De ontwikkeling van een kleinhandelszone ... -...

De ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen

Niet Technische Samenvatting

15 november 2013


9Y2005

Documenttitel De ontwikkeling van een kleinhandelszone op de UNAL-site te Geraardsbergen


Verkorte documenttitel UNAL-site te Geraardsbergen

Status Niet Technische Samenvatting

Datum 15 november 2013

Projectnaam UNAL-site Geraardsbergen

Projectnummer 9Y2005

Opdrachtgever Groep Vanhee

Referentie 9Y2005/R/873236/Mech

Campus Mechelen

Schaliënhoevedreef 20 D

2800 Mechelen

+32 15 405656 Telefoon

Fax

[email protected] E-mail

www.royalhaskoningdhv.com Internet

HASKONINGDHV BELGIUM SA/NV

Auteur(s) MER-deskundigen en medewerkers

Collegiale toets Marieke Gruwez

Datum/paraaf …………………. ………………….

Vrijgegeven door Werner Staes

Datum/paraaf …………………. ………………….

UNAL-site te Geraardsbergen -i- Niet Technische Samenvatting

INHOUDSOPGAVE Blz.

1 INLEIDING 1

1.1 Figuren 1

1.2 Situering en doelstelling van het project 1

1.3 Toetsing aan de beoordelingsplicht 2

1.4 Naam van de initiatiefnemer 3

2 BESCHRIJVING VAN HET PROJECT 4

2.1 Ruimtegebruik 4

2.2 Visueel-vormelijke elementen 5

2.3 Groenplan 5

2.4 Reliëf en overstromingsvrij bouwen 6

2.5 Alternatievenonderzoek 6

2.5.1 Nulalternatief 7

2.5.2 Locatiealternatieven 7

2.5.3 Uitvoeringsalternatieven 7

2.5.4 Inrichtingsalternatieven 7

2.5.5 Conclusie alternatievenonderzoek 9

3 METHODOLOGIE 10

3.1 Relevante milieudisciplines 10

3.2 Discipline Mens – Mobiliteit 10

3.3 Discipline Bodem 11

3.4 Discipline Water 11

3.5 Discipline Geluid en trillingen 11

3.6 Discipline Lucht 12

3.7 Discipline Fauna en flora 12

3.8 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 12

3.9 Discipline Mens - socio-organisatorische aspecten 12

4 EFFECTBESPREKING 13

4.1 Discipline Mens – Mobiliteit 13

4.1.1 Referentiesituatie 13

4.1.2 Effectbespreking 13

4.1.3 Milderende maatregelen 16

4.2 Discipline Bodem 16




4.3 Discipline Water 18



4.4 Discipline Geluid en trillingen 19



4.5 Discipline Lucht 20


UNAL-site te Geraardsbergen -ii- Niet Technische Samenvatting



4.6 Discipline Fauna en flora 21




4.7 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 23



4.8 Discipline Mens - Overige aspecten 24




5 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN 26

6 EINDCONCLUSIE 26

7 LIJST VAN AFKORTINGEN 27

UNAL-site te Geraardsbergen -1- Niet Technische Samenvatting

1 INLEIDING

Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport, m.a.w. een beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor publiek en stakeholders. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat planproces of project, worden onderzocht. Het milieueffectrapport beslist niet of project of planproces vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij rekening houdt met milieueffectrapport. De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan publiek en belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke milieueffectrapport raadplegen.

1.1 Figuren

Figuur 2.1 Situering projectgebied Figuur 2.2 Toponiemenkaart Figuur 4.3 Gewestplan Figuur 12.2 Watertoetskaart Figuur 12.3 NOG en ROG

1.2 Situering en doelstelling van het project

Het project is gelegen in de provincie Oost-Vlaanderen, in de stad Geraardsbergen. Het projectgebied bevindt zich langs Gaverstraat, een zijweg van de Guilleminlaan (N496), ten zuiden van het centrum van de stad Geraardsbergen. Het projectgebied maakt deel uit van de Unalsite die door middel van het provinciaal RUP ‘afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen’ (MB 7/12/2012) werd herbestemd. Het PRUP legt het type van economische activiteiten in de verschillende zones vast en geeft richtlijnen voor de inrichting van het gebied. Het noordelijk deel van de site, onderwerp van voorliggend MER, heeft de bestemming ‘specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel’. Het gepland initiatief behelst de ontwikkeling van dit specifiek regionaal bedrijventerrein voor kleinhandel volgens de bepalingen van het PRUP. Het betreft het oprichten van een nieuw winkelcentrum met 13 winkels. De Unalsite is een bedrijventerrein dat momenteel in reconversie is. De oudere grootschalige industrie wordt vervangen door kleinschaligere activiteiten. De oorspronkelijke watergebonden industrie is hier verdwenen. In de noordelijke zone van de Unalsite, waar het project zal worden gerealiseerd, bevinden zich momenteel een aantal leegstaande bedrijfsgebouwen ( deels of volledig afgebroken).


Op onderstaande illustratie is een luchtfoto weergegeven van het projectgebied.

Illustratie 1.1 Luchtfoto

1.3 Toetsing aan de beoordelingsplicht

Het milieueffectrapport is vereist in toepassing van artikel 4.3.2, sub 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project behoort tot de bijlage II-projecten, categorie 10b: Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen,

- met betrekking tot de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden, of - met een brutovloeroppervlakte1 van 5.000 m² handelsruimte of meer, of - met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer

personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. Het project betreft de ontwikkeling van winkelcentra met een brutovloeroppervlakte van ongeveer 23.000 m².

1 De som van de vloeroppervlakte voor alle bouwlagen, met inbegrip van de buitenmuren of vergelijkbare bouwdelen, uitgezonderd de vloeroppervlakte die uitsluitend wordt bestemd voor parkeerplaatsen. Totale oppervlakte van de gebouwen, inclusief opslag of technische ruimtes maar zonder parkeerplaatsen.


1.4 Naam van de initiatiefnemer

Dit MER wordt uitgevoerd op initiatief van: Lukona nv Kortrijksestraat 439 8020 Oostkamp

Het MER wordt uitgevoerd door: HaskoningDHV Belgium nv Campus Mechelen Noord, Schaliënhoevedreef 20D 2800 Mechelen


2 BESCHRIJVING VAN HET PROJECT

2.1 Ruimtegebruik

Het projectgebied wordt ingericht, rekening houdende met de voorschriften uit het PRUP. Zoals aangegeven in het desbetreffende PRUP is de hoofdbestemming van dit ontwerp een aaneenschakeling van handelsruimten voor kleinhandel met een minimale brutovloeroppervlakte van 1.200 m². Bij de opmaak van het projectontwerp wordt rekening gehouden met de maximale terrein bezetting van 80%. De terreinoppervlakte bedraagt circa 45.000 m², bijgevolg zou circa 36.000 m² bebouwd mogen worden. Huidig ontwerp telt circa 23.000 m² bebouwde oppervlakte. De individuele kleinhandelsfuncties zijn ruimtelijk aaneengeschakeld tot één bouwvolume. Het winkelcentrum bestaat uit aaneengeschakelde ‘blokken’ op twee niveaus die opgedeeld zijn in 13 entiteiten. Het gaat om de niveaus ‘winkelniveau’ en ‘parkeerniveau’, die weergegeven zijn op onderstaande illustraties. Het winkelniveau wordt behaald door een deel van het terrein op te hogen en door een deel van de bebouwde oppervlakte op palen te voorzien en dit tot op het gemiddelde niveau van de Gaverstraat. Dit in functie van de zichtbaarheid van de verschillende handelsruimten. Onder het hoogste winkelniveau (Winkels 10, 11, 12 en 13) wordt een parkeerniveau voorzien, gesitueerd op ongeveer het bestaande maaiveldpeil (zie verder). De bouwhoogte van de gebouwen ligt tussen ca. 5,35 m en 9,5 m (t.o.v. peilniveau Gaverstraat). De 13 handelsruimten worden rondom het centrale parkeergebeuren georganiseerd. Dit door middel van twee lange gaanderijen haaks georiënteerd op de Dender. Deze twee gaanderijen worden aaneengeschakeld door een doorschijnend glazenvolume met topgevels in glas. Uitlopers van de dakbedekking van deze topgevels vormen luifels op verschillende hoogten welke door hun opeenvolging een overdekte gaanderij vormen ter hoogte van de verschillende inkom- en etalagepartijen van de respectievelijke handelsruimten. De gevelbekleding van de voorgevels is voorzien in betonnen sandwichpanelen afgewisseld met grote glaspartijen. De achter- en zijgevels worden voorzien in een verticaal geplaatste antraciet-grijze geprofileerde metaalplaat met korte golfprofilering.


Illustratie 2.1 Inplantingsplan winkelniveau

2.2 Visueel-vormelijke elementen

Het projectontwerp voldoet aan het criterium ‘kwaliteitsvolle aanleg van het projectgebied en afwerking van de bedrijfsgebouwen’ door de aandacht die wordt besteed om de beleving van de bezoeker op te waarderen. Dit wordt beoogd door o.a. het inplannen van twee centrale pleinen welke voor de winkels met elkaar verbonden worden als grotendeels, onder luifels, overdekte wandelpromenade, waarvan de uitkragende delen van de daken van de serrestructuur achteraan deel van uitmaken. Een eerste gesitueerd ter hoogte van de in- en uitrit, en een tweede wordt als rustplaats georganiseerd ter hoogte van het knooppunt tussen de 2 winkelniveaus nabij handelsruimte 7-8-9. Dit door het voorzien in een plek voor speeltoestellen en zitbanken. De ontmoetingszones staan aangeduid op onderstaande illustratie. Op de parking worden her en der ter hoogte van de groenvoorzieningen ook banken geïntegreerd waarvan de bezoeker kan gebruik maken.

2.3 Groenplan

In het oosten van het terrein worden groenzones aangelegd, conform het PRUP (art. 2.1.9). Deze vormen een buffer naar de woningen op de aanpalende percelen op de hoek van Gaverstraat en Guilleminlaan. De buffer is 15 m breed en voor de aanleg van de groenbuffer worden streekeigen planten gekozen. Op de parking worden ook voldoende gebiedseigen groenelementen aangebracht, om deze groenzones zo interessant mogelijk te maken op ecologisch gebied. Voor de inrichting van de parkeerplaatsen van de personeelsleden (aan de buitenranden van het projectgebied) wordt gewerkt met grasdallen.


2.4 Reliëf en overstromingsvrij bouwen

In de huidige toestand is de site relatief vlak en is ze gelegen op ca. 18,50 mTAW, dit terwijl het niveau van de Gaverstraat ter hoogte van de in- en uitrit op 21,00 mTAW is gelegen. In kader van de zichtbaarheid van het project werd ervoor gekozen om het winkelniveau ongeveer gelijk met het straatniveau te brengen. Zo wordt een deel van het terrein (handelsruimten 1 t.e.m. 8) opgehoogd zodoende daar het winkelniveau op 20,00 mTAW komt te liggen. Handelsruimte 9 wordt over twee verdiepingen gesplitst met het onderste vloerniveau op 18,80 mTAW. Dit is het laagst gelegen binnen-vloerpeil en is overstromingsvrij volgens de overstromingstabellen. De handelsruimten 10 t.e.m. 13 worden op palen gebouwd met de binnenvloer op niveau 22,00 mTAW. Onder deze handelsruimten wordt een groot deel van de parkeerbehoefte ingevuld dit op niveau 18,50 mTAW. Gezien dit project is gesitueerd in overstromingsgevoelig gebied werd ervoor gezorgd dat het bufferend vermogen van de bestaande toestand gerespecteerd blijft bij huidig ontwerp. In kader van deze problematiek werd voorafgaand aan huidige bouwaanvraag en tijdens de voorstudie van het project een bijeenkomst belegd met de gewestelijke, provinciaal en gemeentelijke diensten. Dit specifiek over de overstromingsproblematiek, zodat een eenduidig en duidelijk standpunt zou kunnen ingenomen worden. Tijdens deze bijeenkomst werd het toekomstig overstromingspeil waarmee gerekend dient te worden voor de capaciteit aan overstromingsvolume bepaald. Het compensatievolume wordt gerealiseerd in een beperkt deel van het parkeerniveau. Hiertoe wordt de vloer plaatselijk verdiept tot op 17,60 mTAW. Dit is ter compensatie van het gedeelte van de winkels welke niet op palen worden voorzien. Op deze manier kan een watervolume opgevangen worden dat groter is dan het volume dat bij een huidige overstroming tot maximaal 18,80 mTAW op het terrein zou kunnen gebufferd worden. In functie van de waterhuishouding op eigen terrein wordt voor elke handelsruimte voorzien in een regenwaterput waaruit regenwater kan gerecupereerd worden. Voor handelsruimte 10 (vermoedelijk tuincentrum) wordt zelfs voorzien in 20.000 liter aan regenwaterputten. In tweede instantie dient normaal geïnfiltreerd te worden voor de eerste 1.000 m². Maar gezien de continu hoge grondwaterstanden wordt na overleg met de stad overgegaan tot bufferen van regenwater op eigen terrein met vertraagde afvoer. Het buffervolume bedraagt 683.000 l (of 832 m³).

2.5 Alternatievenonderzoek

Naast het nulalternatief worden er voor dit MER drie soorten alternatieven onderscheiden: locatiealternatieven, inrichtingsalternatieven en uitvoeringsalternatieven. Vooreerst wordt in de onderstaande paragrafen het nulalternatief besproken. Dan wordt voor elke soort alternatieven een beschrijving gegeven. In een laatste paragraaf wordt aangegeven welke alternatieven uiteindelijk weerhouden worden en meegenomen worden in het MER.


2.5.1 Nulalternatief

Het nulalternatief betreft de situatie waarbij het voorgenomen project niet gerealiseerd zou worden. Dit is de huidige situatie. Deze situatie is in het MER de referentiesituatie. Het nulalternatief wordt daarom niet meegenomen bij de alternatieven.

2.5.2 Locatiealternatieven

In het plan-MER voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied van Geraardsbergen werd een locatieonderzoek uitgevoerd. In dat kader voerde de provincie Oost-Vlaanderen een locatieonderzoek uit voor de taakstelling regionale bedrijvigheid. Concreet werd gezocht naar percelen die aan volgende criteria voldeden: • aansluitend bij bestaande bedrijventerreinen; • langs of aansluitend op het primaire weggedeelte van de N42; • respect voor de grensstellende elementen van de open ruimte. Ook werd er rekening gehouden met de aanwezige topografie aangezien deze voor een beperking van de mogelijke alternatieven zorgt. Het aanwezige reliëf op vele plaatsen, en meer bepaald de steile hellingen, zijn niet geschikt voor de aanleg van industriegebieden. Het reliëf is bijgevolg een belangrijke limiterende factor bij het zoeken naar alternatieven. Via de herbestemming in het PRUP van de Unalsite van industriegebied naar zone voor bedrijvigheid werd voldaan aan de taakstelling van het PRS om bijkomende terreinen voor regionale ontwikkeling te voorzien. Mogelijke locatiealternatieven werden dus onderzocht in het plan-MER voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied. In dit project-MER worden geen locatiealternatieven meer meegenomen.

2.5.3 Uitvoeringsalternatieven

Uitvoeringsalternatieven hebben betrekking op technische varianten of alternatieve uitvoeringen. Het PRUP legt geen fasering op. Voor voorliggend MER worden dan ook geen uitvoeringsalternatieven weerhouden.

2.5.4 Inrichtingsalternatieven

Inrichtingsalternatieven hebben betrekking op de lay-out of ruimtelijke configuratie van de geplande activiteit. Het kan hierbij gaan over een bepaald deelgebied of over de gehele activiteit. In de plan-MER van het PRUP van voorliggen project werd een milieuruimte-onderzoek uitgevoerd.


Het PRUP geeft strikte richtlijnen met betrekking tot de inrichting van het projectgebied: • de maximale terreinbezetting bedraagt 80%; • zorgvuldig ruimtegebruik wordt gerealiseerd door het maximaal groeperen van

gebouwen en het organiseren van winkelfuncties in meerdere bouwlagen waar mogelijk;

• Per 100 m² brutovloeroppervlakte worden er minstens 3 parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren ingericht. Deze parkeerplaatsen worden gegroepeerd op een voor het bedrijventerrein gemeenschappelijke parking. Per 10 parkeerplaatsen wordt één hoogstammige boom voorzien op de parking, waar de parking op volle grond gerealiseerd wordt;

• Voor zover onderhavig RUP bijkomende bebouwing of herbouw mogelijk maakt binnen overstromingsgebied moeten deze constructies volgens de volgende principes opgericht worden:

o het vloerpeil moet overstromingsvrij voorzien worden; o er mogen geen reliëfwijzigingen worden uitgevoerd; o indien het voorzien van een veilig vloerpeil niet mogelijk is door middel van

een aangepaste bouwwijze (bijvoorbeeld bouwen op palen) kan een reliëfwijziging enkel en alleen worden toegestaan indien uit de aanvraag blijkt dat de ruimte voor water zowel in volume als in oppervlakte gecompenseerd wordt.

• het voorzien van een visuele buffer ten opzichte van de omgeving; • het projectgebied wordt ontsloten via twee aangeduide ontsluitingspunten.


In onderstaande illustratie is het grafisch plan van het PRUP weergegeven. Rekening houdend met de voorschriften en randvoorwaarden, en beantwoordend aan de wenselijkheden van de initiatiefnemer, is het projectgebied ingericht.

Illustratie 2.2 Grafisch plan uit PRUP voor Unalsit e (licht paars: regionale bedrijvigheid) met

visuele buffer in het oosten en twee ontsluitingspu nten

2.5.5 Conclusie alternatievenonderzoek

Het nulalternatief wordt niet weerhouden. Gezien het uitvoerige locatieonderzoek en milieu-ruimteonderzoek in de vorige fase (plan-MER voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied van Geraardsbergen), worden er geen locatiealternatieven weerhouden. Gezien er geen fasering voorzien wordt in het PRUP of door de gemeente, worden er geen uitvoeringsalternatieven weerhouden voor voorliggend MER. De voorschriften in het PRUP met betrekking tot de inrichting van het projectgebied zijn dermate strikt dat er geen inrichtingsalternatieven weerhouden zijn.


3 METHODOLOGIE

3.1 Relevante milieudisciplines

Gezien de aard van voorliggend project is een goede scoping noodzakelijk. Om tot een goede selectie van de relevante disciplines en effectgroepen te komen werd gebruik gemaakt van een Ingreep-effectschema. Ingreep-effectschema's worden gebruikt bij het opsporen en identificeren van milieueffecten en de relatie van deze milieueffecten met het project (de activiteit) en de afgeleide ingrepen en deelingrepen. De effecten worden in het project-MER behandeld binnen welbepaalde milieudisciplines. Hierbij worden volgende milieudisciplines relevant geacht:

• mobiliteit • bodem • grondwater • oppervlaktewater • geluid • lucht • fauna en flora • landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie • mens – socio-organisatorische aspecten

3.2 Discipline Mens – Mobiliteit

Enerzijds zullen de volumes van gemotoriseerd verkeer wijzigen. Daarnaast kan ook het aanbod aan capaciteit veranderen. Hiermee wordt rekening gehouden. De verkeersintensiteit zullen op zich niet behandeld worden maar wel de gevolgen ervan op de doorstroming. Daarnaast kent de wijziging in intensiteit haar vertaling in de disciplines geluid en lucht. Het tweede aspect dat beoordeeld wordt binnen het onderdeel Mens-mobiliteit is verkeersveiligheid. Voor de beoordeling van dit aspect wordt gekeken naar de potentiële conflicten. De verkeersveiligheid, meer bepaald de wachttijden en de zichtbaarheid, zal bekeken worden op de aansluitpunten van het projectgebied met de bestaande openbare weg. Het parkeeraanbod zal in kaart worden gebracht. Op basis van de geraamde verkeersintensiteiten door het project zal worden onderzocht of er voldoende parkeerbehoefte is. Indien geen voldoende parkeerruimte aanwezig is zal dit de effectgroepen verkeersveiligheid/ verkeersdoorstroming negatief beïnvloeden. Verkeersleefbaarheid wordt zowel bepaald door de verkeersintensiteit en de samenstelling van het verkeer als door de context waarbinnen dit verkeer zich voortbeweegt. Er zal nagegaan worden of de extra belasting zonder probleem zich inpast binnen de restcapaciteit. Eveneens zal gekeken worden naar de oversteekbaarheid. Hier wordt geen afzonderlijke beoordeling voor voorzien. Indien de verkeersleefbaarheid onvoldoende is zal dit de effectgroepen verkeersveiligheid/ verkeersdoorstroming negatief beïnvloeden.


3.3 Discipline Bodem

Aan de hand van de bodemkaart en de geologische opbouw wordt de wijziging van de profielopbouw aangegeven in de bodems die vergraven worden. Er wordt aangegeven welke textuurwijziging het profiel ondergaat. De indeling van het studiegebied per verdichtingsgevoeligheidsklasse wordt getoetst aan de hand van de uit te voeren werken binnen het project, de benodigde graafmachines, vrachtwagens en de te volgen werfwegen. Zo kan aangeduid worden binnen welke oppervlakte kans op verdichting bestaat. Aan de hand van de verwachte activiteiten op het terrein wordt de mogelijkheid tot calamiteiten (verkeersongevallen) op het asfalt op de loskades en aan- en afrijstroken besproken.

3.4 Discipline Water

In eerste instantie wordt nagekeken of het project een effect heeft op overstromingsgebieden. Met behulp van eenvoudige formules (zoals opgenomen in de uitvoeringsbesluiten betreffende de watertoets) wordt berekend hoeveel water van de verharde oppervlakken naar waterlopen afgevoerd wordt. Er wordt vervolgens nagekeken of de dimensies van de waterlopen en bufferbekkens voldoende zijn om deze hoeveelheden water op te vangen. Naar oppervlaktewaterkwaliteit wordt nagekeken of het bedrijfsafvalwater naar het bestaande rioleringsstelsel kan afgevoerd worden. Er wordt nagegaan of door een wijziging in het projectgebied een wijziging van het grondwaterpeil verwacht kan worden. Hierbij wordt voornamelijk aandacht besteed aan mogelijke wijziging van de verharde oppervlakte (infiltratie) en vegetatie. Uitgaande van de bestaande waterkwaliteit en de wijzigingen die optreden zal een globale analyse gemaakt worden van kwaliteitswijzigingen die kunnen optreden.

3.5 Discipline Geluid en trillingen

In de aanlegfase wordt voor de verschillende bronnen uitgegaan van typische geluidsspectra. Er zal dan ook nagegaan worden wat de mogelijke impact zal zijn gedurende de aanlegfase. Met rekenregels en standaard rekenmethodes is het effect van het gepland initiatief berekend. De wijzigingen in geluidsniveaus zullen hoofdzakelijk afkomstig zijn van het bijkomend verkeer en het rondrijden van auto’s op de parking.


3.6 Discipline Lucht

Rekening houdend met de prognoses inzake wijziging verkeerstrafiek op de wegen en de verkeersafwikkeling te wijten aan de projectrealisatie, en de te verwachten evolutie inzake de samenstelling van de uitlaatgassen en de achtergrond luchtkwaliteit, wordt de toekomstige situatie kwantitatief ingeschat. Dit wordt voor elke situatie (referentiesituatie, toekomstige situatie) onderzocht voor die wegsegmenten waarvoor relevante verschillen optreden. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van mobiliteitsgegevens uit de discipline Mobiliteit.

3.7 Discipline Fauna en flora

Er zal nagegaan worden of er vegetatievernietiging is ten gevolge van aanleg gebouwen, parkings en wegen. Eveneens zal er gekeken worden of er vegetatiewijziging ten gevolge van aanleg werfwegen en verdichting door werfverkeer. Indien het project zorgt voor een barrière in het leefgebied van bepaalde soorten in de omgeving van het projectgebied, kan dit mogelijk zorgen voor een vermindering van de leefbaarheid van de populatie van deze soort. Bij de effectbepaling zal onderzocht worden of dit het geval is en worden desgevallend milderende maatregelen voorgesteld.

3.8 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en arc heologie

De effecten worden kwalitatief beschreven en beoordeeld op basis van een expertenbeoordeling. Effecten op macroschaal hebben een hoger gewicht dan effecten op mesoschaal, die op zich zwaarder wegen dan effecten op microschaal.

3.9 Discipline Mens - socio-organisatorische aspect en

Op basis van de verwachte wijzigingen voor de discipline Water, oppervlaktewater zal ingeschat worden of het overstromingsrisico voor het projectgebied zal wijzigen. Op basis van de beschrijvingen in de disciplines Geluid en trillingen en Lucht wordt een inschatting gemaakt van de mogelijke hinder die de het voorliggende project kan veroorzaken voor omwonenden.


4 EFFECTBESPREKING

Bij de voorspelling van effecten is het van belang op voorhand aan te geven wat de referentiesituatie van het projectgebied is. In de effectbespreking is zowel de aanlegfase als de exploitatiefase onderzocht op zijn effecten. Per discipline worden bij negatieve effecten milderende maatregelen voorgesteld.

4.1 Discipline Mens – Mobiliteit

4.1.1 Referentiesituatie

De site ontsluit via Gaverstraat in de zuidwestrichting op de Majoor van Lierdelaan die via Burgstraat en Kloosterstraat aansluit op de N42. Aan de noordzijde wordt er ontsloten via Guilleminlaan (N496) die zowel naar het centrum als naar N495 gaat. In het studiegebied hebben bedrijven (voldoende) parkeerplaatsen op het eigen terrein. Op een aantal wegen, onder andere in Gaverstraat, kan op de rijbaan geparkeerd worden. De halte Gaverstraat wordt bediend door streeklijnen 71,72 en 73 en belbus 370. Het fietsen wandelpad op de oostelijke oever van de Dender, dat de site met het centrum van Geraardsbergen op een snelle en zeer aangename manier zou kunnen verbinden, is amper toegankelijk vanaf de Unal-site.

4.1.2 Effectbespreking

Aanlegfase Het werfverkeer in de aanlegfase wordt geraamd op 2 pae/uur. Gezien de capaciteit van de weg en de bestaande verkeersdruk, zal dit weinig tot geen impact hebben op de verkeersafwikkeling. Het effect is neutraal. Exploitatiefase Er wordt één nieuwe in- en uitrit voorzien naar de collectieve parking aan Gaverstraat. Een tweede afzonderlijke uitrit voor leveringen aan Gaverstraat valt samen met de huidige toegang tot de Unalsite. Beide verkeersstromen worden van elkaar gescheiden om te voorkomen dat conflicten ontstaan tussen bezoekers van het winkelcentrum en vrachtwagens voor de bedrijven op de Unalsite. De aansluiting van de collectieve parking op Gaverstraat gebeurt door middel van een kleine rotonde op eigen terrein. De aansluiting is gelegen op ruime afstand tot het kruispunt met Guilleminlaan zodat de druk op dit kruispunt, door in- en uitrijdende wagens, zo maximaal mogelijk beperkt wordt. Fietsers kunnen gebruik maken gebruik van Guilleminlaan en de brug over de Dender om de verbinding te maken met het centrum van Geraardsbergen en het station. De bushalte is vlakbij de ingang van het terrein gelegen. Voetgangers kunnen zich conflictvrij van en naar de halte begeven. De openbaarvervoersverbinding is aanwezig en door de korte afstand tussen de halte en de ontwikkeling aantrekkelijk voor gebruikers. De frequentie richting centrum is beperkt. De halte wordt voornamelijk buiten de openingsuren van de winkels in het shoppingcenter gefrequenteerd en de lijnen rijden niet tijdens het weekend. Het centrum biedt meer aansluitingsmogelijkheden (incl. trein) en is op zeer korte afstand - wandelafstand 15 minuten - tot de site gelegen.


In de avondspits zou het hier gaan om 366 toekomende en 504 vertrekkende voertuigen (berekening volgens de kengetallen van het richtlijnenboek). Volgende auto ontsluitingen zijn theoretisch mogelijk:

• via Majoor Van Lierdelaan en verder via Kloosterstraat of Brugstraat: deze ontsluiting is niet wenselijk omdat die laatste twee straten relatief smalle dichtbebouwde woonstraten zijn die bij het stedelijk weefsel horen.

• via het centrum: is uit te sluiten. Dit zou de leefbaarheid van de stadskern niet ten goed komen.

• Oostwaarts via Guilleminlaan N496: deze ontsluiting heeft minder nadelen. Deze weg is voldoende breed en is minder bebouwd. De aanwezige bebouwing bestaat ook uit dieper gelegen alleenstaande woningen die minder overlast ondervinden van drukker verkeer. Een aandachtspunt is het grote hoogteverschil waardoor de weg kronkelt en via verschillende haarspeldbochten tegen de valleiwand naar boven gaat.

De oostwaartse route via Guilleminlaan is de aangewezen route voor autoverkeer. Mogelijk knelpunt is het onbeveiligd kruispunt met Edingseweg/Zonnebloemstraat (N495).

Illustratie 4.1 Route verkeer


Voor Gaverstraat wordt op basis van categorisering uitgegaan van een verkeersintensiteit van 100 pae/uur per richtingtijdens een avondspits. Guilleminlaan is van een hogere categorisering zodat gerekend wordt met een hogere verkeersintensiteit van 300 pae/uur. De verkeersgeneratie van 528 autobewegingen per uur tijdens een avondspits wordt opgedeeld in in- en uitrijdende pae. Minimum 217 en maximum 516 pae/uur rijden in, minimum 291 en maximum 719 pae/uur rijden uit. Zoals eerder verantwoordt, wordt rekening gehouden met een gemiddelde: 366 pae/uur inrijdend en 504 pae/uur uitrijdend. Er wordt vanuit gegaan dat op het einde van Gaverstraat 2/3de afslaat naar rechts en 1/3de afslaat richting centrum. In de richting Guilleminlaan - Zonnebloemstraat (N495) moet rekening gehouden worden met een verdubbeling van de huidige belasting (+336 pae/uur extra belasting voor het uitgaand wegvak). Het bevindt project zich op korte afstand tot het centrum van Geraardsbergen, waardoor het aandeel fietsers en voetgangers t.o.v. de totale verkeersgeneratie groter kan zijn dan wat in de kencijfers wordt aangegeven. Aandacht voor een duurzame modal split kan het aantal autobewegingen, en bijgevolg ook de belasting op het omliggende wegennet, beperken. Ook al zijn de huidige intensiteiten op het kruispunt Gaverstraat / Guilleminlaan beperkt, toch kan het project tijdens de avondspits een grote hoeveelheid verkeer genereren die aanleiding geeft tot vertragingen. Het gaat niet alleen om een toename van verkeer dat Gaverstraat uitrijdt en het conflict dat daardoor ontstaat door de voorrang die op Guilleminlaan geldt, maar ook om verkeer dat vanaf Guilleminlaan Gaverstraat wenst in te rijden om de Unal-site te bereiken en mogelijks gehinderd wordt door verkeer uit de stad. De centraal tussen de handelszaken gelegen parking telt 719 parkeerplaatsen, verdeeld over het winkelniveau (niveau Gaverstraat) en een parkeerniveau (niveau Dender) bouwlaag. Zo wordt voldaan aan de norm uit het PRUP - Unalsite (art. 2.1.7) die 3 parkeerplaatsen voor bezoekers per 100m² minimaal voorschrijft. Voor de oppervlakte die gerealiseerd wordt, zijn volgens het parkeervoorschrift van het RUP 711 parkeerplaatsen nodig, er worden er 719 voorzien. Momenteel zijn er in het ontwerp 159 fietsenstallingen voorzien, waarvan 65 op winkelniveau en 94 op parkeerniveau. De fietsenstallingen staan verspreid over de verschillende niveaus, in kleine clusters, zo dicht mogelijk bij de ingang van de winkels. Er worden in totaal 719 parkeerplaatsen voorzien, waarvan 19 voor andersvaliden bij de ingang van winkels. Ook stalplaatsen voor het laden en lossen van vrachtwagens zijn voorzien, aan de achterzijde van elke winkel. Om het nodige aantal parkeerplaatsen te kennen, heeft men een idee nodig van de gemiddelde parkeerduur. Voor winkels geeft het richtlijnenboek een gemiddelde parkeerduur op van 41 minuten. Dat betekent dat men min. 227 en max. 596 parkeerplaatsen nodig heeft. Zoals reeds eerder gezegd zal het gemiddelde van deze twee het best beantwoorden aan de hier aanwezige mengeling van winkels. Dit gemiddelde is 412 parkeerplaatsen. In het project worden 719 parkeerplaatsen (cfr. norm provinciaal RUP) voorzien, wat dus ruim voldoende is.


Zoals voor auto’s kan ook voor de fietsers het nodige aantal plaatsen worden berekend. Dezelfde parameters worden gehanteerd. Voor het personeel rekent men op 14% fietsers en voor de bezoekers op 11%. Zij hebben ca. 154 stalplaatsen nodig. In het project worden 159 plaatsen voor fietsen voorzien, wat dus voldoende is. Zoals reeds vermeld wordt voor de Gaverstraat uitgegaan van een verkeersintensiteit van 100 pae/uur per richting tijdens een avondspits. Guilleminlaan is van een hogere categorisering zodat kan gerekend worden met een hogere verkeersintensiteit van 300 pae/uur. Ten opzichte van de verkeersleefbaarheid van Gaverstraat is de restcapaciteit volgens deze aanname 150 pae/uur en voor Guilleminlaan 100 pae/uur (Zie onderstaande tabel). Bij ontwikkeling van de op de Unal-site voorziene bedrijfsruimte en kleinhandel, volgens het provinciaal RUP ‘afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen’, kan verwacht worden dat de verkeersbelasting op Guilleminlaan in die mate zal toenemen dat de weg de functie van een secundaire weg (type III) zal opnemen. De huidige categorisering van lokale weg type II is dan achterhaald. Een verhoogde categorisering is te verantwoorden gezien weinig woningen en andere functies zich direct langs de weg bevinden en de oversteekbaarheid dan ook minder een probleem vormt. Een hogere categorisering en capaciteit van de weg, betekent ook een hogere restcapaciteit. Er kan geconcludeerd worden dat een extra belasting van 336 pae/uur zonder probleem zich inpast binnen deze restcapaciteit (336 pae/uur t.o.v. restcapaciteit 900 pae/uur) waardoor de effectebn op de verkeersleefbaarheid neutraal blijven.

4.1.3 Milderende maatregelen

Voor het autoverkeer wordt in eerste instantie als milderende maatregel een links- en rechtsafslagstrook op het einde van Gaverstraat en een linksafslagstrook op Guilleminlaan voorgesteld. Het kruispunt Gaverstraat / Guilleminlaan heeft rondom voldoende ruimte om een optimale aansluiting tussen beide straten, rekening houdend met de lagere ligging van Gaverstraat, te organiseren. In tweede stap, als het voorzien van afslagstroken niet voldoende blijkt te zijn, kunnen verkeerslichten geplaatst worden op het kruispunt om de doorstroming tijdens de spits te verhogen. De capaciteit van de aansluiting van Guilleminlaan (N456) op Edingseweg (N455) kan door de invoering van een lichtenregeling verhoogd worden, zoals ook beschreven staat in de plan-MER van het gewestelijk afbakeningsRUP.

4.2 Discipline Bodem


In het projectgebied wordt in de bodemkaart de code OB gehanteerd, wat staat voor bebouwde zone. Een dergelijke code wordt gebruikt als het bodemprofiel door het ingrijpen van de mens gewijzigd of vernietigd is.


De valleigrond ten westen van het projectgebied geeft een indicatie van de natuurlijke bodemtypologie in het projectgebied. Deze valleigrond wordt gekenmerkt door een kleiige textuur. Hier komt hoofdzakelijk een drainageklasse f, zeer sterk gleyige grond met reductiehorizont voor. Daarnaast, in beperkte mate, komt ook drainageklasse G, gereduceerde gronden voor. De bodems hebben geen profielontwikkeling. Reden hiervoor is dat het alluviale gronden betreft. Het bodemgebruik op de Unalsite zelf is volledig geürbaniseerd.


Aanlegfase Gedurende de aanlegfase is een bemaling voorzien. Deze bemaling is noodzakelijk om de nodige grondwerken te kunnen uitvoeren. Om een beeld ter krijgen van de mogelijke zettingen ter hoogte van de naastgelegen gebouwen zijn zettingsberekeningen uitgevoerd. Uit deze berekeningen kwam naar voor dat ter hoogte van de bemaling de zettingen hoge waarde bevatten. De zettingen ter hoogte van gebouwen kunnen tot ca. 15 mm bedragen. Volgens richtlijnen van Aquafin mogen deze zettingen ter hoogte van woningen niet groter zijn dan 20 mm. Uit deze berekening, uitgevoerd door een studiebureau gespecialiseerd in stabiliteitsberekeningen, kan besloten worden dat aan deze eis voldaan wordt. De mogelijke zettingen ten gevolge van de bemaling kent dan ook geen negatieve effecten. Ter hoogte van de woningen zijn geen negatieve effecten te verwachten. De locaties waar tijdens de inrichtingsfase werkzaamheden zullen plaatsvinden zijn gelegen binnen het gebied dat op de bodemkaart staat aangegeven als verstoorde bodem. De verstoorde gronden zijn zodanig door de mens beïnvloed, dat de textuur, draineringklasse en de profielontwikkeling niet meer kunnen bepaald worden. Door de huidige activiteiten is in deze zone reeds een verdichting van de ondergrond veroorzaakt waardoor een neutraal effect zal ontstaan naar verdichting toe. De locaties waar er ingrepen zullen worden uitgevoerd hebben geen profielontwikkeling en een verstoorde bodem. Na de ingrepen blijft deze situatie ongewijzigd. Het effect op het bodemprofiel wordt als neutraal beoordeeld. Op het perceel kunnen verontreinigingen aanwezig zijn. Bij grondverzet zal grondverzetregeling van toepassing zijn waardoor er geen negatieve effecten verwacht worden. Indien verontreinigde grond voor reiniging wordt afgevoerd kan dit als positief beoordeeld worden. Het effect is neutraal. De hoeveelheid grond die uitgraven wordt voor de koffer onder het parkeerniveau, de grond afkomstig van de lager gelegen zone voor de buffering van het overstromingswater, de grond uit de helling achter de bestaande woningen in de Gaverstraat, plus ook de grond van ev. Funderingen, rioleringen e.d. zou grotendeels voldoende zijn voor de ophoging van het laagste winkelniveau. De grondbalans coor dit project zal dan ook gesloten zijn.


Exploitatiefase Het bodemgebruik blijft in de exploitatiefase urbaan. De winkeleenheden, evenals de loskades en loszones, zijn allen voorzien van een ondoorlatende bodemplaat. Er wordt dan ook geen effect verwacht naar bodemvervuiling door calamiteiten. De aan- en afrijstroken op het parkeerterrein bestaan uit asfalt. De kans op calamiteiten is hier eveneens verwaarloosbaar. In de asfaltlaag wordt gebruik gemaakt van het bindmiddel bitumen . Met bitumen als bindmiddel is er geen gevaar voor uitloging van milieuverontreinigende stoffen. In tegenstelling tot teer bevat bitumen een verwaarloosbare hoeveelheid PAK’s. Het effect op de bodemkwaliteit ten gevolge van dit project kan dan ook als neutraal beschouwd worden. Mogelijke erosie is zowel door de aanwezigheid van verharde oppervlaktes als groenzones met beplanting, zeer beperkt. Het effect is neutraal.


In de voorafgaande bemaling studie is aanbevolen om een 8-tal extra boringen uit te voeren. Op basis hiervan kan uitgesloten worden dat nergens veen in de ondergrond aanwezig is. Veen kan echter voor belangrijke zettingen zorgen gedurende bemalingsfases. Deze boringen kunnen een extra informatie leveren rond doorlaatbaarheid van de bodem. Dit dient dan ook uitgevoerd te worden.

4.3 Discipline Water


Het projectgebied wordt in het noorden begrensd door de Dender. De Dender is een bevaarbare waterloop tot 300 ton. Het gebied staat ingekleurd als een van nature overstroombaar gebied (NOG). In figuur 12.2 wordt de watertoetskaart weergegeven. In figuur 12.3 worden de natuurlijk overstroombare als de recent overstroombare zones weergeven. Ten zuiden van het projectgebied loopt een niet-geklasseerde waterloop. De waterloop stroomt in noordelijke richting en wordt een waterloop van 3de categorie. Vervolgens maakt de waterloop een bocht in oostelijke richting en stroomt verder in oostelijke richting. De waterloop verlaat vervolgens het projectgebied. Buiten het projectgebied, maar ten noorden en gelijklopend met de Dender, stroomt de Korte Lakebeek. Deze is een waterloop van 3de categorie, die verder in oostelijke richting stroomt en een waterloop van 2de categorie wordt. Volgens de kwetsbaarheidskaart voor grondwater situeert het studiegebied zich in een zone die matig kwetsbaar is voor grondwater. De watervoerende laag bestaat uit leemhoudend of kleihoudend zand en de deklaag is minder dik dan 5 m en/of zandig. De gemiddelde grondwaterstand is 18,07 mTAW (0,7 m-mv). De laagste grondwaterstand op het terrein bedraagt 17,04 mTAW (1,42 m-mv). De hoogste grondwaterstand bedraagt 18,59 mTAW (0,46 m-mv).



Aanlegfase Gedurende de aanlegfase is een bemaling voorzien. Deze bemaling is noodzakelijk om de nodige grondwerken te kunnen uitvoeren. Door de bemaling worden ter hoogte van het project tijdelijk aanzienlijke dalingen van de grondwaterstand verwacht. Het vochtleverend vermogen van de bodem zal hierdoor tijdelijk verminderen. Door de bemaling kan dan ook aangenomen worden dat er een tijdelijk negatief effect zal optreden op de grondwaterkwantiteit. Deze is echter beperkt in omvang. Bij de discipline Bodem is aangegeven dat de kans op verontreiniging van de bodem tot een minimum beperkt is. Dit betekent eveneens dat de kans op verontreiniging van het grondwater tot een minimum beperkt is. Exploitatiefase Aangezien het projectgebied in overstromingsgevoelig gebied ligt wordt voorzien in buffering met vertraagde afvoer. Infiltratie is niet mogelijk door de hoge grondwaterstanden. Er wordt voorzien in een buffervolume van 832 m³ en de vertraagde afvoer wordt gerealiseerd door een afvoersysteem van 495 m³. Het buffervolume alleen is al ruim voldoende om de berekende piekafvoeren te bufferen en te voldoen aan het maximale lozingsdebiet. Een contaminatie van het oppervlaktewater kan mogelijk wel plaatsvinden via de afstroom van hemelwater van parkings of vervuilde verharde oppervlakten. Zonder kws-afscheider, kan een contaminatie niet uitgesloten worden. Gezien het risico op contaminatie veeleer beperkt is, wordt het effect als beperkt negatief beoordeeld. Er wordt overstromingsvrij gebouwd. Hierdoor is er geen wijziging in het overstromingsrisico ten opzichte van de huidige situatie. Het perceel zelf loopt dezelfde kans om te overstromen, maar andere percelen langs de Dender worden niet extra kwetsbaar door de ingreep. Het effect wordt dan ook als neutraal beschouwd. Er zijn geen reliëfwijzigingen door uitgraving en grote ondergrondse constructies voorzien. De grondwaterstroming zal dus niet wijzigen. Het effect is neutraal.

4.4 Discipline Geluid en trillingen


De Unalsite is een industriegebied en wordt in het noorden begrensd door de Dender en in het westen door de spoorlijn. Binnen de ‘Unalsite’ zijn op de omliggende percelen bedrijven gevestigd die een verhoging in het achtergrondgeluid kunnen veroorzaken. Het verkeer afkomstig van deze inrichtingen zorgt voor een verhoging van het achtergrondgeluid op de directe omgeving van deze ontsluitingswegen. De kritische plaatsen voor geluid bevinden zich hoofdzakelijk ter hoogte van het aanpalende woongebied langsheen de Gaverstraat. Ten noorden van de site is naast een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut een bufferzone gelegen.


In het kader van de Plan-MER Afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen zijn geluidsmetingen uitgevoerd op 06/05/2011ter hoogte van het projectgebied. Er werden geluidsniveaus gemeten van 48 tot 62 dB(A).


Aanlegfase Gedurende de aanlegfase zal er in de dagperiode een verhoging optreden van het omgevingslawaai. De stijging van het omgevingslawaai zal echter variëren van locatie tot locatie. Het effect van de aanlegfase kan dan ook negatief zijn voor sommige locaties. Echter zal dit beperkt in ruimte en tijd zijn vermits de werken niet op alle plaatsen gelijktijdig zullen uitgevoerd worden. Exploitatiefase In de exploitatiefase dient een onderscheid gemaakt te worden voor de nacht- (neutraal) en de dagperiode. Voor de dagperiode is een duidelijke verhoging van het geluidsniveau ten gevolge van verkeerslawaai berekend in de evaluatiepunten. De stijging varieert afhankelijk van de locatie van 2 tot 7 dB(A). Zowel van de laad- en losactiviteiten als de technische installaties wordt geen geluidsimpact verwacht. Ten gevolge van het verkeer kan een negatief effect verwacht worden in de Gaverstraat. De globale evaluatie wordt negatief beschouwd voor de exploitatie.

4.5 Discipline Lucht


De luchtkwaliteit in Vlaanderen wordt opgevolgd door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) via onder meer het telemetrisch meetnet dat instaat voor de opvolging van de algemene luchtkwaliteit voor de voornaamste luchtgassen en voor het fijne stofgehalte. Het meest nabij gelegen meetstation is het meetstation 44N051. Het station situeert zich in de Ankerstraat te Idegem, een deelgemeente van Geraardsbergen. Het meetstation in Idegem registreert de parameter ozon en sinds 19/5/2011 de parameter NO2. Voor de andere parameters zijn er geen waarnemingen beschikbaar in verband met de luchtkwaliteit. Het jaargemiddelde in dit meetpunt bedroeg 44 µg/m³ (2011). Het maximum dagelijks 8-uur gemiddelde bedroeg 66 µg/m³. Voor NO2 bedroeg het gemiddelde op basis van uurwaarden 13 µg/m³ en op basis van dagwaarden 14 µg/m³. Er is voor de beschrijving van de referentiesituatie ook gebruik gemaakt van gebiedsdekkende kaarten die door VMM berekend zijn met betrekking tot ondermeer NO2. De NO2-concentratie wordt ter hoogte van het projectgebied geraamd op 20 tot 25 µg/m3.



Aanlegfase Het effect ten gevolge van het werfverkeer op de luchtkwaliteit is verwaarloosbaar. Bij de afbraak van de bestaande gebouwen kan er stofvorming en stofoverlast voorkomen. Werfverkeer op onverharde wegen kan eveneens stofhinder veroorzaken. Door de beperkte afbraakwerkzaamheden ( is deels uitgevoerd) en de beperkte verkeersbewegingen op de site is het effect verwaarloosbaar. Exploitatiefase In CAR Vlaanderen is de mogelijkheid opgenomen om voor de jaren 2015 en 2020 te rekenen. Voor deze beide jaren is dan ook een simulatie uitgevoerd. Op basis van de mobiliteitsgegevens kan aangenomen worden dat voor zowel de Gaverstraat als de Guilleminelaan (richting N495) op 5 m van de wegas voor het jaar 2015 een significant negatief effect zal optreden voor de parameter NO2. Richting centrum zal een relevante impact optreden voor deze parameter. Er dient wel opgemerkt te worden dat er geen overschrijdingen van de norm te verwachten zijn. Voor de parameter PM10 als PM2,5 kan er aangenomen worden dat er zowel op de Gaverstraat als de Guilleminlaan –(N496) een beperkt negatief effect optreedt. Richting centrum wordt een verwaarloosbaar of neutraal effect verwacht. Voor PM10 zal er ter hoogte van de onderzochte wegen een stijging in het aantal overschrijdingen zijn. De 35 toegestane overschrijdingen worden niet bereikt. Voor het jaar 2020 kan aangenomen worden dat de bijdrage ten opzichte van de milieukwaliteitsnorm iets zal dalen. Alleen voor de parameter PM2,5 (richting centrum ) is eer wijzigingen te verwachten in de beoordeling. Het effect zal hier neutraal worden.


Door het stimuleren van vervoersmanagement zal er vaker voor een milieuvriendelijk alternatief zoals de fiets, het openbaar vervoer of het carpoolen gekozen worden. Hierdoor zal de omvang van het verkeer dan ook merkbaar afnemen en tegelijk ook de verkeersgerelateerde emissies over het totaal woontraject. Succesvol vervoersmanagement zal een positief effect op de leefbaarheid met zich meebrengen. Het resultaat is echter moeilijk te kwantificeren. Door de grote onzekerheid in het resultaat is er geen wijziging in de beoordeling.

4.6 Discipline Fauna en flora


De vegetatie wordt besproken aan de hand van de biologische waarderingskaart (BWK). Het volledige projectgebied is aangeduid als biologisch minder waardevol. De aanduiding van het vegetatietype is urbaan gebied (industrie). Er zijn geen precieze faunagegevens gekend voor het projectgebied zelf. Daarom worden algemene gegevens uit de omgeving van het projectgebied besproken. Hierbij wordt voornamelijk gefocust op soortgroepen die mogelijk een effect zouden kunnen ondervinden van verstoring en dan voornamelijk geluids- en lichtverstoring. Soortgroepen die gevoelig zijn voor deze factoren zijn voornamelijk vogels, vleermuizen en vissen (trillingen).



Aanlegfase Binnen het projectgebied wordt de aanwezige vegetatie grotendeels vernietigd. Enkel waar in het inrichtingsplan groenzones voorzien zijn, kan de huidige vegetatie eventueel behouden blijven. Er komen echter in het projectgebied weinig tot geen waardevolle vegetaties voor. De belangrijkste worden gevormd door hoogstammige bomen, met name de populieren achter het INBO-gebouw en de bomen langs de afscheiding van de Gaverstraat. De populieren blijven in de geplande situatie van het project behouden. De overige vegetaties worden nagenoeg allemaal verwijderd. Gezien de toch relatief beperkte ecologische waarde van deze struiken en grasveldjes, wordt het totale effect neutraal beoordeeld. In de aanlegfase zal er een toename zijn van het geluid. Voor vogelsoorten is 45 dB(A) de grens voor verstoring. Vanuit deze vergelijking, neemt de verstoring slechts in geringe mate toe en zal ze door de voldoende uitwijkmogelijkheden geen effect hebben op de vogels in de omgeving. Het effect wordt beperkt negatief ingeschat Exploitatiefase De belangrijkste receptor voor het verkeersgeluid wordt gevormd door de pleisterende watervogels en steltlopers op de Dender (aangeduid op signaalkaart). Het bijkomende geluid beperkt zich hier tot het gedeelte waar het verkeer de Dender overgaat via de brug. In de huidige situatie is hier ook al een verhoogd geluidsniveau aanwezig, zodat het bijkomende effect van geluidshinder op de avifauna op de Dender neutraal beoordeeld wordt. Voor fauna liggen er verder geen verstoringsgevoelige zones in de buurt van deze wegen. Op deze wegen is momenteel immers al wegverkeer aanwezig, zodat mag worden aangenomen dat de verstoringsgevoelige soorten zich niet vlakbij ophouden zijn geen gegevens beschikbaar over de aanwezigheid van vleermuizen in de buurt van het projectgebied. Samenvattend kan gesteld worden er bijkomstige leefgebied gecreëerd wordt in het projectgebied. Dit zal voornamelijk een gunstig effect hebben op cultuurvolgers en soorten die gebonden zijn aan hagen, bomen, etc. zoals vogels en kleine zoogdieren. Het effect is beperkt positief. Rekening houdende met het voorzorgsprincipe, wordt ervan uit gegaan dat er ter hoogte van de Dender mogelijks waterminnende vleermuizensoorten voorkomen. Deze kunnen een negatief effect ondervinden van bijkomende verlichting ter hoogte van het projectgebied. Het gaat om een permanente verstoring van (Europees beschermde) verstoringsgevoelige soorten. Rekening houdend met de onzekerheid over de aanwezigheid van de vleermuizen enerzijds en met de uitwijkmogelijkheden langsheen de Dender anderzijds, wordt het effect relevant negatief ingeschat. Het project vormt een verwaarloosbare wijziging in de bereikbaarheid of samenhang van het gebied.



Er wordt voor de discipline fauna en flora één dwingende maatregel omschreven, namelijk voor het milderen van de lichthinder naar waterminnende vleermuizen toe. Indien de milderende maatregel wordt toegepast wordt het effect van lichtverstoring op de vleermuizen beperkt negatief ingeschat

4.7 Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en arc heologie


Op de 18e eeuwse kaart van de Ferraris is de kern van Geraardsbergen duidelijk herkenbaar. Het projectgebied situeert zich aan de zuidkant van deze kern. Er bevindt zich een gebouw met moestuinen. Tegen de Dender bevinden zich drassige weilanden en een bosje met kreupelhout. Ten zuiden van het gebouw is een akker gelegen, die aansluit op de akkergebieden op de hellingen ten oosten van het projectgebied. Ter hoogte van het projectgebied takt de Dender af in drie armen die in Geraardsbergen terug samen komen. Op de Unalsite vestigde zich in 1850 een luciferfabriek. In 1912 fusioneerde die met andere luciferbedrijven tot de Union Allumettière U.A. In 1944 opent een groot industrieel complex. In 1998 sluit Swedish Match definitief de fabriek. Sinds de sluiting is de site in reconversie. Enkele van de oude gebouwen zijn nog aanwezig. Het projectgebied ligt in stedelijk gebied omringd door het traditionele landschap ‘Pajottenland’ dat deel uitmaakt van het traditionele landschap ‘Zandleem –en leemstreek’. In de nabijheid van het projectgebied is het beschermd landschap ‘De Bleek’ (definitief beschermd landschap 4.03/41018/111.1/O000516). Dit landschap tussen de stuwsluis op de Dender en de Guilleminlaan is beschermd sinds 1942.


Aanlegfase Tijdens de aanlegfase zal het projectgebied één grote werf worden. De werken zijn echter van beperkte duur. Hierdoor kan het effect op het landschapsbeeld en de landschapsbeleving van omwonenden en voorbijkomende voetgangers en fietsers als neutraal beoordeeld worden. In het projectgebied zijn er geen aanwijzing voor archeologisch erfgoed. Daar er geen ontgraving plaatsvindt, treedt er geen wezenlijke verandering van de toestand van eventueel aanwezig archeologisch erfgoed op. Het effect wordt als neutraal beoordeeld. Exploitatiefase Door de bouw van een winkelcentrum zal het landgebruik positief beïnvloed worden ten opzichte van het huidige gebruik (industriële gebouwen in verval). De bestaande functie van het terrein als bedrijvigheidszone wordt versterkt. Het effect wordt hier als beperkt positief beoordeeld


In vergelijking met de bestaande toestand verandert er weinig op macro- en mesoschaal. De huidige verhouding tussen de bestaande bebouwing, de groene buffer en het industrieterrein blijft ongewijzigd. Op microschaal is de invulling van het terrein momenteel weinig gestructureerd, met veel verschillende typen bedrijven en bouwvallen door elkaar. Een meer gestuurde invulling zal meer structuur aanbrengen op microschaal. Het effect is beperkt positief. Door de aanwezigheid van een groenbuffer met een hoogte tot 12 m, de aanwezigheid van dichte begroeiing en bomen zal het effect naar de nabijgelegen woningen verwaarloosbaar zijn waardoor het landschapsbeeld geen invloed ondervindt. De oude gebouwen relateerden aan de historische activiteiten (stekskesfabriek) op het terrein. Deze relatie met het verleden zal verdwijnen. Gezien de vervallen staat van de gebouwen die er nog staan, wordt het effect als licht negatief beoordeeld

4.8 Discipline Mens - Overige aspecten


Binnen het studiegebied is er mogelijks hinder van de omliggende bedrijven (geluidshinder en stof) en van het verkeer op de aanpalende straten. Binnen het projectgebied is het risico op overstromen aanzienlijk. Ook alle aangrenzende gebieden zijn overstromingsgevoelig.


Aanlegfase In de aanlegfase worden geen effecten op overstromingen verwacht. Gedurende de aanlegfase kan er hinder verwacht worden ten gevolge van geluidshinder. Dit zal in de week gedurende de dagperiode voorkomen. Het effect hiervan is beperkt negatief. Exploitatiefase Er wordt overstromingsvrij gebouwd. Hierdoor is er geen wijziging in het overstromingsrisico ten opzichte van de huidige situatie. Het perceel zelf loopt dezelfde kans om te overstromen, maar andere percelen langs de Dender worden niet extra kwetsbaar door de ingreep. Het effect wordt dan ook als neutraal beschouwd. Het project geeft aanleiding tot een stijging van het geluidsniveau (gedurende het spitsuur) ten opzichte van de bestaande situatie. Deze worden hoofdzakelijk door het toenemende verkeer op straatniveau verwacht. Vooral in de Gaverstraat zal er dan ook een belangrijke stijging van het aantal licht gehinderden of beperkte stijging ernstig gehinderden zijn. Door de extra uitstoot aan verkeersemissies zal de luchtkwaliteit verslechteren op de ontsluitingswegen. Er kan dan ook aangenomen worden dat ook hier het aantal licht gehinderde of beperkte stijging van de ernstig gehinderden stijging een stijging zal kennen.



Milderende maatregelen uit de discipline geluid en lucht dienen overgenomen te worden. Deze hebben hun weerslag op hinder.


5 GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

Het projectgebied ligt op iets meer dan 1 km van de gewestgrens. Gezien de ligging van het projectgebied en de zones waar effecten voorkomen, zijn er geen grensoverschrijdende effecten.

6 EINDCONCLUSIE

De eindbeoordeling voor de discipline Bodem is neutraal. Ten gevolge van de bemaling blijft in de aanlegfase het effect beperkt negatief voor de discipline water. In de exploitatiefase is het effect neutraal. Voor de discipline Mens-mobiliteit zijn er negatief effecten te verwachten ten gevolge van de verkeersgeneratie. Het effect van de discipline Lucht en geluid komt voort uit de wijziging van het verkeer. Voor de discipline Fauna en flora is komen de belangrijkste effecten immers voort uit de lichtverstoring. De discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie is neutraal tot positief door het verlies van de cultuurhistorische waarde kan er een beperkt negatief effect verwacht worden. Globaal is het effect voor de discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie echter neutraal. In tabel 6-1 worden de milderende maatregelen weergegeven. Tabel 6-1 Milderende maatregelen

Milderende maatregel Effect

Mobiliteit

Links- en rechtsafslagstrook Betere doorstroming

Vervoersmanagement: stimuleren milieuvriendelijk vervoer

(werknemers, bezoekers)

Minder verkeer van en naar de site

Aansluiting Guilleminlaan (N456) op Edingseweg lichtenregeling Verhoging capaciteit

Discipline lucht

Bevorderen omschakelen andere vervoersmodi Minder verkeer van en naar de site

Toegankelijkheid bevorderen andere veroersmodi ( bv laadpalen) Minder vervuilend verkeer van en naar de site

Extra groen voorzien Zuiverende werking

Discipline Fauna en flora

Verminderen lichthinder Minder verstoring bij vleermuizen


7 LIJST VAN AFKORTINGEN

• ANB Agentschap voor Natuur en Bos • AROHM Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en

Landschappen; actueel: Vlaamse Overheid, Departement ROW, Agentschap Ruimtelijke Ordening - Onroerend Erfgoed Vlaanderen

• AWP2 Algemeen waterkwaliteitsplan • AWV Agentschap Wegen en Verkeer • BBI Belgische Biotische Inde • BGD Belgische Geologische Dienst • BPA Bijzonder Plan van Aanleg • BVO Bruto vloeroppervlakte • BWK Biologische Waarderingskaart • CBRE CB Richard Ellis • CZV Chemisch zuirstofverbruik • DHM Digitaal hoogtemodel • DOV Databank Ondergrond Vlaanderen • Gen Grote Eenheden Natuur • Pae Personenauto-equivalent • GENO Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling • GNOP Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan • GRUP Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan • IAP Instituut voor Archeologisch Patrimonium • IN Instituut voor Natuurbehoud; actueel INBO • IVON Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk • KMI Koninklijk Meteorologisch Instituut • LNE Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie • LWO Lokaal Wateroverleg • MER Milieueffectrapport • Mer milieueffectrapportage • NOG Natuurlijk Overstroombare gebieden • OVAM Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij • PRS Provinciaal Ruimtelijk structuurplan • ROG Recent Overstroomde Gebieden • RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen • RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan • RWZI Rioolwaterzuiveringsinstallatie • TAW Tweede Algemene Waterpassing • VEN Vlaams Ecologisch Netwerk • VGM Vlaams Grondwatermodel • VHA Vlaamse Hydrografische Atlas • VLAREA Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming- en beheer • VLAREBO Vlaams reglement betreffende de bodemsanering • VLM Vlaamse Landmaatschappij • VMM Vlaamse Milieu Maatschappij


FIGUREN

Lessines

Geraardsbergen

Lierde

Galmaarden

0 250 500 750 1.000Meters

LegendaProjectgebiedGrens Vlaanderen - WalloniëGemeentegrenzen

Path:

\\corp

orater

oot.n

et\glo

baldf

s\Site

s\BE-

Mech

elen\p

rojec

t\9Y2

005\T

echn

ical_D

ata\fig

uren\T

_hoo

fddoc

umen

ten\10

0_9y

2005

01.m

xd

N

Figuur:

Datum: Schaal:Titel:

Opdrachtgever:

Project:

1:25000

Bron:

Groep Vanhee

Project-MER UNAL Geraardsbergen 2.1Situering projectgebied

24/09/2013

© N ATIONAAL GEOGRAFISCH INSTITUUT - ABDIJ TER KAMEREN 13 1000 BRUSSEL - TEL 02/629 82 82

Haskoning Belgium NV/SACampus Mechelen

Schal iënhoevedreef 20D2800 Mechelen

(te l) +32 (0)15 40.56.56(fax) +32 (0)15 40.56.57

[email protected]

Guilleminlaan (N496)

Gaverstr

aat

Dender

Overboelare

Nederboelare

Duitsenbroek

Arduinbos

Onkerzele

Moerbekebos

Overberg

Karkoolbos

Moerbeke

Vlaams gewest

Waals gewest

Lessines

Geraardsbergen

Lierde

Galmaarden

0 250 500 750 1.000Meters

LegendaProjectgebiedGrens Vlaanderen - WalloniëGemeentegrenzen

Path:

\\corp

orater

oot.n

et\glo

baldf

s\Site

s\BE-

Mech

elen\p

rojec

t\9Y2

005\T

echn

ical_D

ata\fig

uren\T

_hoo

fddoc

umen

ten\10

1_9y

2005

01.m

xd

N

Figuur:


Opdrachtgever:

Project:

1:25000

Bron:

Groep Vanhee

Project-MER UNAL Geraardsbergen 2.2Toponiemenkaart

24/09/2013




(te l) +32 (0)15 40.56.56(fax) +32 (0)15 40.56.57

[email protected]

0 100 200 300 400Meters

LegendaProjectgebied

Gewestplan150c- bestaande hoofdverkeerswegen150e- bestaande spoorwegen150k- bestaande hoogspanningsleidingen0100- woongebied0101- woongebied met kultureel, historische en/of esthetische waarde0102- woongebied met landelijk karakter0105- woonuitbreidingsgebied0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut0401- gebieden voor dagrecreatie0402- gebieden voor verblijfrecreatie0500- parkgebieden0600- bufferzones0700- groengebied0701- natuurgebied0702- natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten0800- bosgebieden0900- agrarische gebieden0901- landschappelijk waardevolle gebieden0931- kleintuingebied1000- industriegebieden1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's1504- bestaande waterwegen

Path:

\\corp

orater

oot.n

et\glo

baldf

s\Site

s\BE-

Mech

elen\p

rojec

t\9Y2

005\T

echn

ical_D

ata\fig

uren\T

_hoo

fddoc

umen

ten\11

4_9y

2005

01.m

xd

N

Figuur:


Opdrachtgever:

Project:

1:15000

Bron:

Groep Vanhee

Project-MER UNAL Geraardsbergen 4.3Gewestplan 24/09/2013




(te l) +32 (0)15 40.56.56(fax) +32 (0)15 40.56.57

[email protected]

DENDER

KORTE LAKEBEEK

MOLENBEEK

GAVENGRACHT

BOREKENSBEEK

0 100 200 300 400Meters


waterlopenBevaarbaarCategorie 1Categorie 2Categorie 3Niet in categoriën opgedeeld

OverstromingsgevoeligheidEffectief overstromingsgevoeligMogelijk overstromingsgevoelig

Path:

I:\9Y

2005

\Tech

nical_

Data\

figure

n\T_h

oofdd

ocum

enten

\108_

9y20

0501

.mxd

N

Figuur:


Opdrachtgever:

Project:

1:10000

Bron:

Groep Vanhee

Project-MER UNAL Geraardsbergen 12.2Watertoetskaart

24/09/2013




(te l) +32 (0)15 40.56.56(fax) +32 (0)15 40.56.57

[email protected]

DENDER

KORTE LAKEBEEK

MOLENBEEK

GAVENGRACHT

BOREKENSBEEK

0 100 200 300 400Meters


waterlopenBevaarbaarCategorie 1Categorie 2Categorie 3Niet in categoriën opgedeeldRecent overstroomde gebieden

Natuurlijjke overstromingsgebiedenWaterloopWaterloop/ModderAfstromend water

Path:

I:\9Y

2005

\Tech

nical_

Data\

figure

n\T_h

oofdd

ocum

enten

\116_

9y20

0501

.mxd

N

Figuur:


Opdrachtgever:

Project:

1:10000

Bron:

Groep Vanhee

Project-MER UNAL Geraardsbergen 12.3NOG en ROG

24/09/2013




(te l) +32 (0)15 40.56.56(fax) +32 (0)15 40.56.57

[email protected]

De ontwikkeling van een kleinhandelszone ... -...

Documents

Transcript of De ontwikkeling van een kleinhandelszone ... -...