De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in...

6
De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders MR. ALMER M.A. DE BEER 1 Een aanmerkelijkbelanghouder die emigreert, heeft te maken met de emigratieheffing van art. 4.16 lid 1 letter h Wet IB 2001. Op grond van deze bepaling moet hij af- rekenen over de aanmerkelijkbelangclaim ten tijde van de emigratie. Tot daadwerkelijke belastingbetaling hoeft het echter niet te komen. Voor de verschuldigde belasting kan namelijk uitstel van betaling worden verzocht in de vorm van een conserverende aanslag. Uitstel wordt daarbij afstel als de aanmerkelijkbelang- houder gedurende een periode van tien jaar geen ‘ver- boden handelingen’ verricht. In deze bijdrage sta ik stil bij de fiscale gevolgen van emigratie voor de aanmerkelijkbelangregeling. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het ver- schijnsel van de conserverende aanslag. In onderdeel 1 behandel ik eerst de wijze waarop een in het buitenland woonachtige aanmerkelijkbelanghouder in de heffing wordt betrokken bezien vanuit nationaal en verdragsrechtelijk perspectief. In onderdeel 2 ga ik in op de emigratieheffing voor aanmerkelijkbelangaande- len. In onderdeel 3 wordt de systematiek van de conser- verende aanslag bezien. In dat kader ga ik in op de voor- waarden waaronder een conserverende aanslag wordt opgelegd, de handelingen die leiden tot het beëindigen van het uitstel en de gevallen waarin kwijtschelding wordt verleend. Een en ander wordt toegelicht aan de hand van een aantal casusposities. Het geheel rond ik in onderdeel 4 af met een korte conclusie. 1. Buitenlandse aanmerkelijkbelanghouder en heffingsrechten 1.1. Nationaal recht Door emigratie verliest een in Nederland woonachtige aanmerkelijkbelanghouder zijn status van binnen- lands belastingplichtige. Belastingplicht bestaat hier te lande dan nog slechts voor zover hij als buitenlands belastingplichtige kwalificeert. Blijkens art. 7.1 lid 1 letter b Wet IB 2001 is daarvan sprake als een aanmer- kelijk belang wordt gehouden in een in Nederland ge- vestigde vennootschap. Aandelenbelangen gehouden in vennootschappen die in het buitenland zijn geves- tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van een buitenlandse belastingplicht voor de aanmerkelijkbelangregeling, dan heft Nederland op grond van art. 7.5 lid 1 Wet IB 2001 over de reguliere voordelen en de winsten behaald met de vervreemding van de aandelen. 1.2. Verdragswerking Dat Nederland naar nationaal recht belasting kan hef- fen over aanmerkelijkbelangvoordelen van een in het buitenland woonachtige aandeelhouder, betekent niet zonder meer dat Nederland deze heffing ook daad- werkelijk kan effectueren. Heeft Nederland namelijk een belastingverdrag gesloten met het woonland, dan moet eerst nog worden bepaald of het verdrag het hef- fingsrecht over de aanmerkelijkbelangresultaten aan Nederland toewijst dan wel uitsluitend of mede aan het woonland. Daarbij moeten we een onderscheid maken tussen dividenden en vervreemdingsvoordelen op aandelen. Dividenden De meeste verdragen 2 verdelen het heffingsrecht van dividenden over de staat van de dividenduitkerende vennootschap (bronstaat) en de woonstaat van de ontvanger van het dividend. De bronstaat mag over dividenduitkeringen aan buitenlandse aandeelhouder- natuurlijke personen in de regel maximaal 15% heffen. In verdragssituaties kan Nederland daarmee het aan- merkelijkbelangtarief van 25% niet volledig te gelde maken. In dit licht moet ook de bij de Wet werken aan winst 3 ingevoerde verlaging van het dividendbelasting- tarief van 25% naar 15% worden gezien. Het woonland mag in de regel het dividend volledig in de belastingheffing betrekken. Zij moet daarbij wel 1 Werkzaam bij Grant Thornton, vestiging Rotterdam. 2 Zie ook art. 10 OESO-modelverdrag. 3 Wet van 30 november 2006, Stb. 2006, 631. 1 Estate Planner Digitaal 2009/05

Transcript of De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in...

Page 1: De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van

De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghoudersMr. AlMer M.A. De Beer1

een aanmerkelijkbelanghouder die emigreert, heeft te

maken met de emigratieheffing van art. 4.16 lid 1 letter h

Wet IB 2001. Op grond van deze bepaling moet hij af-

rekenen over de aanmerkelijkbelangclaim ten tijde van

de emigratie. Tot daadwerkelijke belastingbetaling

hoeft het echter niet te komen. Voor de verschuldigde

belasting kan namelijk uitstel van betaling worden

verzocht in de vorm van een conserverende aanslag.

Uitstel wordt daarbij afstel als de aanmerkelijkbelang-

houder gedurende een periode van tien jaar geen ‘ver-

boden handelingen’ verricht.

In deze bijdrage sta ik stil bij de fiscale gevolgen van

emigratie voor de aanmerkelijkbelangregeling. Daarbij

wordt in het bijzonder aandacht besteed aan het ver-

schijnsel van de conserverende aanslag.

In onderdeel 1 behandel ik eerst de wijze waarop een in

het buitenland woonachtige aanmerkelijkbelanghouder

in de heffing wordt betrokken bezien vanuit nationaal

en verdragsrechtelijk perspectief. In onderdeel 2 ga ik in

op de emigratieheffing voor aanmerkelijkbelangaande-

len. In onderdeel 3 wordt de systematiek van de conser-

verende aanslag bezien. In dat kader ga ik in op de voor-

waarden waaronder een conserverende aanslag wordt

opgelegd, de handelingen die leiden tot het beëindigen

van het uitstel en de gevallen waarin kwijtschelding

wordt verleend. een en ander wordt toegelicht aan de

hand van een aantal casusposities. Het geheel rond ik

in onderdeel 4 af met een korte conclusie.

1. Buitenlandse aanmerkelijkbelanghouder en heffingsrechten

1.1. Nationaal recht

Door emigratie verliest een in Nederland woonachtige

aanmerkelijkbelanghouder zijn status van binnen-

lands belastingplichtige. Belastingplicht bestaat hier

te lande dan nog slechts voor zover hij als buitenlands

belastingplichtige kwalificeert. Blijkens art. 7.1 lid 1

letter b Wet IB 2001 is daarvan sprake als een aanmer-

kelijk belang wordt gehouden in een in Nederland ge-

vestigde vennootschap. Aandelenbelangen gehouden

in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-

tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik.

Is sprake van een buitenlandse belastingplicht voor de

aanmerkelijkbelangregeling, dan heft Nederland op

grond van art. 7.5 lid 1 Wet IB 2001 over de reguliere

voordelen en de winsten behaald met de vervreemding

van de aandelen.

1.2. Verdragswerking

Dat Nederland naar nationaal recht belasting kan hef-

fen over aanmerkelijkbelangvoordelen van een in het

buitenland woonachtige aandeelhouder, betekent niet

zonder meer dat Nederland deze heffing ook daad-

werkelijk kan effectueren. Heeft Nederland namelijk

een belastingverdrag gesloten met het woonland, dan

moet eerst nog worden bepaald of het verdrag het hef-

fingsrecht over de aanmerkelijkbelangresultaten aan

Nederland toewijst dan wel uitsluitend of mede aan

het woonland. Daarbij moeten we een onderscheid

maken tussen dividenden en vervreemdingsvoordelen

op aandelen.

Dividenden

De meeste verdragen2 verdelen het heffingsrecht van

dividenden over de staat van de dividenduitkerende

vennootschap (bronstaat) en de woonstaat van de

ontvanger van het dividend. De bronstaat mag over

dividenduitkeringen aan buitenlandse aandeelhouder-

natuurlijke personen in de regel maximaal 15% heffen.

In verdragssituaties kan Nederland daarmee het aan-

merkelijkbelangtarief van 25% niet volledig te gelde

maken. In dit licht moet ook de bij de Wet werken aan

winst3 ingevoerde verlaging van het dividendbelasting-

tarief van 25% naar 15% worden gezien.

Het woonland mag in de regel het dividend volledig

in de belastingheffing betrekken. Zij moet daarbij wel

1 Werkzaam bij Grant Thornton,

vestiging Rotterdam.

2 Zie ook art. 10

OESO-modelverdrag.

3 Wet van 30 november 2006,

Stb. 2006, 631.

1estate Planner Digitaal 2009/05

Page 2: De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van

rekening houden met het feit dat Nederland hierover al

belasting heeft geheven. Dit gebeurt veelal in de vorm

van een tax credit: de belasting geheven in het bron-

land wordt dan in aftrek toegelaten op de belasting,

die in het woonland over het dividend is verschuldigd.

Vermogenswinsten

Hoofdregel is dat vermogenswinsten op aandelen ter

heffing zijn toegewezen aan de woonstaat.4 In de mees-

te belastingverdragen die Nederland heeft gesloten

voor invoering op 1 januari 1997 van de emigratiehef-

fing, is hierop een uitzondering gemaakt.5 Deze staat

Nederland toe te heffen over vervreemdingsvoordelen

die een – in het land van de verdragspartner woonach-

tige – natuurlijk persoon6 heeft behaald op aandelen

in een in Nederland gevestigde kapitaalvennootschap.

Voorwaarde is wel dat die natuurlijk persoon in de

loop van de laatste vijf jaren voorafgaande aan de ver-

vreemding inwoner van Nederland is geweest. Daarbij

strekt het heffingsrecht van Nederland zich mede uit

tot vervreemdingsvoordelen die zien op de periode na

emigratie.

De beperkte toekenning van heffingsrechten aan de

woonstaat werpt een dam op tegen kortstondige emi-

graties van aandeelhouders-natuurlijke personen om

op deze wijze de vermogenswinsten op aanmerkelijk-

belangaandelen buiten de Nederlandse heffingssfeer

te krijgen. Gelet op de restrictie tot Nederlandse ven-

nootschappen, was het overigens – tot de invoering

van de emigratieheffing – wel mogelijk om door de

emigratie de tijdens de binnenlandse belastingplicht

opgebouwde aanmerkelijkbelangclaim op aandelen in

een buitenlandse vennootschap onmiddellijk buiten

het Nederlandse heffingsbereik te krijgen.

Sinds de invoering van de emigratieheffing, streeft

Nederland er naar de vermogenswinstbepaling voor

aandelen te laten aansluiten bij de systematiek voor

de conserverende aanslagen voor aanmerkelijkbe-

langaandelen. Is de heffing bij emigratie daadwerke-

lijk voldaan, dan heeft Nederland geen heffingsrecht

meer. Is gekozen voor uitstel van betaling in de vorm

van een conserverende aanslag, dan komt gedurende

de looptijd van de conserverende aanslag van tien jaar

het heffingsrecht aan Nederland toe.7 Het heffings-

recht beperkt zich daarbij niet tot het bedrag waarvoor

Nederland ter zake van de emigratie een conserve-

rende aanslag heeft opgelegd. Nederland lijkt echter in

recente verdragen afstand te hebben gedaan van het

recht om te heffen over vermogenswinsten ontstaan

na emigratie.8 Waardestijgingen die zich in de buiten-

landperiode voordoen vallen daarmee buiten het Ne-

derlandse heffingsbereik.

2. Emigratieheffing aanmerkelijk belang

Nederland heeft onder de ‘oude’ belastingverdragen

dus slechts een beperkte mogelijkheid vervreem-

dingswinsten op aandelen van buitenlandse aanmer-

kelijkbelanghouders in de heffing te betrekken. Ook

vervreemdingswinsten die in feite toerekenbaar zijn

aan de periode dat de aanmerkelijkbelanghouder nog

volledig binnenlands belastingplichtig was, konden

daardoor buiten het bereik van de Nederlandse fis-

cus komen. Met de invoering van de emigratieheffing

heeft Nederland hier een einde aan gemaakt. De emi-

gratieheffing merkt het ophouden binnenlands belas-

tingplichtige te zijn aan als een vervreemding voor de

aanmerkelijkbelangregeling. Het vervreemdingsvoor-

deel (werkelijke waarde aandelen -/- verkrijgingsprijs)

wordt de aanmerkelijkbelanghouder daarbij geacht te

hebben genoten in de periode dat hij nog binnenlands

belastingplichtig was.9

Van de emigratieheffing is op grond van art. 4.18 Wet IB

2001 overigens uitgezonderd de aanmerkelijkbelang-

houder met een aanmerkelijk belang in een in het bui-

tenland gevestigde vennootschap en die voorafgaand

aan zijn emigratie minder dan acht jaren in Nederland

heeft gewoond en in de afgelopen vijfentwintig jaar in

totaal niet langer dan tien jaren in Nederland heeft ge-

woond (passantenregeling).

Tot voor kort was onduidelijk of de emigratieheffing

voor aanmerkelijkbelangaandelen in overeenstem-

ming was met de verdragstrouw. Betoogd werd wel

dat Nederland met deze heffing aan de grens in feite

zijn heffingsrechten toegekend door de belastingver-

dragen op een ongeoorloofde wijze eenzijdig heeft

uitgebreid. De Hoge raad heeft in zijn arresten van 20

februari 200910 evenwel geoordeeld dat geen sprake

is van strijdigheid met de verdragstrouw, omdat Ne-

derland geen inkomen belast dat naar zijn werkelijke

aard volgens het belastingverdrag (i.c. verdrag met Bel-

gië van 1970 en de Verenigde Staten van 1992) aan het

woonland is toegewezen. Nederland heeft namelijk in

2 estate Planner Digitaal 2009/05

4 Art. 13 lid 5 OESO-Modelverdrag.

5 Zie ook art. 13 lid 5 NSV.

6 In sommige belastingverdragen

(zoals Frankrijk, Italië en Spanje)

is de uitzondering beperkt tot

Nederlandse staatsburgers.

7 Verdrag Nederland-België (2001)

art. 13 par. 5.

8 Heithuis, ‘(R)emigratie en

immigratie van aanmerkelijk-

belanghouders onder de Wet IB

2001’, TFO 2007/147, par. 2.2.2.

9 Art. 4.46 lid 2 Wet IB 2001.

10 V-N 2009/12.8 en 12.9.

Page 3: De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van

overeenstemming met het verdrag ongerealiseerde,

maar wel reële vermogenswinst belast en geen poten-

tiële dividenden. reeds eerder heeft het HvJ-eG in de

zaak Hughes de lasteyrie du Saillant11 geoordeeld, dat

een emigratieheffing voor aanmerkelijkbelangaande-

len op zich zelf bezien niet strijdig is met het europees

recht. Met voorgaande ontwikkelingen is de toekomst

van de onderhavige emigratieheffing vooralsnog ge-

waarborgd.

Na emigratie blijft de aanmerkelijkbelanghouder als

buitenlands belastingplichtige voor zijn aanmerke-

lijkbelangresultaten onderworpen aan de Nederlandse

belastingheffing. De verkrijgingsprijs van de aandelen

wordt gesteld op de waarde in het economische ver-

keer van de aandelen ten tijde van de emigratie.12 Het

uitgaan van de werkelijke waarde spreekt voor zich nu

de aanmerkelijkbelanghouder door de emigratiehef-

fing over de aanmerkelijkbelangclaim ontstaan tijdens

de periode van binnenlandse belastingplicht heeft

afgerekend in de heffingssfeer.13 Is ter zake van de emi-

gratie een conserverende aanslag opgelegd, dan kan de

vervreemding van de aandelen wel leiden tot gevolgen

in de invorderingssfeer.

3. De conserverende aanslag

3.1. Algemeen

Voor de belasting verschuldigd door toepassing van

de emigratieheffing kan de aanmerkelijkbelanghou-

der schriftelijk verzoeken om uitstel van betaling in de

vorm van een conserverende aanslag.14 een verzoek is

niet nodig als de aanmerkelijkbelanghouder naar een

andere lidstaat van de eU is geëmigreerd. Hij hoeft dan

evenmin zekerheid tot voldoening van het bedrag van

de conserverende aanslag te verlenen.15 Deze versoe-

pelingen in eU-situaties zijn een gevolg van het reeds

genoemde arrest Hughes de lasteyrie du Saillant van

het HvJ-eG.

Het uitstel is renteloos16 en wordt verleend voor een

periode van tien jaar.17 De tienjaarsperiode vangt aan

op de dag na de vervaldag van de voor de belasting-

aanslag geldende enige of laatste betalingstermijn en

eindigt uiterlijk bij het begin van het tiende kalender-

jaar volgende op het kalenderjaar waarop de belasting-

aanslag betrekking heeft.18 Na het verstrijken van de

tienjaarsperiode wordt de conserverende aanslag op

schriftelijk verzoek door belastingplichtige definitief

kwijtgescholden.19

3.2. Beëindiging uitstel

Als tijdens de tienjaarsperiode zogenoemde ‘verboden

handelingen’ hebben plaatsgevonden in de zin van

art. 25 lid 8 letter a, b en c IW 1990, dan wordt het uit-

stel geheel of gedeeltelijk beëindigd. Van een verboden

handeling is kort gezegd sprake in geval van:

1. Vervreemding van de aandelen;

2. Uitkering van (nagenoeg) alle reserves;

3. Teruggaaf van hetgeen op aandelen is gestort.

3.2.1 Vervreemding van de aandelen

3.2.1.1. Vervreemdingsbegrip

Het uitstel van betaling wordt blijkens art. 25 lid 8 let-

ter a jo. art. 2 lid 3 Uitv.reg. IW 1990 beëindigd als de

aanmerkelijkbelanghouder de ‘geconserveerde’ aan-

delen vervreemdt in de zin van art. 4.12 (reguliere ver-

vreemding) of art. 4.16 lid 1 letter a tot en met g en i, en

lid 2 t/m 4 Wet IB 2001 (fictieve vervreemding). Bij een

gedeeltelijke vervreemding van de aandelen wordt het

uitstel pro rata beëindigd.

Art. 25 lid 8 letter a IW 1990 jo. art. 2 lid 3 Uitv.reg.

IW 1990 spreekt slechts over de vervreemding van de

aandelen. Art. 4.12 Wet IB 2001 noemt echter tevens de

vervreemding van een gedeelte van de in deze aande-

len besloten rechten en plichten. Aangezien deze toe-

voeging voor de aanmerkelijkbelangregeling in feite

overbodig is,20 kan mijns inziens worden aangenomen

dat ook de vervreemding van de in de aandelen beslo-

ten rechten een verboden handeling oplevert. een af-

zonderlijke vermelding is hiervoor niet nodig.

3.2.1.2. Certificering/verlettering/omvormen in cumprefs

Onder andere in het kader van een bedrijfsopvolging

kan het wenselijk zijn om aandelen te certificeren, te

verletteren, dan wel om te vormen in cumulatief pre-

ferente aandelen.

Naar de hoofdregel vormt de certificering een ver-

vreemding voor de aanmerkelijkbelangregeling. In

zijn besluit van 14 november 200021 heeft de staats-

secretaris echter aangegeven onder welke voorwaar-

den de certificering niet als een vervreemding is aan

te merken.

3

11 HvJ-EG 11 maart 2004, zaak 9/02,

BNB 2004/258.

12 Art. 7.6 lid 1 Wet IB 2001.

13 Ingevolge art. 7.6 lid 1 Wet IB

2001 wordt de verkrijgingsprijs

dan ook uitsluitend gesteld op

de waarde in het economische

verkeer als ter zake van de

emigratie vervreemdingsvoorde-

len in aanmerking zijn genomen.

14 Art. 25 lid 8 IW 1990 jo. art. 2 lid 1

Uitv.reg. IW 1990.

15 Art. 2 lid 1 aanhef en letter a

Uitv.reg. IW 1990.

16 Art. 28 lid 2 IW 1990.

17 Art. 26 lid 2 IW 1990.

18 Art. 4 lid 2 jo. art. 2 lid 2 Uitv.

reg. IW 1990.

19 Art. 26 lid 2 IW 1990 jo. art. 4 lid 1

Uitv.reg. IW 1990.

20 Uit de jurisprudentie onder het

oude aanmerkelijkbelangregime

volgde dat vervreemding van

een deel van de rechten van de

aanmerkelijkbelanghouder ook

zonder expliciete wetsbepaling

belastbaar kon zijn. Uit de

wetsgeschiedenis

(MvT, Kamerstukken II 1995/96,

24 761, blz. 77, V-N 1996, blz. 2188)

blijkt dat de expliciete opname

in de wet in 1997 geen wijziging

beoogde van de bestaande

rechtspraak.

21 V-N 2000/53.1.

estate Planner Digitaal 2009/05

Page 4: De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van

Ook de omvorming van gewone aandelen in cumulatief

preferente aandelen en verletteren van aandelen merkt

de staatssecretaris niet aan als een vervreemding als

is voldaan aan de voorwaarden van het besluit van

4 april 2001.22 Het voorgaande heeft naar mijn mening

in gelijke mate te gelden voor de uitstelfaciliteit.

3.2.1.3. Voortzetting uitstel bij vervreemding

Bij een vervreemding in de zin van art. 4.16 lid 1 letter d,

e, f en g Wet IB 2001 kan het uitstel onder voorwaarden

worden voortgezet.23 Tot deze categorie behoren onder

andere de juridische splitsing, de juridische fusie, de

overgang onder algemene titel (overlijden) alsmede de

overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel. De

aandelenfusie vormt een vervreemding in de zin van

art. 4.12 Wet IB 2001 en kwalificeert daarmee niet als

een vervreemding die voor voortzetting van het uit-

stel van betaling in aanmerking komt. Mogelijk is hier

sprake van een strijdigheid met de eG-fusierichtlijn.24

Voorbeeld 1

een aanmerkelijkbelanghouder en zijn gezin (echtge-

note en kind) zijn in 2002 geëmigreerd. Ter zake van

de emigratie is aan de aanmerkelijkbelanghouder een

conserverende aanslag opgelegd van € 1.000.000. In

2008 is de aanmerkelijkbelanghouder overleden. Zijn

aanmerkelijkbelangpakket vererft naar zijn echtge-

note en kind (elk 1/2). Het kind woont inmiddels weer

in Nederland.

Het overlijden van de aanmerkelijkbelanghouder bete-

kent een fictieve vervreemding voor de aanmerkelijk-

belangregeling.25 Op grond van art. 25 lid 8 letter a

IW 1990 jo. art. 2 lid 5 Uitv.reg. IW 1990 wordt het uit-

stel op schriftelijk verzoek voortgezet. Ten aanzien

van de echtgenote en het kind wordt het uitstel dus

voortgezet, ieder voor een bedrag van € 500.000.

3.2.2. Reserves worden (nagenoeg) geheel uitgekeerd

Het uitstel van betaling wordt blijkens art. 25 lid 8 let-

ter b IW 1990 beëindigd als de vennootschap waarin de

aandelen worden gehouden, haar onderneming geheel

of nagenoeg geheel (90%) heeft gestaakt en haar re-

serves geheel of nagenoeg geheel heeft uitgekeerd.

Drijft de vennootschap geen onderneming, dan wordt

het uitstel beëindigd als de vennootschap haar reser-

ves (nagenoeg) geheel heeft uitgekeerd.

Met het gehanteerde criterium van ‘geheel of nage-

noeg geheel uitkeren van de reserves’ is het mogelijk

dat de aanmerkelijkbelanghouder zich binnen de tien-

jaarstermijn van de conserverende aanslag een groot

deel van de reserves kan laten uitkeren zonder gevaar

van invordering van de aanslag en met weinig of geen

Nederlandse belasting.26 Door vervolgens weer te re-

migreren naar Nederland kan de aanmerkelijkbelang-

houder zich bovendien ontdoen van de conserverende

aanslag. Bij remigratie wordt de conserverende aanslag

namelijk met het daarop staande bedrag verminderd27

Voor wat betreft de verkrijgingsprijs van de aandelen

geldt dat geen step-up wordt verleend, aangezien de

aanmerkelijkbelanghouder voorheen in Nederland

heeft gewoond.28 De aanmerkelijkbelanghouder gaat

dus met de historische verkrijgingsprijs door.

Het voorgaande staat in contrast met de vervreem-

ding van aandelen. In dat geval wordt het uitstel van

de conserverende aanslag onmiddellijk (al dan niet pro

rata) beëindigd.

3.2.3. Teruggaaf van hetgeen op aandelen is gestort

Art. 25 lid 8 letter c IW 1990 moet voorkomen dat winst-

reserves in aandelenkapitaal worden omgezet en na

emigratie worden uitgekeerd aan de aandeelhouder. Is

van een teruggaaf van hetgeen op de aandelen is gestort

sprake, dan wordt het uitstel beëindigd.29 Deze bijzon-

dere bepaling zal hier verder onbesproken blijven.

3.3. Kwijtschelding conserverende aanslag

Kwijtschelding van de conserverende aanslag wordt

verleend in de volgende gevallen:

1. Na het verstrijken van de tienjaarstermijn tot het

nog openstaande bedrag;

2. Bedrag dat betrekking heeft op de waardedalingen

van het aanmerkelijk belang na emigratie;

3. Bedrag van de Nederlandse dividend- of inkomsten-

belasting verschuldigd over de reguliere voordelen;

4. In het buitenland geheven belasting over vervreem-

dingsvoordelen.

3.3.1. Verstrijken tienjaarstermijn

Ingevolge art. 26 lid 2 IW 1990 jo. art. 4 Uitv.reg.

IW 1990 wordt de belasting begrepen in de conserve-

rende aanslag op schriftelijk verzoek kwijtgescholden

als het belastinguitstel eindigt door het verstrijken van

tien jaren. De kwijtschelding bedraagt ten hoogste het

bedrag dat op dat moment nog openstaat.

4

22 BNB 2001/308.

23 Art. 25 lid 8 letter a IW 1990

jo. art. 2 lid 4, 5 en 6 Uitv.reg.

IW 1990.

24 Heithuis, ‘(R)emigratie en im-

migratie van aanmerkelijkbelang-

houders onder de Wet IB 2001’,

TFO 2007/147, par. 2.1.1.

25 Art. 4.16 lid 1 letter e Wet IB 2001.

26 Zie ook Peters, ‘De aanmerke-

lijkbelangregeling in internatio-

naal perspectief’, FM 123, blz. 35

(voetnoot 98).

27 Art. 4.25 lid 5 Wet IB 2001 jo.

art. 16 lid 1 jo. lid 5 Uitv.besl.

IB 2001.

28 Art. 4.25 lid 2 Wet IB 2001.

29 Zie tevens art. 2 lid 3 Uitv.reg.

IW 1990.

estate Planner Digitaal 2009/05

Page 5: De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van

Voorbeeld 2

Ten tijde van emigratie van de aanmerkelijkbe-

langhouder bedroeg het vervreemdingsvoordeel

€ 500.000 (verkrijgingsprijs € 20.000). Aan de aan-

merkelijkbelanghouder is een conserverende aanslag

opgelegd voor € 125.000 (25% x € 500.000). Ingevolge

art. 7.6 lid 1 Wet IB 2001 bedraagt de verkrijgingsprijs

van de aandelen na emigratie dan € 520.000.

Na het verstrijken van de tienjaarsperiode wordt de

conserverende aanslag kwijtgescholden. Op grond

van art. 21 lid 1 Uitv.besl. IB 2001 wordt de verkrij-

gingsprijs verlaagd met vier maal het kwijtgeschol-

den bedrag aan belasting. De nieuwe verkrijgingsprijs

bedraagt dus wederom € 20.000. Indien vervolgens

de aandelen met winst worden vervreemd, is het

voordeel op grond van art. 7.5 lid 1 Wet IB 2001 on-

derworpen aan de inkomstenbelasting. Indien de

aanmerkelijkbelanghouder echter in een verdrags-

land woont, kan Nederland niet heffen. In geen enkel

belastingverdrag wordt in deze situatie het heffings-

recht voor een langere periode dan tien jaar aan Ne-

derland toegewezen.

3.3.2. Waardedaling aandelen na emigratie

Naar aanleiding van het arrest van het HvJ-eG in de

zaak Hughes de lasteyrie du Saillant bepaalt art. 26 lid 5

letter a IW 1990 jo. art. 4 lid 1 Uitv.reg. IW 1990 dat als

de waarde van de aandelen is gedaald ten opzichte van

het moment van emigratie, kwijtschelding van belas-

ting kan worden verleend ter grootte van 1/4 van de

waardedaling. Waardedalingen die toerekenbaar zijn

aan een uitkering van winstreserves of teruggaaf van

gestort kapitaal blijven daarbij logischerwijs buiten

beschouwing.

Ingevolge art. 21 lid 1 Uitv.besl. IB 2001 wordt vervolgens

vier maal het bedrag van kwijtschelding in mindering

gebracht op de verkrijgingsprijs van de aandelen.

Voorbeeld 3

een aanmerkelijkbelanghouder emigreert. Het ver-

vreemdingsvoordeel bij emigratie is € 100.000 (ver-

krijgingsprijs € 20.000). De verschuldigde aanmer-

kelijkbelangheffing ad € 25.000 wordt geheven door

middel van een conserverende aanslag, waarvoor uit-

stel van betaling wordt verleend.

De verkrijgingsprijs na emigratie bedraagt € 120.000

(art. 7.6 lid 1 Wet IB 2001). Vervolgens vervreemdt

de aanmerkelijkbelanghouder zijn aandelen voor

€ 100.000, resulterend in een aanmerkelijkbelangver-

lies van € 20.000. Het uitstel van betaling op de con-

serverende aanslag wordt dan beëindigd. Op grond

van art. 26 lid 5 letter a IW 1990 wordt een bedrag van

€ 5.000 (25% van € 120.000 -/- € 100.000) kwijtge-

scholden. Gelijktijdig wordt de verkrijgingsprijs van

de aandelen verlaagd met € 20.000.30 Het aanmerke-

lijkbelangresultaat dat de aanmerkelijkbelanghouder

als buitenlandse belastingplichtige geniet bedraagt

daarmee nihil (€ 100.000 -/- € 100.000).

3.3.3. Nederlandse belasting over reguliere voordelen

Ingeval van een dividenduitkering wordt ingevolge

art. 26 lid 4 IW 1990 jo. art. 4 lid 1 Uitv.reg. IW 1990 de

conserverende aanslag verminderd met het bedrag van

de verschuldigde dividendbelasting (lees 15%). Bedraagt

de in Nederland verschuldigde inkomstenbelasting over

het dividend echter meer dan 15%, dan mag uitgegaan

worden van de gecumuleerde belasting. In verdragssitu-

aties zal daarvan niet snel sprake zijn. In de regel zal het

woonland over het dividend eveneens inkomstenbelas-

ting heffen bij de aanmerkelijkbelanghouder. Deze be-

lasting mag echter niet in mindering worden gebracht

op het bedrag van de conserverende aanslag.

Voorbeeld 4

Ten tijde van de emigratie bedraagt de waarde van

het aandelenpakket van de aanmerkelijkbelang-

houder € 2.100.000. De verkrijgingsprijs bedraagt

€ 100.000. De aanmerkelijkbelanghouder krijgt dus

een conserverende aanslag opgelegd voor een bedrag

van € 500.000 (25% x € 2.000.000). De verkrijgings-

prijs van zijn aandelen bedraagt vanaf dat moment

€ 2.100.000.31

Vervolgens keert de vennootschap een dividend uit

van € 1.800.000 (< 90% van de reserves). ervan uit-

gaande dat een OeSO-conform belastingverdrag van

toepassing is, mag Nederland 15% belasting inhou-

den op het dividend, in totaal dus € 270.000.

Stel dat het woonland – onder verrekening van de

Nederlandse belasting – 40% belasting heft over het

dividend, dan zal aanmerkelijkbelanghouder dus nog

eens € 450.000 belasting zijn verschuldigd.

Hoewel in totaal dus € 720.000 aan belasting is

5

30 Art. 21 lid 1 Uitv.besl. IB 2001.

31 Art. 7.6 lid 1 Wet IB 2001.

estate Planner Digitaal 2009/05

Page 6: De emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders · 2010. 1. 26. · in vennootschappen die in het buitenland zijn geves-tigd, vallen dus buiten het heffingsbereik. Is sprake van

betaald, mag de aanmerkelijkbelanghouder slechts

€ 270.000 in mindering brengen op zijn conserve-

rende aanslag. Deze bedraagt dan € 230.000.

Op grond van art. 21 lid 1 Uitv.besl. IB 2001 dient de

verkrijgingsprijs van de aandelen ad € 2.100.000 te

worden verminderd met vier maal het kwijtgescholden

bedrag aan belasting. De nieuwe verkrijgingsprijs be-

draagt dus € 1.020.000 (€ 2.100.000 -/- € 1.080.000).

Deze verkrijgingsprijs bevreemdt omdat – door de

dividenduitkering van € 1.800.000 – de werkelijke

waarde van de aandelen nog maar € 300.000 is. De

verkrijgingsprijs is met andere woorden € 720.000

te hoog. Oorzaak hiervoor is dat de verlaging van de

verkrijgingsprijs wordt berekend door uit te gaan van

vier maal het kwijtgescholden bedrag aan belasting.

Indien uitsluitend 15% dividendbelasting kan worden

geheven, wordt de verkrijgingsprijs dus slechts met

60% (in plaats van met 100%) verlaagd van het be-

drag van de dividenduitkering.

Verkoopt de aanmerkelijkbelanghouder zijn aandelen

vervolgens voor de resterende waarde van € 300.000

binnen de tienjaarstermijn, dan dient het restant-

bedrag van de conserverende aanslag ad € 230.000

alsnog volledig te worden betaald. Daar staat ech-

ter tegenover dat de aanmerkelijkbelanghouder een

aanmerkelijkbelangverlies realiseert van € 720.000.

Indien op grond van het verdrag het heffingsrecht

aan Nederland is toegewezen, kan dit verlies in aan-

merking worden genomen.

3.3.4. Buitenlandse belasting over vervreemdings-

voordeel

Art. 26 lid 5 letter b IW 1990 jo. art. 4 lid 1 Uitv.reg.

IW 1990 verleent een kwijtschelding indien ingevolge de

Belastingregeling voor het Koninkrijk (BrK) of een be-

lastingverdrag het heffingsrecht over de vervreemding

van de aandelen wordt toegewezen aan het woonland.

Kwijtschelding wordt dan verleend voor het bedrag

van de in het buitenland feitelijk geheven belasting.

Het bedrag aan kwijtschelding bedraagt niet meer dan

het bedrag van de belasting waarvoor ter zake van de

aandelen nog uitstel van betaling is verleend. Hoewel

dit uit de wettekst niet volgt, blijkt uit de wetgeschie-

denis32 dat de kwijtschelding niet plaatsvindt voor dat

gedeelte van de buitenlandse belasting dat verband

houdt met de waardeaangroei na emigratie.

Voorbeeld 5

Bij emigratie bedraagt het vervreemdingsvoordeel

€ 100.000 (verkrijgingsprijs € 20.000). Ter zake

wordt een conserverende aanslag opgelegd van

€ 25.000. Zes jaar na emigratie verkoopt de aanmer-

kelijkbelanghouder zijn aandelen voor € 320.000. De

aanmerkelijkbelanghouder is in het woonland over

het voordeel 10% belasting verschuldigd, in totaal

derhalve € 30.000. Hiervan ziet € 10.000 op het ver-

vreemdingsvoordeel ten tijde van de emigratie. Ter

zake van de conserverende aanslag wordt kwijtschel-

ding verleend voor € 10.000.

4. ConclusieIn deze bijdrage zijn enige aspecten behandeld van de

emigratieheffing voor aanmerkelijkbelanghouders. Hoe-

wel Nederland met deze regeling beoogt de aanmerke-

lijkbelangclaim die is ontstaan tijdens de Nederlandse

periode veilig te stellen, zal het tot een daadwerkelijke

afrekening van deze claim niet hoeven te komen. ener-

zijds omdat de uitstelregeling voorziet in een volledige

kwijtschelding na tien jaar in combinatie met de onmo-

gelijkheid op grond van de Nederlandse verdragen om

na deze periode te heffen over vervreemdingsvoordelen

op aandelen. Anderzijds biedt de uitstelregeling moge-

lijkheden om ook binnen de tienjaarsperiode de Neder-

landse belastingclaim te reduceren. 32 Nota naar aanleiding van het

verslag van de Tweede Kamer van

wetsvoorstel 24 761, V-N 1996,

blz. 3784.

6 estate Planner Digitaal 2009/05