de anesthesioloog 2014 nr. 1

23
Nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie nr. 1 2014 de anesthesioloog Aandacht voor de SENIOR SPECIALIST Pijnbestrijding en tuchtrecht: lastige procedure of lastige communicatie? Vrijdag 23 mei: sessie over federatie, discussieer mee!

Transcript of de anesthesioloog 2014 nr. 1

Page 1: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Nieuwsbrief van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie nr. 1 2014

de anesthesioloog

Aandacht voor de SENIOR SPECIALISTPijnbestrijding en tuchtrecht: lastige procedure of lastige communicatie?

Vrijdag 23 mei: sessie over federatie, discussieer mee!

Page 2: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Anesthesiologendagen 2014Een reis om de wereld in twee dagen!

22 en 23 mei 2014

Op 8 februari 1828 werd in het Franse Nantes een jongen geboren als oudste van 5 kinderen. Hij werd bekend als de schrijver die de toekomst kon voorspel-len...een visionair. Jules Verne schreef toen al over een tocht in een onder-zeeër onder het poolijs en over een reis naar de maan, terwijl die pas 100 jaar later werd gerealiseerd.

De dingen waarover Jules Verne schreef waren destijds revolutionair! Het was een vroeg populair wetenschappelijke manier om geologie of natuurkunde onder de aandacht te brengen. “Je moet datgene, wat nog gebeuren moet, zien alsof het al gebeurd is, en wat er nu is moet je zien, alsof het nog gebeuren moet, want de toekomst is tegenwoordig erg dichtbij."

De ‘werkvloer’Het bestuur en de ledenraad van de NVA hebben de ambitie om de samenwerking en het contact met de leden (‘de werkvloer”) te verstevigen. Alleen wanneer zowel de ledenraad als het bestuur van de NVa goed op hoogte zijn van wat er bij de leden leeft, welke wensen en suggesties er leven kunnen beide organen goed functioneren en daadwerkelijk de leden vertegenwoordigen.

Op 25 februari werd het eerste bezoek van een bestuurslid en een lid van de ledenraad aan een maatschap Anesthesiologie afgelegd. De overgrote meerderheid van de maat-schap Anesthesiologie van het ziekenhuis Rijnstate was de gastheer voor ledenraads lid Corsten en bestuurslid Knape. De agenda was open en na informatie over het doel van het bezoek kwamen snel de zaken naar voren die onder de leden van de maatschap leven.

Over onderwerpen als taakherschikking en taakverschuiving, de positie van de physi-cian assitant, de inhoud van de nieuwe opleiding, verserking van de anesthesiologie in de pre- maar vooral in de postoperatieve zorg, het belang van outcome studies, oude-renbeleid, sedatie en IC werd uitgebreid van gedachten gewisseld. Veel onderwerpen staan al op de agenda van het strategisch plan van de vereniging, maar de input vanuit de maatschap was belangrijk en eye openend!

Bestuur en ledenraad hebben in het kader van een pilot nog een aantal gesprekken met maatschappen en vakgroepen op de agenda staan en de gegevens daarvan zullen worden geaggrereerd en uitgewerkt voor jaarplan en agendering.

VOORWOORD

3de anesthesioloog 1 • 20142 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 3: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Aandacht voor de senior specialist Resultaten van de enquete die onlangs is verstuurd aan 50+ leden

‘de Adagen’ Peter Meijer voorzitter organiserend comité over de Anesthesiologendagen 2014!

Sessie over federatie: discussier meeTijdens de Anesthesiologendagen wordt aandacht besteed aan de federatie

‘Het is volslagen zinloos als mensen niets zeggen’Loes Snel en Frans ten Have nemen afscheid van de commissie kwaliteitsvisiatie en blikken terug

Terugblik op ‘NVA loopbaan’Dirk van Diejen neemt afscheid van de Registratiecommissie

1

GESCHIEDENIS Ere wie ere toekomt Hans Pöll, Nanda Meents, Leo Booij

ZuurstofMatijn Buwalda

LEDENRAADSLEDEN ‘Ik vind het belangrijk dat allebelanghebbende groepen en individuen gehoord worden’Ledenraadsleden aan het woord. Deze keer Ivar Bruaset.

COLUMNFoutloze processenMarlon Scheuer en Hector Medina

IN MEMORIAMPieter Vuijk Admiraal(1929-2014)

MEDEDELINGEN

JURIDISCHPijnbestrijding en tuchrecht: lastige procedure of lastige communicatieEva Koetsier & Ludmilla Garmers, Juridische Commissie

KWALITEITDossier PACUBestuur NVA

Kwaliteit in praktijkAnke Schuurhuis, Commissie Richtlijnen en indicatoren

NIEUWSBERICHTENSelectie berichten onlangs verstuurd via de NVA app

NVA AGENDA

INHOUD ‘Ik ben eigenlijk het bewijs dat het niet nodig is om tot het Old Boys Network oftewel de geves-

tigde orde te behoren, om actief te zijn in de vereniging’

Peter Meijer

Coverfoto: Bezoekers van de Domus Medica zien dit bord hangen bij de receptie. Alle verenigngen die ge-vestigd zijn in de Domus Medica staan hierop

RUBRIEKEN

10

16

18

32

6

12

14

22

34

26

29

30

6 26

41

42

44

36

16 10 12

4 de anesthesioloog 4 • 2013 5de anesthesioloog 4 • 2013

Page 4: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Wetenschappelijk verenigingen doen gezamenlijk onderzoek naar de relatie tussen leeftijd en werk

Recentelijk hebben de NVA, de NVvH (Ne-derlandse Vereniging voor Heelkunde) en de NIV (Nederlandse Internisten Vereniging) de samenwerking opgezocht en een enquête uitgezet over leeftijdsgebonden klachten en werk onder medisch specialisten tussen de 50 en 65 jaar. Het onderwerp staat bij alle drie de wetenschappelijke verenigingen op de agenda omdat de medisch specialist steeds langer doorwerkt. Het is voor de be-roepsgroep van belang dat de specialist de pensioengerechtigde leeftijd fit en gezond haalt. Bovendien dient de eventuele afname van vaardigheden door leeftijdsgebonden klachten niet ten koste te gaan van de kwa-liteit van de patiëntenzorg. De hoge respons van 65% en de vele reacties bevestigen dat het onderwerp leeft en aandacht behoeft. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de meest in het oog springende resultaten van de enquête.

Aandacht voor de senior specialist

ENQUETE

Namens de werkgroep ‘Leeftijd en werk’

Iets minder dan de helft ervaart geen leeftijdsgebonden klachtenEr is geen significant onderscheid tussen de drie specialismen in de ervaring van leef-tijdsgebonden klachten. Daarnaast blijken medisch specialisten in loondienstverband even vaak klachten te ervaren als vrijgevestigde medisch specialisten. Wel blijken vrouwen vaker klachten te ervaren dan mannen (figuur 1). Opvallend is echter wel dat er geen verschil tussen mannen en vrouwen is aangetroffen wat betreft de aard van de klachten en de impact van deze klachten op het werk.

Een derde van de medisch specialisten die klachten ervaren, geeft aan dat deze invloed hebben op zowel technische als klinische vaardigheden. Een respondent: “Ik ben pas

50, maar zie het niet zitten om tot mijn 67e door te werken, niet alleen voor mijzelf, maar vooral voor de patiënten. Helaas zie ik dit ook vaak bij oudere col-lega’s gebeuren, enkele jaren vóór hun pensioen. De meesten willen dat echter niet toegeven.”Internisten geven aan dat vaardigheden minder vaak worden beïnvloed door de ervaren klachten (figuur 2). Waarschijnlijk is dit te verklaren doordat de interne ge-neeskunde een beschouwend vak is, waarbij het aantal te verrichten handelingen minder zijn in tegenstelling tot de heelkunde en in mindere mate de anesthesiolo-gie.

In deze enquête is het begrip ‘leeftijdsgebonden klach-ten’ breder gedefinieerd. Stress en vermoeidheid zijn bijvoorbeeld ook meegenomen. Juist dít blijken de klachten te zijn die het meeste invloed hebben op het uitvoeren van de werkzaamheden (figuur 3).

De medisch specialisten ervaren de veranderende or-ganisatie als de grootste bron van stress (figuur 4). Respondenten pleiten voor het zogenaamde ‘rust op het front’ rondom financiering- en bekostigingssyste-matiek. Daarnaast blijkt dat ook de dienstfrequentie,

dienstintensiteit, lange werkdagen en werkdruk een grote invloed hebben op het ontstaan of verergeren van de ervaren klachten. Een internist-respondent: “Dien-sten en administratieve rompslomp zijn de grootste boosdoeners”.

Leeftijdsgebonden klachten kunnen leiden tot voortijdig beëindigen werkzaamhedenDit zegt een derde van de medisch specialisten die klachten ervaart. Een respondent: “Dit werk is te zwaar, zowel fysiek als mentaal, om tot je 67 voor de volle 100% vol te kunnen houden. De diensten maken het fysiek heel zwaar. Het herstellen van de steeds terug-kerende 'jetlag' wordt steeds moeilijker”. Reductie van de dienstfrequentie of meer herstel na diensten worden gezien als de belangrijkste maatregelen om gezond en fit de pensioengerechtigde leeftijd te bereiken. Ook het verkorten van de werkweek of meer verlofdagen zou-den hier een positieve bijdrage aan leveren. Medisch specialisten die aangeven dat hun vaardigheden nega-tief worden beïnvloed door hun klachten verwachten een groter effect van bovengenoemde maatregelen. Van de respondenten geeft 45% echter aan dat binnen hun maatschap/vakgroep geen leeftijdsgebonden maat-

Marjolijn Verstegen (beleidsadviseur Beroepsbelangen NIV) Stefan Roskam (beleidsadviseur NVvH) Ronald Hortensius (beleidsmedewerker NVA)

“Ik ben pas 50, maar zie het niet zitten om tot mijn 67e door

te werken, niet alleen voor mijzelf, maar vooral voor de

patiënten. Helaas zie ik dit ook vaak bij oudere collega’s

gebeuren, enkele jaren vóór hun pensioen. De meesten willen dat

echter niet toegeven.”

een respondent

7de anesthesioloog 1 • 20146 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 5: de anesthesioloog 2014 nr. 1

regelen beschikbaar zijn of dat deze niet bespreek-baar zijn (figuur 5). Bij vrijgevestigde respondenten ligt dit percentage op 54%. Nog opvallender is ech-ter dat 32% van de specialisten in loondienstverband aangeeft dat binnen hun vakgroep leeftijdsgebonden maatregelen niet bespreekbaar zijn. Medisch specia-listen in loondienst kunnen echter terugvallen op de cao (AMS of UMC). Medisch specialisten in vrije vestiging dienen dit binnen de maatschap gezamen-lijk op te lossen, wat directe gevolgen heeft voor de organisatie van de maatschap. Ook zien we per specialisme niveauverschillen in de maatregelen die beschikbaar zijn.

Plezier in het werk Bij de vraag “Hoe beleeft u uw werk ten opzichte van 20 jaar geleden?” heeft 70% van de responden-ten aangegeven met evenveel of meer plezier naar hun werk te gaan. 53% van de medisch specialisten die aangeven dat ze leeftijdsgebonden klachten erva-ren, gaat echter met minder plezier naar hun werk. Ongeacht de leeftijd moeten we voorkómen dat me-disch specialisten met minder plezier naar hun werk gaan. Of nog erger: vroegtijdig moeten stoppen met het uitoefenen van hun beroep. De NIV, NVvH en NVA zullen gezamenlijk in een werkgroep de mo-gelijkheden onderzoeken om hier een bijdrage aan te leveren.

Wilt u reageren op dit artikel dan kunt u uw reactie sturen naar [email protected]

Aandacht voor de senior specialistBelangrijk is dat het onderwerp binnen de maatscha-pen/vakgroepen bespreekbaar is en dat gezamenlijk wordt gekeken naar mogelijkheden om fit en gezond de pensioengerechtigde leeftijd te behalen. De vol-gende adviezen kunnen hierbij behulpzaam zijn: - Zet het onderwerp werkbelasting op de agenda vande maatschap/vakgroep.- Doe aan lange termijn carrière planning- Trek tijdig aan de bel bij het ontstaan van klachten- Onderzoek de mogelijkheden voor coaching- Zorg voor een goede leeftijdsopbouw van de maatschap- Heb aandacht voor preventieve maatregelen zoals bijvoorbeeld ergonomie

“ Ik juich het toe dat hier aandacht aan wordt besteed,

er rust nog een taboe op. Expertise ontwikkeling is hard nodig, zeker nu we langer door

mogen werken, wat velen ook graag willen

(ik ook als het me gegeven is).”

een respondent

Kerngegevens enquête

Geënquêteerden 1600 internisten, anesthesiologen en chirurgen tus-sen de 50 en 65 jaar

Respondenten 1037 (65% respons)Geslacht man 78% vrouw 22%

Specialisme internisten 41%anesthesisten 38 % chirurgen 21%

figuur 1

figuur 2

figuur 2figuur 3

figuur 4

figuur 5

figuur 3

9de anesthesioloog 1 • 20148 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 6: de anesthesioloog 2014 nr. 1

In 2011 is het visiedocument Post Anesthesia Care Unit vastgesteld door de NVA. Een Post Anesthesia care unit (PACU) biedt zorg tot 24 uur postoperatief aan post-operatieve patiënten. In vervolg op het vi-siedocument is onderzoek gedaan naar de financiële consequenties van introductie van een PACU. Door hierbij een tool te ont-wikkelen dient dit onderzoek eveneens ter ondersteuning voor vakgroepen en zieken-huisbesturen die overwegen een PACU te introduceren. Met dit rekenmodel kan op eenvoudige wijze voor het eigen ziekenhuis een PACU-businessmodel opgesteld wor-den en inzichtelijk maken wat de introductie van een PACU in de eigen setting betekent.

DOSSIER

PACU

KWALITEIT

Doelgroep• Patiëntenmetperioperatiefgeïnduceerdebedreigdevitale functieswaarbijsnelle(inuren)verbeteringzeerwaarschijnlijkis; verwachtingdatdepatiëntbinnen24uurdePACUkanverlatenen naardeverpleegafdelingkan.• Patiëntenbehoevenintensievebewaking/behandeling,gerichtop hethandhavenencontrollerenvanvitalefunctiespostoperatief.• PACUisbedoeldvoorpatiëntendienuvroegtijdigretourgeplaatst worden naar de verpleegafdelingen en intensieve monitoring nodig hebben.

MeerwaardeDe PACU bevordert doorstroom van patiënten in het operatieve proces en kan leiden tot een efficiëntere inzet van IC-bedden en optimalisatie van de zieken-huislogistiek. De voordelen van een PACU gelden niet voor alle ziekenhuizen; er is een kritisch opera-tie volume nodig om een PACU rendabel te maken en 24 uur per dag open te zijn. Door de openstelling van een PACU is automatisch de reguliere verkoeverfunc-tie 24/7 aanwezig. Om deze keuze te ondersteunen is in 2013 een Budget-Impactanalyse (BIA) omtrent de implementatie van het visiedocument PACU gemaakt. Deze BIA maakt de financiële consequenties op zie-kenhuisniveau inzichtelijk.

Financiële consequenties: de belangrijkste conclusies uit de buget-impactanalyseDe praktijkvoering van een PACU kan voor bepaalde ziekenhuizen een aanzienlijke kostenneutraal worden ingevoerd:

• de voornaamste winst door praktijkvoering van een PACU t.o.v. een verkoeverfunctie op de ICU wordt veroorzaakt door een vermindering verkeerde bedproble-matiekl. Door het scheiden van de operatieve electieve patiëntenstroom van de spoedstroom en de IC-patiën-tenstroom, zijn er meer bedden beschikbaar voor vitaal bedreigde patiënten op de verpleegafdelingen. Hierdoor worden complicaties cq kosten voorkomen door optima-lere inzet van de vrijgekomen IC-capaciteit;

• voor het realiseren van een kostenneutraliteit door het invoeren van een PACU is een minimaal patiënt-volume noodzakelijk. Hierdoor lijkt invoering van een PACU vooral relevant voor grotere ziekenhuizen. In ziekenhuizen waar cardio-thoracale chirurgie en neurochirurgie wordt uitgevoerd zijn relatief grote kostenbesparingen door de invoering van een PACU te verwachten.

• Een bijkomende kostenbesparing kan worden ge-realiseerd op de verpleegafdelingen. Door inrichting van een PACU kan de verpleegkundige staf s’avonds en s’nachts op het huidige minimum gehandhaafd blijven.

• het annuleren van geplande operaties vanwege een tekort aan IC-bedden komt in de onderzochte cases vrijwel niet (meer) voor.

Een businessmodel voor uw ziekenhuisTer ondersteuning voor vakgroepen en ziekenhuis-besturen die overwegen een PACU te introduceren is naast de BIA een rekenmodel ontwikkeld, waarmee u op eenvoudige wijze voor uw eigen ziekenhuis een PACU-businessmodel op kunt stellen. Hiermee kunt u inzichtelijk maken wat de introductie van een PACU in uw eigen setting betekent.◄

METHODEVoor het uitvoeren van dit onderzoek is een klankbordgroep van anesthesiologen uit verschillende typen ziekenhuizen samengesteld. Deze klankbordgroep, onder voorzitterschap van drs. M. van der Beek, bestond uit: - drs. M. van der Beek (voorzitter), anesthesioloog, Gelderse Vallei, Ede- drs. L.J. Bras, anesthesioloog-intensivist, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein- drs. H.A. Olij, anesthesioloog, Zuwe Hofpoort Ziekenhuis, Woerden- mw. drs. J.E.M. Vernooij, anesthesioloog, Vernooij, Rijnstate, Arnhem- mw. dr. E.Y Sarton, anesthesioloog, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden- drs. M. van der Wel, beleidsadviseur, Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen

Het uitvoeren van de budget impact analyse en het ontwikkelen van het rekenmodel is uitgevoerd door Q-Consult. Het Kennis Instituut van Medisch Specialist fungeerde als procesbegeleider.

Het BIA rekenmodel vindt u op de website: Kwaliteit/visidocumenten (PACU)

Bestuur NVA

11de anesthesioloog 1 • 201410 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 7: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Peter: ‘Bij de organisatie van een dergelijk groot evenement is het fijn als je weet dat er een goede basis is. Ik wist inmiddels dat er veel ervaring aanwezig is; het congres-bureau is al jaren dezelfde, op het bureau is veel ervaring en ook de leden in het Orga-niserend Comité draaien al even mee.’

Ieder jaar komen ongeveer dezelfde hoeveelheid deelne-mers en standhouders, wat maakt de anesthesiologenda-gen nu zo succesvol?‘De wetenschapsdag is duidelijk gericht op de wetenschap. De anesthesiologendagen wor-den al jaren gezien als een reünie. Hier ontmoet je bijvoorbeeld oude bekenden waarmee je de opleiding hebt gedaan en wat mij betreft blijft dat vooral ook zo. Neemt niet weg dat daaromheen er wel een goed programma moet staan en dat het niet de uitstraling moet krij-gen van de Libelle zomerweek. Dus inhoudelijk goede onderwerpen en ook onderwerpen die over de grenzen van het vak heengaan. Inbreng vanuit andere disciplines en andere partijen waar we veel mee te maken hebben worden ook meegenomen in het programma. Ik wil dit jaar de anesthesiologendagen ook gebruiken om het contact tussen de leden en het bureau te stimuleren omdat veel mensen niet goed weten wat het bureau nu voor hen doet. Doordat ik in de ledenraad zat en nu in het bestuur zit zie ik wat het bureau betekend voor de NVA. De NVA stand wordt nu centraal in de exporuimte geplaatst en gaat dienen als mooie, gezellige ontmoetingsplek.’

Trefwoorden: ReünieVermeulen-CranchZeebenenFeestoftewel:

Een tipje van de sluier met betrekking tot het programma? ‘Het thema is geïnspireerd op de persoon en verhalen van Jules Verne. Verne schreef over sciencefiction ach-tige dingen; over een wereldreis en een onderzeeër die onder het poolijs doorvoer. Het thema kan zeer breed ingevuld worden. Enerzijds naar voren kijkend: wat staat ons te wachten wat zijn nieuwe ontwikkelingen en hoe gaat het over 10 of 20 jaar maar anderzijds is Jules Verner een persoon uit het verleden, dus terugkijken kan ook. Daarom vind ik het leuk dat de kring geschiedenis een sessie invult met anesthesiologische technieken tij-dens de eerste wereld oorlog. Het comité heeft gezorgd voor sessies die zijn gelinkt aan dat thema, bijvoorbeeld: anesthesie op grootte hoogte door Remco Berendsen, Cris Bleeker werkt voor de marine en komt praten over anesthesie op zee. Maar er is ook ruimte voor de toe-komst. Bijvoorbeeld wat de Federatie Medisch Specia-listen voor ons gaat betekenen. De rest lezen de collega’s binnenkort in het programma.

Het feest werd in de evaluatie zeer goed gewaardeerd, wat staat er dit jaar te gebeuren? ‘Het feest was vorig jaar bijzonder vanwege het lus-trum maar als het meezit, wordt het feest net zo goed als vorig jaar. We zitten op dezelfde locatie, hebben

dezelfde band en dezelfde DJ. Dat het feest goed werd gewaardeerd was ook zichtbaar; mensen bleven tot het einde terwijl voorgaande jaren de meesten veel eerder naar de Alla vertrokken. Hopelijk wordt het dit jaar net zo spetterend. De aankleding zal net als de congresda-gen helemaal in de stijl van het thema zijn.

We zien je de laatste paar jaar op veel plekken terugkomen in de ver-eniging, leg eens uit? ‘Ik ben eigenlijk het bewijs dat het niet nodig is om tot het Old Boys Network oftewel de gevestigde orde te behoren, om actief te zijn in de vereniging. De vereni-ging heeft op veel plekken behoefte aan leden die ook daadwerkelijk actief zijn en hun expertise en compe-tenties willen inzetten. Ik vind het enorm belangrijk dat leden zich realiseren dat ze een belangrijke stem heb-ben bij het samenstellen van het strategisch plan waar-mee je dus mede de koers van de vereniging bepaald. Dus ik zou zeggen: kom langs bij de NVA stand, schiet mij of iemand van het bureau gerust aan want ook voor het organiserend comité hebben we volgend jaar weer ‘actieve’ leden nodig!’◄

Na een jaar over de schouders van Elise Sarton te hebben meegekeken nam Peter Me-ijer dit jaar het voorzittersstokje van haar over.

De anesthesiologendagen worden al jaren

gezien als een reünie. Hier ontmoet je

bijvoorbeeld oude bekenden waarmee je de opleiding hebt gedaan en wat mij betreft blijft dat

vooral ook zo.

Peter Meijer, voorzitter organiserend comité

Sandra Gijtenbeek

‘de Adagen’

ANESTHESIOLOGENDAGEN

13de anesthesioloog 1 • 201412 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 8: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Bestuur en Ledenraad hebben ingestemd met het Syner-gie-project, omdat zij een forse versteviging van de me-disch specialist in politiek Den Haag van groot belang achten. Dit kan alleen door een krachtige samenwerking, die vormgegeven zal worden door de Federatie Medisch Specialisten Nederland. De kracht is onder meer gelegen in het feit dat álle medische specialisten die aangesloten zijn bij een wetenschappelijke vereniging (WV) zich ge-zamenlijk laten vertegenwoordigen. De opslag is dus niet facultatief.

De nieuwe federatie geeft invulling aan de collectieve belangenbehartiging op de gebieden kwaliteit, commu-nicatie, opleidingen en beroepsbelangen. Dit jaar is een overgangsjaar en de kosten op de gebieden kwaliteit, communicatie en opleidingen worden daarom nu al ver-deeld. De beroepsbelangen zullen in een latere fase wor-den vormgegeven.De Ledenraad en het bestuur zijn van mening dat opleiding, kwaliteit en communicatie ons allen aangaan. Om dit goed te borgen dienen de kosten hiervan gezamenlijk door de wetenschappelijke verenigingen te worden gedragen en niet alleen op de schouders te laten komen van de OMS leden. Er is tenslotte sprake van een federatie van wetenschappelijke verenigingen, in plaats van de Orde van Medisch Specialisten. In 2014 zal worden bezien op welke wijze de beroepsbelangen een plek krij-gen in de federatie; de cao-onderhandelingen voor leden in

dienstverband worden door de LAD uitgevoerd.Per 2015 zijn anesthesiologen die lid zijn van de NVA au-tomatisch lid van de federatie. Leden in dienstverband ook van de LAD. Leden ontvangen dan ook de voordelen van het ledenpakket van zowel de OMS als de LAD. Gaat de NVA op in de federatie?Op de agenda van het Bestuurlijk Overleg Orgaan (BOO) woensdag 18 december, het onafhankelijk overleg tussen de OMS en de wetenschappelijke verenigingen, stond de verkiezing van het Presidium op de agenda. Van de vijf kandidaten kregen Frank Bosch (internist) en Albert Smeets (radioloog) de meeste stemmen van de leden van het BOO. Zij zullen samen met onafhankelijk voorzitter Rutger-Jan van der Gaag met ingang van 1 januari 2014 het Presidium vormen. Dit Presidium zal samen met het bestuur van de OMS in het overgangsjaar de nieuwe fede-ratie zorgvuldig voorbereiden.De nieuwe Federatie wordt ondersteund door een Fede-ratiebureau, het huidige OMS-bureau, waarbij elke we-tenschappelijke vereniging haar eigen bureau houdt voor ondersteuning op verenigingsniveau.Ruim 21.000 specialisten stemmen in met federatieInmiddels hebben al 27 van de 29 wetenschappelijke ver-enigingen ingestemd om in 2014 toe te werken naar een Federatie Medisch Specialisten Nederland. Dat zijn ruim 21.000 medisch specialisten van de 21.750 geregistreerde medisch specialisten.

De huidige Orde Medisch Specialisten (OMS) wordt om-gevormd tot de nieuw te vormen Federatie voor Me-disch Specialisten Nederland (FMSN). Frank de Grave, voorzitter van de Orde van Medisch Specialisten heeft tijdens de Anesthesiologendagen 2013 al een eerste toelichting gegeven. De Ledenraad van de NVA heeft 27 november jl. ingestemd met het invoeren van een overgangsjaar richting de nieuwe FMSN. Tijdens de Anesthesiologendagen in mei aanstaande besteden we wederom aandacht aan de federatie. Maar nu bent u aan het woord!

SYNERGIE

Presidium federatie medisch specialisten Nederland gekozen

Informatie over de federatie

Via de website vindt u onder het item actueel een pagina waar we alle informatie verzamelen met betrekking tot de federatie. Hier treft u ook de pdf van de uitgave ‘de specialist’ waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan de federatie. Nieuwe informatie ontvangt u via een e-mail en via de NVA-app.

Vrijdag 23 mei:

Sessie over federatie DISCUSIEER MEE!

Dit jaar worden alle voorbereidingen getroffen om de oprichting van de federatie per 1 ja-nuari 2015 te realiseren. De definitieve besluitvorming over deelname van de NVA aan de federatie zal in het najaar van 2014 plaatsvinden; graag nodigen wij u uit om hierover tijdensde Anesthesiologendagen te discussiëren. Op vrijdag 23 mei zal in de ochtend een sessie aan de federatie worden besteed, waarbij Rutger Jan van der Gaag, onafhankelijk voorzitter van het Presidium en tevens voorzitter van de KNMG, een en ander zal toelichten.

Voorafgaand aan deze voordracht staat een spreker op het programma die ruime ervaring heeft met strategische belangen en beleid: voormalig Commandant der NederlandseStrijdkrachten Peter van Uhm. Peter van Uhm is tevens verkozen tot beste spreker van het jaar 2013.

Peter van Uhm spreekt tijdens Anesthesiologendagen

Van Uhm is een Nederlands generaal buiten dienst. Van 5 september 2005 tot en met 13 maart 2008 was hij commandant Landstrijdkrachten (CLAS). Op 17 april 2008 volgde hij Dick Berlijn op als commandant der Strijdkrachten.

15de anesthesioloog 1 • 201414 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 9: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Niet alleen de medische opleidingen, maar ook de patiënten hebben een ontwikkeling doorgemaakt. De voorgestelde behandeling is niet meer vanzelfsprekend, de patiënt wordt veeleisender en mondiger en daarnaast zijn ook de invloeden van de klaagcul-tuur zichtbaar. Dit geldt zeker ook voor patiënten met pijn. De langdurige, vaak intense contacten tussen pijnbestrijder en patiënt, de afhankelijke positie van de laatstgenoem-de in vaak uitzichtloze trajecten met grote impact op het dagelijks leven, gecombineerd met de soms ingewikkelde technieken maken de interacties tussen beiden kwetsbaar. De vraag rijst of de pijnbestrijder in het bijzonder, maar ook de anesthesioloog in het algemeen, tijdens de opleiding voldoende expertise en bagage meekrijgt om dit soort situaties het hoofd te bieden. Vaak zijn er in een instelling ook maar één of twee pijn-bestrijders werkzaam, hetgeen onderling advies en ondersteuning bemoeilijkt’

In de afgelopen tijd heeft de tuchtrechter zich menigmaal gebogen over een zaak betref-fende de pijnbestrijding. Op 9 augustus 2013 sprak het regionaal tuchtcollege zich uit in een zaak betreffende diverse klachten tegen een anesthesioloog-pijnspecialist inzake een zenuwwortelblokkade.1 De klachten betroffen onder andere het laten uitvoeren van de zenuwblokkade door een ‘onervaren anesthesioloog’ en het niet voorstellen van deze anesthesioloog aan de patiënte. Het ging hier waarschijnlijk om een anesthesio-loog die zich specialiseerde tot pijnspecialist. Volgens het tuchtcollege is het voorstel-baar dat de patiënt onaangenaam verrast was toen werd voorgesteld dat de ingreep zou

lastige procedure of lastige communicatie?

Pijnbestrijding neemt een steeds prominentere rol in binnen ons vakgebied. We hebben allemaal te maken met patiënten met pijn: in het postoperatieve traject, bij de obstetrische zorg, bij oncologische patiënten of anderszins. Waar wij vroeger allen pijnbestrijdingsac-tiviteiten konden uitvoeren, is dit voor wat betreft het specialistisch deel nu voorbehouden aan anesthesiolo-gen met een pijnbestrijdingsopleiding. Tijdens de anes-thesiologische opleiding, maar ook daarna, heeft de arts-assistent weinig te maken met langdurige patiën-tencontacten. Communicatie met patiënten en uitleg over behandelstrategieën zijn vaak kortdurend en een-malig en beslaan niet vaak multidisciplinaire settings.

worden uitgevoerd door de ‘onervaren’ anesthesioloog onder supervisie van de pijnspecialist en dat het voor de patiënt lastig was om pal voor de ingreep niet ak-koord te gaan met dit voorstel. Volgens het college was echter gebleken dat de pijnspecialist was ingegaan op het ongenoegen van de patiënt met het voorstel en dat de patiënt kennelijk had ingestemd met het voorstel. Het tuchtcollege oordeelde uiteindelijk dat de arts die de behandeling uitvoerde competent was om onder de supervisie van een ervaren pijnspecialist een zenuw-wortelblokkade uit te voeren, omdat de behandelend arts een anesthesioloog was. Het tuchtcollege wees de klacht van de patiënt af. De pijninterventies gebeuren vaak in relatief korte tijd met een hoge snelheid van patiëntenwisseling. Het komt geregeld voor dat een anesthesioloog in oplei-ding tot pijnspecialist de interventies uitvoert onder supervisie van een pijnspecialist en dit wordt niet altijd even duidelijk van tevoren met de patiënten besproken. Extra aandacht hiervoor is naar onze mening wel op zijn plaats.

Op 10 juli 2013 sprak het regionaal tuchtcollege zich uit in een zaak betreffende een traject van palliatieve sedatie.2 Het betrof een terminale oncologische patiënt die reeds enige maanden onder behandeling was van de pijnpoli van een ziekenhuis. Zijn echtgenote was een IC-verpleegkundige en was werkzaam in hetzelfde ziekenhuis. De patiënt werd een paar keer kortdurend opgenomen vanwege doorbraakpijn en dyspneu en had een epiduraal katheter. De betreffende pijnspe-cialist had de patiënt enkele malen in het ziekenhuis

gezien tijdens zijn dienst, maar kende de patiënt ook persoonlijk. Tijdens een nacht, waarin de patiënt thuis erg dyspnoisch werd, zocht zijn echtgenote contact met de betreffende pijnspecialist. De pijnspecialist schreef telefonisch intraveneuze morfinetoediening met een perfusorpomp voor. De morfine werd gedurende de nacht door de echtgenote (IC-verpleegkundige) tot waarschijnlijk 24 mg/uur opgehoogd. De volgende ochtend was de patiënt weer erg dyspnoisch en uitte hij de wens te willen slapen. De echtgenote nam opnieuw contact op met de pijnspecialist en deze ging ermee akkoord om naast morfine continu intraveneuze mi-dazolam toe te dienen met een tweede perfusorpomp. Over de dosering werden geen afspraken gemaakt. De midazolam werd opgehoogd van 1 tot 4 mg/uur. De patiënt is ongeveer tweeënhalf uur na het starten van deze midazolam-pomp overleden.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg verwijt de pijnspecialist achteraf onder meer dat hij de patiënt niet zelf had gezien of gesproken voor de indicatiestelling voor palliatieve sedatie. De patiënt was niet wilsonbe-kwaam bij de start van de palliatieve sedatie en het was niet duidelijk of de patiënt betrokken was geweest bij de indicatiestelling. Ook werd de pijnspecialist ver-weten dat hij geen bemoeienis meer had gehad met de uitvoering van de sedatie en dat hij de verpleegkundige niet had gewezen op de ‘Richtlijn palliatieve sedatie’3. Het college oordeelde uiteindelijk dat de anesthesioloog de Richtlijn palliatieve sedatie had moeten volgen en dat hij zich er niet van heeft vergewist dat de sedatie op de juiste indicatie, proportioneel en adequaat werd toegepast. Hij had geen inzicht in de dosering van de

Ludmilla Garmers Juristen anesthesioloog

Eva Koetsier, Jurist en anesthesioloog

JURIDISCH

Pijnbestrijding en tuchtrecht:

pijninterventies gebeuren vaak in relatief korte tijd met een hoge snelheid van patiëntenwisseling.

17de anesthesioloog 1 • 201416 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 10: de anesthesioloog 2014 nr. 1

medicamenten en had geen symptoomcontrole toege-past. Het college besloot echter de pijnspecialist geen berisping te geven, maar de lichtere maatregel van een waarschuwing, omdat de pijnspecialist aangaf van zijn fouten te hebben geleerd, hij deze erkende en zich een (te) zeer betrokken arts had betoond.

In de eerste zaak betreft de klacht niet alleen de be-handeling, maar ook de bejegening. In de tweede zaak komen zowel de overmatige betrokkenheid als het ge-brek aan betrokkenheid van de pijnspecialist aan de orde. Aandacht voor de specifieke patiëntengroep van de pijnpatiënten binnen de opleiding kan mogelijk bij-dragen aan een betere communicatie met de patiënten.

Toename van feedback binnen artsengroepen (waaron-der multidisciplinaire overlegmomenten) kan verder bijdragen aan betere en professionelere zorg voor deze patiëntengroep. Dit alles zal ten goede komen aan zo-wel de patiënten als de artsen, die ondanks alle goede bedoelingen, soms toch voor misverstanden en verschil-len van inzicht met patiënten (en collega’s) komen te staan…◄

1 Uitspraak Regionaal Tuchtcollege 09-08-2013. Zaaknummer 074-2012. http://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2013/2 Uitspraak Regionaal Tuchtcollege 10-07-2013. Zaaknummer 12187a. http://tuchtrecht.overheid.nl/zoeken/resultaat/uitspraak/2013/3 KNMG-richtlijn palliatieve sedatie2009. www.anesthesiologie.nl/uploads/openbaar/RL_palliatieve_sedatie1.pdf

Carl Wilhelm Scheele (Zweeds apotheker 1742-1786) maakte het gas al in 1772 door het verhitten van kwikoxide en noemde het ‘vuurlucht’, maar publiceerde er pas in 1777 over. Ondertussen was het de Engelse geestelijke Joseph Priestly (1733-1804) ook gelukt uit kwikoxide zuurstof te maken. Hij publiceerde in 1775 waardoor hij meestal gezien wordt als de ontdekker van zuurstof. Priestly gaf dit gas de verwar-rende naam: ‘gedephlogisteerde lucht’. Priestly en Scheele correspondeerden beiden over hun ontdekking met Antoine Lavoisier (Frans scheikundige, 1743-1794) die aantoonde dat lucht bestaat uit twee gassen en dat één daarvan, door hem oxygène genoemd, uit lucht verdwijnt na verbranding. Hij ontkrachtte daarmee de eeuwenoude phlogistontheorie. Lavoisier dacht dat oxygène een bestanddeel was van alle zuren. Vandaar de naam zuurstof.

Priestly zelf suggereerde al een mogelijke medische rol voor gedephlogisteerde lucht: ‘it may be conjectured, that it might be peculiarly salutary to the lungs in certain mor-bid cases, were the common air would not be sufficient to carry of the putrid effluvium fast enough’. Ondanks enkele ‘early adaptors’ zoals de Franse artsen Chaissier en Caillens die respectievelijk vanaf 1780 en 1783 al zuurstof toedienden aan pasgebo-renen en tuberculosepatiënten, duurde het nog een kleine eeuw voordat zuurstof een vaste plaats kreeg in het armamentarium van de arts.

De vraag is: waarom duurde dit zolang? Allereerst is het van belang ons te realiseren dat de benodigde technologie voor com-pressie en betrouwbare toediening van gassen aanvankelijk geheel ontbrak. Zuurstof werd vanuit een leren zak toegediend. De eerste zuurstofcilinder dateert uit 1868. De firma Drager startte in 1880 met het leveren van samengeperste zuurstof. Pas vanaf ongeveer 1900 werd een min of meer betrouwbare zuurstoftoediening in de kliniek mogelijk.

Zuurstof, een van de meest gebruikte medicamen-ten in de geneeskunde, wordt door velen geas-socieerd met het leven, vitaliteit en constante be-schikbaarheid. Dat was niet altijd zo. Onze planeet en de eerste cellen ontstonden respectievelijk 4.6 en 3.6 miljard jaar geleden. Zuurstof verscheen pas 2.2 miljard jaar geleden in de atmosfeer. Ook in de geneeskunde debuteerde zuurstof relatief laat.

Zuurstof

GESCHIEDENIS

Mattijn Buwaldalid Kring Geschiedenis van de anesthesiologieMedical & Educational [email protected]

19de anesthesioloog 1 • 201418 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 11: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Ook ontbrak aanvankelijk kennis van de respiratoire (pa-tho)fysiologie. Zo werd zuurstof tot 1900 vooral inter-mitterend toegediend. Men zag wel dat sommige patiën-ten opknapten tijdens zuurstoftoediening, maar had geen idee welke patiënten er echt baat bij hadden. Dit leidde in 1799 tot de oprichting van the Pneumatic Institution te Bristol. Hier werden enige jaren patiënten met alle mogelijke ziekten gratis behandeld om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit van zuurstof als therapeuticum. Tegelijkertijd werd zuurstof gezien als panacee voor al-les en werd het, mede vanuit commerciële motieven, aan het publiek verkocht in de vorm van zuurstofwater of in gasvorm compleet met inhalator. Zuurstof werd op de gekste plaatsen toegediend: via de maag, urethra en via het rectum. Zuurstoftherapie kwam hierdoor in een dubieus daglicht te staan. Pas nadat door onderzoek van de fysiologen Adolf Fick (1829-1901) en Paul Bert (1833-1886) het meten van partiële zuurstofspanning in arterieel en veneus bloed, en bepaling van zuurstofcon-sumptie en cardiac output mogelijk werd, lag de weg open naar meer rationele toepassing van zuurstof. De eerste patiënt met een pneumonie zou in 1885 door Ge-orge Holtzapple met zuurstof zijn behandeld.

Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog stimuleerde het gebruik van zuurstof doordat de toepassing van phosgeen en andere strijdgassen tijdens deze oorlog een chemische pneumonie veroorzaakte (wat wij nu ARDS zouden noemen), waarvoor continue toediening van zuurstof noodzakelijk was. Vervolgens was het de Schotse arts John Scott Haldane (1860-1936) die in zijn publicatie ‘The therapeutic administration of oxy-gen’ uit 1917 voor het eerst beschreef hoe cyanose bij pneumonie berust op een verstoorde ventilatie-perfu-sieverhouding. Ook was het Haldane die afrekende met de praktijk van intermitterende zuurstoftoediening: ‘in-termittent oxygen therapy is like bringing a drowning man to the surface of the water occasionally’. En hoe zat het met het gebruik van zuur-stof in de anesthesiologie?Al vanaf 1847 adviseerden fysiologen om zuurstof toe te dienen bij ether- of chloroforminhalatie om verdrin-gingshypoxie te voorkomen. Dit advies werd pas veel later daadwerkelijk opgevolgd. De meeste chirurgische ingrepen waren in die tijd nog oppervlakkig en dermate kort van duur dat de meeste patiënten een periode van

Carl Wilhelm Scheele produceert zuurstof door verhitting van kwikoxide.

afb. r: instrumenten gebruikt door Carl Wilhelm Scheele bij het produceren en aantonen van zuurstof.

hypoxie zonder veel nadelige gevolgen doorstonden. Het probleem van de verdringingshypoxie speelde ook een rol bij de lachgasnarcose. De benodigde partiële druk voor een lachgasmononarcose is 760 mmHg. Dit is uiteraard niet mogelijk onder normobare condities. De al bovengenoemde Paul Bert gebruikte een mo-biele hyperbare kamer om, onder een druk van 1.2 bar, narcose te geven met een 20%/80% zuurstof-lachgas-mengsel.

Pas nadat in het begin van de twintigste eeuw de tech-nologie voor opslag en betrouwbare dosering van zuurstof beschikbaar was gekomen, nam ook het ge-bruik bij anesthesie toe. Zo werd de rotameter pas na 1937 gemeengoed. Voordien maakte men gebruik van bubble-flowmeters. Tot de ontwikkeling van de puls-oxymeter in 1972, waren cyanose, apnoe en ritme-stoornissen de enige klinische instrumenten om per-operatieve hypoxie te herkennen. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werd zuurstof gemeengoed. Zuurstof in het ziekenhuis kwam niet langer alleen maar uit een tienliterfles, maar ook uit de muur. 100% zuurstof werd toegepast bij elke in- en uitleiding, op zaal, op de IC en in de ambulance. Vooral de ‘four letter word courses’ zoals ATLS en ACLS hebben geleid tot een reflexmatige toediening van 100% zuurstof aan iedere vitaal bedreigde patiënt. Een bijeffect was een revival van het gebruik van zuurstof voor pseudomedische doeleinden.

Klinisch gebruik van zuurstof op zijn retourNeurologische en pulmonale zuurstoftoxiciteit wer-den al in 1878 en 1899 door respectievelijk Paul Bert en Lorrain Smith beschreven. Vervolgens waren het de neonatologen die vanaf 1960 zuurstof- toediening aan neonaten beperkten in verband met het risico op retrolentale en bronchopulmonale dysplasie. De laat-ste jaren wordt langzaam duidelijk dat toediening van 100% zuurstof niet altijd nodig is, of zelfs nadelig is bij het acute myocardinfarct, het ischemische CVA, gedu-rende neonatale resuscitatie, na resuscitatie bij volwas-senen en bij beademing op de Intensive Care. Zijn we weer terug bij af? Nee, dat niet, maar de aandacht bij de toediening van zuurstof gaat niet langer alleen maar uit naar te weinig, maar nu ook naar te veel.◄

Literatuur:Kellogg JH. Oxygen enemata as a remedy in certain diseases of the liver and intestinal tract. JAMA 1888;11:258-62Report of societies. Oxygen therapy BMJ 1920;i:150-2Blanchet. Expériences pour déterminer les propriétés du gaz oxy-gène pour combattre less accidents du chloroforme. Compre-rendus de L’academie Royale de sciences 1847;25:606 Schultz SM, Hartmann PM. Georg E Holtzapple (1862-1946) and oxygen therapy for lobar pneumonia: the first reported case (1887) and a review of the contemporary literature to 1899. J Med Biogr 2005;13:201-206Leigh JM. The evolution of oxygen therapy apparatus. Anaesthesia 1974;29:462-485Sjoberg Fand Singer M. The medical use of oxygen: a time for critical reappraisal. J Int Med 2013;274:505-528

IllustratiesBron: http://www.daviddarling.info/encyclopedia/S/Scheele.html

Dephlogistontheorie(GeorgErnstStahl1660-1734)Alle brandbare materialen bevatten een niet waarneembare gewichtloze substantie: het ‘phlogiston’. Phlogiston komt vrij bij verbranding en ‘verontreinigt’ de lucht. Vandaar dat verbranding in een afgeslo-ten ruimte vanzelf stopt. Gephlogisteerde lucht was niet geschikt om in te ademen aangezien het juist de rol van de ademhaling was om phlogiston uit het lichaam te verwijderen. Priestly dacht dat hij door het verhitten van kwikoxide lucht kon zuiveren, ofwel dephlogisteren.

21de anesthesioloog 1 • 201420 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 12: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Frans: Het visiteren is in heel veel opzichten vergelijkbaar met vroeger, maar destijds had je vrij veel ziekenhuizen die nog nooit gevisiteerd waren. Veel kwaliteitsissues die nu gewoon zijn en waar je helemaal niet over hoeft te praten, waren toen nog helemaal niet gewoon. Veel ziekenhuizen hadden bijvoorbeeld nog geen preoperatieve poli. Daar ging je dan over in discussie. Ook kwam het nog regelmatig voor dat anesthesiologen drie of vier kamers tegelijk deden. Tegenwoordig is de tweekamersystematiek gemeengoed. Maar er zijn ook een aantal items die door de jaren heen hetzelfde zijn gebleven: de werkwijze bij kinderen, Sluders, aanwezigheid bij uitleiden etc. Loes: Toen ik met visiteren begon vond ik het onduidelijk wat nu precies de norm was. Daar zoeken we nog steeds wel eens naar, maar vroeger hadden we voortdurend discussies over wat nu wel mocht en wat niet. Sommige dingen waren natuurlijk wel heel duidelijk, maar er was ook een grijs gebied. In het begin probeerde ik me tijdens vergaderingen te toetsen aan wat andere commissieleden zeiden. Ik vond het lastig dat het niet altijd even duidelijk A of B was. Er waren al wel verenigingsstandpunten, maar veel minder dan nu. De richtlijn anesthesiologische zorgverlening bijvoorbeeld kwam pas in 2004 uit.

DOE JE DAT NOU WEL GOED?Zorgaanbieders,instellingenenprofessionalswerdengeachtkwaliteitsnormentebepa-lenenzichopentestellenvoortoetsing.Deoverheidsteundedeinitiatievendieinhetveldwerdengenomen.In1991bevestigdezedenieuwepositievanpartijenindebe-leidsnotaKwaliteitvanZorg.Inslechtseenpaarjaartijdwerdenvijfvoordekwaliteitvanzorgrelevantewettenuitgevaardigd,waarvanin1993dewetBIG,diedeherregistratievoormedischspecialistenkoppeldeaandekwaliteitsvisitatie.Maarlietenspecialistenzichtoetsen?

‘Het is volslagen zinloos als mensen niets zeggen’

In de afgelopen jaren hebben heel wat maatschappen en vakgroepen Frans ten Have en Loes Snel op bezoek gehad als lid van de Commissie Kwaliteitsvisitatie. Frans deed zijn eerste visitatie in 1997, Loes in 2004. Frans heeft er na ruim 16 jaar wel-geteld 57 visitaties opzitten, Loes heeft in bijna 10 jaar 40 visita-ties gedaan. Vier visitaties deden ze samen. In januari van dit jaar zijn ze afgezwaaid. Ze verlaten de visitatiepraktijk enigszins met pijn in het hart. Maar, zoals Frans zegt, “er komt een tijd dat je houdbaarheidstermijn verlopen is”. Als ambassadeurs van het kwaliteitsbeleid van de NVA hebben ze de ontwikkelin-gen in de anesthesiologische praktijkvoering van dichtbij kun-nen volgen. Is er veel veranderd?

Interview met Frans ten Have en Loes Snel

Frans: Wat ik me herinner is dat ik het na een visitatie altijd weer frappant vond hoe het eindgesprek verliep, de apotheose van de dag. Eerst kwamen de positieve punten en was iedereen erg blij te horen wat er goed ging. Maar bij de verbeterpunten schoot men acuut in de verdediging. Er was altijd een reden. Zelfs idiote misstanden werden soms goedgepraat. De lijnen zijn hier zo kort, we hebben geen structureel overleg nodig, zo doen we het altijd en het gaat toch goed, hij heeft dan wel geen diploma, maar wel erg veel ervaring etc.Loes: Ziekenhuizen en maatschappen konden veel meer hun eigen gang gaan. Het is zo veranderd met alle regel-geving, inspectie en noem maar op. Dat had je vroeger he-lemaal niet. Chirurgen opereerden waar ze zin in hadden en ook anesthesiologen hadden veel meer vrijheid om te bepalen hoe ze werkten. Wij waren de eersten die ineens de vraag stelden “doe je dat nou wel goed?”. Daarvoor deed niemand dat! Deze visitaties waren het begin van een verandering in de hoofden van de specialisten. Ze moesten open staan voor kritiek en ook transparanter zijn in hun werkwijze. Die verandering heb ik zien gebeuren in de loop der jaren. Nu zijn artsen er vaak juist gespitst op om te laten zien hoe goed ze het doen. Dat is erg ver-anderd.Frans: Je moet je tegenwoordig toetsbaar opstellen. Tien jaar geleden had je nog van die chirurgen die tegen de 60 liepen, in die kleine ziekenhuizen, die echt heer en mees-ter waren. Waar was dat ook weer, zo’n klein ziekenhuis, waar de chirurg sigaren rookte op de OK? Dat deed hij al jaren. Toen we er wat van zeiden wimpelde hij dat af met de woorden “sigarenrook is steriel”. Die liet zich niet de les lezen. Dat kan je je nu niet meer voorstellen, de dok-ters van toen en van nu zijn hele verhillende artsen.

NIET IEDEREEN IS ALTIJD EVEN EERLIJKZo’ntienjaargeledenwasbijna35%vandespecialis-tenvanmeningdatdevisitatiecommissieaanheteindevandevisitatiegeenrealistischbeeldhadvandegevisi-teerdemaatschap.Devisitatiezouteoppervlakkigzijn,nietkritischgenoegofongeïnteresseerdenhetrapport

leverdegeennieuweinzichtenop.Meeraandachtvoorpatiëntenzorg,complicatiesenrecidievenzoudevisita-tiezinvollermaken.Dezeopvattingenluidendevolgen-defasevandeontwikkelingvandevisitatiein.HebbenLoesenFranswelhetideedatzeallesbovenwaterkrijgenwatzezoudenwillen?

Loes: Nee! We proberen natuurlijk wel alles boven water te krijgen. Als er iets is, is het wel de bedoeling dat je dat vindt. Het is volslagen zinloos als mensen niks zeggen als ze wat te verbeteren hebben. Zij moeten het ons aan-geven. Wij komen alleen maar aanhoren, wij moeten het doen met de informatie die we krijgen. Een visitatie heeft alleen maar zin als mensen ook wat zeggen. Als visitatie-commissie ben je ervan afhankelijk of mensen hun mond open doen. Alleen daarmee kan een groep verder komen.Frans: Het is me wel overkomen dat ik tijdens een visita-tie alleen maar mooie verhalen hoorde en alle gespreks-partners positief waren. Wat we te zien kregen leek alle-maal heel redelijk. Maar later kreeg ik via een collega te horen dat dat toch echt een disfunctionerende maatschap was waar grote zorgen waren. Daar wisten ze dan toch enorm omheen te praten. Blijkbaar was men unaniem van mening dat het de taak van het ziekenhuis was om proble-men onder water te houden.Loes: We proberen wel duidelijk te maken dat we geen in-spectiedienst zijn en dat we een positieve insteek hebben. Maar het komt regelmatig voor dat de maatschap niet het achterste van zijn tong laat zien en je van anderen hoort dat er problemen zijn. Dat leg je vervolgens weer op tafel bij de maatschap. Niet iedereen is altijd even eerlijk. Dan zeggen ze bijvoorbeeld dat ze altijd bij de uitleiding zijn, maar van anderen hoor je dat dat niet zo is. We controle-ren de uitspraken van de anesthesiologen bij de medewer-kers en dan komen die niet altijd overeen.. Raar eigenlijk, zo gewoon als functioneringsgesprekken in de zakenwe-reld zijn, zo ongewoon is dat in de medische wereld. De IFMS is een slap aftreksel van functioneringsgesprekken. Uiteindelijk zullen we, daar ben ik tenminste van over-tuigd, met de billen bloot moeten en inzien dat ook wij

Marjolein Swinkels

COMMISSIE

Bij elkaar opgeteld hebben Loes Snel en Frans ten Have hebben in totaal 97 visitaties gedaan.

23de anesthesioloog 1 • 201422 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 13: de anesthesioloog 2014 nr. 1

echt getoetst moeten worden. We moeten weten of we het individueel wel goed doen. Maar ik merk overal dat dat nog steeds best wel lastig is.Frans: Het is nog niet zo heel lang zo dat de conclusies en aanbevelingen uit visitatierapporten ook naar de Raad van Bestuur en stafbestuur worden gestuurd. Daarvoor was het hele rapport eigendom van de maatschap. Die kon er-voor kiezen om dat met niemand te delen en de bevindin-gen op die manier onder het kleed te schuiven. Loes: Op een gegeven moment discussieerden we steeds over de vraag wat de commissie voor sanctiemogelijkhe-den had. Soms kwam je een jaar later terug in een zieken-huis en was er helemaal niks veranderd. Op een gegeven moment bedachten we dat we daar dan niet meer zouden visiteren, zodat de anesthesiologen zich niet meer kon-den laten herregistreren, maar bij het bestuur landde dat niet goed. Tegenwoordig kan je je niet meer zo makkelijk meer onttrekken aan kwaliteitsbeleid. Als het echt niet

goed gaat in een ziekenhuis krijg je gewoon de inspec-tie op je dak.Frans: De rol van IGZ is in de afgelopen jaren ook heel erg veranderd. De Inspectie bezocht vroeger geen zie-kenhuizen en had een meer reactieve rol. Als er iemand dood was gegaan door een

fout moest je de inspectie waarschuwen en moest je je verdedigen. Nu moet je met cijfers op voorhand bewijzen dat je het goed doet. De Inspectie komt tegenwoordig on-verwachts langs met een checklist waar je aan moet vol-doen. En anders dreigen sancties en zelfs sluiting.

LEREN VAN ELKAARInhetVisitatiemodelNieuweStijldatin2005doordeOrdewerdontwikkeldverschoofdeaandachtvantoet-sing van structuren en randvoorwaarden naar een evalu-atievanzorgprocessenenresultatenvanhet(dagelijks)handelen van medisch specialisten en maatschappen. Medisch specialisten formuleerden vier professionele

kwaliteitsdomeinenwaarzijverantwoordelijkheidvoor(kunnen) dragen. Algemene ziekenhuiszaken kondenbeter worden overgelaten aan het NIAZ. De rol van de visitatiecommissie verschoof van visitatiepolitie naarcoach.Zijsteldenzichterughoudendopmetuitsprakenoverdekwaliteitvanzorg,maaroverdeinspanningenvandemaatschapvoordezorgvoorkwaliteitsprekenzijweleenoordeeluit.Inhetnieuwemodelligtdena-drukmeeropzelfevaluatievandevakgroep.

Loes: Wat ik leuk vind en wat ik zie is dat denken aan kwaliteit steeds meer gaat leven. Kritisch zijn, je afvragen of je het wel goed doet en zo ja, hoe je dat kan laten zien? En als iets niet goed gaat, zoeken naar hoe het dan wel moet. Niet meer alleen dat spuitje erin drukken en dan gaan internetten om te zien welke auto je gaat kopen. Ik zie steeds meer dat de visitatie ook echt gebruikt wordt om te verbeteren en om verder te komen. Soms maak ik me nog zorgen, bijvoorbeeld als we een lastige boodschap hebben, of het wel goed landt en op de goede manier geïn-terpreteerd wordt. Ze moeten het niet als bedreiging zien. Dan bel ik ze later wel eens op om er nog eens over te pra-ten, wat over het algemeen erg gewaardeerd wordt. Maar dat is toch een zeldzaamheid. Bij de meeste visitaties gaan we weg met een goede verstandhouding en het gevoel dat we ze geïnspireerd hebben om de volgende keer nóg beter te worden. Het leuke van een lange visitatieloopbaan is dat je soms voor de tweede keer hetzelfde ziekenhuis be-zoekt en samen kunt constateren dat er veel is veranderd. Het is prachtig om dat terug te geven. Kijk wat je hebt bereikt, waar jullie nu staan. Dat zijn complimenten waar iedereen erg blij van wordt. Ruzie of echt nare situaties heb ik nooit meegemaakt. Het is wel zo dat sommige vi-sitaties toch niet helemaal prettig voelen. Dan heb je een verschil van inzicht dat je probeert duidelijk te maken, maar dat lukt niet altijd. Als de maatschap bijvoorbeeld een slachtofferrol heeft aangenomen, terwijl wij juist pro-actieve oplossingen proberen aan te dragen. Problemen komen overal voor, maar de vraag is hoe je ze oplost. Aan de andere kant sta ik ook regelmatig versteld van een per-fecte organisatie en de geweldige praktijkoplossingen die mensen bedacht hebben. Ik word enorm geprikkeld door

het enthousiasme en de gedrevenheid die mensen kunnen hebben. Dat nemen wij dan weer mee. Ik zeg het ook al-tijd als ik ergens anders kom. Zoek je naar een goed alter-natief? Dan moet je daar eens gaan kijken!Frans: Vroeger hadden we ook een “best practise”, een soort pluim. Maar daar hebben we nooit veel gebruik van gemaakt, dat is nooit echt uitgerold. We communiceren het wel tijdens de visitaties, maar binnen de vereniging wordt het eigenlijk niet bekend gemaakt. Wij weten als visitatiecommissie waar ziekenhuizen zitten op de kwali-teitslijn, maar anesthesiologisch Nederland weet dat nog niet. Het zou goed zijn om dat breder te communiceren. Zo kan je leren van elkaar.

NORMEN EN STREEFNORMENInseptember2013 isdeCommissieKwaliteitsvisitatieeen pilot gestart met een geheel nieuw model van toet-sing, gebaseerd op een normenkader waar kwaliteitvanzorgaanmoetvoldoen.Dezeberoepsnormenvooranesthesiologenzijninfebruari2014gepubliceerd.Dekwaliteitsvisitatie hanteert niet alleen deze beroeps-normen, maar heeft daarbij ook een tweetal streef-normenopgenomen.Denormensluitenaanbijdevierkwaliteitsdomeinen evaluatie van zorg; professioneleontwikkeling;hetfunctionerenvandevakgroepenhetpatiëntperspectief.

Loes: Die nieuwe vragen, hoe meer ik ermee visiteer, hoe meer ik ervan onder de indruk ben. De vragen zijn heel erg wezenlijk, je kan er je eigen kwaliteitssysteem heel goed mee toetsen. Ze bevatten ongelooflijk veel kennis en hele handige tips. Je zou die vragen op de website moeten zetten, zodat iedereen eens kritisch naar zichzelf kan kij-ken en niet alleen bij een visitatie. Nu ziet iedereen ze bij een visitatie voor het eerst. Ik ben er van overtuigd dat de vragenlijsten nu af en toe iets te positief worden ingevuld, maar het is toch goed om te zien waar je naar toe moet. Als visitatiecommissie moeten we er nog wel in bedreven raken om de gesprekken in een nieuwe richting te leiden, een kwestie van loslaten van de oude systematiek. Dat geldt voor ons, maar ook voor de maatschap, want ieder-een begint natuurlijk meteen weer met de oude verhalen.Frans: Het hanteren van beroepsnormen maakt het mak-kelijker om aanbevelingen en zwaarwegende adviezen te formuleren. Ik heb het in de loop van de jaren altijd erg moeilijk gevonden om consequent te zijn. Het is lastig om alle ziekenhuizen langs dezelfde l bat te leggen, omdat je toch geneigd bent de knelpunten te bezien in het licht van het totaal, de context van het ziekenhuis, de organisatie. Elk ziekenhuis heeft een aantal knelpunten en je focust je op de belangrijkste. Als het er meer worden ben je ge-

neigd de kleinere punten minder aandacht te geven. Daar-door word je wel eens inconsequent. Waar je in het ene ziekenhuis over valt, noem je niet bij het andere omdat er grotere problemen zijn. Bij bespreking van achter-eenvolgende rapporten valt ineens op dat, alhoewel er hetzelfde aan de hand is, je in het ene geval een zwaar-wegend advies geeft en in het andere een aanbeve-ling. Het is niet wenselijk om met verschillende maten te meten.

Hoe kijken jullie nu terug op je visitatie-loopbaan? Frans: Ik heb het als visiteur altijd heel boeiend gevonden om overal een kijkje te nemen in andermans keuken. Als ik terugkijk merk ik dat ik de afgelopen tien jaar in som-mige opzichten wat scherper en in sommige opzichten wat milder ben geworden. Soms accepteer ik een bepaal-de situatie echt niet meer. Dan zeg ik dat het nu wel eens een keer klaar is, dat ze er al zo lang mee bezig zijn en al zo lang weten dat het anders moet. Aan de andere kant denk ik wel eens: dat kunnen we met z’n allen wel vin-den, maar er zijn zoveel ziekenhuizen waar dat gewoon niet van de grond komt. Dan heb ik de neiging me neer te leggen bij het feit dat het nu eenmaal niet werkt in de praktijk. Loes: Dat hangt ook van de groep af. Als ze goed bezig zijn en ze willen het anders, geef je ze sneller het voordeel van de twijfel. Je wilt ze uiteindelijk verder helpen en je wilt ook adviseren hoe ze een knelpunt moeten oplossen. Maar hoe ver moet je gaan in het oplossen van hun proble-men? Je kunt problemen constateren en oplossingen aan-dragen, maar het is niet de taak van de visitatiecommissie om die oplossingen vervolgens te implementeren. Ik merk zelf dat de hoeveelheid verschillende ervaringen me meer vertrouwen hebben gegeven in mijn eigen oordeel. Ik kan knelpunten die een beetje in de lucht blijven hangen be-ter op tafel krijgen, ik kan ze beter benoemen. En als ik ze benoem zal er eerder iets mee gebeuren. Ja, dat doe ik nu makkelijker dan vroeger denk ik. Ik heb visiteren altijd heel inspirerend gevonden, vooral als dat gebeurde in een sfeer waarin iedereen enthousiast was. Ik heb vaak gedacht: wat gaat het hier goed, de NVA kan trots zijn!◄

Literatuur:Bezoek of bezoeking - Juridische aspecten van visitatieM.J.M.H. Lombarts, F.C.B. van Wijmen, J.L.M. van de Klundert, e.a.

’Het komt voor dat de maatschap niet het

achterste van zijn tong laat zien en je van

anderen hoort dat er problemen zijn.’

‘Ik sta regelmatig ver-steld van de geweldige

praktijkoplossingen die mensen bedacht

hebben.’

VANCKAPNAARCKVDe Commissie Kwaliteitsbewaking Anesthesiologische Praktijkvoering (CKAP) werd zo’n 25 jaar geleden opgericht nadat de overheid haar leidende rol uit handen had gegeven en artsen het recht op zelfregulering kregen. De kwaliteit van de patiënten-zorg was vanaf die tijd de verantwoordelijkheid van de partijen in de Gezondheidszorg. De NVA was de tweede vereniging die rond 1990, naar analogie van de reeds bestaande opleidingsvisitaties, ook kwaliteitsvisitaties ging uitvoeren. Het NVA-bestuur benadrukte destijds de potentieel grote waarde van visitatie, ook in contacten met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. In-tussen zijn in de CKV, voorheen de CKAP, in die 25 jaar bijna 500 visitaties en visitatierapporten uitgebreid de revue gepasseerd.

25de anesthesioloog 1 • 201424 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 14: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Hans PöllNanda MeentsLeo Booij

Hoofdstuk 6 in Van aether naar beter, het gedenkboek ter gele-genheid van het veertigjarig bestaan van de Nederlandse Vereni-ging voor Anesthesiologie in 1988, heeft de persoon van Theodoor Hammes aan de vergetelheid onttrokken. Hammes was in 1903 de eerste Nederlandse specialist voor narcose en later privaatdocent in de narcologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij publiceer-de regelmatig over narcosegerelateerde onderwerpen en in 1906 schreef hij het Nederlandse leerboek De Narcose.

GESCHIEDENIS

Ondanks zijn omvangrijke publicatiewerk zou het nog ruim veertig jaar duren voordat het toedienen van narcose een erkend specialisme werd in Nederland, zoals bijvoor-beeld in Engeland. Deze vertraging wordt wel geweten aan zijn geïsoleerde arbeid en gebrek aan internationale contacten. Wat hier ook van zij, de Kring Geschiedenis beschikt sinds kort over correspondentie van Hammes met de zoon van nota bene Wil-liam Thomas Green Morton (1819-1868), de man die de eerste geslaagde ethernarcose demonstreerde op 16 oktober 1846 in Boston. Een demonstratie waarover in 1944 nog een romantische film is gemaakt: The Great Moment van de Amerikaanse regisseur Preston Sturges. Morton wil daarin de aard van zijn anestheticum geheim houden tot hij het patent heeft verkregen. Het ziekenhuis accepteert dit niet en verbiedt verder gebruik van anesthesie door Morton. Echter, uit medelijden met een jonge vrouw wier been dan zonder anesthesie geamputeerd zou moeten worden, besluit Morton toch om zijn geheim prijs te geven: ether.

William James Morton (1845-1920), zoon van de pio-nier, publiceerde in 1905 een ‘Memoranda relating to the Discovery of surgical Anesthesia and Dr. William TG Morton’s Relation to this Event’.1 Hij beschrijft daarin nauwkeurig hoe die eerste etherdemonstratie tot stand was gekomen en vooral de moeizame strijd die zijn vader daarna tot in het Congres van de Ver-enigde Staten heeft gevoerd om erkend en gehonoreerd te worden als de uitvinder van inhalatie-anesthesie. Er waren nogal wat ‘afterclaimants’ als Charles T. Jack-son, Horace Wells en Crawford Long, die beweerden dat zij al eerder inhalatie-anesthesie hadden toegepast. De erkenning van Morton sr. lukte slechts ten dele; geruïneerd en gedesillusioneerd stierf hij in 1868 op

48-jarige leeftijd.

Uit de brieven van Morton jr. aan Hammes (NB we hebben niet over de brieven die Hammes eerst aan Morton jr. schreef) blijkt dat Hammes het artikel van Morton jr. uit 1905 zo belangrijk vond dat hij het in het Nederlands wilde vertalen. Morton waardeerde dit initiatief, omdat volgens hem in Europa de French Academy ten onrechte Jackson als de pionier erkende. De publicatie was al in het Duits vertaald en versprei-ding in zo veel mogelijk Europese talen zou misschien alsnog recht doen aan zijn vader. Hoe diep het zeer bij Morton jr. nog steeds zat, blijkt wel uit zijn Pavlovi-aanse reactie als Hammes hem er op wijst dat Morton

Ere wie ere toekomt!

in verband van het ontbreken van afbeeldingen in de vorige utigave publiceren we het artikel opnieuw.

27de anesthesioloog 1 • 201426 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 15: de anesthesioloog 2014 nr. 1

WAT SPEELT ER?In 2004, 2008 en 2012 werd door het NIVEL onderzoek gedaan naar vermijdbare zorggerelateerde schade in de Nederlandse ziekenhuizen. De onbedoelde schade die te maken had met de behandeling in het zieken-huis betrof in 2004 5.5% van alle opgenomen patiën-ten, in 2008 8% en in 2012 7.1%. Er werd dus sinds 2004 een toename waargenomen. De potentieel ver-mijdbare schade die in het onderzoek werd gevonden, bedroeg in 2004 2.3%, in 2008 2.9% en in 2012 1.6%; dat betekent een afname sinds 2004. Het chirurgisch proces is daarbij verantwoordelijk voor 55% van de gebeurtenissen, terwijl 24% wordt toegeschreven aan medicatie en slechts 5% aan het diagnostisch proces, maar schade door het diagnostisch proces was wel va-ker potentieel vermijdbaar (in 56% van de gevallen). Met name de vermijdbare schade in het chirurgisch proces is sinds 2008 bijna gehalveerd. Potentieel ver-mijdbare schade vond in 37.8% van de gevallen plaats bij ASA1-patiënten, 15.5% bij ASA2-patiënten, 8.4% bij ASA3-patiënten en in 2.4% van de gevallen bij ASA4-patiënten.

WAT DOEN WE ERAAN?De onderzoekscommissie van het NIVEL geeft vijf aanbe-velingen, die voor zich spreken:1. Geef vervolg aan het landelijke veiligheidsprogramma.2. Organiseer structurele, teamgerichte inhoudelijke toetsing.3. Ontwikkel een programmatische aanpak voor de im-plementatie van het Convenant Medische Technologie.4. Implementeer intern dossieronderzoek.5. Stimuleer ook in de toekomst het onafhankelijk monitoren van zorggerelateerde schade en potentieel vermijdbare schade en sterfte.

WAT GAAT U ERVAN MERKEN?Bij de presentatie van het NIVEL-rapport aan de we-tenschappelijke verenigingen werd getracht concrete voorstellen te formuleren voor verdere verbeteringen. Zaken die specifiek voor de anesthesiologie van be-lang zijn, zijn bijvoorbeeld het deelnemen aan multi-disciplinair overleg met diverse snijders en het sneller in actie komen bij patiënten met een mogelijke com-plicatie. Deze aanbevelingen passen volledig in het beleid van de NVA om een structurele terugkoppeling over het postoperatief beloop te realiseren. Aanslui-ting door de NVA bij de chirurgische kwaliteitsregistra-ties (DICA) en de rol van de recentelijk nieuw leven in-geblazen Commissie Complicatieregistratie gaan voor de anesthesiologische praktijk duidelijk verrijkingen opleveren.

WAAR GAAT HET TOE LEIDEN?In het NIVEL-rapport is slechts een bescheiden lijst met zorggerelateerde schade als direct gevolg van anesthesie opgevoerd, maar bestudering van de lijs-ten van de andere specialismen doet vermoeden dat onze bijdrage aan de schade niet altijd herkend wordt. Een mooi moment om de grote inhoudelijke thema`s als wetenschappelijk onderzoek op te pakken en als interne indicatoren continu te meten. Gebieden die hoog scoren in het NIVEL-onderzoek zijn onder andere neurologische, cardiologische en nefrologische scha-de. Het onderzoeksprogramma van de NVA tekent zich al af.◄

De Commissie Kwaliteit van de Neder-landse Vereniging voor Anesthesiologie is de beleidscommissie die zich richt op de samenhang in kwaliteitsbeleid bin-nen de vereniging. Onderstaand artikel is onderdeel van een reeks die perio-diek in de anesthesioloog verschijnt en inzicht geeft in de activiteiten van deze commissie en de betekenis ervan voor de anesthesiologische praktijkvoering.

door Anke Schuurhuis, namens de Commissie Richtlijnen en indicatoren

sr., anders dan Morton jr. stelt in zijn artikel, nooit over chloroform beschikt kan hebben: ‘No, my dear doctor, I don’t think this is a mistake, it is the exact fact’.

De vraag is waarom Hammes dit artikel zo belangrijk vond. Was het de smakelijke anekdote dat Morton sr. te laat kwam bij de publieke demonstratie? De chirurg Warren die moest wachten, al bij de eerste narcose!Waarschijnlijker is dat Hammes gegrepen was door de tragiek van de pionier Morton en de wijze waarop col-lega’s met hem om waren gegaan. Hammes stond in 1909 op een keerpunt in zijn carrière. Hij gaf nog wel narcose, maar zijn wetenschappelijke interesse verleg-de hij richting de ethiek, de mens achter de medicus en intercollegiale verhoudingen. Het boek Medische Ethiek van de Nederlandse Maatschappij ter bevorde-

ring der Geneeskunst, waar Hammes de initiator van was, zou voor een belangrijk deel over intercollegiale verhoudingen handelen. Wellicht vond Hammes de in-tercollegiale verhoudingen rondom de eerste narcose een goede illustratie van hoe het niet moet.

De vertaling door Hammes van de publicatie van Mor-ton jr. heeft werkelijk bestaan. Arrias, Hammes’ colle-ga in Den Haag, verwijst ernaar in een bijdrage aan het Maandblad voor Ziekenverpleging in 1910. Ondanks grote inspanningen hebben we nog geen exemplaar kunnen vinden. Ook in de geschiedenis van de anes-thesiologie is soms meer onderzoek nodig!◄

1 http://archive.org/stream/39002011124220.med.yale.edu#page/20/

mode/2up

Kwaliteit in praktijk

CANON VAN DE anesthesiologie

Bestellen via: www.dchg.nl

29de anesthesioloog 1 • 201428 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 16: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Foutloze processenRegelmatig horen we – tijdens het keer op keer stellen

van dezelfde checklistvragen – een patiënt tegen ons

uitvallen met de woorden: ‘Communiceren jullie niet

met elkaar? Of zijn jullie helemaal gek geworden?’ Der-

gelijke uitbarstingen vinden we een verademing in de

toenemende bureaucratisering binnen de gezondheids-

zorg. Het is waar, checklists verbeteren de veiligheid,

maar verliezen we niet iets uit het oog in onze ijverige

zoektocht naar perfecte processen?

Checklists en protocollen vormen een mes dat aan twee

kanten snijdt. Enerzijds helpen ze ons het aantal en de

ernst van medische missers te verminderen. Anderzijds

kunnen ze gebruikt worden als een instrument van bu-

reaucratische, bestuurlijke en wettelijke controle. Zo

kan het onvoldoende navolgen van checklists en pro-

tocollen, voor wat betreft uw autonomie als medicus,

gevolgen hebben voor uw afdeling en de voortgang van

uw loopbaan. Dit eerste artikel (van twee) beoogt een

analyse te geven van protocollen en checklists als werk-

tuigen van organisatorische macht. In het tweede deel

volgt een uitleg over hoe we met contratoezicht zowel

de patiënt als de medicus kunnen beschermen tegen

de effecten van te veel bureaucratisering. Met dit in

gedachte, én uw geduld, zult u overtuigd raken van de

positieve kanten van controlelijsten en dergelijke.

Auditalsconstituerendefactor

Michel Foucault, een Franse filosoof die zich verdiepte

in de macht die toezicht kan uitoefenen, is de beden-

ker van het concept van de Pantopticon. Oorspron-

kelijk was dit een centraal gelegen uitkijktoren in een

gevangenis van waaraf een enkele bewaker honderden

gevangenen in de gaten kon houden. Het effect reikte

evenwel verder, want alleen al de aanwezigheid van

de uitkijktoren gaf de gevangene wat Foucault noemt

‘un etat conscient et permanent de visibilité’, hetgeen

op zich de macht over de gevangenen nogmaals bena-

drukte. De vraag is dan of het voortdurend produceren

en opslaan van data in het moderne ziekenhuis bij de

professionals niet een soortgelijk panopticon-achtig be-

wustzijn oproept.

Professor Michael Power van de London School of Eco-

nomics, die de invloed van audits op organisaties heeft

onderzocht, stelt dat ‘The most influential dimension

of the audit explosion is the process by which environ-

ments are made auditable, structured to conform to

the need to be monitored ex-post.’ Anders gezegd, de

professionals in een organisatie neigen zich te schikken

naar de maatstaven van de audit. Hieruit volgen enkele

relevante vragen: Kan het genereren van data onbewust

het centrale podium van een organisatie innemen? Is

toegenomen toezicht op de professional de manier om

klinische uitmuntendheid te bewerkstelligen vanuit het

perspectief van de patiënt? Zijn er alternatieven voor

een ‘macht over’-soort van toezicht? Hoe kunnen medi-

sche professionals zich verzetten tegen een toezicht dat

macht over uitoefent?

&Héctor MedinaMarlon Scheuer

COLUMNPerformativiteit

Geneeskunde kan in een onbewust groeiend proces

een focus krijgen op getalsmatigheid wanneer we het

overlaten aan de grillen van bestuurlijk toezicht. Het

strikt navolgen van door het ziekenhuismanagement

vastgestelde streefgetallen kan in dit proces een krach-

tige vormgever zijn van de medische praktijk. Technisch

staat deze hang naar het voldoen aan streefgetallen be-

kend als performativiteit . Het verklaart zichzelf. Wan-

neer iemands inkomen of promotie afhankelijk is van

het aanleveren van goede data, worden dit krachtige

determinanten van gedrag, mogelijk ten koste van het-

geen de patiënt mag verwachten van een hoogwaar-

dige ziekenhuiservaring. Voor het meten van kwaliteit

zoeken ziekenhuismanagers, die vanwege hun uiteenlo-

pende achtergrond soms een gebrekkig inzicht hebben

in de eigenschappen van goede en slechte medische

praktijk, hun toevlucht in protocollen en checklists.

Devalkuilenvanprotocollenenchecklists

Wie echter de zorgkwaliteit uitsluitend meet aan de

hand van checklists of protocollen krijgt te maken met

fundamentele valkuilen. Ten eerste zijn patiënten niet

dermate geïnteresseerd in papier of spreadsheets.

Uit de weinige literatuur over wat patiënten werkelijk

belangrijk vinden, blijkt dat checklists vaak één ding

niet oppikken: empathie , . Een tweede valkuil is het

perspectief van artsen. In dit kader kennen we de in-

determinacy-technicality ratio , een weergave van de

spanningsboog tussen datgene waar de arts voor staat

− de niet-kwantificeerbare aspecten van de ware ei-

genschappen van geneeskunde − en de onverzadigbare

dorst van de auditor naar kwantitatieve eindwaarden.

Ten derde kan een overmatig leunen op methodieken

van toezicht niet zozeer naar een perfect plaatje leiden,

maar ontaarden in institutionalisatie, en daardoor −

hoe paradoxaal ook − juist het meest waardevolle ver-

waarlozen dat een organisatie moet beschermen: de

mens .

Michael Power stelt dat het optimale systeem voor het

beste resultaat een samenwerking is tussen manage-

mentstijl Style A − kwantitatief, vertrouwensarm, be-

hoeftig aan externe audits – en een andere stijl, type B,

die meer de nadruk legt op intern, hoog vertrouwen en

publieke dialoog. In medio virtus.

Hettijzalmoetenkeren

Ten slotte zijn er manieren waarop medische professio-

nals de negatieve effecten van bovenmatig toezicht kun-

nen beperken en tegengaan. Niet voor om het even, maar

voor de baten van een betere patiëntenzorg. Dit wordt

dan ook het onderwerp van ons volgende artikel. ◄

Foucault, M. (1995). Discipline and Punish. The Birth of the Prison. Vintage Books, 2nd Edition, London. Power, M. (1994). The Audit Explosion. Demos Open Access, London (www.demos.co.uk) Dent, M. ( 2008) ‘Medicine, Nursing and Changing Professional Jurisdictions in the UK’, in D. Muzio et al. (eds), Redirections in the Study of Expert Labour: Established Professions and New Expert Occupations, pp. 101-17. Basingstoke: Palgrave Macmillan. Mercer, S. W., and Reynolds, W. J. (2002) Empathy and quality of care. Br J Gen Pract. October; 52(Suppl): S9–12. Attree, M. (2001) Patients’ and relatives’ experiences and perspec-tives of ‘good’ and ‘not so good’ quality care. Journal of Advanced Nursing, 33(4), 456-466. Jamous, H., & Peloille, B. (1970). Changes in the French universi-ty-hospital system. In Jackson, J.A. (Ed.), Professions and Profes-sionalization. Pp 108- 142. Cambridge: Cambridge University Press. Clegg, S., Courpasson, D., and Phillips, N. (2006) ‘Heart of Dark-ness’. In Power and Organizations. Pp 143- 189. Sage Publishers, London.

Uw commentaar en vragen zijn welkom via:

[email protected]. U kunt ons vinden op LinkedIn!

Volgend thema: Governance.

31de anesthesioloog 1 • 201430 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 17: de anesthesioloog 2014 nr. 1

De ledenraad is in 2011 van start gegaan. De officiële taakomschrijving van de ledenraad luidt: de ledenraad heeft tot taak het strategisch beleid te bepalen en op basis daarvan toezicht uit te oefenen op het bestuur (Art15. lid2). Maar wat houdt dat concreet in? Waarom is de ledenraad zo belangrijk voor u en de vereniging? En wat voor leden zitten er in de ledenraad? Deze keer Ivar Bruaset aan het woord over de rol van de Ledenraad binnen de vereniging.

‘Ik vind het belangrijk dat allebelanghebbende groepen en individuen gehoord worden’

LEDENRAADSLEDENOm u nader kennis te laten maken met de le-denraadsleden en hun ervaringen in deze rol, publiceren we vanaf nu in de anesthesioloog regelmatig interviews ledenraadsleden.

tekst: Sandra Gijtenbeek

Wat was je persoonlijke motivatie om je aan te melden voor de Ledenraad? Ik heb altijd gevonden dat als je iets wilt betekenen voor de vereniging en je ergens een mening over hebt, je er serieus iets mee moet doen en niet alleen moet klagen en roepen dat je goede ideeën hebt. Dan moet je ook de tijd en moeite nemen om er werkelijk iets mee te doen. Dus op het moment dat bekend werd dat de ledenraad werd ingesteld, dacht ik: dit is nou een goede plek om een bijdrage te leveren aan de vereniging. Het is niet zo dat ik zelf alle goede plannen hoef te verzinnen, maar je zit dicht bij het vuur en ik kan wel mijn stem laten horen. Als ledenraadslid kun je duidelijk je meerwaarde inbrengen, wat uiteindelijk vaak leidt tot een beter resultaat.

Hoe vind je dat het gaat?Zoals in elk net opgericht gremium, was het aanvankelijk wennen en moest iedereen zijn plek vinden. In het begin stelden we ons nog wel eens op als individu of als verte-genwoordiger van een bepaalde anesthesiologische ‘bloedgroep’ en gaven we vooral een mening over de inhoud van de voorgelegde plannen. Er zat nog geen echte struc-tuur in de werkwijze. Geleidelijk aan heeft de ledenraad zich ontwikkeld tot een groep leden die weet welke plaats zij inneemt binnen de vereniging en constructief uitvoering geeft aan haar taken. We zijn gegroeid tot een orgaan dat nu veel beter probeert het grotere geheel te zien: we kijken nu met een helicopterview naar de plannen. Daar-naast is het belangrijk om erop te kunnen vertrouwen dat er bij de vereniging mensen

werken die goede plannen kunnen bedenken en hierbij een correct proces volgen. De belangrijkste taak van de ledenraad is dan ook nagaan of het proces wat ten grondslag ligt aan het project goed is verlopen. Als dat voldoende gebeurd is, dan is vrijwel altijd de uitkomst van het proces ook goed.

Is dat een voordeel ten opzichte van de ledenvergaderingen?Ja, absoluut. Door het massale van de ledenvergade-ring hoorde je alleen de mening van degene die door de microfoon sprak. Meestal waren dat inhoudelijke opmerkingen. Zelden werd er iets gevraagd over het proces. Dat de ledenraad nu meer het proces controleert, betekent overigens niet dat we de in-houd niet goed bestuderen. Als we zien dat de inhoud niet goed is en het merendeel van de le-denraad vindt dat, dan hoeft er weliswaar niet direct een ander plan op tafel te komen, maar onderzoeken we wel of alle stappen die zijn genomen op weg naar de uitkomst goed zijn geweest. Op deze manier kunnen we de uitkomst begrij-pen. Het uiteindelijke doel van de ledenraad is om constructief bij te dragen aan een soepel lo-pende NVA waarbij de proces-sen op orde zijn en daarmee de uitkomsten beter worden. Een goede ledenraad zorgt ervoor dat ze op den duur weinig te doen heeft en alleen maar plannen krijgt aangeboden die goed onderbouwd zijn en waar een breed draagvlak voor is.

Luister je nu anders naar collega’s dan voordat je in de ledenraad zat?Voorheen had ik in een discussie met een collega de neiging om snel inhoudelijk mijn mening te geven, nu heb ik dat veel minder. Ik luister tegenwoordig beter naar wat iemand ergens van vindt en bedenk of die per-soon een sterk punt heeft en of het mogelijk is om zijn of haar punt in te brengen in de raad. Als dat kan, dan zal de uitkomst soms wel en soms niet naar iemands zin zijn, maar dan is dat punt in ieder geval in meege-

nomen in de besluitvorming. Ik vind het belangrijk dat groepen en individuen binnen de vereniging gehoord worden.

Zijn er nog meer redenen waarom in-put belangrijk is?Op procesniveau kunnen we met en zonder input van de leden nadenken. Onderwerpen op strategisch ni-veau, bijvoorbeeld vragen als: ‘Waar staan we als NVA voor?’ en ‘Wat is onze langetermijnvisie?’ kunnen echter niet afhangen van de mening van individuele bestuurs- of ledenraadleden. Dan is het aan de leden-

raad of de stem van de leden gehoord wordt.

Weten collega’s je te vinden?Veel mensen weten dat ik zit-ting heb in de ledenraad, maar dat wil niet perse zeggen dat ze mij gemakkelijk aanspre-ken. Ik vind het sowieso een algemeen gemis hoe weinig input er soms komt van buiten de ledenraad. Het lijkt erop dat voor NVA-leden nog niet dui-delijk is wat de routing is als ze hun mening of ideeën kwijt willen bij de vereniging. Daar-naast moeten leden natuur-lijk ook bereid zijn de moeite te nemen om actief iets in te brengen. Het kan dus van twee kanten nog beter worden.Belangrijk is ook dat leden

erop kunnen vertrouwen dat er daadwerkelijk iets ge-daan wordt met hun input en ik vind dat daar nog een belangrijke taak ligt voor het NVA-bestuur en de le-denraad. Als we beter en vaker communiceren dat we nu deze democratische structuur hebben, met een gre-mium waarbij NVA-leden input kunnen leveren, wordt de betrokkenheid wellicht vergroot.

Wil je nog iets kwijt?Het Synergieproject dat nu speelt, is uiteraard heel be-langrijk om een sterke stem te kunnen vormen naar de buitenwereld. Daarnaast denk ik dat we ons gezamen-lijk moeten inspannen om als NVA beter een eenheid te gaan vormen. ◄

33de anesthesioloog 1 • 201432 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 18: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Dirk van Diejen neemt afscheid van Registratiecommissie

Terugblik op‘NVA loopbaan’

PERSOONLIJK

OPLEIDINGSETALAGE

Vlak na het afscheidsdiner met de Juridische Com-

missie werd Dirk van Diejen gevraagd voor de Re-

gistratiecommissie. In deze commissie was hij vanaf

2010 actief. Inmiddels heeft hij ook daar afscheid

van genomen en geniet nu van een welverdiende

oude dag. Maar... eens actief, altijd actief.

tekst: Sandra Gijtenbeek

Ik ben ergens begin jaren negentig actief geworden binnen de NVA. Ik zat toen in de Protocollencommissie met Robin Thieme Groen als voorzitter.’ De Protocollencommissie vergaderde over welke protocollen er zouden moeten ko-men, hoe je ze moest maken en onderhield contact met het CBO. Deze commissie was eigenlijk de voorloper van de Juridische Commissie.‘Het een is voortgekomen uit het ander. Dat kwam omdat er rond 1995 steeds meer wetgeving ontstond. De WGBO en de wet BIG, dat waren zeer langdurige trajecten van acht tot tien jaar met parlementaire discussies. Al voordat die wetten werden in-gevoerd is de Protocollencommissie overgegaan in de Juridische Commissie waarvan Robin Thieme Groen de eerste jaren voorzitter is geweest. Robin schreef daarover het een en ander in het boekje Maar het kan nog beter.’Ook van Diejen zelf heeft een (juridische) bijdrage geleverd aan Maar het kan nog be-ter, in het artikel Consequenties van (tucht)rechtelijke beslissingen. Het artikel De (on)zalige hors-d’oeuvre schreef hij aan de hand van casussen en rechterlijke uitspraken over aansprakelijkheid.

‘Het verzamelen van jurisprudentie is een hobby van mij. Dat is ooit begonnen door het boekje De anesthesioloog en tuchtrechtspraak van hoogleraar Gezondheidsrecht Hubben. Het eerste boekje liep van 1975 tot 1992 en daarna is er een vervolg geweest: de editie van 1992 tot 1999. Ik had inmiddels contact met prof. Hubben en hij was op de hoogte van mijn interesse. Een anesthesieverpleegkundige die na haar rechtenstudie meester in de rechten was geworden, werd gevraagd of zij met mij de jurisprudentie voor deze tweede bundel wilde nalopen. Ik verzamelde de achtergrondinformatie en controleerde deze op medische juistheid. Mijn belangstelling voor jurisprudentie was

er al, maar ontwikkelde zich verder tijdens mijn bijdra-ge aan het boekje. Ook van andere vakgebieden heb ik uitspraken bijgehouden. De gynaecologen, chirurgen, huisartsen − als de jurisprudentie maar enigszins een verband had met de anesthesiologie. Er is bijvoorbeeld binnen de anesthesiologie nooit een uitspraak geweest over de verhouding tussen de opleider en de opgeleide. Bij de chirurgen wel. Later in de boekjes over PGO-onderwijs hebben we casussen bedacht die gebaseerd waren op de bestaande wetgeving en jurisprudentie. Ik ben doorgegaan met verzamelen tot en met 2009. Dat was ook het moment dat ik afscheid nam van de Juri-dische Commissie.’Volgens van Diejen is het niet zo erg dat hij is gestopt met verzamelen: publicaties van de regionale colleges en het centraal tuchtcollege worden nu immers op in-ternet geplaatst waardoor ze veel makkelijker toegan-kelijk zijn dan voorheen. Ook blijft de huidige Juridi-sche Commissie over relevante uitspraken publiceren in De Anesthesioloog. Over de vraag welke belangrijke ontwikkeling hem is opgevallen de afgelopen jaren hoeft hij niet lang na te denken. ‘Het kwaliteitsdenken is veranderd. De WGBO, bij-voorbeeld, is ontstaan vanuit jurisprudentie van eerde-re jaren. Er is toen gezegd: “we hebben zoveel uitspra-ken van tuchtrechters, strafrechters en in civiele zaken, als we die nu samenvatten in een wet, dan hebben we alle ontwikkelingen van de afgelopen jaren afgedekt.” Deze wet gaat, onder andere, over het goed inlichten van de patiënt en de tijd die je als dokter aan hem of haar moet geven om na te denken over het voorstel van de behandeling, zodat hij / zij een ‘gewogen beslissing’ kan nemen over, in ons geval, de vorm van anesthesie. In het begin zei iedereen dat deze wet niet nodig was, maar als zo’n wet er eenmaal is, zie je dat men zich eraan gaat houden en dat zo’n wet zich verder dooront-wikkelt. Met de wet BIG gebeurde precies hetzelfde. Pas toen de wet werd ingevoerd, ging de inhoud leven. Op dat moment vroegen we ons ineens af wie de verant-woordelijkheid had bij bepaalde handelingen. En ook de verhouding ten opzichte van onze anesthesieme-dewerkers vormde plotseling een punt van discussie: hadden die überhaupt wel een status binnen die wet? Tot grote frustratie van de anesthesiemedewerkers was dat niet het geval: ze werden niet erkend. Dat had ui-teraard wel een reden, maar verpleegkundigen hadden wel een functionele zelfstandigheid. Je kon tegen een verpleegkundige zeggen “breng een blaaskatheter in”

en vervolgens met een gerust hart weglopen, omdat je wist dat ze dat moesten kunnen. Bij anesthesiemede-werkers werd ervan uitgegaan dat zij zo nauw samen-werkten met de anesthesioloog dat benoeming van de verhouding anesthesioloog-anesthesieverpleegkundige in de wet niet nodig zou zijn. Je ziet dus hoe zo’n wet in de praktijk kan doorwerken.’De laatste vijf jaar van zijn werkzame leven heeft van Diejen met veel plezier gewerkt in de palliatieve zorg. Ook heeft hij, ruim voor zijn vertrek, gezorgd voor een goede opvolging voor de leiding van de preoperatieve polikliniek. Wat doet deze actieve anesthesioloog nu hij gestopt is in het Radboudumc en zijn activiteiten bij de NVA heeft neergelegd?‘Ik had al zitting in de adviesraad van een zorggroep en voorlopig blijf ik daar actief in. Vanuit deze werk-zaamheden heb ik in diezelfde zorggroep ook zitting in de commissie ethiek . Verder was er een werkgroep van geestelijke verzorgers in de palliatieve zorg die ook buiten het ziekenhuis professionele steun wilde bieden aan patiënten in de palliatieve fase. Dat is inmiddels een stichting geworden waar ik deel uitmaak van het bestuur. Daarnaast ben ik lid geworden van werkgroep Natuurpaden van IVN-natuureducatie. IVN organi-seert excursies, geeft cursussen en verzorgt jeugdedu-catie. Natuurpaden maakt boekjes over wandelingen door een bepaald gebied rondom Nijmegen waarin de natuur heel gedetailleerd wordt beschreven. Erg leuk om te doen.’◄

WGBO: Wet geneeskundige behandelovereenkomstBIG: Wet beroepen individuele gezondheidszorgIVN: Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid

35de anesthesioloog 1 • 201434 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 19: de anesthesioloog 2014 nr. 1

‘Hij bezat de gave een zaal aan het lachen te maken met zijn cabarateske opvoeringen, waaraan wij mooie herinneringen bewaren’

IN MEMORIAMPier Vuijk Admiraal(1929-2014)

Met het overlijden van Piet Admiraal verliest de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie een van haar meest markante (ere)leden. Zijn presta-ties op het terrein van anesthesiologie, pijnbe-strijding, palliatieve zorg en met name eutha-nasie zijn wijdverbreid en internationaal erkend. Deze prestaties vormen een sterk contrast met de grappenmaker, als “gasboer” verklede, cabare-tier die de leden van onze vereniging ook hebben gekend.

Piet Admiraal werd geboren in Papendrecht (Zuid-Holland) en bezocht de HBS te Tiel.Na de geneeskundestudie in Utrecht (artsexa-men 1956) vervulde hij zijn militaire dienstplicht in het Groot Ziekengasthuis te ´s-Hertogenbosch, waar hij door M. Raeven opgeleid werd tot mi-litair hulp-anesthesist. Na zijn diensttijd besloot hij anesthesioloog te worden in een tijd dat dat nog geen vanzelfsprekende carrièrekeuze was. Zijn humanistische instelling, die later uit zijn ver-dere professionele activiteiten zou blijken, zal de basis geweest zijn voor die keuze. Van 1958 tot 1961 werd hij opgeleid tot anesthesist bij Hero de Zwaan en Gerard Schurink in het Sint Antonius Ziekenhuis te Utrecht. Na drie jaar in de Dr. Nolet-stichting te Schiedam gewerkt te hebben werd hij in 1964 benoemd tot staflid van Sint Hippolytus Ziekenhuis te Delft, een van de drie voorgangers van het huidige Reinier de Graaf Gasthuis. Hij zou

er tot zijn pensioen in 1994 blijven, toen hij als blijk van grote waardering voor zijn verdiensten tot erelid van de medische staf en tevens tot Of-ficier in de Orde van Oranje Nassau benoemd werd. Later, in 2005, zou hem nog de Reinier de Graaf penning uitgereikt worden.De zeer grote verdiensten van Piet Admiraal lig-gen op het gebied van de pijnbestrijding met als direct gevolg daarvan de palliatieve zorg en als consequentie daarvan weer de euthanasie. Zijn inspanningen hebben de wetgeving in Nederland en in andere landen mede vorm gegeven.

Piet Admiraal’s carriere overziend mogen we vaststellen dat zijn promotie bij Prof. Keuskamp in 1972, werk dat hij dus als perifeer anesthesioloog verrichtte, een zijpad was: “Klinisch onderzoek van stercuronium (Myc 1080), een kortwerkend niet-depolariserend spierrelaxans”. Behalve de beschrijving van studies naar de humane farma-cologie van de nieuwe spierverslapper kwam hij ook tot de conclusie dat mensen anders kunnen reageren op medicijnen dan proefdieren. Hoeveel energie en tijd hij aan zijn vak gaf blijkt uit zijn gelijktijdige bestuurslposities van onze vereniging, vanaf 1968 tot 1974, waarvan de pe-riode 1970 tot 1973 als voorzitter. Van 1977 tot 1985 was hij lid van het Concilium Anesthesiolo-gicum.

In 1975 was hij een van de mede-initiatiefnemers tot de oprichting van de Nederlandse Vereniging tot Bestudering van Pijn, waar vele anesthesiolo-gen lid van werden. Deze vereniging had tot doel alle professionals op het gebied van pijn onder-zoek en behandeling bijeen te brengen, als natio-nale chapter van de “International Association for the Study of Pain”. Zijn eigen belangstelling ging vooral uit naar de verbetering van de behande-ling van pijn bij kanker, toen een verwaarloosd deel van de geneeskunde vanwege gebrek aan kennis en belangstelling van de zijde van collegae en officiële instanties. Later zou hij als logisch ver-lengstuk van zijn gedrevenheid menselijke en ef-fectieve pijnbestrijding in de terminale levensfase mogelijk te maken, prominente bestuurs posities innemen in de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, en internationale huma-nistische organisaties, die hem in 1992 eerden met erelidmaatschappen en de “International Humanist Award”.

Als geen ander heeft Piet Admiraal zijn nek uitge-stoken in een tijd dat, dat persoonlijke gevolgen kon hebben door confrontaties met justitie. Zijn ijveren voor een wettelijke regeling voor eutha-nasie had in 2000 tot gevolg dat de Nederlandse Tweede Kamer, als eerste in de wereld, wetgeving passeerde die legale euthanasie, onder strikte medische voorwaarden, mogelijk maakte. Dat zou zonder zijn inspanningen niet gebeurd zijn. Andere landen volgden, waarbij Piet Admiraal geëerd werd om zijn mondiale voortrekkersrol.

Van zijn hand verschenen, naast meer dan 300 publicaties, een aantal boeken die grote invloed zouden hebben op de praktijkvoering van vele artsen: een handboek “Pijn en pijnbestrijding” (1979), “Euthanasie” samen met Prof. P. Munten-dam (1977) en “Verantwoorde Euthanasie, een handleiding voor artsen” (1981). De mede door hem opgestelde richtlijn euthanasie is heden ten dage nog steeds de norm bij de uitvoering van eu-thanasie en hulp bij zelfdoding.

Piet Admiraal had ook heel andere talenten: de gave een zaal aan het lachen te maken met zijn cabarateske opvoeringen, waaraan wij mooie herinneringen bewaren. Alhoewel hij zijn privé-leven strict privé hield, schreef hij zijn memoires in 1998: “Euthanasie en de eed van Hippocrates: herinneringen van een anesthesioloog. Persoon-lijke herinneringen van een medisch specialist aan de ontwikkelingen in pijnbestrijding, de om-gang met terminale patiënten en euthanasie”. In het NVA gedenkboek “Van Aether naar Beter” schreef hij een uitvoerig hoofdstuk waarin hij de anesthesie-apparatuur van de 20e eeuw nauw-keurig en op persoonlijke wijze beschreef.

Wij hebben met Piet Admiraal een groot anes-thesioloog in ons midden gehad die de vereniging en de maatschappij met grote ijver gediend heeft waarvoor wij zullen hem blijven gedenken als een voorbeeld voor toekomstige generaties.

Kring Geschiedenis

37de anesthesioloog 1 • 201436 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 20: de anesthesioloog 2014 nr. 1

SKAweekend13en14juni2014

Nederlandse Vereniging voor AnesthesiologieSectieKinderanesthesiologie

SectieKinderanesthesiologie

SECTIESWord lid van een sectie!Kijk op www.anesthesiologie.nl/over de NVA

Wilt u ook push berichten ontvangen met het laatste NVAnieuws? Download nu de app!

39de anesthesioloog 1 • 201438 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 21: de anesthesioloog 2014 nr. 1

Komt u ook naar uw KIESKRINGBIJEENKOMST?

academischdienstverband vrijgevestigd

aios

ANESTHESIOLOGENDAGENdonderdag 22 mei a.s.

De afgelopen weken zijn via de app en via e-mailingen nieuwsberichten ver-stuurd. Op deze pagina een selectie uit de nieuwsberichten.

nieuwsberichten

Gezamenlijke notitie ZN: aanspraken injectie- en denervatietech-nieken chronische lage rugklachten17 maartReeds geruime tijd ligt de pijngeneeskunde in Nederland onder het vergrootglas van het College voor Zorgverver-zekeringen en de zorgverzekeraars. Er bestaat veel discussie over de te vergoeden behandelingen bij chronische (a)specifieke lage rugklachten. Interpretatie van onder meer de CVZ standpunten door de verzekeraars komt lang niet altijd overeen met de interpretatie van de NVA/Sectie Pijngeneeskunde. Daarbij voeren zorgverzekeraars geen uniform beleid. Om deze redenen hebben wij nu met Zorgverzekeraars Nederland afspraken gemaakt over de aanspraken en declaraties van injectie- en denervatietechnieken bij chronische (a)specifieke lage rugklachten. In de notitie (zie website pijngeenskude) is omschreven wat onder de huidige diagnosecodes in de pijngeneeskunde wordt verstaan, en welke zorgactiviteiten aan welke diagnoses gekoppeld kunnen worden. Registreer en declareer conform deze instructie, zodat u geen problemen krijgt achteraf! Vragen kunt u stellen via [email protected].

Eerste maatschapsbezoek in Rijnstate: ‘jullie moeten dit vaker doen’26 februariOm informatie te verkrijgen over wat er speelt in het veld, en waar u als lid behoefte aan heeft, is de NVA gestart met vakgroep/maatschapsbezoeken. Dit voorjaar worden ongeveer 8 ziekenhuizen bezocht en Rijnstate was de eerste in de reeks. In Rijnstate hebben de anesthesiologen onder andere hun zorg uitgesproken over de toenemende werkloosheid onder anesthesiologen, taakherschikking en sedatie.

Prof. Hans Knape (bestuurslid) en Stijn Corsten (ledenraadslid) hebben het bezoek dat gisteren plaatsvond als zeer nuttig ervaren. Aan de maatschap is een terugkoppeling gegeven op de onderwerpen die zijn besprokenDe bezoeken zijn nog een pilot en zullen daarna worden geëvalueerd. De invulling ligt grotendeels open; er wordt geen ‘strak programma’ afgedraaid zodat er ruimte is voor het bespreken van onderwerpen en thema’s die voor de betreffende maatschap of afdeling belangrijk zijn. Vanuit de NVA zijn ten minste één bestuurslid, één ledenraadslid en een bureaumedewerker aanwezig. Is het ‘NVA team’ ook bij u van harte welkom? Stuur dan een e-mail naar [email protected].

41de anesthesioloog 1 • 201440 de anesthesioloog 1 • 2014 40de anesthesioloog 4 • 2013

Page 22: de anesthesioloog 2014 nr. 1

RedactieraadJ.W. Kallewaardmw. M. van Grotel

Redactie Sandra Gijtenbeek

Corrector Indigo Tekst, Judith van Oudheusden

DrukGraficiënt Printmedia, Almere

De NVA Nieuwsbrief is een officieel orgaan van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie en wordt ca. vier maal per jaar gratis aan de leden toegestuurd.

Deadline inzenden kopij voor volgende Nieuwsbrief: 14 april 2014

Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologieopgericht 6 april 1948Bureau NVAMercatorlaan 12003528 BL Utrecht

CorrespondentieadresPostbus 200633502 LB Utrecht

Telefoon Algemeen nummer: 030 28 23 385(zie achterzijde voor meer nummers)

E-mail:[email protected]

Websitewww.anesthesiologie.nl

COLOFON

PROEFSCHRIFTEN-OVERLEDEN-OPROEPEN-BE-NOEMINGEN-MEDEDELINGEN-AANKONDIGIN-GEN-CONGRESSEN-PROMOTIES-BETREKKINGEN

PROEFSCHRIFTEN-OVERLEDEN-OPROEPEN-BE-NOEMINGEN-MEDEDELINGEN-AANKONDIGIN-GEN-CONGRESSEN-PROMOTIES-BETREKKINGEN

OVERLEDEN

Edward DabrowskyBij leven werkzaam in het MC Zuiderzee, Lelystad

27 februari 2014Prof.dr. Arnold van de Vijver

22 januari 2014. M.J. Jupa AZ Rotterdam/Dijkzigt

PROMOTIES29 oktober 2013Virginie m.M. Piano, UMCN Improving diagnosis and treatment of neuropathic pain in patients with cancer

3 december 2013M.C.A. (Merel) Boom, LUMCPopioid Therapy: A trade-off between Opioid-Analge-sia and Opioid-induced Respiratory Depression

10 december 2013Gezina. T.M.L. Oei, UVAHelium induced cardioprotection: in sickness and in health, for better or for worse

5 februari 2014Cornelis Slagt, ErasmusmcMeasuring Cardiac Output in the Critically I11

10 februari 2014Francis M. Wulfert, UMCGIn Vivo endothelial cell and neutrophil responses te shock

27 mei 2013Franca Warmenhoven, UMCNDepression in palliative care, normal sadness or disorder?

19 juni 2013Gaby Franschman, Vumc Prehospital management stragegies and secondary factors in traumatic brain injury

De NVA was op zoek naar een projectmedewerker Kwaliteit. Toen ik deze vacature zag, was ik direct enthousiast. In de toekomst wil ik graag een bijdrage leveren aan kwaliteitsverbetering in de gezondheids-zorg. Ik houd ervan om met verschillende onderwer-pen/activiteiten tegelijk bezig te zijn, te ondersteunen en tegelijkertijd de verantwoordelijkheid te dragen om projecten te managen en tot concrete resultaten te ko-men. Deze functie kwam dus als geroepen!

Per 1 februari ben ik bij de NVA gestart. Het onder-steunen van de commissie kwaliteitsvisitaties en de coördinatie van visitaties heb ik me al aardig eigen gemaakt. Er zijn ondertussen twee vergaderingen met deze commissie geweest, de planning van visitaties en de implementatie van het nieuwe visitatiemodel gaan zeer voorspoedig. Naast de coördinatie van kwaliteits-visitaties zal ik me de komende maanden bezig gaan houden met verschillende kwaliteitsprojecten.

Het eerste project wat ik zal oppakken is het heront-wikkelen van visitaties voor het aandachtsgebied pijn-geneeskunde. Op dit moment zijn we bezig het pro-jectteam samen te stellen. Over een half jaar hoop ik dat we de concrete resultaten kunnen presenteren (be-roepsnormen/indicatoren en rapportageformat) in de anesthesioloog. Daarnaast ga ik aan de slag met het ontwikkelen van een handreiking en helpdesk voor de implementatie van de richtlijn procedurele sedatie en/of analgesie op locaties buiten de OK en met het ont-wikkelen van een blauwdruk innovatiestrategieën voor effectieve richtlijn implementatie.

Graag stel ik me nog wat uitgebreider voor. Ik ben 27 jaar, woon in Utrecht en stap iedere ochtend op de fiets richting de Domus. In 2009 ben ik afgestudeerd, He-alth Sciences aan de VU in Amsterdam, met een speci-alisatie in Voeding en Preventie. Daarna ben ik bij het VUmc gaan werken en heb ik anderhalf jaar meege-werkt aan een pilotproject ‘werkhervatting na een gy-naecologische operatie’. In dat project hebben we een website ontwikkeld voor patiënten die een goedaardige gynaecologische operatie moesten ondergaan. Deze website was een interactieve website met onder andere hersteladviezen, een forum en uitgebreide informatie over de operatie. Ook de gynaecoloog kon inloggen om hersteladviezen, bij bijvoorbeeld een complicatie, aan te passen. Daarnaast onderhield ik contact met de deelnemende ziekenhuizen en verzorgde ik alle logis-tiek rondom de dataverzameling. Omdat dit project op zijn einde liep, ging ik opzoek naar een nieuwe uitda-ging (het pilotproject heeft overigens wel een vervolg gekregen, op dit moment loopt er een grote RCT naar de effectiviteit van deze website). Ik ben toen terecht gekomen bij de VU, bij de afdeling Gezondheidswetenschappen. Daar heb ik met veel ple-zier gewerkt als opleidingscoördinator van het bache-lor- en premaster studieprogramma en als docent bij verschillende cursussen, zoals preventie, volksgezond-heid, beleid, gezondheidsgedrag en gezondheidspsy-chologie. Hier en daar werkte ik ook mee aan onder-zoeksprojecten. In mijn vrije tijd ga ik graag tennissen, met vrienden naar de stad en ik ben vaak te vinden in de kookwinkel en supermarkt want ik kook graag.Vooral soepen, pasta’s of risotto en zo af en toe een (cheese)cake of taart.

Even voorstellen: Laura Bolten

Nieuwe NVA medewerker

43de anesthesioloog 1 • 201442 de anesthesioloog 1 • 2014

Page 23: de anesthesioloog 2014 nr. 1

14 april Ledenvergadering Sectie Kinderanesthesiologie WKZ 22-23 mei Anesthesiologendagen MECC Maastricht 13/14 juni Zomercongres Sectie Kinderanesthesiologie 20 juni Nascholing Sectie Pijn 4 september Ledenvergadering Sectie Kinderanesthesiologie AMC 11 september Ledenvergadering Sectie Cardio anesthesiologie 19 september Wetenschapsdag 2014 23 september Ledenvergadering Sectie Obstetrische anesthesie 10 november Ledenvergadering Cardio anesthesiologie 10 november Ledenvergadering Sectie Kinderanesthesiologie WKZ 19 november Ledenvergadering Sectie Intensive Care

Meer informatie over congressen en bijeenkomsten zie de NVA-website www.anesthesiologie.nl en de NVA app

NVA AGENDA20

14

Algemeen nummer0302823385

Marloes van GrotelDirecteur030 282 3965

Martine TeeuwisseDirectiesecretaresse Ledenadministratie030 282 3868 Hans van BreugelBeleidsmedewerkerKwaliteit030 282 3966

Laura BoltenProjectmedewerkerkwaliteit030 282 3033

Ronald HortensiusBeleidsmedewerkerOpleiding/Wetenschap030 282 3386 Sandra GijtenbeekCommunicatiemedewerker030 282 3270 Marjolein SwinkelsBureaumedewerkerFinanciële administratie030 282 3880

Liesbet Stobbe Bureaumedewerker

GAIA030 282 3385

RegionalePijnSpreekuren11 JUNI 2014 Noord West Nederland

16 JUNI 2014 Noord Nederland

17 JUNI 2014 Oost Nederland

19 JUNI 2014 Zuid Nederland

24 JUNI 2014 Randstad

kijk op de website (congressen)voor meer informatie

44 de anesthesioloog 1 • 2014