Versie 2020 - Pilot versie: OP3 februari 2020

Blanca González, Mercedes Pardiñas en Laura Janousek Eindniveau: A2 (Europees Referentie Kader)

SPAANS VOOR BEGINNERS 4 HOGESCHOOL ROTTERDAM

1

Modulehouder Spaans 4: Mercedes Pardiñas

© Auteurs en Hogeschool Rotterdam. RBS, Rotterdam 2020

2

STRUCTURE OF THE READER The reader contains an introduction and 4 chapters. The Tareas are homework assignments that let you repeat the learning material, but also search for additional information. In addition to this reader, you can download and print out an attachment: - Libro de ayuda Practice book vocabulary and Grammar. The assignments in the reader and in the practice book have the same numbers with additional exercises on the subjects. This reader is offered in Dutch as well as in English and Spanish. From September 2017, the readers of the Elective Spanish are free to download. You can print them out via the repro and order them or by means of a Studiebijdehand. To do this, you pay the fare on the basis of your own wishes. More information on our website

SPANISH FOR BEGINNERS 4

• START LEVEL At the beginning of Spanish 4 (after following Spanish 1, 2 and 3) you can talk about your daily life, your preferences and future plans and give your opinion on topics of general interest. The course incorporates the past tenses (indefinido, imperfect and pluscuamperfecto) and the basic use of the subjunctive mode. The reading ability reaches level A2 and you can express yourself more efficiently. At the start of the Elective Spanish 4 course, we will assume that you have mastered all the themes that have been dealt with in Elective Spanish for Beginners 1, 2 and 3 (or equivalent level like Spanish havo 4)

• PURPOSE The lessons take the form of a working discussion lecture, in which there is a combination of explanation, discussion, exercises and short conversations. At the end of Elective Spanish 4 you can tell stories about your personal life, request information, talk about possibilities in the future and react spontaneously in everyday conversations. Understanding reading is offered in each lesson. There are many issues relating to culture. You talk about differences in Spanish dialects around the world, their accents and local expressions. This elective is given in Spanish. If students require an extra explanation they will be given in Dutch or English Based on this, the student learns to conduct a basic conversation in Spanish.

• PRESENCE AND EXAMS We expect an active participation from you during the lessons. It is therefore very important to attend the classes. You may miss a maximum of 1 lesson to take part in the exam. If you miss more than one lesson, you are excluded from further participation in Spanish for Beginners 3. We use the following rules in the lesson: • You come on time, you have the printed reader with you, and your homework is made. • No eating during the class. • The use of mobile, laptop or tablet is only allowed if the teacher gives you permission to do so.

All modules Spanish 4 are concluded with a written test and a presentation. The exams are taken during the last meeting and a maximum of 3 presentations are scheduled per lesson . When you take a sufficient note for the exam, 2 ECTS are automatically credited to the conduite state. With an insufficient result, a resit can be made at the end of the next educational period.

• WEBSITE You can find important information about the timetable, exams / examinations and additional exercises on the website of the Spanish optional course: https://keuzevakspaans.wordpress.com/

3

SPAANS VOOR BEGINNERS 4

• BEGINNIVEAU Aan het begin van Spaans 4 (na het volgen van Spaans 1, 2 en 3) kun je praten over je dagelijkse leven, je voorkeuren en toekomstplannen en je mening geven over onderwerpen van algemeen belang. De cursus omvat de verleden tijden (Indefinido, Imperfecto en Pluscuamperfecto) en het basisgebruik van de aanvoegende wijs. Het leesvvaardigheidsniveau bereikt A2 en je kunt jezelf efficiënter uitdrukken. Bij het begin van de cursus keuzevakken Spaans 4 gaan we ervan uit dat je alle thema's onder de knie hebt die zijn behandeld in keuzevakken Spaans voor beginners 1, 2 en 3 (of een equivalent niveau zoals Spaans havo 4)

• DOEL De lessen hebben de vorm van een werkdiscussie-lezing, waarin een combinatie van uitleg, discussie, oefeningen en korte gesprekken plaats vindt. Aan het einde van Elective Spanish 4 kun je verhalen vertellen over je persoonlijk leven, informatie aanvragen, praten over mogelijkheden in de toekomst en spontaan reageren in dagelijkse gesprekken. In elke les worden leesteksten aageboden. Er worden cultuur gerelateerde zaken besproken. Er wordt uitleg gegeven over de verschillen tussen Spaanse dialecten over de hele wereld, hun accenten en lokale uitdrukkingen. Dit keuzevak wordt in het Spaans gegeven. Als studenten een extra toelichting nodig hebben, worden deze in het Nederlands of Engels gegeven. Op basis hiervan leert de student een basisgesprek voeren in het Spaans.

• AANWEZIGHEID EN TOETSING We verwachten een actieve deelname van je tijdens de bijeenkomsten. Het is dan ook zeer belangrijk de lessen bij te wonen. Je mag maximaal 1 bijeenkomst missen om aan het tentamen deel te kunnen nemen. Wanneer je meer dan één les mist, ben je uitgesloten van verdere deelname aan Spaans voor Beginners 3. Wij hanteren in de les de volgende regels: • Je komt op tijd, je hebt de geprinte reader bij je, en het huiswerk is gemaakt. • Er wordt tijdens de les niet gegeten. • Het gebruik van mobiel, laptop of tablet mag alleen als de docent je daar toestemming voor geeft.

Alle modules Spaans worden afgesloten met een schriftelijke toets en een presentatie. De toetsen worden afgenomen tijdens de laatste bijeenkomst en er worden maximaal 3 presentaties ingepland per les. Wanneer je een voldoende haalt voor het tentamen, worden automatisch 2 ECTS bijgeschreven in de conduitestaat. Bij een onvoldoende resultaat kan aan het einde van het volgende kwartaal een hertentamen worden gemaakt.

• WEBSITE Op de website van het keuzevak Spaans vind je belangrijke informatie over het rooster, tentamens / hertentamens en extra oefeningen: https://keuzevakspaans.wordpress.com/

STRUCTUUR VAN DE READER De reader bevat een introductie en 4 hoofdstukken. De Tareas zijn huiswerkopdrachten waarmee je de leerstof herhaalt, maar ook zelf op zoek gaat naar extra informatie. Naast deze reader, kun je een bijlage downloaden en uitprinten: - Libro de ayuda Oefenboek, vocabulaire en grammatica. De opdrachten in de reader en in het oefenboek hebben dezelfde nummers met extra oefeningen over de onderwerpen. Deze reader wordt in het Nederlands maar ook in het Engels en Spaans aangeboden. Vanaf september 2017 zijn de readers van het Keuzevak Spaans gratis te downloaden. Je kunt ze via de repro laten uitprinten en inbinden of via Studiebijdehand bestellen. Hiervoor betaal je het tarief aan de hand van je eigen wensen. Meer informatie op onze website

4

ÍNDICE DE CONTENIDOS SPANISH FOR BEGINNERS 4 ................................................................................................................................ 2 • Start level ................................................................................................................................................. 2 • Purpose .................................................................................................................................................... 2 • Presence and exams .................................................................................................................................. 2 • Website .................................................................................................................................................... 2 SPAANS VOOR BEGINNERS 4 ............................................................................................................................... 3 • Beginniveau .............................................................................................................................................. 3 • Doel ......................................................................................................................................................... 3 • Aanwezigheid en toetsing ......................................................................................................................... 3 • Website .................................................................................................................................................... 3 Introducción ......................................................................................................................................................... 6 A. He encontrado unas llaves ......................................................................................................................... 6 B. Se impersonal ........................................................................................................................................... 7 C. Conoces a José Luis? / no, no lo conozco ..................................................................................................... 8 D. Tareas Introducción ................................................................................................................................... 9 Capítulo 1 ............................................................................................................................................................ 11 1A. ¿Qué haces y qué hacías antes? ................................................................................................................. 11 1B. Presente de rutina y pretérito Imperfecto .................................................................................................. 12 1C. Imperativo (tú) .........................................................................................................................................14 1D. Tareas Capítulo 1 ...................................................................................................................................... 15 Capítulo 2 ........................................................................................................................................................... 18 2A. Los hábitos y el carácter .......................................................................................................................... 18 2B. Pretérito Indefinido .................................................................................................................................. 20 2C. Practicar el Indefinido ............................................................................................................................... 21 2D. Tareas Capítulo 2 ...................................................................................................................................... 22 Capítulo 3 ............................................................................................................................................................ 25 3A. Super slogans .......................................................................................................................................... 25 3B. Esquema del Indefinido ........................................................................................................................... 26 3C. Escribir una historia ................................................................................................................................. 28 3D. Tareas Capítulo 3 ..................................................................................................................................... 29 Capítulo 4 ............................................................................................................................................................ 32 4A. ¿Qué tal las vacaciones en Bariloche? ........................................................................................................ 32 4B. Practicar el Imperativo.............................................................................................................................. 33 4C. El pasado del pasado: Pluscuamperfecto ................................................................................................... 34 4D. Tareas Capítulo 4 ..................................................................................................................................... 37 Esquema de presentaciones .................................................................................................................................39

EXAMEN DE PRÁCTICA

En el sitio web https://keuzevakspaans.wordpress.com/ puedes encontrar un examen digital (interactivo) para practicar. Hay varios ejercicios online y ejercicios para imprimir en PDF.

Op de website https://keuzevakspaans.WordPress.com/vindt u een digitaal (interactief) examen om te oefenen. Er zijn verschillende online oefeningen en PDF oefeningen om te printen.

On the website https://keuzevakspaans.wordpress.com/ you can find a digital (interactive) exam to practice. There are several online exercises and PDF excercises for printing.

5

6

INTRODUCCIÓN

A. HE ENCONTRADO UNAS LLAVES

A.1 Lee el diálogo y coméntalo con tu profesor y compañeros. Lees het gesprek en bespreek het met je docente en klasgenoten. / Read the dialogue and discuss it with your teacher and classmates.

La recepcionista le ha entregado unas llaves a Jimena, estudiante de enfermería. Jimena – Qué alivio… He buscado por toda mi casa, en el armario de mi hermana, en la cocina. Después en el trastero donde guardo la bicicleta. Nada. Después he llamado a varios amigos y en la clínica donde trabajo he pasado por todas las consultas preguntando y preguntando. Por fin he venido aquí, y bueno... finalmente. ○ Recepcionista - Oye, pues son un montón de llaves... yo solamente tengo la llave de mi casa, del garaje y de mi coche. Jimena - Uff, no... yo tengo estas llaves de mi bicicleta en Leiden, ésta es de la bici y ésta es del candado. Todos los días voy de la casa a la estación. Y luego, cuando llego a Róterdam uso otra bicicleta, que también tiene dos llaves. Mira: son las dos que tienen una marca de plástico rojo. ○ Recepcionista - Y ésta es seguramente la llave de tu casa, la larga. Jimena - No. Es la llave de la consulta. Soy asistente de un médico, bueno, no del todo porque estoy haciendo prácticas todavía. Pero por las mañanas abro la puerta para los pacientes y preparo los materiales, reviso la agenda y contesto el teléfono. Así que esta llave es de la consulta, y la otra pequeña es del escritorio. La llave más pequeña es del buzón, porque yo reviso el correo. ○ Recepcionista - Entonces esta otra es la llave de tu casa. Jimena - Pues sí y no. Es la llave de la casa de mi novio. Paso el finde con él porque vive en Utrecht. Esta grande es la llave de mi casa en Leiden, es una residencia de estudiantes, ¿sabes? Es una llave para la entrada principal, y otra para mi apartamento. ○ Recepcionista - Pues vaya drama si pierdes todas estas llaves. Guárdalas bien. Deberías hacer una copia de todas, yo diría. Jimena - Excelente idea, aunque me gastaré una fortuna. Son diez! A.2 Observa las llaves de tu compañero. Explica después de dónde es cada llave. Bestudieer de sleutels van je klasgenoot.

Vervolgens, leg hem/haar uit waar elke sleutel voor dient. / Get a good look at your classmate's keys. Then try to find out what is each key to. .

1. Esta llavecita es de (una bicicleta) ¿Tienes una bici?

2. Creo que esta otra llave es de (tu casa). ¿Vives en (un apartamento)?

3. Creo que esta llave es de… ¿Trabajas en… ?

4. ¿Esta es la llave de (un candado)? ¿Cómo es tu moto/bici/coche/ ?

5. ¿Tienes una llave especial? ¿Para qué es esa llave?

.

7

A.3 Presenta a tu compañero a partir de las respuestas de A.2./ Presenteer je klasgenoot aan de hand van de antwoorden van A.2. / Introduce your partner using the answers in A.2.

Compañeros, os presento a (NOMBRE), estudia (NOMBRE DE LA CARRERA). Esta llave es de… Él/ella… vive en…

A.4 Lee el diálogo y observa las estructuras de las frases. Lees het gesprek en let op de structuur van de zinnen. / Read the conversation and pay attention to the structure of the sentences.

◊ Hola Antonio, ¿qué marca de bicicletas me recomiendas? ○ En lo personal, pienso que las bicicletas Gazelle son buenas ¿Las conoces? ◊ Sí, claro que las conozco / No, no las conozco. ¿Y por qué las prefieres? ○ Porque son de muy buena calidad y se venden a muy buen precio.

A.5 Ahora, repite el diálogo con tu compañero. Usa tu propia información.

Herhaal het gesprek met je klasgenoot. Gebruik je eigen informatie. Repeat the dialogue with your classmate. Use your own information.

B. SE IMPERSONAL B.1 Escucha el diálogo e indica si las afirmaciones son correctas o falsas. Luister naar het gesprek en geef aan of de

beweringen juist of onjuist zijn./ Listen to the conversation and mark whether the following statements are correct or incorrect.

1. La festividad de la reina es una tradición antigua. 2. La parroquia de Santa María está en Xochimilco 3. La procesión se inicia por los mayordomos. 4. Los restaurantes preparan mole. 5. Los músicos están sentados en la plaza. 6. Los chinelos son danzantes en la fiesta. 7. Todo el pueblo enciende los fuegos artificiales.

B.2 Observa las frases con SE IMPERSONAL. Kijk naar de zinnen met de constructie MEN (onpersoonlijke zinnen) Look at the sentences with the construction SE (impersonal se)..

En Tepepan la fiesta SE celebra en noviembre. SE prepara mole para todo el pueblo. SE ofrecen flores a la virgen María.

B.3 Forma frases con SE IMPERSONAL como en el ejemplo: Las casas son pintadas > Se pintan las casas.

Maak zinnen met MEN (onpersoonlijk) zoals het voorbeeld: (= De huizen worden geverfd > MEN verft de huizen). / Make sentences with SE (impersonal se) as in the example: Houses are painted > We/one paints houses.

Las flores son colocadas en el altar.

Los fuegos artificiales son quemados por la noche.

La música es tocada con mucha emoción.

La virgen es adorada todo el día.

8

B.4 Escribe las preguntas que corresponden a las respuestas. / Schrijf de vragen die overeenkomen met de antwoorden. / Write the questions that correspond to the answers. Ejemplo: En Xochimilco se celebra la Asunción de la Virgen. Pregunta: ¿Dónde se celebra la Asunción de la Virgen?

1. Tú y yo vamos con las “chinelas” C. ¿___________ ____________ vamos?

2. La misa empieza a las doce. B. ¿___________ _____________ la misa?

3. Los estandartes son muy grandes. A. ¿_________ ____________ los estandartes?

4. Son los mayordomos Julián y Lucas. F. ¿___________ __________________?

5. Estamos en la plaza del pueblo. E. ¿___________ __________________?

C. CONOCES A JOSÉ LUIS? / NO, NO LO CONOZCO C.1 Observa los verbos irregulares en presente. Te explicamos un nuevo grupo: ZC / Kijk naar de onregelmatige werkwoorden

in tegenwoordige tijd, wij leggen we een nieuwe groep uit: ZC. / Look at the irregular verbs in the present tense. We introduce a new group: ZC.

Cambio de vocales Irregulares en YO

Pensar > IE poder > UE pedir > I salir > salGO conocer > conozco

producir > produzco especiales

SINGULAR

Yo pienso puedo pido salgo conozco yo soy, yo voy,

Tú piensas puedes pides sales conoces yo estoy, Él,ella,usted piensa puede pide sale conoce yo doy, yo sé

PLURAL Nosotros/-as pensamos podemos pedimos salimos conocemos Vosotros/-as pensáis podéis pedís salís conocéis Ellos, ellas ustedes piensan pueden piden salen conocen

C.2 Habla con tus compañeros: ¿a quién conoces? Praat met je klasgenoten: wie ken je? / Talk to your classmates: who do

you know? Ejemplo: ¿Conoces al presidente de Estados Unidos? / Sí lo CONOZCO, se llama Donald Trump.

El primer ministro de Francia > Sí / no LO conozco, se llama… La reina de Inglaterra El rey del Pop Las hijas del rey de Holanda Otras personas: ________________________________

________________________________

________________________________

9

D. TAREAS INTRODUCCIÓN D.1 Completa las frases con la palabra adecuada. Usa las palabras del recuadro sin repetirlas.

Vul de tekst in met de juiste woorden. Gebruik de woorden uit de kader zonder ze te herhalen./ Complete the text with the correct words. Use the words from the box without repeating them.

Piensa puedo pide soy salgo recomiendan conozco prefiero necesito

1. Mis padres me _____________________ trabajar menos horas por semana.

2. Pero en este momento yo no _____________________ terminar mi contrato laboral.

3. En la empresa donde trabajo, mi jefe me _____________________ seguir tres meses más.

4. Yo _____________________ un salario porque normalmente _____________________ con mis

amigos y gasto mucho dinero.

5. Creo que mi padre _____________________ que yo no _____________________ responsable

porque no me conoce bien.

6. Pero yo sí _____________________ mi manera de ser y _____________________ continuar

trabajando un poco más.

voy desaparezco doy estoy produzco continuar sé

7. En este momento yo _____________________ estudiando mi último año de la carrera de

tecnología digital y el próximo año _____________________ a trabajar en un proyecto muy

interesante.

8. Precisamente por este motivo yo _____________________ prioridad a mis estudios.

9. Soy una persona creativa y _____________________ nuevas aplicaciones en la empresa donde

trabajo.

10. Por eso yo _____________________ que sería lamentable si _____________________ . Voy a

_____________________

D.2 Completa el texto con el Presente Perfecto de los verbos. / Vul de tekst in met de juiste vorm van de Presente Perfecto./ Complete the text with the correct form of the Presente Perfecto (Present Perfect).

Informe de actividades Este año los integrantes del equipo y yo (realizar) _____________ ________________ las tareas

incluidas en el programa de actividades. (Nosotros-escribir) _____________ ________________ un

informe cada semana y (nosotros-publicar) _____________ ________________ un sitio web.

Cristina (hacer) _____________ ________________ una investigación de mercado y Julián (hablar)

_____________ ________________ con los representantes españoles.

10

Él también (viajar) _____________ ________________ a Madrid y (ver) _____________

________________ las instalaciones en la fábrica. Yo (encargarse) _____________ ________________

de llevar la agenda y (llamar) _____________ ________________ por teléfono a los proveedores.

Creemos que este año (ser) _____________ ________________ muy productivo y (pensar)

_____________ ________________ que podemos continuar un periodo más.

D.3 A partir de la descripción, indica la actividad en Presente Continuo. Observa el ejemplo. Aan de hand van de beschrijving, geef aan wat voor activiteit het is in de Presente Continuo. Kijk naar het voorbeeld. / Complete the sentences with the activity described using the Presente Continuo. Look at the example Ejemplo:

María está formando con su voz sonidos melodiosos y variados siguiendo una melodía musical.= María está cantando.

1. Mi perro está yendo rápidamente con pasos largos por la calle. Mi perro ______________

_______________________ por la calle.

2. El abuelo está descansando, con los ojos cerrados, en un estado inconsciente, casi no se mueve. El

abuelo ______________ _______________________.

3. Alfonso y Héctor están preparando un alimento para que quede listo para ser comido, lo están

poniendo a la acción del fuego en la cocina. Alfonso y Héctor ______________

_______________________ .

4. Mi hermanita está haciendo lo necesario para encontrar sus llaves, y por eso está abriendo los

armarios de toda la casa. Mi hermanita ______________ _______________________ sus llaves.

5. Los chicos están realizando una actividad con un balón con el fin de divertirse y marcar goles. Los

chicos ______________ _______________________ al ____________________________________.

D.4 Completa el texto con el Condicional de los verbos. Observa el ejemplo. Vul de tekst in met de juiste vorm van de werkwoorden in de Condicional. Kijk naar het voorbeeld. / Complete the text with the correct form of the verbs in Conditional tense. Look at the example.

Ejemplo: La chica no (comer-condicional) pan. / La chica no comería pan. Tradiciones en Holanda

1. En Navidad a veces se regalan aparatos. ¿Tú le (regalar) ___________________ un móvil a tu novio?

2. El 31 de diciembre se ven comediantes en la tele. Vosotros (ver) __________________ la tv ese día?

3. El fin de año se comen “oliebollen”. ¿Sabes qué (hacer) _________________________ el fin de año?

4. El día del rey se venden cosas viejas en la calle. ¿Nosotros ______________________ algunas cosas?

5. ¿Qué (poder) ____________________________ vender los chicos el día del rey?

6. En las fiestas de cumpleaños se come tarta. ¿Tú lo (celebrar) _____________________ así también?

11

CAPÍTULO 1

1A. ¿QUÉ HACES Y QUÉ HACÍAS ANTES? 1A.1 Escucha la conversación entre Diana y Aurora. Primero escucha SIN leer el texto. Repite la audición y corrige la

información incorrecta. Luister naar het gesprek tussen Diana en Aurora. Luister een keer ZONDER de tekst te lezen. Luister opnieuw en corrigeer de onjuiste informatie. / Listen to the conversation between Diana and Aurora. First listen WITHOUT

reading the text. Listen again and correct the incorrect information.

1A.2 Corrige la información del texto. / Verbeter de informatie uit de tekst. / Correct the wrong information in the text.

Diana Conozco a alguien que siempre cena cuatro huevos con tocino. Bebe dieciséis tazas de café en el desayuno y come ocho rebanadas de pan. Nunca come verdura y no hace ejercicio, pesa más de cien kilos. ¿Qué te parece?

Aurora Pues no me parece muy saludable, yo creo que conviene comer frutas y verduras. Además el ejercicio es importante.

Diana Aunque no es bueno comparar con el ejercicio. Todos los días mi cuñado corre 8 kilómetros por la mañana. Se levanta a las cinco para correr y después del trabajo, a las cinco de la tarde, va a hacer fitness. El fin de semana juega al tenis cuatro horas. Y no es un deportista profesional. Es simplemente un director de banco.

Aurora Vaya, pues tu cuñado se pasa tres kilómetros… ¿Por qué hace tanto deporte? Tú, ¿qué crees?

Diana Pues yo creo que quiere estar guapetón. Él es joven, atractivo y muy coqueto, ¿sabes? Y bueno, mi hermana no se queda atrás. Siempre con ropa de marca, a la última moda. Fíjate que se compra más de cincuenta euros en ropa por semana. Tiene tres armarios llenos y aunque no lo creas, tiene más de ochenta pares de zapatos.

Aurora No mientas, tú estás exagerando. Diana No te miento, yo la veo muy bien, es mi hermana. Mira las fotos… Esta habitación es

solo para su ropa, aquí están los armarios, pero todo el dormitorio es un armario. Aurora Eso se llama “vestidor” es un armario en el que puedes caminar y guardar la ropa. Es

precioso. Diana Y mira, mi cuñado tiene un gimnasio en otro dormitorio de la casa. Ésta es una

minibicicleta Mini Bike para el entrenamiento de brazos y piernas, es una minibicicleta estática. Aquí hay una máquina de step Swing Stepper con cintas de entrenamiento, es un aparato de entrenamiento Stepper. Y este disco es un Twist para ejercitar la cultura y hacer ejercicios aeróbicos de fitness

Aurora Pff… conoces todos los aparatos, ¿Cómo es posible? Diana Tal vez no lo sabías, pero soy artista… Aurora Ah… ya me queda claro…

12

1A.3 Observa las siguientes frases de 1A.2. Los verbos están en presente y se refieren a un hábito o repetición. Kijk naar de volgende zinnen uit 1A.2. De werkwooeden staan in de Presente en ze wijzen een gewoonte of herhaling aan. / Look at the following sentences from 1A.2. The verbs are in the Presente and these forms are used to talk about habits or repetition.

1. Alguien bebe seis tazas de café en el desayuno. 2. Todos los fines de semana mi cuñado corre 8 kilómetros. 3. El fin de semana juega al tenis cuatro horas. 4. Ella compra más de cincuenta euros en ropa cada semana. 5. Él come ocho rebanadas de pan

1A.4 Ahora, pregunta a tu compañero qué hábitos tiene. Escribe aquí 3 hábitos de tu compañero. Vraag nu aan je klasgenoot wat hij/zij voor gewoonten heeft. Schrijf 3 van zijn/haar gewoonten hier op. / Now, ask your classmate which habits he/she has. Write down here 3 habits of your classmate.

• A ver, Sophie, ¿qué hábitos tienes?

♦ Pues, normalmente me levanto a las siete, me ducho y desayuno poco. ¿Y tú?

¿Qué hábitos tiene ___________________________?

1B. PRESENTE DE RUTINA Y PRETÉRITO IMPERFECTO

1B.1 Presente de rutina/repetición y Pretérito Imperfecto. Tegenwoordige tijd (gewoonte/herhaling) en Onvoltooid Verleden Tijd. / Present tense of Routine/Repetition and Imperfect Past tense.

- El presente de rutina indica una actividad que se realiza en un periodo presente. Es una actividad que se repite como hábito.

Pasado de rutina. Pretérito Imperfecto - El llamado “IMPERFECTO” puede expresar una actividad de rutina en el pasado. Observa:

o Mi cuñado se levanta a las seis para correr. o Antes mi cuñado se levantaba a las seis para correr.

IMPERFECTO FORMAS REGULARES FORMAS IRREGULARES

PERSONAS SINGULAR SER VER IR

yo comía tú comías él/ella/usted

hablaba hablabas hablaba

comía comías comía

vivía vivías vivía

era eras era

veía veías veía

iba ibas iba

PLURAL

nosotros/-as vosotros/-as ellos/-as ustedes

hablábamos hablabais hablaban

comíamos comíais comían

vivíamos vivíais vivían

éramos erais eran

veíamos veíais veían

íbamos ibais iban

13

1B.2 Lee el texto sobre Talía y Diana. Pronuncia las frases claramente. Lees de tekst over Talía en Diana. Spreek de zinnen duidelijk uit./ Read the text about Talía and Diana. Pronounce the sentences clearly.

A Talía siempre le ha gustado trabajar en su propia empresa. Ella es la administradora y pasa más de ocho horas diarias controlando las facturas de los proveedores o atendiendo a los clientes. Pero su vida no siempre ha sido así. Cuando su hija Diana era pequeña, solía estar en casa para cuidarla. Talía solamente tiene una hija y es feliz con su esposo Rogelio. Viven en la ciudad de Celaya, donde hay de todo y el clima es muy agradable, aunque un poco seco. Desde hace cinco años tienen un perro en casa, pero antes no tenían mascotas. Frecuentemente iban los fines de semana a visitar a su hermano y los primos en la capital. Tenían la costumbre de comer algo en un pequeño restaurante en la carretera y se quedaban a dormir en casa de la tía Ofelia. Los sábados por la noche les gustaba ir al cine y comer un helado antes de volver. Tomaban fotos y videos para compartirlos con la familia. Actualmente Diana va al instituto y Talía trabaja de tiempo completo. Completa las frases con expresiones referidas a tu vida

Verbo Hábitos actuales Hábitos en el pasado

IR Ahora voy a la universidad en bicicleta, pero antes iba al colegio a pie.

COMER

HACER

ESTUDIAR

COMPRAR

1B.3 Observa la explicación sobre la forma reflexiva o no reflexiva de los verbos en Imperfecto.

Kijk naar het uitleg over de wederkerende en niet wederkerende vorm van de werkwoorden in Imperfecto. / Take a look at the explanation about the reflexive / not reflexive verbs in the Imperfecto.

ACOSTARSE > me acuesto /// me acostaba 1B.4 Completa con las palabras que faltan y usando el Imperfecto. / Maak de tekst compleet met de ontbrekende woorden en

gebruik de Imperfecto. / Complete the text with the missing words and use the Imperfecto.

La vida laboral antes de jubilarse

Antes Enrique (despertarse) (1) _______________________ a las siete, (ducharse) (2) ____________________ ,

(vestirse) (3) _______________________ y (afeitarse) (4) _______________________ tranquilamente. Después

(irse) (5) ___________________ a un bar y (reunirse) (6) _______________________ con sus amigos para

desayunar. Normalmente (prepararse) (7) _______________________ para el trabajo y se iban a la oficina. Por

la tarde Enrique (regresar) (8) _______________________ a su apartamento. Antes de dormir (lavarse) (9)

____________________ los dientes y (acostarse) (10) _______________________ a tiempo. Ahora está jubilado.

14

1C. IMPERATIVO (TÚ)

1C.1 Observa la foto. Aquí hay ideas para los nuevos estudiantes después del bachillerato. Escribe una frase por cada palabra para decir qué es conveniente hacer cuando los estudiantes entran en la universidad. Observa el ejemplo. / Kijk naar de foto. Hier heb je een aantal ideën voor nieuwe studenten na de middelbare school. Schrijf een zin per elk woord om aan te geven wat verstandig is om te doen als studenten op de universiteit komen. Kijk naar het voorbeeld./ Look at

the picture. Here are some ideas for new students after high school. Write one sentence per each word to indicate what is advisable to do when students start university. Look at the example.

Ejemplo: Es importante ____estudiar bien para los exámenes _____

1. Chicos, es conveniente ___________________________________________________________________

2. Además es fundamental __________________________________________________________________

3. Es aconsejable ___________________________ y también ___________________________________

porque ________________________________________________.

1C.2 Observa la explicación sobre el Imperativo en la persona TÚ. En otros capítulos explicaremos las formas para vosotros, usted y ustedes. Kijk naar het uitleg over de Imperativo in de jij vorm. In andere hoofdstukken zullen we de vormen voor jullie en de u vorm. / Look at the explanation about the Imperative (Imperativo) in the TÚ form. In other chapters we will explain the vosotros form and the usted and ustedes forms.

HABLAR > habla

COMER > come

VIVIR > vive

Imperativo TÚ = la forma de él/ella/usted Cuando el verbo es irregular en presente, también es irregular el imperativo: PENSAR > piensa

1C.3 Cambia las expresiones de 1C.1 al Imperativo de TÚ. Observa el ejemplo. Verander de uitdrukkingen van 1C.1 naar de Imperativo (jij). Kijk naar het voorbeeld./ Change the expressions in 1C.1 to the Imperative in Tú form. Look at the example. Ejemplo: Es importante estudiar bien > Estudia bien.

(pensar en) _____________________________________ (preparar) _________________________________ (contar) ________________________________________ (descansar) ________________________________

15

1D. TAREAS CAPÍTULO 1 1D.1 Lee el texto en voz alta./ Lees de tekst hardop uit./ Read the text.

Las grandes diferencias

Hay muchos cambios sociales hoy en día, eso ya lo sabemos. Y está claro que la diferencia entre las generaciones de los abuelos y los nietos es enorme. ¿Cuántas veces oímos a un padre decir que no entiende a sus hijos? “Ya no sé si tengo un hijo o un marciano“ dice Tomás Hernández, padre de un chico de 14 años.

Mi abuelo nos cuenta que cuando él era pequeño solamente unos cuantos niños iban a la escuela. No había televisión y escuchaba música en cintas de casete. “Tenía que ahorrar dinero para poder comprar vinilos que tenían dos o máximo cuatro canciones. Y cuando tenía más dinero, compraba discos con hasta dieciséis canciones, ocho de cada lado. Ahora con los teléfonos inteligentes tienes millones de canciones en un momento, eso es una pasada”.

Otra gran diferencia era la televisión, porque él nos cuenta que solo había dos canales de tele y que podía ver la programación infantil dos o tres horas al día. Se acuerda de algunas series americanas en blanco y negro, de Míster Ed, un caballo que hablaba. También veía a los ratones Tom y Jerry, esos dibujos animados le encantaban. Casi no había programas con violencia y en la tele no se decían “tacos” o malas palabras.

La televisión no tenía mando a distancia y los chicos tenían que esperar una pausa publicitaria para ir al baño, no podías poner en pausa el programa.

Probablemente a diferencia más importante es que no había teléfonos móviles. En casa del abuelo había un solo teléfono que estaba en el salón, era para toda la familia. Nos cuenta que su madre gritaba desde la cocina: “Aliciaaaa, tengo que llamar por teléfono, esto no puede ser, ya estás hablando más de una hora con tu novio”. Así que la chica iba a casa de una amiga para volver a llamar a su novio y continuar la charla. Mi abuelo no olvida el día que su jefe en la oficina estaba hablando por Skype. No lo podía creer: “era como un programa de ciencia ficción”, dice fascinado.

Y si le preguntas al abuelo ¿qué te gusta más ahora? Probablemente te dirá: el GPS. Porque cuando la abuela no puede encontrar la dirección de casa, el abuelo sale a la calle a buscarla y sabe dónde está. Y además, dice mi abuelo, lo más increíble es que tantas cosas son gratis. “Yo tenía que alquilar videos, sacaba libros de la biblioteca, pagaba discos de vinilo, grababa casetes, pagaba clases particulares de inglés. Ahora todo lo encuentro en Internet sin pagar un céntimo. Pero lo mejor de todo, dice, es que puedo hablar y ver online a mis nietos casi todos los días.

1D.2 Compara la vida del abuelo antes y ahora. Completa las frases con el Presente de los verbos. Vergelijk het leven van opa vroeger en nu. Maak de zinnen compleet met de werkwoorden in de Presente (tegenwoordige tijd) / Compare Grandpa's life then and now. Complete the sentences with the right form of the verbs in the Present tense.

1. El abuelo compraba casetes, pero ahora él (preferir) _________________ la música en el móvil.

2. Toda la familia veía la tele en el salón, ahora (divertirse, todos) _______________________ con Internet.

3. La hermana del abuelo pedía permiso para usar el teléfono, ahora ella ya no (pedir) __________ permiso.

4. El GPS es maravilloso. Antes la abuela se perdía, pero ahora ella ya no (perderse) ______________________.

5. Mi abuelo no se levantaba para ir al baño. Ahora (levantarse) __________________________ cuando quiere.

16

1D.3 Escribe la forma correcta del verbo marcado en Imperfecto. Vul de juiste vorm van de gemarkeerde werkwoorden Imperfecto (onvoltooid verleden tijd) in. / Fill in the blanks with correct form of the marked verbs in Imperfecto (Imperfect tense). Ejemplo: Juan habla inglés. > Juan hablaba inglés.

1. José Luis bebe vino blanco pero antes él _________________ cerveza.

2. ¿Quién celebra el día de San Nicolás ahora? Antes todos _______________________ esta fiesta.

3. Yo ahora me acuesto a las once, pero cuando era niño ______________________ a las ocho y media.

4. ¿Y tú, duermes ahora ocho horas cada noche? Porque antes tú ____________________________ poco.

5. Oye, ¿pedimos una paella? Antes _________________________ siempre una Paella Especial, ¿recuerdas?

6. ¿A qué hora cierran los bancos en Holanda? Hace treinta años ___________________ a las cinco.

7. Mamá, ¿Tú sabes dónde se sienta el abuelo? Antes él ________________________________ en el sofá.

8. Mi padre dice tacos cuando cenamos en familia, pero cuando yo era niño, él nunca _____________ tacos.

1D.4 Observa las combinaciones de Imperativo y los pronombres de complemento directo / complemento indirecto. Kijk naar de combinaties van gebiedende wijs (Imperativo) en het lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp. / Notice the combinations of the Imperative and the direct object / indirect object pronouns.

verbo + persona + complementos Imperativo de TÚ pronombre (al final) TIP: no olvidar el acento Preparar (tú) ( a ella) + una tarta Prepara- le una tarta. = Prepárale una tarta.

¿Qué le compramos a Luisa?

- ¿Sabes qué color le gusta a Luisa? A ella le quedan bien los colores del otoño: rojo, marrón, amarillo, verde... - Bueno, pues podemos llevarle estos guantes rojos y esa bufanda marrón. ¿Qué te parece si le compramos un libro? - ¿Qué tipo de libros le interesan? Luisa es una romántica, aunque le da vergüenza reconocerlo. - Muy bien, vamos entonces a la sección de libros.

1D.5 Cambia los complementos directos para combinarlos con los pronombres correspondientes. Observa el ejemplo. Vevang de lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp door de bijbehorende persoonlijke voornaamwoorden. / Change the direct / indirect object to replace it with its corresponding pronoun. Look at the

example. Imperativo (TÚ) con pronombres

1. Comprar a Luisa un libro. Cómprale un libro

2. Regalar a las chicas unos anillos.

3. Reservar unas mesas para mañana.

4. Reconocer el problema ahora.

5. Gastar los euros en las vacaciones

17

1D.6 Lee los textos y piensa un poco sobre los mensajes. Lees de tekst en denk een beetje over de boodschappen. / Read the tekst. / Read the texts and think for a moment about the messages. Ideas para ser mejor

1D.7 Seguramente tú tienes ideas para ser mejor. Completa los textos de 1D.6 en los recuadros vacíos. Usa en cada frase el Imperativo del verbo en la forma de ¨tú¨. Je hebt waarschijnlijk je eigen gedachten om beter te worden. Voeg je eigen teksten aan 1D.6 in de lege blokjes. Gerbruik in elke zin de juiste vorm van de Imperativo (gebiedende wijs) in de jij vorm. / You probably have your own thoughts of improving. Add your own message to the text 1D.6 in the empty

blocks. Use in every sentence the correct form of the Imperativo (imperative) in you form. 1D.8 Aquí hay más ideas para ser mejor. Escoge un verbo en Imperativo de la tabla para completar cada frase . Je hebt hier

nog meer gedachten om beter te worden. Kies een werkwoord in de Imperativo (gebiedende wijs) uit de tabel om elke zin compleet te maken. / Here are some more ideas to become a better person. Choose a verb from the table to complete each sentence in the Imperative.

Aprender Meditar Usar Abandonar Arreglar Descansar Abrir

1 ………………………..… mucho durmiendo mínimo ocho horas por la noche.

2 ………………………..… algo nuevo y practícalo.

3 ………………………..… los malos hábitos.

4 ………………………..… cinco minutos en silencio por la mañana.

5 ………………………..… la ropa que te hace feliz.

6 ………………………..… tu cama antes de salir de casa.

7 ………………………..… las ventanas.

18

CAPÍTULO 2

2A. LOS HÁBITOS Y EL CARÁCTER 2A.1 En estos textos puedes leer algo sobre los hábitos que tienen algunas personas famosas. Comenta las ideas con tu

compañero. ¿Qué opinas? / In deze teksten kun je iets lezen over de gewoonten van een aantal beroemde personen. Bespreek deze gedachten met je klasgenoot. Wat vind je ervan? / In these texts you can read something about habits of some famous people’s habits. Discuss these thoughts with your classmate. What do you think about it?

5. Julianne Hough: Expresar gratitud Julianne Hough prefiere comenzar su día con una nota positiva al realizar su propio ritual matutino de gratitud. Inmediatamente después de levantarse a las 6:30 AM, se sienta en su cama y piensa en 5 cosas por las que está agradecida, pueden ser cosas que ya han sucedido o que va a hacer durante su día. Julianne también establece algunos pequeños objetivos espirituales para las siguientes 24 horas. Esto puede ser algo así como hacer sonreír a 10 personas a lo largo del día, por ejemplo. Solo después de esto se levanta de la cama, se lava los dientes y continúa con sus otras rutinas matutinas.

4. David Karp: No revisar el correo electrónico El fundador y CEO de Tumblr, David Karp, está seguro de que leer los correos electrónicos por la mañana en casa nunca es algo productivo o que genera emociones buenas. En cambio, guarda toda la lectura de tu correo electrónico para cuando llegues al trabajo alrededor de las 9:30 o 10:00 am. Si hay algo urgente de lo que debes estar informado, si es demasiado urgente, las personas podrán llamarte o enviarte un mensaje de texto. David también ha instalado filtros en su correo electrónico para recibir mensajes en su bandeja de entrada solo del personal que trabaja en su compañía y de su novia; el resto de sus correos electrónicos van a la carpeta “sin clasificar”. Cuando llega a su oficina, revisa la carpeta de su bandeja de entrada y responde a todos los mensajes. Después de eso, abre la carpeta “sin clasificar” y comprueba si hay algo importante allí. 3. Kate Hudson: Darle un baño de hielo a tu rostro Kate Hudson generalmente se despierta con la ayuda de un baño de hielo cada mañana. Para hacer un baño de hielo facial, Kate usa un recipiente lleno de hielo y un poco de agua. Ella mete la cara y trata de quedarse allí lo más tiempo posible. Este baño de congelación la despierta muy rápido y también suaviza su piel facial. 2. Mark Zuckerberg: Eliminar opciones Por supuesto, tener muchas opciones puede parecer increíble e incluso lujoso para algunos de nosotros. Pero cuando tienes prisa por la mañana, perder esos preciosos minutos en decidir qué ponerse o comer puede convertir tu día en un completo desastre. Es por eso que muchas personas ricas y exitosas han elegido voluntariamente eliminar sus decisiones a lo largo del día. Uno de los mejores ejemplos de esto es Mark Zuckerberg, quien admite que tiene aproximadamente 20 camisetas grises idénticas en su armario. Esta falta de elección le ayuda a evitar el cansancio de la decisión y enfoca su atención en los negocios. 1. Steve Jobs: Recordar tus sueños En su discurso ante un grupo completo de estudiantes que estaba en su día de graduación en Stanford, Jobs ha dicho que cada mañana se miraba en el espejo y se hacía la misma pregunta: “Si hoy fuera el último día de mi vida, ¿querría hacer lo que estoy haciendo hoy?”. Si su respuesta era “no” durante mucho tiempo, estaba seguro de que necesitaba cambiar algo en su vida. Este tipo de reevaluación de su trabajo y sus deseos todos los días le ha ayudado a perseguir sus sueños sin olvidarse de su verdadero yo. Fuente: Genial.guru

19

2A.2 Habla con tu compañero sobre los siguientes temas. Praat met je klasgenoot over de volgende onderwerpen./ Talk with your classmate about the following topics.

- Expresar gratitud Acerca de los hábitos de las personas famosas (2A.1) 1. ¿Hay algún hábito que te gustaría tener? ¿Por qué? 2. ¿Hay algún hábito de los famosos que no te

gustaría? ¿Por qué? 3. ¿Qué hábitos tienes tú por las mañanas?

- El correo electrónico - Darle un baño de hielo a tu rostro - Eliminar opciones - Recordar tus sueños

2A.3 Escribe un mensaje a tu mejor amigo sobre los hábitos y el carácter.

Schrijf een bericht naar je beste vriend / vriendin over gewoonten en het karakter. / Write a message to your best friend about habits and character.

Begroet je vriend/vriendin. // Greet your friend.

Vertel dat je een blog hebt gelezen over gewoonten. Geef je mening over deze teksten in het algemeen. / Tell him/her you've read a blog about habits. Give your opinion about these texts in general.

Moedig je vriend/vriendin aan om de blog te lezen en erover na te denken (gebiedende wijs). De blog bevindt zich op https://genial.guru/ . / Encourage your friend to read the blog and think about it (imperative). The blog is at https://genial.guru/ Benoem een paar van je gewoonten als kind (Imperfecto) en geef +je mening hierover. / Name some of your habits as a child (Imperfecto) and give your opinion. Vetel dat je tegenwoordig andere gewoonten hebt. Geef een voorbeeld. / Say you have different habits nowadays. Give an example. Benoem een gewoonte dat jij In de toekomst wil hebben (gebruik de Futuro: “ik zal…”) / Name a habit you want to have in the future (use the Futuro: "I will...").

Vertel wat Kade Hudson elke ochtend doet. Geef aan of jij dat ook zou doen (gebruik de Condicional: “ik zou…”) / Tell him/her what Kade Hudson does every morning. Say if you also would do that (use the Condicional: "I would...") Geef je mening hierover. / Give your opinion.

Vraag of je vriend/-in een keer een kopje koffie/thee wil drinken in Madrid? / Ask if your friend would like to have a cup of coffee/tea in Madrid?

Neem afscheid van je vriend/vriendin (groeten aan de familie) // Say goodbye to your friend (greetings to the family).

20

2A.4 Escucha la conversación. Luister naar het gesprek. Listen to the conversation.

En el autobús. ¿Por qué no has pagado? 2A.5 Contesta las preguntas: ¿es verdad o es falso? / Beantwoord de vragen: is het juist of onjuist? / Answer the questions: Is true or false?

Verdad Falso

1. María dice al conductor que Ana sí ha pagado.

2. Ana ha pagado con un billete de 10 euros.

3. Ana gana suficiente dinero porque trabaja actualmente.

4. La madre de Ana y Sofía pagaba los billetes de las hijas.

5. Sofía ha cogido las llaves antes de salir de casa.

2B. PRETÉRITO INDEFINIDO 2B.1 Observa la explicación sobre los diferentes tiempos verbales. Neem de uitleg over de verschillende tijden van werkwoorden in acht. / Look at the explanation of each different tenses.

En el año 2000 Hace unos minutos Actualmente

IMPERFECTO PRESENTE PERFECTO PRESENTE DE HÁBITO PRESENTE

Antes no pagabas has pagado siempre pago con mi tarjeta yo pago ahora

pasado de hábito o repetición

pasado reciente en una circunstancia determinada

presente de hábito o repetición presente en una circunstancia determinada

Imagina que la situación del autobús ya no es actual. Es una situación de 2004.Observa el cambio.

En el año 2000 En 2004 Actualmente

IMPERFECTO INDEFINIDO PRESENTE DE HÁBITO PRESENTE

Antes no pagabas pagaste siempre pago con mi tarjeta yo pago ahora

pasado de hábito o repetición

pasado en una circunstancia determinada

presente de hábito o repetición presente en una circunstancia determinada

2B.2 Marca en las frases si el pasado es de repetición o de circunstancia. Comenta tus respuestas con tu compañero.

Geef bij de zinnen aan of de verleden tijd een herhaling of een situatie aangeeft. Bespreek je antwoorden./ Mark in the sentences whether the past tense indicates a repetition or a situation. Discuss your answers with your classmate.

♦ La madre de Ana y Sofía siempre pagaba los billetes de autobús. repetición circunstancia

• Pues sí… pero un día la madre no pagó los billetes y subió al autobús con ellas.

♦ ¿Y entonces qué pasó? ¿El conductor las sancionó?

• No, el conductor conocía a la señora porque siempre iba en autobús.

21

2B.3 Observa cómo funciona el INDEFINIDO en español. Kijk hoe de INDEFINIDO gebruikt wordt in het Spaans. / See how the

INDEFINIDO (simple past) works in Spanish.

“En un momento dado…” Johan Cruijf es famoso por su expresión “en un momento dado”. Hay momentos que cambian la vida.

Observa las expresiones. Hábito/situación continua en el pasado

razón de cambio Hábito/situación continua en el presente

Javier vivía en una casa. pero compró un apartamento y ahora vive en un edificio

Hábito/situación continua

en el pasado acontecimiento de cambio

Hábito/situación continua en el presente

Tiempo verbal: Imperfecto

Tiempo verbal: indefinido Tiempo verbal: Presente

2C.PRACTICAR EL INDEFINIDO

2C.1 De una manera lógica completa las frases de la columna derecha con los verbos de la tabla. / Op een logische wijze, maak de zinnen van de rechter kolom compleet. / Using the logic, complete the sentences in the right column with the verbs from the table.

cambió nació se enamoró compró salió se casó desapareció murió se jubiló adelgazó le gustó

Ejemplo: Mi padre trabajaba en el puerto pero ahora está en casa porque se jubiló

1 La señora que tomaba café conmigo ya no viene a visitarme porque __________ hace un año.

2 Selena dormía ocho horas pero ahora casi no duerme porque __________ su bebé.

3 Siempre tenía mis medicinas aquí, y ahora no encuentro la cajita. no sé por qué __________

4 ¿Recuerdas a Pepe? Siempre estaba

drogado…

Ahora es muy deportista, ____________ por influencia

de su novia.

5 Nadie comía tanto como Julián, pero ahora está a dieta y __________ diez kilos.

6 Gustavo iba cada viernes al bar, pero ahora ya no va porque __________ de Ana.

7 Cristina no quería casarse, pero ahora me dicen que ella __________ con Rob.

8 Todas las tardes Tobías tomaba vino, y si lo ves ahora, toma cerveza porque __________ el sabor.

9 Tony siempre iba en un coche viejo pero ahora va en un Ferrari. Su padre le __________ el coche.

10 Antonio estaba en la cárcel y afortunadamente ya está en casa. ___________ el mes pasado.

22

2D. TAREAS CAPÍTULO 2

Observa: el tiempo indefinido en la persona él, ella y usted termina frecuentemente en ó (con acento)

Hablar > habló // comer > comió // vivir > vivió

2D.1 Completa las frases con el indefinido del verbo. / Maak de zinnen compleet met werkwoorden in de Indefinido./ Complete

the sentences with verbs in the right form of the Indefinido (Simple Past tense). Ejemplo: Daniel sale a las seis. Daniel _salió_ a las seis...

1. El estudiante escribe un informe. El estudiante _______________________ un informe.

2. Rebeca regresa a casa a las ocho. Rebeca __________________________ a casa a las ocho.

3. Mi madre mira las series de Netflix. Mi madre ___________________ las series de Neflix.

4. Papá no bebe mucho. Papá no ____________________________ mucho.

5. ¿Por qué grita la niña? ¿Por qué ___________________________ la niña?

2D.2 Ordena las frases en una forma cronológica ¿Qué sucedió antes y qué sucedió después? Comenta con tu compañero. / Zet de zinnen in chronologische volgorde. Wat is er eerst gebeurd en wat daarna? / Arrange the sentences in a chronological order. What happened before and what happened after? Discuss it with your classmate.

Se enamoró de un chico holandés Vivió veinte años en Brasil. Estudió la carrera de Ciencias Políticas en la Universidad. Durante su matrimonio nació su hijo Gonzalo. Hacía mucho calor, eso no le gustaba. 1 Nació en Veracruz y estudió en una escuela básica cerca de su casa. Se casó con el amor de su vida. Se divorció hace cuatro años.

2D.3 Escucha la entrevista con Amanda Carrillo y corrige eventualmente el orden de las frases.

Luister naar het interview met Amanda Carrillo en verbeter desnoods de volgorde van de zinnen. / Listen to the interview with Amanda Carrillo and correct the order of the sentences if necessary.

2D.4 Ahora completa la biografía de Frida Khalo. Usa el indefinido del verbo. Maak un de biografie van Frida Khalo af.Gebruik de werkwoorden in de Indefinido. Now complete the biography of Frida Kahlo. Use the verbs in the Indefinido.

1. Frida Kahlo (nacer) _______________________ en Coyocán, México en 1907.

2. En septiembre de 1925 le (suceder) __________________________ un terrible

accidente.

3. En 1929 Frida (casarse) _________________________ con el pintor Diego Rivera.

4. La artista (pintar) ____________________________ alrededor de 145 cuadros.

5. Frida (fallecer) _______________________ en 1954, probablemente por un suicidio.

23

2D.5 Marca en las columnas de la derecha el verbo que corresponde a la idea de la frase: hábito o acontecimiento puntual o de cambio. Markeer bij de twee rechter kolomen het werkwoord die beter past met het idee van de zin: gewoonte of bepaalde gebeurtenis. / Mark in the right column the verb that corresponds to the idea of the sentence: habit or certain event.

2D.6 Ejercicios de repaso (Spaans 1 , 2 y 3). Combina las columnas de una manera lógica. / Herhalings oefeningen (Spaans 1,2 en 3). / Combineer de kolommen op een logische manier. / Review exercises (Spanish 1, 2 and 3). Match the columns in a logical way.

1

¿Dónde nació Enrique?

A

Iba mucha gente todos los días...

2 ¿Quién jugaba en la selección de Argentina? B Porque creo que abusas de algo… 3 ¿Quiénes corrían en el maratón? C Es que él es guapetón… 4 ¿Cuál es tu apellido? D Se llamaban Bush y Obama 5 ¿Cuáles son los candidatos? E Son los señores del partido socialista. 6 7

¿Cuánto costaba la gasolina? ¿Cuándo será el congreso?

F G

Quiero decir que es formidable. Mis hermanos Óscar y Ramón.

8 ¿Cuántos estudiantes había en clase? H Había treinta, más o menos . 9 ¿Cuánta gente iba al Museo Nacional? I Tengo 700 pero he hecho más. 10 ¿Cuántas fotos has hecho? J Diego Armando Maradona. 11 12 13 14 15

¿Cómo se llamaban los presidentes? ¿Qué dices?

¿Por qué dices: te has pasado dos pueblos? ¿Qué significa: eso es una pasada?

¿Por qué dices que Juan está como un tren?

K L M N O

Es Jansen En la ciudad de Madrid. Digo “buenas tardes”. Mañana y el jueves por la tarde Costaba menos de un euro por litro.

24

2D.7 Completa la historia del tío Miguel con la forma adecuada de los verbos en Imperfecto. Maak het verhaal af met de juiste

vorm van de werkwoorden in de Imperfecto (gewoonte in het verleden). / Complete Uncle Miguel's story with the proper form of the verbs in Imperfect..

Cuando yo (ser) _______________________ pequeño, yo siempre (ir) _______________________ a la feria con

mi tío Miguel. Mi tío (tener) _______________________ muchos amigos y ellos me (poner)

__________________ delante de la fila. Mi tío y yo (entrar) _______________________ a las atracciones y

(divertirse) _______________________ mucho. Yo siempre (querer) _______________________ subir a las

atracciones más peligrosas, pero mi tío me (decir) _______________________ que no (ser) __________________

conveniente. Yo (pedir) _______________________ permiso, pero él no (aceptar) _______________________ .

Mis padres (preferir) _______________________ las atracciones tranquilas y no (saber) ___________________

que a veces yo (ver) _____________ la oportunidad de subirme a las más peligrosas. Mi tío (ser) ____________

formidable.

2D.8 Este texto es una canción de Juanes: La historia de Juan. Completa las frases con el indefinido de los verbos. Deze tekst is een liedeje van Juanes: La historia de Juan. Maak de tekst compleet met de werkwoorden in de Indefinido. / This text is the lyrics of a song by Juanes called La historia de Juan . Complete the sentences with the verbs in the indefinite tense.

Esta es la historia de Juan el niño que nadie (amar) ______________

Que por las calles (crecer) ______________ buscando el amor bajo el sol.

Su madre lo (abandonar) ________________________ , su padre lo (maltratar) ____________________,

Su casa fue un callejón, su cama un cartón su amigo Dios.

Juan (preguntar) ______________________ por amor y el mundo se lo (negar) ______________.

Juan (preguntar) ______________________ por honor y el mundo le dio deshonor.

Juan (preguntar) ______________________ por perdón y el mundo lo (lastimar) ______________.

Juan (preguntar) ______________________ y (preguntar) ______________________

y el mundo jamás lo (escuchar) ______________.

Él sólo quiso jugar él sólo quiso soñar, él sólo quiso amar, pero el mundo lo (olvidar) ______________.

Él sólo quiso volar él sólo quiso cantar él sólo quiso amar, pero el mundo lo (olvidar) ______________.

Tan fuerte fue su dolor que un día se lo (llevar) ______________. Tan fuerte fue su dolor que su corazón se

(apagar) _____________________. Tan fuerte fue su temor que un día solo (llorar) ______________.

Tan fuerte fue su temor que un día su luz (apagarse) ________________________.

Observa las formas irregulares: ser > fue // querer > quiso / Take a look at the irregular forms: ser > fue // querer > quiso 2D.9 Ahora escucha la canción y corrige tus respuestas si es necesario. Luister nu naar het liedje en verbeter

desnoods je antwoorden. / Now listen to the song and correct your answers if necessary. Link voor studenten van de HRO: http://pages.today/hao8 Link naar Spotify: https://open.spotify.com/track/2RTRhffrbprbsA3d8Oi1HM

25

CAPÍTULO 3

3A. SUPER SLOGANS

3A.1 Lee los siguientes slogans de marcas famosas y tradúcelas al inglés y al holandés. Lees de volgende slogans van beroemde merken en vertaal ze naar het Engels en het Nederlands. Read the following famous brands slogans and translate them into English and Dutch.

1. Solo hazlo 2. Piensa diferente 3. No es más rico el que más tiene… sino el que menos necesita 4. La chispa de la vida 5. Piensa en verde 6. Nada es imposible 7. Hay cosas que el dinero no puede comprar… para todo lo demás (nombre del producto) 8. Me encanta 9. Con humo, no hay beso 10. Compartida, la vida es más 11. (nombre del producto) te da alas

3A.2 Pregunta a tu compañero si sabe de qué marcas son los slogans. Pensad juntos en qué producto puede ser. / Vraag aan

je klasgenoot of hij/zij weet over welke merken de slogans gaan. Denk samen over wat voor producten de teksten gaan. Ask your partner if he knows what brands the slogans are. Think together about what product it could be.

• Creo que “Solo hazlo” es un slogan para una campaña nacional de salud, para una vacuna, por ejemplo.

• No, yo creo que es un producto relacionado con el placer, una bebida, por ejemplo.

TIP Las categorías de los productos son: muebles, tarjetas de crédito, comida rápida, compañías telefónicas, bebidas, productos deportivos, campaña nacional de salud

3A.3 Mira y comenta los videos. Entiendes todo lo que dicen? Kijk en bespreek de video’s. Versta je wat er gezegd wordt? Watch and discuss the videos. Do you understand everything they say?

https://youtu.be/gMQDA3nlpNE https://youtu.be/pGwDFmccddk https://youtu.be/izMbNhfBI2I

https://youtu.be/F_I7XbO-mos https://youtu.be/5Tbnft3mugc (verlo primero sin sonido y con texto)

• ¿Qué opinas de los anuncios publicitarios? ¿Conoces un slogan famoso en español?

• ¿Puedes inventar o traducir al español un slogan para un producto?

• Compara los slogans: ¿cuál tiene más originalidad? ¿Cuál es menos explícito?

26

3A.4 Continuamos la explicación de las combinaciones de Imperativo y los pronombres de complemento directo / complemento indirecto. Wij gaan verder met het uitleg over de combinaties van gebiedende wijs (Imperativo) en het lijdend voorwerp/meewerkend voorwerp. / We continue with the explanation of the combinations of imperative (Imperativo) and directing object/indirect object pronouns.

verbo + complemento directo (CD) + complemento indirecto (CI)

Pronombre CD + verbo + complemento indirecto

Pronombre CI + verbo + complemento directo

Pronombre CI + Pronombre CD + verbo

Observa: en esta combinación el pronombre LE cambia por SE SE + LO son pronombres de complemento directo + complemento indrecto combinados. Esta

combinación va antes en un verbo regular, pero va después del verbo cuando usamos Imperativo: 3A.5 Cambia los complementos directos para combinarlos con los pronombres correspondientes. Observa el ejemplo. Vevang de lijdend voorwerp / meewerkend voorwerp door de bijbehorende persoonlijke

voornaamwoorden. / Change the direct / indirect object to replace it with its corresponding pronoun. Look at the example.

Imperativo (TÚ) con pronombres

1. Llevar las tartas a Miguel. Lléva se las = Llévaselas

2. Regalar un libro a las chicas.

3. Reservar un mesa para los señores.

4. Escribir los poemas para tu mamá.

5. Entregar un dólar a mí.

3B. ESQUEMA DEL INDEFINIDO 3B.1 Observa el esquema de los verbos en tiempo Indefinido. Kijk naar de schema van de werkwoorden in de voltooid verleden tijd (Indefinido). / Look at the conjugation of the verbs in the Simple Past tense (Indefinido)

Irregulares

yo hablé comeré viviré ser/ir > fui, fuiste, fue, fuimos, fuisteis, fueron tener > tuve, tuviste, tuvo, tuvimos, tuvisteis, tuvieron querer > quise, quisiste, quiso, quisimos, quisisteis, quisieron poder > pude, pudiste, pudo, pudimos, pudisteis, pudieron estar > estuve, estuviste, estuvo, estuvimos, estuvisteis, estuvieron

tú hablaste comerás vivirás

él, ella, usted hablaró comerá vivirá

nosotros, -as hablaramos comeremos viviremos

vosotros, -as hablarásteis comeréis viviréis

ellos, ellas, ustedes hablararon comerán vivirán

27

TIEMPOS PASADOS EN COMBINACIÓN 3B.2 Lee la explicación sobre el uso de los pretéritos (Imperfecto / Indefinido) combinados. Lees de uitleg over gebruik van verleden tijden (Imperfecto / Indefinido) in combinatie. / Read the explanation about the use of the past tenses (Imperfecto and Indefinido) when combined.

“Estaba lloviendo cuando explotó la bomba…” Hay acontecimientos que cambian la vida, pero el clima no cambia ���. Observa las diferencias. SITUACIÓN 1

Hábito/situación continua en el pasado

razón de cambio (la situación en el pasado probablemente continúa. La explosión no)

Estaba lloviendo mucho cuando explotó la bomba (estaba lloviendo antes y después)

Hábito/situación continua

en el pasado acontecimiento

dederminado

La explicación de continuidad del pasado ya no es necesaria en la frase, por eso no se repite, se supone.

Tiempo verbal: Imperfecto

Tiempo verbal: indefinido Tiempo verbal: Imperfecto

SITUACIÓN 2 acontecimiento determinado acontecimiento determinado

Llovió mucho y después explotó la bomba.

situación determinada en el pasado. Al final de esta situación hay otra.

acontecimiento de cambio

Después ya no hablamos de continuidad de una situación en el pasado. Los dos verbos están en indefinido.

Tiempo verbal: Indefinido

Tiempo verbal: indefinido

3B.3 ¿Cuándo sucedieron estos hechos en la vida de Pepe? Comenta con tu compañero. Wanneer hebben deze gebeurtenissen

plaatsgevonden? Bespreek het met je klasgenoot. / When did these events occur in Pepe's life? Talk to your partner.

1 Fue a la primera clase de la escuela primaria. a cuando miraba a Eugenia 2 Sus padres le dieron un teléfono móvil. b cuando tomaba el sol en la playa 3 Fumó su primer cigarrillo. c cuando celebraba su cumpleaños 4 Robó doscientos euros. d cuando tenía ocho años 5 Recibió un diploma de natación. e mientras hablaba con amigos 6 Se enamoró en un instante f porque estaba en la piscina 7 Decidió vivir en Benidorm g cuando trabajaba en el supermercado

28

3C. ESCRIBIR UNA HISTORIA 3C.1 Escribe bajo cada fotografía la historia del viaje de María Elena en Nicaragua. Usa los tiempos del pasado según la manera que has aprendido del uso de Imperfecto/Indefinido. Schrijf onder elke foto het reisverhaal van María Elena in Nicaragua. Gebruik de verleden tijden (Imperfecto/Indefinido) volgens de manier die je al geleerd hebt. / Write under each photograph the story of Maria Elena's journey in Nicaragua. Use the past tenses (Imperfecto/Indefinido)

according to the way you have just learned. Recuerda las formas irregulares: ser > fue // querer > quiso / ir > fue / poder > pudo / estar > estuvo /

Imágenes del video: Con Ánimo de Lucro de Joan Planas. https://youtu.be/Jmcm9T5opac

29

3D. TAREAS CAPÍTULO 3 ¿Qué le gusta a la familia?

3D.1 Indica los regalos que quieres comprar para la familia. Usa el Imperativo de vosotros, observa el modelo. Geef aan wat voor cadeautjes jij voor de familie wil kopen. Gebruik de gebiedendewijs (Imperativo) in de jullie vorm. Kijk naar het model. / Tell us what gifts you want to buy for the family. Use the Imperative in the vosotros form.

Look at the example.

IMPERATIVO >> TÚ COMPRAR > COMPRA COMER > COME VIVIR > VIVE

IMPERATIVO >> VOSOTROS COMPRAR > COMPRAD COMER > COMED VIVIT > VIVID

Ejemplo: ¿Qué compramos para la tía Elena? Ella es romántica. ¿Un anillo? Vale, _____compradle____ un anillo. 1. A tu primo Julián (regalar) una corbata. _________________________ una corbata.

2. A mis abuelos – (obsequiar) un reloj antiguo. ___________________________ un reloj antiguo.

3. Para mi – (buscar) unas bufandas. ___________________________ unas bufandas.

4. A Jimena – (pagar) un viaje a la playa. __________________________ un viaje a la playa.

5. A Sonia y Raquel – (dar) unos guantes rojos. ____________________ unos guantes rojos.

3D.2 Completa la biografía de André Hazes. Escribe los verbos en Indefinido e indica los años con palabras. Maak de biografie van André Hazes compléet. Schrijf de werkwoorden in de Indefinido en schrijf de jaartallen voluit. / Complete André Hazes' biography. Write the verbs in the Indefinite tense and indicate the years with words.

André Hazes (nacer) _______________________ en Amsterdam en (1951) ____________________________

___________________________________. Él (ser) _______________________ el cantante popular más

famoso de los años (70) _________________________________. Willy Alberti (descubrir) _________________

al cantante en (1976) _________________________________________________. Antes de ser descubierto,

Hazes (trabajar) _______________________ como obrero, marinero, repartidor de flores, albañil y camarero

en un café. En (1981) ____________________________________________________________________

(escribir) _______________________ la canción: Un poco enamorado (Een beetje verliefd) . La canción Sangre,

sudor y lágrimas (Bloed, zweet en tranen) (volverse) __________________________________ famosa en

(2002) __________________________________. En el año (2007)______________________________________

(cantar) _______________________ la canción Quédate conmigo (Blijf bij mij) con Gerard Joling. Hazes

también (participar) _______________________ en la política durante poco tiempo. Este popular cantante

(fallecer) _______________________ el 23 de septiembre de (2004) _________________________________

por un infarto del corazón. André Hazes nunca (actuar) _____________________________ los días viernes

(13) ________________________.

30

3D.3 Ahora escucha la grabación y corrige tus respuestas si es necesario. Luister vervolgens naar de opname en verbeter desnoods je antwoorden. / Now listen to the audio recording and correct your answers if necessary. 3D.4 Lee el texto sobre el lugar favorito de Rubén. Lees de tekst over het lievelingsplek van Rubén. / Read the text about Ruben´s favorite place.

Mi lugar favorito en Madrid En Madrid, el Parque del Retiro es sin lugar a dudas mi lugar favorito: la vida cotidiana de Madrid se mezcla con los turistas, los músicos y el teatro callejero. Hay un ambiente completamente nuevo cada cien metros. Es el lugar donde voy cuando no me siento bien, cuando me siento triste, o cuando Jimena y yo tenemos ganas de dar un paseo, escuchar un concierto de guitarra española juntos en una tarde de verano. Siempre vuelvo a casa con la cabeza despejada. Sin embargo, la última vez que fui al parque, Jimena y yo decidimos pasear en una barca en el lago. El cielo estaba despejado, sin nubes. No hacía calor y hacía un poco de viento, una brisa muy agradable. Jimena llevaba unos bocadillos muy sabrosos en la bolsa, cacahuetes y aceitunas y nos quedamos en la barca cerca de la orilla del lago a comer un poco. Todo estaba riquísimo. Yo estaba cantando una canción y Jimena comía tranquilamente. Cuando terminamos de comer, Jimena tiró un poco de pan en el agua, y un pez enorme saltó casi adentro de la barca. Devoró el pan de Jimena y volvió a nadar. En menos de unos segundos, el agua estaba llena de peces grises, enormes que querían más y más pan. Jimena gritó horrorizada: “¿Qué monstruos son éstos? Yo no quiero quedarme aquí… “ Vamos, -contesté yo- que no son monstruos, son peces. Siempre te ha gustado el lago y el parque. Es nuestro lugar favorito. Jimena quería llorar y continué mi historia. “¿Recuerdas que en este parque quedamos para nuestra primera cita? Tú llegaste con tu jersey verde y yo estaba en un banco, esperando. Entonces un actor callejero, con pantomima se acercó a nosotros y empezamos a reír. Mira, es ese banco. Allí vengo siempre a leer o a recordar nuestro primer beso. Pues vamos al banco, lejos de los peces -contestó Jimena- porque ellos quieren besarme a mí y a mi pan.

Expresiones y vocabulario de la lectura llevar = meenemen / to bring ¡todo riquísimo! = alles heerlijk / all delicious! sabrosa = lekker / tasty cacahuetes = pindas / peanuts aceitunas = olijven / olives barca = boot / boat

3D.5 Contesta las preguntas. Beantwoord de vragen. Answer the questions.

1. ¿Qué efecto tiene el Parque del Retiro en Rubén?

2. ¿Cómo era el tiempo el día que pasearon en la barca?

3. ¿Qué ha llevado Jimena?

4. ¿Por qué habla Rubén sobre un banco del parque?

5. ¿Qué puedes decir de la primera cita de Rubén y Jimena?

31

3D.6 Prepara la información para hablar en la próxima clase sobre UN LUGAR FAVORITO para ti. Completa la información de la tabla. Voorbereid de informatie om tijdens de volgende les te praten over EEN LIEVELINGS PLEK voor jou. Vul de informatie van de tabel in. / Prepare the information to talk in the next class about A FAVORITE PLACE for you. Complete the information in the following sentences.

1. Uno de mis lugares favoritos es ___________________________________________

2. Me gusta porque _______________________________________________________

3. Recuerdo que en ese lugar _______________________________________________

4. Este lugar también es especial para otras personas como _____________________

5. El encanto de este lugar es que __________________________________

3D.7 ¿Recuerdas este texto de Spaans 3? Completa la historia con los verbos en Indefinido. Ken je deze tekst nog uit Spaans 3? Maak de zinnen compleet met de werkwoorden in de Indefinido. / Do you remember this text from Spanish 3? Complete the story with the verbs in Indefinido.

Recuerda las formas irregulares: ser > fue / ir > fue / poder > pudo / estar > estuvo / tener > tuvo / > ver gramática Querido Ernesto: ¿Cómo estás? Ya sabes que yo (estar) _____________________ haciendo un viaje por

Cataluña con Luisa. Nosotros (estar) _____________________ tres días en Barcelona, es una ciudad muy bonita.

(Sentirse -nosotros) _____________________ muy bien aunque (tener) ________________________ algunos

problemas. Luisa y yo (salir) _____________________ casi todas las noches a bares y discotecas y (bailar)

_____________________ mucho. Muchos locales cierran tarde y por eso (descansar)

__________________________ poco y (acostarse) __________________________ muy tarde. El último día

(visitar) _____________________ la Sagrada Familia que es impresionante pero no (subir)

_____________________ a las torres. Dicen que desde allí tienes vistas fabulosas pero no (tener)

_____________________ tiempo porque en la entrada de la catedral (conocer) _____________________ a unos

catalanes muy simpáticos que nos (llevar) __________________________ a los mejores sitios de la ciudad.

Ernesto, ¿ya has ido a Barcelona? ¿Elvira y tú (ir) ______________________ a España en el verano?

32

CAPÍTULO 4

4A. ¿QUÉ TAL LAS VACACIONES EN BARILOCHE?

4A.1 Escucha la conversación entre Julia y Carolina sobre sus vacaciones en Bariloche. Indica si las afirmaciones son verdaderas o falsas. Luister naar het gesprek tussen Julia en Carolina over hun vakantie in Bariloche. Geef aan of de beweringen juist of onjuist zijn. Listen to the conversation between Julia and Carolina about their

vacation at Bariloche. / Listen to the conversation between Julia and Carolina about their holidays in Bariloche. Mark whether the claims are true or false.

verdadero falso

Julia está contenta porque no nevó

Carolina explica por qué llovió mucho en Bariloche

Julia y Carolina fueron juntas a un bar

Carolina se enamoró de un chico argentino

Julia ya no vive con un noruego que conoció en las vacaciones

Las chicas quieren ir juntas el próximo año a Andorra

4A.2 Julia quiere preparar sus vacaciones en Andorra. Una agencia de viaje le envía un mensaje con información de los paquetes promocionales y los deportes de invierno. El Imperativo no es la forma correcta para expresar deseos cuando hablamos en la forma de usted. Para USTED se usa el Subjuntivo. Observa / Julia wants to prepare her holidays in

Andorra. A travel agency sends her a message with information about promotional packages and winter sports. The Imperative is not the right way to express wishes when we speak in the you formal form. We use the Subjunctive instead. Note:

HABLAR COMER VIVIR FORMAS IRREGULARES

A > E E > A E > A Para formar los verbos irregulares en subjuntivo es necesario saber el presente irregular en la persona YO: tener > tengo El subjuntivo se forma con TENG y la E (tener) cambia en A> tenga

ser > sea, sean ir > vaya, vayan querer > quiera, quieran poder > pueda, puedan saber > sepa, sepan conocer > conozca, conozcan salir > salga, salgan tener > tenga, tengan

USTED hable coma viva USTEDES hablen coman vivan

Estimada señora: Muchas gracias por su mensaje. Le enviamos aquí la información requerida. Grandvalira es la estación de esquí más grande de los Pirineos y del sur de Europa. Situado al este de Andorra, presenta 210 km formados por 138 pistas y numerosos hoteles a sus pies. La zona esquiable está dividido en 7 sectores. Puede acceder a ellos por muchos puntos situados entre Encamp y Pas de la Casa.Entre los muchos servicios que se ofrecen en esta estación se encuentran las tiendas de alquiler de material, una central de reservas, restaurantes, cafeterías, terrazas y barbacoas, una

zona Wi-Fi, snowparks, rutas para niños, baby clubs, guardería, ¡y una gran cantidad de actividades de nieve para las personas que no esquíen! La temporada empieza a principios de diciembre y termina a mediados de abril, en función de las condiciones meteorológicas. (Venir) _________________ usted a disfrutar del invierno y no (tener) _________________ limitaciones por el mal clima. Tenemos pistas para que usted (poder) _________________ esquiar en todo momento. (salir) _________________ a las montañas y (conocer) _________________ las mejores pistas de Europa.

33

4A.3 El modo subjuntivo (aanvoegende wijs / subjunctief) está asociado a acciones que el hablante, en su subjetividad, ve como (im)posibles, deseables, irreales, (poco) probables o necesarias. Existe en holandés: “lang leve de koningin” (no decimos “lang leeft de koningin” y en inglés:”If I were you I would go to Andorra” (no decimos “If I was you”). /

De aanvoegende wijs (subjuntivo / subjuinctief) wordt geasoceert met hadelingen die de spreker in zijn hoofd ziet als (on)mogelijk, wenselijk, niet reel, (haast) niet waarschijnlijk of nodige zaken. Het bestaat in het Nederlands: “lang leve de koningin” ( “lang leeft de koningin” wordt niet gezegd), en in het Engels:”If I were you I would go to Andorra” (in plaats van “If I was you”). / The subjunctive mode is associated with actions that are, in the mind of the speaker, (im)possible, desirable, unreal, uncertain or necessary. It exists in Dutch: "lang leve de koningin" (we don't say "lang leeft de koningin") and in English: "If I were you I would go to Andorra" (we don't say "If I was you".

El subjuntivo tiene muchas funciones y posibilidades, pero en este curso hablamos solamente del subjuntivo relacionado con ORDENES, cuando indicas qué hacer a otra persona.

El IMPERATIVO es para las personas tú Pepe, ¡come patatas! vosotros Pepe y Anita, ¡comed patatas!

El SUBJUNTIVO es para las personas: usted Señor, ¡coma patatas! ustedes Señores, ¡coman patatas! ATENCIÓN El subjuntivo también es para las personas tú/vosotros para una PROHIBICIÓN: tú Pepe, ¡no comas patatas! vosotros Pepe y Anita, ¡no comáis patatas!

En español se usa el subjuntivo para una prohibición, porque es más suave que el Imperativo

4B. PRACTICAR EL IMPERATIVO 4B.1 Observa la presentación con fotos de varios Chindongus. ¿Puedes decir para qué sirven? Kijk naar de presentatie met foto’s van verschillende Chindongus. Kun je uitleggen waarvoor deze objecten voor bedoeld zijn? / Look at the introduction with pictures of various Chindongus. Can you tell what they are for?

http://magazines.media/descubre9

RUEDA DE HAMSTER USB ¡Por supuesto que sí! A nada le puede faltar este último resultado de la tecnología actual. Con esta rueda de hámster puedes pasarte todo el día mirando como un animalito artificial corre sobre una rueda. Pero tiene un truco. La rueda no gira por sí sola, sino que gira dependiendo de lo rápido que escribas en el teclado. Eso quiere decir que mientras más rápido escribes, más rápido correrá el animalito. Como no lo hemos probado no sabemos si al final el hámster sale volando, pero sería un gran final. Fuente: https://listas.20minutos.es/lista/los-10-inventos-mas-absurdos-277466/

4B.2 Recibirás en clase unas fotos de Chindongus. Escribe las instrucciones de uso de los objetos. In de les zal je een para foto’s van Chindongus. Schrijf de gerbruiksaanwijzingen van deze objecten. / You will receive in class some pictures of Chindongus. Write down the operating instructions for the objects.

34

4B.3 Usa las instrucciones con tu compañero. Comenta la funcionalidad del Chindongu en la tarjeta. Gebruik de instructies met je klasgenoot. Bespreek de functionaliteit van de Chindongu op de kaart. / Use the instructions with your partner. Discuss the functionality of the Chindongu on the card.

Ejemplo de instrucciones para la Rueda de hámster usb:

• Para usar este invento: (conectar/usted) _________________________ el cable usb al ordenador.

• (bajar/usted) _________________________ la aplicación del sitio web www.ruedahamster.com.

• (instalar/usted) _______________________ el software de la Rueda de hámster.

• (colocar/usted) _______________________ el hámster en la rueda. • (escribir/usted) _____________________ un texto con el teclado del ordenador. ¡Disfrute de su Rueda!

4C. EL PASADO DEL PASADO: PLUSCUAMPERFECTO 4c.1 En el ejercicio 4D.3 practicamos el Imperfecto y el Indefinido de una manera diferente. Observa que el Imperfecto del verbo

haber es “había”. Cuando combinamos “había” con un verbo en participio (ejemplo: hablado, comido, vivido) tenemos “había hablado, había comido, había vivido”. Esta combinación se llama Pluscuamperfecto. /

In oefening 4D.3 oefenen we de Imperfecto en de Indefinido op een andere manier. Merk op dat de Imperfecto van het werkwoord haber is "había". Wanneer we "había" combineren met een werkwoord in het deelwoord (bijv. hablado, comido, vivido) hebben we "yo había hablado (ik had gesproken), yo había comido (ik had gegeten), yo había vivido (ik had geleefd)". Deze combinatie heet Pluscuamperfecto./ In exercise 4D.3 we practice the Imperfecto and the Indefinido in a different way. Note that the Imperfecto of the verb haber is "había". When we combine "había" with a verb in the participle (e.g. hablado, comido, vivido) we have "yo había hablado (I had spoken), yo había comido (I had eaten), yo había vivido (I had lived)". This combination is called Pluscuamperfecto./

HABLAR COMER VIVIR FORMAS IRREGULARES yo había hablado había comido había vivido Cuando un verbo en

Presente Perfecto es irregular, también es irregular el Pluscuamperfecto: HE HECHO >> HABÍA HECHO

tú habías hablado habías comido habías vivido él, ella, usted había hablado había comido había vivido nosotros, nosotras habíamos hablado habíamos comido habíamos vivido vosotros, vosotras habíais hablado habíais comido habíais vivido ellos, ellas, ustedes habían hablado habían comido habían vivido

4c.2 El Pluscuamperfecto indica una acción pasada en relación a otra acción pasada. Observa./ De Pluscuamperfecto verwijst naar

een handeling of situatie in het verleden die al voorbij is ten opzichte van een andere gepasseerde situatie.

comer: 14.20 subir al autobús: 14.50

• Antonio, ¿comiste en el autobús? • No, mamá. Antes de subir al autobús yo ya había comido.

35

4C.3 Practicamos ahora el reloj y el Pluscuamperfecto. Completa las frases con el Pluscuamperfecto de los verbos marcados. Expresa la hora de manera escrita. Wij gaan un de klok en de Pluscuamperfecto oefenen. Maak de zinnen compleet met de Pluscuamperfecto van de gemarkeerde werkwooden. / We're going to practice un the clock and the Pluscuamperfecto. Complete the sentences with the Pluscuamperfecto of the marked work habits.

Ejemplo: hablaste a las 12.00 (___doce___) // No, antes de esa hora ya había hablado.

1. Pepita, ¿leíste el libro a las 20.30 (___________________________________________) ?

No, antes de esa hora yo ya _________________________________________ el libro.

2. Chicos, ¿os habéis duchado las 8.45 ( ___________________________________________) ?

No, mamá, antes de esa hora nosotros ya ___________________________________________________ .

3. Sebastián, ¿los estudiantes hicieron el examen 18.15 ( _________________________________________) ?

No, antes de esa hora los chicos ya _____________________________________________ el examen.

4. Elvira y Rosalía, ¿escribisteis las notas a las 16.04 ( ___________________________________________) ?

No, antes de esa hora nosotras ya _________________________________________ las notas.

EN CUESTIÓN DE GUSTOS, NO HAY NADA ESCRITO

4C.1 Lee el texto sobre las diferentes opiniones sobre el arte. Lees de tekst over de verschillende meningen over kunst. / Read the text about the different opinions about art

Octavio – Mira, Beatriz me ha regalado un cuadro para el salón de la casa, pero no sé… Manuel – ¿No te gusta? Los colores son bonitos, no está mal. Octavio – Lo que no me gusta es el tamaño, y bueno, el estilo es un poco mh… particular. Manuel – Pues mira, yo prefiero los cuadros de tamaño grande, los cuadros pequeños son difíciles de

combinar. Octavio – Tienes razón, aunque prefiero los cuadros medianos. Y en cuanto a los colores, prefiero los

colores cálidos. Me gusta el color ocre, marrón, rojo, naranja, amarillo… Manuel – A mí no me importan mucho los colores, pero me fascinan los paisajes con mar o marinos. Octavio – El mar… es un tema un poco común. O bueno. Yo creo que en un museo o en una oficina está

bien un tema marino. Pero en mi casa es mejor un retrato o algo decorativo. Manuel – Es bonito tu cuadro. Nosotros casi no tenemos cuadros figurativos en casa. A mi novia le

gustan más las fotos. Pero estoy buscando un cuadro un tanto subrealista, algo con fantasía. Octavio – Beatriz y yo tenemos gustos muy diferentes. Ella tiene un gusto más bien clásico, algo estático

y a mí me gusta más el arte un tanto espontáneo. Cuando yo quise comprar un cuadro para el salón, ella ya había comprado este cuadro para mi cumpleaños. Tal vez no está tan mal…

Manuel – Yo nunca he tenido cuadros con colores cálidos en casa. Los colores fríos me dan calma, me agradan, es lo que yo prefiero.

36

El despertar, Marc Chagall Platón de frutas, Raoul Dufy

El río Seine à Poissy, Pierre Léopold Albert Marquet Retrato de mujer, André Derain

4C.2 ¿Qué cuadro le ha regalado Beatriz a Octavio? Comenta tu opinión con tu compañero y explica por qué. Welk schilderij heeft Batriz aan Octavio cadeau gegeven? Bespreek je mening met je klasgenoot en leg uit waarom. / What painting did Batriz give Octavio as a present? Discuss your opinion with your classmate and explain why.

Ejemplo: • A Octavio le gustan los colores cálidos. Creo que él prefiere el Platón de frutas.

4C.2 ¿Qué tipo de arte te gusta y por qué? Coméntalo con tu compañero. Wat voor kunst spreekt je aan en waarom? Bespreek het met je klasgenoot./ What kind of art appeals to you and why? Discuss it with your classmate.

¿Qué motivos / temas te gustan en un cuadro? _____________________.

¿Qué colores prefieres? ________________________________________.

¿Qué estilo / artista te gusta? ___________________________________.

De los cuatro cuadros de esta página ¿cuál te gusta / no te gusta? ___________________________________.

¿Qué emoción te produce? ______________________________________.

37

4D. TAREAS CAPÍTULO 4

4D.1 Escucha la canción y completa las frases con las palabras de la tabla. Luister naar het liedje en maak de zinnen compleet met de woorden uit de tabel. Listen to the song and complete the sentences with the words from the table.

de frente beso volverías mentira dijiste heriste tonterías

LA PAGA (WIL.I.AM - BLACK EYED PEAS Y JUANES)

Ayer me dijiste que tú me querías ________________ Pero todo fue mentira (2x)

Ayer tú heriste la vida mía ________________ Y qué grande fue la herida (2x)

Si tú no me quieres dime lo que sientes Pero dímelo de frente (2x) ________________

Que a mí lo que me da rabia es eso De no saber lo que sientes (2x)

Y si tú me pagas con eso

Yo ya no te doy más de esto, amor (4x)

Ayer me dijiste que tú volverías ________________

Pero todo fue mentira (2x) Ayer me dijiste mil tonterías ________________ Que acabaron con mi vida (2x)

Y si tú me pagas con eso Yo ya no te doy más de esto, amor (4x)

Te di lo que tuve solo por un beso ________________ Y no conseguí ni eso (2x)

Mentira, mentira, mentira, mentira ________________ todo lo tuyo es mentira (2x)

Y si tú me pagas con eso Yo ya no te doy más de esto, amor (4x)

https://open.spotify.com/track/2QV8DMbmY2jV1uw8KdLHjw?si=HldqbWW-RTSoH_aDzrB2Qw

38

4B.4 Completa las frases con el subjuntivo de los verbos. Maak de zinnen compleet met de Subjuntivo (aanvoegende wijs) van de werkwoorden. Complete the sentences with the Subjuntivo (subjunctief) of the verbs.

Ejemplo: Usted ha trabajado en casa. Desde ahora quiero que trabaje en la oficina, por favor.

Algunos cambios necesarios Ha comido mucho, señora, desde ahora __________________ usted menos.

Señor López usted siempre ha preparado tartas, ahora quiero que usted __________________ muchas ensaladas.

Señoras, ustedes no han practicado ningún deporte, pero desde ahora quiero que ustedes ___________________

tenis todos los días.

Don Ramón, usted ha bebido ya demasiada cerveza. Es hora de irse a casa. Le pido que no _________________ más.

Abuela, no ha cuidado su dieta, le aconsejo que ______________ toda su comida, (pensar) _________________ en el

colesterol.

4B.5 Ahora las instrucciones para limpiar la cocina. Explica cómo limpiar y bailar Kuduro. Usa el subjuntivo. En nu de instructies om de keuken te dweilen. Leg eens uit hoe je moet schoonmaken en Kuduro dansen. And now the instructions to mop the kitchen. Explain how to clean and dance Kuduro.

https://youtu.be/71sqkgaUncI : Danza Kuduro

1 (Ponerse) ____________________ las pantuflas

limpiadoras.

2 (Mover) ____________________ la pierna derecha

hacia afuera.

3 (Cambiar) __________________ a la pierna izquierda.

4 (Levantar) _______________ los brazos hacia arriba.

5 (Bajar) __________________ los brazos a la cadera.

6 (Girar) ___________________ media vuelta.

7 (Flexionar) _______________ las rodillas hacia abajo.

8 (Subir) __________________ el cuerpo otra vez.

9 (Tocar) __________________ las manos por encima

de la cabeza.

10 (Saludar) ________________ al público

graciosamente.

39

ESQUEMA DE PRESENTACIONES

Semana 1: no hay presentaciones introducción

Semana 2: presentación con se impersonal, conozco capítulo 1

Semana 3: imperfecto (rutinas de antes y ahora) capítulo 2

Semana 4: imperativo de tú. capítulo 2

Semana 5: indefinido + imperfecto capítulo 3

Semana 6: combinación de pasados biografía capítulo 3

Semana 7: lugar favorito (irregulares) capítulo 4

Semana 8: vacaciones y anuncio de agencia de viajes / instrucciones (imperativo/subjuntivo) / Pluscuamperfecto

capítulo 4

Semana 9: tentamen

Semana 10: hertentamen

Aan het einde van elke les zijn er presentaties door 2 of maximaal 3 studenten. We beginnen in week 2 met de presentaties. Indien iemand niet komt (door overmacht) wordt er een afspraak gemaakt met de student om de presentatie in de reserveweek (week 10) te maken. Studenten die voor het eerst aanwezig zijn, hebben minder grammaticale inhoud dan degenen die aan het eind van de cursus aanwezig zijn. Op deze manier worden presentaties aangemoedigd aan het begin van de cursus. Maximaal aantal presentaties per klas: 3. De presentaties zijn gelijk aan 30% van het eindcijfer.

_____________________________________________________________________________________________

At the end of each class there are presentations by 2 or maximum 3 students. We start in week 2 with the presentations. In case someone does not come (due to force majeure) an appointment will be made with the student to make the presentation in the recovery week (week 10) Students who present first have less grammatical content than those who present at the end of the course. In this way, presentations are encouraged to be made at the beginning of the course. Maximum number of presentations per class: 3. Presentations are equivalent to 30% of the final grade.

_____________________________________________________________________________________________

FOTO’S READER SPAANS 4

Omslag: Feest in Tepepan. Olga Cano, Mexico 2010. Kaart van Spanje https://d-maps.com/carte.php?num_car=18012&lang=es . Kaart van Latijns-Amerika https://d-maps.com/carte.php?num_car=66280&lang=es. B1. Foto de Chinelo. Olga Cano Mexico 2010. C2 Illustratie over Gebruik Conozco gemaakt met Adobe Spark https://spark.adobe.com/post/m8SiunYY2QJfO/ 1C.1 Illustratie over Gebruik Imperativo gemaakt met Adobe Spark. 1B.2 Diana en Talía. Foto van Blanca González. 1C.1 Ideas para estudiantes. Illustratie gemaakt met Adobe Spark.1D.1 El abuelo. Foto van Blanca González. 1D.6 Ideas para ser mejor. Illustratie gemaakt met Adobe Spark. 2A.1 Los hábitos quot. Illustratie gemaakt met Adobe Spark. 2D.4 Frida Kahlo “The Classic” (Black and White). Nickolas Muray (American, born in Hungary, 1892–1965), 1939. Photograph, gelatin silver print. *Anonymous gift. *© Nickolas Muray Photo Archives. *Courtesy Museum of Fine Arts, Boston. 3B.4 foto's uit de video: Con Ánimo de Lucro de Joan Planas. https://youtu.be/Jmcm9T5opac. Toestemming gegeven.3D.6 Budapest. Foto's Blanca González. 4A.2 Winterlandschap.Laura Kunst Tekst: Grandvalira berg. https://visitandorra.com/es/. 4B.1 Rueda de hámster usb. https://listas.20minutos.es/lista/los-10-inventos-mas-absurdos-277466/ 4C.1 Vier foto's uit: http://parismuseescollections.paris.fr/fr. Foto 1: Le rêve, Marc Chagall, (Vitebsk, 07-07-1887 - Saint-Paul-de-Vence, 28-03-1985), Cuadro: 1927, Pintura al óleo, Musée d'Art moderne de Paris. Numéro d’inventaire: AMVP 1677 CCO. Foto 2:Coupe de fruits, Raoul Dufy. (Le Havre, 03-06-1877 - Forcalquier, 23-03-1953), Cuadro: 1948, Pintura al óleo, Musée d'Art moderne de Paris, Numéro d’inventaire: AMD 787 CCO. Foto 3: La Seine à Poissy, Pierre Léopold Albert Marquet, (Bordeaux, 27-03-1875 - Paris, 14-06-1947), Cuadro: 1908, Pintura al óleo, Musée d'Art moderne de Paris, Numéro d’inventaire: AMVP 1174 CCO. Foto 4:Portrait de femme, André Derain, (Chatou, 10-06-1880 - Garches, 08-09-1954),Cuadro: 1928, Pintura al óleo, Musée d'Art moderne de Paris, Numéro d’inventaire: AMVP 1913 CCO.4D.1 Contre son coeur on apprend a mentir, Ernest Jaime (Paris, en 1802 - Versailles, en 1884), Estampe (Lithographie), Musée d'Art moderne de Paris, Numéro d’inventaire: G.13846 CCO. 4B.5 foto's uit video Greet van Haver.Toestemming gegeven.