De modererende variabelen in de relatie tussen...
Transcript of De modererende variabelen in de relatie tussen...
UUNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE
EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2000-2001
De modererende variabelen in de relatie tussen marktgericht
management en performantie
Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van
licentiaat in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Nico De Schryver
Onder leiding van
Prof. Dr. D.Van den Poel
“Ondergetekende Nico De Schryver bevestigt hierbij dat onderhavige scriptie mag worden
geraadpleegd en vrij mag worden gefotokopieerd. Bij het citeren moet steeds de titel en de
auteur van de scriptie worden vermeld”
Nico De Schryver
DANKWOORD
Hiermede zou ik enkele personen wensen te bedanken voor hun medewerking bij de realisatie
van mijn thesis.
Eerst en vooral Professor Dr. Dirk Van den Poel, promotor van mijn thesis, en zijn assistent
dhr. Filip De Boeck, voor hun deskundige begeleiding.
Mijn dankbetuigingen gaan eveneens uit naar de vele managers die hun medewerking hebben
verleend aan mijn onderzoek.
Verder wil ik mijn ouders, mijn zus en mijn vriendin bedanken voor hun blijvende steun en
aanmoediging tijdens mijn studieperiode.
Tenslotte een woord van dank aan alle andere mensen die rechtstreeks een ruggesteun waren
in het tot stand komen van mijn thesis.
LIJST VAN BIJLAGEN
Bijlage 1: Begeleidende brief na telefonisch onderhoud
Bijlage 2: Begeleidende brief zonder telefonisch onderhoud
Bijlage 3: Vragenlijst
Bijlage 4: Cronbach’s alfa marktgerichtheid organisatiesysteem
Bijlage 5: Cronbach’s alfa marktgerichtheid informatiesysteem
Bijlage 6: Cronbach’s alfa CRM
Bijlage 7: Cronbach’s alfa marktgerichtheid planningssysteem
Bijlage 8: Cronbach’s alfa marktgerichtheid controlesysteem
Bijlage 9: Cronbach’s alfa marktgerichtheid human resource
Bijlage 10: Cronbach’s alfa performantie
Bijlage 11: Cronbach’s alfa marktturbulentie
Bijlage 12: Cronbach’s alfa technologische turbulentie
Bijlage 13: Cronbach’s alfa vijandigheid concurrentie
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1: De drie gedragscomponenten van marktgerichtheid 6
Figuur 2: De elementen van een marktgerichte onderneming 10
Figuur 3: Het marktgerichte proces voor het leren van markten door het aanvoelen
van de markten 12
Figuur 4: Het vormen van een relatie 14
Figuur 5: De virtueuze cirkel van trouw 14
Figuur 6: De verschillende benaderingen van marktgerichtheid 19
Figuur 7: Marktgerichtheid 22
Figuur 8: De systeembenadering 24
Figuur 9: Marktgerichtheid, competitief voordeel en bedrijfsperformantie 38
Figuur 10: De relatie tussen marktgerichtheid, klantentevredenheid en winstgevendheid 40
Figuur 11: De productlevenscyclus 59
Figuur 12: De PLC-stretching 61
Figuur 13: Onderzoeksmodel relatie marktgericht management en performantie 75
Figuur 14: Onderzoeksmodel modererende variabelen 76
Figuur 15: Resultaten relatie marktgericht management en performantie 89
Figuur 16: Resultaten modererende variabelen 100
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1: Verschillen in waarden en normen tussen een marktgerichte onderneming en een
‘self centered’ onderneming 11
Tabel 2: Aanwezigheid elementen van een marktgerichte onderneming in de Markor
schaal 21
Tabel 3: Aanwezigheid elementen van een marktgerichte onderneming in de Markor en
Mktor schaal 23
Tabel 4: Aanwezigheid elementen van een marktgerichte onderneming in de Markor,
Mktor en systeembenadering schalen 26
Tabel 5: Overzicht reeds verrichte marktgerichtheid - performantie onderzoeken 43
Tabel 6: Overzicht reeds verrichte onderzoeken naar modererende variabelen in de
marktgerichtheid – performantie relatie 53
Tabel 7: Overzicht Cronbach’s alfa’s 77
INLEIDING
Marktgerichtheid staat voor het geheel van acties die slaan op het identificeren van
klantenbehoeften en acties van de concurrenten, het verspreiden en delen van deze informatie
doorheen de hele onderneming, en het op een gecoördineerde, tijdige en voordelige manier
reageren op deze informatie. Het wordt zowel door managers als academici aanzien als een
belangrijke sleutel tot succes. Harris (1996a, p.25) vernoemt zelfs dat de ontwikkeling van
een marktgerichte visie aanzien wordt als één van de belangrijkste zaken voor ondernemingen
in het volgende decennium.
In de huidige globale competitieve omgeving verwachten de consumenten immers meer en
wordt wel eens beweerd dat ze minder merkentrouw zijn. Grote ondernemingen zoals IBM en
General Motors leken op een bepaald moment onkwetsbaar omwille van hun
marktdominantie. Beide ondernemingen hebben zich volledig moeten reorganiseren en
herstructureren om te kunnen inspelen op veranderende behoeften en op de voorgrond
tredende competitieve krachten. Ondernemingen moeten als het ware marktgericht worden
omdat in hun omgeving, verandering het enige is dat constant blijft. De behoeften,
demografische kenmerken, levensstijlen en consumptiegedragingen van de consumenten zijn
aan het veranderen en zullen blijven veranderen. Ook de concurrenten wijzigen omwille van
de opkomst van nieuwe technologieën en veranderende barrières wat buitenlandse
concurrentie betreft. Bijgevolg zullen de ondernemingen, die deze verandering begrijpen en in
staat zijn om naast reactief ook anticipatief te reageren op deze veranderingen, overleven en
groeien in deze omgeving.
Marktgerichtheid is eigenlijk de centrale component van het meer algemene marketing
concept, de bron van alle hedendaagse studies in de Marketing. Omwille van de grote
relevantie voor managers staat marktgerichtheid reeds vijf jaar als topprioriteit voor
onderzoek aangeschreven door het Marketing Science Institute (Deshpandé en Farley, 1998).
Gedurende de laatste tien jaar is er een significante progressie op te merken wat betreft
onderzoeken in het domein van marktgerichtheid. De focus lag in het begin vooral op de
definiëring van marktgerichtheid (a), het ontwikkelen van meetschalen om het construct te
operationaliseren (b), het identificeren van antecedenten (en/of barrières) (c) en het proberen
aantonen van de relatie tussen marktgerichtheid en performantie. Dit laatste was nodig omdat
marketeers reeds lange tijd de voordelen van marktgerichtheid aan het verkondigen waren
(Lusch en Laczniak, 1987).
Er zijn twee strekkingen ontstaan binnen marktgerichtheid: de culturele benadering en de
gedragsbenadering. Omdat tot op twee jaar geleden nog geen aanduiding en meetschaal
bestond over de mate waarin managementsystemen marktgericht waren en marktgerichtheid
bijna uitsluitend terug te vinden was in marketing literatuur, is er in 1999 een nieuwe
benadering ontstaan, namelijk de “systems-based approach” (Becker en Homburg, 1999) en
kwam de klemtoon te liggen op marktgericht management.
Reeds vele studies hebben uitgewezen dat marktgerichtheid leidt tot een hogere performantie.
Dit is tot op heden nog niet onderzocht voor België. Bovendien heeft slechts één studie
aangetoond dat deze relatie ook bestaat tussen marktgericht ‘management’ en performantie,
dit in Duitsland (Becker en Homburg, 1999).
Vermits de implementatie van marktgerichtheid een tijdrovend en kostelijk proces is kan men
zich ook afvragen of het in sommige omgevingen wel noodzakelijk is over te gaan tot een
hoge mate van marktgerichtheid. Slechts enkele onderzoeken hebben zich hier reeds op
toegelegd, maar de meeste onder hen werden gekenmerkt door onvolledigheden (zoals
bijvoorbeeld het gebruik van te weinig performantiemaatstaven). Bovendien zijn enkele
modererende variabelen noch niet onderzocht, zoals de imitatiegraad, de aanwezigheid van
substituutproducten, de complexiteit van de markt, de globaliteit van de markt, het
marktaanbod en de productlevenscyclus. Daarbij komt nog dat nog nooit een onderzoek is
gedaan naar de modererende variabelen tussen marktgericht management en performantie,
iets wat Becker en Homburg ook vermelden in hun aanbevelingen voor verder onderzoek
(Becker en Homburg, 1999, p. 33).
Als laatste kan ook vermeld worden dat er in de marketingliteratuur twee stromingen terug te
vinden zijn die mekaar als het ware aanvullen. Zo vinden wij dat Customer Relationship
Management (CRM) eigenlijk nauw aansluit met, enerzijds klantgerichtheid die we
terugvinden bij marktgerichtheid, en anderzijds het vermogen om relaties te leggen met de
meest waardevolle klanten dewelke één van de drie ‘capabilities’ is waarover een
marktgerichte onderneming moet beschikken.
Dit eindwerk bestaat uit twee basisdelen. Het eerste deel kan omschreven worden als het
theoretische deel, waarin de verschillende aspecten van marktgerichtheid worden besproken.
Het tweede deel of het praktische gedeelte omvat het onderzoek. Hierin voeren we een
onderzoek naar de relatie tussen marktgericht management en performantie en de variabelen
die deze relatie modereren.
Het eerste deel bestaat op zijn beurt uit drie hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk wordt marktgerichtheid besproken, meer specifiek de drie
gedragscomponenten van marktgerichtheid, de elementen van een marktgerichte
onderneming, de benaderingen van marktgerichtheid en de barrières die kunnen optreden bij
de implementatie.
Het tweede hoofdstuk behandelt de relatie tussen marktgerichtheid en performantie. Hierin
besteden we eerst en vooral aandacht aan de theoretische relatie en daaropvolgend wordt een
algemeen overzicht gegeven van de reeds gevoerde empirische onderzoeken. Deze worden
vervolgens onder de loep genomen.
De bespreking van de modererende variabelen in de relatie tussen marktgerichtheid en
performantie is aan de orde in het derde hoofdstuk.
Het tweede deel omvat het onderzoek en bestaat uit twee hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk wordt de methodologie van het onderzoek besproken. Meer specifiek
wordt hier de doelgroep besproken, de steekproeftrekking, de gegevensverzamelingsmethode,
de opstelling van de vragenlijst, de gegevensverwerkingsmethode en de beschrijvende
statistiek.
In het tweede hoofdstuk worden de vooropgestelde hypothesen statistisch getest. Eerst en
vooral onderzoeken wij de relatie tussen marktgericht management en de algemene
performantie. Vervolgens onderzoeken wij de relaties tussen marktgericht management en de
verschillende individuele performantiemaatstaven. Dan worden de relaties tussen de
marktgerichtheid van de verschillende managementsystemen en de algemene maatstaf van
performantie getest. Tenslotte wordt een onderzoek uitgevoerd naar de eventuele variabelen
die de relatie tussen marktgericht management en performantie modereren. We onderzoeken
met andere woorden in welke omstandigheden de relatie tussen marktgericht management en
performantie verzwakt of versterkt wordt om zodoende een antwoord te kunnen geven op de
vraag wanneer een hoge mate van marktgerichtheid voor het management al dan niet
noodzakelijk is.
DEEL I:
THEORETISCH GEDEELTE
HOOFDSTUK 1
MARKTGERICHTHEID
1.1 DE IMPLEMENTATIE VAN HET MARKETINGCONCEPT
De wortels van marktgerichtheid liggen eigenlijk in de werken over het « marketing
concept ». Tot in het jaar 1990 werd er eigenlijk zoals ook Kohli & Jaworski (1990) en
Ruekert (1992) reeds vermelden niet zoveel aandacht besteed aan het marketing concept. De
onderzoeken bestonden vooral uit beschrijvend werk over de mate waarin ondernemingen het
marketing concept toepasten (Barksdale en Darden, 1971; Hise, 1965; McNamara, 1972), uit
werken over de limieten van het concept (Tauber, 1974;Levitt, 1969; Houston, 1986), uit
essays over de deugden van de ondernemingsfilosofie (Mckitterick, 1958; Viebranz, 1967), en
in geringere mate over discussies over de factoren die de implementatie van het marketing
concept vergemakkelijken (Felton, 1959; Webster, 1988). Eind jaren tachtig was er veel
academisch en praktische interesse in de eigenlijke implementatie van het marketing concept
wat eigenlijk meer een bedrijfsfilosofie was (Houston, 1986; Webster, 1988; Deshpandé en
Webster, 1989).
Het onderliggende thema van het marketingconcept is eigenlijk (Kotler, 1988):
• Het leren kennen van zijn klanten, die gegroepeerd worden in klantengroepen met
dezelfde kenmerken.
• Het tevredenstellen van de klanten met een specifieke marketingmix.
• Het bereiken van organisatorische doelstellingen.
De ontwikkeling ervan loopt eigenlijk in een aantal fasen, waarbij men een onderscheid maakt
tussen het klassieke-, geïntegreerde-, maatschappelijke-, en strategische marketingconcept
(Langerak en Commandeur, 1999). De term marktgerichtheid wordt beschouwd als de
implementatie van het strategische marketingconcept (McCarthy en Perrault, 1990, p. 36).
Kohli en Jaworski (1990) zijn (zie ook 1.4.1), door een uitgebreid literatuuronderzoek
gevolgd door diepte-interviews met managers, tot de conceptualisering van marktgerichtheid
gekomen. Ook zij zien zoals vele anderen (bijv. ook Deng en Dart, 1994, p. 726)
marktgerichtheid als de implementatie van het marketingconcept.
Uit het bovenvermelde onderliggende thema van het marketingconcept volgen de drie
gedragscomponenten van marktgerichtheid.
1.2. DRIE GEDRAGSCOMPONENTEN VAN MARKTGERICHTHEID
Marktgerichtheid bestaat uit drie gedragscomponenten (zie figuur 1) (Shapiro, 1988; Kohli en
Jaworski, 1990; Narver en Slater, 1990).
Klantgerichtheid
Lange-
termijn
winst focus
Concurrentiegerichtheid Interfunctionele coördinatie
Figuur 1: De drie gedragscomponenten (Narver en Slater, 1990, p.23)
1.2.1 Klantgerichtheid
Het hart van marktgerichtheid is klantgerichtheid. Klantgerichtheid is het voldoende verstaan
van de doelgroep om op die manier continu een superieure waarde voor hen te creëren.
(Levitt, 1980, p. 83). Dit laatste kan op twee manieren: door de voordelen voor de klant te
verhogen of door zijn kosten te verlagen. Om superieure waarde te creëren is het vereist dat
de onderneming de volledige waardeketen van de klant kent, niet alleen zoals deze vandaag,
is maar ook zoals deze door interne- en marktdynamieken evolueert doorheen de tijd (Day en
Wensley, 1988; Porter, 1985). Een klantgerichte onderneming is een onderneming die in staat
is tot het identificeren, analyseren en begrijpen van, en tegemoet komen aan, directe en
indirecte behoeften van de klant.
Het concept klantgerichtheid heeft zijn wortels in de ontwikkeling van het marketingconcept
in zowel de marketing als de management literatuur (zie ook 1.1). Essentieel is het
marketingconcept een bedrijfsfilosofie die suggereert dat het lange termijn doel van een
onderneming het vervullen van de behoeften en verlangens van de consumenten is, zodat men
de bedrijfsopbrengsten kan maximaliseren (cfr. Kohli en Jaworski, 1990 ; Webster, 1988).
Meer nog, één van de eerste voorstanders van het marketingconcept, Peter Drucker (1954,
p.37), verklaart dat de enige juiste definitie van een bedrijfsdoel het creëren van een tevreden
klant is. Levitt (1960) stelt ook dat de onderneming zich zou moeten richten op de behoeften
van de klant eerder dan zich richten op de specifieke producten die gebruikt worden om deze
behoeften te vervullen. Klantgerichtheid is ook het aangaan van een lange termijn en voor
beiden voordelige relatie met de klant (Balakrishnan, 1996).
In de literatuur vinden we een aantal artikels die prediken dat klantgerichtheid negatieve
gevolgen met zich kan meebrengen. Zoals bijvoorbeeld Christensen en Bower (1996) die
vernoemen dat ondernemingen hun positie als industrieleider verliezen door te veel te
luisteren naar de klanten. Narver en Slater (1998, 1999) argumenteren dat men een
onderscheid moet maken tussen geleid worden door de consument (“customer led”) en
marktgericht zijn, en redeneren dat naast ‘industry foresight’ (Hamel en Prahalad, 1994)
consumenten inzicht (‘customer insight’) een belangrijke component is van marktgerichtheid.
Dit inzicht en het verwerven van een sterke klantentrouw kunnen volgens hen slechts bereikt
worden wanneer de verkopers de ‘latente’ behoeften van de kopers begrijpen en bevredigen
(Balakrishnan, 1996). Dus met andere woorden zal een marktgerichte onderneming de
uitgesproken behoeften begrijpen en nakomen maar zullen ze bovendien trachten te
achterhalen wat de latente behoeften zijn zodat ze zodoende, een vergroot product
(‘augmented product’)(zie Levitt’s multi-level product concept, 1980) kunnen leveren dat hen
differentieert van de competitie, en innovatieve oplossingen kan ontwikkelen om de
klantenwaarde te verhogen. Marktgerichte ondernemingen leren generatief en zoals Senge
(1990a) beweerde, is generatief leren van kritisch belang voor innovatie.
Kohli en Jaworski benadrukken in 1996 nogmaals dat het gewoon analyseren van de
‘uitgesproken’ behoeften van de consumenten niet voldoende is om een concurrentievoordeel
te verkrijgen.
Belangrijk is dat men de marktgerichtheid (en dus ook klantgerichtheid) van een onderneming
moet zien als een punt op een continuüm (Deshpandé, Farley en Webster, 1993; Narver en
Slater, 1990). Het éne uiteinde van het continuüm wordt voorgesteld door productgerichte
ondernemingen, in het midden vinden we de “customer led” ondernemingen terug en op het
andere uiteinde vinden we de volledig marktgerichte bedrijven terug (Narver en Slater, 1999).
Ondernemingen die zich dus in het midden bevinden zullen in het algemeen meer naar de
uitgesproken behoeften kijken en zullen ceteris paribus minder goed presteren dan volledig
marktgerichte ondernemingen. Kortom, men moet zich dus de vraag stellen naar de graad van
marktgerichtheid en niet naar het al dan niet aanwezig zijn ervan.
Men kan hier wel opmerken dat Narver en Slater (1990), o.a. bij de bespreking van dat
continuüm, zoals ook nog andere auteurs binnen dit domein klantgerichtheid en
marktgerichtheid veelal aanzien als één en hetzelfde (bijv. Deshpandé et al., 1993) terwijl
klantgerichtheid eigenlijk slechts één van de drie componenten is, naast
concurrentiegerichtheid en interfunctionele coördinatie. Narver en Slater hebben er zelf in
1992 (p. 3) de nadruk op gelegd dat marktgerichtheid meer is dan alleen klantgericht zijn, en
toch merken we, o.a. in hun bespreking en beschrijving van het continuüm, op dat men niet
spreekt over concurrentiegerichtheid.
1.2.2 Concurrentiegerichtheid
Alhoewel klantgerichtheid een centrale rol kan spelen in een strategie gericht op het creëren
van een hogere klantenwaarde, verlangt een effectieve strategie ook dat men zich richt tot de
concurrent. Zich volledig toeleggen op klanten leidt tot onvolledigheid in de
ondernemingsstrategie wat een onderneming slechts in een reactieve positie plaatst en niet in
een proactieve (Day en Wensley, 1988; Han et al.,1998). Daarom stellen Day en Wensley
(1988) voor om een balans te vinden tussen een klantgerichtheid en concurrentiegerichtheid.
Concurrentiegerichtheid betekent dat de onderneming de korte termijn sterkten en zwakten
kent, en de langetermijnmogelijkheden en strategieën van zowel de bestaande als de
potentiële sleutelconcurrenten begrijpt (Aaker, 1988; Porter, 1980, 1985; Narver en Slater,
1990). In een marktgerichte onderneming delen alle werknemers deze informatie over de
concurrentie met elkaar en gebruik makend van deze informatie worden op basis van de
zwakten van de concurrenten doelen bepaald om competitief voordeel te behalen (Narver en
Slater, 1994a). Bovendien worden door de marktgerichte onderneming de concurrenten belet
zelf een voordeel te behalen door vlug te reageren of te anticiperen op hun acties (Narver en
Slater, 1994a; Balakrishnan, 1996).
1.2.3 Interfunctionele coördinatie
Interfunctionele coördinatie is het gecoördineerd gebruik maken van ondernemingsresources
om zo een hogere klantenwaarde te creëren (Narver en Slater, 1990). Elk punt in de
waardeketen van de koper brengt voor de verkoper een opportuniteit met zich mee om de
klantenwaarde te verhogen. Dit houdt dus in dat elk individu binnen eender welke functie kan
contribueren tot het creëren van klantenwaarde (Porter 1985).
Shapiro merkte in 1988 op dat het tussen de functies en afdelingen onderling nemen van
strategische en goed gecoördineerde beslissingen met een gevoel van verbondenheid een
noodzakelijke component van marktgerichtheid is. Ook in de definitie van Kohli en Jaworski
(1990) (zie 1.4.1) vinden we dit aspect terug. Elk departement moet dus extreem gevoelig zijn
aan, en inspelen op de noden en percepties van andere afdelingen (Anderson, 1982). De
interdependenties van marketing met andere bedrijfseenheden moeten dus ook systematisch in
de marketingstrategie worden opgenomen (Wind en Robertson, 1983).
Binnen deze context dient vermeld te worden dat men spreekt over marktgerichtheid en niet
marketinggerichtheid. De term marktgerichtheid dient verkozen te worden boven
marketinggerichtheid omdat zoals Shapiro vermeldde (1988), marktgerichtheid een zaak is
voor iedereen en niet alleen voor het marketing departement, meerdere departementen staan in
voor het genereren, verspreiden en reageren op marktinformatie. Een onderneming is slechts
marktgericht als alle processen gericht zijn op het creëren van een hogere klantenwaarde
(Narver en Slater, 1998).
De literatuur veronderstelt dat marktgerichtheid een langetermijnfocus heeft wat de
implementatie van de drie gedragscomponenten (Houston, 1986; Kohli en Jaworski, 1990)
betreft.
In het volgende punt wordt meer specifiek beschreven over welke elementen een
onderneming moet beschikken om de drie gedragscomponenten en aldus een
marktgerichtheid te implementeren.
1.3 DE ELEMENTEN VAN EEN MARKTGERICHTE ONDERNEMING
De vraag waarom sommige ondernemingen meer marktgericht zijn dan anderen en beter zijn
in het implementeren van de gedragscomponenten, is na een decennium vol van onderzoeken
niet te beantwoorden met één eenvoudig antwoord. De realiteit wordt volgens Day (1999a)
gevonden in een mooi samenspel tussen verschillende elementen (zie figuur 2).
Extern
Georiënteerde
Cultuur
Shared Configuratie Het beter begrijpen,
Knowledge aantrekken en behouden
Base van klanten die een hoge
Capabilities waarde hebben
- Aanvoelen van de markt
- Aangaan van relaties
- Strategisch denken
Figuur 2: De elementen van een marktgerichte onderneming (Day, 1999a, p.6)
1.3.1 Extern georiënteerde cultuur
Eerst en vooral moet er een extern georiënteerde cultuur zijn met dominante waarden en
gedragingen die een continue zoektocht naar nieuwe bronnen van voordeel en hogere
klantenwaarde benadrukken (Narver en Slater, 1990). Een marktgerichte onderneming heeft
geloofsovertuigingen, waarden en normen die verschillend zijn van een ‘self centered’
onderneming.
MARKTGERICHTE ONDERNEMING ‘SELF CENTERED’ ONDERNEMING
Kwaliteit is gedefinieerd door de consument Kwaliteit is conform met interne standaarden
De beste ideeën komen van de consumenten Consumenten weten niet wat ze willen
Werknemers zijn als het ware verdediger van
de consument
Relatie met de klant zijn problemen voor het
marketing departement
Klanteninformatie is een ‘valuable asset’ Klanteninformatie is een controle
mechanisme
Klantentrouw is de sleutel tot
winstgevendheid
Nieuwe klanten zijn belangrijk
Leer uit de fouten Vermijd fouten
Marktonderzoek is een beslissingszekerheid Marktonderzoek wordt gebruikt ter
verantwoording
“We weten meer dan de competitie” “Als de concurrent het doet zal het wel goed
zijn”
Geen heilige koeien (‘sacred cows’),
kannibaliseer indien nodig
Bescherm de huidige inkomstenstroom
Het gedrag van de concurrent kan
geanticipeerd en beïnvloed worden
Concurrenten zijn onvoorspelbaar
Tabel 1: Verschillen in waarden en normen tussen marktgerichte ondernemingen en
‘self centered’ ondernemingen.
Bron: DAY G.S., (1999a, p.45), The Market Driven Organization
Een marktgerichte cultuur is een cultuur waar klanten topprioriteit zijn omdat ondernemingen
die een cultuur hebben die ongevoelig is voor de klanten uiteindelijk toch door de markt
worden gestraft. Een onderneming kan nooit marktgericht worden als de onderliggende
waarden, normen en overtuigingen die de leden van de onderneming gedragsregels opleggen,
niet marktgericht zijn (Day, 1999a; Bisp, 1999; Deshpandé en Farley, 1998). Het ontwikkelen
van een marktgerichte cultuur duurt heel lang maar kan gemakkelijk ontmanteld worden.
Vandaar dat eens de cultuur er is men deze constant moet voeden en aanpassen zodat deze
niet verdwijnt 1.
1 Kijk maar naar Delta Airlines begin jaren ’90.
1.3.2 Capabilities2
Een marktgerichte cultuur alleen is niet genoeg, er moet bovendien een onderscheidend
vermogen zijn in het aanvoelen van de markt, het aangaan van relaties en het strategisch
denken (Day, 1999a). Dit betekent dat marktgerichte ondernemingen in staat moeten zijn hun
markten beter te kennen en makkelijker dichte, hechte relaties te kunnen onderhouden met
waardevolle klanten. De helderheid van hun strategisch denken helpt hen om belangrijke
strategieën te ontwikkelen die niet alleen reageren maar vooral anticiperen op
marktbedreigingen en marktopportuniteiten.
1.3.2.1 Het aanvoelen van de markt
Marktgerichte ondernemingen slagen erin om continu trends en gebeurtenissen in de markt
aan te voelen en daarop te reageren (zie figuur 3). Bovendien weten ze ook beter hoe hun
markten zullen reageren op acties die gericht zijn om klanten aan te trekken en vooral ook te
behouden (Day, 1999a). Ze kunnen dit alles omdat men eigenlijk met de hele onderneming de
markt leert kennen of aanvoelen door informatieverwerving, -verspreiding, -interpretatie, -
gebruik en het resultaat ervan systematisch evalueert (zie ook Kohli en Jaworski, 1990). Het
aanvoelen van de markt (‘market sensing’) volgt dus met andere woorden de gebruikelijke
informatieverwerkingsactiviteiten die een onderneming uitvoert om te leren (Sinkula, 1994;
Day, 1994a).
onderzoek informatie informatie interpretatie informatie systematische
gestart of verwerving distributie (mentale gebruik evaluatie
voortgezet modellen) resultaat
‘Shared Knowledge Base’ Uitbreiding Shared Knowledge Base
Figuur 3: Het marktgerichte proces voor het leren van markten door het aanvoelen van de
Markten (Day, 1999a, p. 85).
2 Capabilities worden door Day (1994b, p.38) gedefinieerd als “complex bundles of skills and collectivelearning, exercised through organizational processes that ensure superior coordination of functional activities”.
Aanvoelende activiteiten Betekenis geven Reflectie
Elke discussie over marktgerichtheid benadrukt het belang voor een onderneming om te leren
over klanten, concurrentie en kanaalleden (bijv. leveranciers), om op die manier continu het
inspelen op en het aanvoelen van gebeurtenissen en trends mogelijk maken (Day, 1994a).
1.3.2.2 Het aangaan van relaties
Marktgerichte ondernemingen blinken uit in het aangaan van relaties met klanten en het
behouden van de klanten met de hoogste waarde (Day, 1999a; Day, 1994b). Hun strategieën
benadrukken het verhogen van de klantenwaarde door dienstverbeteringen en interacties op
maat, rekening houdend met de “lifetime value” van de klanten. Klanten met een hoge waarde
worden dus geïdentificeerd aan de hand van hun aantrekkelijke lifetime value, dewelke wordt
gedefinieerd als de netto contante waarde van de verwachte stroom van toekomstige netto
bijdragen van een klant aan de vaste kosten en winst van de onderneming (Verduin, 1999). De
moeilijkheid is hier echter het voorspellen van het toekomstig gedrag. Belangrijk hierbij is dat
de ideale consument niet deze is die het meest voor de onderneming kan doen maar deze waar
de onderneming het meest voor kan doen omdat de mogelijkheden van de onderneming beter
overeenkomen met de behoeften en preferenties van die klant (Day, 1999a).
Binnen deze optiek moet men ook in staat zijn om sommige klanten niet of minder te
bedienen. Hieronder vallen bijvoorbeeld klanten die veeleisend zijn, veel kosten om te
bedienen en niet overeenstemmen met de ‘capabilities’ van de onderneming. Vooral voor
bedrijven met een transactie traditie waar succes gemeten wordt aan de hand van volumes en
marktaandeel is het moeilijk om sommige klanten minder te bedienen. De echte voordelen
van programma’s ter verhoging van de trouw liggen immers in een stijging van de
winstmarge, niet in stijgend marktaandeel.
Dus, contrasterend met de transactiementaliteit, focust een marktgerichte onderneming zich
op het aangaan van relaties met klanten zodat deze klanten niet overlopen naar de concurrent.
In een relatie zijn er vier facetten die de sterkte beïnvloeden (zie tekening 4) (Day, 1999a).
Wederkerig
(beiden voordelen)
Engagement
Verkoper/ Producent Koper/ Eindgebruiker
Vertrouwen
Verbindingen
Figuur 4: Het vormen van een relatie (Day, 1999a, p.135)
Relaties zijn wederkerig en zowel aanbieder als afnemer moet voordeel hebben bij het in
stand houden van de relatie (Verduin, 1999). Het aangaan van relaties kan verschillende
voordelen inhouden. De koper realiseert kostenbesparingen, verhoogt de efficiëntie van het
beslissingsproces, reduceert het risico omdat men zaken doet met een persoon die men
vertrouwt en krijgt een oplossing die op maat gemaakt is ten opzichte van specifieke
behoeften en budgetten. De verkoper krijgt een voordeel dat moeilijk te kopiëren is door de
concurrenten, reduceert de hoge kosten van nieuwe acquisities en reduceert zijn blootstelling
aan risico. Centraal is het feit dat de verkoper door het aangaan van de relatie de klantentrouw
verhoogt. Klantentrouw leidt tot hogere winsten, dit o.a. omdat de klanten minder
prijsgevoelig zijn, meer gaan kopen en tot positieve mond tot mond reclame overgaan. Men
kan eigenlijk spreken van de virtueuze cirkel van trouw (zie figuur 5).
Figuur 5: De virtueuze cirkel van trouw (Day, 1999a,p. 151).
Leveren vansuperieure waarde
Verhogenklantentevredenheid
Vertrouwensband aantonen
Relatie(s) versterken
Verhogen klantentrouw
Continueinvesteringen in
distinctivecapabilities
Een strategie die, om een relatievoordeel te verkrijgen, deze virtueuze cirkel van trouw
succesvol activeert voldoet aan drie condities: het leveren van een hogere klantenwaarde door
de interactie te verpersoonlijken, het demonstreren van vertrouwen en het verbeteren van
relaties3. De onderneming levert een hogere klantenwaarde en zodoende verhoogt de
klantentevredenheid. Slechts als een klant echt tevreden is zal hij openstaan voor het aangaan
van relaties en zullen incentives om het vertrouwen en de relatie versterken effectief zijn.
Deze relaties leiden tot een hogere klantentrouw dewelke de ontwikkeling toelaat van
klantspecifieke informatie en de basis leggen voor onderscheidende vermogens (zie figuur 5).
Naast de wederkerigheid van de relatie moet er ook sprake zijn van engagement (zie figuur 4).
Bij bijvoorbeeld frequent-flyer programma’s zijn de mensen die hiervan gebruik maken
eigenlijk alleen uit op lagere prijzen en heel gevoelig voor wat de prijs is van de concurrent.
Aan de andere kant van het engagement continuüm daarentegen vinden we de kopers en
verkopers terug die partners worden en hard werken om de continuïteit van de relatie te
vrijwaren.
De mate van engagement kan bijvoorbeeld bepaald worden door gemeenschappelijke doelen,
stimulansen en contractuele verbintenissen.
De steunpilaar van elke relatie is vertrouwen. Dit is het geloof dat de éne relatiepartner zal
handelen op een manier die het beste is voor de andere en de verwachting dat de andere zijn
verplichtingen zal nakomen (vooral belangrijk in business to business markten).
Als laatste moeten er verbindingen zijn. De manieren waarop men verbonden is worden enkel
beperkt door de verbeelding. Men kan bijvoorbeeld verbonden zijn via sociale netwerken, via
EDI (Electronic Data Interchange), …
Dit alles sluit nauw aan met het steeds bekender wordende Customer Relationship
Management. Customer Relationship Management (CRM) is het continu en systematisch
aangaan en ontwikkelen van relaties met individuele klanten teneinde wederzijdse voordelen
te identificeren en te creëren (Verduin, 1999). Eigenlijk kan CRM dus als en onderdeel
beschouwd worden van marktgerichtheid.
3 Al deze elementen werden toegepast door Daewoo bij zijn succesvolle introductie in de automarkt van Groot-Brittanië in 1995.
Bij CRM moet men in staat zijn voor klanten een toegevoegde waarde te creëren en daarvoor
is immers een diepgaande kennis over de kenmerken, behoeften en voorkeuren van de klant
essentieel. Er is met andere woorden een grondige klantgerichtheid nodig (zie 1.2
gedragscomponenten van marktgerichtheid) om zich volledig in te leven in de situatie van de
klant, het soms beter begrijpen van de klant dan hijzelf (latente behoeften) en het creëren van
soms geheel nieuwe oplossingen om de waarde voor de klant te verhogen. CRM is de
continue afstemming van organisatie op de behoeften van de klant en het managen van de
relatie met die klant. Centraal vinden we ook bij CRM dat gegevens van de klanten heel
belangrijk zijn, men moet de juiste gegevens verzamelen, deze omzetten in informatie en
verdelen en verspreiden over de organisatie (zie 1.3.4 Shared Knowledge Base).
Het valt duidelijk op dat we dit alles ook terugvinden bij marktgerichtheid. Een element van
marktgerichtheid is het aangaan van relaties met de meest waardevolle klanten en dit wordt
geconceptualiseerd en ingevuld door CRM. Verduin (1999) zegt dat een succesvolle
implementatie van Customer Relationship Management vereist dat alle onderdelen van de
organisatie samenwerken om meer waarde voor de klant te creëren (zie ook 1.2.4
interfunctionele coördinatie ). Dit gaat natuurlijk hand in hand met marktgerichtheid maar dan
vermeld hij “Klantgerichtheid is achterhaald, klant centraal is in. Klantgerichtheid betekent
nog steeds dat je van vanbinnen naar buiten kijkt, jezelf centraal stelt. In deze tijd is dat niet
meer voldoende. We moeten de klant centraal stellen en van buiten, vanuit de klant, naar de
organisatie kijken.” Dit is natuurlijk spelen met woorden. Klantgerichtheid als
gedragscomponent van marktgerichtheid is juist dat de klant centraal staat. Wij zien CRM niet
als een hogere vorm van marktgerichtheid maar een belangrijk onderdeel van
marktgerichtheid.
Ook andere zaken die Verduin (1999) aanhaalt komen overeen met marktgerichtheid, zoals
bijvoorbeeld dat CRM een procesgerichte aanpak vraagt die uitgaat van de behoeften van de
klant, en vervolgens alle activiteiten coördineert om die behoeften zo goed mogelijk te
realiseren. Bij Deshpandé en Farley (1998, p.226) vinden we het volgende terug “ Market
orientation is the set of cross functional processes and activities directed at creating and
satisfying customers through continuous needs- assessment “. En bij Ruekert (1992, p. 228)
vinden we terug dat de mate van marktgerichtheid afhangt van de mate waarin men informatie
over de klanten verzamelt, op basis van deze informatie een strategie ontwikkelt die inspeelt
op de behoeften van deze klanten en deze strategie dan ook implementeert.
In de werken van Day vinden we terug dat de waardecreërende processen van marktgerichte
ondernemingen bestaan uit interacties met klanten. Marktgerichte ondernemingen doen aan
interactieve marketing en de essentie van interactieve marketing is het gebruik van informatie
‘van’ de consument in plaats van informatie ‘over’ de consument (Day 1999a, p. 71). Zonder
klanten is er geen business en zonder klantrelaties is er geen continuïteit van de onderneming
(Day, 1999a).
Naast Day zien ook anderen het aangaan van relaties met klanten als element van
marktgerichtheid. Balakrishnan (1996, p.259) vermeldt dat een marktgerichte onderneming
alles in het werk stelt om lange termijn en voor beiden voordelige relaties met de klanten te
ontwikkelen. Bij Narver et al. (1993) vinden we terug dat een marktgerichte onderneming
expertise over de marktvraag wint en behoudt wat het in staat stelt om de meest winstgevende
klanten te ontdekken en deze een hogere klantenwaarde kan aanbieden. Marktgerichtheid is
volgens hen ook nodig om aan relatie marketing te doen (Jackson 1985; Gordon, 1998;
Webster 1988). Bovendien kent een marktgerichte onderneming de lange termijn inkomsten
en winsttromen dewelke trouwe klanten met zich meebrengen (Reichheld, 1993; Reichheld en
Sasser, 1990). Narver et al. (1993) verklaren zelf de grootste troef die een onderneming kan
hebben, een aanhoudende relatie met een aantal klanten is. Toch is het zo dat de
ondernemingen elk jaar gemiddeld 20 % van hun klanten verliezen (Kotler, 1988). Door het
tactvol managen van de interacties met de klant kan een marktgerichte onderneming dit
verlies beperken. Best (1999, p.9) vult het lijstje aan door te stellen dat het behouden van de
goede klanten topprioriteit moet zijn van het marktgericht management. En om het lijstje af te
sluiten vermelden Narver en Slater (1990, p.21) dat om de lange termijn performantie te
maximaliseren de marktgerichte onderneming een lange termijn en voor beiden voordelige
relatie met de klanten moet aangaan en behouden.
1.3.2.3 Strategisch denken
Marktgerichte ondernemingen gebruiken een strategisch denkproces dat extern gericht is en
real-time in tegenstelling tot inflexibele, budget georiënteerde planningsprocedures.
Ze denken anders over strategie en hanteren een extern gericht proces om de strategische
richting te ontwikkelen. De helderheid van hun strategisch denken helpt hen om winnende
strategieën te ontwikkelen die niet alleen reageren maar vooral anticiperen op
marktbedreigingen en marktopportuniteiten (Day, 1999a).
1.3.3 Configuratie
Ook moet er een configuratie zijn die de gehele onderneming in staat stelt om continu te
anticiperen op en te beantwoorden aan veranderende klantenvereisten en marktcondities. Deze
configuratie bestaat uit het mooie samenspel tussen het geheel van de vermogens om een
hogere klantenwaarde te creëren, van productontwikkeling tot orderverwerking, controle - en
human resource praktijken, een adaptief organisatieontwerp en alle andere ondersteunende
systemen (Day, 1999a).
1.3.4 Shared Knowledge Base
Als laatste moet er om deze drie elementen te ondersteunen een ‘shared knowledge base’ zijn,
waarin de onderneming marktintelligentie verzamelt en verdeelt. Deze informatie en kennis
zorgt ervoor dat relaties kunnen tot stand komen met de klanten, informeert de werknemers
over de strategie en verhoogt de focus van de werknemers op de behoeften van de markt
(Kohli en Jaworski, 1990; Day, 1999a).
Deze elementen versterken elkaar in marktgerichte ondernemingen en kunnen niet gewoon
worden opgeteld, integendeel als er ergens een zwakte is verzwakt het de rest. Zoals Day
(1999a) vernoemt zal een rigide functionele organisatie waarbij iedereen zijn territorium
afbakent het delen van marktkennis verhinderen en de acties, die ondernomen worden om er
een open cultuur van te maken, ondermijnen. Elk van deze elementen moet minstens even
goed zijn als deze van de concurrenten om uit de strategie een voordeel te halen.
In de literatuur vinden we verschillende benaderingen terug die elk één of meerdere van deze
elementen beklemtonen.
1.4. DE VERSCHILLENDE BENADERINGEN VAN
MARKTGERICHTHEID
In de literatuur vinden we verschillende benaderingen van marktgerichtheid (zie figuur 6)
(Becker en Homburg, 1999)
De systeembenadering
- Marktgericht organisatiesysteem
- Marktgericht informatiesysteem
- Marktgericht planningssysteem
- Marktgericht controlesysteem
- Marktgericht HRM systeem
De cultuurbenadering De gedragsbenadering
- Klantgerichtheid - Intelligentie generatie
- Concurrentiegerichtheid - Intelligentie verspreiding
- Reactie op intelligentie
Figuur 6: De verschillende benaderingen van marktgerichtheid
(Becker en Homburg, 1999, p.21)
1.4.1 De gedragsbenadering
Kohli en Jaworski (1990), de peetvaders van marktgerichtheid, zagen het concept
marktgerichtheid als het ware als de implementatie van het marketing concept. In
bovenvermelde werken (zie 1.1) kwamen verschillende definities van het marketing concept
naar voor, Kohli en Jaworski (1990) hebben deze onderzocht en kwamen zó tot drie
« pilaren » : klantgerichtheid, gecoördineerde marketing en performantie.
Na diepte-interviews met Amerikaanse managers kwam naar voor dat marktgerichtheid niet
alleen de verantwoordelijkheid is van het marketingdepartement maar van meerdere
departementen en dat winstgevendheid geen component is van marktgerichtheid maar een
gevolg (zie Hoofdstuk 2). Uit het onderzoek konden Kohli en Jaworski (1990) besluiten dat
marktgerichtheid inhoudt dat één of meerdere departementen zich bezighouden met
activiteiten gericht naar het ontwikkelen en begrijpen van de huidige en toekomstige
behoeften van de consumenten en de factoren die deze beïnvloeden, dit meedelen over de
verschillende departementen en dat deze departementen zich bezighouden met activiteiten die
ontwikkeld zijn om aan deze behoeften te voldoen.
Marktgerichtheid verwijst dus naar het in de gehele organisatie genereren (1) van
marktintelligentie met betrekking tot de huidige en toekomstige consumentenbehoeften, het
verspreiden (2) van deze intelligentie over verschillende departementen, en het in de gehele
organisatie beantwoorden (3) aan deze marktintelligentie (Kohli en Jaworski, 1990). We
merken hier op dat dit de drie fasen zijn van ‘organisationeel leren’ (Sinkula, 1994).
1.4.1.1 Intelligentie generatie
Het startpunt van marktgerichtheid is volgens Kohli en Jaworski (1990) de marktintelligentie.
Marktintelligentie is meer dan de uitgesproken behoeften en preferenties van de consumenten,
het bestaat ook uit een analyse van de exogene factoren die deze behoeften en preferenties
beïnvloeden. Zodoende is het zich richten naar de concurrent ook belangrijk, men moet
namelijk de acties die de concurrent verricht analyseren en kijken hoe deze de behoeften en
preferenties van de consumenten beïnvloeden (zie ook Day en Wensley, 1983). Ook
‘environmental scanning’ valt onder intelligentiegeneratie. Ondernemingen moeten in staat
zijn om behoeften te kunnen anticiperen (zie ook Houston, 1986) en om stappen te
ondernemen om hierop in te spelen.
Intelligentiegeneratie kan zowel op formele als informele manier gebeuren.
1.4.1.2. Intelligentie verspreiding
Verschillende managers in Kohli en Jaworski’s onderzoek (1990) verklaarden dat een
onderneming die zich wil aanpassen aan marktbehoeften de marktintelligentie die ze heeft
gegenereerd ook moet communiceren en verspreiden over de relevante departementen en
individuen in de onderneming. Effectieve verspreiding van marktintelligentie is belangrijk
omdat het zorgt voor een algemene basis voor gecombineerde en gecoördineerde acties van de
verschillende departementen (zie 1.3.4 shared knowledge base).
1.4.1.3 Reactie op intelligentie
Een derde element van marktgerichtheid is het reageren op marktintelligentie. Een organisatie
kan wel informatie genereren en verspreiden maar moet er ook nog op reageren. Het moet de
informatie als het ware gebruiken. Bijna alle departementen, niet alleen het marketing
departement, moeten in een marktgerichte onderneming deze informatie gebruiken om te
beantwoorden aan de markttrends.
Door marktgerichtheid op deze manier te conceptualiseren houden Kohli en Jaworski
rekening met de bezorgdheid van Barksdale en Darden (1971) door zich meer te focussen op
specifieke activiteiten in plaats van gewone filosofieën om zodoende de operationalisering
van het marketing concept te vergemakkelijken.
Besluit: Als we kijken naar de elementen van een marktgerichte onderneming (zie 1.3) valt
op dat in deze benadering en in hun gebruikte vragenlijst, Markor genaamd (Kohli en
Jaworski, 1993a), de nadruk ligt op het informatie aspect, met andere woorden het aanwezig
zijn van een ‘shared knowledge base’ en het goed verspreiden van de informatie, wat valt
onder de configuratie. Minder op cultuur en capabilities.
Kohli en Jaworski: MARKOR
Extern georiënteerde cultuur ---
Het aanvoelen van de markt +
Het aangaan van relaties ---
Strategisch denken ---
Configuratie ++
‘Shared Knowledge Base’ +++
Tabel 2: Aanwezigheid elementen van een marktgerichte onderneming in de Markor schaal.
Bron: Eigen werk
1.4.2 De culturele benadering
Ongeveer op hetzelfde ogenblik van Kohli en Jaworski’s onderzoek ontwikkelen Narver en
Slater (1990) hun concept van marktgerichtheid, met bijhorende meetschaal.
Indien een onderneming een marktperformantie wil behalen die hoger is dan normaal, dan
moet ze een aanhoudend competitief voordeel behalen (ACV) (Sustainable Competitive
Advantage) (Aaker, 1989, p.91; Porter, 1985, p.xv). Terwijl competitief voordeel vroeger
gebaseerd was op structurele karakteristieken zoals marktmacht, schaaleconomieën en een
brede productlijn is de klemtoon nu verlegd naar de mogelijkheden of ‘capabilities’ die een
onderneming in staat stellen tot het voortdurend leveren van een superieure waarde voor de
klanten. Narver en Slater (1990) beschrijven dat het verlangen naar het bieden van een hogere
waarde voor consumenten en het bereiken van ACV’s een onderneming drijft tot het creëren
en behouden van een cultuur die deze zaken met zich meebrengt. Marktgerichtheid is volgens
hen de organisatiecultuur (id. est, cultuur en klimaat, Deshpandé en Webster 1989) (zie 1.3.1
extern georiënteerde cultuur) die het meest effectief en efficiënt de noodzakelijke
gedragingen4 met zich meebrengt voor de creatie van een hogere waarde voor de kopers en
zodoende een blijvende hogere winstgevendheid voor de onderneming (Narver en Slater,
1990) (zie ook hoofdstuk 2). Meer specifiek houdt dit in dat er door de onderneming
informatie moet verzameld en gecoördineerd worden, over de klanten, de concurrenten en
andere marktinvloeden (zoals leveranciers,…), om zodoende een hogere klantenwaarde te
creëren.
Informatie Interfunctionele
verwerving beoordeling
Klantgerichtheid Gedeelde
diagnose Hogere
Concurrentiegerichtheid klantenwaarde
Gecoördineerde
Andere marktinformatie acties
Figuur 7: Marktgerichtheid (Narver en Slater, 1994, p. 23)
4 Narver en Slater hebben later (1996) de relatie aangetoond van marktgerichtheid met competitieve strategieënen strategische keuzes. Hun onderzoek toonde aan dat marktgerichte bedrijven product innovators zijn, die zich
We merken op dat Narver en Slater (1990) marktgerichtheid zien als een cultuur terwijl Kohli
en Jaworski (1990) het zien als activiteiten en gedragingen, vandaar dat ze later in andere
onderzoeken benoemd en vernoemd worden als enerzijds de gedragsbenadering (Kohli en
Jaworski, 1990) en anderzijds de culturele benadering (Narver en Slater, 1990).
Misschien een beetje onterecht want het is louter de klemtoon die verschillend is, wat de
inhoud van marktgerichtheid betreft sluiten ze goed bij mekaar aan (Ruekert, 1992). Beiden
ontwikkelen ook een meetschaal voor marktgerichtheid, Narver en Slater de Mktor
meetschaal in 1990 (Narver en Slater, 1990) en Kohli en Jaworski de Markor meetschaal in
1993 (Kohli en Jaworski, 1993a). In hun Mktor schaal vragen Narver en Slater ook naar de
gedragingen en activiteiten van de onderneming zodoende wordt het onderscheidt tussen
beiden nog kleiner.
Besluit: binnen deze benadering ligt de nadruk meer op de externe cultuur (zie 1.3.1) en
zoals ook Kohli en Jaworski op de ‘shared knowledge base’ (zie 1.3.3) en de configuratie (zie
1.3.4).
Kohli en Jaworski: MARKOR Narver en Slater: MKTOR
Extern georiënteerde cultuur --- +
Het aanvoelen van de markt + +
Het aangaan van relaties --- ---
Strategisch denken --- ---
Configuratie ++ +
‘Shared Knowledge Base’ +++ ++
Tabel 3: Aanwezigheid elementen marktgerichte onderneming in Markor en Mktor schaal
Bron: Eigen werk
richten op opportuniteiten in individuele marktsegmenten door de nadruk te leggen op differentiatie en lage koststrategieën.
1.4.3 De systeembenadering
Belangrijk is echter hoe men managementsystemen moet ontwikkelen die de marktgerichtheid van
de onderneming ondersteunen. Dit werd tot vorig jaar nog grotendeels verwaarloosd in de literatuur.
Het is tegen deze achtergrond dat Becker en Homburg een nieuwe benadering van marktgerichtheid
hebben ontwikkeld, namelijk de systeembenadering. Het conceptualiseert de mate waarin de
verschillende managementsystemen ontworpen zijn op een marktgerichte manier, dus gericht zijn
naar consumenten en concurrenten. Het theoretische raamwerk van hun model is gebaseerd op de
systeembenadering binnen het organisationeel en management onderzoek. Na uitgebreid
literatuuronderzoek (bijvoorbeeld Fayol, 1949; McLeod, 1995) onderscheiden de auteurs vijf
managementfuncties: organiseren, informeren, plannen, controleren en aanwerven. Elk van deze
functies wordt binnen de onderneming ondersteund door verschillende systemen (zie figuur 8).
Marktgerichtheid
Management systeem
Figuur 8: De systeembenadering (Becker en Homburg, 1999, p.27)
Het organiseren kan binnen de onderneming gezien worden als het inzetten en toewijzen van
middelen om strategische doelen te bereiken (Daft, 1991). Tot het organisatiesysteem
behoren: het toewijzen van taken en verantwoordelijkheden aan individuen en units alsook het
ORGANISATIESYSTEEM - definitie structuur - definitie processen
HRM SYSTEEM - recrutering - training - beoordeling - loopbaanontwikkeling
INFORMATIESYSTEEM - generatie - verspreiding - opslaan
ORGANISATIESYSTEEM - doel / performantie vergelijking - afwijkingsanalyse
PLANNINGSSYSTEEM - selecteren objectieven - controleren omgeving - keuze alternatieven
clusteren van de individuele posities binnen grotere units. Daarenboven bestaat het uit de
verschillende mechanismen die gebruikt worden om de verticale coöperatie te
vergemakkelijken en de horizontale coördinatie aan te moedigen (Bartol en Martin, 1998)
(zie 1.3.3 configuratie).
Het belang van het informatiesysteem als managementsysteem is, omwille van de snelle
ontwikkeling van de informatietechnologie, de laatste twee decennia in grote mate gegroeid
(Hinds en Kiesler, 1995). De belangrijkste taak van het informatiesysteem is het ondersteunen
van het genereren, verspreiden en opslaan van informatie van interne en externe aard (zie
1.3.4 shared knowledge base en 1.3.3 configuratie).
Planning wordt door velen aanzien als de initiërende kracht in het managementproces (o.a.
Koontz, O’Donnell en Weihrich, 1989). Het proces van bedrijfsplanning houdt volgende
zaken in: het selecteren van objectieven voor de onderneming, het controleren van de
omgeving en de uiteindelijke beslissing van hoe de objectieven zullen gerealiseerd worden
(Daft, 1991). Het planningsysteem zorgt voor de gepaste instrumenten en mechanismen die
het management in staat stellen om deze taken te vervullen (zie 1.3.2.2 strategisch denken).
Controlesystemen zorgen ervoor dat de activiteiten van de onderneming op zulk een manier
worden uitgevoerd dat de actuele performantie gelijk is verwachte standaarden of doelen
(Bartol en Martin, 1998) (zie 1.3.2.2 strategisch denken). Het meten van de huidige
performantie is het kernelement van eender welk controlesysteem (Massie en Douglas, 1977).
De volgende stap is de vergelijking tussen de huidige performantie en de verwachte doelen
(Daft, 1991). Indien de huidige afwijkt van de verwachte moet er een afwijkingsanalyse
plaatsvinden. Binnen de conceptualisatie van het controlesysteem hebben Becker en Homburg
zich gericht op de vergelijking en de eventuele afwijkingsanalyse.
Verschillende empirische studies hebben aangetoond dat human resource management
activiteiten een impact hebben op de productiviteit van een onderneming (Gerhart en
Milkovoch, 1992) en haar financiële prestaties (Terpstra en Rozell, 1993). Meer specifiek
heeft Ruekert (1992) reeds bewezen dat de marktgerichtheid van het human resource
management een positieve impact heeft op de marktgerichtheid van de onderneming.
Men kan vijf elementen onderscheiden in een human resource managementsysteem:
recrutering, training, evaluatie, carrière ontwikkeling en compensatie (Bartol en Martin, 1998)
(zie 1.3.1 cultuur, 1.3.2.1 aanvoelen van de markt en 1.3.3 configuratie ).
De marktgerichtheid van het management hangt volgens de systeembenadering af van de
marktgerichtheid van deze managementsystemen. Voor de manieren waarop deze systemen
marktgericht kunnen zijn verwijzen wij naar de vragenlijst in bijlage 3, want ook Becker en
Homburg (1999) ontwikkelden, naast de Markor en Mktor schalen van respectievelijk Kohli
& Jaworski (1993a) en Narver & Slater (1990), een schaal. Dit om de marktgerichtheid van
de verschillende managementsystemen van de onderneming na te gaan.
Besluit: we merken duidelijk op (zie ook vragenlijst) dat de verschillende elementen van de
marktgerichte onderneming (zie 1.3) in deze benadering terug te vinden zijn. Eerst en vooral
vinden we hier in grote mate het configuratie element terug, namelijk in het
organisatiesysteem gedeelte. Daarnaast vinden we ook de ‘shared knowledge base’ terug in
het informatiesysteemgedeelte en de cultuur in het human resource gedeelte maar ook elders.
Ook twee van de drie capabilities zijn hier vertegenwoordigd: het market sensing vinden we
in alle systemen terug en het strategisch denken in het planning en controle systeem. Het
enige wat we hier echt missen is het aangaan van relaties.
De samenvattende tabel van de drie benaderingen met de bijhorende vragenlijst ziet er als
volgt uit:
Markor Mktor Systeembenadering
Extern georiënteerde cultuur - + +
Het aanvoelen van de markt + + +
Het aangaan van relaties --- --- ---
Strategisch denken --- --- +++
Configuratie ++ + +++
‘Shared knowledge base’ +++ + +++
Tabel 4: Aanwezigheid elementen marktgerichte onderneming in Markor, Mktor en
systeembenadering schalen.
Bron: Eigen werk
Het valt op dat geen enkele van de benaderingen (met bijhorende meetschalen) het aangaan
van relaties nagaat. Dit is toch een grote beperking vermits het aangaan van relaties wordt
aanzien als één van de drie capabilities van een marktgerichte onderneming (Day, 1999a) (zie
1.3.2.2). Ook Narver en Slater (2000) vermelden in een recent artikel dat één van de drie
capabilities het aangaan van relaties is en dat dit tot op heden verwaarloosd is door
onderzoekers. Zij vinden dat dit ‘an interesting line for future research’ is (Narver en Slater,
2000, p. 73.). Als we rekening houden met het gezegde dat zegt “een kabel is maar zo sterk
als zijn zwakste schakel” dienen we hier in empirisch onderzoek toch rekening mee te houden
om zo beter conclusies te kunnen trekken over de relatie tussen marktgericht management en
performantie.
Wat ook opvalt is dat de systeembenadering (en bijhorende meetschaal) de benadering is die
het best de aanwezigheid van de elementen van een marktgerichte onderneming (zie 1.3)
nagaat. Het enige wat ontbreekt is het aangaan van relaties.
In het tweede praktische gedeelte van mijn thesis ga ik voor mijn onderzoek gebruik maken
van de vragenlijst van de systeembenadering van Becker en Homburg (1999). Hiervoor zijn
naast het hierboven vermelde argument nog verschillende redenen.
• De voornaamste reden is de praktische relevantie van de vragenlijst, ondervraagde
managers kunnen er zodoende veel in herkennen,wat het invullen ten goede komt.
• Het is een nieuwe en modernere benadering van marktgerichtheid.
• Marktgerichtheid is intrinsiek een management concept, waarbij grote aandacht
moet besteed worden aan activiteiten en processen (Uncles, 2000).
• De schalen van Kohli en Jaworski (1993a) en Narver en Slater (1990), de twee
andere benaderingen, krijgen vanuit sommige hoeken kritiek (Oczkowski en Farrell,
1998). Sigauw en Diamantopoulos (1994) stellen de nauwkeurigheid van de Mktor
schaal in vraag en Kohli, Jaworski en Kumar (1993a) stellen dat de Mktor schaal
veel aandacht besteed aan de rol van consumenten en concurrenten maar dat het de
additionele factoren die de behoeften en verwachtingen van consumenten drijven
niet in rekening neemt. De Markor schaal van Kohli en Jaworski daarentegen krijgt
kritiek van Oczkowski en Farrell (1998), die de theoretische onderbouwing, de
validiteit en betrouwbaarheid van de schaal in vraag stellen. Bovendien vernoemt
Bhuian (1998) na zijn ‘confirmatory analysis’ dat de Markor schaal psychometrisch
zwak is.
• Het laat toe om verschillende hypothesen te testen (zie deel II).
• Voor de andere benaderingen is de relatie tussen marktgerichtheid en performantie
al herhaaldelijk en in verschillende landen bewezen (Zie hoodstuk 2). Dit is voor de
systems based benadering slechts éénmaal gebeurd, namelijk in Duitsland.
• Er is reeds onderzoek gebeurd naar de modererende variabelen in de relatie tussen
marktgerichtheid en performantie (zie hoofdstuk 3) maar nog niet naar de
modererende variabelen in de relatie tussen marktgericht ‘management’ en
performantie. De auteurs geven dit ook toe en beschrijven hierom in hun richtlijnen
voor verder onderzoek dat dit zeker nog moet onderzocht worden (Becker en
Homburg, 1999, p.33).
1.5 BARRIERES VOOR DE IMPLEMENTATIE VAN MARKT-
GERICHTHEID.
Er zijn verschillende zaken die de implementatie van marktgerichtheid bemoeilijken.
Hieronder vindt u een samenvattende lijst. Er dient natuurlijk opgemerkt te worden dat
sommigen ook optreden als antecedenten van marktgerichtheid.
1.5.1 Mispercepties wat betreft marktgerichtheid
1.5.1.1 Marktblindheid
Sommige ondernemingen hebben te kampen met marktblindheid. Meestal zijn dit
ondernemingen die zodanig intern gericht zijn dat ze niet meer in staat zijn om op een
duidelijk manier de markt te herkennen. Misschien zijn deze ooit marktgericht geweest maar
zijn ze er zich nog niet van bewust dat ze deze gerichtheid verloren hebben5.
Men kan verschillende symptomen van marktblindheid onderscheiden (Day 1999b):
• Zorgen omtrent korte termijn kosten domineren.
Indien een onderneming zich teveel focust op korte termijn kosten zal dit lange termijn
gevolgen voor de consument met zich meebrengen. Bovendien zal de drempel om te
investeren in het genereren van marktintelligentie veel hoger zijn omdat de
winstgevendheid van klanten maar op lange termijn naar voor komt.
• Moeilijk in staat zijn om marktsignalen op te vangen.
Typerend is dat klantrelaties het werk zijn van het verkoopsteam terwijl het de
marktonderzoekers zijn die in het bedrijf verantwoordelijk zijn voor de kenmerken van
de klanten. Senior managers spenderen weinig tijd in het veld en zijn zodoende
afgeschermd en niet goed op de hoogte van opportuniteiten en veranderende
klantenwensen.
5 Bijvoorbeeld IBM begin jaren ’90.
• Productgerichte bedrijven
Sommige ondernemingen behalen een competitief voordeel door hun functionele
excellentie. Het gevaar bestaat erin dat de verschillende departementen eilanden van
excellentie worden, maar dat de integrerende logica, die nodig is om deze
departementen te verbinden, ontbreekt (cfr. productgerichte bedrijven op het
marktgerichte continuüm van Narver en Slater, 1999).
1.5.1.2 Te hoge aandacht aan de markt
Als tegenpool van ondernemingen die blind zijn voor de markt zijn er de ondernemingen die
te veel aandacht bieden aan de markt. Zij buigen als het ware voor de klanten en doen alles
wat deze verlangen. Zij interpreteren het concept van marktgerichtheid verkeerd en slagen er
niet in om een soort van discipline in hun strategie voor de dag te leggen. In plaats van een
zuivere focus, hebben deze ondernemingen te kampen met ongecoördineerde acties van de
verschillende departementen. Bovendien ontbreekt de discipline om prioriteiten te stellen in
verband met welke markten men moet bedienen en welke niet. Men probeert alles voor
iedereen te zijn met als gevolg dat men in alles minder presteert. Ondernemingen die
‘compelled’ zijn door de klanten denken verkeerdelijk dat het nodig is elke klant binnen te
halen (cfr. ‘customer led’). Uiteindelijk zijn deze ondernemingen gedesillusioneerd en
verwerpen ze het concept van marktgerichtheid, men argumenteert dan dat men geprobeerd
heeft dicht bij de klant te staan maar dat dit niet lukte (Day, 1999b).
1.5.1.3 Superieur ten opzichte van de markt
Sommigen vinden dat zij boven de markt staan. Beroemde auteurs schrijven dat het in
sommige gevallen beter is dat men de consumenten negeert. Hamel en Prahalad stellen dat
consumenten niet in staat zijn om een visie te hebben op baanbrekende producten (Hamel en
Prahalad, 1994). Een andere reden om de consumenten te negeren is dat men, door de moeite
die men steekt in de aandacht voor de klant, afgeleid is van het echte werk (Martin, 1995).
Ondernemingen kunnen ook zodanig gefocust zijn op de huidige markten dat ze er niet meer
in slagen opkomende markten te herkennen en zodoende een groot potentieel missen.
(Christensen en Bower, 1996).
1.5.1.4 Marktgerichtheid alleen voor grote ondernemingen
Een algemene misconceptie is dat marktgerichtheid enkel voor de grote ondernemingen is.
Narver en Slater vonden immers in 1996 geen bewijs dat grotere ondernemingen meer
marktgericht zijn dan kleinere. Bovendien hebben zowel Narver en Slater (1996) als Pelham
en Wilson (1996) kleine zeer marktgerichte bedrijven gevonden die meer succesvol waren
dan grotere bedrijven. Dit betekent natuurlijk niet dat marktgericht zijn gemakkelijk is maar
het houdt gewoon in dat ook kleinere ondernemingen marktgericht kunnen zijn.
1.5.2 Een ingenieursgedreven cultuur
Sommigen hebben een cultuur waar overtuigingen heersen dat klanten niet weten wat ze
willen en dat marketing alleen bestaat uit het analyseren van de concurrenten. Marketing mist
de technische expertise en is niet op de hoogte van de allernieuwste technologische snufjes.
De focus van de onderneming is hier vooral technisch (Day, 1999b).
1.5.3 De persoonlijkheid van het management
De verbondenheid van het management met de marktgerichte gedachte is essentieel om
marktgericht te worden (Best, 1999, p.24). Managers moeten duidelijk de nadruk leggen op
marktgerichtheid en hun gedachtegoed communiceren in de organisatie. Ze moeten de
werknemers voldoende herinneren dat ze steeds op de hoogte moeten zijn van en inspelen op
marktontwikkelingen (Kohli en Jaworski, 1993b; Pulendran, Speed en Widing, 2000)
Management is de moeilijkste barrière om iets aan te doen omdat oorzaak en effect moeilijk te
bepalen zijn (Miller en Toulouse, 1986). Vermits marktgerichtheid een risico inhoudt
vernoemen Hulland (1995), Jaworski & Kohli (1993b) dat managers met een hoge risico
aversie een belemmering vormen voor marktgerichtheid. Kohli en Jaworski (1993b) bewijzen
zelfs dat een hoge risico aversie de respons van de onderneming op marktinformatie
belemmert.
Volgende persoonlijkheidskarakteristieken van het management belemmeren
marktgerichtheid (Bisp, 1999):
• Een grote behoefte aan persoonlijk succes
• Een introverte natuur
• Autocratisch
• Hoge risicoaversie
1.5.4 Organisatiestructuur
Fundamenteel aan een organisatiestructuur is de manier waarop het geconfigureerd is. Marty
(1995) beweert dat een traditionele organisatiestructuur, in tegenstelling tot de
processtructuur, interfunctionele verspreiding van de marktinformatie, de interfunctionele
beslissingen en het in staat zijn tot het antwoorden op klantenbehoeften belemmert. Dit door
de controlerende rol van relaties en functies.
Kohli en Jaworski (1993b) en Hulland (1995) beklemtonen de impact van zowel het tekort
aan communicatie tussen verschillende afdelingen als van gecentraliseerde beslissingen.
Onderzoek eind jaren tachtig heeft aangetoond dat conflicten tussen verschillende afdelingen
de communicatie tussen de departementen bemoeilijkt (Ruekert en Walker,1987) en afbreuk
doet aan de implementatie van marktgerichtheid (Levitt, 1969; Lusch en Laczniak, 1987).
Onderzoek heeft ook uitgewezen dat conflict kan leiden tot verminderende interfunctionele
performantie (Dutton en Walton, 1966; Pulendran, Speed en Widing, 2000).
Moorman (1995) komt tot de conclusie dat een hiërarchische cultuur afbreuk doet aan de
verspreiding en reactie op marktinformatie.
Kohli en Jaworski (1993b) hebben gevonden dat centralisatie bedrijven minder aanpasbaar
maken aan de markt omdat dit het genereren en verdelen van de informatie bemoeilijkt.
Centralisatie is de situatie waarin alle beslissingsbevoegdheden zich op één punt van de
organisatie bevinden en de leden van de organisatie dus geen belangrijke beslissingen mogen
nemen (Aiken en Hage, 1968).
De essentie van deze argumenten en empirische bewijzen is dat hiërarchische configuraties,
waar departementen ver van mekaar verwijderd zijn en waar formaliteit en controle centraal
staan, zowel de verspreiding van als de beantwoording op marktinformatie belemmeren (Bisp,
1999).
1.5.5 Individuele overtuigingen
Zo is er bijvoorbeeld de overtuiging dat marktgerichtheid een bedreiging vormt voor de
stabiliteit van de onderneming (Soderlund, 1993), dat men door een hogere marktgerichtheid
het zicht op de “core business” zal verliezen (Bisp, 1999), dat een verhoging van de
marktgerichtheid niet mogelijk is voor een onderneming omdat dit decentralisatie inhoudt.
Ook financiële barrières kunnen optreden (Doyle et al., 1989). Het kan ook zijn dat het bedrijf
zelf vindt dat ze in voldoende mate marktgericht is en dat een verdere verhoging ervan meer
kosten met zich zou meebrengen (Kanter, 1995).
1.5.6 Het human resource management
Felton wees reeds in 1959 naar de promotie- en aanwervingsprocedures als barrière wanneer
deze een andere functionele gerichtheid innemen dan marktgerichtheid, een punt dat later ook
nog werd aangehaald door Ruekert (1992).
Ook de onvoldoende interne marketing is een barrière. Masiello (1988) kwam tot de volgende
consequenties van onvoldoende interne marketing:
• Een beperkte kennis van de waardeketen (ook Lichtenthal en Wilson, 1992)
• Werknemers die niet geïnformeerd worden over markten en plannen
• Het onvoldoende erkennen van de marketinginspanningen van het personeel terwijl
beloningssystemen heel belangrijk zijn in het vormen van de gedragingen van
werknemers.
Dit laatste punt houdt in dat er een tekort is aan marktgerichte evaluatie en
beloningssystemen, een belangrijke facilitator van marktgerichtheid (Harris, 1996b; Kohli en
Jaworski, 1993b). Ook Webster (1988, p. 38) postuleerde dat de creatie van marktgerichte
beloningssystemen een basisvereiste vormde voor de ontwikkeling van een marktgerichte
onderneming. Een bewering die later empirisch werd bewezen door Sigauw, Brown en
Widing (1994) en Pulendram, Speed en Widing (2000).
Deze aandacht voor een Human Resource management dat marktgerichtheid promoot vinden
we ook terug in de systeembenadering van Becker en Homburg (1999).
1.5.7 Een tekort aan marktgeoriënteerde competenties
De effectiviteit of de kwaliteit van de marktgerichtheid hangt af van verschillende
competenties (zie elementen van een marktgerichte onderneming). Zo zijn bepaalde
ondernemingen minder goed in bijvoorbeeld het aanvoelen van de markt en het aangaan van
klantenrelaties of hebben sommige ondernemingen een tekort aan kennis wat betreft het
reageren op marktinformatie (Day, 1994b; Bisp, 1999).
1.5.8 Het psychologisch klimaat binnen een onderneming
Doyle, Saunders en Wong (1989) wijzen op het feit dat functies die te veel bezig zijn met hun
eigen problemen marktgerichtheid belemmeren. Het kan een klimaat creëren waar er
gebrekkige doorvloei is van informatie.
Een andere klimaatbarrière is het gebrek aan vertrouwen in de informatie van het marketing
departement (Piercy en Morgan, 1995).
Het klimaat is cruciaal om de marktgerichtheid te versterken. Omdat marktgerichtheid afhangt
van de functionele coöperatie en collaboratie zal een klimaat waar er geen samenwerking en
vertrouwen is, een sterke barrière vormen voor het verhogen van de marktgerichtheid. Meer
specifiek zal dit de verspreiding en beantwoording van de marktinformatie belemmeren (Bisp
1999).
We merken dus op dat er verschillende barrières zijn die de implementatie van
marktgerichtheid beïnvloeden.
Naast deze barrières zijn er nog andere redenen waarom sommige ondernemingen niet
marktgericht worden, zo denken bijvoorbeeld ondernemers dat men niet echt in grote mate
marktgericht moet zijn, indien men in markt opereert die gekenmerkt wordt door een hoge
vraag of door een hoge technologische turbulentie (zie hoofdstuk 3).
1.6 CONCLUSIE
Zoals de meeste termen in marketing bestaan er ook voor marktgerichtheid vele definities.
Algemeen kunnen we stellen dat marktgerichte ondernemingen, ondernemingen zijn die
(Gray, 1999):
• op de hoogte zijn van de behoeften van de klanten zodat ze een superieure
waarde kunnen creëren
• op de hoogte zijn van de capabilities en activiteiten van de huidige en
potentiële concurrenten
• marktinformatie delen over verschillende departementen om zodoende
gecoördineerde strategieën te kunnen ontwikkelen
• vlug reageren op de acties van de concurrenten
• vlug reageren op de veranderende behoeften van de klanten
• de meest waardevolle klanten en producten van nabij volgen
Met andere woorden kunnen we stellen dat marktgerichtheid staat voor het geheel van acties
die slaan op het identificeren van klantenbehoeften en acties van de concurrenten, het
verspreiden en delen van deze informatie doorheen de hele onderneming, en het op een
gecoördineerde, tijdige en voordelige manier reageren op deze informatie.
Marktgerichtheid omvat drie gedragscomponenten: klantgerichtheid, concurrentiegerichtheid
en interfunctionele coördinatie en kan eigenlijk aanzien worden als de implementatie van het
marketingconcept.
In de literatuur zijn er drie verschillende benaderingen van marktgerichtheid terug te vinden
waarvan de systeembenadering de meest recente is. Hierbij valt op dat elkeen van de
benaderingen het aangaan van relaties verwaarloost en dat CRM kan aanzien worden als
onderdeel van marktgericht management.
Verder bestaan er verschillende elementen die een marktgerichte onderneming karakteriseren
en zijn er verschillende barrières die de implementatie van marktgerichtheid bemoeilijken.
Men kan zich nu afvragen of marktgerichtheid leidt tot concrete voordelen. Het
implementeren ervan is tijdrovend en kostelijk dus moet dit proces toch de nodige vruchten
afwerpen. Vandaar de bespreking van de relatie tussen marktgerichtheid en performantie in
hoofdstuk 2.
HOOFDSTUK 2
RELATIE TUSSEN MARKTGERICHTHEID EN
PERFORMANTIE
2.1 LITERATUUROVERZICHT THEORIE
Reeds vele jaren verklaarden auteurs dat een marktgerichte benadering van de onderneming
leidt tot een betere bedrijfsperformantie of met andere woorden dat de marktprestaties van een
bedrijf zullen verbeteren als ze haar marktgerichtheid verhoogt (Levitt, 1960; Kotler, 1988 en
Webster 1988). De theoretische basis voor deze verwachte link werd in leven geroepen door
McKitterick (1958).
2.1.1 Competitief voordeel
De sleutel tot het economisch succes van een onderneming (vooral winstgevendheid) is de
ontwikkeling van een aanhoudbaar competitief voordeel (Porter, 1980, 1985; Narver en
Slater, 1990; Heene, 1995). Een onderneming heeft een competitief voordeel als het op een
consistente manier een hogere waarde voor zijn klanten creëert. Dit laatste kan op twee
manieren, door de voordelen voor de klant te verhogen of door zijn kosten te verlagen.
Om een betekenisvolle differentiatie te verwezenlijken door zich te richten op de voordelen
kant van de vergelijking en het bereiken van een lage kost positie moet een onderneming
kerncompetenties6 ontwikkelen (Heene, Sanchez en Thomas, 1996; Hamel en Prahalad,
1994). Omwille van steeds wijzigende klantenbehoeften, technologieën en
concurrentiegevaren moeten de kerncompetenties continu gewijzigd worden om hierop te
kunnen inspelen. Dit betekent niet dat nieuwe competenties moeten worden ontwikkeld maar
dat de vaardigheden en ‘capabilities’ in de ‘core areas’ moeten verfijnd en verbeterd worden
(Narver en Slater, 1992). De grondlegger (foundation) van kerncompetenties is de cultuur van
de onderneming, id est “the pattern of shared values and beliefs that help individuals
understand organizational functioning and thus provide them norms for behaviour in the
organizaton” (Deshpandé en Webster, 1989).
6 Zo staat Xerox bijvoorbeeld bekend om zijn vermogen om zij productie en distributie kosten te verlagen, deelsom zijn meesterschap in het ‘benchmarken’.
Vogens Narver en Slater (1990;1992;1994a) zal een onderneming dus, als het een
marktgerichte cultuur ontwikkelt, in staat zijn om via kerncompetenties, zoals bijv.
klantenservice, kwaliteit en innovatie, een aanhoudend competitief voordeel te behalen en
zodoende een hogere performantie in termen van winstgevendheid en verkoopsgroei te
realiseren (zie figuur 9).
Feedback
Figuur 9: Marktgerichtheid, competitief voordeel en bedrijfsperformantie (Narver en Slater,
1992, p.2)
Gelijklopend ligt volgens Pelham en Wilson (1993) de verklaring van het verband tussen
marktgerichtheid en performantie verscholen in de logica van een aanhoudbaar competitief
voordeel (Day en Wensley, 1983, 1988). Omdat een marktgerichte cultuur moeilijk te creëren
is en omdat slechts weinig managers op de hoogte zijn van de relatie tussen marktgerichtheid
en performantie kunnen we volgens Pelham en Wilson (1993) en Day (1994b) stellen dat
marktgerichtheid moeilijk te behalen, moeilijk te kopiëren en causaal ambigue is, dus met
andere woorden die attributen bevat die als kritisch worden gedefinieerd om een aanhoudend
concurrentievoordeel te behalen.
Algemeen kunnen we stellen dat marktgerichtheid, het door de onderneming begrijpen van de
onderliggende marktvraag vergemakkelijkt. Ondernemingen die vlug kunnen leren van hun
markt en kunnen reageren op deze informatie verkeren in de beste positie tot het behalen van
een competitief voordeel (Senge 1990b ; Sinkula, 1994; Day, 1994a).
Marktgerichtheid - Klantgericht - Concurrentiegericht - Interfunctionele Coördinatie
Kerncompetenties - Klantenservice - Kwaliteit - Innovatie
Competitief voordeel - Klantentouw - Succes nieuwe producten - Marktaandeel
Bedrijfsperformantie - Winstgevendheid - Verkoopsgroei
2.1.2 Gevoel van verbondenheid
Kohli en Jaworski (1990) kwamen zoals Narver en Slater (1990) tot het besluit dat
performantie niet als component maar als gevolg van marktgerichtheid kan beschouwd
worden. Meer specifiek kwamen Kohli en Jaworski in 1990 na hun kwalitatief onderzoek
immers tot de conclusie dat marktgerichtheid verschillende gevolgen had. Eerst en vooral
levert marktgerichtheid een verenigende focus op de inspanningen en projecten van
individuen binnen de organisatie en zorgt dit zodoende voor een hogere performantie in de zin
van ROI (return on investment), verkoopvolume, marktaandeel,…. Ten tweede zorgt een
hogere marktgerichtheid voor een hogere tevredenheid bij de werknemers. Zij stellen dat de
marktgerichtheid van de onderneming zorgt voor een soort van gevoel van trots en
verbondenheid bij de werknemers omdat men werkt voor een bedrijf, waarin alle individuen
en departementen samenwerken om een gemeenschappelijk doel, namelijk het dienen van de
consumenten, te bereiken.
Volgens Pelham en Wilson ligt de verklaring van het verband tussen marktgerichtheid en
performantie naast een aanhoudbaar competitief verscholen in de logica van de sterke
culturen hypothese (Weick, 1985). De hypothese van sterke culturen suggereert dat
diepgewortelde geloofsovertuigingen en normen zorgen voor een cohesie en focus wat betreft
strategieën en tactische maatregelen. Meer specifiek zullen, wanneer alle werknemers geloven
in het belang van het creëren van klanttevredenheid, deze geloofsovertuigingen vertaald
worden in normen die zorgen voor consistentie in het gedrag van werknemers, strategieën en
tactisch gedrag. Dit zal resulteren in minder ‘defections’, lagere kosten, hogere
kanttevredenheid, prijspremiums en hogere winstgevendheid.
2.1.3 Klantentevredenheid en klantentrouw
Het centrale voordeel van marktgerichtheid is een hogere klantentevredenheid wat zich
vertaalt in hogere niveaus van klantentrouw (Reichheld en Sasser, 1990; Reichheld, 1993).
Belangrijk hierbij is dat dit opportuniteiten creëert om de klanten te behouden gedurende de
gehele levenscyclus, we hebben immers boven reeds gezien dat voor marktgericht
management, het behouden van de goede klanten topprioriteit moet zijn (Best, 1997). Door
deze hogere klantretentiegraad moeten marktgerichte ondernemingen minder tijd steken en
kosten maken in het aantrekken van nieuwe klanten om de andere te vervangen.
Zoals op figuur (Best, 1997) blijkt zal een bedrijf met een sterke marktgerichtheid in staat zijn
om marktgebaseerde strategieën te ontwikkelen en te implementeren om zo tegemoet te
komen aan de behoeften en preferenties van de klanten en om te reageren op
concurrentiekrachten. Dit leidt tot hogere niveaus van klanttevredenheid en klantentrouw
(retentie) zodat de kosten voor het bedienen van de huidige, en kosten voor het aantrekken
van nieuwe klanten verminderen wat op zijn beurt leidt tot een grotere winstgevendheid (Best,
1997).
Winstgevendheid
Klantentevredenheid en
behoud van klanten
Marktgebaseerde strategie
en implementatie strategie
Marktgerichtheid van een onderneming
Figuur 10: De relatie tussen marktgerichtheid, klantentevredenheid en winstgevendheid
(Best, 1999, p.10).
Een marktgerichte onderneming zal door zijn marktgerichte activiteiten beter in staat zijn om
producten te ontwikkelen die op een efficiënte en effectieve manier de klantenbehoeften
vervullen (Deshpandé, Farley en Webster, 1993) en zal door het dieper begrijpen van de
behoeften en perspectieven van de klanten, het vermogen van de onderneming in het creëren
van een hogere klantenwaarde verhogen en zodoende ook de performantie omdat tevreden
klanten bij de onderneming blijven en zorgen voor mond tot mond reclame (Kohli en
Jaworski, 1990)
In een rapport van het Marketing Science Institute (Narver, Slater en Jacobson, 1993) vinden
we terug dat een marktgerichte onderneming de opportuniteiten identificeert om een hogere
klantenwaarde, voor zowel huidige klanten als de prospecten, te creëren en te behouden. Door
zijn gerichtheid naar de klanten en de concurrenten en het organisationeel leren (Sinkula,
1994) kan een marktgerichte onderneming continu (a) de gepaste segmentering en targeting
van de markt identificeren (b) de uitgesproken en latente behoeften van de klanten traceren en
ontdekken (Day, 1994b; Dickson, 1997) (c) begrijpen welke voor de doelgroep de
alternatieven zijn met bijhorende sterkten en zwakten (d) nieuwe voordelen voor de klanten
implementeren en deze zodanig prijzen dat er een superieure waarde is voor zowel bedrijven
als klanten (Levitt, 1980; Forbis and Mehta, 1981).
Volgens Cadogan (2000) is er, gegeven het feit dat marktgerichtheid aanzien wordt als
implementatie van het marketing concept, een zuivere theoretische reden voor een positieve
associatie tussen marktgerichtheid en performantie. Dickinson (1986, p.18) stelt: “The
foundation of the marketing concept is customer satisfaction, the belief that a business, if it is
to be successful, should be oriented towards satisfying the needs of the customers…The
concept makes good sense. If the buyer is rational, it follows that he or she will chose to come
to prefer those firms whose market offerings best meet wants”.
2.1.4 Relatie concurrentiegerichtheid en performantie
Naast de grote aandacht aan de positieve relatie tussen klantgerichtheid en interfunctionele
coördinatie (zie 1.2) met performantie zijn er ook verschillende redenen waarom een
concurrentiegerichtheid zou leiden tot een grotere performantie (Dawes, 2000). Ten eerste
moet een onderneming niet alleen kijken hoe goed hun producten inspelen op de behoeften
van de klant maar ook hoe goed hun producten scoren ten opzichte van de concurrent
(Ohmae, 1982, p.91). Ten tweede kunnen concurrenten ook een bron zijn van goede ideeën
voor nieuwe producten (Dawes, 2000). Ten derde kan het begrijpen van de sterkten en de
strategieën van de concurrenten, de onderneming helpen om te weten welke markten of delen
van de markten men moet betreden of vermijden (Porter, 1979) en kan de kennis van de
doelen, strategieën en ‘capabilities’ van de concurrenten helpen bij de voorspellingen over
hoe de concurrent gaat reageren op een strategisch initiatief (Porter, 1980). Ten vierde zijn
concurrentiegerichte ondernemingen beter in staat om de zwakten van de concurrenten te
identificeren dewelke kunnen helpen in het behouden of opbouwen van winstgevende
marktposities (Day en Wensley, 1988). Ten laatste kunnen we stellen dat acties van de
concurrenten een tegendraads effect kunnen hebben op de performantie van een bedrijf. Als
men gericht is naar de concurrenten en op de hoogte is van hun sterkten en strategieën dan zal
dit effect geminimaliseerd worden door eventueel anticipatief te reageren (Dickson, 1997,
p.209).
Omwille van het geheel van deze zaken kan men dus stellen de concurrentiegerichtheid de
winstgevendheid van de onderneming kan verhogen.
2.1.5 Algemeen
Algemeen stelt Day (1999a) de relatie tussen marktgerichtheid en peformantie als volgt voor.
Als een onderneming beschikt over alle elementen van marktgerichtheid (zie 1.5) dan is het:
• beter in staat om zijn markt te begrijpen.
Hiermee bedoelt Day dat de onderneming eerst en vooral beter is in het “sensing van
emerging opportunities“, de onderneming kan anticiperen en ageren op
marktverschuivingen en opportuniteiten. Bovendien zijn ze ook beter in staat om
concurrentiebewegingen te anticiperen en om beslissingen te nemen die beter gebaseerd
zijn op marktfeiten want zoals boven reeds vermeld, heeft een marktgerichte onderneming
een uitgebreide kennisbank (zie 1.3.4).
• beter in staat zijn om klanten te behouden en aan te trekken.
Marktgerichte ondernemingen geven een hogere klantenwaarde, werknemers weten
immers wat de klanten willen omdat ze dicht bij de markt staan. Het is zelfs zo dat ook de
werknemers met een technische kennis een realistisch beeld krijgen over de klanten.
Marktgerichte ondernemingen weten ook dat klantensatisfactie alleen niet genoeg is, maar
dat die satisfactie ook nog moet worden omgezet in relaties en trouw (zie 1.5.2.2).
Dit alles leidt volgens Day tot « Bottom-line benefits » zoals:
- Superieure kost en investeringsefficiëntie. Niet alle klanten zijn immers even
attractief, trouwe klanten zijn meer attractief. Marktgerichte ondernemingen zijn beter
in staat om trouwe klanten te herkennen en te behouden.
- Tevredenheid bij werknemers.
- Prijspremium. Een marktgerichtheid zorgt voor een grotere waardepropositie wat zich
vertaalt in een grotere waarde dat wordt beloond door een prijspremium.
- Buitenspel zetten van concurrenten
- Groei van inkomsten
2.2 LITERATUUROVERZICHT EMPIRISCHE STUDIES
Alhoewel vele managers en academici de laatste veertig jaar prediken dat men dicht bij de
consument moet blijven en dat de consument centraal moet staan in de onderneming (zie 2.1),
was nog nooit aangetoond dat dit weldegelijk de winstgevendheid verhoogde. Slechts in de
laatste tien jaar zijn deze beweringen empirisch getest en is bewezen dat marktgerichte
ondernemingen meestal meer winstgevend zijn dan hun concurrenten. Dit is aangetoond in
een variëteit van methodes en meetschalen. Na intensief onderzoek heb ik volgende
samenvattende tabel kunnen maken. Let wel op, in de meeste artikels werd performantie door
een drietal items gemeten, zoals bijvoorbeeld relatieve ROI, verkoopsgroei, marktaandeel,….
In vele onderzoeken was er bij enkele items geen significant verband. Positief in de derde
kolom betekent dat er minimum één item was waar een significant verband gevonden werd.
Auteurs Jaar Relatie MG. en Perf.
Narver en Slater 1990 Positief
Lewis en Esslemont 1991 Geen
Ruekert 1992 Positief
Kohli en Jaworski 1993b Positief
Deshpandé, Farley en Webster 1993 Positief
Hart en Diamantopoulus 1993 Zwakke relatie
Narver en Slater 1993 Positief
Deng en Dart 1994 Positief
Narver en Slater 1994b Positief
Atuahene-Gima 1995 Positief
Pelham en Wilson 1995 Positief
Greenley 1995a Geen
Au en Tse 1995 Positief
Greenley 1995b Zwak positief
Pelham en Wilson 1996 Positief
Fritz 1996 Positief
Gounaris en Avlonitis 1996 Positief
Narver en Slater 1996 Zwak positief
Pitt Caruana en Berthon 1996 Zwak positief
Balakrishnan 1996 Positief
Avlonitis en Gounaris 1997 Positief
Greenley en Foxall 1997 Positief
Bhuian 1997 Positief
Balabanis, Stables en Phillips 1997 Geen
Appiah-Adu en Ranchhold 1998 Positief
Gray, Matear, Boshoff en Matheson 1998 Positief
Dau en Thirkell 1998 Positief
Caruana, Ramaseshan en Ewing 1998 Positief
Ellis en Ngai 1998 Positief
Kumar, Subramanian en Yauger 1998 Positief
Van Egeren en O’Connor 1998 Positief
Tse 1998 Geen
Horng en Chen 1998 Positief
Chang en Chen 1998 Positief
Appiah-Adu en Singh 1998 Positief
Doyle en Wong 1998 Positief
Han, Kim en Srivastava 1998 Positief
Appiah-Adu 1998 Positief
Bhuian 1998 Positief
Oczkowski en Farrell 1998 Positief
Baker en Sinkula 1999 Geen
Pelham 1999 Positief
Gray, Greenley, Matear en Matheson 1999 Positief
Pitt en Caruana 1999 Geen
Becker en Homburg 1999 Positief
Narver en Slater 2000 Positief
Cadogan, Sundqvist en Salminem 2000 Positief
Dawes 2000 Positief
Pulendran, Speed en Widing 2000 Positief
Tabel 5: Overzicht reeds verrichte marktgerichtheid - performantie onderzoeken
Bron: Eigen werk
Volgende conclusies kunnen getrokken worden:
• Van de 49 studies zijn er slechts 9 die geen of een zwak positief verband gevonden
hebben tussen marktgerichtheid en performantie. Strikt gezien kan men dus opmerken
dat, als men de uitkomsten van verschillende onderzoeken onderling vergelijkt, er
geen éénduidige conclusies blijken getrokken te kunnen worden ten aanzien van de
relatie marktgerichtheid en performantie (Greenley, 1995).
Deze dubbelzinnigheid dient echter genuanceerd te worden daar dit waarschijnlijk kan
verklaard worden door verschillen in onderzoeksmethodologie (Langerak, 1997, p.38).
• De relatie werd eerst bewezen in de VS (Narver en Slater, 1990) en werd gevolgd door
gelijkaardige studies in dat land (Ruekert, 1992; Kohli en Jaworski, 1993b; Pelham en
Wilson, 1994). De relatie is ook empirisch bewezen in andere landen zoals Canada
(Deng en Dart, 1994), het VK (Hart en Diamantopoulos, 1993), Duitsland (Fritz,
1996; Becker en Homburg, 1999), Griekenland (Gounaris en Avlonitis, 1996), Nieuw-
Zeeland (Gray, Matear, Boshoff en Matheson, 1998),….
• De relatie tussen marktgerichtheid en performantie is nog niet onderzocht in België.
• De relatie tussen marktgericht ‘management’ en performantie (zie 1.4.3
systeembenadering) is slechts éénmaal onderzocht en dit in Duitsland
• Er valt op dat vele studies zoals bijvoorbeeld deze van Narver en Slater (1990) en
Kohli en Jaworski (1993b) te weinig performantiemaatstaven gebruiken.
Marktgerichtheid beïnvloedt niet alle aspecten van performantie op dezelfde manier
vandaar dat hoe meer performantiemaatstaven men gebruikt hoe beter het beeld is dat
men verkrijgt van de relatie tussen marktgerichtheid en performantie. Kohli en
Jaworski (1993b, p.65) geven toe dat ze er te weinig gebruikt hebben en verklaren in
een latere studie (Kohli en Jaworski, 1996) dat het nuttig zou zijn om de complexiteit
van de relatie tussen marktgerichtheid en alternatieve dimensies van
bedrijfsperformantie te onderzoeken in toekomstige studies.
• Ook wordt in de meeste onderzoeken te veel nadruk gelegd op financiële
performantiemaatstaven (zoals ROI, verkoopsgroei, groei van winstmarge) terwijl de
grootste voordelen van marktgerichtheid terug te vinden zijn in gegevens zoals
klanttevredenheid, naambekendheid en merkentrouw (cfr.supra). Gray et al. (1999)
stellen dat om rekening te houden met de strategische en economische rijkheid en het
multidimensionele karakter van performantie, toekomstige marktgerichtheid-
performantie studies een brede waaier van zowel financiële- als marketing
performantiemaatstaven zouden moeten gebruiken, bestaande uit relatieve en
objectieve winstgevendheid, relatief marktaandeel, relatieve verkoopsgroei, relatieve
naambekendheid, relatieve klanttevredenheid en relatieve klantentrouw.
• Ook succes van nieuwe producten wordt soms gebruikt als performantiemaatstaf
(Greenley, 1995a; Narver en Slater, 1994b) maar Gray et al. (1999) stellen dat deze
beter gebruikt wordt in studies die zich specifiek richten op de relatie tussen
marktgerichtheid en het succes van nieuwe producten. Wij vinden de maatstaf wel
gepast omdat ook zoals Kumar et al. (1998) redeneren het succes van nieuwe
producten een beeld geeft, hoe goed de informatieverzameling en
informatieverspreiding in de onderneming is om zodoende een antwoord te geven in
de vorm van nieuwe producten die de al dan niet latente behoeften van klanten
vervullen en dewelke concurrenten niet kunnen aanbieden of tegen een hoger
kosten/opbrengsten ratio.
• Ook Cadogan et al. (2000) verkondigen nogmaals de beperkingen van de vorige
studies omwille van het tekort aan performantiemaatstaven wat als het ware inhoudt
dat marktgerichtheid alle performantiemaatstaven op dezelfde manier beïnvloedt.
Centraal is er dus zoals ook Cadogan et al. (2000) stellen nood aan nieuw onderzoek
die de relatie tussen marktgerichtheid en performantie nagaat voor een grote
hoeveelheid aan performantiemaatstaven om zo verschillende patronen van associatie
te vinden.
• Gray et al. (1999) verklaren in hun richtlijnen voor verder onderzoek dat het goed zou
zijn dat onderzoek ook rekening zou houden met performantiemaatstaven zoals
tevredenheid bij de werknemers en de ‘fulfilment of stakeholder goals’.
HOOFDSTUK 3
DE MODERERENDE VARIABELEN IN DE RELATIE
TUSSEN MARKTGERICHTHEID EN
PERFORMANTIE
3.1 LITERATUUROVERZICHT THEORIE
Alhoewel er een wijdverspreid geloof is in de positieve relatie tussen marktgerichtheid en
performantie kan men stellen dat er toch enige onzekerheid bestaat over de eventuele
modererende variabelen in de marktgerichtheid-performantie relatie.
De mogelijkheid van zo een modererend effect is consistent met het feit dat in de strategische
management literatuur reeds herhaaldelijk is aangetoond dat de externe omgeving een
modererende rol kan spelen in de organisatie-performantie relatie, of met andere woorden dat
de externe omgeving de effectiviteit van organisationele karakteristieken modereert. Zo
hebben verschillende onderzoeken (McKee et al., 1989; Snow en Hrebiniak, 1980; Hambrick,
1983) gevonden dat de effectiviteit van een gegeven strategische oriëntatie afhankelijk is van
de dynamieken van de markt.
Vermits een marktgerichtheid de inzet vereist van verschillende ‘resources’ zal deze
gerichtheid dus slechts nuttig zijn wanneer de voordelen die het met zich meebrengt de kosten
van deze ‘resources’ overtreffen. Vandaar dat managers grote aandacht moeten besteden aan
de kosten-opbrengsten ratio van marktgerichtheid.
Met andere woorden zal in sommige omstandigheden de relatie tussen marktgerichtheid en
performantie verzwakt of versterkt worden en zal een hoge mate van marktgerichtheid niet
kritisch zijn.
Sommige ondernemingen zullen dus geen marktgerichtheid ontwikkelen en zullen hun
aandacht vestigen op het ontwikkelen van ‘internal capabilities’, zoals procestechnologie. Zij
zullen bijvoorbeeld een competitief voordeel trachten te behalen door zich te richten op R&D,
het verhogen van de efficiëntie van de productie of zullen proberen voordelen te halen uit de
leercurve en schaaleconomieën. Zij verwaarlozen de klanten niet maar klantenanalyse zal
slechts een kleine rol spelen.
We kunnen stellen dat in de literatuur weinig aandacht wordt besteed aan de contextuele
factoren dewelke een marktoriëntatie meer of minder geschikt maken in een bepaald soort
markt. Met andere woorden is er niet zoveel aandacht besteed aan eventuele modererende
variabelen die de relatie tussen marktgerichtheid en performantie beïnvloeden Volgende
zaken worden vermeld een eventueel modererend effect te hebben.
3.1.1 Marktturbulentie
Argumenten zijn naar voor gekomen in de literatuur die suggereerden dat marktgerichtheid
een sterk of zwak effect zou hebben op performantie afhankelijk van de marktturbulentie
(Houston, 1986; Bennet en Cooper, 1981).
Marktturbulentie betekent dat er veel veranderingen zijn in de samenstelling van de klanten en
hun preferenties. Men kan stellen dat voor een onderneming die te maken heeft met een bijna
niet veranderend klantenbestand waar ook de behoeften niet vlug wijzigen, marktgerichtheid
weinig effect zal hebben op de performantie. Dit omdat er voor een gegeven set van
consumenten weinig wijzigingen moeten gebeuren aan de marketing mix om op deze stabiele
behoeften in te spelen. Daarentegen zal er in een markt waar de consumentenbehoeften vlug
wijzigen een grotere kans bestaan dat de aanbiedingen van de onderneming niet meer stroken
met de behoeften van de consumenten. Vandaar dat in deze marktsituatie de onderneming
beter in staat moet zijn deze wijzigingen in de behoeften op te merken en zelfs te anticiperen
en bovendien ook aanpassen te maken in hun aanbiedingen zodat deze weer tegemoetkomen
aan de gewijzigde behoeften (Kohli en Jaworski, 1990).
Pulendran et al. (2000) stellen zelf dat het noodzakelijk is dat een onderneming in grote mate
marktgericht moet zijn als het opereert in een turbulente markt. In zulke omstandigheden
moet het management marktgerichte activiteiten uitvoeren terwijl ze de flexibiliteit moet
behouden om resources te verplaatsten en zich aan te passen aan potentieel leefbare
markttrends.
In een turbulente markt is het nodig om in staat te zijn te anticiperen op ontwikkelde
klantenbehoeften en om waardecreërende ‘capabilities’ te genereren die gebaseerd zijn op
deze kennis (Leonard-Barton, 1995).
3.1.2 Marktgroei
In sterke economieën die gekarakteriseerd worden door een hoge vraag kan het voor een
onderneming minder noodzakelijk zijn om in hoge mate marktgericht te zijn. Daarentegen zal,
in een markt waar er een lage vraag heerst, een onderneming beter moeten kunnen inspelen op
de wensen en verlangens van de consumenten (Kohli en Jaworski, 1993b).
3.1.3 Technologische turbulentie
Het kan ook volgens Kohli en Jaworski (1990) zijn dat in industrieën die gekarakteriseerd
worden door een snel wijzigende technologie, marktgerichtheid minder belangrijk zal zijn dan
in industrieën met een stabiele technologie. Marktgericht zijn is zoals boven besproken een
competitief voordeel, bedrijven die werken met nieuwe technologieën die vlugger
veranderingen ondergaan kunnen een competitief voordeel behouden door technologische
innovatie zodat voor deze ondernemingen marktgerichtheid minder belangrijk wordt. Met
technologie bedoelen Kohli en Jaworski het gehele proces van het transformeren van inputs in
outputs en het leveren van deze outputs aan de consument. De bewering hier is niet dat
marktgerichtheid onbelangrijk is in technologisch turbulente markten maar dat het minder
belangrijk is (Kohli en Jaworski, 1993b; Kaldor, 1971).
3.1.4 Macht van de kopers
De macht van de kopers is de mate waarin de koper druk kan uitoefenen op de verkoper om
de verkoper er toe aan te zetten goederen of diensten aan een hogere kwaliteit of een lagere
prijs te leveren (Porter, 1980; Scherer, 1980).
De traditionele visie is dat koper en verkoper tegenstanders zijn en dat ze elkeen een voor hen
zo groot mogelijke voordeel proberen te verkrijgen (Narver en Slater, 1990). Hoe groter die
macht van de kopers hoe sterker de relatie zal zijn tussen marktgerichtheid en performantie
(Gray et al., 1999).
3.1.5 Macht van de leveranciers
De macht van de leveranciers is de mate waarin de verkoper kan onderhandelen voor hogere
waarden of prijzen (Porter, 1980; Scherer, 1980). Als de macht van de leveranciers hoog is
kan de impact van marktgerichtheid op performantie minder groot zijn omdat de onderneming
niet in staat is om te reageren op klanteninformatie omwille van de macht van de leveranciers.
3.1.6 Intensiteit van concurrentie
Ook het aantal concurrenten kan een invloed hebben op de sterkte van de relatie (Kohli en
Jaworski, 1993b). In de afwezigheid van concurrentie kan een onderneming goed presteren
zonder marktgericht te zijn. Neem bijvoorbeeld een extreem geval zoals een monopolie. Een
monopolist boekt goede resultaten terwijl hij niet echt zijn assortiment moet wijzigen om te
voldoen aan veranderende preferenties van de consumenten (Houston, 1986, p. 84), mensen
‘moeten’ als het ware het product kopen. Sterke competitie daarentegen leidt tot een grotere
keuze voor de consument. Een onderneming moet dan meer gedreven zijn in het achterhalen
van de klantenbehoeften, het vervullen van de behoeften en het creëren van hogere
klantenwaardes. De onderneming zal de veranderende consumentenbehoeften van nabij
moeten volgen en beantwoorden door betere aanbiedingen te doen zodat consumenten deze
kiezen boven alternatieven van de concurrentie (Houston, 1986; Bennet en Cooper, 1981).
Met andere woorden zullen de voordelen die marktgerichtheid met zich meebrengt groter zijn
voor een organisatie in een competitieve omgeving dan voor een organisatie in een niet
competitieve omgeving (Kohli en Jaworski, 1990).
3.1.7 Vijandigheid concurrentie
Dit houdt de breedte en de agressiviteit van de acties van de concurrenten in. Het kan
bijvoorbeeld zijn dat er veel concurrenten zijn (zie 3.1.6) maar dat deze niet vijandig zijn, en
omgekeerd kan het zijn dat er slechts enkele concurrenten zijn maar dat deze heel vijandig
zijn. Dus naast de intensiteit kan ook de vijandigheid een modererende variabele zijn. Een
vijandige omgeving wordt gekarakteriseerd door concurrenten die elkaar agressief aanvallen
via verschillende strategische dimensies (bijv. prijsstelling, promotie, productontwikkeling,
distributie) (Narver en Slater, 1994 b).
Als de omgeving wijzigt van kalm, vreedzaam naar competitief en zelfs vijandig zal er een
grotere noodzaak zijn om zich te richten naar de concurrenten en deze op de voet te volgen.
Een hogere informatieverzameling over de concurrenten voorziet de managers van informatie
die andere minder marktgerichte ondernemingen niet hebben, waardoor deze eersten een
competitief voordeel hebben. In een vijandige competitieve omgeving heeft de marktgerichte
onderneming dus de infrastructuur om de acties en de tegenacties van de concurrenten op de
voet te volgen en bovendien daarop ook vlug te reageren als antwoord op die bewegingen
(Kumar et al., 1998). Daarentegen zal er in een zachte, niet agressieve competitieve omgeving
geen echte grote noodzaak zijn om de concurrenten op de voet te volgen omwille van de
schaarste van vijandige competitieve acties.
3.1.8 Intredebarrières
Intredebarrières zijn eigenlijk de tegenpool van gemak van intrede. Gemak van intrede is de
waarschijnlijkheid dat een nieuwkomer in staat is om een voldoende hoge winst te behalen in
het marktsegment binnen de drie jaar van intrede. Hoe gemakkelijker het is om de markt te
betreden, hoe slechter dit is voor de huidige concurrentiesituatie (Porter, 1980).
Intredebarrières kunnen vele vormen aannemen, waaronder bijvoorbeeld schaaleconomieën
(Scherer en Ross, 1990, hoofdstuk 4), ‘post-entry pricing threats’ (Schrerer en Ross, 1990, p.
377-384), ‘product proliferation’ (Schaw, 1982) en klantentrouw (Wernerfelt, 1984). Al deze
factoren maken het voor nieuwe ondernemingen moeilijker om de markt te betreden.
.
Men kan dus verwachten dat hoe lager de intredebarrières of hoe gemakkelijker de intrede in
de markt, hoe sterker de relatie tussen marktgerichtheid en performantie zal zijn.
3.2 LITERATUUROVERZICHT EMPIRISCHE STUDIES
In de literatuur zijn slechts twaalf artikels terug te vinden die de modererende variabelen in de
relatie tussen marktgerichtheid en performantie hebben onderzocht (zie tabel 6). In het kort
zijn de volgende resultaten bekomen. De relatie tussen marktgerichtheid en performantie kan
sterker zijn wanneer er een hoge marktturbulentie (Greenley, 1995a; Doyle en Wong, 1998;
Appiah-Adu, 1998; Kumar et al., 1998; Pulendran et al., 2000) en een lage technologische
turbulentie is (Greenley, 1995a; Doyle en Wong, 1998), zodat managers gevoeliger moeten
zijn voor marktveranderingen. Daarentegen mogen managers minder gevoelig zijn voor de
behoeften van hun klant en acties van de concurrenten wanneer klanten weinig macht hebben
(Greenley, 1995a; Gray et al., 1999; Cadogan et al., 2000), leveranciers veel macht hebben
(Kumar et al., 1998; Gounaris en Avlonitis, 1996) en, in tegenstelling tot de normale
hypothese, de intredebarrières hoog zijn (Gray et al., 1999). Ook de vijandigheid van de
concurrentie (Hart en Diamantopoulos, 1993; Kumar et al., 1998) en de intensiteit van
concurrentie (Gray et al., 1999; Doyle en Wong, 1998; Appiah –Adu, 1998; Cadogan et al.,
2000) kunnen de relatie modereren. De soort markt kan ook een moderator zijn, Gounaris en
Avlonitis (1996) hebben gevonden dat de relatie sterker was in industriële markten dan in
consumentenmarkten. In tegenstelling tot wat we normaal mogen verwachten hebben Gray en
al. (1999) ontdekt dat een hoge marktgroei de relatie tussen marktgerichtheid en performantie
versterkt.
Auteurs Jaar Modererende variabelen
Kohli en Jaworski 1993b Geen
Hart en Diamantopoulus 1993 Vijandigheid van de concurrentie
Narver en Slater 1994b Geen
Greenley 1995a - Marktturbulentie met ROI
- Technologische turbulentie met succes nieuwe
producten
- Koperskracht met verkoopsgroei
Atuahene-Gima 1995 Technologische turbulentie met succes nieuwe
Producten
Gounaris en Avlonitis 1996 Leverancierskracht
Appiah-Adu 1998 - Marktturbulentie met ROI
- Intensiteit concurrentie met verkoopsgroei
Doyle en Wong 1998 - Intensiteit concurrentie
- Technologische turbulentie
- Marktturbulentie
Kumar, Subramanian en Yauger 1998 - Vijandigheid concurrentie, marktturbulentie en
kracht leveranciers met ROI
- Marktturbulentie en kracht leveranciers met
succes nieuwe producten
Gray, Greenley, Matear en
Matheson
1999 - Intensiteit competitie met winst voor
belastingen
- Marktgroei met naambekendheid
(omgekeerd dan in hypothesen)
- Intredebarrières met verkoopsgroei
(omgekeerd dan in hypothesen)
- Koperskracht met ROI
Cadogan, Sundqvist en Salminen 2000 Koopkracht en intensiteit concurrentie
Pulendran, Speed en Widing 2000 Marktturbulentie
Tabel 6: Overzicht reeds verrichte onderzoeken naar modererende variabelen in de
marktgerichtheid - performantie relatie
Bron: Eigen werk
Volgende conclusies kunnen getrokken worden:
• Tot op heden is het empirisch onderzoek gelimiteerd tot de USA (Kumar,
Subramanian en Yauger, 1998; Narver en Slater, 1994 b; Kohli en Jaworski, 1993b),
UK (Cadogan et al., 2000; Doyle en Wong, 1998; Greenley, 1995a; Hart en
Diamantopoulos, 1993), Ghana (Appiah-Adu, 1998), Griekenland (Gounaris en
Avlonitis, 1996), Australië (Pulendran et al.2000; Atuahene-Gima, 1995) en Nieuw-
Zeeland (Gray et al., 1999).
• Omdat er ook in andere landen modererende variabelen in de relatie tussen
marktgerichtheid en performantie kunnen bestaan, is de afwezigheid van het testen
ervan in andere economieën duidelijk ‘a limitation’ in de literatuur (Gray et al., 1999).
• Deze ‘limitation’ wordt nog versterkt door tegenstrijdige resultaten in de UK en
Australië. De resultaten van Greenley (1995a) tonen zoals men kan verwachten aan
dat een hogere technologische turbulentie leidt tot een zwakkere relatie tussen
marktgerichtheid en performantie terwijl we bij Atuahene-Gima (1995) juist het
tegenovergestelde terugvinden. Atuahene-Gima (1995) verklaarde dat zijn resultaten
aantoonden dat de relatie tussen marktgerichtheid en het succes van nieuwe producten
juist sterker blijkt te zijn in een technologisch turbulente omgeving.
• Van de in de literatuur vooropgestelde modererende variabelen (zie 3.1) blijkt na
empirisch onderzoek dat de richting van sommige in vraag kan worden gesteld. Zo
vonden Gray et al. (1999) dat, in tegenstelling tot wat men kan verwachten, een
grotere marktgroei de relatie tussen marktgerichtheid en performantie ‘versterkt’ in
plaats van verzwakt. Ook bij de intredebarrières blijkt dit het geval te zijn. Hoe hoger
de intredebarrières, hoe sterker de relatie tussen marktgerichtheid en performantie
terwijl men zou verwachten dat dit juist niet het geval zou zijn.
• Daarenboven komt nog dat vele studies, te weinig performantiemaatstaven gebruikt
hebben en dat te veel nadruk werd gelegd op financiële maatstaven terwijl de grootste
voordelen van marktgerichtheid terug te vinden zijn in gegevens zoals
naambekendheid, merkentrouw,… (zie hoofdstuk 2). Ook Cadogan et al.(2000)
verkondigen nogmaals de beperkingen van de vorige studies omwille van het tekort
aan performantiemaatstaven wat als het ware inhoudt dat marktgerichtheid alle
performantiemaatstaven op dezelfde manier beïnvloedt.
Modererende variabelen kunnen zich, zoals reeds in de onderzoeken naar voor is
gekomen, voordoen op verschillende performantiemaatstaven. Dus hoe meer
performantiemaatstaven men gebruikt in het onderzoek, hoe beter het beeld is dat men
verkrijgt van de relatie tussen marktgerichtheid en performantie maar ook op
eventuele modererende variabelen (Cadogan et al., 2000)
• Zij die marktgerichtheid altijd en in gelijk welke omstandigheden goed vinden baseren
hun argumenten op de resultaten van Narver en Slater (1994b) en Kohli en Jaworski
(1993b) dewelke beiden geen modererende variabelen gevonden hebben. Hierbij dient
gezegd te worden dat het gebrek aan bewijs voor de omgeving als moderator in Narver
en Slater (1994b) hun onderzoek te wijten kan zijn aan een lage variatie in hun
sleutelvariabelen. Meer specifiek was Narver en Slater (1994b) hun studie gelimiteerd
tot de business units van slechts twee bedrijven. Slater (1995) vernoemt zelf dat de
veralgemeenbaarheid van zo een onderzoek met een sceptische kijk moet gebeuren.
Door hun slechts te beperking tot twee bedrijven waren de sleutelvariabelen (id est de
omgevingsvariabelen) beperkt in de mate waarin ze konden variëren. Het is natuurlijk
zo dat men, om in een onderzoek naar modererende variabelen goede besluiten te
trekken, men eerst en vooral probeert zoveel mogelijk modererende variabelen te
onderzoeken (Slater, 1995) en bovendien er voor zorgt dat men bedrijven in zijn studie
opneemt die uit verschillende sectoren komen die gekarakteriseerd worden door
verschillende omgevingskenmerken (Cadogan et al., 2000).
• Narver en Slater (1994b) vonden geen bewijs van een modererende rol voor de
competitieve omgeving, maar zoals Gray et al. (1999) beweren houden ze geen
rekening met de mogelijkheid dat de meer marktgerichte ondernemingen juist meer
turbulente en competitieve markten opzoeken. Dit omdat, alhoewel er een groter risico
is, er grotere beloningen zijn voor diegene die superieur is in het begrijpen van, en het
inspelen op de preferenties en behoeften van de klanten en bovendien ook
daarenboven ook nog in grote mate concurrentiegericht is.
• We merken op dat binnen de relatie tussen marktgericht management en performantie
nog geen onderzoek is gebeurd naar de modererende variabelen. Becker en Homburg
leggen er, in hun richtlijnen voor verder onderzoek, de nadruk op dat dit zeker nog
onderzocht moet worden (Becker en Homburg, 1999, p.33).
• In bovenstaande onderzoeken heeft men steeds de marktgroei onderzocht en meer
specifiek de stijging van de vraag (bv. Kohli en Jaworski, 1990). Het klopt dat zoals
men stelt dat hoe hoger de vraag is hoe zwakker de relatie kan zijn tussen
marktgerichtheid en performantie. Maar naast de marktvraag heeft men nog nooit het
marktaanbod als modererende variabele onderzocht. Onrechtstreeks heeft men dit
wel gedaan door de intensiteit van de concurrenten te onderzoeken, maar het kan zijn
dat veel concurrenten staan voor een klein aanbod. Dus achten wij het nodig om
marktaanbod als nieuwe modererende variabele naast de marktvraag te onderzoeken.
Omgekeerd ten opzichte van de marktvraag zal hier wanneer het aanbod hoger is de
relatie tussen marktgerichtheid en performantie niet verzwakken maar versterken. Een
onderneming moet zich proberen differentiëren in dit groot aanbod en moet een
hogere waarde geven dan de concurrenten. Om dit te realiseren zal het management in
grote mate marktgericht moeten worden.
• Alhoewel de complexiteit van de markt nog niet is onderzocht vinden we in een
artikel van Pelham (1999) terug dat het in complexe markten volgens hem heel
belangrijk is om een marktgerichte cultuur te hebben om zo een groei/ differentiatie
strategie effectief te implementeren. Gegeven het feit dat sommige markten complexer
en complexer worden en het steeds moeilijker wordt om te achterhalen wie nu de
echte klanten en concurrenten zijn, vermoeden wij dat als het in een markt moeilijk is
om uw concurrenten en klanten te kennen de relatie tussen marktgerichtheid en
performantie sterker zal zijn. Een onderneming die in staat is om in deze markt toch
nog veel informatie over de concurrenten te bemachtigen en in staat is om duurzame
relaties met de klant aan te gaan zal als het ware een competitief voordeel behalen en
zich onderscheiden van de rest.
• Vermits ondernemingen elkaar vlugger imiteren dan vroeger (Day, 1999a) is de
afwezigheid van het onderzoeken van de hoogte van imitatiegraad in de markt, als
modererende variabele in de relatie tussen marktgerichtheid en performantie, een tot
op heden grote beperking in de literatuur. Vermits ook wordt beweerd dat mensen
minder merkentrouw zijn vormt dit een gevaar voor de onderneming omdat het merk
soms het enige is wat verschillend is. In een markt waar een hoge imitatiegraad is zal
een marktgerichte onderneming een groter voordeel behalen omdat het de markt beter
begrijpt en kent dan zijn tegenstanders. Ze kunnen vroeger dan hun tegenstanders
aanwezig zijn in groeisegmenten en nieuwe bronnen van klantenvoordeel creëren
dankzij hun ‘superior capabilities’ om een relatie aan te gaan met de markt, dewelke
voor concurrenten moeilijker te imiteren zijn dan producten of productkenmerken.
Dus stellen wij dat in een markt die gekarakteriseerd wordt door een hoge
imitatiegraad de relatie tussen marktgericht management en performantie sterker zal
zijn.
• De aanwezigheid van substituut-producten in de markt als modererende variabele is
tot op heden ook nog niet onderzocht. Porter (1980) had het in zijn concurrentiemodel
naast macht van de leveranciers, macht van de kopers, het aanwezig zijn van
concurrenten ook over de eventuele aanwezigheid van substituutproducten. In een
markt waar er veel substituutproducten zijn moet volgens ons een onderneming meer
marktgericht zijn om zodoende in staat te zijn zich te differentiëren van de deze
substituutproducten. Wij stellen dus dat als er in een markt meer substituutproducten
zijn de relatie tussen marktgericht management en performantie versterkt.
• Ook de globaliteit van de markt als modererende variabele is nog niet empirisch
getest geweest alhoewel Day (1999a) er recentelijk de nadruk op legde dat het zou
kunnen dat naarmate markten meer globaler worden, de voordelen van
marktgerichtheid vergroten. Hedentendage is er een verschuiving van lokale, nationale
markten naar globale markten. Deze verschuiving wordt versterkt door de graduele
liberalisatie van handel, de nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie en het
herkennen van competitieve voordelen op globaal vlak. Zodoende zullen de
gesofisticeerde strategieën van marktgerichte ondernemingen die niet gebonden zijn
aan geografische ligging belangrijker worden. De complexiteit en verschillen van
globale markten zorgen ervoor dat de ondernemingen hun strategieën en benaderingen
die werkten in de lokale markten moeten aanpassen. De enige manier om effectieve
benaderingen te creëren is grondige inzichten en sterke connecties te ontwikkelen in
deze nieuwe markten, kortom marktgericht worden.
Bovendien zijn wij ook van mening dat de productlevenscyclus (PLC) een modererende rol
kan spelen in de marktgerichtheid-performantie relatie. Vooraleer dieper in te gaan op de
modererende rol van de PLC is het misschien gepast om eerst de PLC nog eens te
verduidelijken.
We kunnen het concept van de productlevenscyclus (PLC) omschrijven als zijnde de
levensloop van een product, die start bij de marktintroductie en eindigt bij het uit de markt
nemen van het product. In de meeste gevallen stelt men de PLC voor als het verloop van de
omzet over de tijd. De horizontale as stelt de tijdsdimensie voor, de verticale de omzet. Op die
manier bekomt men een stereotiepe, S-vormige curve zoals blijkt uit onderstaande figuur (De
Rycke, 1999)
1 2 3 4
Figuur 11: De productlevenscyclus (De Rycke, 1999, p. 29)
In dit S-vormige verloop onderscheiden we vier fasen (De Rycke, 1999, p.29):
1) De introductiefase
Hier is de winst meestal negatief en de verkoop stijgend. De fabrikant moet de klant op de
hoogte stellen, en zelfs overtuigen, van de kwaliteit en de voordelen van het product (cfr. de
verschillende soorten consumenten: de pioniers, de vroege vernieuwers, de vroege
meerderheid, de late meerderheid en de conservatieven). Eigenlijk is deze fase het best te
omschrijven als de fase van marktacceptatie.
2) De groeifase
Winst wordt positief en de omzet kent een sterke groei, de andere consumenten volgen
immers het voorbeeld gegeven door de ‘early adopters’ (Kotler, 1988). In deze fase proberen
de fabrikanten hun marktaandeel stevig uit te bouwen, meestal door bij de klanten een
preferentie te creëren te opzichte van hun product. De producent investeert m.a.w. in zijn
marktaandeel om de netto-winst aanzienlijk te verhogen en op die manier de gemaakte
investeringen terug te winnen.
Revenues
Time
1.Introductiefase2.Groeifase3.Maturiteitsfase4.Vervalfase
3) De maturiteitsfase
Winst en zakencijfer zijn over hun hoogtepunt heen. Een matuur product heeft zijn maximale
penetratie bereikt waardoor de omzetgroei degressief gaat stijgen. In de maturiteitsfase is de
concurrentie het hevigst. Dientengevolge is de strijd om het marktaandeel niet mals en is de
nettowinst per eenheid lager dan in de vorige fase.
4) De vervalfase
Omzet daalt sterk en winst wordt uiteindelijk negatief. De totale vraag gaat sterk achteruit
omdat er nieuwe producten zijn die meer in de gunst vallen bij de klant. Vele fabrikanten
zetten hun marktaandeel om in winst en er ontstaan zogenaamde oogststrategieën.
Er valt duidelijk op dat in elk van deze fases marktgerichtheid belangrijk is maar men kan wel
stellen dat het in de maturiteitsfase meer noodzakelijk gaat zijn dan in andere fases, zoals
bijvoorbeeld de groeifase..
In een groeifase zal de relatie tussen marktgerichtheid en performantie zwakker zijn, er is
namelijk een hogere vraag en concurrentie is minder hevig dan bijvoorbeeld in een mature
markt. In een mature markt zal marktgerichtheid noodzakelijker zijn omdat zoals boven reeds
vermeld in een mature markt de concurrentie het hevigst is. Zodoende moet men enerzijds in
grote mate gericht zijn naar de acties van de concurrenten en moet men anderzijds zorgen dat
de klant in deze fase centraal staat in het bedrijf. Bovendien bestaat er in de maturiteitsfase de
mogelijkheid tot ‘PLC-stretching’ (De Rycke, 1999) (zie figuur 12). Men gaat als het ware de
levenscyclus verlengen door in de maturiteitsfase bijvoorbeeld:
• te zoeken naar nieuwe producttoepassingen
• het product te herpositioneren
• een andere kleur en/of verpakking te lanceren
• de gebruiksfrequentie te verhogen
• te zoeken naar nieuw gebruikers
Figuur 12: De PLC-stretching (De Rycke, 1999, p.36)
Het is duidelijk dat niet iedere PLC-stretching even verregaande gevolgen heeft. De
levenscyclus kan gerokken worden door zware productaanpassingen maar ook door een
andere, nieuwe reclamecampagne of verpakking.
Belangrijk hierbij is dat om de kans op succes van zulke maatregelen te verhogen, de
onderneming of business unit in hoge mate marktgerichtheid moet zijn. Zonder de klant
centraal te stellen en de concurrenten van nabij te volgen, zal die stretching niet tot stand
kunnen komen.
Omwille van bovenstaande redenen kunnen we dus vermoeden dat de relatie tussen
marktgerichtheid en performantie sterker zal zijn in de mature fase van de
productlevenscyclus.
Revenues
Time
DEEL II:
ONDERZOEKSGEDEELTE
HOOFDSTUK 4
METHODOLOGIE
4.1 HIERARCHIE VAN DE VRAGEN
4.1.1 Beleidsprobleem
Uit de literatuur blijkt dat marktgerichtheid wordt aanzien als een belangrijke sleutel tot
succes. Ook empirisch hebben vele studies uitgewezen dat marktgerichtheid leidt tot een
hogere performantie. Dit is tot op heden nog niet onderzocht voor België. Bovendien heeft
slechts één studie aangetoond dat deze relatie ook bestaat tussen marktgericht ‘management’
en performantie, dit in Duitsland (Becker en Homburg, 1999).
Vermits de implementatie van een marktgericht management een tijdrovend en kostelijk
proces is kan men zich ook afvragen of het in sommige omgevingen wel noodzakelijk is over
te gaan tot een hoge mate van marktgerichtheid.
4.1.2 Onderzoeksvraag
De onderzoeksvraag kan als volgt geformuleerd worden:
Wat zijn de modererende variabelen in de relatie tussen marktgericht management en
performantie?
4.1.3 Explicitering van de onderzoeksvraag: blow up methode
1) Modererende variabele
Een modererende variabele is een derde variabele die de vorm en/of de sterkte van de relatie
beïnvloedt tussen twee andere variabelen, namelijk een onafhankelijke variabele en een
afhankelijke variabele. Wij onderzoeken 15 modererende variabelen, namelijk
marktturbulentie, technologische turbulentie, vijandigheid van de concurrentie, marktvraag,
marktaanbod, aanwezigheid van intredebarrières, macht van de kopers, macht van de
leveranciers, intensiteit van de concurrentie, aanwezigheid van substituutproducten, de
imitatiegraad, klantcomplexiteit, complexiteit van de concurrentie, de globaliteit en de
productlevenscyclus.
2) Marktgericht management
Een management is marktgericht als de systemen marktgericht zijn of met andere woorden op
een marktgerichte manier ontwikkeld zijn (Becker en Homburg, 1999). Er worden vijf
systemen onderscheiden, namelijk organisatie-, informatie-, planning-, controle- en human
reource systemen.
3) Performantie
Wij zien performantie als een geheel van verschillende performantiemaatstaven bestaande uit
zowel markt- als financiële maatstaven. Omdat vorige onderzoeken gekenmerkt werden door
een gebrek aan performantiemaatstaven gebruiken wij er verschillende, namelijk, winst vóór
belastingen, ROI, tevredenheid bij werknemers, ‘overall peformance’, ‘fulfilment of
stakeholder goals’, marktaandeel, verkoopsgroei, naambekendheid, klantentevredenheid,
klantentrouw, succes nieuwe producten en de groei van de winstmarge.
4.1.4 Specifieke onderzoeksvragen
De specifieke onderzoeksvragen komen overeen met de hypothesen die worden getest. Hierbij
wordt eerst en vooral de relatie tussen marktgericht management en performantie in het
geheel nagegaan. Vervolgens gaan we op zoek naar de relaties tussen marktgericht
management en de verschillende individuele performantiemaatstaven. Bovendien gaan we
ook de relaties tussen de verschillende onderdelen van marktgericht management en de gehele
performantie onderzoeken. En als laatste gaan we op zoek naar de modererende variabelen in
de relatie tussen marktgericht management en performantie in het geheel (zie 4.7 model).
H 1: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
H 2: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de winst vóór
belastingen.
H 3: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de return on
investment (ROI).
H 4: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management, hoe hoger de tevredenheid
van de werknemers.
H 5: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de ‘overall
performance’.
H 6: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
‘fulfilment of stakeholder goals’.
H 7: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger het marktaandeel.
H 8: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de verkoopsgroei.
H 9: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de relatieve ROI.
H 10: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
naambekendheid.
H 11: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
klantentevredenheid.
H 12: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de klantentrouw.
H 13: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
relatieve ‘overall performance’.
H 14: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger het succes van
nieuwe producten .
H 15: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de groei van de
winstmarge.
H 16: Hoe hoger de marktgerichtheid van het organisatiesysteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
H 17: Hoe hoger de marktgerichtheid van het informatiesysteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
H 18: Hoe hoger het customer relationship management (CRM), hoe hoger de
bedrijsperformantie.
H 19: Hoe hoger de marktgerichtheid van het planningssyteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
H 20: Hoe hoger de marktgerichtheid van het controlesysteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
H 21: Hoe hoger de marktgerichtheid van het human resource management systeem,
hoe hoger de bedrijfsperformantie.
H 22: Hoe globaler de markt, hoe sterker de relatie tussen marktgericht management en
performantie.
H 23: Hoe meer substituutproducten, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie
H 24: Hoe hoger de imitatiegraad, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie
H 25: Hoe lager de marktvraag, hoe sterker de relatie tussen marktgericht management
en performantie.
H 26: Hoe hoger het marktaanbod, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
H 27: Hoe lager de intredebarrières, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
H 28: Hoe lager de technologische turbulentie, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
H 29: Hoe hoger de vijandigheid van de concurrentie, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
H 30: Hoe hoger de macht van kopers, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
H 31: Hoe lager de macht van de leveranciers, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
H 32: Hoe hoger de marktturbulentie, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
H 33: Hoe moeilijker het is om onze klanten te kennen, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
H 34: Hoe moeilijker het is om onze concurrenten te kennen, hoe sterker de relatie
tussen marktgericht management en performantie.
H 35: Hoe meer concurrenten, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
H 36: Als het product zich situeert in de mature fase van de productlevenscyclus zal de
relatie tussen marktgericht management en performantie sterker zijn.
4.1.5 Meetvragen
De vragenlijst bevat drie onderdelen: marktgericht management, performantie en
modererende variabelen (zie bijlage 3).
4.1.5.1 Marktgericht management
De marktgerichtheid van het management of meer specifiek de managementsystemen wordt
gemeten aan de hand van de 60-item schaal van Becker en Homburg (1999) (zie 1.4.3 voor de
reden waarom). Deze bestaat uit 12 items voor marktgericht organisatiesysteem, 15 items
voor marktgericht informatiesystemen, 13 items voor marktgericht planningssysteem, 7 items
voor marktgericht controlesysteem, 13 items voor marktgericht human resource systeem.
Deze schaal gaan wij wel aanvullen met een aantal items die betrekking hebben op het
Customer Relationship Management (zie 1.4.3 voor redenen waarom). Vermits hiervoor nog
geen meetschaal bestaat hebben wij er zelf één moeten opstellen. Hiervoor hebben wij beroep
gedaan op enkele boeken over CRM (bijv. Brown, 2000; Verduin, 1999) op basis waarvan er
vervolgens een 20 tal uitspraken werden opgesteld. Van die twintig zijn er na onderhoud met
experten op het vlak van CRM zeven behouden. Deze zeven vragen blijken het concept van
CRM goed te omvatten en worden in de vragenlijst in het gedeelte van het informatiesysteem
geplaatst na de 15 items van Becker en Homburg.
Elk van deze items (uitspraken) wordt gemeten aan de hand van een vijf -punt Likert schaal
gaande van ‘Strongly disagree” tot “Strongly agree”.
4.1.5.2 Performantie
Performantie wordt gemeten aan de hand van twee objectieve maatstaven namelijk:
• ROI objectief, absoluut
• Winst voor belastingen objectief, absoluut
Verder maken wij ook gebruik van subjectieve performantiemaatstaven elk gemeten aan de
hand van een 5 punt Likert schaal:
• Tevredenheid werknemers subjectief
• ‘Overall performance’ subjectief
• ‘Fulfilment of stakeholder goals’ subjectief
• Marktaandeel subjectief, relatief
• Verkoopsgroei subjectief, relatief
• ROI subjectief, relatief
• Naambekendheid subjectief, relatief
• Klantentevredenheid subjectief, relatief
• Klantentrouw/retentie subjectief, relatief
• ‘Overall performance’ subjectief, relatief
• Succes nieuwe producten subjectief, relatief
• Groei van de winstmarge subjectief, relatief
Dit is een ‘samenvatting’ van de performantiemaatstaven die verspreid over de verschillende
onderzoeken terug te vinden zijn. Wij hebben ervoor gekozen om deze allen in het onderzoek
op te nemen omdat zoals we reeds in hoofdstuk twee hebben vermeld, vorige onderzoeken elk
afzonderlijk te weinig performantiemaatstaven gebruikt hebben. Marktgerichtheid beïnvloedt
niet alle aspecten van performantie op dezelfde manier vandaar dat hoe meer
performantiemaatstaven men gebruikt hoe beter het beeld is dat men verkrijgt van de relatie
tussen marktgerichtheid en performantie. Er wordt in ons onderzoek dus gebruikt gemaakt
van meerdere performantiemaatstaven omdat dit enerzijds uit het literatuuronderzoek naar
voor kwam maar ook omdat er zoals Gray (1999) vermeldt in de literatuur onenigheid bestaat
over hoe performantie nu moet gemeten worden (Park en Mason, 1990; Selnes, 1992).
Marktaandeel en winstgevendheid worden veel als gelijken gezien terwijl er onenigheid is
over de relatie tussen de twee (Szymanski D.M. et al., 1993), verkoopsgroei kan worden
toegevoegd als derde component. Alhoewel een ratio zoals ROI soms kan gemanipuleerd
worden om de opbrengsten-activa ratio te verbeteren (Horngren en Foster, 1987), zijn
boekhoudkundige performantiemaatstaven noodzakelijk in onderzoeken naar
bedrijfsperformantie.
Om de performantie te meten maken wij ook gebruik van multi item schalen omdat zo de
‘random error’ geassocieerd met single item schalen, dewelke teruggevonden kunnen worden
in vroeger onderzoek (bijv. Narver et al., 1993; Narver en Slater, 1994 b), gereduceerd wordt
(Churchill 1979).
Bovendien gebruiken wij subjectieve meetschalen van performantie omdat deze veel worden
gebruikt in onderzoeken bij privé bedrijven en bij business units van grote bedrijven.Vorige
onderzoeken hebben immers een sterke convergentie gevonden tussen subjective en objective
performantiemeetstaven (bijv. Dess en Robinson, 1984; Venkatraman en Ramanujam, 1986;
Pearce, Robbins en Robinson, 1987), zodat subjectieve maatstaven zeker als substituut mogen
dienen voor objectieve maatstaven. Belangrijk is ook dat relatieve performantiemaatstaven,
die grotendeels gebaseerd zijn op de percepties van de manager ten opzichte van andere
concurrenten, het voordeel hebben dat zij industrie-effecten uitschakelen. Omdat Dess en
Robinson (1984) er wel voor pleiten dat objectieve moeten gebruikt worden waar het
mogelijk is, gaan wij ook enkele objectieve maatstaven in de vragenlijst opnemen.
Wij hebben ook twee nieuwe performantiemaatstaven toegevoegd omdat, zoals Gray et al.
(1999) aangaven als richtlijn voor verder onderzoek, het nodig is dat ook tevredenheid van de
werknemers en ‘fulfilment of stakeholder goals’ als performantiemaatstaven moeten
onderzocht worden.
Besluitend kunnen we dus stellen dat wij meer performantiemaatstaven gebruiken dan het
onderzoek van Becker en Homburg en alle andere reeds gevoerde onderzoeken. Bovendien
introduceren wij twee nieuwe performantiemaatsatven.
4.1.5.3 Modererende variabelen
Vijandigheid van de concurrentie en marktturbulentie wordt gemeten door een 5 item schaal
van Kohli en Jaworski (1993b) en technologische turbulentie werd gemeten aan de hand van
een 6 item schaal van Kohli en Jaworski (1993b).
De intensiteit van de concurrentie, intredebarrières, kopersmacht en de macht van de
leveranciers werd gemeten aan de hand van één item schalen die we terugvinden bij Gray et
al. (1999)
Vermits de marktvraaggroei, marktaanbodgroei, de imitatiegraad, de mate van
klantcomplexiteit, mate van concurrentiecomplexiteit en de mate van globaliteit nog nooit
onderzocht zijn geweest, werden deze gemeten aan de hand van zelf ontwikkelde één item
schalen.
Als laatste modererende variabele hebben we de productlevenscyclus. Om te achterhalen in
welke fase het product zich bevindt in de productlevenscyclus hebben wij gebruikt gemaakt
van de productlevenscyclus grafiek waarbij de respondenten mogen aanduiden waar het
product van hun business unit zich bevindt.
4.2 STEEKPROEFTREKKING
Populatiespecificatie
Omdat men moet kijken naar de graad van marktgerichtheid en niet naar het al dan niet
aanwezig zijn ervan moet het onderzoek gebeuren op het niveau van een strategische business
unit in plaats van de onderneming in zijn geheel. Het is namelijk in vele ondernemingen het
geval dat de verschillende strategische business units ervan verschillen in de graad van
marktgerichtheid (Kohli en Jaworski, 1990). Deze business units moeten verspreid zijn over
verschillende sectoren omwille van het onderzoek naar modererende variabelen. Bovendien
proberen we ons zoveel mogelijk te richten naar de general- en de marketing managers omdat
zij de personen zijn die, gezien de aard van het onderzoek, het best de vragen kunnen
beantwoorden.
De doelgroep waarbij het onderzoek is uitgevoerd zijn dus general- en marketingmanagers
van strategische business units, gelegen in België en verspreid over verschillende sectoren.
Grootte van de steekproef
Zie 1.6
Soort steekproef
Omdat wij voor het onderzoek beroep moeten doen op ondernemingen, maken wij gebruik
van een gemakkelijkheidssteekproef.
4.3 GEGEVENSVERZAMELINGSMETHODE
De gegevens zijn via een goed gestructureerde vragenlijst (zie bijlage 3) schriftelijk
afgenomen. Er werd gebruik gemaakt van een schriftelijke enquête met gesloten vraagstelling
om de verwerking zo objectief en zo vlot mogelijk te laten verlopen.
Eerst werden zoveel mogelijk general- en marketing managers telefonisch gecontacteerd met
de vraag of ze wouden meewerken aan een schriftelijke enquête die postaal naar hen zou
worden opgestuurd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de ‘Trends top 30000’ en het boekje
van de ‘Vlerick alumni’ met de gegevens van personen die SLM hebben gevolgd. In totaal
toonden 104 managers de bereidwilligheid om de enquête in te vullen. Naar hen werd dus
postaal een enquête verstuurd voorzien van een begeleidende brief (zie bijlage 1) dewelke
verwees naar het reeds gevoerde telefonisch gesprek. Bovendien werden nogmaals 40
enquêtes verstuurd naar bedrijven gelokaliseerd in verschillende sectoren, 17 verstuurd naar
kennissen in de bedrijfswereld en 11 persoonlijk afgegeven, allemaal voorzien van een
nieuwe begeleidende brief (zie bijlage 2).
4.4 GEGEVENSVERWERKINGSMETHODE
De gegevens werden verwerkt met het programma ‘SPSS 9.0 for Windows’. De
betrouwbaarheid van de meetschalen werd nagegaan via de Cronbach’s Alfa en de
hypothesen werden getest door middel van lineaire regressie-analyse.
4.5 DE CONTRIBUTIE VAN HET ONDERZOEK
De contributie van dit onderzoek is op verschillende vlakken te situeren:
• Wij onderzoeken voor het eerst in België de relatie tussen marktgerichtheid en
performantie.
• Meer specifiek onderzoeken wij in geheel de wereld slechts voor de tweede maal de
relatie tussen marktgericht ‘management’ en performantie, met andere woorden de
derde benadering.
• Wij breiden de schaal uit door aandacht te schenken aan het managen van relaties
(Customer Relationship Management) in het marktgericht management concept. Het
aangaan van relaties wordt in de literatuur immers aanzien als één van de drie
capabilities van een marktgerichte onderneming. Toch is dit tot op heden verwaarloost
binnen de onderzoeken rond marktgerichtheid en meer specifiek marktgericht
management.
• Binnen de te onderzoeken relatie tussen marktgericht ‘management’ en performantie
wordt rekening gehouden met de beperkingen die er tot op heden zijn in de vele
marktgerichtheid-performantie onderzoeken. Zo worden er meer
performantiemaatstaven gebruikt dan vroeger, eigenlijk een samenvatting van alle
performantiemaatstaven uit alle onderzoeken om zodoende een volledig beeld te
verkrijgen in de relatie tussen marktgerichtheid en performantie. Wij introduceren ook
twee nieuwe performantiemaatstaven, namelijk ‘employee satisfaction’ en ‘fulfilment
of stakeholder goals’.
• Ook doen wij een onderzoek naar de modererende variabelen en ook hier houden wij
rekening met de beperkingen van de vorige (doch beperkte) onderzoeken hieromtrent.
Wij zijn de eersten die de modererende variabelen in de relatie tussen marktgericht
management en performantie achterhalen of de modererende variabelen in de nieuwe
benadering van marktgerichtheid. Zodoende gaan wij in op Becker en Homburg
(1999) die er, in hun richtlijnen voor verder onderzoek, zelf de nadruk op leggen dat
dit zeker onderzocht moest worden (p.33).
• Wij introduceren ook 7 nieuwe modererende variabelen:
- Marktaanbod
- Aanwezigheid van substituutproducten
- Imitatiegraad
- Globaliteit van de markt
- Complexiteit van de concurrenten
- Complexiteit van de klanten
- Productlevenscyclus
4.6 BESCHRIJVENDE STATISTIEK
Er werden in totaal 92 vragenlijsten teruggestuurd waarvan 88 bruikbaar. Op 172
vragenlijsten betekent dit een responsgraad van 51 %. Dit is heel hoog want rekening
houdend met het beperkte tijdsschema van managers, is de vragenlijst immers heel uitgebreid,
namelijk 9 pagina’s en meer dan honderd vragen. Bovendien is de vragenlijst volledig in het
engels opgesteld en wordt er in grote mate naar strategische informatie gevraagd.
Bovendien zijn we erin geslaagd om respondenten te bereiken die een overzicht hebben van
de verschillende managementgebieden en zodoende zonder problemen de vragen kunnen
beantwoorden. Meer specifiek zijn 40 % van de respondenten general managers, 44 %
marketing managers, 10 % verkoopsmanager, 4 % product manager en 2% strategisch
manager.
Functie
40%
44%
10%
2%
4%
General ManagerMarketing managerSales ManagerStrategic ManagerProduct Manager
61,5 % beoefent deze functie reeds 3 jaar of meer zodat wij kunnen besluiten dat zij
voldoende op de hoogte zijn van de gang van zaken in de business unit.
Aantal jaren functie reeds beoefend
Aantal jaren functie reeds beoefend
meer dan drie jaarMinder dan drie jaar
Per
cent
70
60
50
40
30
20
10
0
Bovendien heeft 50 % van de business units meer dan 65 werknemers zodat we voldoende
grote en kleine business units hebben.
Het sample is heterogener dan dit van Narver en Slater (1990) die slechts data gebruikten van
de SBU’s van één enkele grote onderneming. Wij hebben ervoor gezorgd dat ons sample
bestaat uit ondernemingen die opereren in diverse industrieën en sectoren zodat we zeker een
onderzoek kunnen doen naar eventuele modererende variabelen. Industrieën zijn bijvoorbeeld
gekozen in zowel hoge als lage technologische omgevingen.
Vooraleer we beginnen met de resultaten van het onderzoek en om de interpretatie te
vergemakkelijken geven we eerst nog een schematische weergave van het onderzoek (zie
volgende pagina’s). Eerst onderzoeken we de relatie tussen algemeen marktgericht
management en de algemene performantie (zie 5.2.1). Vervolgens onderzoeken we de relaties
tussen algemeen marktgericht management en de individuele maatstaven van performantie
(zie 5.2.2). Daarna onderzoeken we de relatie tussen de marktgerichtheid van de individuele
managementsystemen en de algemene performantie. Als laatste worden dan de modererende
variabelen onderzocht in de relatie tussen marktgericht management en performantie (zie 5.3).
4.7 ONDERZOEKSMODEL
Figuur 13: Onderzoeksmodel relatie marktgericht management en performantie (Eigen werk)
Marktgerichtmanagement
Marktgerichtorganisatiesysteem
Marktgerichtinformatiesysteem
Customer RelationshipManagement
Marktgerichtplanningssyteem
Marktgerichtcontrolesysteem
Marktgericht humanresource systeem
ROI (objectief)
Winst vóór belastingen
Tevredenheid van dewerknemers
‘Overall performance’
‘Fulfilment ofstakeholder goals’
Marktaandeel
Verkoopsgroei
ROI (relatief)
Naambekendheid
Klantentevredenheid
‘Overall performance’(relatief)
Klantentrouw/retentie
Succes nieuweproducten
Groei winstmarge
Performantie
MODERERENDE VARIABELEN IN DE RELATIE TUSSEN MARKTGERICHT
MANAGEMENT EN PERFORMANTIE
Figuur 14: Onderzoeksmodel modererende variabelen (Eigen werk)
Marktgerichtmanagement
Marktvraag
Marktaanbod
Intensiteitconcurrentie
Intredebarrières
Macht van deleveranciers
Kopersmacht
Substituutproducten
Imitatiegraad
Klantcomplexiteit
Concurrentiecomplexiteit
Globaliteit van de markt
Marktturbulentie
Vijandigheidconcurrentie
Technologischeturbulentie
Performantie
Productlevenscyclus
HOOFDSTUK 5
ONDERZOEKSRESULTATEN
5.1 BETROUWBAARHEID VAN MEETSCHALEN
Vooraleer we kunnen beginnen met het onderzoeken van de hypothesen moet omwille van
redenen van betrouwbaarheid de Cronbach’s alfa achterhaald worden van de verschillende
deelconstructen. Voor de gedetailleerde resultaten verwijzen wij naar bijlagen 4 tot 13.
Deelconstructen Item(s) verwijderd Aantal items
behouden
Alfa
Organisatiesysteem 1,2,3 en 6 8 0,73
Informatiesysteem 15 0,86
CRM 5 en 6 5 0,65
Planningssyteem 13 0,79
Controlesysteem 7 0,76
Human Resource
systeem
10 12 0,86
Performantie 1,2 en 8 11 0,82
Marktturbulentie 3 4 0,58
Vijandigheid
concurrentie
6 5 0,70
Technologische
turbulentie
5 0,82
Tabel 7:Overzicht Cronbach’s alfa’s
Als we kijken naar de verschillende alfa’s dan blijken we bijna steeds de grens van 0,70 te
behalen. Er zijn slechts twee uitzonderingen; bij CRM behalen we slechts 0,65 en bij
marktturbulentie slechts 0,58. Meer dan 0, 6 is aanvaarbaar maar onder de 0,6 niet.
Bij performantie blijkt dat we de 2 objectieve maatstaven, winst vóór belastingen en ROI,
hebben moeten laten vallen omdat weinig bedrijven hierop wouden antwoorden. In het
onderzoek zitten ook veel kleine bedrijfjes en het is bekend dat deze afkerig staan tegenover
het geven van harde financiële gegevens (Fioritto en LaForge, 1986), verder is het ook zo dat
absolute scores op financiële maatstaven afhankelijk zijn van industriegerelateerde factoren
(Miller en Toulouse, 1986). Ook het geven van een antwoord op de subjectieve maatstaf van
de ROI bleek omwille van de confidentialiteit, een probleem te zijn voor de ondernemingen.
Zodoende kunnen hypothesen 2,3 en 9 niet getest worden.
5.2 VERBAND TUSSEN TUSSEN MARKTGERICHT MANAGEMENT
EN PERFORMANTIE
5.2.1 De relatie tussen algemeen marktgericht management en algemene
performantie
Vooreerst werd voor elke respondent een gemiddelde score berekend op marktgerichtheid en
performantie. De hypothesen werden vervolgens getest gebruik makend van de lineaire
regressiemethode.
Bij het testen van de hypothesen wordt uitgegaan van een (alfa) significantieniveau van 5 %.
De hypothese zal bijgevolg gelden met een betrouwbaarheid van 95 %. Concreet betekent dit
dat, als p kleiner is dan 5 % (0,05), er sprake is van een significante relatie.
De eerste en voornaamste hypothese die moet getest worden is deze tussen marktgericht
management en de algemene maatstaf voor performantie (zie hoofdstuk 2).
H 1: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
β= 0,325 (p= 0,001)Marktgerichtmanagement
Performantie
R²= 0,124 (p= 0,001)
De p-waarde is 0,001 en kleiner dan 0,05, dus vinden wij een significante positieve relatie
tussen marktgericht management en performantie. Dit is dus een heel belangrijke bevinding.
Hoe meer marktgericht de managementsystemen zijn, hoe hoger de bedrijfsperformantie.
5.2.2 De relatie tussen algemeen marktgericht management en de
individuele performantiemaatstaven.
Om een beter beeld te krijgen over de relatie tussen marktgericht management en
performantie, kunnen we de relatie van marktgericht management nagaan met de individuele
maatstaven van performantie. Hiervoor voeren we een lineaire regressie uit met de
gemiddelde score van marktgerichtheid en de individuele performantiemaatstaf.
H 4: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management, hoe hoger de tevredenheid
Van de werknemers.
β= 0,312 (p= 0,003)
H 5: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de ‘overall
performance’
β= 0,233 (p= 0,030)
H 6: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
‘fulfilment of stakeholder goals’.
Marktgerichtmanagement
Tevredenheid van dewerknemers
R²= 0,97 (p= 0,003)
Marktgerichtmanagement
‘Overall performance’
R²= 0,054 (p= 0,030)
β= 0,182 (p= 0,092)
H 7: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger het marktaandeel.
β= 0,292 (p= 0,007)
H 8: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de verkoopsgroei.
β= 0,124 (p= 0,258)
H 10: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
naambekendheid.
β= 0,258 (p= 0,019)
Marktgerichtmanagement
Verkoopsgroei
R²= 0,015 (p= 0,258)
Marktgerichtmanagement
‘Fulfilment ofstakeholder goals’
R²= 0,033 (p= 0,092)
Marktgerichtmanagement
Naambekendheid
R²= 0,066 (p= 0,019)
Marktgerichtmanagement
Marktaandeel
R²= 0,085 (p= 0,007)
H 11: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
klantentevredenheid.
β= 0,180 (p= 0,105)
H 12: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de klantentrouw.
β= 0,240 (p= 0,034)
H 13: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de
relatieve ‘overall performance’.
β= 0,147 (p= 0,191)
H 14: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger het succes van
nieuwe producten .
β= 0,166 (p= 0,141)
Marktgerichtmanagement
Klantentevredenheid
R²= 0,033 (p= 0,105)
Marktgerichtmanagement
Klantenretentie ofklantentrouw
R²= 0,058 (p= 0,034)
Marktgerichtmanagement
‘Overall performance’relatief
R²= 0,022 (p= 0,191)
Marktgerichtmanagement
Succes nieuweproducten
R²= 0,028 (p= 0,141)
H 15: Hoe hoger de marktgerichtheid van het management , hoe hoger de groei van de
winstmarge.
β= 0,156 (p= 0,163)
Er blijkt dus een significante positieve relatie te zijn tussen marktgericht management en
tevredenheid van de werknemers, ‘overall performance’, marktaandeel, naambekendheid en
klantentrouw. Dus hoe hoger de marktgerichtheid, hoe hoger de tevredenheid van de
werknemers, ‘overall performance’, marktaandeel, naambekendheid en klantentrouw.
Toch blijkt dat er, na het testen van alle vooropgestelde hypothesen betreffende de relatie
tussen algemeen marktgericht management en de verschillende individuele
performantiemaatstaven, enkele relaties zijn waar we geen significant resultaat vinden. Zo
vinden we tegen de verwachtingen in dat er geen significante relatie is tussen marktgericht
management en succes van nieuwe producten. Het zou nu echter kunnen dat deze in een
bepaalde omstandigheid wel bestaat. Vandaar dat wij voorstellen om voor alle relaties waar
we geen significante resultaat bekomen toch nog eens te achterhalen of er een significante
relatie bestaat in sommige omstandigheden. Hiervoor nemen marktgerichtheid als
onafhankelijke variabele, de desbetreffende performantiemaatstaf als afhankelijke variabele
en de omgevingsvariabelen als variabelen die de relatie modereren (zie 5.3). Zodoende komen
wij tot de bevinding dat er wel een significante relatie bestaat tussen marktgericht
management en succes van nieuwe producten, in markten die gekenmerkt worden door een
groot aanbod.
β= 0,260 (p= 0,037)
groot aanbod
Marktgerichtmanagement
Groei winstmarge
R²= 0,024 (p= 0,163)
Marktgerichtmanagement
Succes nieuweproducten
R²= 0,067 (p= 0,037)
Dit is gelijklopend met wat men zou verwachten. In een markt die gekenmerkt wordt door een
hoog aanbod is het immers moeilijk om succes te boeken met nieuwe producten, daarentegen
zal de kans op succes verhoogd worden als een onderneming marktgericht is. Het nieuwe
product zal dan immers beter afgestemd zijn op de uitgesproken behoeften of eventueel
inspelen op ‘latente’ behoeften.
Verder is de relatie tussen marktgericht management en ‘fulfilment of stakeholder goals’
significant in een markt die gekenmerkt wordt door een hoge graad van vijandigheid van
concurrenten en een hoge macht van de leveranciers.
β= 0,474 (p= 0,001)
hoge vijandigheid van de concurrentie
β= 0,335 (p= 0,004)
hoge macht van de leveranciers
Ook voor de relatie marktgericht management en de groei van de winstmarge vonden we geen
significante relatie. Dit blijkt wel het geval te zijn als de marktturbulentie laag is of als er veel
substituutproducten zijn.
β= 0,384 (p= 0,040)
Lage marktturbulentie
Marktgerichtmanagement
Fulfilment ofstakeholder goals
R²= 0,225 (p= 0,001)
Marktgerichtmanagement
Fulfilment ofstakeholder goals
R²= 0,112 (p= 0,004)
Marktgerichtmanagement
Groei van dewinstmarge
R²= 0,147 (p= 0,040)
β= 0,257 (p= 0,037)
Veel substituutproducten
5.2.3 De relatie tussen de marktgerichtheid van de individuele
managementsystemen en algemene performantie.
Om deze relaties na te gaan voeren we lineaire regressies uit tussen de gemiddelde score van
de respondenten op de marktgerichtheid van de verschillende managementsystemen en de
gemiddelde score op performantie.
H 16: Hoe hoger de marktgerichtheid van het organisatiesysteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
β= 0,214 (p= 0,045)
H 17: Hoe hoger de marktgerichtheid van het informatiesysteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
β= 0,448 (p= 0,000)
Marktgerichtorganisatiesysteem
Performantie
R²= 0,046 (p= 0,045)
Marktgerichtinformatiesysteem
Performantie
R²= 0,201 (p= 0,000)
Marktgerichtmanagement
Groei van dewinstmarge
R²= 0,066 (p= 0,037)
H 18: Hoe hoger het customer relationship management, hoe hoger de
bedrijsperformantie.
β= 0,173 (p= 0,107)
Wel blijkt, zoals we kunnen verwachten, dat CRM leidt tot een grotere klantentrouw.
β= 0,247 (p= 0,029)
Vermits CRM eigenlijk kan worden ondergebracht onder informatiesysteem en wij dat ook
gedaan hebben in de vragenlijst, kunnen we eens nagaan of marktgericht informatiesysteem
uitgebreid met CRM significant gerelateerd is met performantie.
β= 0,404 (p=0,000)
Omdat dit het geval is blijkt onze aanvulling van de vragenlijst met vragen over CRM
gerechtvaardigd te zijn.
H 19: Hoe hoger de marktgerichtheid van het planningssysteem, hoe hoger de bedrijfsperformantie.
β= 0,358 (p= 0,001)
CRM Performantie
R²= 0,03 (p= 0,107)
Marktgerichtinformatiesysteem enCRM
Performantie
R²= 0,163 (p= 0,000)
Marktgerichtplanningssysteem
Performantie
R²= 0,128 (p= 0,001)
CRM Klantentrouw/retentie
R²= 0,061 (p= 0,029)
H 20: Hoe hoger de marktgerichtheid van het controlesysteem, hoe hoger de
bedrijfsperformantie.
β= 0,147 (p= 0,172)
H 21: Hoe hoger de marktgerichtheid van het human resource management, hoe hoger
de bedrijfsperformantie.
β= 0,186 (p= 0,085)
We vinden een significante relatie tussen marktgericht organisatiesysteem en performantie,
marktgericht informatiesysteem en performantie en marktgericht planningssysteem en
performantie.
Toch blijkt dat er enkele relaties zijn waar we geen significant resultaat vinden Zo vinden we
tegen de verwachtingen in dat er geen significante relatie is tussen CRM en performantie. Het
zou ook hier echter kunnen dat deze in een bepaalde omstandigheid wel bestaat. Vandaar dat
wij ook hier voorstellen om voor alle relaties waar we geen significante relatie vonden toch
nog eens te achterhalen of er een significante relatie bestaat in sommige omstandigheden.
Hiervoor nemen we de marktgericht van het desbetreffende managementsysteem als
onafhankelijke variabele, performantie als afhankelijke variabele en de omgevingsvariabelen
als variabelen die de relatie modereren (zie 5.3). Zodoende komen wij tot de bevinding dat er
wel een significante relatie bestaat tussen CRM en performantie in markten die worden
gekenmerkt door een hoge graad van vijandigheid van de concurrentie.
Marktgerichtcontrolesysteem
Performantie
R²= 0,022 (p= 0,172)
Marktgericht humanresource systeem
Performantie
R²= 0,034 (p= 0,085)
β= 0,352 (p= 0,021)
Hoge vijandigheid van deconcurrentie
Dit is zoals we kunnen verwachten. In een markt die gekenmerkt wordt door heel vijandige
concurrenten moet een onderneming zich immers differentiëren van de concurrenten door
hechte relaties aan te gaan met de klanten. Zelfs wanneer de concurrenten een ware
prijzenslag leveren, zullen de klanten bij de marktgerichte onderneming blijven omwille van
deze hechte relaties. Het is dus essentieel dat een onderneming in een vijandige omgeving aan
CRM doet omdat zoals we aangetoond hebben ondernemingen die aan CRM doen een hogere
performantie zullen behalen.
De relatie is ook significant als de leveranciers een grote macht hebben of wanneer er veel
substituutproducten op de markt zijn.
β= 0,300 (p= 0,015)
Hoge macht leveranciers
In een markt waar veel substituutproducten aanwezig zijn zal een onderneming die aan CRM
doet zich onderscheiden van de rest omdat de klanten minder zullen geneigd zijn om over te
stappen naar de aankoop van die substituutproducten. Dit omwille van de hechte relaties.
β= 0,241 (p= 0,041)
Veel substituutproducten
CRM Performantie
R²= 0,124 (p= 0,021)
CRM Performantie
R²= 0,090 (p= 0,015)
CRM Performantie
R²= 0,058 (p= 0,041)
De relatie tussen marktgericht controlesysteem en performantie blijkt significant te zijn in
markten die worden gekenmerkt door een hoge graad van vijandigheid van de concurrentie.
β= 0,366 (p= 0,016)
Hoge vijandigheid vande concurrenten
Als laatste vinden we ook een significante relatie tussen marktgericht human resource
management en performantie als de macht van leveranciers hoog is en de marktturbulentie
laag.
β= 0,262 (p= 0,035)
Hoge macht leveranciers
β= 0,356 (p= 0,049)
Lage marktturbulentie
Besluitend kunnen we wel stellen dat bij de implementatie van marktgerichte systemen,
marktgerichte organisatie systemen, informatiesystemen en planningssystemen dus
belangrijker zijn dan een marktgericht controlesysteem en een marktgericht human resource
systeem, dewelke slechts in bepaalde omstandigheden tot een hogere performantie leiden.
Marktgerichtcontrolesysteem
Performantie
R²= 0,134 (p= 0,016)
Marktgericht humanresource systeem
Performantie
R²= 0,069 (p= 0,035)
Marktgericht humanresource systeem
Performantie
R²= 0,127 (p= 0,049)
SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN RELATIE
MARKTGERICHT MANAGEMENT EN PERFORMANTIE
: Significant verband
: Geen significant verband
Figuur 15: Resultaten relatie marktgericht management en performantie (Eigen werk)
Marktgerichtmanagement
Significant
Marktgerichtorganisatiesysteem
Marktgerichtinformatiesysteem
Customer RelationshipManagement
Marktgerichtplanningssyteem
Marktgerichtcontrolesysteem
Marktgericht humanresource systeem
ROI (objectief)
Winst vóór belastingen
Tevredenheid van dewerknemers
‘Overall performance’
‘Fulfilment ofstakeholder goals’
Marktaandeel
Verkoopsgroei
ROI (relatief)
Naambekendheid
Klantentevredenheid
‘Overall performance(relatief)
Klantentrouw/retentie
Succes nieuweproducten
Groei winstmarge
Performantie
5.3 MODERERENDE VARIABELEN IN DE RELATIE TUSSEN
MARKTGERICHT MANAGEMENT EN PERFORMANTIE
Boven (zie 5.1) hebben we reeds een significante relatie gevonden tussen marktgerichtheid en
performantie. Maar zoals we in deel I (hoofdstuk 3) vermeld hebben zou het kunnen dat in het
in sommige omstandigheden minder noodzakelijk is om marktgericht te zijn. Meer specifiek
hebben we 15 variabelen die een eventuele modererende invloed zouden kunnen hebben. Om
de hypothesen te testen gaan we voor elke modererende variabele een onderscheid maken
tussen de respondenten die op deze variabele een hoge score hebben gegeven en zij die een
lage score hebben gegeven. Vervolgens kijken we of na de lineaire regressie voor één van de
twee de relatie tussen marktgericht management en performantie significant is en voor de
andere niet, als dit het geval is kunnen we spreken van een variabele die de relatie modereert.
5.3.1 Globaliteit van de markt
H 22: Hoe globaler de markt, hoe sterker de relatie tussen marktgericht management en
performantie.
R²= 0,134 R²= 0,131p = 0,180 p = 0,002
We merken op dat de relatie significant is in een globale markt (0,002 < 0,05) terwijl deze
niet significant is (0,180 > 0,05) in een minder globale markt. Dit is dus de eerste
modererende variabele die we bekomen. In een heel globale markt blijkt het noodzakelijk te
zijn om marktgericht te zijn terwijl dit minder noodzakelijk blijkt te zijn in een minder
globale markt.
Laag HoogGlobaliteit
Marktgerichtmanagement
Performantie
5.3.2 Aanwezigheid van substituutproducten
H 23: Hoe meer substituutproducten, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie
R²= 0,005 R²= 0,212p = 0,811 p = 0,000
Zoals wij vooropgesteld hadden blijkt de relatie tussen marktgerichtheid en performantie
sterker te zijn als er meer substituutproducten op de markt zijn
5.3.3 Imitatiegraad
H 24: Hoe hoger de imitatiegraad, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie
R²= 0,034 R²= 0,144p = 0,635 p = 0,001
In een markt waar er een hoge graad van imitatie is zal marktgericht management een groter
voordeel met zich meebrengen omdat het de markt beter kent en begrijpt dan zijn
tegenstanders.
Laag HoogAanwezigheid vansubstituutproducten
Marktgerichtmanagement
Performantie
Laag HoogImitatiegraad
Marktgerichtmanagement
Performantie
5.3.4 Marktvraag
H 25: Hoe lager de marktvraag, hoe sterker de relatie tussen marktgericht management
en performantie.
R²= 0,174 R²= 0,050p = 0,043 p = 0,082
De marktvraag is zoals vooropgesteld een modererende variabele.
5.3.5 Marktaanbod
H 26: Hoe hoger het marktaanbod, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
R²= 0,323 R²= 0,065p = 0,034 p = 0,032
Marktaanbod daarentegen blijkt geen modererende variabele te zijn. Marktgericht
management leidt altijd tot een hogere performantie, zowel bij een hoog als een laag
marktaanbod.
Laag HoogMarktvraag
Marktgerichtmanagement
Performantie
Laag HoogMarktaanbod
Marktgerichtmanagement
Performantie
5.3.6 Intredebarrières
H 27: Hoe lager de intredebarrières, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
R²= 0,094 R²= 0,133p = 0,215 p = 0,002
We merken op dat de aanwezigheid van intredebarrières weldegelijk een modererende
variabele is maar dat de richting ervan omgekeerd is ten opzichte van de hypothese. Zodoende
bekomen wij hetzelfde resultaat als Gray et al. (1999) (zie 3.2). Wij hebben reeds eerder
vernoemd dat omwille van resultaten uit empirische onderzoek de richting van sommige
vooropgestelde modererende variabelen kan in vraag gesteld worden. Intredebarrière is daar
een voorbeeld van. Wij kunnen immers besluiten dat de aanwezigheid van intredebarrières de
relatie tussen marktgerichtheid en performantie versterkt.
5.3.7 Technologische turbulentie
H 28: Hoe lager de technologische turbulentie, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
R²= 0,256 R²= 0,061p = 0,010 p = 0,097
Laag HoogTechnologische
turbulentie
Marktgerichtmanagement
Performantie
Laag HoogIntredebarrières
Marktgerichtmanagement
Performantie
In industrieën die gekarakteriseerd door een snel wijzigende technologie is marktgericht
management minder belangrijk dan in industrieën met een stabiele technologie.
5.3.8 Vijandigheid concurrentie
H 29: Hoe hoger de vijandigheid van de concurrentie, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
R²= 0,047 R²= 0,243p = 0,082 p = 0,001
5.3.9 Macht van de kopers
H 30: Hoe hoger de macht van kopers, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
R²= 0,536 R²= 0,100p = 0,098 p = 0,005
Laag HoogVijandigheidconcurrentie
Marktgerichtmanagement
Performantie
Laag HoogMacht van de kopers
Marktgerichtmanagement
Performantie
5.3.10 Macht van de leveranciers
H 31: Hoe lager de macht van de leveranciers, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
R²= 0,031 R²= 0,195p = 0,486 p = 0,000
Ook hier kunnen we zoals bij de intredebarrières besluiten dat de macht van de leveranciers
een modererende variabele is maar dat de richting omgekeerd is ten opzichte van deze in de
hypothese.
5.3.11 Marktturbulentie
H 32: Hoe hoger de marktturbulentie, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
R²= 0,256 R²= 0,083p = 0,003 p = 0,032
Marktturbulentie is geen modererende variabele. Zowel wanneer de markt heel turbulent is als
wanneer de markt heel stabiel is zal marktgericht management steeds leiden tot een hogere
performantie.
Laag HoogMacht van deleveranciers
Marktgerichtmanagement
Performantie
Laag HoogMarktturbulentie
Marktgerichtmanagement
Performantie
5.3.12 Klantcomplexiteit
H 33: Hoe moeilijker het is om onze klanten te kennen, hoe sterker de relatie tussen
marktgericht management en performantie.
R²= 0,065 R²= 0,128p = 0,625 p = 0,001
We vinden zoals in de hypothese dat, hoe moeilijker het is om onze klanten te kennen, hoe
sterker de relatie is tussen marktgericht management en performantie.
5.3.13 Concurrentiecomplexiteit
H 34: Hoe moeilijker het is om onze concurrenten te kennen, hoe sterker de relatie
tussen marktgericht management en performantie.
Vermits we voor deze variabele te weinig waarnemen hebben met een lage graad van
concurrentiecomplexiteit kunnen we deze hypothese niet testen.
5.3.14 Intensiteit concurrentie
H 35: Hoe meer concurrenten, hoe sterker de relatie tussen marktgericht
management en performantie.
Laag HoogComplexiteit klanten
Marktgerichtmanagement
Performantie
R²= 0,087 R²= 0,120p = 0,252 p = 0,003
In de afwezigheid van concurrentie kan een onderneming goed presteren zonder een
marktgericht management. Met andere woorden zijn de voordelen die een marktgericht
management met zich meebrengt groter voor een onderneming in een competitieve omgeving
dan voor een onderneming in een niet competitieve omgeving.
5.3.15 Productlevenscyclus (PLC)
H 36: Als het product zich situeert in de mature fase van de productlevenscyclus zal de
relatie tussen marktgericht management en performantie sterker zijn.
R²= 0,297 R²= 0,144 R²= 0,093 R²= 0,599p = 0,633 p = 0,224 p = 0,023 p= 0,226
Introductie Verval
Productlevenscyclus
Groei Matuur
Marktgerichtmanagement
Performantie
Laag HoogIntensiteit van de
concurrentie
Marktgerichtmanagement
Performantie
We merken duidelijk op dat de relatie tussen marktgericht management en performantie
significant is als het product zich in de maturiteitsfase bevindt. Dit is niet zo als het product
zich in een andere fase bevindt. Zoals wij dus reeds opmerkten is de relatie tussen
marktgericht management en performantie sterker als het product zich in de maturiteitsfase
bevindt. Met andere woorden is het in deze fase noodzakelijk dat men marktgericht wordt,
terwijl dit gedurende de andere fasen minder belangrijk is.
5.3.16 Conclusie modererende variabelen
Besluitend en als antwoord op de onderzoeksvraag kunnen we stellen dat de relatie tussen
marktgericht management en performantie wordt gemodereerd door:
• De globaliteit van de markt
• De aanwezigheid van substituutproducten
• De imitatiegraad
• De marktvraag
• Intredebarrières
• Technologische turbulentie
• Intensiteit van de concurrentie
• Vijandigheid van de concurrentie
• Macht van de kopers
• Macht van de leveranciers
• Complexiteit van de klant
• De productlevenscyclus
Meer specifiek zal de relatie tussen marktgericht management en performantie sterker zijn als
de marktvraag laag is, de macht van de kopers en de leveranciers hoog is, er een grote
aanwezigheid is van substituutproducten, er sprake is van een globale markt en er een lage
technologische turbulentie is. Bovendien zal de relatie ook sterker zijn als er sprake is van een
matuur product.
Verder zal de implementatie van een marktgericht management minder noodzakelijk zijn als
er weinig imitatie is, de complexiteit van de klanten laag is, de intensiteit en de vijandigheid
van de concurrentie laag is, en als laatste ook de intredebarrières laag zijn.
SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN MODERERENDE
VARIABELEN
: Significant
: Niet significant Figuur 15 : Resultaten modererende variabelen (Eigen werk)
Marktgerichtmanagement
Marktvraag
Marktaanbod
Intensiteitconcurrentie
Intredebarrières
Macht van deleveranciers
Kopersmacht
Substituutproducten
Imitatiegraad
Klantcomplexiteit
Concurrentiecomplexiteit
Globaliteit van de markt
Marktturbulentie
Vijandigheidconcurrentie
Technologischeturbulentie
Performantie
Productlevenscyclus
ALGEMEEN BESLUIT
Marktgerichtheid staat voor het geheel van acties die slaan op het identificeren van
klantenbehoeften en acties van de concurrenten, het verspreiden en delen van deze informatie
doorheen de hele onderneming, en het op een gecoördineerde, tijdige en voordelige manier
reageren op deze informatie. Hierin bemerken we onmiddellijk de drie gedragscomponenten
van marktgerichtheid: klantgerichtheid, concurrentiegerichtheid en interfunctionele
coördinatie. Marktgerichtheid wordt door zowel managers als academici aanzien als een
belangrijke sleutel tot succes en als één van de belangrijkste zaken voor ondernemingen in het
huidige decennium. Marktgerichtheid is eigenlijk de implementatie van het strategische
marketingconcept en omwille van de grote relevantie staat het reeds 5 jaar als topprioriteit
voor onderzoek aangeschreven door het Marketing Science Institute.
Een marktgerichte onderneming bestaat uit verschillende elementen. Eerst en vooral moet er
een extern georiënteerde cultuur zijn met dominante waarden en gedragingen die een continue
zoektocht naar nieuwe bronnen van voordeel en hogere klantenwaarde benadrukken. Een
marktgerichte cultuur alleen is niet genoeg, er moet bovendien een onderscheidend vermogen
zijn in het aanvoelen van de markt, het aangaan van relaties en het strategisch denken. Dit
betekent dat een marktgerichte onderneming zijn markt kent en makkelijker dichte, hechte
relaties kan onderhouden met waardevolle klanten. De helderheid van hun strategisch denken
helpt hen om belangrijke strategieën te ontwikkelen die niet alleen reageren maar vooral
anticiperen op marktbedreigingen en opportuniteiten. Dit laatste vereist echter dat er
bovendien ook een configuratie is die de gehele onderneming in staat stelt om continu te
anticiperen op, en te beantwoorden aan veranderende klantenvereisten en marktcondities. Als
laatste moet er om deze elementen te ondersteunen een “shared knowledge base” zijn, waarin
de onderneming marktintelligentie verzamelt en verdeelt.
In de literatuur vinden we verschillende strekkingen of benaderingen terug die elk één of
meerdere van deze elementen beklemtonen. Begin jaren ’90 zijn twee benaderingen ontstaan,
namelijk de culturele benadering en de gedragsbenadering. De culturele benadering ziet
marktgerichtheid als een organisatiecultuur terwijl de gedragsbenadering zich meer focust op
specifieke activiteiten. Toch blijkt dat deze twee bij de conceptualisering van
marktgerichtheid goed bij elkaar aansluiten en het slechts de klemtoon is die verschilt. Beide
benaderingen hebben ook hun eigen meetschaal, respectievelijk de Mktor en Markor schaal.
Omdat tot op twee jaar geleden nog geen aanduiding en meetschaal bestond over de mate
waarin managementsystemen marktgericht waren en omdat marktgerichtheid bijna uitsluitend
terug te vinden was in marketing literatuur, is er in 1999 een nieuwe benadering ontstaan,
namelijk de systeembenadering (Becker en Homburg, 1999). Omdat volgens Becker en
Homburg een management marktgericht is als de managementsystemen marktgericht zijn
kwam de klemtoon te liggen op marktgericht management. Het theoretische raamwerk van
hun model is gebaseerd op de systeembenadering binnen het organisationeel en management
onderzoek. Na literatuuronderzoek onderscheidden de auteurs vijf managementfuncties:
organiseren, informeren, plannen, controleren en aanwerven. Elk van deze functies wordt
binnen de onderneming ondersteund door verschillende systemen. Ook zij stelden een schaal
op om de marktgerichtheid van de managementsystemen en aldus de marktgerichtheid van het
management te achterhalen.
Na vergelijking van de drie benaderingen en hun bijhorende schaal merken wij op dat de
systeembenadering (en bijhorende meetschaal) de benadering is die het best de aanwezigheid
van de elementen van een marktgerichte onderneming nagaat. Verder merken wij op dat geen
enkele van de benaderingen het aangaan van relaties nagaat. Dit is toch een grote beperking
vermits het aangaan van relaties wordt aanzien als één van de drie ‘capabilities’ van een
marktgerichte onderneming. Wij vinden dat er in de literatuur eigenlijk twee stromingen zijn
die mekaar als het ware aanvullen, namelijk deze van marktgerichtheid en Customer
Relationship Management (CRM) en omdat CRM juist het aangaan en managen van relaties
met de meest waardevolle klanten is, zien wij CRM niet als hogere vorm van
marktgerichtheid maar als onderdeel van marktgerichtheid. Vandaar dat wij, op basis van wat
we in de literatuur over CRM hebben teruggevonden en op basis van meningen van experten,
een meetschaal hebben opgesteld. Deze hebben wij toegevoegd bij de vragenlijst van de
systeembenadering onder het deel dat de marktgerichtheid van het managent
informatiesysteem nagaat, omdat er in de originele vragenlijst wel wordt gevraagd of er
marktinformatie wordt verzameld en verspreid maar niet of het effectief wordt gebruikt. CRM
is juist het gebruiken van deze informatie om de life time value van klanten na te gaan,
marketing acties op maat te maken en relaties aan te gaan.
In de literatuur vinden we terug dat marktgerichtheid als het ware een competitief voordeel
met zich meebrengt en naast vele andere voordelen zal leiden tot een gevoel van
verbondenheid, klantentevredenheid en klantentrouw. Maar alhoewel managers en academici
reeds lang predikten dat men dicht bij de consument moest staan en dat de klant centraal
moest staan in de onderneming was nog nooit aangetoond dat dit weldegelijk de
winstgevendheid verhoogde. Slechts de laatste tien jaar zijn deze beweringen empirisch getest
en is bewezen dat marktgerichte ondernemingen meestal meer winstgevend zijn dan hun
concurrenten. Na uitgebreid literatuuronderzoek blijkt dat 49 studies reeds hebben uitgewezen
dat marktgerichtheid leidt tot een hogere performantie maar dat dit tot op heden nog niet is
gebeurd voor België. Bovendien heeft slechts één studie aangetoond dat deze relatie ook
bestaat tussen marktgericht ‘management’ (de systeembenadering) en performantie, en dit in
Duitsland. Een samenvattende tabel van alle reeds verrichte onderzoeken werd opgesteld en er
viel op dat de reeds uitgevoerde onderzoeken gekenmerkt werden door enkele beperkingen.
Centraal vonden we terug dat de meeste onderzoeken te weinig maatstaven hebben gebruikt
wat als het ware inhoudt dat marktgerichtheid alle performantiemaatstaven op dezelfde
manier beïnvloedt. In recente artikels pleiten auteurs dat er nood is aan nieuw onderzoek die
de relatie tussen marktgerichtheid en performantie nagaat voor een grotere hoeveelheid van
performantiemaatstaven om zo verschillende patronen van associatie te vinden.
In het eerste deel van ons onderzoek hebben wij dus eerst en vooral de relatie tussen
marktgericht ‘management’ en peformantie onderzocht en hierbij rekening gehouden met de
beperkingen van de studies die de relatie tussen marktgerichtheid en performantie hebben
onderzocht. Hiervoor hebben wij gebruik gemaakt van de schaal van Becker en Homburg
maar hebben wij, zoals boven reeds vermeld, het gedeelte in verband met de marktgerichtheid
van de informatiesystemen uitgebreid met vragen omtrent Customer Relationship
Management (CRM). Zodoende houden wij rekening met de ‘capability’ van het aangaan van
relaties. Bovendien hebben wij 14 verschillende performantiemaatstaven gebruikt om
performantie te meten. Wij introduceren, op aanvraag van andere auteurs, ook twee nieuwe
performantiemaatstaven, namelijk ‘fulfiment of stakeholder goals’ en tevredenheid van de
werknemers. Voor de gegevensverzameling werden 172 managers telefonisch en/of
schriftelijk gecontacteerd, waarvan er uiteindelijk 88 hun medewerking hebben verleend door
te antwoorden op een schriftelijke vragenlijst.
Wij hebben een significante positieve relatie gevonden tussen marktgericht management en
performantie. Dit houdt met andere woorden in dat, als een onderneming zijn
managementsystemen meer marktgericht maakt of met andere woorden het management meer
marktgericht wordt, het een hogere performantie zal behalen.
Omdat dit een beperking was in de vorige onderzoeken en omwille van het feit dat dit als
richtlijn voor verder onderzoek werd aangegeven hebben wij deze relatie meer gespecificeerd
om zodoende een gedetailleerd beeld te verkrijgen over de marktgerichtheid-performantie
relatie. Zo hebben wij bovendien een significante relatie gevonden tussen marktgericht
management en tevredenheid van de werknemers, ‘overall performance’, marktaandeel,
naambekendheid en klantentrouw. Wij hebben dus met andere woorden aangetoond dat hoe
hoger de marktgerichtheid van de managementsystemen is, hoe hoger de tevredenheid van de
werknemers, ‘overall performance’, marktaandeel, naambekendheid en klantentrouw.
Omdat wij voor sommige performantiemaatstaven geen direct significant resultaat bekwamen
hebben wij onderzocht of dit eventueel het geval zou zijn in bepaalde omgevingen. Dit bleek
ook zo te zijn, zo hebben wij aangetoond dat een marktgericht management leidt tot een
groter succes van nieuwe producten in een markt die gekenmerkt wordt door een grote
vijandigheid van de concurrenten. Verder is de relatie tussen marktgericht management en
‘fulfilment of stakeholder goals’ significant in een markt die gekenmerkt wordt door een hoge
graad van vijandigheid van concurrenten en een hoge macht van de leveranciers. Ook voor de
relatie tussen marktgericht management en de groei van de winstmarge vonden we een
significante relatie als de marktturbulentie laag is of als er veel substituutproducten zijn.
Vermits ook dit tot op heden nog niet was gedaan, hebben wij vervolgens de relatie
onderzocht tussen de marktgerichtheid van de individuele managementsystemen en de
algemene performantie. Zo hebben wij een significant positief verband gevonden tussen de
marktgerichtheid van het organisatiesysteem en performantie, de marktgerichtheid van het
informatiesysteem en performantie, en de marktgerichtheid van het planningssyteem en
performantie. Zodoende blijken deze drie bij de implementatie van marktgerichtheid het
belangrijkst te zijn.
Omdat wij tegen de verwachtingen in geen direct significante relatie vonden voor het
controlesysteem, CRM en human resource systeem en performantie zijn wij ook hier
nagegaan of de relatie niet significant is in bepaalde omstandigheden. De relatie tussen CRM
en performantie blijkt zoals we kunnen verwachten toch significant als de markt gekenmerkt
wordt door een grote vijandigheid van de concurrenten, een hoge macht van de leveranciers
en de aanwezigheid van veel substituutproducten. Bovendien hebben wij ook gevonden dat
CRM steeds leidt tot een hogere klantentrouw, iets wat tot op heden veel werd verkondigd
maar nog nooit empirisch werd bewezen.
De relatie tussen de marktgerichtheid van het controlesysteem en performantie blijkt
significant te zijn in markten die worden gekenmerkt door een hoge graad van vijandigheid
van de concurrentie. Als laatste vinden we ook een significante relatie tussen marktgericht
human resource management en performantie als de macht van leveranciers hoog is en de
marktturbulentie laag.
Vermits marktgerichtheid de inzet vereist van verschillende ‘resources’ zal deze gerichtheid
slechts nuttig zijn wanneer de voordelen die het met zich meebrengt de kosten van deze
‘resources’ overtreffen. Vandaar dat managers grote aandacht moeten besteden aan de kosten-
opbrengsten ratio van marktgerichtheid. Met andere woorden zal in sommige omstandigheden
de relatie tussen marktgerichtheid en performantie verzwakt of versterkt worden en zal een
hoge mate van marktgerichtheid niet kritisch zijn.
We kunnen stellen dat er in de literatuur weinig aandacht wordt besteed aan de contextuele
factoren dewelke een marktoriëntatie van het management meer of minder geschikt maken in
een bepaald soort markt. Met andere woorden is er niet zoveel aandacht besteed aan eventuele
modererende variabelen die de relatie tussen marktgerichtheid en performantie beïnvloeden.
Het tweede deel van ons onderzoek bestaat dus uit het achterhalen van de modererende
variabelen in de relatie tussen marktgericht ‘management’ en performantie. Dit is iets wat
Becker en Homburg als richtlijn gaven voor verder onderzoek. In totaal hebben wij 15
variabelen onderzocht die de relatie zouden kunnen modereren. Wij introduceerden zelf 7
nieuwe variabelen, namelijk marktaanbod, complexiteit van de klanten, complexiteit van de
concurrenten, de globaliteit van de markt, de aanwezigheid van substituutproducten, de
imitatiegraad en de productlevenscyclus.
In totaal blijken twaalf variabelen de relatie te modereren. Zo zal de relatie tussen
marktgericht management en performantie significant sterker zijn als de marktvraag laag is,
de macht van de kopers en de leveranciers hoog is, er een grote aanwezigheid is van
substituutproducten, er sprake is van een globale markt en er een lage technologische
turbulentie is. Bovendien zal de relatie ook sterker zijn als er sprake is van een matuur
product.
Verder zal de implementatie van een marktgericht management minder noodzakelijk zijn als
er weinig imitatie is, de intensiteit en de vijandigheid van de concurrentie laag is, de
complexiteit van klanten laag is en als de intredebarrières laag zijn.
Ook zes van onze zeven nieuwe variabelen blijken dus elk een modererend effect te hebben
op de relatie tussen marktgericht management en performantie:
• Zo vinden wij dat, wanneer het marktaanbod hoog is, de relatie tussen marktgericht
management en performantie significant sterker zal zijn dan wanneer het aanbod laag
is. Een onderneming moet zich immers proberen differentiëren in dit grote aanbod en
een hogere waarde geven dan de concurrenten. Om dit te realiseren zal het
management in grote mate marktgericht moeten zijn.
• Een management dat, in een markt die gekenmerkt wordt door complexe klanten, in
staat is om toch veel informatie over de klanten te bemachtigen en duurzame relaties
met de klant aan te gaan, behaalt als het ware een competitief voordeel en
onderscheidt zich de rest.
• In een markt waar een hoge imitatiegraad is zal een marktgericht onderneming dus een
een groter voordeel behalen omdat het de markt beter begrijpt en kent dan zijn
tegenstanders. Ze kunnen zodoende vroeger aanwezig zijn in groeisegmenten dan hun
tegenstanders en nieuwe bronnen van klantenvoordeel creëren dankzij hun ‘superior
capabilities’ om een relatie aan te gaan met de markt, dewelke voor concurrenten
moeilijker te imiteren zijn dan producten of productkenmerken.
• In een markt waar er veel substituutproducten zijn zal een management dat meer
marktgericht is een hogere performantie behalen omdat het zich kan differentiëren van
de rest.
• In een globale markt zal een marktgericht management gesofisticeerde strategieën
kunnen ontwikkelen die niet gebonden zijn aan geografische ligging omdat ze door
hun marktgerichtheid in staat zijn grondige inzichten en sterke connecties te
ontwikkelen in deze globale markten.
• Omdat in de mature fase van de produclevenscyclus (PLC) de concurrentie het hevigst
is en het succes van de PLC-stretching afhangt van het al dan niet marktgericht zijn
van het management blijkt dus dat in de mature fase de relatie tussen marktgericht
management en performantie het sterkst is en een marktgericht management meer
noodzakelijk is dan in de andere fasen.
SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN RELATIE
MARKTGERICHT MANAGEMENT EN PERFORMANTIE
: Significant verband
: Geen significant verband
Figuur 15: Resultaten relatie marktgericht management en performantie (Eigen werk)
Marktgerichtmanagement
Significant
Marktgerichtorganisatiesysteem
Marktgerichtinformatiesysteem
Customer RelationshipManagement
Marktgerichtplanningssyteem
Marktgerichtcontrolesysteem
Marktgericht humanresource systeem
ROI (objectief)
Winst vóór belastingen
Tevredenheid van dewerknemers
‘Overall performance’
‘Fulfilment ofstakeholder goals’
Marktaandeel
Verkoopsgroei
ROI (relatief)
Naambekendheid
Klantentevredenheid
‘Overall performance(relatief)
Klantentrouw/retentie
Succes nieuweproducten
Groei winstmarge
Performantie
SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN
MODERERENDE VARIABELEN
: Significant
: Niet significant Figuur 15 : Resultaten modererende variabelen (Eigen werk)
Marktgerichtmanagement
Marktvraag
Marktaanbod
Intensiteitconcurrentie
Intredebarrières
Macht van deleveranciers
Kopersmacht
Substituutproducten
Imitatiegraad
Klantcomplexiteit
Concurrentiecomplexiteit
Globaliteit van de markt
Marktturbulentie
Vijandigheidconcurrentie
Technologischeturbulentie
Performantie
Productlevenscyclus
BIBLIOGRAFIE
• AAKER D.A., 1992, Strategic Market Management, 2nd ed. New York: John Wiley &
Sons Inc., 364 p.
• ANDERSON P.F., 1982, Marketing, Strategic Planning and the Theory of the Firm,
Journal of Marketing, vol. 46 (Spring), p. 15-26.
• APPIAH-ADU K., 1998, Market Orientation and Performance: Empirical Tests in a
Transition Economy, Journal of Strategic Marketing, vol.6, p. 25-45.
• APPIAH-ADU K. en RANCHHOD A.R., 1998, Market Orientation and Performance in
the Biotechnology industry: An exploratory empirical analysis, Technology Analysis and
Strategic Management, vol.10 (2), p.197-210.
• APPIAH-ADU K. en SINGH S., 1998, Customer Orientation and Performance: A Study
of SME’s, Management Decision, vol. 36 (6), p. 385-394.
• ATUAHENE-GIMA K, 1995, An Exploratory Analysis of the Impact of Market
Orientation on New Product Performance: A Contingency Approach, Journal of Product
Innovation Management, vol. 12, p. 275-293.
• AU A.K.M. en TSE A.C.B., 1995, The Effect of Market Orientation on Company
Performance in the Service Sector: A comparative Study of the Hotel industry in Hong
Kong en New Zealand, Journal of International Consumer Marketing, 8(2), p. 77-87.
• AVLONITIS G.J. en GOUNARIS S.P., 1997, Market Orientation and Company
Performance, Industrial Marketing Management, vol.26 (5), p. 385-402.
• BAKER W. en SINKULA J., 1999, Learning Orientation, Market Orientation and
Innovation: Integrating and Extending Models of Organizational Performance, Journal of
Market Focused Management, vol. 4, p. 295-308.
• BALAKRISHNAN S., 1996, Benefits of customer and competitive orientations in
industrial markets, Industrial Marketing Management, vol. 25, p.317-328.
• BARKSDALE H.C. en DARDEN B, 1971, Marketers Attitude Toward the Marketing
Concept, Journal of Marketing, vol. 35 (October), p. 29-36.
• BARTOL K.M. en MARTIN D.C., 1998, Management, Boston: Irwin/McGraw-Hill.
• BECKER J. en HOMBURG C., 1999, Market Oriented Management: A Systems-Based
Perspective, Journal of Market-Focused Management, vol. 4, p. 17-41.
• BENNET R. en COOPER R., 1981, Beyond the Marketing Concept, Business Horizons,
vol. 22 (June), p.76-83.
• BEST J.R., 1997, Market-Based Management: Strategies for Growing Value and
Profitability, Prentice-Hall, 385 p.
• BROWN S.A., 2000, Customer Relationship Management, Wiley J. en Sons Can., 342 p.
• BHUIAN S.N., 1997, Exploring Market Orientation in Banks: An Empirical Examination
in Saudi Arabia, The Journal of Services Marketing, vol.11 (5), p.317-328.
• BHUIAN S.N., 1998, An Empirical Examination of Market Orientation in Saudi Arabian
Manufacturing Companies, Journal of Business Research, vol.44, p. 5-15.
• BISP S., 1999, Barriers to Increased Market-Oriented Activity: What the Literature
Suggests, Journal of Market Focused Management, vol. 4, p. 77-92.
• CARUANA A., RAMASESHAN en EWING, M.T., 1998, Do Universities that Are More
Market Orientated Perform Better, International Journal of Public Sector Management,
vol.11 (1), p. 55-70.
• CADOGAN J.W., SUNDQVIST S en SALMINEN R.T, 2000, The Performance
Consequences of Export Market-Oriented, Australian Journal of Marketing, 8 (1),p.55-69.
• CHANG T.Z. en CHEN S.J., 1998, Market Orientation, Service Quality and Business
Profitability: A Conceptual Model and Empirical Evidence, The Journal Of Services
Marketing, vol.12 (4), p. 246-264.
• CHRISTENSEN C. en BOWER J., 1996, Customer Power, Strategic Investment, and the
Failure of Leading Firms, Strategic Management Journal, vol. 17(3), p. 197-218.
• CHURCHILL G.A. Jr., 1979, A Paradigm for Developing Better Measure of Marketing
Constructs, Journal of Marketing Research, vol.16 (February), p.64-73.
• DAFT R.L., 1991, Management, 2nd ed., Forth Worth: The Dryden Press, 744 p.
• DAU R. en THIRKELL P.C., 1998, Export Performance: Success Determinants for New-
Zealand Manufacturing Exporters, European Journal of Marketing, 32 (9), p. 813-829.
• DAWES J., 2000, Market Orientation and Company Profitability: Further Evidence
Incorporating Longitudinal Data, Australian Journal of Management, 25(2), p. 173-192.
• DAY G.S en WENSLEY R., 1983, Marketing theory with a strategic orientation, Journal
of Marketing, vol. 47 (Fall), p. 79-89.
• DAY G.S. en WENSLEY R, 1988, Assessing Advantage: A Framework for Diagnosing
Competitive Superiority, Journal of Marketing, vol. 52 (April), p. 1-20.
• DAY G.S., 1994 a, Continuous Learning about Markets, California Management Review,
(Summer), p. 9-31.
• DAY G.S., 1994 b, The Capabilities of Market Driven Organizations, Journal of
Marketing, vol.58, p.37-52.
• DAY G.S., 1999a, The Market Driven Organization, The Free Press, 284p.
• DAY G.S., 1999b, Misconceptions about Market Orientation, Journal of Market-Focused
Management, vol. 4, p. 5-16.
• DE RIJCKE J., 1999, Cursus Marketing, Leuven/Apeldoorn, Garant
• DENG S. en DART J., 1994, Measuring Market Orientation: A Multi-Factor, Multi-Item
Approach, Journal of Marketing Management, vol. 10, p. 725-742.
• DESHPANDE R en WEBSTER F.E.Jr., 1989, Organizational Culture and Marketing:
Defining the Research Agenda, Journal of Marketing, vol. 53 (January), p. 3-15.
• DESHPANDE R. en FARLEY J.U., 1998, Measuring Market Orientation: Generalization
and Synthesis, Journal of Market-Focused Management, vol.2, p.213-232.
• DESHPANDE R., FARLEY J.U. en WEBSTER F.E.Jr., 1993, Corporate Culture,
Customer Orientation and Innovativeness in Japanese Firms: A quadrad analysis, Journal
of Marketing, vol. 57 (January), p.23-37.
• DESS G.G. en ROBINSON R.B. JR., 1984, Measuring Organizational Performance in the
Absence of objective measures, Strategic Management Journal, vol.5, p.265-273.
• DICKSON P.R., 1997, Marketing Management, The Dryden Press, Harcourt Brace
College Publishers, Florida.
• DOYLE P.,WONG V. en SAUNDERS J., 1989, The Barriers to Achieving Stronger
Marketing Orientation in British Companies: An Exploratory Study. In: The 22nd
Marketing Education Group Conference, p.35-64.
• DOYLE P. en WONG V., 1998, Marketing and Competitive Performance: An empirical
study, European Journal of Marketing, vol.32, no.5, p. 514-535.
• DUTTON J.M. en WALTON R.E., 1966, Interdepartmental conflict and cooperation: two
contrasting studies, Human organization, vol. 25 (Fall), p. 201-220.
• ELLIS P. en NGAI J.C.H., 1998, Market Orientation and Business Performance: Some
Evidence from Hong Kong, International Marketing Review, vol.15 (2), p. 119-139.
• FAYOL H., 1949, General and Industrial Management, New York: Pitman, 151 p.
• FELTON A.P., 1959, Making the Marketing Concept Work, Harvard Business Review,
July/August, p.55-65.
• FIORITTO S.S., LAFORGE R.W., 1986, A Marketing Strategy Analysis of Small
Retailers, American Journal of Small Businesses, vol. 10 (4), p.7-17.
• FRITZ W., 1996, Market Orientation and Corporate Success: Findings from Germany,
European Journal of Marketing, vol. 30 (8), p. 59-74.
• GERHART B. en MILKOVICH C., 1992, Employee Compensation. Research and
Practice, Handbook of Industrial and organizational Psychology, vol.3, p. 443-471.
• GORDON I., 1998, Relationship Marketing, John Wiley &Sons Canada, 307 p.
• GOUNARIS S.P. en AVLONITIS G.J., 1996, Market Orientation: A Powerful and
Fruitful Competitive Edge for Industrial Marketers, de EMAC Conferentie, Budapest,
Hongarije, p. 491-509.
• GRAY B.J., MATEAR S., BOSHOFF C. en MATHESON P., 1998, Developing a Better
Measure of Market Orientation, European Journal of Marketing, vol. 32 (9), p. 884-903. .
• GRAY B.J, GREENLEY G.E., MATEAR M.S. en MATHESON P.K., 1999, Thriving on
Turbulence, Journal of Market-Focused Management, p. 231-257.
• GREENLEY G.E., 1995 a, Market Orientation and Company Performance: Empirical
Evidence from UK Companies, British Journal of Management, vol.6 (1), p. 1-13.
• GREENLEY G.E., 1995 b, Forms of Market Orientation in UK Companies, Journal of
Management Studies, vol. 32 (1), p. 47-66.
• GREENLEY G.E. en FOXALL G.R., 1997, Multiple Stakeholder Orientation in UK
Companies and the Implications for Company Performance, Journal of Management
Studies, vol. 34 (2), p. 259-284.
• HAMBRICK D.C., 1983, Some Tests of the Effectiveness and Functional Attributes of
Miles and Snow’s Strategic Types, Academy of Management Journal, 26 (1), p.5-26.
• HAMEL G. en PRAHALAD C.K., 1994, Competing for the Future, Harvard Business
School Press, Boston, MA, 327 p.
• HAN J.K, KIM N. en SRIVASTAVA R.K., 1998, Market Orientation and Organizational
Performance: Is Innovation a Missing Link?, Journal of Marketing, vol.62 (4), p.30-45.
• HARRIS L.C, 1996a, Benchmarking Against the Theory of Market Orientation,
Management Decision, vol. 34 (2), p. 25-29.
• HARRIS L.C., 1996b, Cultural Obstacles to Market Orientation, Journal of Marketing
Practice: Applied Marketing Science, vol.4, p.36-52.
• HART S. en DIAMANTOPOULOS A., 1993, Linking Market Orientation and Company
Performance, Journal of Strategic Marketing, vol. 1, p. 93-121.
• HEENE A., SANCHEZ R. en THOMAS H, 1996, Dynamics of Competence-based
Competition, New York: Elsevier Science , Inc.
• HEENE A., 1995, Bruggen Naar de Toekomst, Tielt: Lannoo, 295 p.
• HINDS P. en KIESLER S., 1995, Communication across Boundaries: Work, Structure,
and use of Communication Technologies, Organization Science, vol. 6 (4), p. 373-393.
• HISE R.T., 1965, Have Manufacturing Firms Adopted the Marketing Concept, Journal of
Marketing, vol. 29 (July), p. 9-12.
• HORN S.C. en Chen A.C.H., 1998, Market Orientation of Small en Medium-Sized Firms
in Taiwan, Journal of Small Business Management, vol.36 (July), p. 79-85.
• HOUSTON F.S., 1986, The Marketing Concept: What it is and what it is not, Journal of
Marketing, vol. 50 (April), p. 81-87.
• HULLAND J., 1995, Market Orientation and Market Learning Systems: An Environment-
Strategy-Performance Perspective, Western Business School.
• JACKSON B.H., 1985, Winning and Keeping Industrial Customers: the Dynamics of
Customer Relationships, Lexington (Mass.), 195 p.
• KALDOR A.G., 1971, Imbricative marketing, Journal of Marketing, vol.35 (2), p. 19-25.
• KANTER R.M., 1995, Managing the Human Side of Change. In KOLB, D.A., OSLAND
J.S. en RUBIN I.M., The organizational Behaviour Reader, p.676-682. N.J.: Prentice-
Hall.
• KOHLI A.K. en JAWORSKI B.J., 1990, Market Orientation: The Construct, Research
Propositions and Managerial Implications, Journal of Marketing, vol. 54 (April), p. 1-18.
• KOHLI A.K. en JAWORSKI B.J., 1993a, Markor: A Measure of Market Orientation,
Journal of Marketing Research, vol. 30 (November), p.467-477.
• KOHLI A.K. en JAWORSKI B.J., 1993b, Market Orientation: Antecedents en
Consequences, Journal of Marketing, vol. 57 (July), p. 53-70.
• KOHLI A.K. en JAWORSKI B.J., 1996, Market Orientation: Review, Refinement and
Roadmap, Journal of Market-Focused Management, vol. 1(2), p. 119-136.
• KOONTZ H, O’DONNELL en WEIHRICH H., (1986), Essentials of Management (4th
edition), New York: McGraw-Hill, 562 p.
• KOTLER P., 1988, Marketing Management: Analysis, Planning, Implementation and
Control, 6th Ed., Prentice-Hall Inc., Englewood Cliffs, NJ., 776 p.
• KUMAR K., SUBRAMANIAN R. en YAUGER C., 1998, Examining the Market
Orientation- Performance Relationship, Journal of Management, 24(2), p. 201-233.
• LANGERAK F., 1997, De invloed van marktgerichtheid op bedrijfsprestaties van
industriële ondernemingen - een onderzoek in de Nederlandse metalektro, Tinbergen
Institute Research Series, Erasmus University Rotterdam, 234 p.
• LANGERAK F. en COMMANDEUR H.R., 1999, Marktgerichtheid Als het Dilemma
Van de Marketingafdeling, B-to-B Marketing in de praktijk, p. 1-19.
• LEONARD-BARTON D., 1995, Wellsprings of Knowledge, Harvard Business School
Press, Boston, MA, 334 p.
• LEVITT T., 1960, Marketing Myopia. Harvard Business Review, vol. 38, p.45-56.
• LEVITT T., 1969, The Marketing Mode; Pathways to Corporate Growth, McGraw-Hill,
New York, 354 p.
• LEVITT T., 1980, Marketing Success Through Differentiation of Anything, Harvard
Business Review, vol. 58, p.83-91.
• LEWIS T. en ESSLEMONT D., 1991, Some Empirical Tests of the Marketing Concept,
Marketing Bulletin, vol.2, p.1-7.
• LICHTENTHAL J.D. en WILSON D.T., Becoming Market Oriented, Journal of Business
Research, vol.24, p.191-207.
• LUSCH R.F. en LACZNIAK G.R., 1987, The evolving marketing concept, competitive
intensity and organizational performance, Journal of the Academy of Marketing Science,
vol. 15 (Fall), p. 1-11.
• MARTIN J., 1995, Ignore Your Customer, Fortune, p. 121-126.
• MASIELLO T., 1988, Developing Market Responsiveness Throughout Your Company,
Industrial Marketing Management, vol.17, p.85-93.
• MASSIE J.L. en DOUGLAS J., 1977, Managing: a Contemporary Introduction,
Englewwod Cliffs: Prentice-Hall.
• McCARTHY E.J. en PERREAULT W.D.Jr., 1990, Basis Marketing: a managerial
approach, 10th ed. Homewood, IL: Richard D. Irwin, Inc., 734 p.
• McKEE D.O., VARADAJARAN P.R. en PRIDE W.M., 1989, The Structural and
Environmental Correlates of Business Strategy, Strategic Management Journal, 8, p.55-
76.
• McKITTERICK J.B., 1958, What is the marketing management concept, The Frontiers of
Marketing Thought and Science, ed F.M. Bass, American Marketing Association, Ch.
• McLeod R. Jr., 1995, Systems Theory and Information Resources Management:
Integrating Key Concepts, Information Resources Management Journal, vol.8 (2), p. 5-14.
• McNAMARA C.P., 1972, The Present Status of the Marketing Concept, Journal of
Marketing, vol. 36 (January), p. 50-57.
• MILLER D. en TOULOUSE J.M., 1986, Chief Executive Personality and Corporate
Strategy and Structure in Small Firms, Management Science, vol.11, p. 1389-1409.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 1990, The Effect of a Market Orientation on Business
Profitability, Journal of Marketing, vol. 54, p. 20-35.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 1992, Superior Customer Value and Business
Performance: The Strong Evidence for a Market-Driven Culture, Marketing Science
Institute Working Paper, no.92-125, 13 p.
• NARVER J.C., SLATER S.F. en JACOBSON R., 1993, Market Orientation and Business
Performance, Marketing Science Institute Working Paper, no. 93-121, 17 p.
• NARVER C.J. en SLATER S.F., 1994 (a), Market Orientation, Customer Value, and
Superior Performance, Business Horizons, March- April, p. 22-28.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 1994 (b), Does Competitive Environment Moderate the
Market Orientation Performance Relationship?, Journal of Marketing, vol. 58, p.46-55.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 1996, Competitive strategy in the market-focused
business, Journal of Market-Focused Management, vol. 1(2), p. 159-174.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 1998, Customer-Led and Market Orientation: Let’s Not
Confuse the Two, Strategic Management Journal, vol. 19, p. 1001-1006.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 1999, Market-Oriented Is More Than Being Customer-
Led, Strategic Management Journal, 20, p.1165-1168.
• NARVER J.C. en SLATER S.F., 2000, The Positive Effect of a Market Orientation on
Business Profitability: A Balanced Replication, Journal of Business Research, vol.48 (1),
p.69-73.
• OCZKOWSKI E. en FARRELL M.A., 1998, Discriminating between measurement scales
using non-nested tests and two-stage least squares estimators: The case of market
orientation, International Journal of Research in Marketing, vol. 15, p.346-366.
• OHMAE K, 1982, The Mind of a Strategist, McGraw Hill, New York, 283 p.
• PARK M.H. en MASON B.J., 1990, Towards an Integrated Model of the Determinants of
Business Performance, Research in Marketing, 10, p. 157-202.
• PELHAM A.M. en WILSON D.T., 1995, Does Market Orientation Matter for Small
Firms, Marketing Science Instutute Working Paper , no.95-102, 27 p.
• PELHAM A.M. en WILSON D.T., 1996, A Longitudinal Study of the Impact of Market
Structure, Firm Structure, Strategy and Market Orientation Culture on Dimensions of
Small Firm Performance, Journal of the Academy of Marketing Science, 24 (1), p. 27-43.
• PELHAM A.M., 1999, Influence of Environment, Strategy and Market Orientation on
Performance in Small Manufacturing Firms, Journal of Business Research, 45, p. 33-46.
• PIERCY N.F. en MORGAN N.A., 1995, Customer Satisfaction Measurement and
Management, Journal of Marketing Management, vol.11, p. 817-834.
• PITT L., BERTHON P.R. en CARUANA A., 1996, Market Orientation and Business
Performance: Some European Evidence, International Marketing Review, vol.13, p.5-18.
• PITT L. en CARUANA A., 1999, Excellence-Market Orientation Link: Some
Consequences for Service Firms, Journal of Business Research, vol.44 (1), p.5-15.
• PORTER M., 1979, How Competitive Forces Shape Strategy, Harvard Business Review,
vol.57 (March-April), p. 137-145.
• PORTER M., 1980, Competitive Strategy: techniques for analysing industries and
competitors, New York: The Free Press, 396 p.
• PORTER M., 1985, Competitive Advantage: creating and sustaining superior
performance, New York: The Free Press, 557 p.
• PULENRDAN S., SPEED R. en WIDING R.E., 2000, The Antecedents and
Consequences of market orientation in Australia,Australian Journal of Management, vol.
25 (2), 119-143.
• REICHHELD F.F. en SASSER W.E.Jr., 1990, Zero defections: quality comes to services,
Harvard Business Review, September-October, p. 106-111.
• REICHHELD F.F., 1993, Loyalty-based management, Harvard Business Review, March-
April, p. 64-73.
• RUEKERT R.W., 1992, Developing a Market Orientation: An Organizational Strategy
Perspective, International Journal of Research in Marketing, vol.9, p.225-245.
• RUEKERT R.W. en WALKER O.C.Jr., 1987, Marketing’s Interaction With Other
Functional Units: A Conceptual Framework and Empirical Evidence, Journal of
Marketing, 51 (January), p. 1-19.
• SCHAW R.W., 1982, Product Proliferation in Characteristics Space, The Journal
Industrial Economics, vol.31 (2), p.69-91.
• SCHERER F. en ROSS D., 1990, Industrial Market Structure and Economic Performance,
Houghton Mifflin, Boston, 713 p.
• SELNES F., 1992, Analysing Marketing Profitability: Sales are a Dangerous Cost-Driver,
European Journal of Marketing, 26 (2), p.15-26.
• SENGE P.M., 1990a, The Fifth Discipline, Doubleday, New York., 424 blz.
• SENGE P.M., 1990b, The Leader’s New York: Building Learning Organizations, Sloan
Management Review, Fall, p.7-23.
• SNOW C.C. en HREBINIAK L.G., 1980, Strategy, Distinctive Competece, and
Organizational Performance, Adminisrative Science Quarterly, vol. 25, p. 317-336.
• SHAPIRO B.P., 1988, What the Hell is Market Oriented ?, Harvard Business Review, vol.
66 (6), p. 119-125.
• SIGAUW J.A., BROWN G. en WIDING R.E., 1994, The influence of the market
orientation of the firm on sales behaviour and attitudes, Journal of Marketing, vol. 31, p.
106- 116.
• SIGAUW J.A. en DIAMANTOPOULOS A., 1994, The Market Orientation Measure,
Marketing Theory and Applications, vol.5, p. 150-151.
• SINKULA J.M., 1994, Market Information Processing and Organizational Learning,
Journal of Marketing, vol. 58 (January), p. 46-55.
• SODERLUND M., 1993, The Firm and Its Market Orientation- A Critical Incident
Approach to Decision Makers’ Perceptions of Consequences of Market Orientation,
6522. Handelshogskolan I Stockholm.
• SZYMANSKI D.M., BARADWAJ S.G. en RAJAN V.P., 1993, An Analysis of the
Market Share-Profitability Relationship, Journal of Marketing, vol. 57(July), p.1-18.
• TAUBER E.M., 1974, How Marketing Discourages Major Innovation, Business Horizons,
vol. 17 (June), p.22-26.
• TERPSTRA D.E. en ROZELL E.J., 1993, The Relationship of Staffing Practices to
Organizational Level Measures of Performance, Personnel Psychology, vol. 46, p. 27-48.
• TSE A.C.B, 1998, Market Orientation and Performance of Large Property Companies in
Hong Kong, International Journal of Commerce en Management, vol.8 (1), p. 57-69.
• UNCLES M., 2000, Market Orientation, Editorial, Australian Journal of Management,
vol.25, p. 1-9.
• VAN EGEREN M. en O’CONNER S., 1998, Drivers of Market Orientation and
Performance in Service Firms, Journal of Services Marketing, vol.12 (1), p.39-58.
• VENKATRAMAN N. en RAMANUJAM, V., 1986, Measurement of business
performance in strategy research: A Comparison approach, Academy of Management
Review, vol. 11(4), p.801-814.
• VERDUIN R., 1999, Customer Relationship Management: Een inleiding, Samsom, 82 p.
• VIEBRANZ A.C., 1967, Marketing’s Role in Company Growth, MSU business Topics,
vol. 15 (Autumn), p. 45-49.
• WEBSTER F.E., Jr., 1988. Rediscovering The Marketing Concept, Business Horizons,
vol. 31, p. 29-39.
• WEICK K.E., 1985, The Significance of Corporate Culture, in Organizational Culture,
P.J. Frost et al. eds., Sage, Newburg Park, CA, 419 p.
• WERNERFELT B., 1984, A Resource-Based View of The Firm, Strategic Management
Journal, vol.5, p.171-180.
• WIND en ROBERTSON T.S., 1983, Marketing Strategy: New Directions for Theory and
Research, Journal of Marketing, vol. 47 (spring), p.12-25
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: Begeleidende brief ‘na telefonisch onderhoud’
UDe Schryver NicoBrusselsesteenweg 2999230 Wetterentel.: 0478/58.38.27e-mail: [email protected]
Gent, 2001-03-07Geachte,
Mijn naam is Nico De Schryver en ik ben student tweede licentie Toegepaste EconomischeWetenschappen aan de Universiteit Gent.
Ik heb reeds een telefonisch contact met u gehad waarin u de bereidheid hebt getoond ommijn vragenlijst in te vullen. Ik wil u hierbij nogmaals bedanken voor deze bereidwilligheid.
Het onderwerp van mijn thesis is de relatie tussen marktgerichtheid en performantie. Metmarktgerichtheid bedoelen we de aandacht van de onderneming voor de concurrenten en vooral deklanten (CRM). Mijn promotor is Prof. Dr. Van den Poel.
Voor het onderzoeksgedeelte van mijn thesis zou ik graag op u beroep doen. Bij deze brief
vindt u een vragenlijst.
Deze vragenlijst is volstrekt anoniem en de resultaten van mijn onderzoek worden enkel
gebruikt in mijn eindverhandeling. Het invullen van de vragenlijst vraagt ongeveer een half
uurtje tijd.
Alvast nogmaals bedankt!
Met de meeste hoogachting,
Nico de Schrijver
P.S.: Gezien het urgente karakter van mijn thesis zou ik het appreciëren indien U de enquêtezo snel mogelijk naar het bovenstaande adres terug zou sturen door gebruik te maken van dereeds voorziene enveloppe.
BIJLAGE 2: Begeleidende brief ‘zonder telefonisch onderhoud’
UDe Schryver NicoBrusselsesteenweg 2999230 Wetterentel.: 0478/58.38.27e-mail: [email protected]
Geachte mevrouw, heer, Gent, 2001-03-07
Mijn naam is Nico De Schryver en ik ben student in de tweede licentie Toegepaste
Economische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Als laatstejaarsstudent ben ik
momenteel druk bezig met het schrijven van mijn thesis. Het onderwerp van mijn thesis is de
relatie tussen marktgerichtheid en performantie. Met marktgerichtheid bedoelen we de
aandacht van de onderneming voor de concurrenten en vooral de klanten (CRM). Mijn
promotor is Prof. Dr. Van den Poel.
Voor het onderzoeksgedeelte van mijn thesis zou ik graag op u beroep doen. Bij deze brief
vindt u een vragenlijst. Deze vragenlijst is volstrekt anoniem en de resultaten van mijn
onderzoek worden enkel gebruikt in mijn eindverhandeling. Het invullen van de vragenlijst
vraagt ongeveer een half uurtje tijd.
Met veel toewijding werk in aan mijn thesis. Voor het welslagen van mijn onderzoeksgedeelte
ben ik echter volledig afhankelijk van de bereidwilligheid van de managers. Daarom vraag ik
u vriendelijk uw medewerking te willen verlenen.
Alvast bedankt!
Met de meeste hoogachting,
Nico de Schrijver
P.S.: Gezien het urgente karakter van mijn thesis zou ik het appreciëren indien U de enquête
zo snel mogelijk naar het bovenstaande adres terug zou sturen door gebruik te maken van de
reeds voorzien enveloppe.
BIJLAGE 3: Vragenlijst
BIJLAGE 4: Cronbach’s alfa marktgerichtheid organisatiesysteem
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
O4 24,3409 15,6296 ,4411 ,7013O5 24,1136 15,7111 ,5032 ,6883O7 24,3977 17,1159 ,3416 ,7199O8 24,5682 15,1447 ,4593 ,6979O9 25,0909 17,2560 ,3638 ,7157O10 24,9545 16,3657 ,4226 ,7048O11 24,5568 14,8703 ,5752 ,6712O12 24,5341 18,2057 ,2738 ,7295
Reliability Coefficients
N of Cases = 88,0 N of Items = 8
Alpha = ,7316
BIJLAGE 5: Cronbach’s alfa marktgerichtheid informatiesysteem
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
I1 47,5930 61,3265 ,3502 ,8578I2 47,6628 58,9555 ,5778 ,8475I3 47,6279 60,2129 ,4391 ,8537I4 47,8256 57,2986 ,6521 ,8432I5 48,3256 58,1280 ,5216 ,8495I6 47,7326 59,9394 ,4427 ,8535I7 48,0116 58,3881 ,4944 ,8510I8 48,1512 56,3416 ,5765 ,8463I9 47,7442 59,0161 ,5798 ,8475I10 47,6512 56,6769 ,5486 ,8480I11 47,8023 60,6781 ,4621 ,8528I12 47,9651 56,9517 ,5257 ,8494I13 48,4767 56,1347 ,5577 ,8476I14 48,7907 61,8380 ,2379 ,8652I15 48,3372 58,2967 ,5581 ,8478
Reliability Coefficients
N of Cases = 86,0 N of Items = 15
Alpha = ,8594
BIJLAGE 6: Cronbach’s alfa CRM
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
CRM1 14,2386 4,8045 ,5367 ,5209CRM2 13,7386 6,4481 ,3516 ,6187CRM3 14,0455 5,9060 ,4342 ,5813CRM4 13,8636 6,8088 ,2678 ,6512CRM7 14,3409 5,6296 ,4246 ,5850
Reliability Coefficients
N of Cases = 88,0 N of Items = 5
Alpha = ,6488
BIJLAGE 7: Cronbach’s alfa marktgerichtheid planningssysteem
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
PL1 46,8721 24,7717 ,2991 ,7839PL2 46,1860 24,5532 ,4875 ,7694PL3 46,4535 24,1331 ,4255 ,7723PL4 46,4186 24,8815 ,4066 ,7748PL5 46,5349 23,9694 ,4960 ,7669PL6 46,5698 23,8715 ,4874 ,7672PL7 47,0814 23,4874 ,4187 ,7730PL8 46,5698 22,7421 ,4780 ,7669PL9 46,6977 23,1546 ,5734 ,7590PL10 46,7674 23,0041 ,5814 ,7579PL11 47,1047 23,6477 ,3894 ,7762PL12 46,4302 24,6245 ,3440 ,7795PL13 47,0116 24,9999 ,1743 ,8025
Reliability Coefficients
N of Cases = 86,0 N of Items = 13
Alpha = ,7870
BIJLAGE 8: Cronbach’s alfa marktgerichtheid controlesysteem
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
C1 20,4471 9,0120 ,5286 ,7256C2 20,0824 9,8622 ,5489 ,7191C3 20,3176 9,3622 ,5560 ,7164C4 20,5529 9,9882 ,5781 ,7148C5 20,6706 10,2950 ,5276 ,7255C6 20,3765 11,6185 ,2849 ,7677C7 20,2118 10,8118 ,3620 ,7572
Reliability Coefficients
N of Cases = 85,0 N of Items = 7
Alpha = ,7627
BIJLAGE 9: Cronbach’s alfa marktgerichtheid human resource systeem
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
HR1 34,1084 48,3418 ,5187 ,8511HR2 34,3494 47,3520 ,5018 ,8529HR3 34,1566 49,8654 ,4074 ,8582HR4 34,3373 48,6897 ,5011 ,8523HR5 33,7711 50,6909 ,4290 ,8564HR6 34,3012 46,4326 ,6512 ,8421HR7 34,1807 47,0279 ,6185 ,8445HR8 34,2169 46,3914 ,6494 ,8422HR9 34,2410 50,1120 ,4352 ,8561HR11 34,5301 47,5204 ,5817 ,8470HR12 34,6265 46,1881 ,5884 ,8464HR13 34,5542 47,1769 ,5680 ,8478
Reliability Coefficients
N of Cases = 83,0 N of Items = 12
Alpha = ,8607
BIJLAGE 10: Cronbach’s alfa performantie
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
PERF3 37,4459 20,1409 ,4341 ,8091PERF4 37,2027 19,2597 ,5446 ,7987PERF5 37,3784 19,0330 ,5292 ,8001PERF6 37,0946 19,7033 ,4457 ,8086PERF7 37,2297 19,7958 ,4344 ,8097PERF9 37,2162 19,9800 ,5073 ,8028PERF10 37,2973 20,8693 ,4093 ,8111PERF11 37,4730 20,3897 ,4793 ,8056PERF12 37,1892 19,1144 ,7118 ,7862PERF13 37,4324 19,7009 ,4612 ,8069PERF14 37,4459 19,1820 ,4476 ,8099
Reliability Coefficients
N of Cases = 74,0 N of Items = 11
Alpha = ,8191
BIJLAGE 11 : Cronbach’s alfa marktturbulentie
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
CUST1 9,6988 3,2862 ,4791 ,4066CUST2 9,6145 3,6544 ,3398 ,5311CUST4 9,5422 4,1293 ,3885 ,4986CUST5 10,0000 4,1220 ,2642 ,5844
Reliability Coefficients
N of Cases = 83,0 N of Items = 4
Alpha = ,5810
BIJLAGE 12 : Cronbach’s alfa technologische turbulentie
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
TECH1 12,9651 8,7870 ,6986 ,7590TECH2 12,8372 9,8320 ,6550 ,7761TECH3 13,3837 10,1451 ,4637 ,8303TECH4 12,9070 9,7089 ,6470 ,7771TECH5 13,0698 9,2657 ,6270 ,7818
Reliability Coefficients
N of Cases = 86,0 N of Items = 5
Alpha = ,8210
BIJLAGE 13: Cronbach’s alfa vijandigheid concurrentie
R E L I A B I L I T Y A N A L Y S I S - S C A L E (A L P H A)
Item-total Statistics
Scale Scale Corrected Mean Variance Item- Alpha if Item if Item Total if Item Deleted Deleted Correlation Deleted
COMP1 12,2927 7,8145 ,4176 ,6665COMP2 12,7073 6,4071 ,4803 ,6452COMP3 12,7317 7,3592 ,4161 ,6679COMP4 12,3049 7,5973 ,5586 ,6215COMP5 13,1829 7,2130 ,4492 ,6538
Reliability Coefficients
N of Cases = 82,0 N of Items = 5
Alpha = ,7000