De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

137
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT TOEGEPASTE WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT ARCHITECTUUR, STEDENBOUW EN RUIMTELIJKE ORDENING DE INVLOED VAN VULSTOFFEN OP DE EIGENSCHAPPEN VAN ZELFVERDICHTEND BETON IN VLOEIBARE EN VERHARDE TOESTAND Eindwerk aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Burgerlijk Ingenieur - Architect Gert HEIRMAN Natasja DE GEYTER Promotor: Prof. Dr. Ir. L. Vandewalle Assessoren: D. Dupont (KUL) H. De Petter (KUL) C. Ladang (CBR) Academiejaar 2001-2002

Transcript of De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Page 1: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT TOEGEPASTE WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT ARCHITECTUUR, STEDENBOUW EN RUIMTELIJKE ORDENING

DE INVLOED VAN VULSTOFFEN OP DE EIGENSCHAPPEN VAN ZELFVERDICHTEND BETON

IN VLOEIBARE EN VERHARDE TOESTAND

Eindwerk aangeboden tot het verkrijgen

van de graad van Burgerlijk Ingenieur -

Architect

Gert HEIRMAN Natasja DE GEYTER Promotor: Prof. Dr. Ir. L. Vandewalle

Assessoren: D. Dupont (KUL)

H. De Petter (KUL)

C. Ladang (CBR)

Academiejaar 2001-2002

Page 2: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

De auteur geeft de toelating deze eindverhandeling voor consultatie beschikbaar te

stellen en delen ervan te kopiëren voor eigen gebruik. Elk ander gebruik valt onder

de strikte beperkingen van het auteursrecht; in het bijzonder wordt er verwezen op

de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van de resultaten

uit deze eindverhandeling.

Leuven, juni 2002

2

Page 3: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

DANKWOORD Bijzondere dank aan onze promotor Prof. Dr. Ir. L. Vandewalle en onze assessor Ir.

D. Dupont voor de informatieve gesprekken en raadgevingen die bijgedragen hebben

tot het opstellen van deze thesis.

Ook bijzondere dank aan onze assessor Ir. C. Ladang voor de leerrijke en

aangename samenwerking met de Dienst Promotie en Ontwikkeling van de CBR

Cementbedrijven N.V.

Dank aan al het personeel van het betonlaboratorium van de CBR Cementbedrijven

N.V. – waarbij Ir. F. Vandervelde, hoofd van het labo, in het bijzonder – voor hun

zeer geapprecieerde samenwerking en hun bijdrage tot het verwezenlijken van het

grootste deel van het praktische onderdeel van deze thesis.

Verder ook een woord van dank aan allen – professoren, assistenten en anderen –

die in de afgelopen jaren hebben meegewerkt aan de opbouw van onze opleiding.

3

Page 4: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

VOORWOORD Zelfverdichtend beton, soms ook zelfnivellerend beton genoemd, is een nieuwe

categorie van hoge-prestatiebeton, waarvan een uitzonderlijke vloeibaarheid in verse

toestand verkregen wordt door het gebruik van een specifieke samenstelling en

superplastificeerders met een sterk waterreducerend vermogen. De technologie van

zelfverdichtend beton is in de jaren ’80 in Japan ontstaan en heeft in de loop van de

jaren ’90 in Europa belangstelling gewekt. Hoewel niet alle eigenschappen ten

gronde gekend zijn, wordt het materiaal reeds daadwerkelijk in de praktijk

aangewend.

Met deze thesis proberen wij een beter inzicht te verwerven in de invloed van de

vulstoffen op de eigenschappen van zelfverdichtend beton, zowel in vloeibare als in

verharde toestand. Met verschillende vulstoffen werden mengsels aangemaakt die

beoordeeld werden op eigenschappen zoals slumpflow, funneltest, U-test,

druksterkte, buigsterkte, splijtsterkte, E-modulus, krimp, waterabsorptie en weerstand

tegen vorst-dooi cycli (met en zonder dooizouten).

4

Page 5: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

GEBRUIKTE SYMBOLEN

SYMBOOL BETEKENIS EENHEID

Hoofdletters

A luchtgehalte [vol.-%]

A waterabsorptie [%]

B blauwgetal [ml/g]

C massa cement [kg]

Ec elasticiteitsmodulus van het beton [MPa]

Ec∞ tangenselasticiteitsmodulus van het beton [MPa]

Ecm secanselasticiteitsmodulus van het beton [MPa]

G gehalte aan grind (> 4 mm) [kg]

Glim absolute massa van een m³ grind (d.i. bij [kg/m³]

optimale pakking)

L lengte van een proefstuk [m]

Nn Rilem druksterkte na n dagen [MPa]

Rm inverse van de doorstroomtijd van de mortel [1/s]

RV relatieve vochtigheid [%]

S volume zand in de mortel [l] of [m³]

S specifiek oppervlak [cm²/g]

S.B. standaardbeton [-]

SPL superplastificeerder [-]

V volume [l] of [m³]

W volume water [l]

W/C-factor water/cement-factor [-]

W/P-verhouding water/poeder-verhouding [-]

ZVB zelfverdichtend beton [-]

5

Page 6: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

SYMBOOL BETEKENIS EENHEID

Kleine letters

b breedte (van het proefstuk) [m]

d diameter (van het proefstuk of van de korrel) [m]

e porositeit [-]

fc druksterkte van beton [MPa]

fc,cub, Xd kubusdruksterkte van beton na X dagen [MPa]

fc,cil, Xd cilinderdruksterkte van beton na X dagen [MPa]

fcn gemiddelde druksterkte [MPa]

fct,fl, Xd buigtreksterkte van het beton na X dagen [MPa]

fct,sp, Xd splijttreksterkte van het beton [MPa]

h hoogte (van het proefstuk) [m]

kst volume zand < 0,09 mm [l] of [m³]

m massa [kg]

t500 tijd bij een slumpflow van 500 mm [s]

tm doorstroomtijd mortel [s]

Griekse letters

Γm relatieve vloeimaat [-]

β helling van de regressierechte uit de Rosin- [-]

Rammler-verdeling

βpoeder W/P-verhouding waarbij net geen uitvloei van [-]

het poeder optreedt

εcs krimp van het beton [µS]

η0 gemiddelde luchtviscositeit [Pa.s]

ρ dichtheid, volumieke massa [kg/m³]

ρgst schijnbare dichtheid van het grind na trillen [kg/m³]

6

Page 7: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

INHOUDSTAFEL

DANKWOORD ........................................................................................................... 3

VOORWOORD........................................................................................................... 4

GEBRUIKTE SYMBOLEN.......................................................................................... 5

INHOUDSTAFEL........................................................................................................ 7

HOOFDSTUK 1. DE HUIDIGE SITUATIE (LITERATUUR-ONDERZOEK)...............10

1.1. De geschiedenis van het zelfverdichtend beton ............................................10

1.2. Definitie en algemene eigenschappen van het zelfverdichtend beton............12

1.2.1. Definitie ...................................................................................................12

1.2.2. Algemene eigenschappen: voor- en nadelen .........................................13

1.3. Voorbeelden van prefab-toepassingen in België ........................................15

HOOFDSTUK 2. PROEFOPZET..............................................................................16

2.1. Methoden .......................................................................................................16

2.1.1. Basisfilosofie ..........................................................................................16

2.1.2. De Japanse methode ..............................................................................19

2.1.3. De CBR-methode ....................................................................................24

2.2. Keuze van de materialen .............................................................................31

2.2.1. Grind........................................................................................................31

2.2.2. Zand ........................................................................................................31

2.2.3. Cement....................................................................................................32

2.2.4. Vulstoffen (of fillers).................................................................................32

2.2.5. Water.......................................................................................................33

2.2.6. Superplastificeerder.................................................................................34

HOOFDSTUK 3. BETONSAMENSTELLINGEN.......................................................36

3.1. Betonsamenstelling: algemeen ......................................................................36

3.2. Betonsamenstelling: concreet ........................................................................38

3.3. Kostprijsberekening........................................................................................42

7

Page 8: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 4. KARAKTERISERING VAN DE FILLERS ......................................44

4.1. Bepaling βp-waarde........................................................................................45

4.2. Bepaling volumieke massa ............................................................................48

4.3. Bepaling Blaine ..............................................................................................49

4.4. Bepaling CaCO3.............................................................................................51

4.5. Bepaling methyleenblauw-waarde .................................................................52

4.6. Bepaling carbongehalte .................................................................................54

4.7. Bepaling activiteitsindex.................................................................................55

4.8. Bepaling laser-granulometrie .........................................................................56

4.9. Bepaling microscopie .....................................................................................60

4.9.1. Algemeen ................................................................................................60

4.9.2. Microscopisch visuele beschrijving van de fillers.....................................62

4.10. Overzichtstabel fillerkarakteristieken............................................................70

HOOFDSTUK 5. UITGEVOERDE PROEVEN..........................................................71

5.1. Proeven op vers beton ...................................................................................71

5.1.1. Bepaling van de slumpflow......................................................................72

5.1.2. Bepaling van de doorstroomtijd: de funneltest.........................................73

5.1.3. Bepaling van de stijghoogte: de U-test ....................................................74

5.1.4. Bepaling van de volumieke massa ..........................................................76

5.1.5. Bepaling van het luchtgehalte .................................................................77

5.2. Proeven op verhard beton..............................................................................78

5.2.1. Bepaling van de druksterkte ....................................................................78

5.2.2. Bepaling van de buigtreksterkte ..............................................................79

5.2.3. Bepaling van de splijttreksterkte..............................................................80

5.2.4. Bepaling van de elasticiteitsmodulus.......................................................81

5.2.5. Bepaling van de krimp .............................................................................83

5.2.6. Bepaling van de waterabsorptie ..............................................................84

5.2.7. Bepaling van de vorstbestendigheid........................................................85

5.2.8. Bepaling van de vorstbestendigheid in aanwezigheid van dooizouten....88

5.3. Overzicht uitgevoerde proeven ......................................................................91

HOOFDSTUK 6. INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN...................................93

6.1. Fillerkarakteristieken ......................................................................................93

8

Page 9: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

6.2. Eigenschappen van vers beton......................................................................96

6.3. Eigenschappen van verhard beton.................................................................98

HOOFDSTUK 7. BESLUIT .....................................................................................101

REFERENTIES .......................................................................................................103

GEBRUIKTE NORMEN...........................................................................................106

9

Page 10: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 1. DE HUIDIGE SITUATIE (LITERATUUR-ONDERZOEK)

1.1. De geschiedenis van het zelfverdichtend beton [01]

De principes van zelfverdichtend beton zijn ouder dan men zou vermoeden. Zo moet

bijvoorbeeld onderwaterbeton gestort kunnen worden zonder bijkomende verdichting.

Ontmenging, welke nog bevorderd wordt door het trillen, mag er zeker niet

voorkomen. Dit onderwaterbeton wordt gekenmerkt door een zeer grote hoeveelheid

cementpasta (later werden ook superplastificeerders gebruikt). Nadelen van deze

betontoepassing zijn o.a. de noodzaak aan gespecialiseerde en goed gecontroleerde

plaatsingsmethodes om ontmenging te vermijden, de grote hoeveelheid cementpasta

welke het beton gevoelig maakt voor sterke krimp en hoge hydratatiewarmte en een

hoge totale kost. Hierdoor bleef de toepassing ervan eerder beperkt.

De introductie van het ‘hedendaagse’ zelfverdichtend beton is ingegeven door de

zoektocht naar een betere betonkwaliteit. Dit onderzoek is eind jaren ’80 ontstaan in

Japan, waar het gebrek aan uniformiteit – gevolg van onvolledige verdichting – de

hoofdoorzaak bleek te zijn van de zwakkere prestaties van betonnen structuren, een

andere belangrijke oorzaak was het afnemend aantal ervaren betonbouwvakkers.

Anderzijds waren er geen praktische middelen om de volledige verdichting ‘in situ’ te

garanderen. Om dit probleem te omzeilen, werd gezocht naar methoden om

verdichten – door trillen of op welke wijze ook – niet langer noodzakelijk te maken.

Onderzoekers als Okamura, Ozawa et al. (universiteit van Tokio, Japan) waren de

eersten die het zelfverdichtend beton ontwierpen. Maar al gauw pikten de grote

Japanse aannemersbedrijven het idee op. Opvallend is dat elk bedrijf zijn eigen

mengselontwerp, testmethoden en testapparaten ontwikkelde.

De introductie van zelfverdichtend beton in Europa is sterk verbonden aan de

activiteiten van het RILEM (Réunion Internationale des Laboratoires d’Essais et de

recherche sur les Matériaux et les constructions) en in het bijzonder van haar

technisch comité TC 145-WSM – “Workability of Fresh Special Concrete Mixes”.

10

Page 11: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Deze laatste organiseerde in 1996, te Glasgow, de RILEM-conferentie “Production

Methods and Workability of Concrete” waar het zelfverdichtend beton voor het eerst

ter sprake kwam. In 1997 is er uit dit TC145 een nieuw technisch comité ontstaan,

nl. TC 174 – “Self-compacting Concrete”, onder leiding van Å. Skarendahl van het

Zweedse CBI (Swedish Cement and Concrete Research Institute), tevens ook de

voorzitter van het “eerste internationaal symposium over zelfverdichtend beton” te

Stockholm in 1997. Dit symposium had als complexe taak het formuleren van

‘aanbevelingen i.v.m. de productie, eigenschappen en toepassingen van

zelfverdichtend beton’. [02]

In België zijn er heden ten dage nog geen algemene, officiële aanbevelingen. Er

bestaat nog maar een uiterst beperkte kennis betreffende de eigenschappen van het

zelfverdichtend beton tijdens en na de verharding. We kunnen stellen dat de

wetenschappelijke fundamentele studies pas nu op kruissnelheid komen, zowel

nationaal als internationaal. [03] Met dit werk hopen wij een steentje bij te dragen tot

deze studie.

11

Page 12: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1.2. Definitie en algemene eigenschappen van het zelfverdichtend beton

1.2.1. Definitie

“Zelfverdichtend beton” kan als volgt gedefinieerd worden:

“Zelfverdichtend beton is beton dat in verse toestand een dusdanige

vloeibaarheid vertoont dat het louter onder invloed van het eigengewicht en

dus zonder bijkomende verdichtingsenergie in staat is doorheen een dicht

wapeningsnet of in aanwezigheid van andere hindernissen de bekistingsvorm

volledig te vullen, terwijl het een voldoende stabiliteit vertoont tegen segregatie

en dus homogeen blijft gedurende transport, verpompen en plaatsen.” [04]

In de literatuur vindt men ook de term “zelfnivellerend” terug. Het zelfverdichtend

beton beschikt dan ook over de eigenschap volledig te nivelleren onder invloed van

het eigengewicht. Men kan een onderscheid in benaming maken al naargelang de

toepassing van de te maken constructiecomponenten: de term “zelfverdichtend”

verwijst naar de verticale, “zelfnivellerend” naar de horizontale componenten. In de

literatuur wordt dit onderscheid niet altijd gemaakt en worden de termen wel eens

door elkaar gebruikt.

Figuur 1 [05] illustreert duidelijk het verschil tussen zelfverdichtend en standaardbeton.

figuur 1: plaatsing zonder trillen: het verschil tussen standaardbeton (links) en

zelfverdichtend beton (rechts)

12

Page 13: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1.2.2. Algemene eigenschappen: voor- en nadelen [06] [07]

Voordelen van een goed zelfverdichtend beton:

- arbeidsvriendelijk: beton storten gaat veel sneller en kost veel minder moeite;

- lager energieverbruik omdat er niet verdicht hoeft te worden;

- vullen van de bekisting is minder kritisch: de betonspecie loopt zonder

ontmengen meters ver door de bekisting, dus ook interessant voor het vullen

van stapelblokken en prefabwanden;

- bij een zeer dichte wapening kan toch een gelijkmatige, hoge betonkwaliteit

bereikt worden;

- trillings- en geluidsoverlast van trilapparatuur is verdwenen;

- constantere kwaliteit van het beton: zowel macro- als microscopisch;

- kan op moeilijk bereikbare plaatsen gestort worden;

- architectonisch gecompliceerde vormen kunnen gerealiseerd worden;

- stortwerkzaamheden kunnen met minder personeel verricht worden;

- pomptechnieken kunnen vereenvoudigd worden;

- cohesiever dan standaardbeton en dus minder lekkage door naden in de

bekisting.

Nadelen:

- werken onder helling is erg lastig;

- sommige aspecten zijn nog onbekend;

- hogere prijs van de specie;

- er worden hogere eisen gesteld aan het mengproces;

- hogere, hydrostatische druk op de bekisting

Opm.

De lijst voordelen is veel langer dan deze die de nadelen vermeldt. Dit is te wijten

aan het feit dat de meeste artikels het zelfverdichtend beton nog als revolutionair

beschouwen, wat overigens niet onterecht is. Het is allemaal nieuw en in volle

ontwikkeling, waardoor beide lijsten zeker nog zullen aangevuld worden. Men kan

vermoeden dat het misschien eerder de lijst met nadelen is die zou kunnen

aangroeien. Het zelfverdichtend beton is namelijk zo interessant vanwege de

13

Page 14: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

typerende vloeibare toestand van dit beton en men kan veronderstellen dat die reeds

beter gekend is, terwijl er nog weinig geweten is over de verharde toestand en de

duurzaamheid. Gezien de grotere hoeveelheid cementpasta en het hoge

filtergehalte kunnen daar mogelijk nog nadelen aan het licht kunnen komen.

14

Page 15: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1.3. Voorbeelden van prefab-toepassingen in België (foto’s Structo)

15

Page 16: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 2. PROEFOPZET

2.1. Methoden

2.1.1. Basisfilosofie [08] [09]

In paragraaf 1.1 wordt reeds aangegeven dat er veel verschillende methodes

ontwikkeld werden, en worden, om tot een zelfverdichtend betonmengsel te komen.

Ze zijn echter allemaal terug te brengen tot dezelfde basisfilosofie:

- zelfverdichtend beton is hoog vloeibaar en

- zelfverdichtend beton heeft een grote weerstand tegen segregatie.

Deze twee eisen kunnen eveneens via hun rheologische tegenhangers beschreven

worden [10]:

- voldoende lage plastische vloeidrempel en

- voldoende hoge viscositeit van de pasta.

Een te hoge plastische vloeidrempel van de pasta leidt tot een te stijf materiaal, wat

niet zal beginnen vloeien onder zijn eigengewicht. Een te lage viscositeit leidt tot een

hoog risico op uitzakken van de granulaatkorrels, en dus ontmenging van het beton.

Anderzijds leidt een te lage plastische vloeidrempel ook tot een verhoogd risico op

segregatie en een te hoge viscositeit tot een vertraging (eventueel zelfs stilvallen)

van het zelfverdichtend beton tijdens het storten.

Samengevat kan een gebied afgebakend worden zoals in figuur 2 [11] waarbinnen het

zelfverdichtend beton zich situeert in functie van de plastische vloeidrempel en de

viscositeit van de pasta.

Door viscositeitsmetingen op de pasta uit te voeren, kunnen boven- en onder-

grenzen bepaald worden. Het zou – praktisch gezien – interessant zijn deze

viscositeitsmetingen te vertalen naar resultaten van verwerkbaarheidsproeven als

slump flow, de V-funnel, de U-test, … (voor meer uitleg i.v.m. deze proeven: zie

paragraaf 5.1). Het probleem met deze proeven is dat ze niet louter de plastische

vloeidrempel of de viscositeit bepalen maar een combinatie van beiden.

16

Page 17: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuur 2: karakterisering van zelfverdichtend beton

De 2 eisen kunnen ook als volgt grafisch weergegeven worden (betonspecie wordt

beschreven door het reologisch Bingham-model) [12] :

figuur 3: grafische weergave van de basisfilosofie

17

Page 18: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Deze eisen lijken op het eerste zicht onverenigbaar, voor het bekomen van een

zelfverdichtend beton moeten er dan ook een optimum gezocht worden voor de

combinatie van beiden.

Hoe aan beide eisen voldaan kan worden blijkt uit de onderstaande tabel:

eis te bekomen door

hoge vloeibaarheid meer water (W / P )

toevoeging superplastificeerder

weerstand tegen segregatie minder water (W / P )

toevoeging viscositeitsagent

Uit deze tabel kunnen we 3 mogelijkheden halen om tot een zelfverdichtend beton te

komen, nl.:

- verhogen Water/Poeder-verhouding + toevoegen viscositeitsagent;

- toevoegen superplastificeerder + viscositeitsagent;

- verlagen Water/Poeder-verhouding + toevoegen superplastificeerder.

Opm. poeder = cement + vulstof.

Wij hebben onze mengsels aangemaakt op basis van de laatste mogelijkheid, welke

overigens ook door Prof. Okamura (cf. de Japanse methode) werd uitgewerkt. Het

idee erachter wordt weergegeven in volgende figuur [13] :

figuur 4: basisprincipes voor de aanmaak van zelfverdichtend beton

18

Page 19: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

2.1.2. De Japanse methode [08] [09]

Een mengprocedure werd in 1993 voorgesteld door een researchteam onder leiding

van Prof. Okamura. Ze gaat uit van de experimentele bepaling van de verhouding

water, poeder en superplastificeerder. Aan deze pasta worden dan zand en grind in

vaste hoeveelheid toegevoegd.

2.1.2.1. Bepaling van de gehalten aan lucht, grind en zand:

1) Bepaling van het luchtgehalte A:

Een richtwaarde: 3 %.

2) Bepaling van het gehalte aan grind G (> 4 mm):

G = massa grind

Glim = absolute - dit is bij een optimale pakking -

massa van een m³ grind

A)-(1 G . 5,0G lim=

figuur 5 [14] : Glim (links) en G (rechts)

3) Bepaling van het gehalte aan zand S:

S = volume zand, vormt 40 % van het mortelvolume

kst = volume zand < 0,09 mm (deze fractie wordt beschouwd als poeder)

stk1)GA1(4,0S

−−−

=

2.1.2.2. Bepaling van de samenstelling van de pasta:

1) Bepaling van de volumeverhouding Water/Poeder (zie ook paragraaf 4.1):

- Keuze maken van de samenstelling van het poeder (verhouding cement-

vulstof)

19

Page 20: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

- Bepalen van het watergehalte waarbij al het water door het poeder wordt

vastgehouden. De bijhorende volumeverhouding W/P wordt de βp-waarde

genoemd.

Hiertoe wordt een uitvloeiproef uitgevoerd voor verschillend W/P-

verhoudingen. De bijhorende relatieve vloeimaat Γp wordt als volgt bepaald:

Wanneer we de W/P-waarde uitzetten in functie van Γp, geeft het snijpunt van

de aldus bekomen rechte met de verticale as (Γp = 0) de βp-waarde (zie figuur

6). De βp-waarde kan dus ook gedefinieerd worden als de – theoretische –

W/P-verhouding waarbij net geen uitvloei optreedt.

figuur 6: bepaling van de βp-waarde

2) Bepaling van de hoeveelheid water en superplastificeerder:

- Door een reeks proeven uit te voeren op het bekomen poedermengsel – na er

zand aan toegevoegd te hebben – wordt een zelfverdichtende mortel op punt

gesteld.

20

Page 21: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

- Het watergehalte wordt gekozen door uit te gaan van een W/P-waarde van 0,8

à 0,9 βp. De waarde tussen 0,8 en 0,9 noemt men de κp-waarde.

- De hoeveelheid superplastificeerder wordt bepaald zodat tegelijkertijd aan de

volgende 2 eisen voldaan wordt:

- relatieve vloeimaat Γm = 5 (Γm wordt analoog bepaald als Γp)

- doorstroomtijd 9 < tm < 11 s

ofnog 0,91 < Rm < 1,11 (waarbij Rm = 10 / tm)

Opm. de doorstroomtijd is de tijd waarin de V-trechter leegstroomt, zie

paragraaf 5.1)

figuur 7: bepaling van Γm (links) en tm (rechts) (foto’s CBR)

- Wanneer aan de 2 eisen voldaan wordt, is de optimale W/C-factor gevonden.

Indien niet aan de 2 eisen tegelijkertijd voldaan wordt, moet de serie tests met

een andere W/P-waarde herhaald worden, er rekening mee houdende dat

deze wel in het interval 0,8 à 0,9 βp moet blijven. Indien voor geen enkele

W/P-waarde binnen dit interval aan de 2 eisen kan voldaan worden, is de

combinatie van de gebruikte materialen niet geschikt en moet een nieuwe

combinatie gekozen worden. De procedure is dan de volgende: eerst wordt

van een nieuwe superplastificeerder uitgegaan, vervolgens van nieuwe fijne

vulstoffen en tenslotte van nieuw cement.

21

Page 22: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

2.1.2.3. Bepaling van de definitieve betonsamenstelling:

In principe is in voorgaande stappen de volledige betonsamenstelling vastgesteld.

De optimale hoeveelheid superplastificeerder dient echter nog aangepast te worden

in functie van mengprocedure, temperatuur, … Hiertoe worden vloeimaat en

doorstroomtijd bepaald – op betonmengsels – met aangepaste kegel en trechter.

De hoeveelheid superplastificeerder wordt aangepast zodat tegelijkertijd voldaan

wordt aan:

- vloeimaat (slump flow) > 650 mm

- doorstroomtijd 10 < t < 13 s

Indien aan beide eisen voldaan wordt, dan is een goed zelfverdichtend mengsel

verkregen.

figuur 8: bepaling van de vloeimaat (links) en doorstroomtijd (rechts) (foto’s CBR)

Epiloog:

De ontwerpmethode van Prof. Okamura vertoont wel enige beperkingen:

- veronderstelt een zeer goede beheersing van de waterbehoefte van de

verschillende componenten;

- beperkte materiaalkeuze;

22

Page 23: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

- vast zand- en grindgehalte;

- omslachtige proefprocedure;

- houdt geen rekening met sterkte en/of duurzaamheidseisen.

Systematisch onderzoek op een groot aantal betonsamenstellingen leidde tot een

beter inzicht in de grondslagen van deze Japanse methode, waaruit een praktische

variante gedistilleerd werd ter bepaling van de samenstelling van de pasta (cement,

vulstof, superplastificeerder en water): “de CBR methode”. Deze methode heeft als

voordeel dat de W/C-factor als basisgegeven gebruikt wordt, waardoor bij het

mengselontwerp de te bereiken sterkte in rekening gebracht wordt.

23

Page 24: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

2.1.3. De CBR-methode [08] [15]

2.1.3.1. Basisgegevens: (zie ook paragraaf 2.2)

Bij het ontwerpen van een zelfverdichtend mengsel beschikt men concreet over:

1) materialen:

- een type cement;

- een type vulstof (of filler);

- zand;

- grind;

- een type superplastificeerder.

Voor al deze materialen wordt de dichtheid bepaald.

2) een W/C-factor:

Ook dient – in functie van sterkte en duurzaamheid – een maximale W/C-factor

gerespecteerd te worden. Indien de sterkte maatgevend is, wordt deze berekend

uitgaande van de gemiddelde sterkte (NBN B 15-001):

ncn N.8,045f25C/W

−+=

nckcn s.64,1ff +=

fcn = gemiddelde druksterkte [N/mm²]

fck = karakteristieke druksterkte [N/mm²]

sn = standaardafwijking op de fabricage (gegeven)

Nn = Rilem druksterkte na n dagen [N/mm²] (gegeven)

De gevonden W/C-factor moet nog worden getoetst aan de eis voor de milieuklasse.

De laagste (voor bereiken van de vereiste sterkte of voor de milieuklasse) wordt

weerhouden.

24

Page 25: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

2.1.3.2. Bepaling van βcement en βvulstof:

Uit literatuur- en experimenteel onderzoek blijkt dat βpoeder volumetrisch evenredig

berekend kan worden uit βcement en βvulstof. Hierdoor volstaat de bepaling van deze 2

waarden voor de kennis van βpoeder van om het even welke volumetrische verhouding

van beide grondstoffen.

2.1.3.3. Bepaling van de volumetrische verhouding cement-vulstof, uitgaande van de

W/C-factor:

Beton bestaat uit mortel, grind en lucht. Mortel bestaat op zijn beurt uit pasta – d.i.

het geheel van water, vulstof en cement – en zand. Zoals ook uit onderstaande

figuur blijkt kan het volume pasta dus op twee manieren bepaald worden:

(2) VVVV

(1) VVV1V

watervulstofcementpasta

luchtgrindzandpasta

++=

−−−=

Opm. Het volume beton wordt beschouwd als referentievolume en wordt daarom –

per definitie – gelijkgesteld aan één. Het volume grind en het volume zand worden

bepaald zoals in de Japanse methode (zie ook de hierna gegeven berekeningswijze).

25

Page 26: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Anderzijds geldt dat het volume water bepaald wordt door de waterbehoefte van het

cement en de vulstof:

(3) .V .VV vulstofvulstofcementcementwater β+β=

Uit deze vergelijkingen haalt men de cementmassa; waarmee het volume cement,

het volume water, het volume vulstof en dus ook de verhouding cement-vulstof kan

bepaald worden.

De berekeningswijze verloopt concreet als volgt:

Opm. de factor 1000 in vergelijking (1’) is afkomstig van de omzetting van liter naar

m³.

26

Page 27: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

27

Page 28: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Opm.

In bovenstaande redenering – zie vergelijking (3) – wordt, in tegenstelling tot de

Japanse methode, aangenomen dat de waterbehoefte van het mengsel overeenkomt

met de βpoeder-waarde. Bij verder onderzoek is echter gebleken dat we de

correctiefactor κp op deze βpoeder-waarde toch voor sommige mengsels nodig hadden

om te voldoen aan de vooropgestelde vloeimaat en doorstroomtijd.

2.1.3.4. Bepaling van de nodige Water/Poeder-verhouding en het gehalte aan super-

plastificeerder:

Met de poedersamenstelling – bekomen in paragraaf 2.1.3.3 – werden een aantal

mortelproeven uitgevoerd [15].

De zandfractie wordt in elke proefopzet vastgelegd op 40 % van het mortelvolume.

1) Proefopzet 1:

De (minimum) 2 mortelsamenstellingen verschillen alleen qua watergehalte (W/P-

verhouding), het gehalte aan superplastificeerder wordt constant gehouden.

De reologische kenmerken Rm en Γm worden opgemeten.

Voor verschillende gehalten aan superplastificeerder, wordt een lineaire relatie

tussen Rm en Γm bekomen.

Het uitzetten van de inverse van de hellingscoëfficiënt in functie van het gehalte

aan superplastificeerders levert een quasi perfecte lineaire correlatie. Op deze

grafiek kunnen de aanvaardbare grenzen voor Rm en Γm aangeduid worden:

1 < Rm < 1,67 (tijd tussen 6 en 10 s)

5,25 < Γm < 8 (uitspreiding tussen 250 en 300 mm)

3,14 < m

m

RΓ < 8

28

Page 29: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

De 2 uiterste grenzen voor de hellingscoëfficiënt en voor het gehalte aan hulpstof

kunnen hier onmiddellijk uit afgeleid worden. In functie van de gewenste Γm/Rm-

verhouding, die gekozen of opgelegd wordt in functie van de reologische

eigenschappen die men van het mengsel verwacht, kan onmiddellijk het vereiste

gehalte aan superplastificeerder afgelezen worden.

figuur 9 [16] : relatie Rm - Γm voor verschillend gehalte superplastificeerder (links) en

grenzen voor superplastificeerderdosering (rechts)

2) Proefopzet 2:

De (minimum) 2 mortelsamenstellingen verschillen alleen qua gehalte aan

superplastificeerder, de Water/Poeder-verhouding wordt constant gehouden.

Uit literatuur- en experimenteel onderzoek blijkt dat Rm = A.Γm0,4, waarbij A

varieert voor verschillende Water/Poeder-verhoudingen.

Ook hier vinden we – als we A uitzetten in functie van de Water/Poeder-

verhouding – een quasi perfecte lineaire correlatie. Analoog als bij Proefopzet 1

kan men een aanvaardbare zone afbakenen door een Amin- en een Amax-waarde.

Uit de keuze van een gewenste Rm- en Γm-waarde berekent men de A-waarde,

waaruit de bijhorende W/P-verhouding onmiddellijk volgt uit de grafiek.

Opm. Door de W/P-verhoudingen te berekenen bij resp. Amin en Amax en deze te

delen door de βp-waarde, bekomt men resp. κp,min en κp,max welke kunnen

verschillen van de waarden vooropgesteld door de Japanse methode (0,8 en 0,9).

29

Page 30: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuur 10 [17] : relatie Rm - Γm voor verschillende W/P-verhoudingen (links) en

relatie W/P-verhouding – constante A (rechts)

2.3.1.5. Controle van de betonsamenstelling:

Nu de mortelsamenstelling volledig gedefinieerd is, wordt de uiteindelijke

betonsamenstelling bekomen door toevoeging van het grind (G/Glim = 0,5).

De reologische eigenschappen van de betonsamenstelling worden gecontroleerd

m.b.v. 3 verwerkbaarheidsproeven (voor meer uitleg i.v.m. deze proeven zie

paragraaf 5.1):

- slump flow test uitspreiding > 650 mm

- V-funnel test doorstroomtijd 8 < t < 12 s

- U-test stijghoogte > 300 mm

Hoewel de Japanse methode alleen de vloeimaat en de doorstroomtijd oplegt als

controleproeven, wordt ook de U-test systematisch uitgevoerd. Uit onderzoek is

gebleken dat de eerste 2 meestal – maar niet altijd – goede verdichtende

eigenschappen garanderen. Echter bij hoogvloeibare mengsels (uitspreiding > 750

mm) – welke makkelijker neiging tot segregatie vertonen – is waargenomen dat zelfs

bij goede slump flow en doorstroomtijd blokkering kan optreden bij het stromen door

een wapeningsnet.

30

In deze fase kan het nodig zijn om het gehalte aan superplastificeerder lichtjes aan

te passen onder invloed van mengprocedure, temperatuur, aard van het grind, …

t.o.v. deze van de mortelsamenstelling.

Page 31: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

2.2. Keuze van de materialen [18] [19]

Zoals reeds eerder vermeld is zelfverdichtend beton uiterst vloeibaar, maar met

behoud van voldoende weerstand tegen segregatie. Deze basisfilosofie heeft ook

zijn invloed op de keuze van de componenten van het beton.

2.2.1. Grind

Eén van de belangrijkste eigenschappen van zelfverdichtend beton is dat het tussen

een dicht wapeningsnet kan stromen. De maximumgrootte van de granulaten moet

dus beperkt worden, vermits deze het vermogen van het mengsel om tussen de

wapeningstaven te stromen, bepaalt. De term “fijn grind” wordt gebruikt om grind

aan te duiden waarvan de korrels niet groter zijn dan 20 mm.

Naast de maximumgrootte is ook het maximaal volume belangrijk: als het volume

stijgt, wordt het alsmaar waarschijnlijker dat er contacten tussen de korrels – en dus

mogelijke blokkeringen ter hoogte van de wapeningsstaven – voorkomen. In de

Japanse methode wordt het maximaal volume bepaald door G/Glim = 0,5 (zie

paragraaf 2.1.2.1)

Ook de vorm is van belang: zo heeft een mengsel met ronde granulaten een lagere

plastische viscositeit en (iets) lagere vloeigrens dan een mengsel met gebroken

granulaten. Wanneer we twee mengsels – met ronde en gebroken granulaten, met

beide dezelfde korrelmaat – vergelijken, zal de kans op contacten tussen de korrels

eveneens groter zijn bij het mengsel met gebroken granulaten.

0p basis van deze bedenkingen werd gekozen voor: riviergrind 4/14.

2.2.2. Zand

In de literatuur is (voorlopig) weinig of niets terug te vinden i.v.m. de gewenste

kwaliteit of kwantiteit van het zand. Het enige wat gevonden werd, is de

“volumebeperking tot 40 % van het mortelvolume” bij de Japanse methode (zie

paragraaf 2.1.2.1). Ook stelde deze methode dat zand gedefinieerd wordt door de

31

Page 32: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

fractie groter dan 0,09 mm. De deeltjes kleiner dan 0,09 mm worden in de

poederfractie meegerekend.

Men kan veronderstellen dat ook hier – in overeenstemming met het grind – de ronde

vorm gunstiger is voor de eigenschappen van het zelfverdichtend beton

Daarom werd geopteerd voor: rijnzand 0/4.

2.2.3. Cement

Uit onderzoek binnen CBR is gebleken dat met elk cementtype een zelfverdichtend

beton te verkrijgen is.

Daarom werd geopteerd voor een zeer frequent gebruikt cementtype op de

Belgische markt (door betoncentrales): een hoogovencement met maximaal 65 %

slakgehalte, of nog een CEM III/A 42,5 N LA.

2.2.4. Vulstoffen (of fillers)

In feite dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen 2 soorten toevoegsels:

- (nagenoeg) inerte toevoegsels, ook fillers genoemd, en

- puzzolane toevoegsels.

Vliegas en silica fume zijn voorbeelden van de laatste soort.

In deze tekst wordt de benaming “filler” als synoniem gebruikt voor élk toevoegsel,

inert of niet-inert.

Fillers die op de markt aangeboden worden zijn poeders met een maximale

korreldiameter kleiner dan 80 µm (opm. de zandfractie kleiner dan 0,09 mm wordt in

het uiteindelijke betonmengsel ook bij de fillers gerekend). Door hun groot specifieke

oppervlakte zorgen ze voor een verbeterde samenhang en verhoging van de

weerstand tegen segregatie van het zelfverdichtend mengsel (toevoegen van fillers

zorgt immers voor een verlaging van de Water/Poeder-verhouding).

32

Page 33: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Om de invloed van de verschillende fillers na te gaan werd een keuze gemaakt uit

fillers die op de Belgische markt verkrijgbaar zijn. Zo kwamen we uiteindelijk tot

volgende verzameling:

- 7 kalksteenfillers (nummers 1 t.e.m. 7)

- 1 dolomietfiller (nummer 8) - 2 vliegassen (nummers 9 en 10) - 2 kwartsmeelfillers (nummers 11 en 12)

Opm. filler 5 is een niet gemalen filler, het betreft een gedesagglomereerde, zachte

kalksteen.

2.2.5. Water

Strikt genomen is voor de hydratatie-reactie slechts een hoeveelheid water nodig die

ongeveer één vierde is van de cementmassa. Ten einde een voldoend vloeibaar

beton te bekomen is er echter veel meer water nodig (nl. voor de bevochtiging van

de inerte granulaten). In de praktijk wordt meestal gewerkt met een Water/Cement-

factor tussen 0,45 en 0,55. Er werd geopteerd voor een W/C-factor = 0,5 (zie ook

2.1.3.1).

Opm. het begrip “Water” in de W/C-factor staat voor:

- het aanmaakwater,

- het water in de superplastificeerder (d.i. 80 % van het volume superplastifi-

ceerder),

- het vocht in de granulaten.

Water onder de laatste vorm komt bij onze proefmengsels niet voor vermits de

granulaten voor verwerking gedroogd werden in een droogstoof (bij 105 °C).

Door toevoegen van water daalt de vloeigrens en wordt de vloeibaarheid van het

betonmengsel dus verhoogd. Maar teveel water toevoegen, leidt tot – naast nadelige

gevolgen wat betreft sterkte en duurzaamheid – verlaging van de plastische

viscositeit van het betonmengsel, en dus mogelijk tot segregatie.

Een meer aangewezen manier om de vloeigrens te verlagen zonder de viscositeit

teveel te beïnvloeden, is het toevoegen van superplastificeerders.

33

Page 34: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

2.2.6. Superplastificeerder

Superplastificeerders laten toe om bij gelijkblijvende hoeveelheid water de

verwerkbaarheid merkelijk te verbeteren of anders gezegd: bij gelijkblijvende

verwerkbaarheid minder water te gebruiken. Toch blijft ontmenging niet uitgesloten

als men teveel superplastificeerder toevoegt. Figuur 11 toont het verschil tussen het

toevoegen van water enerzijds en superplastificeerder anderzijds op de reologische

kenmerken.

figuur 11: het verschil tussen toevoegen van water enerzijds en superplastificeerder anderzijds

(zie ook figuur 3)

De moleculen van de superplastificeerder worden geabsorbeerd aan het oppervlak

van de gehydrateerde cementdeeltjes. De werking van superplastificeerders van de

derde generatie is terug te brengen tot 3 principes:

- verhogen van de ionisatiegraad (de deeltjes gaan elkaar sterker afstoten),

- verlagen van de oppervlaktespanning (en dus een betere benatting waardoor

een smeereffect bekomen wordt),

- sterische hindering (de ‘staarten’, dit zijn de ketens van ethyleenoxide – zie

figuur 12 [20], verhinderen de deeltjes dichter bij elkaar te komen).

34

Page 35: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuur 12: moleculaire structuur van een superplastificeerder op basis naftaleen- of

melaninesulfonaat (boven) en op basis van polycarboxylaat (onder)

In deze thesis werd geopteerd voor een superplastificeerder op basis van poly-carboxylaat met 20 % droge materie.

Opm. De sterische hinder is een uitgesproken werking van de derde generatie

superplastificeerders.

De verschillende generaties worden gekenmerkt door hun basisbestanddeel: bij de

derde generatie zijn dit polycarboxylaten, vorige generaties werden gekenmerkt door

sulfonaten.

35

Page 36: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 3. BETONSAMENSTELLINGEN

3.1. Betonsamenstelling: algemeen

In paragraaf 2.1.1 werd al aangegeven dat – voor het bekomen van een zelf-

verdichtend beton – geopteerd werd voor het verlagen van de W/P-verhouding in

combinatie met het toevoegen van superplastificeerder. Dit is uiteraard ook

zichtbaar in de uiteindelijke betonsamenstelling. Figuur 13 geeft de

betonsamenstellingen weer van enerzijds het standaardbeton en anderzijds een

bekomen zelfverdichtend mengsel.

figuur 13: betonsamenstelling van standaardbeton (links) en zelfverdichtend beton (rechts)

De samenstelling van het zelfverdichtend beton is een direct gevolg van de

basisfilosofie (zie paragraaf 2.1.1) [21] [22] :

De hoge vloeibaarheid kan bereikt worden door:

- een superplastificeerder te gebruiken

Hierdoor kan de vloeigrens van de specie verlaagd worden zonder gebruikt te

maken van veel water (wat segregatie in de hand zou werken).

36

Page 37: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

- het volume grove granulaten te verminderen in combinatie met het toevoegen

van fijne deeltjes

Het toevoegen van fijne deeltjes zorgt voor een aanvulling op de

korrelverdeling in het fijne gebied. Samen met een kleiner volume granulaten

wordt zo wrijving tussen de granulaten vermeden, waardoor het

energieverbruik tijdens het mengen daalt en de vloeibaarheid stijgt.

- ronde granulaten gebruiken

Bij ronde granulaten is de wrijving tussen de granulaten kleiner dan bij

gebroken granulaten.

De weerstand tegen segregatie wordt bekomen door:

- het volume granulaten te verminderen

Hoe minder granulaten, hoe minder ze kunnen ontmengen en hoe kleiner de

kans dat ze zullen zorgen voor obstructies in de aanwezigheid van een dichte

wapening.

- de maximale korrelgrootte te verkleinen

Hoe kleiner de grootste korrels, hoe kleiner de kans dat deze aanleiding zullen

geven tot ontmenging. Ook zullen kleinere korrels de kans op obstructies

verkleinen.

- het toevoegen van fijne deeltjes, m.a.w. het verlagen van de W/P-verhouding

Hierdoor wordt het water geadsorbeerd en zal de ontmenging tijdens het

storten beperkt blijven.

Voor het verlagen van de W/P-verhouding zou kunnen geopteerd worden om meer

cement te gebruiken maar hoe hoger het cementgehalte, hoe hoger de

hydratatiewarmte. Om dit te voorkomen – immers: hoe meer warmteontwikkeling

tijdens de bindings- en verhardingsperiode, hoe groter de kans op scheuren tijdens

het afkoelen – worden fillers gebruikt, ze zijn minder of nauwelijks reactief.

37

Page 38: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

3.2. Betonsamenstelling: concreet

Bij het aanmaken van de betonmengsels wordt in een eerste fase uitgegaan van

volgende principes:

- W/C-factor = 0,5 en bijgevolg

- een theoretische, gemiddelde druksterkte op 28 dagen: fcn = 51,4 MPa

- Cementgehalte = cte = 350 kg

- Watergehalte = cte = 175 l

Opm. De kleine variaties (zie tabel 1) zijn te wijten aan de 80 % water van de

superplastificeerder, waarvan de hoeveelheid voor elk mengsel werd

aangepast.

- de volumeverhouding Filler/Cement = cte = 0,9

Zo werd de invloed van eenzelfde volume filler op de betonsamenstelling nagegaan.

In een tweede fase worden alle betonmengsels welke nog niet beantwoorden aan de

eisen voor het zelfverdichtend beton aangepast. Indien niet aan de zelfverdichtende

voorwaarden – slumpflow, funneltest en U-test (zie paragraaf 5.1) – voldaan werd,

werd een κp-correctie (0,8 à 1) toegepast op de βp-waarde. Zo kon ook de invloed

van de fillers op de eigenschappen van het zelfverdichtend beton (zowel in vloeibare

als in verharde toestand) nagegaan worden.

In wat volgt zal steeds een onderscheid gemaakt worden tussen deze 2 groepen, de

eerste groep krijgt de benaming “W=175”, de tweede groep de benaming “ZVB”.

Opm.

De notatie van de betonmengsels is als volgt:

38

Page 39: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Hierbij dient nog opgemerkt dat voor sommige mengsels uit de “W=175”-groep

eenzelfde mengsel soms meerdere malen aangemaakt werd met een verschillend

gehalte aan superplastificeerder. Reden hiervoor is dat het toevoegen van super-

plastificeerder op ervaring berust, soms trad segregatie op door overdosering. In de

benaming vindt men bij deze mengsels de term “B”, “B-1” of “B-2” terug.

Opm. indien de κp-waarde niet expliciet in de benaming is weergegeven, wil dit

zeggen dat deze berekend werd op basis van het watergehalte (W=175 l) en de βp-

waarde.

Op de twee volgende pagina’s vindt men achtereenvolgens:

- tabel 1: betonsamenstellingen (W=175)

- tabel 2: betonsamenstellingen (ZVB)

Opm. Met één van de twee vliegassen (filler 9) bleek het onmogelijk om een

zelfverdichtend mengsel te bekomen (met onze vooropgestelde W/C-factor =

0,5).

39

Page 40: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

40

Page 41: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

41

Page 42: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

3.3. Kostprijsberekening

Voor elke samenstelling werd – zoals weergegeven in tabel 3 – ook de kostprijs

bepaald. Hieruit blijkt dat zelfverdichtend beton gemiddeld genomen 34 % duurder is

dan standaardbeton, louter gebaseerd op de materiaalkost.

Bij het berekenen van de totale prijs dienen volgende gegevens in acht genomen te

worden:

Zelfverdichtend beton vergt enerzijds:

- minder arbeidsuren;

- minder personeel;

maar anderzijds ook [23]:

- een leerproces van 6 tot 12 maanden: opnieuw leren mengen, storten en

afwerken;

- de investeringen in opslag, meng-, transport- en stortmiddelen.

eenheids- prijs [€]

1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12 S.B.

grind 0,0064 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 5,64 6,74 zand 0,0046 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,19 3,80

filler 0,0297 8,17 8,05 8,20 6,61 8,26 7,02 6,77 6,78 5,00 5,84 6,19 - cement 0,0744 26,03 26,03 26,03 27,80 26,03 27,36 27,64 27,97 28,61 28,48 28,08 26,03 water 0,0005 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,09 0,10 0,09 0,09 0,09

SPL 1,3634 6,35 6,20 5,54 5,35 7,21 5,87 5,17 6,77 6,40 5,33 4,63 -

totaal [€] 49,46 49,19 48,68 48,67 50,41 49,17 48,50 50,45 48,94 48,56 47,82 36,66

tabel 3: bepaling kostprijs op basis van de betonsamenstelling (ZVB)

Zoals ook uit figuur 14 blijkt, kan het aandeel van het water verwaarloosd worden.

42

Page 43: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuu

r 14:

bep

alin

g ko

stpr

ijs o

p ba

sis

van

beto

nsam

enst

ellin

g (Z

VB)

43

Page 44: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 4. KARAKTERISERING VAN DE FILLERS Om fillers onderling te vergelijken en om hun invloed op de eigenschappen van

zelfverdichtend beton na te kunnen gaan, zijn de intrinsieke karakteristieken een

onontbeerlijk gegeven.

Vliegas is bijvoorbeeld een filler die reeds in de traditionele betontechnologie gebruikt

wordt maar het moge duidelijk zijn dat – met de verdere ontwikkeling van het

zelfverdichtend beton – een steeds grotere verscheidenheid aan fillers in de

toekomst een rol gaan spelen in de betontechnologie. Dit bevestigt de behoefte aan

een regelgeving betreffende deze fillers.

Volgende normen kunnen van dienst zijn maar zijn verre van volledig: in een aantal

van deze normen staat alleen de definitie van fillers – wat weliswaar duidt op hun

belang in de toekomst –, anderen vermelden wel de intrinsieke karakteristieken van

de fillers maar de eisen die er aan gesteld worden zijn alleen maar geldig voor

kalksteenmeel.

- Frankrijk: NF P 18-501 “Additions pour béton hydraulique: fillers”

NF P 18-508 “Additions pour béton hydraulique: additions calcaires”

- Nederland: BRL 1804 “Steenmeel voor toepassing als vulstof in beton en

mortel”

- Europa prEN 12620 “Aggregates for concrete including those for use in

roads and pavements”

We kunnen dus wel voor iedere filler de intrinsieke waarden – zoals weergegeven in

“BRL 1804, tabel 2” – maar de eisen (zie bijlage 1) waaraan voldaan moet zijn, gaan

alleen op voor filler 1 t.e.m. 7. Door de bepaling van deze intrinsieke waarden voor

iedere filler, kunnen ze onderling vergeleken worden.

44

Page 45: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.1. Bepaling βp-waarde

De βp-waarde is de volumeverhouding W/P horende bij het watergehalte waarbij al

het water door het poeder wordt vastgehouden. (De βfiller-waarde en de βcement-

waarde worden analoog gedefinieerd en bepaald).

Hiertoe wordt een uitvloeiproef uitgevoerd voor 4 verschillende W/P-verhoudingen,

waarbij de vloeimaat tussen de 140 en 250 mm ligt. De bijhorende relatieve

vloeimaat Γp wordt als volgt bepaald:

Wanneer we de W/P-waarde uitzetten in functie van Γp, geeft het snijpunt van de

aldus bekomen rechte met de verticale as (Γp = 0) de βp-waarde (figuur 15).

De βp-waarde kan dus ook gedefinieerd worden als de – theoretische – W/P-

verhouding waarbij net geen uitvloei optreedt.

figuur 15: bepaling van de βp-waarde

Opm. de 4 metingen dienen tot een regressierechte te leiden waarbij R² ≥ 0,99.

Zoniet werd de meting overgedaan.

45

Page 46: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

De meetwaarde blijkt heel sterk afhankelijk te zijn van de operator, de manier waarop

de kegel opgeheven wordt bepaalt heel sterk de uiteindelijke vloeimaat. Daarom

werd door CBR een automatisch systeem ontwikkeld zodat deze invloed van de

operator geëlimineerd wordt.

figuur 16: bepaling van de βp-waarde met automatisch systeem (foto’s CBR)

Uit literatuur- en experimenteel onderzoek blijkt dat βpoeder volumetrisch evenredig

berekend kan worden uit βcement en βfiller. Hierdoor volstaat de bepaling van deze 2

waarden voor de kennis van βpoeder van om het even welke volumetrische verhouding

van beide grondstoffen:

fillercementpoeder . 100Y .

100X β+β=β

In tabel 4 worden voor de verschillende zelfverdichtende mengsels de meetwaarden

van βcement en βfiller weergegeven, evenals de berekende βpoeder-waarde:

1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

βcement 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004 1,0004

βfiller 0,8357 0,7826 0,6845 0,7565 1,4122 0,7032 0,7367 0,7802 0,8759 0,8550 0,7944

m 0,1047 0,1122 0,0620 0,0682 0,3887 0,1325 0,0559 0,0491 0,0384 0,0426 0,0068

X [%] 53 53 63 63 63 63 63 63 64 63 63

Y [%] 47 47 37 37 37 37 37 37 36 37 37

βpoeder 0,9235 0,8987 0,8839 0,9104 1,1523 0,8908 0,9031 0,9192 0,9552 0,9468 0,9244

tabel 4: berekening βpoeder (ZVB)

46

Page 47: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Naast de βp-waarde kan ook de helling van de regressierechte (m) bepaald worden

(zie figuur 17 en tabel 4).

Deze zegt iets over de watergevoeligheid van de filler:

- een sterke helling komt overeen met een lage gevoeligheid,

- een zwakke helling met een hoge gevoeligheid.

Lichte variaties in het watergehalte van het vers mengsel komen in een beton-

centrale altijd voor. Een filler met een steile helling verdient dus – op dit vlak – de

voorkeur.

figuur 17: bepaling van de helling m en de watergevoeligheid

Opm. De bepaling van βcement is meer gedetailleerd weergegeven in bijlage 2. Ook

is in deze bijlage elke βfiller met zijn respectievelijke helling grafisch weergegeven.

47

Page 48: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.2. Bepaling volumieke massa

De volumieke massa van de filler wordt bepaald volgens de norm EN 196-6, § 4.5.3.

De proefopstelling ziet eruit zoals weergegeven in figuur 18.

figuur 18: bepaling volumieke massa

De pyknometer wordt gevuld met terpentijnolie en gedurende een bepaald tijd

(ongeveer 30 min) in een thermostatisch bad (20 ± 1 °C) geplaatst, zodat het niveau

van de terpentijnolie stabiliseert. Het volume V0 wordt afgelezen.

Ondertussen wordt een massa m (tussen de 50 en 60 g) gewogen tot op 0,0001 g

nauwkeurig. Deze massa wordt aan de terpentijnolie toegevoegd. Na de tijd nodig

voor het stabiliseren, wordt het volume V1 afgelezen.

De volumieke massa wordt dan – op 0,01 g/cm³ nauwkeurig – gegeven door de

formule (de resultaten voor de beproefde fillers zijn weergegeven in tabel 5):

−=ρ

cm³g

VVm

01

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

m [g] 57,61 54,11 48,54 51,11 49,84 51,49 47,28 55,41 40,5489 40,6165 52,1044 53,8406

V0 [cm³] 0,7 0,7 0,7 0,8 0,8 0,8 0,8 1,0 0,4 0,7 0,7 0,7

V1 [cm³] 22,1 21,1 18,7 19,7 19,1 19,8 18,2 20,5 18,2 18,3 20,5 21,2

ρ [g/cm³] 2,69 2,65 2,70 2,70 2,72 2,71 2,71 2,84 2,28 2,30 2,63 2,63

tabel 5: bepaling volumieke massa

48

Page 49: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.3. Bepaling Blaine

De Blaine wordt bepaald volgens de norm EN 196-6,

voor de gedetailleerde proefomschrijving wordt dan

ook verwezen naar deze norm (zie bijlage 3).

De Blaine staat voor de maat van fijnheid van de filler,

aangeduid als specifiek oppervlak, door de tijd (t) te

beschouwen die een vast volume lucht nodig heeft

om door een verdichte fillerlaag met gespecificeerde

afmetingen en porositeit te stromen.

Het dient opgemerkt dat de Blaine-waarde slechts

een indirecte maat is voor de fijnheid en dus met

enige voorzichtigheid moet geïnterpreteerd worden.

figuur 19: Proefopstelling Blaine

Principe:

De massa m van de filler nodig voor de proef wordt bepaald door:

m = ρV(1-e)

ρ = volumieke massa van de filler [g/cm³];

e = volume ingesloten lucht = porositeit = 0,500;

V = volume filler = Vcel = 1,862 cm³

De uitvoering vindt plaats bij 20 ± 1 °C, vermits ook de absolute massa bij deze

omstandigheden bepaald is.

Onder deze omstandigheden geldt dat:

ρ

=g

cm² tK x x 2,524S

t = doorstroomtijd [s];

ρ = volumieke massa van de filler [g/cm³];

49

Page 50: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

K = apparaatconstante = S0 x ρ0 x ³ee1− x

0

0

t1,0 η

S0 = specifieke oppervlakte van het referentiecement = 3774 cm²/g;

ρ0 = volumieke massa van het referentiecement = 3,15 g/cm³;

η0 = gemiddelde luchtviscositeit = 0,00001819 Pa.s;

t0 = gemiddelde doorstroomtijd = 100 s.

Zo werd volgende apparaatconstante bepaald:

K = 2,267980923

Opm. referentiecement = CEM I 52,5 LA

Hieruit kan dan het specifiek oppervlak voor elke filler bepaald worden, zoals

weergegeven in tabel 6.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

K 2,267980923

t [s] 160 133 101 59 651 131 45 32 56 56 102 35

ρ [g/cm³] 2,69 2,65 2,70 2,70 2,72 2,71 2,71 2,84 2,28 2,30 2,63 2,63

S [cm²/g] 5590 5173 4431 3376 11150 5030 2940 2363 3886 3880 4567 2679

tabel 6: bepaling van de Blaine

Opm.

Wanneer er later mogelijke verbanden gezocht werden tussen de eigenschappen

van de fillers en de eigenschappen van het zelfverdichtend beton, is gebleken dat –

juist omwille van zijn relatief karakter – de Blaine niet de ideale aanduiding is van het

specifiek oppervlak. Ook de granulometrische opbouw van de filler en de mogelijke

poriën in de fillerkorrels worden niet in rekening gebracht. Hiertoe kan men – evt.

naast de bepaling van de Blaine – ook een lasergranulometrie en een B.E.T.-test

uitvoeren (Brunauer Emmet Teller). Deze test bepaalt de hoeveelheid inert gas

(meestal stikstof) die – in vacuüm – aan het oppervlak van de filler geadsorbeerd

wordt. Zo kan men de absolute specifieke oppervlakte bepalen.

50

Page 51: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.4. Bepaling CaCO3

Het gehalte calciumcarbonaat (CaCO3) werd alleen bepaald voor de kalksteenfillers

(filler 1 t.e.m. 7) en de dolomietfiller (filler 8) omdat alleen zij calciumcarbonaat als

hoofdbestanddeel bevatten. Voor de dolomietfiller werd eveneens het gehalte

magnesiumcarbonaat bepaald.

Het gehalte aan CaCO3 kan op twee manieren bepaald worden:

1. Door het totaal gehalte CaO te bepalen, volgens de norm EN 196-2;

2. Door het gehalte CO2 te bepalen, volgens de norm NF P 18-508.

Vermits mogelijk niet alle CaO en CO2 afkomstig zijn van CaCO3, verdient het aan-

beveling beide methoden toe te passen.

Het gehalte aan CO2 wordt bepaald door thermogravimetrie, het totaal gehalte CaO

(MgO) via titratie. In tabel 7 worden de gevonden waarden weergegeven.

(Voor een gedetailleerde uitwerking van filler 1 en 8 en de grafieken van de

thermogravimetrie wordt verwezen naar bijlage 4).

Het verschil in resultaat tussen beide methoden is verwaarloosbaar. Alle

kalksteenfillers bestaan uit bijna zuiver CaCO3.

1 2 3 4 5 6 7 8 CaO (%) 55,31 55,51 54,96 55,14 53,99 54,87 54,78 31,25 CaCO3 (%) 98,77 99,13 98,14 98,46 96,41 97,98 97,82 55,80 MgO (%) - - - - - - - 19,25

1

MgCO3 (%) - - - - - - - 40,43

gloeiverlies (%) 44,14 44,16 44,15 43,99 43,43 43,93 43,60 46,71 CO2 (%) 43,48 43,70 43,70 43,44 42,38 43,49 43,14 45,73 CaCO3 (%) 98,82 99,32 99,32 98,73 96,32 98,84 98,05 55,00

2

MgCO3 (%) - - - - - - - 41,10

tabel 7: bepaling CaCO3 (MgCO3) via CaO (MgO) en CO2

Opm. Het kleine verschil in gloeiverlies (zie paragraaf 4.6) en CO2 is de wijten aan

de vochtigheid van de filler. Het verdampen van het vocht zorgt voor een klein

massaverlies. (Zie ook de grafieken in bijlage 4).

51

Page 52: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.5. Bepaling methyleenblauw-waarde

De methyleenblauw-waarde of het “blauwgetal” wordt bepaald volgens de norm NBN

B 11-210. (Voor de volledige procedure van de bepaling wordt verwezen naar

bijlage 5).

Met deze proef kan het gehalte aan klei, welke de oorzaak kan zijn van zowel een

expansie als een verminderde aanhechting tussen de cementpasta en de granulaten,

bepaald worden: methyleenblauw bezit nl. de eigenschap preferentieel geabsorbeerd

te worden door klei, organisch materiaal en ijzerhydroxiden. Er wordt dus gestreefd

naar een zo klein mogelijke waarde.

De vlektest bestaat erin om m.b.v. een glazen staaf een druppel uit de suspensie (zie

bijlage 5) te nemen die men aanbrengt op het filterpapier. Die druppel vormt op het

filterpapier een vlek die bestaat uit een centrale neerslag van het materiaal, welke

omringd wordt door een aureool waarvan het uitzicht en de tint bepalen of de test

positief of negatief is.

De test is negatief als de centrale vlek – met donkerblauwe kleur – omringd is door

een vochtig en kleurloos aureool. De test is positief als de centrale vlek omringd is

door een lichtblauw aureool met een breedte van minstens 0,5 mm (figuur 20).

figuur 20: proefopstelling methyleenblauw-waarde (links) en een positieve test (rechts)

52

Page 53: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Voor elke filler was de onmiddellijke vlektest positief. De vlektest wordt dan van

minuut tot minuut uitgevoerd gedurende 5 minuten, zonder nieuwe toevoeging van

methyleenblauwoplossing. De vlektest bleef voor elke filler onmiddellijk positief

(tabel 8), m.a.w. iedere filler absorbeerde slechts een kleine hoeveelheid

methyleenblauw, ofnog elke filler leverde geen problemen op qua hoeveelheid klei,

organische stoffen en ijzerhydroxiden.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Vmethyleenblauw [ml] 5 mmethyleenblauw

(oplossing 10 g/l) [g] 0,05

mfiller [g] 30

B [ml/g] 0,1667 mmethyleenblauw

mfiller [%] 0,1667

tabel 8: bepaling van het blauwgetal en de procentuele massaverhouding

Opm. De procentuele massaverhouding is gelijk aan het blauwgetal omdat gewerkt

werd met een concentratie van 10 g/l.

53

Page 54: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.6. Bepaling carbongehalte

Het carbongehalte is een intrinsieke karakteristiek van vliegassen. Dit is meteen ook

de reden waarom deze niet vermeld staat in de BRL 1804. Volgens de norm EN 450

dient het gloeiverlies beperkt te blijven tot 7 %.

Vliegas is een restproduct van de verbranding van steenkool voor de opwekking van

elektriciteit. Het gemalen steenkool wordt samen met de voorverwarmde

verbrandingslucht in de verbrandingsketel geblazen. Vermits de efficiëntie van het

verbrandingsproces nooit 100 % is, bevat vliegas – naast de onbrandbare zand- en

gesteenteresten – altijd nog een deel onverbrande kool.

De kwaliteit van het vliegas neemt af met toenemend percentage onverbrande kool,

o.a. ten gevolge van:

- een adhesie van luchtbelvormers aan de kooldeeltjes (en dus een

gereduceerde werking van deze hulpstoffen;

- (mede als gevolg van voorgaande) een afname van de duurzaamheid (vorst

en dooizouten).

Het gehalte aan onverbrande kool wordt gemeten als gloeiverlies (norm EN 196-2):

[%] 100 . m

mmesgloeiverli bruto0

10 −=

waarbij: mC 25975 tot opwarming na massa m

g 0,05 1 vliegas massa initiële

1

0

°±=

±==

In vliegas zijn geen sulfiden (die door de neerslag van SO3 voor een gedeelte

massawinst zouden kunnen zorgen) aanwezig, zodat het bruto gloeiverlies als

uiteindelijk resultaat kan beschouwd worden:

filler 9: carbongehalte = 5,54 %

filler 10: carbongehalte = 6,55 %

54

Page 55: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.7. Bepaling activiteitsindex

De activiteitsindex van een filler wordt bepaald door de druksterkte te bepalen voor

enerzijds mortel op basis van puur cement en anderzijds mortel waarin 25 % van het

cement vervangen wordt door de onderzochte filler.

Twee mortelbalkjes (40 x 40 x 160 mm³) worden aangemaakt:

- het eerste op basis van 100 % cement;

- het tweede op basis van 75 % cement en 25 % filler.

De druksterkte van elk mortelbalkje wordt overeenkomstig de norm EN 196-1

bepaald op 1, 2 en 28 dagen. De resultaten worden weergegeven in tabel 9.

Opm. in tegenstelling tot de norm wordt met een CEM III/A als referentiecement

gewerkt i.p.v. een CEM I.

De activiteitsindex wordt als volgt gedefinieerd:

[%] 100 . N

Nsindexactiviteit

cement n,

filler cement ,n +=

waarbij Nn = Rilem druksterkte na n dagen [N/mm²]

cement 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

1d 7,09 4,54 4,47 4,66 4,74 6,71 5,31 4,11 4,39 4,53 5,03 4,29

2d 20,07 13,03 13,18 12,97 12,74 13,78 14,22 12,43 12,48 11,92 12,67 12,05

Nn

[N/m

m³]

28d 66,15 45,75 45,28 44,31 44,18 44,3 46,74 42,41 43,52 44,72 45,12 44,34

1d 100 64 63 66 67 95 75 58 62 64 71 61

2d 100 65 66 65 63 69 71 62 62 59 63 60

act.

Inde

x [%

]

28d 100 69 68 67 67 67 71 64 66 68 68 67

tabel 9: bepaling activiteitsindex

55

Page 56: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.8. Bepaling laser-granulometrie

Deze – niet-genormaliseerde – methode maakt het mogelijk een korrelverdeling van

de filler op te stellen tussen 1,8 en 350 µm (zie figuur 21, voor de overige resultaten

wordt verwezen naar bijlage 6).

figuur 21: bepaling laser-granulometrie

De meting is gebaseerd op de relatie tussen de diameters van de korrels en de

diffractie van een laserstraal doorheen een fillersuspensie in alcohol. De verstrooiing

van de lichtstraal is gecorreleerd aan de verschillende korrelgroottes: hoe groter de

verstrooiing, hoe kleiner de korrels.

Om verbanden te kunnen leggen met deze laser-granulometrie is het nodig dat ze

kan gevat worden in één parameter. Een aantal mogelijkheden om dit te doen is:

- de hoeveelheid filler [%] bepalen met een partikeldiameter [µm] d ≤ dx (met x =

vooropgestelde partikeldiameter), bv. y10, y50, y80 (zie tabel 10);

Opm. 80 µm = maximale partikeldiameter volgens definitie filler (zie paragraaf

2.2.4)

- analoog: de partikeldiameter [µm] bepalen bij een zekere hoeveelheid filler

[%], bv. d10, d50, d90 (zie tabel 10);

56

Page 57: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 cement

y10 [%] 56,55 54,64 42,73 38,20 83,86 49,39 29,23 23,28 32,08 27,84 36,28 21,23 41,56

y50 [%] 89,39 88,51 74,62 82,73 96,25 87,79 74,70 60,32 80,08 78,68 96,76 73,34 94,52

y80 [%] 95,49 96,01 89,72 94,14 97,68 96,85 86,27 81,60 90,71 90,58 99,44 89,94 99,14

d10 [µm] 1,21 1,26 1,61 1,71 0,84 1,49 2,58 2,53 2,99 4,44 1,86 3,68 1,68

d50 [µm] 7,75 8,38 13,85 15,83 2,37 10,22 19,80 37,09 16,70 19,79 14,29 27,04 12,73

d90 [µm] 52,32 54,66 80,84 66,25 17,39 55,48 93,34 97,87 77,34 77,83 36,82 80,15 40,13

tabel 10: bepaling van één parameter voor de laser-granulometrie

(bv. y10 = doorval bij 10 µm, d10 = diameter met 10 % doorval)

- een totaal andere mogelijkheid is de helling bepaald door de ‘Rosin-Rammler’-

methode: deze parameter is ingegeven door de cementindustrie. Voor

cement is het namelijk zo dat de korrels zich het best situeren tussen 3 en 32

µm (kleiner dan 3 µm dragen ze wel bij tot de slump en tot de verwerkbaarheid

maar weinig tot de sterkte, groter dan 32 µm zullen de korrels niet volledig

hydrateren). [24]

Principe:

De ‘Rosin-Rammler’-methode is in feite niets anders dan een toepassing van

de statistische Weibull-verdeling [25] :

De curve zoals bepaald in figuur 21 kan beschouwd worden als een twee-

parameter Weibull cumulatieve dichtheidsfunctie, gegeven door volgende

formule: β

η

=x

e - 1 )x(D

De bijhorende twee-parameter Weibull verdelingsfunctie wordt gegeven door: β

η

=x

e )x(R

.ln(x) ).ln( - )x(R

1ln ln β+ηβ=

waarbij η = partikeldiameter welke zorgt voor een zeefrest van 36,8 %

(immers R(η) = %) 36,8 0,368 e 1- ===

β

ηη

e .

57

Page 58: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Dus door de ordinaat uit figuur 21 twee maal logaritmisch te schalen, wordt de

curve quasi-lineair. De helling van de regressierechte (= β) kan als parameter

beschouwd worden, ze vertelt namelijk iets over de spreiding van de

partikeldiameters:

- een grote hellingshoek komt overeen met een kleine spreiding;

- een kleine hellingshoek met een grote spreiding.

Bovenaan de grafiek staan hulplijnen voor het aflezen van de helling β, door

een evenwijdige aan de regressierechte te tekenen door de oorsprong van

deze hulplijnen kan de helling β begroot worden.

De helling β kan anderzijds ook berekend worden volgens volgende formule

(de resultaten zijn weergegeven in tabel 11):

Σ

Σ−

Σ

=β 2

n)xln( - ln(x)

n)y100(

100lnln

)y100(100lnln

n)xln( - ln(x)

hierbij is:

x = particuliere partikeldiameter (= de “maaswijdte” bij zeving) [µm];

n = aantal particuliere partikeldiameters in het beschouwde interval (in

dit geval is n = 16, in het interval [2.20, 30.00]);

y = doorval [%].

Opm. x en y zijn bepaald door lasergranulometrie.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 cement

β 0,7023 0,7065 0,7194 0,7762 0,5275 0,8054 0,9316 0,6866 1,0654 1,2147 0,9929 0,9188 0,9306

tabel 11: Rosin-Rammler, bepaling van de helling van de regressierechte (β)

58

Page 59: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuur 22: Rosin-Rammler, grafische bepaling van de helling van de regressierechte (β)

Opm. Hoewel de formule gegeven wordt door de natuurlijke logaritme, kan de

grafiek toch uitgezet worden op een Briggse logaritmische schaal vermits het verschil

tussen beiden slechts een constante (nl. ln10) factor is: ln(x) = log(x) x ln10.

59

Page 60: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.9. Bepaling microscopie

4.9.1. Algemeen

Voor sommige fillers diende het mengsel een aantal keer hermaakt te worden om

aan de reeds eerder genoemde ‘zelfverdichtende voorwaarden’ te voldoen.

Macroscopisch gezien was er geen aanduiding voor dit feit. Met één van de twee

vliegassen (filler 9) bleek het zelfs onmogelijk om een zelfverdichtend mengsel te

bekomen (met onze vooropgestelde W/C-factor = 0,5). Daarom werd besloten om

de fillers ook microscopisch te onderzoeken.

Opm. Het visuele aspect van de microscopie was niet voldoende om de reden van

het falen van filler 9 te achterhalen. Verder onderzoek is nodig.

M.b.v. de SEM (Scanning Electron Microscope) worden microscopische opnames

gemaakt. Deze opnames worden dan morfologisch geïnterpreteerd. Deze analyse

geeft een visueel beeld van de korrels en legt het beeld vast in een aantal

parameters:

- rondheid;

- bolvormigheid;

- oppervlakte-structuur.

Deze parameters kunnen als volgt gedefinieerd worden [26] :

De rondheid is een eigenschap van het oppervlak – dat rond of hoekig kan zijn – en

wordt gedefinieerd als het gemiddelde van ‘alle (n) stralen (r) van cirkels die kunnen

worden ingeschreven in een doorsnede van de korrel gedeeld door de straal (R)’ van

de grootste ingeschreven cirkel:

rondheid = n

R/r∑

60

Page 61: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Het gebruik van een visuele schaal vergemakkelijkt de beoordeling, aangezien

meten in de praktijk een moeilijke en tijdrovende opdracht is. Figuur 23 [27] geeft een

overzicht van een mogelijke onderverdeling.

Men kan de onderverdeling als volgt omschrijven:

- Hoekig (heel hoekig): (heel) scherpe hoeken en randen, weinig of geen

sporen van afschuring.

De waarde ligt tussen de 0,0 en 0,15.

- Half hoekig: een wat hoekigere structuur maar vrij van scherpe en oneffen

randen. De vlakken zijn onaangetast terwijl de randen en hoeken licht zijn

afgerond.

De waarde ligt tussen de 0,15 en 0,25.

- Half rond: gedeeltelijk rond met gedeeltelijke afgeschuurde vlakken. De

originele vorm is nog steeds herkenbaar maar hoeken en randen zijn

geëffend.

De waarde ligt tussen 0,25 en 0,4.

- Rond: de vorm is rond of gekromd. De randen en hoeken zijn geëffend en

bijna volledig afgeschuurd met soms nog vlakke oppervlakken.

De waarde ligt tussen 0,4 en 0,6.

- Heel rond: het volledige oppervlak bestaat uit brede curven zonder platte

vlakken, de originele hoeken en vlakken zijn afgeschuurd.

De waarde ligt tussen de 0,6 en 1,0.

De bolvormigheid kan bij benadering (in principe is de bolvormigheid gelijk aan de

verhouding Vpartikel/Vomschreven bol) bepaald worden uit:

3 3l

dbl

dd . d . d =Ψ

waarbij: dl = diameter volgens de langste as van de korrel;

db = diameter volgens de tussenliggende as van de korrel;

dd = diameter volgens de kortste as van de korrel.

Er is sprake van een lage, een middelmatige en een hoge bolvormigheid (zie figuur

23).

61

Page 62: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuur 23: bep

De oppervla

ondergebracht

de textuur van

- effen;

- ruw (fijn

- gelaagd

- … .

4.9.2. Micros

Voor elke fille

gegeven in vo

11 - 12

aling rondheid e

kte-structuur

worden. Er

het oppervla

e tot ruwe o

;

copisch vis

r werd een v

rige paragraa

7 - 8

n bolvormigheid

kan al m

is ook geen e

k. Volgende

neffenheden o

uele beschrij

isuele besch

f.

1

4

2

van een

oeilijke

chte ee

kenmer

p of in

ving va

rijving g

3 - 6

partikel, situeri

r in een

nduidigheid

ken kunnen

het oppervlak

n de fillers

emaakt op b

5

ng fillers

duidel

over he

gebruik

);

asis va

9 - 10

binnen deze tabel

ijke classificatie

t beschrijven van

t worden:

n de parameters

62

Page 63: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Filler 1:

De opname toont de aanwezigheid

van vele fijne korrels. De halfhoekige

korrels hebben een lage bolvormig-

heid en vertonen scherpe hoeken en

randen. De fijnere fractie is vooral

kristallijn en heeft zachtere randen en

hoeken dan de grotere fractie, welke

eveneens langwerpiger is.

figuur 24: microscopische opname filler 1 (x1000)

Filler 2:

De filler bestaat uit een grote fractie

fijne korrel met aanwezigheid van

enkele grotere korrels. De grote,

langwerpige en hoekige korrels heb-

ben scherpe hoeken en randen en

een gelaagde oppervlakte-structuur.

De kleine korrels met gemiddelde

rondheid en bolvormigheid hebben

enkele scherpe kantjes en bultjes.

figuur 25: microscopische opname filler 2 (x1000)

63

Page 64: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Filler 3:

De filler vertoont een grote fijne

fractie met uitzonderlijk enkele

grotere korrels. De halfronde korrels

benaderen een matige bolvormig-

heid. De oppervlakte-structuur laat

een gelaagde indruk na. De hoeken

van de fijne fractie zijn afgerond, bij

de grotere korrels zijn de randen licht

rond.

figuur 26: microscopische opname filler 3 (x1000)

Filler 4:

Een gelijkmatige overgang van fijne

naar grovere korrels is merkbaar op

de foto van deze kalksteenfiller.

De eerder vierkantige korrels zijn

hoekig en hebben een middelmatige

bolvormigheid. Het oppervlak geeft

een gave indruk, hoeken en randen

zijn scherp.

figuur 27: microscopische opname filler 4 (x1000)

64

Page 65: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Filler 5:

Deze filler bevat een zeer grote fijne

fractie. De uiterst kleine ronde

korrels vertonen een hoge bolvormig-

heid en bezitten een vrij gaaf

oppervlak of vertonen bulten.

Algenskeletten of coccolieten zijn

gemakkelijk te onderscheiden en

werden meermaals teruggevonden.

figuur 28: microscopische opname filler 5 (x2000)

Deze coccolieten bestaan uit een ring

van kleine segmentjes die na verloop

van tijd uit elkaar vallen.

De grootte van een segment is

ongeveer 1 µm. De platte, lang-

werpige segmentjes hebben volledig

ronde hoeken en vertonen geen

enkele scherpe rand.

figuur 29: microscopische opname filler 5 (x7500),

voorbeeld van een coccoliet

65

Page 66: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Filler 6:

Deze filler bestaat grotendeels uit

fijne korrels met hier en daar enkele

grotere korrels. De kleine halfronde

korrels bezitten een middelmatige

bolvormigheid en hebben een platte

vorm. De oppervlakte-structuur

vertoont een zekere gelaagdheid.

figuur 30: microscopische opname filler 6 (x1000)

Filler 7:

De grotere korrels komen voor in 2

vormen: langwerpig tot rond en

kubusachtige. Geen van beide heb-

ben ze scherpe randen, maar

vertonen een gelaagde structuur. De

overige korrels laten een grote

verscheidenheid aan vormen zien.

Ze zijn hoekig en beschikken over

scherpe randen en kanten.

figuur 31: microscopische opname filler 7 (x1000)

(De oplichtende strook is het gevolg van een

elektrische storing tijdens de beeldopname).

66

Page 67: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Filler 8:

De grote verscheidenheid aan

vormen laat geen algemene

identificatie toe (langwerpig, kubus-

achtig, driehoekig). De korrels

bevatten scherpe randen en vertonen

een zekere gelaagdheid. Opvallend

bij het onderzoek van deze filler is de

hoeveelheid stof (als een vlies op de

partikels) dat zichtbaar werd.

figuur 32: microscopische opname filler 8 (x1000)

Filler 9:

De opname toont de typisch sferische

vliegaspartikels, met een grote

verscheidenheid in diameter. De

korrels zijn bolvormig en hebben een

gave oppervlaktestructuur. Niet alle

korrels hebben echter deze

kenmerken, een gedeelte van de

korrels zijn niet-bolvormig, anderen

zijn zelfs hoekig.

In het poeder bevinden zich ook glas-

bellen en metaalcomponenten. figuur 33: microscopische opname filler 9 (x1000)

67

Page 68: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Speciale types vliegaspartikels:

- plerosfeer: grote, glasachtige

bol met vele kleine vliegas-

partikels binnenin;

- cenosfeer: holle, uiterst lichte

vliegaspartikels.

figuur 34: microscopische opname filler 9 (x1500)

Filler 10:

Ook hier zijn de typische sferische

vliegaspartikels te zien met hun

bolvorm en gaaf oppervlak.

De bevindingen gemaakt bij filler 9,

zijn ook hier geldig.

figuur 35: microscopische opname filler 10 (x1000)

68

Page 69: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Filler 11:

Het kwartsmeel geeft een gebroken

indruk. De korrels bezitten een lage

bolvormigheid en tonen zich heel

hoekig. Het oppervlak is vlak maar

randen en hoeken zijn scherp. De

filler is kristallijn met een kleine fractie

amorf materiaal. De siliciumkristallen

zijn aanwezig onder de vorm van

kubusachtige kristallen.

figuur 36: microscopische opname filler 11 (x1000)

Filler 12:

De aanwezigheid van grote korrels

verklaart waarom de gemiddelde

korrelgrootte van dit kwartsmeel

groter is. De hoekige korrels hebben

een lage bolvormigheid en zijn eerder

langwerpig. Met hun gebroken platte

vorm vertonen de randen en hoeken

scherpe kanten. De korrels zijn

volledig kristallijn.

figuur 37: microscopische opname filler 12 (x1000)

69

Page 70: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

4.10. Overzichtstabel fillerkarakteristieken

(Dit overzicht is eveneens weergegeven in bijlage 7.)

70

Page 71: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 5. UITGEVOERDE PROEVEN

5.1. Proeven op vers beton

De controles op de eigenschappen van de betonspecie (m.n. het rheologisch gedrag)

hebben – in tegenstelling tot de eigenschappen van het verhard zelfverdichtende

beton – op geheel andere wijze plaats dan bij het standaardbeton.

De voorwaarden voor een zelfverdichtend beton worden bepaald aan de hand van 3

verwerkbaarheidsproeven. Voor elk van deze proeven dient dan aan voorop-

gestelde, experimenteel bepaalde, eisen te worden voldaan (zie ook paragraaf

2.3.1.5):

- slumpflow: uitspreiding 650 ± 20 mm

- V-funnel: doorstroomtijd 8 < t < 12 s

- U-test: stijghoogte > 300 mm

Opm.

1. Zwarte cellen duiden aan dat niet aan de voorwaarde voldaan wordt, dit kan

weliswaar genuanceerd worden voor de doorstroomtijd (zie paragraaf 6.1.1)

2. Dat deze proeven (nog) niet genormaliseerd zijn, mag blijken uit de

verscheidenheid aan eisen die terug te vinden zijn in de literatuur:

- slumpflow: > 650 mm, doorstroomtijd: 10 < t < 13 s (zie paragraaf 2.1.2.3);

- slumpflow: 650 < SF < 850 mm, doorstroomtijd: 10 < t < 15 s [09];

- slumpflow: 700 ± 50 mm, doorstroomtijd: 10 < t < 20 s [28].

Ook andere verwerkingsproeven werden, en worden, ontwikkeld:

- Vesseltest [29];

- L-box [30];

- … .

Er bestaan tegenwoordig bijna evenveel proeven als onderzoekers die zich bezig

houden met het typeren van zelfverdichtend beton in vloeibare toestand.

Het is duidelijk dat stappen moeten gezet worden in de richting van normalisatie.

71

Page 72: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.1.1. Bepaling van de slumpflow

Naast de bepaling van de uitvloeimaat is er tegelijk ook een visuele controle van de

eventuele segregatie (homogeniteit) van het beton.

Voor het bepalen van de uitvloeimaat van de betonspecie wordt een Abramskegel

centraal op een uitvloeitafel van 1000 x 1000 mm² geplaatst en gevuld met de

betonspecie. Vervolgens wordt de kegel in een vloeiende beweging opgetrokken: de

betonspecie vloeit uit over de tafel (figuur 38).

Net als bij de bepaling van de vloeimaat van de mortel, bepaalt de manier waarop de

kegel opgeheven wordt heel sterk de uiteindelijke vloeimaat. In tegenstelling tot de

bepaling van de mortel, is er voor de bepaling van de slumpflow (nog) geen

automatisch systeem ontwikkeld zodat deze invloed van de operator geëlimineerd

zou kunnen worden.

figuur 38: bepaling van de uitvloeimaat (foto’s CBR)

Naast de uiteindelijke vloeimaat – gemeten als het gemiddelde van twee loodrecht

op elkaar gemeten diameters van de uitgespreide betonspecie – kan ook de tijd

bepaald worden nodig voor een uitspreiding van 500 mm, wat neerkomt op het

bepalen van de snelheid van uitvloeien. Er wordt algemeen aangenomen dat deze

tijd beperkt is tot 10 s [31]:

t500 < 10 s

De resultaten zijn weergegeven in tabel 12.

72

Page 73: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

slumpflow [mm] 650 635 612 685 630 648 635 645 633 645 680 653 638 685 735

t500 [s] 2 2 2 2 2 3 1 2 4 3 3 6 8 5 6

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

slumpflow [mm] 650 635 630 665 635 678 642 640 643 643 660

t500 [s] 2 2 2 2 1 1 2 1 1 2 3

tabel 12: bepaling van de slumpflow en t500

Opm. “W=175” is de groep mengsels waar voor iedereen mengsel hetzelfde volume

filler wordt beschouwd, “ZVB” is de groep mengsels die voldoen aan de

zelfverdichtende voorwaarden (zie ook paragraaf 3.2).

5.1.2. Bepaling van de doorstroomtijd: de funneltest

Wanneer de slumpflow gezien wordt als een aanduiding voor de plastische

vloeidrempel, wordt de funneltest beschouwd als een aanduiding van de viscositeit

(hoewel dit niet helemaal correct is, zie paragraaf 2.1.1): hoe viskeuzer de beton-

specie, hoe groter de doorstroomtijd. Anders gezegd: de funneltest kan gebruikt

worden om de mate van samenhang – en dus de stabiliteit van de betonspecie – te

beoordelen.

figuur 39: bepaling van de doorstroomtijd (foto CBR)

73

Page 74: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Het bepalen van de doorstroomtijd gebeurt als volgt: een V-trechter wordt onderaan

gesloten en gevuld met de betonspecie (figuur 39), daarna laat men de trechter

leeglopen en wordt de tijd tussen het openen van de V-trechter en het zichtbaar

worden van licht door de uitstroomopening gemeten. De resultaten zijn weer-

gegeven in tabel 13.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

doorstroomtijd [s] 11 10 12 8 9 17 5 12 19 12 14 60 N.M. 43 37

Opm. N.M. = niet meetbaar

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

doorstroomtijd [s] 11 10 9 7 5 7 9 6 8 9 11

tabel 13: bepaling van de doorstroomtijd

5.1.3. Bepaling van de stijghoogte: de U-test

Om het zelfverdichtend karakter van het mengsel te begroten, wordt gebruik

gemaakt van de U-box (zie figuur 40).

figuur 40: bepaling van de stijghoogte

74

Page 75: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

De twee compartimenten zijn gescheiden door luik, waarachter zich een reeks

wapeningsstaven bevinden(zie figuur 41). Het hoge compartiment wordt gevuld met

de betonspecie. Vervolgens wordt het luik tussen de twee compartimenten omhoog

getrokken en wordt de stijghoogte en de tijd nodig totdat de betonspecie

gestabiliseerd is, gemeten (zie tabel 14).

Na het optrekken van het luik kunnen verschillende mogelijkheden zich voordoen [32]

(zie figuur 41):

- indien het mengsel te viskeus is, zal het niet nivelleren onder zijn

eigengewicht (a);

- indien een optimum gevonden wordt tussen viscositeit en vloeibaarheid, zal

het mengsel onder zijn eigengewicht nivelleren (b). In dit geval kan men

spreken van een zelfverdichtend beton;

- indien het mengsel te vloeibaar is, is er een grote kans op vorming van grind-

ophoping – en dus segregatie – voor (tegen) de wapeningsstaven (c).

figuur 41: verschillende mogelijkheden bij het optrekken van het luik tussen de twee compartimenten

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

U-test [mm] 320 311 - 183 304 305 310 255 199 282 313 - - - 199

U-test [s] 12 14 - 8 19 18 10 24 22 21 19 - - (*) 47

Opm. mengsel 3(175) werd niet gemeten omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor de slumpflow.

mengsel 10(175) werd niet gemeten omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor de funneltest.

mengsel 9(175)B en 11(175) waren niet meetbaar omdat het mengsel al verharde, (*) = meerdere minuten.

75 tabel 14: bepaling van de stijghoogte en de tijd nodig om te stabiliseren

Page 76: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

U-test [mm] 320 311 304 323 310 328 317 329 323 311 299

U-test [s] 12 14 19 10 10 11 10 8 8 12 17

tabel 14 (vervolg): bepaling van de stijghoogte en de tijd nodig om te stabiliseren

5.1.4. Bepaling van de volumieke massa

De volumieke massa van ieder mengsel wordt bepaald volgens de norm NBN B 15-

213, met dien verstande dat de zelfverdichtende betonspecie – in tegenstelling met

de norm – niet met uitwendige middelen verdicht wordt.

De volumieke massa kan als volgt bepaald worden:

Vmm 12 −

³mkg

waarbij: m1 = massa van het vat = 4,28 kg;

m2 = massa van het gevulde vat [kg];

V = volume van het vat = 0,008 m³.

De resultaten worden weergegeven in tabel 15.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

m2 [kg] 22,93 23,04 22,86 23,10 22,94 22,94 23,12 22,95 23,00 23,20 21,98 22,33 22,37 22,86 23,08 23,26

ρ [kg/m³] 2331 2345 2323 2353 2333 2333 2355 2334 2340 2365 2213 2256 2261 2323 2350 2373

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

m2 [kg] 22,93 23,04 22,94 22,58 23,12 22,97 22,94 23,04 22,18 22,69 22,85 23,26

ρ [kg/m³] 2331 2345 2333 2288 2355 2336 2333 2345 2238 2301 2321 2373

tabel 15: bepaling van de volumieke massa

76

Page 77: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.1.5. Bepaling van het luchtgehalte

Het luchtgehalte van de betonspecie wordt bepaald volgens de norm NBN B 15-208

(methode bij constante druk), ook hier in tegenstelling tot de norm, zonder uitwendige

trilling.

De methode bestaat erin de verandering van het volume vers beton waar te nemen,

in functie van de daarop toegepaste druk. De resultaten zijn weergegeven in tabel

16.

Zelfverdichtend beton zou in staat moeten zijn om – louter door het eigengewicht –

alle ingesloten lucht te laten ontsnappen.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

A [vol.-%] 2,50 2,30 2,70 1,90 2,50 3,00 1,70 2,40 2,30 1,90 5,00 3,70 2,80 2,50 1,80 1,20

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

A [vol.-%] 2,50 2,30 2,50 3,10 1,70 1,80 2,30 1,90 4,40 2,90 2,30 1,20

tabel 16: bepaling van het luchtgehalte

Opm. Het luchtgehalte mag niet groter zijn dan 3 vol.-%. Op basis van deze

voorwaarde is het echter te voorbarig te concluderen dat er mengsels zijn die niet

voldoen aan deze eis. De fout zit hem in de meetprocedure: de meting wordt

onmiddellijk uitgevoerd na het vullen van de mal waardoor de lucht niet de tijd heeft

te ontsnappen. Er wordt beter enige tijd (zoals vroeger gedaan werd [33]) gewacht

zodat de zelfverdichtende betonspecie de mogelijkheid krijgt om onder zijn

eigengewicht de lucht te laten ontsnappen.

77

Page 78: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2. Proeven op verhard beton

5.2.1. Bepaling van de druksterkte

De druksterkte van het verharde beton wordt bepaald volgens de norm NBN 15-220.

Ze werd bepaald op 1, 2, 7, 28 en 90 dagen. Hiertoe werden per mengsel 10

kubussen (150 x 150 x 150 mm³) aangemaakt en bewaard bij 20 ± 1 °C en bij een

relatieve vochtigheid (RV) van meer dan 90 %.

De resultaten zijn weergegeven in tabel 17.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

fc,cub,1d [MPa] - 13,0 13,4 14,4 12,9 13,2 16,2 13,5 12,6 11,2 11,5 8,4 - 10,3 8,2 9,2

fc,cub,2d [MPa] 25,3 24,9 25,0 25,7 24,5 22,5 29,0 26,3 24,1 23,3 23,0 18,3 - 22,3 19,0 21,1

fc,cub,7d [MPa] 46,9 46,3 42,5 48,3 45,0 46,7 50,6 47,7 44,5 45,7 44,4 35,4 - 45,2 42,0 42,1

fc,cub,28d [MPa] 58,5 60,0 53,6 60,4 57,4 58,6 63,7 59,4 55,4 59,0 58,2 46,9 - 58,1 51,9 54,9

fc,cub,90d [MPa] 66,6 69,3 64,0 69,5 70,1 61,5 69,2 70,4 64,5 68,4 67,0 44,9 - 67,7 59,8 63,8

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

fc,cub,1d [Mpa] - 13,0 12,9 15,1 16,2 13,1 12,5 10,0 8,5 11,0 8,1 9,2

fc,cub,2d [Mpa] 25,3 24,9 24,5 22,3 29,0 25,4 23,9 22,0 19,8 22,2 20,4 21,1

fc,cub,7d [Mpa] 46,9 46,3 45,0 43,7 50,6 48,4 44,6 44,4 40,7 41,4 41,9 42,1

fc,cub,28d [Mpa] 58,5 60,0 57,4 56,8 63,7 62,6 61,7 59,7 54,0 55,5 53,0 54,9

fc,cub,90d [Mpa] 66,6 69,3 70,1 66,4 69,2 66,9 65,8 69,4 (*) (*) (*) 63,8

Opm. (*) nog te bepalen (eind juni)

tabel 17: bepaling van de kubusdruksterkte

De bijhorende grafieken zijn terug te vinden in bijlage 8.

Opm. Verwacht werd dat door het toevoegen van de filler – en het beperken van de

grove granulaten – een hogere druksterkte bekomen zou worden. Deze verwachting

kon inderdaad experimenteel vastgesteld worden. Hetzelfde geldt dus ook voor de

statische elasticiteitsmodulus (zie paragraaf 5.2.4). Ook voor de buig- en de

splijtsterkte (zie paragraaf 5.2.3 en 5.2.4) werden dezelfde vaststellingen gedaan.

78

Page 79: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.2. Bepaling van de buigtreksterkte

De buigtreksterkte wordt bepaald volgens de norm NBN 15-214 (gebruik makend van

één puntlast). Ze werd bepaald op 1, 2, 7, 28 en 90 dagen. Hiertoe werden 10

prisma’s (500 x 100 x 100 mm³) aangemaakt en bewaard bij 20 ± 1 °C en bij een RV

van meer dan 90 %.

De resultaten zijn weergegeven in tabel 18.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

fct,fl,1d [MPa] 3,3 3,1 - - 2,9 2,6 3,2 2,9 2,9 1,9 - 2,9 2,0 - - 2,0

fct,fl,2d [MPa] 5,0 4,9 - - 4,9 4,7 5,0 4,9 4,9 4,4 - 4,9 4,6 - - 4,7

fct,fl,7d [MPa] 7,4 7,3 - - 7,4 7,4 6,7 7,6 7,7 6,6 - 7,6 7,1 - - 6,7

fct,fl,28d [MPa] 8,7 9,4 - - 9,5 9,5 9,4 9,3 8,6 8,5 - 10,6 9,6 - - -

fct,fl,90d [MPa] 9,6 9,8 - - - 10,3 9,5 9,6 9,8 10,5 - 9,9 9,9 - - 9,3

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

fct,fl,1d [MPa] 3,3 3,1 2,9 - 3,2 - - - 2,6 3,0 2,6 2,0

fct,fl,2d [MPa] 5,0 4,9 4,9 - 5,0 - - - 4,5 4,8 4,5 4,7

fct,fl,7d [MPa] 7,4 7,3 7,4 - 6,7 - - - 6,5 7,1 6,0 6,7

fct,fl,28d [MPa] 8,7 9,4 9,5 - 9,4 - - - - - - -

fct,fl,90d [MPa] 9,6 9,8 - - 9,5 - - - (*) (*) (*) 9,3

Opm. (*) nog te bepalen (eind juni)

tabel 18: bepaling van de buigtreksterkte

De bijhorende grafieken zijn terug te vinden in bijlage 9.

79

Page 80: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.3. Bepaling van de splijttreksterkte

De buigtreksterkte wordt bepaald volgens de norm NBN 15-218. Ze werd bepaald

op 1, 2, 7, 28 en 90 dagen, telkens op twee halve prisma’s bekomen na het uitvoeren

van de buigtreksterkte.

De resultaten zijn weergegeven in tabel 19.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

fct,sp,1d [Mpa] 1,7 1,2 - - 1,5 1,4 0,8 1,4 1,5 1,0 - 1,4 1,1 - - 1,1

fct,sp,2d [Mpa] 2,2 2,1 - - 2,5 2,0 2,5 2,0 2,0 1,8 - 2,2 2,2 - - 2,0

fct,sp,7d [Mpa] 4,6 4,6 - - 4,5 2,6 4,3 3,8 4,7 4,0 - 3,5 3,4 - - 3,5

fct,sp,28d [Mpa] 5,5 4,2 - - 5,7 5,7 4,4 6,0 5,7 4,8 - 4,3 4,9 - - -

fct,sp,90d [Mpa] 6,5 6,5 - - - 5,8 5,7 5,6 6,1 5,7 - 6,7 5,2 - - 5,2

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

fct,sp,1d [Mpa] 1,7 1,2 1,5 - 0,8 - - - 1,1 1,3 1,3 1,1

fct,sp,2d [Mpa] 2,2 2,1 2,5 - 2,5 - - - 2,5 2,9 1,8 2,0

fct,sp,7d [Mpa] 4,6 4,6 4,5 - 4,3 - - - 2,9 4,1 3,1 3,5

fct,sp,28d [Mpa] 5,5 4,2 5,7 - 4,4 - - - - - - -

fct,sp,90d [Mpa] 6,5 6,5 - - 5,7 - - - (*) (*) (*) 5,2

Opm. (*) nog te bepalen (eind juni)

tabel 19: bepaling van de splijttreksterkte

De bijhorende grafieken zijn terug te vinden in bijlage 10.

80

Page 81: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.4. Bepaling van de elasticiteitsmodulus

De elasticiteitsmodulus Ec is de verhouding tussen de drukspanning en de

corresponderende stuik:

[MPa] Ec

cc ε

σ= .

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende elasticiteitsmoduli: de

tangens- en de secanselasticiteitsmodulus (zie figuur 42 [34]):

figuur 42: spanning-rekdiagramma voor éénassige druk

- De tangenselasticiteitsmodulus (Ec∞) – d.i. de helling van de raaklijn aan de

σc-εc-kromme in de oorsprong – wordt experimenteel bepaald volgens de

norm NBN B 15-230, uitgaande van de meting van de resonantiefrequentie

van de proefstukken.

Opm. de hier vermelde tangenselasticiteitsmodulus werd, bij middel van de

resonantiefrequentie door trillingen op buiging, bepaald 6 weken na ontkisting

en dient tevens als referentiemeting voor de evaluatie van de ontstane schade

tijdens de vorst-dooi-cycli (zie paragraaf 5.2.7)

De resultaten worden weergegeven in tabel 20.

81

Page 82: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

(ZVB) 1 2 3 4 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

5

(175)

kp1

EdF,42d [Mpa] 42354 41175 42664 41205 40995 42711 41968 42034 (*) (*) (*) 43265

Opm. (*) nog te bepalen (begin juni)

tabel 20: bepaling van de secanselasticiteitsmodulus

- De secanselasticiteitsmodulus (Ecm) – d.i. de helling van de raaklijn aan de

σc-εc-kromme bij σc = 0,4f – kan (op elke leeftijd) berekend worden volgens

volgende formule: c,cil

Ecm = 9500 3cil,cf [MPa]

waarbij: fc,cil = 0,79 fc,cub;

fc,cub: zie tabel 17.

Het resultaat van deze berekening wordt gegeven in tabel 21, de grafische

weergave ervan vindt men terug in bijlage 11.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

Ecm,1d [Mpa] - 20673 20871 21344 20614 20767 22211 20894 20460 19667 19829 17852 - 19087 17709 18387

Ecm,2d [Mpa] 25785 25633 25694 25913 25495 24781 26975 26128 25379 25090 24983 23138 - 24732 23452 24280

Ecm,7d [Mpa] 31668 31538 30645 31985 31227 31628 32487 31857 31118 31396 31098 28824 - 31283 30516 30559

Ecm,28d [Mpa] 34098 34372 33103 34449 33881 34120 35076 34274 33470 34189 34042 31668 - 34021 32751 33375

Ecm,90d [Mpa] 35598 36071 35124 36105 36209 34659 36047 36259 35214 35908 35673 31216 - 35795 34347 35084

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

Ecm,1d [Mpa] - 20673 20614 21712 22211 20720 20375 18921 17946 19544 17661 18387

Ecm,2d [Mpa] 25785 25633 25495 24707 26975 25830 25309 24616 23750 24674 23996 24280

Ecm,7d [Mpa] 31668 31538 31227 30936 32487 31995 31139 31092 30200 30386 30505 30559

Ecm,28d [Mpa] 34098 34372 33881 33754 35076 34879 34696 34317 33194 33492 32993 33375

Ecm,90d [Mpa] 35598 36071 36209 35570 36047 35657 35455 36090 (*) (*) (*) 35084

Opm. (*) nog te bepalen (eind juni)

tabel 21: bepaling van de tangenselasticiteitsmodulus

82

Page 83: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.5. Bepaling van de krimp

Het beton “krimpt” door verdamping van het ongebonden water (uitwisseling met de

omgeving) en – in mindere mate – door de hydratatiereactie en carbonatatiereactie.

De krimpproef bestaat erin – volgens de norm NBN B 15-216 – de lengteschom-

melingen van de betonnen proefstukken, bewaard in constante thermische en

hygrometrische voorwaarden (nl. een RV van 60 ± 2 %, bij 20 ± 1 °C), te meten in

functie van de tijd.

De proef gebeurt op cilindrische proefstukken met een diameter = 113 mm en een

hoogte = 300 mm. Na het gieten worden de proefstukken in hun bekisting bewaard

bij 20 ± 1 ºC en een RV van 60 ± 2 %. De proefstukken worden ontkist na ongeveer

24 uur, in dezelfde ruimte alwaar ze bewaard worden. Na het ontkisten worden er zo

snel mogelijk demec-meetpunten gekleefd. De meetpunten worden per cilinder in

drie paar voorzien op 120º rond de omtrek en over het midden van de hoogte. De

afstand tussen 1 stel meetpunten is zodanig dat het meten met een demec-meter

met een meetbasis van 100 mm mogelijk is. Op deze manier wordt de invloed van

boven en onderkant geminimaliseerd. Zodra de meetpunten gekleefd en verhard

zijn, wordt de eerste meting uitgevoerd: dit is de referentiemeting “demec(0)”.

Gedurende de eerste week worden de metingen – “demec(t)” – twee keer per dag

uitgevoerd (de eerste dag en de tweede dag zelfs vijf resp. drie keer). Vanaf de

tweede week kunnen ze éénmaal daags uitgevoerd worden. Na een maand volstaan

twee metingen per week.

De krimp op ieder ogenblik t wordt als volgt bepaald:

εcs(t) = (demec(t) – demec(0)) x demec-constante [µS]

waarbij: demec-constante bepaald wordt door de fabrikant (in casu 16,1).

Voor een gedetailleerde weergave wordt verwezen naar bijlage 12.

Uit de resultaten blijkt dat de autogene krimp (of basiskrimp) in het zelfverdichtend

beton een belangrijkere rol speelt dan in het standaardbeton. Ook blijkt dat de zeer

fijne filler (5) aanleiding geeft tot grotere krimpvervormingen.

83

Page 84: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.6. Bepaling van de waterabsorptie

De wateropslorping door onderdompeling wordt bepaald volgens de norm NBN B 15-

215. De wateropslorping door onderdompeling stelt de hoeveelheid water voor die

het beton bevat na onderdompeling in water tot constante massa en die vrijgekomen

is tijdens het drogen tot constante massa in een geventileerde droogstoof bij een

temperatuur van 105 ± 3 °C. Ze wordt uitgedrukt in percenten van de droge massa

bij 105 °C.

Opm. Constante massa wil zeggen dat het massaverschil tussen de laatste twee

wegingen – met een tussenperiode tijd van 24 uur – kleiner is dan 0,1 % van de

massa.

De wateropslorping door onderdompeling, aangeduid als A en uitgedrukt in

percenten van de massa van het droge proefstuk, wordt berekend volgens de

volgende formule:

100 . M

MMA2

21 −= [%]

waarbij: M1 = constante massa van het natte proefstuk [kg];

M2 = constante massa van het droge proefstuk [kg].

Voor ieder mengsel werden 2 kubussen (150 x 150 x 150 mm³) aangemaakt. De

resultaten zijn weergegeven in tabel 22.

(W=175) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175)

(175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

A [%] 5,2 5,7 5,5 5,4 5,6 5,5 5,5 5,4 5,4 5,4 5,8 5,3 - 5,2 5,5 5,8

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

A [%] 5,2 5,7 5,6 5,9 5,5 5,2 6,0 5,9 (*) (*) (*) 5,8

Opm. (*) : nog te bepalen (eind mei)

tabel 22: bepaling van de waterabsorptie door onderdompeling

84

Page 85: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.7. Bepaling van de vorstbestendigheid

De vorst-dooi-weerstand wordt bepaald volgens de norm NBN B 15-231.

Hiertoe werden per mengsel drie prisma’s (100 x 100 x 500 mm³) aangemaakt. De

prisma’s werden eerst gedurende 14 dagen in de vochtige kamer (20 ± 1 °C, meer

dan 90 % relatieve vochtigheid) en vervolgens gedurende 28 dagen in de droge

kamer (20 ± 1 °C, 60 ± 2 % RV) bewaard, waarna ze ondergedompeld worden tot

een constante massa (verzadiging) bereikt wordt.

Na verzadiging worden de prisma’s onderworpen aan 3 x 14 vorst-dooi-cycli (d.i.

volgens CBR, de norm legt maar 1 x 14 vorst-dooi-cycli op) van –15 °C in de lucht tot

+ 5 °C onder water (zie figuur 43).

figuur 43: temperatuurverloop in functie van de tijd van één vorst-dooi-cyclus

(gemeten in een proefstuk)

Na elke serie van 14 cycli werd de ontstane schade geëvalueerd door bepaling van

de dynamische elasticiteitsmodulus (zie tabel 23).

De bepaling van de dynamische elasticiteitsmoduli gebeurt – volgend de norm NBN

B 15-230 – a.d.h.v. de meting van de resonantiefrequentie:

- voorafgaandelijk dienen volgende elastische eigenschappen bepaald te

worden:

85

Page 86: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het proefstuk: A = b.h

het traagheidsmoment van het proefstuk: 12

³h.b=I

de traagheidsstraal van de beschouwde doorsnede: AIi =

de volumemassa van het proefstuk: b.h.L

m=ρ

de (dwarscontractie)coëfficiënt van Poisson ν voor verhard beton

Opm. Voor de afmetingen van de proefstukken (b, h, L) werd gewerkt met de

gemeten waarde, niet met de theoretische (100 x 100 x 500).

- de longitudinale dynamische elasticiteitsmodulus bij middel van de

longitudinale resonantiefrequentie wordt als volgt berekend:

T f L 10.4E 2L

26dL ρ= − [MPa]

waarbij: T = correctiefactor, afhankelijk van i en ν: 2

222

Li1 υπ

+=T

- de longitudinale dynamische elasticiteitsmodulus bij middel van de resonantie-

frequentie bij buiging wordt als volgt berekend:

C f iL

73,4 10.4E 2

F2

4

4

26

dF ρπ

= − [MPa]

waarbij: C = correctiefactor, afhankelijk van i en ν:

2

4

44

2

22

2

22

)2(1 561

Li

473,4)2(1

561

Li

273,4

41)2(1

561

Li

273,4

21C

υ+++

υ++++

υ+++=

- de dwarse dynamische stijfheidsmodulus bij middel van de torsie-

resonantiefrequentie wordt als volgt berekend:

R f L 10.4G 2T

26dT ρ= −

[MPa]

86 waarbij: R = correctiefactor, afhankelijk van b en h:

Page 87: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

62

hb 21,0

hb 52,2

hb4

hb

bh

R

+

+=

Opm. Wanneer een lagere dan de initiële elasticiteitsmodulus gevonden wordt, wijst

dit op een lagere stijfheid en dus op mogelijke schade.

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

EdL,0 [MPa] 42480 41598 42689 40438 41591 43301 43046 43114 (*) (*) (*) 43622

EdL,14 [MPa] 42703 41522 42547 40775 41348 42950 43113 43356 (*) (*) (*) 43205

EdL,28 [MPa] 43041 41365 43133 41247 41572 43137 42772 43652 (*) (*) (*) (*)

EdL,42 [MPa] 43156 40736 42535 40905 41213 43187 43437 43305 (*) (*) (*) (*)

EdL,0 [%] 100 100 100 100 100 100 100 100 (*) (*) (*) 100

EdL,14 [%] 100,5 99,8 99,7 100,8 99,4 99,2 100,2 100,6 (*) (*) (*) 99,0

EdL,28 [%] 101,3 99,4 101,0 102,0 100,0 99,6 99,4 101,2 (*) (*) (*) (*)

EdL,42 [%] 101,6 97,9 99,6 101,2 99,1 99,7 100,9 100,4 (*) (*) (*) (*)

EdF,0 [MPa] 42354 41175 42664 41205 40995 42711 41968 42034 (*) (*) (*) 43265

EdF,14 [MPa] 42240 41625 42992 41333 40915 42461 43125 42264 (*) (*) (*) 42590

EdF,28 [MPa] 40798 (*) 42862 40958 42934 41370 43112 43045 42814 (*) (*) (*)

EdF,42 [MPa] 42463 39501 42871 42121 41449 42812 43063 42985 (*) (*) (*) (*)

EdF,0 [%] 100 100 100 100 100 100 100 100 (*) (*) (*) 100

EdF,14 [%] 99,7 101,1 100,8 102,8 100,3 99,8 99,4 100,5 (*) (*) (*) 98,4

dF,28 [%] 101,2 100,6 99,0 100,9 100,9 102,6 101,9 (*) (*) (*) (*)

EdF,42 [%] 100,3 95,9 100,5 102,2 101,1 100,2 102,6 102,3 (*) (*) (*) (*)

GdT,0 [MPa] 17549 17600 20787 17112 17186 17769 17623 17717 (*) (*) (*) 18095

GdT,14 [MPa] 17793 18067 17596 17143 17689 16671 17104 17755 17852 (*) (*) (*)

GdT,28 [MPa] 17798 17189 17809 16745 17282 17879 17867 18046 (*) (*) (*) (*)

GdT,42 [MPa] 17554 16562 17505 16816 17019 17844 17837 17949 (*) (*) (*) (*)

GdT,0 [%] 100 100 100 100 100 100 100 100 (*) (*) (*) 100

GdT,14 [%] 100,3 99,7 100,5 80,2 100,0 99,9 101,3 100,4 (*) (*) (*) 99,8

GdT,28 [%] 101,4 100,0 101,2 80,6 101,0 100,6 (*) (*) (*) (*) 101,4 101,9

GdT,42 [%] 100,0 96,4 99,5 80,9 99,5 100,4 101,2 101,3 (*) (*) (*) (*)

E 99,5

Opm. (*) nog te bepalen (eind juni)

tabel 23: bepaling van de elasticiteitsmoduli na 0, 14, 28 en 42 cycli

Opm. De vorstdooibestendigheid van het zelfverdichtend beton is dus vergelijkbaar

met die van het standaardbeton.

87

Page 88: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.2.8. Bepaling van de vorstbestendigheid in aanwezigheid van dooizouten

De proef wordt bepaald volgens de (Belgische) prenorm T 98/0343 N en bestaat erin

het voorbereide proefstuk te onderwerpen aan 28 vries-dooi-cycli waarbij het

oppervlak van het proefstuk bedekt wordt met een oplossing van 3 % NaCl. Het

afgeschilferd materiaal wordt verzameld, gedroogd en gewogen, en het resultaat

uitgedrukt in kg/m³.

De betonnen cilinders met een diameter van 113 mm en hoogte gelijk aan 100 mm

worden in een cilindervormige PVC-buis (diameter 125 mm, hoogte 120 mm)

geplaatst. De tussenliggende ruimte wordt opgevuld met een hars om zo er zeker

van te zijn dat alleen het bovenvlak in contact komt met de NaCl-oplossing. De zo

gevormde proefstukken worden in de droge kamer (20 ± 1 °C, 60 ± 2 % RV)

bewaard.

Opm. Indien er hars op het bovenvlak van de cilinder terechtgekomen is, wordt dit in

rekening gebracht door de beproefde oppervlakte met deze oppervlakte (d.i. de

verliesoppervlakte) te verminderen. Het onderliggende beton wordt immers van de

dooizouten afgeschermd en het uiteindelijk resultaat zou dus te gunstig kunnen zijn.

De PVC-buis wordt vervolgens bekleed met 2 cm isolatie om zo de

temperatuurschommelingen alleen op het beproefde oppervlak te laten plaatsvinden.

figuur 44: voorbereiding proefstuk: hars (goed zichtbaar op vergroting) en isolatie

88

Page 89: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Een hoeveelheid water werd op de proefstukken gezet. Deze omstandigheden

werden gedurende 72 ± 2 uur op 20 ± 1 °C aangehouden om de doeltreffendheid van

de dichting tussen het proefstuk en het hars te beoordelen.

15 tot 30 minuten voor de proefstukken in de klimaatkast geplaatst werden, werd het

water dat zich op het proefoppervlak bevindt, vervangen door een laag NaCl-

oplossing (3 %). Een polyethyleenfolie sluit het bovenvlak horizontaal af om

verdamping te voorkomen.

De klimaatkast bevat een systeem om de bevriezing en opwarming in de tijd te

regelen. De klimaatkast werd zo ingesteld dat volgende temperatuurscurve gevolgd

werd (zie figuur 45):

figuur 45: temperatuurverloop in functie van de tijd van één vorst-dooi-cyclus

Na 7, 14 en 28 cycli werd het afgeschilferd materiaal verzameld (zie figuur 46) en

gedroogd (bij 105 ± 3 °C). Na droging werd het afgeschilferd materiaal 7 dagen in de

droge kamer bewaard vooraleer het gewogen werd, zo bevond het materiaal zich op

dezelfde condities als voor de proef.

Het uiteindelijk resultaat wordt gegeven door:

=

²mkg

'AM eenheid-eoppervlakt per esmassaverli

89

Page 90: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

waarbij: M = (cumulatief) massahoeveelheid losgekomen materiaal na resp. 7,

14 en 28 cycli [kg];

A’ = gecorrigeerde proefoppervlakte (= oppervlakte van het proefopper-

vlak eventueel verminderd met de verliesoppervlakte) [m²].

figuur 46: verzamelen van (links) en het gedroogde (rechts) losgekomen materiaal

Per filler werden 3 proefstukken in het zaagvlak – wat het best beantwoord aan de

realiteit – aan de dooizouten onderworpen, het gemiddelde van de resultaten voor

iedere filler werden weergegeven in tabel 24. De bijhorende grafiek is terug te

vinden in bijlage 13.

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12

(175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175)

kp1 (175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

A' [mm²] 9795,4 9778,7 9595,4 9903,7 9662,1 9828,7 9195,4 9937,1 (*) (*) (*) (*)

M7 [mg] 3282,6 4175,1 2963,7 2753,3 5023,0 3947,7 2646,6 2730,3 (*) (*) (*) (*)

(M/A')7 [kg/m²] 0,34 0,43 0,31 0,28 0,52 0,40 0,29 0,27 (*) (*) (*) (*)

M14 [mg] 11761,6 12591,7 11911,5 12074,4 19196,3 11648,0 8743,3 10078,2 (*) (*) (*) (*)

(M/A')14 [kg/m²] 1,20 1,29 1,24 1,22 1,99 1,19 0,95 1,01 (*) (*) (*) (*)

M28 [mg] 29291,9 32429,0 29550,3 30726,8 49691,7 30595,7 23466,4 26973,3 (*) (*) (*) (*)

(M/A')28 [kg/m²] 2,99 3,32 3,08 3,10 5,14 3,11 2,55 2,71 (*) (*) (*) (*)

Opm. (*)

nog te bepalen

tabel 24: bepaling van het massaverlies per oppervlakte-eenheid na 7, 14, en 28 cycli

90

Page 91: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5.3. Overzicht uitgevoerde proeven

(Dit overzicht is eveneens weergegeven in bijlage 14.)

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175) (W=175) (175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

650 635 612 685 630 648 635 645 633 645 680 653 638 685 735

t500 [s] 2 2 4 2 2 2 2 3 1 3 3 6 8 5 6

funnel [s] 11 10 12 8 9 17 5 12 19 12 14 60 N.M. 43 37

U-test [mm] 320 183 304 305 310 255 199 313 - - 199

U-test [s] 12 14 - 8 19 18 10 24 22 21 19 - - M.M. 47

vol. massa [kg/m³] 2331 2345 2323 2353 2333 2333 2355 2334 2340 2365 2213 2256 2261 2323 2350 2373

1,90 5,00 3,70 2,80 2,50 1,80 1,20

fc,cub,1d [Mpa] - 13,0 13,4 14,4 12,9 13,2 16,2 13,5 12,6 11,2 11,5 8,4 - 10,3 8,2 9,2

25,7 24,5 29,0 26,3 24,1 23,3 23,0 18,3

fc,cub,7d [Mpa] 46,9 46,3 42,5 48,3 45,0 46,7 50,6 47,7 44,5 45,7 44,4 35,4 - 45,2 42,0 42,1

fc,cub,28d [Mpa] 58,5 53,6 57,4 60,0 60,4 58,6 63,7 59,4 55,4 59,0 58,2 46,9 - 58,1 51,9 54,9

fc,cub,90d [Mpa] 66,6 69,3 64,0 69,5 70,1 61,5 69,2 70,4 64,5 68,4 67,0 44,9 - 67,7 59,8 63,8

fct,fl,1d -

[Mpa] 5 4,9 - - 4,9 4,7 5 4,9 4,9 4,4 - 4,9 4,6 - - 4,7

fct,fl,7d [Mpa] 7,4 7,3 - - 7,4 7,4 6,7 7,6 7,7 6,6 - 7,6 7,1 - - 6,7

fct,fl,28d [Mpa] 8,7 9,4 - - 9,5 9,5 9,4 9,3 8,6 8,5 - 10,6 9,6 - - -

fct,fl,90d [Mpa] 9,6 9,8 - - - 10,3 9,5 9,6 9,8 10,5 - 9,9 9,9 - - 9,3

fct,sp,1d [Mpa] 1,7 1,2 - - 1,5 1,4 0,8 1,4 1,5 1,0 - 1,4 1,1 - - 1,1

fct,sp,2d [Mpa] 2,2 2,1 - - 2,5 2,0 2,5 2,0 2,0 1,8 - 2,2 2,2 -

fct,sp,7d [Mpa] 4,6 4,6 - - 4,5 2,6 4,3 3,8 - 3,5

fct,sp,28d [Mpa] 5,5 4,2 - 6,0 5,7 4,8 - 4,3 4,9 - - -

fct,sp,90d [Mpa] 6,5 6,5 - - - 5,8 5,7 5,6 6,1 5,7 - 6,7 5,2 - - 5,2

Ecm,1d [Mpa] - 20673 20871 21344 20614 20767 22211 20894 20460 19667 19829 17852 19087 17709 18387

Ecm,2d [Mpa] 25785 25633 25694 25913 25495 24781 26975 26128 25379 25090 24983 23138 - 24732 23452 24280

Ecm,7d [Mpa] 31668 31538 30645 31985 31227 31628 31118 28824 32487 31857 31396 31098 -

cm,28d 34098 - 34021 32751 33375

cm,90d 35598 36071 35124 36105 36209 34659 36047 36259 35214 35908 35673 31216 - 35795 34347 35084

waterabs. [%] 5,2 5,7 5,5 5,4 5,6 5,5 5,5 5,4 5,4 5,4 5,8 5,3 - 5,2 5,5 5,8

verklaringen: N.M.: niet meetbaar niet te meten - niet gemeten

M.M.: meerdere minuten

slumpflow [mm]

311 - 282 -

luchtgeh. [%] 2,50 2,30 2,70 2,50 3,00 1,70 2,40 2,30 1,90

fc,cub,2d [Mpa] 25,3 24,9 25,0 22,5 - 22,3 19,0 21,1

[Mpa] 3,3 3,1 - - 2,9 2,6 3,2 2,9 2,9 1,9 - 2,9 2 - 2

fct,fl,2d

- 2,0

4,7 4,0 - 3,5 3,4 -

- 5,7 5,7 4,4

-

31283 30516 30559

E [Mpa] 34372 33103 34449 33881 34120 35076 34274 33470 34189 34042 31668

E [Mpa]

91

Page 92: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12 (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (ZVB)

(175) (175) B-2 kp1

(175) kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

slumpflow [mm] 650 635 630 665 635 678 642 640 643 643 660 t500 [s] 2 2 2 2 1 1 2 1 1 2 3

funnel [s] 10,82 9,78 8,94 6,72 5,28 6,74 6,11 10,82 9,31 8,37 9,37 U-test [mm] 320 311 304 323 310 328 317 329 323 311 299 U-test [s] 12 14 19 10 10 11 10 8 8 12 17

ρ [kg/m³] 2331 2345 2333 2288 2355 2336 2333 2345 2238 2301 2321 2373 luchtgeh. [%] 2,50 2,30 2,50 3,10 1,70 1,80 2,30 1,90 4,40 2,90 2,30 1,20

fc cub 1d [Mpa] - 13,0 12,9 15,1 16,2 13,1 12,5 10,0 8,5 11,0 8,1 9,2 fc,cub,2d [Mpa] 25,3 24,9 24,5 22,3 29,0 25,4 23,9 22,0 19,8 22,2 20,4 21,1

fc,cub,7d [Mpa] 46,9 46,3 45,0 43,7 50,6 48,4 44,6 44,4 40,7 41,4 41,9 42,1

fc,cub,28d [Mpa] 58,5 60,0 57,4 56,8 63,7 62,6 61,7 59,7 54,0 55,5 53,0 54,9 fc,cub,90d [Mpa] 66,6 69,3 70,1 66,4 69,2 66,9 65,8 69,4 (*) 63,8 (*) (*)

fct fl 1d [Mpa] 3,3 3,1 2,9 - 3,2 - - - 2,6 3 2,6 2 fct,fl,2d [Mpa] 5 4,9 4,9 - 5 - - - 4,5 4,8 4,5 4,7 fct,fl,7d [Mpa] 7,4 7,3 7,4 - 6,7 - - - 6,5 7,1 6 6,7

fct,fl,28d [Mpa] 8,7 9,4 9,5 - 9,4 - - - - - - -

fct,fl,90d [Mpa] 9,6 9,8 - - 9,5 - - - (*) (*) (*) 9,3

fct,sp,1d [Mpa] 1,7 1,2 1,5 - 0,8 - - - 1,1 1,3 1,3 1,1 fct,sp,2d [Mpa] 2,2 2,1 2,5 - 2,5 - - - 2,5 2,9 1,8 2,0

fct,sp,7d [Mpa] 4,6 4,6 4,3 - - - 2,9 4,1 3,1 3,5

fct,sp,28d [Mpa] 5,5 4,2 5,7 - 4,4 - - - - - - -

fct,sp,90d [Mpa] 6,5 6,5 - - 5,7 - - - (*) (*) (*) 5,2

Ecm 1d [Mpa] - 20673 20614 21712 22211 20720 20375 18921 17946 19544 17661 18387

Ecm,2d [Mpa] 25785 25633 25495 24707 26975 25830 25309 24616 23750 24674 23996 24280

Ecm,7d [Mpa] 31668 31538 31227 30936 32487 31995 31139 31092 30200 30386 30505 30559

Ecm,28d [Mpa] 34098 34372 33881 33754 35076 34879 34696 34317 33194 33492 32993 33375

Ecm,90d [Mpa] 35570 35598 36071 36209 36047 35657 35455 36090 (*) (*) (*) 35084

waterabs. [%] 5,2 5,6 5,9 5,5 5,2 6,0 5,9 - - - 5,8 EdL,0 [MPa] 42480 41598 42689 40438 41591 43301 43046 43114 (*) (*) (*) 43622

EdL,14 [MPa] 42703 41522 42547 40775 41348 42950 43113 43356 (*) (*) (*) 43205

EdL,28 [MPa] 43041 41365 43133 41247 41572 43137 42772 43652 (*) (*) (*) (*)

EdL,42 [MPa] 43156 40736 42535 40905 41213 43187 43437 43305 (*) (*) (*) (*)

EdF,0 [MPa] 42354 41175 42664 41205 40995 42711 41968 42034 (*) (*) (*) 43265

EdF,14 [MPa] 41625 42992 41333 40915 42461 43125 42264 (*) (*) (*) 42590

EdF,28 [MPa] 42862 40958 42934 40798 41370 43112 43045 42814 (*) (*) (*) (*) EdF,42 [MPa] 42463 39501 42871 42121 41449 42812 43063 42985 (*) (*) (*) (*)

GdT,0 [MPa] 17549 17186 17600 20787 17112 17769 17623 17717 (*) (*) (*) 18095

GdT,14 [MPa] 17596 17143 17689 16671 17104 17755 17852 17793 (*) (*) (*) 18067

GdT,28 [MPa] 17798 17189 17809 16745 17282 17879 17867 18046 (*) (*) (*) (*)

GdT,42 [MPa] 17554 16562 17505 16816 17019 17844 17837 17949 (*) (*) (*) (*)

(M/A')7 [kg/m²] 0,335 0,427 0,309 0,278 0,521 0,402 0,288 0,275 (*) (*) (*) (*) (M/A')14 [kg/m²] 1,201 1,288 1,241 1,219 1,987 1,185 0,951 1,014 (*) (*) (*) (*) (M/A')28 [kg/m²] 2,99 3,316 3,08 3,103 5,143 3,113 2,552 2,714 (*) (*) (*) (*)

verklaringen: niet te meten - niet gemeten

(*) nog te bepalen krimp werd niet opgenomen in dit overzicht

4,5 -

5,7

42240

92

Page 93: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 6. INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN Het zou de (nog steeds) experimentele fase van het mengselontwerp voor een groot

stuk kunnen verlichten indien men op basis van een eenvoudige (en snelle) bepaling

van één of meerdere fillerkarakteristieken, reeds op voorhand een visie heeft op de

uiteindelijke eigenschappen van het zelfverdichtend beton, en dit zowel in vloeibare

als in verse toestand.

Met het doel voor ogen zulk een fillerkarakteristiek te vinden, worden alle

fillerkarakteristieken met elkaar en met de eigenschappen van het verse en verharde,

zelfverdichtende beton vergeleken (zie paragraaf 6.1).

Daarnaast kunnen de fillers onderling vergeleken worden door de invloed van iedere

filler op de eigenschappen van het zelfverdichtend beton na te gaan (zie paragraaf

6.2 en 6.3).

6.1. Fillerkarakteristieken

Elke karakteristiek wordt in functie van iedere andere karakteristiek uitgezet om zo

eventueel een verband te kunnen vinden. Uitzonderingen hierop zijn:

- de activiteitsindex;

- de volumieke massa;

de methyleenblauwwaarde; -

-

- het gehalte aan CaCO3 en

- het carbongehalte.

De reden waarom deze karakteristieken niet in het zoeken naar onderlinge

verbanden opgenomen zijn, is tweeërlei:

- het carbongehalte wordt alleen voor de 2 vliegassen bepaald (en is dus niet

relevant genoeg om uit te zetten t.o.v. de andere karakteristieken);

de spreiding op de resultaten voor eerste vier genoemde uitzonderingen is te

klein om ook hier relevante verbanden te vinden.

Blijven dus over: de βfiller-waarde, de hierbij horende helling m, de Blaine en de

laserparameters (y10, y50, y80, d10, d50, d90 en β(R.R.)). Deze geven aanleiding tot 45

verschillende combinaties, waaruit het volgende kan worden geconcludeerd:

93

Page 94: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1) Bij het uitzetten van βfiller-waarde in functie van de hierbij horende helling m (zie

figuur 47) komen 2 groepen fillers naar boven:

- groep 1 = filler 1, 2 en 6;

- groep 2 = filler 3, 7, 8, 10 en 11.

figuur 47: de helling m in functie van de βfiller-waarde

De fillers uit groep 1 komen ook in de andere verbanden als groep naar voren, die

van groep 2 beperken zich tot bovenstaande relatie (βfiller - helling m).

Wanneer we de niet-cumulatieve verdelingsfunctie uit de lasergranulometrie (zie

bijlage 6) bekijken, onderscheiden filler 1, 2 en 6 zich eveneens van de andere

fillers: ze bezitten een zeer gelijkmatige korrelverdeling zonder piekwaarden bij

een bepaalde partikeldiameter.

Bij de cumulatieve verdelingsfunctie uit de granulometrie onderscheiden de

gemiddelde curven van de 2 groepen zich duidelijk van elkaar (zie figuur 48). Ze

kan als referentie gebruikt worden bij het analyseren van nieuwe fillers.

Opvallend is ook dat filler 1, 2 en 6 (met uitzondering van filler 5) reeds een

doorval hebben van 50 % bij een partikeldiameter 10 µm.

94

Page 95: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

figuur 48: bepaling van de gemiddelde lasergranulometrie voor de 2 groepen, met hun parameters

Opm. Alle fillers zijn in staat om tot een zelfverdichtend beton te komen maar de

fillers uit groep 1 bezitten een grotere helling (m) t.o.v. de fillers uit groep 2, wat

hun minder gevoelig maakt voor de waterhoeveelheid, en dus aan te raden voor

gebruik in een betoncentrale (zie paragraaf 4.1).

3)

2) Zoals verwacht (zie paragraaf 4.3) wordt geen éénduidig verband gevonden

tussen de Blaine en de verschillende laserparameters. Verder onderzoek

(B.E.T.-test) is noodzakelijk om verbanden te kunnen leggen tussen de

fillerkarakteristieken onderling maar ook om verbanden te zoeken met de

betoneigenschappen.

Tot nu toe is er op het gebied van microscopie slechts een zeer visueel, globaal

beeld weergegeven. Een intensere studie van dit domein behoort eveneens tot

de mogelijkheden voor verder onderzoek.

95

Page 96: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

6.2. Eigenschappen van vers beton Het uitgangspunt is dat er een verband gezocht wordt tussen één of meerdere

fillerkarakteristieken en het al dan niet bekomen van een zelfverdichtend mengsel.

Ter recapitulatie de eisen voor de “zelfverdichtende voorwaarden”:

- slumpflow: uitspreiding 650 ± 20 mm

- V-funnel: doorstroomtijd 8 < t < 12 s

- U-test: stijghoogte > 300 mm

I.v.m. deze “voorwaarden” kon het volgende geconstateerd worden (zie paragraaf

5.3 (onderstreepte mengsel behoren tot de “ZVB”-groep)):

1 (175) (kp=0,87) voldaan aan de 3 voorwaarden -

- 2 (175) (kp=0,89) voldaan aan de 3 voorwaarden

- 3 (175) (kp=0,94) te kleine uitspreiding

3 (175) B-1 (kp=0,94) grote uitspreiding, te kleine stijghoogte -

- 3 (175) B-2 voldaan aan de 3 voorwaarden

4 (175) (kp=0,90) te grote doorstroomtijd -

- 4 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

- 5 (175) (kp=0,67) voldaan aan de 3 voorwaarden

6 (175) (kp=0,93) te kleine stijghoogte -

- 6 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

7 (175) (kp=0,91) te kleine stijghoogte -

- 7 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

8 (175) (kp=0,89) te kleine stijghoogte -

- 8 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

- 9 (175) (kp=0,85) (te hoog luchtgehalte)

- 9 (175) B (kp=0,85) te grote doorstroomtijd

10 (175) (kp=0,86) doorstroomtijd niet meetbaar -

- 10 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

- 11 (175) (kp=0,85) te grote doorstroomtijd en stijghoogte-tijd (U-test)

- 11 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

12 (175) (kp=0,88) te grote doorstroomtijd, te lage stijghoogte -

- 12 (175) kp=1 voldaan aan de 3 voorwaarden

96

Page 97: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Weerom wordt elke fillerkarakteristiek met iedere voorwaarde (slumpflow, funneltest,

U-test) vergeleken.

Een eenduidig verband kon niet gevonden worden. Reden hiervoor is dat het

mengsel zeer gevoelig blijkt te zijn voor het gehalte aan superplastificeerder. Komt

daar nog bij dat het toevoegen van superplastificeerder op ervaring berust, waardoor

soms segregatie optrad door overdosering. Een mogelijke oplossing ligt in het

toepassen van een ander mengselontwerp (zie paragraaf 2.1.1): naast de

mogelijkheid om de Water/Poeder-verhouding te verlagen in combinatie met het

toevoegen van superplastificeerder, zijn er nog 2 andere mogelijkheden om tot een

zelfverdichtend beton te komen, nl.:

- het verhogen van de Water/Poeder-verhouding in combinatie met het

toevoegen van een viscositeitsagent;

- het toevoegen van zowel superplastificeerder als viscositeitsagent.

Een viscositeitsagent bezit het voordeel dat een mengsel veel stabieler is wat betreft

kleine variaties in de samenstelling. De “CBR methode” is echter gebaseerd op de

Japanse methode en volgt daarmee ook de filosofie die in deze methode beschreven

wordt. Onderzoek naar mogelijke mengselontwerpen zou het onderdeel kunnen zijn

van een volgende studie i.v.m. zelfverdichtend beton.

Naast bovenstaande zelfverdichtende voorwaarden, wordt ook een verband gezocht

met het luchtgehalte en de volumieke massa van het vers beton. Het (logische)

lineair verband tussen beide grootheden kan worden teruggevonden (zie figuur 49).

Het zelfverdichtend beton is dus lichter dan het standaardbeton (de opmerking van

paragraaf 5.1.5 in acht genomen, blijkt het luchtgehalte van het zelfverdichtend beton

toch hoger te zijn dan dat van het standaardbeton).

figuur 49: verband volumieke massa – luchtgehalte (vers beton)

97

Page 98: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

6.3. Eigenschappen van verhard beton

1) Druksterkte

De belangrijkste waarden zijn deze op 1 en op 28 dagen. De druksterkte op 1 dag

geeft de druksterkte weer die de betonelementen hebben onmiddellijk na ontkisten.

Deze sterkte heeft zijn belang in de praktijk: hoe hoger de sterkte, hoe sneller de

bekisting kan herbruikt worden, en hoe sneller kan verder gewerkt worden in situ

(prefab vloerplaten, …). De druksterkte op 28 dagen moet minstens gelijk zijn aan

de karakteristieke druksterkte waarmee de betonelementen ontworpen werden.

De resultaten (zie paragraaf 5.2.1 en bijlage 8) voor de zelfverdichtende mengsels

bevestigen voor de meeste fillers wat verwacht werd: door het toevoegen van de filler

wordt een hogere druksterkte bekomen. De reden hiervoor is terug te vinden in het

vullingseffect van de filler, d.i. het opvullen van het inerte skelet.

Hoewel alle waarden zich bevinden binnen de normale spreiding van de

betonkarakterisering kan volgend onderscheid tussen de fillers onderling gemaakt

worden:

- 7 van de 8 kalksteenfillers en de dolomietfiller, weliswaar met een kleinere

sterkte op 1 dag, volgen een gelijkaardig verloop, alleen filler 5 profileert zich

door een opmerkelijk hogere sterkte op 1, 2, 7 en 28 dagen. Op 90 dagen

sluit deze filler echter wel weer bij de andere kalksteenfillers aan;

- de vliegas en de kwartsmeelfillers volgen volledig het verloop van het

standaardbeton en blijven dus onder de sterkte van de kalksteenfillers.

De secanselasticiteitsmodulus (zie paragraaf 5.2.4) volgt per definitie dezelfde trend.

2) Buig- en splijttreksterkte

De resultaten (zie paragrafen 5.2.2 en 5.2.3. en bijlage 9 en 10) wijzen op dezelfde

trend als bij de druksterkte: de vliegas en de kwartsmeelfillers volgen het verloop

van het standaardbeton, de kalksteenfillers doen het beter hoewel het verschil niet zo

groot is als bij de druksterkte.

98

Page 99: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

3) Krimp

De grafiek uit bijlage 11 geeft aanleiding tot volgende conclusies:

- de gemeten waarden van het standaardbeton sluiten aan bij de theoretisch

bepaalde waarden (volgens de norm NBN B 15-002 (Eurocode 2), bijlage 1);

- de gemeten waarden van de zelfverdichtende mengsels tonen een veel

grotere krimp dan de theoretische. In deze laatste wordt dan ook nergens

rekening gehouden met de fillers, welke – zoals uit de resultaten blijkt – wel

degelijk een invloed hebben op het krimpgedrag;

de grotere uitdrogingskrimp zou te wijten kunnen zijn aan het toevoegen van

de fillers: fijnere deeltjes hebben een groter specifiek oppervlak en zullen

daardoor meer ongebonden water kunnen verdampen en dus een grotere

krimp vertonen;

-

- de autogene krimp van het zelfverdichtend beton is veel groter dan die van het

standaardbeton. Dit is te wijten aan het gebruik van de superplastificeerder:

enerzijds zorgt deze voor een beter bevochtiging van de cementkorrels,

anderzijds – bij toepassing van hoge dosissen – stelt men vast dat een hoger

gehalte aan CSH (calcium-silicaat-hydraat) een ‘krimpfolie’-morfologie

vertoont, d.i. een morfologische vorm die gemakkelijker uitdroogt. [35]

4) Waterabsorptie

Op gebied van waterabsorptie verschilt het zelfverdichtend beton nauwelijks of niet

van het standaardbeton: voor de zelfverdichtende mengsels werden waarden

gevonden tussen 5,2 en 6,0 %, voor het standaardbeton 5,8 % (zie paragraaf 5.2.6).

Volgens de norm NBN B 15-001 kan op basis van deze waarde – samen met het feit

dat de W/C-factor kleiner is dan 0,55 (nl. 0,5) – ieder beton als waterdicht beschouwd

worden.

99

Page 100: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

5) Vorstbestendigheid

Op basis van de reeds gekende resultaten van de vorst-dooiproef (zie paragraaf

5.2.7) voor het standaardbeton kan men besluiten dat na 14 vorst-dooi-cycli het

zelfverdichtend beton voor iedere filler volledig bestand is tegen vorst-dooi.

6) Vorstbestendigheid in aanwezigheid van dooizouten

Vanwege het feit dat de vorstbestendigheid in de aanwezigheid van dooizouten niet

op het standaardbeton bepaald is, kan geen vergelijking met het standaardbeton

gemaakt worden. Wat wel opvalt, is dat enerzijds het massaverlies over het

algemeen als groot wordt ervaren (een normwaarde is niet voorhanden) en dat

anderzijds filler 5 een veel groter gemiddeld massaverlies per oppervlakte-eenheid

kende en dat er bij deze filler heel wat meer poeder is losgekomen in vergelijking met

de andere fillers. Dat deze filler veel fijner is – en dus gemakkelijker loskomt – zou

dit verschil kunnen verklaren.

7) Kostprijs

Men zou op basis van de kostprijs voor één der fillers kunnen opteren, maar hierbij

moet toch met enige omzichtigheid te werk gegaan worden. Het volstaat niet alleen

naar de prijs te kijken (zie paragraaf 3.3): indien men dat zou doen, zou men kunnen

kiezen voor filler 12 (2€/m³ minder is al een aanzienlijk verschil) maar daar tegenover

staat wel dat de druksterkte op 1 dag kleiner is (wat wil zeggen dat er minder snel

ontkisten kan worden). Om de voordeligste filler eruit te halen zou dus een volledige

kostenanalyse moeten opgesteld worden die al de factoren in rekening brengt.

100

Page 101: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

HOOFDSTUK 7. BESLUIT

Er werd getracht een beter inzicht te verwerven in de invloed van de vulstoffen

(fillers) op de eigenschappen van zelfverdichtend beton, zowel in vloeibare als in

verharde toestand.

Voor iedere filler werden volgende karakteristieken bepaald:

-

- βp-waarde,

- volumieke massa filler,

Blaine,

- gehalte aan CaCO3,

- het blauwgetal,

- het carbongehalte,

- de activiteitsindex,

- laser (granulometrie + beschrijvende parameters),

- microscopie.

Met verschillende fillers werden mengsels aangemaakt die beoordeeld werden op

volgende eigenschappen:

- slumpflow,

- funneltest,

- U-test,

- volumieke massa vers beton,

- luchtgehalte,

- druksterkte,

- buigtreksterkte,

- splijttreksterkte,

- E-modulus,

- krimp,

- waterabsorptie,

- vorstbestendigheid (met en zonder dooizouten).

101

Page 102: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Er werd als volgt te werk gegaan:

In een eerste fase werd uitgegaan van een constante W/C-factor (=0,5), een

constant cementgehalte (= 350 kg), en dus een constant watergehalte (= 175 l) en

een constante volumeverhouding filler/cement (= 0,9). Zo werd de invloed van

eenzelfde volume filler op de betonsamenstelling nagegaan. Deze groep mengsels

kreeg de benaming “W=175”.

In een tweede fase werden alle betonmengsels welke in fase één nog niet

beantwoorden aan de zelfverdichtende voorwaarden (zijnde slumpflow, funneltest en

U-test) aangepast door in te spelen op het gehalte aan superplastificeerder en/of op

de correctiefactor (κp) op de βp-waarde. Alle mengsels welke voldeden aan de

genoemde zelfverdichtende voorwaarden, kregen de benaming “ZVB”.

Nu kon ook de invloed van de fillers op de eigenschappen van het zelfverdichtend

beton bestudeerd worden.

De invloed van de fillers op de eigenschappen van het zelfverdichtend beton in

vloeibare toestand bleek niet macroscopisch bepaald te kunnen worden. Twee

macroscopisch vrijwel identieke fillers vertoonden soms een totaal verschillend

zelfverdichtend karakter.

Er werd overgegaan naar het domein van de microscopie, dit bleek echter zo

complex dat we ons alleen gewaagd hebben aan een oppervlakkige visuele

beschrijving van de fillerpartikels. Deze visuele verkenning bleek nog niet voldoende

om de uiteindelijke invloed van de fillers op het zelfverdichtend beton in verse

toestand te bepalen. Een intensere studie (bijvoorbeeld door het uitvoeren van

B.E.T.-proeven) van dit domein behoort dus tot de mogelijkheden voor verder

onderzoek.

De invloed van de fillers op de eigenschappen van het zelfverdichtend beton in

verharde toestand bleek wel te achterhalen. Een vergelijking met het standaard-

beton geeft ons voor het zelfverdichtend mengsel: een hogere druksterkte (en dus

ook een grotere E-modulus), een hogere buigtrek- en splijttreksterkte, een grotere

krimp, een gelijkaardige water-absorptie en vorstdooibestendigheid en een

massaverlies ten gevolge van de vorst-dooizouten wat over het algemeen als groot

wordt ervaren.

102

Page 103: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

REFERENTIES

(dubbel onderlijnde referenties verwijzen naar figuren)

[01] BARTOS, Peter J.M., “Measurement of key properties of self-compacting

concrete”, CEN/STAR PNR Workshop, Parijs, 5-6 juni 2000.

<http://bativille.cstb.fr/CenStarWS/Measurement_key_properties.pdf> (04/04/2002)

[02] SKARENDAHL, Å.; PETERSSONS, Ö., Proceedings of the 1st International SCC

RILEM Symposium (Stockholm, 13-14 september 1999), RILEM Publications

S.A.R.L., Parijs, 1999.

[03] DE SCHUTTER, G., “Inleiding zelfverdichtend beton: definitie en internationale

stand van zaken”, KVIV-BBG Studiedag ‘Zelfverdichtend beton. Beton voor de

toekomst ?’, Zemst, 24 april 2001.

[04] DE SCHUTTER, G., o.c., p. 1.

[05] X., “Zelfverdichtend beton”, Betoniek, februari 1999, p. 7.

[06] X., “Zelfverdichtend beton”, Betoniek, februari 1999, 8pp.

[7] WALRAVEN, J.C., “Zelfverdichtend beton, hoe maak je dat ?”, Cement, 1999 (51)

nr. 3, pp. 68-72.

[08] LADANG, C., “Zelfverdichtend beton: mix design uitgaande van relevante basis-

parameters”, KVIV-BBG Studiedag ‘Zelfverdichtend beton. Beton voor de toekomst

?’, Zemst, 24 april 2001, p. 2.

[09] BRAQUENIER, J.C.; DESMYTER, J., “Zelfverdichtend beton: technologie voor de

toekomst ?”, WTCB Tijdschrift, herfst 2000, p. 14-23.

[10] DE SCHUTTER, G., o.c., p. 2-3.

[11] DE SCHUTTER, G., o.c., p. 2.

[12] BRAQUENIER, J.C.; DESMYTER, J., o.c., p. 15.

[13] LADANG, C., o.c., p. 2.

103

Page 104: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

[14] WALRAVEN, J.C., o.c., p. 69.

[15] JAVAUX, Th., Evaluation des méthodes de conception d’un béton auto

compactant (SCC). – Etudes bibliographique et expérimentale, (ongepubliceerde

licentiaatsverhandeling), Haute Ecole Léonard de Vinci, ECAM, Brussel, 2000.

[16] LADANG, C., o.c., p. 6.

[17] LADANG, C., o.c., p. 7.

[18] VANDEWALLE, L., Ontwerp van constructiecomponenten: beton (deel 1),

(ongepubliceerde collegetekst), K.U.Leuven, Leuven, 2000, pp. 2.1-2.34.

[19] DIERYCK, V.; DESMYTER, J., “Samenstelling van zelfverdichtend beton: de

bestanddelen en de invloed op de rheologie”, KVIV-BBG Studiedag ‘Zelfverdichtend

beton. Beton voor de toekomst ?’, Zemst, 24 april 2001.

[20] DIERYCK, V.; DESMYTER, J., o.c., p. 5.

<http://www.qcl.com.au/pdf_files/Cem_part.pdf> (07/05/2002)

[21] BRAQUENIER, J.C.; DESMYTER, J., o.c., p. 16.

[22] KHAYAT, K.H., “Optimisation and Performance of Air-Entrained, Self-

Consolidating Concrete”, ACI Materials Journal, september-oktober 2000, vol.97, nr.

5, p. 526.

[23] BENNENK, H.W., “De Nederlandse ervaring met zelfverdichtend beton”, KVIV-

BBG Studiedag ‘Zelfverdichtend beton. Beton voor de toekomst ?’, Zemst, 24 april

2001.

[24] X, “Particle size distribution of cement”, QCL Group Technical Note, augustus

1995, p. 1-3.

[25] X, “The Weibull distribution”, Life Data Analysis Reference (online handboek bij

software-programma ‘Weibull++ 6’), ReliaSoft Corporation, 1996-2000.

< http://www.weibull.com/LifeDataWeb/lifedataweb.htm> (12/05/2002) [26] BJØRLYKKE, K.O., Sedimentology and petroleum geology, Springer-Verlag,

Berlin (Heidelberg), 1989.

104

Page 105: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

[27] MOORE, J.F., “How to select the best sand for your bunkers”

<http://www.usga.org/green/archive/record/98/jan_feb/select_best_sand.html>

(08/05/2002)

[28] HEIJBOER, P.J.; VAN ELDIK, J., “Geslaagd experiment met zelfverdichtend

beton”, Cement, 2001 nr. 4, p. 33-38.

[29] PETERSSON, Ö.; BILLBERG, P., “Investigation on blocking of self-compacting

concrete with different maximum aggregate size and use of viscosity agent instead of

filler”, Proceedings of the 1st International SCC RILEM Symposium (Stockholm, 13-

14 september 1999), RILEM Publications S.A.R.L., Parijs, 1999, pp. 333-344.

[30] KHAYAT, K.H.; GHEZAL, A.; HADRICHE, M.S., “Utility of statistical models in

proportioning self-consolidating concrete”, Proceedings of the 1st International SCC

RILEM Symposium (Stockholm, 13-14 september 1999), RILEM Publications

S.A.R.L., Parijs, 1999, pp. 345-360.

[31] JAVAUX, Th., o.c., p. 94.

[32] JAVAUX, Th., o.c., p. 98.

[33] JAVAUX, Th., o.c., p. 97.

[34] VANDEWALLE, L., o.c., p. 2.74.

[35] LADANG, C., “werkingsmechanisme van plastificeerders en superplastificeer-

ders”, (interne publicatie CBR), 2001.

105

Page 106: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

GEBRUIKTE NORMEN

Europese normen (CEN)

EN 196: Methods of testing cement

EN 196-1:

Determination of strength

EN 196-2: Chemical analysis of cement

EN 196-6: Determination of fineness

EN 450: Fly ash for concrete - definitions, requirements and quality control

Belgische normen (NBN)

NBN B 05: Bouwmaterialen

NBN B 05-203: Proeven op bouwmaterialen - vorstbestendigheid, vorst-

dooicycli

NBN B 11-224: Granulaten

NBN B 11-210: Proeven op bouwzand - proef met methyleenblauw

volumemassa

NBN B 11-224: Vulstoffen voor koolwaterstofmengsels - bepaling van de

NBN B 15: Beton

NBN B 15-001: Beton – prestaties, productie, plaatsing en conformiteitscriteria

NBN B 15-002: Eurocode 2: berekening van betonconstructies - deel 1-1:

algemene regels en regels voor gebouwen

NBN B 15-203: Proeven op beton - statische elasticiteitsmodulus bij druk

NBN B 15-208: Proeven op beton - luchtgehalte van vers beton (methode bij

constante druk)

106

Page 107: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

NBN B 15-213: Verdichte betonspecie - bepaling van de volumemassa

NBN B 15-214: Proeven op beton - buigproef

NBN B 15-215: Proeven op beton - wateropslorping door onderdompeling

NBN B 15-216: Proeven op beton - krimpen en zwellen

NBN B 15-218: Proeven op beton - bepaling van de treksterkte door splijten

NBN B 15-220: Proeven op beton - bepaling van de druksterkte

NBN B 15-224: Proeven op beton - luchtgehalte van vers beton (methode met

veranderlijke druk)

NBN B 15-230: Proeven op beton - niet-destructieve proeven, meting van de

resonantiefrequentie

NBN B 15-231: Proeven op beton - vorstbestendigheid

Franse normen (AFNOR)

NF P 18: Additions pour béton hydraulique

NF P 18-501: Additions pour béton hydraulique - filler

NF P 18-508: Additions pour béton hydraulique - additions calcaires

Anderen

BRL 1804: Nationale beoordelingsrichtlijn voor steenmeel voor toepassing als

vulstof in beton en mortel (Nederland)

T 98/0343 N: Proeven op beton - bestandheid tegen dooizouten (België)

107

Page 108: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT TOEGEPASTE WETENSCHAPPEN DEPARTEMENT ARCHITECTUUR, STEDENBOUW EN RUIMTELIJKE ORDENING

DE INVLOED VAN VULSTOFFEN OP DE EIGENSCHAPPEN VAN

ZELFVERDICHTEND BETON IN VLOEIBARE EN VERHARDE TOESTAND

BIJLAGEN

Eindwerk aangeboden tot het verkrijgen

van de graad van Burgerlijk Ingenieur -

Architect

Gert HEIRMAN Natasja DE GEYTER Promotor: Prof. Dr. Ir. L. Vandewalle

Assessoren: D. Dupont (KUL)

H. De Petter (KUL)

C. Ladang (CBR)

Academiejaar 2001-2002

Page 109: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Voorwoord

Onderstaande bijlagen vormen een aanvulling bij de tekst. Ze werden in een aparte

bundel verwerkt omdat ze zo de lezer de mogelijkheid verschaffen om zich tijdens

het lezen van de tekst een ruimer beeld te vormen, hetzij via een (bijkomende)

grafiek, hetzij via een overzicht .

Om de mogelijkheid open te laten dat de lezer nadien terug iets meer te weten wil

komen over een welbepaalde bijlage, werd telkens tussen haakjes de pagina van de

tekst vermeld op dewelke men de verwijzing naar deze bijlage kan terugvinden.

2

Page 110: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Inhoudstafel

Voorwoord .................................................................................................................. 2

Inhoudstafel ................................................................................................................ 3

Bijlage 1: Eisen betreffende kalksteenmeel ................................................................ 4

Bijlage 2: Formulier βcement en vergelijking βfiller-waarden............................................ 5

Bijlage 4: Bepaling CaCO3-gehalte............................................................................. 8

Bijlage 5: Bepaling van de methyleenblauw-waarde ................................................ 14

Bijlage 6: Resultaten van de laser-granulometrie ..................................................... 15

Bijlage 7: Overzicht fillerkarakteristieken .................................................................. 17

Bijlage 7: Overzicht fillerkarakteristieken .................................................................. 18

Bijlage 8: Evolutie van de druksterkte (grafisch)....................................................... 19

Bijlage 9: Evolutie van de buigtreksterkte (grafisch) ................................................. 21

Bijlage 10: Evolutie van de splijttreksterkte (grafisch)............................................... 23

Bijlage 11: Evolutie van de E-modulus (grafisch) ..................................................... 25

Bijlage 12: Evolutie van de krimp (grafisch).............................................................. 26

Bijlage 13: Evolutie van de vorst-dooi-schade (dooizouten) ..................................... 28

Bijlage 14: overzicht uitgevoerde proeven................................................................ 29

3

Page 111: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 1: Eisen betreffende kalksteenmeel [p. 43]

De vermelde eisen zijn overgenomen uit de Nederlandse beoordelingsrichtlijn BRL

1804 “Steenmeel voor toepassing als vulstof in beton en mortel”, welke op zijn beurt

beroep doet op de Franse norm NF P 18-508 “Additions pour béton hydraulique:

additions calcaires”.

Eisen

algemeen: zeefdoorval zeef (mm) doorval (%) 90 % gebied 2 100 - 0,125 85-100 ≤ 10 0,063 70-100 ≤ 10 kalksteenmeel: (cf NF P 18-508) : eis abs. grens vochtgehalte (%) - ≤ 1 Blaine (m²/kg) ≥ 220 ≥ 200 gemiddelde Blaine (%) ± 5 ± 6 variatiecoëfficiënt Blaine (%) ≤ 12 - activiteitsindex ≥ 0,71 ≥ 0,68 carbonaten (%) ≥ 90 ≥ 87 CaCO3 (%) ≥ 75 ≥ 72 methyleenblauwabsorptie (%) ≤ 1,2 ≤ 1,5 org. materiaal - TOC (%) ≤ 0,50 - chloriden (%) ≤ 0,10 - sulfaten - SO3 (%) ≤ 0,50 - sulfide - S (%) ≤ 0,40 - kalksteenmeel dat voldoet aan definitie maar niet eisen in bovenstaande tabel → onderzoek geschiktheid aan te tonen

4

Page 112: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 2: Formulier βcement en vergelijking βfiller-waarden [p. 46]

Formulier ter bepaling van βcement:

SCC : ESSAIS SUR PATE DE CIMENT

Opérateur GH DE : 2241 Date 14/09/2001 Ciment Volume de 1000 cm³

Type 420 Gt Provenance Gent

Densité 3,00 (fait le 12/09/01)

420 Gt d4' Essais n° E/P Eau Gent sans chocs Tp g g mm 1 1,100 524 1429 155 1,4025 2 1,110 526 1422 3 1,120 528 1415 4 1,130 531 1408 5 1,140 533 1402 170 1,8900 6 1,150 535 1395 7 1,160 537 1389 8 1,170 539 1382 9 1,180 541 1376 10 1,190 543 1370 11 1,200 545 1364 12 1,210 548 1357 13 1,220 550 1351 14 1,230 552 1345 15 1,240 554 1339 205 3,2025 16 1,250 556 1333 17 1,260 558 1327 18 1,270 559 1322 19 1,280 561 1316 20 1,290 563 1310 224 4,0176

E/P d'4 TP 1 1,100 155 1,4025 βp = 1,0004 2 1,140 170 1,8900 m = 0,0731 3 1,240 205 3,2025 r² = 0,9975 4 1,290 224 4,0176

Méthode de malaxage

1. Ciment + filler avec 400g d'eau mélanger pendant 1 minute (Vitesse 1) - racler

2. Mélanger pendant 1 minute (Vitesse 2) - racler 3. Ajouter le reste de l'eau et mélanger (Vitesse 1) - racler 4. mélanger pendant 1 minute (Vitesse 1) - racler 5. Mesurer l'étalement sans chocs d4

(avec 140mm< d4´ < 250 mm)

5

Page 113: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Vergelijking βfiller-waarden

6

Page 114: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 3: Proefopstelling ter bepaling van Blaine [p. 48]

Afmetingen in millimeter

a) Cel

b)

* aanbevolen

b) Doorgeboord schijfje c) Piston d) Manometer

Onderdeel Beschrijving Aangeraden Verplicht 1 Piston A ≤ 50 G = 12,7 ± 0,1 2 Luchtontsnapping-voorziening B = 135 ± 10 3 Cel C = 275 ± 25 E = G - 0,1 4 Gecompacteerd (cement)bed D = 23 ± 1 5 Filterpapier J = 50 ± 15 H = 15 ± 1 6 Doorgeboord schijfje K = 0,8 ± 0,2 7 Manometer L = 0,8 ± 0,1

8, 9, 10, 11 Gegraveerde lijnen M = 9,0 ± 0,4

12 Kegelvormige celvoorziening 13 Kraan 14 Rubberslang 15 Zuigpeer

Blaine Permeabiliteits-apparaat (uit: EN 196-6, p.14)

7

Page 115: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 4: Bepaling CaCO3-gehalte [p. 50]

Gedetailleerde uitwerking filler 1:

Opm. Onderstaande berekening is geldig voor elke kalksteenfiller (1 t.e.m. 7):

1. uitgaande van CaO (titratie)

• het chemisch evenwicht wordt gegeven door:

23 COCaOCaCO +↔

• het massagetal van CaO = 40 + 16 = 56, het massagetal van CaCO3 = 40 + 12 +

3x16 = 100. Indien alle CaO afkomstig zou zijn van het CaCO3 zou het gehalte

CaO 56 % en het gehalte CaCO3 100 % bedragen.

• Indien het gehalte CaO maar 55,31 % bedraagt, vindt men dus voor CaCO3:

98,77 100 . 56

55,31 100 . 56

[%] CaO [%] CaCO3 ===

2. uitgaande van CO2 (thermogravimetrie)

• men heeft hetzelfde chemisch evenwicht.

• het massagetal van CO2 = 12 + 2 x 16 = 44, het massagetal van CaCO3 = 100.

Indien alle CO2 afkomstig zou zijn van het CaCO3 zou het gehalte CO2 44 % en

het gehalte CaCO3 100 % bedragen.

• Indien het gehalte CO2 maar 43,48 % bedraagt, vindt men dus voor CaCO3:

98,82 100 . 44

43,48 100 . 44

[%] CO [%] CaCO 23 ===

Gedetailleerde uitwerking filler 8:

Voor filler 8, geen kalksteen maar dolomiet, ligt het anders. Beide methoden zijn nu

complementair:

8

Page 116: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1. Uitgaande van MgO (titratie)

Niet alle CaO is afkomstig van het CaCO3, maar alle MgO is wel afkomstig van het

MgCO3:

• 40,43 84 . 40

19,25 84 . 40

[%] MgO [%] MgCO3 ===

• 21,18 44 . 40

19,25 44 . 40

[%] MgO [%] CO3MgCO ,2 ===

• 24,55 21,18 - 45,73 CO - CO [%] CO33 MgCO ,2otaalt ,2COaC ,2 ===

45,73 CO CO etrieermogravimht ,2otaalt ,2 ==

• 31,25 56 . 44

24,55 56 . 44

[%] CO [%] CaO 3COaC ,2 ===

(anderzijds werd CaO via titratie bepaald, er werd volgend resultaat bekomen:

CaO [%] = 31,24. Beiden leiden dus tot hetzelfde resultaat)

• 55,80 100 . 56

31,25 100 . 56

[%] CaO [%] CaCO3 ===

2. uitgaande van CO2 (thermogravimetrie)

• 55,00 100 . 44

24,20 100 . 44

[%] CO [%] CaCO 3COaC ,2

3 ===

• 41,10 84 . 44

21,53 84 . 44

[%] CO [%] MgCO 3COgM ,2

3 ===

Grafieken thermogravimetrie

Op de volgende pagina’s worden de grafische voorstellingen van het gloeiverlies

weergegeven. Bij de kalksteenfillers ziet men een duidelijke piek (eerste afgeleide

van het massaverlies naar de temperatuur) t.g.v. het ontsnappen van het ‘aan het

CaCO3 gebonden’-CO2. Bij de dolomietfiller zijn twee pieken zichtbaar, de eerste

typeert het ontsnappen van het ‘aan het MgCO3 gebonden’-CO2, de tweede het ‘aan

het CaCO3 gebonden’-CO2 dat ontsnapt.

9

Page 117: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

FILLER 1:

FILLER 2:

10

Page 118: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

FILLER 3:

FILLER 4:

11

Page 119: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

FILLER 5:

FILLER 6:

12

Page 120: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

FILLER 7:

FILLER 8:

13

Page 121: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 5: Bepaling van de methyleenblauw-waarde [p. 51]

14

Page 122: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 6: Resultaten van de laser-granulometrie [p. 55]

doorval [%] dx

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 cement

1,8 18,23 17,19 11,67 10,77 38,76 13,15 7,05 7,21 6,11 3,71 9,68 5,51 11,01

2,2 22,61 21,36 14,60 13,42 47,20 16,41 8,68 8,86 7,58 4,70 11,91 6,77 13,65

2,6 26,31 24,88 17,14 15,67 53,94 19,25 10,06 10,24 8,88 5,64 13,78 7,83 15,89

3 29,44 27,87 19,37 17,61 59,22 21,73 11,24 11,41 10,04 6,55 15,35 8,73 17,80

3,6 33,35 31,63 22,29 20,11 65,03 24,99 12,79 12,86 11,64 7,94 17,34 9,87 20,27

4,4 37,57 35,74 25,66 22,94 70,11 28,78 14,63 14,44 13,73 9,90 19,61 11,20 23,12

5,2 41,07 39,17 28,63 25,42 73,57 32,20 16,43 15,81 15,91 12,06 21,72 12,44 25,72

6,2 44,86 42,90 32,00 28,26 76,67 36,17 18,78 17,39 18,89 15,06 24,37 14,02 28,89

7,4 48,92 46,94 35,71 31,51 79,45 40,67 21,87 19,25 22,87 19,00 27,82 16,09 32,79

8,6 52,63 50,67 39,13 34,67 81,68 44,89 25,22 21,12 27,11 23,11 31,61 18,37 36,83

10 56,55 54,64 42,73 38,20 83,86 49,39 29,23 23,28 32,08 27,84 36,28 21,23 41,56

12 61,36 59,47 47,04 42,83 86,35 54,85 34,72 26,22 38,67 34,05 42,96 25,39 47,98

15 66,88 64,92 51,85 48,68 88,86 60,97 41,74 30,05 46,66 41,53 52,19 31,30 56,32

18 70,89 68,86 55,31 53,48 90,29 65,34 47,28 33,29 52,56 47,21 60,18 36,64 63,17

21 74,06 72,01 58,08 57,68 91,33 68,81 51,82 36,22 57,20 51,89 67,16 41,49 69,00

25 77,50 75,51 61,13 62,64 92,51 72,64 56,78 39,89 62,17 57,21 75,07 47,36 75,52

30 80,89 79,07 64,18 67,95 93,67 76,56 61,74 44,19 67,13 62,86 82,83 53,84 81,87

36 84,12 82,51 67,24 73,30 94,75 80,49 66,49 49,13 71,90 68,57 89,42 60,63 87,38

42 86,69 85,35 70,22 77,78 95,54 83,88 70,39 53,94 75,80 73,38 93,64 66,55 91,19

50 89,39 88,51 74,62 82,73 96,25 87,79 74,70 60,32 80,08 78,68 96,76 73,34 94,52

60 92,00 91,72 80,73 87,69 96,85 91,83 79,20 68,19 84,43 83,87 98,48 80,37 97,00

72 94,35 94,66 87,05 92,13 97,38 95,39 83,74 76,89 88,59 88,46 99,25 86,89 98,61

86 96,35 97,03 91,72 95,65 97,90 97,94 88,16 85,13 92,30 92,17 99,59 92,23 99,53

102 97,94 98,60 94,77 98,04 98,48 99,31 92,18 91,70 95,33 94,99 99,79 95,94 100,00

122 99,13 99,52 97,09 99,41 99,19 99,84 95,83 96,43 97,74 97,18 99,93 98,22 100,00

146 99,75 100,00 98,93 99,90 100,00 100,00 98,52 98,98 99,25 98,69 100,00 99,24 100,00

174 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 99,56 100,00 99,64 100,00

206 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 99,85 100,00

246 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

294 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

350 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00 100,00

Op volgende pagina’s worden deze gegevens grafisch weergegeven.

15

Page 123: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

16

Page 124: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

17

Page 125: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 7: Overzicht fillerkarakteristieken [p. 69]

18

Page 126: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 8: Evolutie van de druksterkte (grafisch) [p. 77]

19

Page 127: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

20

Page 128: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 9: Evolutie van de buigtreksterkte (grafisch) [p. 78]

21

Page 129: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

22

Page 130: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 10: Evolutie van de splijttreksterkte (grafisch) [p. 79]

23

Page 131: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

24

Page 132: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 11: Evolutie van de E-modulus (grafisch) [p. 81]

25

Page 133: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 12: Evolutie van de krimp (grafisch) [p. 82]

26

Page 134: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

27

Page 135: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 13: Evolutie van de vorst-dooi-schade (dooizouten) [p.89]

(ZVB) 1 2 3 4 5 6 7 8

(175) (175) (175) (175) (175)

(175) (175)

B-2 kp1 (175)

kp1 kp1 kp1

7 cycli 0,112 0,182 0,095 0,077 0,271 0,161 0,083 0,075

14 cycli 1,442 1,658 1,541 1,486 3,947 1,404 0,904 1,029 gemiddelde na

28 cycli 8,942 10,204 9,484 9,626 26,450 10,503 6,513 7,368

7 cycli 0,008 0,016 0,003 0,009 0,018 0,015 0,001 0,015

14 cycli 0,126 0,054 0,002 0,029 0,041 0,047 0,002 0,036 variantie na

28 cycli 1,042 0,547 0,113 0,282 0,560 0,004 0,072 0,225

gemiddelden en varanties van de massaverliezen per oppervlakte-eenheid

28

Page 136: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

Bijlage 14: overzicht uitgevoerde proeven [p.90]

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

(175) (175) (175) (W=175) (175) (175) (175)

B-1 B-2 (175) (175) (175) (175) (175) (175)

B (175) (175) (175)

S.B.

slumpflow [mm] 650 635 612 685 630 648 635 645 633 645 680 653 638 685 735

t500 [s] 2 2 2 2 2 3 1 2 4 3 3 6 8 5 6

funnel [s] 11 10 12 8 9 17 5 12 19 12 14 60 N.M. 43 37

U-test [mm] 320 311 - 183 304 305 310 255 199 282 313 - - - 199

U-test [s] 12 14 - 8 19 18 10 24 22 21 19 - - M.M. 47

ρ [kg/m³] 2331 2345 2323 2353 2333 2333 2355 2334 2340 2365 2213 2256 2261 2323 2350 2373

luchtgeh. [%] 2,50 2,30 2,70 1,90 2,50 3,00 1,70 2,40 2,30 1,90 5,00 3,70 2,80 2,50 1,80 1,20

fc,cub,1d [Mpa] - 13,0 13,4 14,4 12,9 13,2 16,2 13,5 12,6 11,2 11,5 8,4 - 10,3 8,2 9,2

fc,cub,2d [Mpa] 25,3 24,9 25,0 25,7 24,5 22,5 29,0 26,3 24,1 23,3 23,0 18,3 - 22,3 19,0 21,1

fc,cub,7d [Mpa] 46,9 46,3 42,5 48,3 45,0 46,7 50,6 47,7 44,5 45,7 44,4 35,4 - 45,2 42,0 42,1

fc,cub,28d [Mpa] 58,5 60,0 53,6 60,4 57,4 58,6 63,7 59,4 55,4 59,0 58,2 46,9 - 58,1 51,9 54,9

fc,cub,90d [Mpa] 66,6 69,3 64,0 69,5 70,1 61,5 69,2 70,4 64,5 68,4 67,0 44,9 - 67,7 59,8 63,8

fct,fl,1d [Mpa] 3,3 3,1 - - 2,9 2,6 3,2 2,9 2,9 1,9 - 2,9 2 - - 2

fct,fl,2d [Mpa] 5 4,9 - - 4,9 4,7 5 4,9 4,9 4,4 - 4,9 4,6 - - 4,7

fct,fl,7d [Mpa] 7,4 7,3 - - 7,4 7,4 6,7 7,6 7,7 6,6 - 7,6 7,1 - - 6,7

fct,fl,28d [Mpa] 8,7 9,4 - - 9,5 9,5 9,4 9,3 8,6 8,5 - 10,6 9,6 - - -

fct,fl,90d [Mpa] 9,6 9,8 - - - 10,3 9,5 9,6 9,8 10,5 - 9,9 9,9 - - 9,3

fct,sp,1d [Mpa] 1,7 1,2 - - 1,5 1,4 0,8 1,4 1,5 1,0 - 1,4 1,1 - - 1,1

fct,sp,2d [Mpa] 2,2 2,1 - - 2,5 2,0 2,5 2,0 2,0 1,8 - 2,2 2,2 - - 2,0

fct,sp,7d [Mpa] 4,6 4,6 - - 4,5 2,6 4,3 3,8 4,7 4,0 - 3,5 3,4 - - 3,5

fct,sp,28d [Mpa] 5,5 4,2 - - 5,7 5,7 4,4 6,0 5,7 4,8 - 4,3 4,9 - - -

fct,sp,90d [Mpa] 6,5 6,5 - - - 5,8 5,7 5,6 6,1 5,7 - 6,7 5,2 - - 5,2

Ecm,1d [Mpa] - 20673 20871 21344 20614 20767 22211 20894 20460 19667 19829 17852 - 19087 17709 18387

Ecm,2d [Mpa] 25785 25633 25694 25913 25495 24781 26975 26128 25379 25090 24983 23138 - 24732 23452 24280

Ecm,7d [Mpa] 31668 31538 30645 31985 31227 31628 32487 31857 31118 31396 31098 28824 - 31283 30516 30559

Ecm,28d [Mpa] 34098 34372 33103 34449 33881 34120 35076 34274 33470 34189 34042 31668 - 34021 32751 33375

Ecm,90d [Mpa] 35598 36071 35124 36105 36209 34659 36047 36259 35214 35908 35673 31216 - 35795 34347 35084

waterabs. [%] 5,2 5,7 5,5 5,4 5,6 5,5 5,5 5,4 5,4 5,4 5,8 5,3 - 5,2 5,5 5,8

verklaringen: N.M.: niet meetbaar niet te meten - niet gemeten

M.M.: meerdere minuten

29

Page 137: De invloed van filers op de eigenschappen van zelfverdichtend ...

1 2 3 4 5 6 7 8 10 11 12 (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (175) (ZVB)

(175) (175) B-2 kp1

(175) kp1 kp1 kp1 kp1 kp1 kp1

S.B.

slumpflow [mm] 650 635 630 665 635 678 642 640 643 643 660 t500 [s] 2 2 2 2 1 1 2 1 1 2 3

funnel [s] 10,82 9,78 8,94 6,72 5,28 6,74 9,31 6,11 8,37 9,37 10,82 U-test [mm] 320 311 304 323 310 328 317 329 323 311 299 U-test [s] 12 14 19 10 10 11 10 8 8 12 17

vol. massa [kg/m³] 2331 2345 2333 2288 2355 2336 2333 2345 2238 2301 2321 2373 luchtgeh. [%] 2,50 2,30 2,50 3,10 1,70 1,80 2,30 1,90 4,40 2,90 2,30 1,20

fc cub 1d [Mpa] - 13,0 12,9 15,1 16,2 13,1 12,5 10,0 8,5 11,0 8,1 9,2 fc,cub,2d [Mpa] 25,3 24,9 24,5 22,3 29,0 25,4 23,9 22,0 19,8 22,2 20,4 21,1

fc,cub,7d [Mpa] 46,9 46,3 45,0 43,7 50,6 48,4 44,6 44,4 40,7 41,4 41,9 42,1

fc,cub,28d [Mpa] 58,5 60,0 57,4 56,8 63,7 62,6 61,7 59,7 54,0 55,5 53,0 54,9 fc,cub,90d [Mpa] 66,6 69,3 70,1 66,4 69,2 66,9 65,8 69,4 (*) (*) (*) 63,8

fct fl 1d [Mpa] 3,3 3,1 2,9 - 3,2 - - - 2,6 3 2,6 2 fct,fl,2d [Mpa] 5 4,9 4,9 - 5 - - - 4,5 4,8 4,5 4,7 fct,fl,7d [Mpa] 7,4 7,3 7,4 - 6,7 - - - 6,5 7,1 6 6,7

fct,fl,28d [Mpa] 8,7 9,4 9,5 - 9,4 - - - - - - -

fct,fl,90d [Mpa] 9,6 9,8 - - 9,5 - - - (*) (*) (*) 9,3

fct,sp,1d [Mpa] 1,7 1,2 1,5 - 0,8 - - - 1,1 1,3 1,3 1,1 fct,sp,2d [Mpa] 2,2 2,1 2,5 - 2,5 - - - 2,5 2,9 1,8 2,0

fct,sp,7d [Mpa] 4,6 4,6 4,5 - 4,3 - - - 2,9 4,1 3,1 3,5

fct,sp,28d [Mpa] 5,5 4,2 5,7 - 4,4 - - - - - - -

fct,sp,90d [Mpa] 6,5 6,5 - - 5,7 - - - (*) (*) (*) 5,2

Ecm 1d [Mpa] - 20673 20614 21712 22211 20720 20375 18921 17946 19544 17661 18387

Ecm,2d [Mpa] 25785 25633 25495 24707 26975 25830 25309 24616 23750 24674 23996 24280

Ecm,7d [Mpa] 31668 31538 31227 30936 32487 31995 31139 31092 30200 30386 30505 30559

Ecm,28d [Mpa] 34098 34372 33881 33754 35076 34879 34696 34317 33194 33492 32993 33375

Ecm,90d [Mpa] 35598 36071 36209 35570 36047 35657 35455 36090 (*) (*) (*) 35084

waterabs. [%] 5,2 5,7 5,6 5,9 5,5 5,2 6,0 5,9 - - - 5,8 EdL,0 [MPa] 42480 41598 42689 40438 41591 43301 43046 43114 (*) (*) (*) 43622

EdL,14 [MPa] 42703 41522 42547 40775 41348 42950 43113 43356 (*) (*) (*) 43205

EdL,28 [MPa] 43041 41365 43133 41247 41572 43137 42772 43652 (*) (*) (*) (*)

EdL,42 [MPa] 43156 40736 42535 40905 41213 43187 43437 43305 (*) (*) (*) (*)

EdF,0 [MPa] 42354 41175 42664 41205 40995 42711 41968 42034 (*) (*) (*) 43265

EdF,14 [MPa] 42240 41625 42992 41333 40915 42461 43125 42264 (*) (*) (*) 42590

EdF,28 [MPa] 42862 40958 42934 40798 41370 43112 43045 42814 (*) (*) (*) (*) EdF,42 [MPa] 42463 39501 42871 42121 41449 42812 43063 42985 (*) (*) (*) (*)

GdT,0 [MPa] 17549 17186 17600 20787 17112 17769 17623 17717 (*) (*) (*) 18095

GdT,14 [MPa] 17596 17143 17689 16671 17104 17755 17852 17793 (*) (*) (*) 18067

GdT,28 [MPa] 17798 17189 17809 16745 17282 17879 17867 18046 (*) (*) (*) (*)

GdT,42 [MPa] 17554 16562 17505 16816 17019 17844 17837 17949 (*) (*) (*) (*)

(M/A')7 [kg/m²] 0,335 0,427 0,309 0,278 0,521 0,402 0,288 0,275 (*) (*) (*) (*) (M/A')14 [kg/m²] 1,201 1,288 1,241 1,219 1,987 1,185 0,951 1,014 (*) (*) (*) (*) (M/A')28 [kg/m²] 2,99 3,316 3,08 3,103 5,143 3,113 2,552 2,714 (*) (*) (*) (*)

verklaringen: niet te meten - niet gemeten

(*) nog te bepalen krimp werd niet opgenomen in dit overzicht

30