DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]....

44
DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede. TWEEDE UITGAVE. -----4)000.,..0--- LEIDEN A. H. ADRIANI 1912.

Transcript of DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]....

Page 1: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede

DOOR

G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN.

Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

TWEEDE UITGAVE.

-----4)000.,..0---

LEIDEN

A. H. ADRIANI 1912.

Page 2: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.
Page 3: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

DE LOGICA.

Page 4: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.
Page 5: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede

DOOR

G. ]. P. ]. BOLLJAND, HOOGLEERAAR TE LEIDEN.

Geene zuiverheid van kennis zonder zuiverheid van rede.

TWEEDE UITGAVE.

LEIDEN

A. H. ADRIANI 1912.

Page 6: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.
Page 7: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

I Hoe is de waarheid te denken? De wáárheid! De rede zij zuivere rede; ze zij de ware rede, en beredeneere de zuivere waarheid, niets dan de waarheid, de waarheId zelve. Hoe echter is die te dénken? "\Vant de zuivere rede leert hare waarheid niet voelen, gewaarworden of waarnemen: ze laat die vernemen, of leert ze bedenken en beredeneeren, zeggende, dat de berede­neerde waarheid als de denkbare waarheid de ware denkbaar­heid, de denkbaarheid zelve, is. De waarheid is te denken als denkbaarheid. Deze zelfonderschèiding en hare vereenzelviging in de rede spreekt voor zichzelve: het in het antwoord gestelde onderscheid is zoo gering, dat. het schier géén onderscheid en de vereenzelviging daarin van het verschil geene aanleiding tot geschil kan heeten; niettemin of juist hierom is de tegen­werping denkbaar, dat het antwoord weinig zegt, eigenlijk zelfs niets zegt. Want inderdaad wordt geantwoord met 'denkbaar­heid' zonder meer, denkbaarheid op zichzelve, afgezonderde, afgetrokkene en op zichzelve gestelde denkbaarheid, die geene volledige begrijpelijkheid of begrijpelijke volledigheid, geene be­vrédigende volledigheid is. Maar deze kan eerst aan het einde der gedachtenwisseling doordacht en bedacht zijn, en de rede heeft vrede met het onbevredigende der onmiddellijke of aan­vankelijke en voorloopige afgetrokkenheid, bedenkende of be­grijpende, dat alleen de beredeneerde volledigheid het volledige en bevredigende antwoord zijn kan op de vraag. Alzoo: de waar­heid is te denken als denkbaarheid; de leer van dè waarheid is als zuivere denk leer eene leer van zuivere denkbaarheid. Eh de denkbaarheid is als bespreekbaarheid en zeggelijkheid noem­baarheid. Noemen is namen geven aan denkbaarheden, en als bespreekbare of zeggelijke denkbaarheid is de waarheid van het begin tot het einde noembaarheid.

Page 8: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

6

Maar hoe noemt nu om te beginnen de rede de denkbaarheid van, , , haar begin, van hét begin, het begin zelf, het ware begin? Het ware begin is als het begin van het ware het onontwikkelde ware, het ware onontwikkelde, het onontwikkelde volledige, het volledig onontwikkelde, en dit als onmiddelliJke onbepaaldheid, die als bepaalbaarhez'd te bepalen is; in den beginne en van den beginne weerspreekt zich de rede in hare gedachtenwisseling, of gedachtenverwisseling, en reeds het begin, of juist het begin, is aanhoudende onhoudbaarheid, Het begin is, , , , niet; het ziJn van het begin is als het zijn van niets nog m'et ziJn, evenals aan het begin het niet zijn blijkt te zijn, Wat aan het zijn, of aangaande het zijn, is te denken, is eveneens niet zijn; het zijn zelf is niets, en aan het zijn denkt de rede het andere, dat niet zijn is, Het niet zijn van het begin ligt in de rede, of wordt van den beginne en om te beginnen door de rede medegebracht; het is het niet zijn van de rede zelve, Aan het begin en om te beginnen spreekt de verhouding van zijn en niet zijn voor zichzelve, en dit beteekent, dat van zelf de overgang moet gelden, Aan het begin en in het begin," van den beginne en om te beginnen, dat is in alle eeuwigheid, gaan zijn en niet zijn samen, en denkt de rede zijn voor niet zijn of niet zijn voor zijn, dan denkt zij onmiddellijk beider overgang, dat is worden, niet zijn en niet niet zijn en zoo een worden, dat niet is te staven of weg te rederteeren, Het zuivere zijn is als het zijn zonder meer het zijn van niets; het zijn van het begin is nog niet zijn, en het begin van het zijn is worden, Is nu uit zijn en niet zijn worden af te leiden? Het vereem'ge1Jde denken gaat ziJne stellt'ngen en tegenstellt'ngen te butÏen, om zijne denkbaarheden als begrijpe­lijkheden te vermenigvuldigen, En is de denkbaarheid van het worden eene tijdelijkheid? De redeleer is de leer van de zuivere denkbaarheid aller werkelijkheid, en brengt van zelve bij wijze van voorbereiding de tijdelijkheid mede van het gebeuren, die ze niet bespreekt en niet bedoelt; in alle denkbaarheid van de rede is de natuurlijke tijdsorde begrijpelijkerwijze mede te denken, maar de geldz'ghet'd van de denkbaarhez'd z's m'et hare gebeurlijkheid, En zoo vindt dan de rede aan haar begin, aan

Page 9: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

7

hét begin, als eenvoudige geldigheid he~ worden, worden van zijn- en worden van niet zijn, ontstaan en vergaan,

Il, Gesteld worden is opgeheven worden, En ontstaan en ver­gaan komen tot staan aan het bestaan, dat als een zijn van tweeden aanleg bereids bePááld ziJn heeft te heeten; zulk be­paald zijn laat zich ook áánzijn noemen, Geworden zijn is be­staan of aanzijn, Aanzijn is z'ets zijn, dat in zijne onbepaaldheid zooveel is als niets zijn; het niets van iets echter is een betrék­kelijk niets, en eigenlijk iets anders, Van iets vinden wij niets in iets anders, waarin iets verloochend - en voorondersteld is; het niets van iets is niet niets zonder meer, maar iets anders, Iets en iets anders verhouden zich gelijk de gesteldhez'd en hare verkeerdhez'd, en blijken onafscheidelijk aan de m'etighez'd, die niet zijn van aanzijn is, dat is aan de grens, De grens is geene eenheid van bestaanbaarheid, en zoo dan niet vast te stellen, De grens is de nietigheid tusschen iets en iets anders, de noem­baarheid, waaraan iets en iets anders uiteen- en ineengaan ; aan de grens gaat iets in iets anders over, Aanzijn is als be­paald zijn het zijn, dat overgaat in iets anders, Zoo moet iets anders worden; aan de grens blijkt iets met iets anders een te zijn, of te veranderen, en hierin is begrepen of te begrijpen, dat aan de grens bepaald, begrensd of eindig zijn aan zijn ez'nde komt, Aanzijn is veranderend zijn, en het zijn, dat verandert, is het zijn der ez'ndigheid, die opgaat in onez'ndz'gheid, Het an­ders worden, het veranderen en eindigen gaat zonder einde vÇlort, en dat is de ez'ndeloosheid, of slechte oneindigheid, van de verandering, die zich aan de nietigheid, aan de verkeerde oneindigheid, van de grens openbaart, De ware oneindz'gheid is de noembaarheid van het eene, dat in iets anders tot zichzelf komt, of voor zichzelf is; zoo is de ware oneindigheid niet op zichzelf of voor iets anders maar voor zz'ch zijn, Voor zich zijn is niet onbepaald zijn, en het is niet (door iets anders) bepaald zijn; iets zijn en iets anders zijn blijken één zijn in een voor zich zijn van het door zz'chzelf bepaald zY'n.

Door zichzelf bepaald of oneindig zijn is één zijn, Maar niet

Page 10: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

8

een zijn zonder meer, Het is méér dan een zijn, en zoo dan véél zijn, veel aanéén zijn, veeleenig zijn, waarin elk eindig zijn een einde neemt, zoowel als een begin, Het oneindige zijn is het veeleenige zijn, en de oneindige eenheza de eenheid, die niet ledig, maar vollédig is; de oneindige eenheid is vollédige oneindighez'd, en de volledige eenheid het oneindige zelf, Het ware is het volledige, En het andere daarvan is de verkeerde onez'ndz'gheid, de afgetrokkene nz'etigheiti waaraan de eenheid zich verveelt, om tot eene even afgetrokkene veelhez'd te komen, Het afgetrokkene is als het op zichzelf gestelde niet het ware en standhoudende; eindeloos verkeert zich het oneindige tot het nietige, dat geen stand houdt, of tot bestaan komt, dat als zoo­danig naam mag hebben; de veelheid van de nietigheid, de nietigheid van de veelheid, is in de oneindigheid van de veel­eenz'ghez'd voorondersteld, verkeerd en opgeheven, Zoo is de een­heid zelve het bestaan te buiten; de eenheid is geene eenheid van aanzijn, En eenheden als punten of eenheden als natuur­lijke eenheden genaamd 'atomen' bestaan óók niet; in de on­eindigheid van de veeleenigheid, in de veeleenigheid van de oneindigheid kan een op zichzelf gesteld zijn of afgetrokken bestaan niet gelden, Het stel- of denkbaar en onontwikkeld zijn, de potentialitez't, is nog niet het ware, maar de gesteldheid of begrensde zakelijkheid, de realz'tez't, even weinig; het aanzijn is nog niet het wáre zijn, want de waarheid en het ware gaan alle gesteldheid, zakelijkheid en realiteit tebuiten, De waarheid is niet 'voorhanden', en het wáre is niet 'voorhanden'; de waar­heid en het ware zijn geene realiteit maar z'dealz'tez't, denkbare en begrijpelijke eenheid, waarin het vele tot geen aanzijn komt, dat niet vooruit verkéérd is en ópgeheven, Zoo is de ware noembaarheid de noembaarheid van de veeleenigheid, waarin iets en iets anders zich laten noemen en vertellen, of tellen en berekenen, zonder dat zij bestaan; zoo is de denkleer in hare idealiteit het aanzijn te boven, en de waarheid zelfs of juist van de wiskunde de waarheid der onbestaanbaarheid,

IIl. De noembaarheid is eigenlijk veeleenigheid, en de veel-

Page 11: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

9

eenigheid is eigenlijk telbaarheza; de noembaarheid van iets en iets anders is eenheid, die zich herhaalt, en zoo is de noem­baarheid telbaarheid, dat is de ánders geworden of anders gebléken, veranderde en verkéérde noembaarheid. De telbaar­heid is verkeerde noembaarheid. Noemen moest het verschillende vereenigen, telbaarheid is noembaarheid van verschillende een­heid, en het tellen is noemen van eenheden, verschillende eenheden, - die niet verschillen. \Vat zijn onbenoemde getallen? Noembaarheden van het onnoem- en onbestaanbare. Is tellen uiteendenken of ineendenken, verveling en verveelvuldiging van eenheid of vereeniging en vereenvoudiging van veelheid? Gaat de oneindige eenheid zich aan de nietige eenheden tebuiten, of blijft ze die inhouden en omsluiten? En sluiten wij zelve nu elkander uit of in? De eenzijdigheid is nog niet het ware, in redelijkheid zal men geven en nemen, en het antwoord luidt al naar men de zaak neemt of niet neemt.

Tellen doen wij verschillende eenheid, veel eenheid, veel­eenigheid. In alle veelheid van eenheid of eenheid van veelheid echter bepaalt of stelt en telt het veeleenige zichzelf; het

bepaalt, begrenst en vergrenst zichzelf tot de veeleenigheid van het getal. Zoo is het getal veeleenigheid in gestelde bepaald­heid. De veeleenigheid van het getal is veelheid of aantal van eenheid en nietigheid 'der grens, die hier als grens of limite van tweeden aanleg, als telgrens of getalgrens is te noemen; zoo is zij aan het grondgetal het ranggetal, de eenheid van de telbaarheid, waarin de veelheid voorondersteld is en opge­heven. En eigenlijk gezegd is de telgrens of getalgrens als het niets of andere van het getal, als het verkeerde of opgehevene getal, als de getal vooronderstellende en medebrengende maar ook weer opheffende eenheid de berekenbaarheidsgrens, waaraan het getal vergaat of heengaat en opgaat, tot volledige vereemgz'ng, tot vereenigende volledzgheid. Want het getal in alles maakt niet het getal tót alles; in de nietigheid van het ranggetal schuilt het telbaarheid vooronderstellende en opheffende, het onberekenbare oneindige.

Page 12: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

10

IV. Getallenvereeniging loopt uit op zelfveroneindiging van het denken in tweeden aanleg. En de getallen gaan op, om voorondersteld te blijven; dewijl ze niet bestaan, kunnen ze eigenlijk niet vergaan, en blijven ze zich in alle oneindigheid als verschillende eenheid verhouden. In de telbaarheid en berekenbaarheid loopt alles uit op verhouding; het onbereken­bare oneindige zelf is eenheid van hetgeen zich als oneindig veel of oneindig groot en oneindig weinig of oneindig klein moet verhouden. Der getallen verhouding, quantorum ratio, is aan de telbaarheid de eigenlijke uitkomst; dat komt uit in de zelfverkeering van het onberekenbaar blijvende oneindige tot eindeloos veranderlijke berekenbaarheid van gestelde of bepaalde verhouding, die niet getal is zonder meer. De rechtstreeks stelbare en gestelde getalverhouding is de rechte reden, die niet zonder bepaalde berekenbaarheid en niet zonder onberekenbare einde­loosheid is. too is de rechte reden niet zonder onbestaanbaarheid. Is de verhouding van twee en zes drie of een derde? Geen getal en geen breuk, - geene rechte noembaarheid ! Ook omvat de rechte reden hare zijden niet; het alles inhoudende en volledige oneindige is zij allerminst. De rechte reden is niet alles; het 'rechte' brengt hier het 'verkeerde' mede. De rechte reden, die .geene verkeerde of omgekeerde reden heeten mag, is toch of juist de verkeerdheid eener gesteldheid, die verkeering of omkeering vordert.

De uitkomst, het voortbrengsel of product van de verkeerde of omgekeerde reden' omvat eigene factoren, en is inzooverre 'gelijk aan' het volledige oneindige zelf. Maar de omgekeerde verhouding is geen omvattend gegeven; zij is geene volledige gesteldheid, veel minder de oneindige houdbaarheid, - en de stelligheid van de getalverhouding zelve is er bereids aan op­geheven. De rechte reden is niet alles, en de omgekeerde reden is niet alles; geen van beiden is het omvattende, waarin al het andere heeft op te gaan. Wat echter is nu aan de getalver­houding en hare verkeerdheid de ware uitkomst? Waaraan zijn getal en verhouding zoo voorondersteld en vereenigd, dat aan zijne berekenbare bepaaldheid of eindigheid het onberekenbare

Page 13: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

11

oneindige uitkomt? Het oneindige als het omvattende, waarin allereerst de rechte en de omgekeerde reden voorondersteld zijn? De telbare veeleenigheid gaat zich te buiten aan eene verhou­ding van veeleenigheid, waarin de zelfopheffing der vooronder­stelde veeleenigheid zelfverheffing tot ruimere macht blijkt; zoo doende bepaalt zich de veeleenigheid tot machtsverhefFng. De rechte en de omgekeerde reden zijn voorondersteld en opgeheven in de machtsverheffing, waarin bepaalde en blijvende getallen zich bepaald en blijvend verhouden op de wijze van de zelfver­keering des getals tot ruimere veeleenigheid. Hierin zijn het relatief positieve en het absoluut negatieve één; zelfs of juist de nega­tieve veeleenigheid komt als 'wortel' van zulke zelfverkeering tot positieve en stellige macht. In de machtsverheffing is be­grepen, of te begrijpen, dat ook of juist de volstrekte onbestaan­baarheid zich tot betrekkelijke bestaanbaarheid te buiten gaat. De gestelde uitkomst, het positieve gegeven wortelt in het on­stelbare, het absoluut negatieve; dat is de eigenlijke zifnswifze.

v. De verhouding van wortel en macht 'heeft' hare bereken­baarheid als ezgenáárdzghez·d; als berekenbare zelfverheffing is zij berekenbare eigenaardigheid. Eigenlijk had al de télbaarheid hare eigenaardigheid, hare hoedanigheid, en die hoedanigheid, eene hoedanigheid van de hoeveelheid, of qualiteit van de quantiteit, was onverschilligheid van het verschillende. Want het verschil van eenheden is een verschil, dat geen verschil is. Ook laten veeleenigheden zonder bijkomstigheden, onbenoemde getallen, zich denken en niet denken, en verraden de 'eigen­schappen' der getallen, alsmede de 'meetbaarheid' of 'onmeet­baarheid' dier getallen, de afgetrokkenheid of onvolledigheid en betrekkelijke onwaarheid van zuivere rekenkunst; álles is betrekkelijk, zelfs of juist de zuiverheid van de zuivere rede zelve, die bij uitnemendheid gezuiverde onzuiverheid is. De volledigheid is de berekenbaarheid inhoudende onberekenbaar­heid, en hier als zoodanig te qualificeeren ; de berekenbaarheid stelt zich aan onberekende noembaarheid. Daarmede is gezegd, dat quantz"tez"t en qualz"tet"t een zijn in beider modalz"te#; de wy·ze

Page 14: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

12

van zijn is eigenlijk gezegd, eigenlijk is de zijnswlj'ze, eenheid van telbaarheid en noembaarheid,

Als eenheid van noemen en tellen is het denken meten, En zijne stelbaarheid is inzooverre meetbaarheid, die tot gesteld­heid komt aan de maat; de gesteldheid is eigenlijk gesteld met mate, zij hééft hare maat, en zij z's maat, De afgemetene gesteld­heid is modus, die (de ware cz'ndighez'd' heeft te heeten, De modus echter of maat heeft weer hare grens, waaraan de zijns­wijze zich opheft, en deze grens, de benoemde telgrens, de meetgrens of maatgrens, het niets van de maat, de andere maat, de niet meer gestelde maar verkeerde of opgehevene maat, heet graad, 'Vat ontstaat en vergaat bleek modus, en vergaan doet deze weer in zijnen graad, Aan den graad ver­keert zich de zijnswijze, om zich tot 'moménf, tot vluchtigheid, te maken; gradueel vergaat de vooronderstelde modus, om zich te verkeeren in het mate/ooze, Zoo blijkt hier de eindeloosheid van de maatverkeering, dat is vooreerst de wéderkeer van maat en graad, en voorts de zelfopheffing van den modus in de volledigheid van het ongemetene; als maten zijn de modi betrekkelijkheden van het zichzelf tot meetbaarheid verkeerende onmeetbare, dat zijne nietigheden weer vernietigt. Eigenlijke uitkomst is hier weer de zelfveroneindiging in derden aanleg, oneindigheid van der maten verhouding in het onmeetbare onez'ndz'ge, waarin het zijn niet meer dan schlj'n is, De afge­metene zijnswijze houdt geen stand; elk zijn, hét zijn, verkeert zich, Het zijn is niet, en blijkt schijn; dat is het wezen van het zijn,

VI. Zijn is niet zijn, maar overgaan en opgaan; het bestaan is onbestaanbaar, en gaat over in het wezen, Zelfverkeerz'ng

en zelfopheJJing is aan het zijn het wezen, Zijn zonder meer is niet meer dan schijn; de schijn moet in het wezen aan het licht komen, want bestendz'ge onbestendz'ghez'd is het wezen van het zijn, Geen zijn zonder schijn, En geen schijn zonder wezen, en zoo is het vluchtige zijn de eindelooze schijn van het on­

eindige wezen, De schijn van het zijn, het zijn van den schijn, behoort tot het wezen; de eindeloosheid van den schijn is de

Page 15: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

13

schijn van het oneindige wezen zelf, - een wezenlijke schijn. En het wezen zelf is de verkeerde onmiddellijkhezd zelve; de onontwikkeldheid van onmiddellijkheid en begin blijkt zich in het wezen verkeerd weer te vinden. Want de eenheid van het wezen, de wezenlijke eenheid, blijkt onmiddellijk verkeerde, verkeerd of omgekeerd onmiddellijke, gesteldheid; het wezen is blijvend ongesteld. En als een zich verkeerende schijn moet zich het zijn in zijn bestendig wezen sPiegelen; in het wezen is ál1es spiegeling, - wezenlijke schijn van het schijnende en wéér schijnende wezen. Wat is het wezen van het wezen? Dat het in schijn voorhanden is; het wezen spiegelt zich in schijn, in eigen schijn. Het wezen zelf is de verkeerde schijn. Het doet niets dan schijnen; het schijnt te zijn. En zoo is het geloof aan het wezen de verkeerdheid, waarin het niet zijnde het zijnde heet.

In het wezen komt het zijn tot eenheid, doordat het in zijn wezen ópgaat, of eraan te grónde gaat; de wezenlijke eenheid heeft hare uitkomende maar schiJnbare verscheidenheid, die als zoodanig niet standhoudt, maar zich verkeert. En wederkeert! Zoo is het eene wezen de wezenlijke eenheid van het schijn­baar en toch stelbaar of stellz"g verschillende; in het wezen is alles met zichzelf in strijd. Aanzijn heeft het wezen niet op zichzelf, maar het komt tot aanzijn in het verschillende, - om het te verkeeren en op te heffen; het wezen is het volstrekt en blijvend ongestelde in den betrekkelijk stelbaren of gestelden schijn. Zoo laat of zal zich het wezen zoeken, maar niet vinden, want het is de onbestaanbaarheid zelve; in het wezen, in zijn wezen, is het verschillende een, dat is gelfjk, en het gelijke oneenig, verschillend, of ongelijk. De eenheid van het verschil­lende is de gelijkheid, het verschil der eenheid de ongelijkheid. De eenheid van het wezen ontgeeft zich aan het tegendeel van de veelheid, die als verschijnsel verscheidenheid toont; de veel­heid en de verscheidenheid echter zijn wezenlijk hetzelfde, dat verschillend verschY·nt. Wie veelheid en verscheidenheid denkt, denkt hetzelfde verschillend. Het eene wezen moet als het vele verschijnen. .. aan zichzelf, waarom het voor zichzelf eene

Page 16: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

14

halfheid is; de gedachte aan het wezen is de gedachte aan eene halfheid, waarin het denken heen is over de argeloosheid van noemen, tellen en meten zonder meer, maar nog zonder begrip zichzelf in iets anders zoekt. En dit andere is in den grond het wezen, waarin de schijn vergaat, die er als ver­schijnsel uit ontstaat, om zoo doende van zijn wezen te ver­schillen, doordat het verschilt van het andere, dat hetzelfde is ; in zijn wezen, in hét wezen, is het verschijnsel verschillende eenheid, en het spiegelt zich daarom als het ongescheidene onder­scheidene. Zoo spiegelt zich de wezenlijke eenheid in het ver­

schillende.

VII. De eenheid van het wezen of wezenlijke eenheid heet z·dentiteit. En de identiteit is het blijvende aan de verkeerdheid van de differentie. Wezenlijke eenheid is niet eenheid zonder meer, en de identiteit is niet alles, maar 'moment', dat is de blijvende vluchtigheid of bestendige beweeglijkheid, die door zelfverkeering de volledigheid van het ruimere bewerkt en be­stendigt; zoo schuilt wezenlijke eenheid in onderschez'd en ver­scheidenhez'd, om daaraan uit te komen als vereenz',gz·ng. Iden­titeit op zichzelve houdt geen stand; de identiteit is identiteit van het differente, gelijk de differentie differentie is van het identieke. De identiteit is de eenheid, waarin het verschillende een, de differentie het onderscheid, waarin het eene verschillend blijkt; het wezenlijke onderscheid is de verkeerdheid van het wezen, dat zich door afzondering, verkeering en omkeering aan zijn tegendeel spiegelt. Zoo is ook of juist de ontwikkelde tegenspraak of stellige ontkenning in het wezen stellende ont­kenning of tegenstellz'ng; in tegenspraak 'schuilt' tegenstelling, en het neen zeggen houdt onontwikkeld eene vérgelijking in van het tegengesprokene met het omgekeerde. Tegenspraak is verkeering van stelligheid of gesteldheid. En het gevolg is het omgekeerde; komt aan het weersprokene voor den dag wat in de tegenspraak

schuilt, dan brengt de tegenstelling de keer- of ommezijde. Wat zich laat stellen, laat zich ontwikkelen tot zijn tegendeel, en elke gesteldheid is het tegendeel van haar tegendeel, hoewel of omdat

Page 17: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

15

zich in het wezen alles onderscheidt, om zich bij wijze van tegen­stelling te vereenigen, In den grond - en aan de oppervlakte - is het wezen een wezen van zelfweerstreving en zelfweersprekz'ng, en zonder tegenstelling verschijnt er niets, Maar alle afzondering en tegenstelling strekt tot vereeniging van hetgeen in het wezen een is, want het wezen is grond van oppervlakkigheden, die het blijft inhouden, gelijk zij in datzelfde wezen, in hétzelfde wezen, gegrond zijn,

Ook de grondstellingen des verstands zijn afzonderingen, waarbij in het wezen verzámeld wordt; het verstand is kennis des onderscheids, maar in zijn wezen moet zich het verschil­lende vereenigen, Zoo noemt inderdaad de grondstelling der eenzelvzghez'd ()JA is A") het verschillende hetzelfde, evenals het beginsel van tegenspraak ()lA is niet niet-A") te bedenken geeft, dat in het ongelijk zijn het ongelijke gelijk blijft, terwijl de 'denkwet' van uz'tsluz'tz'ng ()lA is of A of niet A") het verschillende laat ineenvallen aan de onwillekeurige bekentenis, dat iets iets anders kan zijn, Hiermede is gezegd, dat de denkwetten des verstands in het wezen onmiddellijke of onbegrepene en voor­loopige geldig heden zijn, die als doordachtheden betrekkelijk zijn weggedacht, Want dóórdenken is vèr denken, en doordènken is verdènken; in de leer van de waarheid wordt al het andere weggeredeneerd, Eigenlijk zijn de grondstellingen des verstands dan ook geene 'denkwetten', geene gesteldheden, die in redelijk­heid als gezaghebbende voorschriften van elders worden geëer­biedigd, maar bepalingen van het denken zelf, dat zich daarin

r

eenzijdigerwijze tot uitsluiting bepaalt, zonder zich aan die be-paling te houden; het verstandige denken tracht stellend, tegen­stellend en vereenigend af te zonderen, maar het volledzge denken denkt verstandig uiteen, om in redeli.fkhez'd te vereemgen, Het denken, dat 'denkwetten' onvoorwaardelijk laat gelden, of eerbiedigt, vereert zijne eigene onvermijdelijke onhoudbaarheden ; de uitsluitende 'denkwetten' zijn begrijpelijke gedachten, die op zichzelve niet houdbaar zijn, en de werkely'ke denkwy'ze gaat

zulke bepaaldheden te buiten, De uitsluiting is niet te denken zonder de insluiting, de afscheiding niet zonder de toetreding;

Page 18: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

16

afzondering zonder samenkomst blijkt in het wezen niet geldig. Het wezen zelf is een wezen van afzondering tot samenhang; dat is het wezen in den grond, of op de wijze van den grond. De grond is in het wezen, het wezen is in den grond, of áls grond, de eenheid, waarvan het uitvloeisel zich onderscheidt, om ermede sámen te hangen, en het wezen van het wezen de zelf verdubbeling, waarbij het in den grond tot tegenstelling komt aan zijne éénheid.

VIII. In de wezenlijke eenheid is het verschillende een. En ook de drie uiteenhoudende grondstellingen des verstands blijken in haar wezen, in hét wezen, te vereenigen ; wezenlijke een­heid denkende denken wij in den grond het verschillende, waarmede het verschillende een blijft. Zoo is de wezenlijke denkwijze, het denken van het wezen in den grónd, het den­ken van het wezen áls den grond, welks eenheid zich onder­scheiden moet, om al verschillende een te blijven; het gevolg is zoo het uitvloeisel, dat met zijnen grond het wezen, beider wezen, gemeen heeft. Waar, laat zich zeggen, ligt de grond, waar staat of bestaat hij en houdt hij stand? In het wezen ver­keert zich de grond in iets anders, in het andere, in het uit­vloeisel. Maar juist zoo vordert gesteld zijn afleiding uit, en herleiding tot, wezenlijken grond. Wat weliswaar wordt ooit met een gegeven grond verklaard? Is ooit eene gegevene reden de wezenlijke reden? Waar of wanneer laat de wezenlijke reden zich als zoodanig stellen en vasthouden? Het verklaren op zich­zelf heeft geene waarheid, - en het bewijzen op zichzelf heeft geene waarheid; bewy'zen en verklaren verhouden zich als at­lezazng en herlezaing, die zich in den grond aan elkander spiegelen, om over en weer het andere te zijn. Want in den grond spiegelt zich alles, en de grond zelf is de wezenlijke eenheid, die zich aan zijn tegendeel spiegelt.

Inwendzge grond, aanleg, omstandzgheden, aanlezaz'ngen, ont­staans- en bestaansvoorwaarden, uz'twendzge redenen, die niet innerlijke of wezenlijke redenen zijn, positieve en negatieve redenen, redenen voor en tegen en vooronderstellende redenen

Page 19: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

17

alsmede over en weer zich sPiegelende redenen openbaren van grond en reden tezamen de zelfverkeering en zelfopheffing. Aan den inwendigen grond of aanleg heeft het gegeven slechts zijne eigene onontwikkeldheid, en aan den uitwendig en grond, of uitwendige gronden, heeft het gééne gronden, maar bijkomstig­heden; ook de kengronden zijn geene wezenlijke maar verkeerde gronden, gelijk dan ook de waarheid niet op grond van iets anders kenbaar wordt. Aan den kengrond spiegelt zich het zich verkeerende gevolg in het wezen als eene reden, gelijk de grond zich omkeert tot een gevolg of uitvloeisel; eigenlijk is alles grond, en hééft alles zijn grond, evenals alles gevolg is en zijn gevolg hééft. In den grond of aan den grond stelt, onderscheidt en vereenigt zich alles, zonder dat in den grond de grond zelf stand houdt; den grond denken namelijk is nog niet alles denken. In het wezen is de grond, het wezen is in den grond en als de grond, het onverhelderde, niet het opgehelderde, ware; de wezenlijke grond is de donkere grond. Voor de waar­heid heeft men in den grond aan den grond niets, en de grond zelf is als gegeven grond een grond, die geen grond meer is; het is niet wijs, door opsporing van gronden de waarheid te willen doorgronden. Het wezen is in den grond, de grond is in het wezen, met zichzelf in strijd en heft zich op; zoo doende stelt ~èt wezen in den grond het verschillende, waarin het zich verbergt. Het wezen verschijnt, maar het gaat schuil in dat­gene, waaraan het uitkomt. De gesteldheid van het wezen, de gesteldheid áán het wezen, is het verschijnsel, en het verschijnsel is in zijn wezen - het wezen zelf. Het heeft zijne wezenlijke eenheid aan het eene wezen, gelijk de eenheid van het wezen eigen inhoud heeft aan de verscheidenheid van het verschijnsel. Het verschijnsel is het uitvloeisel, waaraan de grond uitkomt als het opgehevene, dat met het gestelde eenzelfden inhoud vormt.

IX. Het wezen komt uit in bepaaldheid van vorm; de vorm is het verschijnsel in gestelde bepaaldheid, en zoo is het be­paalde verschijnsel verschijnende gevormdheid. Het wezenlijke aan den vorm heet de stof De stof is de onbepaalde maar

Page 20: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

18

bepaalbare wezenlijkheid aan de bepaalde gesteldheid van den verschijnenden vorm; geen stof zonder vorm, en geen vorm zonder stof. Stof op zichzei ve is nooit getast, geproefd of ge­roken; even weinig wordt vorm op zichzelven gezien of gehoord, en dit wil weder zeggen, dat stof en vorm zich aan elkander spiegelen. De stof is vorm (van denkbaarheid) des wezens, de stof is denkvorm, en de denkvorm is als wezenlijke inhoud van het denken stóf voor het denken; aan de denkvormen heeft het denken zijne eigene stof, die zelfs de zuivere en ware stof, de stof der wáárheid is. Stof en vorm vooronderstellen elkander in verhouding van wezenlijke bestendigheid en verschijnende ver­gankelijkheid; wezenlijkheid van stoffelijk zijn en vergankelijkheid van vormelijk aanzijn blijken ongescheiden onderscheiden. Stof­felijk zijn is wezenlijk zijn van vormelijk aanzijn; de onstoffe­lijke vorm of gedaante, de wezenlooze verschiJning, komt niet voor. \Vat voorkomt of uitkomt en verschijnt, het wezenlijke verschiJnsel, is vorm vol inhoud, gevormde stof. - Bestáát er nu stof? Het wezen verschijnt en de stof blijkt verschijnsel, zoodat zij voorkomt als bestendige vergankelijkheid, de vergan­kelijke bestendigheid van het dz·ng. Stof en vorm zijn twee in eenen, en dat eene is het ding.

Al het voorkomende en uitkomende is ding. Want het ding is de wezenlijke eenheid van verschijnende verscheidenheid. Maar daarom is het eigenlijk niet te vinden; op zichzelf komt het niet voor. Het wezenlijke ding is niets zonder iets anders, zonder het andere, zonder het verschijnende onding; het is behept met de verscheidenheid, waarin zijne eenheid zich spiegelt,· om er zich verkeerd in te stellen. De spiegeling van het ding, een wezenlijk onding, is eene spiegeling van ding en onding, waarin de wezenlijke eenheid van verscheidenheid met zichzelve in strijd is; zoo spiegelt zich het ding aan zijne ezgenschap. En laat zich het ding noemen, als het wézenlijke noemen, het laat zich al spiegelende niet vaststellen; het ding houdt geen stand, zelfs niet, of juist niet, als verschijnsel. Het ding kan niet als wezenlijkheid 'voorhánden' zijn; het wezen­lijke ding is het geheel, dat niet 'voorkomt'. Het ding op zich-

Page 21: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

19

zelf is als het ding zonder meer een ding van niets. En het ding, dat voor- en uitkomt, of verschijnt, het ding als verschijnsel, heeft de eigenschap der vergankelijkheid; het is als vergankelijk­heid aan het alles omvattende onvergankelijke eigen. Het wezen­

lijke ding is als eenheid van het andere het niet verschijnende onding, en het verschijnende onding als het schijnbare ding de wezenlijke onhoudbaarheid, die zich in de wezenlijke een­heid aller verscheidenheid verkeert en oplost; het ding en de

eigenschap gaan op in het beiden omvattende, dat is in hun geheel, of liever het wezenlijke ding, de eenheid der gezamen­lijke eigenschappen, is geen ding, maar het geheele wezen of wezenlijke geheel zelf.

x. 'Yie in den gang van zuivere rede het ding voorbij is, is bij het onding, aleer hij tot het begrip komt; zoo is het wezenlijke geheel een wezenlijk onding. Het wezen als geheel, of het wezen des geheels, is het wezen des heelals, dat niet 'voorkomt'; het wezenlijke geheel is niet het verschijnende geheel, en niet gegeven. Gegeven is het andere, het ver­schijnende deel, dat zich in zijn geheel spiegelt, en zoo weer wezenlijk verdeeld of betrekkelijk geheel is. De wezenlijkheid van het geheel spiegelt zich in het verschijnsel van het deel,

en omgekeerd vooronderstelt de stelligheid of gesteldheid van het deel de verkeerdheid van het geheel in zijn wezen; geheel en deel vooronderstellen elkander. Al wat voorkomt is be­trekkelijk geheel en deel; als denkbaarheid is het geheel een deel van zichzelf, en het deel is in zijn geheel denkbaar als een geheel. Zoo is het geheel gelijk en ongelijk aan de deelen, en de deelen gelijk en ongelijk aan het geheel; zoo komt verdeeldheid zonder meer niet voor, en laten de deelen zich niet eens voor al vergeheelen. Ze verschijnen en verdwijnen betrekkelijk. Het geheel verdeelt zich blijvend; het maakt zijne

verdeeldheid blijvend ongedaan, en de deelen zijn geen blijvende neerslag, maar als verschijnende deelen gedeeltelijke verschijn­

selen van het geheele wezen, dat als het wezenlijke geheel

zich bestendig in wisselende verschijnselen uit. Aan het ver-

Page 22: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

20

deelde verschijnsel komt uit, hoe het geheele wezen zich uz'!en moet.

Uiten moet zich het wezenlijke geheel als kráchtig geheel, als een geheel van kracht; het wezen, dat zich uit of indruk maakt, toont zijne kracht en zijn vermogen. Zoo is het ver­schijnsel uiNng van vermogen of kracht. De kracht of het vermogen is wezenlijke en innerlijke of inwendige eenheid, die uitwendige verscheidenheid medebrengt, wier eenheid op zichzelve dus niet uitkomt en niet voorkomt, zoodat reeds de vermogens en krachten zelve véle zijn; krachtig en vermogend zijn is wezenlijk een zijn van wat niet is maar zich verkeert, en wel in verscheidenheid van uiting, die ook weer een blijkt, of een blijft, in haar wezen. Het wezen van de kracht, de kracht van het wezen, is wezen of kracht van zelfverkeering, die dan niet 'achter' het verschijnsel schuilt, maar aan het verschijnsel zelf is te herkennen en te erkennen. De kracht uz'! zich, maar zij uit zichzelve, en niets dan zichzelve; zoo gaat het wezen even goed in het verschijnsel als het verschijnsel in het wezen op, en blijkt de spiegeling van wezen en verschijnsel als eene spiegeling van kracht en uiting de zelfspiegeling van wettig te denken eenheid, van in- en uitwendig geldende eenheid. Die geldende eenheid, die eene geldigheid nu, is de geldigheid van de wezenlijke eenheid der wet; het verschijnsel als uiting van kracht en het wezen als kracht van uiting ineengedacht zijn blijvend een in beider wet. Zoo is de wet aan kracht en uiting de wezenlijke eenheid van beider verhouding.

XI. Het wezen is eenheid van verscheidenheid. En aan de kracht van dat wezen denkt men verkeerz·ng van eenzelvigheid, gelijk men aan de wet komt tot oPheffz"ng van verscheidenhez"d; de wettelijkheid of wettigheid van het wezen is de bestendiging van wezenlijke eenheid. Zoo is de wet een bestendig. .. geval van de zich verkeerende eenheid des wezens; zoo blijft de wet zichzelve gelijk, terwijl het andere, hier het geval, bestendig wisselt. Want ieder geval is een ander geval. De wet is het bestendige wezen van het zich verkeerende geval, het geval,

Page 23: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

21

dat zich in de wet aan eigene onveranderlijkheid spiegelt, gelijk de wet zich verkeert als een geval, en tót geval. Want de stelbaarheid van de wet is een gevál van stelbaarheid, en de wet onderscheidt zichzelve tot eene verscheidenheid van gevallen aan haarzelve, gelijk het zich dan ook niet in rede­lijkheid eenzijdig laat zeggen, of er vele gevallen aan eene wet, dan wel vele wetten aan een geval te onderkennen en te erkennen zijn. De wet der wetten is de bestendige eenheid in de zich verkeerende verscheidenheid, - het geval in het wezen; de wet en het geval zijn in het wezen ongescheiden onder­scheiden en in werkelijkheid een. Het wezen van wet en geval is het wezen eener zelfde werkelijkhez·d.

De werkelijkheid is eenheid der gevallen van wezen en verschijnsel, en zoo de werkelijkheid ook van de wet; de wer­kelijke wet komt niet van buiten, maar is de zich wettigende of regelende en bestendigen de werkelijkheid zelve. De wet gaat op in eigene werkelijkheid. En die werkelijkheid is geen ver­schijnsel zonder meer of wezen zonder meer, geen buitenkant van uitkomende dingen of binnenkant van binnen blijvende ondingen, maar bestendige eenheid van hetgeen buiten ver­keert en binnen, en in zoo verre reeds alles, wat in de rede ligt, of door de rede wordt medegebracht; in hare onmiddel­lijkheid is de ware werkelijkheid de werkelijke waarheid, die als zoodanig niet bedacht en doordacht is. Maar zij is als zoo­danig onmiddellijk denkbaar; op zichzelve is de werkelijkheid de denkbaarheid en mogelijkheid zelve. Die als mogelijkheid op zichzelve zonder ... wérkelijkheid is, eene onverwerkelijkte mogelijkheid, dat is de aanleg; de mogelijkheid eener werke­lijkheid zonder werkelijkheid is eene mogelijkheid van onont­wikkelde werkelijkheid, van den met zichzelven strijdenden aanleg, die van de afgetrokkene mogelijkheid niet is te schei­den; maar als eene zakelijke denkbaarheid van de zaak of het ding op zzdlzeif licht wordt gehouden voor iets geheel anders.

XII. De werkelijkheid zonder meer is als onontwikkelde werkelijkheid onverwerkelijkte mogel&'kheid, mogelijkheid zonder

Page 24: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

22

meer. En de mogelijkheid zonder meer is als mogelijkheid in het afgetrokkene, als eene op zichzelve gestelde mogelijkheid onmogelijke werkelijkheid en werkelijke onmogel&·kheid; de zuivere mogelijkheid is niet zonder onmogelijkheid, de werke­lijke onmogelijkheid niet zonder denkbaarheid of mogelijkheid. Mogelijkheid en onmogelijkheid zijn in werkelijkheid betrek­kelijk; het zijn weer spiegelingsbegrippen, wier eenheid aan het licht komt, zoodra weer de onmogelijkheid verkeerd wordt gedacht. "\Vant dan blijken ze zich te spiegelen in de nood­zakel&·kheid, die de mogelijkheid vooronderstelt, om tevens in alle stelligheid onmogelijkheid van onmogelijkheid te zijn; zoo is de noodzakelijkheid de tot stelligheid verkeerde onmogelijk­heid, - de mogelijkheid zelve in volstrekte verkeering. Al het stelbare of mogelijke en onmogelijke of onhoudbare moet samen­hangen in zijne noodzakelijkheid, in de noodzakelijkheid, die zelve als het niet samenhangende en onverbondene of onge­bondene de verkeerdheid harer toevalligheid onthult; de verkeerde noodzakelijkheid heet toevalligheid. De noodzakelijkheid in alles maakt niet de noodzakelijkheid tót alles; iets heeft zonder het andere geene waarheid, en ook de noodzakelijkheid vindt zich weder in een tegendeel, háár tegendeel. Zonder hare toevallig­heid ware zij niet meer dan stellige onmogelijkheid, en de toevalligheid is van de noodzakelijkheid de verkeerdheid, waar­mede en waaraan zij in de vrijheid terechtkomt. Want ook de noodzakelijkheid en to~valligheid verhouden zich weer als spiegelingsbegrippen, wier eenheid te bedenken is aan de vr&·heid. De werkelijkheid is van zelve meer dan noodzakelijk en meer dan toevallig; ze werkt van zelve, en is dus vrij. De werke­lijkheid van de vrijheid is de werkelijkheid van de zelfstandig­

hez"d, waarin noodzakelijkheid en toevalligheid tezamen zijn voorondersteld, verkeerd en opgeheven.

De vooronderstellende en opheffende zelfstandigheid is de zelfstandigheid van de werkelijkheid, die nog niets bewerkt of

uitwerkt, hoewel het vooronderstelde er als vluchtigheid in opgaat; zoo is zij de werkelijkheid van de zijnswijzen als vluchtigheden verzwelgende onderstandigheid of substantie. Als

Page 25: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

23

'blijvend' opheffende zelfstandigheid echter vooronderstelt ze wat ze aanhoudend stelt; zoo is zij de zelfstandigheid van de uitwerkselen stellende en bewerken de of werkzame oorzáke­lijkheid, of causaliteit. Substantieel is de zelfstandigheid als werkelijkheid van werkeloosheid, causaal of oorzakelijk als uitwerkselen medebrengen de en gewrochten be"werkende werk­zaamheid. De werkelijkheid van het uitwerksel, gewrocht of bewerkte is onmiddellijk of aanvankelijk en voorloopig de werkelijkheid eener onzelfstandige en afhankelijke werkeloosheid; geene werking, uitwerking of bewerking echter zonder tegen­werking. En geene tegenwerking zonder werking, - waarin begrepen is, of te begrijpen, dat causaliteit en effectiviteit als werkzaamheid en werkeloosheid van werkelijkheid weer spiege­lingsbegrippen zijn; de oorzaak verkeert zich in het uitwerksel, en de werkelijke oorzaak bewerkt zichzelve. Verstandig is het onderscheiden tusschen het bewerkende en het bewerkte; beiden echter blijven denkbaarheden een er zelfde werkelijkheid, en zijn zoo wederkeerig te begrijpen, waarmede gezegd is, dat de werkelijkheid in bepaaldheid van oorzaak weer niet opgaat. Het bewerken de en het bewerkte zijn op de wijze der tegen­deelen in de werkelijkheid een; het bewerkte is niet zonder werkzaamheid, het bewerkende op zijne wijze het bewerkte, en weloverwogen verkeeren zich de tegendeelen over en weer in de werkelijkheid van de wederkeerigheid.

XIII. De wederkeerigheid in de werkzaamheid der werkelijk­heid is als zelfbewerking van het voor zich verkeerende wezen eene zelfverkeering, waaraan het wezen tot zichzelf wederkeert en inkeert; zoo is eigenlijk de wederkeerigheid niets meer of minder dan het wezen van het wezen. Anders gezegd, de weder­keerigheid is de laatste der wezenskategorieën, waarom zij zich in het wezen zonder meer, of zoo onmiddellijk, niet meer spie­gelt. En toch spiegelt zich in het wezen alles, toch spiegelt zich het wezen zelf, en moet het wezen zich te buiten gaan, om aan het andere zich weer te vinden en daaraan hetzelfde

te zijn. Ook het wezen der wederkeerigheid, ook of juist de

Page 26: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

24

wederkeerigheid van het wezen is daarom spiegeling; ja, Zl] IS

de spiegeling, en zelfs de bespiegeling, zelve. W áárin echter spiegelt zich nu het wezen, wanneer zijne zelfverkeering bij wijze van wederkeerigheid de zelfbestendiging blijkt, waardoor het in zijne werkelijkheid zichzelf vermag te vinden? Hoe heet datgene, waarin het wezen tot zichzelf komt? Het wezen ver­dubbelt, om zoo te zeggen, zijne wederkeerigheid. Het gaat zich te buiten aan zijne werkelijkheid, om zich weer te vinden in zijne waarheid, en tot zichzelf in te keeren, doordat het zich subjectivéért; in de wederkeerigheid zijner werkelijkheid bewerkt het wezen zichzelf, om 'gesubjectiveerd' tot zichzelf te komen.

Het gesubjectiveerde wezen heet begnp; de werkelijkheid, die tot zichzelve inkeert, blijkt begrip. En dit begrip is het begrip van het wezen zelf; de wezenlijke en ware wederkee­righeid is eene zelfverkeering van het wezen in het begrip, die wezenlijke zelfverkeering tot begrijpelijke zelfhereeniging kan heeten. In de werkelijkheid van het ~ezen is de ware wederkeerigheid nog iets meer dan onbegrepene en onbegrijpe­lijke of niet begrijpende eenzijdigheid van verhouding aan het verschijnsel, die nog niet begrip is, al voert ze tot begrip, om achterna begrepen altoos begrip te zijn geweest. Is het wezen van het wezen zelfverdubbeling, zelfvervreemding en zelfher­vinding in wat anders, wordt het de vraag, hoe de eenheid, de ware eenheid heet, waarin het zich vervreemdende wezen begrijpelijkerwijze zijne eigene waarheid heeft te herkennen en te erkennen, dan is te zeggen, dat de wezenlijke, werkelijke en ware inkeer inkeer is tot begrip, inkeer áls begrip; het begrip houdt de waarheid in van het wezen, de waarheid van het wezen en in het wezen is begrip, en zoo is het wezen in zijne waarheid het begrip zelf. Het wezen, dat zich te buiten gaat, om zich te vinden, te herkennen en eigene waarheid te er­kennen, spiegelt zich in het begrip, 'en bespiegelt áls begrip; aan het begrip blijkt het wezen verinnerlijkt, tot zichzelf ge­komen, gesubjectiveerd. Het wezen, dat tot werkelijke en ware wederkeerigheid komt, komt aan zijne verscheidenheid tot wezen-

Page 27: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

25

lijke, werkelijke en ware eenheid, en die ware eenheid is eene waarheid van begrzp; het begrip is het ware, het ware aan en in zijn wezen, in hét wezen, en zoo is het ware zelf begrip.

XIV. De waarheid aan de noodzakelijkheid van de zelfstan­digheid is de werkelijkheid van de zelfbepaling of de vrijheid, en wat in die vrijheid der werkelijkheid zich bepaalt, is het begrip; wanneer de werkelijkheid tot begrip komt, bevrijdt zij zich tot hare waarheid. In het begrip heft zich het wezen op; het begrip is wezenlijke nietigheid, en bij omkeering het andere, het oneindige ware. Zoo is het begrip het ware in wezen, ver­schijnsel en werkelijkheid, zoo is alles in zijne waarheîd begrip, en het begrip als het ware begrip het begrip van de werke­lijkheid als op en voor zichzelve begrijpelijke volledigheid; het ware begrip is het volledige begrip, en de werkelijkheid van het begrip geene werkelijkheid van zinledigheid, maar werke­lijkheid van dt:; zich begrijpende volledigheid zelve. Zoo houdt het begrip en zijne nietigheid alle begrijpelijkheid in, en is het begrip de nietigheid, waarin zich het oneindige leert kennen. 'Voorhanden' is het begrip nog minder dan het wezen; het begrip is het ware, en 'voorhanden' is het andere, het onware, dat ontstaat om te vergaan. Staat nu de werkelijkheid, de ware werkelijkheid, tegenover het begrip? Altijd is er om te be­ginnen veel schokkend onware werkelijkheid voorhanden, en de dingen om ons heen zijn niet onmiddellijk een stel begrippen; maar toch is het ding op de wijze der voorloopige vreemdheid het wezenlijke en het ware mede, en inzooverre de vreemd­heid van het wezen er zich aan verkeert, blijkt ook het ding in zijne waarheid begrip, even goed als de wil in zijne waar­heid begrip is. Het ware 'aan of in' de dingen is begrip; het begrip is het ware in alle werkeÏijkheid, en het begrip, het ware begrip, begrijpen, begrip van begrip hebben, of liever zijn, is begrijpen wat er te begrijpen valt. De werkelijkheid van het begrip is de werkelijkheid van datgene, wat op de wijze der denkbaarheid en begrijpelijkheid eindigheden stelt, zonder in eindigheden op te gaan, wat geen ding is, omdat

Page 28: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

26

het in en aan en om' de dingen het oneindige ware of ware oneindige is, dat alle dingen te buiten gaat; zietdaar het ware begriP, het eeuwige begrip, het begrip der zuivere of goddelijke rede.

Het ware begrip is oneindig veel meer dan eene veralge­meende voorstelling, een soortbegrip van het eindigheden onderscheidende onwijze verstand; het is als het zuivere begriP de eenheid eener verscheidenheid van zuiverheden, wier nietigheid de menschelijke zijde van de goddelijke oneindigheid is. Op zichzelf is het begrip denkbaarheid van ik en bewust­zijn, en het werkelijke begrip, de begrijpelijke en begrijpende werkelijkheid, is op en voor zichzelf het werkelijke en ware denken als veeleenigheid van oneindige bezinning. 'Ik' ben op en voor mijzelf begrip, begrip van begrijpelijke en begrijpende werkelijkheid; het ware ik is eeuwig begrip, en het eeuwige begrip het begrip van het eeuwige bewustzijn, dat zichzelf be­grijpt en het andere, dewijl het in het andere zichzelf begrijpt. Zoo is het begrip zuivere eenheid van verhouding tot zichzelf, het zich tot zijne waarheid bepalende absoluut negatieve, waarin het relatief positieve voorondersteld is en ver'vat; zoo gaat het begrip zichzelf na, wanneer het iets anders nagaat, en is het werkelijke of ware begrip wereldkennis en zelfkennis in eenen. Zoo spiegelt zich het wezen in het verschijnsel, opdat zich het begrip ontwikkele, want zonder einde laat of kan zich het begrip, het oneindige begrip en zijne begrijpelijke oneindigheid, tot zijne waarheid, tot eigene waarheid, ontwikkelen; de werkelijk­heid van het begrip is zelfs ontwikkeling, zelfontwikkeling tot verscheidenheid, die verscheidenheid van hetzelfde is. De aflei­ding uit het begin blijkt in deze ontwikkeling eene herleiding tot het begz'nsel, en elke afleiding uit het begrip eene herleiding tot begrijpelijke waarheid; zoo is ook de zelfontwikkeling der eenheid tot verscheidenheid eene zelfinwikkeling van verscheiden­

heid tot eenheid.

XV. Is de leer van de rede leer van het begrip gebleken, dan is het tot dusver bedachte en doordachte van den beginne begriPsleer geweest, wat niet belet, dat de begripsleer eigenlijk

Page 29: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

27

nu eerst komt. Het hier ontwikkelde begrip is onmiddellijk het onontwikkelde begrip, dat zich nog weer heeft waar te maken; voorloopig is zijne zelfstandigheid hier subjectief, of liever ze bléék al subjectief, wat toch niet alles is, al is het begrip vol­ledige subjectiviteit. Zich subjectiveeren is tot zichzelf inkeeren, om zich te vinden als verkeerde oneindigheid, als nietigheid, die zich tot hare waarheid weer heeft te ontwikkelen; zoo maakt zelfs of juist het begrip zich tot 'moment'. Het begrip is het ware, maar het is het subjectieve ware, het ware subjec­tieve; zoo is het begrip het ware subject, subjectsbegrip voor­loopig zonder meer en in het onbepaalde. Het begrip in het onbepaalde is het begrip in het algemeen; de onbepaald­heid van het begrip is de algemeenheid van het begrip, eene algemeenheid, die op zichzelve of in het afgetrokkene zonder waarheid is. Zij is dan ook eigenlijk iets anders, het andere, de b&·zonderheid, bijzonderheid van het begrip en de verscheidenheid, waaraan het begrip zich ontwikkelt tot volledigheid van inhoud; algemeenheid en bijzonderheid verhouden zich als omvang en inhoud van volledzg begrzp, van begrzpsvolledzghez"d. Maar wanneer het algemeene zich verbijzondert, moet het bijzondere zich veralgemeenen; het bijzondere is op zichzelf het bijzondere in het algemeen, de bijzonderheid als algemeenheid, en zoo blijken beiden zich in elkander te verkeeren tot volledige eenheid van verenkelz"ng en verenkeldhez"d. Het algemeene en het bijzondere zijn opgeheven aan het verenkelde, het volledige verenkelde, en zoo is het begrip, het verenkelde begrip, verenkeling van bijzondere alge­meenheid, algemeene bijzonderheid in verenkeling. Het subject verenkelt zich in en aan de zelfbepaling des begrips, dat hier­mede tevens het andere van zichzelf aan het oordeel stelt. Want het oordeel is het begrip in gestelde bepaaldheid.

Het begrip zonder meer, het onontwikkelde begrip, is onont­wikkelde bepaaldheid van oordeel; het ware máákt zich als begrip tot oordeel, en stelt zich áán het begrip, het subjects­begrip, áls oordeel, waarmede het als het subjectieve van of

aan het subject of onderwerp tot de zeggelijkheid van een pra:di-

Page 30: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

28

caat of gezegde komt. Elk begrip laat of kan zich, als geval van (het' begrip, als oordeel stellen; in hunne waarheid zijn zelfs de dingen gevallen van het oordeel, want in alles is het begrip het ware, en het begrip heeft van zelf zijn oordeel aan zich. Als verenkelde bijzonderheid van algemeenheid is de inhoud van elk oordeel, van hét oordeel, begrip, al is het naar den vorm iets anders, al is het een andere vorm, een andere denkvorm .. Die op zichzelven weer geene volledige waarheid heeft, en ook of juist aan het ware oordeel tot afgetrokkene onwaarheid of onhoudbaarheid verkeerd is; in een oordeel, in hét oordeel, laat zich de volledige waarheid niet denken of zeggen, en wat de zelfonderscheiding of zelfbepaling des begrips tot oordeel mede brengt, het is de zelfweerspreking. Het gezegde is gezegde van een onderwerp of subject, dat als het gestelde subject niet het wáre subject is, en het oordeel houdt in, dat dit gestelde onderwerp het gezegde, dit verenkelde of afzonder­lijke het algemeene is, dat beiden zijn wat ze niet zijn, het onverdubbelde verenkelde; tusschen het vooronderstelde en verkeerde subject of onderwerp en het zeggelijke of gezegde, waartoe aan het oordeel het begrip zich onderscheidt, bemid­delt dan eene grens of copula, waaraan ineen- en uiteengedacht wordt tegelijk.

XVI. Het oordeel is als eenheid van het afzonderlijke en het algemeene in strijd met zichzelf. Het houdt in, dat het veren­kelde algemeen, (iets' algemeens is; het oordeel stelt onmiddellijk: (het verenkelde is het algemeene'. Zietdaar zijne qualiteit. Maar de hoedanigheid van het oordeel is die van de stelligheid, gesteld­heid of stelling, die zich laat ontkennen en tegenspreken. Want het verenkelde is (niet het' algemeene ; het is 'het niet' algemeene,

en eer iets bijzonders, of beter gezegd: 'het verenkelde is het ver­enkelde'. Zoo is de oordeelshoedanigheid stellend, ontkennend en onbepaald of eenzelvig. Het verenkelde zonder meer echter blijft het verenkelde zonder volledigheid; het verenkelde spiegelt zich dan ook in het veelvuldige en meervoudige, om als het enkelvoudige een geval van eigen meervoud te zijn. Zoo spiegelen

Page 31: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

29

zich enkelvoud _en meervoud in de volledigheid van de quantiteit des oordeels, om er zich in te verhouden; het verenkelde ver­houdt en verkeert zich tot zijne volledigheid als zijne rubriek of kategorie, datgene, waarin enkelvoud en meervoud niet op zichzelf bestaan, maar 'kategorisch' te denken zijn. Het oordeel is dus een oordeel met en van relatie aan de verhouding van subject en kategorie, die in hare verkeerdheid verhouding van uiteendenking of disjunctie blijkt, zoodat het kategorische en disjunctieve tezamen voorondersteld zijn in het. " vooronder­stellende of hypothétische oordeel. In dit laatste blijkt de on­middellijke stelling van het begin eene onbevestigde bewering, en dat is nu de modaliteit des oordeels. Eigenlijk is de relatie des oordeels al zijne modaliteit; de 'bestaanswijze' des oordeels is juist deze, dat onderwerp en gezegde of zeggelijkheid en noembaarheid zich daaraan 'verhouden', en wat modaliteit van oordeel is genoemd, is geen vorm des oordeels meer, maar verraadt, dat het begrip het oordeel zonder meer te buiten gaat. Het oordeel zonder meer is eene bewering, die betwist­baar blijkt, en gevolgd of vervolgd wordt door den twijfel en de vraag om het bewijskrachtige, dat het oordeel zonder meer nog mist.

De oordeelswijze blijkt bij vooronderstelling van al hetgeen te vooronderstellen is onmiddellijk nog wijze van bewering. Zelfs de stellige ontkenning is nieuwe bewering, maar de eigen­lijke verkeerdheid van de bewering is de vragende twijfel, die de ontkenning is met voorbehoud, ontkenning onder voor­behoud van bewering; de vraag is de verkeerde of opgehevene en zwevende bewering, waarin de ledigheid aan het woord is, die volledigheid zoude moeten zijn, de zinledigheid, die zich dan ook in zinrijkheid wil verkeeren. Zoo vragen beweren en twijfelen om verband in alle zekerheid des oOl-deels. Die zeker­heid echter is eene bijkomstigheid, welke in het oordeel zonder

meer niet is uitgesproken; de oordeelsvorm in het afgetrokkene geeft niet het begrip weer van het geloof, den twijfel en het besef, die er doorheenspelen, zoodat het oordeel op zijne wijze boven eigen vorm - een dénkvorm! - uitwijst, en zich zelfs

Page 32: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

30

te buiten gaat, om zich tot 'moment' en 'factor' van eigene ruimere veeleenigheid te maken. Het oordeel zonder meer is het niet wáár gemaakte oordeel, en zelfs of juist het axioma, het apodictische of bewijskrachtige oordeel, zal zich nog hebben waar te maken; wat 'naar iemands gevoelen' en 'misschien' of zelfs 'ontegenzeggelijk' waar is, houdt meer in dan enkel in een oor­deel, in een enkel oordeel, is te zeggen, zoodat de inhoud of zin zal zijn uit te leggen door uiteenlegging of zelfonderscheiding en zelfhereeniging tot reden gevende of reden inhoudende veeléénigheid van zin en oordeel. Zulk eene zelfonderscheiding tot aaneensluitende veeleenigheid van oordeel, die niet zonder reden is, heet sluztrede; veeleenigheid van voorondersteld be­grip en medegesteld oordeel heet sluitrede. De stelbare nietig­heid echter van de waarheid der sluitrede is de bekende vreemd­heid van het syllogisme, en dit als de zelfopheffingvan het oordeel, dat door zelfvermenigvuldiging en zelfverheffing zijne bewering tot eene macht van verzekering en verzekerdheid tracht te maken. Daarbij laat zich achterna bedenken, dat al het vooronderstellende oordeel een oordeel was gebleken bij vooronderstelling van het andere, en niet een oordeel zonder meer.

XVII. De sluitrede is als drieëenheid van het algemeene en het bijzondere, die in het verenkelde tezamenkomen, als begrip van het bijzondere en het algemeene, die zich tot volledigheid aaneensluiten, niets meer of minder dan begrip in volstrekte verkeering, dat is de waarheid van het begrip zelf, en zoo de zuivere vorm van zuivere rede, die als zoodanig de vorm der zelfbepaling, zelfverkeering en zelf bemiddeling is. Het begrip van het subject of onderwerp, het begrip áls onderwerp of

subject, komt uit zijne onontwikkeldheid of onmiddellijkheid door zelfverkeering en zelfbemiddeling tot de bijzondere alge­meenheid van zijn attribuut, przedicaat of gezegde, wat al geldt aan de grens of copula in het oordeel zonder meer, maar duidelijk uitkomt aan het bemiddelingsbegrip of middelbegrip van de sluitrede; in de sluitrede sluit het begrip zich met zijne bijzondere algemeenheid ineen door bepaalde bemiddeling

Page 33: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

31

van het middelbegriP. Eigenlijk is het subject van zijne ge­zegden reeds middelbegrip ook in het disjunctieve of uiteen­denkende oordeel, met zijn gemeenschappelijk subject van ver­schillende pnedicaten, waarom het disjunctieve oordeel de zijde heeft van het vereenigende of synthetische. Maar in de sluit­rede blijkt de zelfbepaling van het begrip en zijne zelfbemid­deling uit te komen aan een bepaald bemiddelingsbegrip, dat als het dusgenoemde middelbegrip bepaald geval, 'syllogistisch' geval is van het verenkelde, dat aan onderwerp en gezegde tot tegendeel en uiteengaat, om ze in zichzelf aaneen te houden. Komt echter het begrip in waarheid van het eene begrip tot

het andere door zelfbemiddeling, dan heft het zich in die zelf­bemiddeling bestendig op, wat bestendig uitkomt aan de sluit­rede, in wier uitkomst of 'conclusie' het middel begrip niet verschijnt; het middelbegrip van de sluitrede verschijnt om te verdwijnen, waarin begrepen of te begrijpen is, dat de sluitrede zelve zich stelt om zich op te heffen. De sluitrede is de blijvende of bestendige stelbaarheid van de rede, die niet blijft of zich bestendigt en stand houdt, die dus niet is vast te houden, maar zich verkeert en opheft. En dewijl de sluitrede het ware aan het begrip is, heft ook het begrip zich op, om over te gaan in het andere, waarin het schuilgaat.

"Eene roos is eene bloem; dit of dat zij eene roos: dan is het eene bloem. Het (0) is als roos (M) eene bloem (G)." -Als veeleenigheid van begrip en oordeel heeft de sluitrede aan de lettergroep O(nderwerp) M(iddelbegrip) G(ezegde) het onmid­dellijke of aanvankelijke en voorloopige kenteeken van hare even onmiddellijke gestalte of eerste figuur, een symbool, dat zich als teeken van drie samenhangende begrippen en even­zoo vele oordeelen laat uitleggen en uiteenleggen; uitkomst is dan voorloopig OG als besluit of gevolgtrekking uit de verge­lijking van OM en MG. Aan hare uitkomst vereenvoudigt ze

zich tot oordeel, gelijk het oordeel zich laat uiteen denken tot sluitrede, en dit aan een middelbegrip, dat tusschen het ver­

enkelde en het algemeene het zich weersprekende bijzondere bij wijze van eenheid dier beiden is. De houdbaarheid van het

Page 34: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

32

besluit OG berust op het in OM en MG vooronderstelde, wat al de eerste stelbaarheid der eerste figuur, naar verstandige opvatting degene, waarin men uitsluitend tot algemeene stellig­heden besluit, tot eene bewijsvoering op grond van het onbe­wezene maakt. De sluitrede vooronderstelt hare eigene waar­heid; het begin heeft zich altoos waar te maken, en evenzeer wordt er aldoor niets waar gemaakt, wat niet al waar was. Reeds de eerste figuur der sluitrede leidt niets af, gelijk bij wijze van sluitrede nóóit iets nieuws wordt afgeleid; eene sluitrede maakt niets waar wat niet met of zonder haar vooraf was aan te nemen. Indien er in de sluitrede iets wordt 'bewe­zen', dan is het ge ene stelligheid of gesteldheid, maar verkeerd­heid, de negativiteit van de sluitrede zelve, die dan de aaneen­sluitende rede van uitsluitende reden blijkt, eene stelbaarheid alzoo van verkeerde strekking. In de verkeerdheid harer ge­stalte of tweede figuur (OGM) bemiddelt het middelbegrip niet meer en vermag zijzelve geene rechtmatig stellige uitkomst meer op te leveren; aan de keerzijde harer onmiddellijkheid vereenigt zij niet, maar laat uiteenvallen. "Eene roos is eene bloem; dit of dat zij geene bloem: het is dan geene roos. Eene bloem, en dus eene roos is het niet." Zoo verkeert zich de stelligheid van gevolg of uitkomst tot de stelligheid van het verloochende, zoo blijkt de conclusie exclusie, en toont de sluitrede in hare verkeerde figuur, dat ze niets als het ware omsluit of insluit, - niets waar maakt behalve dit, dat er is te ontkennen en te weerspreken. En hare derde figuur (MOG) is die der zelfopheffing, waarin het bemiddelingsbegrip of middel­begrip de beide anderen aan elkander of zichzelven overlaat, zoodat het besluit niet sluit en zonder algemeenheid is, - wel naar den vorm stellend kan blijken, maar niet iets stelligs laat uitkomen, dat er niet in wordt uitgesproken bij wijze van

onbeslotene herhaling. "Dit of dat zij eene bloem, en het zij eene roos: zoo is dan eens eene bloem eene roos. Eene bloem, die eene roos blijkt, is eene roos." Zoo loopt de sluitrede in hare derde figuur op synthetische beuzelachtigheid uit, en verkeert zich het begrip van de sluitrede, het begrip z'n de

Page 35: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

33

sluitrede, om zich in zijne waarheid op te heffen. Het ware maakt zich tot moment, ook of juist in het volledige begrip van de sluitrede, die als de zuivere bestendigheid van het in redelijkheid niet standhoudende de ware vereindiging van het oneindige ware is, maar als ware en sluitende rede zich opheft door middel van hetzelfde waardoor zij ontstaat: door ver­keering, zelfverkeering van haar begrip. "Vat op nieuw inhoudt, dat de subjectiviteit van het begrip moment van het ware en niet zonder hare keer- of ommezijde is. De onmiddellijke sluitrede sluit in, en bij hare verkeering sluit zij uit; in zooverre ze zich dan opheft, laat zij het ware zweven, opdat het zich 'objectief' stelle.

XVIII. "Rozen behooren als bloemen tot de gewassen. En gewassen, die bloemen mochten blijken, zijn rozen, of het zijn gééne rozen. Zijn er echter gewassen, die rozen blijken, dan zijn het ontegenzeggelijk bloemen." - De onmiddellijke sluit­rede besluit voorloopig tot indeelende bewering, - 'kategorisch' en 'assertorisch', eene verhouding en wijze van stelbaarheid, wier verkeerdheid uiteen denkend en onzeker, 'disjunctief' en 'problematisch' blijkt; in derden aanleg toont ze zich voor­onderstellend en verzekerend, 'hypothetisch-apodictisch', hetgeen beteekent, dat hare bewijskracht de kracht is, om tot het be­reids gestelde onbeslotene en onomslotene te besluiten. Zoo zegt dan het strenge verstand, dat alle bewijzen schijnbewijzen, en zuivere rede, dat bewijsbaarheid en onbewijsbaarheid be­trekkelijk zijn. Het gewone conc1udeeren is niet het ware, en voor het ware begrip komt het aan op het vólgende, op datgene dus, waartoe het zich zal onderscheiden na zijne zelfonder­scheiding tot verscheidenheid van niet meer dan subjectieve stelbaarheid. Het begrip ontwikkelt zich aan het oordeel tot de voorloopigheid eener sluitrede, die hare denkbaarheid, werke­lijkheid en begrijpelijkheid heeft, maar zich verbeuzelt tot het herhalen van het nog waar te maken oordeel; de zelfopheffing der sluitrede is de zelfverbeuzeling eener op zichzelve gestelde

of afgetrokkene begripsontwikkeling, en de vraag is, wat nu in

Page 36: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

34

waarheid feitelijk volgt, of hééft te volgen. Het begrip komt tot het begrip van zijne zelfopheffing, de zelfopheffing zijner subjectiviteit; in het middenbegrip der sluitrede is het begrip eigenlijk zichzelf een middel om tot het andere te komen, waar­mede het zijne subjectiviteit besluit. Want in de veeleenigheid en volledigheid van de waarheid of het ware is de uitkomst niet niets, maar iets anders, dat op het vooronderstelde en door­dachte volgt; is al het ware niet bevangen of te vangen in be­paaldheid van subjectiviteit zonder meer, zal zelfs het ware der zich opheffende sluitrede in de gevolgelijke uitkomst, in het nu volgende andere, schuilgaan, de zelfontwikkeling van het begrip en zijne subjectiviteit tot het andere daarvan en eraan is toch ontwikkeling tot stelligheid en gesteldheid of betrekke­lijke 'realiteit' van datgene, wat de veeleenigheid van de sluit­rede op de wijze der gesteldheid blijft inhouden. Maar hoe héét hier 'het andere'? De sluitrede was uitgeloopen op het daarin vooronderstelde oordeel, dat zich nu heeft te maken tot het wáre oordeel. En wanneer het ware oordeel, de ware zelfonder­scheiding van het begrip en zijne subjectiviteit tot 'het andere', niet het oordeel is, waarin het subject komt tot een weer even subjectief prredicaat, dan is het ware oordeel de zelfonder­scheiding, waardoor het subject komt tot het andere voor het subject zelf, tot de realiteit van het voorwerp, of object; in zijne zelfonderscheiding ontwikkelt zich het ware tot objecti­viteit. Het begrip, dat zijne subjectiviteit besluit, wordt objec­tief; de subjectiviteit, die zich verkeert, gaat op in objectiviteit.

Het object van de logica behoort tot de logica als het anders gedachte subjéct van die logica, als objectief gedachte subjectiviteit; de objectiviteit is als de stellige gesteldheid zelfs

bij uitnemendheid eene kategorie voor het verstand, dat zich niet onmiddellijk maar middellijk bezighoudt met zichzelf, door­dat het zich bezig houdt met iets anders, met realiteit of zake­lijkheid. Het object van de logica is het voleindigde en tot aanzijn ontwikkelde subjéct van de logica, hetwelk bij wijze van zelfbemiddeling, zelfverkeering en zelfomkeering gekomen is tot het tegenovergestelde, dat met het logische subject in

Page 37: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

35

zijne waarheid een is, zoodat het op zijne beurt veeleenig subject is van denkbaarheid in over en weer begrijpelijke ver­enkeling en verenkelde begrijpelijkheid; wat zich objectief kenbaar maakt of als object denkbaar blijkt, is verenkelde alge­meenheid en algemeene verenkeling, waaraan' het begrip on­middellijk iets anders heeft dan zichzelf en middellijk weer niets anders dan zichzelf. Objectieve bestaanbaarheid is begrijpelijke denkbaarheid; al het vooraf bedachte is erin voorondersteld en. .. schuilgegaan. Allerlei denkbaarheid en begrijpelijkheid, die er niet onmiddellijk aan verschijnt, is aan het voorwerp voorondersteld; de obj ecti viteit is realiteit en zakelijkheid van het begrip, dat er zich aan verzaakt heeft, verscheidenheid van het onderling samenhangende verenkelde, dat in de onmiddel~ lijkheid zijner gesteldheid het omgekeerde van het begrip is. Voorondersteld blijft de zelfstandigheid van de zelfbepaling en hare zelfbemiddeling, de zelfstandigheid van het wezen, dat zich tot de vrijheid van het begrip ontwikkeld had, maar het object zonder meer ontwikkelt zich niet meer, of het ontwikkelt zich nog niet, al zal het medebrengen wat het heeft verduis­terd; de zelf volmaking heeft hier voorloopig geleid tot zelfver­vreemding, en in de verenkelde zelfstandigheid van het voorhan­dene is de vrijheid verdwenen. Objectief zijn is bepaald zelf­standig zijn of zelfstandig bepaald zijn zonder vrijheid of zelfstan­digheid van zelfbepaling of zelfontwikkeling; het is een zelfstandig bestaan van het werkelooze. Zoo is het voorwerp in zijne zelf­standigheid, of áls zelfstandigheid, de vreemdheid, waaraan het be­grip vervreemd is van zichzelf en voor zichzelf; het begrip van het voorwerp is het vréémde begrip, het begrip der objectiviteit als het begrip der verkeerde subjectiviteit algemeene bijzonderheid van verenkelde verkeerdheid, en het tegendeel des begrips. Zoo is het begrip van het voorwerp het verkeerde begrip of het wanbegriP. En wie kan van het verkeerde begrip het rechte begrip, wie van het wanbegrip het ware begrip hebben of zijn? Toch is in het voorafgegane begrepen en te begrijpen, dat het begrip zich bij wijze van tegenstelling, of op de wijze dér tegenstelling, tot het verkeerde begrip maakt, - dat het

Page 38: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

36

wanbegrip op zijne wijze in de rede ligt, of door de rede wordt medegebracht; het subject moet zich uitwisschen en objectief worden, om tot zijne waarheid te komen, de objecti­viteit gesteldheid blijken, om met de subjectiviteit vereenigd te blijken in de idealiteit van de volledige waarheid.

XIX. Het voorwerp is onmiddellijk de onzelfstandige zelf­standigheid, het onbepaalde, dat zich door iets anders laat bepalen; de objectiviteit is veeleenigheid van het verenkelde, dat als het verenkelde en op zichzelf gestelde of eenzelvige het zelfstandige, en als het in gemeenschap verkeerende het door iets anders aangedane en bewerkte is. Zoo verkeert de objectieve zelfstandigheid in gemeenschappelijke onvrijheid, in alzijdige afhankelijkheid van werktuiglijk en lijdelijk bepaald zijn, - de objectiviteit van het mechanisme. De veeleenigheid van het voorwerp, die veeleenigheid van het verkeerde begrip !s, is of schijnt veelheid van het verenkelde, dat voorhanden is als het werkeloos werkelijke en zich zijne gemeenschappelijke verkeering lijdelijk laat aandoen; het voorwerp schijnt in het verkeer afhankelijk van toekomstige en bijkomstige aandoenin­gen en indrukken, die toch ook weer aan zijne zelfstandigheid niets veranderen, zoodat zijn bestaan op zichzelf hetzelfde blijft. Het voorwerp is of schijnt de niets doende zelfstandigheid, waarin ten spijt van alle bewerking en inwerking het bewerkte, de werking en de werkzaamheid niet binnenkomen; in dier voege schijnt het voorwerp eenzijdig 'mechanisch' of werktuig­lijk bepaald en gedetermineerd. Maar de veeleenige objectiviteit blijft de geobjectiveerde zelfstandigheid zelve; zij is de tot voor­werp vereenzijdigde vollédige zelfstandigheid. En hoe zoude het voorwerp aangedaan, bewerkt of bepaald worden, wanneer niet

in het voorwerpelijke veeleenige zélf bepaling en zelfverkééring was mede te stellen? Wat aangedaan en bewerkt wordt, werkt van zijne zijde; geen bewerkt worden zonder tegenwerkende werkzaamheid, en aan de veeleenige werkelijkheid van het voorwerp is niet werkeloos bepaald worden maar werkdadige zelfbepaling het ware. Die zelfbepaling bepaalt zich hier tot

Page 39: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

37

eeJle tegenwerking in samenwerking, waarin het voorwerp 'stoot' en 'trekt' in eenen. En in zoo verre het samentrekkend van zijne veelheid de eenheid kenbaar maakt, zich 'centraliseert', blijkt het te 'graviteeren' ; zoo uit het de 'kracht', waardoor het innerlijk wordt gedreven, zoo zóekt het voorwerp 'krachtig' zijn middelpunt. En zoo is het object dan innerlijk vol van dynamisme. Het blijft zoo doende eene zelfstandigheid, die niet zoekt of loslaat en ontvlucht zonder eigenaardigheid van eigenschap, hoedanigheid of qualiteit; wederkeerigheid van werkzaamheid echter, die verbindt en scheidt in verhouding van het quanti­tatief èn qualitatief, het 'modaal' verschillende, is de werkelijk­heid van het keurverwantschap kenbaar makende chemz·sme. Duidelijk laat zich aan de chemische objectiviteit al weer de idealiteit der ware werkelijkheid onderkennen.

Wat zich aan de objectiviteit, wanneer het erop aankomt, kenbaar maakt, is als haar eigenlijk begrip het begrip, zonder hetwelk geen object kan bedoeld zijn; was het begrip in objec­tiviteit opgegaan, dan houdt deze haar begrip, hét begrip, in, en is de objectiviteit van het begrip het begrip der objectiviteit zelve. Zoo is het voorwerp van zelf bedoeld. In de veeleenig­heid van het voorwerp schuilt eenheid van begrip, die zich aan het object geobjectiveerd heeft; daarom blijkt achterna de onderling onverschillige realiteit der objectieve zelfstandigheid tot veeleenigheid van zich zelve bepalende onzakelijkheid ver­keerd. De objectiviteit en hare stelbaarheid blijft altoos voor­ondersteld, maar hare zelfverkeering is die van het objectiviteit bewerkende, verwerkende en verkeerende of opheffende andere; het ware aan het voorwerp is het begrip van het voorwerp, en het voorwerp is uitkomst van zelfverwerping, waarin van zelf het voorwerp bedoeld is. Het begrip, waarin het object of het objectieve als uitkomst van objectiveering en realiseering bedoeld is, is van zelf het begrip van het doel; zoo is het object van het begrip het doel. Het bleek niet zoo onmiddellijk bedoeld; de onmiddellijke objectiviteit is nog de doel afwach­tende objectiviteit, en de bedoelende subjectiviteit is de subjec­tiviteit, die objectiviteit als datgene wat bewerkt moet worden

Page 40: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

38

vooronderstelt. Eigenlijk is de zelfverkeering het doel, en zoo het ware het voorwerp van eigene bedoeling, want kan het oneindige iets anders bedoelen? In alle eindigheid bedoelt het oneindige zichzelf. Maar juist dit wil weer zeggen, dat de ware en volledige objectiviteit van de bedoeling niet is ver­laten, dat het doel betrekkelijk volstrekt en later even goed het doel van zelfvergeestelijking der onbewuste natuur als dat van zelfvernaturing des bewusten geestes zal kunnen heeten, - dat met het doel der logica eene overal en altoos van zelve sprekende verwerkelijking van begrijpelijkheid in zakelijkheid is bedoeld, verzakelijking van het begrip, dat zich van zelf in het bedoelde aanzijn geeft. En dit bij wijze van zelfbemiddelt"ng; het ware is het ware aan keerzijden van zelfbedoeling en zelfbemiddeling. In de zelfbemiddeling van het aanvankelijke of subjectieve begrip is het begrip van de bemid­deling het bemiddelingsbegrip of middelbegrip gebleken, dat sub­jectief het middel was, om tot het andere van en aan zichzelf te komen, voorloopig in de zelve weer subjectieve sluitrede; achterna blijkt in het middelbegrip of begrip van het middel het voor­werp bedoeld. Het middelbegrip van de redekunde is subjectief datgene wat objectief bedoeld is aan het begrip van het middel - tot het doel. Zoo is ook het doel, hoewel niet het onmiddel­lijke maar het geobjectiveerde begrip, onmiddellijk en voorloopig subjectief; tusschen dit subjectieve doel en het bedoelde ligt het middel, dat niet kan bedoeld zijn, zonder dat het een vroeger middel vooronderstelt, evenals het aanvankelijke doel zich ver­keert in een middel tot een verder doel. Eene slechte oneindig­heid, waarmede de subjectieve of buiten de zaak blijvende een­zijdigheid van bedoeling niet tot haar doel, het ware doel, komt. Wat is het ware doel, het volledige doel, het doel van alles? Het in zijne oneindigheid opgaande doel; op zichzelf houdt het doel even weinig stand als andere stelbaarheid, en het ware of oneindige doel is de doellooze doelmatigheid eener zelfverkeering en zelfbestendiging in het andere van zichzelf. Het ware is het ware in zelfbepaling, zelfverkeering, zelf­bemiddelt"ng en zelf bedoeling ; alles is middel en alles is doel,

Page 41: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

39

al naar het zich neemt of niet neemt, en het doel verkeert zich in middel, gelijk het middel zich maakt tot het doel. Deze zelfverkeering is het eene geldige, de hier en nu geldig blijkende eenheid van het leven, het logische leven. \Vant het leven van de logica is de denkbaarheid, de werkelijkheid en de begrijpe­lijkheid, waarin het objectieve doel en het subjectieve middel, het objectieve middel en het subjectieve doel, ongescheiden onderscheiden zijn.

xx. Het le~en is op zijne wijze het ware. Het ware leeft, en waar geen leven is, daar is geene waarheid; in de waarheid en het ware leeft, om zoo te zeggen, alles, al maakt het leven in alles het leven niet tót alles, - al is de zelfbedoeling niet enkel zelfbedoeling ten leven, maar ook ten doode. Het ware en logische leven is niet eenzijdig het natuurlijke leven. En het is meer dan het leven van een verenkelden geest. Het logische leven is het ware in beiden, het begrip van het leven in de logica als het zuivere begrip van het leven het zuivere leven van het begrip zelf, en dat is het betrekkelijk vol­strekte of eeuwige leven. Het logische leven is het leven der logische idee. Aan het leven objectiveert zich het subjec­tieve en subjectiveert zich het objectieve in eene bestendig veranderlijke en veranderlijk bestendige veeleenigheid van zelf­bemiddeling en zelfbedoeling, die van zeI ve veeleenigheid is van sub- en objectiviteit. En zietdaar de idee van de waarheid en het ware zelf, zietdaar kortaf gezegd 'de' Idee, al is het leven nog de Idee in den trant van het verenkelde, terwijl de waar­heid de eenheid van alles en niets afzonderlijks is. De Idee op en voor zichzeI ve is het \Vare op en voor zichzelf, dat niet bestaat of staat en stilstaat, dus ook niet vaststaat, maar objec­tiveerende zich subjectiveert en subjectiveerende zich objecti­veert in volledige zelfbestendiging van zelfverkeering; zoo is zij daadwerkelijke en aanschouwende Idee, zoo is zij als eenheid dier beiden de volledige, de absolute Idee. De absolute Idee is de volledige waarheid, en de volledige waarheid de waarheid van de Idee, die zich met volledige stelselmatigheid, of áls

Page 42: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

40

volledige stelselmatigheid, tot bepaaldheid verkeert, om die terug te nemen en op te heffen, die dus idee is van zelfver­keering der stelbaarheid in gesteldheid, en van de gesteldheid in datgene, wat er in haat-zelve, dat is in de Idee, op volgt.

Zoo verkeert zich in de Idee alles; zoo verkeert zich de Idee zelve in het andere, waarin zij zich heeft weer te vinden en waar kan maken. ~Want de volledige Idee van de redeleer, de redelijk volledige en volledig redelijke Idee is nog de volledig­heid in het afgetrokkene. Zij is de onmiddellijke denkbaarheid van alle werkelijkheid en begrijpelijkheid, en zoo het beginsel van alle begrijpelijkheid zelve; in de Idee is begrepen wat er te begrijpen valt, en zoo is er betrekkelijk nog niets in begrepen. De op zichielve gestelde Idee is de idee der weer niet waar gemaakte Waarheid; zij besluit de Redeleer bij wijze van vol­ledige en toch weer afgetrokkene sluitrede, die nu besluit en ontsluiting blijkt tot overgang in het natuurlijke andere van het Redelijke, het andere waaraan de Idee zich ontgeeft, om er zich in weer te vinden. vVant de leer van de rede is de leer van het ware op zichzelf, dat zich verkeeren moet, om tot zichzelf te kunnen komen. De redeleer is de leer van de waar­heid zonder meer. Maar het op zichzelf gestelde is niet de waar­heid. Zij is de leer van de idee der waarheid, van de waarheid der idee, der volledige idee, en die 'volledige' idee is de afge­trokken redelijke, die op zichzelve geen stand houdt, maar zich ontgeeft en laat gaan; daadwerkelijk gaat de ware of redelijke idee zich aan haar tegendeel te buiten. De ware, volledige en oneindige idee gaat over tot volledige en oneindige tegenstel­ling; eeuwig verkeert zich het Ware in het Andere, eeuwig is het idee van wording, 'idea naturae'. En zoo is de zelfverkeering der Idee natuurlijkerwijze de Natuur; zoo moet de Idee, zoo zal van zélf de Idee, zich weervinden en waar maken in de Natuur.

In de Natuur schuilt de Idee; de Natuur is op de wijze van

het andere het Ware zelf.

Leiden, Dec. 1910; Mei 1912.

Page 43: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

Bollandiana. - In De Nederlandsche Spectator publiceert prof. Bolland wedor een reeks "Spreuken uit de leerzaal der Wijs.. Mid", waa.ruit wij de volgende samenlezen:

Buiten het ware en werkelijke valt niets, ook niet het mysticisme; het mysticisme van zuivere rede echter is meer dan lichtschuwe bekrompenheid.

De ondervinding, die haar grenzen heeft, stelt geen grenzen, die ze niet zelve te bui­ten gaat.

De wereld uit bepaalden gezichtshoek zien is niet dien gezichtshoek maar .,zeer bA­paald" de wereld zien.

Eindigheid leeren k€lllIlen is "zeer bepaald" oneindigheid leeren kennen.

Het ware is niet te vinden, zegt bet ver­stand - in zijn domheid.

De waarheid is niets meer of minder dan gedachte; ;zij is de wáre gooaohte. .

Wie aan de waallheid gelooft, is nog DIet wijs en wie er aan twijfelt, is 66k niet wijs. 1I~ teeken van Mt scepticisme is een

vraa.gtceken en het zuivere scepticisme een getwijfel, waarin niets wordt beweerd of geleerd.

Agnosticisme ts geen scepticisme, maar eon dogmatisme vol zinledigtheid.

Ik deug niet en wU niet deugen, zegt de deugniet; ik ken het ware n.iet en wil het niet kennen zegt de agnostlcus.

De agno;ticu8 is de wetenschappelijke deugnl.et, die zich op zijn ondeugd verheft.

De ''Tees voor dwaling is in den agnost!­oos slechts angst voor deugdelijk denken; agnosticisme is een zwak en lui of gemak­:buchtig denken.

Het ware van den twijfel komt uit, niet Ln de botte ondoordachtheid van het agnos­ticisme, maar in de vertwijfeling van de wijsheid, waarin de twl,jfel tot alomvattend­heid is weggetwijfeld.

De wijsheid is hèt denken, dat boven tiheor1eën, eigene theorieën siaau.

De wijze mensah is de eenige mensch; ook geleerde monschen zijn wnder wijsheid nog geen menschen.

De dieren des velds kennen geen vorhef­fing en de gewone natuurgclecrde geen wijsheid.

Onredelijk verstand is onzedelijk verstand en de v61'W8.Il.rlooziJlg van stelselmatige wijs.. l>egeerte de onzedelijk1heid der wetenschap.

De wetenschap onzer hoogescholen is een verlicht.heid, die verstandig in het duister blij Ct tasten.

De wetenschap onzer hoogescholen is een vcrstaudig.ileid vol vuorooIX1celen. D~ wijze mansch en de wetonschappelijkc

mcnsch verhouden zich als de mensch, Uie weet en de mensch.l die niet weet., wat hij zegt.

Geen stijfhoofdigheid of eigenzinnigheid zondor karakter, geen karakter ronder eigen­zinnigheid.

Zono.er onredelijkheid geen krachtdadig­heid; de mensoh zonder vooroordeel~ 18 machteloos.

Geen geheugen zonder vergeetachtigheid eft geen berûllning zonder ontûnning.

Een geleidelijke ontzinning des gcestes is zijn vernaturing tot gewoonte; zoo is de gewoonte een zachte uitzinnigheid.

In de gewoonte komt de geest tot ue) uit­zinnigheid eener natuurlijke onbedachtheid.

Wat de wijsheid verdraagt, laat zich in domMid niet droomen.

De domheid der menschen is een belloud der werkelijkheid.

Page 44: DE LOGleA. - dbnl · DE LOGleA. Leiddraad bij het onderwijs in zuivere rede DOOR G. ]. P. ]. BOLLAND, HOOGLEERAAR TE LElDEN. Geene zuiverheid va.n kennis zonder zuiverheid va.n rede.

Bij A. H. ADRIANI te Leiden zijn te bekomen de na­volgende werken en uitgaven van PROF. BOLLAND:

Eene levensbeschouwing .

Aanschouwing en verstand

Spinoza.

f 0.75

• 11

• 11

1.50 0.50

Alte Vernunft und neuer Verstand " 0.90 Zuivere rede en hare werkelijkheid. Derde uitgave. (Met

Portret.) In linnen stempelband . 11 15.-Collegium logicum van 1904-1905, 2 deel en f 12.-, geb. " 15.­De logica. Tweede uitgave. (Met Portret.) . " 1.­Petrus en Rome. Vierde, aanmerkelijk vermeerderde, druk" 0.75 Open brief aan den heer H. J. A. M. Schaepman . 11 0.80

Rome en de geschiedenis. Herz. en verm. druk.

Roomsche historie. Tweede, vermeerderde, druk De kerk van Utrecht.

" " "

1.25 1.25 1.-

Wat is protestantenplicht bij de . . .. verkiezingen?

De roomsche biecht in hare wording . · " 0.60

" . 0.90 De grondslag der 'Vrije' Universiteit . De grondslag der 'Vrije' en 'De Tijd' Het eerste evangelie in het licht van oude gegevens

Gnosis en evangelie . Het evangelie. Eene 'vernieuwde' poging tot aanwijzing

" 0.50 " 0.50

1.90 " "

1.80

van den oorsprong des Christendoms. Tweede uitgave" 2.25 Onze evangelien en de oude theosophie . • 11 0.90

De theosophie in Christendom en Jodendom. " 0.90 De groote vraag voor de Christenheid onzer dagen ,,2.25 Die althellenische W ortbetonung im Lichte der Geschichte" 1.40 J. E. Erdmann's Abhandlung über Leib und Seele • ." 1.50 Hegel's Philosophie des Rechts. ." 5.50 Hegel's Phrenomenologie. f 8.-, geb. " 10.-Hegel's Encyklopredie f 12.-,geb. " 14.-Hegel's Geschichte der Philosophie fI2.-,geb. " 14.-

r-------n . u. nL" __ __ 1.:_ ..:1-- DAl:...; ...... I 6.75, 11, Ie" 2.75

201818_045

boll0041ogi02

De logica. Leiddraard bij he! onderwijs in zuivere rede.