De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating...

71
Universiteit Gent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2014-2015 Eerstesemesterexamenperiode De ambivalente visie op genezing van een eetstoornispatiënt aanpakken: de rol van affective forecasting en focalisme. Lieve eetstoornis, ga alsjeblieft een beetje dichter bij me vandaan. Caroline Bastenie Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie Promotor: Dr. Liesbet Boone

Transcript of De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating...

Page 1: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

Universiteit Gent

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen

Academiejaar 2014-2015

Eerstesemesterexamenperiode

De ambivalente visie op genezing van een eetstoornispatiënt aanpakken: de rol van

affective forecasting en focalisme. Lieve eetstoornis, ga alsjeblieft een beetje dichter bij

me vandaan.

Caroline Bastenie

Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master of

Science in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische Psychologie

Promotor: Dr. Liesbet Boone

Page 2: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

Ondergetekende, Caroline Bastenie, geeft toelating tot het raadplegen van

deze masterproef door derden.

Page 3: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

Voorwoord

Een masterproef wordt vaak gezien als de kers op de taart van je

studentencarrière, iets waar je later toch met stiekeme trots op terugkijkt.

Daarom wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om enkele mensen te

bedanken zonder wie het niet mogelijk was geweest deze studie en

masterproef tot een goed einde te brengen.

Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn promotor, Liesbet Boone,

die me met het nodige geduld door het hele proces van de totstandkoming

van deze masterproef heeft geleid. Zij heeft me de mogelijkheid gegeven

om een eigen thesisonderwerp uit te werken en was te allen tijden

bereikbaar voor constructieve feedback, handige tips en het beantwoorden

van mijn vele vragen. Ook wil ik haar bedanken voor het werk dat ze heeft

gestoken in het mee opstellen van het onderzoek, de statistische analyses

en zoveel meer.

Verder wil ik ook enkele mensen bedanken die me nauw aan het hart

liggen. Allereerst mijn ouders voor de morele en financiële steun gedurende

mijn studietijd. Daarnaast wil ik ook mijn vrienden Benjamin, Tammy,

Manon, Isabelle, Trevor en Yvette bedanken voor de steun en gezellige

momenten tijdens mijn studietijd en het schrijven van deze masterproef.

Speciale dank gaat ook uit naar Sophie Pollock en Katrien Baekelandt die

door hun geloof in mij hebben gemaakt dat ik deze studie tot een goed

einde heb gebracht.

Als laatste wil ik Kim, Manu, Caroline, Celien en Jan bedanken voor het

nalezen van deze masterproef.

Tot slot zou ik deze thesis graag opdragen aan twee vriendinnen, Esther en

Rianne, die de strijd met hun eetstoornis verloren tijdens het schrijven van

deze masterproef. Wanneer ik twee jaar geleden het onderwerp van mijn

thesis met Esther besprak, zei ze me nog: Kom op Caroline, ik geloof in jou,

nu jij nog! En die woorden waren telkens opnieuw mijn motivatie om de

laatste uitdaging van deze studie tot een goed einde te brengen, die kers op

de taart!

Ik wens u veel leesplezier.

Page 4: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

Abstract

Eerdere studies hebben aangetoond dat patiënten met een eetstoornis vaak

ambivalent staan tegenover hun genezing. Dit zorgt er onder meer voor dat

deze patiënten geïmmobiliseerd geraken en het werken aan herstel uitblijft.

Het doel van dit onderzoek was ook om aan de hand van een manipulatie

deze ambivalentie tegenover genezing op te schuiven, om op die manier het

proces van genezing te bevorderen. Concreet werd er in deze studie

geprobeerd de impact bias van de patiënten te verkleinen, alsook in te

werken op de effecten van focalisme, om zo de ambivalentie en de

verwachtingen ten aanzien van genezing bij de patiënt te beïnvloeden.

Verder werd er gekeken naar de modererende rol van zelfkritisch

perfectionisme en gecontroleerde motieven op de manipulatie.

Eetstoornispatiënten (N=77; M age = 27.15; SD = 8.41) werden random

toegewezen aan de controle- of manipulatieconditie. De manipulatie slaagde

er echter niet in de impact bias te verkleinen. Wel was er enige evidentie

voor het creëren van positieve verwachtingen ten aanzien van genezing en

bleken patiënten na de manipulatie positiever te staan tegenover hun

herstel. Wat de moderatoren betreft, bleken zelfkritische

eetstoornispatiënten, tegen de verwachting in, meer te profiteren van de

manipulatie in vergelijking met niet zelfkritische patiënten. Er werd geen

evidentie gevonden voor de impact van gecontroleerde motieven op de

manipulatie. Algemeen moet echter besloten worden dat verder onderzoek

is aangewezen om sluitende resultaten te bekomen.

Page 5: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

Inhoudstafel

Inleiding 1

Eetstoornissen 1

Definitie 1

Prevalentie 3

Comorbiditeit 4

Genezing 5

Patiëntperspectief op genezing 6

Ambivalentie 7

Instandhoudende factoren 7

Affective Forecasting 10

Definitie 10

Focalisme en eetstoornissen 13

Moderatoren 14

Motivatie 14

Achtergrond 14

Motivatie en eetstoornissen 15

Huidig onderzoek 18

Perfectionisme 19

Conceptualisatie 19

Perfectionisme en eetstoornissen 20

Huidig onderzoek 21

Onderzoeksvragen en hypothesen 22

Methode 24

Subjecten 24

Procedure 24

Meetinstrumenten 27

Emotie ten opzichte van de eetstoornis 27

Motivatie voor herstel 28

Invloed van gewicht en lichaamsvormen 29

Perfectionisme 29

Analyseplan 30

Resultaten 31

Page 6: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

Preliminaire analyses 31

Hoofdanalyses 33

Hoofdeffect van conditie op afhankelijke variabelen 33

Effect achtergrondsvariabelen op pre-metingen 33

Interactie-effecten 37

Modererende rol van ZK perfectionisme 37

Modererende rol van Motieven om te veranderen 38

Discussie 42

Bespreking van de resultaten 43

Beperkingen en sterktes 47

Klinische implicaties 48

Verder onderzoek 49

Conclusie 50

Referenties 52

Bijlagen 58

Page 7: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

“Ik wil wel een goede fysieke conditie hebben, maar ik wil er geen moeite

voor doen”, “Ik wil graag dokter worden, maar ik wil niet 7 jaar achter mijn

boeken zitten” of “Ik wil graag dat mijn huis netjes is, maar ik heb geen zin

om op te ruimen”, …

Enkele uitspraken die we wel vaker om ons heen horen en misschien ook

wel bij onszelf herkennen. Ze geven tegenstrijdige motieven weer ten

opzichte van één helder gegeven. Dit fenomeen wordt ook wel ambivalentie

genoemd en het is duidelijk dat we er allemaal wel af en toe mee te maken

krijgen. Wie in aanraking komt met patiënten met een eetstoornis zal snel

merken dat het thema van ambivalentie centraal staat in de strijd die ze

voeren. Veelgehoorde uitspraken in hun behandeling zijn dan ook ‘Ik wil wel

genezen van anorexia, maar ik wil niet aankomen’ of ‘Mijn eetstoornis is

mijn beste vriend maar tegelijk ook mijn ergste vijand’. Deze ambivalentie

zorgt voor een grote uitdaging binnen de behandeling van patiënten met

een eetstoornis en maakt dat veel van hen niet de nodige motivatie kunnen

opbrengen om aan hun herstel te beginnen werken. We vragen ons in deze

studie dan ook af of het mogelijk is om die ambivalentie te verschuiven,

met andere woorden: is het mogelijk die interne dubbelheid ten aanzien van

genezing kleiner te maken? We zien namelijk dat veel patiënten met een

eetstoornis voornamelijk focussen op de negatieve zaken van genezing en

wat ze kunnen verliezen, eerder dan wat het hen kan opbrengen. Het doel

van deze studie is dan ook om aan de hand van een manipulatie hun focus

op dit negatieve te proberen verschuiven, zodat ze ook de voordelen van

genezing mee in rekening brengen. Op deze manier hopen we dat hun

ambivalentie tegenover genezing zal opschuiven en de patiënten meer

bereid zullen zijn om met hun eetstoornis aan de slag te gaan.

Page 8: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

1

Eetstoornissen

Definitie. Eetstoornissen worden gedefinieerd als een duidelijke

verstoring van de eetgewoonten of controlerend gedrag inzake het gewicht.

Deze verstoringen, of er aan gerelateerde kenmerken, resulteren in een

klinisch significante aantasting van de fysieke gezondheid en het

psychosociaal functioneren. De gedragsmatige verstoring mag niet

secundair zijn aan eender welke andere medische stoornis of psychiatrische

conditie (Fairburn & Harrison, 2003). Doorheen de tijd hebben

eetstoornissen een fluctuerende conceptualisatie gekend. Zo werden recent

in de ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders 5’ opnieuw

veranderingen aangebracht, onder andere wat betreft de categorisatie van

de verschillende soorten die onderscheiden worden. De DSM 5 onderscheidt

8 verschillende categorieën van eetstoornissen, namelijk: ‘Anorexia

nervosa’, ‘Boulimia Nervosa’, ‘Binge Eating Disorder’, ‘Other Specified

Feeding or Eating Disorder’ (OSFED), ‘Pica’, ‘Rumination Disorder’,

‘Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder (ARFID)’ en ‘Unspecified Feeding

or Eating Disorder’ (UFED) (American Psychiatric Association, 2013).

Hoewel de DSM 5 het gebruik van ‘allesomvattende’ categorieën als

‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te

minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch opnemen. Verder

zullen ook ‘Anorexia Nervosa’, ‘Boulima Nervosa’ en ‘Binge eating disorder’

worden beschouwd.

Volgens de DSM 5 wordt Anorexia Nervosa gekarakteriseerd door een

verstoord lichaamsbeeld en excessief diëten, wat leidt tot een ernstig

gewichtsverlies en een pathologische angst om dik te worden. De 3 criteria

waaraan voldaan moet worden, zijn: (1) Een persisterende restrictie van

energie-inname die leidt tot een significant laag lichaamsgewicht, in de

context van wat normaal wordt geacht voor een bepaalde leeftijd, geslacht,

ontwikkelingstraject en fysieke gezondheid. (2) Een intense angst om te

stijgen in gewicht of om dik te worden, of aanhoudend gedrag dat

interfereert met gewichtstoename. (3) Een verstoring in de manier waarop

iemand zijn gewicht en lichaam ervaart, een overdreven invloed van

lichaamsvorm en gewicht op zelfevaluatie, of een persisterend tekort aan

Page 9: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

2

het herkennen van de ernst van het huidige lage lichaamsgewicht

(American Psychiatric Association, 2014).

De criteria voor Boulimia volgens de DSM 5 zijn: (1) Terugkerende

episodes van eetbuien, waarbij er sprake is van controleverlies over het

eten tijdens deze periode én waarbij een hoeveelheid eten wordt genuttigd,

in een korte tijdspanne, die absoluut groter is dan wat de meeste mensen

zouden eten binnen dezelfde periode en onder dezelfde omstandigheden,

(2) Terugkerend ongepast compensatiegedrag gericht op het voorkomen

van gewichtstoename, zoals braken, misbruik van laxantia, diuretica,

andere medicatie, vasten, of excessief sporten en, (3) De eetbuien en het

compensatiegedrag komen minstens 1 keer per week voor en dit gedurende

3 maanden. (4) Zelfevaluatie wordt beïnvloed door lichaamsvorm en

gewicht. (5) De verstoring doet zich niet voor tijdens periodes van Anorexia

Nervosa (American Psychiatric Association, 2014). Een overschatting van

het belang van gewicht en lichaamsvorm staan zowel bij Anorexia als

Boulimia centraal. Waar de meeste mensen zichzelf beoordelen op basis van

hun relaties, werk, ouderschap, sportieve prestaties,…, beoordelen zij met

anorexia of boulimia hun eigenwaarde voornamelijk, of soms zelf

uitsluitend, in termen van hun gewicht en lichaamsvorm en hun

mogelijkheid deze te controleren.

Binge Eating Disorder wordt volgens de DSM 5 gekenmerkt door: (1)

Terugkerende episodes van eetbuien waarbij in korte tijd zeer grote

hoeveelheden voedsel verorberd worden én waarbij men het gevoel heeft

de controle te verliezen. (2) De momenten waarop een eetbui plaats vindt,

worden gekenmerkt door minstens 3 van deze criteria: (a) Men eet veel

sneller dan normaal. (b) Men eet tot men oncomfortabel vol zit. (c) Men eet

grote hoeveelheden voedsel wanneer ze geen fysiek hongergevoel hebben.

(d) Men eet in afzondering omdat men zich schaamt voor de grote

hoeveelheid aan voedsel dat ze eten. (e) Men ervaart gevoelens van

walging, schuld en of somberheid na een eetbui. (3) Er is een duidelijk

verhoogd stressniveau ten aanzien van eetbuien. (4) De eetbuien komen

gemiddeld minstens 1 keer per week voor en dit voor 3 opeenvolgende

maanden. (5) De eetbuien gaan niet gepaard met terugkerend gebruik van

Page 10: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

3

compensatiegedrag zoals bij ‘boulimia’ en komt niet exclusief voor tijdens

een periode van ‘boulimia’ of ‘anorexia nervosa’ (American Psychiatric

Association, 2014).

Mensen met een ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’

(OSFED), ook wel atypische eetstoornis genoemd, hebben een eetstoornis

die niet aan alle kenmerken voldoet van één van de specifieke

bovengenoemde eetstoornissen. Dit betekent echter niet dat deze categorie

van eetstoornissen per definitie minder ernstig is dan anorexia of boulimia.

Een voorbeeld kan zijn dat de persoon in kwestie voldoet aan alle criteria

van anorexia nervosa maar dat, ondanks significant gewichtsverlies, het

lichaamsgewicht nog binnen de normale grenzen ligt. Zoals reeds eerder

aangehaald, is dit type eetstoornis in de DSM 5 verdwenen. Dit belet ons

echter niet toch gebruik te maken van deze categorie binnen het huidig

onderzoek (American Psychiatric Association, 2013). De andere 4

eetstoornissen zullen in dit huidige onderzoek niet aan bod komen en

worden om die reden niet verder uitgewerkt. Zoals duidelijk wordt aan de

hand van bovenstaande opsomming, maakt de DSM 5 gebruik van een

categoriale opdeling van de verschillende soorten eetstoornissen. Fairburn,

Cooper & Shafran (2002) stellen hier hun transdiagnostisch perspectief

tegenover. Zij gaan ervan uit dat de verschillende eetstoornissen eenzelfde

kernfactor delen, namelijk de overevaluatie van het zelfwaardegevoel van

lichaam, gewicht en controle. De verschillende eetstoornissen zouden

volgens hen eerder op een continuüm geplaatst moeten worden, waarbij

elke eetstoornis als een fase op datzelfde continuüm gezien kan worden.

Ook onderscheiden ze vier instandhoudende factoren die in meer of mindere

mate aanwezig zijn in de verschillende eetstoornissen.

Prevalentie. Preti en collega’s (2009) hebben onderzoek gedaan

naar de epidemiologie van eetstoornissen in 6 Europese landen, nl. België,

Nederland, Duitsland, Spanje, Italië en Frankrijk. De lifetime-prevalentie

van eetstoornissen in het algemeen was consistent 3 tot 8 keer hoger bij

vrouwen dan bij mannen en dit over de verschillende landen heen. In hun

studie vonden de onderzoekers dat deze lifetime-prevalentie voor België

Page 11: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

4

3,54% was, met een standaarddeviatie van 2,0-6,3. Dit betekent dat

3,54% van de Belgische bevolking ooit in hun leven te maken zal krijgen

met een eetstoornis. Dit percentage ligt beduidend hoger dan bijvoorbeeld

in Nederland, waar deze prevalentie 1.74% bedraagt, met een

standaarddeviatie van 0.9-3.3. Bij gebrek aan onderzoek in België, ging

men er vroeger dikwijls vanuit dat we de epidemiologische gegevens uit

Nederland konden overnemen. Dit blijkt op basis van het onderzoek van

Preti et al. (2009) niet correct te zijn. Het percentage van Belgische

vrouwen die ooit in hun leven te maken zullen krijgen met een eetstoornis

bedraagt 5.16%. De prevalentie van Anorexia Nervosa in ons land bedraagt

0.96%, maar wanneer men enkel kijkt naar het percentage vrouwen met

deze stoornis stijgt dit tot 1,84%. Voor Boulimia Nervosa zien we een

gelijkaardige stijging. De prevalentie op de ganse bevolking bedraagt

1,06%, terwijl deze voor vrouwen alleen stijgt tot 1,88%

(www.eetexpert.be).

Volgens ‘Eetexpert’ moeten we er echter rekening mee houden dat

deze cijfers voor vrouwen betrekking hebben op de totale bevolking boven

de 18 jaar. Wanneer men deze groep beperkt tot 18-29 jarigen dan kan

men bovenstaande cijfers bijna verdubbelen. Op basis van deze vaststelling

komt men ruw genomen tot de volgende schatting van eetstoornissen bij

Belgische vrouwen tussen 10-30 jaar: 3.7% anorexia nervosa en 3.8%

boulimia nervosa. Over alle eetstoornissen heen komen we op een

prevalentie van 10.3%. Dit betekent dat in België één op de tien vrouwen

tussen 10 en 30 jaar ooit een eetstoornis zal ontwikkelen.

Comorbiditeit. De ‘National Comorbidity Survey Replication’ (NCS-

R), een grootschalig onderzoek in de Verenigde Staten bij 9282

volwassenen, onderzocht de mate van comorbiditeit bij eetstoornissen

(Hudson, Hiripi, Pope & Kessler, 2007). Meer dan de helft (56,2%) van de

respondenten met Anorexia en 94,5% van de deelnemers met Boulimia

voldeden aan de criteria van minstens 1 van de DSM 5 stoornissen die

onderzocht werden in de NCS-R. Deze studie toonde aan dat, na het

controleren voor leeftijd, geslacht en etniciteit, eetstoornissen positief

Page 12: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

5

geassocieerd zijn met zo goed als alle DSM-IV stemmings-, angst-, impuls-

controle, en middelen gerelateerde stoornissen. Er was geen enkele stoornis

die vaker voorkwam met eetstoornissen dan de anderen.

Tot hiertoe is er geen oorzaak gekend over deze hoge graad van

comorbiditeit, ondanks dat er evidentie is dat het samen voorkomen van

eetstoornissen met stemmingsstoornissen veroorzaakt zou kunnen worden

door gemeenschappelijke familiale of genetische factoren (Hudson, Hiripi,

Pope & Kessler, 2007).

Genezing. In de literatuur is er weinig consistentie te vinden tussen

onderzoekers wat betreft een eenduidige definitie van ‘genezen van een

eetstoornis’. Bardone-Cone en collega’s (2010) stellen dat heel wat zaken

mee in rekening moeten gebracht worden wanneer men tracht te komen tot

een accurate definitie. Wat de inclusiecriteria betreft, heeft het

eetstoornisveld een evolutie gekend van een focus op fysieke criteria, zoals

gewicht en maandstonden, naar een toevoeging van gedragsmatige

kenmerken van genezing, zoals de afwezigheid van binge eating,

compensatiegedragingen en restrictief eten, tot de inclusie van

psychologische aspecten zoals ‘zorgen maken over het lichaam’ en ‘angst

om aan te komen’. Wat vaak gemist wordt in de definitie van ‘genezing’ is

de psychologische component, en dan specifiek hoe individuen denken over

hun lichaam, eten en het eten zelf. Het niet toevoegen van een

psychologisch deel aan de definitie van herstel kan zorgen voor een pseudo-

genezingsstatus (Bardone-Cone et al., 2010). Volgens Bardone-Cone en

collega’s (2010) is volledig herstel bereikt wanneer individuen met een

geschiedenis van een eetstoornis niet onderscheiden kunnen worden van

een controlegroep (gedefinieerd als het niet hebben van een geschiedenis

met een eetstoornis) op vlak van gedrags- en psychologische aspecten van

eetstoornissen.

Op basis van een meta-analyse van 119 onderzoeken heeft

Steinhausen (1999) berekend wat de herstelpercentages van eetstoornissen

zijn: Van de patiënten met anorexia nervosa was 45% goed hersteld, 35%

verbeterd en 20% chronisch. Van deze chronische groep overleed na

Page 13: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

6

verloop van tijd 5%. Anorexia Nervosa kent het hoogste mortaliteitscijfer in

vergelijking met eender welke andere psychiatrische stoornis dan ook.

Patiënten bij wie de ziekte tijdens de puberteit begon (in tegenstelling tot

de jong-volwassenheid), hadden een lagere mortaliteit en een betere

prognose. Van de patiënten met boulimia nervosa herstelde 48%, terwijl

26% verbeterde, en 26% een chronisch beloop kende. De kans is echter

groot dat deze percentrages te optimistisch zijn, aangezien, zoals eerder

reeds vermeld, er weinig consensus is over de exacte definitie van

genezing.

Over het algemeen duurt het herstel van een eetstoornis lang. Uit

verschillende onderzoeken komt namelijk naar voren dat het gemiddeld 4,7

jaar duurt voordat er gesproken kan worden van stabiel lichamelijk herstel.

Psychosociaal herstel wordt gemiddeld bereikt na 6,6 jaar (Eckert, Halmi &

Marchi, 1995; Strober, Freeman & Morrell, 1997).

Patiëntperspectief op genezing. Rorty, Yager & Rossotto (1993)

onderzochten het perspectief van boulimiapatiënten op genezing aan de

hand van een aantal vragen die aan hen werden voorgelegd. Eén van de

vragen peilde naar wat volgens de patiënten hun genezingsproces heeft

gestimuleerd. Enkele belangrijke antwoorden hierop waren: (1) het

toegeven dat hun eetstoornis wel degelijk een probleem was, (2) het

ervaren van een stijging van zelfwaarde (o.a. door een nieuwe romantische

relatie, een nieuwe job, of gewichtsverlies) die hen de kracht en motivatie

gaf om te starten met genezen en (3) het hebben van een belangrijke

persoon die achter hen stond. Veertig procent gaf echter aan niets speciaal

te hebben ervaren voor men begon met het genezingsproces.

In een ander onderzoek werd ook gepeild naar wat de

genezingsfactoren waren volgens de patiënten. De vijf meest benoemde

factoren waren: Een ondersteunende (partner)relatie (27,45%), maturatie/

rijping (23,53%), therapie/counseling (21.57%), kinderen/zwangerschap

(17,65%) en ‘waking up’ (15.69%). Andere factoren die een rol speelden,

waren onder meer het huis verlaten, een ondersteunende vriendschap, een

toegenomen zelfwaarde, wilskracht en ondersteuning door familie (Tozzi,

Page 14: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

7

Sullivan, Fear, McKenzie & Bulik, 2003).

Ambivalentie. Veelgehoorde uitspraken in de behandeling van

patiënten met eetstoornissen zijn: ‘Ik wil wel genezen van anorexia, maar ik

wil niet aankomen’ of ‘Mijn eetstoornis is mijn beste vriend en tegelijk ook

mijn ergste vijand’. Deze voorbeelden illustreren de ambivalentie tegenover

genezing die bij de meerderheid van de patiënten aanwezig is (Touyz,

Thornton, Rieger, George & Beumont, 2003). Hoewel aan de problematiek

heel wat negatieve aspecten verbonden kunnen zijn, zoals lichamelijke

klachten, emotionele moeilijkheden of sociaal isolement, zien de patiënten

ook voordelen in het behouden van hun eetstoornis. Serpell,

Treasure, Teasdale, & Sullivan (1999) deden onderzoek naar de attitudes

van patiënten tegenover anorexia en vroegen hen twee brieven te

schrijven: één waarin hun stoornis hun vriend was en één waarin het hun

vijand was. Uit de eerste brief, anorexia als vriend, kwam naar voren dat

patiënten voornamelijk ervaren dat de eetstoornis hen beschermt, dat ze

zorgt voor gevoelens van controle en zelfzekerheid en hen het gevoel geeft

iets te bereiken. Ook maakt een eetstoornis het mogelijk om gevoelens te

communiceren. Hoe dan ook kwam in de andere brief, anorexia als vijand,

naar boven dat tegelijkertijd de stoornis negatieve effecten heeft op de

fysieke gezondheid, psychologisch welbevinden en de sociale interactie met

anderen. Dit onderzoek toont dus aan wat de ambivalentie bij

eetstoornispatiënten concreet inhoudt. Volgens Miller (1998) kan

ambivalentie gedefinieerd worden als ‘het hebben van tegenstrijdige

motivaties tegenover één ding’. Ambivalentie zorgt er vaak voor dat

patiënten geïmmobiliseerd geraken, aangezien ze continu bezig zijn met

denken aan de pro’s en contra’s van hun gedrag en of ze dit gedrag al dan

niet hebben te veranderen.

Instandhoudende factoren. Instandhoudende factoren zijn

factoren die voorspellen of de patiënten daadwerkelijk zullen herstellen en

of de symptomen zullen blijven bestaan over de tijd heen (Stice, 2002). Het

is van cruciaal belang om een onderscheid te maken tussen

Page 15: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

8

instandhoudende factoren en factoren die het begin van een eetstoornis

voorspellen. ‘Onset-voorspellers’ identificeren mogelijkheden om aan

preventie te doen, terwijl instandhoudende factoren mogelijkheden voor

behandeling blootleggen (Bardone-Cone et al., 2007).

Cross-sectionele studies hebben aangetoond dat hoge niveaus van

perfectionisme, interpersoonlijk wantrouwen en maturity fears een slechtere

uitkomst voorspellen voor genezing van een eetstoornis (Bardone-Cone et

al., 2007). Prospectief en experimenteel onderzoek heeft tevens

aangetoond dat de wens om slank te zijn, het geïnternaliseerde

slankheidsideaal, fungeert als een versterkende en instandhoudende factor

bij zowel anorexia als boulimia (Stice, 2002).

Perfectionisme wordt gedefinieerd als de overevaluatie van het

streven naar, en het bereiken van, persoonlijke veeleisende standaarden,

ondanks de ongunstige consequenties ervan (Fairburn, Cooper & Shafran,

2003). We zien dat er vaak een interactie bestaat tussen eetstoornissen en

perfectionisme in die zin dat de perfectionistische standaarden van de

patiënt toegepast worden in een poging om controle te hebben over het

eten, gewicht en lichaamsvorm, alsook over andere aspecten van het leven

zoals school- of werkprestatie, sport,… (Fairburn, Cooper & Shafran, 2003).

Er is sprake van (1) angst om te falen (bijvoorbeeld angst om teveel te

eten, aan te komen), (2) veel en selectieve aandacht voor prestatie

(bijvoorbeeld het regelmatig controleren van lichaamsvorm en gewicht) en

(3) zelfkritiek afkomstig van negatief gebiaste beoordelingen van hun

prestatie. De daarop volgende negatieve zelfevaluatie gaat op zijn beurt

zorgen voor een nog meer vastberaden streven naar het bereiken van

doelen, wat zich bij eetstoornissen vertaalt in het nog meer controleren van

eten, lichaamsvorm en gewicht, wat op zijn beurt de eetstoornis voedt.

Men voorspelt op basis van het voorgaande dat wanneer klinisch

perfectionisme gecorrigeerd kan worden, een machtig netwerk van

instandhoudende mechanismen verdwijnt en op die manier verandering

gefaciliteerd wordt (Fairburn, Cooper & Shafran, 2003).

Zoals eerder aangegeven is ook interpersoonlijk wantrouwen een

instandhoudende factor voor eetstoornissen. Er bestaat evidentie dat

Page 16: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

9

interpersoonlijk wantrouwen in belang kan toenemen over de tijd. Zo

toonden Sohlberg, Norring en Rosmark (1992) aan dat interpersoonlijk

wantrouwen geen significante predictor was na 1 jaar follow-up bij

anorexia- en boulimiapatiënten, maar dat een hoger interpersoonlijk

wantrouwen bij de start van hun opname voorspellend was voor de

outcome bij een 3 jarige follow-up bij dezelfde steekproef. Het belang van

interpersoonlijk wantrouwen in het voorspellen van het in stand houden van

een eetstoornis, stijgt over de tijd (Holland, Bodell & Keel, 2013).

Een andere instandhoudende factor zijn maturity fears. Deze

reflecteren de resistentie ten aanzien van volwassen verantwoordelijkheden

en het verlangen om terug te keren naar de veiligheid uit de kindertijd.

Sohlberg, Norring en Rosmark (1992) vonden dat hogere scores op

maturity fears bij de intake een slechtere outcome voorspelden bij zowel

patiënten met Anorexia als Boulimia bij een 1 jarige follow-up studie.

Opvallend was dat bij een 3-jarige follow-up bij dezelfde groep patiënten

lagere maturity fears bij de intake een slechtere uitkomst voorspelden. De

bevinding dat de impact van maturity fears omgekeerd was bij de 1- en 3-

jarige follow-up kan wijzen op veranderingen in de ontwikkeling.

Ten slotte speelt het geïnternaliseerde slankheidsideaal ook een rol in

de instandhouding van een eetstoornis. Het socioculturele model van

eetpathologie stelt dat de sociale druk om dun te zijn de internalisering van

het slankheidsideaal en lichaamsontevredenheid voedt. Dit zorgt ervoor dat

individuen vatbaar zijn voor diëten, negatief affect en eetpathologie. Deze

ervaren druk zorgt bijgevolg dus ook voor het in stand houden van de

eetstoornis. (Pyle, Mitchell, & Eckert, 1981). Het geloof in het feit dat een

mooiere verschijning zal zorgen voor een grote variëteit aan

interpersoonlijke en emotionele voordelen zorgt ervoor dat het restrictieve

gedrag in stand wordt gehouden (Stice, 2002).

In het transdiagnostische model van Fairburn et al. (2002), dat reeds

eerder werd aangehaald, worden vier instandhoudende factoren

onderscheiden die in meer of mindere mate aanwezig zijn bij de

verschillende eetstoornissen. Deze zijn: klinisch perfectionisme, een lage

zelfwaarde, stemmingsintolerantie en interpersoonlijke moeilijkheden.

Page 17: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

10

Affective forecasting

Definitie. De toekomst is een gegeven waar dagelijks door velen

over wordt gefilosofeerd en gedroomd. Gezien we niet in een glazen bol

kunnen kijken, trachten mensen de toekomst zo goed mogelijk te

voorspellen op basis van wat ze weten uit de tegenwoordige tijd. Er is reeds

veel onderzoek gedaan naar de manier waarop mensen voorspellingen

maken over de toekomst. Een cruciaal onderdeel binnen dat onderzoek gaat

over de vaardigheid die mensen bezitten om hun eigen gevoelens te

voorspellen. Volgens Wilson & Gilbert (2003) is het datgene wat mensen

het meest interesseert. Daarbij aansluitend willen ze ook meer praktisch

kunnen voorspellen of ze bijvoorbeeld een echtgenoot zullen vinden,

kinderen zullen krijgen,… omdat ze geloven dat dergelijke

levensgebeurtenissen cruciaal zijn in het bepalen van hun gevoel van geluk.

Verschillende onderzoekers hebben affective forecasting reeds bestudeerd

(Wilson & Gilbert, 2003). Deze term verwijst naar de voorspellingen die

mensen maken over hun toekomstige gevoelens. Een vaak aangehaald

voorbeeld hiervan is de voorspelling die iemand maakt over hoe hij of zij

zich zal voelen wanneer zijn of haar geliefde de relatie beëindigt.

We hebben de neiging tot het overschatten van hoe we ons zouden

voelen na een gebeurtenis of beslissing. Dit zou het geval zijn wanneer het

gaat over zowel positieve als negatieve gebeurtenissen. Zo tonen

verschillende studies aan dat we ons over het algemeen minder goed voelen

als verwacht wanneer er iets positief gebeurt, en dat we ons minder slecht

voelen dan verwacht na een negatieve gebeurtenis (Wilson & Gilbert,

2003). Dit is ook wat we terugvinden in het onderzoek van Eastwick, Finkel,

Krishnamurti & Loewenstein (2008). In hun gekende breakup study vroegen

ze de participanten om te voorspellen hoe ze zich zouden voelen wanneer

hun liefdesrelatie plots zou eindigen. De deelnemers voorspelden veel meer

te lijden gedurende de 3-maanden follow-up na de relatiebreuk dan

uiteindelijk het geval was. Uit de resultaten van hun onderzoek blijkt dus,

wat reeds eerder aangehaald werd, dat mensen inderdaad de neiging

hebben om hun reactie op emotionele gebeurtenissen te overschatten.

Een ander voorbeeld vinden we terug in het onderzoek van Feys &

Page 18: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

11

Anseel (2014). Zij onderzochten affective forecasting in een studie met

kandidaten die deelnamen aan de audities van het tv-programma ‘Idool

2011’, een wedstrijd waar men op zoek gaat naar het beste zangtalent. De

kandidaten werden gevraagd naar hun verwachte geluksniveau. Men vroeg

hen namelijk om te voorspellen hoe ze zich zouden voelen indien ze

geselecteerd werden voor de volgende ronde, en hoe ze zich zouden voelen

indien ze niet gekozen zouden worden. De resultaten die naar voor kwamen

in dit onderzoek zijn overeenkomstig met het onderzoek dat reeds

voorhanden is met betrekking tot affective forecasting. De kandidaten die

niet geselecteerd werden voor de volgende ronde voelden zich achteraf

minder ongelukkig dan dat ze zelf voorspeld hadden. Kandidaten die wel

door mochten, voelden zich dan weer minder gelukkig dan ze zelf hadden

verwacht. Met andere woorden, emotionele gebeurtenissen hebben een

kleinere impact dan we verwachten.

In de literatuur worden vier verschillende typen van affective

forecasts onderscheiden. Zo zijn er predicties over de (1) valentie van

iemand zijn toekomstige gevoelens, (2) de specifieke emoties die ervaren

zullen worden, (3) de duur van deze emoties en (4) de intensiteit ervan. Op

elk van deze vier kenmerken kunnen inaccurate voorspellingen gemaakt

worden.

(1) In het algemeen zijn mensen goed in het voorspellen van de

valentie van toekomstige gevoelens (Wilson & Gilbert, 2003). Zo kunnen we

bijvoorbeeld gemakkelijk inschatten dat limonade met suiker lekkerder zal

zijn dan limonade zonder suiker.

(2) Valentie gaat over of de waarde van de gevoelens positief of

negatief is, zonder de sterkte van deze gevoelens mee in rekening te

moeten brengen. Wanneer mensen de valentie juist weten te voorspellen,

dienen ze nog steeds de specifieke emotie die ze zullen ervaren correct in te

schatten. Meestal slagen mensen hier eveneens goed in. Ze weten dat

wanneer ze naar hun favoriete komische serie kijken, ze eerder vrolijkheid

zullen ervaren dan trots. Soms komen emoties echter voor in een complexe

mengeling en dit maakt het moeilijker voor ons om te voorspellen welke

gevoelens ze zullen gaan ervaren. Desalniettemin verloopt het inschatten

Page 19: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

12

van zowel de valentie als van de specifieke emotie over het algemeen goed

(Wilson & Gilbert, 2003). Dit is echter niet het geval wanneer mensen

dienen in te schatten wat de intensiteit en de duur van de emotie zal zijn.

(3) Volgens Gilbert, Pinel, Wilson, Blumberg, Wheatley et al. (1998)

is er sprake van een durability bias wanneer mensen de neiging hebben om

de duur van iemand zijn emotionele reacties op toekomstige gebeurtenissen

te overschatten. Wanneer we dit toepassen op het voorbeeld van ‘Idool

2011’ zou er sprake zijn van een durability bias wanneer hij/zij voorspelt

maanden niet meer goed te zullen functioneren als gevolg van het niet

geselecteerd zijn voor de volgende ronde.

(4) Onderzoek toont tevens aan dat het meest voorkomende

probleem in het voorspellen van toekomstige emoties de impact bias is.

Hierbij overschatten mensen de impact, oftewel de intensiteit van

toekomstige gebeurtenissen op hun emotionele reacties (Wilson & Gilbert,

2003).

De impact bias wordt beïnvloed door het cognitief proces dat

focalisme heet. Focalisme wijst op het proces waarbij mensen trachten hun

reacties op een bepaalde toekomstige gebeurtenis te voorspellen en enkel

de doelgebeurtenis als middelpunt van hun beoordeling te nemen. Hierdoor

slagen ze er niet in het aandeel van andere gebeurtenissen op hun emoties

in te schatten (Wilson & Gilbert, 2003). Ze negeren dus de omliggende

context die, naast de doelgebeurtenis, ook de intensiteit van de emotionele

reactie beïnvloedt.

Wilson et al. (2000) concretiseerden de term focalisme aan de hand

van volgende studie, uitgevoerd bij studenten uit het hoger onderwijs: ze

toonden aan dat de studenten de impact van een toekomstige gebeurtenis,

zoals een overwinning van het schoolvoetbalteam, overschatten doordat ze

hun aandacht te sterk focusten op de doelgebeurtenis. Wanneer de

studenten aangespoord werden een breder geheel van

levensgebeurtenissen te overwegen die zich zouden kunnen voordoen,

maakten ze meer gematigde affectieve voorspellingen. We zien dus dat

wanneer mensen verplicht worden te denken aan gebeurtenissen die zich

eventueel gelijktijdig kunnen voordoen met de doelgebeurtenis, de grootte

Page 20: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

13

van de impact bias afneemt.

Focalisme en eetstoornissen. Binnen deze scriptie willen we het

concept focalisme toepassen op eetstoornissen. We vertrekken hierbij

vanuit de hypothese dat er sprake is van focalisme bij eetstoornispatiënten

met betrekking tot hun genezing. Concreet betekent dit dat we

vooropstellen dat eetstoornispatiënten zich voornamelijk baseren op de voor

hun negatieve gevolgen van genezing, zoals bijvoorbeeld aankomen in

gewicht, zonder hierbij de positieve gevolgen mee in rekening te brengen,

wat een verklaring kan bieden voor hun ambivalente houding ten opzichte

van genezing (Wilson et al., 2000). Er is bij hen dus sprake van een impact

bias.

Gebaseerd op voorgaand onderzoek van Wilson en collega’s (2000)

omtrent het manipuleren van het focalisme, willen we in het huidige

onderzoek nagaan of het door middel van een manipulatie mogelijk is om

de impact bias bij patiënten met een eetstoornis te verkleinen door hen te

laten focussen op de positieve gevolgen van genezing. We wensen dus de

ambivalente houding op te schuiven en verwachten dat na de manipulatie

de deelnemers positiever staan ten aanzien van genezing. Daarbij gaan we

ook na of er een effect is van de twee moderatoren die we mee in rekening

brengen, namelijk motivatie en perfectionisme. Hierbij gaan we er vanuit

dat de manipulatie minder effect zal hebben bij personen die er meer

gecontroleerde motieven op na houden dan personen die meer autonome

motieven hanteren. Het verschil tussen beide soorten motieven wordt later

in deze thesis toegelicht. Ook bij personen die hoger scoren op zelfkritisch

perfectionisme verwachten we dat er minder effect van de manipulatie zal

zijn in vergelijking met personen die laag scoren op zelfkritisch

perfectionisme.

Naast de manipulatie van het focalisme doelen we in onze

manipulatie ook om de valente verwachting te manipuleren, het

zogenoemde expectation effect. Dit effect doet zich voor wanneer de

emotionele voorspelling van mensen hun actuele emotionele ervaring

beïnvloedt. Uit eerder onderzoek bleek dat wanneer mensen bijvoorbeeld

Page 21: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

14

naar een film kijken met de verwachting dat dit één van de beste films zal

zijn die ze ooit zullen zien, dat zij een meer positieve ervaring hebben dan

personen die dezelfde film bekijken zonder dat zij op voorhand dergelijke

verwachtingen hadden (Wilson & Gilbert, 2001). Met dit expectation effect

in het achterhoofd willen we proberen om de verwachting van de

manipulatiegroep omtrent herstel te bevorderen. Dit willen we doen door

hen een tekst te laten lezen met een positieve boodschap over herstel. Op

deze manier hopen we dus positieve verwachtingen te creëren ten aanzien

van herstel. We verwachten dan ook dat na de manipulatie de

controleconditie minder positieve verwachtingen ten aanzien van herstel zal

hebben in vergelijking met de manipulatieconditie.

Moderatoren

Motivatie.

Achtergrond. Gemotiveerd zijn betekent dat je je bewogen voelt om

iets te doen. Een persoon die geen aandrang voelt om iets te doen, wordt

verondersteld ongemotiveerd te zijn. Wanneer iemand energiek en

geactiveerd is om een bepaald doel te bereiken, spreken we over een

gemotiveerd persoon.

De meeste motivatietheorieën gaan ervan uit dat motivatie een

unitair construct is dat varieert van een beetje motivatie naar heel veel

motivatie (Bandura, 1996, Locke & Latham, 1990). Deze stelling wordt

echter sterk bekritiseerd. Bepaalde onderzoekers gaan er namelijk van uit

dat mensen niet alleen van elkaar verschillen in de mate van motivatie,

maar ook verschillen in het soort van motivatie dat ze er op nahouden (Deci

& Ryan, 2000). Met andere woorden zeggen ze dat we niet alleen

verschillen in het niveau van motivatie (d.i. hoeveel motivatie), maar ook in

de oriëntatie van motivatie (d.i. welk soort motivatie). De oriëntatie van

motivatie gaat over de onderliggende attitudes en doelen die iemand heeft

om tot actie over te gaan. Zo kan een student bijvoorbeeld erg gemotiveerd

zijn om zijn huiswerk te maken omwille van het feit dat hij de leerstof

interessant vindt, maar kan hij net zo goed gemotiveerd zijn om dat

huiswerk te maken omdat hij goedkeuring van zijn leerkracht en ouders

Page 22: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

15

probeert na te streven. In dit voorbeeld verschilt de hoeveelheid motivatie

niet noodzakelijk, maar wel het type van motivatie. In de

zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan (1985) wordt dit onderscheid

tussen verschillende types van motivatie gemaakt. Deze verschillende types

zijn gebaseerd op de verschillende redenen of doelen die maken dat iemand

overgaat tot het ondernemen van een actie. Er wordt een basisonderscheid

gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, waarbij extrinsieke

motivatie op zijn beurt nogmaals wordt opgedeeld in verschillende

motivatietypes gaande van meer gecontroleerde motieven tot meer

autonome motieven. Deze verschillende types zullen verder in deze thesis

meer uitgebreid besproken worden (Ryan & Deci, 2000).

Motivatie en eetstoornissen. De zelfdeterminatietheorie heeft

reeds een belangrijke rol gespeeld in het verklaren van klinische fenomenen

en behandeluitkomsten bij eetstoornissen (Vandereycken & Vansteenkiste,

2009; van der Kaap-Deeder et al., 2014). Deze theorie claimt onder andere

dat noodbevrediging het belangrijkste mechanisme is onderliggend aan het

proces van intrinsieke motivatie (Deci & Ryan, 2000). Zoals we reeds eerder

aangaven, staan eetstoornispatiënten vaak ambivalent ten opzichte van

genezing (Touyz, Thornton, Rieger, George & Beumont, 2003) en is het net

die intrinsieke motivatie die bij hen ontbreekt (van der Kaap-Deeder et al.,

2014).

Zoals eerder reeds besproken maken Deci en Ryan (2000) een

onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, waarbij ze

extrinsieke motivatie vervolgens nogmaals opdelen op basis van een

continuüm dat gaat van meer gecontroleerde motivatie naar autonome

motivatie (zie figuur 1).

Page 23: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

16

Figuur 1. Zelfdeterminatie-continuüm (Deci en Ryan, 2000).

Helemaal links op het continuüm van extrinsieke motivatie vinden we

het concept ‘externe regulatie’. Binnen dit type van regulatie ontbreekt de

reden om te veranderen volledig. Op deze plaats van het continuüm

ondergaan patiënten louter verandering omwille van externe druk, zoals

bijvoorbeeld veeleisende verwachtingen, het krijgen van kritiek, of een

dreigende straf. Een concreet voorbeeld hiervan zien we terug bij

eetstoornispatiënten die in behandeling gaan enkel en alleen omdat zij

hierdoor werden gedwongen door hun ouders. Wanneer we meer naar

rechts opschuiven op het continuüm zien we patiënten die verandering

nastreven met als reden om tegemoet te komen aan interne druk of

spanningen. Dit noemen we geïntrojecteerde regulatie. Voorbeelden hiervan

zijn het vermijden van gevoelens van schaamte, schuld en angst of het

proberen bereiken van aanzien en waardering. Een eetstoornispatiënt die

kiest om in behandeling te gaan omdat zij zich anders schuldig zou voelen,

is een voorbeeld van deze geïntrojecteerde regulatie. Ondanks het motief

van de patiënt om te veranderen nu wel intern is, heeft hij of zij de reden

voor verandering nog niet volledig aanvaard, aangezien deze reden om te

veranderen gepaard gaat met een intern conflict. Wanneer we nog verder

opschuiven op het continuüm, zien we patiënten die voor zichzelf het belang

zien om te veranderen. Dit noemen we geïdentificeerde regulatie. In dit

geval voelen de patiënten de relevantie en de noodzaak om te veranderen,

Page 24: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

17

waardoor ze eerder vrijwillig verandering zullen nastreven. Een voorbeeld

hiervan is een patiënt die kiest om behandeld te worden omdat ze er in

gelooft dat dit noodzakelijk is voor haar eigen gezondheid. Tenslotte,

wanneer verandering op zichzelf niet enkel belangrijk is, maar wanneer het

ook in lijn is met andere belangrijke levenswaarden en interesses die de

patiënt heeft, dan spreken we van geïntegreerde regulatie. Een voorbeeld

van dit type regulatie is een patiënt die verandering nastreeft omdat ze het

gevoel heeft dat belangrijke doelen en waarden (bv. intieme relaties,

studies,…) in haar leven negatief beïnvloed worden door haar eetstoornis.

De bovenstaande vormen van motivatie (externe regulatie, geïntrojecteerde

regulatie, geïdentificeerde regulatie en geïntegreerde regulatie) bevinden

zich dus op een continuüm van toenemende internalisatie, waarbij ‘externe’

en ‘geïntrojecteerde’ regulatie vallen onder de noemer ‘gecontroleerde

motieven’ en ‘geïdentificeerde’ en ‘geïntegreerde regulatie’ onder de noemer

‘autonome motieven’. De patiënt gaat dus van meer gecontroleerde

motieven over naar meer autonome motieven. De taak van een therapeut

bestaat er dan ook in om deze graduele toename van acceptatie om te

veranderen bij de patiënt te bevorderen. Er dient wel opgemerkt te worden

dat het concept intrinsieke motivatie in het licht van eetstoornissen niet van

toepassing is, aangezien geen enkele eetstoornispatiënt intrinsiek

gemotiveerd zal zijn (van der Kaap-Deeder et al., 2014).

Het belang van meer autonome motivatie bij eetstoornissen in het

licht van de ZDT, wordt duidelijk aan de hand van een studie van

Vandereycken & Vansteenkiste (2009). Zij vergeleken twee soorten van

behandelingen, de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ behandeling. Deze twee

verschilden in de mate waarin de patiënten verantwoordelijkheid en een

gevoel van keuzevrijheid kregen in het aangaan van hun behandeling. De

eerste behandeling, de oude vorm van behandelen, werd gekarakteriseerd

door externe druk en weinig persoonlijke keuze in het aangaan van een

behandeling. Bij de tweede behandeling, oftewel de nieuwe vorm, werd er

geprobeerd het gevoel van verantwoordelijkheid en eigen keuze in het

aangaan van de behandeling te maximaliseren. De bedoeling van deze

studie was om te gaan kijken of deze twee groepen van elkaar verschilden

Page 25: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

18

wat betreft het resultaat op korte termijn. Dit werd concreet gemeten aan

de hand van het aantal drop-outs1 in de hoeveelheid van

gewichtsverandering tijdens de behandeling. Uit de resultaten bleek dat het

percentage van drop-outs duidelijk hoger was in de ‘oude groep’ in

vergelijking met de ‘nieuwe’. Wel moet opgemerkt worden dat dit enkel het

geval was in de eerste maand van de behandeling. De twee groepen

vertoonden geen verschillen wat betreft de verandering in gewicht.

Wanneer we dit onderzoek terugkoppelen aan de zelfdeterminatie-

theorie (Deci & Ryan, 2000) zien we dat de ervaring van een gevoel van

autonomie een erg belangrijke voorwaarde is opdat patiënten meer

autonoom gemotiveerd zouden zijn voor therapeutische verandering

(Vansteenkiste, Soenens & Vandereyken, 2005). Ook andere onderzoekers

(Zuroff, Koestner, Moskowitz, McBride, Bagby, & Marshall, 2007) toonden

aan dat wanneer patiënten met depressie volledig achter hun beslissing

staan om te starten met therapie en in de behandeling te blijven, dat ze

minder geneigd zijn om hun behandeling vroegtijdig af te breken. Ook

bewezen ze dat deze patiënten een grotere therapeutische vooruitgang

doormaakten en een verhoogde mate van welzijn vertoonden in vergelijking

met zij die zich gedwongen voelden om de behandeling te starten.

In een andere studie, waar de doelgroep bestond uit anorexia-

patiënten in een residentiële setting, vonden van der Kaap-Deeder en

collega’s (2014) dat een meer autonome motivatie een predictor is voor de

Body Mass Index (BMI) doorheen de behandeling. Zij stelden vast dat een

toename in autonome motivatie positief gerelateerd was met stijgingen in

de BMI. Opnieuw zien we hier het belang van het bevorderen van autonome

motivatie bij patiënten met een eetstoornis in functie van genezing.

Huidig onderzoek. We zien dus, in de onderzoeken die net werden

aangehaald, een algemeen patroon waar autonome motieven

(geïntegreerde en geïdentificeerde motivatie) samengaan met meer

positieve uitkomsten, terwijl dit minder of niet het geval is voor

gecontroleerde motieven (externe regulatie en introjectie). In het huidige

1 Drop-out is de term die verwijst naar het vroegtijdig beëindigen van de behandeling.

Page 26: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

19

onderzoek willen we dan ook nagaan of er verschillen zijn tussen patiënten

die meer gecontroleerde motieven voor genezing hebben in vergelijking met

patiënten die meer autonome motieven voor genezing rapporteren. Hierbij

stellen we de hypothese voorop dat de manipulatie van de impact bias

minder effect zal hebben bij deze patiënten die hoog scoren op

gecontroleerde motieven.

Perfectionisme.

Conceptualisatie. Doorheen de geschiedenis werd perfectionisme

reeds op verschillende wijzen gedefinieerd (Hollender, 1965; Burns, 1980;

Frost et al., 1990). Het centrale kenmerk dat steeds terugkomt in deze

definities is het stellen van hoge standaarden. Echter, doorheen de tijd

merkte men op dat het stellen van hoge standaarden op zichzelf niet

pathologisch hoeft te zijn (Frost et al., 1990). Om die reden

argumenteerden onderzoekers dat perfectionisme niet gedacht moet

worden als een unidimensioneel construct, maar wel als een

multidimensioneel construct. Waar vroeger dus perfectionisme enkel als iets

negatief en dus maladaptief werd gezien (unidimensionele visie), stellen de

onderzoekers dat perfectionisme ook adaptief kan zijn (multidimensionele

visie), in die zin dat het helpend kan zijn om bepaalde doelen te bereiken

(Pearson & Gleaves, 2006). In deze thesis zullen we enkel verder ingaan op

de mutidimensionele visie en laten we de unidimensionele benadering ter

zijde.

Wij maken gebruik van de multidimensionele Perfectionisme schaal

van Frost (F-MPS; Frost, Marten, Lahart & Rosenblate, 1990). Ook zij

deelden perfectionisme op in een adaptieve en maladaptieve subschaal, die

ze respectievelijk de ‘persoonlijke standaarden perfectionisme’ subschaal en

‘zelfkritisch pefectionisme’ subschaal noemden. ‘Persoonlijke standaarden

perfectionisme’ wordt verder in deze studie afgekort met de term PS

perfectionisme, terwijl ‘zelfkritisch perfectionisme’ wordt afgekort met de

term ZK perfectionisme. PS perfectionisme is dus voornamelijk gerelateerd

aan positieve aspecten, zoals positief affect en zelfwaarde, en is

ongecorreleerd met negatief affect. ZK perfectionisme hangt op zijn beurt

Page 27: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

20

samen met negatieve aspecten zoals negatief affect, depressie,

compulsiviteit en uitstelgedrag (Frost et al., 1990).

Perfectionisme en eetstoornissen. Perfectionisme wordt reeds

geruime tijd gelinkt met eetstoornissen (Bruch, 1978). Terwijl de relatie

tussen Anorexia en perfectionisme wijdverspreid aanvaard wordt, is dit

minder het geval voor de relatie tussen Boulimia en perfectionisme.

Sommige onderzoekers suggereren echter dat de algemene centrale

kenmerken van zowel Anorexia als Boulimia (zoals het streven naar een

‘perfect’ gewicht of lichaamsvorm) inherent reeds perfectionistisch zijn

(Goldner, Cockell & Srikameswaran, 2002).

Om het reeds bestaande onderzoek over de relatie tussen

perfectionisme en eetstoornissen duidelijker in kaart te brengen,

publiceerden Bardone-Cone en collega’s in 2007 een systematische review

die ons van een rijke bron aan informatie voorziet. Zij stelden onder meer

vast dat de door hun gebruikte studies een consistent patroon vertoonden

van verhoogde scores op ZK en PS perfectionisme voor zowel patiënten met

anorexia als patiënten met boulimia in vergelijking met een gezonde

controlegroep. De resultaten voor patiënten met een eetbuistoornis waren

echter inconsistent.

Verder gingen de onderzoekers ook na of genezen

eetstoornispatiënten hogere niveaus van perfectionisme vertonen in

vergelijking met een gezonde controlegroep. Ze stelden vast dat, ondanks

enkele inconsistenties, het genezen van anorexia of boulimia in het

algemeen niet gepaard gaat met een reductie van ZK of PS perfectionisme,

en dat de scores op deze schalen verhoogd blijft bij genezen patiënten.

Deze bevinding is consistent met het idee dat perfectionisme niet gewoon

een effect is van de eetstoornis en dat perfectionisme mogelijks een

risicofactor is voor het krijgen van een eetstoornis. De mogelijkheid dat het

een litteken kan zijn van de eetstoornis op lange termijn moet echter ook

overwogen worden. Tot slot gingen de onderzoekers ook na of

perfectionisme een voorspeller is voor de therapie-uitkomst of prognose van

de eetstoornispatiënten. Op basis van de analyse van zes studies

Page 28: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

21

concludeerden zij dat perfectionisme een negatieve voorspeller is voor de

uitkomst van anorexia. Zo zouden anorexiapatiënten met hoge niveaus van

perfectionisme sneller uitvallen in de behandeling en zouden ze een

slechtere prognose hebben 5 tot 10 jaar na de klinische behandeling. Bij

boulimia speelt perfectionisme een veel kleinere rol in het voorspellen van

therapie-uitkomst en prognose (Bardone-Cone et al., 2007). Naast studies

die de effecten van perfectionisme op de behandeluitkomsten bij

eetstoornissen nagingen, zijn er ook een tal van studies die het effect van

ZK perfectionisme op de behandeling van depressie onderzochten

(Blatt,1995; Hawley et al., 2006). Zo vonden Blatt en collega’s (1995) dat

ZK perfectionisme gemeten voor de aanvang van de behandeling een

negatieve impact heeft op de therapeutische uitkomst over verschillende

therapeutische condities heen. In een andere studie vonden Blatt en

collega’s (1998) dat patiënten, ongeacht de mate van perfectionisme, een

verbetering vertoonden vanaf de intake tot het midden van de behandeling.

Tijdens de tweede helft van de behandeling vertoonden de patiënten die

een lage score behaalden op perfectionisme aan de start van de

behandeling nog steeds een significante verbetering, terwijl dit niet het

geval was bij die patiënten die hoog scoorden op perfectionisme. Aan de

hand van deze voorbeelden zien we dus dat perfectionisme een cruciale rol

kan spelen in de behandeling en de uitkomst ervan. .

Huidig onderzoek. Aangezien voorgaand onderzoek in de

behandeling van depressie en eetstoornissen aantoonde dat ZK

perfectionisme een belemmerende factor is voor herstel van

psychopathologie, willen we binnen ons huidig onderzoek nagaan of ZK

perfectionisme ook een belemmerende factor zou zijn voor de

werkzaamheid van onze manipulatie. Meer bepaald stellen we de hypothese

voorop dat onze manipulatie minder effect zal hebben bij die patiënten met

een eetstoornis die hoger scoren op ZK perfectionisme in vergelijking met

personen die hier laag op scoren.

Page 29: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

22

Onderzoeksvragen en hypothesen

Een eerste onderzoeksvraag betreft of het mogelijk is om de

ambivalentie ten opzichte van genezing bij eetstoornispatiënten op te

schuiven. Op basis van de literatuur aangaande focalisme, doelen we om

aan de hand van een manipulatie de impact bias bij patiënten met een

eetstoornis te verkleinen. We vertrekken hierbij vanuit de bevinding dat

patiënten met een eetstoornis heel veel ambivalentie kennen tegenover

genezing, waarbij een veelgehoorde uitspraak is ‘Ik wil wel genezen van

anorexia, maar ik wil niet aankomen’ (Touyz, Thornton, Rieger, George &

Beumont, 2003). Dit toont aan dat men bij de gedachte aan genezing

vooral focust op hetgeen men kan verliezen. De manipulatie zal er dan ook

op gefocust zijn om de aandacht van patiënten actief te richten op de

positieve aspecten en wat ze kunnen winnen bij genezing, zodat ze niet

enkel meer focussen op de negatieve zaken of op wat ze kunnen verliezen.

Via de manipulatie proberen we hen dus meer te laten focussen op de

positieve gevolgen van genezing. Hierbij wordt verwacht dat naarmate ze

een completer beeld krijgen op genezing hun houding hiertegenover ook zal

veranderen en de ambivalentie dus zal opschuiven. De hypothese is dan

ook dat de patiënten in de manipulatieconditie, die zullen focussen op de

positieve aspecten van genezing en wat ze kunnen winnen bij genezing,

achteraf een mindere mate van ambivalentie zullen vertonen ten opzichte

van het genezen van hun eetstoornis in vergelijking met de

controleconditie.

Een tweede element binnen de manipulatie, naast het focussen op

positieve uitkomsten, betreft het oproepen van positieve verwachtingen.

Zoals eerder reeds besproken, noemen we dit het expectation effect (Wilson

& Gilbert, 2001). Door positieve verwachtingen op te roepen proberen we

niet enkel hun ambivalentie te doen opschuiven richting verandering, maar

eveneens hun verwachting te manipuleren. De verwachting is dat patiënten

die in de manipulatieconditie zitten ook meer positieve verwachtingen zullen

hebben omtrent hun eigen genezing, hetgeen genezing kan bevorderen. We

kunnen stellen dat dit expectation effect het werkzame mechanisme is in de

manipulatie. We verwachten dan ook op basis van dit mechanisme effecten

Page 30: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

23

te zullen zien op de afhankelijke variabelen. Vervolgens is onze hypothese

dan dat de patiënten in de manipulatieconditie na de manipulatie (a) meer

positief staan tegenover de genezing van hun eetstoornis (positieve

emotie), (b) minder angst hebben om aan hun genezing te werken (angst

voor genezing), (c) minder angst hebben om hun eetstoornis los te laten

(loslaten angst), (d) een sterkere wil hebben om te veranderen in de

richting van genezing (wil veranderen) en (e) zichzelf gelukkiger inschatten

wanneer ze hun eetstoornis zouden overwinnen (geluk overwinnen).

Vervolgens willen we nagaan of ZK perfectionisme en gecontroleerde

motivatie een modererende rol spelen. Voor de moderator perfectionisme

verwachten we dat hoe hoger iemand scoort op perfectionisme, hoe kleiner

het effect van de manipulatie zal zijn. Op dezelfde manier verwachten we

dat bij zij die hoog scoren op gecontroleerde motieven, de manipulatie

minder effect zal hebben.

Page 31: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

24

Methode

Subjecten

Aan het experiment namen 77 patiënten met een eetstoornis deel,

verspreid over 2 condities, namelijk de manipulatie- (n=38) en de

controleconditie (n=39). Deze deelnemersgroep telde 5 mannen (6,5 %) en

72 vrouwen (93,5%) met een gemiddelde leeftijd van 27.15 jaar

(SD=8.41). De leeftijd varieerde van 15 tot 59 jaar. Van de steekproef

hadden 34 deelnemers (44.2%) Anorexia Nervosa, 13 (16.9%) Boulimia

Nervosa, 6 (7.8%) een Eetbuistoornis, 21 (27.3%) een andere eetstoornis

en 3 participanten wilden liever niet zeggen welke eetstoornis ze hadden.

14 deelnemers waren getrouwd of samenwonend (18,2%), 1 gescheiden

zonder nieuwe partner (1,3%), 1 gescheiden met een nieuwe partner

(1,3%), 28 alleenstaand en alleenwonend (36.4%), 17 alleenstaand en

inwonend bij ouders of vrienden (22,1%). De overgebleven 16 deelnemers

(20.8%) hadden een andere gezinssituatie dan voorgaande mogelijkheden.

8 deelnemers (10.4%) hadden kinderen. Het hoogste opleidingsniveau van

2 deelnemers (2,6%) was ‘lager onderwijs’, van 31 deelnemers (40.3%)

‘middelbaar onderwijs’, van 28 (36.4%) ‘niet-universitair hoger onderwijs’

en van 16 (20.8%) ‘universitair onderwijs’. Er dient opgemerkt te worden

dat 43 deelnemers niet de Belgische nationaliteit hadden.

Procedure

De proefpersonen werden gerekruteerd via verschillende

eetstoornisfora van de websites ‘Proud2beme’, ‘ANBN’, ‘Weet*’ en

‘ikookvanmij’ aan de hand van het onderstaande bericht:

“Hallo,

Ik ben Caroline en ben zelf reeds enkele jaren genezen van mijn

eetstoornis. Op dit moment zit ik in het laatste jaar van mijn

opleiding Psychologie aan de universiteit van Gent. Voor mijn

eindwerk/thesis ben ik op zoek naar personen die op dit moment een

eetstoornis hebben (BN, AN, BED, NAO,...) en die 15 minuten van

hun tijd willen geven om onderstaande vragenlijst in te vullen. Ik doe

Page 32: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

25

namelijk een onderzoek naar hoe personen met een eetstoornis hun

eetstoornis ervaren. Om een goed en betrouwbaar onderzoek te

hebben, is het noodzakelijk om zoveel mogelijk deelnemers te

hebben en vandaar hoop ik dat enkelen van jullie me eventueel

zouden willen helpen? Alvast heel erg bedankt! (*link naar de

vragenlijst*)

Mocht je vragen hebben, stel ze gerust!”

Ook via de sociale netwerksite Facebook werd volgende oproep verspreid:

“Oproep: Voor mijn thesis/eindwerk doe ik een onderzoek naar hoe

patiënten met een eetstoornis hun eetstoornis ervaren. Daarom ben

ik op zoek naar personen die op dit moment een eetstoornis hebben

(BED, AN, BN, NAO,…) en die 15 minuten van hun tijd zouden willen

geven om de onderstaande vragenlijst in te vullen. Hoe meer

personen de vragenlijst invullen, hoe betrouwbaarder het onderzoek

wordt. Misschien heb je zelf geen eetstoornis, of heb je vroeger een

eetstoornis gehad en ken je wel personen met een eetstoornis, voel

je dan vrij om deze link door te sturen. Alvast heel erg bedankt! Lfs,

Caroline. *Link naar de vragenlijst *”

Om geen vertekende resultaten te verkrijgen en niet teveel prijs te

geven van het eigenlijke onderzoeksonderwerp werd in de oproep verteld

dat het onderzoek ging over de wijze waarop eetstoornispatiënten hun

eetstoornis ervaren in plaats van dat het eigenlijke onderwerp werd prijs

gegeven.

De participanten werden random verdeeld over twee condities: de

manipulatie- en de controleconditie. Het onderzoek zelf bestond uit 3 fases:

de voormeting, de eigenlijke manipulatie en de nameting. De voor- en

nameting waren identiek voor beide condities en werden, net als de

manipulatie, in één en dezelfde vragenlijst afgenomen. Aan de start van het

onderzoek kreeg iedere participant een unieke code die hem of haar in staat

stelde de vragenlijst eventueel te onderbreken en op een later moment

verder te zetten. De eerste fase van het onderzoek, de pre-manipulatiefase,

Page 33: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

26

bestond uit het navragen van de demografische variabelen (vb. geslacht,

leeftijd, type eetstoornis,…) en het meten van (1) emotie ten opzichte van

de eetstoornis (2) Motivatie voor herstel, (3) invloed van gewicht en

lichaamsvormen en (4) perfectionisme. De tweede fase, de manipulatiefase,

was verschillend voor beide condities. In de manipulatieconditie kregen de

proefpersonen als eerste een brief te lezen die werd opgesteld door een ex-

eetstoornispatiënt (mezelf) en waarin de schrijfster duidelijk beschreef wat

ze allemaal heeft gewonnen bij het loslaten van haar eetstoornis en hoe

haar leven er nu uitziet zonder eetstoornis (Zie bijlage 1). Het doel met

deze brief was om de proefpersonen meer te laten focussen op de positieve

aspecten van genezing, om op die manier hun ambivalente houding ten

opzicht van genezing te verschuiven. Ook willen we proberen om hiermee

de patiënten hun verwachting ten opzichte van herstel te bevorderen

(expectation effect). Na de brief lieten we de proefpersonen zelf nadenken

over wat voor hen eventuele voordelen zouden zijn van het genezen van

hun eetstoornis aan de hand van volgende vraag:

“ Je las net de getuigenis van één specifieke persoon, maar wat

zouden voor jou de voordelen zijn om te genezen van je eetstoornis?

Kan je hier zo goed mogelijk over nadenken (neem gerust je tijd) en

dit hier noteren.”

Tot slot werd aan het einde van de manipulatiefase aan de

proefpersonen gevraagd in een lijst met ‘voordelen van genezen’ deze

voordelen aan te vinken die bij hen pasten (Zie bijlage 2). In de

controleconditie kregen de proefpersonen een emotioneel neutrale tekst te

lezen over de zomertijd (Zie bijlage 3). Ook zij dienden na het lezen van de

tekst na te denken over de inhoud aan de hand van de volgende vraag:

“Je las net een tekst over de zomertijd. Als jij het voo r het zeggen

had, zou je dan de huidige regeling van winter- en zomertijd

behouden? Wat zijn voor jouw voordelen van de zomertijd? “

Page 34: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

27

Om de manipulatie- en controle conditie zo goed mogelijk op elkaar

af te stemmen werd de proefpersonen uit de controleconditie ook gevraagd

de persoonlijke voordelen van de zomertijd aan te vinken in een vooraf door

ons opgestelde lijst.

De nameting bestond ten slotte opnieuw uit een meting van (1) de

houding ten opzichte van de eetstoornis en (2) motivatie voor herstel. Deze

twee vragenlijsten werden ook bij de premeting reeds afgenomen. Tot slot

werden de proefpersonen bedankt voor hun deelname en gaven we hen wat

meer uitleg over het onderzoek en de eigenlijke doelstellingen ervan (Zie

bijlage 4). Ze kregen vervolgens ook nog de mogelijkheid om een

opmerking toe te voegen.

Meetinstrumenten

Emotie ten opzichte van de eetstoornis (pre-post). Allereerst

werd nagegaan hoe de deelnemers in beide condities zich emotioneel

verhouden met betrekking tot hun eetstoornis. Dit gebeurde aan de hand

van 8 zelf opgestelde vragen (Zie bijlage 5). Hierbij peilden we naar (1) hoe

de proefpersonen zich op dat moment voelen tegenover het genezen van

hun eetstoornis (vb. Hoe voel je je op dit moment emotioneel tegenover

genezen van je eetstoornis), (2) hoe angstig ze zich voelen op dat moment

om aan genezing te werken (vb. Hoe bang ben je op dit moment om aan je

genezing te werken), (3) hoe sterk hun wil is om te veranderen in de

richting van genezing (vb. Hoe sterk wil jij op dit moment veranderen in de

richting van genezing), (4) hoe angstig ze zijn om hun eetstoornis los te

laten (vb. Hoe sterk voel jij je op dit moment angst om je eetstoornis los te

laten), (5) Hoe gelukkig of ongelukkig ze zich voelen op het moment dat ze

de vragenlijst invullen (vb. Hoe gelukkig of ongelukkig voel jij je nu?), (6)

hoe gelukkig of ongelukkig ze zichzelf inschatten wanneer ze hun

eetstoornis zouden overwinnen (vb. Hoe gelukkig of ongelukkig zou jij jezelf

inschatten als je je eetstoornis overwon?) en tenslotte (7) hoe ambivalent

ze staan tegenover genezing (vb. In welke mate ga je akkoord met de

volgende uitspraak: ‘Mijn eetstoornis is mijn beste vriend en tegelijk ook

mijn ergste vijand’). De antwoorden van de deelnemers konden aangeduid

Page 35: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

28

worden op een VAS-schaal van nul tot en met honderd, waarbij telkens

stond aangegeven waarvoor deze waarden stonden (Zie bijlage 5). Ook na

de manipulatie werden deze 8 vragen opnieuw afgenomen met de

verwachting dat de resultaten in de manipulatieconditie significant zouden

verschillen in vergelijking met de eerste afname.

Motivatie voor herstel (pre-post). De Self-Regulation

Questionnaire-Eating Problems, ontwikkeld door Vansteenkiste, Soenens &

Verstuyf (2013), werd gebruikt om na te gaan wat de motieven van de

deelnemers waren om aan hun herstel te werken. Er werd een onderscheid

gemaakt tussen 4 verschillende soorten van motieven, namelijk: externe

regulatie (vb. omdat anderen dit van me verwachten), introjectie (vb.

omdat ik me anders beschaamd en schuldig voel), identificatie (vb.omdat ik

het persoonlijk belangrijk vind om een oplossing te vinden voor mijn

eetprobleem) en integratie (vb. omdat ik er goed heb over nagedacht en ik

inzie dat dit belangrijk is voor mijn toekomst). Deze vier motieven werden

verwerkt in 16 items (4 per conditie) en werden vooraf gegaan door de zin:

“Op dit moment heb ik het gevoel dat als ik nu iets aan mijn eetprobleem

zou doen, dit is omdat…”. De ontwikkelaars van deze vragenlijst voerden

een principale componentenanalyse uit op de 16 items. Drie factoren met

een eigenwaarde hoger dan 1 (d.i. 4.80, 2.97 en 1.20) werden behouden en

konden duidelijk geïnterpreteerd worden als het onderscheid tussen

geïdentificeerde/geïntegreerde regulatie, geïntrojecteerde regulatie en

externe regulatie. De Cronbach’s alphas voor deze drie schalen waren

respectievelijk 0.82, 0.71 en 0.84. De Cronbach’s alphas van onze studie

waren voor geïdentificeerde/geïntegreerde regulatie 0.92, voor

geïntrojecteerde regulatie 0.74 en voor externe regulatie 0,81. Aan de hand

van het correlatiepatroon werd de validiteit van dit nieuwe meetinstrument

nagegaan. Het patroon van correlaties toonde aan dat externe regulatie en

geïdentificeerde/geïntegreerde regulatie significant negatief gecorreleerd

waren (r= -0.34, p <0.01), terwijl externe en geïntrojecteerde regulatie

ongerelateerd waren (r = 0.07, ns). Verder waren geïntrojecteerde en

geïdentificeerde/geïntegreerde regulaties positief met elkaar gecorreleerd (r

= 0.48, p < 0.01).

Page 36: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

29

In tegenstelling tot de studie van Vansteenkiste en collega’s (2013)

hebben we er in ons onderzoek specifiek voor gekozen om over een

‘eetprobleem’ te praten in plaats van over een specifieke eetstoornis, zodat

op die manier de vragenlijst relevant zou zijn over de verschillende types

van eetstoornissen en -problemen heen. De vragenlijst werd zowel voor als

na de manipulatie afgenomen, dit in lijn met de hypothese dat de voor- en

nameting van elkaar zullen verschillen.

Invloed van gewicht en lichaamsvormen (pre). De ‘Eating

Disorder Examination Questionnaire’ (EDE-Q, Fairburn & Beglin, 1994), een

zelfrapportagevragenlijst die afgeleid is van het ‘Eating Disorder

Examination’ interview (EDE; Fairburn & Cooper, 1993) onderzoekt de

belangrijkste gedragskenmerken van eetstoornissen aan de hand van 32

items. De vragenlijst bestaat uit 4 subschalen die elk bestaan uit 5 tot 8

items. De 4 subschalen zijn (1) lijnen, (2) zorgen over eten, (3) zorgen over

gewicht en (4) zorgen over lichaamsvormen. Er wordt gebruik gemaakt van

een 7-punt Likertschaal voor de meeste items. Luce en Crowther (1999)

toonden aan dat de vier subschalen een zeer goede interne consistentie

(Cronbach’s α van .78 tot .93) en test–hertest betrouwbaarheid hebben

(Pearson’s r van .81 tot .94). Gebaseerd op het onderzoek van Wilksch en

Wade (2010) zal er in deze huidige studie slechts gebruik gemaakt worden

van 2 items uit de EDE-Q, namelijk (1) “Hoe sterk heeft je gewicht een

invloed over hoe je over jezelf denkt/je jezelf beoordeelt?” en (2) “Hoe

sterk hebben je lichaamsvormen een invloed op de manier waarover je over

jezelf denkt?”. De 2 specifieke items die werden geselecteerd peilen naar

hoe sterk het gewicht en de lichaamsvorm van de patiënten een rol spelen

in hoe ze naar zichzelf kijken en ze zichzelf beoordelen. Volgens Wilksch en

Wade (2010) omvatten deze 2 items de kern van de eetstoornis. Gezien de

schaal maar twee items bevat, hebben we geen alpha berekend.

Perfectionisme. De ‘Multidimensional Perfectionism Scale’ (MPS-F;

Frost et al., 1990) is een zelfrapportage-vragenlijst die werd ontwikkeld om

diverse dimensies van perfectionisme te meten. Deze vragenlijst bestaat uit

35 items, onderverdeeld in 6 subschalen. Deze subschalen zijn: (1) zorgen

Page 37: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

30

over fouten, (2) persoonlijke standaarden, (3) ouderlijke verwachtingen, (4)

ouderlijke kritiek, (5) twijfels over acties, en (6) organisatie.

Om de mate van ZK en PS perfectionisme bij de participanten in onze

studie na te gaan, werd gebruik gemaakt van een verkorte versie van deze

MPS-F. Deze versie werd ook gebruikt in het onderzoek van Boone en

collega’s (2012) dat naging in welke mate dagelijkse fluctuaties in ZK en PS

perfectionisme met elkaar verbonden waren en gerelateerd waren aan

fluctuaties in eetstoornissyptomen. De verkorte versie die wij uit hun

onderzoek overnemen, bestaat uit twee schalen van de MPS-F, namelijk de

schaal die persoonlijke standaarden (PS) perfectionisme nagaat en de

schaal die ‘zorgen over fouten’ meet. Deze laatste schaal werd gebruikt als

een indicator voor ZK perfectionisme. Beide schalen bestaan uit vier items.

In de studie van Boone en collega’s (2002) waren de Cronbach’s alfa’s voor

PS en ZK perfectionisme respectievelijk 0.78 en 0.86. In de huidige studie

waren de Cronbach’s alpha’s voor PS en ZK perfectionisme respectievelijk

0,88 en 0,84.

Analyseplan

De data-analyse werd in vier stappen uitgevoerd. In de eerste stap gingen

we aan de hand van een MANOVA na of er invloed was van de

achtergrondvariabelen (type eetstoornis, geslacht en leeftijd) op de

studievariabelen die gemeten werden voor het uitvoeren van de

manipulatie. In de tweede stap voerden we een correlatie-analyse uit om na

te gaan wat de correlaties waren tussen de verschillende variabelen. Als

derde gingen we aan de hand van een repeated measures analyse na of er

een hoofdeffect was van conditie op de afhankelijke variabelen. Tot slot

keken we voor de interactie-effecten naar de veranderingsscores om zo

vast te stellen wat de modererende invloed van ‘perfectionisme’ en

‘motieven om te veranderen’ zijn op het effect van de conditie op de

afhankelijke variabelen.

Page 38: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

31

Resultaten

Preliminaire analyses

Alvorens van start te gaan met de hoofdanalyses werd gecontroleerd voor de

invloed van de achtergrondvariabelen ‘type eetstoornis’, ‘geslacht’ en ‘leeftijd’

op de studievariabelen voorafgaand aan de manipulatie (perfectionisme,

motieven behandeling, emotie en attitude, ambivalentie ten opzicht van het

loslaten van het eetprobleem). Aan de hand van een MANOVA bleek dat er

geen verschil was wat betreft het type eetstoornis (Wilks’ Lambda = 0.41,

F(48,237.02) = 1.28, p = 0.12 > 0.05) en het geslacht (Wilks’ Lambda = 0.76,

F(12, 64) = 1.65, p = 0.10 > 0.05) op de pre-variabelen². Daarnaast werd er

ook een correlatie-analyse uitgevoerd met leeftijd en alle pre-variabelen,

waaruit naar voor kwam dat leeftijd niet significant is gecorreleerd met één

van de pre-variabelen.

Vervolgens werd een correlatie-analyse uitgevoerd, waarvan de

resultaten in Tabel 1 werden gerapporteerd. Uit deze correlatie-analyse bleek

dat PS en ZK perfectionisme significant positief met elkaar waren gecorreleerd.

Daarnaast was PS perfectionisme met geen enkele andere variabele significant

gecorreleerd. ZK perfectionisme, daarentegen, was significant positief

gecorreleerd met eetstoornissymptomen en de mate van ambivalentie ten

opzichte van genezing. Ook was ZK perfectionisme significant negatief

gecorreleerd met hoe gelukkig men zich op het moment van afname voelde en

de mate waarin iemand emotioneel positief stond tegenover genezing. Wat

motieven betreft, bleken gecontroleerde motieven significant positief samen te

hangen met eetstoornissymptomen. Autonome motieven waren dan weer

significant positief gecorreleerd met de mate waarin iemand emotioneel positief

stond ten opzichte van genezing, met de wil om te veranderen richting

genezing, met hoe gelukkig zich men voelt op het tijdstip van de afname en

met hoe gelukkig men zichzelf inschat wanneer ze hun eetstoornis zouden

overwinnen. Vervolgens bleek dat de ernst van eetstoornissymptomen

significant negatief was gecorreleerd met de mate waarin men emotioneel

positief stond tegenover genezing en significant positief was gecorreleerd met

de angst om aan genezing te werken en de mate van ambivalentie.2

² De pre-variabelen: PS perfectionisme pre, ZK perfectionism pre, Gecontroleerde motieven pre, Autonome motieven pre, Eetstoornissymptomen pre, Positieve emotie pre, Angst voor genezing pre, Wil om te veranderen pre, Loslaten angst pre, Geluk nu pre, Geluk overwinning pre, Ambivalentie pre.

Page 39: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

32

Tabel 1

Correlaties tussen de verschillende variabelen

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

1. PS perfectionisme 1

2. ZK perfectionisme .44** 1

3. Gecontr. motieven .10 .11 1

4. Auton. motieven -.07 -.22 .20 1

5. ES symptomen .02 .23* .23* -.14 1

6. positieve emotie -.05 -.23* -.16 .38** -.35** 1

7. Angst voor genezing -.02 .11 .17 -.27* .25* -.38** 1

8. Wil veranderen -.05 -.20 .12 .65** .07 .36** -.38** 1

9. Loslaten angst .11 .17 .22 -.19 .12 -.36** .51** -28* 1

10. Geluk nu -.18 -.33** -.14 .34** -.18 .44** -.21 .31** -.25* 1

11. Geluk overwinning -.01 -.07 .183 .54** -.02 .33** -.32** .46** -.31** .50 1

12. Ambivalentie .09 .31** .275* -.13 .33** -.28 .36** -.27* .36** -.18 -.16

Noot. PS = Prestatiegericht; ZK = Zelfkritisch; ES = eetstoornis; Gecontr. = Gecontroleerde; Auton. = Autonome; †p < .1; *p < .05; **p < .01

Page 40: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

33

Hoofdanalyses

Effect studievariabelen op pre-metingen. Vooraleer te starten

met de hoofdanalyses werd er nagegaan of de randomisatie van de

proefpersonen succesvol was. Met andere woorden werd er gekeken of de

twee condities, manipulatie- en controleconditie, significant van elkaar

verschilden met betrekking tot de studievariabelen. Hiervoor werd een

MANOVA uitgevoerd, waaruit bleek dat de randomisatie inderdaad succesvol

was en de twee condities dus niet van elkaar verschilden in termen van de

studievariabelen (Wilk’s Lambda = 0.87, F(12.64), p>0.05)). Concreet wil

dit zeggen dat er geen verschil was tussen beide condities met betrekking

tot PS perfectionisme, ZK perfectionisme, gecontroleerde motieven,

autonome motieven, eetstoornissymptomen, positieve emotie ten aanzien

van genezing, angst voor genezing, de wil om te veranderen in de richting

van genezing, angst om de eetstoornis los te laten, geluk op dit moment, de

mate van ingeschat geluk bij het overwinnen van de eetstoornis en

ambivalentie.

Hoofdeffect van conditie op afhankelijke variabelen. Aan de

hand van een repeated measures analyse werd nagegaan of er een effect

was van conditie op de uitkomstvariabelen (zie Tabel 2). Er bleek een

significant effect te zijn van tijd (Wilks’ Lambda = 0.76, F(9;66), p = 0.03

<0.05). De interactie tussen tijd en conditie is echter niet significant (Wilks’

Lambda = 0.88, F(9.66), p = 0.46 > 0.05). Concreet wil dit zeggen dat er

een verschuiving is geweest in de resultaten van pre- naar postmeting, en

dit in zowel de manipulatie- als de controleconditie.

Op univariaat niveau is de interactie van tijd en conditie op ‘de wil om

te veranderen richting genezing’ randsignificant (F(1.74) = .06†), p > 0.05

en < 0,10). Een zelfde trend werd gevonden bij de interactie van tijd en

conditie op ‘positieve emotie ten aanzien van genezing’ (F(1.74) = 0.15, p

> 0.05) en ‘de mate van ingeschat geluk bij het overwinnen van de

eetstoornis’ (F(1.74) = 0.16, p > 0.05). Dit is terug te zien in figuren 2, 3

en 4. In figuur 2 zien we in de manipulatieconditie een stijging van pre naar

post in ‘de wil om te veranderen in de richting van genezing’, terwijl we in

Page 41: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

34

de controleconditie een daling waarnemen van pre naar post. Dit wil zeggen

dat het lezen van de manipulatietekst en het nadenken over de positieve

gevolgen van genezing ervoor zorgt dat de deelnemers uit deze conditie een

sterkere wil hebben om te veranderen richting genezing. We dienen echter

op te passen met de interpretatie van deze effecten, gezien ze slechts

randsignificant zijn of zelfs enkel een trend weergeven.

Figuur 2

Geschatte marginale gemiddelden in de wil om te veranderen in de richting van

genezing.

Noot. Wilverand pre = wil om te veranderen premeting; wilverand post = wil om te

veranderen postmeting

Ook bij figuren 3 en 4 is dezelfde trend zichtbaar. Bij beide figuren in

de manipulatieconditie is er een stijging van pre naar post, terwijl er bij de

controleconditie een daling zichtbaar is. Dit wil zeggen dat de manipulatie

ervoor heeft gezorgd dat de deelnemers meer positieve emoties ervaren ten

opzichte van genezing (Figuur 3) en dat de deelnemers van de

manipulatieconditie na de manipulatie een hogere mate van ingeschat geluk

bij het overwinnen van hun eetstoornis rapporteren (Figuur 4). In de

controleconditie zien we dan weer net een omgekeerde trend. Deelnemers

uit deze controleconditie rapporteren net meer positieve emoties ten

aanzien van genezing in de pre-meting dan in de postmeting (Figuur 3), net

zoals ze een hogere mate van ingeschat geluk bij het overwinnen van hun

eetstoornis hebben in de premeting in vergelijking met de postmeting

(Figuur 4).

54

56

58

60

62

64

66

Wilverand pre Wilverand post

Manipulatie

Controle

Page 42: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

35

Figuur 3

Geschatte marginale gemiddelden in de mate van positieve emoties ten aanzien van

genezing.

Noot. posemo pre = positieve emotie premeting; posemo post = positieve emotie

postmeting.

Figuur 4

Geschatte marginale gemiddelden in de mate van ingeschat geluk bij overwinnen van de

eetstoornis.

Noot. Gelukoverw pre = geluk overwinning premeting; gelukoverw post = geluk overwinning postmeting

44

45

46

47

48

49

50

51

52

posemo pre posemo post

Manipulatie

Controle

63

64

65

66

67

68

69

70

gelukoverw pre gelukoverw post

Manipulatie

Controle

Page 43: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

36

Tabel 2

Gemiddelde verschillen in pre- en postmeting: Manipulatieconditie, Controleconditie & Totaal.

Manipulatieconditie Controleconditie Totaal Mean SD Mean Sd Mean Sd Positieve emotie pre

Positieve emotie post

46.47 51.11

26.01 23.806

49.58 47.21

23.41 27.72

48.03 49.16

24.62 25.74

Angst voor genezing pre

Angst voor genezing post

57.97 60.24

29.51 28.46

56.47 56.11

27.73 30.23

57.22 58.17

28.45 29.24

Wil veranderen pre

Wil veranderen post

58.92 63.95

29.00 27.45

60.32 58.05

25.15 30.52

59.62 61.00

26.97 28.98

Loslaten angst pre

Loslaten angst post

75.11 64.53

26.386 27.99

67.34 61.24

28.36 31.39

71.22 62.88

27.48 29.58

Geluk nu pre

Geluk nu post

39.24 41.24

20.17 21.95

45.79 48.13

26.10 22.51

42.51 44.68

23.40 22.35

Geluk overwinning pre

Geluk overwinning post

66.47 69.50

23.387 23.02

68.71 65.66

26.77 27.64

67.09 67.58

25.02 25.33

Ambivalentie pre

Ambivalentie post

72.93 68.5

26.37 24.61

68.78 66.08

24.75 26.30

70.85 67.29

25.49 25.32

Gecontr. motieven pre

Gecontr. motieven post

43.18 43.04

16.97 19.45

46.99 45.68

18.49 22.53

45.09 44.36

17.73 20.94

Auton. motieven pre

Auton. Motieven post

59.25 60.97

25.57 26.44

61.64 60.68

23.70 26.97

60.45 60.82

24.52 26.52

Noot. Gecontr. = gecontroleerde; Auton. = Autonome

Page 44: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

37

Interactie-effecten: de modererende invloed van perfectionisme en

motieven om te veranderen op het effect van conditie op de

afhankelijke variabelen.

Berekenen veranderingsscores van de afhankelijke variabelen.

Om de veranderingen in de resultaten tussen pre en post na te gaan werd 1

score berekend die de verandering tussen beide scores op de afhankelijke

variabele weerspiegelt. Dit gebeurde door de scores van de afhankelijke

variabelen na de manipulatie (post) af te trekken van de scores

voorafgaand aan de manipulatie (pre). Op die manier werd een

veranderingsscore voor elke afhankelijke variabele bekomen.

Effect van achtergrondsvariabelen op veranderingsscores. Aan

de hand van deze veranderingsscores kon vastgesteld worden dat de

variabele ‘leeftijd’ significant negatief gecorreleerd was met de angst om de

eetstoornis los te laten (β = -0.25, p < 0.05) en significant positief

gecorreleerd was met de verandering in ambivalentie (β = 0.26, p < 0,05).

Met andere woorden, hoe ouder de patiënt is, hoe minder angst om de

eetstoornis los te laten en hoe minder ambivalentie er is ten aanzien van

het loslaten van de eetstoornis. Gezien leeftijd dus significant bleek samen

te hangen met enkele verschuivingen van pre naar post in onze afhankelijke

variabele, was het noodzakelijk om in de hierop volgende analyses steeds

consequent te controleren voor het effect van leeftijd. De variabelen ‘type

eetstoornis’ (Wilks’ Lambda = 0.63, F(36,237.83) = 0.66, p > 0.05) en

‘geslacht’ (Wilks’ Lambda = 0.81, F(9,66) = 0.09, p > 0.05) bleken niet

significant te zijn, waardoor hiervoor niet gecontroleerd diende te worden in

de volgende analyses.

Modererende rol van ZK Perfectionisme. Via een regressie

analyse werd nagegaan of er een effect was van de experimentele

manipulatie op de verschuivingen in de verschillende afhankelijke

variabelen (positieve emotie, angst genezing, loslaten angst, wil

veranderen, geluk nu, geluk overwinnen, ambivalentie). Hiervoor werden

alle variabelen gestandaardiseerd, en werd er vervolgens een interactieterm

berekend tussen conditie en ZK perfectionisme. Deze resultaten zijn terug

te vinden in Tabel 3. De verschillende afhankelijke variabelen werden

Page 45: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

38

geregresseerd op leeftijd (stap 1), conditie en ZK perfectionisme (stap 2),

en de interactie tussen conditie en ZK perfectionisme (stap 3). Zoals waar

te nemen in tabel 3 is er een randsignificant negatief effect van conditie op

de verandering in positieve emotie en de verandering in ‘de wil om te

veranderen’. Tot slot is er een randsignificant negatief effect van de

interactie tussen ZK perfectionisme en conditie op de verandering in

positieve emotie (Figuur 5). Er was geen significant effect van de interactie

tussen ZK perfectionisme en conditie op de verandering in de mate van

ambivalentie, maar wel een randignificant negatief effect van ZK

perfectionisme op de verandering in ambivalentie. Dit wil zeggen dat

onafhankelijk van in welke conditie de proefpersonen zich bevonden, er een

randsignificant effect was van ZK perfectionisme op de verandering in

ambivalentie.

Figuur 5

Effect van de interactie tussen ZK perfectionisme en conditie op de verandering in positieve

emotie.

Noot: Low conditie, manipulatieconditie; High Conditie, controleconditie; ZK, Zelfkritisch.

Modererende rol van motieven om te veranderen. Om het effect

van de manipulatie op de verschillende afhankelijke variabelen na te gaan

met betrekking tot de motieven om te veranderen, werd opnieuw een

regressie-analyse uitgevoerd. De resultaten van deze analyse zijn terug te

vinden in tabel 4. De verschillende afhankelijke variabelen werden

Page 46: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

39

geregresseerd op leeftijd (stap 1), conditie en gecontroleerde motieven

(stap 2), en de interactie tussen conditie en gecontroleerde motieven (stap

3). Gecontroleerde motieven hadden een significant positief effect op de

verandering in positieve emotie ongeacht de conditie waarin de

proefpersonen zich bevonden. Verder had conditie een significant negatief

effect op de verandering in positieve emotie. Tot slot was er ook een

randsignificant negatief effect van conditie op de verschuiving in de wil om

te veranderen.

Page 47: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

40

Tabel 3.

Gestandaardiseerde beta-coëfficiënten van een hiërarchische regressieanalyse die ZK perfectionisme voorspelt op basis van verschuivingen in de afhankelijke variabelen positieve emotie, angst voor genezing, loslaten angst, wil veranderen, geluk nu, geluk overwinning, ambivalentie.

Noot: ZKperf., Zelf-kritisch perfectionisme; †p > 0.05 en < 0.10; * p < .05.

∆Positieve emotie ∆Angst genezing ∆Loslaten angst ∆Wil veranderen ∆Geluk nu ∆Geluk overwinnen ∆Ambivalentie

Predictor β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅²

Stap 1 0.02 -0.01 0,05 0.00 -0.01 - 0.01 0.05

Zscore(leeftijd) -0.12 -0.03 -0.25* -1.22 0.03 0.03 0.26*

Stap 2 0.05 -0.03 0,04 0.02 -0.02 -0.01 0.08

Zscore(ZKperf.) -0.03 0.05 0,15 -0.01 0.15 -0.12 -0.21†

Zscore(conditie) -0.21† -0.13 0,01 -0.21† -0.07 -0.13 0.10

Stap 3 0.05 -0.02 0,03 0.01 -0.03 -0.02 0.06

ZKperf.Xconditie -0.22† -0.15 0.02 0.08 -0.08 -0.05 0.01

Page 48: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

41

Tabel 4.

Gestandaardiseerde beta-coëfficiënten van een hiërarchische regressieanalyse die de rol van motieven voorspelt op basis van de afhankelijke variabelen positieve

emotie, Angst voor genezing, Loslaten angst, Wil veranderen, Geluk nu, Geluk overwinning, Ambivalentie

Noot: Gecontr. Mot., Gecontroleerde motieven; p† > 0.05 en < 0.10; p* <0.05; p**<0.01

∆Positieve emotie ∆Angst genezing ∆Loslaten angst ∆Wil veranderen ∆Geluk nu ∆Geluk overwinnen ∆Ambivalentie

Predictor Β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅² β ∆𝑅²

Stap 1 0.00 -0.01 0.05* 0.01 -0.01 -0.01 0.06*

Zscore(leeftijd) -0.12 -0.03 -0.25* 0.12 0.03 0.03 0.26*

Stap 2 0.11* 0.01 0.02 0.02 -0.02 -0.02 0.06*

Zscore(Gecontr. Mot.) 0.31** 0.19 -0.02 0.03 0.15 -0.02 0.15

Zscore(conditie) -0.24* -0.14 0.03 -0.21† -0.06 -0.14 0.06

Stap 3 0.11* -0.01 0.04 0.00 -0.04 -0.02 0.05

Gecontr.Mot.Xconditie -0.07 0.05 0.18 0.01 -0.01 -0.14 -0.07

Page 49: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

42

Discussie

Ambivalentie tegenover genezing speelt een cruciale rol in de

behandeling van patiënten met een eetstoornis. Ondanks er aan de

problematiek heel wat negatieve aspecten verbonden zijn, zien de patiënten

vaak ook heel wat voordelen in het behouden van hun eetstoornis. Deze

ambivalentie zorgt er vaak voor dat patiënten geïmmobiliseerd geraken,

aangezien ze continu bezig zijn met denken aan de pro’s en contra’s van

hun gedrag en of ze dit gedrag al dan niet hebben te veranderen (Touyz,

Thornton, George & Beumont, 2003). Dit gegeven brachten we in verband

met affective forecasting. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen niet

goed in staat zijn om de intensiteit van een toekomstige emotie in te

schatten. Dit wordt de impact bias genoemd. Deze impact bias wordt

beïnvloedt door het cognitief proces dat focalisme noemt. Focalisme wijst op

het proces waarbij mensen trachten hun reacties op een bepaalde

toekomstige gebeurtenis te voorspellen en enkel de doelgebeurtenis als

middelpunt van hun beoordeling te nemen. Hierdoor slagen ze er niet in het

aandeel van andere gebeurtenissen op hun emoties in te schatten. Op basis

van het onderzoek van Wilson en collega’s (2000) stelden we voorop dat

patiënten met een eetstoornis zich voornamelijk baseren op de voor hun

negatieve gevolgen van genezing, zoals bijvoorbeeld aankomen in gewicht,

zonder hierbij de positieve gevolgen in rekening te brengen. Eén van de

doelen van dit onderzoek was om na te gaan of het door middel van een

manipulatie mogelijk is om de impact bias bij patiënten met een eetstoornis

te verkleinen door hen te laten focussen op de positieve gevolgen van

genezing. We wensten dus de ambivalente houding op te schuiven en

verwachtten dat na de manipulatie de deelnemers positiever zouden staan

tegenover genezing.

Hiernaast wilden we in dit onderzoek ook proberen inwerken op het

expectation effect. Dit effect doet zich voor wanneer de emotionele

voorspelling van mensen hun actuele emotionele ervaring beïnvloedt

(Wilson & Gilbert, 2001). Ons doel in dit onderzoek was dan ook om via de

manipulatie de verwachting van de patiënten omtrent herstel te

bevorderen.

Page 50: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

43

Tenslotte kozen we er ook voor om het effect van de moderatoren

‘Motivatie’ en ‘Perfectionisme’ op de manipulatie na te gaan. Verschillende

motivatieonderzoeken wijzen er op dat de ervaring van een gevoel van

autonomie een erg belangrijke voorwaarde is opdat patiënten meer

autonoom gemotiveerd zouden zijn voor therapeutische behandeling

(Vansteenkiste, Soenens & Vandereyken, 2005; Zuroff, Koestner,

Moskowitz, McBride, Bagby & Marshall, 2007). Er is een algemeen patroon

waar autonome motieven samengaan met meer positieve uitkomsten,

terwijl dit minder het geval is voor gecontroleerde motieven (Van der Kaap-

Deeder en colega’s, 2014). Op basis hiervan zijn we in dit onderzoek

nagegaan of de manipulatie van de impact bias minder effect had bij

patiënten die hoog scoren op gecontroleerde motieven, in vergelijking met

zij die hoog scoren op autonome motieven. Wat de moderator

‘perfectionisme’ betreft gingen we na of ZK perfectionisme een

belemmerende factor is voor de werkzaamheid van de manipulatie, waarbij

we ervan uitgingen dat bij patiënten met een eetstoornis die hoger scoren

op ZK perfectionisme de manipulatie minder effect zou hebben, dan bij

personen die laag scoren op ZK perfectionisme. Het is namelijk bewezen ZK

perfectionisme een belemmerende factor is voor herstel van

psychopathologie (Blatt et al., 1998; Hawley et al., 2006).

Bespreking van de resultaten

Alvorens over te gaan tot het bespreken van de resultaten van de

hoofdanalyses, werpen we eerst een blik op de resultaten van de

preliminaire analyses. In de correlationele analyses zien we dat patiënten

met een eetstoornis die zichzelf hoge standaarden opleggen (PS

perfectionisme) ook aangeven meer zelfkritisch te zijn (ZK perfectionisme)

en andersom. Verder zien we dat de deelnemers die erg zelfkritisch zijn

meer eetstoornissymptomen vertonen en tegelijk ook meer ambivalentie

vertonen tegenover genezing aan de start van het invullen van de

vragenlijst in vergelijking met zij die niet zelfkritisch zijn. Tevens ervaren

deze zelfkritische deelnemers op dat moment minder positieve emoties en

staan ze minder positief tegenover genezing. Deze resultaten zijn in lijn met

Page 51: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

44

de onderzoeken die aantonen dat zelfkritische perfectionisme een

voorspeller is van negatieve uitkomsten (Blatt et al., 1995; Blatt et al.,

1998; Hawley et al., 2006). Aan de hand van de correlationele analyses

wordt ook duidelijk dat patiënten met een eetstoornis die er meer

gecontroleerde motieven op na houden om aan hun eetstoornis te werken

meer eetstoornissymptomen rapporteren. Dit gaat dus over de deelnemers

die bijvoorbeeld in een behandeling stappen omdat ze hiervoor externe druk

ervaren of die tegemoet willen komen aan interne druk of spanningen.

Eetstoornispatiënten die er meer autonome motieven op nahouden staan

positiever tegenover genezing, voelen zich gelukkiger op het moment van

afname en schatten zichzelf gelukkiger in bij het overwinnen van hun

eetstoornis in vergelijking met zij die meer gecontroleerde motieven

hebben. We zien in onze studie dan ook dezelfde trend dan in eerder

onderzoek, namelijk dat het hebben van autonome motieven samengaat

met positieve uitkomsten, terwijl het hebben van gecontroleerde motieven

samengaat met negatieve uitkomsten (Van der Kaap-Deeder et al., 2014;

Vansteenkiste, Soenens & Vandereyken 2005; Zuroff et al., 2007). Als

laatste kunnen we op basis van de correlationele analyses ook concluderen

dat patiënten met een eetstoornis die een hoge graad van

eetstoornissymptomen hebben, minder positief staan tegenover genezing

en meer angst hebben om aan hun genezing te werken. Tegelijk vertonen

deze patiënten ook een grotere mate van ambivalentie tegenover genezing.

Om te kijken of onze vooropgestelde hypothesen al dan niet

bevestigd kunnen worden, kijken we naar de resultaten van de

hoofdanalyses. In een eerste hypothese stelden we dat patiënten die

focussen op de positieve aspecten van genezing en wat ze bij genezing

kunnen winnen (manipulatieconditie) achteraf minder ambivalentie zullen

vertonen ten aanzien van genezing in vergelijking met de controleconditie.

Aan de hand van de analyses stellen we vast dat de proefpersonen uit de

manipulatieconditie inderdaad iets minder ambivalent staan tegenover

genezing in vergelijking met de mate van ambivalentie vóór de manipulatie,

echter dit is eveneens het geval voor de proefpersonen uit de

controleconditie die de manipulatie niet ondergingen. Het verschil in de

Page 52: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

45

mate van ambivalentie voor en na de manipulatie is bovendien bijzonder

klein. Concreet wil dit zeggen dat de manipulatie niet voor het gewenste

effect heeft gezorgd, met name het verkleinen van de ambivalentie ten

aanzien van genezing. De eerste hypothese kan dus niet bevestigd worden.

Met andere woorden zijn we er met dit onderzoek niet in geslaagd om de

impact bias te verkleinen door de deelnemers te laten focussen op de

positieve gevolgen van genezing (Wilson et al., 2000).

Vervolgens hebben we onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om

meer positieve verwachtingen te creëren ten aanzien van genezing bij de

manipulatiegroep om op die manier genezing te bevorderen. Hier maakten

we gebruik van het zogenoemde expectation effect (Wilson & Gilbert,

2001). In onze hypothese stelden we voorop dat de patiënten in de

manipulatieconditie na de manipulatie (1) meer positief staan tegenover

genezing, (2) minder angst hebben om aan hun genezing te werken, (3)

minder angst hebben om hun eetstoornis los te laten, (4) een sterkere wil

hebben om te veranderen in de richting van genezing, (5) zichzelf

gelukkiger inschatten wanneer ze hun eetstoornis zouden overwinnen. De

bevindingen die hieronder volgen dienen met grote voorzichtigheid te

worden geïnterpreteerd aangezien er vooral sprake is van een trend, eerder

dan van een duidelijk uitgesproken effect. Aan de hand van de uitgevoerde

analyses stellen we inderdaad vast dat individuen die de manipulatietekst

lezen en nadenken over de positieve gevolgen van genezing

(manipulatieconditie) na de manipulatie positiever staan tegenover

genezen, een grotere wil hebben om te veranderen richting genezing en

zichzelf gelukkiger inschatten wanneer ze hun eetstoornis zouden

overwinnen. Een omgekeerde trend zien we voor de controleconditie.

Wanneer we de pre- en postmetingen voor hen bekijken, zien we van pre

naar post net een daling in positieve emoties ten aanzien van genezing en

een daling in de mate van ingeschat geluk bij het overwinnen van hun

eetstoornis. Zowel bij de manipulatiegroep als de controlegroep is er een

daling in de angst om de eetstoornis los te laten, echter bij de

manipulatiegroep is deze daling groter. Een bevinding die tegen de

vooropgestelde hypothese indruist, is dat patiënten in de

Page 53: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

46

manipulatieconditie na de manipulatie net meer angst hebben om aan hun

genezing te werken in plaats van dat ze minder angst hebben. Met

uitzondering van deze laatste bevinding kunnen we echter wel stellen dat de

vooropgestelde hypothese werd bevestigd. Opnieuw benadrukken we dat de

gevonden resultaten slechts een trend weergeven en de gevonden effecten

niet robuust zijn. Verder onderzoek is dan ook sterk aangewezen om deze

resultaten eventueel te kunnen bevestigen.

Als laatste bekijken we de resultaten van de analyses die nagingen

wat de modererende rol is van ZK perfectionisme en gecontroleerde

motieven op de manipulatie. Wat ZK perfectionisme betreft, stelden we als

hypothese voorop dat voor patiënten die zelfkritisch zijn de manipulatie

minder effect zal hebben en ze dus met andere woorden na de manipulatie

minder verandering zullen vertonen in de mate van ambivalentie ten

aanzien van genezing én ze minder vatbaar zullen zijn voor het creëren van

positieve verwachtingen ten aanzien van genezing. We stellen onder meer

vast dat patiënten die zelfkritisch zijn én de manipulatie ondergaan net

meer verandering in positieve emoties vertonen ten aanzien van genezing

en dus positiever staan tegenover genezing, in tegenstelling tot wat we

zouden verwachten. Zij die zelfkritisch zijn en in de controleconditie zitten,

vertonen net minder verandering in positieve emoties ten aanzien van

genezing en staan met andere woorden negatiever ten opzichte van

genezing. Wanneer de deelnemers weinig zelfkritisch zijn, maakt het

volgens de resultaten niet uit of ze zich al dan niet in de manipulatie- of

controlegroep bevonden. We dienen wel op te merken dat bovenstaande

bevindingen werden gebaseerd op een niet al te uitgesproken effect

(randsignificant). Ondanks dat kunnen we wel vaststellen dat er een trend

zit in de resultaten, zonder te spreken van een duidelijk effect. De

hypothese die stelt dat patiënten die zelfkritisch zijn én zich in de

manipulatieconditie bevinden minder zullen profiteren van de manipulatie

wat betreft de verandering in de mate van ambivalentie ten aanzien van

genezing, kon niet worden bevestigt. Wel zien we dat onafhankelijk van in

welke conditie de proefpersonen zich bevinden zelfkritische personen

minder verandering zullen vertonen in de mate van ambivalentie na de

Page 54: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

47

manipulatie.

Wat de modererende rol van motieven betreft stelden we als

hypothese voorop dat zij die gecontroleerde motieven hadden ten aanz ien

van genezing minder zouden profiteren van de manipulatie dan zij die

autonome motieven hadden. We zien echter dat, ongeacht in welke conditie

de proefpersonen zich bevinden, personen met gecontroleerde motieven

meer zullen veranderen in de mate van positieve emotie in vergelijking met

proefpersonen met autonome motieven. We kunnen dus besluiten dat de

vooropgestelde hypothese opnieuw niet bevestigd kan worden.

Tot slot zien we dat, onafhankelijk van welke motieven de deelnemers er op

nahouden, de patiënten uit de manipulatieconditie na de manipulatie

positiever staan tegenover genezing in vergelijking met de controleconditie.

Verder zien we ook dat zij die in de manipulatieconditie zitten achteraf een

grotere wil hebben om te veranderen dan de controleconditie. Met deze

laatste interpratie dienen we echter opnieuw voorzichtig om te gaan, gezien

deze relatie niet al te uitgesproken is (randsignificant) en in die zin opnieuw

slechts een bepaalde trend weergeeft.

Beperkingen en sterktes

Deze studie kent enkele beperkingen. Met een totaal van 77 deelnemers,

verdeeld over twee condities, 38 in de manipulatie- en 39 in de

controleconditie, hebben we te maken met een eerder beperkte steekproef.

Indien onze doelgroep groter was geweest, en er bijgevolg een grotere

power was, zouden sommige niet- of randsignificante effecten mogelijks wel

significant geweest zijn. Zo hadden bepaalde correlaties een gemiddelde

effectgrootte (Cohen, 1988), maar was het verband niet of slechts

randsignificant. We vermoeden dat omwille van deze beperkte steekproef

de effecten die werden gevonden een onderschatting zijn van de reële

effecten en dit voor niet of randsignificante, als voor significante effecten.

Ook het gebruik van een heterogene steekproef, waarbij de

deelnemers te maken hebben met verschillende soorten eetstoornissen,

vormt een beperking voor deze studie. Verder bestaat de deelnemersgroep

ook uit zowel Belgen als niet Belgen. In tegenstelling tot wat aanvankelijk

Page 55: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

48

werd gedacht, kunnen cijfers uit eetstoornisonderzoek in bijvoorbeeld België

en Nederland niet zomaar aan elkaar worden gelijkgesteld. Onderzoek uit

2009 toont bijvoorbeeld dat onder meer de epidemologie van eetstoornissen

in België en Nederland sterk van elkaar verschillen (Smet, 2010). Verder

dienen we ook op te merken dat het relevant was geweest, mochten we de

deelnemers hebben gevraagd of ze al dan niet in behandeling waren op het

tijdstip dat ze de vragenlijst invulden of bijvoorbeeld eerder al in

behandeling waren geweest. De mogelijkheid bestaat immers dat de

manipulatie bij proefpersonen die in behandeling zijn of zijn geweest een

andere uitwerking heeft dan bij proefpersonen die niet in behandeling zijn of

zijn geweest.

Met betrekking tot de manipulatie kent dit onderzoek ook enkele

beperkingen. Een mogelijke reden waarom de manipulatie niet voldoende

heeft gewerkt kan zijn dat de manipulatie op zich niet sterk genoeg was.

Misschien was het lezen van de manipulatietekst en het focussen op

positieve verwachtingen niet voldoende om achteraf een duidelijk effect

vast te stellen. Een andere beperking is dat de manipulatie slechts op één

moment plaats vindt en het misschien meer aangewezen was deze langer in

de tijd te laten lopen. Dit was echter praktisch niet mogelijk gezien de

beperkte tijd voor het uitvoeren van dit onderzoek. Ook weten we op basis

van deze studie niet of de verbeteringen die we na de manipulatie wel

konden vaststellen doorheen de tijd ook blijven bestaan. Met andere

woorden, is er wel een blijvend effect van de manipulatie?

Een sterkte van dit onderzoek is bijvoorbeeld dat we werken met een

klinische steekproef.

Klinische implicaties

Op basis van het huidige onderzoek dienen we op te passen met implicaties,

gezien we geen significante effecten hebben gevonden. Anderzijds is de

methode waarmee we gewerkt hebben veelbelovend en zit er zeker

toekomst in het verder uitwerken ervan. We zien namelijk dat er wel

degelijk zaken in de positieve zin verschuiven bij de patiënten wanneer we

hen laten focussen op de meer positieve aspecten van herstel, waardoor

Page 56: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

49

hun aandacht niet enkel ligt bij wat ze allemaal kunnen verliezen bij

genezing. Net zoals we ook een goede trend zien wanneer we de

verwachtingen van de patient omtrent herstel bevorderen. Wanneer dit

klinisch verder zou worden uitgediept kan deze methode wel degelijk van

klinische waarde zijn. Zoals we eerder reeds besproken hebben, toonde

Miller (1998) aan dat ambivalentie er vaak voor zorgt dat patiënten

geïmmobiliseerd geraken aangezien ze continu bezig zijn met denken aan

de pro’s en contra’s van hun gedrag en of ze dit gedrag al dan niet hebben

te veranderen. Mocht er in verder onderzoek meer evidentie gevonden

worden over de mogelijkheid om de ambivalentie op te schuiven, dan zou

dit de patiënten eventueel weer figuurlijk in beweging kunnen brengen.

Mogelijks opent dit tevens deuren om bijvoorbeeld sneller in een

behandeling te stappen.

Verder onderzoek

Onze doelgroep was relatief klein wat mee een aanleiding kan zijn

voor een onderschatting van de reële resultaten. In dat opzicht is het aan te

raden bij verder onderzoek, indien mogelijk, gebruik te maken van een

grotere steekproef. Ook het feit dat we met een heterogene patiëntengroep

te maken hadden, kan een invloed hebben gehad op de resultaten. Het kan

dan ook relevant zijn om in toekomstig onderzoek de verschillende soorten

van eetstoornispatiënten apart te onderzoeken, of ervoor te zorgen dat er

van elke soort (Anorexia, Boulimia, Binge eating disorder,…) voldoende

deelnemers zijn, opdat de invloed van het type eetstoornis op de

manipulatie dan ook verder kan worden onderzocht. Gezien er evidentie

bestaat (Smet, 2010) dat Belgen en Nederlanders met een eetstoornis niet

over dezelfde kam gescheerd kunnen worden, is het ook aan te raden geen

onderzoek te doen waarbij beide nationaliteiten in één studie worden

geïntegreerd. Daarnaast zou het ook interessant zijn om na te gaan of de

manipulatie een ander effect heeft bij personen die reeds in behandeling

zijn of zijn geweest en personen die niet in behandeling zijn.

Bij replicatie kan men ook proberen om de manipulatie sterker uit te

voeren, eventueel door het invoegen van meerdere opdrachten naast onder

Page 57: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

50

andere het lezen van de brief en de andere opdrachten die in onze

manipulatieconditie werden aangeboden. Tevens zou het interessant zijn

om bijvoorbeeld aan de hand van een dagboekstudie te werken, opdat de

patiënten vaker en intensiever met het onderwerp in aanraking komen.

Wanneer ze dagelijks na te denken hebben over wat genezing hen kan

opleveren, in plaats van slechts op één tijdstip zoals in onze studie, bestaat

er een kans dat de resultaten van de manipulatie sterker zullen zijn. Het

kan ook interessant zijn om na te gaan hoe lang het eventuele effect van de

manipulatie blijft duren. In onze studie bevroegen we de patiënten meteen

na de manipulatie. Er is echter geen enkele evidentie dat het verschil in de

antwoorden voor en na de manipulatie van blijvende aard zijn. Om dit na te

gaan, kan men eventueel om de zoveel tijd de deelnemers opnieuw

bevragen om te kijken in welke mate het effect van de manipulatie staande

houdt.

Conclusie

Het doel van deze studie was om via een experimenteel opzet de

ambivalentie van eetstoornispatiënten tegenover genezing te doen

opschuiven en meer positieve verwachtingen te creëren ten aanzien van

herstel. Daarbij werd nagegaan wat de modererende rol was van ZK

perfectionisme en gecontroleerde motieven. Over het algemeen heeft de

manipulatie in deze studie niet tot de verwachtte resultaten geleid. Het

experiment is er namelijk niet in geslaagd om de impact bias te verkleinen

door de deelnemers te laten focussen op de positieve gevolgen van

genezing. Bij het creëren van positieve verwachtingen ten aanzien van

genezing om op die manier genezing te bevorderen, werd wel een

veelbelovende trend in de resultaten vastgesteld, die zo goed als conform

was met de vooropgestelde hypothese. Verder onderzoek is echter

aangewezen om hier sluitende conclusies uit te kunnen trekken. We

verwachtten aanvankelijk ook dat patiënten met een eetstoornis die

zelfkritisch zijn minder zouden profiteren van de manipulatie dan niet-

zelfkritische patiënten. We vonden echter een omgekeerde trend in die zin

dat zelfkritische personen in de manipulatieconditie net positiever staan

Page 58: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

51

tegenover genezing na de manipulatie in vergelijking met niet-zelfkritische

personen. Dit is echter opnieuw slechts een trend die verder onderzoek

vereist. Tot slot werd in dit onderzoek wel gevonden dat patiënten uit de

manipulatieconditie na de manipulatie positiever stonden tegenover

genezing in vergelijking met de controleconditie. Verder onderzoek is wel

nog aangewezen om deze onderzoeksresultaten te repliceren.

Page 59: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

52

Referenties

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and Statistical Manual

of Mental Disorders, 5th Edition. (2013). doi:10.1176/appi.books.

9780890425596.893619

Bandura, A. (1996). Ontological and epistemological terrains revisited;

Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 27, 323-

345. doi:10.1016/S0005-7916(96)00049-3

Bardone-Cone, A. M., Wonderlich, S. A., Frost, R. O., Bulik, C. M., Mitchell,

J. E., Uppala, S., & Simonich, H. (2007). Perfectionism and eating

disorders: Current status and future directions. Clinical Psychology

Review, 27, 384-405. doi: 10.1016/j.cpr.2006.12.005

Bardone-Cone, A. M., Harney, M. B., Maldonado, C. R., Lawson, M. A.,

Robinson, D. P., Smith, R., & Tosh, A. (2010). Defining recovery from

an eating disorder: Conceptualization, validation, and examination of

psychosocial functioning and psychiatric comorbidity. Behaviour

Research and Therapy, 48(3), 194–202. doi:10.1016/j.brat.2009.11.

001

Blatt, S.J., Quinlan, D.M., Pilkonis, P.A., & Shea, M.T. (1995). Impact of

perfectionism and need for approval on the brief treatment of

depression: The National Institute of Mental Health Treatment of

Depression Collaborative Research Program Revisited. Journal of

Consulting and Clinical Psychology, 63, 125-132. doi: 10.1037/0022-

006X.63.1.125

Blatt, S.J., Zuroff, D.C., Bondi, C.M., Sanislow, C.A. III & Pilkonis, P.A.

(1998). When and how perfectionism impedes the brief treatment of

depression: further analyses of the National Institute of Mental Health

Treatment of Depression Collaborative Research Program. Journal of

Consulting and Clinical Psychology, 66, 423-428. doi: 10.1037/0022-

006X.66.2.423

Boone, L., Soenens, B., Mouratidis, A., Vansteenkiste, M., Verstuyf, J. &

Braet, C. (2012). Daily fluctuations in perfectionism dimensions and

their relation to eating disorder symptoms. Journal of Research in

Page 60: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

53

Personality, 46, 678-687. doi: 10.1016/j.jrp.2012.08.001

Bruch, H. (1978). The golden cage; the enigma of anorexia nervosa.

Harvard Univ. Press, Cambridge, Mass. Burns, D. (1980). The

perfectionist’s script for self‐defeat. Psychology Today, November,

34–52.

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “What” and “Why” of Goal Pursuits:

Human Needs and the Self-Determination of Behavior. Psychological

Inquiry, 11(4), 227–268. doi:10.1207/s15327965pli1104_01

Eckert, E. D., Halmi, K. A., Marchi, P., Grove, W., & Crosby, R. (1995). Ten-

year follow-up of anorexia nervosa: clinical course and outcome.

Psychological Medicine, 25(01), 143. doi:10.1017/s003329170002

8166

Fairburn, C.G. & Cooper, Z. (1993). The eating disorder examination. In:

Fairburn C.G., Wilson, G.T., editors. Binge Eating: Nature,

Assessment, and Treatment, 12th ed. New York: Guilford Press, 1993,

317-360.

Fairburn C.G. & Beglin, S.J. (1994). Assessment of eating disorders:

Interview or self-report questionnaire? International Journal Eating

Disorders, 16, 363-370. doi: 10.1002/eat.10113

Fairburn, C.G., Cooper, Z. & Shafran, R. (2002). Cognitive behavior therapy

for eating disorders: a “transdiagnostic” theory and treatment.

Behaviour Research and Therapy, 41, 509-528. doi: 10.1016/S0 005-

7967(02)00088-8

Fairburn, C. G., & Harrison, P. J. (2003). Eating disorders. The Lancet,

361(9355), 407–416. doi:10.1016/s0140-6736(03)12378-1

Frost, R. O., Marten, P., Lahart, C., & Rosenblate, R. (1990). The

Dimensions of Perfectionism. Cognitive Therapy and Research, 14,

449-468. doi: 10.1007/BF01172967

Gadalla, T. M. (2008). Psychiatric comorbidity in eating disorders: a

comparison of men and women. Journal of Men’s Health, 5(3), 209–

217. doi:10.1016/j.jomh.2008.06.033

Gilbert, D. T., Pinel, E. C., Wilson, T. D., Blumberg, S. J., & Wheatley, T. P.

(1998). Immune neglect: A source of durability bias in affective

Page 61: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

54

forecasting. Journal of Personality and Social Psychology, 75(3), 617–

638. doi:10.1037/0022-3514.75.3.617

Goldner, E.M., Cockell, S.J. & Srikameswaran, S. (2002). Perfectionism and

eating disorders. Perfectionism: Theory, research and treatment,

319-340. doi: 10.1037/10458-013

Hawley, L. L., Ho, M. H. R., Zuroff, D. C. & Blatt, S. J. (2006). The

relationship of perfectionism, depression, and therapeutic alliance

during treatment for depression: Latent difference score analysis.

Journal of Consulting and Clinical Psychology, 74, 930-942. doi:

10.1037/0022-006x.74.5.930

Hollender, M. H. (1965). Perfectionism. Comprehensive Psychiatry, 6, 94-

103. doi: 10.1016/S0010-440X(65)80016-5

Hudson, J. I., Hiripi, E., Pope, H. G. & Kessler, R. C. (2007). The Prevalence

and Correlates of Eating Disorders in the National Comorbidity

Survey Replication. Biological Psychiatry, 61(3), 348–358. doi:10.

1016/j.biopsych.2006.03.040

Locke, E.A. & Latham, G.P. (1990). A theory of goal setting and task

performance. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall.

Luce, K.H. & Crowther, J.H. (1999). The reliability of the Eating Disorder

Examination – Self Report Questionnaire Version (EDE-Q).

International Journal of EatingDisorders, 25, 349-351.

Miller, W. R. (1998). Enhancing Motivation for Change. Treating Addictive

Behaviors, 121– 132. doi:10.1007/978-1-4899-1934-2_9

Pearson, C.A. & Gleaves, D.H. (2006). The multiple dimensions of

perfectionism and their relation with eating disorder features.

Personality and individual differences. Volume 41, issue 2, 225-235.

doi: 10.1016/j.paid.2006.01.013

Preti, A., Girolamo, G., Vilagut, G., Alonso, J., Bruffaerts, G.R.D.,

Demyttenaere, K., Pinto- Meza, A., et al. The epidemiology of eating

disorders in six European countries: results of the ESEMeD-WMH

project. Journal of Psychiatric Research, vol. 43, nr. 14, pp.

1125-1132, 2009. doi: 10.1016/j.jpsychires.2009.04.003

Pyle, R. L., Mitchell, J. E. & Eckert, E. D. (1981). Boulimia: A report of 34

Page 62: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

55

cases. Journal of Clinical Psychiatry, 42, 60–64. Retrieved from

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/6936397

Rorty, M., Yager, J. & Rossotto, E. (1993). Why and how do women recover

from bulimia Nervosa? The subjective appraisals of forty women

recovered for a year or more. International Journal of Eating

Disorders. Volume 14, Issue 3, pages 249–260, November 1993.

doi:10.1002/1098-108X(199311)14:3<249::AIDEAT2260140303>3.

0.CO;2-O.

Smet, P. (2010). Gecoördineerd antwoord op vraag nr. 336 van 4 mei 2010.

Documenten Vlaams Parlement. http://docs.vlaamsparlement.be.

Serpell, L., Treasure, J., Teasdale, J. & Sullivan, V. (1999). Anorexia

nervosa: Friend or foe? International Journal of Eating Disorders,

25, 177–186. doi: 10.1002/(SICI)1098108X(199903)25:2<177::

AID-EAT7>3.0.CO;2-D

Sohlberg, S. S., Norring, C. E. A. & Rosmark, B. E. (1992). Prediction of the

course of anorexia nervosa/bulimia nervosa over three years.

International Journal of Eating Disorders, 12, 121–31. doi:

10.1002/1098-108X(199209)12:2<121::AID-EAT2260120202>3.0.C

O;2-Y

Steinhausen, H.-C. (1999). The Outcome of Anorexia Nervosa in the 20th

Century. American Journal of Psychiatry, 159, 1284-1293. doi:

10.1176/appi.ajp.159.8.1284

Strober, M., Freeman, R. & Morrell, W. (1997). The-long-term course of

severe anorexia nervosa in adolescents: survival analysis of

recovery, relapse, and outcome predictors over 10-15 years in a

prospective study. International Journal of Eating Disorders, 22, 339-

360. doi: 10.1002/(SICI)1098-108X(199712)22:4<339::AIDEAT1>3

.0.CO;2-N

Thogersen-Ntoumani, C. & Ntoumanis, N. (2007). A self-determination

theory approach to the study of body image concerns, self-

presentation and self-perceptions in a sample of aerobic

instructors. Journal of Health Psychology, Volume 12, 301-315, 2007.

doi: 10.1177/1359105307074267

Page 63: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

56

Touyz, S., Thornton, C., Rieger, E., George, L. & Beumont, P. (2003). The

incorporation of the stage of change model in the day hospital

treatment of patients with anorexia nervosa. European Child &

Adolescent Psychiatry [Suppl 1] 12:65–71 (2003) doi:10.1007/s007

87-003-1109-5

Tozzi, F., Sullivan, P.F., Fear, J.L., McKenzie, J. & Bulik, C.M. (2003).

Causes and recovery in anorexia nervosa: The patient's

perspective. International Journal of Eating Disorders. Volume 33,

Issue 2, pages 143–154, March 2003. doi: 10.1002/eat.10120

Vandereycken, W. & Vansteenkiste, M. (2009). Let eating disorder patients

decide: Providing choice may reduce early drop-out from inpatient

treatment. European Eating Disorders Review. Volume 17, Issue 3,

pages 177-183, May/June 2009. doi: 10.1002/erv.917

Van der Kaap-Deeder, J., Vansteenkiste, M., Soenens, B., Verstuyf, J.,

Boone, L. & Smets, J. (2014). Fostering self-endorsed motivation

to change in patients with an eating disorder: The role of

perceived autonomy support and psychological need satisfaction.

International Journal of Eating Disorders, 2014. Doi: 10.1002/eat.

22266

Vansteenkiste, M., Soenens, B. & Vandereycken, W. (2005). Motivation to

change in eating disorder patients: A conceptual clarification on the

basis of self-determination theory. International Journal of Eating

Disorders, 37, 207–219. doi: 10.1002/eat.20099

Vansteenkiste, M., Claes, L., Soenens, B. & Verstuyf, J. (2013). Motivational

Dynamics among eating-disordered patients with and without non-

suicidal self-injury: A self-determination theory approach. European

Eating Disorders Review , 21, 209–214. doi: 10.1002/erv.2215

Verstuyf, J., Vansteenkiste, M. & Soenens, B. (2012). Eating regulation and

bulimic symptoms: The differential correlates of health-focused and

appearance-focused eating regulation. Body Image 2012, Volume 9,

Issue 1, 108-117. doi: 10.1016/j.bodyim.2011.09.003

Wilson, T. D., Wheatley, T. P., Meyers, J., Gilbert, D. T. & Axsom, D.

(2000). Focalism: A source of durability bias in affective forecasting.

Page 64: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

57

Journal of Personality and Social Psychology, 78, 821-836. doi:

10.1037/0022-3514.78.5.821

Wilson, T. D. & Gilbert, D. T. (2003). Affective forecasting. In M. P. Zanna

(Ed.), Advances in experimental social psychology, Volume 35, 345-

407). doi: 10.1016/S0065-2601(03)01006-2

Zuroff, D. C., Koestner, R., Moskowitz, D. S., McBride, C., Bagby, M. &

Marshall, M. (2007). Autonomous motivation for therapy: A new

non-specific predictor of outcome in brief treatments of

depression. Psychotherapy Research, 17, 137–148. doi:

10.1080/10503300600919380

Page 65: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

58

Bijlage

Bijlage 1: brief manipulatieconditie

We zouden je nu willen vragen om de onderstaande getuigenis van een ex-eetstoornispatiënt te

lezen:

Hallo,

Ik ben Ellen en ben momenteel 25 jaar oud. Ik schrijf je deze brief om je te vertellen dat er een

leven is na je eetstoornis en dat dat leven bovendien helemaal de moeite waard is. Had iemand

mij die enkele jaren geleden gezegd, dan had ik er hoe dan ook misschien weinig waarde aan

gehecht, of gedacht: ‘dat geldt misschien voor jou, maar zeker niet voor mij. En net om die

reden, hoop ik dat je deze brief toch uitleest.

Als gevolg van enkele ingrijpende levensgebeurtenissen en de onmogelijkheid voor mij om

hiermee om te gaan, ontwikkelde ik op m’n 13 jaar een eetstoornis. Omdat ik geen controle kon

krijgen op de dingen die rondom me heen gebeurden, besloot ik zelf de controle in handen te

nemen en geraakte ik steeds meer gevangen in de greep van mijn eetstoornis. Er volgden 8 jaren

waarin ik met veel vallen en opstaan de strijd aanging. Op sommige momenten heel erg

gemotiveerd, maar het grootste deel van de tijd waren mijn gevoelens tegenover genezing erg

dubbel. “Ik wil wel genezen, maar niet aankomen”, “Ik wil wel genezen, maar ik wil wel de

controle bewaren”,… . Opnames in het ziekenhuis en eetstoorniskliniek volgden, maar ik

slaagde er niet in mijn leven weer op de rails te krijgen. Ik koesterde echter grote dromen, die

maakten dat ik het gevecht steeds opnieuw bleef aangaan. Hoop was hetgene dat me dreef.

Hoop om m’n dromen waar te maken en vooral ooit eetstoornisvrij te zijn.

Zaken die me geholpen hebben in de weg naar genezing waren onder meer genoegen te nemen

met kleine stapjes en me neer te leggen bij het feit dat de weg naar genezing niet zo eenvoudig

is als het simpel omzetten van de knop van een lichtschakelaar. Ik probeerde net zekerheid te

zoeken in het wél correct houden aan m’n eetlijst, in plaats van zekerheid te zoeken in het niet

of zo weinig mogelijk eten. Ook stelde ik kleine bereikbare doelen die me moed gaven om voor

een groter doel te gaan. Verder deed ik m’n best om alles uit de therapieën te halen wat er in zat

en ging ik aan de slag met opdrachten die me hielpen om foutieve denkpatronen aan te pakken.

Bovendien merkte ik dat hoe meer ik moeite deed om uit het isolement van mijn eigen

opgebouwde eetstoorniswereldje te komen, de positieve contacten met anderen me ook nieuwe

motivatie gaven om te blijven doorgaan. Ik nam mezelf voor dat ik telkens één keer meer zou

opstaan dan het aantal keren dat ik zou vallen. Langzaam aan begon ik de draad weer op te

Page 66: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

59

pakken.

Ik leerde onder meer mijn leven weer zelf te beheersen in plaats van dat de eetstoornis mij

beheerste, ik kon weer een concrete toekomst opbouwen, slaagde er weer in sociale contacten te

onderhouden én daar een goed gevoel bij te hebben, ik kreeg weer meer energie, moest geen

leugens en geheimen meer met me meedragen en bovenal ging ik inzien dat het leven met een

eetstoornis juist minder veilig was en erg beperkt, in tegenstelling tot wat ik een lange tijd had

geloofd. Mensen vonden ‘mij zonder eetstoornis’ veel leuker dan ‘mij met eetstoornis’ en

eerlijk toegegeven, dat vond ik ook! Die tweestrijd in mijn hoofd tussen gezond verstand en

eetstoornis is eindelijk verdwenen en ik sta nu letterlijk en figuurlijk steviger in mijn schoenen.

Ik besef nu voor de volle 100% dat perfecte controle over eten en gewicht niet bestaat en dat

deze al zeker niet nodig is om gelukkig te zijn. Maar het meest belangrijke voor mij is dat nu ik

eetstoornisvrij ben mijn dromen weer werkelijkheid kunnen worden, wat voordien niet zo was.

Achteraf gezien denk ik persoonlijk dat je nooit 100% klaar bent om te veranderen en dat je niet

hebt te wachten op de perfecte moment om te gaan vechten. Mocht die perfecte moment er wel

zijn, dan is deze sowieso ‘vandaag’. Niemand heeft mij ooit verteld dat het een gemakkelijke

strijd zou zijn, maar hij zou wel de moeite waard zijn, en dat kan ik nu alleen maar volmondig

bevestigen.

Waarom ik deze brief schrijf? Omdat ik wil zeggen dat ik geen supermens ben en dat mijn

verhaal net zo goed het jouwe kan zijn wanneer ook jij de strijd aangaat of verder strijd zoals je

misschien al bezig bent. Misschien ben je net zo moe van het vechten als ik was, maar weet dat

slechts één kans voldoende is om je leven weer in handen te nemen. Het genezingsproces is

misschien één van de engste dingen die je ooit zult meemaken, maar eens je er vanaf bent, zal

het ook één van de beste dingen zijn die je ooit zult meemaken. Dat kan ik enkel beamen.

Ik geloof in jou, nu jij nog!

Liefs,

Ellen.

Vraag:

Je las net een getuigenis van één specifieke persoon, maar wat zouden voor jou de voordelen

zijn van je eetstoornis. Kan je hier zo goed mogelijk over nadenken (neem gerust je tijd) en dit

hier noteren?

Page 67: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

60

Bijlage 2: Voordelen van een eetstoornisvrij leven:

Hieronder staan een aantal voordelen van genezen van je eetstoornis opgelijst. Kan je hier

aanvinken welke voordelen ook bij jouw passen?

- Je krijgt weer energie om leuke dingen te doen.

- Je hoeft geen uitvluchten of smoesjes meer te bedenken om moeilijke situaties uit de weg te

gaan.

- Je dag wordt niet meer uitsluitend bepaald door je eetstoornis, jij bepaalt hoe je dag er uitziet.

- Je bent weer in staat sociale contacten te onderhouden EN ervan te genieten

- Je ontdekt opnieuw hoe het voelt om blij te zijn, oprecht te kunnen lachen, vreugde te ervaren.

- Er komt weer leven in je uitstraling (je ogen staan niet meer dof, je gezicht is niet meer continu

bleek,…).

- Je leert jezelf weer te accepteren met je mooie en soms wat minder mooie kantjes.

- Mensen behandelen je niet meer als een ziek vogeltje, maar nemen jou als persoon serieus.

- Mensen die van je houden maken zich niet meer continu zorgen over jou.

- Je kan je werk/studie weer oppakken.

- Je kan je weer concentreren.

- Je raakt minder snel geïrriteerd.

- Je humeur wordt niet meer enkel beïnvloed door de weegschaal of hoe je er uit ziet.

- Je leven staat niet meer stil.

- Je kan gewoon weer alles doen wat je leuk vind, zonder dat je beïnvloedt word door

eetgestoorde gedachten en ideeën.

- Je leefwereld wordt weer groter.

- Je krijgt je zelfstandigheid terug

- Je vind controle in positieve dingen, in plaats van voor de gek gehouden te worden door je

eetstoornis, die je enkel schijncontrole biedt.

- Je krijgt weer zicht op waar het leven echt om gaat, in plaats van dat alles draait rond (niet)

eten, afvallen, uiterlijk,…

- Je krijgt weer de mogelijkheid om je andere problemen te verwerken.

Page 68: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

61

Bijlage 3: Tekst controleconditie ‘De zomertijd’.

We zouden je nu willen vragen om de onderstaande tekst te lezen:

De zomertijd

Zomertijd (of zomeruur) is de tijd die gedurende de zomermaanden wordt aangehouden door de

klok een uur vooruit te zetten. Dit wil zeggen dat de klok een uur voor loopt op de standaardtijd

(die in dit verband ook wel wintertijd genoemd wordt).

In de zomer komt de zon zo vroeg op dat het al licht is terwijl de meeste mensen nog slapen.

Door de klok te verzetten lijkt de zon later op te komen en weer onder te gaan. Hierdoor is het ’s

morgens langer donker, en blijft het ’s avonds juist langer licht. De periode van daglicht komt

zo beter overeen met de periode waarin de meeste mensen wakker zijn. De gedachte achter de

zomertijd is dat men zo zou kunnen bezuinigen op (elektrische) verlichting. Het

energiebesparende effect van de zomertijd is echter omstreden. Ongeveer 70 landen verzetten

twee keer per jaar de klok. In de Europese Unie loopt de zomertijd van de laatste zondag van

maart tot de laatste zondag van oktober.

Oorsprong: In de oudheid werd het dagritme flexibel aangepast aan de lengte van de dag. Zo

begon de dag voor de Romeinen bij zonsopgang en eindigde hij bij zonsondergang. Die dag

werd verdeeld in twaalf uren, en dus waren de uren in de winter korter dan in de zomer.

Toen de lengte van een uur in de Middeleeuwen werd vastgelegd op zestig minuten ontstond

echter een verschil in zonuren tussen de zomer en de winter.

Geschiedenis: De eerste praktische toepassing van de zomertijd gebeurde door de Duitse

regering gedurende de Eerste Wereldoorlog, tussen 30 april 1916 en 1 oktober 1916. Kort

daarop volgde ook het Verenigd Koninkrijk, voor het eerst van 21 mei 1916 tot 1 oktober 1916.

Vervolgens voerde het Congres van de Verenigde Staten op 19 maart 1918 verschillende

tijdzones in (die al sinds 1883 bij de spoorwegen in gebruik waren) en maakte de zomertijd

officieel (in werking tredend op 31 maart) voor de rest van de Eerste Wereldoorlog. Tussen

beide wereldoorlogen en ook in de Tweede Wereldoorlog was in verschillende Europese landen

de zomertijd in gebruik.

Kritiek: In West-Europa loopt de klok normaal gesproken al voor op de zomertijd (in de

Benelux circa 35 minuten). Gedurende de zomertijd wordt dit nog een uur meer. Dit extra uur

wordt door sommige mensen als te groot ervaren.

Een belangrijker bezwaar zijn de moeizame omschakelingen tussen zomer- en wintertijd.

Planten hebben als de zon het hoogst staat meer water nodig. Door het verzetten van de klok is

dit in de zomer niet meer tussen 12:00u en 13:00u maar een uur later. Kwekers en verzorgers

Page 69: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

62

van planten moeten hier gedurende de zomertijd rekening mee te houden. Ook dieren passen

zich niet vanzelf aan. Als ze dat al doen, dan alleen na verloop van tijd en als ze afhankelijk zijn

van mensen. Dit kan problemen veroorzaken, zoals bijvoorbeeld in de veeteelt waar koeien niet

opeens een uur eerder zullen opstaan. Ook mensen hebben moeite zich aan te passen aan

wijzigingen in het dagritme. Vooral kinderen, ouderen en avondmensen hebben hier last van,

waardoor ze in de week na de aanpassingen oververmoeid kunnen raken. In 2007 hebben

wetenschappers aangetoond dat de zomertijd een langdurig en behoorlijk groot effect heeft op

de biologische klok van de mens.

Voorstanders beweren echter dat de zomertijd meer voor- dan nadelen heeft. Daarbij haalt men

vooral energiebesparing als voordeel aan, waarschijnlijk omdat dit in geld uit te drukken valt,

dit in tegenstelling tot sommige andere voordelen zoals lekker lange zomeravonden.

Tegenstanders trekken in twijfel of de lagere verlichtingskosten de hogere

airconditioningskosten wel compenseren.

Er gaan ook stemmen op om het hele jaar door de zomertijd te hanteren. Voordelen daarvan zijn

dat er geen moeizame overschakelingen meer zijn, en dat toch de voordelen van de lange

zomeravonden blijven. In de winter heeft ‘zomertijd’ het voordeel dat veel mensen vòòr het

duister thuiskomen, in plaats dat mensen in het donker van huis gaan en in het donker

thuiskomen waardoor het gevoel ontstaat dat de zon zich de hele dag niet heeft laten zien. Het

kleine beetje zonlicht bij thuiskomst zou al voldoende vitamine D kunnen leveren om een

‘winterdip’ te voorkomen. In februari en maart zijn de voordelen groter dan de nadelen omdat

de zon in die maanden reeds 1 tot 2 uur eerder opkomt dan in december en januari. Een

belangrijk nadeel is het feit dat het ’s ochtends dan zeer lang donker zou blijven (in ons land zou

het dan van medio december tot medio januari bijvoorbeeld tot-gemiddeld- 9:40 uur donker

blijven in plaats van tot 8:40 uur). Deze nadelen hebben een klein effect, omdat in die periode

de productiviteit al lager is vanwege de feestdagen.

Vraag: Je las net een tekst over de zomertijd. Als jij het voor het zeggen had, zou je dan de

huidige regeling winter- en zomertijd behouden? Wat zijn voor jou de voordelen van de

zomertijd?

Page 70: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

63

Bijlage 4: Extra informatie voor de deelnemers aan het einde van het onderzoek.

Bedankt voor je medewerking en tijd die je hebt gestoken in het invullen van deze vragenlijst

want zonder jouw deelname was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Aangezien ik weinig

informatie kon geven bij de start van het invullen van deze vragenlijst, gezien dit de resultaten

van het onderzoek zou kunnen beïnvloeden, geef ik je nu graag wat extra uitleg over de

doelstellingen ervan.

Bij eetstoornispatiënten zien we vaak een dubbele houding tegenover genezing terug komen.

Ergens willen ze wel genezen, maar langs de andere kant zijn er ook erg veel redenen die hen

tegenhouden om de daadwerkelijke stappen richting genezing te zetten. Misschien is dit ook

herkenbaar voor jou? Het is dan ook vaak moeilijk op voorhand in te schatten hoe het werkelijk

zal zijn wanneer je eetstoornisvrij bent. Vaak zien we dat patiënten met een eetstoornis eerder

kijken naar de negatieve aspecten van genezing (bijvoorbeeld het ‘verliezen’ van

(schijn)controle, aankomen in gewicht,…) in plaats van te kijken naar wat genezing voor hen

kan opleveren. Met dit onderzoek hebben we getracht jouw focus meer te richten naar de

positieve gevolgen van genezing, in de hoop een (kleine) verandering vast te stellen in jouw

algemene kijk naar genezing toe. Mocht het inderdaad mogelijk zijn jouw visie op genezing

door dit onderzoek een klein beetje te wijzigen, dan zou dit mogelijkheden kunnen bieden voor

verder onderzoek en zou dit praktische implicaties kunnen hebben voor bijvoorbeeld therapie.

Het kan zijn dat enkelen onder jullie op dit moment denken: “Hoe kan een tekst over ‘de

zomertijd’ maken dat mijn visie op genezing veranderd?” Niet. Om een goed wetenschappelijk

onderzoek te voeren is het noodzakelijk dat je twee groepen hebt: één om het eigenlijke

onderzoek bij te doen (manipulatie-conditie) en één als controlegroep. Wanneer je de tekst over

de zomertijd hebt gelezen dan zat jij in de controlegroep. Deze groep is echter even waardevol

voor onze studie dan de groep waarbij het eigenlijke onderzoek bij is gebeurd. We willen

namelijk dat de mensen in de manipulatiegroep meer positief keken naar genezing na het lezen

van de getuigenis vergeleken met diegenen die de tekst kregen over de zomertijd. Wanneer je

een getuigenis van een ex-eetstoornispatiënt hebt gelezen dan zat jij in de manipulatiegroep.

We willen jullie hierbij nogmaals bedanken voor de tijd en energie die jullie hebben gestoken in

het invullen van deze vragenlijst.

MVG,

Caroline Bastenie

Afsluitende vraag:

Als je zelf nog een opmerking hebt over het onderzoek of iets anders wil meegeven, kan je dit

hier doen.

Page 71: De ambivalente visie op genezing van een ... · ‘OSFED’, ‘Other Specified Feeding or Eating Disorder’, tracht te minimaliseren, zullen we in dit onderzoek deze groep toch

64

Bijlage 5: Emotie ten opzichte van de eetstoornis (vragenlijst)

1. Hoe voel je je op dit moment emotioneel tegenover genezen van je eetstoornis.

Heel negatief_________________________________________________Heel positief

0 100

2. Hoe bang ben je op dit moment om aan je genezing te werken?

Totaal niet___________________________________________________Heel erg

0 100

3. Hoe sterk wil jij op dit moment veranderen in de richting van genezing?

Totaal niet___________________________________________________Heel erg

0 100

4. Hoe sterk voel jij op dit moment angst om je eetstoornis lost te laten?

Totaal niet___________________________________________________Heel erg

0 100

5. Hoe gelukkig of ongelukkig voel je je nu? Duid aan op de lijn gaande van ongelukkig

naar heel gelukkig.

Heel ongelukkig______________________________________________Heel gelukkig

0 100

6. Hoe gelukkig of ongelukkig zou jij jezelf inschatten als je je eetstoornis overwon?

Heel ongelukkig______________________________________________Heel gelukkig

0 100

7. In welke mate ga je akkoord met volgende uitspraken:

a. “Mijn eetstoornis is mijn beste vriend en tegelijk ook mijn ergste vijand”

Helemaal niet akkoord__________________________________Helemaal akkoord

0 100

b. “Langs de ene kant wil ik wel genezen, maar langs de andere kant kan/wil ik mijn

eetstoornis ook niet loslaten.

Helemaal niet akkoord__________________________________Helemaal akkoord

0 100