Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar...

52
0 -D LINT BRIEF ILin AAN Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN D E R HOEK 1906

Transcript of Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar...

Page 1: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

0-D LINT BRIEF

ILin

AAN

Prof. G. J. P. j. BOLLAND

DOOR

Dr. G. JELGERSMA

Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden

TWEEDE DRUK

LEIDENGEBROEDERS VAN DER HOEK

1906

Page 2: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...
Page 3: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...
Page 4: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

Men wordt verzocht het volgende in dezen open brief tewijzigen :

Pag. 14 regel 3 en 2 van onderen staat: het leerstuk der on-bevlekte ontvangenis ; hiervoor moet gelezen worden : wonder-verhalen.

Pag. 15 regel 3 van boven staat : onbevlekt, lees : onberispelijk.Pag. 15 regel 4 van boven staat : katholiek, lees : geloovige.

Naar aanleiding van dezen open brief ontvang ik dagelijks talrijkegeteekende en ongeteekende brieven. Hieruit blijkt mij, dat ikmet het schrijven van mijn brief een nuttig werk heb verricht.De ongeteekende brieven zijn hoofdzakelijk van adepten vanBolland en van katholieken. Zij zijn een kostbaar materiaal voorpsychologische studie. Dat ik in het schetsen van den ongun-stigen invloed van het onderwijs op studenten niet te ver bengegaan moge de volgende anonyme brief, die mij uit Leidenis toegezonden, aantoonen.

En dit is het oordeel, dat het licht in

de wereld gekomen is. Joh. 3:99.

Arme stumper, ge zult sterven in Uw zonde, maar Wij zullenhet evangelie preeken van de daken en op de straten, en uit-gaan naar alle werelddeelen, want wij hebben God gezien.

Hegelarij of.... ezelarij!!Doch de Stadhouder zeide : wat heeft

hij dan kwaads gedaan ? En zij riepen

te meer, zeggende : laat hem gekruisigd

worden ! Matth. 27 : 23.

Page 5: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

OPEC BRIEFAAN

Prof. G. J. P. J. B O L L A N D

DOOR

Dr. G. JELGERSMA

Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden

...

LEIDEN

GEBROEDERS VAN DER HOEK

1906

Page 6: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...
Page 7: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

Modern philosophy opens with a method—Bacon ; and

ends with a method—Comte; and in each case this method

leads to positive science, and sets methaphysics aside. Within

these limits we have witnessed various efforts to solve the

problems of philosophy, and all these efforts have ended in

scepticism.

There are two characteristics of modern Philosophy,

which here may be briefly touched on : The first is the

progressive development of positive science, which in ancient

speculations occupied the subordinate rank, and which now

occupies the highest. The second is the reproduction of all

the questions, which agitated the Greeks, and that too in

a similar course of development. Not only are the questions

similar, but their evolutions are so.

After the Eleatics had vexed the problems of existence

to no purpose, there came Democritus, Anaxagoras, Plato

and Aristotle, who endeavoured to settle the problems of

the nature and origin of human knowledge. So, in modern

times, after Descartes and Spinoza came Hobbes, Locke

Leibnitz etc. The ancient researches into the origin af know-

ledge ended in the sceptics, the stoics and the new Academy :

that is to say in Scepticism, Common Sense and Sceptiscism

again. The modern researches ended in Berkeley, Hume,

Reid and Kant, that is in Idealism, in Scepticism, Com-

mon sense and Scepticism again. These inquiries terminating

thus fruitlessly, a new and desperate spring was made in

Alexandria ; reason was given up for ecstasy, this resolved

philosophy into religion. In Germany a similar spectacle

presents itself ; and Schelling has in his final stage, iden-

tified philosophy with religion. Thus has philosophy com-

pleted its circle, and we are left in this nineteenth century

Page 8: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

precisely at the same point at which we were in the fifth. —

Observe however — and the fact is full of significance —

how, in the course of speculation, those questions which

were susceptible of positive treatment, gradually acquired

strength and development. If we are as far removed from

a solution of any ontological problem, as we were in the

days of Proclus, we are not nearly so ignorant of the

laws of mental operation. Psychology is not a science yet;

but it boasts of some indisputable truths. Although much

remains to do, much also has been done, and we believe,

that it wil one day rank as a positive science. —

Modern philosophy staked its pretensions on the one ques-

tion : Have we any idea independent of experience ? This

was asking in other words : Have we any organum ofphilosophy ?

The answer always ends in a negative. If any one, there-

fore, remains unshaken by the accumelated proofs this his-

tory affords of the impossebility of philosophy, let him

distinctly bear in mind that the first problem he must solve

is : Have we ideas independent of experience ? Let him

solve that ere he begins to speculate.

And now, reader, our task is done. —

Conclusion of a Biographical

History of Philosophy, by G. H. Lewes.

Page 9: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

GLACIlTL COLLEGA.

Na u \V polemische publieke voordracht naar aanleidingvan mijne inaugureele rede, nu zeven daar geleden, had iksliet gedacht nogmaals met U in debat te komen. Op uweuitnoodiging in der tijd om bij bovengenoemde polemischevoordracht tegenwoordig te zijn, schreef ik U een beleefdbriefje, waarin ik I; mededeelde, niet op de vergadering tekunnen verschijnen. Ik meldde U toen niet alle redenen.die mij weerhielden aan uwe uitnoodiging gevolg te geven.Gij begrijpt het ongetwijfeld; wanneer men in eene nieuweomgeving komt. is men wat gegeneerd, gevoelt men zichmin of meer schuw. Nu ik in deze omgeving ingegroeidben, valt deze reden tot stilzwijgen weg en wil ik U mede-deelell. wat ik toen verzweeg. Toen reeds vond ik het meerof min onkiesch, twee vechtende professoren voor eengroote vergadering. Thans vind ik het onmogelijk. VerbeeldU, de leeraar der wijsheid met een gewonen leeraar aanhet kemphanen en een paar honderd studenten als toe-hoorders gieren van den lach.

Neen, geachte Collega, dat ging niet ; thans voel ik hetzeer sterk, dat ik den leeraar der wijsheid voor een dwaas-heid heb behoed, en ik geloof, dat hij mij daar dankbaarvoor moet zijli.

Dat ik nu, ondanks het voorafgaande, toch meen tegen11 op te moeten treden, heeft zijn oorzaak hierin, dat ikden invloed, dien uw onderwijs op de studenten uitoefent.een noodlottigen vind. Door uw onderwijs wordt bij heneene eenzijdigheid gekweekt en eerie dusdanige gering-

Page 10: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 6 —

schatting voor anderer werk, dat het mij noodig schijntdaar tegen met ernst te protesteeren. Jonge menschenkunnen nog zoo weinig weten, en zij zijn zoo geneigdde woorden van den voorganger aan te nemen. Zij hebbennog zoo weinig het vermogen tot onderscheiden en naar-mate de gehoorde beweringen met meer overtuiging enmeer gloed -- en daaraan ontbreekt het U zeker niet —worden voorgedragen, naar die mate zijn zij meer geneigdze te aanvaarden. Uw onderwijs is dus voor hen zeer ge-vaarlijk, het zou op den duur een eenzijdige en bekrom-pene geestesrichting kweeken, die niet na zou laten voorde toekomst schadelijke gevolgen te hebben. En daartegenwil ik in dezen apen brief waarschuwen.

Vóór dat ik begin met mijne bezwaren voor den dag tekomen, wil ik U eenige inlichting geven over mijne kennis,voor zoover deze uwe richting van denken betreft.

Hegel heb ik nooit gelezen ; ik heb zelf nooit een uit-gave van zijne werken gezien. Ik ken hem slechts eenweinig uit de tweede hand, uit wat enkele Engelsche phi-losophen over hem schreven en uit een leerboek over ge-schiedenis der philosophie ; ik las verder, hoewel met toe-nemenden tegenzin, uw Collegium logicum, en bovendienenkele van uwe kleinere brochures. Ziehier dus mijn philo-sophische kennis van uwe richting. Ze is slechts gering,maar, voor het doel dat ik mij voorstel, ruim voldoende.Dit doel is niet een kritiek op Hegel te geven, of ook maareen doorloopende kritiek op uw werk. Ik wil alleen waar-schuwen tegen uw systeem en uwe manier van doen endeze waarschuwing is hoofdzakelijk geschreven voor uweleerlingen.

Verder moet ik U, geachte Collega, mededeelen van welkstandpunt uit mijne opmerkingen geschreven zijn. Deed ikdit niet, dan weet ik zeker, dat gij mij verkeerd zoudt be-oordeelen en dat gij bij mij onbillijkheid en zelfs onverstandzoudt veronderstellen op plaatsen, waar van deze min gun-stige geesteseigenschappen -geen sprake kan zijn. Bovendien

Page 11: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

gelden mijne tegenwerpingen zoowel den vorm als deninhoud van uwe leerstellingen, beide zijn zoo weinig tescheiden, dat ik geleidelijk van den een tot den ander zalkomen. Dit alles maakt een eenigszins langere inleidingnoodzakelijk.

Ik reken U onder de overtuigden ; gij meent een inzichtte hebben verkregen in eene absolute waarheid, die aanandere menschen verborgen bleef. Gij zijt in dit opzicht ineen heilstoestand, dien gij oprecht ook aan anderen gunt.En niet alleen dit, ge wilt U zelfs de grootste inspanninggetroosten om hen dien deelachtig te doen worden.

Van Eeden heeft in het eerste deel van den kleinenJohannes dezen gemoedstoestand zeer schilderachtig weer-gegeven. Elke diersoort zoekt daar naar zijn „boekje", ener bestaat een spinnenboekje, een keversboekje en nog veleandere boekjes meer. Er zijn zeer vele menschenboekjes.Van Eeden heeft thans het zijne ook reeds gevonden.De bijbel is een zeer verspreid menschenboekje, maar erzijn er nog vele andere. Elke religie heeft zijn boekje. Ver-der zijn er spiritisten-, vegetariërs-, socialistische-, anar-chistische- en andere boekjes. Een zeer gezocht soort zijnde philosophenboekjes. Deze zijn niet slechter en niet beterdan de andere ; meestal zijn ze wat dikker.

Het bezit van zoo'n ,,boekje" is van onschatbare waarde.Alleen iemand met een ,,boekje" kan zuiver gelukkig zijn;hij is dat niet altijd, maar dat komt, omdat hij oogen-blikken van verborgen twijfel aan zijn „boekje" doorleeft;doet hij dat niet, dan kan niets zijn zielsrust verstoren. Ditwil in dit geval veel zeggen, want iemand met een „boekje"heeft veel te verduren. Dit komt, omdat er zoo vele ver-schillende „boekjes" zijn. De menschen underling zoudenhet elkaar gewoonlijk nog zoo lastig niet maken, maar hetzijn de ,,boekjes", die hunne bezitters tot onbillijkheden envijandelijkheden drijven.

\Vat in een ,boekje" staat is voor zijn bezitter de waar-heid, en een ander „boekje" heeft het dus per se bij het

Page 12: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

--- 8 —

verkeerde eind. En omdat er in „boekjes" altijd sprake isvan het absolute heil, moet er de grootst denkbare strijd

_ontstaan. De hervormers zijn in der tijd ter wille van hun„boekje" verbrand. Dit was hard ; maar 't was toch nietzóó hard, dat zij daarom ongelukkig zijn te achten. In tegen-deel, hun „boekje" gaf hun zóó veel kracht, steunde henin die mate in de hardste beproevingen en vervolgingen,dat zij zonder morren en zonder weifelingen de wreedstefolteringen met een berustend gemoed verdroegen.

Neen, zonder eenigen redelijken twijfel, het bezit van een„boekje" is het summum bonum. Ieder, die het niet heeft,moet zich met minder tevredenstellen.

Gij, geachte Collega, zijt de gelukkige bezitter van een„boekje" en wil iemand, die U en uwe werken beoordeelt,niet onbillijk zijn, dan moet hij dit ter lege in aanmerkingnemen. Ik zou mij kunnen voorstellen en ik weet zelfs datdit nu en dan werkelijk gebeurt, dat iemand, die U zoo hardhoort roepen : koop mijn werken, lees mijn boeken, volgtoch in 's hemels naam mijn collegium logicum, laat u tochniet leiden, ezelskoppen, die gij zijt, door die stommerikken,die zich mijne Collega's noemen enz. ; ik zou mij kunnenvoorstellen, zeg ik, dat zoo iemand U een marktschreeuwernoemde, een pedante rekel, die in bekrompen waanwijsheidzijn eigen alleen zaligmakend geloof aan anderen op wildringen. Dit zou onbillijk zijn, want zoo iemand houdt geenrekening met de kracht van uw „boekje". Ik oordeel anders.

Er staat toch in uw „boekje", dat alleen de zuivere redehet ware is, dat waardoor de mensch eerst werkelijk menschwordt. Zonder zuivere rede is hij immers geen mensch.Nu ziet gij om U heen en o hemel ! de zuivere redeis zoo armelijk toebedeeld aan de menschen. De grootehoop heeft er niets van; maar dat kan nu eenmaal nietanders, die moeten het dan maar doen met hun eigen oud„boekje", het geloof. Daar hebt gij vrede mee, omdat hetnu eenmaal niet anders kan, maar uw goed hart gunde zebeter. Maar niet te verdragen is het gedrag van die ande-

Page 13: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

ren ; die kunnen de zuivere rede bij U komen halen en delammelingen doen het niet. Natuurlijk dat is van uw stand-punt hemelschreiend. Wanneer iemand honderdduizendgulden Wordt aangeboden, neemt hij ze aan, maar wanneergij hem (lat wilt geven, wat werkelijk en alléen zijn uit-sluitend en duurzaam heil kan uitmaken, dan kijkt zoo'nschapekop een anderen kant uit. Zoo is en zoo moet uwgedachtengang zijn.

Het zou zijn een miskennen van de kracht van alle,,boekjes" wanneer men werkelijk vond, dat gij, ik zeg nietonbetamelijk, maar dat gij ongemotiveerd optraadt. Uw op-

treden geeft soms blijk van welwillendheid ; niets is U teveel om datgene te bevorderen. wat volgens uwe heiligeovertuiging de waarheid is. Daarbij ontmoet gij veel tegen-stand en. zooals wederom uwe heilige overtuiging is, veelmiskenning en kwade trouw en vooral veel domheid. Maardit doet er niet toe, de waarheid zal zegevieren en daarvoorzoudt gij U op uwe wijze den brandstapel getroosten.

Men denke niet, dat het een kleinigheid is te zien. dat,zooals gij het zelf hebt uitgedrukt, de persoon. die voor deRede is, wat de Heere Jezus Christus voor het zedelijk be-wustzijn van de menschheid is geweest, dat die grooteMeester der Redelijkheid door het profanum vulgus wordtmiskend en gehoond. Motieven voor uw optreden hebt gijdus in overvloed, en daarbij moogt gij er U op beroemen,dat gij beter zijt dan die Christenen, want die hebben tereere van den Heere, Heere. menigeen tot den vuurdoodgebracht en zoo iets is bij U nog nooit opgekomen.

In menig opzicht doet gij mij denken aan Van Vloten,die in zijne uiteenzetting van de leer van Spinoza ook zijn„blijde boodschapper der mondige menschheid" den volkein niet al te zachtzinnige woorden verkondigde. Werkelijk.gij beiden zijt, trots alle miskenning. gelukkige menschen.Gij, als hij, hebt het summum borium. Gij zijt beiden be-zitters van eene waarheid. waarvoor het een genot moetzijn te lijden. En ik meen het heilig, de bezitters van

Page 14: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 10 —

„boekjes", als zij ze maar werkelijk gelooven, het zijn bravemenschen.

Gij, geachte Collega, zijt iemand met een sterke eerlijkeovertuiging. Gij meent in het bezit te zijn der absolutewaarheid. Deze overtuiging geeft U eene groote kracht,maar gij vertoont ook in volle mate alle zwakheden, diedaaraan noodzakelijker wijze verbonden zijn en waarop iknu de aandacht zal vestigen. Iemand zooals gij met eenesterke overtuiging, met het bewustzijn verder, zooals gijliet noemt, de leeraar der wijsheid te zijn, heeft twee eigen-aardigheden. Gij overschat uw eigen werk en onderschatdat van anderen. Natuurlijk, dit kan niet anders. In uwe eigengedachten hebt gij den profetenmantel om. Deze overeen-komst met een profeet of liever met een apostel gaat ver-der, dan gij misschien wel denkt.

Een apostel is niet iemand, die uit zichzelf komt, hij isgeen vinder van nieuwe waarheid, maar hij is een gezon-dene, die de waarheid van zijn meester komt propageeren.Zoo is het ook met U. Ook gij hebt de waarheid niet ge-vonden ; zij is U medegedeeld door uwen meester, denoppermachtigen alleenheerscher in het Rijk der Rede, door„onzen lieven Heer" Georg Wilhelm Friederich Hegel. Omdatgedurende al de jaren, dat de Meester dit aardrijk reedsheeft verlaten, niemand of bijna niemand hem naar waardeheeft geschat, omdat men in tegendeel tot allerlei dwalingenis vervallen en hij ook nu nog naar uwe opvatting algemeenwordt verguisd, moet gij wel tot de gedachte zijn gekomen,dat al die andere menschen niet veel beteekenen en overal die onbeteekenende andere menschen breekt gij dan ookzonder eenig aarzelen den staf. Daarbij komt het niet inU op, dat gij toch niets anders doet dan den meester na-praten en wel verre van U zelf gering te schatten, omdatgij zijn werk niet voortzet en nieuwe banen betreedt,gelooft gij u veel grooter dan die anderen, die Hem nooithebben begrepen. Van daar , uwe matelooze zelfoverschat-ting. — Ik geloof dat ik op deze wijze uw oordeel over

Page 15: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 14 —

anderen ongeveer juist weergeef. Nu echter het oordeel, van de menschen zonder uw boekje of met ander boekjeover U.

Zij zien in U een uitlegger van leerstellingen van eenoud philosooph, en zullen U gaarne toegeven, van een be-roemd philosooph, van iemand, die het vermogen had zijneigen weg te gaan, maar dit neemt niet weg, dat gij nietmeer zijt dan een navolger. Den philosooph zelf kan men,indien men er behoefte toe gevoelt, even goed zonder U alsmet U bereiken. Gij zelf hebt er niets aan toegevoegd enwanneer men een werkelijke onderzoeker, iemand dienieuwe, ongewetene dingen vindt, vergelijkt bij Stanley denberoemden ontdekkingsreiziger, dan zijt gij niet meer daneen wandelaar in de duinen.

Dit neemt niet weg, dat gij diezelfde zoekers en vindersmet de grootste minachting bespreekt. Uw boekje belet Unaar andere richting te zien. Wat gij in uw college overzuivere rede van collega Lorentz zegt is dwaas. Hoe onheb-belijk zijt gij niet doorloopend tegen uw collega Heymansuit Groningen, dien gij in uw philosophenkoeterwaalschtelkens als zoo bijzonder verstandig prijst; in gewoon Hol-landsch overgebracht wil dat zeggen, dat hij van zijn vak,van philosophie, geen greintje begrip heeft. Daarbij laat gijU door uwe hartstocht vervoeren tot het zeggen van din-gen, die een eigenaardigen kijk op uw geestesleven geven.

Nadat gij op Heymans afgegeven hebt zegt gij ergens,dat zoo iemand lid van de Academie wordt. Begrijpt gij11u niet, dat iedereen daaraan toevoegt „en mij maken zehet niet" ? Begrijpt gij niet, dat mén dat zeker zegt vaniemand, die zoo ijdel is als gij zijt, van iemand, die tennaasten bij iedereen dom vindt, behalve zich zelf? Ik be-hoef geen nadere voorbeelden te geven, deze zijn algemeengenoeg bekend en reeds de toon van uw schrijven is vol-doende om uwe werkelijk enorme tekortkomingen in ditopzicht in een duidelijk licht te stellen, nl. uwe grenzen-booze zelfoverschatting en geringschatting vati anderen. Vooral

Page 16: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— l2 —

uwe latere geschriften gaan een bijzonder karakter dragen.Gij neemt volkomen de manieren van een apostel aan enik krijg den indruk, dat gij de vormen der christelijke kerkcopieert. Het is alsof gij de preeken van een orthodox pre-dikant' hebt afgeluisterd.

De eerste alinea van uw collegium logicum schijnt mijtoe uit eene of andere preek gecopieerd te zijn. Men oor-deele : „Eer wij een begin maken, zij het mij vergund, Umijn welkomstgroet aan te bieden, in de hoop, dat onzesamenkomsten ook dezen keer weer mogen bijdragen totverheldering van eigen geestesleven en tot vermeerderingen versterking ook van de gemeenschap des geestes, die,te midden van de partijschappen in onze maatschappij deeenige waarlijk redelijke gemeenschap is, en hier, naar wijwillen hopen, weer wordt versterkt."

Afgezien nog hiervan, dat gij van Hegel spreekt als vanChristus en hem het epitheton van onzen lieven Heen geeft,is er nog zooveel anders, dat tot nadenken stemt. Hegel ishet beginsel en Kant het begin, zoo leert gij ons. Men denktdan als van zelf: het beginsel is Christus en als Kant danhet begin is, kan hij voor Johannes den Dooper doorgaan;gij als apostel kunt Paulus voorstellen en de geloovige ge-meente, wel : dat zijn de studenten. Het geheele college isdan compleet en alle elementen voor eene nieuwe religiezijn gegeven. Het zou belachelijk zijn, als het niet zoo treurigwas. Is het eenmaal zoo ver. dan gaat alles van zelf. In deeerste plaats moet de religie gepopulariseerd worden. Gijhebt daarvoor de Christelijke kerk als leerrijk voorbeeld endeze kan U den weg wijzen. Ik verwacht dus, dat gij evenals deze, U zult toeleggen op het maken van vragenboekjes,die een korte samenvatting in begrij pelij ken vorm van hetmeest wezenlijke van de leer weergeven, b. v. Wat is hetbeste boek ? Het beste boek is Hegel. In hoeveel deelenwordt Hegel verdeeld ? enz.

Hieraan kunt gij op den duur niet ontkomen. Ik wees erreeds op, dat uw hart veel te goed is om de groote schare

Page 17: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 13 —

zoo maar in (te pikke duisternis te laten voortdolen. Uwelaatste brochure over het leut van (le wijsbegeerte schijntmij reeds een begin.

Het imperatieve karakter van de tale Kanaiins is in uwelatere geschriften bijzonder duidelijk en schijnt zich steedsverder te ontwikkelen. Uitdrukkingen als : Wij hebben tebegrijpen of wij hebben te verstaan, komen herhaaldelijkvoor. Dergelijke expressies zijn voor mijn gevoel onvolledig:op dit ,,wij hebben te" behoort nog iets anders te volgenen ik denk er mij bij op straffe van eeuwige verdoemenisof iets dergelijks.

Dit gebiedend karakter vals uwe schrijfwijze en trou-wens van uwe geheele philosophie sluit zich zoo goed aanbij den geest van elk geloof. Ik voor mij ben er vanovertuigd, dat dit voor een groot deel zijne verklaringmoet vinden in datzelfde karakter van het geloof uwerkindschheid. Dat zijn van (lie onbewuste nawerkingen, waaruwe zuivere rede geen rekening mee kan houden, waar zijniet bij kan, en die gij dus eenvoudig verwaarloost. Opdezen factor kom ik in een ander verband straks nog terug.

De tegenwoordige tijdsomstandigheden zijn bij uitstekgunstig voor de ontwikkeling van een nieuw geloof. Hon-derden en duizenden in de beschaafde Europeesche maat-schappij hebben hun oud geloof verloren en een dergelijkegroote verandering in de overtuigingen der menschen bin-nen zulk een kort tijdsbestek gaat zoo gemakkelijk niet.Een keten, die honderde jaren lang gedragen is, laat eenmoet na. Wij beleven daardoor tegenwoordig het merk-waardige verschijnsel, dat velen, die hun oud geloof ver-loren hebben, een nieuw hebben aangenomen ; de spiritisten,de theosophen en vele anderen zijn daar om dit te be-wijzen. Vrede hebben met het onbegrijpelijke kan de meer-derheid der menschen niet; zij hebben de intense behoefteden bestaanden afgrond in hun begrijpen te dempen ; zijmoeten, populair uitgedrukt, vastigheid hebben. en daartoekan alleen een geloof dienen of wat daarmee gelijk staat.

Page 18: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

Uwe philosophie geeft even goed een oplossing als elkgeloof; het beginsel, zooals gij het noemt, is er en wat iseen geloof eigenlijk meer?

Het andere, dat voor het oude geloof in de plaats komt,kan zeer verschillend zijn. Ik noem slechts : vegetarisme,christian science, anarchisme, theosophie, genezing doorhandoplegging, rein leven, anti-vivisectionisme ; de lijst is bijlange na niet compleet.

Hinderlijk is in Uwe geschriften dat telkens op denvoorgrond komen van uw eigen persoon en uitdrukkingenals bv. de groote hoeveelheid „zuren geestes-arbeid" diengij verricht hebt. Niemand dwingt U tot dien zuren geestes-arbeid en wanneer gij dien niet voor uw genoegen doet,moogt gij hem nalaten. Vrijwillige studie is altijd een gevolgvan een hoogeren drang en wanneer ze dat is, spreekt mener niet over. Ook dit is weer een voorbeeld van eigen over-schatting en geringschatting van anderen, die dan zeker„geen zuren geestesarbeid verrichten".

Hinderlijk is de taal, waarin gij schrijft. Psychologie,zielkunde, de kennis van den menschelijken geest noemt gijbij voorkeur, zeker omdat het vak uwe sympathie nietheeft, „zielige kunde". Heel grappig, maar ontzettend ordi-nair. Redeneeren schrijft gij reden-eeren, waarschijnlijk naaranalogie van probeeren, prob-eeren en van tracteeren, tract-eeren ; uwe woordafleidingen en uw woordenkeus zijn door-loopend hinderlijk en vergun mij het woord, gewoonlijkgrof. Dat zal waarschijnlijk wel weer daarin zijn oorzaakvinden, dat gij de taalkundigen, evenals de natuuronder-zoekers, niet veel zaaks en nog al dom vindt.

Gij ziet het, geachte collega, ik heb groote aanmerkingenop den vorm van uwe uitingen. Laat ik u een gemoedslijkenen welmeenenden raad geven. Ik doe het schroomvallig, wantik ken de kracht van de „boekjes". In uw boekje dan, zoo minals in het mijne, wordt melding gemaakt van het leerstukder onbevlekte ontvangnik. Wij meenen, nietwaar, dat eengeboorte zonder conceptie onmogelijk is en dat wanneer de

Page 19: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 15 —

geboorte van Jezus werkelijk zoo heeft plaats gehad, als inden bijbel vermeld wordt, dat dan Maria, volgens onze thansgeldende begrippen van zedelijkheid, niet oHlevlel t is ge-weest. Ik verzeker U, een katholiek die ons deze ketterijhoort verkondigen, maakt een kruisje, als hij ons tegenkomt.

Zoo ver is het gekomen met de bezitters van Christelijkeboekjes, dat de mededeeling van een ordinair ervaringsfeitals heiligschennis kan worden gequalificeerd ; men noemthet plat en gevoelloos. Wij beiden weten echter wel beter,en wij zien wel in, dat het „boekje" den menschelijken geestin die mate vergiftigd heeft, dat de allergewoonste dingenonder invloed van „het boekje" een ander aanzien hebbengekregen.

Zou zulk een schip op strand voor U niet een baken inzee kunnen zijn ? Onder invloed van uw boekje gaat ook gijreeds de dingen zoo anders zien ; uw bovengenoemde oor-deelvellingen over personen en zaken bewijzen zoo duidelijk,dat uw boekje U een billijk oordeelen onmogelijk maakt.Ik geloof niet, dat een waarschuwing als deze veel zal hel-pen ; het schip op strand zult gij wel zien, maar gij zulthet niet opvatten als een baken voor U. Daarvoor zijt gijreeds te ver heen en te veel geknepen en misvormd in hetnauwe keurslijf van een eenzijdig en alleen zaligmakendphilosophisch systeem.

Gij kunt bijna uw mond niet open doen of het is overde domheid van andere menschen. Betz is dom, Bruiningis dom, alle philosophieprofessoren op het geheele vasteland zijn dom en ik ben dat natuurlijk in het kwadraat.Een dergelijke methode van oordeelen vind ik echter dom.Door studie en beroep ben ik specialiteit in de kennis vandomme menschen; een psychiater noemt hen imbecillen.Een kenmerk van deze domme menschen is, dat zij mee-nen alles te weten ; zij denken knapper te zijn dan deanderen en verkondigen dit luide. Dit is begrijpelijk,want zij weten hun eigen niet weten niet, en daarom twij-felen zij nooit. Dit geeft hun een aangenaam gevoel van

Page 20: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 16 —

zekerheid, een zelfgenoegzame tevredenheid, een vrijheid enflinkheid in hun optreden ; zij zijn nooit bleu of verlegen enzien iedereen behalve zichzelf voor dom aan.

Dit is naar mijne opvatting echter slechts één der redenen,waarom gij bijna iedereen dom vindt. Er is nog een andere,die misschien wel belangrijker is.

Wanneer gij oppositie ondervindt, verdiept gij U in uwsysteem en wel in die mate, dat men gerust mag zeggen,dat gij U er aan bedrinkt. Uw systeem is voor U eenflesch sterken drank of met een ander beeld een mor-phinespuitje. En wanneer gij er U dan behoorlijk mee be-dwelmd hebt, dan vindt gij het zoo van zelf sprekend, datieder ander een domoor is. Een dergelijk procédé komtimmers zoo dikwijls voor. Wat doet een geloovige anders ?En wanneer dan de menschen diep genoeg geestelijk geal-coholiseerd zijn met hunne honderderlei verschillende syste-men, welnu dan heeft men den godsdienstoorlog, daarvanis de wereld vol geweest. Met uw philosophiesysteem stuurtgij in de zelfde richting.

Een student, die uw colleges liep en mij daarover sprak,deelde mij mede, dat men eerst een stadium van verward-heid door moest, dan duizelde het een gewoon mensch voorde oogen ; dat stadium van verwardheid en duizeligheidmoest men passeeren, langzamerhand begon de dag aan tebreken, tot men ten slotte onder klaren hemel leefde. Ikgeloofde dit eerst niet, maar bij informatie bleek mij, dathet inderdaad zoo was, en iets dergelijks las ik ook in uwegeschriften. Hoe anders is dit toch bij elk andere studie ;daar bemerkt men van die verwardheden en duizelighedenniets. Ik voor mij zou bang zijn, dat ik in het stadiumvan verwardheid bleef. Dit nu- echter daargelaten ; ik zouuit mijne ondervindingen op ander gebied een merkwaar-dige paralel kunnen trekken. Ze is deze :

Wanneer men aan een kind voor 't eerst wijn laat drin-ken, trekt het,_ een wanhopig zuur gezicht, het vindt dienheelemaal niet lekker. Dit is het stadium van verwardheid

Page 21: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

_47_in voelen en bewegen. Wanneer men echter doorgaat metden wijn, gaat dit stadium voorbij en komt de periode vangenot en heerlijkheid; het kind vindt dit helderheid en beterinzicht. Wanneer het nog verder gaat, krijgt men den dronk-aard in den dop, ook in ruime mate bedeeld met die heer-lijke helderheid. Ook uw systeem maakt dronken.

Zou ik het werkelijk nu wel zoo geheel en al mis hebbengehad, toen ik zoo even uw systeem uw geestelijk morphine-spuitje noemde ? De hooge toon, waarop gij spreekt en deabsoluutheid waarmee gij uwe beweringen verkondigt, zijngevaarlijk. Gij moet bedenken dat gij reeds eenmaal vangeloof zijt veranderd en van Hartman tot Hegel zijt over-geloopen ; voor U zelf ten minste moet gij de mogelijkheidvan eene nieuwe verandering openhouden. Dit dient Uvoorzichtiger te maken. Het is toch niet prettig om op50-jarigen leeftijd nog eens een frontverandering te moetenmaken, nadat men op zoo hoogen toon heeft gesproken.Ten slotte zou niemand, ook geen student, meer naar Uluisteren. En ik verzeker U, zelfs een dronkaard kan genezen.

Ik geloof werkelijk, dat gij als eenige niet domme van „allephilosophieprofessoren van het geheele vasteland" nog veelzoudt kunnen leeren van de „handwerkslieden der natuur-wetenschap" op voorwaarde dat gij uwe ooren maar wildetopen zetten. Deze zijn bescheidener en verstandiger. En hoeklein zijn bovendien deze en dergelijke beweringen, wanneermen bedenkt, dat gij ze tegen jonge menschen uitspreekt,die ze niet kunnen controleeren. In een courantenartikel lasik, dat uwe zotheid over de domme philosoph,ieprofessorenU ontvallen zou zijn. Ik wilde, dat ik het kon gelooven. Hetis echter stellig niet het geval. Die dwaasheid ligt zoogeheel in den geest van al uwe andere opinies, dat zij ereenvoudig het gevolg van is. Gij gaat met vestinggeschutop de hazenjacht en weldra is er natuurlijk niemand meer,die voor uwe kanonades en Donquichotteriën een spiervertrekt.

Wanneer men het bovenstaande overdenkt, is, objectief2

Page 22: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

--18 --

gesproken uwe domvinderij niet een wegvalverschijnsel,ontstaan door niet aanwezig zijn, of verloren gegaan zijnvan functioneerend zenuwweefsel, maar meer een prikke-lingsverschijnsel, veroorzaakt door de intoxicatiewerking vanuw systeem.

Opvallend is eindelijk in uw optreden de wijze waaropgij de studenten naar uwe colleges wilt drijven. Dit is opzich zelf zeer begrijpelijk, of het echter objectief beschouwd,heilzaam genoemd kan worden, is een andere vraag. In zooverre philosophie kan zijn eene algemeene wetenschap, diede resultaten der andere wetenschappen tot algemeene con-clusies verwerkt, kan het zijn nut hebben en dus te ver-dedigen zijn ; maar verderfelijk is het, wanneer gij de phi-losophie wilt beschouwen als grondslag voor alle anderewetenschappen. Zoo lang er evenveel philosophische syste-men zijn, als er geloofsvariaties voorkomen, zoo lang isalgemeen philosophisch onderwijs natuurlijk een onmogelijk-heid. Het philosophisch onderwijs kan dan slechts zijn ver-dediging van een systeem een poging om dit systeem alshet alleen zaligmakende ingang te doen vinden en dit wilzeggen, dat het den onzaligen geloofstrijd, waarvan ons landal zoo veel te lijden gehad heeft en die thans weer duchtigwordt aangeblazen, overbrengt op philosophisch terrein. Dehemel beware ons daarvoor. Groot zou dit gevaar worden,indien uwe colleges algemeen bezocht werden ; speciaal u w ephilosophie gaat zoo sprekend op een geloof gelijken, zooalsik daar even reeds besprak. Wat voorafgaat betreft denvorm, wat nu volgt den inhoud van uwe overtuigingen. Hetis hoofdzakelijk naar aanleiding van het gestenographeerdeverslag van een uwer colleges, dat ik U dezen brief schrijfen enkele opmerkingen maak.

Page 23: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 19 —

Tarde, de bekende philosoof criminalist uit Parijs, ver-deelde de meeningen der menschen in leugens en dwalingen.De dwaling was de onwillekeurige onwaarheid, de leugende gewilde en bedoelde. Onjuist was dus alles.

Ik zou deze opinie alleen voor de vraagstukken der meta-physica zonder meer willen laten gelden en omdat daarde bedoelde onwaarheid wegvalt, blijft alleen de onwille-keurige over ; alles is dus daar naar mijne opvatting dwaling;anders uitgedrukt : een metaphysisch, een philosophischvraagstuk is een onoplosbare questie. Verwonderen kan onsdit niet; wij zien immers dagelijks, dat in al wat wij weten-schap noemen, de ontwikkeling zich beweegt van het bijzon-dere naar het algemeene en wanneer de metaphysica zichnu bezig houdt met de meest algemeene waarheden, komendie het laatst en dus waarschijnlijk en gelukkig nimmeraan de beurt. De oppositie, die gij hiertegen zult voeren,komt van zelf wel nader ter sprake. Soms zou men weldenken, dat deze stelling voor de meerderheid der men-schen een uitgemaakte waarheid was ; men hoort toch zoodikwijls spreken over de ijdele jacht naar het absolute.

Dit is echter niet het geval. In tegendeel men heeft deneiging hen, die de onjuistheid der tot nog toe gegevenmetaphysische systemen volhouden, met een boos oog aante zien. Men eischt, dat men kiest uit de aanwezige syste-men en doet men dit niet, of kan men het niet doen, danis men een scepticus, die van niets wil weten. Een geloovigezou zeggen : men moet toch wat wezen.

Dit is onbillijk. Verondersteld, men vroeg aan een sterre-kundige, wat de bewoners van Mars toch wel eten ? Hijzou dan moeten antwoorden, dat hij dit niet alleen nietwist, maar bovendien, dat hij niet eens wist of er op Marswel bewoners waren. Niemand zou er over denken hem ditantwoord kwalijk te nemen, en niemand zou hem daaromverachtelijk een twijfelaar noemen. Dit doet men echterwel, ten minste men is zeer geneigd om dit te doen, wan-neer men in het onoplosbare vraagstuk over den aard der

Page 24: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

-- 20 --

dingen geen partij kiest en wanneer men zich onbevredigdverklaart door alle tot nog toe gegevene soluties. Dit is onbillijk.

Gij, geachte collega, zijt dit ook. Uw antwoord op mijntwijfel weet ik vooruit ; dat zou kort en bondig zijn : „Datkomt omdat gij een stommerik zijt, lees Hegel en verdwijn".0, heilige boekjes, wat maakt gij ' blind !

Ofschoon dus het partij kiezen voor een bepaald meta-physisch systeem voor mij onmogelijk is, zoo is de kennis-making met die systemen niettemin zeer belangwekkend.Voor mij heeft dat echter niet de waarde van een abso-luut zoeken en vinden van waarheid, maar het heeft eengroote artistieke en psychologische beteekenis. Ik zie daarinhet worstelen van , den menschelijken geest met het tenminste voorloopig, onweetbare en ik zie daar verder inhet geluk, dat een vermeende oplossing aan den zoekergeeft, en o ! éénheid van tegendeelen, dit geluk van hetvinden is tegelijk het grootste ongeluk, want het brengtmet zich mede de vernietiging der kritiek en daardoor devernietiging van het hoogste, wat een persoon heeft. Menkan een dergelijke gelukaanbrengende solutie echter ookeven goed het tegendeel van eenheden noemen, want devroegere eenheid der persoonlijkheid is opgelost en geschei-den in twee tegenstrijdige deelen, het eene, dat in slaapgewiegd is door een systeem en het andere, dat op gewonewijze doorleeft.

Het komt mij voor, dat elke vermeende oplossing dereeds vooraf heimelijk en onbewust gewenschte is. In meta-physicis zoekt men wat men wil en vindt men wat menwenscht en geen systeem kan zoo absurd zijn of het heeft terzijner tijd zijn verdediger gevonden. Het komt hierin geheelmet het geloof overeen. In scherpe tegenstelling hiermedestaan de natuurwetenschappen, waar de nieuw gevondenwaarheden, door het experiment voorgezegd zijn, dat is dusdoor een procédé, dat van den bewusten menschelijken geestonafhankelijk is. Dit experiment is in zijne explicatie zeerzeker afhankelijk van den geest van den onderzoeker, maar

Page 25: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 21 —

dat kan in dit geval geen kwaad, omdat elke volgendeonderzoeker het kan controleeren en op die wijze elke per-

soonlijke fout geëlimineerd wordt. Deze eliminatie der per-soonlijke fout is in de subjectieve wetenschappen, die zichuitsluitend met het persoonlijke bezighouden, buitenge-sloten en toch, alleen op voorwaarde, dat deze subjectievewetenschappen zich door het objectieve experiment latencontroleeren, kan op den duur van vooruitgang sprake zijn.Tot deze controle door objectief onderzoek, zijt gij, geachteCollega, wel allerminst geneigd, want gij zoudt daardoorkomen tot de physiologische psychologie, een tweetal woor-den, waarvóór gij, indien gij ze gebruikt, gewoonlijk eenigetitteltjes plaatst, wat, geloof ik, verachting beteekenen moet.

De bestaande metaphysische systemen nu, zou ik in tweegroepen willen verdeelen ; de verdeeling is schematisch,maar de verschillende systemen kunnen onder één derbeide hoofden gebracht worden. Men kan subjectieve enobjectieve systemen onderscheiden. Op grond van uw leer-stuk der eenheid van tegendeelen zult gij wel bezwaar tegendeze verdeeling maken. Ik ben echter zoo vrij mij daarniet aan te storen. Elk dezer categorieën van systemenloopt uit op een absurditeit, een onmogelijkheid, die menmoet verorberen op straffe van verwerping van het systeemen te gelijk op straffe van voor een scepticus door te gaan.

De subjectieve systemen gaan van het subject uit enconstrueeren de wereld van uit het subject. Het systeem vanuwen Meester behoort hiertoe, wat gij daarover ook mogetbeweren ; talrijke andere ook ; eene opsomming daarvan kanhier veilig achterwege blijven. Al deze subjectieve systemenkunnen uit hunne eigen gegevens nooit komen tot de con-structie van iets, dat buiten het subject bestaat, tot eenbuitenwereld, een niet-ik. Zij moeten allen eindigen met hetsolipsisme en dit is eene conclusie, die niemand aandurft.

Toen ik nog student was, las ik eens een belangrijk boek ;het was eene belangwekkende satire, waarvan de titel was :A History of many dimensions. Dit boek handelde achter-

Page 26: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 22 —

eenvolgens in werelden van drie, van twee, van één en vangeen afmeting, dat was in spaceland, flatland, lineland enpointland. Men beleefde in deze verschillende wereldenmerkwaardige gebeurtenissen, maar de belangrijkste daar-van waren wel die, welke in pointland zich afspeelden. Debewoner van pointland was eenig, er was niets buiten hemen met goeden grond meende hij, dat hij het heelal was.

Welnu de solipsist staat gelijk met den bewoner van point-land, ook hij meent te goeder trouw, dat hij het heelal is,dat alles wat hij hoort en ziet, zijn eigen geestesproduct isen dat wanneer hij er niet meer is, ook alles weg is. Even-min als hij van zich zelf uit een buitenwereld kan con-strueeren, kan hij komen tot wezens, die buiten hem bestaan.Hij is alleen.

Deze conclusie heeft geen enkel subjectief philosoophwillen maken en toch is het de absurditeit, die allen verorbe-ren moeten. Zeer verschillende pogingen zijn gedaan om eraan te ontkomen; de knapste daarvan is wel die van Kant;de manier waarop gij het probeert, geachte collega, is veelonhandiger en onbeholpener.

Kant zegt dan : „Der Geist wird afficirt". In deze enkelewoorden of liever in het woord „afficirt" ligt een enormeonjuistheid. Waardoor toch „wird der Geist afficirt" ? Doorzich zelf of door iets anders. Wordt hij door zich zelf „affi-cirt", dan staat men midden in het solipsisme en wordt hijdoor iets anders „afficirt", dan neemt men een buitenwereldaan, die men moest demonstreeren en die uit het subjectzelf moest afgeleid worden.

Uwe verklaringen, geachte collega, zijn veel minder han-dig, dan die van Kant. Gij zult zeggen en ik zie het U allaten drukken : „Maar stommerik, weet gij dan niet af vande eenheid van tegendeelen, als er een subject is, dan is erimmers ook zijn tegendeel het object en de questie, die gijopwerpt, is er geen". Laten wij nu uw altijd werkend ge-neesmiddel van de eenheid van tegendeelen eens een oogen-blik laten gelden en alleen vragen hoe gij tot dit kostelijk

Page 27: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 23 —

principe komt. Dan kan het antwoord daarop alleen zijn,dat de ervaring U dat geleerd heeft. Gij toont dit elk oogen-blik zelf door voorbeelden te geven. Zeer geliefd is het voor-beeld, dat er naast iets dat hoog is, iets anders bestaat, datlaag is en dat ééne voorbeeld kan met tallooze andere ver-meerderd worden. Uwe verklaring steunt dus op een buiten-wereld, op iets niet-subjectiefs, en dit argument moet tegelijkdienen om dit niet-subjectieve te demonstreeren. Ook gijdus, evenzoo als Kant, maar veel onhandiger en onelegan-ter, neemt aan, wat gij demonstreeren moet.

Verschillende andere methoden zijn voorgesteld om ditobjectieve van uit het subject te construeeren ; de laatste pogin-gen daartoe gaan uit van de moderne positivisten ; zij komenalle ten slotte daarop neer, dat heimelijk wordt aangenomen,wat gedemonstreerd moest worden. Mijn broeder toonde ditin de Gids voor laatstgenoemde richting duidelijk genoeg aan.

En in waarheid, hoe zou het mogelijk zijn, hoe zou menuitsluitend en alléén uit zich zelf tot iets buiten zich kun-nen concludeeren ? Geen enkel subjectief philosoof, dietoch alleen rekening mag houden met het subject, kan bovenden man van pointland uitkomen. Hij moet gelijktijdig metzijn subjectieve gegevens en onafhankelijk daarvan de onder-stelling maken van iets objectiefs en daarmee is zijn systeemweg, omdat dan dit objectieve als even zeker moet aange-nomen worden, als het subjectieve, waarvan alleen hij be-weert uit te gaan.

Tegenover de subjectieve systemen staan de objectieve;gewoonlijk noemt men de aanhangers van deze systemenmaterialisten, en gij, geachte collega, hebt, geloof ik, degewoonte ze stofjesmannen te noemen. Tegen ben hebt geal heel wat afgefulmineerd, en hiermee beweegt gij U nietal te ver buiten de gewone lijn der tegenwoordige philoso-fen, die geen van allen erg te spreken zijn over de mate-rialistische theorieën en de gewoonte hebben er allerleibooze dingen aan toe te schrijven. Toch zijn deze objectievesystemen niet meer absurd, dan de subjectieve.

Page 28: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 24 —

Deze objectieve systemen gaan uit van de feiten der bui-tenwereld, die ze als gegeven aannemen en zij willen daaruitde wereld begrijpelijk maken, verklaren mag men het ooknoemen. Alleen het object is dus voor hen gegeven en desubjectieve wereld moet daaruit afgeleid worden. Ze volgendus eene richting tegengesteld aan die der vorige systemen.

In vroegere jaren, thans misschien minder, waren het denatuuronderzoekers, die deze richting propageerden. Ditwas zeer begrijpelijk, omdat zij, aangemoedigd door de wer-kelijk enorme resultaten der natuurwetenschappen, meenden,dat zij slechts de daar geldende methode van onderzoekhadden toe te passen om ook de subjectieve wereld duide-lijk te maken, in elk geval om ten slotte ook daar denzelfden vooruitgang in kennis en begrip te verwezenlijken,waarop de objectieve wetenschap te recht zoo trotsch is.

Tegen het toepassen der zelfde methode, die van hetexperiment is niet het minste bezwaar en de algemeenheid,waarmede dat thans geschiedt, niet door U, geachte collega,maar door tallooze andere onderzoekers, is wel het bestebewijs, hoe groot het vertrouwen is, dat in de methode ge-steld wordt. Mijn bezwaar geldt de uitsluitend objectievegegevens, waarmede gewerkt wordt.

Ook de objectieve philosofen komen voor eene absurdi-teit te staan. Zij toch moeten, omgekeerd als de subjectievephilosofen, van het object uit, de subjectieve verschijnselenconstrueeren en dit is eene onmogelijkheid. Men kan eenwillekeurig aantal trillingen en atoomcombinaties veronder-stellen en demonstreeren, een gedachte en een gevoel zalaltijd nog iets anders zijn. De geheele subjectieve wereldblijft even onbereikbaar voor hen als de objectieve, zooalswij gezien hebben, dat blijft voor de subjectivisten. En hetis belangwekkend om te zien, hoe zij, van hun standpuntuit, dezelfde petitio principii maken, als de subjectivistenvan het hunne. Om de subjectieve wereld te kunnen be-naderen, onderstellen sommigen van hen, dat er reeds bijde meest elementaire materieele processen een elementair

Page 29: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 25 —

psychisch correlaat is en dat dit bij de samengestelde mate-rieele combinaties in de organische wereld eerst langzamer-hand een bewust psychisch karakter verkrijgt. Deze onder-stelling maken de z. g. panpsychisten. Hiermede hebben zijechter zonder eenig objectief gegeven den psychischen factorbinnengehaald en onmeet- en onweegbaar als deze is, erkend,dat hunne objectieve gegevens alléén onvoldoende zijn voorde constructie van het bestaande. Deze poging staat vol-komen gelijk neet die van Kant over het „afficirt" wordenvan den geest.

Hoe men de zaak keert of wendt, Kant niet en Buchnerniet en de verlosser van de gedachte niet, kunnen er inslagen het bestaande van één enkel standpunt uit begrijpe-lijk te maken en dit behoort men te erkennen of, wanneermen dit niet doet, moet men zijn wereldbeschouwing latenuitgaan van een niet nader controleerbaar geloofsartikel,maar ook dit moet men dan eerlijk erkennen.

Wil men deze beide werelden, de subjectieve en de objec-tieve, als gelijktijdige uiting beschouwen van een daar onder-liggende wezenlijke werkelijkheid, het is mij goed, mits mener maar aan toevoegt, dat dit niet meer is dan eene onder-stelling, waarvan men niets weet en weten kan.

Na deze inleiding, die noodzakelijker wijze wat lang moestworden, wil ik op enkele dingen van het systeem van uwenMeester, zooals gij dat bespreekt, wat nader ingaan. De on-houdbaarheid daarvan is gemakkelijk genoeg aan te toonen,ondanks de kracht en den omhaal van woorden, waarmedegij het expliceert.

Ik maakte er reeds aanmerking op, dat door het leerstukder eenheid van tegendeelen het vraagstuk van het bestaanvan een buitenwereld ontweken werd. Dit bestaan nu echtereenmaal aangenomen, dan is het de Rede, die de gegevensvan de buitenwereld, die door de gewaarwording gegevenzijn, verwerkt en ze gebruikt tot het opbouwen van eensysteem.

Bij uwe voorstelling, geachte Collega, van de wording van

Page 30: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 26 —

het begrip, heeft men altijd met tweeërlei te maken. Dewaarnemingen en herinneringsbeelden dienen als materiaal,dat door de zuivere rede gebruikt wordt voor den opbouwvan het geheel. De zuivere rede is een bouwmeester, diemet een gegeven materiaal werkt, maar aan de mogelijkheidwordt niet gedacht of materiaal en bouwmeester niet het-zelfde zijn, of het materiaal zelf niet kan bouwen. Dooreene vergelijking is mijne opvatting gemakkelijk genoeg toete lichten. Eene dergelijke vergelijking heeft niet meerkracht dan een analogiebesluit, maar in deze zeer alge-meene vraagstukken bestaan alleen analogiebesluiten en kandus niet meer dan eene mogelijkheid gedemonstreerd wor-den. De conclusie kan niet verder gaan dan tot het besluit:de mogelijkheid bestaat, dat het zoo is, als op dit of datander gebied.

Zou dan de mogelijkheid niet bestaan dat de zaak op devolgende manier in elkaar zat ? Zooals gij weet, neemt menin de scheikunde aan, dat de verschillende lichamen uiteenvoudige elementen opgebouwd zijn ; de eenvoudigstedezer heeft men den naam van atomen gegeven.

Dit woord gebruik ik alleen in den zin van niet nader teontleden element; wilt gij het energiecentrum of wat andersnoemen, het is mij goed. Sommige lichamen zijn betrek-kelijk eenvoudig en bestaan slechts uit een klein aantal vandeze elementen, andere zijn samengesteld en bevatten eenzeer groot aantal daarvan. Het eiwit-molecuul bevat er hon-derden. De eigenschappen dezer lichamen zijn geheel anderegeworden, dan die van de samenstellende elementen enzonder meer, zonder een samengesteld onderzoek zijn deeigenschappen van het element in het samengestelde lichaamniet weer te vinden.

Deze lichamen zijn ook opgebouwd, zij vertoonen zelfseen zeer gecompliceerde constructie en zitten zeer mooi inelkaar. Welnu, waar is in dit geval de bouwmeester, diedit geheel in elkaar heeft gemetseld ? Hij is ver te zoekenen wanneer men den bouw wil begrijpen, begint men niet

Page 31: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 27 —

met de onderstelling van een nog onbegrijpelijker bouw-meester, maar neemt aan, dat in de eenvoudigste bestand-deelen zelf krachten zetelen, die de vereeniging tot standhebben gebracht. Het materiaal is zelf de bouwmeester enhet geheele complex bestaat alleen uit kracht van de in-haerente eigenschappen der elementen. Zou het in uw gevalmet de zuivere rede ook niet aldus kunnen wezen ; zou ookdeze bouwmeester niet het 5de rad aan den wagen kunnenzijn ? Wanneer ook de eenvoudigste geestesprocessen nu eenseigenschappen bezaten, die in de verte vergelijkbaar warenmet de eigenschappen van het atoom, zoodat bv. eenvou-dige waarnemingen zich tot complexen vereenigden, alleenuit kracht van hunne inhaerente eigenschappen en dezecomplexen weer tot meer samengestelde eenheden, tot zooiets als veeleenigheden, waarover gij het zoo dikwijls hebt,zou dan op deze manier, zonder eenigen bouwmeester, ookniet iets dergelijks tot stand kunnen komen ? Gij ziet hetongetwijfeld in, dat deze veronderstelde mogelijkheid metmaterialisme niets uit te staan heeft. Het is alleen eeneanalogie-redeneering, die niet meer inhoudt, dan eene ver-gelijking, eene mogelijke overeenkomst.

Deze overeenkomst zou zich ook hiertoe uitstrekken, datin de eigenschappen van het samengestelde geheel, het be-grip, de eigenschappen van de samenstellende deelen zoozonder meer, absoluut niet te herkennen zijn, evenmin alsmen b. v. in het eiwit-molecuul de eigenschappen van hetwaterstofatoom kan weervinden. Hierop kom ik straks naderterug. Op pag. 9 van uw collegium logicum behandelt gijzoo ongeveer de vraag, die ons hier bezighoudt ; wat gij daarzegt is te curieus om het niet in zijn geheel aan te halen.

„Wij zouden glimlachend kunnen opmerken, dat wie er„zich niet toe wil leenen de ondervinding geweld aan te„doen, nooit van zijn leven macht over de natuur zal„krijgen. Wij zouden ook dat kunnen noemen ridicuul,„maar het geheele streven van alle wetenschap is toch om„over de natuur macht te krijgen. Wat is de vraag waartoe

Page 32: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 28 —

„iets dient, wat deze academie is, of waartoe de weten-„schap dient, eigenlijk anders dan deze vraag: wat heb ik„er aan in zoo verre ik datgene, wat ik ondervind, geweld„wil aandoen en daarover macht wil uitoefenen ? Dat doet„men nu niet door eenvoudig volgen, dat doet men nu„eenmaal niet in lijdelijke ondervinding. Zoo heeft zelfs het„empirisme van de wetenschappelijke ambachtslieden d. z.„de lieden der ondervinding zonder meer, zijn zijde van„apriorisme, in zoo verre het niet blijft bij datgene wat„men ondervindt, maar in tegendeel bij alle wetenschappen„wel degelijk de vraag voorop staat: wat zal ik naar aan-„leiding van mijne ondervinding nu doen : hoe word ik„meester over de voorwerpen van ondervinding ?"

Dit is nu toch heusch bij het onnoozele af. Om in uwewoorden te spreken : „Wij zouden ook dat kunnen noemen„ridicuul". Omdat de ondervinding invloed heeft op de onder-vinding, zou het systeem verkeerd zijn, hoe heb ik het numet U? Kan iets niet een werking hebben op zichzelf? Maargij zelf dan, als gij het begrip wilt begrijpen? Is dat ietsanders ? Gij noemt dat nu geweld aandoen, maar dat komtdoor uw eenzijdig standpunt. Kan eene groote hoeveelheidtot een idee gecondenseerde en verbonden ondervindingzich niet stellen tegenover de enkele feiten der ondervin-ding en om nu eens in uwe tale Kanaans te spreken, totzichzelf inkeeren en zou dan de idee en de ondervindingniet ongescheiden onderscheiden kunnen zijn?

Wanneer gij vraagt : „wat zal ik naar aanleiding vanmijne ondervinding nu doen," dan zijt gij altijd weer hetslachtoffer van de bouwmeestersidee. Gij begint dan weermet uw persoon als principieel verschillend van dienswaarnemingen te stellen, als willekeurig daarover beschik-kend, evenals een metselaar over zijne steenen en denktniet eens aan de mogelijkheid dat die metselaar zelfuit steenen opgebouwd zou kunnen zijn. De ondervindingis voor U en trouwens voor vele anderen ook, alleen lijde-lijk en mist een actief element. Hoe weet gij dit toch zoo

Page 33: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

-- 29 --

precies ? Uw antwoord weet ik wel vooruit. Gij zult zeggendat gij dit bij uzelf gevoelt. Wanneer gij iets ondervindt,het woord drukt dit immers zelf uit, dan is dit iets vol-komen passiefs en eerst de persoon is het actieve, maakter gebruik van zooals hij verkiest 0 ). Dit betoog is voormij volkomen onovertuigend om verschillende redenen. Inde eerste plaats zijn volstrekt niet alle waarnemingen,in ons gevoel zelfs niet, passief; integendeel elke sterkewaarneming heeft de gedecideerde neiging om actief tezijn. Alles wat ons pijn doet heeft de sterke neiging omin zichzelf reeds tot eene handeling over te gaan, zelfstegen onzen wil ; zoo zijn er honderden waarnemingen, diereeds uit zichzelf actief zijn. Wanneer gij uwe hand tegeneen gloeiende kachel houdt, is dit een ondervinding, diezeer actief is, want zelfs tegen uw wil trekt gij uwe handterug. Zou de gevoelstoon, die elke ondervinding vergezelt,niet elke ondervinding actief maken ? Maar dit nog daar-gelaten. Gij toont hier een van uwe groote dwalingen, diewij eens wat nader willen beschouwen.

Gij, evenals trouwens de meeste subjectieve philosophen,meent, dat gij gevoelen kunt, waarnemen kunt, beoordeelenkunt en daardoor geestelijk gebruiken kunt, alles wat ergeestelijks in uw persoon voorvalt. Geachte Collega, dat isabsoluut onjuist. Geen honderdste gedeelte van wat er in Uvoorvalt weet gij, en speciaal weet gij de eenvoudigste din-gen niet, die in U gebeuren en waaruit uwe begrippen,uwe ethische gevoelens en al het samengestelde, wat in Uis, ten slotte wordt opgebouwd ; gij kent het begrip, hetethisch gevoel, maar hoe dat geworden is, de manier waarophet ontstaan is, dat ontgaat U en mij. Het resultaat is be-

1) In eene definitie de etymologiscbe beteekenis van het woord als samen-

stellend moment van de definitie te gebruiken is altijd gevaarlijk. Men demon-

streert er nooit meer mede, dan dat vroegere onderzoekers of liever de vox-

populi het vroeger in dien zin hebben opgevat. Dat men algemeen aan de

ondervinding een uitsluitend passief karakter geeft, wil alleen zeggen, dat het

woord vroeger in uitsluitend passieven zin gebruikt is.

Page 34: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 30 —

wust, wordt geweten, maar de samenstellende elementenzijn dat niet, die vereenigen zich zonder dat gij daar ietsvan weet, dus op volkomen passieve manier, zooals gij datzoudt noemen.

Men zou hier natuurlijk boeken vol over kunnen schrij-ven. Ik zal dat niet doen, maar alleen zooveel geven, alsnoodig is, om aan te toonen hoe wrak en voos uw systeem-makerij is.

Ik kan dit natuurlijk niet doen, door alleen gebruik temaken van subjectieve gegevens. Wanneer men de stellingheeft te betoogen, dat het subjectieve alléén ons op eendwaalspoor brengt omtrent de meest algemeene waarhedenin onzen geest, dan kan men om dit aan te toonen nietgebruik maken van die subjectieve gegevens zelf, die immerszoo totaal fout kunnen zijn, maar meta moet zich tot deobjectieve feiten wenden. De zaak is dan ten slotte, watmen meer wil gelooven, het objectieve feit of de subjectievegegevens. In dit opzicht bevind ik mij in een gelukkigeomstandigheid, want iedereen, ten slotte zelfs de subjectievephilosofen, volgen mij in de erkenning der objectieve fei-ten en laten hunne subjectieve gegevens in den steek. Gijzelf zoudt op den duur genoodzaakt zijn, met mij tegen Upartij te kiezen, zoo sterk is de inhaerente overtuigings-kracht der objectieve feiten.

Ik heb dus te betoogen, dat de subjectieve gegevens alleen,wanneer zij niet elk oogenblik door de objectieve gegevensgecontroleerd worden, ons op een dwaalspoor brengen. Ikdruk het misschien beter aldus uit : wij noemen alleen waar-heid, wat zoowel de objectieve als de subjectieve controlekan verdragen.

Om dit te doen, geachte collega, moet ik U verzoekenmij te willen volgen naar een terrein, dat U waarschijnlijkgeheel vreemd is en waarvoor gij dus wel eerie behoorlijkedosis minachting zult hebben. Ik noodig U uit tot een uit-stapje op psychiatrisch gebied en om zoo concreet mogelijkte blijven, deel ik U eene ziektegeschiedenis mede, niet een

Page 35: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 31 —

die werkelijk gebeurd is, maar een zelf geconstrueerde, eengemiddelde uit een '100-tal werkelijk waargenomene. Daarinzal ik aantoonen, dat ondanks zuivere rede, het subjectievegevoel van de persoon hem in zoo hooge mate kan be-driegen, dat zelfs zijne waarnemingen niet meer juist zijnen dat bij behoud van alle intellectueele vermogens.

De persoon in quaestie was iemand in het volkomen be-zit van zijne zuivere rede ; hij had uw collegium logicumtot aan 't einde van zijne ziekte met gemak kunnen volgen.Deze onderstelling heeft niets onwaarschijnlijks, want ookgij, geachte collega, zult niet kunnen aannemen, dat dezuivere rede een inentingsmiddel is tegen Paranoia, deziekte waaraan mijn patient leed.

Stel U nu voor een man van 25 jaar. In den laatsten tijdwas het hem opgevallen, dat de menschen op straat hemzoo aankeken. Hij vindt dit dwaas, want hij heeft nietsbijzonders aan zich. Trouwens hij denkt er niet veel aan,want hij heeft drukke bezigheden, die hem geheel in beslagnemen. Deze geven hem vele emoties en hij heeft al zijnkracht noodig om zich niet te overspannen. Daarbij zijn detijden slecht en telkens loopt hij gevaar ernstige finantieeleverliezen te lijden ; altijd is hij in spanning. Toch gaat allesgoed en door zijne inspanning gaat hij voortdurend finan-tieel vooruit; hij `is een conscentieus en ijverig mensch. Hijblijft 't echter vreemd vinden, dat de menschen meer ophem letten dan vroeger. Laatst, terwijl hij met eenige ken-nissen in een café zat, meende hij, dat iemand aan eentafeltje naast hem om hem lachte. Het was iemand metwien bij vroeger moeielijkheden had gehad, die echter reedslang weer bijgelegd waren. 't Was een concurrent, vroegerhadden zij samen zaken gedaan en hij was indertijd methem op 'tzelfde kantoor in Amsterdam geweest, waar zijbeiden hunne opleiding hadden genoten. Zij waren daarsamen nog al eens uitgegaan en hij had toen een geschie-denis met een meisje gehad. Reeds lang had het hem ge-hinderd, dat zijn concurrent daarvan wist.

Page 36: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 32 —

Den laatsten tijd doorleefde hij een tijd van groote span-ning. Zijne zaken gingen goed, hij had in de stad zijnerinwoning een uitstekenden naam en hij had een meisje ge-vraagd. Er schenen echter moeilijkheden te zijn, hij wachttenu al veertien dagen lang op eenig antwoord en brachtzijne nachten slapeloos door. Daar schiet hem op een nachtplotseling de gedachte door het hoofd, of die concurrenter ook de hand in zou kunnen hebben. Het meisje was eeneachternicht van hem, hij kwam er wel aan huis en deedook zaken met den vader van het meisje.

Die vroegere geschiedenis had hem altijd gehinderd en hempijnlijk aangedaan. 't Is waar, er gebeurt in eene grootestad zoo veel en de verleiding was zoo groot, maar in denhaak was het toch niet, 't was en bleef een fout ! 't Waseen naar idee, maar 't kon toch best zijn, dat zijn concur-rent daarvan eens iets tegen den vader van 't meisje hadlosgelaten. Toen dit idee hem eenmaal bevangen had, liet't hem niet meer los. 't Was werkelijk of de menschen opstraat . hem er op aanzagen. Die konden het toch niet weten.Hij had echter al vier maal gezien dat men omkeek, als hijvoorbij ging.

't Werd bepaald angstig om langer in eene dergelijkespanning te leven ; hij had geen oogenblik rust meer.'t Werd wel zeker, dat op de één of andere manier zijnconcurrent er de hand in had ; en dan dat ellendige idee,dat de menschen op straat er ook iets van wisten ; waaromzouden zij anders zoo vreemd doen ? Hij bemerkte het duide-lijk, dat zij er toespelingen op maakten; 't was afschuwelijk.Hij passeerde twee kennissen, die stonden te praten en hijmeende zeker te hooren, dat zij 't over zijne vroegerefout hadden. Meerdere malen had hij al verschillende per-sonen over hunne vreemde houding willen aanspreken,maar hij had niet gedurfd.

Het meisje wilde hem niet hebben. Nu was het toch welzoo goed als zeker, dat zijn concurrent er de hand in had.Hij had toch door eigen werk een uitstekende positie, hij

Page 37: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 33 --

was gezien, deed veel goed, in één woord hij wist toch zelfheel goed, dat hij een begeerde partij was. Bovendien, endit trof hem zeer, hij bemerkte, dat 't meisje van zijn vroe-gere fout af wist en hoe langer hoe meer zag hij overaltoespelingen ; 't was compleet of hij in een andere wereldleefde. 's Avonds in donker werd hij nageroepen. Een jon-gen had 't gedaan. „'t Is mis," had hij geroepen ; een ander,de kantoorbediende van zijn concurrent, had 't veel ergergemaakt en had hem uitgescholden.

Tot zoo ver de ziektegeschiedenis ; de man leed van dientijd af aan hallucinaties. Hij was bovendien een overtuigdHegelaar, was volkomen in het bezit van de zuivere rede, diehem gedurende zijn geheele verdere ziekte niet heeft verlaten.

Wanneer men nu dien man aan zijn verstand wil bren-gen, dat eene dergelijke hallucinatie geen werkelijke waar-neming is, maar een product van zijn gedachtengang, vanzijne gevoelens, zijne angsten en vreezen, in één woordvan zijn geheelen geest, zijne zuivere rede incluis, danlacht hij U uit en wordt boos. Hij zegt, ik met mijne zui-vere rede zal mij zelf toch wel beter kennen dan gij, en ikweet toch beter, wat er in mij omgaat, dan gij dat kuntweten. Daarbij is hij elk oogenblik overtuigd van de eenheidvan tegendeelen en kan er folianten over vol schrijven,alles precies in elkaar passend.

Een geval als het bovengenoemde is zeer ordinair, menkan ze bij tientallen vinden. Ze toonen boven eiken twijfelaan, dat het subjectieve oordeel ondanks alle zuivere redeenz., in die mate foutief kan zijn, dat zelfs de gewone waar-neming vervalscht wordt.

En niet alleen dit. Door dergelijke gevallen wordt bewezen'dat er binnen den geest van de persoon zoo enorm veelonbewust geschiedt, zoo geheel zonder medeweten van denpersoon en zonder zuivere rede, dat men elk oogenblik ge-vaar loopt foute besluiten te trekken, wanneer men alleenop subjectieve gegevens afgaat. Zijn nu de ondervindingenvan bovengenoemde persoon zuiver passief? Immers niet.

3

Page 38: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

_ 34—

Tegen zijn wil in, zonder zijn medeweten hebben deze ge-gevens zich gecombineerd tot foutieve besluiten, tot waan-denkbeelden. Gij kunt deze waandenkbeelden toch niet alsjuist erkennen?

En wanneer ze nu werkelijk ontstaan zijn buiten zijnmedeweten en tegen zijn wil, welken waarborg hebt gijdan, dat ook uwe zuivere rede, wanneer zij niet elkoogenblik door de objectieve waarneming niet alleen van Uzelf; maar ook van anderen wordt gecontroleerd en beves-tigd, dat zij zich dan ook niet vergist ?

Voorbeelden als het bovenbeschrevene zijn in de meestmogelijke variatie en in grooten getale te vinden. Hier volgtnog een zeer sterk sprekend voorbeeld, waarbij het onbe-wuste leven zich niet alleen uitstrekt tot de eenvoudigstegeestesprocessen, maar waarin men een automatische dusonbewuste reproductie vindt van doorleefde gebeurtenissen.Daarbij wil ik vooraf opmerken dat vooral die geestespro-cessen, die met groote emotie gepaard gaan, eene sterkewerking hebben in dien zin, dat zij den geheelen geestes-inhoud kunnen vervalschen. De emotiegevende dingen zijnechter zeer verschillend en afhankelijk van de persoon zelf.

Zoo kan ik U de geschiedenis mededeelen van eene zeerontwikkelde vrouw, aan wie als kind van '12 jaar griezeligeverhalen gedaan werden over de menstruatie, die zij kortentijd daarna ook kreeg. Sedert dien tijd is, zonder dat zijzelf daarvan eenig bewustzijn heeft, haar gedachtengang,haar voelen en handelen op de ergste manier gestoord ge-weest, door het zich automatisch reproduceeren van boven-genoemde kinderverhaaltjes. Eerst toen dit objectief konaangetoond worden, is het mogelijk geweest de normalegeesteswerkzaamheid bij haar te herstellen.

In den normalen menschelijken geest, geachte collega, zitzoo véél verborgen, waarvan gij met uwe zuivere rede niethet minste denkbeeld hebt. „There are more things in hae-ven and earth Horatio, than are dreamt of in your philo-sophy ;" en uw plomp en onnoozel werktuig der zuivere

Page 39: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 35 —

rede kunnen wij gerust op stal zetten, wanneer het onswerkelijke doel is, om iets meer van dat oneindig samen-gestelde complex te weten, dat wij den menschelijken geestnoemen. Gij denkt zoo met uwe subjectieve methode aleen heel eind te komen in zelfbegrip ; maar ik vraaghier uw aandacht voor dingen waar gij in de verste verteniet bij kunt komen ; ik stel U hier voor feiten, waarvangij niets en nog eens niets weet en die al uwe kaarten-huisjes omver blazen. Wat wilt gij in uwe subjectieve on-noozelheid der zuivere rede beginnen met geestesverschijn-selen, die gij niet eens kunt weten, en die ondanks dit dengrootsten invloed kunnen hebben op den menschelijken geest,in die mate dat zij zelfs de eenvoudigste gewaarwordingenkunnen verval schen ?

Gij kunt mij niet aankomen met de bewering dat mijnevoorbeelden betrekking hebben op zieken. Deze zijn nietprincipieel van gezonden verschillend ; bij hen zijn alleende voorwaarden voor de waarneming van hunne geestes-verschijnselen gunstiger en kunnen wij subjectief ongewetengeestesprocessen gemakkelijker objectief gewaar worden.Bovendien ik weet niet, of die ongeweten geestesprocessenbij gezonde menschen zoo veel minder sterk zijn. Gij, ge-achte collega, met uw emotioneel temperament, zult ze stel-lig in hooge mate vertoonen en boven wees ik er reeds op,dat het absolutistisch karakter van uwe philosophie vooreen gedeelte wel zijne verklaring in dat zelfde karakter vanhet geloof van uw kindschheid zal vinden.

Na deze uitweiding keeren wij tot ons punt van uitgangterug en wijs ik U er nog eens op, dat gij volstrekt geenrecht hebt om aan de ondervinding een actief karakter teontzeggen. Uw argument, dat gij de ondervinding, zooalsgij het noemt, geweld aandoet, dat gij uwe ondervindingzelf regelt, beteekent als zoodanig niets, omdat gij van sub-jectief standpunt dat absoluut niet kunt beoordeelen. Gijweet volstrekt niet of de persoon, die dat geweld aandoet,niet is de gecondenseerde ondervinding zelf. Er bestaat toch

Page 40: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 36 --

een richting onder de philosofen, die dat beweert en metpraatjes als het bovengenoemde kunt gij dat niet tegen-spreken. Zonder twijfel, wanneer men alleen zijn subjectiefgevoel raadpleegt, komt men tot de conclusie, dat de per-soon zelf actief is tegenover het passieve waarnemingsma-teriaal en dan komt men tot de bouwmeesterstheorie, maargeloof mij, dit is subjectief bedrog, zooals er nog zooveelmeer bedrog is binnen die subjectieve wereld, ongecontro-leerd door de objectieve waarneming. Eerst wat die beidengepasseerd is, is voor ons waar en daarbij moet men dannog bedenken, dat de geregelde objectieve observatie voorons een grootere overtuigende kracht heeft dan de subjec-tieve. Dit wordt wel zonneklaar aangetoond door den daareven besproken hallucinant. Hij van zijn subjectief stand-punt is muurvast overtuigd van de waarheid van zijne hal-lucinaties, maar wij, die hem objectief waarnemen, denkener niet aan de waarheid daarvan te erkennen en duizendphilosophische systemen, met en zonder zuivere rede, kunnenons hiervan niet af brengen. Zoo ziet gij, dat er dingen be-staan, die boven de zuivere rede uitgaan.

Zou ik U uit mijne inaugureele rede eene passage inherinnering mogen brengen ? Ze is deze : De boom derkennis begint niet aan de oppervlakte der aarde met eendikken stam, van waaruit naar de eene richting bloemenen vruchten als van zelve te voorschijn komen en naar deandere richting wortels voortspruiten, beide als gevolg vandat ééne groote principe, dat alles voortbrengt. De boomder kennis ontstaat uit eenvoudige gegevens, die door elkwortelkopje en door elk blad worden verzameld, als voedselvoor het geheel en eerst het resultaat van dit alles is dedikke stam, is het fundament, dat de stormen der eeuwentrotseert. -- Ik zou daar nu aan willen toevoegen de be-kende gelijkenis, die door Jezus is uitgesproken en die hetkoninkrijk der hemelen waarvoor wij in ons geval de boomonzer kennis in de plaats zouden kunnen stellen, vergelijktbij een mosterdzaadje.

Page 41: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

-- 37 —

Wanneer nu, geachte Collega, inderdaad uwe zuivererede zou kunnen teruggebracht worden tot primitieve eigen-schappen van de gewaarwording of, zooals gij het noemt,van de ondervinding, wanneer die geheele zuivere rede nueens zou kunnen zijn een samenstel van eigenschappen vande gewaarwording en wanneer daarbij dan verder al is hetalleen maar de mogelijkheid was toegegeven, dat dit procesvan samenstelling subjectief, evenals zoo veel anders, geensporen voor ons naliet, dan zoudt gij op den verkeerdenweg zijn en dan zoudt gij, om van veel andere dingenmaar niet te gewagen, het collegium logicum van pag. 9af moeten herzien.

Zooeven zeide ik, dat ik mij niet kan voorstellen hoegij eenig begrip van ontwikkeling kunt hebben. Neem alsvoorbeeld uwe zuivere rede. Hoe komt die in de wereld,is die er van zelf of waar ontwikkelt ze zich uit ? Gaatdaar niets aan vooraf, wat is haar eenvoudigste vorm, be-antwoordt aan haar iets bij de dieren, al is het maar bijdie dieren, die het dichtst bij den mensch staan, en hebbenwilde menschen er ook sporen van ? kan men die zuivererede alleen maar bij zichzelf constateeren, zoo ja, wat isdan de oorzaak, dat gij er anderen in wilt onderwijzen ?Is de zuivere rede onontleedbaar, is het een primum movensen als zoodanig voor naderen uitleg onvatbaar ? Ziedaareenige vragen, die de moeite van beantwoording waardzouden zijn. Er zijn er nog veel meer. Kan die zuivererede die een begin heeft, ook een einde hebben en zijn ertusschen begin en einde afwijkingen mogelijk? Hoe enwaardoor ontstaan die afwijkingen, of, indien die er nietzijn, hoe wordt de zuivere rede zoo goed in 't spoor ge-houden ? Doet zij dat zelf of geschiedt dit door anderekrachten ? Is die zuivere rede alléén heer en meester ofwordt zij gedreven door andere machten ; hebben gevoelensook invloed op haar ? Kan de zuivere rede alles weten ofzijn er ook dingen, die voor haar verborgen blijven ?

Dwaas en onjuist is de tegenstelling wederom, die gij

Page 42: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 38 —

maakt tusschen „natuurlijke", d. w. z. ,,dierlijke behoeften"en „menschelijke behoeften". Is uwe behoefte aan zuivererede dan onnatuurlijk, of is zij „natuurlijk en dus dierlijk" ?Dit zijn immers weer geen tegenstellingen maar verschillenin hoevéelheid. Wanneer men bij die dierlijkheid of natuur-lijkheid wat bijvoegt, komt men ten slotte tot menschelijk-heid of onnatuurlijkheid. Het is wederom, zooals zooveelbij U, een spelen en schermen met woorden, dat ten slottebij het doorlezen van uw werk een gevoel van weerzingeeft. Ook hier is het een reeds overwonnen standpuntder objectieve wetenschappen, om in den menschelijkengeest iets principieel anders te zien dan in de geestesver-schijnselen der dieren. Gij zegt wel steeds, dat uwe philo-sophie ook de objectieve wereld begrijpt en hare gegevensmee in rekening brengt, maar daarin vergist gij U. Werke-lijk, er zou nog heel wat bij U moeten veranderen, vóórik U in staat achtte om onbevooroordeeld gebruik te makenin uwe wetenschap van de objectieve gegevens, die wijover den menschelijken geest bezitten.

Er staat in uw stenographisch verslag nog veel meer, datik zou kunnen aanhalen. Het volgende is nog al karakte-ristiek : „Ik leer U de waarheid, maar ze zal gauw weer„verdwijnen, evenals ik voor mijn persoon er nu al niet„voor beloond word, dat ik ze leer." Daarna eene aanhalingvan Schopenhauer, die echter „zelf daarbij niet recht be-„greep wat i zei, even weinig als hij den zin zou hebben„begrepen van de opmerking, dat het ware alleen verschijnt„om te verdwijnen. Onder ons is het hier nu eens voor een„keer verschenen en het schijnsel kan misschien nog een„tien of twintig jaar duren — een moment in de eeuwig-„heid. Maar weg gaat het weer."

„En wanneer ik dood ben — nu al is het bijna toch„overal nacht, maar dan zal het bij ons weer heelemáál„nacht zijn." „De duisternis heeft het licht niet lief gehad„en kan het licht niet lief hebben. Wat bleef er van haar„zelf over, wanneer ze zich verloor in het eeuwige licht ?

Page 43: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 39 —

„En wat bleef er zonder de duisternis van het licht zelf„over ? Het zuivere licht is de zuivere duisternis, waarom„dan ook wel Kant o. a. de opmerking heeft gemaakt,„dat men juist in het sterkste licht niets onderscheidtof ziet.

Dit is een eenigszins eigenaardige voorstelling van dengang van het waarheidsproces, van algemeene wetenschap-pelijke ontwikkeling en verheldering des geestes. Het komthierop neer, dat de geestesontwikkeling bestaat in afwisse-lende heldere opflikkeringen en absolute duisterheden. Hetweergalooze licht van Hegel is er ; dat bestaat echter maarkort, want uit kracht van de eenheid van tegendeelen heefthet licht de duisternis voor zijn bestaan noodig, het is dusuit en de duisternis gaat aan het werk om 't licht weermogelijk te maken. Wanneer het dan lang genoeg (hoelang ?) duister geweest is, komt in Leiden plotseling hetnieuwe licht, maar o voor zoo'n korten tijd en dan is hetweer pikkedonker. Gij, geachte collega, wilt nu „heenglijdenover de (deze) nare gedachte." Ik wil er even bij blijvenstaan.

Dat ontsteken en dooven van 't licht noem ik een zon-derling wereldproces. De ontwikkelingsidee uit de natuur-wetenschap kan met dat spelletje van licht en donker maarmoeilijk vrede hebben. Zou 't niet mogelijk zijn, dat hierwederom een tastbare fout van uw systeem voor den dagkomt ? Uw leerstuk van de eenheid van tegendeelen kentlicht en kent donker. Daarmee is het uit. Er is dus óf licht(Hegel) bf duisternis (al het andere). De eenheid van tegen-deelen eischt dit. Nu kan men echter evengoed beweren,dat er óf alleen licht, óf alleen duisternis is. Door lichtgradueel te verzwakken komt er duisternis, of door duister-nis te verzwakken komt er licht ; met andere woorden : hetverschil is niet principieel, niet qualitatief, maar quantita-tief, evenals zooveel wat bij U tegenstelling heet, geen tegen-stelling is, maar naast elkander stelling ; tusschen Zuidpoolen Noordpool, tusschen goed en kwaad zijn alle overgangen

Page 44: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— `3U —

aanwezig en zulke voorbeelden zijn ad infinitum te vinden.Hoe komisch uwe eenheid van tegendoelen werkelijk is,blijkt wel uit de volgende overweging.

Veronderstel iemand zooals gij, die in eene bepaaldedenkrichting zijn ideaal heeft gevonden en die zich iedereinspanning getroost dit te verbreiden. Dit doet gij dan toch,omdat gij meent, dat anderen daarvan hetzelfde profijtzullen kunnen trekken, als gij zelf daarvan hebt onder-vonden. Welken anderen zin zou uwe inspanning kunnenhebben ? En toch dient ze tot niets. Want, hoe meer licht gijdoor uw onderwijs brengt, des te spoediger zal de duister-nis komen, die voor het licht een bestaansvoorwaardeis. „Wees dus maar wat spaarzaam met uw weergalooslicht, want dan hebben wij er langer wat aan," zoo hoorik uwe leerlingen reeds roepen ! En zoo iemand als ik, eenrepresentant van de diepste duisternis, ik maak mij jegensuwe richting even verdienstelijk als gij zelf, want mijneduisternis maakt uw licht mogelijk. Geloof mij, Hegel heeftaan mij minstens even groote verplichtingen als aan U.Zonder mij zoudt gij geen mond kunnen opendoen ; als ge-zant der duisternis en domheid eisch ik dus mijn aandeelin het standbeeld, dat de dankbare menschheid in de toe-komst voor U zal oprichten. — Wat zegt gij nu wel vandezen onzin ? Hij is de directe consequentie van uw licht-en donkerspelletje.

Zou nu de ontwikkelingsidee niet eene voorstelling kun-nen geven die juister is dan uwe licht en donkerrarekiek.Zou er niet licht kunnen komen door toevoeging aan iets,dat minder licht is, zou niet duisternis kunnen verdwijnendoor wegneming van dwaling ? Zou er b. v. geen licht kun-nen ontstaan door wegneming van eenzijdigheid uit stelselsals dat van den verlosser der gedachte ? Het komt mij voor,dat op deze wijze eene juistere voorstelling wordt gegevenvan de waargenomen feiten dan dit door uwe opvattinggeschiedt. Trouwens de ontwikkelingsidee der natuurweten-schap zal U altijd wel vreemd blijven, over het meer en

Page 45: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 41 _

minder bekommert gij U niet, gij zoekt of liever gij hebtreeds het absolute, maar dat absolute is rook. Als gij ernaargrijpt, glipt het door uwe vingers.

Dit overal stellen van absolute verschillen, waar slechtssprake kan zijn van verschil in hoeveelheid, openbaart zichtelkens weer. Uw steeds in allerlei vorm herhaalde uitroep,dat er begrip van begrip of definitie van definitie enz. moetzijn, heeft natuurlijk wel een grond van waarheid. Gij zietechter weer voorbij, dat dit niet is een plotseling ontstokenlicht midden in de diepe duisternis, maar dat het een lange,lange ontwikkelingsgeschiedenis achter zich heeft. Trouwens,welk idee zoudt gij kunnen hebben over ontwikkeling, overgroei zelfs, gij die alleen van licht en duisternis af weet,en die alle tusschentinten verwaarloost ? Afgezien hiervandat ik nog liever van ondervinding van ondervinding zouwillen spreken, dan van begrip van begrip stel ik mij dezaak geheel anders voor en wel in verband met eenvoudigergeestestoestanden.

Wij zien bij zeer laag ontwikkelde menschenrassen ennog duidelijker bij dieren, dat zij geen weet, geen onder-vinding hebben van hunne eigen geestesverschijnselen enhet is een groote, een zeer groote stap vooruit geweest,toen de mensch of de half-mensch of wie ook aandachtaan zijn eigen geest is gaan schenken. Een gevolg hier-van is geweest het ontstaan van een der allerbelang-rijkste denkbeelden in den menschelijken geest, dit denk-beeld nl., dat het leven eindig is, dat er een dood bestaat.Dit weet een dier nog niet en het idee is van zulk eengeweldig ingrijpenden aard geweest, dat het een der grootegrondslagen van elken godsdienst is geworden. Maar ditdenken over zijn eigen geest omvat ook het denken overhet denken, het denken over het voelen en willen, en boven-dien ook nog het voelen van het voelen, het voelen vanhet denken en het voelen van het willen. Uwe philosophiebehandelt alleen het denken over het denken, voor het ge-voel heeft zij weinig oog ; als ik U goed begrijp handelt gij

Page 46: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

-- 42 —

dit af onder het chapiter van het mooi vinden, dat daneen stadium zou moeten zijn dat aan den godsdienst voorafging. Ik raad U aan een artist eens daarover te raadplegen ;Rembrandt en Michel Angelo, dat zijn een paar van diemooivinders en ik ben er zoo sterk niet van overtuigd, datdie zoo heel ver beneden U met uwe zuivere rede staan.Uw zuivere rede doet zich hier weer kennen als eene - een-zijdigheid, die van veel dingen niet, maar van gevoel zekergeen begrip heeft. En toch moet alles beginnen met eengevoel ! Waarom gaat gij philosopheeren als het niet is,omdat gij het prettig of mooi of wat anders vindt ? Zoudtgij mij één daad, één denkbeeld kunnen opnoemen, waarvanhet begin nice is een gevoel ? Uw eigen „zure" geestesarbeidkan toch óók alleen in een gevoel zijn oorsprong vinden.

Gij zijt gewoonlijk nog al kras in uwe uitdrukkingen enhet is zeker niet te veel beweerd, dat gij in den regelover anderen onbillijk oordeelt. In één geval doet gij datniet. Het trof mij, dat gij ergens schrijft, dat het aan Hegelwel te merken was, dat hij de nieuwere natuurwetenschapniet kent. Wel, wel ! zachter kan het wel niet. De waarheidis, dat Hegel er niet het allergeringste begrip van had enmet zijn lompe klomp der zuivere rede allerbespottelijkster op in sloeg. Sterren, dat waren geen hemellichamen,maar uitzweetingen door warmte aan het hemelgewelf.Zeker zoo iets als sudaminae, zweetpuistjes. Hegel had metzekerheid voorspeld, dat er maar een zeker aantal planetenkonden zijn. Kort daarna wordt een nieuwe ontdekt. Nie-mand houdt het natuurlijk meer met Hegel. Hij zelf weeter echter wel weg op, men luistere : „Aber das stimmt nichtmit den Thatsachen. Desto schlimmer fur die Thatsachen."

Ik las juist een stuk van Dr. Betz in den Tijdspiegel;daarin komt een lijstje voor van eenige absoluut onzinnigebeweringen van den verlosser der gedachte over natuur-wetenschappelijke dingen. Het zou wel eens kunnen zijn,dat, evenals de onzin van Hegel over natuurwetenschapallerduidelijkst aan het licht is gekomen, toen deze zich

Page 47: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

-- 43 --

verder ontwikkeld heeft, de even groote onzin op philoso-phisch gebied duidelijk of liever nog duidelijker werd doorde onderzoekingen der .... physiologische psychologie. Ofdat zou helpen om het geloof in Hegel te verzwakken, zouik niet zoo aanstonds durven beweren. De geloofsfactorstoort zich niet aan de gegevens der ondervinding en even-min als het geloof in eene schepping te niet is gegaan doorhet Darwinisme en door de geologie, evenmin zou het ge-loof in Hegel zoo maar direct verdwijnen door de positievegegevens de r psychologie.

Ondanks deze bêtises, komt het niet in mij op om tewillen betoogen, dat Hegel geen groot man is geweest. Ikkan dit niet beoordeelen en waarschijnlijk zal hij het welzijn geweest, anders hadden niet zoo talrijke menschen zichmet hem beziggehouden. Ik heb deze voorbeelden alleendaarom gereleveerd, omdat gij hem als een godheid vereert.

Evenwel, ik geloof niet, dat uwe oprakeling van Hegelgrooten invloed zal hebben. Dat mag zijn voor een oogen-blik, zoolang gij tot jonge menschen spreekt, die tegenoveruwe geloofskrachtige overtuiging niets stellen kunnen endie alleen door de vurigheid van uw woord bekeerd wor-den. Zoodra zij later werkelijk zelfstandig werken, verande-ren zij wel weer, maar ondertusschen is een kostbare tijdverloren gegaan. Ik stel mij dat verdwijnen van Hegelnatuurlijk niet voor, zooals gij dat doet, als een uitdoovenvan licht, omdat de duisternis nieuw licht mogelijk moetmaken, maar als een uitsterven door gebrek aan innerlijkekracht. Hegel moet op zijn sterfbed gezegd hebben, dat hijdoor niemand behalve door één begrepen is geworden endeze ééne heeft hem nog slecht begrepen. Als dit waar is,is het wel de meest krasse veroordeeling van zijn eigensysteem en van zijn eigen geestvermogens. Men stelle zichvoor, iemand, die zijn geheele leven lang een systeem uit-legt en wel een systeem over het allerbelangrijkste onder-werp, dat zich laat denken, waarin zonder twijfel de elitevan het intellect belang stelt, verder iemand in een zoo-

Page 48: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 44 —

danige positie, dat hij zeker is gehoord te worden, dat hijin staat is op alle manieren zijn nieuw systeem aan zijnetalrijke leerlingen uit te leggen ; wanneer dan ten slotte hetresultaat is, dat hij door niemand begrepen is, dan volgtdaaruit één van beide of beide tegelijk, dat hij zelf absoluuthet vermogen miste aan eenige gedachte uiting te geven,en dan is hij een imbecil, of wel dat zijne gedachten zóóverward, zóó mystiek en zóó onbeduidend waren, dat iemandvan normaal intellect ze niet kon aanvaarden.

Dat onbegrijpelijk of moeielij k begrijpelijk zijn van eenphilosoof voor iemand met normaal intellect is altijd reedszeer verdacht. Vooral jonge menschen zien daarin dikwijlsgeleerdheid en diepzinnigheid en geraken onder den indruk.Komt daarbij de suggestieve invloed van eene sterke over-tuiging, dan nemen zij onbegrepen dingen aan. Ik herinnermij zelf den tijd, dat ik onbegrijpelijkheid en diepzinnig-heid verwarde en aan een gebrek aan begrijpen bij mijzelftoeschreef, wat op rekening van onverstand en verwardheidbij den schrijver gesteld moest worden. Men kan jongemenschen niet genoeg inprenten altijd en altijd hun ver-stand te gebruiken, om in de wetenschap niemand en nietste gelooven, en alléén op zichzelf en op eigen onderzoek tevertrouwen.

Uwe philosophie bevat uiterst suggestieve en tegelijkuiterst verwarrende momenten; het dwaze onderscheid tus-schen verstand en rede, is heerlijk geschikt jonge menschenvan de wijs te brengen. Dan het uittreden van de idee iniets anders en het weer in zich zelf terugkeeren en veleandere dingen meer ; altemaal oorzaken van groote ver-wardheid, zoo geeft men aan jonge menschen het idee dathun eigen verstand nog niet heelemaal in orde is en datzij in vredesnaam maar moeten aannemen wat hun geleerdwordt, om niet voor al te onbegrijpelijk en al te dom ge-houden te worden. En vooral uw onderwijs, collega, werktop zoodanige wijze op uwe leerlingen; gij zijt zeer scheutigmet uw qualificatie van dom en strekt die zeer ver buiten

Page 49: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 45 —

uw auditorium uit ; wat is natuurlijker dan dat uwe hoor-ders zich daarvoor willen bewaren ?

Laat ik dezen open brief eindigen, geachte collega, metdoor een voorbeeld te wijzen op den pernicieusen invloed,dien uw onderwijs op de studenten uitoefent. In de inleidingvan het stenographisch verslag van uw college, die kenne-lijk door een student is geschreven, komt de volgendemerkwaardige passage voor :

„Want niet ieder, die de Nederlandsche taal denkt mach-„tig te zijn, zal de wetenschap van zuivere rede, zal de„algemeens wijsheid, die hier nu in het bijzonder in het„Nederlandsch woord wordt voorgedragen, zich eigen kun-„nen maken met zulk een gevolg, dat hij den innerlijken„samenhang van het geheel doorziet, dat vermogen alleen„de weinigen (!), die in de betrekkelijkheden van het alle-„daagsche woord, als het andere daarvan, aan gene zijde„van het betrekkelijke en alledaagsche, den volstrekten en„eeuwigen zin van den Logos beseffen."

Dit jonge mensch begint zich al aardig te oefenen in hetphilosofen-koeterwaalsch, in de tale Kanaans. Maar dit nudaargelaten ; hoe duidelijk blijkt hieruit het karakter dezerphilosophie als dat van een ordinair geloof. Die, „weinigen"die deze philosophie kunnen opnemen, dat zijn toch preciesdie „weinige" uitverkorenen uit vele geroepenen, die hetgeloofsorgaan hebben ontvangen. Wat moet men toch alver heen zijn, om zoo iets te kunnen schrijven. Zou ditjonge mensch nu in gemoede aannemen, dat hij en zijneweinige medeuitverkorenen werkelijk zoo'n buitengewoonverstand hebben, dat zij alleen die alleen zaligmakendephilosophie kunnen begrijpen ? Arme jongen, wat heeft diezuivere rede bij u al huis gehouden, wat heeft zij u reedsgeknepen en verfrommeld tot een onkenbaar productvan onverantwoordelijke eenzijdigheid en betweterij. Watdenkt gij en uwe weinige medeuitverkorenen „den inner-lijken samenhang van het geheel te doorzien," waar gijslechts eigen eenzijdigheid en onverstand aan de buiten-

Page 50: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

wereld voorhoudt ? Het is prachtig, men hoort hier Faustspreken :

Dasz ich erkenne was die WeltIm Innersten zusammenhalt,Schau alle Wirkenskraft and SamenUnd thu nicht mehr in Wortenkramen.

Faust is zoo ver niet kunnen komen, maar die heeft ookhet collegium logicum in Leiden niet gevolgd en op schriftgebracht, wat maar gelukkig is, want dan hadden wij dengeheelen Faust moeten missen en die weegt toch tegenvele collegia logica op. Met het doorzien van „den inner-lijken samenhang van het geheel" is echter het „Worten-kramen" nog niet geheel en al verdwenen.

Neen jonge man, gij doorziet niets ; „ins Innere der Naturschaut kein erschaffener Geist hinein". Leer van mij, datdit aanmatiging en laffe waan is, waarmee gij uw onrustiggemoed in slaap wilt wiegen en leer van mij eerbiedig opte zien naar en eerbied te hebben voor dat, wat niemand be-grijpt en begrijpen kan. Zeker, ik voel mee uwe behoefte aanbegrijpen, maar ik verfoei uw morphinespuitje. Op gezagvan uw meester meent gij, dat het om het absolute gaaten dat gij het absolute reeds hebt, maar dat is zelfbedrog;gij hebt niets dan een kaartenhuis van waan. Gij staat nietsvaster dan de eerste de beste schriftgeloovige. Uw quasi-bezit maakt U, juist als uwen meester, aanmatigend enwaanwijs, want ook gij meent, dat ieder, die uw waan nietheeft, dom is.

En nu, geachte collega, ben ik uitgepakt ; ik was over-kropt van ergernis en ik moest mij uiten. Nu is het eruit en ik voel mij opgelucht. Langen tijd heb ik geaarzeldeen open brief als deze te schrijven. Ik vond het onaange-naam tegen een Collega op te treden, maar eindelijk doetmen ook dit. Misschien gelooft gij het niet, maar denkniet, dat ik uw persoon aanval. Ik sprak het reeds inden beginne uit, boekjesmenschen respecteer ik in velerlei

Page 51: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...

— 47 --

opzicht. Zij meenen het goed en zij bedoelen het heilder menschheid, waarvoor zij alles over hebben. Erger Uniet aan de uitdrukking van mijne verontwaardiging. Zijgeldt niet U, maar het geestelijk bederf, dat van U uitgaaten waaraan uwe bedoeling onschuldig blijft. Wat ik tegenU aarsvoer zou ik mutatis mutandis ook aan een orthodoxpredikant kunnen tegenwerpen. Ik gun U uw systeem vanharte en kan U zelfs bij oogenblikken benijden om de ge-moedsrust, die het U geeft. Ik keur slechts in U af, dat gijeen ander zijn systeem niet gunt, want gij noemt ze allendom en verwijt hun dat ze uw helder licht niet zien.

Gij moogt zeggen, dat ik onbillijk tegen U ben, dat ikgeen gevoel heb voor uwen ijverigen arbeid, voor uweopofferende toewijding in het door U gekozen vak vanstudie, dat ik ten onrechte uwe grove ijdelheid ten toonstel, alles goed, maar dan verzoek ik U te bedenken, dat ikU niet voor dom heb uitgemaakt en dat niets, van wat ikgezegd heb, in vergelijking komt met de tallooze beleedi-gingen, die gij dagelijks talrijke onderzoekers naar het hoofdslingert. Zoo lang ik U moet beschouwen als iemand, dieverantwoordelijk is voor 't geen hij zegt, en niet als eenontoerekenbaar groot kind, zoo lang kan ik niet anders totU spreken, dan ik gedaan heb.

Page 52: Prof. G. J. P. j. BOLLAND - dbnl · Prof. G. J. P. j. BOLLAND DOOR Dr. G. JELGERSMA Hoogleeraar awl? de Rijksuniversiteit te Leiden TWEEDE DRUK LEIDEN GEBROEDERS VAN DER HOEK ...