De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst...

29
De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets) Ruurd Mulder Tweede, herziene druk bussum 2013 c uitgeverij coutinho

Transcript of De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst...

Page 1: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

De kunst van cultuurmarketing

Meerkeuzevragen (zelftoets)

Ruurd Mulder

Tweede, herziene druk

bussum 2013

c u i t g e v e r ijc o u t i n h o

Page 2: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

2 van 29

Deze meerkeuzevragen (zelftoets) horen bij De kunst van cultuurmarketing van Ruurd Mulder.

© 2003 Uitgeverij Coutinho bvAlle rechten voorbehouden.Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door foto-kopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoe-dingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.repro-recht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting pro (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofd-dorp, www.stichting-pro.nl).

Eerste druk 2008Tweede, herziene druk 2013

Uitgeverij CoutinhoPostbus 3331400 AH [email protected]

Noot van de uitgeverWij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 496 0369 8NUR 802

Page 3: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

3 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1

1 Bij welke P uit de bekende marketingmix onderscheidt cultuurmarketing zich het meest principieel van ‘gewone’ marketing?

a Product.b Prijs.c Promotie.d Plaats.

2 Organisaties in de culturele sector zijn vaak:

a procesgeoriënteerd.b productgeoriënteerd.c verkoopgeoriënteerd.d marketinggeoriënteerd.

3 Ethische dilemma’s kunnen op drie verschillende manieren worden benaderd. Wan-neer iemand vooral de nadruk legt op de gevolgen van zijn daden, dan is zijn benade-ring:

a consequentialistisch.b deontologisch.c gebaseerd op de deugdenethiek.d joods-christelijk geïnspireerd.

4 Wanneer een uitgever besluit om een tijdschrift over beeldende kunst op de markt te brengen, zal er het nodige moeten gebeuren. Er moet onderzocht worden of er eigen-lijk wel behoefte bestaat aan een dergelijk blad. Er moet een redactionele formule wor-den uitgedacht die de doelgroep aanspreekt. Via onder meer boekhandels, kiosken en supermarkten zal de distributie geregeld moeten worden en de promotiemedewerkers van het blad zullen een campagne moeten bedenken en organiseren om de bekend-heid van het nieuwe tijdschrift te bevorderen. Ook moet er een prijsstrategie ontwik-keld worden om de acceptatie van het nieuwe medium bij lezer en adverteerder zo vlot mogelijk te laten verlopen. Wie dit ziet als marketing, heeft het over marketing als:

a een concept of filosofie.b een verzameling activiteiten.c een functie.d een probleemgebied.

Page 4: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

4 van 29

5 De drie R’en staan voor:

a reputatie, relatie en ruil.b reclame, reputatie en ruil.c reputatie, rendement en relatie.d reclame, ruil en rendement.

6 Creatieve activiteiten kennen vier verschillende deelactiviteiten. Welke van de onder-staande activiteiten hoort daar niet bij?

a Ontwerpen.b Uitvoeren.c Redigeren.d Analyseren.

7 Veel creatieven zijn gericht op inhoud en reflectie. Wat wordt hiermee bedoeld?

a Uit de wijze waarop creativiteit in het boek De kunst van cultuurmarketing wordt benaderd, vloeit voort dat creatieven in staat zijn op originele manier problemen op te lossen.

b Veel creatieven vinden het leuk om zich te verdiepen in inhoudelijke kwesties. Niet zelden geven ze de voorkeur aan uitvoerend werk op hoog professioneel niveau in plaats van aan organisatorisch werk c.q. managementfuncties.

c Creatieven zijn vaak in meer of mindere mate gevoelig voor prikkels vanuit de omgeving. Ze zijn in staat om die prikkels te vertalen naar nieuwe impulsen en pro-ducten.

d Sommige creatieven vertonen de neiging om op zichzelf gefixeerd te zijn. De eigen ziel en gedachten vormen het uitgangspunt bij het creëren van nieuwe goederen en diensten.

8 Kunst, literatuur en andere creatieve producten kunnen iemand aanzetten tot naden-ken over zichzelf en de wereld die hem omringt. Dit verwijst naar het volgende ele-ment dat creatieve producten kunnen bezitten:

a esthetisch element. b het verstrooiend element.c het informatief element.d het cognitief element.

Page 5: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

5 van 29

9 Over culturele producten wordt in het boek De kunst van cultuurmarketing geschre-ven dat zij ‘inherente nieuwswaarde’ bezitten. Welke van de volgende opmerkingen daarover is juist?

a Dit maakt de marketing van dergelijke producten moeilijker, omdat het snel kan leiden tot negatieve publiciteit.

b Dit maakt de marketing van dergelijke producten moeilijker, omdat het niet zal leiden tot het optreden van herhalingsaankopen.

c Dit maakt de marketing van dergelijke producten makkelijker, omdat de media daarom relatief veel aandacht eraan besteden.

d Dit maakt de marketing van dergelijke producten makkelijker, omdat cultuurconsu-menten vaak vertrouwen op aanbevelingen vanuit de directe omgeving.

10 Richard Florida concludeert in zijn boek The Rise of the Creative Class dat er een zoge-noemde ‘bohemian index’ bestaat. Wat bedoelt hij daarmee?

a Er valt een verband te leggen tussen economische groei en de aanwezigheid in een stad of regio van kunstenaars, schrijvers en artiesten die blijken te gedijen in een omgeving die prettig is en inspireert.

b Het zijn tegenwoordig vooral de bohemiens die moeten zorgen voor de nodige economische groei.

c Het maakt kunstenaars, creatieven en bohemiens niet veel uit in wat voor omge-ving ze moeten werken, want ze doen toch alles via digitale media.

d Het is mogelijk om te inventariseren en te analyseren hoeveel bohemiens er te vinden zijn in een bepaalde regio en dit te relateren aan de hoeveelheid subsidie die in een dergelijke regio uitgekeerd moet worden.

Page 6: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

6 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 2

1 Het ervaren van een gemis vormt de basis van het consumptiegedrag van mensen. Een gemis kan sluimeren in het onderbewuste van een consument. Dan is er sprake van:

a een latente behoefte.b een manifeste behoefte.c een drijfveer.d een koopmotief.

2 Het koopbeslissingsproces wordt weleens schematisch voorgesteld. Wat is de juiste volgorde van de elementen waaruit die schematische voorstelling bestaat?

a Informatie zoeken over de verschillende producten → behoefte/probleemherken-ning → evalueren van de alternatieven → aankoopbeslissing à evaluatie na de koop.

b Behoefte/probleemherkenning → evalueren van de alternatieven à informatie zoe-ken over de verschillende producten aankoopbeslissing → evaluatie na de koop.

c Evalueren van de alternatieven → behoefte/probleemherkenning → informatie zoe-ken over de verschillende producten à aankoopbeslissing à evaluatie na de koop.

d Behoefte/probleemherkenning → informatie zoeken over de verschillende produc-ten → evalueren van de alternatieven → aankoopbeslissing à evaluatie na de koop.

3 Wat zijn de deficiëntiebehoeften in de piramide van Maslow?

a De behoefte aan veiligheid en zekerheid en de behoefte aan sociaal contact. b Lichamelijke behoeften en de behoefte aan veiligheid en zekerheid.c De behoefte aan sociaal contact en de behoefte aan waardering en erkenning.d De behoefte aan waardering en erkenning en de behoefte aan zelfontplooiing.

4 De meest fundamentele kritiek op Maslows piramide betrof het normatieve karakter ervan. Maslow stelde: ‘What a man can be, he must be.’ Wat is de kern van de kritiek op deze benadering van menselijke behoeftepiramide?

a Het is geen wetenschappelijke benadering, maar een normatief voorschrift.b Het is geen wetenschappelijke benadering met een universele geldigheid.c Maslow kon deze uitspraak niet onderbouwen met zijn onderzoek.d De wijze waarop Maslow zijn data verzamelde, klopte niet.

5 Welke twee van de onderstaande behoeften uit de lijst van 22 behoeften van Franzen zijn volgens het De kunst van cultuurmarketing van Mulder relevant voor kunst en cul-tuurmarketing?

a Presteren en vooruitkomen. b Veiligheid en rust.c Status en bezit.d Idealisme en transcendentie.

Page 7: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

7 van 29

6 Het ontvangen, verwerken, structureren en onthouden van de indrukken en prikkels waarmee een individu wordt geconfronteerd, wordt binnen de (cultuur)marketing aangeduid als:

a perceptie. b attitudes.c dissonantie.d koopintentie.

7 Hoe worden groepen mensen (feitelijk of denkbeeldig) met wie je je verwant voelt, aan wie je je spiegelt of tegen wie je je juist afzet en die impliciet of expliciet invloed uitoefenen op je denkbeelden, opvattingen en gedrag binnen de (cultuur)marketing genoemd?

a Sociale klassen.b Subculturen.c Referentiegroepen.d Familie-invloeden.

8 De koper gedraagt zich steeds meer als een momentconsument – een koopbeslissing wordt impulsief en pas in de winkel genomen – dit vergroot de invloed van de situati-onele factoren op het koopgedrag. Deze ontwikkeling is:

a niet van belang voor cultuurmarketeers, omdat cultuurconsumenten hun aan-kopen ruim vantevoren plannen.

b wel van belang voor cultuurmarketeers, omdat steeds meer cultuurconsumenten ook op het laatste moment hun koopbeslissing nemen.

c niet van belang voor cultuurmarketeers, omdat er aan de koopbeslissing van de cultuurconsument een uitgebreid beslissingsproces vooraf gaat.

d wel van belang voor cultuurmarketeers, omdat er bij de koopbeslissing van de cultuurconsument nauwelijks sprake is van herhalingsaankopen.

9 Wanneer iemand voor het eerst een operavoorstelling bezoekt, lang wikt en weegt voordat hij zijn ticket bestelt en bereid is een hoge prijs te betalen voor zijn ticket, dan is er waarschijnlijk sprake van:

a routinematig koopgedrag.b beperkte besluitvorming.c uitgebreide besluitvorming.d onzeker koopgedrag.

Page 8: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

8 van 29

10 De marketingtheorie op het gebied van het koopgedrag van organisaties is:

a niet van belang voor cultuurmarketing, omdat alleen de eindgebruiker telt.b niet van belang voor cultuurmarketing, omdat de principes van het koopgedrag

van organisaties niet van toepassing zijn op kunst en cultuur.c wel van belang voor cultuurmarketing, omdat creatieven en culturele instellingen

zich ook bevinden in business-to-businessmarkten.d wel van belang voor cultuurmarketing, omdat het koopgedrag van organisaties

meestal conform de theorie verloopt.

Page 9: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

9 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 3

1 Watis het nut en doel van marktsegmentatie?

a Het is handig om mensen in hokjes te plaatsen. b Door per deelmarkt een andere marketingmix te ontwikkelen, kan er beter worden

ingespeeld op de wensen en behoeften van de verschillende deelmarkten. c Door per deelmarkt een andere marketingmix te ontwikkelen, is een organisatie

minder geld kwijt aan marketing- en promotiekosten.d Door te segmenteren kan een organisatie zich met een marketingmix richten op de

gehele markt.

2 Een van de manieren om markten van elkaar te onderscheiden, is de methode van Abell en Hammond. Zij definiëren een markt aan de hand van de volgende vragen. Welke hoort hier niet bij?

a Behoefte – in welke behoefte wordt door een organisatie voorzien? b Afnemer – in wiens behoefte wordt door een organisatie voorzien?c Technologie – aan de hand van welke technologie voorziet een organisatie in die

behoefte?d Distributie – via welke vorm is de doelgroep het best te benaderen?

3 Uitgevers van computergames concurreren met aanbieders van traditionele bordspe-len, maar vooral ook de concurrentie tussen pc-games en gameconsoles kan worden gezien als een vorm van:

a behoefteconcurrentie.b generieke concurrentie.c productvormconcurrentie.d merkenconcurrentie.

4 Wanneer een uitgever van tijdschriften zich met een blad wil richten op zowel jonge meisjes als op meer seniore dames, dan is dat uit segmentatieoogpunt gedoemd te mislukken, omdat:

a de genoemde doelgroep niet groot genoeg is.b de omvang van de doelgroep niet valt te achterhalen.c de heteroginiteit binnen de doelgroep te groot is.d de doelgroep niet identificeerbaar en niet bereikbaar is.

Page 10: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

10 van 29

5 Gezinsgrootte behoort tot de zogenoemde:

a demografische segmentatievariabelen.b socio-economische segmentatievariabelen.c geografische segmentatievariabelen.d levensstijlsegmentatievariabelen.

6 De zogenoemde algemene segmentatievariabelen zijn:

a goed bruikbaar binnen de culturele sector, omdat alle markten hiermee goed ge-segmenteerd kunnen worden.

b goed bruikbaar binnen de culturele sector, omdat het doelgroepen oplevert van voldoende omvang.

c minder goed bruikbaar binnen de culturele sector, omdat er in die sector vaak sprake is van doelgroepen voor specifieke producten.

d minder goed bruikbaar binnen de culturele sector, omdat het succes van culturele producten niet goed vooraf valt te voorspellen.

7 In het Mentalitymodel van onderzoeksburean Motivaction worden negen verschillen-de levensstijldoelgroepen onderscheiden. Welke van de volgende doelgroepen uit dat model zal zich het meest aangesproken voelen door modern en innovatief theater dat de grenzen opzoekt van de normen en waarden in onze samenleving?

a De postmoderne hedonisten.b De opwaarts mobielen.c De postmaterialisten.d De moderne burgerij.

8 Als het gaat om ‘attitude’ als segmentatiecriterium zijn er voor wat betreft kunst en cultuur vier doelgroepen te onderscheiden. Welke vier zijn dat?

a de heavy-, medium-, light- en non-usersb de bezoekers, voornemers, onverschilligen en vijandigenc de massa, geschoolden, geletterden en uitverkorenend de mobielen, hedonisten, materialisten en conservatieven

9 Bij segmentatie op basis van innovatief gedrag wordt onderscheid gemaakt tussen de innovators, early adopters, early majority, late majority en de laggards. Een belangrijke groep bij cultuurmarketing vormen de early adopters, omdat zij:

a als eerste overgaan tot de aanschaf van een nieuw product.b uitstraling hebben naar de majoritygroepen.c de grootste groep vormen bij deze vorm van segmentatie.d het makkelijkst beïnvloedbaar zijn.

Page 11: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

11 van 29

10 Er zijn verschillende factoren die de positionering bepalen van een culturele instelling. Welke van de onderstaande hoort hier niet bij?

a De doelgroep van de organisatie en van de verschillende exposities en voorstellin-gen.

b De positionering van vergelijkbare/concurrerende (culturele) instellingen.c Het beeld dat bestaat bij pers en andere opinievormers.d Het gewenste beeld dat de organisatie van zichzelf heeft.

Page 12: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

12 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 4

1 Kunstsocioloog Nelson Goodman maakt onderscheid tussen autografische en allogra-fische kunst. Een kunstvorm die valt onder de categorie autografische kunst is:

a schilderkunst.b muziek.c literatuur.d toneel.

2 Door middel van ondersteunende dienstverlening en het bieden van meer toegevoeg-de waarde kan een cultureel product aantrekkelijker worden gemaakt. Het gaat hier dan om het zogenoemde:

a kernproduct.b uitgebreide product.c totale product.d het merk.

3 De meeste creatieve producten vallen in de categorie:

a convenience goods.b shopping goods.c specialty goods.d unsought goods.

4 Informatiedragers zijn te onderscheiden in de volgende drie categorieën: print, digitaal en belevenis. Welke uitspraak ten aanzien van informatiedragers en cultuurmarketing is onjuist?

a Alle drie genoemde informatiedragers komen voor in de culturele sector.b Met alle drie genoemde informatiedragers vallen inkomsten te genereren voor

culturele instellingen.c De drie genoemde informatiedragers kunnen elkaar in het kader van cultuur-

marketing versterken. d Digitale media zijn niet relevant voor cultuurmarketing.

Page 13: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

13 van 29

5 Reguliere producten doorlopen als het goed is bij hun ontwikkeling de volgende stadia: ■ exploratie van ideeën;■ schifting van ideeën;■ conceptontwikkeling en -tests;■ bedrijfseconomische analyse;■ fysieke productontwikkeling;■ testmarkt;■ introductie.

In welke fase wijkt cultuurmarketing het meeste af van ‘gewone’ marketing?

a Exploratie van ideeën.b Schifting van ideeën.c Conceptontwikkeling en -tests.d Bedrijfseconomische analyse.

6 Vul het juiste antwoord in.

Bij zet een organisatie de internetgemeenschap actief in om tot ideeën voor en bijdragen aan nieuwe producten te komen.

a user generated contentb crowdsourcingc crowdfundingd co-creation

7 De zogenoemde ‘productlevenscyclus’ is van belang bij het plannen van promotionele activiteiten voor kunst, cultuur en andere creatieve producten. Dit is zo, omdat:

a per fase de promotiemix steeds op ongeveer eenzelfde wijze moet worden ingevuld.b promotie nauwelijks kan plaatsvinden, omdat nieuwe producten elkaar in de cultu-

rele elkaar snel opvolgen.c culturele producten tijdens hun introductiefase de meeste media-aandacht krijgen.d de productlevenscyclus van culturele producten niet gemakkelijk verlengd kan

worden.

8 Een van de strategieën om culturele diensten (toneel, muziek en andere podium-kunsten) is het ontwikkelen van attributen om de dienst heen, bijvoorbeeld een luxe (cadeau)verpakking waarin tickets voor een theatervoorstelling worden verstrekt. Deze strategie vloeit voort uit het feit dat diensten:

a ontastbaar zijn.b heterogeen zijn.c niet op voorraad houdbaar zijn.d productie en consumptie ervan gelijktijdig moeten plaatsvinden.

Page 14: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

14 van 29

9 Dat het verschijnsel ‘experience’ zich een plaats heeft verworven binnen de cultuur-marketing is niet verwonderlijk. Het fenomeen sluit aan bij een aantal (maatschappe-lijke) trends waaruit de opkomst van belevenismarketing kan worden verklaard. Een daarvan betreft het feit dat er binnen onze relatief veilige samenleving er een hang bestaat naar thrill- and adventureseeking. Mensen willen veel meemaken tijdens hun leven en willen ook kunnen terugkijken op een leven dat niet saai en oninteressant is geweest. Deze ontwikkeling is:

a psychologisch van aard.b sociologisch van aard.c economisch van aard.d filosofisch van aard.

10 Vaak bestaat een cultureel merk uit meerdere ‘entiteiten’. Hiermee wordt bedoeld:

a dat voor het creëren van een cultureel merk alle onderdelen uit de marketingmix noodzakelijk zijn.

b dat verschillende onderdelen zoals titel, auteur, producent, acteurs samen het merk vormen van een culturele productie.

c dat het merk er bij de marketing van culturele producten niet zo toe doet, omdat het toch uit verschillende onderdelen bestaat.

d dat het mogelijk is om voor culturele producten een willekeurige merknaam te kiezen.

Page 15: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

15 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 5

1 Welke negentiende-eeuwse Franse schilder kreeg ingeprent door zijn grootvader: ‘Schreeuw zo hard als je kunt en loop altijd rechtdoor’?

a Claude Monet.b Gustave Gourbet.c Eduard Manet.d Eugène Delacroix.

2 Publiek dat pas bij bewezen succes geïnteresseerd raakt in een bepaalde kunstuiting, valt overwegend in de categorieën:

a Innovators en early adopters.b Early adopters en early majority.c Early majority en late majority.d Late majority en laggards.

3 Vul het ontbrekende woord in.

De communicatiedoelstelling ‘X procent van de doelgroep weet waar het creatieve product wordt aangeboden en weet hoe daar te komen’ is van aard.

a cognitiefb affectiefc conatiefd creatief

4 Welke vorm van reclame wordt vaak gebruikt wanneer er rondom een creatief product al de nodige publiciteit is gegenereerd?

a Informatieve reclame.b Overredende reclame.c Herinneringsreclame.d Themareclame.

Page 16: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

16 van 29

5 Een reclame-uiting in het kader van de tentoonstelling over Van Gogh en het expres-sionisme bevat voor het grote publiek een bekend element, maar ook nieuwe elemen-ten. Wat is de bijbehorende reclamestrategie?

a Het beklemtonen van het feit dat er sprake is van een nieuwe en oorspronkelijke kunstuiting.

b Het benadrukken van het nieuwe en oorspronkelijke van de uiting, maar ook aan-geven dat er sprake is van een vertrouwde context.

c Het beklemtonen van het feit dat er sprake is van een bekend product, maar dat het in een vernieuwende vorm wordt gebracht.

d Het benadrukken van de juist meer vertrouwde elementen.

6 Er staan culturele organisaties meerdere vormen van sales promotion ter beschikking. Een vorm van sales promotion is sampling. Bij welke van onderstaande promotiestra-tegieën past sampling het best?

a Het werven van nieuwe klanten/bezoekers/publiek.b Het behouden van bestaande klanten/bezoekers/publiek.c Het opvoeren van de bestedingen per klant/bezoeker.d Deze vorm van sales promotion past bij geen enkele promotiestrategie.

7 Bij de direct marketingstrategie permissive marketing wordt potentiële klanten eerst om toestemming gevraagd voordat zij daadwerkelijk met een communicatie-uiting of een aanbod worden benaderd.

a Deze aanpak is bruikbaar in de creatieve sector, omdat het publiek wel openstaat voor communicatie-uitingen van culturele instellingen.

b Deze aanpak is bruikbaar in de creatieve sector, omdat het de meeste potentiële klanten de gelegenheid geeft om ‘nee’ te zeggen tegen de communicatie-uitingen van culturele instellingen.

c Deze aanpak is niet geschikt voor de creatieve sector, omdat potentiële bezoekers niet lastiggevallen willen worden door culturele instellingen.

d Deze aanpak is niet geschikt voor de creatieve sector, omdat potentiële bezoekers ook zonder deze benadering wel op zoek gaan naar informatie over culturele instel-lingen.

8 Free publicity is relatief belangrijk in de culturele sector. Dit heeft te maken met een aantal factoren. Welke van de onderstaande hoort daar niet bij?

a De relatief kleine budgetten in de culturele sector.b De inherente nieuwswaarde van culturele producten.c Het feit dat veel culturele producten nieuw en uniek zijn.d Het feit dat herhalingsaankopen ontbreken bij veel culturele producten.

Page 17: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

17 van 29

9 Veelgemaakte fouten bij het opstellen en versturen van persberichten zijn:

a de afzender wordt niet vermeld.b het persbericht bevat geen actueel nieuws.c de opbouw van het persbericht is verkeerd.d het taalgebruik is te wervend.

10 Gezien het belang van culturele prijzen is het interessant na te gaan welke factoren van invloed zijn op het publicitaire en commerciële effect van een dergelijke prijs. Te den-ken valt aan de volgende factoren. Welke daarvan wordt niet genoemd in het boek De kunst van cultuurmarketing?

a De samenstelling van de jury.b De kunstvorm waarop de prijs betrekking heeft.c Het doel en de aanleiding voor de prijs.d De mate waarin de prijs een traditie is.

Page 18: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

18 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 6

1 Hoe wordt het subjectief ervaren van een bepaald prijsniveau wordt binnen de marke-ting genoemd?

a Prijskennis.b Prijsbewustzijn.c Prijsbeleving.d Prijsacceptatie.

2 Welke levensstijlgroepen ervaren kunst en cultuur als duur?

a De gemaksgeoriënteerden en de traditionele burgerij.b De moderne burgerij en de kosmopolieten.c De postmoderne hedonisten en de opwaarts mobielen.d De postmaterialisten en de kosmopolieten.

3 Welke stelling over de prijselasticiteit van podiumkunsten is juist?

a De prijselasticiteit van podiumkunsten is overal ter wereld ongeveer hetzelfde.b De prijselasticiteit van podiumkunsten is minder hoog dan je zou verwachten.c De prijselasticiteit van podiumkunsten is hoger dan je zou verwachten.d De prijselasticiteit van podiumkunsten is nooit uitgerekend.

4 Welke factoren zijn van invloed op het tot stand komen van een verkoopprijs van cul-turele producten?

a Het bedrag dat de consument aan een bepaald cultureel product wil besteden.b Het prijsniveau van de concurrerende culturele producten.c De kostprijs of de inkoopprijs van een cultureel product.d Zowel a,b als c.

5 De prijzen voor zitplaatsen in een schouwburg kunnen variëren. De eerste rang is het duurst en de slechtste zitplaatsen zijn het goedkoopst. Welke uitspraak hierover is juist?

a Er is hier sprake van prijsdiscriminatie, omdat het gaat om dezelfde dienst die wordt aangeboden tegen uiteenlopende prijzen.

b Er is hier sprake van prijsdifferentiatie, omdat het gaat om dezelfde dienst die wordt aangeboden tegen uiteenlopende prijzen.

c Er is hier sprake van prijsdiscriminatie, omdat het gaat om uiteenlopend ervaren diensten die worden aangeboden tegen uiteenlopende prijzen.

d Er is hier sprake van prijsdifferentiatie, omdat het gaat om uiteenlopend ervaren diensten die worden aangeboden tegen uiteenlopende prijzen.

Page 19: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

19 van 29

6 Stel, de organisatie van een evenement kost € 100.000, ongeacht het aantal bezoekers. Bezoekers van het evenement betalen € 20 entree. Bovendien besteden de bezoekers gemiddeld € 15 aan eten en drinken tijdens het evenement. De opbrengsten hiervan komen ook ten goede aan de organisatie van het evenement. Het aantal bezoekers is niet van invloed op de constante kosten van het evenement, maar de gemiddelde kosten van eten en drinken bedragen gemiddeld € 10 per persoon. Bereken het break-evenpoint.

a 2000 bezoekers.b 3000 bezoekers.c 4000 bezoekers.d 5000 bezoekers.

7 Binnen marketing bestaat het verschijnsel ‘prestigeprijzen’. Dit wordt ook wel de ‘con-traire vraagcurve’ genoemd. Welke stelling hierover is juist?

a Prestigeprijzen zijn relevant voor de culturele sector, omdat status een rol speelt bij de aanschaf van kunst en veel kopers status ontlenen aan hun dure aanschaf.

b Prestigeprijzen zijn relevant voor de culturele sector, omdat de kunstconsument ook vaak onzeker is over zijn aanschaf en dus de prijs als indicator neemt voor het bepalen van de kwaliteit.

c Prestigeprijzen zijn niet relevant voor de culturele sector, omdat kunstconsumenten zich niet door de prijs (P) laten leiden in zijn beslissingsproces.

d Prestigeprijzen zijn niet relevant voor de culturele sector, omdat het belang daarvan zich beperkt tot de markt voor wijn en sterke drank.

8 Er zijn voor de overheid verschillende redenen om kunst en cultuur met subsidies te ondersteunen. Een ervan heeft te maken met zogenoemde ‘externe effecten’. Hiermee wordt bedoeld dat:

a zonder bemoeienis van de overheid lukt het niet om kunst en culturele producten tot stand te brengen.

b niet alleen de direct betrokkenen profiteren van kunst en cultuur, ook anderen.c een mens beter en gelukkiger wordt van kunst.d kunst en cultuur bijdragen aan de gedachtevorming en discussie binnen een

samenleving.

Page 20: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

20 van 29

9 Het feit dat de overheid kunst en cultuur moet subsidiëren om de continuïteit ervan te waarborgen, hangt voor wat betreft de podiumkunsten samen met de Wet van Bau-mol. Deze wet heeft betrekking op het feit dat:

a het voor de podiumkunsten nauwelijks mogelijk is om de arbeidsproductiviteit van medewerkers te verhogen.

b de overheid soms nogal willekeurig te werk gaat met het toekennen van subsidies voor podiumkunsten.

c mensen maar een beperkt bedrag van hun inkomen willen uitgeven aan kunst en cultuur.

d het voor culturele organisaties niet mogelijk is om alternatieve inkomstenbronnen aan te boren.

10 Het is verstandig om bij het benaderen van sponsors en donateurs oog te hebben voor de redenen waarom mensen bereid zijn om geld te schenken. Welke van de volgende redenen valt onder het levensbeschouwelijk motief?

a Het storten van bedragen of zich inzetten voor nobele doelen kan ertoe leiden dat mensen een positiever beeld van zichzelf krijgen.

b Door te doneren kan men de aandacht van anderen verwerven en zich identificeren met een goed doel.

c Iemand geeft geld omdat het hoort bij de normen en waarden van de betreffende persoon.

d Iemand wil alleen maar goed doen voor een ander.

Page 21: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

21 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 7

1 Wat wordt in het kader van het marketingbeleid verstaan onder het afstoten van han-delingen naar een voorgaande of volgende geleding in de bedrijfskolom?

a Integratie.b Differentiatie.c Parallellisatie.d Specialisatie.

2 Wanneer het draait om de vraag hoeveel geledingen uit de bedrijfskolom ingeschakeld zullen worden om het product de consument te laten bereiken, spreekt men bij strate-gische distributiebeslissingen over:

a de keuze tussen directe of indirecte distributie.b de kanaalkeuze.c de distributie-intensiteit.d de keuze tussen een push- of pullstrategie.

3 De keuze tussen een push- of pullstrategie is:

a een pure distributiekwestie.b een combinatie van een distributie- en een communicatiestrategie.c een combinatie van een distributie en een directmarketingstrategie.d een strategie die direct alle elementen uit de marketingmix raakt.

4 Strategische distributiebeslissingen ten aanzien van de kanaalkeuze:

a zijn niet relevant voor de culturele sector, omdat de marketing van kunst nu een-maal anders is.

b zijn niet relevant voor de culturele sector, omdat de cultuurmarketeer met zijn pro-ducten nou eenmaal niet terechtkan in de supermarkt.

c zijn wel relevant voor de culturele sector omdat in sommige delen ervan cultuur-marketeers voor dezelfde keuzes staan als marketeers van ‘gewone’ producten.

d zijn wel relevant voor de culturele sector, omdat in essentie de marketing en distri-butie van alle culturele producten vergelijkbaar is met die van ‘gewone’ producten.

Page 22: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

22 van 29

5 Welke stelling over multichanneling (multikanalenstrategie) in de culturele sector is juist?

a Multichanneling kan ook in de culturele sector leiden tot conflicterende belangen in het distributiekanaal.

b Multichanneling leidt in de culturele sector niet tot problemen, omdat alle produc-ten maar via één kanaal worden gedistribueerd.

c Het belang van multichanneling in de culturele sector is onder invloed van de toe-nemende digitalisering steeds minder groot geworden.

d Multichanneling wordt pas relevant in de culturele sector wanneer kunst en andere culturele producten ook in de supermarkt verkocht gaan worden.

6 Voor de verdeling van de opbrengsten uit kaartverkoop tussen een (theater)producent en de uitbater van een theater zijn drie basisregelingen mogelijk. Wanneer is er sprake van een straight hire?

a De producent huurt tegen een afgesproken bedrag het theater af en mag alle in-komsten uit kaartverkoop houden.

b Het theater neemt het risico op zich. De producent krijgt een vast bedrag uitbe-taald. Alle inkomsten uit kaartverkoop gaan naar het theater of het festival.

c De betrokken partijen maken afspraken over hoe de inkomsten uit kaartverkoop onderling verdeeld worden. Het risico wordt gespreid en daarmee ook de opbreng-sten.

d De producent en het theater bekijken na afloop wat de meest rechtvaardige manier is om kosten en opbrengsten te verdelen.

7 Voor de verdeling van de opbrengsten uit kaartverkoop tussen een (theater)producent en de uitbater van een theater zijn drie basisregelingen mogelijk. Wanneer is er sprake van een straight guarantee?

a De producent huurt tegen een afgesproken bedrag het theater af en mag alle in-komsten uit kaartverkoop houden.

b Het theater neemt het risico op zich. De producent krijgt een vast bedrag uitbe-taald. Alle inkomsten uit kaartverkoop gaan naar het theater of het festival.

c De betrokken partijen maken afspraken over hoe de inkomsten uit kaartverkoop onderling verdeeld worden. Het risico wordt gespreid en daarmee ook de opbreng-sten.

d De producent en het theater bekijken na afloop wat de meest rechtvaardige manier is om kosten en opbrengsten te verdelen.

Page 23: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

23 van 29

8 Binnen de distributiematrix voor creatieve producten wordt onderscheid gemaakt tus-sen de bereikbaarheid en de beschikbaarheid van die producenten en diensten. Dit is nuttig, omdat:

a aan de hand hiervan aanbieders van creatieve producten kunnen bepalen hoe de bereikbaarheid en beschikbaarheid van hun producten en diensten kunnen vergro-ten.

b aan de hand hiervan aanbieders van creatieve producten de verschillen voor wat betreft distributie tussen gewone en creatieve producten kunnen bepalen.

c aan de hand hiervan aanbieders van creatieve producten kunnen bepalen of hun product het karakter heeft van een dienst.

d aan de hand hiervan aanbieders van creatieve producten hun merkenbeleid nader kunnen invullen.

9 Welke stelling over musea en de distributiematrix is juist?

a De distributiematrix is voor musea niet van belang, omdat er weinig mogelijkheden zijn om de openingstijden van musea te veranderen.

b De distributiematrix is voor musea niet van belang, omdat musea geen invloed kunnen uitoefenen op het parkeer- en openbaarvervoerbeleid van gemeenten en vervoerders.

c De distributiematrix is voor musea van belang, omdat zij door overheden en andere geldschieters tegenwoordig alleen nog maar worden afgerekend op bezoekersaan-tallen.

d De distributiematrix is voor musea van belang, omdat de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van een collectie op diverse manier vergroot kunnen worden.

10 Bij het bepalen van een goede locatie of winkelpand voor een evenement zijn meerde-re factoren van belang. Welke van onderstaande vier factoren heeft een meer kwanti-tatief karakter?

a De omgeving.b De kenmerken van de locatie/het pand.c De ligging en bereikbaarheid.d Het omzetpotentieel.

Page 24: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

24 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 8

1 De kern van het strategische marketingdenken bestaat uit analyse, planning, uitvoering en controle. Deze gestructureerde manier van denken botst weleens met de praktijk in de culturele sector. Wat is hiervan de belangrijkste oorzaak?

a Cultuurmarketeers zijn niet goed in plannen.b Creatieven beginnen hun denkproces vaak niet met een analyse van de uitgangssi-

tuatie.c Creatieven zijn slordig als het gaat om de uitvoering van hun ideeën en plannen.d In de culturele sector bestaat geen enkele belangstelling voor het evalueren van het

marketingbeleid.

2 De culturele sector bedient zich van een aantal argumenten om niet teveel aan stra-tegische planning te hoeven doen. De meeste daarvan zijn in meer of mindere mate valide. Welke van de onderstaande vier argumenten is onjuist?

a Het ontbreekt vooral de kleinere organisaties aan tijd en middelen om marketing-activiteiten naar behoren te plannen.

b De toekomstige resultaten van creatieve producten en diensten laten zich niet of nauwelijks voorspellen.

c Marketing van de creatieve sector is soms een veredelde vorm van roulette.d In de creatieve sector wordt het effect van activiteiten niet of nauwelijks geëvalu-

eerd.

3 Hieronder staan de onderdelen die een marketingplan onder andere bevat. Welke be-schrijft de meest logische volgorde?a Missie en businessdefinitie, SWOT-analyse, strategische opties, organisatie en uit-

voering.b SWOT-analyse, missie en businessdefinitie, strategische opties, organisatie en uit-

voering.c Missie en businessdefinitie, strategische opties, SWOT-analyse, organisatie en uit-

voering.d Organisatie en uitvoering, SWOT-analyse, missie en businessdefinitie, strategische

opties.

4 Wat is een strategic business unit (sbu)?

a Een groep medewerkers die de strategie van een organisatie bepaalt.b Een bedrijfsonderdeel met eigen verantwoordelijkheid voor omzet en winst.c Een bedrijfsonderdeel dat van grote strategische betekenis is voor een organisatie.d Een bedrijfsonderdeel dat als enige verantwoordelijk is voor marketing en verkoop.

Page 25: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

25 van 29

5 Veel organisaties formuleren een missie. Soms zijn deze missieomschrijvingen gezwol-len geformuleerde statements vol goede bedoelingen. Je kunt je daarom afvragen of je die missiedefinities daarom dan wel serieus moet nemen. Welke uitspraak hierover is juist?

a Missiedefinities zijn niet serieus te nemen, omdat in zijn missiedefinitieve zo onge-veer iedere organisatie het beste met de wereld voorheeft.

b Missiedefinities zijn niet serieus te nemen, omdat binnen een organisatie zo onge-veer niemand zich iets van deze definities aantrekt.

c Missiedefinities moeten wel serieus worden genomen, omdat een goed geformu-leerde missie richting geeft aan de activiteiten van een organisatie.

d Missiedefinities moeten wel serieus worden genomen, omdat alleen bedrijven met een goed geformuleerde missie in aanmerking komen voor sponsoring en subsidië-ring.

6 Als het gaat om de missie van creatieve organisaties doet zich een probleem voor. In de borst van creatieve organisaties schuilen namelijk vaak meerdere zielen. Welke stelling is hier een goed voorbeeld van?

a Musea hebben zowel een erfgoed- als een publieksfunctie.b Kranten en tijdschriften bedienen zowel de lezers- als de adverteerdersmarkt.c Culturele organisaties genereren inkomsten uit bezoekers, maar ook uit horeca.d Filmproducenten genereren inkomsten uit zowel bioscoopvertoning van films als

de verkoop en verhuur van dvd’s.

7 Een van de begrippen die in het boek De kunst van cultuurmarketing aan de orde komt, is ‘marketingmyopie’. Wat wordt hiermee bedoeld?

a Hieraan bezondigen zich organisaties die hun eigen producten als superieur be-schouwen en niet inzien dat ze door concurrentie van buiten hun eigen branche worden ingehaald.

b Dit begrip heeft betrekking op organisaties die geen strategische plannen maken voor de lange termijn.

c Dit begrip heeft betrekking op culturele organisaties die niet inzien dat de houding van de overheid en maatschappij ten aanzien van kunsten ingrijpend is veranderd.

d Hieraan maken bedrijven zich schuldig die zich voor wat betreft hun marketingac-tiviteiten beperken tot de eigen streek en geen oog hebben voor ontwikkelingen buiten de regio.

8 In zekere zin is De Efteling te beschouwen als een concurrent van het Van Gogh mu-seum. Van welk type concurrentie is hier sprake?

a Behoefteconcurrentie.b Generieke concurrentie.c Productvormconcurrentie.d Merkenconcurrentie.

Page 26: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

26 van 29

9 Vul het ontbrekende woord in.Het gegeven dat er minder geld beschikbaar is vanuit overheden voor de ondersteu-ning van kunst en cultuur is voor de meeste culturele organisaties primair een

a sterkte.b zwakte.c kans.d bedreiging.

10 Binnen de portfoliomatrix worden vier soorten sbu’s/pmc’s onderscheiden, namelijk cashcows, stars, questionmarks en dogs. Welke vallen in de categorie ‘geen marktleider, maar wel aanwezig in een ‘groeiende markt’?

a Cashcows zijn marktleider in markten met een lage groei. b Stars zijn marktleider in markten met een hoge groei.c Questionmarks.d Dogs.

Page 27: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

27 van 29

Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 9

1 Een Marketing Informatie Systeem (MIS) bestaat uit vier onderdelen. Welke van deze vier krijgt binnen de culturele sector relatief het minste aandacht?

a Informatie uit de eigen administratie (zowel financiële als marketinggegevens).b Informatie waaruit ontwikkelingen in de omgeving naar voren komen. c De resultaten van marktonderzoek (zowel continu als ad hoc).d Rekenmodellen voor het verwerken van en rekenen met opgeslagen informatie om

inzicht te krijgen in de gevolgen van eventuele beleidsbeslissingen.

2 Binnen een MIS spelen gegevens afkomstig uit digitale bronnen een steeds belangrijker rol. In dat kader valt af en toe het woord ‘conversie’. Wat wordt hieronder verstaan?

a Het totaal aantal keren dat een advertentie is getoond.b Het aantal keren dat op of in een advertentie is geklikt.c Het aantal transacties dat gerealiseerd is naar aanleiding van een click.d De verhouding tussen views en clicks.

3 Binnen het MIS heeft marktonderzoek een aantal functies. Een daarvan is de experi-mentele functie. Wat wordt hieronder verstaan?

a Hierbij gaat om gegevens betreffende de markt, de doelgroep en de klanten van een organisatie.

b Marktonderzoek wordt bij deze functie uitgevoerd om na te gaan of er nieuwe mo-gelijkheden zijn voor een organisatie.

c Bij deze functie van onderzoek gaat het om de vraag wat de gevolgen kunnen zijn van gewijzigd beleid.

d Deze functie van onderzoek is van belang in de laatste fase van het marketingplan-ningsproces. Op basis van analyse en onderzoek moet worden vastgesteld of alle marketingdoelstellingen zijn bereikt.

4 ‘Wie wil weten hoeveel Nederlanders er tussen de 25 en 49 jaar oud zijn, hoeft niet zelf een schriftelijke enquête te organiseren. Een bezoek aan de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) volstaat om deze onderzoeksvraag te beantwoorden.’ Deze uitspraak heeft betrekking op:

a deskresearch.b fieldresearch.c zowel desk- als fieldresearch.d geen van beide.

Page 28: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

28 van 29

5 Vul het juiste antwoord in.Wie wil weten wat voor bezoekers van een evenement of theater de redenen of motie-ven zijn om er naartoe te komen, zal gebruik maken van

a kwantitatief onderzoek.b kwalitatief onderzoek.c van zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek.d geen enkele vorm van onderzoek.

6 Vul het juiste antwoord in.Wanneer een organisatie geen grootschalig onderzoek wil initiëren op basis van ver-moedens en eerst meer duidelijkheid wil krijgen over de aard van eventuele proble-men, wordt er eerst gekozen voor

a beschrijvend onderzoek.b exploratief onderzoek.c toetsend onderzoek.d verklarend onderzoek.

7 Binnen het onderzoeksproces is er op een zeker moment sprake van een literatuurver-kenning. Welke uitspraak hierover is onjuist?

a De literatuurverkenning heeft dezelfde functie als het deskresearch. b De literatuurverkenning speelt een rol bij het verkrijgen van een theoretisch kader.c De literatuurverkenning heeft als doel om na te gaan of een onderzoek al niet eer-

der is uitgevoerd. d De literatuurverkenning is een van de beginstappen in het onderzoeksproces.

8 Bij onderzoek is het soms zinvol onderscheid te maken tussen het ‘organisatiepro-bleem’ en het ‘onderzoeksprobleem’. Wat is de verhouding tussen deze twee begrip-pen?

a Het organisatieprobleem en het onderzoeksprobleem hebben beide betrekking op een handelingsvraagstuk.

b Het organisatieprobleem en het onderzoeksprobleem hebben beide betrekking op een kennisvraagstuk.

c Veel organisatieproblemen zijn terug te brengen tot een- en hetzelfde onderzoeks-probleem.

d Het onderzoeksprobleem is het kennisvraagstuk dat voortvloeit uit het organisatie-probleem.

Page 29: De kunst van cultuurmarketing Meerkeuzevragen (zelftoets)...Meerkeuzevragen zeltoets) bij De kunst van cultuurmarketing 3 van 29 Meerkeuzevragen bij hoofdstuk 1 1Bij welke P uit de

Meerkeuzevragen (zelftoets) bij De kunst van cultuurmarketing

29 van 29

9 Online-enquêtes zijn tegenwoordig de meest gangbare vorm van enquêteren. Dit is:

a niet verantwoord, omdat niet iedereen deelneemt aan dergelijke enquêtes.b niet verantwoord, omdat de uitkomsten van dergelijke enquêtes enorm verschillen

van schriftelijk en telefonisch onderzoek. c verantwoord, omdat de uitkomsten van dergelijke enquêtes nauwelijks verschillen

van schriftelijk en telefonisch onderzoek.d verantwoord, omdat bij de keuze van een vorm van onderzoek de afweging van

kosten en baten ook een belangrijke rol moet spelen.

10 Vul het juiste antwoord in. Binnen de creatieve sector wordt met regelmaat onderzocht hoe het is gesteld met de belangstelling voor kunst, cultuur en creativiteit van de bevolking in het algemeen. Dergelijke onderzoeken worden veelal uitgevoerd in opdracht van brancheorganisaties of instellingen die zich bezighouden met de collectieve promotie voor bijvoorbeeld musea, podiumkunsten of boeken. Deze vorm van onderzoek wordt genoemd.

a generiek onderzoekb onderzoek naar omzetpotentieelc motivatieonderzoekd publieksonderzoek