De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen...

36
Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten www.iec-iab.be | Nr. 1 / 2011 AFGIFTEKANTOOR: 3000 LEUVEN I P608443 – IEC-IAB E. JACQMAINLAAN 135/2 – BE-1000 BRUSSEL De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening Economie 2011: het jaar van de economische kentering Fiscaliteit De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Fiscaliteit Richtlijn over de administratieve samenwerking en het einde van het bankgeheim Trends Vermogenskadaster op komst?

Transcript of De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen...

Page 1: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

Driemaandelijks tijdschrift van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten www.iec-iab.be | Nr. 1 / 2011

AF

GIF

TE

KA

NT

OO

R:

30

00

LE

UV

EN

IP

60

84

43

– I

EC

-IA

BE

. JA

Cq

mA

INL

AA

N 1

35

/2 –

BE

-10

00

BR

US

SE

L De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening

Economie2011: het jaar van de economische kentering

FiscaliteitDe fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen

FiscaliteitRichtlijn over de administratieve samenwerking en het einde van het bankgeheim

TrendsVermogenskadaster op komst?

Page 2: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

Accountancy&Tax

Driemaandelijks tijdschrift van het IABnr. 1 / 2011

ADmINISTRATIE EN REDACTIE

IAB, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 BrusselTel.: +32 2 543 74 90 – Fax: +32 2 543 74 91E-mail: [email protected]

REDACTIECOÖRDINATOR

M. TilmantE-mail: [email protected]

REDACTIECOmITÉ

E. Basso, A. Bert, J. Colson, J. De Blay, A. Faljaoui, S. Ghilain, N. Hormans, C. Janssens, J.-L. Kilesse, R. Lassaux, E. Steghers, M. Tilmant, B. Vanderstichelen, K. Vandriessche

UITGEVERS

Intersentia, Groenstraat 31, 2640 Mortselwww.intersentia.beAnthemis, Chemin du Cyclotron 6, 1348 Louvain-la-Neuvewww.anthemis.be

ILLUSTRATOR COVER

Rosemarie De Vos

VERANTWOORDELIJKE UITGEVER

A. Bert, Emile Jacqmainlaan 135/2, 1000 Brussel

ISSN 1375-9876

mEDEDELING VOOR DE LEZERS

De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en mening van auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB)Opgericht bij Wetten van 21 februari 1985 en 22 april 1999

UITVOEREND COmITÉ

Voorzitter: A. BertOndervoorzitter: B. VanderstichelenSecretaris-penningmeester: J. De BlaySecretaris: J.-L. KilesseLeden: E. Degrève, B. Van Coile

RAAD

Voorzitter: A. BertOndervoorzitter: B. VanderstichelenLeden: J. Baeten, L. Ceulemans, M. Claes, C. Cloquet, J. De Blay, E. Degrève, J.-G. Didier, J. Hellin, J.-L. Kilesse, F. Schelfhaut, S. Troonbeeckx, B. Van Coile

ALGEmEEN DIRECTEUR

E. Steghers

Inhoud EditoriaalDe geschiedenis herhaalt zich

Economie2011: het jaar van de economische kenteringBruno Colmant

FiscaliteitDe fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingenPierre-François Coppens

FiscaliteitRichtlijn over de administratieve samenwerking en het einde van het bankgeheimJean-Marie Cougnon

TrendsVermogenskadaster op komst?Amid Faljaoui

IAB in ’t kort

Wetgeving

IAB-info flashback

Vakliteratuur

3

4

10

22

28

30

30

32

34

Page 3: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

3 2 011/ 1

E D I T O R I A A L

De geschiedenis herhaalt zich

e geschiedenis herhaalt zich en soms vrij snel. In 2007 volgden na de verkiezingen bij het IAB de parlementsverkiezingen van juni. Toen dienden we te wachten tot begin 2008 om onze desiderata te kunnen overmaken aan de

bevoegde ministers. Ook na de verkiezingen bij het IAB in 2010 volgden parlementsverkiezingen in juni, en hebben we nog steeds geen regering.

Toch wanhopen we niet. In de vorige legislatuur zijn we erin geslaagd om via wetgevende initiatieven een aantal zaken te realiseren met onze bevoegde ministers. Maar er is meer. Als accountant en belastingconsulent voelen wij de polsslag van de ondernemingen, analyseren wij de econo-mische evolutie en zijn wij betrokken bij het personeelsbe-leid of de sociale ontwikkeling binnen de ondernemingen. Omdat de overheid in ons staatsbestel vaak een bepalende rol speelt in deze domeinen, is het van het grootste belang een regering met volle bevoegdheid te hebben. Wij kun-nen ons dan ook aansluiten bij de actoren uit de economi-sche en ondernemingwereld die het noodzakelijk achten dat binnen afzienbare tijd een regering kan worden ge-vormd.

Als u dit leest, dan is onze rondtoer door de provincies reeds van start gegaan. Naar analogie met het initiatief van 2009, komt de Raad naar de leden met onmisbare informa-tie over de evolutie van de wetgeving die ons aanbelangt, over het beleid dat de Raad voor ogen heeft, over nieuwe tools die werden uitgewerkt, over de regelgeving betreffende de beroepsuitoefening en over technische evoluties inzake de relatie met de overheid, meer in het bijzonder met de FOD Financiën. In laatste instantie en na het vastleggen van het programma van de lokale informatiesessies kregen wij

het aanbod van deze diensten om toelichtingen te verstrek-ken over Biztax, het nieuwe platform voor het indienen van de aangiften van de vennootschapsbelasting gebaseerd op de XBRL-taxonomie. Gezien het belang voor onze leden, hebben wij deze uiteenzetting opgenomen in het program-ma. Aldus kan u nagenoeg in première de uitleg krijgen over het concept, de toepassing en de finaliteit van deze metho-diek en technologie. Het is een opportuniteit om de infor-matie uit eerste hand en op tijd te kunnen ontvangen, om u zo te kunnen voorbereiden op de elektronische indiening van de vennootschapsaangiften.

De samenwerking in het kader van de lokale informatie-sessies onderstreept de goede relatie van het Instituut met de FOD Financiën, waardoor wij ook problemen kunnen aan-geven en oplossingen vinden wanneer de techniek faalt of wanneer de systemen overbelast zijn. Op die manier hopen wij ook dat een oplossing kan worden gevonden om MyM-infinPro toegankelijker te maken, zodat dit ook kan uitgroei-en tot een succesverhaal inzake de toegang tot het fiscale dossier van de cliënten. Dit is trouwens in het voordeel van de beroepsbeoefenaar die toegang heeft tot de correcte infor-matie zonder de cliënt ermee te belasten, en van de adminis-tratie die correcte aangiften en antwoorden bekomt.

We zouden verheugd zijn u te mogen begroeten op een van de sessies van onze rondtoer. Directe communicatie is efficiënter dan welke andere manier ook en de informatie die wij verstrekken is van onmiddellijk nut. Wij zijn ervan overtuigd dat deze informatiesessies een meerwaarde bete-kenen. U kan zich nog inschrijven voor de latere sessies. Wij hopen u alvast te mogen begroeten. •

André Bert, Voorzitter

D

Page 4: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

4 2 011/ 1

2011: het jaar van de economische ken teringBruno ColmantDoctor in de Bedrijfswetenschappen (ULB)Professor aan de UCL, Vlerick Management School, en de Université de GenèveLid van de Koninklijke Academie van België

2011 is een opmerkelijk jaar, want het vormt de overgang tussen twee perioden. Het ligt op het keerpunt van de diepe financiële crisis die in september 2008 begon, en bij de aanvang van een verregaande economische ommekeer, de mondialisering. In dit artikel proberen we de scenario’s voor de komende jaren uiteen te zetten. Wij hebben de indruk dat de Europese economie, en zeker de Belgische, uiterst kwetsbaar zal zijn.

Die toestand is, althans gedeeltelijk, te wijten aan de verplaatsing van het brandpunt van de groei en de bevolkingstoename naar het oosten. De crisis luidt het einde in van bepaalde strategische evenwichten en tevens de teloorgang van de westerse hegemonie.

Een onhoudbare overheidsschuld

Maar de geografische verschuiving van de economie ver-klaart niet alles: de Europese modellen, gebaseerd op de ver-zorgingsstaat en hechte sociale vangnetten, hebben geleid tot staten die kreunen onder een schuldenlast die in vredes-tijd tot ongeziene hoogten is geklommen.

Bovendien is die overheidsschuld recent nog toegeno-men, want door de crisis en de economische stabilisatie-maatregelen, werd een deel van de privéschuld naar de overheidssector overgeheveld. Ook dat kan echter niet alles verklaren, verre van. De Europese staten hebben een sociaal beleid gefinancierd zonder tijdig bijdragen te heffen. Die si-tuatie zal leiden tot een lange economische stagnatie, die zo lang zal duren als de tijd die onze economieën nodig heb-ben om over te schakelen naar het sociaal model van meer concurrentiële economieën.

Voor het overige maakten zowel Europa als de Verenigde Staten een groeiperiode door, die toe te schrijven is aan een combinatie van drie factoren: overvloedig krediet tegen lage rentevoeten, de achteruitgang van het individueel sparen en een toevloed aan buitenlandse goederen tegen lage prij-zen, wat onder meer heeft geleid tot een aanzienlijke indus-triële delokalisatie. Maar Europa, dat minder veerkrachtig is dan de Verenigde Staten en op rigidere sociale systemen steunt, zit dieper in de problemen.

Een akelige politieke kortzichtigheid

Het sociaal-economisch paradigma dat sinds de oliecrisis van de jaren 70 in onze Europese economieën geldt, heeft zijn grenzen bereikt. Het moet grondig worden hervormd en worden geconfronteerd met de dubbelzinnigheden die het zelf heeft doen ontstaan.

E C O N O m I E

Page 5: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

5 2 011/ 1

E C O N O m I E

In plaats van de arbeidsmarkt concurrentieel te maken, de tewerkstelling van de werknemers te stimuleren en ze te be-geleiden om de structurele veranderingen van de economie te overbruggen, werd net het omgekeerde gedaan: de Euro-pese regeringen hebben de vastheid van de betrekkingen broos gemaakt, de stabiliteit versterkt en getracht ons ervan te overtuigen dat passief afwachten ons tegen de aanpas-singen van de economie zou beschermen.

In plaats van oog te hebben voor de toekomst en verande-ringen, heeft onze samenleving zich in het verleden veran-kerd. In een autarkische economie had zoiets kunnen wer-ken. Maar een dergelijke gok wagen, is onverklaarbaar in een wereld die, op technologisch gebied, de laatste 30 jaar sneller is geëvolueerd dan alle vorige millennia samen. Het einde van de twintigste eeuw staat voor het einde van een econo-mie met overheidskrediet.

Is de explosie van de overheidsschuld zelf een financiële zeepbel? Zeker weten. Alle zeepbellen worden gekenmerkt door hetzelfde attribuut: overmatige schulden, hetgeen men het hefboomeffect noemt. Het hefboomeffect komt neer op overmatig lenen, zodat de waarde van de activa kunstmatig wordt opgeblazen tot ze een zeepbel vormen. Op een bepaald moment komt het zover dat de zeepbel uit-eenspat. En wanneer ze uiteenspat, zitten we met een crash. Dan is het de vraag welk actief het slachtoffer wordt van de door de overheidsschuld veroorzaakte zeepbel. Het ant-woord is eenvoudig: onze welvaart. Of beter, de welvaart van de komende generaties. Wij hebben het financiële com-fort van de volgende generaties verpand. De kost van deze geleende welvaart was vaag en veraf. Maar vandaag wordt ze zeer duidelijk.

De schuld is ontstaan in de jaren 70, dertig jaar vóór de subprimes. Toen we, ten tijde van de eerste oliecrisissen, be-vrijd waren van het monetair keurslijf van de naoorlogse akkoorden, trachtten de Europese regeringen de verande-ring van onze economieën te camoufleren met sociale trans-fers, staatssteun en andere economische steunmaatregelen. Op dat ogenblik had Europa 30 jaar groei achter de rug, ge-baseerd op de wederopbouw en het Marshall-plan.

In dezelfde jaren 70 werd ook een noodzakelijk (maar duur) sociaal vangnet uitgebouwd, met inbegrip van een voordelige pensioenregeling. Maar dat sociale bouwwerk werd op slechte funderingen opgetrokken. In plaats van de bijdragen van elke burger stelselmatig te individualiseren,

heeft men niet alleen het systeem gecollectiviseerd, maar ook de financiering uitgesteld.

Dat had kunnen werken mits twee voorwaarden werden vervuld.

De eerste voorwaarde was een positieve economische en demografische groei. De tweede voorwaarde was een sta-biele levensverwachting. Maar de laatste 30 jaar is alles ver-anderd: de ene economische crisis volgde de andere op, de bevolking is vergrijsd en de levensverwachting overstijgt zelfs de verwachtingen.

Door koudwatervrees is de verzorgingsstaat een reusachti-ge financiële weldoener geworden, wat heeft geleid tot een astronomische toename van de overheidsschuld. Zelfs nog erger: in plaats van de economische stimulering te bevorde-ren, heeft de verzorgingsstaat een renteniersmodel inge-steld.

Dat wil niet zeggen dat ons sociaal model, bestemd om de meestbehoevenden te steunen, slecht is. Integendeel: het draagt het Europees humanisme uit. Maar de economische stabilisatiemaatregelen, bestemd om conjunctuurschokken op te vangen, bieden inmiddels onderdak aan de hele eco-nomie.

Een stagflatie-scenario

Het scenario dat wij in aanmerking nemen is dat van de stagflatie, met name een combinatie van economische stag-natie, beïnvloed door voortdurende werkloosheid, en infla-tie, die we nu al zien aankomen.

In plaats van oog te hebben voor de toekomst en veranderingen, heeft onze samenleving zich in het verleden verankerd

Page 6: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

6 2 011/ 1

Het effect van de stagnatie zal voornamelijk tot uiting komen door structurele werkloosheid. Naast het waar-neembare effect van de pensionering van een groot deel van de babyboomers (wat niets anders is dan een overheve-ling van het probleem van hun inkomsten naar de over-heid), houdt de werkloosheid verband met verschillende fenomenen: het wegtrekken van de industrie, niet-aange-past onderwijs, uitputting van het model “groei door schuld”, gebrek aan flexibiliteit van de arbeidsmarkt en vooral de onverschilligheid van de Europese Gemeenschap-pen, die de verplaatsing van de groeipolen nog niet goed hebben ingeschat.

Een monetaire inflatie

Maar waarom denken wij aan stagnatie en inflatie (op ter-mijn) terwijl tal van economen deflatie voorspellen? Omdat het ons voorkomt dat het drukken van geld ex nihilo, (met biljetten die slechts vorderingen op andere biljetten zijn), zoals de nationale banken doen, neerkomt op het trekken van een wissel op de toekomst, waarvan de terugbetaling onzeker zal worden.

Het lijdt geen twijfel dat de staten en de centrale banken momenteel bezig zijn met een monetisatie van de over-heidsschuld met als tegenhanger het scheppen van te veel geld en uitgestelde inflatie.

De recente maatregelen van de centrale banken maskeren dus een aanzienlijke uitgestelde inflatie, waarvan één van de symptomen het “opzwellen” van de monetaire injecties en van de balansen van de centrale banken is.

Er worden nieuwe bellen geblazen, ongetwijfeld nog om-vangrijker dan die van 2001 en 2008. Het financiële systeem is trouwens meer in gevaar dan in het begin van de crisis, maar zonder verweermiddelen. Wij vermoeden dat het ein-de van de crisis (veroorzaakt door goedkoop krediet en een expansionistisch monetair beleid) de eigen oorzaken ervan zal vereenvoudigen. De huidige situatie leidt trouwens tot de “herovering” van de geldcreatie en de onafhankelijkheid van de centrale banken door de regeringen.

Te hoge financiële injectie

De economische geschiedenis leert ons trouwens dat geld dat in crisistijd wordt gecreëerd, nooit is opgebruikt als de toestand weer stabiel is. De reden daarvoor is dat de

opslorping van de liquide middelen gepaard moet gaan met een inkrimping van de sociale transfers, wat tot onrust en sociale spanningen kan leiden. Inflatie is dus een lap-middel om sociale spanningen te vermijden. Daarenboven brengen de staten zich nooit op lange termijn in een toe-stand van monetaire zwakte en afhankelijkheid.

Hoe kunnen we dan aannemen dat het verschil tussen de monetaire injecties en de realiteit van de productie-econo-mie niet tot een inflatie zal leiden die even onverwacht als erg zou kunnen zijn? Die massieve inflatie zal een factor zijn van het weer in evenwicht brengen van de schulden en dus van de financiële tegenstellingen tussen de generaties. In dit perspectief mogen we niet vergeten dat ook de private schuld als lapmiddel voor de inkomstengroei heeft ge-diend.

Misschien moeten we de inflatie dan ook zien als de beste uitweg uit de crisis en ons erop voorbereiden, via de ermee verbandhoudende modaliteiten (zoals de herziening van de loonindexering die onvermijdelijk zal moeten gebeuren) en de omvang ervan. Om te vermijden dat de inflatie afglijdt naar een hyperinflatie, door er overdreven op te anticipe-ren, zou een inflatie van 5 % tot 8 % moeten worden voor-zien. Het verlies van het vertrouwen in de valuta zou im-mers veel erger zijn, waarbij inflatie slechts een mindere kwaal is.

Een deflatie die wordt overwonnen door haar eigen remedie

Hoewel de deflatie, en de valstrik van de liquiditeit, stel-selmatig als dominante economische scenario’s van de hand worden gewezen, zullen sommigen naar voren brengen dat dit niet betekent dat automatisch het omgekeerde scenario, met name de inflatie, van toepassing is. Sommige econo-men hebben het trouwens over ‘stag-deflatie’ in plaats van over stagflatie.

E C O N O m I E

Wij hebben het financiële comfort van de volgende generaties verpand

Page 7: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

7 2 011/ 1

E C O N O m I E

Verschillende elementen pleiten trouwens veeleer voor economische zwakheid dan voor inflatie. Die factoren zijn de vergrijzing van de bevolking (en de terugloop van de marginale toename ervan, alleszins in de ontwikkelde lan-den), een zwakke productiviteit, budgettaire problemen van de staten en de afwezigheid van grote gewapende conflic-ten. Voorts zien we dat de crisis resulteert in een negatieve groei in de ontwikkelde landen waar weinig wordt gespaard, wat niet voor inflatie pleit.

Sommige economen sluiten het gevaar voor inflatie zelfs helemaal uit, omdat inflatie slechts zou kunnen worden veroorzaakt door loonsverhogingen of prijsstijgingen van de grondstoffen. Maar in het Westen is de tewerkstelling niet volledig en wordt de productiecapaciteit structureel on-derbenut. Dat zou veeleer moeten leiden tot een daling van de lonen en tot structurele werkloosheid, in plaats van tot inflatie. Ook inflatie door de grondstoffen lijkt voor som-migen veraf, omdat de internationale handel beperkt blijft en het protectionisme geen multilaterale handel nood-zaakt.

Sommigen spreken zelfs van een scenario op zijn Japans, want als men bij verminderde tewerkstelling het geldaan-bod verhoogt, werkt men de inflatie tegen. Maar wij gelo-ven daar niet in. Behalve het feit dat Japan geografisch en sociaal gesproken niet vergelijkbaar is, zullen de Europese regeringen tegen elke prijs de deflatie bestrijden door geld in de economie te pompen, desnoods door inflatie op te wekken. Daarenboven is, bijvoorbeeld, de Belgische econo-mie niet deflatoir: het inflatiepercentage bedraagt 3 %.

Wij zien daarentegen andere factoren die bijdragen tot in-flatie: het opgeven van het cashgeld en het algemeen ver-spreid beleid tot creatie van gedematerialiseerd giraal geld, de strijd voor het behoud van de interne consumptie en het zeldzaam worden van de grondstoffen, wat veeleer absoluut dan relatief moet worden begrepen.

De vergrijzing van de bevolking is trouwens een factor die de consumptie vermindert, maar het is mogelijk dat het drukken van geld, voornamelijk in de ontwikkelde en vergrijzende economieën, door de inflatie net zal leiden tot een vermindering van de koopkracht. Wij menen met andere woorden dat de monetisatie van de astronomisch stijgende overheidsschuld onvermijdelijk zal leiden tot een waardevermindering van het geld, en dus tot inflatie.

Wij zouden ons trouwens, nogal cynisch, kunnen afvra-gen of de staten geen dubbele berekening hebben gemaakt, namelijk de rentevoeten zo laag mogelijk laten zakken om hun schulden te kunnen herfinancieren tegen uitzonderlij-ke voorwaarden en ze bij de centrale banken te laten verdis-conteren, waarna dezelfde schulden door de inflatie worden afgewaardeerd en/of ze tegen voordelige voorwaarden kun-nen worden overgenomen.

De macht van de markt

De leidraad voor de komende jaren is een scherp inzicht in de enorme macht van de markt en de noodzakelijke flexi-biliteit van de arbeidskrachten, met name de (intellectuele, geografische, enz.) inzetbaarheid en mobiliteit van de ac-tieve bevolking.

Zelfs als de staten machtiger worden, inzonderheid door de “herovering” van geldcreatie, heeft de crisis de rol van de staat geenszins gerehabiliteerd, aangezien het net de over-heidsschuld is die de volgende economische crisissen zal beïnvloeden. Het Europees overheidsbeleid van de laatste 30 jaar heeft op twee niveaus zijn grenzen bereikt: het heeft de competitiviteit in slaap gewiegd en laat voortaan het ri-sico op overheidstekorten wegen.

De oplossing zal in een aanvaarding van de marktecono-mie liggen en van de wisselvalligheid waarmee deze gepaard gaat. Dergelijke overgang zal misschien gepaard gaan met sociale onlusten en weerstand van de jongste generatie, om-dat de babyboomers hun toekomstige welvaart hebben op-gesoupeerd.

De Europese regeringen zullen binnen afzienbare tijd een standpunt moeten innemen over de conjuncturele toe-stand, met als eventueel ongewenst effect een opdeling van Europa, op monetair en sociaal vlak.

Het risico op sociaal oproer is reëel, want het kapitaal van de nieuwe generaties is opgebruikt vóór het bestaat. De

De verzorgingsstaat zal een bankierstaat worden

Page 8: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

8 2 011/ 1

E C O N O m I E

jeugd, die zich uitsluitend op de toekomst zou moeten rich-ten, is de slaaf van het verleden geworden. De onderwer-ping van de jeugd aan de schuld van de vorige generaties zal de band tussen de generaties dus aantasten, met vooruit-zichten die wij als rampzalig inschatten. Bovendien zullen de integratieproblemen van de jongeren gepaard gaan met zware problemen ingevolge de immigratie met zeer diverse culturele en religieuze achtergronden.

Eén zaak staat vast: de komende generaties zullen niet meer aanvaarden dat het land wordt geregeerd met dezelfde reflexen als deze die in de jaren 70 golden.

Een perceptie van het mens-zijn

Er moeten andere reflexen tot uiting komen, die betrek-king hebben op de mens en het mens-zijn. De westerse we-reld is misschien niet meer in staat om, door eenzelfde ge-neratie, een nieuwe financiële crisis zoals die van 2008-2011 te laten dragen.

De mondialisering, die zelf een aspect is van het multila-teralisme, werd verward met het koloniaal tijdperk. De mondialisering is een ommekeer van de wereldorde en een buitenbezitstelling van het Westen. Een bevolkingstoename zal schaarste doen ontstaan.

De mondialisering is de overgang van een diensteneco-nomie naar digitale kennisnetwerken. In dergelijke omge-ving zijn inventiviteit en vooruitgang niet meer geografisch gebonden. In de primaire en industriële sectoren zijn de mensen voortaan mobiel. In de tertiaire sector, daarente-gen, die in het Westen de meeste werknemers tewerkstelt, vormt de op het internet gebaseerde kennismaatschappij, een overbrugging voor de verminderde mobiliteit van de mens.

De doorstroming van informatie vervangt de geografische verplaatsing: in plaats van zich te verplaatsen om een werk uit te voeren, kunnen mensen zelf informatie ophalen. De recente gebeurtenissen kondigen de onderdompeling in een volatieler, want ogenblikkelijk geïnformeerd, universum aan. Dat is de leerschool voor de geheimen van de markt-

economie. De volgende inkrimpingen en expansies van de conjunctuur zullen schokkender en volatieler zijn.

De geur van de avondstond en de hoop van de dageraad

Zonder mondiale bewustwording en samenwerking zal de uitbarsting van de komende jaren, naar ons gevoel, het ef-fect van een schrapnel hebben. De ontstekers ervan zijn ge-kend: een onoplosbare staatsschuld, gekoppeld aan astro-nomische tekorten en een gebrek aan structurele groei, een ongebreidelde monetaire expansie die, wegens de hoge structurele werkloosheid, de vraag niet kan stimuleren, ge-vaar voor zware inflatie op grond van valuta, voeding en energie, concurrentiële devaluaties die de zwakte van de dollar, en zelfs de verbrokkeling ervan bevestigen, en een veralgemeende afbouw van de industrie in het westen, die tot protectionisme zal leiden.

De verzorgingsstaat zal een bankierstaat worden die, na de plaatsing van de financiële sector onder naar collectivering neigende voogdij, dankzij de inflatie de ontwaarding van het eigen geld zal organiseren om de schulden terug te beta-len, ten nadele van de degenen die de gerechtigden waren. De staat zal ook de eigen sociale systemen moeten afbreken en opnieuw opbouwen.

Onze samenleving zal een grondige wijziging doormaken, die gevolgen zal hebben voor onze collectieve waarden. Want, behalve het aannemen van een model, dringt één feit zich op tegen hetzelfde ritme als de verdwijning van de ho-gere referentiestelsels: het vertrouwen in het individu en dus zijn verantwoordelijkheid als deelnemer aan de markt-economie zal overheersen. Dit brengt ons bij één van de grote uitdagingen van onze westerse samenleving: de verde-ling van de rijkdom, met name het op elkaar afstemmen van de privébelangen en de sociale voordelen.

Maar hoewel de markteconomie de natuurlijke orde, of zelfs de absolute realiteit van onze westerse samenleving is, zal ze slechts overleven als ze sociaal en herverdelend is. In de politieke debatten zal de sociale orde dus een cruciaal gegeven zijn. •

Page 9: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

9 2 011/ 1

17.30 u. Ontvangst

Deel 1– Welkomstwoord– Actieplan 2011 – 2013: de toekomst van ons beroep– Nieuwe wettelijke bepalingen en reglementeringen:

• Organisatievanhetkantoorinhetkadervandenieuwe antiwitwaswetgeving

• Openstellingvanhetaandeelhouderschapvanonzevennootschappen

– Biztax:Aangiftevennootschapsbelastingviainternet

– Handleiding “Organisatie van de kantoren en procedures” en kwaliteitstoetsing

– Vraag en anwoord

Pauze

Deel 2– Permanente vorming als meerwaarde voor uw

beroep– Website: een bron van professionele informatie– Professioneletoolsterbeschikkingvandeleden– Financieel-economischerisico’sin2011-2012– Vraag en antwoord– Slotwoord van de voorzitter/ondervoorzitter

21.50 u. Cocktail

01/03: Luik – 03/03: Brussel (Franstalige sessie) – 15/03: Brussel (Nederlandstalige sessie) – 22/03: Antwerpen – 24/03: Hasselt – 05/04: Gent – 03/05: Namen – 05/05: Kortrijk – 10/05: Bergen – 12/05: Sint-Katelijne Waver – 17/05: Louvain-La-Neuve

Het Instituut komt naar u toe!Mis deze unieke gelegenheid niet:

reserveer nu uw plaats via de IAB-website (www.iec-iab.be / Leden en stagiairs / rubriek ‘Focus’).

LOKALE INFORMATIESESSIES 2011 – PROGRAMMA

Page 10: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François
Page 11: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

11 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingenPierre-François CoppensBelastingconsulent BDOJuristLector aan de Ulg, de Ucl en de FUCaM

A. De voornaamste fiscale principes van toepassing op vennootschappen in vereffening

Artikel 183, § 1 W.Venn. bepaalt: “Een vennootschap wordt na ontbinding geacht voort te bestaan voor haar ver-effening”. De oorzaken van ontbinding die worden opge-somd in het vennootschapsrecht, zijn de vrijwillige ontbin-ding (die voortvloeit uit een beslissing van de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders of vennoten), de ontbinding van rechtswege (door het verstrijken van de sta-tutaire termijn indien de duur van de vennootschap niet onbeperkt is), of de gerechtelijke ontbinding (die wordt uit-gesproken wanneer het nettoactief van de vennootschap tot onder het minimumbedrag van het kapitaal daalt, in geval van aanhoudende niet-neerlegging van de jaarrekening, of nog, om wettige redenen). Een ontbonden vennootschap verdwijnt daarom nog niet. Ze blijft bestaan na haar ont-binding, zij het met als enig doel zich te vereffenen, dat wil zeggen, alle verrichtingen te doen die strekken tot de te-geldemaking van de activa om de schuldeisers terug te beta-len en, indien mogelijk, een eventueel overschot aan de aandeelhouders of vennoten terug te geven.

De vereffeningen worden, fiscaal gezien, voornamelijk geregeld door twee bepalingen: artikel 208 en 209 WIB. Artikel 208 WIB handelt over het fiscale regime van een

vennootschap in vereffening en stelt dat ze volgens de be-palingen van artikelen 183 tot 207 WIB, die de belastbare grondslag van elke vennootschap vastleggen, onderworpen blijft aan de vennootschapsbelasting.

Artikel 209 WIB regelt op zijn beurt de verdeling van de gelden aan de aandeelhouders of vennoten. Het definieert eerst en vooral wat men moet verstaan onder “liquidatiebo-nus” en hoe deze fiscaal moet worden behandeld. De liqui-datiebonus is het bedrag dat bovenop het gerevaloriseerde gestorte kapitaal wordt uitgekeerd. Dat “overschot” wordt gelijkgesteld met een dividend. Sedert de Wet van 24 de-cember 2002 is de liquidatiebonus onderworpen aan 10 % roerende voorheffing. Het gedeelte van de verdelingen dat het gestorte (gerevaloriseerde) kapitaal niet overschrijdt daarentegen, is niet belastbaar, wat ook logisch is vermits het louter gaat om de terugbetaling van de inleg door de aandeelhouders.

Vervolgens bepaalt artikel 209 WIB de volgorde van de verdelingen: de uitgekeerde bedragen worden geacht voort te komen, ten eerste, van het gestorte kapitaal, daarna van de belaste reserves en ten slotte van de vrijgestelde reserves. Dat betekent dat er pas sprake is van een liquidatiebonus en dus gelijkstelling met een dividend (en inhouding van roe-rende voorheffing) vanaf het ogenblik dat de verdeling het

Page 12: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

12 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

gestorte kapitaal overschrijdt en betrekking heeft op de (be-laste en vrijgestelde) reserves van de vennootschap. De ven-nootschap in vereffening zal echter enkel worden belast wanneer de verdeling betrekking heeft op de vrijgestelde re-serves. Want de bedragen die aan de belaste reserves worden onttrokken, worden immers opgenomen onder de dividen-den. Door deze compensatie gaat het dus om een fiscaal neutrale handeling.

Jarenlang gelastte de belastingadministratie de vennoot-schappen om twee fiscale aangiften tijdens het jaar van hun ontbinding op te maken: één voor de periode gaande van de eerste dag van het boekhoudkundige tijdperk tot de dag van de ontbinding, de andere voor de periode gaande van de dag van de ontbinding tot de afsluitingsdatum van het boekjaar of de vereffening. Die vereiste, die men terugvindt in de commentaar op artikel 305 WIB, viel te verantwoor-den in een tijdperk waarin de vennootschappen in vereffe-ning aan een ander belastingstelsel onderworpen waren dan de actieve vennootschap (dat wil zeggen vóór 1989!). Die regel heeft nu geen enkele zin meer. De vennootschap-pen in vereffening zijn en blijven immers aan dezelfde re-gels van de vennootschapsbelasting onderworpen als de actieve vennootschappen. Er is in elk geval geen spoor van die verplichting meer terug te vinden in artikel 305 WIB. De tekst spreekt enkel over de aangifte die jaarlijks door de ver-effenaar moet worden ingediend voor de ontbonden ven-nootschappen.

Welnu, het opleggen van twee fiscale aangiften kan enor-me gevolgen hebben voor een vennootschap in vereffening. Naast de kosten verbonden aan de extra boekhoudkundige verplichtingen, riskeert de vennootschap bijvoorbeeld te worden uitgesloten van het verlaagd tarief indien ze één van haar bedrijfsleiders onvoldoende bezoldigt. Een verplichting die moeilijk kan worden vervuld wanneer de periode die met één van de aangiften verband houdt slechts enkele maan-den, of zelfs enkele dagen behelst. Deze dubbele fiscale aan-gifte heeft ook nefaste gevolgen voor de voorafbetalingen.

De rechtbanken van Luik1 en Antwerpen2 hebben geluk-kig gereageerd op deze situatie en die praktijk veroordeeld. De rechtbank van eerste aanleg te Luik sprak zich hierover

1 Rb. Luik, 22 oktober 2002, R.G.C.F. 2003/4, p. 51-55.2 Rb. Antwerpen, 11 december 2002, Fiscoloog, nr. 833, 21 maart

2003, p. 6.

als volgt uit: “De vennootschappen die vanaf 1 januari 1990 in vereffening worden gesteld, blijven, in tegenstelling tot artikel 217 van het WIB 64, onderworpen aan de gewone regels van de vennootschapsbelasting zodat de onderwer-pingsvoorwaarden pas na de afsluiting van de vereffening wegvallen. Voor de periode waarin de vennootschap in ver-effening wordt gesteld, moet niet worden afgeweken van de algemene regels die van toepassing zijn wat het belastbare tijdperk inzake vennootschapsbelasting betreft en, bijge-volg, moet de in vereffening gestelde vennootschap geen aangifte in de vennootschapsbelasting ‘bijzonder aanslag-jaar’ indienen” (vrije vertaling). Nadat de administratie zich bij die vonnissen had neergelegd, heeft zij een circulaire uit-gevaardigd3 die haar commentaar aanpast. Die circulaire gelast alle taxatiediensten om niet langer een dubbele belas-tingaangifte voor het jaar van de vereffening op te leggen. De circulaire voegt er nog aan toe dat die maatregel onmid-dellijk van toepassing is, in alle stadia van de procedure, ook voor de hangende en komende geschillen.

Een vennootschap die haar jaarrekening gewoonlijk af-sluit op 31 december, wordt bijvoorbeeld op 15 maart 2008 ontbonden en de vereffening wordt op 27 november 2010 afgesloten. De vennootschap heeft 3 aangiften moeten in-dienen: twee gewone aangiften voor de jaren 2008 en 2009 en een laatste zogeheten “bijzondere” aangifte voor het tijdperk gaande van 1 januari 2010 tot 27 november 2010 (afsluitingsdatum van de vereffening).

De vennootschap in vereffening heeft het recht om haar afschrijvingen normaal voort te zetten, volgens dezelfde principes als de handelsvennootschappen. Zoals gezegd pre-

3 Circ. 10 december 2003, nr. Ci. R.H. 81/557.698 – AOIF 32/2003.

Vennootschappen in vereffening zijn en blijven onderworpen aan dezelfde regels van de vennootschapsbelasting als de actieve vennootschappen

Page 13: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

13 2 011/ 1

ciseert artikel 28 KB/WIB echter dat de waarderingsregels door de vennootschappen in vereffening moeten worden aangepast. Ze moeten immers de oprichtingskosten volledig afschrijven en, desgevallend, bijkomende afschrijvingen boe-ken op de vaste activa om de boekhoudwaarde terug te bren-gen tot de vermoedelijke realisatiewaarde. Worden dergelijke afschrijvingen fiscaal aanvaard? In principe volgt het fiscaal recht het boekhoudrecht, behoudens uitdrukkelijke afwij-king, en zou de aftrek aanvaard moeten worden. De minister van Financiën heeft in zijn antwoord op een parlementaire vraag4 echter geoordeeld dat die bijkomende afschrijvingen geen aftrekbare beroepskosten zijn, tenzij ze tijdens het laat-ste boekjaar worden geboekt, dat wil zeggen dat van de afslui-ting van de vereffening. Dat standpunt lijkt ons overdreven en wijkt te sterk af van de boekhoudkundige regels.

Vanaf de vereffening worden de voorheen vrijgestelde re-serves (meer bepaald de herwaarderingsmeerwaarden) belast-baar wanneer ze aan de aandeelhouders worden uitgekeerd, dat wil zeggen wanneer de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet langer kan worden nageleefd.

Na lang aarzelen heeft de minister van Financiën aan-vaard dat de meerwaarden die vóór de ontbinding van de vennootschap werden verwezenlijkt en aanleiding kunnen geven tot het stelsel van de gespreide taxatie, deze regeling blijven genieten na de ontbinding, op voorwaarde echter dat de vereffeningsverrichtingen meerdere jaren duren vooraleer de beroepsactiviteit wordt stopgezet.5 De meer-waarden die echter na de ontbinding worden gerealiseerd, kunnen geen gebruik maken van het stelsel van de gesprei-de taxatie.

Artikel 208, 2e lid WIB neemt alle meerwaarden die de vennootschap naar aanleiding van de verdeling van haar vermogen heeft gerealiseerd of vastgesteld, op in de belast-bare winsten van een vennootschap in vereffening. Die be-paling beoogt de verdelingen in natura aan de aandeelhou-ders. Die meerwaarden zijn dus onderworpen aan de vennootschapsbelasting, zodat het te verdelen bedrag even-redig vermindert.

Indien de verdeling bijvoorbeeld een gebouw omvat, zal de meerwaarde op basis van zijn verkoopwaarde worden be-

4 Vraag nr. 826 van M. EERDEKENS, 6 november 2001.5 Vraag nr. 825 van M. EERDEKENS, 6 november 2001.

rekend. De vraag rijst dan of de door de vennootschap in vereffening gerealiseerde meerwaarden op aandelen van derde vennootschappen die deze vennootschap in vereffe-ning bezit, nog altijd de in artikel 192 WIB voorziene vrij-stelling genieten. De minister van Financiën heeft hier be-vestigend op geantwoord.6

Net zoals de vennootschap in werking kunnen de ven-nootschappen in vereffening het verlaagd tarief genieten als hun belastbare inkomsten niet meer dan 322 500 EUR be-dragen. Dat verlaagd tarief is echter uitgesloten wanneer het uitgekeerde dividend 13 % van het gestorte kapitaal van de vennootschap overschrijdt. Welnu, tijdens de vereffening worden de verdelingen eerst afgenomen van het kapitaal. Daardoor zal de vennootschap al snel het voordeel van het verlaagd tarief verliezen.6

De ontbinding van de vennootschap leidt niet tot de taxa-tie van de beleggingsreserve. De ontbinding leidt er echter toe dat de voorheen gevormde beleggingsreserve waarvoor de vennootschap nog niet aan de beleggingsverplichting heeft voldaan, belastbaar zal zijn hoewel de termijn van drie jaar niet verstreken is. Men rekent hier per kalenderjaar en niet per belastbaar tijdperk.

6 Bull. bel. nr. 755, p. 3141-3142. Een uitmuntende analyse is deze van

S. VAN CROMBRuGGE, “Deelnemingsvrijstelling en vennootschappen

in vereffening”, Fiscoloog, nr. 538, p. 5-6.

F I S C A L I T E I T

Artikel 208, 2e lid WIB neemt alle meerwaarden die de vennootschap naar aanleiding van de verdeling van haar vermogen heeft gerealiseerd of vastgesteld, op in de belastbare winsten van een vennootschap in vereffening

Page 14: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

14 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

VoorbeeldEen vennootschap sluit haar jaarrekening af op 31 decem-

ber en legt in 2009 een beleggingsreserve aan. De inveref-feningstelling vindt plaats in december 2010. Indien de vennootschap geen belegging kan aantonen, zal de beleg-gingsreserve belastbaar zijn (met verwijlinteresten) voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.

De beleggingsreserve wordt belastbaar zodra de onaantast-baarheidsvoorwaarde niet langer wordt nageleefd en die taxatie zal niet door één of ander aftrekbaar element gecom-penseerd kunnen worden.

B. De fiscale regeling van de verdelingen in hoofde van de vennootschap in vereffening

Artikel 209 WIB bepaalt dat het positieve verschil tussen de uitkeringen in geld, in effecten of in enige andere vorm en de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal als een uitgekeerd dividend wordt beschouwd. De uitkeringen worden dus opgesplitst in:• een deel van de toegekende bedragen dat het bedrag van

het gestorte kapitaal niet overschrijdt (eventueel gereva-loriseerd indien het kapitaal voor 1 950 werd gestort): dat deel is niet belastbaar;

• een ander deel van de toegekende bedragen dat het be-drag van het gestorte kapitaal overschrijdt: dat deel noemt men de liquidatiebonus.

De liquidatiebonus wordt als een uitgekeerd dividend be-schouwd. Op de boni die sedert 1 januari 2002 worden toe-gekend, wordt 10 % roerende voorheffing ingehouden.7

Artikel 209 WIB bepaalt ook de volgorde waarin de verde-lingen worden toegekend. Zij wordt geacht voort te ko-men:• van het gestorte (gerevaloriseerde) kapitaal;• daarna van de belaste reserves;• en, tot slot, van de vrijgestelde reserves.

7 De Wet van 24 december 2002 die in 10 % roerende voorheffing

voorziet, heeft geleid tot de wijziging van drie artikelen van het WIB:

artikel 18 WIB (dat de boni aan de lijst van de dividenden toevoegt);

artikel 21 WIB op de niet belastbare roerende inkomsten die niet langer

Die volgorde toont aan vanaf wanneer er een liquidatie-bonus is en, bijgevolg, op welk ogenblik deze aan roerende voorheffing moet worden onderworpen.

Het komt vaak voor dat de verdeling geleidelijk en over meerdere boekjaren plaatsvindt. In dat geval preciseert de wettekst dat men rekening moet houden met de reeds door-gevoerde verrekeningen om te achterhalen of er nog belas-ting verschuldigd is.

De liquidatiebonus brengt geen aanslag teweeg in hoofde van de vennootschap voor zover hij overeenstemt met de verdeling van de belaste reserves. De taxatie van de liquida-tiebonus wordt immers gecompenseerd door de verminde-ring van de overeenstemmende belaste reserves. De liquida-tiebonus wordt daarentegen wel belastbaar wanneer hij gepaard gaat met de verdeling van vrijgestelde reserves of inkomsten verkregen tijdens de vereffeningsperiode (de winst van het boekjaar van de vennootschap op de meer-waarden verwezenlijkt naar aanleiding van de verdeling).

Dat betekent dat de vereffenaar rekening moet houden met de geraamde belastingschuld die de vennootschap ver-schuldigd is op de winst van het jaar van vereffening alsook op de vrijgestelde reserves vooraleer de bedragen tussen de aandeelhouders of vennoten worden verdeeld.

We illustreren die principes aan de hand van een voor-beeld.

De balans van de in vereffening gestelde vennootschap A ziet er als volgt uit:

A P

GebouwenVoorraadMachines

8 0002 0007 000

KapitaalWettelijke reserveBeschikbare reservesVrijgestelde reservesSchulden

4 0001 0005 0003 0004 000

TOTAAL 17 000 TOTAAL 17 000

de liquidatieboni omvatten (met uitzondering van de beleggings-

vennootschappen) en artikel 269 WIB (dat een nieuw tarief roerende

voorheffing van 10 % creëert).

Page 15: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

15 2 011/ 1

Tijdens het eerste boekjaar van haar vereffeningsperiode verkoopt de vennootschap een deel van de activa voor een bedrag van 10 000 en verkrijgt zij bij die gelegenheid een meerwaarde van 3 000 die, na aftrek van de Ven.B. [33,99 % (eenvoudigheidshalve afgerond op 34 %) op 3 000, hetzij 1 020], wordt toegewezen voor de overgedragen winst. Dankzij de bedragen die zij ingevolge die verkoop heeft ver-kregen, beslist de vennootschap om over te gaan tot een eerste verdeling van 9 000. Die verdeling moet volgens de wettelijke fictie eerst worden afgetrokken van het gestorte kapitaal en daarna van de beschikbare reserves.

OplossingDe fiscale gevolgen van die eerste verdeling zijn:

1. een vermindering van het gestorte kapitaal met 4 000 (dat verdwijnt);

2. een uitkering van een liquidatiebonus gelijk aan het ver-schil tussen 9 000 (uitgekeerde bedragen) en 4 000 (ge-stort kapitaal), hetzij 5 000. Die liquidatiebonus moet als dividend worden opgenomen in de belastingaangifte (en vormt het voorwerp van een inhouding van 10 % roerende voorheffing);

3. een vermindering van de (beschikbare) belaste reserves van 5 000;

4. een VU belasting van 34 % op 3 000, hetzij 1 020 wat overeenstemt met de geraamde belastingschuld op de meerwaarden die tijdens het boekjaar zijn verwezen-lijkt.

De belastingaangifte ziet er dan als volgt uit:

IV. Vak I, A Situatie op 01/01 Situatie op 31/12

Wettelijke reserveBeschikbare reserveOvergedragen resultaat

1 000

5 000

0

1 000

0

1 980 (3 000 – 1 020)

TOTAAL 6 000 2 980

Vermindering van de belaste reserves

3 020

Vak II (V.U.): 1 020 (geraamde belastingschuld)Vak III (dividenden): 5 000 (liquidatiebonus)

Het fiscale resultaat bedraagt dus 3 000 (–3 020 + 1 020 + 5 000). Dat belastbare resultaat stemt logischerwijze overeen met het resultaat van het boekjaar (gerealiseerde meerwaar-

den tijdens het boek-jaar).

We stellen vast dat de uitkering van een liqui-datiebonus geen aanslag teweegbrengt in hoofde van de vennootschap zolang hij van de belas-te reserves wordt afge-trokken. De taxatie als dividenden wordt im-mers “geneutraliseerd” door de vermindering van de belaste reserves. Men moet wel rekening houden met de roeren-de voorheffing die op het dividend moet wor-den ingehouden.

In ons voorbeeld wordt de liquidatiebo-nus niet afgenomen van de vrijgestelde reserves en ontsnapt de vennootschap dus aan de vennootschapsbe-lasting (behalve de vennootschapsbelasting op het resultaat van het boekjaar uiteraard).

In de veronderstelling dat, in het volgende boekjaar, een tweede verdeling tot een afname van de vrijgestelde reser-ves zou leiden, zou de liquidatiebonus wel aan de vennoot-schapsbelasting worden onderworpen.

Sinds de Wet van 24 december 2002 is de liquidatiebonus onderworpen aan 10 % roerende voorheffing. Het is dus de vennootschap in vereffening die deze voorheffing moet in-houden. Wanneer de begunstigde een vennootschap is, dan wordt die roerende voorheffing verrekend met de vennoot-schapsbelasting en, wanneer de begunstigde een natuurlijke persoon is, vormt zij een eindbelasting. De Wet van 24 de-cember 2002 heeft hier terugwerkende kracht: de roerende voorheffing op de bonus is van toepassing op de toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten vanaf 1 januari 2002 voor zover de vereffening niet vóór 25 maart 2002 wordt afgeslo-ten. Die terugwerkende kracht werd echter gesanctioneerd door arrest 110/2004 van 23 juni 2004 van het Grondwet-telijk Hof.

We moeten nog aanstippen dat de invoering van een roe-rende voorheffing op de boni de verzakingsmogelijkheid,

F I S C A L I T E I T

Page 16: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

16 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

voorzien in het gemeenrecht, niet teniet doet. Zo zal er geen roerende voorheffing worden ingehouden op de boni toegekend aan de Belgische of buitenlandse moederven-nootschap die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar een minimumparticipatie van 25 % be-houdt in het kapitaal van de dochter (art. 106, §§ 5 en 6 KB/WIB).

In ons voorbeeld zijn we uitgegaan van een realisatie van activabestanddelen gevolgd door een uitkering in geld. De uitkering aan de aandeelhouders kan ook rechtstreeks in natura gebeuren. Wat zijn de fiscale gevolgen in dat geval? Indien er aandelen worden toegekend die de vennootschap in vereffening in portefeuille heeft, zullen de verwezenlijk-te meerwaarden vrijstelling genieten voor zover de voor-schriften van artikel 192 WIB zijn nageleefd. Dat standpunt werd trouwens tweemaal bevestigd door de minister van Financiën.8

Indien er een gebouw wordt toegekend, beantwoordt de aanslagregeling van de meerwaarden aan de algemene prin-cipes en spelen er een aantal essentiële, bijzondere bepalin-gen mee op het vlak van de registratierechten. Indien de vennootschap in vereffening een nv is, dan zal de overgang aanleiding geven tot de inning van een recht van 12,5 % (10 %) op de actuele waarde van het gebouw (art. 130 W. Reg.).

Gaat het daarentegen om een verkrijging door een ven-noot van een bvba, VOF of GCV, dan zal enkel het voor verkopingen gestelde recht (1 %) verschuldigd zijn door de vennoot (ook al is de hoofdaandeelhouder de enige ven-noot bij de vereffening) op voorwaarde dat (cf. art. 129 W.Reg.):1. het onroerend goed door de vennootschap werd verkre-

gen mits betaling van het verkooprecht van 12,5 %;2. de vennoot die eigenaar van het onroerend goed wordt,

deel uitmaakte van de vennootschap op de dag dat het werd verkregen (eenvoudig te bewijzen als de oprichting en de verkrijging op dezelfde dag plaatsvinden).

8 P.V. nr. 1040 van 21 april 1994 en P.V. nr. 69 van 9 augustus 1995,

Bull. bel., 755, p. 3141.

C. De fiscale behandeling van de verdelingen in hoofde van de aandeelhouders van de vennootschap in vereffening (aandeelhouders/vennootschappen of /natuurlijke personen)

C.1. De aandeelhouder is een (verblijfhoudende) vennootschap

Bij de vereffening zal de aandeelhouder-vennootschap eventueel een meerwaarde op haar aandelen realiseren. De meerwaarde is gelijk aan het verschil tussen de verdeelde gelden en de beleggings- of verkoopwaarde van de aande-len.9 Hierbij moeten we benadrukken dat de door de aan-deelhouder-vennootschap verwezenlijkte meerwaarde die wordt berekend op basis van de boekhoudwaarde van de aandelen, niet mag worden verward met de liquidatiebonus die wordt bepaald na vergelijking met het gestorte kapitaal. Voor de aandelen die reeds bij de oprichting van de ven-nootschap werden uitgereikt, vallen die begrippen uiteraard samen, vermits de beleggingswaarde overeenstemt met de tegenwaarde van het gestorte kapitaal.

De meerwaarde die de aandeelhouder-vennootschap heeft verkregen, wordt als een definitief belast inkomen be-schouwd en is dus in principe aftrekbaar binnen de voor-waarden en de grenzen van dat stelsel.

Men moet echter rekening houden met een bijzondere regel die de wetgever heeft ingevoerd en die sinds 12 janu-ari 2010 van toepassing is op de liquidatieboni die kunnen ontstaan uit wat men een “moeder-dochterfusie” noemt, waarin een vennootschap op een fiscaal neutrale wijze wordt overgenomen en de overnemende vennootschap, voor de overname, reeds aandelen in de overgenomen ven-nootschap bezat. Voor dergelijke liquidatieboni moet niet worden voldaan aan de participatievoorwaarden voor de DBI-aftrek, zoals beoogd in art. 202, § 2 WIB (minimumpar-ticipatie…). Bovendien wordt de DBI-aftrek aan 100 % toe-gekend in plaats van het normale tarief van 95 % (art. 202, § 2 en art. 204, 2e lid WIB).

Wanneer een ontbonden vennootschap, bij de verdeling van haar vermogen, aandelen van derde vennootschappen in haar bezit aan haar aandeelhouders overmaakt, dan

9 Eventueel verhoogd met de daarop betrekking hebbende

meerwaarden die reeds zijn uitgedrukt en niet vrijgesteld.

Page 17: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

17 2 011/ 1

kan de aldus vastgestelde meerwaarde in hoofde van de ontbonden vennootschap worden beschouwd als een meerwaarde gerealiseerd voor de toepassing van artikel 192 WIB (art. 57 van de Wet houdende fiscale en diverse bepa-lingen van 22 december 2009, BS 31 december 2009). Inge-val de taxatievoorwaarde vervuld is, kunnen die meer-waarden dus worden vrijgesteld door de verhoging van de beginsituatie van de reserves aan te passen. In het verle-den had de minister van Financiën die regels in zijn ant-woord op een parlementaire vraag bevestigd.10

De wettekst werd intussen uitdrukkelijk in die zin gewij-zigd: de vrijstelling van de gerealiseerde meerwaarden (zo-als bedoeld in art. 192, § 1, 1e lid WIB 1992) geldt ook voor de meerwaarden die “vastgesteld worden bij de verde-ling van het vermogen van een ontbonden vennoot-schap”.

Die aanpassing van de wettekst is op 10 januari 2010 in werking getreden.

Voorbeeld (minderwaarde)

Tabel van de kapitaalbewegingen van vennootschap A:

Boek-jaar

VerrichtingenGestort kapitaal

1997 Oprichting200 000

(20 000 aandelen aan 10 EUR)

2002Terugbetaling gestort kapitaal

(20 000)

2009Aanzuivering boekhoudkundige verliezen

(30 000)

150 000

De minderwaarden op aandelen of delen zijn in principe niet aftrekbaar. Die vereffeningsminderwaarden zijn wel aftrekbaar ten belope van het verlies aan gestort kapitaal

10 P.V. nr. 49 van 9 augustus 1995, Jozef Dupré, QRVA, Kamer, nr. 5,

1995-96, 2 oktober 2005, p. 309.11 Art. 198, 1e lid, 7° WIB.

van de vereffende vennootschap.11 Dat betekent dat het deel van de minderwaarde op de aandelen dat een verlies aan gestort kapitaal vertegenwoordigt, aftrekbaar zal zijn voor de aandeelhouder. De Wet van 22 december 1998 gaat zelfs verder vermits zij als gestort kapitaal beschouwt, de verminderingen van het gestorte kapitaal om geleden ver-liezen boekhoudkundig aan te zuiveren of om een reserve tot dekking van het voorzienbare en aangewende verlies te vormen.12 Die toevoeging in de wet dient om elke discrimi-natie te vermijden tussen de vennootschappen die, in overeenstemming met het boekhoudrecht, hun boekhoud-kundige verliezen op die manier hebben aangezuiverd en de overige vennootschappen die zich nooit om hun boek-houdkundige verliezen hebben bekommerd.13 De wet brengt als het ware een “wedergeboorte” van het goede ka-pitaal teweeg.

Vennootschap B heeft in 2001 2 000 aandelen gekocht van vennootschap A voor een bedrag van 25 000. Bij de vol-ledige verdeling van het vermogen van A dat plaatsvindt op 31 december 2009, ontvangt vennootschap B een bedrag van 12 000 EUR als eindafrekening.

Het gedeelte van het gestorte kapitaal vertegenwoordigd door de aandelen van A overgenomen door B (wetend dat sedert de Wet van 22 december 1998 men geen rekening moet houden met de vermindering van het gestorte kapi-taal om de verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren) be-draagt 180 000 × (2 000/20 000) = 18 000.

12 Art. 198, 2e lid WIB.13 Volledigheidshalve voegen we eraan toe dat, op basis van

de rechtspraak van het hof van beroep van Brussel (arrest van

19 februari 1999, Fisc. Koerier, 1999, p. 344), de minderwaarde

op aandelen van een failliete vennootschap ook aftrekbaar zijn.

Artikel 198, 7° van het WIB eist slechts een volledige verdeling van het

F I S C A L I T E I T

De ontbinding van de vennootschap leidt niet tot de taxatie van de beleggingsreserve

Page 18: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

18 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

De minderwaarde van 13 000 (25 000 – 12 000) wordt als volgt opgedeeld:• het gedeelte van de aankoopprijs dat het gedeelte van

het gestorte kapitaal overschrijdt, vertegenwoordigd door de aandelen van B, hetzij 25 000 – 18 000 = 7 000, vormt een V.U.;

• het verschil tussen datzelfde gedeelte van het gestorte ka-pitaal en het bedrag verkregen bij de volledige verdeling, hetzij 18 000 – 12 000 = 6 000, vormt een aftrekbare be-roepskost.

Wanneer een vennootschap voordien een waardevermin-dering (beschouwd als V.U.) had geboekt op haar aandelen, dan had die vermindering tot logisch gevolg dat de rest-waarde van de aandelen en dus ook de eventuele vereffe-ningsminderwaarde daalde. Om de vennootschappen die de Boekhoudwet strikt naleefden niet te benadelen, aan-vaardt de administratieve commentaar dat de vennootschap de vereffeningsminderwaarde mag aftrekken alsof er geen waardevermindering werd geboekt. Bij het invullen van de belastingaangifte worden de waardeverminderingen die met een verlies aan gestort kapitaal overeenstemmen, bij de beginsituatie van de reserves gevoegd.14

De roerende voorheffing van 10 % die de vennootschap in vereffening bij de uitkering van de liquidatiebonus heeft in-gehouden, zal worden verrekend met de vennootschapsbe-lasting van de vennootschap-aandeelhouder.

maatschappelijk vermogen en niet de verdwijning van een vennootschap

ingevolge ontbinding. Bij een faillissement is de voorwaarde van

“volledige verdeling” dus vervuld, en zijn de eventuele minderwaarden

op aandelen aftrekbaar wanneer alle activa zijn verkocht en er niets meer

te verdelen valt.14 Com.I.B. 195/73.

We merken op dat de dubbelbe-lastingverdragen in verschillende aanslagregels voor-zien voor de meer-waarden en de di-videnden. De vraag rijst dus wel-ke kwalificatie de verdragen aan de opbrengsten ge-ven die naar aan-leiding van een vereffening (of een inkoop van aandelen) worden uitgekeerd. Gaat het om dividenden of om meerwaarden? Het antwoord op die vraag staat niet in het modelverdrag van de OESO zelf, maar wel in de commentaar bij dat modelverdrag (verkorte versie, april 2 000): punt 31 van de commentaar bij artikel 13 van het modelverdrag bepaalt immers dat: “indien een aan-deelhouder aandelen verkoopt aan de vennootschap die deze heeft uitgegeven, bij de liquidatie van die vennootschap of verlaging van haar volgestorte aandelenkapitaal het verschil tussen de verkoopprijs en de nominale waarde van de aande-len in de staat waar de vennootschap is gevestigd, kan wor-den behandeld als een uitkering van geaccumuleerde winst en niet als vermogenswinst”.

Daaruit volgt dat de toekenningen aan de aandeelhouders in het kader van een vereffening als dividenden worden aangemerkt indien het interne recht van het verblijfland van de vennootschap, ze als zodanig behandelt. Dat interne recht kan deze uitkeringen echter ook als meerwaarden be-handelen. Het is dus de kwalificatie die de wetgeving van de verblijfstaat van de uitkerende vennootschap heeft gege-ven, die de aanslag in de bronstaat (het land vanwaar de toekenningen afkomstig zijn) zal bepalen.

C.2. De aandeelhouder is een natuurlijke persoon

Voor de aandeelhouders-natuurlijke personen heeft de roerende voorheffing van 10 % een bevrijdend karakter.15

Die aanslagvoet van 10 % wordt ook toegepast wanneer er geen inhouding werd verricht op de liquidatiebonus omdat hij rechtstreeks in het buitenland werd geïnd, wanneer hij

15 Art. 171, 2e lid, f WIB.

De meerwaarde is gelijk aan het verschil tussen de verdeelde gelden en de beleggings- of verkoopwaarde van de aandelen

Page 19: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

19 2 011/ 1

rechtstreeks in het buitenland werd opgenomen of rechtstreeks in de aangifte in de per-sonenbelasting is vermeld.16

De minderwaar-de die de aandeel-houder-natuurlij-ke persoon heeft geleden, is niet af-trekbaar.17

D. Enkele boekhoudkundige en fiscale bemerkingen bij de voorschotten op de verdeling

Wat betreft de boekhoudkundige verwerking van de toe-kenning aan vennoten van een in vereffening gestelde ven-nootschap van een voorschot op het nettoactief dat hen zal toekomen bij de afsluiting van de vereffening, herinnert de Commissie voor Boekhoudkundige Normen er in haar ad-vies 170/2 van februari 1999 aan dat dergelijke toekennin-gen zich onderscheiden van de uitkeringen die tijdens het vennootschapsleven worden verricht, in die zin dat:– enerzijds, het slechts gaat om voorschotten op het te ver-

delen nettoactief, aangezien de definitieve uitkering slechts kan plaatsvinden na betaling van de schulden of consignatie van de nodige gelden om die te voldoen;

– anderzijds, de rekeningen van de vereffening pas worden goedgekeurd en aan de vereffenaars pas kwijting wordt verleend na afloop van die vereffening.17

De CBN raadt dus aan om die voorschotten op de verdeling te boeken onder een afzonderlijke rekening van klasse 1 (bv. “voorschotten aan de vennoten”), zonder deze voorschotten op te splitsen naargelang ze betrekking hebben op het maat-schappelijk kapitaal, de uitgiftepremies of de reserves.

16 Indien de aandelen voor de uitoefening van de beroepsactiviteit

worden gebruikt – uiterst zeldzaam geval – dan zal de meerwaarde

worden onderworpen aan het tarief van 16,5 % of globaal worden

belast naargelang de aandelen gedurende meer of minder dan vijf jaar

worden aangehouden.17 Behalve in het uitzonderlijke geval waarin de aandelen werden

bestemd voor de uitoefening van de beroepsactiviteit.

Uitgaand van die elementen zijn er, volgens de Commis-sie, twee benaderingen mogelijk:• ofwel wordt het bedrag van het toegekende voorschot

onder de activa geboekt. Deze boeking zal geen impact hebben op het eigen vermogen;

• ofwel wordt het bedrag van het voorschot onder de pas-siva geboekt en globaal, doch op zichtbare wijze, afge-trokken van het eigen vermogen.

Volgens de CBN geniet de tweede benadering de voorkeur want we stellen duidelijk vast dat de sommen die als voor-schot worden toegekend op de verdeling van het actief, niet daadwerkelijk een actief vormen (wat leidt tot een gunstige inkomstenstroom voor de vennootschap).

De tweede benadering maakt het bij de sluiting van de vereffening ook mogelijk om de rekening “voorschotten aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief” te salderen door de verschillende rekeningen van het eigen vermogen te debiteren, wat beter aansluit bij de boekhoud-kundige realiteit.

We illustreren dit mechanisme met een voorbeeld.De balans van de te vereffenen vennootschap ziet er als

volgt uit:

Balans A

Materiële activa 1 900 Kapitaal 500

Beschikbaar 100 Reserves 500

Schulden 1 000

TOTAAL 2 000 2 000

De boekhoudkundige, fiscale en marktwaarde van de ac-tiva van vennootschap A zijn de volgende:

Boekhoudkun-dige waarde

Fiscale waarde

Markt-waarde

Activa 2 000 2400 3 000

Passiva (1 000) (1 000) (1 000)

Nettoactief 1 000 1 400 2 000

F I S C A L I T E I T

Page 20: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

20 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

De vennootschap is in vereffening en kiest ervoor om haar materiële activa te verkopen. Daarna gaat zij over tot de uitkering van een voorschot op het beschikbare netto-actief bij de afsluiting van de vereffening.

De vennootschap zal een fiscale meerwaarde verwezenlij-ken van 600 (2 000 – 1 400). De belasting op de meerwaarde zal dus 204 EUR (34 % × 600) bedragen. Na het aanleggen van een voorziening voor de vereffeningsbelasting, zal de vennootschap over een netto uit te keren bedrag van 1 796 (1 000 + 1 000 – 204) beschikken.

De boekingen bij de toekenning van het voorschot zijn de volgende:

a) Realisatie van het actief en aanzuivering van de schulden55. Kredietinstelling 2 00023. Materiële activa 2 00043. Overige schulden 1 000

76. Meerwaarden op de realisatie van vaste activa 1 000

b) Toekenning, regeling van de voorschotten en vorming van de voorziening voor vereffeningsbelasting19. Voorschotten aan de vennoten op de

verdeling van het nettoactief 1 79648. Schulden vennoten 1 79648. Schulden vennoten 1 796

19. Kredietinstelling 1 79667xx Verschuldigde belastingen 204

45. Fiscale schulden 204

De boekingen bij de vereffening van de vennootschap zijn de volgende:

45. Fiscale schulden 20455. Kredietinstellingen 204

100. Kapitaal 50013. Reserves 50014. Overgedragen winst 796

19. Voorschotten aan de vennoten op de verdeling van het nettoactief 1 796

E. Wat is een “vastgestelde meerwaarde” in het kader van de bepaling van de belastbare grondslag van een vennootschap in vereffening (begrip werkelijke waarde op het ogenblik van de verdeling)?

Artikel 208, 2e lid bepaalt dat de winsten van de vennoot-schappen in vereffening ook de meerwaarden omvatten die worden verwezenlijkt of vastgesteld naar aanleiding van de verdeling van hun vermogen.

Dat kan het geval zijn wanneer de vereffenaar activa – an-dere dan geldsommen – toekent aan de aandeelhouders. Volgens de fiscus moeten de activa die naar aanleiding van een dergelijke toekenning worden overgedragen, voor de vaststelling van de belastbare winst, worden geraamd op hun werkelijke waarde op het ogenblik van hun verdeling (Com.I.B./92, nr. 209/11).

Maar wat moet men precies verstaan onder werkelijke waarde?

Dat begrip vormt een bron van geschillen en vragen van uiteenlopende aard.

Page 21: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

21 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

Voor de onroerende goederen oordeelt de Administratie vaak dat de verkoopwaarde van de toegekende goederen op het tijdstip van hun overgang als referentie moet dienen.

De hoven en rechtbanken verwijzen soms naar objectieve vergelijkingspunten (bv.: als een gelijkaardige verrichting enige tijd voor de ontbinding heeft plaatsgevonden, kan die verrichting een prijsindicatie vormen18).

De ambtenaren van de administratie der directe belastin-gen doen vaak een beroep op hun collega’s van andere fis-cale besturen (bv. de diensten van het kadaster, de ontvan-ger der registratie) om een raming te bekomen.

Maar die methode wordt niet altijd aanvaard in de recht-spraak. We illustreren de verwerping van het standpunt van de administratie aan de hand van de twee volgende arresten.

Het hof van beroep te Gent heeft namelijk reeds beslist dat als de fiscus zich enkel op een meegedeelde raming baseert zonder verdere precisering door een andere belastingadmi-nistratie, die informatie niet kan worden beschouwd als een gekend feit dat in het kader van een bewijs door feitelijke vermoedens kan worden gebruikt. Het hof van beroep te Gent heeft de verwijzing naar een evaluatie, meegedeeld

18 Antwerpen 12 november 1996, F.J.F. nr. 96/264.

door de Administratie van het kadaster, als willekeurig be-schouwd.19

In het andere geval dat werd voorgelegd aan het hof van beroep te Brussel20, heeft de rechter de stelling van de ven-nootschap gevolgd die oordeelde dat de raming van de ac-tiva door de ontvanger der registratie niet zomaar mocht worden gebruikt voor het bepalen van de belastbare grond-slag. Het Hof stelt vast dat de raming door de ontvanger niet met redenen omkleed was en bijvoorbeeld geen enkel ver-gelijkingspunt bevat.

Het betreft een vastgoedvennootschap (bvba) waarvan de vereffening nauwelijks enkele dagen na de akte van ontbin-ding wordt afgesloten. De notariële akte die naar aanleiding van de afsluiting van de ontbinding werd opgemaakt, be-paalt dat de onroerende goederen die de vennootschap in het verleden heeft verworven, zijn toegekend aan de ven-noten. De waarde van die onroerende goederen wordt in de notariële akte vastgesteld op 140 000 EUR (waarde van de toegekende onroerende goederen is gelijk aan hun aan-koopprijs verhoogd met de renovatiekosten die door de vennootschap zijn gedragen).20

De waarde van de onroerende goederen die zijn toege-kend, is merkelijk hoger dan de waarde vermeld in de afslui-tingsakte van de vereffening.

Ze steunt op een raming verricht door de ontvanger der registratie (255 000 EUR).

Het hof van beroep oordeelt echter dat de door de ontvan-ger verrichte raming, geen gekend feit vormt waarmee de belastbare grondslag op basis van feitelijke vermoedens kan worden bepaald.

We merken op dat het hof, in dat laatste dossier, uiteinde-lijk heeft beslist om een expert aan te wijzen met als op-dracht de werkelijke waarde van de onroerende goederen op de afsluitingsdatum van de vereffening te bepalen. •

19 Gent, 30 januari 2002, niet gepubliceerd.20 Brussel 4 oktober 2007, beschikbaar op www.fiscalnetfr.be.

De door de ontvanger verrichte raming vormt geen gekend feit waarmee de belastbare grondslag op basis van feitelijke vermoedens kan worden bepaald

Page 22: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

22 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

Richtlijn over de administratieve samenwerking en het einde van het bankgeheimJean-Marie CougnonAccountant en belastingconsulentVicevoorzitter van de FEE-werkgroep “Direct Tax”

Richtlijn 77/799 EEG van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe belastingen en hef-fingen op verzekeringspremies, die niet meer aan de huidige eisen van de interne markt beantwoordt en “de negatieve gevolgen van een almaar toenemende globalisering niet kan doorstaan”, moet met ingang van 1 januari 2013 wor-den afgeschaft.

De richtlijn legt de voorschriften en procedures vast voor de onderlinge samenwerking tussen de lidstaten met het oog op de uitwisseling van “inlichtingen die normaliter van belang zijn” voor de administratie en de toepassing van de nationale wetgevingen met betrekking tot “elke vorm van belastingen die door of namens een lidstaat of de territori-ale of bestuurlijke onderdelen van een lidstaat, met inbegrip

van de lokale overheden, worden geheven”. Volgens de in-leiding bij de richtlijn is het doel van het criterium “ver-wacht belang” te voorzien in een zo ruim mogelijke uitwis-seling van inlichtingen en tegelijkertijd te verduidelijken dat de lidstaten niet zomaar inlichtingen kunnen verzoeken die waarschijnlijk niet relevant zijn voor de belastingaange-legenheden van een bepaalde belastingplichtige. In de richtlijn van 1977 (omgezet in art. 338, WIB 92) moest het verzoek op “een bepaald geval” betrekking hebben (zie art. 338, § 3, 1e lid WIB 92).

Bij wijze van uitzondering zal de richtlijn niet van toepas-sing zijn op:• de btw, de douanerechten, de accijnzen gedekt door an-

dere teksten van de communautaire wetgeving betref-fende de administratieve samenwerking;

Op 7 december 2010 heeft de Raad van de Europese Unie een politiek akkoord gesloten over het voorstel van richtlijn betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen. De tekst van dat voorstel, dat wellicht nog verder “verfijnd” zal worden, is verschenen op de website van de Raad: www.consilium.europa.eu. De Raad maakt zich sterk dat het voorstel tijdens één van zijn volgende vergaderingen aanvaard zal worden. Daarom lijkt dit ons het geschikte ogenblik om die tekst even onder de loep te nemen.

Page 23: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

23 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

• de verplichte socialezekerheidsbijdragen te betalen aan een lidstaat of een onderdeel van een lidstaat dan wel aan een publiekrechtelijke socialezekerheidsinstelling;

• de geïnde rechten voor certificaten of andere stukken uit-gereikt door openbare overheden;

• de contractueel verschuldigde rechten, zoals retributies voor openbare nutsvoorzieningen.

De inlichtingen die in toepassing van de richtlijn zullen worden meegedeeld, kunnen echter worden gebruikt om andere belastingen en rechten te heffen, met name die wel-ke vallen onder Richtlijn 2010/24/EU van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen of om verplichte sociale-zekerheidsbijdragen te heffen en in te vorderen.

In de richtlijn van 1977 waren de beoogde Belgische be-lastingen beperkt tot de vier inkomensbelastingen (perso-nen-, vennootschaps- en rechtspersonenbelasting en belas-ting op de niet-inwoners). Richtlijn 2003/93/EG had het toepassingsgebied van de wederzijdse bijstand voorzien door Richtlijn 77/799/EEG betreffende de heffingen op de verzekeringspremies bedoeld in Richtlijn 76/308/EEG ver-ruimd.

Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan bij haar tegen-hanger van een andere lidstaat de inlichtingen waarover zij beschikt of die zij naar aanleiding van administratieve on-derzoeken verkrijgt, opvragen. De aangezochte autoriteit laat elk administratief onderzoek uitvoeren dat ze nodig acht om deze inlichtingen te bekomen. Indien ze meent dat er geen onderzoek nodig is, laat zij de verzoekende autori-teit onmiddellijk weten op welke redenen zij zich daarvoor baseert.

De aangezochte autoriteit moet dan de volgende termij-nen in acht nemen:• onmiddellijk, indien mogelijk langs elektronische weg,

en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst: bevestiging van de ontvangst van het verzoek;

• onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk een maand nadat ze het verzoek ontvangen heeft: desgevallend meedelen dat zij de gevraagde inlichtingen niet bezit of onmogelijk kan antwoorden of nog de met redenen omklede weige-ring om te antwoorden opgeven;

• onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na-dat ze het verzoek ontvangen heeft: mededeling van de redenen voor het niet naleven van de voorziene ant-woordtermijn en van de datum waarop ze wel verstrekt kunnen worden;

• binnen de maand volgend op de ontvangst van het ver-zoek: mededeling van de eventuele tekortkomingen die het verzoek vertoont en, in voorkomend geval, van de noodzaak om bijkomende achtergrondinformatie te ver-strekken;

• binnen twee maanden volgend op de ontvangst van het verzoek: mededeling van de inlichtingen die ze reeds bezit;

• zo snel als mogelijk en uiterlijk zes maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het verzoek: medede-ling van de gevraagde inlichtingen.

In de richtlijn van 1977 was de automatische uitwisseling van informatie niet zo nauwkeurig gereglementeerd. Qua termijn was bijvoorbeeld enkel bepaald dat de informatie “zo snel als mogelijk” moest worden meegedeeld.

Automatische en verplichte informatie-uitwisseling

De inlichtingen met betrekking tot de belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2014 waarover de bevoegde autoriteit van elke lidstaat ten aanzien van de ingezetenen van een andere lidstaat zou beschikken, zullen door die autoriteit aan haar tegenhanger van de andere lidstaat worden meegedeeld voor zover het om specifieke inkomsten- en vermogenscategorie-en gaat in de zin van de nationale wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt: arbeidsinkomen, directiehono-raria, levensverzekeringsproducten die niet gedekt zijn door andere communautaire regelgeving betreffende de uitwisse-

De inlichtingen met betrekking tot de belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2012 zullen worden meegedeeld, voor zover het gaat om specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën

Page 24: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

24 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

ling van informatie of andere soortgelijke voorschriften, pensioenen, eigendom van en inkomsten uit onroerende goed.

Opdat het systeem zou functioneren, moeten de lidstaten vóór 1 januari 2014 aan de Commissie laten weten over welke van de hiervoor aangehaalde categorieën ze informa-tie hebben. Als er, al was het maar één categorie waarover een lidstaat inlichtingen heeft, weggelaten wordt, dan kan die lidstaat geacht worden geen inlichtingen te willen ont-vangen. Lidstaten die andere lidstaten te kennen hebben gegeven geen inlichtingen over de voornoemde inkomsten- en vermogenscategorieën of over inkomsten en vermogens onder een minimumbedrag wensen te ontvangen, moeten de Commissie hierover overigens inlichten.

De richtlijn voorziet in een intentieverklaring om tegen 1 januari 2017 van elke lidstaat een verbintenis tot automa-tische informatie-uitwisseling te verkrijgen voor ten minste drie van de specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën en de lijst van de categorieën te verruimen tot de dividen-den, vermogenswinsten en royalty’s.

Er kunnen steeds bilaterale of multilaterale akkoorden met andere lidstaten worden gesloten over bijkomende in-komsten- of vermogenscategorieën.

In de richtlijn van 1977 was de uitwisseling van informa-tie niet verplicht, maar “regelmatig voorzien voor groepen van gevallen die de bevoegde autoriteiten in het kader van de overlegprocedure vaststellen” (zie art. 338, §§ 4 en 12, WIB 92).

Spontane informatie-uitwisseling

De inlichtingen bedoeld vooraan in dit artikel (zie 3e ali-nea) moeten zo snel als mogelijk en uiterlijk een maand nadat ze voorhanden zijn, door de ene lidstaat aan de an-dere worden meegedeeld in de volgende gevallen:• de bevoegde autoriteit van een lidstaat heeft redenen om

aan te nemen dat er een abnormale vermindering of vrij-stelling van belastingen in de andere lidstaat bestaat of een belastingbesparing door kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;

• een belastingplichtige verkrijgt in de ene lidstaat een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingplicht of een hogere belasting in de andere lidstaat zou moeten meebrengen;

• transacties tussen belastingplichtigen van twee verschil-lende lidstaten worden over een of meer andere landen geleid op zodanige wijze dat daardoor in een van beide of in beide lidstaten een belastingbesparing kan ontstaan;

• de ene lidstaat heeft inlichtingen kunnen inwinnen dankzij de inlichtingen verstrekt door een andere lidstaat die voor de vaststelling van de belastingschuld in die an-dere lidstaat van nut kan zijn.

Alle inlichtingen die nuttig kunnen zijn voor de bevoegde autoriteiten van een lidstaat mogen steeds uit eigen beweging worden meegedeeld in de gevallen die niet overeenstemmen met de situatie van het laatste streepje van de vorige para-graaf (geval waarin ze meegedeeld moeten worden).

We stellen vast dat de gevallen die tot een spontane uit-wisselingsverplichting leiden, zijn opgenomen in de richt-lijn van 1977, met uitzondering van het geval beoogd in het voorlaatste streepje (voorlaatste paragraaf hiervoor): de vo-rige formulering eiste bovendien als voorwaarde de tussen-komst “van een vaste inrichting (van één van die belasting-plichtigen) of van één of meer derden die zich in één of meer andere landen bevinden” (art. 338, § 5, WIB 92).

Andere vormen van administratieve samenwerking

Ambtenaren die door de verzoekende autoriteit zijn afge-vaardigd, mogen voor de informatie-uitwisseling aanwezig zijn in de kantoren waar de administratieve autoriteiten van de aangezochte lidstaat hun taken uitvoeren en de ad-ministratieve onderzoeken op het andere grondgebied bij-wonen. De ambtenaren van de andere lidstaat mogen per-sonen ondervragen en documenten onderzoeken.

De aanwezigheid in een lidstaat van ambtenaren van de belastingadministratie van een andere lidstaat was reeds voorzien in de richtlijn van 1977.

Elke weigering van iemand die aan een onderzoek wordt onderworpen om zich te schikken naar de inspectiemaatre-gelen van de ambtenaren van de verzoekende autoriteit, zal door de aangezochte autoriteit worden beschouwd als een weigering ten aanzien van haar eigen ambtenaren.

Twee of meer lidstaten mogen gelijktijdig één of meer per-sonen tegenover wie ze een gezamenlijk of complementair belang hebben, elk op hun grondgebied controleren.

Page 25: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

25 2 011/ 1

F I S C A L I T E I T

Alle akten en beslissingen uitgaand van de administratie-ve autoriteiten van een lidstaat die betrekking hebben op de toepassing op haar grondgebied van wetgeving betreffende belastingen in de zin van deze richtlijn kunnen, op verzoek van die lidstaat, door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat worden meegedeeld aan de geadresseerde, overeen-komstig de in de aangezochte lidstaat geldende voorschrif-ten voor de kennisgeving van soortgelijke akten.

Een bevoegde autoriteit doet dit verzoek tot kennisgeving enkel wanneer ze niet in staat is om de kennisgeving over-eenkomstig de voorschriften voor de kennisgeving van de betrokken akten in de verzoekende lidstaat te verrichten of wanneer dit buitensporige problemen zou veroorzaken.

Richtlijn 2004/56/EG die deze van 1977 actualiseert, had de lidstaten al toegestaan om hun onderzoeken naar grens-overschrijdende belastingfraude te coördineren en meer pro-cedures voor elkaars rekening uit te voeren. De omzetting daarvan vindt u terug in artikel 338, §§ 10 en 11 WIB 92.

Voorwaarden voor administratieve samenwerking

De inlichtingen die in toepassing van de richtlijn zullen worden meegedeeld, vallen onder de geheimhoudingsplicht en onder de bescherming die het nationale recht van de lidstaat die ze ontvangt, verleent aan de inlichtingen van dezelfde aard.

Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere beschei-den die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en

aan de verzoekende autoriteit zijn overgemaakt, kunnen door de bevoegde instanties van de verzoekende lidstaat als een gelijkwaardig bewijs worden aangevoerd als de soortge-lijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere be-scheiden die door een andere autoriteit van dit land zijn verstrekt.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat vanwaar de inlich-tingen afkomstig zijn, kan toestaan dat ze voor andere doel-einden worden gebruikt dan voor de administratie en de toepassing van de eigen fiscale wetgevingen (enkel in de mate waarin dat is toegestaan door de wetgeving van de lidstaat die de inlichtingen ontvangt) of aan de bevoegde autoriteit van een derde lidstaat worden doorgegeven in-dien ze voor hem nuttig kunnen zijn. De formulering ver-schilt van de bepalingen van de richtlijn van 1977 betref-fende de geheimhoudingsplicht (art. 7) maar de principes blijven globaal gezien dezelfde.

De verzoekende autoriteit moet alle gebruikelijke infor-matiebronnen uitputten die ze kan aanboren om de ge-vraagde inlichtingen te bekomen (zonder dat het beoogde resultaat evenwel in het gedrang dreigt te komen). Arti-kel 2.1 van de richtlijn van 1977 bevatte reeds een gelijkaar-dige formulering (art. 338, § 3, 2e lid WIB 92).

Bovendien kan de aangezochte lidstaat weigeren inlich-tingen te verstrekken indien de inzameling ervan voor zijn eigen doeleinden strijdig is met zijn wetgeving, indien de verzoekende lidstaat, op juridische gronden, niet in staat is soortgelijke inlichtingen te verstrekken of ingeval dit zou leiden tot de onthulling van een handels-, bedrijfs-, nijver-heids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerk-wijze, of indien het inlichtingen betreft waarvan de onthul-ling in strijd zou zijn met de openbare orde. Maar een lidstaat mag de inlichtingen niet zomaar weigeren omdat ze voor hem geen enkel belang hebben.

In de richtlijn van 1977 (art. 8.1 en 8.3) waren de eerste twee gevallen van weigering ruimer opgevat (zie ook art. 338, §§ 9 en 10 WIB 92): • de wetgeving of de administratieve praktijk van de lidstaat

die de inlichtingen zou moeten verstrekken kon die staat niet toestaan om voor eigen doeleinden een zodanig on-derzoek in te stellen of zodanige inlichtingen in te win-nen of te gebruiken;

• de aangezochte lidstaat kon geen gelijksoortige inlichtin-gen verstrekken op rechts- of feitelijke gronden.

Een lidstaat mag niet weigeren inlichtingen door te geven omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt

Page 26: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

26 2 011/ 1

De krachtens de richtlijn meegedeelde inlichtingen zul-len, in de mate van het mogelijke, elektronisch worden doorgestuurd via het gemeenschappelijke communicatie-netwerk (CCN-netwerk).

De verzoeken tot samenwerking, waaronder de verzoeken tot kennisgeving, en de bijgevoegde bescheiden mogen in een door de aangezochte en verzoekende autoriteit overeen-gekomen taal zijn opgesteld.

Einde van het bankgeheim

Een lidstaat mag evenmin weigeren inlichtingen door te geven omdat de inlichtingen berusten bij een bank, een an-dere financiële instelling, een gevolmachtigde of een per-soon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of om-dat ze betrekking hebben op eigendomsbelangen van een persoon. Het betreft hier een totaal nieuwe bepaling (art. 17.2). Zo staat in de inleiding te lezen dat de Raad van de EU een evenwicht gezocht heeft tussen “bepaalde parti-culiere belangen die bescherming behoeven en het alge-meen belang” (overw. 18).

We weten dat het fiscale bankgeheim zich in België be-perkt tot een paar woorden in de eerste alinea van arti-kel 318, WIB 92: “… de administratie is niet gemachtigd om in de rekeningen, boeken en documenten van de bank, wis-sel-, krediet- en spaarinstellingen inlichtingen in te zamelen met het oog op het belasten van hun cliënten”. Die geheim-houdingsplicht mag thans enkel worden tegengeworpen aan de administratie der directe belastingen die instaat voor de inning van de inkomstenbelasting.

Indien België die tekst van artikel 318 had behouden, dan zou het, na de inwerkingtreding van onderhavige richtlijn, kunnen lijken alsof ons land de plaatsingen in zijn eigen financiële instellingen zou aanmoedigen, vermits de Belgi-sche fiscus (in tegenstelling tot de 26 andere partneradmi-nistraties binnen de EU) zich tegenover hen niet op arti-kel 17.2 van de richtlijn zou kunnen beroepen…

Er blijkt overigens schot in de zaak te komen: in de loop van 2009 heeft België een ontwerp van ‘protocol’ naar bijna alle landen verstuurd waarmee het een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten. Het protocol voegt een clausule toe aan de over-eenkomsten die moet beletten dat het bankgeheim van de ver-dragsluitende landen de wederzijdse uitwisseling van informa-tie zou verhinderen (naar analogie met art. 26, § 5 van de vorige versie van het modelverdrag van de OESO).

De overeenkomst met de Verenigde Staten bevat nu al een clausule waarmee een verdragsluitend land niet mag weige-ren om de door de andere verdragsluitende staat “gevraag-de” inlichtingen over te maken omdat ze berusten bij “een bank” of “een andere financiële instelling”. Het gaat met name om inlichtingen die krachtens de Belgische wetgeving niet mogen worden overgemaakt (vanwege het bankgeheim voorzien in art. 318 WIB 1992). Dat betekent dat de Ameri-kaanse fiscus in staat is om informatie op te eisen die aan de Belgische fiscus kan worden geweigerd.

Frankrijk en België hebben op 7 juli 2009 een nieuw ave-nant gesloten bij de Overeenkomst tussen België en Frankrijk tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van we-derzijdse administratieve en juridische bijstand inzake in-komstenbelastingen. Dat avenant moet nog de parlementaire goedkeuring van beide landen krijgen. Het bepaalt dat het land dat wordt verzocht om inlichtingen te verstrekken, al zijn macht moet aanwenden om ze te verkrijgen, ook al heeft het ze niet nodig voor de eigen belastingdoeleinden. Een land mag niet weigeren om inlichtingen te verstrekken omdat ze berusten bij een financiële instelling of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of omdat ze betrekking hebben op de eigendomsrechten van een persoon. Het ave-nant zal van toepassing zijn op de inkomsten die verband houden met het volledige kalenderjaar of met elk aanslagjaar dat aanvangt op 1 januari van het jaar dat onmiddellijk op de datum van de ondertekening ervan volgt.

Merken we nog op dat uit een persbericht van de Neder-landse minister van Financiën over het ‘protocol’ dat met Nederland werd gesloten, blijkt dat de ‘automatische’ uit-wisseling van bankgegevens mogelijk zal zijn “vanaf 1 janu-ari 2010” en dat de uitwisseling ‘op verzoek’ van bankgege-vens “met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008” kan worden verkregen (persbericht van 23 juni 2009).

F I S C A L I T E I T

België zal de uitwisseling van bankgegevens niet meer kunnen weigeren vanwege het bankgeheim en zal ook bankgegevens kunnen opvragen bij de partnerlanden

Page 27: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

27 2 011/ 1

De site www.minfin.fgov.be publiceert lijsten daterend van 7 februari 2011 van de nieuwe overeenkomsten die een bepaling bevatten, die voorziet in de uitwisseling van bank-inlichtingen, van landen waaraan een ontwerp van proto-col werd toegezonden ertoe strekkende in de bestaande overeenkomst een bepaling in te voegen die voorziet in de uitwisseling van bankinlichtingen, van landen waarmee op-nieuw moet worden onderhandeld over de overeenkomst of waarmee onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst zijn voorzien en van landen met akkoorden beperkt tot de uitwisseling van fiscale inlichtingen.

De teksten lopen allemaal gelijk en bepalen dat een ver-dragsluitend land niet mag weigeren om de inlichtingen te verstrekken omdat ze berusten bij een bank, een andere fi-nanciële instelling, een trust, een stichting…

Dankzij deze nieuwe clausules die bepalen dat het bankge-heim van de verdragsluitende landen niet langer een reden vormt om de gevraagde bankinlichtingen te weigeren, zal België:• de uitwisseling van bankgegevens niet meer kunnen wei-

geren vanwege het bankgeheim;

• tevens bankgegevens kunnen opvragen bij de partner-landen (zonder dat zij zich achter het Belgische bankge-heim kunnen verschuilen).

Het feit dat de protocollen en akkoorden werden onderte-kend, betekent daarom nog niet dat ze al in werking zijn ge-treden. Eerst moeten de nationale (parlementaire) goedkeu-ringsprocedures in de twee verdragsluitende landen worden doorlopen en moeten ze elkaar hierover officieel informeren (cf. Fiscoloog, nr. 1170 van 28 augustus 2009, p. 11).

Overgangsbepaling

Ongeacht artikel 17.2 dat we hier besproken hebben, zal een lidstaat kunnen weigeren om de door de nieuwe richtlijn ge-vraagde inlichtingen over te leggen, wanneer ze betrekking hebben op belastingtijdvakken vóór 1 januari 2011 en wan-neer het doorsturen van die inlichtingen op basis van arti-kel 8.1 van de richtlijn van 1977 kon worden geweigerd indien ze vóór de inwerkingtreding van de richtlijn was opgevraagd. Die hypothese slaat op de gevallen waarin de wetgeving of de administratieve praktijk van de lidstaat die de inlichtingen moest verstrekken, de bevoegde autoriteit niet toestaat om die onderzoeken in te stellen of om die informatie voor de eigen doeleinden van dat land te verzamelen of te gebruiken. •

F I S C A L I T E I T

De vereffening van vennootschappen buiten faillissement is sedert de Wet van 13 april 1995 op verscheidene gebieden en om verschillende redenen door de wetgever gewijzigd. De meest recente belangrijke wijziging werd ingevoerd door de Wet van 2 juni 2006. Deze wet zorgt echter voor vele toepassingsproblemen en impliceert een belangrijke uitbreiding van de bevoegdheden en taken van de rechtbanken van koophandel.

Dit boek brengt deze toepassingsproblemen en knelpunten in kaart en analyseert de inmiddels gepu-bliceerde rechtspraak. Het boek is echter meer dan een commentaar op de nieuwe bepalingen van de Wet van 2 juni 2006. Deze nieuwe wet werd geplaatst in de reeds bestaande normering van de bepalingen inzake vereffening van vennootschappen (art. 181 en 183 tot 195 W.Venn.). Deze norme-ring vormt ook het voorwerp van analyse.

De talrijke praktische modellen, die achteraan in het boek werden opgenomen, werden geselecteerd door André Buysse, rechter in de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen. Dit goed onderbouwde werk draagt dan ook bij tot een betere kennis en dieper inzicht van de hele problematiek van de veref-fening van vennootschappen buiten faillissement.

Prof. Dr. Herman Braeckmans is gewoon hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en advocaat te Antwerpen.

Vereffening van vennootschappen buiten faillissement

Herman Braeckmans2008 | ISBN 978-90-5095-806-6xii + 182 blz. | paperback | � 49

Met bijzondere aandacht voor de Wet van 2 juni 2006

Groenstraat 312640 Mortsel - België

[email protected] www.intersentia.be

T +32 3 680 15 50F +32 3 658 71 21

Page 28: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

28 2 011/ 1

T R E N D S

Vermogenskadaster op komst?Amid FaljaouiBelastingconsulent

Het Belgische bankgeheim ligt zwaar onder vuur, vanwege de crisis, maar ook door internationale druk. We overlopen even de recente evoluties ter zake.

De fiscus speelt al lang met het idee om een soort van ge-centraliseerd bestand uit te werken dat alle bankrekeningen in België groepeert. Tot hiertoe werd dat idee vooral als een utopie of een vrome wens afgedaan, maar daar blijkt nu ver-andering in te komen. Dat konden we zien en vooral horen tijdens de laatste hoorzittingen van de Commissie van Fi-nanciën van de Kamer over het bankgeheim.

Uiteraard dient dat gecentraliseerde register van bankreke-ningen vooral om de belastingadministratie makkelijker toegang te verlenen tot de bankgegevens in het kader van onderzoeken naar fiscale fraude. Dat is het standpunt dat de directeur van de studiedienst van het ABVV in de Kamer heeft verdedigd en waarin hij onmiddellijk werd bijgetre-den door andere afgevaardigden.

De bedoeling is volgens hen niet om te weten welk bedrag op uw bankrekening staat, maar wel om te vermijden dat men moet gaan zoeken bij welke bank de van belasting-fraude verdachte belastingplichtige een rekening heeft ge-opend.

Ook de vertegenwoordiger van de banksector werd ge-hoord door de afgevaardigden. Zoals te verwachten, toont hij zich wat terughoudender en stelt hij zich vragen bij het eigenlijke doel van dat gecentraliseerde bestand. Dient het om de belastingfraude beter te bestrijden of is er een verbor-gen agenda: een algemeen zicht krijgen op de tegoeden van de Belgen om daarna een heus vermogenskadaster en dus een vermogensbelasting in te voeren?

Het debat is pas gelanceerd. Maar het staat nu al vast dat de financiële crisis de zaken in een stroomversnelling heeft gebracht. De staatskassen zijn leeg en wat gisteren nog on-mogelijk leek, is dat morgen niet meer. Dat de drie gewesten het samen op een akkoord hebben gegooid om tegen 2013 een wegentaks in te voeren, is veelzeggend.

Het bankgeheim dat in België sowieso al niet erg consis-tent was, riskeert ook al te worden verwezen naar de stapel ideeën die de crisis niet overleefd zullen hebben.

Belasting op het kapitaal

Het financieel dagblad Netto schreef onlangs dat bepaalde politieke strekkingen al jaren ijveren voor de invoering van een belasting op kapitaal, omdat dat tot een meer rechtvaar-dige verdeling van de belastingdruk zou leiden. In het hui-dige systeem zouden de inkomsten uit arbeid immers te zwaar worden belast in verhouding tot de inkomsten uit vermogen.

Een belasting op het bezit van kapitaal zou dat moeten verhelpen, terwijl nu enkel de inkomsten uit kapitaal belast kunnen worden. De bedoeling is dat welstellende burgers die een bepaald vermogen bezitten, daar een (beperkt) per-centage aan belastingen op betalen. De invoering van een dergelijke belasting, ook wel ‘miljonairstaks’ genoemd, is echter niet zo eenvoudig en vereist onder meer dat er een ‘vermogenskadaster’ wordt aangelegd, zodat er ook infor-matie beschikbaar is over de eigenaar en het bedrag van de

Page 29: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

29 2 011/ 1

T R E N D S

roerende goederen, zoals dat al sinds mensenheugenis be-staat voor onroerende goederen.

Een vermogenskadaster

De laatste jaren werden er al maatregelen genomen waar-bij een aantal “hinderpalen” werden weggenomen die de aanleg van zo’n roerend vermogenskadaster in de weg staan. Zo was België een van de weinige landen waar aandelen nog “aan toonder” (en dus ook vrij overdraagbaar) konden zijn. Die mogelijkheid wordt geleidelijk afgebouwd. Sinds 2008 is het niet meer mogelijk om aandelen aan toonder uit te geven, waardoor het dus al wat moeilijker wordt om ze ver-borgen te houden voor de fiscus.

De belangrijkste hinderpaal voor een vermogenskadaster blijft het bankgeheim, dat nog altijd geldt in België. Hoewel de fiscus niet zomaar gegevens kan opvragen aan de bank over wie wat bezit, werd dat bankgeheim in de loop der ja-ren toch wat uitgehold.

Zo geldt het bankgeheim al niet op het vlak van de succes-sierechten, maar ook voor de inkomstenbelastingen is het bankgeheim niet altijd absoluut. Als u bijvoorbeeld bezwaar indient, kan de controleur binnen bepaalde grenzen wél in-lichtingen vragen aan de banken. Door de “spaarrichtlijn” is de fiscus ook op de hoogte van de intresten die in de meeste andere landen van de Europese Unie worden opge-streken. Daarnaast maakt België er werk van om de gegevens-uitwisseling over buitenlandse rekeningen met andere lan-den mogelijk te maken. Bovendien mogen we ook niet vergeten dat de fiscus sowieso bij de belastingplichtige zelf alle gegevens kan opvragen over beroepsmatige rekeningen, maar ook over buitenlandse privérekeningen, die trouwens elk jaar verplicht moeten worden aangegeven.

Wetsontwerp

Door een recent wetsontwerp1 zou het bankgeheim nog wat meer kunnen afbrokkelen. Zo zou de fiscus bij een belas-tingcontrole toch inlichtingen kunnen inwinnen bij de bank als hij aanwijzingen heeft die doen vermoeden dat de ver-schuldigde belasting hoger is dan blijkt uit de aangegeven

1 Wetsontwerp van 9 december 2010 houdende diverse bepalingen

(DOC 53 0771/001).

inkomsten. De Raad van State ziet in dit voorstel geen schen-ding van het recht op privacy en heeft het licht al op groen gezet. Toch lijkt het voorbarig om daaruit te besluiten dat de invoering van een vermogenskadaster weer een stapje dich-terbij is gekomen. In eerste instantie gaat het om een wets-ontwerp dat nog moet worden goedgekeurd. Zelfs als dat ge-beurt, zou het de fiscus nog geen vrij spel geven om naar believen gegevens op te vragen bij de banken. Het wetsont-werp is immers een uitzondering die slechts in welbepaalde gevallen kan worden toegepast en mits een aantal strikte pro-cedureregels worden nageleefd. Bij het merendeel van de controles zou de fiscus dus nog altijd geen inlichtingen kun-nen vragen aan de bank. Hoewel er al jaren wordt gefluisterd dat er ook in België een vermogensbelasting zit aan te ko-men, is het nog lang niet zo ver en ziet het er ook niet naar uit dat dit wetsontwerp daar veel aan zal veranderen.

Jacht op buitenlanders

De regering wil het bankgeheim in België volledig ophef-fen voor alle buitenlanders die een rekening in ons land hebben, zo schreef De Standaard. Die maatregel is nodig om niet opnieuw op de “grijze lijst” van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) te-recht te komen.

De regering van lopende zaken heeft hierover een wets-ontwerp voorbereid dat ze, volgens die krant, zo snel moge-lijk wil laten goedkeuren.

Buitenlanders zouden dus niet meer naar een Belgische bank kunnen stappen met de vraag om hun geld verborgen te houden voor de fiscus van het land vanwaar ze afkomstig zijn. Met dit wetsontwerp wil de regering vermijden dat Bel-gië eens te meer op de “grijze lijst” van de OESO belandt.

Na akkoorden met verschillende landen over de uitwisse-ling van bankgegevens, was ons land van die lijst verdwe-nen. Intussen werden er 42 akkoorden gesloten, maar geen enkel daarvan is al in werking getreden.

De OESO controleert voortaan of de Belgische wetgeving voldoet aan de internationale normen. In mei volgt een eindrapport. Het laatste woord hierover is dus nog niet ge-zegd. •

Page 30: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

30 2 011/ 1

IAB in ’t kortIn deze rubriek vindt u de nevenactiviteiten waaraan het IAB heeft deelgenomen.

Oktober 2010• 13/10:AlgemenevergaderingFIDEF,Straatsburg• 14-16/10:CongresFranseOrdredesExperts-comptables,Straatsburg

November 2010• 22/11:Vergaderingmetdeverzekeraarsinzakedeschadegevallen• 25/11:ForumdelaComptabilité,Luik

December 2010• 01/12:ForumfortheFuture,Brussel,Tour&Taxis• 09/12:Interinstitutencomité• 13/12:DagvandeCBN,Brussel• 16/12:AlgemenevergaderingFEE,Brussel

I A B

WetgevingOktober 2010• Koninklijk besluit van 28 sep-

tember 2010 tot verlenging van de toepassing van de maatrege-len bepaald bij de titels 1, 2 en 3 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis en bij hoofdstuk 13 van titel 10 van de wet van 30 de-cember 2009 houdende diverse bepalingen (BS 05/10/2010)

• Koninklijk besluit van 10 sep-tember 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 ja-nuari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschap-pen houdende vaststelling van

de wijze waarop het buitenland-se register in kennis wordt ge-steld van de van kracht gewor-den grensoverschrijdende fusie (BS 18/10/2010)

• Koninklijkbesluitvan10okto-ber 2010 tot uitvoering van de artikelen 40, 42 en 45 van de wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diverse bepalingen (BS 21/10/2010)

• Ministerieelbesluitvan15okto-ber 2010 tot vaststelling van het model van inlichtingenformu-lier voor het verkrijgen van de tijdelijke uitbreiding van de toe-passing van de sociale verzeke-ring in geval van faillissement

bedoeld in het koninklijk be-sluit van 10 oktober 2010 tot uitvoering van de artikelen 40, 42 en 45 van de wet van 19 mei 2010 houdende fiscale en diver-se bepalingen (BS 27/10/2010)

November 2010• Koninklijk besluit van 17 no-

vember 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (BS 22/11/2010)

Page 31: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

31 2 011/ 1

I A B

December 2010• Koninklijkbesluitvan1decem-

ber 2010 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (BS 10/12/2010)

• Koninklijkbesluitvan8decem-ber 2010 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 56 van 9 december 2009 met betrek-king tot de teruggaaf inzake be-lasting over de toegevoegde waarde aan belastingplichtigen gevestigd in een andere lidstaat dan de lidstaat van teruggaaf (BS 16/12/2010)

• Koninklijk besluit van 12 de-cember 2010 tot wijziging van

het koninklijk besluit van 27 no-vember 1985 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van de beroepsin-stituten die voor de dienstverle-nende beroepen zijn opgericht (BS 22/12/2010)

• Koninklijk besluit van 14 de-cember 2010 tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake de inves-teringsaftrek met betrekking tot de beveiliging van bedrijfsvoer-tuigen (BS 24/12/2010)

• Koninklijk besluit van 19 de-cember 2010 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3, 14, 15 en 20 met betrekking tot de belasting over de toege-

voegde waarde (BS 24/12/2010)

• Wetvan13december2010 totwijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige eco-nomische overheidsbedrijven, van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgi-sche post- en telecommunica-tiesector en tot wijziging van de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch ka-der voor elektronische handte-keningen en certificatiediensten (BS 31/12/2010)

Inhuldiging kunstwerk op het IABTijdens het bezoek van het Nederlandstalig en het Franstalig

Overlegcomité aan de nieuwe lokalen van het IAB op 20 september

2010, overhandigdeMarc Cogen, voorzittter vanhetNederlandstalig

Overlegcomité,eenchequeaanIAB-voorzitterBert.Hetbedragmoest

worden besteed aan een kunstwerk voor de nieuwe lokalen.

RaadsledenGondaSchelfhautenSylvaTroonbeeckxwerdendoorde

Raad gemandateerd om een gepast kunstwerk te vinden.

Op7februariwerdhetbronzenwerk‘Vriendschap’,vandeLimburgse

kunstenaar Robert Vandereycken, ingehuldigd door de Raad, in

aanwezigheid van enkele afgevaardigden van het Nederlandstalig

Overlegcomité.

De heer Marc Cogen, kunstenaar Robert Vandereycken en voorzitter André Bert

Inhuldiging van het kunstwerk door Raadsleden Gonda Schelfhaut en Sylva Troonbeeckx

Kunstwerk ‘Vriendschap’

Page 32: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

32 2 011/ 1

IAB-info flashback

Renaissance Building• Inhuldiging van de nieuwe lo-

kalen: het IAB zet zijn deuren open – 13/10/2010

• HetIABneemtdeelaanhetplat-form ‘Financiering van onder-nemingen’ – 22/10/2010

• Tekstenstudievoormiddag‘aan-sprakelijkheidsregeling voor economische beroepen’ online – 21/10/2010

• Hetberoepisaanwezigvooron-dernemingen in moeilijkheden – 28/10/2010

• Uw lidmaatschap (natuurlijkepersoon) – 15/11/2011

• PublicatievaneenartikelinDe Tijd op 30 november waarin ver-keerdelijk wordt verwezen naar het IAB – 01/12/2010

• Nieuwjaarsboodschap van devoorzitter – 30/12/2010

Heet van de naald• Technische nota van de CBN:

definiëring van EBIT en EBITDA – 01/10/2010

• HetEuropesegeïnformatiseerdeaccijnsstelsel (excise movement control system, EMCS) – 05/10/2010

• Elektronische bewaring vanboeken en verantwoordings-stukken in het buitenland – 21/10/2010

• Toepassingsvoorwaardenvandevermindering voor energiebe-sparende uitgaven – Begrip eige-naar – 29/10/2010

• CBN publiceert advies over af-schrijvingsmethoden – 10/11/2010

• Gebruik van uniforme boek-houdsoftware door internatio-nale ondernemingen – 18/11/2010

• Kapitaalsubsidies: het begrip‘van overheidswege’ – 18/11/2010

• Verlaagd btw-tarief op arbeids-intensieve diensten verlengd tot 30 juni 2011 – 22/11/2010

• BIZTAXvervangtVENSOCvan-af aanslagjaar 2011 – 16/12/2010

• DeBalanscentraleinformeertu!– 17/12/2010

• Belgacap wordt verlengd tot31 december 2011 – 17/12/2010

• Verhoogde investeringsaftrekvoor beveiliging bedrijfsvoertui-gen: beveiligingssystemen en

–voorwaarden in KB/WIB 1992 – 28/12/2010

• Btw op samen met gebouwverkochte grond: ministerieel besluit over teruggaaf btw afgestemd op nieuwe regeling – 30/12/2010

Ten Gronde• Verlaagd tarief in de vennoot-

schapsbelasting: het voordeel wordt dikwijls overschat – 13/10/2010

• Bestuurders-en/ofmanagement-vergoedingen: de btw-aspecten – 03/11/2010

• Beginselen van behoorlijk bur-gerschap toepasselijk in fiscaal recht? – 08/12/2010

• Invordering – niet-betaalde be-lastingschulden – bedrijfsvoor-heffing – aansprakelijkheid be-stuurders en zaakvoerders vennootschap – kennelijk grove fout die tot het faillissement heeft geleid – afgesloten faillis-sement – rechtspraak – 08/12/2010

• Afschrijvingsmethoden naderbekeken – 15/12/2010

De hot topics uit de actua-rubriek van de website www.iec-iab.be.

I A B

Page 33: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

Groenstraat 312640 Mortsel

BelgiëT +32 3 680 15 50F +32 3 658 71 [email protected]

U zoekt meer informatie over fi scaliteit? U verkiest praktische handleidingen boven langdradige naslagwerken? U wilt weten hoeveel u moet betalen, maar bovenal hoeveel en hoe u kunt besparen? Met de reeks Fiscale Handboeken vindt u precies wat u zoekt!

Reeks Fiscale Handboeken

Permanent –30% met een abonnement!

Handboek btw 2010-2011P. Wille, F. Borger en M. Govers2010 | veertiende editie | ISBN 978-94-000-0057-5 | xxix + 563 blz. | paperback

los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro

Handboek vennootschapsbelasting 2010-2011P. Beghin en I. Van De Woesteyne2010 | zeventiende editie | ISBN 978-94-000-0058-2 | xxix + 471 blz. | paperback

los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro

Handboek personenbelasting 2010-2011 P. Beghin en I. Van De Woesteyne2010 | achtste editie | ISBN 978-94-000-0059-9 | xxxii + 741 blz. | paperback

los exemplaar: 79 euro met abonnement: 55,30 euro

Handboek douane en internationale handel F. Rutten en A. Serneels 2005 | derde editie | ISBN 978-90-5095-411-2 | xiv + 269 blz. | paperback

los exemplaar: 50 euro met abonnement: 35 euro

Handboek registratie- en successierechten D. De Groot en T. Wustenberghs 2008 | derde editie | ISBN 978-90-5095-853-0 | xxv + 406 blz. | paperback

los exemplaar: 75 euro met abonnement: 52,50 euro

Handboek f iscale procedure inkomstenbelastingen I. De Troyer en L. Vandenberghe 2010 | zevende editie | ISBN 978-94-000-0136-7 | xvi + 352 blz. | paperback

los exemplaar: 65 euro met abonnement: 45,50 euro

Handboek internationaal en Europees belastingrechtT. Jansen en P. De Vos 2008 | derde editie | ISBN 978-90-5095-822-6 | xx + 958 blz. | paperback

los exemplaar: 95 euro met abonnement: 66,50 euro

7 sterke titels, 1 sterk concept

Dhr. /Mevr.

Voornaam:

Naam:

Bedrijf :

Btw-nr. :

Straat :

Nr. : Bus:

Postcode:

Gemeente:

Telefoon:

Fax:

E-mail :

Datum: Handtekening:

Fax deze antwoordkaart terug naar Intersentia 03 658 71 21

Alle t i te ls zi jn ook verkri jgbaar in de boekhandel. Intersentia nv respecteert uw privacy. De persoonsgegevens die u doorgeeft, mag Intersentia gebruiken om u op de hoogte te houden van haar uitgaven. Wilt u geen commerciële informatie van Intersentia nv? Kruis dan dit vakje aan: . U kunt uw gegevens ook opvragen en laten verbeteren via fax of per brief.

Met een abonnement op een titel uit de reeks betaalt u permanent 30% minder en is uw informatie steeds up-to-date! De nieuwe editie wordt u immers, bij ver-schijnen, automatisch toegestuurd. U mag een abonnement vrijblijvend opzeggen na ontvangst van minimaal twee opeenvolgende edities.

Page 34: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

34 2 011/ 1

Invulling en precedentswaarde van rulings / E. WarsonLarcier, 2011, 210 p. (Bibliotheek Fiscaal Recht Larcier; 12)

Rulings zijn de laatste jaren fel ingeburgerd in de fi scale praktijk; de ruling heeft per defi nitie een individuele strekking.

Maar wat indien een reeks soortgelijke rulings met dezelfde relevante feiten of met eenzelfde beslissing op een rechtsvraag worden afgeleverd? Wat indien deze rulings aanleiding geven tot een gepubliceerd standpunt of advies?

De auteur spreekt zich als eerste in detail uit over de mogelijkheid tot het inroepen van prece-dentswaarde op basis van de ruling nieuwe stijl. Eerst wordt er een grondige theoretische analyse gemaakt en ten slotte wordt een praktisch over-zicht gegeven van de precendentswaarde van standpunten, adviezen of een reeks soortgelijke rulings.

Verkorte inhoudInleidingDeel I: Historiek van de ruling, defi nities, rechts-vergelijking met Nederland, vraagstelling en werkwijzeDeel II: De algemene rechtsbeginselenDeel III: Welke rulings hebben precedentswaar-de?Deel IV: Samenvatting en besluit

De volledige inhoudsopgave is te raadplegen op http://uitgeverij.larcier.com.Prijs: € 85,00

Bestellen: De Boeck ServicesTel. 0800 99 613

La transmission d’entreprise dans un cadre familial / O. D’Aout, Chr. Lenoir, Ch. Sasse et L. WeertsAnthemis, 2010, 234 p. (Les ateliers des FuCaM)

Organiser la transmission d’une entreprise est un exercice particulièrement complexe dans un ca-dre familial.Le professionnel du conseil (avocat, notaire, pro-fessionnel du chiffre, fi scaliste…) qui assiste le chef d’entreprise doit faire preuve non seulement de créativité mais également d’une maturité pro-fessionnelle suffi sante pour détecter les aspira-tions réelles des uns et des autres et proposer des solutions réalistes et pérennes.Cet ouvrage a pour objectif d’offrir au lecteur les clés pour préparer au mieux la transmission d’une entreprise familiale.

Sommaire– Introduction – La préparation à la transmission

de l’entreprise familiale– Transmettre : quelles structures juridiques pour

quels objectifs ?– L’évaluation de l’entreprise dans un cadre fa-

milial– La transmission de l’entreprise à titre gratuit :

aspects civils et fi scauxLa table de matières est disponible sur www.an-themis.be.

Prix : € 72.00Commander : www.anthemis.beTél. 010 39 00 70

Handboek lokale en regionale belastingen/ M. De Jonckheere en N. Pletsdie Keure – B&E, 2010, 402 p.

Het Handboek lokale en regionale belastingen biedt een overzicht van de basisbegrippen inzake lo-kale en regionale belastingen. Het boek is al aan zijn vierde editie toe en verscheen voor de eerste maal in 1998.

Miguel De Jonckheere analyseert de gemeen-telijke en provinciale belastingbevoegdheid: de oorsprong van de fi scale autonomie en het begrip ‘belasting’, de verschillende beperkingen t.o.v. de belastingbevoegdheid en de procedure inzake ge-meentebelastingen. Hij illustreert dit alles met tal van voorbeelden uit de rechtspraak.

Nicole Plets bespreekt de belastingbevoegd-heid van de gemeenschappen en gewesten: de autonome fi scale bevoegdheid op grond van artikel 170 § 2 van de Grondwet, de ‘gewestbe-lastingen’, de ‘samengevoegde’ en ‘gedeelde’ belastingen, de bevoegdheden van de gewesten t.o.v. ‘de federale bijdrage ter compensatie van de inkomstenderving van de gemeenten ingevolge de liberalisering van de elektriciteitsmarkt’ en de rechterlijke controle op fi scale wetten, decreten en ordonnanties. Ook de bevoegdheidsverde-ling tussen de wetgevende en uitvoerende macht komt aan bod. Net als de overige aspecten van en de beperkingen aan de fi scale bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten. Tot slot de rechterlijke controle op fi scale wetten, decreten, ordonnanties en besluiten.

Als afsluiter bespreekt Miguel De Jonckheere grondig en kritisch de belangrijkste gewestbelas-tingen.

Prijs: € 75,00Bestellen: www.business-economics.beTel. 050 47 12 72

Invulling en precedentswaarde

VA K L I T E R AT U U R

Handboek lokale en regionale

Page 35: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

35 2 011/ 1

VAT package. Les nouvelles règles applicables aux prestations de services / A. Soriano, F. Coutureau et Ph. NoirhommeLarcier, 2010, 206 p. (Cahiers de fi scalité pratique – Séminaires)

Le Conseil des ministres de l’union européenne a adopté en 2008 trois directives : la directive 2008/8/CE modifi ant le lieu des prestations de services, la directive 2008/9/CE défi nissant les modalités du remboursement de TVA en faveur des assujettis qui ne sont pas établis dans l’État membre du remboursement, et la directive 2008/117/CE modifi ant la directive 2006/112/CE afi n de lutter contre la fraude fi scale liée aux opérations intracommunautaires.

Ces nouvelles dispositions forment ce qu’on ap-pelle communément le VAT package, en applica-tion pour le 1er janvier 2010.

Outre une analyse juridique approfondie des tex-tes, le présent ouvrage développe des exemples concrets et synthétise les principes dans des sché-mas clairs et précis. Enfi n, la position administra-tive est également décortiquée.

Sommaire– Titre I : Introduction générale– Titre II : Nouvelles règles de localisation des

prestations de services– Titre III : Les nouvelles obligations T.V.A.– Titre IV : Remboursement de la T.V.A. étran-

gère– Annexe 1 : Le nouvel article 21 du Code T.V.A.– Annexe 2 : Les nouveaux formulaires

• Déclaration T.V.A.• Relevé intracommunautaire de biens et des

services• Liste annuelle des clients assujettis

une table des matières est disponible sur http://editions.larcier.com.

Prix : € 75Commander : www.larcier.comTél. 0800 99 613

BTW-toepassingen bij internationale handelingen door KMO’s / L. Heylens m.m.v. J. Demeulemeester en L. GermonpréuGA, 2010, 255p. (Recht & onderneming in de praktijk; 11)

De problematiek van de internationale handelin-gen en de buitenlandse handel behoort tot de klassiekers inzake btw: waar wordt de handeling gelokaliseerd en wie is de schuldenaar van de btw? Dit handboek geeft op een gestructureerde wijze een overzicht van de nieuwe factureringsre-gels in een nationale maar ook en vooral in een internationale context.

Het eerste deel behandelt vooral de denkwijze die we moeten hanteren bij de analyse van een transactie inzake btw.Het tweede deel behandelt de leveringen van goederen, de diensten, de invoer en de intra-communautaire verwerving van goederen. Deze worden technisch toegelicht en geanalyseerd waarbij ook en vooral aandacht wordt besteed aan de vrijstellingen die er inzake btw in een internationale context bestaan. Zo worden ver-schillende handelingen geanalyseerd zoals de vrijgestelde intracommunautaire leveringen, de uitvoervrijstelling, de driehoekstransacties en de kettingverkopen.Het derde deel is vooral een praktisch deel waar-bij de lezer de juiste regels kan toepassen op een illustratief voorbeeld en schema.In de bijlagen wordt ook de nodige aandacht be-steed aan de btw-analysetabellen.

De inhoudstafel staat op de website onder “even kijken?”: www.uga.be/uitgeverij.

Prijs: € 45Bestellen: www.uga.be/uitgeverijTel. 056 36 32 00

Manuel de la continuité des entreprises et de la faillite / I. VerougstraeteKluwer, 2010, 1010 p.

La loi sur la continuité de l’entreprise a modifi é en profondeur le droit de l’insolvabilité. Le droit de la faillite a également évolué depuis 2003 et l’évolution n’est certainement pas encore à son terme. Sept ans après la parution de l’édition 2003 du Manuel de la faillite et du concordat, une réédition s’imposait qui reprenne les principales évolutions du droit de l’insolvabilité.Nous souhaitons donner au lecteur une clef de lecture du droit de l’insolvabilité tel qu’il existe actuellement en suivant dans la mesure du pos-sible le cadre chronologique des procédures. Le cadre transnational fera partie intégrante de l’ouvrage : la Belgique est heureusement un pays ouvert aux situations transnationales, ce qui fait un des charmes du pays.

SommaireI. IntroductionII. Continuité des entreprisesIII. La failliteIV. Les actions en responsabilité, les sanctions pé-

nales et les déchéances, la réhabilitationV. Les aspects internationaux de la faillite et de la

réorganisation judiciaireIndex

La table de matières complète est à consulter sur www.kluwer.be.

Prix : € 285,00 Commander : www.kluwer.beTél. 0800 16 868

VA K L I T E R AT U U R

VAT package. Les nouvelles BTW-toepassingen bij

Page 36: De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening...De fiscale regeling voor vennootschappen in vereffening: essentiële principes en specifieke toelichtingen Pierre-François

Accountancy&Tax