de synode. Op
landelijk en wereldniveau onderhoudt de kerk goede contacten met andere kerken en
religieuze organisaties (oecumene)33. De kerk heeft één landelijk dienstencentrum, het
Protestants Landelijk Dienstencentrum (PLD) te Utrecht waar plaatselijke gemeenten
terecht kunnen voor vragen en advies (dienstverlening).
De organisatie Het dienstencentrum staat ten diensten van de Protestantse Kerk. Daarom is het
noodzakelijk om de dienstenorganisatie in deze context te beschrijven. De totale
structuur wordt in de drie volgende echelons beschreven, namelijk:
• de ambtelijke organisatie;
• de deskundigen;
• de dienstenorganisatie.
De totale context is weergegeven in de bijlage.
30 Klein Goldewijk, 2005 31 Lodewijk Dros, p. 11 32 Idem, p. 11 - 13 33 www.pkn.nl
- De PKN in het veiligheidsdomein -
20
De ambtelijke organisatie
De Protestantse Kerk in Nederland is georganiseerd volgens een zogenaamd
presbyteriaal-synodaal kerkmodel. Dit houdt in dat de leiders van de landelijke kerk
worden gekozen uit de leiders van de plaatselijke gemeenten34.
De 1800 lokale kerkenraden zijn verenigd in 75 classes. Dit zijn regionale
vergaderingen waar de lokale kerkenraden binnen deze regio bij zijn aangesloten. De
voorzitter wordt vanuit hun midden benoemd. Vanuit de classes wordt de generale
synode gekozen. Hiervoor is een verdeelsleutel overeen gekomen, waardoor
gegarandeerd wordt dat per ambtelijke functie een evenwichtige verdeling blijft
ontstaan. Deze vertegenwoordigers zijn allen afkomstig vanuit de twee grootste
geloofsgemeenschappen binnen de Protestantse Kerk, namelijk de hervormden en de
gereformeerden. De lutheranen, een zeer kleine groep binnen de Protestantse Kerk,
vaardigen vanuit hun eigen evangelisch-lutherse synode vijf vertegenwoordigers af om
zitting te nemen in de generale synode.
Vervolgens zijn er nog afgevaardigden van kerken in de generale synode, waarmee een
associatie overeenkomst is afgesloten. Dit zijn:
• één afgevaardigde namens de Bond van Vrije Evangelische Gemeenten
• één afgevaardigde namens de Gereja Kristen Indonesia Nederland
• twee afgevaardigden namens de Evangelisch-Altreformierite Kirche in
Niedersachsen, op basis van historische gronden35.
In de ambtelijke organisatie treffen we tevens de ACV – de algemene classicale
vergadering – aan. Deze algemene classicale vergaderingen zijn een overblijfsel uit de
tijd dat de dienstverlening nog vanuit de provincies geschiedde. Met de komst van het
landelijk dienstencentrum zijn deze dienstencentra opgeheven. De ambtelijke
organisatie is echter blijven bestaan.
De generale synode is tot slot de hoogste bestuurlijke laag die we kennen binnen de
Protestantse Kerk. De eerste taak van de synode wordt getypeerd als leiding geven aan
het leven en werken van de kerk. Daarbij is de samenleving van meet af aan ook in
beeld. De synode dient vooral bezig te zijn met die vragen die van belang zijn voor de
kerkelijke gemeenten en voor de plaats van de kerk in de samenleving. Zij schept
noodzakelijke voorwaarden voor het leven van de gemeenten, door bijvoorbeeld op
verschillende terreinen kennis en ervaring te bundelen en ter beschikking van de
gemeenten te stellen, door te zorgen voor de predikantsopleiding, en door het gesprek
tussen de verschillende modaliteiten te laten voortgaan. Zij is het adres en gezicht van
de kerk als geheel naar buiten. Daarom regelt de generale synode de oecumenische
relaties, alsmede het werk van zending en werelddiaconaat, en onderhoudt zij
contacten met bijvoorbeeld de landelijke overheid. Voor dat alles is nodig, dat de
generale synode de regelgeving voor de kerk bijhoudt. Zij is bevoegd de kerkorde te
wijzigen en op onderdelen specifieke regels te ontwerpen36. De generale synode wordt
34 www.pkn.nl 35 Met deze Noord-Duitse kerk heeft de Protestantse Kerk in Nederland een zogenoemde associatie-overeenkomst afgesloten.
Onderdeel daarvan is dat de kerken afgevaardigden sturen naar elkaars Synodes. Op zich is het bijzonder dat de Protestantse Kerk
in Nederland een associatie-overeenkomst sluit met een buitenlandse kerk. In dit geval ligt de reden voor de hand; de EAK maakte
– vanwege gemeenschappelijke theologische én geografische wortels - tachtig jaar lang deel uit van de Gereformeerde Kerken in
Nederland. 36 www.pkn.nl
- De PKN in het veiligheidsdomein -
21
ontlast door de kleine synode, welke een afvaardiging is van de generale synode. De
kleine synode komt meerdere keren per jaar bijeen en houdt zich voornamelijk bezig
met financiën, personeel en organisatie (van de kerk en haar dienstenorganisatie). Het
Moderamen vormt het dagelijks bestuur, bestaat uit 7 personen en komt wekelijks bij
elkaar.
De deskundigen. De generale raad van advies is een commissie van deskundigen die aangesteld is door
de generale synode. Op basis van haar deskundigheid geeft zij gevraagd en ongevraagd
advies aan de bestuurlijke raden van zowel de ambtelijke organisatie alswel het
dienstencentrum. De leden van de generale raad van advies hoeven in tegenstelling tot
de ambtelijke organisatie geen leden te zijn van de Protestantse Kerk.
De dienstenorganisatie Vooruitlopend op de totstandkoming van één Protestantse Kerk was er al een
samenwerking tussen de dienstenorganisaties van deze kerken. Het landelijk
dienstencentrum – toen nog Samen op Weg geheten – is in 1999 op de huidige locatie
geopend. Bij de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland is de naam
veranderd in: Protestants Landelijk Dienstencentrum.
Het bestuur van het protestants landelijk dienstencentrum heeft als taak het besturen
van de organisatie op basis van het door de generale synode vastgestelde beleid en het
voorbereiden van dit beleid. Tevens vertegenwoordigt zij de kerk ter zake van het
werkgeverschap37. Dit bestuur bestaat uit:
• De directeur van het Protestants Landelijk Dienstencentrum,
• Twee moderamen leden en
• Drie externe bestuursleden. Zij zijn lid van de Protestantse Kerk en zijn
benoemd op basis van hun bestuurlijke expertise.
De directeur van het dienstencentrum wordt aangesteld door de generale synode uit
de leden van de kerk. De directeur vormt samen met de adjunct directeur – die tevens
hoofd van het expertisecentrum is – de directie van het dienstencentrum.
Het dienstencentrum kent 5 stafafdelingen en 5 programma’s. Hoofden van deze
stafafdelingen en programma’s vormen tezamen met de directie het management van
het dienstencentrum. De totstandkoming van het huidige organogram is gebaseerd op
de notitie: Groeien met de riemen die je hebt38. Uitzondering hierop is het programma:
Missionaire Vernieuwing en Kerkgroei. Dit programma is in december 2008 ontstaan
als verdere uitwerking van deze strategische keuze.
37 Kerkorde en ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland inclusief de overgangsbepalingen, 2004 38 Strategische keuzen voor de dienstenorganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland
- De PKN in het veiligheidsdomein -
22
3.1.2. De veiligheidsregio
In deze paragraaf wordt stil gestaan bij de veiligheidsregio. De veiligheidsregio is de
aanduiding voor een openbaar lichaam waarin gemeenten, behorende bij deze regio,
een gemeenschappelijke regeling instellen.39 Ten tijde van schrijven is de Wet
veiligheidsregio’s nog niet van kracht. De Tweede Kamer heeft haar instemming
gegeven40 en momenteel ligt de wet ter goedkeuring bij de Eerste Kamer, welke gestart
is met een voorbereidend onderzoek.41
Deze paragraaf zal het ontstaan van de veiligheidsregio eenzijdig beschrijven vanuit
het ontstaan van de brandweerregio’s. De keuze hiervoor komt uit de vigerende
wettelijke taak van de brandweer (verantwoordelijk voor de voorbereiding op de
rampenbestrijding), middels de brandweerregio’s.42 Met name de geschiedenis van het
ontstaan van de (veiligheids)regio zal doorlopen worden, met tenslotte de doelstelling
voor het komen tot een Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Aan het eind van
deze paragraaf wordt tevens in het kort stil gestaan bij de rol van de Politie, GMK en
GHOR.
Veiligheidsregio, Via Dolorosa43 De Brandweer was tot de Tweede Wereldoorlog georganiseerd op lokaal niveau. De
bezetter, ten tijde van deze oorlog, maakte hier een rigoureuze ommezwaai mee. Met
het Besluit brandweerwezen 1941 werd de brandweer een rijksaangelegenheid.
Belangrijkste organen werden de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en de
hoofdinspecteur van het Brandweerwezen. Zij konden in alle aangelegenheden, het
brandweerwezen betreffende, aanwijzingen geven aan de burgemeester. Nog verder
ging artikel 9 van het besluit. Op basis van dit artikel kon de secretaris-generaal
rechtstreeks ingrijpen wanneer een burgemeester zijn taak niet of niet behoorlijk
uitoefende. In 1943 werd middels het Besluit brandweerwezen de brandweer
onderdeel van de politieorganisatie. De toezichttaken kwamen middels dit Besluit te
liggen bij de directeur-generaal van Politie. Tenslotte wordt met een Tijdelijk
brandweerbesluit vrijwel dezelfde taken van de directeur-generaal overgedragen aan
de minister van Binnenlandse zaken.44 De minister werd bijgestaan door de inspectie
voor het brandweerwezen.
Een tijdlang is het stil aan het brandweerfront. Toch beginnen burgemeesters van met
name de grotere steden te tornen aan de macht van de inspectie. De lokale bestuurders
streefden naar meer autonomie op de brandweerzorg. Dit kreeg zijn beslag in de
Brandweerwet van 1952. Middels deze wet werd het brandweerbestel
gedecentraliseerd. De gemeentelijke brandweer was - wettelijk - in ere hersteld.45
39 Artikel 8, concepttekst Wet Veiligheidsregio’s (versie mei 2009) 40 d.d. 23 april 2009 41 d.d. 7 juli 2009 42 Art. 4, lid 1. Brandweerwet 1985 (versie juli 2009). De brandweer is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de coördinatie
bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Tevens regelt zij de operationele leiding bij de bestrijding van rampen en
zware ongevallen. 43 Deze paragraaf is vooral gebaseerd op P.J.P.M. van Lochem, 2007 44 Van Lochem, p. 48-50 45 idem, p. 52
- De PKN in het veiligheidsdomein -
23
De brandweer hield zich tot nu toe bezig met het bestrijden van gewone incidenten.
Voor oorlogomstandigheden en natuurrampen was immers in 1947 de BB46 opgericht.
Zo bleef de brandweerblik niet alleen bestuurlijk, maar tevens operationeel op het
lokale werkveld gericht. Hierin komt echter een ommekeer als in de jaren 60 wordt
voorgesteld47 dat de brandweer ook als algemene hulpverleningsdienst kan
functioneren bij rampen in vredestijd. Een bovengemeentelijke schaal zou dan de
voorwaarde zijn.48 Inmiddels waren er diverse gebieden waar gemeenten op vrijwillige
basis aan regiovorming deden bij de brandweer. Ten tijde van de komst van de nota
Hulpverlening bij ongevallen en rampen waren reeds twintig regionale brandweren
opgericht.49 Kenmerkend in deze nota was dat de regiogrenzen wettelijk werden
vastgelegd conform de destijds ontworpen modellen voor de bestuurlijke
reorganisatie, te weten 44 regio´s. Tevens werd de brandweer aangewezen als spil en
coördinator van de hulpverlening. De BB zou zich alleen nog maar beperken tot de
rampenbestrijding in oorlogstijd. Met deze wet werd de brandweer gelijkgesteld aan
de BB en was dus niet meer ondergeschikt aan deze.50 De minister ging zelfs verder,
door op te merken dat de regionale hulpverleningsdienst ook in oorlogstijd een functie
zou moeten hebben.
Met het van kracht worden van de nota hulpverlening bij ongevallen en rampen werd
de weg geplaveid voor een nieuwe wetgeving. Deze wetgeving moest de uitbreiding
van de brandweertaak borgen, maar tevens de regionalisering van de brandweer
vastleggen. Wederom ontstond er een "felle" discussie omtrent de rol en bevoegdheden
van het lokale en bovenlokale gezag. De minister bood de Tweede kamer twee
wetsontwerpen aan namelijk, de brandweer organiseren op regionaal niveau of op
provinciaal niveau. In zijn ogen zou een provinciaal georganiseerde brandweer een
eindstation zijn, wellicht voorafgegaan door een regionale brandweer. De allergie die
op gemeentelijk niveau heerste tegen een mogelijke provinciale brandweer,51 vond
gehoor bij de Tweede kamer. Dit leidde uiteindelijk tot de Brandweerwet 1985,
gebaseerd op het regionale model, als eindstation. Wederom werd de slag gewonnen
door de gemeenten.
In 1984 werd de BB formeel opgeheven. Haar rampenbestrijdingstaken werden
overgedragen naar de brandweer. Middels de Wet rampen en zware ongevallen werd
in 1985 de bevoegdheden van de bij de rampenbestrijdingsorganisaties vastgelegd. De
centrale rol van de brandweer in de rampenbestrijding was hiermee een feit.
De ketenpartners staan na 1985 aan de vooravond van hun regionalisering. In 1991
wordt de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen van kracht. Deze
wet, regelt vooral de bevoegdhedenstructuur bij de geneeskundige hulpverlening en de
voorbereiding daarop. Ook in deze wet wordt uitgegaan van regionalisering op basis
van verlengd lokaal bestuur. De regio indeling is echter - helaas - niet conform de
brandweerregio´s.52
46 Bescherming Bevolking. De BB kreeg een wettelijke regeling in 1952. In de bloei van haar bestaan kon de BB rekenen op een
inzet van ruim 80.000 vrijwilligers 47 Dhr. Mijnlieff, directeur-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid (1968) 48 Van Lochem, p. 55 49 Wet Veiligheidsregio’s (concepttekst), memorie van toelichting, p.5 50 Van Lochem, p. 56-57 51 In het provinciale model zouden de gemeentelijke brandweren onderdeel zijn van de provinciale brandweer. Het regionale
model betrof een intergemeentelijke organisatie. 52 Wet Veiligheidsregio´s (concepttekst), memorie van toelichting, p5.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
24
In 1994 wordt de politie geregionaliseerd. De gemeentelijke korpsen en de rijkspolitie
worden omgevormd tot 25 politieregio´s en het Korps Landelijke Politiediensten.53 Ook
nu zijn er andere regiogrenzen van toepassing dan als we die kennen binnen de
Geneeskundige hulpverlening of de Brandweer.
Wet veiligheidsregio´s In de concepttekst Wet Veiligheidsregio´s worden de Brandweerwet 1985, de Wet
geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor) en de Wet rampen en
zware ongevallen geïntegreerd (Wrzo).
"De wet beoogt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige organisatie
van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening,
rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionaal bestuurlijke
regie te realiseren…… Burgers in ons land zullen daardoor beter
beschermd zijn tegen de risico´s van brand, ongevallen, rampen en
crises en een betere hulpverlening en nazorg krijgen als zij onverhoopt
slachtoffer worden van zo´n incident."54
Om dit doel te bereiken zullen regiogrenzen van alle drie de ketenpartners congruent
moeten zijn. De indeling van de gemeenten in regio is gelijk aan de verdeling in de
bijlage behorend bij de Politiewet 1993.55 Middels een vaste bijlage is de regio indeling
toegevoegd aan de Wet veiligheidsregio´s.
Daar de Politiewet niet overgaat in de Wet veiligheidsregio’s, wordt borging tussen de
twee juridische entiteiten door convenanten geregeld. Daarnaast zijn de besturen van de
veiligheidsregio’s en de regionale colleges van politie materieel gelijk getrokken.
De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is op het moment van schrijven (oktober
2009, WK) een regio in wording. De drie disciplines hebben sinds 1 januari 2005
congruente grenzen en zijn bestuurlijk één organisatie. De gemeenschappelijke
meldkamer is met ingang van 2007 onderdeel geworden van de veiligheidsregio. Per 1
januari 2010 zal het personeel van de GHOR, de GMK en het personeel van de 26
gemeentelijke brandweren aangesteld worden in de Veiligheidsregio MWB. Tot slot is
er een samenwerkingsrelatie met politie en het openbaar ministerie.
53 Idem, p. 6 54 Idem, p. 1-2 55 Brandweerwet 1985, artikel 3, lid 2 (d.d. 14 juli 2009)
- De PKN in het veiligheidsdomein -
25
Organogram Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant56
De entiteit veiligheidsregio kan worden gezien als verlengd lokaal bestuur. Wederom
wordt niet getornd aan de macht van het lokale bestuur. De burgemeester blijft het
opperbevel houden met het oog op de rampenbestrijding of de vrees voor het ontstaan
daarvan,57en het lokale college blijft belast met de brandweerzorg, rampenbestrijding,
crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening.58
§ 3.2. Taken en rollen in crises
De taken en rollen van de Protestantse Kerk worden hieronder beschreven zoals deze
op landelijk niveau terug te vinden zijn. De taken en rollen van de veiligheidsregio zijn
op zowel landelijk als regionaal niveau beschreven.
3.2.1. De rol van de Protestantse Kerk De Protestantse Kerk kent geen expliciet beleid omtrent haar rol in de crisisbeheersing
en rampenbestrijding. Toch weet zij zich door de geschiedenis heen verbonden met de
samenleving in het algemeen en noodbehoevenden in het bijzonder. Deze rol is
impliciet geborgd in de kerkorde en ordinanties59. Hierin spreken met name de
volgende passages voor een maatschappelijke rol van de kerk bij noodsituaties:
56 http://www.Veiligheidsregiomwb.nl, oktober 2009
57 Wet Veiligheidsregio´s (concepttekst), artikel 4 58 Idem, artikel 2 59 Voor het samenleven en samenwerken in de Protestantse Kerk in Nederland zijn door de kerk afspraken en regels vastgesteld,
die over allerlei zaken gaan. Afspraken over wat de kerk is, wat haar uitgangspunten zijn en hoe zij georganiseerd is. Deze
afspraken zijn gebundeld en heten de kerkorde. Deze afspraken worden uitvoerig toegelicht in de ‘Ordinanties bij de kerkorde’.
(www.pkn.nl)
- De PKN in het veiligheidsdomein -
26
“Kerkorde artikel I lid 6:
De kerk belijdt telkens opnieuw in haar vieren, spreken en handelen Jezus
Christus als Heer en Verlosser van de wereld en roept daarmee op tot
vernieuwing van het leven in cultuur, maatschappij en staat.
De kerk getuigt voor mensen, machten en overheden van Gods beloften en
geboden en zoekt daarbij de samenspraak met andere kerken.
Kerkorde artikel X lid 2:
De gemeente vervult haar diaconale roeping in de kerk en in de wereld
door in de dienst van barmhartigheid en gerechtigheid te delen wat haar
aan gaven geschonken is, te helpen waar geen helper is en te getuigen van
de gerechtigheid van God waar onrecht geschiedt.
Kerkorde artikel XVI lid 2,3,4:
2.In de missionaire arbeid, in Nederland en in de wereld, vervult de kerk
haar zendingsopdracht, samen met kerken en gemeenten ter plaatse, in
ondersteuning van elkaar.
3.In de diaconale arbeid, in Nederland en in de wereld, vervult de kerk
haar opdracht om zich in te zetten voor wie lijden en hen bij te staan in
het zoeken naar vertroosting en gerechtigheid, in samenwerking met
kerken en gemeenten ter plaatse en met verwante instanties.
4.De kerk verricht haar arbeid van getuigenis en dienst in respectvolle
omgang met andere godsdiensten.
Ordinantie 1 artikel 3
Artikel 3. Het spreken van de kerk
1. Door haar belijden van Jezus Christus als Heer en Verlosser van de
wereld roept de kerk in al haar geledingen op tot vernieuwing van het
leven in cultuur, maatschappij en staat.
2. Op grond van dit belijden bevordert de kerk de meningsvorming in de
gemeenten over maatschappelijke vragen, in de eigen omgeving en
wereldwijd.
3. Met het oog op de vernieuwing van het leven in cultuur, maatschappij
en staat kan de kerk zich uitspreken over maatschappelijke vragen.
4. Gehoor gevend aan haar opdracht te getuigen van Gods beloften en
geboden kan de kerk een getuigenis doen uitgaan ter zake van
maatschappelijke vragen.
5. De ambtelijke vergaderingen kunnen zich uitspreken over dan wel een
getuigenis doen uitgaan ter zake van maatschappelijke vragen die hun
ressort betreffen.
6. De generales synode laat zich in de regel, wanneer zij een getuigenis tot
overheid en volk doet uitgaan, bijstaan door de organen van de kerk die
op het desbetreffende terrein werkzaam zijn. Zij zoekt daarbij naar
mogelijkheden dit getuigenis samen met andere kerken te doen uitgaan.”
Ordinantie 3 over het ambt waar in artikel 11 over ‘het dienstwerk van de
diakenen’ onder meer staat:
- De PKN in het veiligheidsdomein -
27
“- het verlenen van bijstand, verzorging of bescherming aan hen die dat
behoeven;
- het nemen of ondersteunen van initiatieven die gericht zijn op het
bevorderen van het maatschappelijk welzijn;
- het dienen van de gemeente en de kerk in haar bemoeienis met
betrekking op haar verantwoordelijkheid dienaangaande;”60
In november 2005 presenteerde de synode van de Protestantse Kerk haar visienota:
“Leren leven van de verwondering”. “In deze nota verwoordt de synode haar visie op de
identiteit, de roeping en de toekomst van de Protestantse Kerk in Nederland. Met dit stuk
wil de synode richting geven aan de kerk in haar geheel en daarmee ook voor de
dienstenorganisatie van de kerk”61, aldus de heer B. Plaisier, scriba van de generale
synode. De visienota verwoordt wat de Protestantse Kerk voor de mensen wil zijn in
een achttal punten. Vier punten zijn te vertalen naar een rol van de Protestantse Kerk
in de crisisbeheersing en rampenbestrijding:
“5. De kerk wil een centrum van waarden en spiritualiteit zijn, een plek
van bezinning waar mensen kunnen ontdekken wie zij zelf zijn en wat
God van hen vraagt.62
6. De kerk, wil een zorgzame gemeenschap zijn, die zich bekommert om
mensen in problemen, hen bijstaat en voor het opkomt.
7. De kerk wil een gemeenschap zijn waar mensen zich geborgen
kunnen weten. De gemeenschap, die de kerk is, weerspiegelt iets van de
ruimte en de geborgenheid die God aan mensen schenkt.
8. De kerk wil een beweging van hoop en verwachting zijn waarin
mensen elkaar dichtbij en veraf inspireren over de grenzen van
armoede, onrecht en hopeloosheid heen.”
Tot slot kiest de synode voor twaalf uitgangspunten in beleid waarbij in het twaalfde
punt een rol in crisisbeheersing en rampenbestrijding in te beelden is:
“12. Kerk-zijn in samenleving. Wij willen duidelijk maken dat de kerk
een belangrijke bijdrage kan leveren aan de samenleving. Wij zullen
nationaal en internationaal met visie en inzet deelnemen aan het
gesprek over de vragen van (samen)leven, duurzaamheid, vrede en
gerechtigheid, waarbij wij ook de ethische vragen over leven en dood
niet uit de weg gaan.”63
60 kerkorde en ordinanties van de Protestantse Kerk in Nederland, actuele versie, 2009 61 Leren leven van de Verwondering, p. 3 62 Noot WK. In tijd van nood lopen mensen vaak rond met levensbeschouwelijke vragen. De kerk is een plek waar mensen deze
vragen kwijt kunnen. 63 Noot WK. De ethische vragen over leven en dood kunnen bij een ramp met veel slachtoffers veelvuldig gesteld worden.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
28
3.2.2. De rol van de Veiligheidsregio MWB. De rol en taken die de Veiligheidsregio hebben zijn in basis geborgd in wetgeving. Op
moment van schrijven is de rol van de partners in de Veiligheidsregio MWB geregeld
vanuit separate wetgeving. De Politie, GHOR en Brandweer kennen hun eigen
wetgeving.64 Echter, de Wet veiligheidsregio’s ligt momenteel ter goedkeuring bij de
Eerste Kamer en zal naar alle waarschijnlijkheid op afzienbare termijn aangenomen
worden. Het gedachtegoed van de Wet veiligheidsregio’s is een product van de
separate wetgevingen (behoudens de Politiewet). en zal in deze paragraaf dan ook als
uitgangspunt genomen worden.
In de brochure van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over
het hoe, wat en waarom van de Veiligheidsregio wordt het volgende gesteld:
“De Wet veiligheidsregio’s heeft als doel een efficiënte en kwalitatief
organisatie van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de
rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionale bestuurlijke
regie te realiseren………. Schaalvergroting door regionalisering biedt goede
mogelijkheden voor verbetering van de bestuurlijke aansturing en
efficiëntere (multidisciplinaire) organisatie van de hulpverleningsdiensten.
In de Wet veiligheidsregio’s wordt de bestuurlijke inbedding en de
organisatie van de hulpverleningsdiensten geregeld.” 65
De concepttekst van de Wet veiligheidsregio’s formuleert de taken van de
veiligheidsregio als volgt:
“Artikel 9
Bij de regeling, bedoeld in artikel 8, worden aan het bestuur van de
veiligheidsregio de volgende taken en bevoegdheden overgedragen:
a. het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crisis;
b. het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden,
rampen en crisis in de bij of krachtens de wet aangewezen gevallen
alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;
c. het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over
de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid;
d. het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren
van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;
e. het instellen en in stand houden van een brandweer;
f. het instellen en in stand houden van een GHOR;
g. het voorzien in de meldkamerfunctie;
h. het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;
i. het inrichten en in stand ouden van de informatievoorziening binnen
de diensten van de Veiligheidsregio en tussen deze diensten en de
andere diensten en organisaties die betrokken zij bij de onder d, e, f
en g genoemde taken.”66
64 Politiewet 1993, Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, Brandweerwet 1985, Wet rampen en zware
ongevallen en de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding 65 Brochure: De Veiligheidsregio, pagina 12 66 Artikel 9 concepttekst Wet Veiligheidsregio’s (versie mei 2009)
- De PKN in het veiligheidsdomein -
29
Op uitvoeringsniveau zijn afspraken gemaakt welke discipline - politie, GHOR,
brandweer gemeente - verantwoordelijk is voor de regionaal vastgestelde processen.
Deze processen staan in het huidige Plan Crisismanagement. De Veiligheidsregio MWB
heeft 26 processen gedefinieerd, en toegekend aan de proces verantwoordelijke
disciplines (zie bijlage).
De Veiligheidsregio MWB gaat in haar voorbereidingen uit van de ramptypen zoals
verwoord in de leidraad maatramp67. Gebruik van deze leidraad geeft inzicht in de
regionale hulpbehoeften bij verschillende ramptypen.
Nr Ramptype Nr Ramptype 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Luchtvaartongeval
Ongeval op water
Verkeersongevallen op land
Ongeval met brandbare/explosieve stof
Ongeval met giftige stof
Kernongeval
Bedreiging volksgezondheid
Ziektegolf
Ongevallen in tunnels
Branden in groot gebouw
11
12
13
14
15
16
17
18
Instorting van grote gebouwen
Paniek in menigten
Grootschalige ordeverstoringen
Overstroming
Natuurbranden
Extreme weersomstandigheden
Uitval nutsvoorzieningen
Ramp op afstand
Ramptypen in de Leidraad Maatramp
67 Leidraad Maatramp, versie 1.3
- De PKN in het veiligheidsdomein -
30
§ 3.3. Samenvatting
De Protestantse Kerk is een jonge organisatie die een kerkvereniging van drie kerken
achter de rug heeft. De vereniging is ontstaan vanuit een eenheidsstreven van de drie
samengevoegde kerken. De kerk heeft een landelijk bestuur, welke is verkozen uit
plaatselijke gemeenten, via de classes. Er zijn ongeveer 1800 lokale gemeenten en 75
classes. Het bestuur, de generale synode, is de hoogst bestuurlijke laag van de
Protestantse Kerk en wordt ontlast door de kleine synode. Tot slot is er dagelijks
bestuur, het moderamen, dat de lopende zaken regelt. De Protestantse Kerk wordt
geadviseerd door een eigen generale raad van advies en wordt ondersteund door de
dienstenorganisatie; het Protestants Landelijk Dienstencentrum.
De Veiligheidsregio MWB is een organisatie die momenteel bestuurlijk bestaat en per
1 januari 2010 ook ambtelijk ingevuld is, voortgekomen uit de wens van de minister,
krachtens de op handen staande Wet veiligheidsregio's. Sinds 2005 zijn de
buitengrenzen van de betrokken instanties congruent en is de Veiligheidsregio MWB
één van de 25 veiligheidsregio's in Nederland. De Veiligheidsregio MWB is een vorm
van verlengd bestuur en de burgemeesters van de 26 betrokken gemeenten vormen
het algemeen bestuur, welke voor de dagelijkse bestuurlijke zaken wordt ontlast door
het dagelijks bestuur. De voorzitter van de Veiligheidsregio MWB vormt samen met de
directeuren van disciplines, Brandweer, GMK, GHOR en organisatieonderdeel
Gemeenten de directie.
De taken en rollen op het gebied van crises komen voor de Protestantse Kerk voort uit
haar maatschappelijke betrokkenheid. Impliciet zijn deze taken echter te herleiden uit
de kerkorde & ordinanties en de visienota van de Protestantse Kerk: "Leren leven van
de verwondering". De rollen die de Veiligheidsregio MWB heeft, zijn in basis geborgd
in wetgeving. Zij bereidt zich voor op haar taak conform de leidraad maatramp.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
31
4. De aansluiting, wenselijk of niet?
In hoofdstuk 2 is het theoretisch kader gegeven voor deze scriptie. Dit hoofdstuk
behandeld de empirische resultaten van het veldonderzoek. Rapporten en
onderzoeksverslagen als wel de resultaten van de interviews vormen de basis. In
paragraaf 1 wordt de theorie van hoofdstuk 2 toegepast. Met name wordt gekeken wat
het fenomeen ‘emergent phenomena’ betekent voor de Protestantse Kerk. De
maatschappelijke basis van de betrokkenheid van religieuze instellingen in het
algemeen bij crises en rampen wordt verwoord in paragraaf 2. Deze paragraaf schetst
een beeld van dit vraagstuk in de laatste decennia. Eerst wordt de wenselijke rol van
de religieuze instellingen als crisispartner, gezien vanuit de maatschappij, beschreven
en vervolgens worden de rollen en taken van de religieuze instellingen beschreven
vanuit hun eigen gezichtspunt. Paragraaf 3 is een interdisciplinaire uitwerking van een
viertal vragen. Deze uitwerking is het resultaat van de diverse interviews die
gehouden zijn.
Dit hoofdstuk gaat in op de deelvraag:
• Hoe kijken beide organisaties tegen een koppeling aan
En deels op de deelvraag:
• Wat doet de Protestantse Kerk en Veiligheidsregio MWB (op het gebied van
fysieke veiligheid)
§ 4.1. Wetenschap toegepast
Deze scriptie is begonnen met de centrale probleemstelling: 'In hoeverre is het
wenselijk en mogelijk om de Protestantse Kerk aan te laten sluiten bij de
Veiligheidsregio MWB.' Vanuit het theoretisch kader is gekeken naar de
wetenschappelijke inzichten aangaande rollen die organisaties kunnen hebben in het
veiligheidsdomein. Hebben zij überhaupt een rol?
Het is duidelijk dat de veiligheidsregio gerekend mag worden tot de gevestigde
organisatie die ten tijde van crisis quasi emergent behavior (kwadrant 1) vertoont.
Immers, dit is het bestaansrecht van de nood- en hulpdiensten die verenigd zijn in de
veiligheidsregio.
Het plaatsen van de Protestantse Kerk in de typologie van Dynes en Quarantelli wordt
lastiger. Ogenschijnlijk wordt de Protestantse Kerk geplaatst in het vierde kwadrant:
‘emergent group’. Drabek en McEntire halen religies aan in hun onderzoek naar
‘emergent groups’. Ook in het onderzoek van de MCDM 868, wordt in het hoofdstuk
'geloven in de nafase' de conclusie getrokken dat kerken worden beschouwd als
emergent groups. Zij stellen het volgende:
“Naar onze mening kan de kerk worden beschouwd als ‘emergent
group’, een georganiseerde groep vrijwilligers onder leiding van een
68 MCDM 8. 2008, pagina 397
- De PKN in het veiligheidsdomein -
32
religieus leider. Dit wordt onderbouwd door de theorie van Drabek en
McEntire die concluderen dat het aanhangen van een bepaalde religie
als een bindende factor wordt gezien van een ‘emergent group”69
Aan deze conclusie kunnen, overwegende het voorgaande, vraagtekens gesteld
worden. Het toepassen van de nieuwe typologie van Dynes en Quarantelli geeft een
duidelijker beeld omtrent andere invalshoeken.
Wanneer de kerk zonder voorbereiding haar rol zal invullen ten tijde van een ramp,
onder de structuur van de geëigende rampenbestrijdingsorganisaties, mag gesproken
worden van ‘group emergence’.
Veel kerken houden zich vanuit de taak van de kerk en de demografie van hun
gemeente op grote schaal bezig met rollen en taken die zich ook ten tijde van een ramp
aandienen. Echter, de omvang is in de dagelijkse werkzaamheden op een kleinere
schaal. Elk taak kan een verlengstuk zijn van dagelijks kerkenwerk, of aanvullend
hierop. Kerken zullen ten tijde van een ramp of crisis wel genoodzaakt zijn om meer
menskracht te organiseren en in te zetten, willen zij hun taken uit kunnen blijven
voeren. Vrijwilligers, die zich in het dagelijks leven niet specifiek bezighouden met
deze taken of wellicht verder gaan in hun rol dan dat ze tijdens regulier kerkenwerk
zullen doen. Vanuit dit oogpunt gezien zullen veel kerken niet tot kwadrant 4
gerekend kunnen worden, maar eerder onderdeel zijn van kwadrant 3: ‘Task
emergence’. Vrijwilligers vervullen niet reguliere taken in een bestaande structuur.
Kerken blijven echter bestaande taken in een nieuwe structuur uitvoeren. ‘Structural
emergence behavior’ is ook een kwadrant dat voor kerkelijke gemeenten van
toepassing kan zijn. Dit geldt voor situaties waarin de kerk niet/nauwelijks verder
gaat dan de uitvoering van taken die zij zich tevens tot haar reguliere taak rekent.
Echter, zij zullen zich aanpassen aan de structuur van de geëigende
rampenbestrijdingsorganisaties.
Tot slot kunnen we stellen dat het mogelijk is om kerkelijke gemeenten te rekenen tot
‘Quasi emergent behavior’. Dit zal gelden zodra kerken dermate actief zijn en
voldoende vrijwilligers hebben om volledig mee te draaien in de rampenbestrijding
zonder dat er terug moet worden gevallen op andere structuren of taken.
In ‘Human System Responses to Disaster, ziet Drabek de rol van de kerk meer als
‘expanding’ of ‘extending’ in de oude typologie van Dynes en Quarantelli.70 Hij stelt
hier dat religies bij een ramp vaak werken vanuit hun reguliere taak: het helpen van
mensen in nood, voldaan vanuit nieuwe structuren. Daarnaast komt het voor dat
vanuit hun bestaande structuur niet reguliere taken worden uitgevoerd.
Wanneer de parallel tussen Wildavsky enerzijds en Quarantelli en Dynes anderzijds
doorgetrokken wordt naar de Protestantse Kerk, kan gesteld worden dat de
Protestantse Kerk de eerste keren dat zij een rol speelde bij een ramp/crisis volledig
terug viel op veerkracht. Er was immers weinig kennis van de risico’s en de mate
waarin deze bestreden moesten worden. Zij was een emergent group die zich een rol
moest aanmeten in de rampenbestrijding. Met de kennis die de Protestantse Kerk
opgedaan heeft bij rampen en crises in de laatste decennia kan de strategie van de
69 Idem 70 Drabek. 1986, pagina 161
- De PKN in het veiligheidsdomein -
33
Protestantse Kerk zich meer verplaatsen in de richting van anticipatie. Daarmee zal zij
meer ‘task emergent’ zijn of ‘structural emergence behavior’ laten zien.
Hieruit kan worden geconcludeerd dat de Protestantse Kerk geen ‘emergent group’
meer hoeft te zijn. Zij zal, per kerkelijke gemeente, verschillende soorten emergent
behavior vertonen. Echter, het behoren tot een ander kwadrant van de typologie van
Dynes-Quarantelli betekent niet dat andere organisaties de Protestantse Kerk zo zien.
Voor veel nood- en hulpdiensten zal de Protestantse Kerk als emergent group gezien
worden, zoals geconcludeerd door MCDM8.
De Protestantse Kerk heeft dus een rol in het veiligheidsdomein. Uit hoofdstuk 4 is het
duidelijk geworden dat zij zich hier niet expliciet op voorbereid en voornamelijk
terugvalt op veerkracht ten tijde van rampen. Zonder anticipatie blijft de Protestantse
Kerk door haar omgeving gezien worden als emergent group en zullen er nauwelijks
kontakten ontstaan met de veiligheidsregio. De wetenschap stelt hierover het volgende:
Volgens Drabek en McEntire staan autoriteiten niet altijd positief tegenover de
"emergent groups", omdat de aanwezigheid van deze groepen (in de ogen van die
autoriteiten) suggereert dat de officiële reguliere organisaties hun werk niet
voldoende doen. Uit hun literatuurstudie distilleren Drabek en McEntire dat recent
onderzoek twee stromingen laat zien, als het gaat om de implicaties die "emergent
phenomena" hebben voor hoe hulpverleningsdiensten daarmee om zouden moeten
gaan.71 Bepaalde wetenschappers, en de meeste operationele diensten, zweren bij het
'command en control model' tijdens de repressieve fase. Binnen het command en
control model is eigenlijk geen plek voor "emergent groups".72 Anderen zien
aansturing in deze fase meer in het werken volgens bepaalde structuren en
protocollen voor verschillende situaties, dus een meer situationeel bepaald systeem.
Dit vanwege het ruimte bieden aan het grote potentieel aan 'extra handen'. De auteurs
halen Briton aan. Hij zegt dat het vinden van de juiste oplossing, voor het omgaan met
"emergent groups", de 'heilige graal' is voor het "emergency management".73
De netwerktheorie biedt mogelijkheden voor de Veiligheidsregio MWB en de
Protestantse Kerk om nader tot elkaar te komen. Gezien de aard van de organisaties is
het wenselijk om geen hiërarchische verbinding aan te gaan, maar elkaar in een netwerk
op te zoeken, met de daarbij behorende kenmerken, en tot een procesmatige
besluitvorming te komen. Wederzijdse afhankelijkheid wordt hiermee onderkent.
Cruciaal is dat de kernwaarde van beide partijen niet wordt aangetast.
De volgende paragraven geven inzage in hoe de maatschappelijke ontwikkelingen zijn
omtrent betrokkenheid van religieuze instellingen bij rampen en crises en hoe actoren
in beide organisaties, veiligheidsregio en Protestantse kerk, mogelijke betrokkenheid
zien.
71 Drabek en McEntire, 2003, p. 105 72 Drabek en McEntire, 2003, p. 107 73 Starmans en Oberije; Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen, pagina 17 en 18
- De PKN in het veiligheidsdomein -
34
§ 4.2. Crisispartners
4.2.1. Een maatschappelijke beschouwing Eind 2003 vroeg Tweede Kamerlid Van der Staaij (SGP) tijdens de bespreking van de
Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding of de rol van kerken en geestelijken na
rampen niet meer aandacht behoefde. Minister Remkes zegde toe na te gaan hoe het
levensbeschouwelijke element kon worden verankerd in de nazorg bij een ramp of
crisis74
In 2005 krijgt Impact, het landelijke kennis- en adviescentrum voor psychosociale zorg
na rampen, het verzoek van het Ministerie van BZK om hier onderzoek naar te doen.
Een jaar later stuurt de minister van BZK het onderzoek "Rampenspirit: gestructureerd
improviseren" en begeleidend schrijven het land in, waarin wordt geadviseerd om
levensbeschouwelijke elementen in de gemeentelijke planvorming te verankeren. Het
doel is om enerzijds de afstemming tussen de gemeenten en de geestelijke en
kerkelijke wereld te bevorderen. Anderzijds is het doel het versterken van een aantal
gemeentelijke processen, waaronder ‘opvang en verzorging’ en ‘nazorg’.
In het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007 is aangegeven dat de samenwerking
tussen de verschillende crisispartners en het regionaal veiligheidsbestuur dient te
worden bevorderd door verplichte afstemming tussen deze partijen in te stellen. De
specifieke kennis en expertise van de crisispartners kan van toegevoegde waarde zijn
voor de besluitvorming van de veiligheidsregio.75
Op nationaal niveau heerst het besef dat ten tijde van crises en rampen de overheid
geen veiligheidsgarantie kan afgeven. De overheid is niet de enige die iets kan doen om
de gevolgen van een ramp te beperken. Ook het bedrijfsleven en de burgers hebben
een verantwoordelijkheid, als het gaat om de voorbereiding op rampen en crises, aldus
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.76 Zij stelt in haar brief aan
de Tweede Kamer, dat naast voorbereiding het van belang is dat burgers en
maatschappelijke organisaties zich inzetten om medeburgers te helpen.
Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam is er
een handreiking verschenen met de titel: ‘Handreiking opzet informatie- en
adviescentrum (IAC) na rampen’. De handreiking somt onderwerpen op die
uitgewerkt kunnen worden bij het inrichten van een IAC. Er wordt het volgende
gesteld:
“Voor een goed functioneren van de één loket functie is een IAC in grote
mate afhankelijk van de reguliere zorg- en dienstverlenende organisaties in
zijn externe omgeving. Een netwerkorganisatie met de belangrijkste zorg-
en dienstverleners (immaterieel en materieel) geldt dan ook als
onderliggende structuur van een IAC. Dit netwerk bestaat uit drie clusters
van type aanbieders:
74 A.J.R.H. Wijnen, Rampenspirit: de verankering van het levensbeschouwelijk element, Nieuwsbrief Crisisbeheersing, maart 2006 75 Van Rijksheer naar crisispartner, pagina 7. 76 Tweede kamer, vergaderjaar 2008-2009, 30 821, nr. 9
- De PKN in het veiligheidsdomein -
35
1 Zorgaanbieders van psychosociale en medische zorg (aparte aandacht
verdienen de zorgverzekeraars);
2 Materiële en juridische/zakelijke dienstverleners;
3 Immateriële zorgverleners.”77
De opstellers van de handreiking stellen vervolgens dat kerken vaak geen rol hebben
in gemeentelijke rampenplannen en dat kerken ook nauwelijks voorbereid zijn om
deze rol te spelen bij rampen en zware ongevallen. Het gaat hierbij dan niet alleen om
het openstellen van gebouwen, maar vooral ook om inhoudelijke zaken als het
organiseren van herdenkingsbijeenkomsten, het aanbieden van geestelijke
ondersteuning, inzamelingsacties etc. Het is belangrijk om vooraf met de partijen
afspraken te maken over de wijze waarop zij met het IAC samenwerken en over de
producten en diensten die zij leveren.78
In ‘Rampenspirit’ wordt gesteld dat gemeenten moeten kiezen binnen welk
(gemeentelijke) deelprocessen van de rampenbestrijding de bijdrage van de
levensbeschouwelijke organisaties ondergebracht wordt. De klankbordgroep stelt dat er
verbindingen zijn met de processen Opvang en Verzorging, Nazorg (IAC),
Uitvaartverzorging, en Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR).
Voor de acute fase gaat de keuze tussen Opvang en Verzorging of PSHOR. De
levensbeschouwelijke organisaties hebben ook op de lange termijn veel te bieden. In dit
geval ligt de keuze voor het deelproces Nazorg en IAC voor de hand, zoals ook al
aangegeven in de Handreiking Opzet Informatie en Adviescentrum (IAC).79
“Iedere ramp, en in het verlengde hiervan dus ook de nafase, is uniek”80
Met deze stelling geven Van Duin en Zannoni aan dat het zaak is om zo snel mogelijk na
een ramp inzicht te krijgen op het waarschijnlijke karakter van de nafase. De
betrokkenheid van onder andere kerken in de voorbereiding wordt aanbevolen.
“Ook diensten die normaliter niet direct betrokken zijn bij de acute
rampenbestrijding kunnen in de nafase een stevige rol hebben……… Deze
diensten dienen zich daarvan bewust te zijn. Ook van hen zal mogelijk voor
een lange periode een grote inspanning worden gevraagd.”81
Van Duin en Zanonni stellen dat voor levensbeschouwelijke/religieuze partners een
mogelijke rol is weggelegd in het thema belangenorganisatie en (zelf)organisatie
slachtoffers.82 Dit thema heeft echter direct relaties met de processen zoals benoemt in
‘Rampenspirit’ en de “handreiking opzet Informatie en Adviescentrum (IAC) na
rampen’.
Betrokkenheid van kerken in het crisisbeheersingsplan Een quick scan van diverse crisisbeheersingsplannen toont aan dat er nog een wereld
open ligt op het gebied van betrokkenheid van kerken. In veel plannen wordt
77 Handreiking opzet informatie- en adviescentrum (IAC) na rampen, pagina 30 78 Idem, pagina 32 79 Rampenspirit. 2006, pagina 22 80 Van Duin en Zannoni, 2005, pagina 10 81 Van Duin en Zannoni, 2005, pagina 10 82 Idem, pagina 29
- De PKN in het veiligheidsdomein -
36
nauwelijks tot niet gerept over kerken of pastoraal werk. Indien dit wel voorkomt, dan
wordt over het algemeen de rol van de kerk geopperd in het proces:
Uitvaartverzorging.
Er zijn echter een aantal gemeenten die in het bijzonder aandacht besteed hebben aan
de rol van de kerken in de rampenbestrijding in crisisbeheersing. Zij hebben kontakt
gelegd met overkoepelende organen, zoals een Raad van Kerken, waarmee
wederzijdse afspraken zijn gemaakt. Zo wordt de rol van de kerken in de
rampenbestrijding wederzijds erkent. Kerken worden gezien als crisispartner en
bereiden zich gezamenlijk voor op mogelijke rampen en crises.
Zo hebben diverse kerken in Eindhoven na de ramp met de Hercules de handen ineen
geslagen en met de gemeente de rol van de kerken beschreven. Dit heeft geresulteerd
in de totstandkoming van een extra deelproces in het crisisbeheersingsplan, onder het
proces ‘Opvang en Verzorging’. De dienst Geestelijke Verzorging van het Catharina
Ziekenhuis in Eindhoven neemt de piketdienst waar. Ook in Rotterdam is hierbij stil
gestaan. Hier is eveneens gekozen voor de inrichting van een aparte organisatie, die
ook valt onder het deelproces ‘Opvang en Verzorging’ van de gemeente. De dienst
Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verantwoordelijk voor dit deelproces. In het
deelproces ‘Geestelijke Verzorging bij grootschalige Ongevallen en Rampen (GVOR)’
speelt het Leger de Heils een cruciale rol. Deze organisatie neemt de piketdienst op
zich namens de participerende kerken.83 Onlangs is de Veiligheidsregio Utrecht
convenanten gaan afsluiten met de Raad van Kerken over Pastorale Zorg. Afspraken
worden gemaakt over bemensing, training en scholing.84 Voorgaande voorbeelden
tonen aan dat zowel de kerken als de gevestigde organisaties een
professionaliseringsslag aan het maken zijn, in relatie tot hun taken in de
crisisbeheersing en rampenbestrijding. Staphorst, tot slot, heeft de rol van de kerken
structureel geborgd in de GRIP procedure.85 Vanaf GRIP 2 worden de kerken
geïnformeerd, zodat zij hun taak kunnen oppakken.86
Het huidige plan crisismanagement (versie: juli 2005) dat door de gemeenten van de
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant gebruikt wordt, kent geen afstemming met
de kerken. Sporadisch komt er een eenzijdige verwijzing naar pastoraal werk voor,
waarbij voor veel gemeenten de vraag gesteld mag worden of de kerken hier ook van
afweten. Zo was er onder de pastores van de gemeente Tilburg afgelopen jaren een
verraste reactie, toen zij te horen kregen dat zij wellicht gebeld konden worden bij een
ramp of crisis.87 Verwijzingen naar pastoraal werk komen terug in de deelplannen:
‘Opvang en verzorging’ en ‘Uitvaartverzorging’. Opvallend is dat er met geen woord
over pastoraal werk of levensbeschouwende ondersteuning gerept wordt in het
deelplan nazorg.
4.2.2. De rol van de kerk bij een ramp. Onder titel: “De rol van de kerk bij een ramp” is onder leiding van Ds. O.J. Ruff en in
opdracht van Kerkinactie een bundel verschenen waarin ervaringen van de kerk bij
83 Rampenspirit 2006 84 Veiligheidsprogramma 2009, gemeente Baarn 85 GRIP = Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure. Uniforme opschalingsprocedure van brandweer, politie,
GHOR en gemeente. 86 Burgemeester Alssema, juni 2009 87 Interview ds. Penninkhof
- De PKN in het veiligheidsdomein -
37
een ramp zijn opgeschreven (2006). Ds. Ruff was dominee in de Bijlmer ten tijde van
de vliegtuigcrash (1992) in de genoemde wijk. Drie jaar eerder vond er een
vliegtuigcrash plaats op de Surinaamse luchthaven Zanderij. Deze twee rampen maakte
de rol van de kerken ten tijde van een ramp wederom zichtbaar. De watersnoodramp
van 1953 was immers vele jaren achter ons gebleven. Zowel bij de ramp op afstand, als
de ramp binnen onze landsgrenzen, werd een groot beroep gedaan op hulpverlening
vanuit de kerken.
Het nieuwe millennium zette de rol van de kerken bij rampen voor eens en voor altijd
op de kaart. Bij de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam waren de
kerken zichtbaar aanwezig en het was niet meer dan logisch dan dat de kerken ook een
rol speelden bij latere rampen/incidenten (cellenbrand Schiphol, Poldercrash, aanslag
Koninklijke familie Koninginnedag 2009, etc.). In de hier navolgende paragraaf wordt
stilgestaan bij de taken/rollen van de kerk bij een ramp.
Rollen en taken
De projectgroep van Ds. Ruff kwam na analyse van diverse rampen tot de conclusie dat
de kerk ten tijde van een ramp de volgende zaken te bieden heeft:88
• Menskracht
Pastores, pastoraal werkers en kerkelijke werkers kunnen psychosociale zorg
verlenen. Daarnaast heeft de kerk een netwerk van vrijwilligers die op
verschillende fronten direct inzetbaar zijn. Zij kunnen een luisterend oor bieden,
een schouder zijn om tegenaan te leunen, helpen met het invullen van
registratieformulieren, koffie en thee schenken en een gesprek aangaan met
slachtoffers.
• Middelen
Kerken, wijkgebouwen, inloopcentra, etc., kunnen snel voor crisisopvang
worden ingericht. Groot voordeel is dat veel van deze inrichtingen over een
goede bereikbaarheid en toegankelijkheid beschikken.
Rituelen en symbolen kunnen de mens helpen zijn emotionele evenwicht te
hervinden. Juist mensen die dramatische gebeurtenissen hebben meegemaakt,
maken gebruik van rituelen en symbolen. Deze uitdrukkingsvormen komen in
kerkgebouwen goed tot hun recht.
• Pastorale zorg
Veel slachtoffers zijn geneigd om zich terug te trekken uit het dagelijks leven,
met huisbezoeken kan het leven een andere wending krijgen en weer als
zinvol(ler) worden ervaren.
Contact met lotgenoten kan een slachtoffer uit zijn isolement halen. Kerken
kunnen lotgenoten bij elkaar brengen.
Herdenking is een belangrijk onderdeel van het rouwproces. Niet alleen op
meso-niveau (stille tochten, herdenkingsdiensten, etc) kan de kerk een
belangrijke rol vervullen, maar ook op microniveau. De begraafplaats is een plek
waar nabestaanden naar toe gaan om met hun geliefde te zijn. Het is niet
ongebruikelijk dat nabestaanden een geestelijk verzorger vragen hen naar het
graf te begeleiden en daar een gebed uit te spreken.
• Diaconaat
88 Ruff, O.J., 2006, pagina 17-20
- De PKN in het veiligheidsdomein -
38
De diaconie kan zorgen voor een inzameling van gelden om slachtoffers te
ondersteunen. Bovendien heeft de diaconie diaconale consulenten die
slachtoffers helpen, bijvoorbeeld het onder controle krijgen en houden van de
financiële situatie.
• Netwerk
Kerken hebben en groot intern, maar ook extern netwerk waar onder andere
ten tijde van rampen op kan worden terug gevallen.
Clichématig mag gesteld worden dat de kerk niet alleen ten tijde van een ramp een
belangrijke rol heeft. In het themanummer: “De rol van de kerk na een ramp” (2007)
stelt Ds. T.J. Sijm omtrent pastorale (na)zorg (in aanvulling op voorgaande):
“We kunnen ons afvragen waarom de kerk bij een ramp geroepen
wordt, terwijl de overheid toch alle opvang verzorgt. Waarom gebeurt
het toch en is het ook wenselijk?
• Omdat de kerk er ook al was vóór de ramp en er ook nog zal zijn
als de aandacht van de media weg is.
• Omdat de gemeente of parochie vaak veel laagdrempeliger
aanwezig is dan andere hulpverlening.
• Omdat na een ramp altijd langdurige nazorg nodig is, ook wat
pastoraat betreft. Nadat de regionale hulpverlening vertrokken
is, blijft de geloofsgemeenschap. Vooral wat betreft de nazorg is
de kerk van onschatbare waarde.
• ……….”89
Tot slot kan de kerk een belangrijke rol vervullen in de voorzorg en crisisbeheersing.
Ten tijde van de MKZ crisis speelden de kerken een cruciale rol in het voorkomen van
escalatie tussen boeren en overheid. Rond de periode waarin Geert Wilders zijn film
‘Fitna’ presenteerde, werden in diverse gemeenten vertegenwoordigers van
geloofsgemeenschappen bij de burgemeester geroepen. Hun netwerk en kontakten met
de moslimgemeenschap kon een belangrijke rol spelen in het voorkomen van een
mogelijke crisis. Tevens is in deze periode een afvaardiging vanuit de kerken naar een
vooraanstaande universiteit (opleiding voor Imam) in Egypte geweest om de rol en
positie van de kerken en onze maatschappij bespreekbaar te maken. Vanuit het
Protestants Landelijk Dienstencentrum hield het Moderamen zich bezig met het
islamitisch vraagstuk. Na de dood van Van Gogh werd er op het dienstencentrum een
telefooncentrale in het leven geroepen om vragen van bezorgde burgers te
beantwoorden. Hiermee werd getracht onrust weg te nemen bij de bevolking.90 De rol
die het dienstencentrum hier vervult is niet beleidsmatig vastgelegd maar is geborgd in
het “institutioneel geheugen” van onze organisatie, aldus de heer Overeem.
89 Sijm. T.J. 2007, pagina 39 90 E. Overeem. 11 februari 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
39
§ 4.3. Hoe kijken beide organisaties tegen een koppeling aan
Middels diverse vragen is inzicht verkregen hoe tegen een mogelijke aansluiting/
koppeling tussen de Protestantse Kerk en de Veiligheidsregio MWB wordt
aangekeken. De geïnterviewden zijn overwegend personen die direct een relatie
hebben met de Veiligheidsregio MWB of de Protestantse kerk. Omwille van het belang
van de input die verkregen is uit gesprekken met personen die geen of nauwelijks een
relatie hebben met de Veiligheidsregio MWB, wordt in de vraagstelling de algemene
benaming 'veiligheidsregio' gebruikt. De uitwerking daarentegen is echter direct van
toepassing op de Veiligheidsregio MWB.
1. Is er een aansluiting tussen de veiligheidsregio en de Protestantse Kerk. Alle geïnterviewden zijn het er over eens dat er geen formele aansluiting is tussen de
veiligheidsregio en de Protestantse Kerk. Wel worden een tweetal nuances
aangebracht.
Ten eerste kan er op basis van taken een aansluiting zijn. Dit vindt met name plaats in
het domein waar overheid en kerken elkaar treffen bij een ramp op crisis. Deze
aansluitingen zijn echter van tijdelijke aard en informeel en vinden plaats in de
publieke ruimte. De veiligheidsregio is een technisch instrument om de veiligheid in
een bepaald gebied volgens vastgestelde criteria en uniform te benaderen. Veiligheid
is echter niet technisch te formuleren, zoals in plannen, etc. In de werkelijke situatie
kan er een andere realiteit zijn. De kerk is een maatschappelijke organisatie die een
crisispartner is op het gebied van opvang (= begeleiding) en fysiek in het beschikbaar
stellen van ruimten.91
Ten tweede zijn er op lokaal niveau initiatieven tussen gemeente en kerken waarbij
formele banden worden aangegaan. Deze verbanden worden geconcretiseerd tussen
gemeenten en kerken in breedste zin en vormgegeven in gemeentelijke deelprocessen.
De veiligheidsregio als vorm van verlengd lokaal bestuur kent hierdoor op informele
basis versnipperde aansluitingen met kerken en daarmee de Protestantse Kerk.
Alle geïnterviewden spreken uit dat het wenselijk is dat er een vorm van aansluiting
komt tussen religieuze/levensbeschouwelijke organisaties en de veiligheidsregio.
2. Is het wenselijk om de veiligheidsregio en de Protestantse Kerk op elkaar aan
te laten sluiten De wens voor een aansluiting tussen kerken in het algemeen en de veiligheidsregio
wordt door alle geïnterviewden uitgesproken. De volgende argumentatie ligt daaraan
ten grondslag:
De vertegenwoordigers van de overheid/veiligheidsregio zien een aansluiting met
name wenselijk vanuit de verantwoording die de gemeentelijke processen hebben ten
tijde van rampen en crises. Er wordt daarmee geopperd dat een directe aansluiting
met de veiligheidsregio niet noodzakelijk is. Echter, de wenselijkheid is er wel, daar de
veiligheidsregio de gemeenten kan adviseren deze aansluiting te zoeken en dit kan
borgen in de processen zoals ze beschreven worden door de veiligheidsregio. De
argumenten zijn dat:
91 F.A. Petter, 09 juli 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
40
• De veiligheidsregio en de kerken er voor de zelfde doelgroep zijn,
"Alle mensen hebben behoefte om te praten over wat ze is overkomen. De
ene zoekt het in de professionele hulpverlening en da andere zoekt dit in
de kerk"92
waarbij kerken in een andere dimensie kunnen acteren;
"Kerken zitten op het zingevingsvraagstuk"93;
• Kerken een signaleringsfunctie kunnen hebben;
"Is het gedrag dat we zien bij de mensen normaal?"94
• De veiligheidsregio meer kontakt moet zoeken met maatschappelijke
organisaties (civil society), waarvan de kerk er één is.
De geïnterviewden van de kerken zien een behoefte aan aansluiting, maar missen een
visie vanuit 'de kerk' omtrent de maatschappelijke rol in deze. Immers, de kerk vindt
het vanzelfsprekend dat zij er is voor mensen in nood. De behoefte aan aansluiting zit
met name in de meerwaarde die de kerken hebben:
• De kerk kan mensen helpen bij haar rol in de maatschappij (leerschool) en kan
als spreekbuis dienen naar burgers, vanwege haar grote achterban;
• Kerken kunnen ruimte bieden op zowel het fysieke vlak - opvangruimte,
vrijwilligers, etc. - als wel op het emotionele vlak, waarbij gedacht kan worden
aan rituelen, zingevingsvraagstuk, etc. Zij kunnen daarmee complementair zijn
aan de veiligheidsregio";
"Kijk, je kunt heel goed zijn in bepaalde deelaspecten van zorg voor
mensen, maar het gaat altijd om de hele mens. Dus, je zou altijd dat hele
totaalpakket in de aanbieding willen hebben voor mensen die dat nodig
hebben."95
• De kerk kan een samenbindend effect hebben in relatie tot bijvoorbeeld, de
Islam;
• De toegankelijkheid naar de burger.
"De kerk zit bij de mensen aan tafel en daar zit de overheid niet. De kerk behoort
tot de weinige groepen die nog ongevraagd mag binnen komen………..Wij zitten in
de haarvaten, de overheid zit op de slagaders."96
Dit laatste punt is met name sterk tot zijn recht gekomen bij de MKZ-crisis, waarbij de
boeren een 'strijd' leverde tegen de overheid in het kader van het ruimen van koeien.
De overheid was geen gesprekspartner meer voor deze boeren.
3. Hoe moet een aansluiting vorm krijgen? Het sleutelwoord dat uit de interviews naar boven kwam is 'netwerken'. De
veiligheidsregio wordt gezien als een netwerkorganisatie. Het netwerk dat zij
opbouwt, ligt momenteel met name aan de voorkant van de veiligheidsketen, op het
gebied van preparatie en repressie. De nafase verdient meer aandacht.97 Hiermee
wordt er impliciet vanuit gegaan dat de rol van kerken in de nafase ligt. De heer Drost
laat hier echter meer ruimte in. Hij stelt:
92 G.J.P. Verhoeven, 06 juli 2009 93 P.S.J.M. Daalmans, 08 oktober 2009 94 O.G.R.M. Meulenberg, 23 juli 2009 95 A.A. de Vos, 04 september 2009 96 E. Overeem, 08 september 2009 97 G.J. Vervhoeven, 06 juli 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
41
"De overtuiging van elkaars meerwaarde moet er zijn. Ga netwerken,
want overtuigen kost tijd"98
Deze overtuiging laat ruimte over voor een bredere invulling van de rol van kerken in
het veiligheidsdomein. De Burgemeester Petter stelt in deze dat kerken de-escalerend
kunnen werken en ziet daarin een preventieve rol bij kerken terugkomen.
De rol van de kerk wordt door de overheid onderkent en met name gekoppeld aan de
gemeente. Aansluiting zou overeenkomstig de bevoegdheden van de kerk moeten zijn.
Burgemeester Alssema stelt het volgende omtrent zijn relatie met de kerken:
"Ik 'gebruik' kerken niet, ik geef kerken de ruimte en ik schep
voorwaarden zodat zij in de uitoefening van hun pastoraal werk bijstand
aan mensen mogelijk kunnen maken. Daarvoor geef ik ze de informatie.
En ze moeten zelf maar zien of ze dat willen oppakken, of niet? Dat is hun
zaak, maar ik bied wel de voorwaarden. En dat vind ik essentieel."99
Het is dus wenselijk om een netwerk op te bouwen, zonder dat daar prestatie-eisen
aan ten grondslag liggen. Kerken werken vanuit hun eigen overtuiging en het is niet
wenselijk om hun structuur aan te laten passen op een mogelijke aansluiting met de
Veiligheidsregio. Aansluiting wordt door de geïnterviewden van de regio met name
gezien in gemeentelijke processen. De heer Dewachter stelt:
"Aansluiten op regioniveau is niet zinvol……Inzet van gemeenten is in tijd
en opschaling gelijk aan die van de kerken. Lever per gemeente maatwerk
in een regionaal kader"100
Aansluiting op lokaal niveau is zo belangrijk, omdat op deze manier geborgd is dat de
juiste geloofsstromingen betrokken raken. Het vertrouwen van burgers ligt bij
instanties die dicht bij hen liggen.
Ook de kerken zien een aansluiting in de vorm van borging in de processen van het
crisisbeheersingsplan. Daarnaast is het noodzakelijk dat er koppelingen komen tussen
kerken en overheid, waarbij respect voor elkaar, geen hiërarchische relatie en geen
prestatie-eisen uitgangspunt moet zijn. Op lokaal niveau zouden bestuurders kontakt
moeten zoeken met overkoepelende kerkelijke organen en visa versa. Cruciaal is dat
de betrokken partners bekend zijn bij elkaar. Kerken dienen hun rol in de jaarplannen
vast te leggen. Op regionaal niveau is het niet makkelijk om een koppeling te krijgen.
De organisatie van de Protestantse Kerk en de Veiligheidsregio MWB sluiten hier niet
op elkaar aan.
4. Wat zijn de (organisatorische) consequenties? Op organisatorisch niveau, lijken er voor de veiligheidsregio de minste consequenties
te zijn. De kern van de veiligheidsregio in deze ligt bij het herkennen en erkennen van
98 S.T.P. Drost. 07 september 2009 99 J.D. Alssema, 25 juni 2009 100 M.M.F. Dewachter, 26 juni 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
42
de kerken als crisispartner. De erkenning van de kerken komt tot zijn recht door
borging hiervan in processen, en de ondersteuning van kerken in hun rol binnen het
veiligheidsdomein. Hierbij wordt gedacht aan:
• Informeren. Denk hierbij aan netcentrisch werken en periodiek kontakten.
• Opleiden. Leer kerken de taal van de Veiligheidsregio en visa versa en
ondersteun kerken om interne protocollen te beschrijven.
• Oefenen. Betrek kerken in grote oefeningen en evaluaties.
De consequenties zijn groter voor de kerk indien aansluiting wordt gezocht bij de
veiligheidsregio. De Protestantse Kerk is op lokaal niveau georganiseerd. Er is geen
overkoepelende instantie die namens deze gemeenten op regionaal niveau kan praten
en besluiten mag nemen. Daarnaast is het lastig om de bereikbaarheid van kerken up-
to-date te houden. Het verloop van ambtsdragers is groot. Tot slot is bij aansluiting
met de veiligheidsregio of gemeente het gevaar dat bestaande kerkelijke structuren
worden doorbroken als de rol in crises en rampen dominant wordt.
De Protestantse Kerk, op lokaal niveau, zal voor een juiste invulling van haar rol bij
rampen en crisis, beleidsmatige keuzes moeten maken. In relatie tot de taken die haar
te wachten liggen bij een ramp, zal zij haar organisatie moeten doorlichten en
overwegen of er voldoende potentieel voor handen is om vanuit de bestaande
structuur te kunnen werken. Mocht dit positief zijn zal de bestaande structuur
voldoende basis hebben om op te acteren. In het negatieve geval is het aan te bevelen
dat er een nieuwe groep vrijwilligers wordt geworven, die vanuit de bestaande
structuur invulling kan geven aan de gewenste taak. Deze vrijwilligers zullen conform
de voorgaande bullets moeten worden getraind.
Een tweede optie, die minder voorkeur geniet, is het optimaliseren van de
ledenadministratie. Contactgegevens en wellicht professionele achtergrond van
kerkleden kunnen noodzakelijk zijn voor het bemensen van de kerkelijke taken bij een
ramp.
De Protestantse Kerk is niet de enige speler op het religieuze terrein. Het is wenselijk
voor zowel de veiligheidsregio als de Protestantse Kerk dat religieuze organisaties
elkaar treffen in een orgaan van waaruit een koppeling met de gemeentelijke overheid
of de veiligheidsregio tot stand kan komen.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
43
Tot slot Er lijkt een gebrek aan gevoel van urgentie, of geen 'window of opportunity'. In de
zomer van 2009 heeft op initiatief van burgemeester Petter en de GHOR Midden- en
West-Brabant (De GHOR MWB vindt echter dat betrekken van religies bij crises en
rampen via de gemeentelijke processen moet lopen en niet via GHOR processen) een
symposium zullen plaats vinden omtrent de rol van kerken bij rampen en crises. Deze
is vanwege een gebrek aan (bestuurlijke/ambtelijke) animo afgeblazen. Daarnaast
voelen veelal de kerken ook geen noodzaak om zich voor te bereiden. Emerituspastoor
J. Berkhout, pastoor te Volendam tijdens de Nieuwjaarsbrand concludeert:
“Hoewel in de periode na de cafébrand veel te doen is geweest over
dergelijke instructies, onderschatten veel kerken hun rol bij
calamiteiten. Veel van hen zijn nog steeds niet goed voorbereid op
rampen. De profeten spraken in het Oude Testament over de onwillige
bruid; zo is het met kerken ook. Ze zijn onwillig, vinden het toch vaak
overdreven om zich voor te bereiden op ernstige incidenten.”101
101 http://www.refdag.nl/artikel/1423721/Kerk+onvoldoende+voorbereid+op+ramp.html, 22 juli 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
44
5. Conclusies en aanbevelingen
De centrale vraag van deze scriptie is:
In hoeverre is het wenselijk en mogelijk om de Protestantse Kerk in Nederland aan te
laten sluiten bij de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant?
Uit de vier deelvragen van hoofdstuk 4 kan het volgende worden geconcludeerd:
1. Is er een aansluiting tussen de Veiligheidsregio MWB en de Protestantse Kerk?
Er bestaat nu geen formele band tussen de Veiligheidsregio MWB en de
Protestantse Kerk. Wel zijn er op lokaal niveau banden.
2. Is het wenselijk om de Veiligheidsregio MWB en de Protestantse Kerk op elkaar
aan te laten sluiten?
Ja. De Veiligheidsregio MWB kan gemeenten stimuleren/adviseren om
aansluiting met elkaar te zoeken via gemeentelijke processen. De Protestantse
Kerk is er immers voor de zelfde doelgroep als waar de Veiligheidsregio MWB
voor staat. De Protestantse Kerk heeft daarbij een toegevoegde waarde voor
deze doelgroep.
3. Hoe moet een aansluiting vorm krijgen?
Via gemeenten. Hier ligt de kracht van de Protestantse Kerk. Sluit aan op
gemeentelijke processen en bouw een netwerk op.
4. Wat zijn de (organisatorische) consequenties?
De Veiligheidsregio MWB dient rekening te houden met het borgen van de
Protestantse Kerk in processen en het faciliteren van de Protestantse Kerk in
haar taak. De Protestantse Kerk zal zich echter anders moeten organiseren om
een directe regionale aansluiting te realiseren. Daarnaast zal zij haar
bereikbaarheid moeten garanderen en haar rol in crises en rampen moeten
borgen in haar beleidsplan.
Het is wenselijk dat de Protestantse Kerk en de Veiligheidsregio MWB aansluiting
zoeken met elkaar. Dit is mogelijk met minimale inspanning vanuit de zijde van de
Veiligheidsregio MWB. Een directe aansluiting met de Veiligheidsregio MWB vanuit de
Protestantse Kerk is niet mogelijk zolang er geen entiteit is die op het niveau van de
Veiligheidsregio acteert en bevoegdheden heeft. Er zal een andere manier moeten
worden gezocht om aansluiting te zoeken door de Protestantse Kerk.
Aanbevelingen
Deze scriptie levert de volgende aanbevelingen op:
1. Op landelijk niveau is er geen concreet beleid omtrent de rol van de
Protestantse Kerk in crises en rampen. Het is wenselijk om dit te formuleren
teneinde een signaal af te geven naar de lokale gemeenten die behoren tot de
Protestantse Kerk.
2. Op lokaal niveau is het wenselijk dat de Protestantse Kerk gemeenten in hun
beleidsplan borgen wat zij willen betekenen ten tijde van crises en rampen.
Zorg ervoor dat de gewenste maatschappelijke rol aansluit op de huidige
structuur van de Protestantse Kerk (task emergence).
- De PKN in het veiligheidsdomein -
45
3. De Protestantse Kerk is niet de enige geloofsgemeenschap in Nederland. De
Protestantse Kerk heeft geen primaat in de rollen die religies hebben ten tijde
van rampen en crises. Zorg ervoor dat er op (boven) lokaal niveau een
interreligieus platform is voor dergelijke vraagstukken.
4. Laat gemeenten aansluiten bij een interreligieus platform (vorm een netwerk)
en hanteer de procesbenadering om te bezien wat er voor elkaar betekend kan
worden
5. Kom vanuit de wederzijdse afhankelijkheid tot een gemeentelijk voorstel
omtrent welk proces het beste aansluit bij de taak en rol die de Protestantse
Kerk (en andere kerken) kan leveren. Gezien de lokale verbondenheid van de
Protestantse Kerk en de rollen/taken van de Protestantse Kerk, is aansluiting
op één of meerdere gemeentelijke processen gewenst.
6. adviseer, stimuleer en faciliteer als Veiligheidsregio MWB de betrokken
gemeenten om banden aan te gaan met de lokale kerken. Dit kan onder andere
door middel van ondersteuning bij het maken van een draaiboek, ter
beschikking stellen van regionale middelen, etc.
7. Zorg ervoor dat op regionaal niveau contactdagen georganiseerd worden,
waarop vertegenwoordigers van gemeentelijke kerken elkaar treffen en leren
hoe de rampenstructuur in elkaar zit/’rampentaal’ leren. Gemeentelijk
leermomenten kunnen hier besproken worden, ter leren voor anderen.
8. Samenwerking is een kans en geen bedreiging voor de eigen structuur en
cultuur.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
46
6. Samenvatting
Deze scriptie doet verslag van hoe de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) haar rol
als risicoregulator kan vervullen. Hiervoor wordt onderzoek gedaan naar de vraag:
In hoeverre is het wenselijk en mogelijk om de Protestantse Kerk in
Nederland aan te laten sluiten bij de Veiligheidsregio Midden- en West-
Brabant?
In het theoretisch kader wordt vooral stil gestaan bij de oude en de nieuwe typologie
van Dynes en Quarantelly. Zij onderscheiden aan de hand van twee variabelen vier
typen organisaties. Er wordt vanuit gegaan dat organisaties werken vanuit enerzijds
een bestaande of aangepaste structuur en anderzijds reguliere of niet-reguliere taken.
Begrippen als veerkracht en anticipatie worden uitgewerkt en tot slot, wordt stil
gestaan bij de netwerktheorie om te verwoorden hoe aansluiting tussen meerdere
partijen vorm kan krijgen.
Beide organisaties worden beschreven. De Protestants Kerk, vanuit de huidige situatie
daar zij ontstaan is in 2004. De Veiligheidsregio MWB wordt met name beschreven in
de tijdslijn. Zij is ten tijde van schrijven bestuurlijk een regio, maar ambtelijk nog niet.
Een uitdieping van de rol die beide organisaties hebben, sluit de omgevingsverkenning
af. De Protestantse Kerk haalt haar rol met name impliciet vanuit haar positie in de
maatschappij, terwijl de Veiligheidsregio MWB hier een wettelijk kader voor heeft.
Er zijn vele onderzoeken geweest waarin verwezen wordt naar de rol van de kerken
bij rampen en crises. Het Rijk heeft hier expliciet om verzocht. Ook vanuit de kerken
heeft inhoudelijk onderzoek plaats gevonden naar deze rol. Zij vervult in de dagelijkse
praktijk veel taken, waar tevens tijdens rampen en crises vraag om is. Het is nu een
kwestie van borging in de crisisbeheersingsplannen.
De scriptie sluit af met conclusies een aanbevelingen. Een belangrijke conclusie is dat
aansluiting van beide organisaties gewenst is. Het past echter niet in de huidige
structuur van de Protestantse Kerk om direct aansluiting te organiseren met de
Veiligheidsregio MWB. Dat zal vanuit de gemeenten moeten komen. Van belang is dat
aansluiting niet ten koste mag gaan van de identiteit en structuur van de Protestantse
Kerk. Het is daarom noodzakelijk dat de Protestantse Kerk zich bewust is van haar
taak, hier een visie op heeft, dit borgt in haar beleidsplannen en vanuit haar bestaande
structuur aansluiting tot stand laat komen.
- De PKN in het veiligheidsdomein -
47
7. Nawoord
Tijdens het schrijven van deze scriptie is de wereld om ons heen veranderd.
De Protestantse Kerk is vanuit het Nationaal Rampenfonds benaderd met de vraag
over hun rol bij een nationale ramp. Op dit moment buigt het protestants landelijk
dienstencentrum zich over deze vraag en ik mag vanuit mijn rol een bijdrage hier aan
leveren. Deelname aan dit traject heeft mij doen zien hoe autonoom lokale gemeenten,
die behoren tot de Protestantse Kerk, zijn. Het is zeer moeilijk, maar begrijpelijk, om
hier vanuit landelijk niveau op te sturen.
Zoals in de scriptie verwoord is, is er een initiatief geweest vanuit de GHOR en
Burgemeester Petter om de rol van de kerken onder de aandacht te brengen bij de
gemeenten en partners van de Veiligheidsregio MWB. Helaas was er te weinig
bestuurlijke en ambtelijke interesse, waardoor dit initiatief is uitgesteld, wellicht
wachtend op haar ‘Window of Opportunity’
Sinds enkele jaren kent Tilburg een religieus beraad. Hier treffen veel religies elkaar,
onder voorzitterschap van een lokale wethouder. Uit dit overleg is het initiatief
gekomen om de rol van de kerken in de rampenbestrijding te beschrijven. Hiervoor is
een projectgroep in het leven geroepen waar ik deel van mag zijn. Op het moment van
schrijven is er een conceptversie klaar van het draaiboek Directe Zorg: “Geestelijke
verzorging”. Dit concept is tot stand gekomen in overleg met diverse religies en is nu
in een fase van inhoudelijke vormgeving. De ambitie is er om dit document regionaal
aan te bieden om vanuit de gemeente de motor te zijn voor regionale inbedding van de
kerken in het crisisbeheersingsplan.
Tilburg, 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
48
Boekwerken
Bruijn, H de & Heuvelhof, E. Ten; Management in netwerken: over veranderen in een
multi-actorcontext. Lemma, Den Haag, 2007
Bruijn, J.A. de & Hevelhof, E.F. ten & In ´t Veld, R.J.; Procesmanagement: over
procesontwerp en besluitvorming, SDU, Den Haag, 2008
Burg, W van der, 2006; WRR. Geloven in het publieke domein. Verkenning van een
dubbele transformatie. P.45. AUP, WRR Verkenningen, Amsterdam, 2007
Drabek, T.E.; Human System responses to Disaster: an Inventory of Sociological Findings,
Springer-Verlag, New York, 1986
Dros, Lodewijk; Hereniging van nationaal belang, in Trouw Dossier 29; Samen op Weg:
een lange strijd om vereniging, Amsterdam, Uitgeverij Maarten Muntinga B.V.,
2004
Duin, M.J. van; Van rampen leren: een vergelijkend onderzoek naar de lessen uit
spoorwegongevallen, hotelbranden en industriële ongelukken, Haagse Drukkerij
en Uitgeversmaatschapij, Den Haag, 1992
Duin, M.J. van; Rampen in Nederland, in E.R. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot, E.R.G. van
Dijkman, Crisis: Studies over crisis en crisisbeheersing, Kluwer, Deventer, 2009
Leergang MCDM 2005-2007; Nafase: de ramp na de ramp, Roos & Roos, Arnhem
Lochem, P.J.P.M. van; Van brandweerzorg naar rampenbestrijding: ontwikkeling van het
brandweerbestel van 1940-2006, in I. Helsloot, E.R. Muller en J.D. Berghuijs,
Brandweer, Studies over organisatie, functioneren en omgeving, Kluwer,
Deventer, 2007
Quarantelli, E.L; Emergent behaviors and groups in the crisis time of disasters,
University of Delaware, Disaster Research Center, 1995
Ruff, O.J.; De rol van de kerk bij een ramp, Kerkinactie, Utrecht, 2006
Sijm, T.J.; De rol van de kerk na een ramp, Narratio, Gorinchem, 2007
Slot, W.F. et al; Risico´s: besluitvorming over veiligheid en milieu. Heerlen, Open
Universiteit, 1998
Stallings, R.A.; The Structural Patterns of Four Types of Organizations in Disaster, in
Quarantelli, E.L.: Disasters: Theory and Research, Beverly Hills, California, 1978
Vries, Jouke, de & Lubben, Sebastiaan, van der; Paars II en de revolte van Fortuyn,
Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, 2005
Wildavsky, A.B; Searching for Safety, Social Philosofy and Policy Centre, 1988
Artikelen, notities en rapporten Klein Goldewijk, Berma; Religies, nieuwe oorlogen en passies, Ds. Pierson College, Den
Bosch, 2005
Drabek, T.E. en McEntire, S.A.; ‘Emergent phenomena’ and the sociology of disasters:
lessons, trends and opportunities from research literature, Disaster Prevention
and Management, 12(2), 2003
Van Rijksheer naar crisispartner; De toekomst van de crisispartner bij regionale
crisisbeheersing, Capgemini N.V., Utrecht, 2006
Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007, Ministerie van BZK, Den Haag, 2004
Handreiking opzet Informatie- en Adviescentrum (IAC) na rampen, VNG, Den Haag, 2004
Duin, M.J. van en Zannoni, M.; Leidraad Nafase, COT instituut voor Veiligheids- en
Crisismanagement, Provincie Zeeland, 2005
Starmans, I. en Oberije, N.; Burgerparticipatie bij rampen en zware ongevallen,
NIFV/NIBRA, Arnhem, 2006
Leidraad Maatramp / versie 1.3, Ministerie van BZK, Den Haag, 2000
- De PKN in het veiligheidsdomein -
49
Acta der Generale Synode van de Gereformeerde kerken in Nederland te Amsterdam,
Boekdrukkerij van J.H. Kok N.V. Kampen, 1936
A.J.R.H. Wijnen, Rampenspirit: de verankering van het levensbeschouwelijk element,
Nieuwsbrief Crisisbeheersing, maart 2006
Tweede kamer, vergaderjaar 2008-2009, 30 821, nr. 9
Rampenspirit: gestructureerd improviseren, Stichting Impact, Amsterdam
Leren leven van de verwondering, Libertas, Bunnik, 2005
Groeien met de riemen die je hebt, generale synode PKN, Utrecht, 2006
De veiligheidsregio, Brochure Ministerie van BZK, Den Haag, 2009
Ley, H. de; Secularisme en Religie, Cursusmateriaal Universiteit Gent, 2007
Websites
http://nl.wikipedia.org
http://www.kerkinactie.nl
http://www.pkn.nl
http://www.Veiligheidsregiomwb.nl
http://www.rvk.dse.nl
http://www.brandweerbaarn.nl
http://dspace.udel.edu:8080/dspace/
http://www.refdag.nl
http://www.kerkrecht.nl
http://www.flwi.ugent.be/cie/RUG/deley33.htm
Wetgeving en regelgeving
Brandweerwet 1985
Wet Veiligheidsregio´s (Concepttekst)
Wet rampen en zware ongevallen
Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen
Politiewet 1993
Kerkorde en ordinanties van de Protestantse Kerk inclusief overgangsbepalingen,
2004
Interviews
Dhr. J.D. Alssema, Burgemeester van Staphorst, 25 juni 2009
Dhr. ir. M.M.F. Dewachter MPM. Adjunct-CGS, Programmamanager doorontwikkeling
Veiligheidsregio Midden- en West Brabant, 26 juni 2009
Dhr. G.J.P. Verhoeven MPM. Commandant Concern Brandweertaken, Brandweer
Midden- en West-Brabant, 06 juli 2009
Dhr. dr. F.A. Petter, Burgemeester van Woudrichem, 09 juli 2009
Dhr. J. Franken, Beleidsmedewerker, Diensten Organisatie PKN, 20 juli 2009 en 05
oktober 2009
Dhr. ds. E. Overeem, Adjunct directeur, Diensten Organisatie PKN, 11 februari 2009 en
08 september 2009.
Mevr. J. Hogewoning, Stafmedewerker PSHOR en Evenementen, GHOR Midden- en
West-Brabant, 23 juli 2009
Mevr. drs. O.G.R.M. Meulenberg, Senior Beleidsadviseur, GHOR Midden- en West-
Brabant, 23 juli 2009
Dhr. drs. D. Penninkhof MMO. Predikant Protestantse Kerk Tilburg e.o., Voorzitter
Raad van Kerken Tilburg en Goirle, 04 september 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
50
Mevr. drs. A.A. de Vos, Gemeenteadviseur regio Zuidoost, Diensten Organisatie PKN, 04
september 2009
Dhr. S.T.P. Drost, Gemeenteadviseur West Brabant, Diensten Organisatie PKN, 07
september 2009
Mevr. mr. P.S.J.M. Daalmans, Hoofd Sturingsondersteuning, Politie Midden- en West-
Brabant, 08 oktober 2009
- De PKN in het veiligheidsdomein -
51
8. Afkortingen en Bijlagen
Afkortingen
ACV Algemene Classicale Vergadering
BB Bescherming Bevolking
BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
DRC Disaster Research Center
GHOR Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen
GMK Gemeenschappelijke Meldkamer
GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure
GVOR Geestelijke Verzorging bij grootschalige Ongevallen en Rampen
IAC Informatie en Adviescentrum
MCDM Master of Crisis and Disaster Management
MWB Midden- en West-Brabant
PKN Protestantse Kerk in Nederland
PLD Protestants Landelijk Dienstencentrum
PSHOR Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
- De PKN in het veiligheidsdomein -
52
Processen rampenplan Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
Processen
1 Alarmering
2 Bron- en effectbestrijding
3 Voorlichting en informatie
4 Waarschuwen van bevolking
5 Ontruimen en evacueren
6 Afzetten en afschermen
7 Verkeer regelen
8 Handhaving rechtsorde
9 Ontsmetten van mens en dier
10 Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur
11 Milieu en inzamelen besmette waren
12 Openbare gezondheidszorg bij ongevallen en
rampen (OGOR)
13 Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en
rampen (somatisch)
14 Opvang en verzorging en voorzien in primaire
levensbehoefte
15 Registreren van slachtoffers
16 Identificeren van overleden slachtoffers
17 Uitvaartverzorging
18 Waarnemen en meten
19 Begidsen
20 Toegankelijk maken en begaanbaar maken,
opruimen
21 Verzorging en logistiek rampbestrijdingspotentieel
22 Nazorg
23 Strafrechtelijk onderzoek
24 Psychosociale hulpverlening bij ongevallen en
rampen (PSHOR)
25 Schade
26 Verbindingen
27 Deelplannen (geen specifiek procesnummer)
* Ondersteuning, Verslaglegging
28 Bijlagen:
- Rol Openbaar Ministerie
- Bestrijding Hoogwater
Kleuren legenda
Brandweer
Politie
GHOR
Gemeente
Deelplannen
- De PKN in het veiligheidsdomein -
53
Deze scriptie doet verslag van hoe de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) haar rol
als risicoregulator kan vervullen. Hiervoor wordt onderzoek gedaan naar de vraag:
In hoeverre is het wenselijk en mogelijk om de Protestantse Kerk in Nederland
aan te laten sluiten bij de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant?
In het theoretisch kader wordt vooral stil gestaan bij de oude en de nieuwe typologie
van Dynes en Quarantelly. Zij onderscheiden aan de hand van twee variabelen vier
typen organisaties. Er wordt vanuit gegaan dat organisaties werken vanuit enerzijds
een bestaande of aangepaste structuur en anderzijds reguliere of niet-reguliere taken.
Begrippen als veerkracht en anticipatie worden uitgewerkt en tot slot, wordt stil
gestaan bij de netwerktheorie om te verwoorden hoe aansluiting tussen meerdere
partijen vorm kan krijgen.
Beide organisaties worden beschreven. De Protestants Kerk, vanuit de huidige situatie
daar zij ontstaan is in 2004. De Veiligheidsregio MWB wordt met name beschreven in
de tijdslijn. Zij is ten tijde van schrijven bestuurlijk een regio, maar ambtelijk nog niet.
Een uitdieping van de rol die beide organisaties hebben, sluit de omgevingsverkenning
af. De Protestantse Kerk haalt haar rol met name impliciet vanuit haar positie in de
maatschappij, terwijl de Veiligheidsregio MWB hier een wettelijk kader voor heeft.
Er zijn vele onderzoeken geweest waarin verwezen wordt naar de rol van de kerken bij
rampen en crises. Het Rijk heeft hier expliciet om verzocht. Ook vanuit de kerken heeft
inhoudelijk onderzoek plaats gevonden naar deze rol. Zij vervult in de dagelijkse
praktijk veel taken, waar tevens tijdens rampen en crises vraag om is. Het is nu een
kwestie van borging in de crisisbeheersingsplannen.
De scriptie sluit af met conclusies een aanbevelingen. Een belangrijke conclusie is dat
aansluiting van beide organisaties gewenst is. Het past echter niet in de huidige
structuur van de Protestantse Kerk om direct aansluiting te organiseren met de
Veiligheidsregio MWB. Dat zal vanuit de gemeenten moeten komen. Van belang is dat
aansluiting niet ten koste mag gaan van de identiteit en structuur van de Protestantse
Kerk. Het is daarom noodzakelijk dat de Protestantse Kerk zich bewust is van haar
taak, hier een visie op heeft, dit borgt in haar beleidsplannen en vanuit haar bestaande
structuur aansluiting tot stand laat komen.
Wilbert Kleijer
Tilburg, 2009