CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het...

38
CSW COLLEGE SOCIALE WETENSCHAPPEN BACHELOR SOCIALE GEOGRAFIE EN PLANOLOGIE Bachelor scriptieprojecten Sociale Geografie en Planologie Cursus Code: FRWA 734301370Y en 734301380Y Cursusjaar 2013/2014 Coördinator: mr. J.J. (Jip) van Zoonen ([email protected]) Laatst bijgewerkt: 20 augustus 2013 1

Transcript of CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het...

Page 1: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

CSW COLLEGE SOCIALE WETENSCHAPPEN

BACHELOR SOCIALE GEOGRAFIE EN PLANOLOGIE

Bachelor scriptieprojecten Sociale Geografie en Planologie

Cursus Code: FRWA 734301370Y en 734301380Y

Cursusjaar 2013/2014

Coördinator: mr. J.J. (Jip) van Zoonen ([email protected]) Laatst bijgewerkt: 20 augustus 2013

1

Page 2: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Inhoudsopgave

1. Het scriptieproject ................................................................................................. 3 1.1 Wat wordt er met een bachelorscriptie bedoeld? ............................................ 3 1.2 Wat wordt er met een scriptieproject bedoeld? ............................................... 3 1.3 Leerdoelen ......................................................................................................... 4 1.4 Ingangseisen, inspanningsverplichting en eindtermen ..................................... 4 1.5 Deadlines en beoordeling .................................................................................. 5 1.6 Aansluiting op andere vakken ............................................................................ 7

2 Het scriptieonderwerp en de begeleiding ................................................................ 8 2.1 Hoe kom je aan een onderwerp? ...................................................................... 8 2.2 Het afbakenen van een onderwerp ................................................................... 9 2.3 Wat mag ik van een scriptieprojectgroep en de begeleiders verwachten? ...... 9 2.4 Zaken om af te spreken met de groep en met de begeleiders ....................... 11

3 Het onderzoeksvoorstel .......................................................................................... 12 3.1 Het onderzoeksvoorstel ................................................................................... 12 3.2 De opbouw van een onderzoeksvoorstel ........................................................ 12 3.3 Het type onderzoek, de operationalisering en de onderzoeksmethoden ...... 14 3.4 De tijdsplanning ............................................................................................... 16

4 Uitvoeren van het onderzoek ................................................................................. 18 4.1 Wat wordt er van je verwacht? ....................................................................... 18 4.2 Stortvloed aan gegevens .................................................................................. 19

5 Het schrijven van de scriptie ................................................................................... 21 5.1 Hoe ga je om met je onderzoeksmateriaal? .................................................... 21 5.2 Praktische zaken omtrent de scriptie .............................................................. 22 5.3 De eindbeoordeling ......................................................................................... 23

BIJLAGEN ......................................................................................................................... 24 Bijlage 1 Beoordelingsformulier BA Scriptie Sociale Geografie en Planologie ........... 25 Bijlage 2 Literatuur ...................................................................................................... 31 Bijlage 3 Officiële eisen omtrent de scriptie ............................................................... 32 Bijlage 4 Richtlijnen voor het maken van werkstukken en papers ............................. 34

2

Page 3: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

1. Het scriptieproject

Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt zich op het

schrijven van een scriptie. Deze scriptie wordt geschreven op basis van onderzoek dat wordt gedaan

binnen een scriptieproject. Deze handleiding gaat in op het scriptieproject.

1.1 Wat wordt er met een bachelorscriptie bedoeld?

De bachelorscriptie is een (deels) zelfstandig onderzoek dat wordt uitgevoerd door de bachelorstudent

als proeve van bekwaamheid na drie jaar studie. De bachelorscriptie kan misschien wel het beste gezien

worden als een groot paper (variërend van gemiddeld tussen de 10.000 en 20.000 woorden of 25 tot 50

pagina’s) waarin je een probleem behandelt dat aansluit bij het overkoepelende scriptiethema zoals dat

door de docenten is geformuleerd. Het heeft als doel aan te tonen dat de student zich aan het einde van

de studie een wetenschappelijke denkwijze en habitus heeft eigen gemaakt en over voldoende

schriftelijke en mondelinge vaardigheden beschikt om deze met succes te presenteren. Bovendien

verschaft de student zich met het afronden van de bachelorscriptie de mogelijkheid om tot de

masteropleiding te worden toegelaten, dan wel een beroep uit te oefenen op het gebied van de sociaal

geografische en planologische vraagstukken. De bachelorscriptie staat voor 14 studiepunten wat gelijk is

aan 376 uur studietijd.

1.2 Wat wordt er met een scriptieproject bedoeld?

Met het scriptieproject wordt het onderdeel bedoeld waarin de bachelorscriptie deels collectief en deels

zelfstandig tot stand komt. Er zijn verschillende scriptieprojectgroepen waarvoor je je aan kan melden.

Deze scriptieprojectgroepen onderscheiden zich onder meer door de nadruk op verschillende thema’s

en zijn ieder aan een andere docent, of docentenduo, gekoppeld. Er kan derhalve enig verschil in aanpak

bestaan tussen de scriptieprojectgroepen. Voorafgaand aan het scriptieproject worden de verschillende

thema’s bekendgemaakt.

Het scriptieproject bestaat uit meerdere fases en sluit uiteindelijk af met de afronding van een

zelfstandig geschreven scriptie. De eerste fase van het scriptieproject bestaat uit een oriëntatie op de

literatuur en een probleemafbakening met betrekking tot het collectieve onderzoeksveld. Aansluitend

wordt, in onderling overleg met de docenten en de scriptieprojectgroep, een individueel

scriptieonderwerp gedefinieerd. Na de – eventueel collectieve – dataverzameling vindt de rapportage

plaats in de vorm van een individuele scriptie. Ook een mondelinge presentatie van het

onderzoeksvoorstel en de onderzoeksresultaten vormt een wezenlijk onderdeel van het scriptieproject.

3

Page 4: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Het gaat er bij het scriptieproject niet zozeer om allerlei nieuwe ontdekkingen te doen op

wetenschappelijk gebied, maar in eerste instantie om te laten zien dat je in staat bent – deels samen

met anderen, deels zelfstandig – een gefundeerde analyse en rapportage uit te voeren. In een aantal

moeilijke fases in dit proces zul je daarbij gezamenlijk optrekken, met name de laatste fase vergt echter

veel individuele arbeid.

Je mag ervan uitgaan dat je de bachelorscriptie schrijft voor de medestudenten van jouw

scriptieprojectgroep en voor andere geïnteresseerde wetenschappers op jouw vakgebied. Omdat de

doelgroep geacht wordt bekend te zijn met het vakgebied kun je ervan uitgaan dat zij op de hoogte zijn

van de vakterminologie.

1.3 Leerdoelen

- Studenten zijn in staat om begeleid een relevante probleemstelling te ontwikkelen, die in de

aangegeven periode van het scriptieonderzoek ook redelijkerwijs empirisch onderzoekbaar is.

- Studenten zijn in staat een probleemstelling te verankeren in de wetenschappelijke literatuur.

- Men is in staat bij de probleemstelling een empirisch onderzoek te ontwerpen, waarin een

verantwoorde keuze wordt gemaakt voor de operationalisering van de centrale begrippen, de

methoden van dataverzameling en voor een wijze van analyse.

- Studenten zijn in staat om zelfstandig empirisch onderzoek (veldwerk) te verrichten, hun

onderzoekseenheden te benaderen en verantwoordelijk om te gaan met het verkrijgen van en

de verkregen data.

- De studenten zijn in staat een rapportage te maken over het onderzoek, die aan academische

normen voldoet.

- De studenten zijn in staat in een presentatie van de opzet, aanpak en resultaten van het

onderzoek te geven.

- Studenten hebben zich een academische denkwijze en werkopvatting eigen gemaakt.

- Studenten kunnen binnen een tijdsplanning concepten aanleveren.

1.4 Ingangseisen, inspanningsverplichting en eindtermen

Alle ingangseisen voor het starten met het scriptieproject gelden voor dit vak, namelijk dat de student

bij begin van de cursus tenminste de propedeuse en 60 studiepunten van de postpropedeutische fase

van het bachelorprogramma moet hebben afgerond. Sterk aan te bevelen is natuurlijk dat alle

voorgaande vakken van methoden en technieken van empirisch sociaalwetenschappelijk en

planologisch onderzoek zijn gevolgd. Voldoet een student aan het begin van het vak nog niet aan de

ingangseisen maar verwacht hij/zij hier wel aan te voldoen via voldoende beoordeelde herkansingen uit

augustus, dan volgt voorlopige toelating tot het vak.

4

Page 5: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Dit vak kent de volgende inspanningsverplichting (OER, artikel 1.2, 4.3, 5.3) voor het recht op deelname

aan toetsing: Aanwezigheid van 80% bij de verplichte werkcolleges en het tijdig inleveren van de

opdrachten.

NB: Studenten die door overmacht niet in staat zijn aan de inspanningsverplichting te voldoen, nemen

direct contact op met de studieadviseur. De Examencommissie zal vervolgens besluiten of de reden

aannemelijk is en een student eventueel alsnog het recht op een herkansing gunnen.

Dit vak draagt bij aan de volgende eindtermen in het OER van de bachelor opleiding Sociale geografie en

Planologie: K1, K4, K5, K7, K8, T1 t/m T5, T8, C1, C2, O1, O2.

In bijlage 3 zijn de officiële eisen voor scriptie weergegeven. De scriptie dient ook te voldoen aan de

richtlijnen voor het maken van werkstukken en papers. Deze richtlijnen zijn te vinden in bijlage 4.

1.5 Deadlines en beoordeling

Een scriptieproject kent een collectief begin en mondt uit in individuele scripties. De fase van

literatuuroriëntatie, probleemafbakening en opstellen onderzoeksvoorstel vindt op collectieve basis

plaats. Deze fase wordt afgesloten met een presentatie van de onderzoeksvoorstellen, zodat studenten

op elkaar kunnen reageren en het werk verder kunnen aanscherpen. De dataverzameling kan daarna

individueel of collectief plaatsvinden. Na de dataverzameling vindt de analyse en rapportage van de

onderzoeksresultaten plaats die door de studenten worden gepresenteerd, wederom om feedback van

medestudenten mogelijk te maken. Daarna wordt de eindversie van de scriptie geschreven. De scriptie

wordt in een individueel gesprek tussen student, begeleider en tweede lezer beoordeeld. Er komt dus

altijd een beoordelingsgesprek.

Het scriptieproject omvat één semester. Aan het begin van het semester wordt gezamenlijk met een

scriptieproject gestart en aan het eind van het semester dienen de individuele scripties te zijn afgerond

en beoordeeld. Om dat mogelijk te maken geldt een strak tijdschema voor het scriptieproject

waarbinnen alle onderdelen moeten worden afgerond.

De deadlines voor het scriptieproject en het rooster voor de bijeenkomsten worden per semester in

een apart document gepubliceerd. Deze informatie zal te vinden zijn via Blackboard. Het rooster voor

het scriptieproject is te vinden op de website van UvA roosters.

Oordelen docent

5

Page 6: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

De docent beoordeelt het onderzoeksvoorstel. Het eindproduct van de scriptie wordt beoordeeld door

de docent en een 2e lezer.

Het onderzoeksvoorstel wordt na de eerste deadline door de docent beoordeeld met groen, oranje of

rood licht. Bij oranje licht wordt het onderzoeksvoorstel opnieuw ingeleverd en beoordeeld. Dan met

groen of rood licht.

- Groen licht betekent: Het onderzoeksvoorstel is methodologisch solide en uitvoerbaar. De

student kan aan de slag met het uitvoeren van het onderzoek.

- Oranje licht betekent: Het onderzoeksvoorstel moet worden aangepast, zodat het voorstel wel

methodologisch solide en uitvoerbaar is. De student moet de aangedragen verbeteringen

doorvoeren en het onderzoeksvoorstel opnieuw inleveren bij de docent. Het voorstel wordt

dan opnieuw beoordeeld, nu met groen of rood licht. Indien opnieuw geen groen licht wordt

behaald, dient de student uit het scriptieproject te stappen en bij het project in het volgende

semester mee te doen.

- Rood licht betekent: Het onderzoeksvoorstel is onvoldoende, onvolledig en/of de student heeft

duidelijk onvoldoende ingezet getoond. De docent heeft geen vertrouwen dat de student het

voorstel binnen de gestelde termijn op een goed niveau kan brengen. De student kan niet

langer aan het scriptieproject deelnemen en dient bij een project in het volgende semester

mee te doen. Een tweede beoordelaar wordt door de docent bij een roodlichtbesluit

betrokken.

Het eindproduct van de scriptie wordt hard copy in tweevoud ingeleverd in het postvak van de

begeleidende docent. Daarnaast wordt de scriptie op Blackboard geüpload volgens de instructies die op

de Blackboardpagina worden geplaatst. De scriptie wordt beoordeeld door een tweede lezer en de

begeleider in een beoordelingsgesprek met de student.

De volgende probleemsituaties zouden zich kunnen voordoen:

- De scriptie is op tijd ingeleverd maar niet voldoende, te weten tussen 4,0 en 5,5. De student

krijgt de kans om een herziene versie in te leveren in de zogenaamde 'herkansingsronde' 6

weken na de beoordelingsgesprekken. Er komt één feedbackgesprek met de begeleider. In de

herkansingsronde wordt de scriptie opnieuw beoordeeld door de begeleider en de tweede

lezer in een beoordelingsgesprek met de student. Er geldt in principe geen beperking voor het

cijfer.

- De scriptie is op tijd ingeleverd maar niet voldoende, te weten lager dan een 4 (onvoldoende,

onvolledig en/of de student heeft duidelijk onvoldoende ingezet getoond). De student krijgt de

kans om een herziene versie in te leveren in de zogenaamde 'herkansingsronde' 6 weken na de

beoordelingsgesprekken. Er komt één feedbackgesprek met de begeleider. In de

herkansingsronde wordt de scriptie opnieuw beoordeeld door de begeleider en de tweede

6

Page 7: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

lezer in een beoordelingsgesprek met de student. De scriptie kan nu maximaal met een 6,5

beoordeeld worden.

- Scripties die te laat worden ingeleverd, kunnen niet beoordeeld worden in de eerste ronde

(want zowel begeleider als beoordelaar hebben geen tijd om te bekijken of het voldoende is).

De scriptie wordt beoordeeld in de herkansingsronde. De scriptie kan nu maximaal met een 6,5

beoordeeld worden.

Let op, na de deadline voor de herkansingsronde kunnen scripties niet meer worden ingeleverd

voor een beoordeling.

- Studenten kunnen als voldoende beoordeelde scripties verbeteren in de herkansingsronde.

Daarbij geldt dat het cijfer voor de laatst ingeleverde versie geldig is, ook als dit lager is dan het

eerder gegeven cijfer. De verbeterde versie dient binnen de herkansingstermijn te worden

ingeleverd. De student geeft duidelijk aan wat er in de scriptie verbeterd is door te werken met

track changes en een puntsgewijs overzicht te geven van de verbeteringen. Er vindt geen

eindgesprek plaats. Het cijfer wordt bepaald door de begeleider en tweede lezer samen.

NB: Studenten die door overmacht niet in staat zijn de deadline voor de bachelorscriptie te halen, nemen

direct contact op met de studieadviseur. Deze zal, in overleg met de Examen Commissie, besluiten of de

reden aannemelijk is en een eventueel later inlevermoment redelijk is.

1.6 Aansluiting op andere vakken

In het eerste blok van het semester volgen de studenten gelijktijdig met het scriptieproject twee andere

vakken, waaronder M&T 3. De opzet en inhoud van M&T 3 zal aansluiten op het scriptieproject. Het

scriptieproject is gericht op het vormen van een probleemstelling, onderzoeksvragen en verzamelen van

data, terwijl M&T3 gericht zal zijn op verschillende methoden waarmee de data geanalyseerd kan

worden.

Het scriptieproject is een op zichzelf staand vak wat onafhankelijk van de onderzoeksstage of het

literatuurvak uitgevoerd kan worden. Echter, indien gewenst kan het scriptieproject met de

onderzoeksstage, de buitenlandervaring en/of het literatuurvak gecombineerd worden waardoor

mogelijk deze vakken elkaar versterken. Studenten dienen daarvoor zelf het initiatief te nemen en een

dergelijke samenhang zelf te organiseren. Meer informatie over deze vakken is te vinden in de

studiegids.

7

Page 8: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

2 Het scriptieonderwerp en de begeleiding Het scriptieproject begint bij het kiezen voor een van de thema’s die door de respectievelijke docenten

worden voorgesteld. Op dat moment wordt ook de voertaal van het scriptieproject bekendgemaakt. Bij

meerdere thema’s zal Engels de voertaal zijn, waardoor ook de scriptie in deze taal geschreven zal

moeten worden.

2.1 Hoe kom je aan een onderwerp?

Ieder jaar worden meerdere onderwerpen aangeboden aan de hand waarvan scriptieprojecten

plaatsvinden. De studenten worden hierover geïnformeerd voorafgaand aan het semester, bijvoorbeeld

via de studentenwebsite van de opleiding of Blackboard. De projecten zijn dusdanig breed georiënteerd

dat ze in principe toegankelijk zijn voor studenten van alle specialisatierichtingen. Binnen deze thema’s

worden meestal ook enige potentiële scriptieonderwerpen voorgesteld die een idee geven van de

diversiteit die binnen het thema aanwezig is.

Deze ideeën voor een uiteindelijk scriptieonderwerp geven enig houvast, maar zijn in beginsel vooral

bedoeld om een idee te geven van diversiteit aan mogelijke onderwerpen die in het project verscholen

liggen. De keuze voor een concreet individueel scriptieonderwerp zal zich in de eerste – gezamenlijke –

fase van het scriptieproject verder moeten uitkristalliseren. Daarbij kun je je laten inspireren door de

literatuur die in deze fase zal worden behandeld. Ook een programma op televisie, een artikel in de

krant of het bijwonen van een congres kan je helpen om het scriptieonderwerp te concretiseren. Je kunt

ook in de digitale bibliotheek van de UvA op zoek gaan naar scripties uit voorgaande jaren die je

eventueel op ideeën kunnen brengen. Ook wanneer je niet weet hoe een scriptie eruit ziet is het nuttig

om het scriptiebestand te raadplegen.

Wanneer je een idee hebt voor een onderwerp dat binnen het terrein van het scriptieproject valt, dan is

de volgende stap om je verder te gaan verdiepen in dit onderwerp en het af te bakenen tot een

werkbaar scriptievoorstel. In dit proces kun je dankbaar gebruik maken van de kennis en ervaring van je

medestudenten in de projectgroep en de begeleidende docenten. De keuzes die je moet maken zijn

legio. Een paar centrale vragen die iedereen voor zich zal moeten beantwoorden zijn onder andere: Wat

wil ik gaan onderzoeken en hoe ga ik dat aanpakken? Ga ik een literatuuronderzoek doen, of ga ik het

veld in om door middel van enquêtes, interviews of observaties gegevens te verzamelen? Over het

opstellen van het onderzoeksvoorstel van je scriptie is meer te lezen in hoofdstuk 3.

8

Page 9: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

2.2 Het afbakenen van een onderwerp1

De omvang van het onderzoek moet zijn afgestemd op de hoeveelheid tijd die ervoor staat. Een student

moet in staat zijn om de scriptie binnen vijf maanden (14 ECTS) af te ronden. Het onderwerp dat je gaat

onderzoeken moet dus zeker niet te breed zijn, vooral niet omdat er ook veel tijd gaat zitten in de

voorbereidende fase en de presentatie na afloop. In de projectgroep zul je elkaar dus moeten helpen in

het definiëren van voldoende afgebakende scriptieonderwerpen. Het is belangrijk om je goed in te lezen

en voldoende achtergrondinformatie te verzamelen, maar veel belangrijker is dat er op een bepaald

moment keuzes worden gemaakt en knopen worden doorgehakt. “Als je een vage, brede en

dubbelzinnige probleemstelling hebt, sta je voor een inperkingsprobleem” (Aalbersberg, 1997, p.14).

Het definiëren of omschrijven van de begrippen die je in de probleemstelling gebruikt kan je helpen om

keuzes te maken.

Bijvoorbeeld: ‘Wat is de rol van bewoners bij herstructurering?’ Op deze wijze geformuleerd is de

probleemstelling erg breed. De probleemstelling is echter verder in te kaderen door te bedenken wat je

bedoelt met ‘rol’, wie je bedoelt met ‘bewoners’ en of je het hebt over ‘herstructurering’ in het

algemeen of je een aantal cases bestudeert. Wanneer je hierover hebt nagedacht dan kan dit resulteren

in een nieuwe, beter ingekaderde probleemstelling, zoals bijvoorbeeld: In hoeverre worden de

bewoners van de wijken Paddepoel en Vinkhuizen in Groningen betrokken bij de herstructurering van

hun wijk?

Ook een conceptueel schema kan je helpen bij het inperken van je onderzoek. In dit schema werk je de

relaties tussen alle begrippen uit. Op die manier kan duidelijk worden of je bijvoorbeeld maar een

bepaald deel of één bepaalde relatie uit dit schema wilt onderzoeken. Bovendien kan het je helpen om

in een volgend stadium een vragenlijst in elkaar te zetten.

Hoe meer je het onderzoeksgebied inperkt, des te beter je werkt en des te zekerder je van je zaak bent.

2.3 Wat mag ik van een scriptieprojectgroep en de begeleiders verwachten?

Het is belangrijk dat je voordat je je inschrijft bij een scriptieproject terdege bewust bent dat je je lange

tijd met dit ene onderwerp gaat bezighouden. Zorg er daarom ten minste voor dat je een grof idee hebt

waarover je een scriptie zou willen schrijven en hoe dit in het project is in te passen. Het specialisme van

de begeleiders kan een rol spelen in de keuze voor een bepaald scriptieproject, maar laat dit niet de

enige motivatie zijn waarop je je baseert. Zoek vooral naar inhoudelijke argumenten waarom jouw

1 De informatie in deze paragraaf is ontleend aan Aalbersberg (1997). Zij heeft deze informatie op haar beurt

ontleend aan M.J.A. Mirande & E. Wardenaar (1983) Scriptieproblemen Utrecht: Spectrum.

9

Page 10: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

vakinhoudelijke interesse en vaardigheden goed tot bloei zouden kunnen komen in een bepaald

scriptieproject.

Van je medestudenten in de scriptieprojectgroep mag je verwachten dat ze allemaal een serieuze

afweging hebben gemaakt met betrekking tot het onderwerp. Het is verplicht om in de

voorbereidingsfase alle sessies bij te wonen die een gezamenlijk karakter hebben en een actieve rol te

spelen in de discussies die hier gevoerd worden. Door in groepsverband te werken kunnen veel

problematische fases die met het schrijven van een scriptie samenhangen onderling worden

bediscussieerd, hetgeen vaak tot een vruchtbare wisselwerking kan leiden.

In de begeleidingstijd (ongeveer 15 uur per student) mag je van de begeleider verwachten dat deze je

tijdens het onderzoeken en het schrijven aanwijzingen geeft, zoals bij het zoeken naar literatuur, bij het

afbakenen van het onderwerp en bij het interpreteren van de onderzoeksresultaten. De belangrijkste

taak van de begeleiders is om je op weg te helpen, je te inspireren en te motiveren. Daarnaast zijn de

begeleiders degenen die het onderzoeksvoorstel moeten beoordelen op haalbaarheid en kwaliteit.

Omdat jij degene bent die de scriptie moet schrijven, is het natuurlijk altijd beter om zelf ideeën aan te

dragen en deze met je begeleider te bespreken.

Om deze taken uit te kunnen voeren zal er regelmatig overleg plaatsvinden tussen de student en de

begeleider(s). In deze gesprekken zullen becommentarieerde stukken worden besproken en kan je

vragen om advies bij bepaalde kwesties. Het is goed om je ervan bewust te zijn dat je begeleiders deze

taken alleen kunnen volbrengen als zij goed op de hoogte zijn van het onderwerp en daardoor zelf

geïnspireerd raken. Het is dus belangrijk dat je in een gesprek niet alleen de knelpunten en dilemma’s

aan je begeleiders voorlegt, maar dat je ook de leuke resultaten met je begeleiders bespreekt. Toon

altijd eigen initiatief en vraag het als dingen niet duidelijk zijn. Ga niet alleen naar je begeleiders toe als

je problemen hebt. Het is gebruikelijk af te spreken om steeds per hoofdstuk commentaar te krijgen. Dit

commentaar kan zowel over de structuur, over de inhoud als over de manier van schrijven gaan.

Zorg ervoor dat de begeleiders zich goed kunnen voorbereiden op de gesprekken. Lever daartoe de

stukken, inclusief de vorige becommentarieerde versie, op tijd in. Geef in het verbeterde stuk voor de

docenten aan wat nieuw/ verbeterd is, zodat de docenten niet het gehele stuk opnieuw hoeven te

lezen. Dit voorkomt niet alleen irritaties, maar het verzekert ook jezelf ervan dat het gesprek over de

inhoud gaat en niet over allerlei irrelevante zaken. Voor jezelf is het goed te weten dat niet al je stukken

die je tussentijds inlevert perfect in orde hoeven te zijn voordat je ze laat zien. Zorg wel dat je correcte

spelling gebruikt en dat het stuk er verzorgd uitziet. Slordigheid gaat ten koste van je begeleidingstijd en

van het leesplezier van de begeleiders.

10

Page 11: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Belangrijk is ook dat je jezelf goed voorbereidt op de besprekingen. Het kan handig zijn om vooraf een

aantal punten op papier te zetten waarover je het in de bespreking wilt hebben en deze eventueel ook

vooraf bij de begeleider in te leveren. Zo kan je tijdens het gesprek voor jezelf nagaan of alle punten

besproken zijn en blijf je niet met onopgeloste kwesties zitten die ertoe kunnen bijdragen dat je

vastloopt.

Mocht je ontevreden zijn over de begeleiding dan is het belangrijk dat je dit tijdig met je begeleiders

bespreekt. Lukt het niet de problemen met je begeleiders op te lossen, ga dan eens met de coördinator

van het scriptieproject of met de studieadviseur praten. Ernstige klachten moeten volgens de algemene

procedure worden afgehandeld. Deze klachten kan je eventueel doorspelen naar de

opleidingscommissie.

2.4 Zaken om af te spreken met de groep en met de begeleiders

Maak vanaf het begin duidelijke afspraken met je onderzoeksgroep en je begeleiders en spreek

verwachtingen uit. Zorg dat je een zo nauwkeurig mogelijk idee hebt van je eigen

verantwoordelijkheden binnen de groep en zorg dat je van elkaar weet waar je mee bezig bent. Zeker

als ook de dataverzamelingsfase nog een gezamenlijk project is, is het zaak om duidelijke afspraken te

maken.

Dergelijke afspraken moet je ook maken met de begeleiders – in de rapporterende fase. Bespreek met

je begeleiders in ieder geval hoe vaak en wanneer je contact hebt om je scriptievorderingen te

bespreken, hoe de begeleiding tijdens de rapportage is geregeld en de mogelijkheid tot alternatieve

vormen van communicatie, zoals e-mail. Belangrijk is ook om af te spreken hoe lang van tevoren de

stukken ingeleverd moeten worden en in welke vorm.

11

Page 12: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

3 Het onderzoeksvoorstel 3.1 Het onderzoeksvoorstel

Het individuele onderzoeksvoorstel is van groot belang voor het verloop van het onderzoek. In je

voorstel leg je vast welk concreet probleem je gaat onderzoeken, hoe je dit gaat doen, bij wie, op welke

manier, met welke technieken, welke vragen daarbij belangrijk zijn en wat je met het onderzoek wilt

bereiken (zie bijvoorbeeld Bryman, 2008, deel één, over het opstellen van je onderzoeksvoorstel).

Tijdens het schrijven van je onderzoeksvoorstel zal je het onderwerp steeds verder moeten inperken en

afbakenen. Een goed onderzoeksvoorstel ligt er niet in één keer, het is een proces van herformuleren

waarbij elke beslissing beargumenteerd moet worden. Een goede opzet van het onderzoek is een

belangrijke voorwaarde om het onderzoek binnen de gestelde tijd uit te kunnen voeren. Door het

schrijven van het onderzoeksvoorstel dwing je jezelf gestructureerd na te denken over het onderzoek.

In het onderzoeksvoorstel leg je de fundamenten van je onderzoek vast. Bedenk of de benodigde

informatie te verkrijgen is, of de informatie hanteerbaar is en of je voldoende kennis hebt om het

onderzoek uit te kunnen voeren. Is het niet te hoog gegrepen? Uit het betoog moet blijken dat je overal

aan gedacht hebt en verstandige keuzes hebt gemaakt. Bespreek je onderzoeksvoorstel binnen de

scriptieprojectgroep. Door erover te praten en te discussiëren groei je zelf steeds meer in het

onderwerp en word je gedwongen over mogelijke problemen (ook van anderen) na te denken.

Probeer ook tijdens de eerste fase van de literatuuranalyse meteen zo veel mogelijk een vertaalslag te

maken naar wat dit voor de uitwerking van jouw onderzoek kan betekenen (Bryman, 2008, hoofdstuk

4). Inlezen en het uitwerken tot een voorstel gaan hand in hand. Op deze manier beperk je ook het risico

dat je in een doolhof van informatie terechtkomt en verstrikt raakt in de informatie. Kortom: de

vertaalslag naar een werkbaar onderwerp moet snel gemaakt worden. Haal je M&T boeken uit de kast

en ga aan de slag. Praat erover in de projectgroep. Lukt het niet om de vertaalslag te maken, ook niet

met aanwijzingen vanuit de groep, stap dan snel over op een nieuw onderwerp. Neem niet te veel hooi

op je vork. In de beperkte tijd die voor de scriptie staat kan je nu eenmaal niet alles onderzoeken.

3.2 De opbouw van een onderzoeksvoorstel

In een onderzoeksvoorstel leg je vast waar de scriptie over zal gaan. Als het thema waaraan je

deelneemt de Engelse taal als voertaal kent, moet ook het onderzoeksvoorstel al in het Engels worden

geschreven. Het voorstel beslaat ongeveer 4 á 5 kantjes (+/- 2000 woorden, let op: dit kan per

projectgroep verschillen). Hoe je onderzoeksvoorstel er uit komt te zien hangt sterk af van je onderwerp

en het soort onderzoek dat je gaat doen. De volgende elementen horen in een onderzoeksvoorstel te

staan:

12

Page 13: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Inleiding

In de inleiding geef je kort aan waar je scriptie over zal gaan. Je kunt het zien als het raamwerk voor de

scriptie. Uit dit gedeelte van het onderzoeksvoorstel moet duidelijk worden waarom het onderwerp

interessant of belangrijk is. Je beschrijft daarin kort de achtergrond van het scriptieonderwerp, de

maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van het onderzoek en het doel dat je met het

onderzoek voor ogen hebt. In de inleiding komt daarnaast de centrale probleemstelling aan de orde.

Bovendien kan je de lezer een leeswijzer meegeven waarin je vertelt wat je in de rest van het

onderzoeksvoorstel zal behandelen.

Probleemstelling

Het formuleren van een goede probleemstelling is van groot belang voor het verdere onderzoeksproces.

Steek hier dus veel energie in. Aan het formuleren van een probleemstelling gaat vaak een heel proces

vooraf. Je begint met een idee, maar naarmate je meer kennis vergaart over het onderwerp en er met

de groep over spreekt, wordt dat idee steeds concreter. Meestal heeft dit tot gevolg dat je de vraag

bijstelt en verder inperkt. Het is een cruciale fase van het onderzoek die in grote mate bepalend is voor

het verloop van het gehele onderzoek.

Kader

Het kader geeft het raamwerk waarbinnen je het onderzoek gaat uitvoeren. Het is niet de bedoeling dat

je allerlei verschillende en uiteenlopende theorieën en literatuur gaat behandelen, het kader moet een

duidelijke functie hebben in je betoog. Een kader kan bestaan uit een literatuuroverzicht over dat

onderwerp, een wetenschappelijk debat, een theorie of opinies. Door al vroeg aan het kader te werken

ben je op de hoogte van wat er speelt op het terrein van het door jou gekozen onderwerp en welke

factoren van belang zijn. Dit kader, dat het raamwerk is waarbinnen je onderzoek uitgevoerd moet

worden, kan je er steeds bij pakken op de momenten dat je lastige keuzes moet maken.

Onderzoeksopzet

De onderzoeksopzet is het gedeelte van het onderzoeksvoorstel waarin het uit te voeren empirische

onderzoek aan de orde komt. De probleemstelling kan hierin worden opgesplitst in een aantal

deelvragen. Hiertoe breek je de probleemstelling als het ware op in kleinere vragen waarop je antwoord

wilt krijgen voordat je de gehele probleemstelling kunt beantwoorden. Deze onderzoeksvragen kunnen,

afhankelijk van het type onderzoek, ook hypotheses zijn die je gaat toetsen. De onderzoeksopzet bevat

ook een conceptueel model. Het conceptueel model is een schematische weergave van het empirische

onderzoek, dat de relaties tussen de te onderzoeken variabelen weergeeft. Het theoretisch kader en

centrale probleemstelling (onderzoeksvraag) monden hier op een logische wijze in uit.

13

Page 14: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

In de onderzoeksopzet komen verder achtereenvolgens het type onderzoek, de operationalisering en

onderzoeksmethode(n) aan de orde.

Hoofdstukindeling en tijdsplanning

In je scriptievoorstel neem je een (voorlopige) inhoudsopgave van je scriptie en een tijdsplanning op.

Dat is handig voor jezelf, want op deze manier blijf je er van bewust dat je met de uiteindelijk

verzamelde gegevens een gestructureerd verhaal moet schrijven. Een hoofdstukindeling kan daarbij

steeds dienen als kapstok waaraan je de verzamelde informatie op moet kunnen hangen. De opbouw

van je scriptie is afhankelijk van het onderwerp en het type onderzoek dat je gaat doen. Als het goed is

kan je de inhoudsopgave al afleiden uit de geformuleerde onderzoeksvragen.

Een voorbeeld van een ‘klassieke’ opbouw is:

- Inleiding

- Kader

- Methodologische verantwoording van het empirische onderzoek

- Presentatie en analyse van het onderzoeksmateriaal

- Conclusies en aanbevelingen

- Literatuurlijst

- Eventueel nawoord (hierin kun je bijvoorbeeld een weerspiegeling geven van onderdelen die anders

zijn verlopen dan vooraf verwacht)

- Eventueel bijlagen (hierin kunnen kaartjes, enquêtes en eventueel geschreven brieven worden

opgenomen)

3.3 Het type onderzoek, de operationalisering en de onderzoeksmethoden

Typen onderzoek2

Onderzoek is er in vele vormen. Een belangrijke keuze is daarom die voor het type onderzoek. Uiteraard

dien je gebruik te maken van de kennis en kunde die je in voorgaande methoden en technieken vakken

hebt opgedaan. Hieronder worden een aantal typen onderzoek genoemd:

1) Beschrijvend onderzoek: Bij een beschrijvend onderzoek probeer je een planologisch of sociaal

geografisch verschijnsel in al zijn/haar facetten in kaart te brengen. Onderzoeksvragen met een

beschrijvend karakter zijn de zogenaamde ‘wat’- vragen. Bij een beschrijvend onderzoek heb je vooraf

nog geen hypothese of theorie voor handen. Voorbeeld van een beschrijvend onderzoek: je wilt weten

2 Dit hoofdstuk is mede gebaseerd op Baarda & de Goede (1994). Zie ook Bryman (2008) en Yin (2009: 8) over typen onderzoek.

14

Page 15: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

op welke doelgroep je een reclamecampagne moet richten om de invoering van een nieuwe wet,

bijvoorbeeld met betrekking tot energiebesparing in de woning, zo effectief mogelijk te laten verlopen.

2) Explorerend onderzoek: Dit is een tussenvorm tussen het beschrijvend en het toetsend onderzoek. Je

voert een explorerend onderzoek uit wanneer je wilt weten wat er aan de hand is en je dus verder gaat

dan het beschrijven alleen. Doel van dit type onderzoek is een hypothese te formuleren of te

ontwikkelen. Je begint niet blanco. Vaak heb je al ideeën over mogelijke verbanden of samenhangen of

beschik je al over enige kennis. Je wilt bijvoorbeeld weten waarom mensen een tweede woning bezitten

naast hun woning in de stad. Onderzoeksvragen met een explorerend karakter zijn veelal zogenaamde

‘waarom’ en ‘hoe komt dat’ vragen. Met explorerend onderzoek probeer je tot een theorie te komen of

hypotheses te ontwikkelen, maar bestaan deze nog niet, zoals bij toetsend onderzoek het geval is.

3) Toetsend onderzoek: Bij deze vorm van onderzoek worden één of meerdere hypotheses die je hebt

afgeleid uit de theorie getoetst. Dit type onderzoek voer je uit wanneer je een idee (theorie) hebt en wil

gaan bekijken of deze klopt. Een voorbeeld van een hypothese die je kunt toetsen is: Als

drugsverslaafden gratis methadon wordt verstrekt zal de overlast van junkies rond metrostation

Weesperplein afnemen.

Binnen deze typen onderzoek kan je verschillende methoden gebruiken om data te verzamelen.

Hieronder worden een aantal veel voorkomende methoden kort aangeduid:

- Opinie onderzoek: Bij deze vorm van onderzoek worden de meningen van verschillende partijen die

zich uitspreken voor of tegen een bepaalde ontwikkeling gepeild en hieruit worden conclusies getrokken

voor toekomstig beleid. (beschrijvend of exploratief)

- Case study: Bij een case study gaat het erom een (sociaal) systeem, een (sociaal) proces of een bepaald

geografisch gebied te beschrijven. Het aantal onderzoekseenheden kan variëren, maar is meestal niet zo

groot. Het kan gaan om een wijk, een stad, een regio, een land, een bedrijf, een persoon, maar ook om

meerdere wijken, steden, landen, etc. (Yin, 2009)

- Literatuur/bronnenonderzoek: Bij deze vorm van onderzoek verkrijg je het onderzoeksmateriaal uit

bestaande literatuur (exploratief, beschrijvend of toetsend onderzoek), zoals boeken, tijdschriften,

kranten, internet, etc.

Operationalisering

De begrippen die je in de probleemstelling gebruikt, moeten verder uitgewerkt worden in meetbare

termen, ofwel in concreet te onderzoeken variabelen. Dit om duidelijk voor ogen te krijgen wat je

precies onder een begrip verstaat en wat je precies wilt weten. Bijvoorbeeld het begrip leefbaarheid.

Om dit begrip te kunnen onderzoeken in de context van een wijk zul je iets moeten bedenken waaraan

15

Page 16: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

je kunt aflezen hoe ‘leefbaar’ een wijk is. Daartoe is het nodig het begrip eerst goed te omschrijven. Wat

bedoel je precies met leefbaarheid? Waar heeft het betrekking op? Nadat je het begrip gedefinieerd

hebt kan je het uitwerken in meetbare termen. Dat wil zeggen, je werkt het begrip uit in een aantal

vragen. In dit geval zijn dit vragen waarmee je de leefbaarheid in een bepaalde wijk kan meten. Eén van

de criteria zou kunnen zijn om te kijken naar het criminaliteitscijfer in de wijk (natuurlijk moet dan wel

bekend zijn bij welk cijfer de criminaliteit hoog en wanneer laag is). Bedenk steeds welke gegevens

nodig zijn om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Op deze manier maak je de onderzoeksvragen

onderzoekbaar.

Deze stap brengt onvermijdelijk keuzen met zich mee ten aanzien van de variabelen, indicatoren of

aspecten die je wel en niet gaat onderzoeken. Een probleem is vaak te complex om in al zijn facetten te

onderzoeken. Beargumenteer in de scriptievoorstel steeds waarom je het onderwerp op deze manier

gaat onderzoeken en waarom niet op een andere manier. Ook op deze manier perk je het onderwerp

dus steeds verder in.

Onderzoeksmethoden

Om je onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden zal je – eventueel samen met anderen – gegevens

moeten verzamelen. Er zijn veel verschillende manieren om dat te doen. Afhankelijk van je onderwerp

en het type onderzoek zal je literatuur moeten verzamelen, kranten moeten scannen, enquêtes af

moeten nemen of diepte-interviews moeten houden. Denk hierbij aan de verschillende methoden en

technieken die in de M&T colleges de revue zijn gepasseerd. Sla er eventueel nog een keer het

handboek op na. Hoe je dit materiaal gaat verzamelen, bij wie en op welke manier je dat doet en hoe je

de gegevens gaat verwerken moet je ook beschrijven in de onderzoeksopzet.

3.4 De tijdsplanning

Het scriptieproject kent een beperkte omvang en moet derhalve binnen een semester zijn afgerond. Het

is daarom belangrijk dat de onderzoeksvraag niet te ambitieus wordt gesteld en het tijdspad, dat aan

het begin van het project is opgesteld, ook daadwerkelijk wordt gevolgd. Hierin zullen ook een aantal

tussenmomenten zijn opgenomen waarop een bepaald onderdeel moet zijn afgerond.

Schat je tijd ruim in, maar stel wel een aantal deadlines. De ervaring leert dat de scriptie veel tijd in

beslag neemt. Houd er in je planning rekening mee dat een stuk de eerste keer nog niet goed is en dat

er nog het een en ander bijgeschaafd moet worden. Dit kost veel tijd! Bovendien ben je soms afhankelijk

van anderen wat het moeilijk maakt om binnen de tijdsplanning te blijven werken. Bouw hiertoe de

nodige speelruimte in je planning in. Mocht een bepaald onderdeel uitlopen op je planning, wees je er

dan van bewust dat je voor een ander onderdeel minder tijd over hebt. Op het moment dat je dreigt uit

16

Page 17: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

te lopen zal je dus in overleg met je begeleiders moeten beslissen welk onderdeel je prioriteit geeft.

Probeer jezelf wel te beperken want je kan tenslotte niet alles doen, hoe leuk sommige dingen ook zijn.

Hoe goed je alles ook overdacht hebt, er zullen altijd onverwachte tegenslagen zijn. Denk hierbij aan

computers die stuk gaan, respondenten die niet mee willen werken, boeken die zijn uitgeleend, etc. Ook

tegenslagen van persoonlijke aard, zoals ziekte of relatieproblemen kunnen je tijdsplanning in gevaar

brengen. Het is dus verstandig altijd wat extra tijd te reserveren voor tegenslagen.

17

Page 18: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

4 Uitvoeren van het onderzoek

4.1 Wat wordt er van je verwacht?

Het uitvoeren van het onderzoek bestaat uit het verzamelen van gegevens en het uitwerken van deze

gegevens tot bruikbare resultaten. Dit onderzoek kan vele vormen aannemen. Een planoloog of sociaal

geograaf kan bijvoorbeeld via enquêtes, interviews of schriftelijk onderzoek materiaal verzamelen. In

deze fase wordt met name van je verwacht dat je laat zien dat je zelfstandig of samen met anderen

gegevens kunt verzamelen, dat je tot de juiste bronnen weet door te dringen, dat je in interviews de

goede vragen kan stellen, etc. Een belangrijk onderdeel van het leerproces in deze fase is dat je ook

leert keuzes te maken met betrekking tot het onderzoek. Je zult namelijk altijd onverwachte dingen

tegenkomen. Rapporteer in deze fase je resultaten aan de projectgroep maar vooral ook aan de

docent(en), zodat deze ook betrokken blijft en inzicht heeft of voldoende en de juiste gegevens worden

verzameld gezien de probleemstelling. Om de analyse van het materiaal in de volgende fase te

vereenvoudigen is het verstandig om alvast conclusies op te schrijven die uit je data naar voren komen.

Bedenk voor jezelf wat de belangrijkste conclusies/ bevindingen zijn.

Wanneer je ervoor kiest om enquêtes of interviews af te nemen is het erg belangrijk dat je goed

voorbereid het veld in gaat. Alleen dan zul je erin slagen alle benodigde informatie uit je respondenten

te trekken. Raadpleeg voordat je het veld in gaat een boek over interviewtechnieken of veldwerk.

Gebruik daarnaast ook de ervaringen uit je studie rondom het afnemen van interviews en wat je geleerd

heb in de interviewtraining en M&T.

Het is belangrijk om alles wat je doet goed te overdenken, maar wacht niet te lang en durf beslissingen

te nemen. Sommige inzichten ontstaan pas wanneer je ergens mee bezig bent. Het is verstandig om het

materiaal dat je verzameld hebt direct uit te werken en te interpreteren. Dit maakt het mogelijk om,

reagerend op de onverwachte gebeurtenissen of uitkomsten, tussentijds je onderzoek nog wat bij te

stellen en eventueel onderdelen toe te voegen of juist te schrappen. Houd steeds precies bij met wie je

hebt gesproken en wanneer. Gebruik je onderzoeksvoorstel daarbij steeds als leidraad, maar wees niet

bang om zo nodig ook hierin aanpassingen aan te brengen. Het is goed om dit soort belangrijke

beslissingen te overleggen met de begeleiders. Ter versterking van je onderzoeksmateriaal, enquêtes,

interviews en observaties helpt het om foto’s te maken, voor zover het onderwerp dit toelaat natuurlijk,

van de belangrijkste dingen die je onderzoekt. Foto’s kunnen het onderzoeksmateriaal voor de lezer

verlevendigen, beter begrijpbaar maken en ook aantonen dat het waar is wat jij concludeert. Let wel op

dat je niet teveel foto’s maakt, of foto’s maakt van minder relevante zaken.

18

Page 19: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Het is belangrijk om er rekening mee te houden dat de uitwerking van je enquêtes, interviews, of

observaties veel tijd kost. Een uur interviewmateriaal kost je minstens drie uur verwerkingstijd. Bedenk

van tevoren ook goed op welke manier je de gegevens gaat verwerken, bijvoorbeeld het programma

Atlas ti. Dit kost ook veel tijd, maar nog meer wanneer je achteraf pas gaat bedenken hoe je dat gaat

aanpakken.

Laat de docent alle informatie zien die je verzamelt. Dat wil zeggen de uitgewerkte interviews (al dan

niet in transcripts), de ingevulde enquêtes, checklists, observatieschema’s en dergelijke. Je laat daarmee

zien dat je het empirische materiaal daadwerkelijk hebt verzameld en maakt daarmee je onderzoek

transparant en herhaalbaar. Nota bene, uitgewerkte interviews hoeven niet in de scriptie te worden

opgenomen.

Soms wordt vertrouwelijke informatie aan je verteld. Ga hier dan ook op gepaste wijze mee om. Maak

hier voor jezelf een aantekening van om te verzekeren dat je er ook daadwerkelijk zorgvuldig mee

omgaat. Persoonsgegevens worden in principe anoniem verwerkt.

Het onderzoek moet je vooral zien als een leerproces waarbinnen je fouten mag maken. Zoek wel naar

creatieve oplossingen om mogelijke problemen op te lossen. Er wordt niet van je verwacht dat je met

een baanbrekende oplossing komt voor een probleem, daarvoor is het onderzoek waarschijnlijk te klein.

Stel niet te hoge eisen aan de uitkomsten, maar zorg er wel voor dat je voldoende gegevens en/of

internationale literatuur verzamelt om een bachelor scriptie te kunnen schrijven. Vraag hierbij

regelmatig advies aan de begeleiders.

4.2 Stortvloed aan gegevens

Wanneer je bezig bent met onderzoek komt er waarschijnlijk een overvloed aan interessante informatie

op je af. Vaak verzamel je – of verzamelen jullie – meer informatie dan je voor het onderzoek nodig

hebt. Pas hiermee goed op. Waarschijnlijk is een deel van deze informatie ook erg interessant en zal de

verleiding groot zijn om dit ook op te nemen in je scriptie. Doe dit niet, maar blijf bij je

onderzoeksvoorstel. Uitweiding zal alleen maar ten koste gaan van de structuur van je scriptie.

Bedenk bij de dataverzameling en de analyse steeds waarom je iets doet, of je de resultaten kan

gebruiken en hoe je ze in je rapportage wilt gebruiken. Gebruik hierbij als leidraad de inhoudsopgave en

natuurlijk de probleemstelling van je scriptie. Probeer de overbodige informatie meteen te scheiden van

het materiaal dat je echt nodig hebt om de probleemstelling te kunnen beantwoorden. Leg het ver weg

zodat je niet in de verleiding komt om het er toch bij te halen. Wanneer je te veel informatie hebt,

19

Page 20: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

wordt het moeilijk om diepgang in de scriptie te krijgen en nog moeilijker om de structuur van je scriptie

aan te houden.

Houd gedurende het onderzoek je tijdsplanning goed in de gaten en laat je niet verleiden om steeds

maar meer gegevens te verzamelen. Een scriptie is namelijk nooit af, de tijd die je ervoor hebt is echter

wel beperkt. Blijf je ervan bewust dat onderzoeksgegevens een middel zijn om een antwoord te vinden

op je probleemstelling, geen doel op zich.

20

Page 21: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

5 Het schrijven van de scriptie 5.1 Hoe ga je om met je onderzoeksmateriaal?

Het rapporteren van het onderzoeksmateriaal blijkt niet voor iedereen even eenvoudig te zijn. De één is

een geboren schrijver, de ander kost het veel meer moeite om een helder verhaal op papier te krijgen.

Meestal weet je van jezelf wel hoe het schrijven je afgaat. Zorg in ieder geval dat je voldoende tijd

uittrekt voor het schrijven van de scriptie. Houd er rekening mee dat je stukken niet meteen de eerste

keer al worden goedgekeurd, maar dat je de stukken een aantal keren zal moeten herzien voordat er

goede versies liggen.

Het schrijven van de scriptie begint in principe niet pas op het moment dat al het materiaal is verzameld.

In de tussentijd heb je al een aantal hoofdstukken kunnen schrijven, namelijk je kaderstellende

hoofdstukken, waarin je de literatuur hebt verkend, en het hoofdstuk met het onderzoeksvoorstel,

waarin je de opzet van het onderzoek weergeeft en de gemaakte keuzes toelicht.

Zorg dat je het materiaal dat je hebt verzameld zorgvuldig ordent. Op deze manier maak je het voor

jezelf makkelijk om het materiaal snel terug te vinden en voorkom je foutieve uitspraken in je

rapportage. Maak bijvoorbeeld per onderzoeksgebied stapeltjes met enquêtes of maak stapeltjes met

literatuur. Eventueel kan je zelfs je informatie per hoofdstuk scheiden. Als je bijvoorbeeld de meningen

gaat peilen van instellingen voor en tegen een luchthaven in zee, maak dan twee stapels: één voor de

voorstanders en één voor de tegenstanders. Probeer daarbij de informatie die je niet nodig hebt meteen

te scheiden van de bruikbare informatie. Wil je citaten uit je onderzoek gebruiken in je rapportage, zoek

dan die citaten uit die je helpen bij de beantwoording van je probleemstelling en je deelvragen. Een leuk

citaat dat verder geen betrekking heeft op het probleem heeft weinig toegevoegde waarde in het

verhaal. Let er op dat je alle bronnen vermeldt. Wanneer je citeert of een auteur aanhaalt laat je altijd

zien wat van de ander is en waar je het vandaan hebt gehaald. De regels omtrent bronvermelding staan

vermeld in Bijlage 4.

Noteer altijd meteen je bronnen. Dit maakt het eenvoudig voor jezelf om later bepaalde boeken,

artikelen of nota’s terug te vinden, mocht je ze nogmaals nodig hebben. Bovendien voorkom je zo dat

bronvermeldingen ontbreken voor je literatuurlijst. Maak in je verhaal veelvuldig gebruik van

bronvermeldingen. Uitspraken, citaten en dergelijke moeten in principe controleerbaar zijn voor de

lezer. Hoe preciezer hoe beter. De bibliografie dient uitsluitend die bronnen te bevatten waar de

bronvermeldingen in de tekst (en onder tabellen en figuren) naar verwijzen (Aalbersberg, 1997, p.29).

Een softwareprogramma als Refworks kan zeer behulpzaam zijn in het geordend houden van de

literatuurverwijzingen en de bibliografie.

21

Page 22: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

5.2 Praktische zaken omtrent de scriptie

Wat er in je scriptie moet komen te staan is afhankelijk van je onderwerp, het theoretisch kader, de

probleemstelling en de gebruikte onderzoeksmethode. Er zijn verschillende manieren om je scriptie op

te bouwen, er bestaat niet één manier die de juiste is. Doe wat jou het beste lijkt voor het onderwerp

dat jij hebt onderzocht en overleg daarover met je begeleiders.

Het is belangrijk dat je het verhaal logisch opbouwt. Breng een duidelijke structuur aan zodat de lezer

het betoog goed kan volgen. Structuur voor de lezer breng je aan door in de inleiding steeds kort op te

schrijven waar een bepaald hoofdstuk over zal gaan en door duidelijke verwijzingen binnen het verhaal

aan te brengen. Laat de lezer aan de hand meelopen met jouw gedachten. Vanuit deze achterliggende

structuur werk je door naar de probleemstelling.

De structuur vind je terug in de hoofdstukindeling. Een goede methode is om bij iedere paragraaf kort,

in één zin, uit te schrijven wat er in die paragraaf moet komen te staan. Vanuit deze steekwoorden

bouw je vervolgens de paragraaf op. Probeer alleen die gegevens te gebruiken die je nodig hebt om de

probleemstelling te kunnen beantwoorden. Blader hiervoor ook steeds terug naar je

onderzoeksvoorstel. Vraag je steeds af waarom je iets schrijft en wat het geschrevene bijdraagt aan het

beantwoorden van je probleemstelling.

Probeer tijdens het schrijven verbanden te leggen, geef nieuwe verbanden aan en ontwikkel waar

mogelijk ook nieuwe visies op problemen. Houd je daarbij, hoe moeilijk dat soms ook is, aan je eigen

structuur. Zo voorkom je dat de lezer de draad kwijt raakt. Probeer verder kritisch te schrijven. Vraag je

steeds af of het klopt wat jij beweert en of het klopt wat een andere schrijver beweert. Een goede

scriptie kenmerkt zich door een goede samenhang tussen de verschillende hoofdstukken, een goede

verdeling in hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen.

Omvang

De omvang van de scriptie bedraagt 25-50 pagina’s. Bij een gemiddelde bladspiegel met 400 woorden

betekent dit dat de scriptie bestaat uit 10.000 á 20.000 woorden (exclusief bibliografie en eventuele

bijlagen). Nog altijd worden er scripties ingeleverd die veel groter zijn dan het voorgeschreven aantal

pagina’s/woorden. Dit betekent niet dat deze scripties ook per definitie beter zijn. Een kleine, bondige

scriptie met een goede structuur kan veel beter leesbaar zijn dan een lange scriptie met veel onnodige

uitweidingen. Probeer niet over het maximum aantal bladzijdes te gaan, behalve wanneer je dit goed

kan motiveren. Houd in gedachten dat je geen proefschrift aan het schrijven bent, maar een scriptie op

bachelorsniveau.

22

Page 23: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Schrijfproblemen

Het schrijven van een scriptie is niet altijd even makkelijk. Veel studenten vinden het moeilijk om een

helder en goed gestructureerd stuk te schrijven. Wanneer je van jezelf weet dat je niet goed bent in

schrijven of onzeker bent over je kwaliteiten is het aan te raden om een cursus (scriptie-)schrijven te

volgen, of een boek te lezen over het schrijven van een scriptie. In bijlage 2 staat een aantal suggesties

voor boeken en cursussen over (scriptie-) schrijven.

Sommige schrijfproblemen zijn het gevolg van de hoge eisen die studenten aan de scriptie stellen. Veel

studenten willen hun bacheloropleiding afsluiten met een scriptie die daadwerkelijk een probleem helpt

op te lossen of die nieuwe inzichten geeft in een bepaald verschijnsel. Bovendien staat een goede

scriptie goed bij een sollicitatie. Deze ambities werken vaak erg motiverend, maar als je te hoge eisen

stelt aan jezelf dan werkt dat soms frustrerend.

5.3 De eindbeoordeling

Als je scriptie af is dan wordt deze gelezen door jouw begeleider en een tweede beoordelaar.

De beoordeling van de scriptie wordt gedaan op basis van het eindproduct en het gesprek. De

beoordeling vindt dus plaats op het eind van het eindgesprek. Tijdens dit eindgesprek, dat ongeveer een

half uur duurt, stelt de tweede lezer vragen over je scriptie. In dit gesprek moet je je scriptie dus

verdedigen. Het eindgesprek kan een desillusie zijn. Houd er rekening mee dat de lof kort zal zijn en de

kritiek lang. De zwaarte van de kritiek is echter niet indicatief voor je eindcijfer. Vragen zullen met name

betrekking hebben op bepaalde keuzes die je in je onderzoek hebt gemaakt en bepaalde uitspraken die

je in je scriptie doet. Na het schrijven van de scriptie ben jij de expert in het onderwerp. Ga er dus vanuit

dat je de vragen gewoon kan beantwoorden en dat je met jouw kennis van het onderwerp kan

overtuigen. Probeer wel voorafgaand aan het gesprek te bedenken op welke punten je kritiek kan

verwachten, zodat je een weerwoord kan voorbereiden. Het eindgesprek is een besloten zitting. Na

afloop krijg je een beoordelingsformulier met daarop een gedifferentieerde beoordeling.

De scriptie wordt beoordeeld op basis van een aantal criteria. Deze staan genoemd in bijlage 1. Door

deze criteria voor jezelf te bekijken kun je een idee vormen waaraan het eindproduct ongeveer moet

voldoen.

23

Page 24: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

BIJLAGEN

24

Page 25: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Bijlage 1 Beoordelingsformulier BA Scriptie Sociale

Geografie en Planologie Naam student: Studentnummer:

Opleiding/Specialisatie:

Datum:

Titel scriptie:

Cijfer:

Dit formulier is ingevuld door: Naam begeleider: Handtekening:

Naam medebeoordelaar: Handtekening:

1. Inhoudelijk-theoretisch 1 2 3 4 5

A. Is de probleemstelling duidelijk gedefinieerd, voldoende afgebakend en systematisch uitgewerkt?

B. Zijn wetenschappelijke inzichten in voldoende mate en op correcte wijze gebruikt?

2. Methodisch-technisch 1 2 3 4 5

A. Is er gebruik gemaakt van relevante en toereikende empirische gegevens (statistische gegevens, interviews, enquêtegegevens, beleidsstukken, GIS-data enz.)?

B. Zijn de gebruikte analysemethoden geschikt en worden ze op de juiste manier toegepast? C. Wordt de keuze van de gebruikte gegevens en analysemethoden voldoende onderbouwd?

3. Argumentatie 1 2 3 4 5

A. Zijn de stappen in het betoog logisch, verantwoord en controleerbaar? B. Hebben de conclusies betrekking op het probleem en zijn ze verbonden met de theorie? C. Indien van toepassing: zijn er relevante en onderbouwde aanbevelingen voor beleid en/of

onderzoek geformuleerd?

4. Weergave 1 2 3 4 5

A. Is de scriptie logisch opgebouwd? B. Wordt de empirie op correcte wijze geïllustreerd aan de hand van tabellen, figuren, kaarten

en citaten? C. Is zorgvuldig gerefereerd aan de gebruikte informatiebronnen? D. Is gebruik gemaakt van heldere formuleringen, grammaticaal correcte zinnen en een

correcte spelling? E. Ziet de scriptie er verzorgd uit?

25

Page 26: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

5. Proces 1 2 3 4 5

A. Heeft de student zich in hoge mate onafhankelijk getoond van de docent bij de opzet en de uitvoering van het onderzoek?

B. Heeft de student zich reflectief opgesteld tijdens het scriptieproces? C. Is de student in staat het eigen werk te verdedigen?

6. Op basis van de scriptie heeft de student in beginsel het niveau laten zien (omcirkel A, B of

C): A. om een ResMa na te kunnen streven; B. de doorstroommaster succesvol af te kunnen ronden; C. dat het voltooien van een Msc een moeilijke opgave zal zijn.

7. Zwakke/sterke punten

Krachtens artikel 7.61 WHW kan tegen deze beslissing van een examencommissie of examinator binnen 30 dagen na de dag waarop de beslissing is toegezonden, beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens, Spui 21, 1012 WX Amsterdam.

26

Page 27: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Toelichting invullen beoordelingsformulieren Minimumeis Scripties die niet voldoen aan de Richtlijnen voor het maken van werkstukken en papers (grammaticaal correct, volledige en juiste bronvermelding, etc), worden niet geaccepteerd. Voor het bepalen van het eindcijfer wegen de scores op de in het beoordelingsformulier onderscheiden categorieën niet even zwaar. Over het algemeen zal aan de categorieën 1 (inhoudelijk-theoretisch) en 2 (methodisch-technisch) een belangrijker gewicht worden toegekend en zal de waardering ervan met een 1 of 2 leiden tot een onvoldoende beoordeling. Het gewicht dat aan de categorieën wordt gegeven kan evenwel variëren, afhankelijk van de aard van de scriptie. Onderscheid master/bachelor De masterscriptie is in zijn algemeenheid van een hoger niveau dan de bachelor scriptie. Zo zijn bijvoorbeeld de vraagstellingen van de masterscripties veelal ingewikkelder en vaak abstracter. De masterscriptie is altijd ingebed in internationale literatuur, terwijl dat bij de bachelor scriptie niet altijd het geval hoeft te zijn. Studenten maken bij het vervaardigen van een masterscriptie gebruik van meer geavanceerde methoden en technieken dan voor de bachelor verlangd wordt. Er wordt tijdens de masterfase een zelfstandiger opstelling van de student verwacht in het gehele scriptieproces, dan bij het maken van een bachelorscriptie. Het begeleidingstraject voor de scripties is hierop ook afgestemd. Aanvulling De grote letters hebben betrekking op de punten per onderwerp. Het cijfer achter de letter is de beoordeling op een schaal van 1-5 (1: onvoldoende; 5: uitstekend).

27

Page 28: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Bachelorscriptie Vraag 1: Inhoudelijk-theoretisch

A. Is de probleemstelling duidelijk gedefinieerd, voldoende afgebakend en systematisch uitgewerkt?

B. Zijn wetenschappelijke inzichten in voldoende mate en op correcte wijze gebruikt? A1. Geen duidelijk (theoretisch of empirisch) probleem, geen eenduidig probleem, deelvragen dragen niet bij aan beantwoording probleemstelling. A3. Duidelijk (theoretisch of empirisch) probleem, eenduidig probleem, deelvragen dragen bij aan beantwoording probleemstelling en bieden structuur aan het onderzoek en verslaglegging. Uitwerking van de probleemstelling ligt in het verlengde van bestaand onderzoek of is in sterke mate aangereikt door docent of stageinstantie. A5. Als A3 waarbij originaliteit en creativiteit aan de dag is gelegd bij het uitwerken van de probleemstelling. Dit kan blijken door het combineren van verschillende wetenschappelijke invalshoeken of het met elkaar in verband brengen van uiteenlopende maatschappelijke terreinen. Onderzoek en rapportage sterk gefocust op beantwoording deelvragen (geen onnodige ballast). Reflectie achteraf op aanpak. B1. Wetenschappelijke literatuurreferenties ontbreken nagenoeg. Wetenschappelijke literatuur wordt onvoldoende gebruikt om probleemstelling te onderbouwen of de centrale begrippen te definiëren. B3. Wetenschappelijke literatuurreferenties zijn in voldoende mate aanwezig en er is systematisch gezocht naar bronnen die relevant zijn voor het onderwerp. Theorieën, concepten en andere inzichten uit de wetenschappelijke literatuur worden gebruikt om probleemstelling te onderbouwen en de centrale begrippen te definiëren. B5. Als B3 waarbij literatuur wordt gebruikt die er op duidt dat de student zich niet heeft beperkt tot literatuur die in de opleiding of door de begeleider is aangereikt. Er wordt gebruik gemaakt van internationale wetenschappelijke referenties. Vraag 2: Methodisch-technisch

A. Is er gebruik gemaakt van relevante en toereikende empirische gegevens (statistische gegevens, interviews, enquêtegegevens, beleidsstukken, GIS-data enz.)?

B. Zijn de gebruikte analysemethoden geschikt en worden ze op de juiste manier toegepast?

C. Wordt de keuze van de gebruikte gegevens en analysemethoden voldoende onderbouwd?

A1. Gegevens passen niet bij de probleemstelling. A3. Gebruik van eenvoudige, nog juist toereikende gegevens. A5. Gegevens zijn adequaat voor de beantwoording van de probleemstelling.

B1. Methode past niet bij de data en/of probleemstelling. B3. Eenvoudige analysemethode die net nog past bij de probleemstelling. B5. Adequate methode die goed past bij de probleemstelling.

28

Page 29: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

C1. keuze van gegevens en analysemethode niet onderbouwd of met verkeerde argumenten C3. toereikende onderbouwing C5. student geeft blijk van begrip van analysemethode en data Vraag 3: Argumentatie

A. Zijn de stappen in het betoog logisch, verantwoord en controleerbaar? B. Hebben de conclusies betrekking op het probleem en zijn ze verbonden met de theorie? C. Indien van toepassing: zijn er relevante en onderbouwde aanbevelingen voor beleid

en/of onderzoek geformuleerd? A1. Betoog heeft geen relatie met de uitkomsten of bestudeerde literatuur, betoog ontbreekt helemaal of betoog bevat foute argumenten. A3. Het betoog bevat correcte argumenten, maar is geen samenhangend verhaal. A5. Het betoog is logisch opgebouwd en is een juiste interpretatie en duidelijke afspiegeling van de resultaten. B1. Conclusies hebben geen of nauwelijks betrekking op de probleemstelling of conclusies ontbreken. B3. Conclusies hebben betrekking op de probleemstelling, maar er wordt nauwelijks een link gelegd naar de theorie. B5. Student trekt logische conclusies met betrekking tot de probleemstelling en weet deze theoretisch te onderbouwen. C1. Scriptie bevat geen aanbevelingen voor beleid of toekomstig onderzoek. C3. Student noemt aanbevelingen, maar onderbouwt deze niet. C5. Er zijn logische, goed onderbouwde aanbevelingen voor beleid en/of onderzoek geformuleerd. Vraag 4: Weergave

A. Is de scriptie logisch opgebouwd? B. Wordt de empirie op correcte wijze geïllustreerd aan de hand van tabellen, figuren,

kaarten en citaten? C. Is zorgvuldig gerefereerd aan de gebruikte informatiebronnen? D. Is gebruik gemaakt van heldere formuleringen, grammaticaal correcte zinnen en een

correcte spelling? E. Ziet de scriptie er verzorgd uit?

A1. Scriptie heeft geen logische opbouw, hoofd- en bijzaken worden niet van elkaar onderscheiden en rapportage is te beknopt of te wijdlopig. A3. Min of meer logische opbouw, maar hoofd- en bijzaken lopen nog door elkaar. A5. Scriptie is logisch opgebouwd, hoofd- en bijzaken worden goed van elkaar gescheiden en de lengte is precies goed, geen woord te veel of te weinig. B1. Illustraties zijn niet zelf gemaakt, maar van internet of boeken gehaald.

29

Page 30: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

B3. Illustraties zijn zelf gemaakt, maar slordig; tabellen van SPSS zijn bijvoorbeeld rechtstreeks gekopieerd zonder enige opmaak; belangrijke dingen ontbreken, b.v. het aantal eenheden. B5. Correcte illustraties met eigen empirisch materiaal. C1. Bronvermeldingen ontbreken of zijn onjuist. C3. Bronvermeldingen zijn soms gebrekkig. C5. Alle bronnen zijn zorgvuldig en correct vermeld. D1. Scriptie bevat veel spelfouten en slecht Nederlands D3. Scriptie bevat een aantal spelfouten. D5. Het is een plezier de scriptie te lezen: geen spel- en taalfouten en mooi en helder geschreven. E1. Er is geen aandacht besteed aan het uiterlijk van de scriptie; figuren zijn bijvoorbeeld onleesbaar of niet goed uitgeknipt. E3. Het uiterlijk van de scriptie is toereikend, maar niet publiceerbaar; er staan bijvoorbeeld nog overbodige dingen in etc. E5. De scriptie is bijzonder mooi opgemaakt. Er is veel aandacht besteed aan de indeling van de bladzijdes etc. Vraag 5: Proces

A. Heeft de student zich in hoge mate onafhankelijk getoond van de docent bij de opzet en de uitvoering van het onderzoek?

B. Heeft de student zich reflectief opgesteld tijdens het scriptieproces? C. Is de student in staat het eigen werk te verdedigen?

A1. De student heeft zich passief opgesteld en de literatuur en methoden van de docent overgenomen, inclusief de data. A3. De student heeft uitgevoerd wat de docent heeft voorgesteld. A5. De student heeft zelfstandig zonder hulp van de docent literatuur, informatie, opzet en data geleverd. B1. De student heeft geen eigen vragen over de voortgang van het werkproces en de inhoud van de scriptie en is niet in staat kanttekeningen bij en kritiek op ingeleverd stukken adequaat te verwerken. B3. De student heeft enkele eigen vragen over de voortgang van het werkproces en de inhoud van de scriptie en heeft kanttekeningen bij en de kritiek op ingeleverde stukken overgenomen en adequaat te verwerkt. B5. De student heeft veel eigen vragen over de voortgang van het werkproces en de inhoud van de scriptie en heeft kanttekeningen bij en de kritiek op ingeleverde stukken zelf uitgewerkt en vervolgens adequaat verwerkt. C1. De student is niet in staat het eigen werk te verdedigen. C3. De student kan het eigen werk redelijk verdedigen. C5. De student kan het eigen werk uitstekend verdedigen.

30

Page 31: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Bijlage 2 Literatuur Literatuur over (scriptie-) schrijven

AALBERSBERG, M. (1997), Het afstudeerproject. Amsterdam, Universiteit van Amsterdam. BAARDA, D.B. & M.P.M. DE GOEDE (2001), Basisboek Methoden en Technieken: praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Groningen, Stenfert Kroese. BOS, Ch. (1993), Schrijfwijzer: tips en aanwijzingen voor het schrijven van een goed wetenschappelijk onderzoeksverslag. Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, Wetenschapswinkel. BRYMAN, A. (2008), Social research methods. University press, Oxford. Delft, D. VAN (Red.) (2002), Studeren: van het ordenen van informatie tot het schrijven van een leesbare scriptie. Utrecht, Balans. ECO, U. (2002), Hoe schrijf ik een scriptie. Amsterdam, Bakker. HEUVEL, J.H.J. van der (2000), Hoe schrijf ik een werkstuk of een scriptie? Utrecht, LEMMA. HORST, P.J. van der (1999), Stijlwijzer: praktische handleiding voor leesbaar schrijven. Den Haag, Sdu Uitgevers/Antwerpen, Standaard. KUYPERS, G. (1995), ABC van een onderzoeksopzet. Bussum, Countinho. MEYSMAN, H. (1998), De scriptie. Leuven/Amersfoort, Acco. MIRANDE, M.J.A. & E. Wardenaar (1997) Scriptieproblemen. Groningen, Wolters-Noordhoff. NEDERHOED, P. (2000) Helder rapporteren: een handleiding voor het schrijven van rapporten, scripties, nota’s en artikelen in wetenschap en techniek. Houten, Bohn Stafleu van Loghum. OOST, H. (1995) Hoe schrijf ik een betere scriptie: een nieuwe methode voor het maken van scripties en andere teksten. Amsterdam, Contact. PADMOS, B. (2001), De scriptiesupporter: een doeltreffende aanpak van je scriptie. Leuven, Garant. YIN, R. K. (2009), Case Study Research. Design and Methods. Sage inc., California

31

Page 32: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Bijlage 3 Officiële eisen omtrent de scriptie Elke student sociale geografie of planologie schrijft als laatste onderdeel van de studie een scriptie. Er

worden een aantal officiële eisen gesteld aan deze scriptie. Een aantal van deze eisen is al ter sprake

gekomen in de handleiding. Hieronder worden ze nog een keer op een rijtje gezet:

1. Van de studenten wordt een actieve deelname aan het scriptieproject verwacht. Zowel tijdens de

collectieve als de individuele onderdelen.

2. Aan de scriptie worden 14 ECTS toegekend.

3. Voor de scriptie geldt als officiële ingangseis dat de student de Propedeuse en 60 EC van het

postpropedeutische deel van de bacheloropleiding sociale geografie en planologie aan begin van

het semester waarin aan het bachelorscriptieproject deelgenomen gaat worden heeft afgerond.

Voldoet een student aan het begin van het vak nog niet aan de ingangseisen maar verwacht hij/zij

hier wel aan te voldoen via voldoende beoordeelde herkansingen uit een vorig semester, dan volgt,

na instemming van de Examencommissie, voorlopige toelating tot het vak. Deze kan omgezet

worden in definitieve toelating bij succesvolle herkansingen. Wanneer de student echter na

uitkomst van resultaten van herkansing niet aan de ingangseisen voldoet wordt deze verwijderd uit

het scriptieproject. Meedoen onder voorlopige toelating is dan ook voor eigen risico van de

student!

4. De deadlines zoals gesteld in de tijdsplanning geven het moment aan waarop de scriptie klaar moet

zijn en beoordeeld gaat worden. Deze tijdsplanning wordt in een apart document per semester

gepubliceerd.

5. Wanneer de scriptie met een onvoldoende wordt beoordeeld, krijg je de mogelijkheid om de

scriptie te herzien. Daarbij zijn de volgende scenario’s mogelijk:

• De scriptie is op tijd ingeleverd maar niet voldoende, te weten tussen 4,0 en 5,5. De

student krijgt de kans om een herziene versie in te leveren in de zogenaamde

'herkansingsronde' 6 weken na de beoordelingsgesprekken. Er komt één

feedbackgesprek met de begeleider. In de herkansingsronde wordt de scriptie

opnieuw beoordeeld door de begeleider en de tweede lezer in een

beoordelingsgesprek met de student. Er geldt in principe geen beperking voor het

cijfer.

• De scriptie is op tijd ingeleverd maar niet voldoende, te weten lager dan een 4

(onvoldoende, onvolledig en/of de student heeft duidelijk onvoldoende ingezet

getoond). De student krijgt de kans om een herziene versie in te leveren in de

zogenaamde 'herkansingsronde' 6 weken na de beoordelingsgesprekken. Er komt één

feedbackgesprek met de begeleider. In de herkansingsronde wordt de scriptie

opnieuw beoordeeld door de begeleider en de tweede lezer in een

32

Page 33: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

beoordelingsgesprek met de student. De scriptie kan nu maximaal met een 6,5

beoordeeld worden.

• Scripties die te laat worden ingeleverd, kunnen niet beoordeeld worden in de eerste

ronde (want zowel begeleider als beoordelaar hebben geen tijd om te bekijken of het

voldoende is). De scriptie wordt beoordeeld in de herkansingsronde. De scriptie kan nu

maximaal met een 6,5 beoordeeld worden.

Let op, na de deadline voor de herkansingsronde kunnen scripties niet meer worden

ingeleverd voor een beoordeling..

6. Een student kan beroep aantekenen tegen de uitslag bij het College van beroep voor de examens

binnen een termijn van 20 werkdagen na bekendmaking van de uitslag. Ook kan een verzoek tot

herbeoordeling worden ingediend bij de examinator. Een verzoek tot herbeoordeling schort de

termijn voor het indienen van een beroepschrift niet op.

7. De scriptie wordt in Ephorus gecontroleerd op plagiaat.

33

Page 34: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Bijlage 4 Richtlijnen voor het maken van werkstukken

en papers Tijdens je studie moet je verschillende soorten academische werkstukken schrijven: papers, rapporten, (stage)verslagen, scripties en korte werkstukken en opdrachten. In deze richtlijnen worden deze verschillende soorten aangeduid met de term ‘werkstukken’. De omvang varieert van enkele pagina’s tot vele tientallen. Deze academische werkstukken zijn behalve trainingen in het opzoeken, combineren en verdiepen van kennis en inzicht, ook oefeningen in het maken van teksten van academisch niveau. Daaraan zijn inhoudelijke, taalkundige en stilistische eisen verbonden, maar ook vormeisen die vooral te maken hebben met verantwoording, controleerbaarheid en repliceerbaarheid. Volg daarom bij de vormgeving en inrichting altijd onderstaande richtlijnen. Vormgeving Werkstukken dienen als Word-document op A4-formaat met marges van 3 cm te worden vervaardigd in een gangbaar lettertype met een lettergrootte van 12. Voeg een paginanummering toe. Lever een werkstuk in op de wijze die door de docent wordt gevraagd: soms is dat geprint in het postvakje van de docent, soms digitaal per e-mail, Blackboard of via Ephorus of een combinatie hiervan.

Zorg ervoor dat het ingeleverde werkstuk geen fouten in de spelling of de stijl van het Nederlands of Engels bevat. Controleer daarom elke tekst voor het inleveren met behulp van een spellingcorrector en lees de tekst door op eventuele onvolkomenheden in de spelling of stijl. Je kunt je tekst ook door anderen laten lezen en corrigeren als je denkt dat je fouten over het hoofd ziet. Indeling Boven aan een werkstuk moet het volgende worden vermeld:

• Naam en code van het vak, naam van de docent en nummer of aanduiding van de opdracht; • Naam van de student, adres, email, telefoonnummer, collegekaartnummer en datum van

inlevering; • Papers, rapporten en scripties moeten ook van een titel en eventueel een ondertitel worden

voorzien. Zorg dat de titel correspondeert met de inhoud van de paper. • Werkstukken van 10 bladzijden of meer moeten ook een inhoudsopgave bevatten.

Het tekstgedeelte dient ingedeeld te zijn in paragrafen en alinea’s; rapporten en scripties moeten ingedeeld zijn in hoofdstukken, paragrafen en eventueel subparagrafen. Zet boven hoofdstukken en paragrafen een kopje dat globaal de inhoud aangeeft en zorg voor een consequente nummering van hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. Breng in ieder geval de volgende indeling aan:

• Een korte inleiding, waarin het te behandelen thema wordt omschreven, soms is dat een probleemstelling, soms een opinie;

• Vervolgens wordt het thema van verschillende kanten belicht en beoordeeld door middel van een beschrijving en analyse van relevante begrippen en feiten. In werkstukken van 10 pagina’s of meer is het noodzakelijk dit gedeelte in verschillende hoofdstukken en/of paragrafen onder te verdelen;

• Daarna volgt een conclusie, waarin de probleemstelling wordt beantwoord of een alternatieve opinie wordt ontwikkeld;

• Direct na de conclusie volgt de literatuurlijst waarin alle literatuur wordt weergegeven waarvan in de tekst een referentie voorkomt. Wanneer in de tekst wordt verwezen naar literatuur, dan moet een literatuurlijst worden toegevoegd, ook al betreft het slechts één titel;

• Eventueel worden bijlagen met verdere verantwoording toegevoegd, bijvoorbeeld een lijst met geïnterviewde personen, een vragenlijst, een verantwoording van een

34

Page 35: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

steekproef of aanvullende tabellen of figuren. Bij korte werkstukken en opdrachten worden in de opdracht vaak concrete vragen gesteld; in dat geval kun je het beste de volgorde uit de opdracht aanhouden. Tekst Werkstukken moeten in een academische stijl worden geschreven: helder, eenduidig, zakelijk, zonder overbodige woorden of zinsdelen. Vermijd spreektaal, SMS-taal of andere vormen van informeel taalgebruik. Niet alle zinnen hoeven kort te zijn, maar vermijd het aan elkaar rijgen van een groot aantal bijzinnen. De tekst mag geen grammaticale fouten bevatten. Hanteer de spelling volgens de meest recente Woordenlijst Nederlandse Taal samengesteld in opdracht van de Nederlandse Taalunie (het “Groene Boekje”) of Het Witte Boekje. Spellinggids van het Nederlands van Genootschap Onze Taal. Vermijd afkortingen. Getallen van één tot en met negen worden in woorden geschreven; vermeld getallen van 10 en hoger in cijfers. Percentages worden altijd in cijfers geschreven, gevolgd door ‘percentage’ of ‘%’. Gebruik onderstrepingen, cursiveringen en vet gedrukte woorden spaarzaam en alleen wanneer dat functioneel is. Gebruik buitenlandse termen alleen als het ‘vaktermen’ zijn. Zorg voor een correcte interpunctie en spatiëring. Citaten en verwijzingen Wanneer je gebruik maakt van ideeën, teksten of gegevens van anderen, dan moet dat altijd worden vermeld. Bronverwijzingen komen in de tekst meteen na de gegevens, begrippen, theorieën of opvattingen die uit die bron zijn gehaald, niet aan het eind van een alinea of paragraaf. In het algemeen geef je de tekst van anderen in een samenvatting of parafrasering weer en vermeld je dan de bron (auteurs, jaartal). Letterlijke citaten worden alleen gebruikt, wanneer de oorspronkelijke formulering een centrale rol in jouw werkstuk vervult. Citaten zijn in de regel niet langer dan enkele regels. Een werkstuk bevat hooguit gemiddeld één citaat per bladzijde, maar liever veel minder. Plaats een citaat tussen dubbele aanhalingstekens en vermeld de bron (auteur, jaartal, paginanummer) direct aan het begin of het einde van een citaat. Wanneer een bron door twee auteurs is geschreven, worden beide auteurs vermeld (auteur1 & auteur2, jaar). Wanneer een bron door drie of meer auteurs is geschreven, is de bronvermelding in de tekst (auteur1 et al., jaar). De volledige bronvermelding moet in de literatuurlijst terug te vinden zijn (zie onder), waar dus wel alle auteurs genoemd staan en niet met auteur1 et al. kan worden volstaan. Plagiaat Plagiaat is het overnemen van ideeën, teksten en gegevens van anderen zonder correcte bronvermelding. Het wordt gezien als diefstal (van het werk van anderen) en oplichting (van de lezer). Het is daarmee één van de ernstigste misdrijven in de wetenschap. Het indienen van een werkstuk dat (ten dele) bij elkaar is geroofd, kan met uitsluiting van de opleiding worden bestraft. Een correcte bronvermelding, zowel bij letterlijke citaten als bij samenvattingen en parafraseringen, is cruciaal voor het onderscheid tussen correct wetenschappelijk handelen en fraude. Zie http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm en de daar te vinden Fraude en plagiaatregeling 2010.

Het doel van het schrijven van een academisch werkstuk is het overbrengen van kennis en inzicht en het bijdragen aan het academische debat. Controleerbaarheid en repliceerbaarheid vormen de fundamenten van het wetenschappelijk handelen. Een lezer moet altijd in staat zijn te reconstrueren waar de schrijver de kennis vandaan heeft en of die correct is weergegeven. Ook kan een stuk aanleiding geven om een onderwerp nader te onderzoeken; de bronnen die de schrijver heeft gebruikt vormen dan een belangrijk startpunt voor verder onderzoek. Die bronnen moeten dus altijd eenduidig zijn weergegeven en goed en snel zijn terug te vinden. Daarom is een nauwkeurige en correcte weergave van de gebruikte literatuur een absolute noodzaak. Tabellen en figuren Tabellen en figuren (kaarten, grafieken, schema’s, foto’s) moeten in de tekst worden geïntegreerd: zij moeten een functie in het werkstuk hebben en je moet er in de tekst naar verwijzen. Geef tabellen en figuren dus een nummer zodat je kunt verwijzen. Neem geen tabellen en figuren op

35

Page 36: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

waar je in de tekst niet naar verwijst. Geef in de tekst alleen een samenvatting van de belangrijkste resultaten van een tabel of figuur; herhaal de gegevens uit de tabel of figuur niet in de tekst.

Het is gebruikelijk tabellen en figuren afzonderlijk te nummeren. Naast een nummer dienen tabellen en figuren een opschrift te hebben, dat de inhoud duidelijk aangeeft. Tevens is een bronvermelding noodzakelijk. De bronvermelding moet direct onder de tabel of figuur worden geplaatst (Bron: Auteur of instelling, jaar, pagina). De volledige bronvermelding moet in de literatuurlijst worden vermeld.

Besteed ruime aandacht aan het ontwerpen van tabellen en figuren. De beslissende criteria zijn: functionaliteit, leesbaarheid en overzichtelijkheid. Maak geen al te grote of ingewikkelde tabellen en figuren, maak er ook niet te veel. Breng een duidelijke structuur aan: teken figuren precies, geef duidelijke omlijningen en kaders, gebruik in tabellen alleen horizontale scheidingslijnen tussen het opschrift en de kop en aan het eind van de tabel, zoals in onderstaand voorbeeld. Tabel 1: Bevolking en oppervlakte van de gemeenten in regio XYZ (2003)

Gemeenten Inwonertal (x 1000)

Bevolkingsaandeel (%) Oppervlakte (ha)

A 15 19 1000

B 40 51 5000

C 24 30 2000

Totaal 79 100 8000

Bron: CBS, 2004: 47. Noten Maak zo min mogelijk gebruik van noten. Gebruik geen noten voor bronvermelding. Een noot is alleen toegestaan om iets te verduidelijken wat in de tekst zelf misstaat (zoals een commentaar op een gebruikte bron of een toelichting op een gebruikte maat). Maak gebruik van de eindnotenfunctie in Word, die de noten automatisch van een nummer voorziet. Literatuur Direct na de tekst (dus vóór eventuele bijlagen) wordt onder het kopje ‘Literatuur’, ‘Bronnen’, ‘Geraadpleegde bronnen’ of ‘Referenties’ een volledige lijst met geraadpleegde bronnen opgenomen. Deze lijst moet in alfabetische volgorde alle bronnen (boeken, artikelen, atlassen, rapporten, internetbronnen) vermelden waar je in de tekst (inclusief in tabellen en figuren) naar verwijst en ook uitsluitend bronnen vermelden waar je naar verwijst. Maak één lijst en stel niet aparte lijsten voor boeken, artikelen, rapporten en internetbronnen op. Boeken, artikelen of rapporten die je via internet raadpleegt, moeten als boek, artikel of rapport in de literatuurlijst worden vermeld. Gebruik verwijzingen naar internet uitsluitend voor verwijzingen naar informatie die niet in gedrukte vorm beschikbaar is. Gebruik deze internetbronnen spaarzaam, alleen als het echt niet anders kan. Internetbronnen zijn vluchtig, want websites worden vaak niet goed bijgehouden waardoor ze in het ongerede raken, opgeheven worden, of onbereikbaar worden. Of ze worden juist wel onderhouden en dan worden teksten waar je naar verwijst vaak vervangen door andere.

Uitgevers van wetenschappelijke boeken en tijdschriften hanteren soms verschillende methoden voor het opstellen van de lijst met geraadpleegde literatuur. Voor elke methode geldt dat de bronverwijzing volledig, eenduidig en consequent moet zijn. Wanneer je een artikel voor een tijdschrift of een bijdrage voor een boek schrijft, moet je altijd de richtlijnen van het betreffende tijdschrift (bij boeken: van de redacteur en/of uitgever) volgen, op straffe van afwijzing. De meeste sociaalwetenschappelijke tijdschriften gebruiken één basissysteem (wel met diverse varianten), namelijk het Harvard-systeem. Dat systeem is daarom ook verplicht voor alle werkstukken binnen de opleiding Sociale geografie en Planologie. Houd je bij verwijzingen naar boeken,

36

Page 37: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

boekhoofdstukken, artikelen, rapporten, jaarverslagen en informatie van internet aan de onderstaande richtlijnen. Boeken Sjabloon: Auteur, Voorletters (jaar) Titel van het boek. Plaats: Uitgever. Voorbeeld: Florida, R. (2002) The rise of the creative class and how it’s transforming leisure, community and everyday life. New York: Basic Books. Hoofdstukken in samengestelde boeken: Sjabloon: Auteur, Voorletters (jaar) Titel van het hoofdstuk. In: Naam redacteur, Voorletters (red.) Titel van het boek. Plaats: Uitgever: paginanummers. Voorbeeld:

Kempen, R. van (2006) Rotterdam: social contacts in poor neighbourhoods. In: Musterd, S., Murie, A. & Kesteloot, C. (eds.) Neighbourhoods of poverty; urban social exclusion and integration in Europe. Houndmills/New York: Palgrave Macmillan: 102-119. Artikelen in wetenschappelijke tijdschriften Sjabloon: Auteur, Voorletters (jaar) Titel van het artikel, Titel van het tijdschrift, jaargangnummer: paginanummers. Voorbeeld: Bridge, G. (2006) Perspectives on cultural capital and the neighbourhood, Urban Studies 43: 719-730. Rapporten met auteur Sjabloon: Auteur, Voorletters (jaar) Titel van het rapport. Serie en serienummer. Plaats: Instelling. Voorbeeld: Dam, F. van, Bijlsma, L. Leeuwen, M. van & Pálsdóttir, H. L. (2005) De LandStad; landelijk wonen in de netwerkstad. Rotterdam/Den Haag: NaiUitgevers/Ruimtelijk Planbureau. Rapporten van een instelling Sjabloon: Naam of afkorting instelling (jaar) Titel van het rapport. Plaats: Instelling. Voorbeeld: SCP (2006) Sociaal en Cultureel Rapport 2006. Investeren in vermogen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Jaarverslagen Sjabloon: Bedrijf of Instelling (jaar) Titel. Plaats: Bedrijf of Instelling. Voorbeeld: Vereniging Natuurmonumenten (2006) 100 Jaar later: jaarverslag 2005. ’s-Graveland: Vereniging Natuurmonumenten.

37

Page 38: CSW - student.uva.nlstudent.uva.nl/binaries/content/assets/studentensites/fmg/sociale... · Het laatste studieonderdeel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie richt

Krantenartikelen Sjabloon: Auteur, Voorletters (jaar) Titel. Naam krant of tijdschrift, datum. Voorbeeld: Scheffer, P. (2000) Het multiculturele drama. NRC Handelsblad, 29 januari 2000. Informatie op internet Boeken, artikelen en rapporten die je via internet raadpleegt, moeten als boek, artikel of rapport in de literatuurlijst worden opgenomen. Alleen internetbronnen die niet als document aangemerkt kunnen worden, worden als internetbron in de literatuurlijst opgenomen. De URL moet dan zo precies mogelijk worden vermeld. Bovendien moet worden vermeld op welke datum jij de site het laatst voor de betreffende bron hebt geraadpleegd. Sjabloon: Instelling (jaar of z.j.) Titel volledige URL (geraadpleegd datum). (z.j. betekent ‘zonder jaartal’) Voorbeelden: Ministerie van Buitenlandse Zaken (z.j.) Historisch overzicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken http://www.minbuza.nl/nl/organisatie/geschiedenis (geraadpleegd 10 mei 2007). Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek (2005) Ouderen naar etnische groepen en leeftijdsgroepen, 1 januari 2005 http://www.os.amsterdam.nl/tabel/1889 (geraadpleegd 10 mei 2007). Global Reporting Initiative (z.j.) Reports Database http://www.globalreporting.org/ReportsDatabase/SearchTheDatabase/GRICheckedIA .htm (geraadpleegd 10 mei 2007).

38