DE MAN DIE BRIEVEN KREEG VAN BEELDEN pagina's...Bron: John Michell, 'Eccentric Lives and Peculiar...

56
1 VOORWOORD Contact met geesten kan op de gekste manieren plaatsvinden. De verhalen hieronder komen uit respectabele bronnen en zijn vaak deel van parapsychologische verzamelingen. Geesten communiceren niet alleen via mediums, maar veel vaker, en ook veel gevarieerder en excentrieker, in het leven van gewone mensen. Welbeschouwd hebben we veel aan de geestenwereld te danken: literaire inspiratie, archeologische vondsten, muziek en schilderkunst. Soms helpen ze onze raadsels op te lossen. En soms zorgen ze voor nog wat raadsels erbij. Maar of ze nu sympathiek, lastig of gevaarlijk zijn, hun bemoeienissen zijn altijd goed voor een interessant verhaal. Daarom: Leve de geesten! Loes Modderman, 2012

Transcript of DE MAN DIE BRIEVEN KREEG VAN BEELDEN pagina's...Bron: John Michell, 'Eccentric Lives and Peculiar...

  • 1

    VOORWOORD

    Contact met geesten kan op de gekste manieren plaatsvinden. De verhalen hieronder komen uit respectabele bronnen en zijn vaak deel van parapsychologische verzamelingen. Geesten communiceren niet alleen via mediums, maar veel vaker, en ook veel gevarieerder en excentrieker, in het leven van gewone mensen. Welbeschouwd hebben we veel aan de geestenwereld te danken: literaire inspiratie, archeologische vondsten, muziek en schilderkunst. Soms helpen ze onze raadsels op te lossen. En soms zorgen ze voor nog wat raadsels erbij. Maar of ze nu sympathiek, lastig of gevaarlijk zijn, hun bemoeienissen zijn altijd goed voor een interessant verhaal. Daarom: Leve de geesten!

    Loes Modderman, 2012

  • 2

    INHOUD 1. De man die brieven kreeg van beelden 2. Een verschijning van Engelen 3. Brandend bewijs 4. BDE uit het verleden 5. Het portret van Mr Thompson 6. De Enfield Polter 7. Wonderbare redding 8. Pennies from Heaven 9. Bezoek van Confucius 10. Andy Lakey en de Engelen 11. De Man Daarboven 12. De Geesten van Dickens 13. Arriaga en Mozart 14. Het missende been 15. Ik ga niet 16. Archeologie vanuit een andere wereld 17. De paranormale Jung 18. Jesse Shepard 19. Een ware droom 20. Hereniging via regressie 21. Dromen van een andere dimensie 22. De piano en de president 23. Afscheid in de wolken 24. Elvis 25. Vind het! zei Schumann

    26. Het medium en de monnik 27. Intentie 28. De fantoompriester van Bel 29. De opgang 30. Het spookrijtuig van Enfiled 31. Medium op het werk 32. De man die luisterde naar de hemel 33. Het portret van Mrs Bell 34. Het kind en de dominee 35. De mysterieuze zaak van de R-101 36. Geschenk uit de hemel 37. Psychisch schilderen 38. De geest van dokter Bindelof 39. Het Watseka wonder 40. Kinderen met een BDE 41. Psychisch naar Mars 42. Het begeesterde spinet 43. Ik was ziek en gij hebt mij bezocht 44. Het mysterie van Patience Worth 45. Ik kwam mijn dode tante tegen 46. Het mysterie van de begraven kruisen 47. BDE van Dr. Loyd Ruby 48. Het geval Thompson Gifford 49. Muziek uit een andere wereld 50. Een spirituele ervaring

  • 3

    1.DE MAN DIE BRIEVEN KREEG VAN BEELDEN Bron: John Michell, 'Eccentric Lives and Peculiar Notions'

    De eerste spiritualistische cirkel in Parijs, samengebracht in 1850, kwam bij elkaar in het huis van Baron Ludwig von Güldenstubbe (1820-1873). De baron was een liefhebber van oude en occulte mysteries en had zelf ook wel eens onderzoek gedaan naar Poltergeistverschijnselen. De communicatie via mediums was de baron wat te omslachtig, en hij verlangde naar een meer directe manier om met geesten in contact te komen. Daarbij ging hem door het hoofd dat er in de bijbel sprake is van twee directe communicaties: de inscripties op de Stenen Tafelen

    (Ex. 20, 2-17), en het Mene Mene Tekel OePharsin, geschreven op de muur van Koning Belshazzar's eetkamer. (Daniel 5, 1-31) Een ander geval dat hem niet losliet was het standbeeld van Memnon in Egypte, waarvan in de oudheid gezegd werd dat het bij zonsopgang een mysterieuze kreet slaakte.

    Geïnspireerd door deze historische voorbeelden sloeg de baron aan het experimenteren. In 1856 sloot hij een bloknoot en een pen op in een doos, en wachtte op resultaat. Na een tijd van teleurstellend wachten, opende hij de doos, en ja, er was op het papier gekrabbeld. Diezelfde dag vond hij nog meer, en wel in zijn eigen taal, Estlands. Het was zelfs niet nodig om de doos te sluiten; de woorden vormden zich spontaan op het papier, zonder hulp van de pen. De Baron was enthousiast, ook al waren de woorden betekenisloos. Het ging om het feit en niet om de boodschap, en optimistisch voorspelde von Güldenstubbe dat "het uur was aangebroken waarop het materialisme en het sceptische rationalisme van onze zogenaamde moderne geleerden uitgeroeid zal worden." Nou ja, dat uur laat nog steeds op zich wachten. Wat de Baron betreurde was dat hij niet kon achterhalen wie er op zijn bloknootje schreef. Maar toen had hij een creatief idee: misschien kon hij met figuren uit het verleden communiceren door bloknootjes achter te laten bij hun standbeelden. Met enkele geïnteresseerde vrienden liep hij het Louvre af, en bezocht begraaf -

    plaatsen en kerken, bij alle stenen beroemdheden uit de geschiedenis papier deponerend, en niet te vergeten zijn visitekaartje. Het resultaat was verbluffend. Toen hij na enige tijd bij de standbeelden verhaal ging halen, bleken de meesten deze kans om weer eens te kunnen communiceren te hebben aangegrepen. Ze schreven in hun eigen taal, bijna altijd alleen hun naam, maar geen verder nieuws. Gedurende deze periode communiceerde Güldenstubbe met de meeste welbekende standbeelden van Parijs, zowel als die van Versaille en Fontainebleau. Zo verkreeg hij meer dan 500 boodschappen in 20 talen. Veel daarvan publiceerde hij later in een boek waarin hij ook het Spiritualisme met kracht verdedigde. Het publiek was met stomheid geslagen. De Baron en zijn adelijke vrienden te beschuldigen van fraude was ondenkbaar, maar sommigen opperden dat de hoge heren waren beetgenomen door een frauduleuze grappenmaker. Het idee dat standbeelden konden worden ondervraagd om de details over hun leven en tijd te weten te komen, was een idee waar men nauwelijks op door durfde te denken. Op de een of andere manier is het daarbij gebleven, en noch Guldenstubbe, noch anderen hebben de experimenten vervolgd. Hier ligt dus een terrein braak voor wie het wil proberen. Later verhuisde de Baron naar Londen, waar hij weer deelnam aan reguliere seances. Blijkbaar gaf dat toch meer bevrediging dan de communicatie met beelden van stand.

  • 4

    2.EEN VERSCHIJNING VAN ENGELEN Bron: Borderland, a Psychical Quarterly, 1895

    De bekende Spiritualist W.T. Stead, editor van 'Borderland', schrijft dat de volgende gebeurtenis de 18 jarige Frances Claire Burns is overkomen, wiens zuster het verslag naar Stead opstuurde. Het gebeurde in de nacht dat de boven -buurvrouw van het gezin overleed, een feit dat op dat moment de familie niet bekend was, al wist men dat Mrs. M, de buurvrouw, een 'Godvrezende vrouw' met influenza te bed lag. Dit is wat het meisje opschreef en later ondertekende: "Ik ging op 30 augustus (1895) naar bed als elke andere avond, en viel in slaap. Plotseling werd ik klaarwakker van een geruis in de kamer. Het leek of het plafond en de muren verdwenen waren, en ik zag vijf of misschien zes prachtige engelen boven mij zweven. Dat maakte me bang, en ik riep "Wat

    willen jullie? Alsjeblieft, neem me niet mee!"

    Een van hen antwoordde "nee, we zullen je niet meenemen". Toen vlogen ze verder. De engelen verschenen op een eigenaardige manier. De eerste leek een kleine jongen, toen kwamen er drie grotere en tenslotte nog een, en misschien nog een die ik niet goed kon zien. Het leek mij dat er op de achtergrond nog veel meer waren. Degenen die ik goed zag waren prachtig en ze hadden vleugels op de toppen van hun schouders inplaats van op hun rug, zoals ik me engelen altijd had voorgesteld. Ze hadden geen lichaam maar er leken lange lichtstralen uit hen te komen. Toen ze weg waren werd ik vreselijk bang, en ik riep mijn moeder. Mijn vader, (die meestal alles nonsense noemt) zei tegen haar "ga maar liever naar het kind toe, want er is iets aan de hand. Ik heb het gevoel dat er iemand in huis was". Hij keek op de klok. Het was half één. Mijn broertje had zich bij ons gevoegd, en vroeg wat er was. Ik vertelde hem wat ik had gezien, en hij zei "Mrs M. is dood.". Mijn moeder vroeg: "waarom telde je de engelen"? Ik antwoordde dat ik dat niet wist, maar dat ik dacht dat ze mooier waren geweest als ze twee aan twee gekomen waren. "Spraken ze tegen je?". "Nee, het leek alsof iemand in m'n hersens praatte. "Hoe zagen de vleugels eruit? " "Alsof er helder licht uit ze kwam." Intussen waren twee dochters van de zieke vrouw aanwezig bij haar sterven. Hun verslag van de gebeurtenissen rond de dood van hun moeder Mrs M. kwam ook bij Stead terecht die hen er enkele vragen over stelde. Een van de dochters vertelde: "Ik zat met mijn rug naar de hoek waar het kabinet van Tom, onze overleden broer stond, maar mijn zuster zat er met haar gezicht naartoe. Ze zei: "als je naar die hoek kijkt zie je drie stralen als halve manen achter Toms kabinet. Ze stralen als de zon. Ik keek, maar zag niets. "Heer Jezus", zei onze moeder verschillende malen terwijl ze rechtop in bed zat en haar armen uitstrekte: "Clara, Tom....". Toen viel ze terug in de kussen en stierf. Op dat moment waren ook de lichten verdwenen. "Hoe laat was dat? " "Half één, op 30 augustus". "Hoeveel van je moeders kinderen zijn er gestorven?" "Twee babies - jongens die nu bijna 50 zouden zijn als ze in leven waren gebleven. En dan Clara, toen Rose, en toen haar zuster Mrs T. ... en toen Tom van zes...."

  • 5

    3.BRANDEND BEWIJS Honderd jaar geleden deed een priester, Alfred Reichel, verslag van zijn belevenissen in Jasna Gora, een schrijn in - toen nog -Tsjechoslowakije. Reichel schrijft in 'An Occultist's Travels': "Ik nam met twee collegae deel aan een pelgrimage naar Czestochowa in Tsjechoslowakije. De monnik die verantwoordelijk was voor de sacristie van de kerk leidde ons rond. Hij nam ons mee naar een zijgang, en met vertoon van geheimzinnigheid liet hij ons een kleine metalen kist zien, iets wat hij, verzekerde hij ons, maar zelden deed. Toen hij de deksel oplichtte zagen wij een 'corporal' (kleed dat bij de Eucharistie wordt gebruikt) dat de afdruk droeg van een mannenhand, een hand die gloeiend heet geweest moet zijn. De bovenste lagen van het gevouwen doek waren compleet geschroeid, maar de schroeiplekken werden minder in de onderste lagen. In de ruimte tussen de vingers was het doek in- tact, maar op sommige plaatsen waar de hand had gerust was het doek verbrand. De Monnik vertelde ons de volgende geschiedenis: Vele jaren geleden waren er twee monniken van de Orde van St Paulus, die elkaar beloofden dat als een van de twee zou sterven, hij een bewijs zou sturen aan de ander dat er werkelijk een leven na de dood was. Maar een van de monniken was allang dood toen de ander nog

    steeds geen bewijs had gekregen. Een verderfelijke twijfel maakte zich van hem meester,,,Wás er wel een leven na de dood? Net toen die gedachte hem van zijn stuk bracht was hij bezig de doek netjes in negenen te vouwen. Op dat moment verscheen er een hand die even rustte op de gevouwen corporal en toen meteen verdwenen was. De gebrande afdruk die hij op de linnen doek achterliet, zal altijd getuigen van de hitte van die hand." Brandende handafdrukken zijn er meer. Zoals deze twee handen ► in een gebedenboek dat toebehoorde aan de familie Hackenberg in Tsjechoslowakije. Het boek is in 1922 onderzocht door een Dr. Stampff, hoofd van een seminarie. Hij beschreef wat hij vond: "Op pag. 18 vinden we een verbrande afdruk van een kleine hand. De schroeiplekken gaan door 18 bladzijden heen en bereiken de binnenkant van de band. Men kan goed de vijf vingers zien, de palm van de hand en een deel van de pols..." De verklaring voor de afdruk was dat een lid van de familie een pelgrimstocht ondernam zoals hij dat beloofd had aan zijn stervende vader. Op de terugweg zag hij een visioen van zijn vader in zijn slaap, waarin die hem bedankte voor de pelgrimage en zei dat hij een bewijs achter zou laten als teken van zijn

    verlossing, in de vorm van een verbrande hand in het gebedenboek. Die vond de pelgrim de volgende ochtend, precies zoals zijn vader in de droom had aangekondigd. De brandende hand in de zg Kada Codex ◄ is een ander voorbeeld van vurigheid. De Codex is een verzameling bijbelse verhalen. De handafdruk stamt uit de 17de eeuw, en is toegeschreven aan Stephen Kada, bisschop van Erdely in noord Hongarije. De gebeurtenis vond plaats op een nacht in april 1696, nadat er al enkele nachten poltergeistachtige activiteit was geweest in het klooster van Privigye. De bisschop schijnt verschenen te zijn aan vader Franciscus Hanacius, met het verzoek een mis op te dragen aan zijn graf, omdat hij al 100 dagen brandde in het vagevuur. Toen vader Hanacius om een identiteitsbewijs verzocht, brandde de geest zijn hand op het boek, en tot op de 100ste bladzijde was de schroeiplek te zien. Vanuit het vagevuur kunnen we dat nog begrijpen.....

  • 6

    4.BDE UIT HET VERLEDEN

    Michael Tymn, ◄ auteur van meerdere boeken en Spiritualist met een voorliefde voor het omhooghalen van gebeurtenissen uit het verleden, schreef een stuk op zijn blog http://whitecrowbooks.com/blogs over BDE's van eeuwen geleden. Pseudosceptici , zegt hij, verklaren Bijna Dood Ervaringen graag als het resultaat van verwachtingen en fantasie, of wuiven het weg als een kwestie van zuurstofgebrek in de hersens of de invloed van medicijnen. Maar voordat Dr Raymond Moody in 1975 zijn baanbrekende werk 'Life After Life' schreef en daarmee het verschijnsel algemene bekendheid gaf, waren die

    verwachtingen er niet en dacht iedereen die zoiets meemaakte dat hij de enige op de wereld was.

    Intussen is er veel veranderd, en dus denken pseudosceptici dat het argument van 'voorgeprogrammeerd zijn om een ervaring te krijgen' in alle gevallen opgaat.

    Ik denk dat als je 10 mensen in de straat zou vragen wat een Bijna Dood Ervaring is, er 6 het juiste antwoord niet zouden weten. Een schatting, want ik heb het nooit geprobeerd. Maar met die voorprogrammering zal het wel meevallen. In ieder geval gaat dat argument niet op voor BDE's van eeuwen geleden, toen er nog geen sprake was van systematisch onderzoek op dit gebied en de meeste mensen niet bijna dood maar helemáál dood gingen aan een ernstige kwaal of ongeval. Tymn dook een verhaal op in een boek uit 1863: From Matter to Spirit van Sophia Elizabeth De Morgan. De NDE werd beschreven door de Britse admiraal Sir Francis Beaufort ► (1774-1857), de uitvinder van de windmeting. Hij schreef zijn ervaring op, op verzoek van zijn arts Dr Wollaston. Dat moet een bijzondere man geweest zijn. Beauforts ervaring vond plaats in 1795, toen hij matroos was op een schip van de koninklijke vloot. Terwijl hij bezig was een bootje aan het schip vast te maken verstapte hij zich en kwam in het water terecht. In die tijd was het heel gewoon hoewel onpraktisch dat een zeeman niet kon zwemmen. Beaufort was de kunst niet machtig en zonk. Het duurde even voor zijn wanhopige strijd om boven te blijven werd opgemerkt, en tegen de tijd dat er hulp arriveerde was de matroos bijna dood. Beaufort beschrijft hoe hij voelde dat zijn lichaam zich ontspande 'alsof hij op het punt stond in slaap te vallen na een dag van grote vermoeienis' . Zijn geest daarentegen was helderder en actiever dan ooit. "Mijn geest had een complete en plotselinge revolutie ondergaan, waarvan de details me zijn bijgebleven alsof het gisteren gebeurd was" schrijft Beaufort aan Dr. Wollaston. "Vanaf het moment dat alle beweging was opgehouden - wat, denk ik, het gevolg was van verdrinking, dacht ik niet langer aan gered worden, en ik voelde geen pijn. Maar hoewel mijn lichaam verdoofd leek, rees gedachte na gedachte op met een snelheid en helderheid die onbeschrijfelijk is en waarschijnlijk ook onvoorstelbaar voor wie niet in dezelfde omstandigheid heeft verkeerd." Toen volgde er een 'levensoverzicht' , precies zoals we dat in moderne BDE's tegenkomen. "Ieder incident van mijn leven beleefde ik opnieuw, niet als een beschrijving maar in alle details, als een panorama van mijn leven, teruggaand in de tijd. En dat niet alleen; de beelden werden vergezeld van een bewustzijn van goed en slecht, en reflectie op de oorzaak en de gevolgen. Zelfs kleine gebeurtenissen die ik allang was vergeten drongen zich aan me op en alles met dezelfde helderheid alsof het zojuist was gebeurd." De tijd die met dit alles was gemoeid kon Beauford na zijn redding nauwkeurig vaststellen: twee minuten verstreken voor hij werd gered. Later speculeerde hij over de ervaring: "Is dit niet een indicatie van de bijna oneindige macht van het geheugen waarmee we ontwaken in de andere wereld, en verplicht zijn ons leven op aarde te contempleren? Is dit niet een aanwijzing dat doodgaan alleen een verandering is, een aanpassing van ons bestaan, zonder een echte pauze of onderbreking? Maar hoe het ook mag zijn, een omstandigheid was hoogst opmerkelijk: de ontelbare ideeën die in mij opwelden waren allemaal gericht op het verleden. Toch ben ik religieus opgevoed en mijn hoop en vrees voor het hiernamaals heeft met de jaren niet aan kracht ingeboet, en men zou verwachten dat toen ik de dood meemaakte die angsten en hoopvolle gedachten mij zouden hebben overweldigd bij het gevoel op de drempel van de dood te zijn gekomen. Maar op dat sublieme moment, toen ik zeker wist gestorven te zijn, vulde niets mijn wezen dan het verleden. Er was geen gedachte aan en geen plaats voor de toekomst, mijn leven was subliem gecondenseerd in die hele korte tijd voorafgaand aan mijn redding."

    http://whitecrowbooks.com/blogs

  • 7

    5.HET PORTRET VAN MR. THOMPSON

    De journalist William T. Stead (1849-1912) is in de geschiedenis van het Spiritualisme een belangrijke figuur geweest. Hij schreef verschillende boeken, ontdekte het automatisch schrift en schreef er nog een paar, en redigeerde een begerenswaardig tijdschrift: 'Borderland', nu praktisch onvindbaar. Zijn voorvoelde dood aan boord van de Titanic in 1912 was een schok voor velen. Onder zijn boeken is de verzameling door hem onderzochte en opgetekende 'Real Ghost Stories' uit 1891, waaruit ik er een zal navertellen. Eind 20ste eeuw was fotograferen met glazen platen nog een bewerkelijke bezigheid en wie zijn portret wilde laten maken moest daarvoor lang in de houding zitten (daarom zijn portretten uit die tijd zo statisch), en het kostte wat. Fotograaf James Dickinson had een winkel in de Graingerstreet in Newcastle-upon-Tyne, en van zijn klant Mr J.T.Thompson had hij enkele dagen voor Kerstmis 6 portretten gemaakt in zijn studio. Een daarvan koos Mr. Thompson uit. Op 3 januari 1891 kwam Dickinson voor het

    eerst na de feestdagen weer in zijn winkel, vroeger dan anders omdat zijn assistente pas later zou arriveren. De eerste klant was J. Thompson die zijn portret kwam ophalen. Had hij zijn bonnetje bij zich? Nee, dat had hij niet. Maar, gevraagd naar zijn identiteitspapieren, daarvan kon hij er enkele overleggen. Daarna verzocht Dickinson de jongeman om over een paar uur terug te komen, want zijn assistent was er niet, en vanwege de feestdagen was er een achterstand ontstaan, zoals Thompson misschien kon begrijpen. Het was nu onmogelijk om een zoekactie te beginnen tussen de stapels onafgedrukte negatiefplaten, aangezien hij

    alleen op de winkel moest passen. Thompson was ontzet. "Ik heb de hele nacht gereisd", zei hij, "en ik kan niet terugkomen". Thompson zag er beroerd uit, of hij ziek was. ◄ Dickinson deed hem een voorstel: hij zou de foto met voorrang behandelen en hem opsturen naar Thompson's adres. Maar Thompson was al bij de deur en verliet het pand zonder nog te antwoorden. Dickinson keek hem na terwijl hij in de winkelstraat verdween. Toen Miss Simon, Dickinsons assistente arriveerde, vroeg Dickinson haar op zoek te gaan naar het negatief van Thompsons portret . Miss Simon was verbaasd: een dag eerder, vrijdag 2 januari, was er een oudere heer in de winkel geweest die naar precies hetzelfde portret had gevraagd, en ook te horen had gekregen dat het, vanwege de achterstand, pas over een week klaar zou zijn. Waarom kwam er dan nu weer iemand

    anders om vragen? Dickinson droeg zijn assisitente op het negatief te gaan zoeken, zodat het vandaag nog afgedrukt kon worden en opgestuurd. Voor een klant is niets teveel, vond hij. Het negatief werd gevonden, en Dickinson herkende onmiddellijk de jongeman die eerder die dag om zijn foto was komen vragen. Maar twee dagen later had Dickinson nog steeds geen tijd gevonden om het portret af te werken. Toen hij er eindelijk aan toe kwam kon hij het negatief niet meer vinden. Miss Simon werd aan het werk gezet om het negatief te traceren, maar toen ze het tussen vele andere vond liet ze de hele stapel negatieven uit haar handen vallen. Uit een flinke stapel glazen platen was alleen die van Thompson gebroken, dwars over zijn gezicht. Dus vroeg Dickinson Miss Simon een briefje te schrijven aan Thompson, en hem gratis een nieuwe sessie aan te bieden, met excuses voor het ongemak. Enkele dagen later kwam de oudere heer, die al op 2 januari langs was geweest, opnieuw in de winkel. Niet voor de foto, maar om te zeggen dat Mr Thompson, zijn zoon, was overleden, op zaterdag 3 januari. Dan moet het een snelle ziekte zijn geweest, merkte Dickinson op, want in de ochtend was hij nog hier. Thompsons vader bestreed die mogelijkheid; de jongeman had toen al een week op zijn sterfbed gelegen en was tot niets meer in staat. In verwarde toestand had hij het steeds over het portret gehad, en dat hij dat nog wilde hebben. Om 2 uur in de middag was hij overleden. Blijkbaar was de wens zo sterk geweest dat hij zijn 'dubbel' uitzond om het portret te halen.

  • 8

    6.DE ENFIELD POLTER Over poltergeisten is al vele decennia heftige discussie onder parapsychologen. Ze komen er niet uit. Het verschil zit 'm in de interpretatie van de verschijnselen, en parapsychologen die hoofdzakelijk in academische kringen vertoeven denken daar anders over dan mensen die in andere culturen hebben gezien wat geesten kunnen veroorzaken. Zo iemand is Guy Lyon Playfair (1935 - )◄, een parapsycholoog die jaren van zijn arbeidzame leven in Brazilië doorbracht en daar ook veel onderzoek deed. Hij schreef veel boeken, waaronder 'This House in Haunted' , over de Enfield Poltergeist, een geval wat hij (in Engeland) intensief heeft onderzocht. In Fortean Times vond ik een handzaam artikel van zijn hand, en dat is wel zo makkelijk om een indruk te geven. Het begon allemaal op 31 augustus 1977, toen in het stille Britse dorpje Enfield, in de omgeving van London het meubilair begon te glijden en knikkers en lego door de lucht vlogen. Klopgeluiden werden gehoord. Mrs Harper, een gescheiden vrouw van rond de 40 met 4 kinderen, riep de buren. Toen riep ze de lokale pastor en een

    lokaal medium, zonder enig resultaat. In paniek was ze niet, maar er moest wel iets gebeuren. Dus lichtte ze de politie in, en de Daily Mirror. Die zette het verhaal op de voorpagina, en de reporter deed iets verstandigs: hij schakelde de SPR in, de Society for Psychical Research. En zo kon het gebeuren dat bijna vanaf het begin van de verschijnselen parapsychologen het geval konden onderzoeken, iets wat meestal niet gebeurt maar eigenlijk altijd zou moeten. Een week later was Maurice Grosse, ▼, een verstandige industrieel designer met grote interesse in parapsychologie ter plekke, en kort daarop Playfair. Al snel werden de onderzoekers beloond met vreemde gebeurtenissen: een van de dochters stond op uit een zware leunstoel en onmiddellijk schoot het ding over de vloer en klapte achterover. Een keukentafel viel om zonder dat er iemand in de buurt was, een stapel gestreken kleren vlogen van de tafel op de vloer en Playfairs notebook vloog door de lucht vlak onder zijn neus. Grosse zag een theepot dansen en een grote sofa de lucht ingaan. Natuurlijk onderzochten de heren andere mogelijkheden: verborgen draden of trucjes van de kinderen, maar niets van dat alles. Aangezien de meeste mensen niet eens weten wat een Poltergeist is, ligt het niet zo in de lijn der verwachtingen dat ze erop komen het fenomeen te bedenken. Dat is iets wat sceptici meestal vergeten.

    Poltergeist verschijnselen worden altijd erger voor ze afnemen en ophouden, alsof de geest op stoom moet raken, en uiteindelijk zijn kruit verschiet.

    Er gebeurde zoveel dat het niet bij te houden was, honderden incidenten. Er werd een infrarood filmcamera aangeschaft, maar die begaf het meteen: batterij leeg, film vastgelopen. Ook dat is niet nieuw. Een fotograaf van de Daily Mirror kwam in zijn eigen tijd om opnames te maken, en met supersonische apparatuur (voor die dagen) werden er bijzondere dingen vastgelegd, zoals een spiraal van in elkaar gedraaide lakens die van

    een bed afgerukt waren. Er waren klopgeluiden, en daarmee kon gecommuniceerd worden: 1x voor nee en 2x voor ja, net als dat al sinds 1848 gebeurt tijdens sommige seances. Grosse kwam er op die manier achter dat de geest 53 jaar geleden in dat huis had gewoond. Maar poltergeisten zijn niet zo communicatief; ze smijten liever de boel kapot. Het meest bizar was de dag toen het jongste meisje haar eerste menstruatie had. het kind vloog de lucht in, in daglicht, en voorbijgangers zagen wat er gebeurde. Het meisje zei dat ze ook door een muur heen was gegaan, en een van haar boeken werd bij de buurvrouw op de vloer gevonden.

    http://en.wikipedia.org/wiki/Maurice_Grosse

  • 9

    Het 'Ding', zoals Playfair het noemt in zijn boek, sprak met een akelige 'growl', blaffend, fluitend; onmenselijke geluiden. SPR leden wilden bewijzen dat Jane, de dochter, dat opzettelijk deed, maar het meisje kon met geen mogelijkheid zulke geluiden voortbrengen. Niet als ze dat probeerde, tenminste. Maar wat een gewoon mens niet kan, kon zij wel, met haar valse stembanden. Normaal kan niemand zo'n stem produceren zonder onmiddellijk te gaan hoesten. Zij kon het uren lang. Iets sprak er door haar heen, net als in de film 'The Exorcist' , en in veel andere gevallen van bezetenheid. Zo'n verschijnsel voorspelt niets goeds, en gaat ver buiten het normale bereik van paranormale ervaringen. Zo'n geest is geen geest die mens geweest is, maar een andere entiteit. Er traden er meer op, en allemaal hadden

    ze een ander verhaal, waarvan de herkomst niet te bewijzen was. Leugens en misleiding. De taal werd steeds obscener. Al met al hebben de fenomenen 14 maanden geduurd, en dat is extreem lang voor een poltergeist. Playfair doet een poging tot verklaring: in een klimaat van puberale hormonale energie gekoppeld aan frustratie en soms woede ontstaat een overvloed aan bio-energie die de vorm kan krijgen van een psychische entiteit, een soort psychische voetbal die zich kan verplaatsen, dingen in beweging brengt en een enorme kracht kan genereren. Entiteiten, goeie en slechte, gebruiken die energie voor hun onduidelijke doeleinden, zoals kinderen tegen een bal trappen. Die bal trekt zich niets aan van dimensies, en gaat van de ene in de andere over. Soms worden die ballen zichtbaar als een licht, en soms spatten ze uit elkaar in stank en lawaai. Hoe dan ook, ook zo'n model is niet meer dan dat, zoals Playfair zelf ook zegt. Het verklaart wel waarom jongeren die het middelpunt worden van een poltergeist-uitbraak in een laboratorium niet paranormaler zijn dan de meeste anderen, en de krachten niet op bevel kunnen genereren. Parapsychologen houden niet van het idee dat kwaadaardige entiteiten iemand kunnen overnemen, en dat exorcisme vaak de enige mogelijkheid is om iemand vrij te maken,. Daar komt religie om de hoek. Playfair klaagt dat poltergeist - en andere geesten van de bezitterige soort niet in de rij staan om mee te werken. Dus voorlopig blijft het bij theorieën over een werkelijkheid die vele malen gecompliceerder is dan we graag willen geloven.

    7.WONDERBARE REDDING Soms hoor je wel eens wat. Zoals een verhaal van iemand die op de motor op de snelweg onderuitgaat, in volle vaart. Nieuw motorpak, nieuwe motor. Hij voelt hoe hij wordt opgetild en aan de kant van de weg gelegd. Redders: onzichtbaar. Motorpak: geen krasje. Motor: total loss. De man heeft het overleefd zonder lichamelijke gevolgen, en kon het me daarom vertellen. Geestelijk heeft het zijn leven veranderd. Een ander geval, ook uit betrouwbare bron: een vrouw van in de 80 die voorovervalt en aan twee kanten wordt opgetild tot ze weer op haar benen staat. Haar man ziet het gebeuren. Verder niemand aanwezig. Reddingen vanuit het niets komen voor. Mensen die in de sneeuw in the middle of nowhere vastraken. Hopeloze toestand. Tot er uit het niets een auto verschijnt, en een man helpt duwen. Of precies het goede reparatie gereedschap bij zich heeft, de goede maat sleutel, de juiste tang. Als die mensen willen bedanken is de redder, inclusief de auto, weg. Waarheen?

    Het lijkt bijna een routinekwestie, en het overkomt meer mensen dan we weten. Vroeger, en nu.

  • 10

    In het boek 'More Glimpses of the World Unseen' uit 1878 van Reverend Frederick George Lee (1832-1902) het volgende verhaal: "Ik herinner me goed een voorval dat niet ver van de stad Maidenhead voorviel in het jaar 1847. De gebeurtenis zal ik hier vertellen: Drie kleine kinderen waren voor een wandeling langs de Thames meegenomen door hun kindermeisje, die woonde in het dorp Shottesbroke. Terwijl ze langs de rivier liepen kwamen twee paarden, die een kanaalboot trokken, sneller dan gedacht de bocht om. De kinderen werden gescheiden, twee aan de ene kant van het touw en het kindermeisje en het derde kind aan de andere kant. De twee kinderen die het dichtst bij de rivier waren werden door het touw tegen hun lichaam de rivier ingeduwd. Het water was diep, en er was gevaar dat ze zouden verdrinken (in die tijd konden kinderen niet zwemmen). Maar beide kinderen werden gered: elk van hen dreef - 'op een onnatuurlijke manier', zei de schipper - naar de kant. beide kinderen getuigden dat "een prachtig iemand, helemaal wit en glinsterend" over hen heen had gestaan in het water en ze omhoog had gehouden tot ze veilig op de kant konden worden getrokken. Een meisje, de dochter van de schipper die aan dek was gekomen toen ze het geschreeuw hoorde om te zien wat er aan de hand was, bevestigde ook dat ze een 'mooie mevrouw' had gezien die de kleine kinderen naar de kant bracht - een ondersteunend getuigenis dat er hier misschien sprake was van interventie door engelen." Uit hetzelfde boek een ander verhaal, dat spoort met de overlevering dat engelen pas in actie komen als we hun hulp, via gebed, inroepen. Of dat altijd zo is weet ik niet, maar in dit verhaal in ieder geval wel. Frederick Lee schrijft: "Enkele jaren geleden was er een brand in de buurt die twee huizen verwoestte en een aantal andere zwaar beschadigde. De brand brak uit in de vroege ochtend en werd te laat ontdekt. Tegen de tijd dat de brandweer verscheen had het vuur al zo om zich heen gegrepen dat de twee huizen reddeloos waren. Alle krachten werden ingezet om tenminste de bewoners te redden, die allemaal veilig uit de huizen werden gehaald, op een klein meisje van vijf jaar na, dat die nacht alleen op de bovenste verdieping van het huis was omdat haar moeder voor zaken naar Colchester was geroepen. Ze had het kind achtergelaten onder de hoede van de huisbazin. Het kind was in bed gelegd, en men herinnerde zich haar pas toen alle bewoners veilig bij overburen waren ondergebracht. De brandweerlieden zwegen, en met hun stilte gaven ze te kennen dat er geen mogelijkheid meer was om het kind levend uit het brandende huis te krijgen. Maar een van hen rende naar de overkant, nadat hij zich de positie van de kamer waarin het kind sliep had ingeprent. Snel als een kat vloog hij de ladder op, over het brandende dak, en toen verloor men hem in de rook en vlammen uit het oog . De menigte was bevangen door angst. Ze wachtten, hopend de brandweerman met het kind in zijn armen te zien verschijnen, maar de minuten verstreken, en hij kwam niet. Het dak en de kamers op de bovenste verdieping stonden in lichter laaie. Het leek hopeloos. De kameraden van de redder vermoedden dat hij zijn eigen leven had gegeven om dat van het kind te redden, en sommigen gingen naar de achterkant van het huis om de situatie te bekijken. Toen verscheen de dappere brandweerman voor het raam aan de achterkant, met het kind om zijn nek, tot

    verbazing en vreugde van de menigte, die angstig hadden toegekeken. Later vertelde de man dat het bedje waarin het kind sliep werd gedragen door een stuk vloer dat het niet had begeven. De vlammen waren eromheen gegaan, en hadden de hoek waar het kind was niet aangeraakt. De man zei dat hij "tussen de rook en de vlammen de vorm van een engel had gezien, glorieus wit en zilver, die zich over het angstige kind had gebogen en de gestikte deken over het kind had getrokken" "Hoe dan ook", vervolgt Lee, "het geredde kind was ongedeerd, iets wat de toeschouwers en de brandweerlieden bijna niet konden geloven." "Maar het meest bijzondere van dit voorbeeld van het Bovennatuurlijke ligt in het vervolg, dat ik nu ga vertellen: De moeder van het kind arriveerde in Colchester, en ging daar op zoek naar onderdak voor de nacht.

  • 11

    Maar toen ze naar bed ging en het licht had uitgedaan kon ze de slaap niet vatten. Een merkwaardig soort zenuwachtigheid beving haar. Ze telde de uren, en het gevoel dat er gevaar dreigde ging niet over. Om middernacht hoorde ze een stem in de kamer die zachtjes fluisterde: "Sta op en bid! De hulp van God is nodig, sta op en bid!!" De stem hield aan, en de moeder gehoorzaamde en stond op, maakte licht en viel op haar knieën voor het bed, om te bidden voor bescherming. Zo bad ze een uur lang het Onze Vader en andere gebeden. tenslotte werd haar geest minder bezwaard en toen ze weer naar bed ging was ze rustig en sliep in. Toen ze in Londen terug kwam met de trein en hoorde van de brand en wat er met haar kind was gebeurd, geloofde ze sterk dat God een engel had gestuurd die haar kind barmhartig voor de vlammen had beschermd en haar had toegefluisterd te bidden voor interventie." Lee voegt er in een voetnoot nog aan toe dat de dappere brandweerman korte tijd later schipbreuk leed op weg naar Amerika en verdronk. Of die dingen wat met elkaar te maken hebben zullen we nooit weten. Misschien was zijn taak volbracht en zijn leven klaar met het redden van het kind. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.

    .

    8.PENNIES FROM HEAVEN Grappenmakers in de hemel? Het lijkt er soms wel op. Berichten over het vallen van voorwerpen of dieren die niet in de hogere regionen thuishoren zijn vrij algemeen. Maar munten? In 1800 vielen ze in groten getale op Trafalgar Square, waardoor menigten Londenaren door de knieën gingen om er zoveel mogelijk van op te rapen. Op 18 januari 1928 gebeurde dat nogmaals, maar deze keer niet in het openbaar, maar binnenshuis bij de familie Robinson in New York. Koperen munten materialiseerden uit het niets.

    Dat zulke gebeurtenissen ook heel specifiek kunnen zijn bewijst het volgende verhaal uit Fortean Times: Mijn vader was speciaal gehecht aan pennies. Hij vond het leuk als hij er een vond, en het overkwam hem nogal eens dat hij er een op straat zag liggen. Zijn geliefde Chihuahua noemde hij zelfs Penny. In 1994 stierf hij aan longkanker. Een paar weken na zijn dood werd ik om 3 uur 's nachts wakker, en daar stond mijn vader, aan de voeteneinde van mijn bed. Hij zag er gezond uit en een stuk jonger dan toen hij stierf. Hij droeg een van zijn geliefde geruite hemden. Sue, zei hij, ik heb geen pijn meer. Toen was hij weg. Hij wist hoe erg ik het had gevonden om hem pijn te zien lijden en hij wilde me geruststellen dat dat nu voorbij was. Toch, naarmate de tijd verstreek, was ik bang dat zijn boodschap alleen een droom was geweest. Niet lang daarna begonnen er overal in huis pennies te verschijnen. Ik

    ben tamelijk netjes, en ik laat geen spullen slingeren. Mijn echtgenoot is nog netter dan ik, dus er is geen kans dat losse pennies blijven liggen waar ze niet horen. De pennies verschenen steeds op rare plaatsen: in het midden van een net opgemaakt bed, op een kale tafel, of zelfs tussen de toetsen van m'n keyboard. En nee, m'n echtgenoot kan het niet gedaan hebben, want die was vaak net op zakenreis als ik er een vond. Ik begon ook buiten steeds pennies te vinden, net als mijn vader had gedaan, alsof ze zich zomaar manifesteer-den, telkens als ik aan mijn vader dacht. Er rolde er zelfs een keer een uit m'n jurk, net toen ik in een hotel op weg was naar een belangrijke afspraak. Toen ik erop ging letten vond ik steeds pennies als ik me ergens zorgen over maakte. Nu, vijf jaar na de dood van m'n vader, vind ik nog steeds pennies als ik gespannen ben. In paranormale termen heten dat 'apports' . Ik twijfel er niet aan dat mijn vader genoeg energie kan oproepen om pennies te laten verschijnen, als teken dat hij voortleeft en bij me is. Naast m'n bed staat een glazen pot waarin ik de pennies bewaar. In tijden van verdriet of stress neem ik ze in m'n hand . Ze zijn een troost. De pennies die m'n vader verzamelde en aan mij stuurde zijn echt 'pennies from Heaven'

  • 12

    9.BEZOEK VAN CONFUCIUS Ach, die goeie ouwe tijd, toen er in spiritistische kringen nog wonderen gebeurden. Wonderen die vastzaten aan bepaalde mediums met heel uitzonderlijke gaven, en samen met hen zijn uitgestorven. Het verhaal dat ik ga vertellen is bijzonder. Het speelt in 1926, in New York. Hoofdpersoon is de briljante Dr. Neville Whymant ◄, een Britse linguist gespecialiseerd in Oosterse talen, waarvan hij er 30 schijnt gesproken te hebben. Professor Whymant was geen Spiritualist en is dat ook niet geworden. Op die bewuste avond werd hij uitgenodigd door een kennis om tegenwoordig te zijn bij een bijeenkomst waar men 'een vertaler kon gebruiken' . Whymant, gewend aan zulke verzoeken, stemde toe. Pas later bleek dat het om een seance ging met het toen beroemde 'direct voice' medium George Valiantine. Een directe-stem medium is in staat om stemmen te laten klinken in de ruimte, zonder daarbij zijn eigen stembanden te gebruiken. Ectoplasma zorgt dan voor de vorming van een extern strottenhoofd en stembanden. Zulke mediums waren, zelfs in die jaren, zeldzaam. Valiantine, een eenvoudige en ongeletterde man, was zelfs onder direct-voice mediums bijzonder omdat hij boodschappen in minstens 14 talen doorgaf, talen die op hun echtheid gecontroleerd zijn. Hadden we in die tijd toch bandrecorders gehad! Whymant was een wetenschapper en in principe sceptisch, en met spiritisme had hij nooit eerder te doen gehad. Hij zou wel zien wat er gebeurde.

    Wel zo goed, in dit geval. Want toen er na enige tijd in de seance opeens een stem doorkwam die Chinees sprak, had Dr. Whymant zijn positieven bij elkaar. Chinees was zijn specialiteit. "Gegroet, o zoon van geleerdheid en lezer van vreemde boeken! Deze onwaardige dienaar buigt nederig voor zulk een excellent geleerde" klonk het in archaïsch Chinees. Whymant herkende het dialect van de spreker als dat van de Chinese klassieken, 2500 jaar geleden geredigeerd door Confucius. ► De spreker identificeerde zich als K'ung Fu-tsu, ofwel Confucius. Niet helemaal zeker dat hij het goed gehoord had, vroeg Whymant om een herhaling van wat er gezegd was. Whymant, die niet bedacht kon krijgen hoe iemand in het gezelschap oud Chinees kon spreken, een taal die slechts door een handjevol wetenschappers op de wereld begrepen werd, besloot gebruik te maken van de uitzonderlijke situatie en Confucius vragen voor te leggen die sinologen eeuwenlang hadden beziggehouden. Whymant reciteerde een regel uit een voor wetenschappers obscuur gedicht, en de stem kwam onmiddellijk met het hele gedicht, in de juiste uitspraak en met verbeteringen. Zo ontspon zich een ongelofelijk gesprek tussen beide geleerden, een kloof van 2500 jaar overbruggend. Whymant hoefde zijn vragen niet eens te stellen, want voor hij ze geformuleerd had wist Confucius al wat er in zijn hoofd speelde. En de hele dialoog ontspon zich op traditioneel Chinese wijze, met de gebruikelijke plichtplegingen, beleefdheden en zelfvernederingen die in onze oren minstens omslachtig klinken maar in het oud Chinees vast prachtig zijn. Dr. Whymant zag kans om te noteren wat hij hoorde, en daartoe liet hij de oude K'ung Fu-tsu herhalen wat hij had gezegd, om er helemaal zeker van te zijn. Zo kwam hij op het spoor van fouten in de karakters die door de eeuwen tijdens het kopiëren van de teksten waren gemaakt en nu voor verwarring zorgden.

    K'ung Fu-tsu verbeterde de fouten en opeens vielen de puzzelstukjes op hun plaats..... Na deze ene verbijsterende seance maakte Dr. Whymant er nog 11 mee waarin Confucius nog enkele keren van zich liet horen, maar nooit meer zo uitgebreid en wetenschappelijk belangrijk als die eerste keer. Wel hoorde hij tijdens die seances o.a. spreken in een Baskisch dialect, in Hindi, Persisch, Sanskriet, Arabisch en Yiddish, talen die Whymant verstond maar die nou niet binnen het bereik van iedereen liggen. Hij had geen verklaring en besloot, zoals een wetenschapper met een open geest betaamt, het verschijnsel te nemen voor wat het was. In 1931 schreef Whymant er een boekje over: Psychic Adventures in New York.

  • 13

    10.ANDY LAKEY en de ENGELEN Het verhaal van de Amerikaan Andy Lakey is even wonderlijk als zijn kunst. Geboren in Frankrijk in 1959, draaide zijn volwassen leven voornamelijk om de verkoop van auto's en het gebruik van drugs. Niets wees in de richting van een bijzondere spirituele ontwikkeling, eerder het tegendeel. Tot hij op oudejaarsavond 1986 een overdosis cocaïne spoot. Terwijl de grond onder hem begon te tollen, bad hij om behoud van zijn leven: "God, als u mij spaart, dan zal ik nooit meer drugs gebruiken, en iets doen voor de mensheid." Tijdens de daarop volgende Bijna Dood Ervaring werd hij volgens zijn zeggen door zeven engelen gered. Maar de hemelse interventie zou hem aan zijn woord houden. Lakey begon obsessief te tekenen wat hij tijdens de BDE gezien had. Artistiek had hij geen enkele kennis of ervaring.

    In 1989 zei hij zijn goedbetaalde baan vaarwel, haalde z'n spaargeld van de bank en kocht een flinke hoeveelheid verf en doeken. Maar alles leek te mislukken; de verf hield niet, en zijn visioen liet zich niet vastleggen. Tot die ochtend in 1990, toen hij in z'n studio werd verrast door een wonderlijk visioen van drie engelen. Zij wezen hem erop dat hij gespaard was omdat hij een missie te vervullen had: in het jaar 2000 moest hij 2000 individuele schilderijen van engelen hebben gemaakt. "Maar ik kan helemaal niet schilderen", protesteerde Lakey. "Laat dat maar aan ons over", zeiden de engelen, en kort daarop gooide Lakey 'per ongeluk' twee soorten acrylverf door elkaar. Zo ontstond er een pasta die perfect hield op het canvas: een soort voelverf, waardoor zijn schil- derijen een heel eigen en herkenbaar karakter kregen,

    en ook door blinden met hun vingers kunnen worden 'gezien'.

    Enkele maanden later opende Lakey een galerie, en de

    bestellingen stroomden binnen. Paus Johannes Paulus II kreeg de eerste van de Angel-serie van 2000 engelen. Film-, pop- en andere sterren volgden, en veel vorstenhuizen bezitten nu een echte Lakey. Andy gaf ook schilderijen weg, en 30% van de opbrengst gaat naar charitatieve doelen. Maar het wonderlijkste is dat zijn merkwaardige schilderijen, met steeds dezelfde tot een minimale vorm gereduceerde engelen in eindeloze variaties, veel méér schijnen te zijn dan verf op doek.

    Er gebeuren wonderlijke dingen in de levens van mensen die een van Lakey's engelen bezitten, maar ook bij degenen die er naar kijken, of er mee in contact komen. Wonderen van geloof, licht en vertrouwen. Soms een visioen. Levens worden aangeraakt en veranderd. Er zijn berichten van mensen die

    genezen. De engelen schijnen iets van hun spirit in elk van de schilderijen te leggen. 2000 maal zegen.

    Lakey zelf blijft er simpel onder. Het jaar 2000 is voorbij, en hij heeft z'n opdracht vervuld. De eer is aan de engelen. Als kunstenaar heeft Lakey zich verder ontwikkeld en hoewel hij nog dezelfde techniek gebruikt, schildert hij nu ook andere onderwerpen, waarmee hij wereldwijd

    exposeert. Wie wil kan behalve een schilderij ook een zilveren engeltje als ring of hanger, of een engelenhorloge aanschaffen. En wie van ons heeft er nou niet zo nu en dan een engel nodig.

  • 14

    11.DE MAN DAARBOVEN Martin Caidin is een piloot met tientallen jaren vliegervaring op lijnvluchten en bommenwerpers. Zijn belangstelling ligt begrijpelijkerwijs in het luchtruim en alles wat zich daar afspeelt. Maar bovendien heeft Caidin een grote interesse in het wonderbaarlijke. Uit zijn boeken blijkt dat die twee naadloos op elkaar aansluiten. Bemanningsleden van vliegtuigen blijken vaker dan mensen op de grond in aanraking te komen met onverklaarbare gebeurtenissen, waarbij soms een levensreddend aspect een rol speelt. Zo ook in de ervaringen die Caidin persoonlijk verteld zijn en die hij o.a. beschrijft in zijn boek 'Natural or Supernatural' . Gordon Codding uit Arizona was een piloot die in WWII de geallieerde luchtmacht wilde versterken, maar daar net te jong voor

    was. Hij volgde gevechtstraining en haalde een aantal brevetten, maar toen hij eraan toe was, was de oorlog afgelopen. In Amerika kreeg hij een opdracht om leiding te geven aan een groep piloten van zes dubbeldekker Stearman vliegtuigjes (foto) die mensen moesten oppikken in Salt Lake City, in Utah. De vlucht ging over bergachtig terrein, dat Codding onbekend was. GPS was er in die tijd nog niet, en de weg moest dus op het oog gevonden worden. Daar kwam bij dat deze windgevoelige trainingsvliegtuigen niet voldoende stijgkracht hebben om over bergen te vliegen maar hun weg moeten vinden door canyons en dalen, wat niet altijd een makkelijke manier is om van A naar B te komen. De weg weten is dan essentieel. Vooral ook omdat deze Stearmans hun beste dagen hadden gehad en ze vol gebreken zaten, waardoor hun technische mogelijkheden onzeker waren. Op de kaart werd hen uitgelegd waar ze op moesten letten en welke canyon ze moesten ingaan om op de juiste plek te kunnen landen. Maar al vliegend leken alle canyons op elkaar, en na verschillende verkeerde manoeuvres begon de zon te zakken en de brandstof op te raken, en nog had Codding geen idee waar het verlaten vliegveld lag waar de Stearmans moesten landen. Een verblindende ondergaande zon scheen in hun gezicht en maakte het landschap nog moeilijker te navigeren. De toestand begon er hopeloos uit te zien. Vastraken in de verkeerde canyon betekende niet meer kunnen draaien, en dat zou het einde zijn van een veelbelovend stel jonge piloten. De canyon die hen op de kaart was aangewezen en beschreven bleef onvindbaar. Toen zag Codding in de verte een knalgeel Piper vliegtuigje dat doelloos rondcirkelde, veel lager dan waar de Stearmans zich bevonden. Hij vloog erop af, en de anderen volgden in formatie. Zodra alle zes de dubbeldekkers het vliegtuigje in het oog hadden leek het hen voor te gaan, een canyon binnen. De Stearmans volgden. Instinct zei hen dat dat de bedoeling was. De kleine Piper vloog precies zo snel als de dubbeldekkers. Ondanks de ruigheid van het terrein waren ze altijd in staat het in het oog te houden. Iets klopte er niet. Hun gids was altijd hel verlicht, terwijl één kant in de schaduw van de lage zon had moeten zijn. Maar die details drongen pas later door. En zo vlogen de zeven vliegtuigjes in formatie de canyon door, en aan het eind was de landingsbaan waar ze zonder moeite op af koersten. Zodra Codding het eind van de canyon bereikte was de Piper verdwenen. Eenmaal geland bespraken ze het voorval met de mensen die hen opwachtten. Niemand had de gele Piper gezien; wat ze hadden gezien waren zes Stearman dubbeldekkers die de canyon uitkwamen. Maar daarmee waren de wonderen in het leven van piloot Codding nog niet op. Op een missie verloor hij de deksel van zijn olietank. De olie siepelde naar buiten. Dat is een gevaarlijke situatie, want zonder olie kan net als bij een auto de motor vastlopen en de zaak kan in de fik gaan. Dus keek Codding uit naar een geschikte plek om te landen. Net op tijd zag hij in the middle of nowhere een totaal verwaarloosd vliegveldje, dat zo uit een film leek te komen. Naast een vervallen gebouwtje stond een nog vervallener pick-up truck. Het geheel zag eruit als iets van de dertiger jaren, maar er was genoeg ruimte om de Stearman veilig aan de grond te zetten. Uit de bijna op instorten staande gebouwtje kwam hem een oude man tegemoet. "Het ziet ernaar uit dat je olie nodig hebt", zei hij ongevraagd. Het bespetterde uiterlijk van de dubbeldekker moest hem op dat idee gebracht hebben. Toevallig, zei de man, had hij net genoeg olie in voorraad van het goede type. En laat hij nou ook precies de goeie maat dop voor de olietank in huis hebben. Codding betaalde de onkosten en bedankte de man hartelijk voor zijn hulpvaardigheid. Daarna steeg hij op om z'n weg te vervolgen. Toen hij die avond bij andere piloten vroeg naar het overwoekerde vliegveldje en de oude man, bleek niemand er iets van te weten. Zo'n vliegveld had nooit bestaan. Met kaarten erbij traceerde men Coddings route. Alle vliegvelden waren hen bekend, maar deze? Ook de man die hem zo fantastisch had geholpen kon niemand thuisbrengen. Voor Codding was er geen twijfel: 'De Man Daarboven' had hem twee maal gered, en geen enkel rationele verklaring van de gebeurtenissen zou hem daar ooit vanaf kunnen brengen.

  • 15

    12. DE GEESTEN VAN DICKENS "An idea, like a ghost, must be spoken to a little before it will explain itself. “ Ook al heb je nooit een boek van Dickens gelezen, dan nog ken je 'A Christmas Caroll', een typisch geestenverhaal, vele malen verfilmd en altijd weer mooi om naar te kijken. Het mag duidelijk zijn: Charles Dickens (1812-1870) had iets met geesten. Niet alleen met Kerstmis, maar in zijn hele leven. Hij schreef massa's spookverhalen, en ook in zijn romans is het bovennatuurlijke element regelmatig aanwezig; voor een schrijver uit het Victoriaanse tijdperk eerder een gewoon dan een ongewoon verschijnsel. Veel schrijvers ervaren hun idee als 'ingegeven', 'geïnspireerd' . Hetzelfde is het geval bij componisten en schilders. Bijna elke kunstenaar en ook veel wetenschappers kennen het gevoel van 'waar haal ik het vandaan?' Momenten van 'in the flow' zijn, gedachten en

    inspiraties hebben die niet uit je eigen koker lijken te komen. Bij schrijvers is er dan nog eens het gevoel dat een boek of een verhaal zichzelf schrijft, alsof de personages een eigen leven gaan leiden waar de schrijver niet zo veel meer over te zeggen heeft. Zo kan het gebeuren dat een verhaal een andere wending neemt, omdat de hoofdpersonen dat zo willen. Of, zoals in het geval van Dickens, dat de hoofdpersonen zich met hemzelf bemoeiden alsof ze van vlees en bloed waren. Aan zijn vriend, Jack Fields, schrijft Dickens dat toen hij 'The Old Curiosity Shop' aan het schrijven was, de imaginaire persoonlijkheden hem zo achternazaten dat ze hem geen ogenblik met rust lieten, niet om te slapen en niet om te eten. Waar hij ook was, 'Little Nell' was steeds naast hem om zijn aandacht op te eisen, alsof ze jaloers was als hij met iemand anders sprak. En toen hij 'Martin Chuzzlewitz' schreef, maakte Mrs Gamp hem op de onmogelijkste plaatsen, o.a. in de kerk, zo aan het lachen dat hij haar met geweld van zich af moest houden, dreigend dat hij haar uit het boek zou schrappen als ze zich niet wist te gedragen, en alleen kwam als ze werd geroepen. Uitspraken die we ons haast niet voor kunnen stellen als het gaat om imaginaire, aan de fantasie ontsproten figuren. Toch was Dickens daarin niet uniek. Alleen zullen de meeste schrijvers zulke ervaringen niet aan de openbaarheid prijsgeven. Wat we weten is dat gerichte gedachtenkracht fysieke verschijnselen kan veroorzaken. In Tibet heet dat een 'Tulpa' . Ergens anders zullen we de residu van heftige gebeurtenissen of emoties terugvinden in een stereotiepe geestverschijning. Een schrijver die maandenlang geconcentreerd mensen tot leven laat komen, schept zijn tulpa's. Dickens hield ervan om zich tussen de mensen te begeven, menigten op te zoeken en markten af te struinen. Daar deed hij vaak zijn typetjes op. Maar er was ook een andere kant. Toen hij een tijd in Lausanne verbleef schreef hij dat hij de afwezigheid van mensenmassa's betreurde, niet zozeer overdag maar meer 's nachts, wanneer hij werd belaagd door zijn tulpa's. "Ik schijn niet van mij geesten te worden verlost tenzij ik ze kan kwijtraken in menigten", schreef hij.

    Dickens had eenmaal 's morgens bij daglicht een ontmoeting met zijn nog levende vader, een 'verschijning van een levende' . In het blad dat hij oprichtte en redigeerde, 'All the Year Round' schrijft hij in 1859: "Mijn vader was in leven en in orde, en deze gebeurtenis had geen gevolgen, maar ik zag hem....zittend met zijn rug naar me toe, op een stoel die naast mijn bed stond. Zijn hoofd rustte op zijn hand, en of hij sluimerde of verdriet had weet ik niet. Ik was verbaasd hem te zien, en ik sprak hem verschillende keren aan, en legde toen mijn hand op zijn schouder ...zoals ik dacht...maar er was niets...Voor deze en andere redenen beschouw ik de vroege ochtend als mijn geestentijd." In Ferrara, Italië had hij een sterke Déja Vu ervaring, een op-

    het-eerste-gezicht vertrouwdheid met de plek die hem inspireerde te schrijven: "als ik hier was vermoord in een vorig leven, dan zou ik me deze plaats niet beter hebben kunnen herinneren." Na zijn dood werd Dickens laatste, onafgemaakte roman 'The Mystery of Edwin Drood' voltooid via een medium, T.P. James uit Vermont. Maar of het werkelijk Dickens was die de teksten doorgaf? Daarover is men het nooit eens geworden.

    http://www.flickr.com/photos/georgedthompson/2868124401/in/photostream/

  • 16

    13.ARRIAGA en MOZART Een van de grote vragen in het leven is waarom mensen sterven op het moment...waarop ze sterven. Dat raadsel is des te groter als het om kinderen gaat. Veel mensen geloven dat het einde van ons leven al vaststaat, en dat daar niets aan te veranderen is. Daarom is het misschien zo dat iemand die zelfmoord pleegt of op een ander manier 'gaat voor het zijn tijd is' , zijn afgebroken leven moet afmaken in een nieuw lichaam. Ik herinner me een joods Chassidische anekdote over een echtpaar dat bij de rebbe komt om een antwoord op de vraag te krijgen waarom hun veelbelovende zoon is gestorven, nog geen 7 jaar oud. Hij had een groot Torahgeleerde kunnen worden.

    Waarom, waarom? De rebbe legt uit dat het kind zijn vorige leven nog moest afmaken. In dat leven was hij te vroeg gestorven, zijn tijd was nu pas gekomen, na 7 jaar in een nieuw lichaam. Of de ouders daar vrede mee hadden zullen we niet weten, maar op de een of andere manier lijkt zo'n uitleg 'logisch'. In een boek van Frank Joseph - 'The Power of Coïncidence' vind ik een verhaal met dezelfde mogelijke strekking. Joseph vertelt hoe hij in 1996 op de radio een hem onbekend concert van Mozart beluistert. Hij is een gedegen Mozartkenner en er is geen moment van twijfel: dit moet een herontdekte symphonie van Mozart zijn. Groot is dan ook zijn verbazing als hij de omroeper hoort zeggen dat dit de Symphonie in D was van Juan Arriaga, een componist waar de schrijver nooit van heeft gehoord. Zijn nieuwsgierigheid is natuurlijk gewekt, en hij struint boeken en bibliotheken af om meer over deze onbekende componist te weten te komen. Uit de schaarse informatie die hij in dit pre-internet tijdperk vindt, blijkt dat Arriaga een Baskische Spanjaard was die kort en heftig heeft geleefd (1806-1826), en daarna in totale obscuriteit is verdwenen. Zijn naam is Juan Crisostomo. De volledige doopnaam van Mozart (1756-1791) is Joannes Chrysostomus Wolfgangus Theophilus Mozart. (Vanaf 1770 begon Mozart zichzelf Wolfgang Amadeo (door God geliefd) te noemen, en vanaf 1810 stond zijn naam als Wolfgang Amadeus te boek). Niet alleen de voornamen van Mozart en Arriaga kwamen overeen, ook hun geboortedatum was dezelfde: beiden zagen het licht op 27 januari, Arriaga precies 50 jaar na Mozart. Ook Arriaga was een wonderkind, dat al op 3 jarige leeftijd vaardig de piano en de viool bespeelde en eigen composities ten gehore bracht. Zijn eigen muzikale stijl ontwikkelde zich los van Mozart, met wiens muziek hij in een tijd zonder grammofoons of radio pas veel later kennismaakte. Natuurlijk kreeg het wonderkind Arriaga alle aandacht. Net als Mozart componeerde hij op zijn 13de zijn eerste opera, en net als bij Mozart was dat een komedie. Beiden hadden een grote voorkeur voor de toonsoort D-groot. Hoewel Arriaga's ouders dol op muziek waren, waren er in de familie geen muzikale talenten. Arriaga was van jongs af aan op zijn eigen talent aangewezen. In zijn tijd werd hij 'de Spaanse Mozart' genoemd. Op zijn 15de verliet hij zijn geboorteplaats en begaf hij zich naar Parijs, waar zijn ster tot enorme hoogten rees en waar hij als jongste ooit werd toegelaten op het Conservatoire de Paris, een prestigieuze instelling. Enkele jaren later werd hij daar 'assistent professor' en brak hij opnieuw een leeftijdrecord. Arriaga was bezeten van zijn muziek. Hij componeerde dag en nacht en kon net als Mozart de muziek in zijn hoofd niet bijhouden. In zijn korte leven schreef hij koortsachtig ouvertures, opera's, cantates, missen, liederen, kwartetten, een symfonie, kamermuziek en nog veel meer. Dat ging ten koste van zijn gezondheid. Tien dagen voor zijn 20ste verjaardag stierf hij, waarschijnlijk aan een verwaarloosde longontsteking. En daarmee zonk Juan Crisostomo Arriaga weg in vergetelheid. In zijn geboorteplaats Bilbao werd nog een theater naar hem genoemd en een monument opgericht. Van zijn enorme productie is het meeste verloren gegaan. Van de opera overleefden enkele fragmenten, de Symphony in D en enkele strijkkwartetten zijn bewaard. Die zijn intussen op CD in vele uitvoeringen verkrijgbaar. Was Arriago een reïncarnatie van Mozart? Moest hij diens leven afmaken? Heeft Mozart het lichaam van Arriago in bezit genomen om alles wat hij nog had willen schrijven alsnog te volbrengen? Een raadsel. Wie hun gezichten naast elkaar legt ziet de gelijkenis. De vraag is of Mozart nu tevreden is, of dat we ooit een nieuw Mozartiaans wonderkind kunnen verwachten, deze keer met meer eigentijdse muziek...

    http://www.esacademic.com/pictures/eswiki/74/Juan_de_Arriaga.jpghttp://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/b1/Juan_de_Arriaga.jpg

  • 17

    14.HET MISSENDE BEEN Lang niet alle geesten die doorkomen op een seance zijn goed opgevoed. Sommigen komen ongevraagd langs, en daar hebben we ook een naam voor: 'drop-in communicators' . Je zou ze kunnen vergelijken met mensen die in de rij voor de kassa proberen voor hun beurt te gaan. Manieren hebben ze niet, en soms hebben ze niet eens wat te zeggen. Maar de geest die in 1937 binnenviel in een seance in Reykjavik had wel degelijk een boodschap, alleen begon hij wat ongelukkig, zodat de kringleden op het verkeerde been werd gezet. Want toen men hem om zijn naam vroeg, bitste hij "Wat maakt het verdikkeme uit wat mijn naam is?" Iemand vroeg beleefd wat hij wilde. "Mijn been", zei hij. "Ik zoek naar mijn been." Een ongewone mededeling, zelfs in de ongewone setting van een seance. De geest wist te vertellen dat zijn been in zee lag, iets wat het zoeken er niet makkelijker op maakte. Meer informatie weigerde de geest te geven, hoewel hij in de 15 maanden na die eerste keer regelmatig van zich deed horen, maar nog altijd naamloos. Medium was ▼ Hafsteinn Bjornsson (1914-1977), op dat moment het meest

    bekende medium van IJsland en een matige man die niet dronk en niet rookte. Maar als de drop-in bezit van hem nam sloeg hij ruwe taal uit en eiste drank, koffie en snuiftabak.. Aan alles komt een eind, ook aan het geduld van Spiritualisten. Men vroeg de irritante geest te zeggen wie hij was en wat hij wilde, en anders op te hoepelen. De onbekende koos eieren voor zijn geld, en onthulde zijn naam: Runolfur Runolfsson, Runki voor zijn vrienden. Dit was zijn verhaal: Op een oktoberavond in 1879 wandelde Runki, 52 jaar oud en stomdronken, van Keflavik naar zijn huis in de buurt van Sandgerdi. Het stormde, en onderweg pauzeerde hij aan het strand, om nog een slok te nemen. Gezeten op een rotsblok viel hij in een comateuze slaap. De vloed kwam op, Runki gleed van de rots en werd naar zee gevoerd waar hij verdronk. Pas in januari van 1880 kwam zijn lichaam aan land, waar honden en raven er korte metten mee maakten. Zijn resten werden ontdekt en begraven, 4 mijl van zijn huis, maar een dijbeen miste. Dat werd later op het strand gespoeld, en kwam uiteindelijk in het bezit van Ludvik Gudmundsson., een van de kringleden die nog maar kort bij de groep hoorde. Toeval bestaat niet, hoor ik u zeggen. Runki liet weten dat Gudmundsson wist van zijn verdwenen bot, en dat het zich in zijn huis in Sandgerdi bevond. Runki drong erop aan dat men zijn verhaal zou verifiëren, en dat gebeurde. Er was inderdaad een Runolfur Runolfsson in 1879 verdwenen, en documenten, waaronder die van de dominee, verhaalden van de vondst van zijn lichaam, aangespoeld in miserabele toestand, drie maanden na zijn verdwijning.

    Sommige oude bewoners van het stadje herinnerden zich dat er in de jaren 20 een dijbeen was aangespoeld, dat men niet bij de vuilnis wilde gooien en ook niet in gewijde grond kon begraven. Wat doe je met zo'n dijbeen? Het was van hand tot hand gegaan, tot een timmerman het een plek had gegeven in een muur van het huis dat Ludvik Gudmundsson in de toekomst zou kopen. Na enig zoeken en informatie van vorige bewoners kwam het boven water. Toen Runki's missende femur eindelijk was gelokaliseerd werd zijn spirit toeschietelijker, en bij latere seances assisteerde hij de groep. Dit voorval is bijzonder omdat alle gegevens die de geest over zichzelf verstrekte bleken te kloppen. Het medium kende Gudmundsson of zijn familie niet, en wist niets over het huis waarin die woonde. Aan de andere kant was er nog geen DNA onderzoek mogelijk, en de oorspronkelijke eigenaar van het bot kon dus nooit met zekerheid worden vastgesteld. Theoretisch is het mogelijk dat het aan een ander lichaam toebehoorde, vooral omdat het pas veel later op het strand terechtkwam. Desondanks is dit een sterk geval in de bewijsvoering voor leven na de dood.

  • 18

    15.IK GA NIET! Bron: FATE magazine 1994

    "Als ik alles niet mee kan nemen ga ik niet!" riep Mary beslist tegen iedereen die het wilde horen. Mary, een Amerikaanse vrouw, was een verzamelaar. Niet iemand met een goed geordende verzameling van het een of ander, maar iemand die álles bewaarde, een zg. 'hoarder' , of liever: iemand met een obsessieve bewaardrang. Dat is een ziekte. Zulke mensen leven soms in de allergrootste troep en kunnen nog geen bananenschil weggooien. Zoals we begrijpen; dat loopt gegarandeerd uit de hand. Mary deed nog wel moeite om voor alle onnuttigheden die ze bewaarde een onderkomen te vinden, maar het huis was vol en chaos dreigde. Zelfs haar auto was tot de nok gevuld met oude en allang vervangen onderdelen. Mary stierf aan een hartaanval. En toen bleek dat haar familie haar uitspraak 'ik ga niet' bloedserieus moest nemen. Want Mary bleef. In de weken na haar dood probeerden Ginger en Fred, Mary's zuster en zwager orde op zaken te stellen in haar flat. Tientallen zakken vol aftandse en waardeloze spullen vonden een weg naar de stort.

    Wat er nog enigszins bruikbaar was werd aangeboden in een openbare verkoop. Veel mensen bekeken een item, leken het te willen kopen, maar legden het dan toch weer terug. Niets van alle uitgestalde voorwerpen vond een nieuwe eigenaar. Dat patroon herhaalde zich. Mary's kamerplanten kwamen terecht bij haar nichtje die ze graag wilde hebben. Maar binnen een week waren ze allemaal dood. Elektrische apparaten die naar de familie gingen waren nooit meer aan de praat te krijgen. Haar naaimachine die het altijd goed had gedaan, weigerde dienst in het huis van Fred en Ginger. Een familiefoto ging naar een nicht die ver weg woonde. Die hing de ingelijste foto aan de wand, maar keer op keer viel die op de grond. De nicht stuurde de foto terug: "Mary waart hier rond en ze wil niet dat ik de foto heb", schreef ze. Mary begon zich aan familieleden te vertonen. Een nieuwe fase leek ingegaan. Ze zat in de huiskamer aan de tafel die van haar ouders was geweest. Ze zat op het bed van haar nichtje. Ze werd gezien waar haar spullen zich bevonden. Fred en Ginger vroegen haar beleefd te gaan naar waar doden mensen verondersteld worden te gaan, maar Mary deed waar ze zin in had, in leven en in dood, en dat was meestal het tegenovergestelde van wat logisch was. Mary's karakter werd er aan de andere kant niet sympathieker op. Ze joeg de hond en de kat van haar familie de stuipen op het lijf en de hond werd aangetroffen hangend aan een tak, gelukkig nog in leven. Al bevorderden zulke daden niet haar nagedachtenis, ze kreeg er wel aandacht door. Zulke fenomenen gaan vaak van kwaad tot erger. Mary, die niet kon accepteren dat zij dood was en haar zuster nog leefde, begon moeite te doen om Ginger aan de andere kant te krijgen. Een mysterieuze kwaal bracht Ginger in het ziekenhuis. Tijdens en na de operatie werd Mary verschillende malen gezien, en er waren mysterieuze geluiden. De familie waakte. Ginger genas. Toen was Pam, de dochter aan de beurt. Twee maal werd ze 's nachts met haar gezicht in het kussen gedrukt en bijna was ze gestikt. Toen was het genoeg. Een bevriende Tibetaan werd gevraagd een ritueel uit te voeren om Mary de goede kant op te wijzen. Dat leek te helpen, maar na een week was ze terug. Maar bij een volgende poging zag Ginger Mary, begeleid door twee wezens met vleugels samen verdwijnen. Mary kwam nog eenmaal terug, misschien om het goede nieuws te brengen. Ze vond geen gehoor. Daarna is ze niet meer gezien. Blijkbaar had ze eindelijk haar aardse leven los kunnen laten.

  • 19

    16.ARCHEOLOGIE VANUIT DE ANDERE WERELD In 1918 verscheen het boek 'The Gate of Remembrance', van Frederick Bligh Bond (1864-1945). ◄ Het boek beschrijft een van de merkwaardigste gevallen van communicatie met mensen uit een ander tijdperk, en het boek en de geschiedenis werd dan ook terecht beroemd. Het is nog steeds te krijgen, maar helaas niet vertaald. Op 16 juni 1908 zat officier John Allen Bartlett voor een blad papier met een pen in zijn hand. Bond, een architect uit Bristol, hield het papier vast terwijl Bartlett de volgende woorden schreef: "Ge zult graven voorbij de velden met pluimgras. Er was een passage naar de oostelijke deur in de muur naar de straat. Er was een herberg waar nu het grote huis staat en er waren gangetjes. Die waren veilig; de priesters hielden van geheime plaatsen. " Dit in oud Engels gechannelde fragment was één van de meer dan 60 boodschap- pen waaraan tegenwoordig gerefereerd wordt als de 'Glastonbury Scripts',

    vermoedelijk overgebracht door monniken die ooit leefden in Glastonbury Abbey. Bond was aangesteld door de Anglicaanse kerk om de ruïnes van de abdij op te graven, en hij had daarbij de hulp ingeroepen van Bartlett, een amateur medium, bedreven in automatisch schrift. Een deel van de boodschappen was in het Latijn, maar de meesten waren in oud Engels. De Abdij van Glastonbury werd gesticht in 601 A.D. De Denen verwoestten de Abdij in 898, maar hij werd weer opgebouwd en groot gemaakt door St. Dunstan. Vanaf 943 was de abdij van de Benedictijnen. In 1184 werd hij grotendeels door brand verwoest maar ook weer in ere hersteld, tot Hendrik de VIII alle abdijen en kloosters in Engeland te lijf ging. Glastonbury Abbey werd geplunderd en verwoest in 1539. De meeste van haar stenen werden afgevoerd om er wegen van te maken, en de fundamenten verdwenen langzaamaan onder de grond. Het complex van de abdij was daarmee voor een groot deel op het oog onvindbaar geworden. Alleen kostbare jarenlange opgravingen konden de geschiedenis weer levend maken. Bonds ingeving om een medium in te schakelen bleek vruchtbaar. Al veel langer was Bond geïnteresseerd in paranormale verschijnselen, en hij was lid van de SPR (Society for Psychical Research). Vanwege zijn wetenschappelijke achtergrond duurde het enige tijd voor Bond accepteerde dat de boodschappen van overleden monniken kwamen, die elk een eigen persoonlijkheid bleken te hebben. Niet alleen in woorden kwamen de boodschappen door, maar zo nu en dan werden er plattegronden en tekeningen aan Bartlett doorgegeven. Bond kon vragen stellen, en kreeg dan gedetailleerd antwoord. Verschillende monniken identificeerden zich en vertelden over hun leven. De voornaamste communicator was 'Johannes Bryant' . De communicators noemden zichzelf 'De Wachters'. De resultaten waren divers: de afmetingen van de te ontdekken gebouwen en hun locaties waren vaak tot op de inch nauwkeurig, terwijl andere er meters naast zaten. Volgens de monniken was het probleem dat er in voorbije eeuwen zo vaak op oude fundamenten was gebouwd en de plaats en maat in verschillende perioden sterk van elkaar konden afwijken. Toch werden verschillende bouwwerken snel gelokaliseerd. De accuraatheid bleek ook af te hangen van de monnik die doorkwam, met aan zijn eigen leef-tijd gebonden informatie. Johannes beschreef de glanzend zwartstenen tombe van koning Arthur die voor het altaar in een op te graven kapel had gestaan. Als dat al zo was dan is daar in ieder geval niets van teruggevonden. Bond werd door vrienden aangemoedigd een boek te schrijven over zijn bijzondere ervaringen. Dat hield hij lange tijd af, maar in 1918 gaf hij toe aan de druk. Had hij dat maar nooit gedaan, want "The Gate of Remembrance", en het in 1919 verschenen "The Hill of Vision" was meteen het einde van Bonds carrière. De Anglicaanse kerk was geschokt en woedend over de psychische informatie die mogelijk met hun eigen dogmas in aanvaring kon komen. Natuurlijk kreeg Bond ook de wind van voren vanuit de wetenschappelijke wereld. Hij raakte zijn baan, zijn vrouw en zijn vrienden kwijt. Tot zijn dood in 1945 kwam deze ruimdenkende wetenschapper er niet meer aan te pas, hoewel hij nog wel lezingen bleef geven en in Amerika, waar hij enkele jaren woonde, via 5 verschillende mediums contact met 'Johannes' opnam. Bond bleef zijn overtuiging trouw. Hij stierf alleen, doodgezwegen. Een bezoeker van het museum van Glastonbury Abbey zal geen verwijzing vinden naar de 'Glastonbury Scripts' , de informatie uit een andere wereld.

    http://upload.wikimedia.org/wikipedia/en/d/de/Frederick_bligh_bond_1921.jpg

  • 20

    17.DE PARANORMALE JUNG Carl Gustav Jung (1875-1961) is een van die figuren die iedereen van naam kent maar van wie de meeste mensen niet veel gelezen hebben. Dat is logisch, want hij is geen makkelijke denker. Jung vraagt om interpretatie, en gelukkig zijn er veel mensen die zich grondig in zijn denken hebben verdiept en het voor anderen doorzichtiger hebben gemaakt. Maar voor wie een goed leesbaar boek van Jung zelf zoekt is zijn autobiografie 'Herinneringen Dromen, Gedachten' een bijzonder interessant startpunt. Maar dat terzijde. Jung was enkele jaren een leerling van de Weense psychiater Sigmund Freud, die hij bewonderde en voor het eerst ontmoette in 1907. Beide mannen hadden veel te bespreken en hun eerste gesprek duurde 13 uur. Maar in de jaren daarna bleek dat Jungs geestelijke zoektocht steeds verder weg groeide van die van Freud, en in 1911 kwam het tot een voor beiden heel pijnlijke breuk.

    Dit ter inleiding. Jung had een uitgesproken belangstelling voor paranormale manifestaties. Sterker nog: hij was mediamiek begaafd. Vreemde dingen gebeurden er in zijn omgeving. In zijn autobiografie vertelt hij een voorval uit 1898, als er in zijn ouderlijk huis 'een knal als van een pistoolschot' klinkt. Het blijkt dat de grote zware antieke notenhouten tafel gespleten is, dwars door het hout en zonder enig aanwijsbare oorzaak. Twee weken later, als Jung zelf niet aanwezig is, springt een goed tafelmes met een grote knal aan stukken. Een messenmaker is verbijsterd. Goed staal, niets aan de hand. Alleen met veel moedwillig geweld zou je zoiets kunnen verwachten. Jung is onder de indruk. Het gebroken mes heeft hij altijd bewaard, en zijn ideeën over de werkelijkheid worden door deze gebeurtenissen al vroeg op een ander spoor gezet. Dan hoort Jung over een 15 jarig meisje dat al een tijd als medium bij familieleden optreedt. Twee jaar lang houdt Jung regelmatig sessies met het meisje, maar op den duur levert dat niets nieuws meer op, en als hij haar ook nog op fraude betrapt is het wat hem betreft gedaan. In zijn dissertatie "Zur Psychologie und Pathologie sogenannter okkulter Phänomene" uit 1902 analyseert hij zijn spiritistische ervaringen. Jung was van nature geneigd en bekwaam om in zijn onderbewuste af te dalen. Wij zouden dat nu een geleide meditatie noemen, maar Jung had geen leiding van anderen nodig, het ging blijkbaar haast vanzelf. Hij noemt het in zijn autobiografie 'fantasieën'. In die fantasieën komt hij terecht in vreemde landschappen en ontmoet hij bijbelse figuren: Elia, Salomé en een slang. Hij onderhoudt zich met hen, en probeert de betekenis van hun verschijning te begrijpen. (Hier ► een schilderij van Jung). Dan verschijnt hem in een droom de figuur Philemon. Jung schrijft: "Philemon en andere fantasiegestalten brachten me tot het doorslaggevende inzicht dat er dingen in de ziel bestaan die ik niet zèlf voortbreng, maar die zichzelf scheppen en hun eigen leven leiden. Philemon vertegenwoordigde een kracht die ik niet zelf was. Af en toe leek hij mij welhaast fysiek reëel. Ik wandelde met hem door de tuin en hij betekende voor mij datgene wat Indiërs een goeroe noemen." Hoewel Jung deze ervaringen opzoekt, is hij er ook bang voor, bang dat hij zijn contact met de werkelijkheid aan het verliezen is. Vijftien jaar later krijgt Jung een wijze Indiër op bezoek, die hem verteld hoe hij gesprekken voert met overleden goeroes, en dat het hebben van overleden gidsen heel vaak voorkomt. Jung zegt daarover: "Deze mededeling was vertroostend en verhelderend voor mij. Mij was alleen maar hetzelfde overkomen als anderen die soortgelijke pogingen ondernemen." Dat is een geruststelling. In 1916 gebeurt er iets buitengewoons. Zijn twee dochters en hijzelf zien geesten door het huis wandelen. De deurbel rinkelt maar niemand staat voor de deur. Jung roept: "In Godsnaam, wat is er aan de hand?" De geesten geven antwoord. In drie avonden schrijft Jung "Septem Sermones ad Muertos" of "Zeven Onderwijzingen aan de Doden", geschreven door Basilides van Alexandrië, gechanneld door Jung. De tekst, in z'n geheel opgenomen achterin de Autobiografie, is gnostisch en niet makkelijk. Later schaamt Jung zich voor deze episode, en de tekst werd nooit als boek uitgegeven. Voor de opname in 'Herinneringen, dromen, gedachten' gaf hij met moeite toestemming. Basilides was een historische figuur, een Syriër die in Alexandrië onderwees in de jaren 133-155 AD.

  • 21

    18.JESSE SHEPARD (1849-1927) Sommige mensen lijken uitverkoren. Hun ster rijst razendsnel, ze hebben meer talent dan 100 anderen bij elkaar...en na hun dood zijn ze vergeten. Wat het doel is geweest van hun overproductieve verblijf op aarde zullen we nooit weten. Gelukkig zijn er mensen die zich met historie bezig houden. Zo iemand was de Hongaarse parapsycholoog Nandor Fodor (1895-1964), die zich lang geleden bij Jesse Shepard en alle anderen die hij beschreven heeft voegde. Zijn 'Encyclopaedia of Psychic Science' is nog steeds dè vraagbaak voor elke liefhebber. Maar in Fodors boek 'Between Two Worlds' vond ik de ware geschiedenis van de Schots/Ierse Jesse Shepard, die voluit Benjamin Henry Jesse Francis Grierson Shepard heette en als baby met zijn ouders naar Amerika verhuisde. Onder de naam Francis Grierson schreef hij verschillende boeken waaronder 'Modern Mysticism' en 'Valley of Shadows' die door kenners werden geprezen om hun exceptionele kwaliteit, en hem naam gaf in Amerika en Europa. Maar er was iets met Jesse. Al vóórdat zijn literaire reputatie was gevestigd, was hij de lieveling van de Europese hoven en vergaarde hij rijkdom. Dat kwam omdat hij op zijn 21ste de boot nam naar Parijs en met nauwelijks iets op zak een sensatie werd.

    Jesse Shepard was een medium. En niet eentje van dertien in een dozijn. Hoewel algemene naslagwerken vermelden dat hij successen oogstte ook al had hij maar twee jaar piano onderricht genoten, in werkelijkheid had hij geen enkele muzikale training. Desalniettemin was hij het grootste muzikale medium dat er ooit geweest is. In 1870, een jaar na zijn overtocht naar Europa, plaatste hij een advertentie in een Londense Spiritualistische krant: "JESSE B.H. SHEPARD , het gevierde Amerikaanse medium (uit Parijs overgekomen) geeft zittingen, Helderziend, Profetisch, Automatisch Schrift, Psychometrie. Ook geeft hij diagnoses van ziekten en ontdekt hij mediamieke talenten. Kosten afhankelijk van de tijd van een consult. NB: de muzikale manifestaties worden niet op dezelfde zittingen gegeven." In een interview met hetzelfde blad zegt hij dat hij geen muziek heeft geleerd op de gebruikelijke manier. Zijn psychische talenten manifesteerden zich voor het eerst in 1867, in helderziendheid en healing. In korte tijd ontwikkelden zich meer talenten. Het keerpunt kwam in januari 1868. Hij vertelt: "Terwijl ik in het theater was, kwam de spirit van Rachel (niemand weet wie dat was) bij me en zij vroeg of ik het leuk zou vinden om te leren zingen. Ze raadde me aan naar een bekende musicus te gaan om m'n stem te laten beoordelen. Dat deed ik. De man was verbijsterd door de kracht van mijn stem, iets waar ik me zelf nooit van bewust was geweest. Ik was sceptisch, maar na twee weken zong ik het Ave Maria in de prestigieuze St. Xavier Kerk, waar hij organist was. Allen waren verbaasd." In de twee jaar na dit voorval ontwikkelt Shepards mediumschap zich steeds meer in de richting van zang en pianospel, waarvan hij zelf zegt dat hij overgenomen wordt door grote pianisten en componisten. Zijn repertoire is enorm, en zijn roem stijgt, al wil niet iedereen er aan dat hij niet zelf zou spelen. Maar wie zijn mediumschap beleeft met een gesloten vleugel waar desondanks de prachtigste muziek uitkomt, kan niet anders dan geloven wat hij zegt. Soms gebeurt het dat de piano met de klep dicht een toon hoger wordt gestemd, door geesten. Ook Shepards stem is wonderbaarlijk: hij is de enige mens op de wereld die de diepste bas tegelijk met de hoogste sopraan kan laten horen. Hij viert triomfen, als musicus en als medium. In trance spreekt hij vele talen. Later doet hij die roem nog eens over met zijn veelgeprezen boeken, onder zijn pseudoniem Francis Grierson. Maar roem, ook de grootste, is betrekkelijk. Als Shepard in 1927 sterft is hij bijna vergeten en leeft hij in armoede. De sociaal werkster die zijn verhalen niet gelooft en zijn laatste ring, gekregen van de koning van Engeland, niet naar de lommerd wou brengen, vindt hem dood, gestorven van de honger.

    http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/bc/JesseShepardAd1875.png

  • 22

    19. EEN WARE DROOM

    Opgedoken uit 'The Theosophist' 1880, een bron van interessante verhalen. Zoals al het geschrevene in die tijd was de taal gedegen en breedsprakig, dus ik vat het verhaal hier en daar samen. De schrijver, Gustaf Eisen, vertelt hoe hij als jongen in Visby, Gotland, aan de Baltische zee, vaak speelde in de ruïne van een klooster, samen met zijn kostschoolvrienden. De ruïne zat vol geheime passages en wenteltrappen en was

    dus een ideale plek om tijd door te brengen. Bergman, een van de leraren van de school was een historicus die veel over het gebouw en zijn geschiedenis kon vertellen, en Gustav was een geïnteresseerde luisteraar. "Er is", zei Bergman, "een overlevering dat een grote schat door de monniken hier werd verborgen, kort voor de kerk in brand werd gestoken en geplunderd tijdens een van de vele oorlogen in de Middeleeuwen. Er is al vaak naar gezocht, maar niemand heeft wat kunnen vinden. Maar ga niet hopen dat jij het zult kunnen vinden, want de schat is er , volgens mijn overtuiging, niet meer." Ik was natuurlijk geïnteresseerd en vroeg waarom hij dat dacht. Bergman leidde mij naar boven op een van de wenteltrappen en stopte voor een grote vierkante steen die los in de muur zat, en zei dat er aan deze steen een vreemde geschiedenis kleefde. En hij vertelde: "Tegenover de kerk van St.Clemens, in dat kleine bruine huis, woonde een paar jaar geleden een goud- en zilver smid, Mr. Strom, met zijn vrouw en 5 kinderen. Maar hun bedrijfje maakte harde tijden door en ze leefden in de grootste armoede. Bijna al hun bezittingen waren verpand. Mrs Strom, die de was voor ons deed, vertelde me vaak over hun strijd om het bestaan en vertrouwde mij haar zorgen toe. Op een morgen werd er luid op de deur geklopt, en daar stond Mrs Strom, die me onmiddellijk opgewonden begon te vertellen over een vreemde levendige droom die ze die nacht had gehad. Een geest in een witte jurk was haar verschenen, en die had haar naar de ruïne geleid, de trap op en naar de steen waar we nu voor staan. Daarop verdween de geest, en ze werd wakker. Ze benadrukte niet in geesten te geloven en niet in dromen, maar of ik toch maar met haar mee wilde gaan, want alleen durfde ze de ruïne niet in. Ze was daar nooit geweest, en kende er dus ook de weg niet. We besloten meteen naar de ruïne te gaan en het was niet moeilijk om de weg te vinden aan de hand van haar beschrijvingen. Mrs Strom uitte steeds kreten van verbazing omdat ze alles herkende zoals het er in de droom had uitgezien. Tenslotte kwamen we bij de grote vierkante steen die stevig in de muur was gemetseld. Die steen was haar door de geest gewezen, dat wist ze heel zeker. Bij nader onderzoek leek de steen niet zo vast gemetseld als oppervlakkig leek, en met de hulp van een zakmes en mijn wandelstok was er al wat beweging in te krijgen. We spraken af aan het eind van de middag terug te gaan met beter gereedschap, want tot die tijd moest ik les geven. En zo gingen we uit elkaar, voor een paar uur, maar naar later bleek, voorgoed. Ik was als historicus bijzonder geïnteresseerd is de zaak, want wat er misschien ook gevonden werd, het zou kunnen bijdragen aan onze kennis van de kerk en de ruïnes. Het mocht niet zo zijn. Nauwelijks was ik weer thuis, of een heftige koorts greep me aan die me voor enkele weken aan het bed kluisterde. Toen het weer beter ging dacht ik natuurlijk meteen aan Mrs Strom en haar droom. Het was vreemd dat ik sinds die ochtend niets meer van haar had gehoord. Tot mijn verrassing bleek ze vertrokken, met de hele familie. Ze hadden hun huisje verkocht en waren volgens sommigen naar het vasteland van Zweden vertrokken. Mijn eerste gang was naar de ruïne van St. Clemens en de geheimzinnige steen in de muur. Het was wat ik gedacht had: de steen was weggehaald en lag op de grond. De ruimte achter de steen was ongeveer 30 cm in het vierkant. Die ruimte was nu leeg, alleen een fijngeweven lap lag in een hoek, die bij aanraking bijna uit elkaar viel van ouderdom. Dat was alles. Natuurlijk deed ik alles om achter de verblijfplaats van de familie te komen, en uiteindelijk ben ik daarin geslaagd. Ze hadden een groot en duur huis gekocht in Kalmar in Zweden en daar leefden ze op grote voet. Aan luxe ontbrak het hen niet. Ik schreef Mrs Strom, met de vraag wat ze in de ruïne had gevonden. Niets, zei ze, alleen wat vodden. Maar de plotselinge rijkdom van de familie vertelde een ander verhaal, over een schat die verstopt was door de antieke monniken...."

  • 23

    20. HERENIGING VIA REGRESSIE Charles Lewis Richards Ph.D. uit: Arielle Ford, Hot Chocolate for the Mystical Soul

    Het volgende verhaal bewerkte ik uit het bovenstaande boek. Het geeft te denken over embryo's en de ziel die er t.z.t. in komt te huizen.... Mary was een succesvolle jonge vrouw met een baan als verzekerings- agent in de San Diego area, gelukkig getrouwd en moeder. Direct na haar geboorte was ze geadopteerd door een echtpaar dat haar met liefde had opgevoed, maar zoals dat meestal gaat, Mary bleef zitten met vragen over haar afkomst. Ze koesterde een diepe wens om haar biologische moeder te ontmoeten, en toen haar eigen dochter geboren was, werden die verlangens alleen maar sterker. Het probleem was dat Mary geen informatie had op grond waarvan ze haar speurtocht kon beginnen. Ook was ze bezorgd hoe zo'n zoekactie haar eigen gezin en dat van haar pleegouders zou beïnvloeden. Via een vriend hoorde Mary over mijn werk als psychotherapeut,

    gespecialiseerd in regressietherapie, maar zonder dat er hypnose aan te pas komt. Het gebeurt voortdurend dat mensen bij me komen met angsten en blokkades, en ik heb gemerkt dat ze daar vaak beter van af komen door een regressie te doen naar vorige levens. Toen Mary bij me kwam met haar wens om haar biologische moeder te vinden, was dat nieuw voor mij. "Ik weet dat het een rare vraag is", zei ze, "maar misschien kun je me terugvoeren naar m'n geboorte? " Ik zei het te willen proberen. Dus bracht ik haar terug naar de tijd vóór Mary's geboorte: rond de 2de maand van de zwangerschap, toen haar moeder zich voor het eerst realiseerde dat ze zwanger was. De moeder zit in de slaapkamer, misselijk en bang. Ze is 15, en ze weet niet wat ze moet doen, en hoe ze het haar ouders moet vertellen. Dus stelt ze het uit. Dan is het rond de 5de maand, in de zomer. Mary's moeder en haar vriend staan in de huiskamer van Mary's ouderlijk huis. Mary is verstijfd van angst, maar ze weet dat ze het bericht niet langer kan uitstellen. Mary beschrijft de scène die ze ziet door haar moeders ogen. Ze ziet de huiskamer tot in details: haar 17 jaar oude vader staat bij de deur terwijl haar moeder haar ouders vertelt dat ze zwanger is. Die zijn verre van welwillend. Ze dringen erop aan dat de twee kinderen gaan trouwen, en maken plannen om ze naar een andere staat te brengen waar trouwen op zo jonge leeftijd mogelijk is. Tenslotte wordt Mary naar haar geboorte geleid. Ze beschrijft de schok van de koude lucht en het schelle licht als ze naar buiten komt. Voor het eerst ziet ze haar moeders gezicht, en ze voelt de warmte van diens armen als ze even door haar vastgehouden wordt. Mary focust op alles wat ze kan zien en horen in de verloskamer. Ze leest naamplaatjes op de uniformen van de dokter en de zusters, en ze beschrijft hoe ze door de verpleging wordt behandeld. Dan hoort ze dat de dokter haar moeders naam zegt: 'Marsha'. Even later: Marsha Powers. Gewapend met de naam van haar biologische moeder, begint Mary aan haar zoektocht. In de weken die volgen vindt ze haar moeder in een andere staat, en ze belt haar op. Haar moeder is verbaasd en blij, en ze vertelt Mary dat ze heeft gebeden dat ze ooit weer in contact met haar dochter zal komen. "Het was een sprookje", zei Mary. "Ze zei precies alles waar ik op hoopte." Kort daarna boekt Mary een vlucht om haar moeder persoonlijk te ontmoeten. Het moment van de hereniging was er een van geweldige blijdschap, een spirituele ervaring waar Mary nauwelijks woorden voor had. Mary beschreef aan Marsha de slaapkamer die ze had gezien toen Marsha zich voor het eerst realiseerde dat ze zwanger was. Ze beschreef de kamer en het gesprek met de ouders van Marsha, en Marsha bevestigde ieder detail. Allebei waren ze verbijsterd over de accuraatheid van Mary's beschrijvingen van plaatsen waar ze nooit bewust geweest was. Na de hereniging met haar moeder ging Mary op zoek naar haar vader, en ook die hereniging verliep vlekkeloos. ook de vader bevestigde al Mary's 'herinneringen' . Mary heeft met allebei een goed contact, en voor beide ouders en voor hun dochter is dit een sprookje met een happy ending.

  • 24

    21. DROMEN VAN EEN ANDERE DIMENSIE?

    Dromen zijn complexe aangelegenheden, en er zijn boekenkasten vol over geschreven. Van oudsher werd aan dromen een bijzondere betekenis toegekend en nu maken we musicals over beroemde dromers uit de geschiedenis. Intuïtief weten we dat dromen geen vlagen van verstandsverbijstering zijn maar dat ze ons iets te zeggen hebben. Wat....dat is een kwestie van interpretatie. Wie bijhoudt wat hij droomt weet dat 99 % van onze dagelijkse 'vergeetdromen' een knappe mengeling zijn van herinneringen, symboliek, problemen, angsten en gewone dagelijkse feiten zoals het TV programma van gisteren of een losse opmerking van de buurvrouw. Daar maken die fantastische hersens van ons een verhaal van waar in de regel geen touw aan vast te knopen is en waarvan de details dan ook meestal bij het wakker worden acuut uit ons hoofd vallen. Het enige wat soms blijft hangen is een gevoel, een sfeer. 'Hè, wat jammer', zuchten we dan, 'het was zo'n mooie droom'.

    Spiritueel ingestelde mensen hoor je nog wel eens zeggen: 's nachts verlaten wij ons lichaam en bezoeken we andere plaatsten. Of: astraal reizen doen we allemaal. Het is een van die New Age generalisaties waar geen enkel bewijs voor is en wat wordt tegengesproken door de aard van het overgrote deel van onze dromen, èn door de aard van astraal reizen. Mensen die vanaf hun geboorte blind zijn dromen in geuren en tactiele impressies, maar als ze uittreden of een BDE hebben zien ze zoals wij. Er is dus wel degelijk verschil. Wat niet wil zeggen dat er geen buitengewone dromen zijn, dromen met een mogelijk paranormale inhoud, zoals voorspellende dromen, vliegdromen, dromen waarin overledenen ons bezoeken, dromen ove