CONVEnSATIONS USUELLESNeem nog een kopje koffie. Laat mij er u nog wat inschen-ken. Geef er mij nog...
Transcript of CONVEnSATIONS USUELLESNeem nog een kopje koffie. Laat mij er u nog wat inschen-ken. Geef er mij nog...
A.-d. WITTERYCK.
GEWONE GESPREKKEN (VLAAM SC H-F RAN SC H)
CONVEnSATIONS USUELLES (FLAMAN D-FRANÇAI S)
Uitgave yan de Drukkerij (I DE LUSTHOF"
STEENBRUGGE. -
1928.
A.-J. WlTTERYCK.
GEWONE GESPREKKEN (VLAAM SCH-FRAN SCH)
CONvmnSATIONS US UELLmS (FLAMAN D-FRANÇAIS)
NIEUWE UITGAVE.
STEE" 13ReGGE. Uitgave van de Drukkerij « DE LUSTHOF
1 \J:H.
EIGENDOM YAN DEl\; SCHRIJYEH.
-3-
INLEnUNG.
Dit werk is in drie hoofddeelen verdeeld.
Het eerste deel handelt over onze levensbehoeften, het tweede oyer onze betrekkingen, het derde over de natuur.
Elk dezer deel en is onderverdeeld,zooals het de inhoudstafel aan het einde van het boek aangeeft.
Onze « Spreekoefeningen » zijn niet bestemd om de spraakkunst te vervangen, zij zullen er evenwel de nuttige aanvulling van zijn.
Het is raadzaam in elke les eerst de woorden in vette letters te leeren ; daarna kan men overgaan tot de bestudeering der zinnen.
INTRODUCTION.
Le présent ouvrage est divisé en trois parties principales.
La première partie traite des nécessités de la vie, la deuxième de nos relations, la troisième de la nature.
Chacune de ces parties est subdivisée, comme il est indiqué dans la table des matières, à la fin du livre.
Nos « Conversations » ne sont pas destinées à prendre Ja place de la grammaire, mais elles en seront Ie complément utile.
Pour chaque leçon il est utile d'étudier les mots en caractères gras avant d'apprendre les phrases.
-4-
I. DE BEHOEFTEN VAN HET LEVEN.
A. DE MAALTIJDEN.
Het Ontbijt en de Theeof Koffietafel.
Hebt ge het ontbijt gebruikl '? Nog niet, Mijnheer. Wilt gij met ons ontbijten '?
Volgaarne, Mijnheer. Wij zullen ontbijten wunn2er
gij wilt. Verkiest gij een vorkontbijt ?
lk ben gewoon alleen koffie en brood te gebruiken.
Het ontbijt is gereed. Ik behandel u als vriend, zon
lIer plichtplegingen. Doe al~or ge thuis waart.
Wat hebben wij te ontbijten ~ Belieft gij thee '? Ik ben geen liefhebber van
thee. Ik drink lieyer koffie. Ik drink liever chocolade dan
koflie. Wij drinken somtijds cacao. Wilt gij mij uw kopje overrei
ken? Ik zal de kopjes en de scho
teltjes rondgeven.
I. LES NÉCESSITÉS DE LA VIE.
A. LES REPAS.
Le Déjeuner et Ie Thé ou Ie Café.
A \'ez-vous déjeuné ? Pas encore, Monsieur. Voulez-vous déjeuner avec
nous? Vol on ti ers, Monsieur. Nous déjeunerons quand vous
Ie voudrez. Préférez-vous un déjeuner à la
fourcheUe? J'ai l'habitude de ne prendre
que du café et du pain. Le déjeuner est prêt. Je vous traite en ami, sans
façons. Faites comme si vous étie2
chez vous. Qu'avons-nous à déjeuner ? Prenez-vous du thé ? Je ne suis pas amateur de thé.
J'aime mieux Ie café. Je préfère Ie chocolat au café.
Nous preIlOnS parfois ducacao. Voulcz-vous me pnsser yotre
tasse? Je rasserai les tasses et les
sou coupes.
-5
Hoe vindt gij de koffie? Is de koffie niet te slap (flauw)? Neen, zij is sterk genoeg. Zij is uitmuntend. Is zij niet te koud? Neen, zij is goed warm. Neem melk of room, Is uwe koffie genoeg gesuikerd? Hier is de suiker; neem er van. Neem nog een kopje koffie. Laat mij er u nog wat inschen-
ken. Geef er mij nog een kop.ie nn,
als 't u belieft. Neem wat meer room. Dank H, ik heb yoIr.,()luen ge
noeg. N u moet gij mij ,i thee pl'oeven.
Zooals gij wilt. Volgaarne, doch niet veel; een
halve kop is voldoende. Thee werkt op de zenuwen;
doch niet als zij slap is. Deze zal niet sterk zijn, want
ik heb haar den tijd niet gelaien te trekken.
Uw thee wordt koud. Wat hebt gij liever: kleine
broodjes of geroosterd brood?
Ik eet liefst keukenbrood. Welk brood yerkiest gij: bruin
ofwit? Ik eet lievel' bruin brood, maar
het mag niet te versch zijn. Dit is oudbakken, want het is
eergisteren gebakken.
Comment trouvez-vous Ie café? Le café n'est-il pas trop faible? Non, 'il est assez fort. Il est excellent. N'est-il pas trop froid ? Non, il est bi en chaud. Prenez du lait ou de la crème. Votre café est-il assez sucré? Voici Ie sucre ; prenez-en. Prenez encore une tasse de café. Permettez-moi de vons en ver-
ser encore. D'onnez m'en encore nne tasse,
s'il vous plait. Prenez un pen plus de crèmC'. Merci, j'en ai bien assez.
Maintenant, il fa ut goil.ter mon thé.
Comme il.vous plaira. Volontiers, mais pas beaucoup;
une demi-tasse seulemen t. Le thé agit sur les nerfs; mais
pas quand il estléger. Ceilli-ci ne sera pas fort, car
je ne lui ai pas dOl1né lt temps d'infuser.
Votre thé se refroidit. Que préférez-vous: des petits
pains ou du pain grillé ?
Je préfère du pain de ménage. Quel pain chobi~~ez-volls : du
pain bis ou du pain blanc ? Je préfère du pain brnn, mais
il ne doit pas être trop frais. Celui-ci est rassis, car il a été
cuit avant-hier.
-6-
Geef mij het brood, als 't u belieft.
Ik zal eenige sneden brood voor u snijden.
Wees zoo goed mij ook de boter over te reiken.
Fruitmoes is beter met de kruim.
Ik week de korst, omdat ik tandpijn heb.
Neem een weinig kaas. Wij hebben versche eieren. Hoe hebt gij ze liefst? Ik heb ze liefst gekookt. Zacht of hard? Deze zijn juist genoeg gekookt. Mag ik u ham en eicren
vragen? Wilt gij er eten? Begeert gij een snede spek?
Ik eet gaarne spek, maar het mvet goed gebraden zijn.
Wij hebben er van zeer goede kwaliteit: het is noch Ic vet noch te mager.
Begeert gij iets anders? Niets meer; dank u. Ik heb een uitmunlend ontbijt
gehad. De meid kan dus afdienen.
Donnez-moi Ie pain, s'il vous plait.
Je couperai quelques tranches de pain pour vous.
Ayez la bonté de me passer aussi Ie beurre.
La confiture est meillenre. avec Ia mie.
Je trempelacroûte parce que j'ai mal aux dents.
Prenez un peu de fromage. Nous avons des ceufs frais. Comment les préférez-vous ? Je les préfère à la coque. Mollets ou durs ? Ceux-ci sont cuitsjuste à point. Puis-je vous demander du
jambon avec des <Bufs ? VouIez-vous en mangel'? Désil'ez-vous une tranche de
lard? J'aime Ie lard, mais il doit être
bien cuit. Nous en avonsdebonneql1alité:
iJ n'est ni trop gras ni trop maigre.
Désirez-vous aufre chose? Plus rien ; je vous l'emercie. J'ai fait un excellent déjeuller.
Alors la servante peut desservÏl'.
Middag- en Avondmaal.
VÓÓR DEN MAALTUD
(BIJ EEN V !tIEND).
Ik ben verheugd u hier op di t oogenblik te zien.
Het is juist tijd voor het middagmaal.
Ik verzoek u met ons het middagmaal (avondmaal) te gebruike!1.
Ik hoop, dat gij mij het genoegen zult doen met mij het middagmaal te gebruiken.
Volgaarne, indien gij geen plichtplegingen maakt.
Ik zal er geen maken. Dat is beter; ik verfoei de
plichtplegingen. Dan zal ik met u eten. Zal nog iemand anders van
daag bij u eten? Ik verwacht mijn broeder
met zijn kinderen. Wij hebben slechts ons gewoon
middagmaal. Ik vrees, dat wij maar een
schraal (sober) middagmaal zullen hebben.
Wij zullen ons best doen. Wij zullen eten wat op tafel
komt. Als ik geweten had, dat gij
kwaamt, zou ik iets meer hebben doon bereiden.
ï
Le Diner et Ie Souper.
AVANT LE REPAS
(CHEZ UN AMI).
Je suis charmé dè vous voir ici à cette heure.
n estjuste temps de diner.
Je vous prie de diner (souper) ayec nous.
J'espère que vous me fere~ Ie plaisir de diner avec moi.
Volontiers, si vous ne faites pas de façons.
Je n'en ferai pas. Cel a vaut mieux ; je déteste
les cérémonies. Alors je dine avec vous. Aurez-Yous encore un autre
convive aujourd'hui ? J'attends mon fi'ère avec ses
enfants. Nous n'avons que notre diner
ordinaire. Je crains que nous n'ayons
qu'un diner bien simpie.
Nous ferons pour Ie mieux. Nous mangerons à la fortune
du pot. Si j'avais su que vous veniez,
j'aurais fait préparer quelque chose en plus.
-- 8-
Ik heb geen honger. Al elende komt de trek. Ik gebruik mijn middagmaal
vandaag niet thuis. Hoe laat eet gij? Zullen wij vroeg het middag
maal gebruiken '? Wij eten gewoonlijk om één
uur. Vandaag zalmen het middag
maal tot twee uur verschuiven.
Wij zullen over een half uur eten.
Het is tijd voor het avon.dmaal. Is het avondmaal gereed '? Het avondmaal is reeds opge-
diend. Doe het avondmaal opdienen. Laat ons in de eetkamer
gaan. Zet u, mijnheeren.
VÓÓR DEN MAALTIJ/l
(I~ EEX GASTHor).
Bediende, geef lllij de spijs-kaart.
Ik ben zeer gehaast (haastig). Wat is er gereed '? Wij hebben open tafel (tabIe
d'hóte) om één uur. Ik verkies te eten volgens
spijskaart. Welke zijn de gerechten van
den dag?
Je n'ai pas faim. L'appétit vient en mangeallt. Je ne dine pas chez moi
aujourd'hui. A quelle heure dînez-vous '? Dinerons-nous de bonne heu
re '? Nous dinons ordinairement
à une heure. Aujoul'd'hui on relardera Ie
dînerjnsqu'à lteux heUl'es.
Nous dinerons dans une demi-heure.
11 est temps de souper. Le souper est-il prèt ? Le souper est déjà sen'i,
Faites sen'ir Ie souper. Passons dans la salIe à man
gel'. Asseyez-vous, messieurs,
AYANT LE HEPAS
(A L'HÓTEL).
Garçon, passez-moi la carle.
;Je suis très pressé. Qll'Y a-t-il de prèt ? Nous 3vons la table d'hóle à
une heure. Je préfère diner à la carte.
Quels sont les llh\ts {lu jeur?
Geef mij een afzonderlijke kamer.
Toon mij de wijnkaart. Indien gij vlug opdient, zult
gij een goed drinkgeld krijgen.
Bediende, dat bord (die teljoor) is niet schoon (zindelijk).
HET TAFELGEEEDSCHAl'.
Maria, ga naar de eetkamer en dek de tafel.
Leg het tafelkleed. Leg de servetten. Zet de borden (teljoren). Ziehier de lepels, de vorken
en de messen. Breng het zoutvat, de peper
bus en den mostaardpot. Ziehier twee fIesschen wijn en
het schenkblad. Plaats een flesch op elk uitein
de der tafel. Geef mij den kurketrekker,
ik zal die flesschen ontkur-1{en.
Maria, ,-erruil deze glazen. Breng een karaf water. Er ontbreekt nog het tafelgerief
voor één persoon. Breng nog een schotel en twee
borden (teljoren). Waar zijn de koffielepels? 'Vaar is mijn messeleggel' ? Gij hebt de tandenstokers
vergeten_
Donnez-moi une chambre privée.
Montrez-l11oi la carte des vins. Si vous servez rapidel11ent,
vous aurez un bon pourbOÎre.
Garçon, cette assieUe n'est pas propre.
LE COUVERT.
~1arie, allez à la salle à manger et mettez la tabie.
MetLez la nappe. MeUez les serviettes. MeUez les assiettes. Voici les cuiIlers, les four
chettes et les couteaux. Apportez la salière, Ie poi
vrier et Ie moutardier. Voici deux bouteiIles de vin et
Ie plateau. Meltez une bouteille à chaque
bout de la labie. Donnez-moi Ie tire-bouchon ;
je déboucherai ces bOllteilles.
Marie, changez ces verres. Apportez une carafe d'eau. Ill11anque ellcore un couvert.
Apportez enCOl'e un plat et ,deux assiettes.
Ou sant les cuillers à café ? Ou est man porte-couteau ? Vous avez oublié les cure-
dents.
9
Verschooning, Mevrouw, het potje met tandenstokers staat op de tafel.
De notenkraker en het wetstaal liggen bij de sauskom.
De saladekom is nog in de keukeIl.
Nu kan men de stoelen rond de tafel plaatsen.
Alles is gereed. Breng aanstonds de soepkom
en den pollepel. Nu kunnen wij beginnen.
DE SOEP.
Mijnheer, wees zoo goed naast mijn broederplaats te nemen.
Wilt gij de goedheid hebben een weinig verder te schuiven?
Welke soep hebt gij liefst?
Ik houd veel van tapiocasoep.
Deze is ox-tail (ossenstaart) soep.
Rijstsoep en vermicellesoep zijn ook zeer lekker.
Dat vleeschsap is lekker. Neem nog een weinig soep. Ik wil het niet weigeren.
10-
Je vous demande pardon, Madame, Ie porte-cure-dents se trouve SUl' la table.
Le casse-noisette et Ie rusH se trouvent près de Ia saucière.
Le saladier est enCOI'e à la cuisine.
l\1aintenant ou peut placer les ehaises autour de la tabIe.
Tout est prèt. Apportez tout oe suite la sou
pière et la louche. Maintenant nous pouvons com
meneer.
LE POTAGE.
Monsieur, ayez la bonté de vous asseoir à cóté de mon frère.
Voulez-vous avoir la bonté de reculer un peu?
Quel potage aimez-vous Ie mieux?
J'aime beancoup la soupe au tapioca.
Celle-ci est une soupe à I'oxtail (queue de breuf).
La soupe au .. iz et la soupe au vermicelIe sont aussi fort bonnes.
Ce bouillon est délicieux. Prenez encore un peu de soupe. Pas de refus.
-11-
VLEESCH. LES VIANDES.
Ziehier een mooistuk vleesch. Voici un beau morceau de viande.
Laat mij u een snede gekookt rundvleesch toedienen.
Ik houd niet veel van vet. Ik zal u een stuk mager geven.
Eet gij gaarne rundbraad (rostbief olroastbeef) ?
Ik zal er een kleine snede van nemen.
Het is niet genoeg gebraden voor mij.
Als rundbraad te veel gebraden is, is het taai.
Dan moet men het in kleine stukken snijden.
Ik eet liever gebraden kalfsvleesch.
Welk stuk hebt gij hel liefst?
Ik zou een weinig van de korst willen.
Dit sluk is goed gebraden. Het sch!jnt mij niet genoeg gebrad'~n.
Eet gij gaarne varkensvleesch?
Ja, maarik eetiieverschapen-vleeseh.
Ziehier een mooien bout. Ik zal hem snijden. Het mes is niet scherp genoeg.
Ik zal het eerst ,vetten.
Permettez-moi de vous servir une tranche de breuf bouilli.
Je n'aime pas beaucouplegras. Je vous donnerai un morceau
de maigre. Aimez-vous Ie roti de bamf
(rosbif) '! l'en prendrai une petite tran
che. n n'est pas assez cuit pour
moi. QUaIul Ie roti de breuf est trop
cuit, il est coriace. Alors il faut Ie coup er en me
nus morceaux. Je préfère Ie veau roti.
Quel morceau aimez-vous Ie mieux?
Je désirerais un peu de croftte.
Ce morceau est bien cuit. Il me semble qu'il n'est pas
assez cult. Aimez-vous Ie porc?
Oui, mais je préfère Ie mou ton.
Voici un beau gigot. Je Ie découperai. Le couteau n'est pas assez
affilé. Je l'aiguiserai d'abord.
- 12-
Ziehier een stuk dat u zal beyallen.
Geef mij slechts de helft van die snede.
Gij geeft mij veel te veel.
Neem een weinig jus (yleesch-na l).
Deze ham IS zeer malsch. Zij is naar mij,Il smaak. Ik zal u een lekker schape
ribbetjé zenden. Ik eet gaarne lamsribbetjes.
Eet giJ gaarne kalfskop ook?
Ik eet zeer gaarne gelardeerde kalfslever.
Geef mij, als 't u belieft, een worst.
:\Iag ik u een weimg van dat kieken fricassee toedienen?
Het is voldoende, dank u. N u zullen wij van dit gevogelte
eten. Ik za I dat kieken kleinsnijden. Wees zoo goed die fazant voor
te snijden. Ik kan niet gord voorsnijden. Laat mij toè u een kalkoell
v Ieugel aan te bieden. Gij hebt niets dan beenderen. Een weinig duif zal u niet
schaden. Ik zal cr een heel klein stukje
van nemen. Die eendvogel is niet genoeg
gekruid.
Voici un morceau qui vous plaira.
Ne me donnez que la moitié de cette tranche.
Vous m'en donnez beaucoup trop.
Pl'enez un peu de jus.
Ce jambon est bien tendre. Il est de mon goût. Je vais vous enYoyer une belle
cötelette de mouton. .raime les cötelettes d'a
gneau. Aimez-yous aussi la tête de
veau? J'aime beau coup Ie foie . de
veau lardé. DOllnez-moi uue saucisse, s'il
vous plaît. Pnis-je vous senil' un peu de
ceUe fricassée de poulet? Gest suffisant,je vous remercie. Maintenant no us mangerons
un peu de cette volaille. Je découperai ce poulet. Ayez la bOlllé de découpèr ce
faisan. Je ne déconpe pas bien. Permettez-moi de YOUS servil'
nne aile de dindon. Vous n'avez qne des os. Un peu de pigeon ne vous fera
pas tort. J'en prendrai un très petit mor
ceau. Ce canard n'est pas bi en assai
sonné.
Neem den schotel en bedien u. Neem wat gij het liefst hebt.
Er is veel wild in Engeland.
!\fen vindter hazen, konijnen, patrijzen, kwartels, snep· pen, eflZ.
VISCH.
Ik eet lieyer visch dan vleeseh.
De forel, de zalm en àe"paling zijn de fijnste viseh.
Tal'bot is ook uitmuntend. Ik houd noch van rog noch
vau wijting. Kabeljauw is beter. In België eet men veel oesters
en mosselen.
Welke visch is dat? Het is een groote ruitschoI. Reik mij den schotel toe, als
't u belieft. Wilt gij wat citroensap over
deze tongen uitpersen? Ik eet niet gaarne snoek we
gens de graten. De sardijn is een klein vischje
van de haringfamilie. In potten gedaan met olijfolie,
is zij zeel' lekker. Een groote schelvisch is beter
gekookt dan gebakken.
Prenez Ie plat et serYez-vous. Prenez ce que YOUS aimez le
mleux. II y a beaucoup de gibier en
, Angleterre. On y trouve des lièvres, des
lapins, des perdrix, des cailles, des bécassines, etc.
LE POISSOX.
J'aime mieux Ie poissou que Ia vi~ll1de.
La truite, Ie saumon et l'anguille sont les meilleurs poissons.
Le turbot aussi est excellent. Je u'aime ui la raie ui Ie
merlan. Le cabillaud est meilleur. En Belgique on mange beau
coup d'huitres et de moules.
Quel est ce poisson ? Cest uue grande barbue. Approchez Ie plat, s'H vous
plait. Vouleo:-vous presser un pen de
jus de citron sur ces soles? Je n'aime pas Ie brochet à
cause des arêtes. La sardine est un petit poisson
de la famille du harellg. Mise· en pots avec de 1'11uile
à'olive el!e est délicieuse. Vn grand aiglefin est meilleur
quand il est cuit que quant! il est frit.
13
-14-
Mijn zuster heeft een mand gerookten haring gekocht.
De garnalen zijn overvloedig langs de Belgische kusteu.
GROENTEN.
Mag ik u groenten aanbieden? Die wortelen zijn lekker. Prei is een zeer gezonde
groente. De suikerij (plant) is ook zeer
gezond. Andijvie is van de zelfde soort
als de suikerij en wordt als salade gebruikt.
Mag ik u vragen de salade te bereiden?
Zij moet noch gezoutcn !ioch gepeperd zijn.
Schorseneeren cn artisjokl{en hebben omtrent den zelfden smaak.
Geef mij een weinig rapen. De salade is niet gocd gewas
sehen ; zij kraakt. Latuw is een zecr goede
salade. Wij mengen altijd roode bee
ten en jonge sjalotten in de latuw.
De Engelschcn elen dikwijls kooIen.
Zweedsche rapen zijn zoo goed als bloemkoolen.
Er zijn dit jaar weinig asperges.
1\1:1 sreur a acheté un panier de harengs saurs (fumés).
Les crevettes sont abondantes Ie long des cótes belges.
LES LÉGUMES.
Vous servirai-je des légumes? Ces carottes sont excellentes. Le poireau cst un légume fort
sain. La chicorée est aussi très
saine. L'endive est de la-même espèce
que la chicorée, et est servie comme salade.
Pllis-je vous prier d'assaisonner la salade?
Elle ne doit être ni salée ni poivrée.
Le salsifis et l'artichaut on. à peu près Ie même goût.
Donnez-moi un peu de na vets. L~ salade n'cst pas bien lavée ;
clle croque. La lnitue csL unc très bonne
salade. Nous mélangeons toujonrs de
Ia betterave rouge et de jeu. ncs échalotes avcc la laiiue.
Les Anglais mangcnt sou vent des choux.
Les navets de Suède sont allssi bons qlle les choux-fleurs.
Les asperges sont rares cette année.
Ziehier nochtans een mooien bos asperges.
Erwten en groene boon en zijn goedkoop,
Wij bereiden altijd de spinazie met een weuug zuring (zurkel).
Ik eet niet gaarne waterkers. Hoe noemt gij dien schotel? Het is gestoorde selderij. Ik dacht dat het porselein
was. Ik zal er een weinig van nemen,
juist maar om te proeven. Ik houd van saus, die met
ajuinen, komkommers en paddes~oelen bereid is.
Peterselie en thym worden ook in de soep gebruikt.
De aardappelen zijn dit jaar zeer bloemachtig (melig).
Roode radijzen zijn beter dan witte.
DE DUANKEi\'.
Ik heb grooten dorst. Wat begeert gij? Drinkt gij liever zwaar bier
dan licht? Ik drink weinig bier. Dat bier stijgt naar het hoofd. Het smaakt goed. Het is niet slecht. Laat ons de flesch ledigen. Hebt gij uw dorst gelescht ? Drinkt gij gaarne Portowijn.
15 -
Voici cependant une beIie botte d'asperges.
Les pois et les haricots sont bon marché.
Nous accoml11odons toujours les epinards avec un peu d'oseille.
Je n'aime pas Ie cresson. Comment appelez-vous ce plat? C'est du céleri étuvé. Je pel1sais que c'était du pour
pier. J'en prel1drai un peu, seule
ment pour Ie goilter. J'aime la sauce préparée avec
des oignons, des cornichons et des champignons.
Le persil et Ie thym sont aussi employés dans la soupe.
Les pommes de terre sont très farineuses cette année.
Les radis rouges sont mcilleurs que les '"'lanes.
LES BOlSSONS.
J'ai bien soif. Que voulez-vous? Préférez-vous la bière forte à
tla bière légère ? Je bois peu de bière. Cette bière est très capiteuse. Elle &. un bon goût. Elle n'est pas mauvaise. Vidons la bouteille. Avez-vous étanché votre soif? Aimez-vou's Ic porto?
- 16-
Ik verkies water boven alle andere dranken.
Boergonje stijgt naar het hoofd.
Ik drink liever rooden dan witten wijn.
Schenk den wijn in. Schenk den wijn in elI doe er
een weinig water bij. Sta mij toe u een glas Bor
deauxwijn in te schenken. Laat ons klinken. Mijllheeren, op uw gezond
heid! Ik heb de eer te drinken op de
gezondheid van uw famiiie. Limonade IS mijn liefste
drank. In Frankrijk wordt veel cider
gedronken. Ledig uw glas. Straks zult gij mijn Cham
pagnewijn procvcn. V uI de glazen. Wat hebt gij het liefst: Schot
schen of Iersehen whisky?
Ik zal een glaasje brandewijn nemen.
En i!< zal een weinig rRum nemen.
Ik drink nooit jenever. Likeuren zijn zeer nadeelig
voor de gezondheid.
Je préfère reau à toutes les autres boissons.
Le bourgogne monte à la tête.
Je préfère Ie vin rouge au vin blanco
Versez Ie vin. Vers ez du vin et mettez-y un
peu d'eau. Permettez-moi de vous verser
un verre de bordeaux. Trinquons. Messieurs, à votre santé!
J'ai l'honneur de boire à la santé de votre familIe.
La limonade est ma boisgon préférée.
En France on boit beaucoup de cidre.
Videz votre verre. Vous goüterez tout à l'heurc
mon champagne. Remplissez les verres. Que préférez-vous : Ie whisky
d'Ecosse ou Ie whisky d'Irlande?
Je prendrai un petit verre d'eau-de-vie.
Et moi, je prelHh'ai un peu de rhum.
Je ne bois jamais de genièvre. Les liqueurs sont très nuisi
bles à la santé.
~ 17 .~
HET Fnurr.
Ik zal u [ruit van alle jam'getijden aanbieden.
Ziehier een zeer smakelijke perzik.
Ik heb ook nog: peren, pruimen, abrikozen, frambozen, oranjen (sinaasappelen), kersen (krieken), moerbeziën, roode aalbessen,g witte aalbf.:ssen, zwarte aalbe-ssen, dool'nbessen.
vijgen,
kastanjes.
Gij hebt ovcnloed van keus.
Schil dezen appel voor mij en werp de schillen weg.
Eet gij gaarne aardbeziën ? Breng mij een tros druiven
en amandelen. Ik heb mijn walnoten (ok
kernoten) nog niet ontbolsterd.
Ziehier hazelnoten. Ik eet niet gaarne onrijp fl'uit. Neem een stukje meloen. Ananassen, bananen en da-
dels zijn vreemde vruchten.
GE~PHEl\.I\.C:'\. - CUX\'En~A 1 10:'\S
.LES FnulTs.
Je yons oITrirái des fruils de toutes les saisons.
Voici une pêche délicieuse.
J'ai aussi : des poires, des prunes, des abricots, des fl'amboises, des oranges, des cerises, des müres, des groseiHes rouges, des groseilles blanches, des groseilles noires, ' des groseilles à maque-
i'eau, des figues.
\ des chàtaignes, ; des marrons.
Vons avez l'abondance du choix.
Pdez ccUe pomme pour moi et jetez les pelures.
Aimez-vous les fraises ? Apportez-moi une grappe de
raisin et des amandes. Je n'ai pas encore écalé mes
(grosses) noix.
Voici des noisettes. Je n'aime pas les fruits verts. Prenez une tranche de melon. L'ananas, la banane et la dat-
te sont des fruits étrangers.
1!J:\l. ~ 2.
-- 18 -
HET NAGERECHT.
Ik eet gaarne gebak (banket). Neem een weinig van dezen
eierkoek. Geef mij een stuk koek.
Ziehier den schotel; bedien u. Neem wat u meest aanstaat.
Het IS mij volkomen gelijk. "Vij hebben krieken taarten
en pudding. Is h~t een makaroniplldding of
een rijstpudding? Neen, het is een citroenpud.
ding. WaarYan mag ik u bedienen? Gij hebt nog geen nagerecht
genomen. Verschooning ; zooëven heb ik
suikergoed gegeten.
Neem een beschuitje. Eet gij gaarne appelkoekjes ?
Ik zal wat amandelkoekjes nemen.
Neem nog een appeltaart.
Niets meer; dank u.
IN DE ROOKKAMER.
Laat ons naar de rookkamer gaan.
Ik hoop, dat gij mijn sigaretten zult willen proeven.
LE DESSERT.
J'aime beaucoup la pätisserie. Prenez un peu de ceLte ome
lette. Donnez-moi UI1 morcean de
gäteau. Yoici Ie plat; servez-Yous. Prenez ce que vous aimez Ie
Illleux. Cela m'est parfaitement égal. Nous avons des tartes aux
cerises et du pudding. Est-ce Uil pudding au maca
roni ou au riz? Non, c'est Uil pudding au
cHrono Que YOUS servirai-je ? VOllS n'avez pas encore pris de
dessert. Je vous demande pardon; je
yiens de manger des slt'Creries.
Prenez U11 biscuit. Aimcz-vous les beignets aux
pommes? Je prendrai des macarons.
Prenez cncOl'C une tarte aux pommes.
Plus rien ; merci.
Au FU~lOm,
Allons au fumoir.
J'espère que vous voudrez goûter mes cigarettes,
Ik heb liever een sigaar. Ziehier zeer fijne sigaren. Zij kosten vijf en zeventig frank
.de honderd. Zij zijn te zwaar voor mij. Ik rook altijd lichte sigaren.
Het kistje werd zooëven geopend.
Vul uw sigarenkoker.
Hebt gij een sigarenmesje ? Gij hebt een mooien sigaren-
houder. Ik houd meer van mijn pijp. Dat is een prachtige pijp. Ja, het is een meerschuimen
pijp. Kersenhouten pijpen zijn
goedkoop. De kop van die pijp is van
gebakken kleiaarde. Zij heeft een steel van gevul
caniseerde caoutchouc. Ik heb ga:1rne een pijp met een
mondstuk van amber. Ik heb een pijpdoorsteker
noodig. Ik moet mijn pijpesteel reini
gen. Laat mij uw tabakszak zien. Uw tabak is fijn genoeg voor
sigaretten. Ik heb altijd sigarettenpa
pier op zak. Grove tabak is beter voor de
pijp.
HJ -
Jepréfère UIl cigare. V oici de très bons cigares. lis coûleat soixante - quinze
francs le cent. Ils sont trop forts pour moi. J c fume toujours des cigares
légers. La boîte vient d'être ouverte.
Remplissez votre étui à cigares.
A VCZ-YOUS un coupe-cigares? Vous avez un joli fume-
cigare. Je préfère ma pipe. Voilà une pipe de luxc Oui, c'est une pipe en écume
de mer. Les pipes de merisier sont
bon marché. Le fourneau de cette pipe est
en terre cuite. Elle a un tuyau en caoutchouc
vulcanisé. J'aime une pipe avec un bout
d'ambre. Il me faut un cure-pipes.
Je dois nettoyer Ie tuyau de ma pipe.
Montrez-moi votre blague. Votre tabac est assez fin pou1'
faire des cigarettes. J'ai toujou1's du papier à
cigarettes dans ma poche. Le tnbac gros est mcillcu.r pour
la pipl'.
- 20-
De asch van uw sigaar zal vallen.
Ziehier het aschbakje. Die tabak is te donker van
kleur. Hij ziet er zeer zwaar uit. Stop uw pijp. Ziehier een doosje lucifers
(solferstekjes). Nu kunt gij uw pijp aansteken.
Snuiftabak wordt gemaakt van den middensteel van het tabaksblad, en ook van sigarenpuntjes.
Mijn oom snuift. Hij heeft een gouden snuif
doos. Ik heb mijn dienstknecht weg
gezonden, omdat hij pruimde (tabak kauwde).
NA DEN MAALTI.JD
(BI,J EEN VRIEND).
Gij hebt niet veel gegeten.
Ik heb volkomen genoeg gegeten.
Gij eet zeer weinig. Ik neem maar drie maaltijden
daags. Het middagmaal heeft mij goed
gesmaakt. Gij hebt een goeden kok. Uw gezelschap is mij zeer
aangenaam geweest.
Les cendres de votre cigare sont sur Ie point de tomber.
Voici Ie cendrier. Ce tabac est trop foncé.
Il paraît très [ort. Bourrez votre pi pe. Voici uue boîte d'allumettes.
~1aintenant YOUS ponycz allumcr votre pipc.
Le tab ac à priser est fait avec la ner\'ure principale de la [euiJ Ie de tabac, et aussi avec des bouts de cigares.
:\fOll ouele prise. Il a une tabatière en or.
J'ai renvoyé man domestiqne parce qu'il chiquait (màchait du tabac).
APRÈS LE HEP.\S
(CHEZ UN Am).
Vans n'avez pas beaucoll p maugé.
J'ai mangé suffisammcnt.
Vans mangez fort peu. Je ne prends que trois repas
par jour. J'ai bien dîné.
Vous avez un bon cuisinier. Votre compagnie m'a été très
agréable.
- 21-
Ik hüop, dat ik nu weldra het genoegen zal hebben u te mijnent te ontvangen.
Wees zoo vriendelijk aanstaanden Zondag bij mij het middagmaal te komen nemen.
Ik ben u zeer dankbaar. Dank u; ik zal het niet nalaten.
NA DEN MAALTIJD
(IN EEN GASTHOF).
Bediende, mijn rekening, als 't u belieft?
Zij is niet in orde. Gij moet ze hei'zien (yerbeteren) De rekening is in orde. Is er geen vergissing '! Ik vind dat het twee frank te
veel is. Wij rekenen altijd twee frank
voor het tafelgerief. Dan is het in orde. Ziehier uw drinkgeld. Gij kunt afdienen. Breng mij een dagblad.
J'espère que maintenalll jam'ai bientöt Ie plaisir de vous receyoir chez moi.
Je vous en prie, venez diner chez moi dimanche prochain.
Je vous suis bien obligé. Je vous remercie ; je n'y man
querai pas.
APRÈS LE HEPAS
(A L'HoTEL).
Garçon, ma note, s'il vous plait?
Elle n'est pas exacte. 11 fa ut la refail-e. Le compte est exact, N'y a-t-il pas d'erreur? Je trouve deux francs de tr~p~.
Nous comptons toujours deux francs pour Ie couvert.
Alors c'estjuste. Voici votre pOUl'boire. Y ous pou vez desservir. Apportez-moi un journaL
- 22-
B. KLEEDIJ EN OPSCHIK.
Artikels voor Mannen.
Waar is mijn hemd? Hebt gij mijn broek gebor
steld ? Ik zal mijn wollen kamizool
(ondervest) aandoen. Ik vind mijn bretels niet. Ik zal mijn jaket aandoen. Hang mijn jas in de kast.
Hebt gij mijn laarzen gepoetst? 'Vaar is nlijn muts? Geef mij mijn zwarte overjas.
Leg mijn scheermes in de lade.
IIang den scheerriem aan dien nagel.
:\1ijn wandelstok is iftde keuken; ga hem halen.
~lorgen zal ik mij in 't zwart kleeden, omdat ik naar een huwelijksfeest ga.
Artikels voor Vrouwen.
Mijn zuster heeft haar hemden naar de bleekerij gezonden.
Die broek is versleten. Ik heb een nieuwen onderrok
noodig. De kleur van dat kleed is
verschoten. Ik zou gaarne dezen rok laten
l~eeren.
B. LES VÊTEMENTS ET LA TOILETTE.
Articles pour Hommes.
Ou est ma chemise? Avez-vous brossé mon panta
Ion? Je mettrai ma camisole de
Iaine. Je ne trouve pas mes bretelles. Je meUrai mon veston. Pendez ma redingote dans
l'armoire. A vez-vous ciré mes bottes ? Ou est ma casquette-? Donnez-moi mon pardessus
nOlr. MeUez mon rasoir dans Ie
tiroir. Accrochez Ie cuir à rasoir à
ce clou. l\la canne est dans la cuisine_;
allez la chercher. Demain je meUrni 1110n habit
noir, parce que je vais à une noce.
Articles pour Femmes.
Ma smur a envoyé ses chemises à la blanchisserie.
CeUe culotte est usée. 11 me faut un nouveau jupon.
La couleur de cette robe est passée.
Je désire faire retourner cette jupe.
- 23-
Denkt gij, dat hij het waard is?
De blouse is versleten. Doe geen stijfsd III mijn
schorten. Ik heb een balein van· mij n
corset gebroken. Gij hebt ook een nieuw corset
koord noodig. Het lijf van dat kleed is te
lang. Dat onderlijf is te groot. Gij hebt uw sjaal averechts
aan. Ik zie niet gaarne gebloemde
sluiers. Die pels is door de motten be
schadigd geworden. Die mof is zeer warm. Die dame heeft kostbare ju
weelen. Zij heeft een prachtige dia
manten paruur ontvangen. Ziedaar een mooi halssnoer
van parelen. Yele dames dragen geen oor
bellen. Ik heb twee armbanden: een
gouden en een zilveren. Toon mij uw borstspelden en med.alj~ns.
Ziehier een mooie brelok. Ik heb sierlijke gouden das
spelden (halsdoekspelden). Die hoedenspelden hebben
vcd geld gekost. Ik zal mijn waaier nemen,
omdat het zeer heet is.
Croyez-vous qu'elle en vaille la peine ?
La blouse est usée. Ne mettez pas d'empois à mes
tabliers. J'ai eassé un busc de mon
corset. Il vous faut aussi un nouveau
lacet de corset. La taille de eette robe est trop
longue. Ce cache-corset est trop grand Vous a vez mis volre chäle à
l'envers. Je n'aime pas les voiles à
fleurs. Cette fourrure a été mangée
des mi tes. Ce mimchon est très ehaud. Cette dame a des bijoux pré
eieux. Elle a reçu nne splendide
parure de diamants. Voilà UIl beau collier de
perles. Beaucoup de dames ne portent
pas de pendants d'oreilles. J'ai deux bracelets : un en or
et un en argen t. Montrez-moi vos broches et
vos médaillons. Voici une belle breloque. J'ai de jolies épingles de
cravate en or. Ces épingles à chapeau ont
eoûté beaucoup d'argent Je prendrai mon éventail,
paree qu'il fait très chaud.
Artikels voor beide Geslachten.
Geef mij mijn wollen kousen. Die twee sokken zijn geen
paar. De gespen van mijn kouse
banden zIjn gebrokell. Verlangl gij uw pantoffels? Neen, geef mij den schoen
hoorn (schocntrekl\l'r). Heeft de meid m}jn schoenen
gepoetst? Maak mijn schoenstrikken
vast. Zet mijn bottienen en den
laarzenknecht (schoenar· trekker) onder de la larel.
De buitenlieden dragen klompen.
Mijn halskraag is niet goed gesh'eken.
Breng mij mijn halsdoek(das). Ik heb nog geen zakdoek.
Waar zijn mijn zijden handschoenen cn mijn manchetten?
Mijn mantel is doornat. Het regent nog; ik zal mijn
regenmantel en mijn overschoenen aandoen.
Dan heb ik geen regenscherm noodig.
Mannen, zoowel als \TOUWen,
maken gebruik van een zonnescherm.
24 -
Articles pour les deux Sexes.
Donnez-moi mes bas de laine. Ces deux chaussettes ne font
pas la paire. Les boucles de mes jarre
tières sont cassées. Désirez-yol\!i vos pantoufles? NOIl, donnez-moi Ic chausse
pied. La sel'Yante a-t-elle ciré mes
souliers ? Nouez les cordons de mes
souliers. l\Iellez mes bottines ct Ie til'e
botte sous la commode.
Les campagnards porlenl des sabots.
Mon col n'est pas bi en repassl'.
Appörtez-moi ma cravate. Je n'ai pas cncore de mou
choil', Oü sonL mes gants de soie el
llles manchettes ?
Mon manteau est tout l11ouillé. n pleut eneQl'e ; je mettrai man
imperméable et mes galoches.
Alors je n'ai pas besoin tl'UIl
parapl uie. Les hommes aussi bien que
les femmes font usage d'un parasol.
- 25-
V rouwen dragen meer ringen dan mannen.
Ik heb mijn trouwring verloren.
Mijn hoed hangt aan den kapstok.
Ik zet nooit een slaapmuts op.
Des winters draag ik een flanellen nachthemd.
Ik heb twee zakhorloges, doch ik heb maar één ketting.
Ik heb een bril en een neusnijper.
Des winters draag ik een sjerp en slobkousen.
Opschikbenoodigdheden voor beide Geslachten.
Neem de lampetkan en ga fl'isch water halen.
Schenk water in de waschkom.
Breng mij zeep en een hand-doek. '
Ik yerlang warm water om mijn mond te spoelen.
Waar is mijn tandenborstel en mijn tandpoeder?
Veel menschen dragen een pruik.
Gij moel uw haar nog kammen.
Er zijn twee tanden gebroken in dezen kam; geef mi i een anderen.
Les femmes portent plus de bagues que les hommes,.
J'ai perdu mon alliance.
Mon chapeau pend au portemanteau.
Je ne me sers jamais d'un bonnet de nuit.
L'hiver je porte une robe de chambre en flanelle.
J'ai deux montres, ma is je n'ai qn'une chaîne.
J'ai des lunettes et UIl pincenez.
En hivcr je porte nne écharpe et des guêtres.
Nécessaires de ToileUe pout' les deux Sexes.
Prenez l'aiguière et cherchez de l'eau fraÎche.
Yersez de l'eau dans Ie bassin.
Apportez-moi <In s:won el un essuie-mains.
Je dl'sire de l'ent! chaude ponr me rincel' la bouche.
ait est ma brosse à dents et ma poudre dentifrice ?
Beaucoup de gens portent une perruque.
11 faut enCOl'e peigney vos cheveux.
Ce peigne a deux dents de cassées donncz-moi 1111
autre.
Mijn spiegel is niet schoon. Ik heb mijn handen gewas
schen, maar ik moet nog mijn nagels snijden.
Droog uw aangezicht af, mijn kind.
Geef mij den borstel, om mijn kleed te borstelen.
Hebt gij een speld voor mij?
Knoop uw kleed loe. Vooraleer de schoenen te poet
sen, moet men er zorgvuldig de vuiligheid afschrapen.
Laat hel krulijzer warmen. Spoel mijn spons uit. Ik lllaak nooit gebruik van
reukwerken. Hebt gij geld genoeg in uw
beurs? Ik zou gaan1\. een warm voet
bad nemen.
C. DE WONING.
De Deelen van een Huis.
De koning bewoont een paleis. Een kasteel is veelal met een
toren versierd. Mijn ouders bewonen een
landhuis. De muren van een huis wor
den doorgaans gebouwd van arduinsteen en van bakdeenen.
Het dak wordt gedekt met pannen of leien.
26 -
Mon miroir n'est pas propre. Je me suis lavé les mains, mais
je dois encore me couper les ongles.
Essuyez votre figure, mon enfant.
Donnez-moi la brosse, pour brosser mon habit.
A vez-vous· une épingle pour moi?
Boutonnez volre habit. Avant de cirer les sou!iers, il
faulles décrotler soigneusement.
Faites chauffer Ie fel' à friser. Rincez mon éponge. Je ne me sers jamais de par
fums. Y a-t-il assez d'argent dans
yotre porte-monnaïe ? Je désire un hain de pieds
chaud.
C. L'HABITATION.
Les Parties d'une Maison.
Le roi habite un palais. Vn chàteau est souvent orné
d'une tour. Mes par~nts occupent une
maison de campagne. Les murs d'une maison sont
ordinaire ment construits en pierres de taille et en briques.
Le toit est couvert de tuHes ou d'ardoises.
Aan de vensters van mïjnhuis zijn zonneblinden.
Ik houd niet van geideunie glasruiten.
Eiken avond sluiten wij de vensterluiken.
Rookeude schouwen zijn onaangenaam.
De zolder is onmiddellijk onder het dak.
Op den zolder zijn zolderkamers.
Spijs en drank worden in den keldel' bewaard.
Mijn huis heeft slechts twee verdiepingen.
Een steenen stoep leidt naar de voordeur.
Bij de voordeur bemerken wij een schrabber.
Aan de voordeur is eeu bel en aan de achterdeur een klopper.
Door de deur van het portaal komen wij in de gang.
Aan elke deur van het huis is een slot.
Aan de voordeur is ook nog cen grendel cn een klink.
Op de bene<denverdieping heeft men Cèn portaal, een spreelckamer, een salon, een studeervertrek, een eetzaal en een keuken.
De trap staat in het portaal.
27 -
Aux fenêtres de ma maison il y a des persiennes.
Je u'aime pas les vitres de couleur.
Tous les soirs nous fermons les volets.
Les cheminées qui fument sont désagréables.
Le gren~er est immédiatement au-dessous du toit.
Au grenier il y a des mansardes.
Les aliments ct les boissons sont conseryés dans la cave.
Ma maison n'a que deux étages.
Un pepron comiuit à la porte de dcyant.
Près de la porte de devant il y a un décrottoir.
A la porte de devant il y a uue sonnette et à la porte de der rière un marteau(heurtoir).
Par la porte du vestibule nous entrons dans Ie corridor.
A chaque porte de la maison il y a une serrure.
A la porte de devant il y a encare UH verrou et un loquet.
Au rez-d'e-chaussée il y a un vestibule, un parloir, un salon, une chambre d'étude, uue salie à mangel' et une cuisine.
L'escalier se trouve dans Ie vestibule.
- 28-
Langs de trap is een leuning.
De deur, die op de rustplaats der trap uitkomt, is die van het privaat (gemak).
Op de tweede verdieping zijn verscheidene slaapkamers en opschikvertrekken.
Tusschen de voorkamers en de achterkamers is een gang.
In elke slaapkamcr is een schouw.
Ik slaap in een voorkamer; zij ziet op een mooie laan uit.
Mijn ouders slapen in een achterkamer.
Ik houd niet van gewaste vloeren.
De zoldering mijner klIliC'r is niet Yer~ierd.
Op de kroonlijst zijn zinken goten, die het water ontvangen en het naar cic riolen of naar een regenbak vocren.
Voor hetbou\ycn van ccn huis nwdpleegt men ecn bouwmeestel' en ecn aannenlel'.
Dc volgende wcrk licdcn "'orden bij hcl bouwen "an een huis gebruikt:
de metselaar, de stukadoor(pleisteraal'), de pannedekker, de schaliedekker, de timmerman, de smid,
Le long de l'escalier il y a une rampe.
La porte qu'on voit au paliel' est celle du cabinet d'aisances.
Au second étage il y a plusieUl's chambres à coucher et des cabinets de toilette.
Enlre les chambres de deyant et de derrière il y a llnc allée.
Dans chaquc chambrc à coucher il y a unc cheminée.
Jc dors dans llnc chambre de devant ; elle donne SUl' une belle avcnue.
Mes parents dorment dans une chambre de derrière.
Je n'aimc pas lcs planchers cirés.
Le plafond de ma chambre u'est pas clécoré.
Sur la corniche ij y a des gouttières en zinc qui rc
çoivent l'eau et la conduisent dans les égouts ou dans une clterne.
POllr constrllire une maison on s'adrcsse à un architecte et à un entrepreneur.
LC1> artisans !>uivants sont employés ft la construction d'llne maison: }(> maçon,
Ie plàtrier, Ie couvreur en tuiles, Ie couvreur en ardoises, Ie charpentier, Ie forgeron,
de slotenmaker, de zinkwel'kel', de loodgieter, de glazenmaker, de schildel', de behanger.
De Aanhoorigheden van een Huis.
Achter het huis hebben wij een ruimen hof.
Daar is ook de bloemhof.
Wij hebben ook een moestuin en een boomgaard.
De hof is omringd dOOl" een Ulum', en omzoomd mct boomen die yccl fruit dragen.
In den koer zijn paardenstallen, een melkerij en koetshuizen.
Wij hebben ook een waschhuis.
In den hoenderhofhebben wij een hoenderhok, een duiventil eu een konijnenhok.
'Vij hehben ook een oven om ons brood te ha.kken.
In de broeilms groeien vijf wijnstokken.
Ons hondenhok is gemaakt van hout en heeft een zinken dak.
Vele huizen zijn door een ijzeren traliehek of door een haag omringd.
29 -
Ie serrurier, Ie zingueur, Ie plombier, Ie vitrier, Ie peintre, Ie tapissier (décorateur).
Les Dépendances d'une Maison.
Dcrri~re la maison nous avons une cour spacieuse.
Lil se trouve aussi Ie jardin d'agrément.
:t'\ous ayons aUSSl un potager el un verger.
Le .ianlin esl entouré de murs, et bonlé d'arbres qui rapportent beaucoup de fruits.
SUl' la cour donnent des écuries, lllle laiterie et des remises.
l'\ous ayons aussi une buanderie.
A la basse-cour nous avons UIl poulailler, un colombier et un clapier.
Nous aYOIlS aussi un four pour cuirl' Jlotl'e pain.
Dans la serre il y a cinq yignes.
p\olre chenil est fait de bois et a un toit en zinco
Hr aucoup de maisons sont entoul'ées d'une grille en fel' ou d'une haie.
- 30-
Een poort geeft toegang tot de omheinde plaats.
De groote huizen hebben een koetspoort en een balcon.
In het park van het kasteel van ons dorp is een vischrijke vijver.
In dat park ziet men verscheidene lusthuisjes en groote grasperken die met bloembedden omzoomd zijn.
Een dreef, waarlangs fruitboomen geplant zijn, loopt door het park.
Achter het kasleel is een mooi terras.
Aan de overzijde der baan bemerken wij een fabriek met een zeer hoogen schoorsteen.
De Slaapkamer.
Laat ons de slaapkamer gaan Zien.
Hebt gij mijn bed wel opgemaald?
Ja, mijnheer, ik heb het wel geschud.
Neem de sprei af. Gij hebt mijn bed niel ge
warmd. De bed warmer is gebroken. Ik denk, dat ge dekens genoeg
zult hebben. Gij hebt een lange peluwen
twee oorkussens.
Une porte donne accès à l'encIos.
Les grandes maisons ont une popte cochère et un balcon.
Dans Ic pare du 'chàteau de notre village il y a un étang poissonneux.
On yoit dans ce pare plusieurs pavillons et de grandes pelouses entourées de parterres.
Une allée hordée d'arbres fruitiers traverse Je pare.
Derrière Ie chàteau il y a une helle terrasse.
De I'autre cóté du clIemin nous remarquons une fabrique ayec unc énorme cheminée.
La Chambre à Coucher.
Allons voir la chambre à coucher.
Ayez-vous bien fait mon lit?
Oui, Monsieur, je l'ai bien remué.
Otez la courte-pointe. Vous n'avez pas bassiné mon
lit. La bassinoire est cassée. Je pense que vous aurez assez
de couvertures. Vous avez un traversin et
deux oreillers.
-31-
Ik zal u andere kussensloopen geven.
Houdt gij van ijzeren ledikanIten?
Neen, ik verkies houten. Ik heb liever een wollen ma
tras dan een veeren bed. De dekens zijn nieuw. Gij hebt twee wollen dekens.
De beddelakens zijn te klein.
Het is zeer ongezond de gordijnen toe te trekken.
De gordijnen zijn aan den bedhemel vast.
Een ressortbak is gemakkelij,ker dan een ijzeren vlechtwerk.
Ik verlang een kussenbank, twee zetels, twee voetbankjes en vier stoelen die met de kast en de latafel overeenkomen.
Ik verlang, dat zij zoo sterk als sierlijk gemaakt worden.
Ik moet mooie spiegels hebben, die met het behangsel overeenkomen.
Dil is een mooie schouwgar-nituur.
Die porseleinen vazen voldoen . mij zeer. Zij komen goed met de pen
dule en de armkandelaars overeen.
Jevous dOl1l1crai d'aulres taies d'oreiller.
Aimez-vous les Hts de fer?
Non, je préfère Ie bois. J'aime mieux un matelas de
laine qu'un lit de plume·s~ Les couvertures sont neuves. Vons avez denx couvertures
de laine. Les draps de lit sont trop
petits. 11 est très malsain de tirer les
rideaux. Les rideaux sont attachés au
ciel de lito Uu sommier à ressorts est
plus commode qu'un treillage en fel'.
Je désire uu canapé, deUK fauteuils, deux tabourets et quatre chaises en rapport avec l'armoire et Ia commode.
Je désire dans cette confection autant de solidité que d'élégance.
11 me faudra de bêlles glaces qui s'accordent avec laten __ tUl'e.
Voici une belle garniture de cheminée.
Ces vases en porcelaine me plaisent beaucoup. -
Ils sont hien assorlis à la pendule el am: candelabres:
- 32-
In het midden der kamer staat een ronde tafel. .
Op de waschtafel is een kom, een waterkan, een kam en toiletzeep.
De venstergordijnen komen met het behangsel overeen.
Hebt gij een kussen op de rustbank gelegd '?
Vergeet niet mij den blaker en de lucifers (solferslekjes) te geYCll.
Ziehier een kandelaar en een kaars.
Ik heb een nachtlichtje op de nachttafel gcplaal~t.
Het Keukengerief.
N II znllen wij gaan zien, wat in de keuken te vinden is.
Y\'ij bemerk'3n er het tafelgerief, dal yenneld wordt op bladzijden U cin 10 van dit boek.
Daar is ook nog: een ketel, een moor, een koffiekan, een theepot, een kuip, een teems (zeef), een vergiet, een rooster, een kruik, een waterkan, een schuimspaan.
Au milieu de la chambre se trouve une table ronde.
SUl' Ie lavabo il y a un bassin, ane aiguière, un peigne et du savon de toilette.
Les draperies des croi.sées sont assorties à la tapi:;,~erie.
A vez-vous mis uu coussin sur Ie canapé?
N'oubliez pas dc me d011l1Cr Ie bougeoir et Ie~ allulllcltcS.
Voici un chandelier et une bougie.
J'ai mis une veilleuse "nr la table de nuit.
La Batterie de Cuisine.
l'IIainlenant Dons irons voir ce qu'on lrouve dans la cuisine.
Nous y rcmarquol1s les ustensiles menliollnés aux pages 9 et 10 de cc livre.
11 Y a encore : un chaudron, nnc bouilloire, une cafetière, nlle théière, une cuve, un tamis, une passoire, un gril, une cruche, un pot à eau, une écumoire,
een emmer, stoofpannen, braadpannen, (losse) potdeksels, (vastgehechte)potdeksels, strijkijzers, vegers, manden (korven), een weegschaal, gewichten, een kolenbak~ een vederborstel, een vaatdoek. een dweil, een filter, een spïjskast.
De pomp staat in het schotelhuis (de bijkeuken).
Onder de kraan der pomp is een gootsteen.
Op de achterplaats, niet verre van de keukeurleur, s laa teen vuilnisbak.
Andere Meubels en Gerief.
In mijn sludievertrek (stndiekamer) heb ik Ycrschcidefll~ boekenkasten cn ceu schrijftafel.
Ik heb een ciken schrijftafel gekocht.
Een kaart van ons land hangt aan den muur mijner studiekamer.
Een gaskachel verwarmt he! vertrek.
GESI'I\EIil'J::->. - C():->\'El\~''J'IO:->S.
33 -
un seau, dcs casseroles, des poêles, de,> couvercles (Iibres), des couvercles(attachés), des fe I'S à repasser, des balais. des paniers, une balance, des poids. un bac à charbon, uo plunleau, nne la vette, uil torchon, un filtre, an garde-mangel'.
La pompe se trouve dans Ie lavoir.
Au·dessous du robinet de la pompe i! y a un évier.
Dans la cour, non loin de la porte de Ja cuisine, se trouve un bac aux ordures.
Autres Meubles et Ustensiles.
Dans mon cabinet d'étude j'a.i plusieurs bibliothèques et UIl secrétaire.
I'ai acheté un bureau en chêne.
Unecarte de notre pays est appendue au mur de mon cabinet d'étude.
Un foyer à gaz chauffe Ja pièce.
1!J31. - 3.
- 34-
Een tochtscherm is vóór de deur geplaatst.
Nu eens bedien ik mij van een gaslamp en dan weer van een olielamp.
In de eetzaal staat een koolkachel.
Bij de kachel staat de kolenbak met de schop.
In het salon is een open haardvuur.
Bij den haard vindt men de tang, de pook, den blaasbalg en den veger.
Vóór het vuur staat een vuurscnerm.
Aan de muren hangen se:hilderijen.
's Avonds ontsteekt men den luster (kroonlich ter).
De piano staat in een hoek der eetzaal.
Daar zicn wij ook het pianostoeltje en den muzieklessenaar.
De vloer is met een tapijt bedekt.
V óór de deur ligt een mat.
In de zolderkamers vinden wij versleten meubels, koffers, doozen, een reiszak en een muizenval.
Vn paravent est placé devant la porte.
Tantótje me sers d'une lampe à gaz et tantöt d'une lampe à huile.
Dans la salIe à manger il y a uu poêle à charbon.
Auprès du poèle se trouve Ie baquet à charbon avec la pelle.
Au salon il y a un feu ouvert.
Auprès du foyer se trouvent les pincettes, Ie tisonnier, Ie soufflet et Ie balai.
Devant Ie feu se trouye un garde-cendres.
;\ux murs appendent des tableaux.
Le soir on allume Ie lustre.
Le piano se trouve dans un coin de 1:\ salIe à manger·.
Là nous voyons aussi Ie tabouret de piano et Ie pupitre à musique.
Le plancher cst couvert d'un tapis.
Un paillasson se trouve devant la porte.
Dans les mansardes nous trouvons des meubles usés, des coffres, des boites, une valise et une sourieière.
- 35-
Het Huren van een Huis of van Vertrekken.
Hebt gij kamers te huur?
Moeten zij gemeubeld of ongemeubeld zijn?
Zij moeten gemeubeld zijn. Zou ik de voorkamer op de
eerste yerdiepingmogen zien? Welke is de wekelijksche huur
dier kamer? Ik verhuur enkel per nluand.
Ik verlang een slaapkamer, een salon en een studeeryertrek.
Ik kan u gerieven. Ik zal u de kamers toonen. Welke is de maandelijkscl,le
huur dier drie kamers? Twee honderd frank. De huur (-prijs) is te hoog voor
mij. Is dat u \Y laagste prijs?
Het vertrek wenl olll;1ngs opgeknapt.
De meubels zijn volgens den laatsten stijl.
Het is mij onmogelijk den prijs te verminderen.
Wij !CYCrCll ook het bed delinnen.
Ik zal de yertrel~l~en nemen. Bij vertrek moet de huur een
week te yoren opgezegd worden.
Location d'une Maison ou d' Appartements.
A vez-vous des appartements à louer?
Faut-il qu'ils soient gal'nis ou non?
lIs doivent être garnis. Pourrais-je voir au premier
étage la chambre de devant? Quel est Ie loyer de cettc cham
bre à la semaine ? Je ne loue jamais que par
mois. Je désire une chambre à cou
eh er, un salon et un cabinet d'étude.
Je puis vous satisfaire. .Te vous montrerai les chambres Quel est Ie loyer de ces trois
chambres par mois ? Dcux cents francs. Le loyer est t~·op élevé pour
moi. Est-ce votre plus bas prix?
L'apparlement cst fraîchemcllt décoré.
Les meubles zont du dernier goût.
II m' est impossiblc de diminucr Ie prix.
Nou.s tourniSSOllS égalcmcllt Ic linge de lito
Je prendrai l'apparlement. 11 taut nous don nel' congé une
semaine avant de quitter.
- 36-
Gi.i hebt aangekondigd : een landhuis te koop ofte huur en ik kom zien of het mij zou bevallen.
Ik ben bereid u elke iplicht1ng te geven, die gij verlangt.
Laal ons het huis gaan zien. Ik zal mij morgen te twee ure te
uwer beschikking houden. Gij kun t geen beter huis vinden
dan dit (dan hetwelk voorhanden is).
Tot morgen. Gij kunt op mij rekenen,
Vous avez annoncé une maison de campagne à vendre ou à louer, etje viens voir si eUe me conviendrait.
Je suis prêt à vous donner tous les renseignements que vous pourriez désirer.
Allons voir la maison. Je semi à votre disposition
demain à deux heures. Vous ne pouvez pas trouver
mieux que la maison liont il s'agit.
A demain. Vous pouvez compter SUl' moi.
11. DE BETREKKINGEN.
A. FAMILIE-EN VRIENDENBETREKKINGEN.
De Familie.
Een kind, dat zijn ouders niet eerbiedigt, kwijt zich niet van zijn plichten.
Hoe gaat het met uw vrouw vmidaag?
En uw vader en uw moeder, maken zij het goed?
Mijn oudste dochter is ziek. "'fijn zoon heeft gedurende
eenige dagen de kamer moeten houden; hij had een zware verkoudheid.
Verontschuldig mij bij uw broeder.
Wilt ge zoo goed zijn dit a<lll u w zuster te geve"l ?
Uw schoonbroeder schijnt oogpijn te hebben.
Uw grootmoeder werd den 170n Januari 1863 geboren.
Het is vandaag mijn verjaardag.
Mijn neef is op het punt te trouwen.
Met wie trouwt hij? Met mijn nicht.
11. LES RELATIONS.
A. LES RELATIONS FAMILIALES ET AMICALES.
La Famille.
Un enfant qui ne respecte pas ses parents ne remplit p~s ses devoirs.
Comment se porte Madame N... aujourd'hui?
Et monsieur votre père et madame votre mère, se portent-ils bien ?
Ma fille ainée est mala de. Mon fils a gardé la chall1bre
pendant quelques jours. il uvait un gros rhull1e.
Présentez mes excuses à votre frère.
Voulez-vous avoir la complaisance de remettre ccci a volre sreur?
Votre beau-frère paraît avoir mal aux yeux.
Votre grand'mère est néeJe 17 janvier 1863.
C'est ulljourd'hui l'anniversaire de ma naissance.
Mon neveu va se marier.
Qui épouse-t-il ? Ma nièce.
- 38-
Uw com heeft mij op zijn bruiloftgenoodigd.
Het is drie jaar, dat mijn tante getrouwd is.
Zij is met een weduwnaar getrouwd.
Die weduwe zal niet hertrouwen.
Dezen morgen heb ik in de kerk een huwelijk bijgewoond.
De bruid droeg een wit zijden kleed.
De bruidegom was in het zwart gekleed.
De echtgenoot mijner zuster stierf op het einde van verleden jaar.
Weet gij, dat mijn neef overleden is?
De arme wees 'werd Vrijdag laatstleden begraven.
Die grootvader doet dikwijls een wandeling met zijn kleinzoon en zijn kleindochter.
Het zijn tweelingen. Die heer is een jonkman. Voor een kind is een stiefmoe-
der de tweede vrouw van zijn vader, en een stiefvader de tweede echtgenoot zijner moeder.
Mijn meter is de schoondochter van uw buurman.
Mijn peter is de schoonzoon van uw pleegvader.
Votre oncle m'a invité à sa noce.
II y a trois ans que ma tante est mariée.
Elle a épousé Cs'est mariée à ... ) un veuf.
Cette veuve ne se remariera pas.
Ce matin j'ai assislé à un mariage à l'église.
La mariée portait nne robe de soie blanche.
Le marié était habillé de noir.
Le mari de ma seeur est mort vers la fin de l'année dernière.
Savez-vous que mon cousin est mort?
Le pauvre orphelin a été enterré vendredi dernier.
Ce gl'and-père sc promène souvent avec son petit-fils et sa petite-fille.
Ces sont des jumeaux. Ce monsieur est célibataire. Pour un enfant une belle-mère
est la deuxième femme de son père et un beau-père est Ie deuxième mari de sa mère.
Ma mal'raine est Ia belle-fille (bru) de votre voisin.
Mon parrain est Ie gendre de votre père adoptif.
- 39-
De Dienstboden.
Ik heb een meid noodig die allerlei huiselijke bezigh,eden kan verrichten.
Mijn kamel'meid is zeer handig : zij kun naaien, verstellen, het linnen wasschen, stoppen, breien, enz.
Een kindermeid mopt de kinderen liefhebben.
Een werkvrouw doel het lastigste werk.
Het loon mijner keukenmeid beloopt tol honderd vijf en twintig frank per maand.
Mijn gouvernante spreekt en schrijft vier talen.
Onze stalknecht zorgt goed voor de paarden en onderhoudt de rijtuigen met de grootste netheid.
De hovenier plant, zaait en \vie'rlt, en hij besproeit üe bloemen en de groenten, als de aarde te droog is.
Een winkelier houdt een loop. jongen.
In den lakenwinkel heb ik een winkelknechten twee pakknechten gezien.
De meesterknecht staat aan het hoofd van een werkhuis.
In mijn kantoor heb ik twee bedienden.
Toekomend jaar zal ik een automobiel koopen; dan zal ik ook een geleider moeten hebben.
Les Domestiques.
Il me faut une servante qui s'entende à tous les détails duménage.
Ma femme de chambre est très habile : elle sait coudre, raccommoder, laveI' Ie linge, repriser. tricoter. etc.
Une bonne d'enfants doit aimer les enfants.
Une femme de journée fait l'ouvrage Je plus fatigant.
Les gages de ma cuisinière sont decent-vingt-cinq francs par mois.
Ma gouvernante parie et écrit quatre langues.
Notre valet d'écurie soigne bien les chevaux et entretient les voitures avec la plus
grande propreté. Le jardinier plante, sème ct
sarcle, et il arrose les flenrs ct les légumes, quand la terre est trop sèche.
vn boutiquier tient un garçon de course.
Dans Ie magasin du drapier j'ai vu un garçon de magasin et deux emballeurs.
Le contre·maître est je chef d'un atelier.
Dans mon bureau j'ai deux employés.
L'année prochaine j'achèterai une automohile ; alors il me faudra aussi un chauffeur.
- 40-
In zeer ,oorna 111 e h II izen is een huishoudster, een bottelier ,een deurwachter (portier) en een hofmeester.
Ontmoeting met een Vriend.
Goeden dag, Mijnheer. Hoe gaat het, mijn vriend?
Gaat he! u goed?
Ja, Mevrouw. Hebt gij (het) koud? Neen, ik heb (het) warnl. Ik ga naar huis. Gij hebt gelijk. Gij hebt ongelijk. Ik maak het goed; ik dank u.
Hoe gaat het met uw vader?
Het gaat hem beter. Zooyeel te beler. Het gaat hem niel goed. Hij is ziek. Mijn moeder heeft een koude
gevat. Zij is koortsachtig. Het spijl mij. Ik moet vertrekken. Tot het g~noegen u weder te
zien. Vaarwel! (Tot wederziens I) Goeden nacht. Mijn groeten te huis.
Dans les maisons de très grande importanee il y a une femme ~e charge, un sommelier, uu portier ct un maître d'hötel.
La Rencontre d'un Ami.
Bonjour, Monsieur. Comment vous porlez-vous,
mon ami? Est-ce que vous vous portez
bien ? Oui, Madame. Est-ce que vous avez [roid ? Non, j'ai chaud. Je vais à la maison. Vous avez raison. Vous avez tort. Je me porte bien, je "ous rc
mereie. Comment se porte monsieur
votre père? 11 se porte mieux. Tant mieux. 11 est souffrant. Il est malade. Ma mère est enrhumée.
Elle est fiévreuse. J'en suis bien triste. Je dois m'en aller. Au plaisir de vous re\'oir.
Adieu! (Au revoir I) Bonne nuit I Mes amitiés chez vous.
~- 41 ~
Een Bezoek.
Men belt. Ga zien, wie daar is. Het is juffrouw Maria. Zeg dat zij binnenkome. Laat haar in het salon. Geer juffrouw Maria een sLoel.
Zet u neder, als 't u belieft. Gij komt ten gepaslen tijde. Het verheugt mij zeer u te zien.
Welkom, vriendin. Hoe gaat het meL u, McYrou\\"?
Zeer,goed, ik dank u. Ik stel het uitermate goed. Ik ben zeer gelukkig u in zulke
goede gezondheid te zien. Zij 11 uw lieve kinderen in goede
gezondheid? Gij zijt zeer vriendelijk ; zij
maken het goed. Ik kan niet blij VeIl. Ecn andcre maal zal ik langer
blijvcn. Wat! verLrckt gij reeds? Het is nog niet laat. Het is tijd om te yertrekken. Ik hoop, dat ik u weldra zal
,,·ederzien. Ik zal weldra wederkomen. Ik dank u yoor uw Lez.oek...
Ik wensch u goeden nucht.
Une Visite.
On sonne. Allez voir qui est là. C'est mademoiselle Marie. Faites entrer. Introduisez-la dans Ie salon. Donnez une chaise à mademoi-
seIle Marie. Asseyez-vous, je vous prie. Y ous arrivez à point. Je suis très heureux de vous
voir. Soyez la bienvenuc, 1110n amie. Comment vous porLez-vous,
Madame? Très bien, je vous remereie. Je me porte à merveilIe. Je suis très heureux de vous
voir en si bonne santé. Est-ce que vos charmants en
rants se portent bien ? Vous êtes bien aimable ; iJs se
portent très bien. Je ne puis rester. Vne autre fois je resterai plus
longtemps. Oh ! partez-vous déjà? II n'est pas tard encore. Il cst temps de partir. J'espère vous revoir bientöt.
Je reyiendrai bientót. Je vous remercic de yoLre
visite. Je vous souhaite unc bonne
nuit.
- 42-
Doe mijn groeten aan uw broeder.
Doe mijn groeten aan uw vader.
BetUIg mijn gevoelens yan eerbied aan uw ouders.
Zeker, ik zal het niet vergeten. Vaarwel, vriend.
Een Wandeling Buiten.
Dit is een mooie dag. Laat ons een kleine wandeling
doen. \Vij konden geen mooieren dag
hebben om een wandeling te doen.
Laat ons een weinig frissche lucht scheppen yóór het avondmaal.
Ik wil wel. Waar zullen wij gaan? Laat ons in het park of langs
het stI'and gaan. Waar is mijn broeder? Hij is reeds een uur op wandel.
Hij ,yandelt alle dagen langs den oever der rivier.
Mijn zuster gaat met moeite. Daarom gaatze liever per boot
of per rijtuig. De zonnestralen bründen niet. Wij genieten de avondkoeHe.
Er zijn mooie wandelingen in het veld.
Présentez mes salutations à votrc frère.
Rappelez-moi au bon souwllÎr de votre père.
Présentez mes respects ~l vos parents.
Certes, je n'y manquerai pas. Adieu, mal) ami.
Une Promenade à la Campagne.
Voilà une belle journée. Allons faire un petit tour de
promenade. On ne saurait avoir un plus
beau jour pour se promener.
Allons prendre l'air. frais ayant de souper.
.Je Ie veux bien. Ou irons-nous? Allons au parc ou Ie long de
la plage. Oü est mon frère ? Il Y a déjà une heure qu'il se
promèlle. Il se promène tous les jours Ie
long de la rivière. Ma smul' marche difficilement. Cest pourquoi elle préfère aller en bateoau ou en voiture. Le solei! n'est pas ardent. Nous joui~sonsde la fraicheur
du SOl1".
Il Y a de belles promenades à la campagne ..
Laat ons rond het park gaan. Het park is wel beplant. Dcboomen vormcneengewelf,
dat voor de stralen dcr zon ondoordringbaar is.
Dezc plaats is verkwikkend. Zichier ccn bank; laat ons ecn
weinig uitrusten. Zet u niet ncder op het gras:
het is tc vochlig. Laatons nu in dicboomkwee
kerij gaan. Laat ons dit pad volgcn. Dan zullcn wij door ecn bosch
gaan en vcrvolgcns dwars door een weide.
Ik ben zoo vermoeid, dat ik u nauwelijks volgen kan.
Ga, als 't u belieft, nict zoo vlug (snel).
Laat ons lang'mmcr ga~ll1. De weide is met bloemen be-
zaaid. Ik zou een ruiker willen pluk, ken voor mijn moeder. lIet is jammer, dat die mooic
blocmen zoo spoedig vcr,,·clken.
Zie vcrder die uitgcstrekte koornvelden en dat woud.
Van op dezen heuvel is het gezicht zeer uitgestrekt.
:\lorgen zullen wij te paard rijden.
Het spijt mij, dat er zooveel stof op de baan ligt.
Is het geen tijd naar huis terug te keeren?
43 -
Faisolls Ie tour du pare. Le pare est bien garni d'arbres: Les arbres forment un berceau
impénétrable aux rayons du sol ei!.
Cet endroit est délieieux. Voici un bane ; reposons-nous
un peu. Ne vous asseyez pas sur l'her.";
be ; elle est trop humide. Entrons maintenant dans ceUe
pépinière. Suivons ce sentier. Alors nous traverserons un
bois et puis une prairie.
Je suis si fatigué que je puis à peine vous suivre.
S'il vous plait, ne marchez pas si vite.
1\1archons plus lentement. La prairie est émaillée de
fleurs. Je voudrais cueillir un bou
quet pour ma mère. C'est dommage que ces belles
flcurs se fanent si vite.
Voyez plus loin ces vastes champs de blé et cette fOl'êt.
La vue cst fort étendue de ceUe colline.
Demain nous nous promènerons à clleval.
Je regrette qu'il y ait ta nt de poussière sur la route.
Ne sera-t-il pas temps de reprendre Ie chemin à lamaison~
.- 44 ~
Het begint te vochtig te worden.
Welk is de kortste weg?
Laat ons deze doornhaag volgen.
Wat een mooie boomgaard! De fruitboomen beloven veel
dit jaar. Ziedaar een mooie laan linde
boomen. Zij leidt naar een hoeve. Wij moeten over een zeer
smalle brug de b~ek over. Waar.\leen leidt deze baan? Zij leid.t naar die hutten,
welke gij in de vallei ziet.
Verderleidtzij naar den windmolen, dien gij op dien heuvel in de verte ziet.
\Vaar is de dorpskerk? Aan de andere zijde van dit
boschje zult gij den toren zien.
Een weinig hooger op de baan zullen wij t'an een herberg komen.
Laat ons in deze melkerij gaan en een glas melk nemen.
De vogels verbergen zich in de struiken.
Een groote menigte vogels bouwen hun nesten in deze boomen.
Zij vervroolijken ons door hun gezang en vernietigen een ontelbare menigte insekten.
Il commence à faire trop humide.
Quel est Ie chemin Ie plus court?
Suivons cette haie d'aubépine.
Quel beau verger! Les arbres fruitiers promet
tent beaucoup cette année. Voilà une belle avenue bordée
de tilleuls. Elle conduit à une ferme. Nous dcvons passer Ie ruis se au
par un pont très étroil. ail mène cette route? Elle conduit à ces chaumières
que vous voyez dans la vallée.
Plus loin eUe conduit au moulin à vent que vous voyez sur ce monticule dans Ie lointain.
ail est l'église de ce village? De l'autre caté de ce bosquet
vous verrez Ie clocher.
Un peu plus haut nous arriverons à une auberge.
Enlrons dans cette laiterie et prenons un verre de lait.
Les oiseaux se cachent dans les buiscons.
Quantité d'oiseauxconstruisent leurs nids dans ces arbres.
Ils nous réjouissent par leur chant et détruisent une quantité innambrabie d'insectes.
- 45-
Wij zijn bijna weer thuis.
Wij hebben een zeer aangename wandeling gehad.
Een Wandeling in de Stad.
Ik verlang een wandeling in de stad te doen.
Ik zal u al de merkwaardigheden der stad laten zien.
\Veinig steden bieden den toerist zooveel belangrijks aan als de stad B.
Het is een der voornaamste handels- en nijverheidssteden van Europa.
In drie uren kunnen wij de Hoofdkerk, het Stadhuis en het Museum bezoeken.
Laat ze mij bezien. Het uitwendige dezer kerk is
zeer mooi. De toren is verbazend hoog.
De klokken hebben een mooien klank.
De Boekenzaal is open; laat ons er in gaan.
Deze kaai leidt recht naar de Vischmarkt.
Het Stadhuis is merkwaardig om zijn prachtige Gothieke kamer.
De breede straat vóór u leidt naar het park.
Welke is de bevolking van B?
Nous voici presque de retour à la maison.
Nous avons fait une promenade fort agréable ..
Une Promenade en Ville.
11 me tarde de faire une promenade en ville.
Je vous ferai voir ceque la ville possède de remarquable.
Peu de villes présentent au touriste autant d'intérêt que la ville de B.
C'est une yille des plus commerçantes et des plus industrielles de l'Europe.
En trois heures nous pouvons visiter la Cathédrale, 1'Hotel de ville et Ie Musée.
Faites-Ies moi voir. L'extérieur de cette église est
fort beau. Le clocher est d'une hauteur
prodigieuse. Les cloches ont un beau son.
La Bibliothèque est ouvertc ; entrons-y.
Ce quai conduit directement au Marché au poisson.
L'Hótel de Ville est rcmarquabIe pour sa splendide ehambre gothique.
La large rue en face de vous. conduit au pare.
Quelle est la population de B?
-- 4G -
Het heeft 60,000 inwoners. Welke is deze rivier? Het hospitaal is zeer mooi. Ik moet naar het postkantoor
gaan. Is het ver van hier?
Omtrent twintig min u ten gaans.
Kunnen wij ecn omnibus ncmen?
Het ware betcr dcn tralll te nemen.
Op de Marktplaats zult gij van tram moctcn veranderen.
-Ware het niet betcr een rijtuig te nemen ?
Koetsier, toon mij uw tarief.
-Wat is dc prijs per uur? Hoevccl betaalt men pcr rit ? Ik heb liever cè1l' auto. Hier is de rivicr zeer breed; zie
de brug, zij hceft vijf bogen.
Welk is de omtrek der stad?
Ongeveer zestien kilometer De voetpaden zijn zeer breed. Zijn er belangrijke gebouwen
in de voorsteden ?
Welk is de toegangsprijs voor het Museum '?
Ik geloof dat het vijf frank is. Vandaag is de ingang vrij.
C'est une villc de 60,000 àmcs. QueUe est cette rivière ? L'höpital est très beau. Je dois me rendre au bureau
de poste. Est-illoin d'ici ?
Environ à vingt minutes de marche.
PouYons-nous prendr:e un omnibus?
Nous ferions mieux de prendre Ie tramway.
A la Place du marché iJ faudra changer de tram.
Ne vaudrait-il pas mieux prendre une voiture '?
Cocher, montrcz-moi Ie tarif?
Quel est Ie prix à l'hcure ? Combi en paie-t-on à la course? Je pl1éfèrc U~l auto. Ici la rivière est très large;
regardez Ie pont, il a cinq arches.
Quel est Ie pourtour de la ville?
Environ seize kilomètres. Les trottoirs sont très larges. Est-ce que dans les faubourgs
il y a des monuments intéressants ?
Combien paie-t-on pour voir Ie Musée?
Je crois que c'est cinq francs. Aujourd'hui il n'y a ri en a
payer.
- 47-
Is het Museum zeer belangwekkend?
Er zijn veel belangwekkende oudheidkundige verzamelingen.
Ik zou gaarne de stad van de andere zijde der rivier zien.
Gaat gij gemakkelijk? In het geheel niet; ik word
gauw moe. Dan kunnen wij niet te voet
gaan. Wij zullen langs het stand
beeld van N. gaan. "'ij zullen den weg .langs de
rivier volgen. Laat ons nu naar het strand
gaan. Wij zullen per ez cl gaan.
Ziedaar een politieagent. Hij is de man, die ons den weg
zal wijzen. Hier zijn wij kortbij de haven.
Is het een visschershaven ?
Ja, en het is ook een zeer be· langrijke handelshaven.
Het is ook een veel bezochte badplaats.
Hier zijn wij in het oude gedeelte der stad.
Dit is een zeer schilderachtig gezicht.
Wij zijn niet ver van de spoor· wegstatie.
Er is geen gebrek aan,schoenpoetsers in de buurt der spoorwegstatic.
Est-ce que Ie Musée est très intéressant ?
On y trouve beaucoup d'intéressantes collections d'antiquités.
Je voudrais voir la ville de l'autre caté de la rivière.
Est-ce que vous marchez bien? Du tout; je me fatigue facile
ment. Alors nous ne pouvons pas
aller à pied. Nous passerons devant la sta
tue de N. Nous prendrons la route qui
longe la rivière. Allons mainlenant à Ia plage.
Nous nous promènerons àbaudet.
Voilà un agent de police. C'est l'homme qui poun'a no us
indiquer Ia route. Nous voici près du port.
Est-ce un port de pêche ?
Oui, ct c'est aussi un port très important de commerce.
C'est aussi une station balnéaire très fréquentée.
Nous voici dans Ie vieux quartier de la "ÏHe.
V oici une vue très pittoresque.
Nous ne sommes pas loin de la garedu chemin de fer.
Les cireurs de bottes ne manquent pas dans Ie voisi-
- 48-
Vermakelijkheden.
Houdt gij van het spel? Ja, als de zaken gedaan zijn.
Welk spel zullen wij spelén? Laat ons een partijtje domino
spelen. Ik ken dat spel niet goed. Ik ook niet. Wij spelen nu en dan op het
dambord. Ziehier het dambord. Neem de zwarte schijven, ik
zal de witte nemen. Speel dan. Gij let niet op. Breng ons een kaartspel en
speelmerken (fiches). Laat ons piketten; het is het
prettigste (vermakelijkste) van al de kaartspelen.
Schud de kaarten door. (Doormeng. )
Neem af, dan zal ik deelen.
Wilt gij met ons spelen? Hij had veel troef. Ruiten, harten, schoppen
en klaveren, Een aas, een heer. een vrouw
en een boer (zot). Een tien en een negen. Een derde van schoppen-
vrouw. Een vierde en een vijfde. Ik heb een uitmuntend spel. KImt gij biljart spelen '?
Divertissements.
Aimez-vous Ie jeu? Oui, quand les affaires sont
terminées. A queljeu jouerons-nous ? Faisons une partie de domi-
nos Je ne connais pis bien Ie jeu. Ni moi non plus. Nous jouons aUK dames de
tem ps en tem ps. Voici Ie damier. Prenez-Ies pions noirs, je
prendrai les blanes. Jouez done. Vous ne faites pas aUention. Apportez-nous un jeu de car-
tes et des fiches. Jouons au piquet ; c'est Ie plus
agréable des jeux de cartes.
Battez les cartes.
Coupez, puis je distribuerai les cartes.
Voulez-vous .iouer avee nous 'l 1I avait beaueoup d'atouts. Un carreau, un creur, un
pique et un trèfle. Un as, un roi, une dame et un
valet. Vn dix et an neuf. Une tieree à la reine de pique.
Vne quarte ou une quinte. J'ai un jeu superbe. Savez-Yous .iouer au billard?
- 4H-
Een weinig. Ziehier de biljartballen en de
keu·s. Soms vermaak ik mij met het
bolspel. Vischt gij met den hengel (de
lijn) '? Neen, mijn onders laten het
mij niet toe. Ik visch dikwijls met een net
in den vijver. Teekenen en schilderen zijn
mijn geliefkoosde bezighedell Ik zal u mijn portefeuille met
teekeningen toollen. Dit landschap is prachtig. Wat denkl gij van deze bloe
'men? Zij schijnen zeer natuurlijk. De muziek is het geliefkoosd
vennaak van mijn hroeder. Hij bespeelt verscheidene ko
peren instrumenten. Ik verkies snaarinstrumen
ten. Mijn piano klinkt valsch.
Ik zal den stemmer ontbieden (doen komen).
Uw viool is gestemd. Wij zullen naar den schouw
burg gaan. Laat mij het programma zien. Wij moeten op tijd vertrekken,
indien wij een goede plaats verlangen.
Er is veel volk, en de deur is nog niet open.
GESPI\E){){EN. - CONVEI\SA1IONS.
Un peu. Voici les billes et les queues.
Je joue parfois aux boules.
Pècllez-vous à la ligne?
~on, mes parents ne me Ie permettent pas.
Je pèche sou vent au filet dans l'étang.
Le dessin et Ia peinture sont mes occllpalions fa yorites.
Je vous ferai voir mOIl album (Ie dessins.
Cc paysage est superbe. COIllIl1ell t trou vez- vous ces
Heurs '! Elles scmblcnt très nalureIIes. L~t musique est la dislractioD
iavori te de mon frère. IJ joue de plusieurs instru
ments de cuivre. ,; c préfère les instruments à
cordes. ~Ion piano n'est pas accordé.
Je [erai venir l'accordeur.
V olre violon est accoY'dé. Nous irons au théätre.
l\Jontrez-moi Ie programme. IJ raud1'a que DOUS partions de
honne heure, si nous vouloDs ètre bien placés.
Il y a foule et la porte n'est pas enCOl'e ouve1'te.
- 50-
Neemt gij kaarten voor het parterre, een loge of een zetel?
Het stuk begint te zeven ure.
Ziehier de kleedkl\mer. Het gordijn gaat op. De tooneelmeester ziet el' ze
nuwachtig uit. Schaatst gij gaarne op het ijs?
Mijn ouders willen niet, dat ik het leer.
Ik schaats liever op rolschaatsen. omdat het minder gevaarlijk is.
Ik heb houtcn cn metalen schaatsen.
Gaat gij vamlaag naar de wed· rennen?
Ja" en ik geloof, dal er veel volk op de renbaan zal zijn.
Ik ga liever naar het golfspel.
Gisteren woonde ik een zeer belangwekkend voetbal. spel bij.
Mijn zus Lel' is handiger dan ik in het tennisspel.
Ik houd ycel van dat sport. Het is zeer vermakelijk en
vooral zeer gezond. De spelen in de open lucht zijn
alle aan te bevelen. Ik fiets gaarne (of: rijd gaarne
per velo). Ik heb ook eene stoomfiets
(ol: motacyclet).
Prerrez-vous des'billets pour Ie parterre, une loge ou un fauteuil?
La représentation commence à sept heUl·es.
V oici Ie vestiaire. La toile se Iève. Le régisseur paraît nerveux.
Aimez-vous patiner SUl' la glace?
Mes parents ne veulent pas que je l'apprenne .•
Je préfère Ie patinage à roulettes, paree que c'est moins dangereux.
J'ai des patins de bois et des patins de métal.
Allez-Yous aux courses aujourd'hui?
Oui, et je crois qu'il y aura foule au champ de course.
Jc préfère me rendre au golf.
I-lier j'ai assisté à une partie de football très intéressallte.
Ma sreur est plus habile que moi au tennis.
.raime beaucoup ce sport. Il est très amusant et surtout
très sain. Les jeux au grand air sont fous
à recommander. J:aime bien d'aller à bicy
clette. J'ai aussi une'motocyclette.
-51-
Ik zou ,gaarne een fiets (rijwiel ot' velo) huren.
Welk is de prijs per uur?
De voornaamste deelen van een rijwiel zijn:
de kader, het voorwiel, het achterwiel, het tandrad, het vrij wiel, het stuur, de handvatten, de pedalen, het zadel, de ketting. de rem.
De fiets is ook van de volgende toebehooren voorzien:
een lantaarn, een tasch, een pomp, een sleutel, een schroevendraaier, een oHekannetje,
Je youdrais Iouer une bieyclette.
QueUes sant vos conditions par heure '1
Les parties principales d'une bicyclette sont :
Ie cadre, la roue de devant, la roue de derrière, la roue dentée (Ie pignon), la roue libre, Ic guidon. les poignées I es pédales, la selle, la ehaine, Ie frein.
La bicyclette est cncore pourvue des accessoires suivants:
unc lanterne, une sacoche, une pompe, une clé, un tournevis, une burette.
- 52-
B. HANDELSZAKEN.
Reis van Brussel naar Londen.
Ik vertrek morgen ochtend le zes ure naar Londen.
Indien gij mee wildet gaan, zou . mij dat groot genoegen doen.
Ik bell gelukkig zoo een gelegenheid te vinden die reis te doen.
Het is geen lange reis. Het is een waar genoegen met
een vriend te reiZeIl. Ik ga naar Londen voor belang
rijke zaken. Ik hoop u morgen ochtend om
trent lnyart vóór zes in de Noorderslatic te ontmoeten.
Hoeveel dagen zult gij afwezig zijn?
Niet meer dan een week. Ha! wij zijn goed op tijd. Laat ons onze kaarten nemen. Twee eerste voor Londen.
Neemt gij enkele kam'len ?
Neen, terugkaarten . Wilt gij dezen koffer merken
voor Londen? Nu zijn wij in den trein. Hoe laat komen wij te Oosten
de aan?
B. LES AFFAIRES.
Voyage de Bruxelles à Londres.
Je pars demain matin à six heures pour Londres.
Si vous vouliez m'accompagner, ccla me ferait grand
plaisir. Je suis charmé de trouver une
pareille occasion de faire ce voyage.
Cc n'est pas un long Yoyage. Ce,>t UIl Yrai plaisir que de
vOy:lger ayec tin mni. Je vais à Londres pour des
affaires importantes. J'espè'l'e vous rencontrer de
maill matin yers six heures l110ins Ie quart à la gare du Nonl.
Comhiell de jours screz-vous absent?
Pas plus d'une semaine. Ah! nous voilà bien à l'heure! PrenOllS nos billets. Deux premières pour Londres.
Prcnez-yous des bilIcts simpies?
Non, aller et retour. VonleZ-YOllS étiqueter ceUe
malle pour Londres? Nous voici dans Ie train. Quand arrlvons-nous à Osten
de?
- 53-
Wij komen in de havenstatie te half negen.
De trein stopt alleen te Gent en te Bru,gge.
Zijt gij ooit in Engeland geweest '!
Nooit, en het doet mij genoegen er met u heen te gaan.
In goed gezelschap gaat de tijd zeer snel voorbij.
Hindert mijn valies u niet?
Hier zijn we te Oostende. Wij hebben nog een uur tijd.
Ziehier een restaurant, waal wij kunnen ontbijten.
Ik verlang een lichten maaltijd alvorens in te schepen.
Het schip vertrekt te tien ure. Laat ons spoedig onze plaat
sen nemen. Ik wil niet in de kajuit blij
ven; ik ga liever op het dek.
Is het geoorloofd hier te roo-ken?
Zijt gij bang voor de zee? Ja, een weinig. Ik hoop, dat wij een goede
overvaart zullen hebben. De wind is goed. Denkt gij, dat er gevaar is?
Wees niet bevreesd; er is geeJil gevaar.
Nous arrivons à la gare maritime vers huit heUl'es et demie.
Le train s'arrête seulement à Gand et à Bruges.
A vez-Yous déjà été en Angleterre?
Jamais, et.ie suis enchanté d'y aller avec vous. -
En bonne société Ie temps passe très rapidement.
Est-cc que ma valise ne vous incollullode pas?
Nous voici à Oslend.e. Nous avons encore une heure
devant nous. Voici un restaurant ou nous
pOUVOIlS déjeuner. Je désire un repas très léger
ayant de m'emharquer. Le bateau part à dix heures. Dépêchons-nous d'aller pren
lire nos places. Je ne veux pas resle. dans la
cabine; je préfère aller sur Ie pont.
Est- il permis de fumer ici?
Avez-vous peur de la mer? Oui, un peu. J'espère que n{)us aurons une
belle traversée. Le vent est bon. Croyez-vous, qu'il yait du dan
ger? N'ayez pas peur; il n'y a point
de danger.
-54-
Zij t gij aan zeeziekte onderhevig?
Doorgaans niet; alleen wan-neer de zee onstuimig is.
Ik ben ziele De zee is in 't gellCcl niet kalm. Inderdaad zij staat zeer hol. Wanneer komen wij te Dover a~n ?
Over (na) een uur of daaromtrent zullen wij er zijn.
Heb ecn weinig geduld. Hoe duidelijk kan men de
kusll'otsen van Engeland zien!
Eindelijk zijn wij aangckomcn! Laat ons spoe(lig aan wal gaan. Houd uw reiskaartje gereed. Ik ben blij aan land te zijn. Hier zijn we frisch en gezond
aangekomen. \Vij moeten aan het tolkan
toor wachten. Ziehier den tolbeambte.
HeIJt gij iets aan tc geven?
Ik heIJ geen enkel voorwerp, waarvoor rechten moeten betaald worden.
Het onderzoek zal niet lang duren.
Ik heb vijf sigaren en een weinig tabak voor mijn persoonlijk gebruik.
't Is goed; ge moogt gaan. Ziehier den sneltrein voor
Londen.
Êtes-vous sujet au mal de mer?
Généralement pas; seulement quand la mer est agitée.
Je me sens malade. La mer n'est pas du tout calme. En effet, eUe est très houleuse. Quand arriverons-nous à Dou-
vres? Dans une heure ou à pen près
BOUS y serons. Prenez un peu de patience. Comme on peut voir distincte
ment les falaises des cótes d'Angleterre !
Enfin 110ns voilà arrivés! D(>barquons vite. Préparez volre billet. Je suis bien aise d'èlI'e à terre. Nous voici arrivés sains et
saufs. Nous sommes obligés de 11011S
arrêter à la douane. Voilà Ic douanier.
Avez-volls quelque chose à déclarer?
Je u'ai rien qui soil soumis aux droits.
La viSIte ne prendra pas beaucoup de temps.
J'ai cinq cigares et un peu de tabac pour mon usage personnel.
C'est bien; vous pouvez passer. Voici Ie train express pour
Londres.
- 55-
Wij hebben tijd genoeg. Wij kunnen den trein niet mis
sen. Moeten wij overstappen voor
Londeu? Neen, deze trein gaat er recht
streeks heen. Kwart vóór vijf komen wij te
Londen aan. Ik zal mijn reisgoed in het
b:lgagelokaallaten.
\Y ces- voorzichtig; er zijn verscheidene breekbare voorwerpen in mijn valies.
Ik verlang eerst naar het holel te gaan.
Laat ons dezen auto-taxi neUIen.
Chauffeur, breng ons naar het holel N.
Dit is voor u (Een fooi ( drinkg~ld) gevende).
In het Hotel.
Wij hebben twee slaapkamers noodig.
Welk is de prijs der kamers?
Hoc lang zult gij blijven?
Wij zullen een week blijven. Dan is de prijs vijf en twintig
frank per dag op de eerste en twintig frank op de tweede verdieping.
Nous avons tout Ie temps. Nous ne pouvons pas manquer
Ie train. A vons-nous à changer pour
Londres. Non, ce train y va directement.
A cinq heures moins Ie quart nous arriverous à Londres.
Je Iaisserai mes bagages à la consigne (au bureau des bagages).
Soyez prudent; il ya plusieurs choses fragile~ dans ma vaIise.-
Je désire avant tout me rendre à l'hótel.
Prenonscetauto-taxi(mètre),
Chauffeur, faites-nous descendre à l'hólel N.
Voici pour vous (En donnant un pourboire).
A I'Hötel.
Il DOUS faut deux ch~mbres à coucher.
Quel est Ie prix des chamDres?
Combi en de temps resterezvous?
Nous resterons UDe semaine. Alors Ie prix est de vingt-cinq
francs par jour au premier et de vingt francs au secoDd.
- 56-
Wij zullen kamers op de tweede verdieping nemen.
Een kamer met twee beddcn zal voldoende zijn.
Hebt gij er op de tweede ver-dieping?
Welk is de prijs per drlg? Dertig [rank. Laat ons de kamer zien. De kamer zal u zeker aanstaan.
'''"ij zullen deze kamer ncmen. Vergee t niet ons morgen vroeg
te wckken. Wij ademen gaarne dc [rissche
morgenlucht in. Wilt gij, dat ik u om zes UUl"
wek? Neen, dat is te vroeg. Laat mij om zeven uur wekken.
Zult gij uw maaItijden in hcl hotel nemcn?
N een, wij zullen onze marIttijden nemen, waar wij alsdan zullen zijn.
Laat ons reisgoed naar boycn brengen.
Gij hebt het reizigersboek nog niet geteekend.
Briefwisseling.
Ik moet een brief schrijven. Geef mij briefpapier, pen en
inkt.
Nous prendrons des chambres au second.
Vue chambre à deux lits nOllS sufIira.
En avcz-vous au second ?
Quel est Ie prixparjour? Treule francs. Montrez-nous la chambre. La cIwll1bre vons conviendra
certainemeu t. :\OllS prendrons ceUe chambre. i'\'ollbliez IKIS de nOllS éveiller
denlaiu de bon matin. Nous aimons à respirer ra ir
frais du Illatin. Vou lez-vous que je YOUS éveille
à six heUl'es '? Non, c'est trop töt. Faites-HlOi réveiller à sept
heUl'es. Prendrez-Yous vos repas à
l'hótel? Non, nous prenurons nos repas
Olt nous llOUS trOUYCJ:Ql1s.,
FaiLes monter nos bagages.
Vons n'aycz pas cncore signé Ie li vre des voyageurs.
La Correspondanee.
J'ai une lettre à écrire. Donuez-ll1oi du papier à Iet
tres, une plume el de I'enere.
- 57-
Geef mij schrijfgereedschap.
Deze brief moet vandaag verzonden worden.
Den hoeveelsten hebben we vandaag?
't Is de drie en twintigste. Ik moet nog een enveloppe en
postzegels hebben.
Kunt gij mij ook een briefkaart geven ?
Nu zal ik dien brief naar de brievenbus brengen.
Waar is het postkantoor?
Mijn moeder zal mij een brief zenden als « Postliggend stuk» (Poste reslante).
Verlangt gij dien brief te laten aanteekenen ?
Ziehier een telegram voor H.
Wacht een oogenblik ; ik zal u het antwoord g.el'..ell.
Ik zou willen telephoneeren. Hoeveel kost het? Vijftig centiemen voor drie
minuten. Welk is het nummer van de
«London and County» bank?
Wie daar? Stel mij in verbinrling met den
Beheerder der N bank.
Kunt gij een banknoot van 100 pond tegen Fransch geld wisselen?
Donnez-moi de quoi écrire.
11 faut que ceUe lettre parte aujourd'hui.
QueUe date avons-nous?
Kous sommes Ie yingt-lrois. 11 me manque enCOl'e une en
veloppe et des timbresposte.
Pouyez-yous me dOJ1Iler aussi une carte postale?
l\Iaintenant je porterai ceUe lettre à Ja boîte aux lettres.
Olt est la pos te centrale?
Ma mère m'enyerra une lettre « Poste restanle. »
Dl'sirez-vous recommander ce I te letlre ?
V oici un télégramme pour yous.
Altendez un instant; je vous remeUrai la réponse.
Je youdrais téléphoner. Combi en dois-je payer? Cinquante centimes pour troÏs
mimltés. Quel est Ie numéro de la ban
que de « London and County »?
Qui est là? Mettez-moi en cOl11l11unication
avec Ie Directeur de la banque de N.
Pouvez-vous changer un billet debanque de 100 lines contre de l'argent français?
- 58-
Ja, tegen den koers van den dag.
Ik zal binnen een half uur in het kantoor komen.
In de Winkels.
BIJ DEN LAliENHANDELAAR.
Ik moet naar de stad om eenige inkoopen te doen.
Ik hoop, dat gij mij zult vergezellen.
Met genoegen. Laat ons eerst naar den laken
winkel gaan. Ik heb stof voor een nieuw
kleed noodig. Hoeveel Meter moet ik ne
men?' Gij hebt omtrent vijf meter
noodig. Ik houd niet van laken met
gemengde kleuren. Ik heb liever een effen kleur.
Ik vrees, dat de kleur zal verschieten.
Ik verzeker u, dat zij, niet zal verschieten.
Tegen hoeveel den meter ver-koopt gij dit laken?
Honderd frank. Dat is te veel. Welk is de laagste prijs?
Olli, au cours dll jour.
Je me présenterai au bureau d'ici une heure.
Dans les Magasins.
CHEZ LE DRAPlER.
Je dois me rendre a Ja ville pour faire quelques emplettes.
J'espère que vous m'accompagnerez.
A vec plaisir. AHons d'abord eh ez Ie drapier.
Il me faut de l'étoffe pour un vêtement neuL
Combien de mètres dois-je prendre?
Il vous iaudra environ cillq mètres.
Je n'aime pas un drap de couleur mélangée.
Je préfère une couleur unie.
Je crains que la couleur ne soit pas durable.
Je vous assure qu'elle ne passera pas.
Combi en vendez-vous ce drap Ie mètre?
Cent francs. C'est trop. Quel est Ie dernier prix?
- 59-
Ik houd niet van afdingen. Ik verkoop altijd tegen vasten
prijs. Gij wilt dus niet afslaan?
Inderdaad, ik kan niet. Geef mij ook alles wat ik noo
dig hcb voor dc voering.
DIJ DE KLEEInIAAI{STEP..
Wilt gij mij de modellen yoor het seizocn l,atcn,ûen?
Ik zie gaarnc dil model. Neem mij de maat. Zwarte knoopen passen bij
drze kleur. Zorg vooral de knoopsgaten
goell tc maken. Gcbruik sterke slof voor de
zakken. Ik heb mijn nieuw kostuum
Zatenlag aanstaande noollig. Gij kunt er oj> rekenen. Dal klccd schijnt mij te lang.
Het mag niet beneden mijn knicën komen.
Dc schouders l1la~,cn valschc plooien.
De mouwen zijn te kort.
Zij zijn te nauw onder de armen.
Ik kan het verhelpen; ik heb de naden breed genoeg genonlen ..
Je n'aime pas à marchander. Je vends toujours à prix fixe.
Done, vous ne voulez ricn rabaUre?
En effet, je ne puis pas. Donnez-moi aussi ce qui cst
nécessaire pour la doublure.
CUEZ LA COUTURIÈRE.
Voulez-vous me montrer lcs modèles de la saison '!
J'aime bien ceUe façon. Prenez ma mesure. Des boutons noirs conviennen (
à cette couleur. Ayez surtout soin de bien [ai re
lcs boutonnières. Employez une étotTe solide
pour les poches. Ilme fa ut mon nouveau cos
tume samedi prochain. Vons ponvez y compter. Ce vêtement me semble trop
long. Il ne doit pas descendre plus
bas que mes genoux. Les épaules font de faux plis.
Les manches sont trop courtes.
Elles me serrent sous les bras.
Je puis y remédier; j'ai laissé assez de rempli.
- 60-
Is de boord (hals) niet te nauw?
Ja; gij zult hem een weinig moeten verwijden.
Dat kleed past u zeer goed. Dit kleed is gescheurd. Herstel het zoo spoedig mo-
gelijk.
DiJ DEN HOHr.OGDfAIUèll.
Nu zullen wij naar den horlogemaker gaan.
Ik breng u een horloge om te herstellen.
Ik liet het vallen, toen ik hel opwond, en het stond plolse· ling slil.
Het heeft veel geleden. Er zijn geen tanden gehrokcn.
Ik vrees dat dc groote veer gebroken is.
De wijzers hebben een weinig. geleden; zij moelen recht gemaakt worden.
Nu eens loopt mijn horloge Yoor;dan weer achter.
Ik zal verplicht zijn het cenige dagen te houden.
Wanneer zal het gereed zijn? Gij kunt vandaag over acht
dagen terugkomen. Wees zoo goed er mij intus
schen een te leenen, dat goed gaat.
Est.-ce que Ie col n'est pas trop étroit?
Oui; il faudra l'élargir un peu.
CeLte robe vous va fort bien. Cet habit-ci est déchiré. Raccommodez-le aussitót que
possible.
CUEZ l'IIOHLOGEll.
~Iaintenant nous irons chez l'horloger.
Je vous apporte une montre à réparer.
Je rai laissé tombel' en la relllontant, et elle s'est arrêtée net.
Ellr est tout à fait dérallgée. 1I Jl'y a pas une dent de cassée.
Je crains que Ie grand ressort ne soit cassé.
Les -aiguUles.ont un pen soul'fert; il faudra les redresser.
Tanlót ma montl'e avance. lantót elle retarde.
Je serai obligé de la garder quelques jours.
Quand sera-t-elle prête ? Vous pouvez repasser au
jourd'hui en huit. En attendant, ayez la bonté de
m'en prêter nne qui aille bien.
- lil -
BIJ DEN SCHOENMAKER.
Ziehier den winkel van den schoenmaker; laat ons binnen gaan.
Ik heb een paar bottines noo-dig.
Probeer dit paar eens. Zij knellen (nijpen) erg. Zij zijn te puntig. Zij zijn te nauw. Ik zou niet gaarne ekster
oogen krijgen. Indien gij het verlangt, kan ik
ze op de leest slaan, om ze te verwijden.
Ik zal efn ander paar probee-ren.
Die schoenen zijn te groot. Zij zijn te breed. De hielen (hakken) moelen
lager zijn. De zolen zijn zeer dun. Dic bottincs sluiten goed rond
uw been. Zij moeten gemakkelijker zijn
op de wreef. De ingang is te nauw.
De voet zal niet lijden. Ik zal ze nemen, zooals ze zijn.
Welk is de prijs? Honderd vijftig frank. Dat schijnt mij zeer duur. Ik zal betalen. als men ze
brengt.
CHEZ LE CORDONNIER.
Voici la boutique du cordonnier; euLI·ons.
.rui besoin d'une paire de bot-tines.
Essayez cette paire. Elles me gènent beaucoup. Elles sont trop pointues. Elles sont trop étroites. Je ne désire pas soufIrir de
COI'S aux pieds. Si YOUS Ie désil'ez, je puis les
meltre SUl' la forme pom les élargir.
J'cssaierai une autre paire.
Ces souJiers sont trop grands. IIs sont trop larges. Les talons doivent êlre plus
bas. Les semeIIes sont très l11inces. Ces bottines YOUS vont bien à la
jambe. IJ faut qu'elles soient plus
larges au eou-de-pied. L' cn trée est trop juste.
Y ous n'aurez pas mal aux pieds. Je les prelHIrai telies qu'elles
sont. Quel est Ie prix? Cent-cinquante francs. Cela me paraît bien cher. Je paierai, quand on me les
apportera.
Wilt gij, dat ik ze vandaag zend?
Ja, zend ze omtrent vier ure.
Ik zal er voor zorgen.
BIJ DEN HOEDENMAKER.
Ik verlang een hoogen hoed.
Staat die hoed mij goed? Het is een hoed naar de mode. Hij is zeer mooi. Ik heb ook een kleinen ronden
hoed noodig. Ik heb een lichten strooien
hoed noodig. Die hoed knelt (spant) te veel.
Ik houd niet van breede randen.
Men draagt ze nu.
Buig den rand een weinig over. De bol is te groot. Dat wordt mode.
_De kleine vorm is geen mode meer.
Gij zult een krip rond mijn hoed moeten leggen, want ik ben in den rouw.
Zend hem mij in een doos.
M:\akt gij oude hoeden schoon?
Jk heb een muts noodig.
62 --
Voulez-vous que je les envoie aujourd'hui?
Oni, envoyez-Ies vers quatre hem'es.
Je Il'y manquerai pas.
CHEZ LE CHAPELIER.
Je désire un chapeau haut de foprne.
Ce chapeau me coiffe-t-iJ hien? Cest un chapeau à la mode. I! est très beau, 11 me faut aussi un pelit cha
peau rond. J'ai hesoin d'UIl chapeau de
paille léger. Ce chapeau me serre trop.
Je n'aime pas les bords larges.
On les porte comme cela ac-tucllement.
Relevez un peu les hords. La forme est trop grande. Cela "ient à la mode.
La peLite forme n est plus à la mode.
11 faudra mettre un crêpe à mon chapeau, parce que je suis en deuil.
Envoyez-le moi dans un carton.
Arrangez-vous les vieux ehapeaux?
11 me faut une casquette.
- 6i1-
Welk is de prijs dier muts?
Twaalf frank. Gij vraagt te veel. Ik overvraag niet. Ik kan maar tien frank geven.
Laat ons het verschil deelen. Ik zal ze nemen.
ANDERE A~IBACHTEN EN
BETREKKINGEN.
De waschvrouw wascht en strijkt ons linnen.
De papierhandelaar ver· koopt papier, pennen, pot· looden, enz.
De drukker drukt de boeken en de boekbinder bindt ze 111.
Wanneer ik mijn photographie verlang, ga ik naar een photograaf.
De kleermaker maakt niet alleen manskleederen, maar ook vrouwenkleederen.
De dames koopen haar hoeden bij de modiste.
De marskramer (merceriehandelaar) verkoopt spelden, naalden, knoopen en modeartikelen.
Quel est Ie prix de cette cas-queUe?
Douze francs. V ous demandez trop. Je ne surfais pas. .Je nepuis donnel' que dix
francs. Partageons la différence. J'accepte.
AUTRES MÉTIERS ET PROFES
SIO:'IS.
La blanchisseuse lave et repasse noh'e linge.
Le papetier vend du papier, des plumes. des crayons, etc.
L'imprimeur imprime les livres et Ie relieur les relie.
Quand je désire avoir ma photographie, je m'adresse à un photographe.
Le tailleur fait non seulement des ha bits d'homme, mais aussi des vêtemenls de femme.
Les dames achètent leurs chapeaux chez la modiste.
Le mercier vend des épingles, des aiguilles, des boutons et des articies de passementerie.
- 64-
De handelaar in gebreide goederen verkoopt sokken, kousen en andere wollen koopwaren.
Hem wiens ambacht het is stoffen te venen noemt men verver.
De barbier (kapper) knipt mijn haar en scheert mijn baard.
De juwelier verkoopt armbanden, borsb,pelden, ringen, uurwerken, enz.
De tabakhandE'laar verkoopt alles wat men noodig heeft om te rooken.
In een meubelwinkel koopen wij bedden, tafels, stoelen en allerhande meubels.
In den porseleinwinkel koopen wij borden (teljooren), schotels, tassen,botervlootjes (boterpot jes), eierdoppen.
In den ijzerwinkel verkoopt men vooral metalen voorwerpen.
Wij koop en vleesch bij den slager (vleeschhouwer).
De vischhandelaar verkoopt alle soort van visch.
De bakker verschaft ons brood.
De kruidenier verkoopt sui~er, thee, koffie, kaas, enz.
Le bonnetier vend des chaussettes, des bas et d'autres marchandises en laine.
Celui qui a pour métier de teindre les étofl'es est nommé teinturier.
Le coiffeur me coupe les cheyeux et me fail la barbe (me rase).
Le bijoutier yend des braceleis, des broches, des bagues, des montres, etc.
Le marchand de tabac vend loul ce qu'il faut pour fumer.
Chez Ie marchand de meubles 110US achetons des lits, des tables, des chaises et toutes espèces d'ameublement.
Dans uu magasin de porcelaines nous achetons des assiettes, des plats, des tasses à thé et à café, des beurriers, des coquetiers, etc.
Le quincaillier vend principalement des objets en métal.
Nous achetons de la viande chez Ie boucher.
Le poissonnier (marchand de poisson) vent toute espèce de poissons.
Le boulanger nous fournit du pain.
L'épicier vend du sucre, du thé, du café, du fromage, etc.
- 65-
De fruithandelaar verkoopt groenten en fruit.
De suikerbakker maakt suikergoed.
De pasteibakker maakt koeken en taarlen.
N.B. Voor andere ambachten, zie bladzijde 28.
C. DE OVER~EDEN.
God regeert het Heelal. De Paus wordt als het Hoofd
der Roolllsch - Katholieke Kerk erkend.
Hij bewoont het Vaticaan te Rome.
Een Bisschop heeft het geestelijk bestuur van een bisdom.
Een Keizer is het Hoofd yan een keizerrijk.
België is een koninkrijk. De Vorst der Belgen draagt
den titel van Koning. De Fransche Republiek wordt
bestuurd dool' een President (Voorzitter).
Koningin Victoria was ook Keizerin van Indië.
De voornaamste magistraat eener stad wordt Meier (burgemeester) genoemd.
De Opziener bezoekt de scholen.
De leerlingen moeten den Onderwijzer onderdanig zijn.
GI S:'HE ,RE,\;. -- C ,NVERSATIONS.
Le fruitier vend des Iégumes et des fruits.
Le confiseur fai L des sucreries.
Le pAtissier fait des gàteaux et des tartes.
N. B. Pour d'autres métiers, voir page 28.
C. LES AUTORITÉS.
Dieu gouycrne l'Univers. Le Pape est reCOllllU COll1ll1e
Chef de I'Eglise Catholique Romuine.
Il réside au Vatican à Rome.
Uu Evêque a la directioIl spirituelle d'un diocèse.
Uu Empereur est Ie Chef d'UIl empire.
La BeIgique est un royaume. Le Souverain des Belges por
te Ie titre de Roi. La République Française a
pour chef un Président.
La Reine Victoria était aussi lmpératrice des Indes.
Le magistrat principaI d'uIle ville s'appelle Maire (bourgmestre).
L'lnspecteur visite les écoles.
Les élèves doivent olJéir à 1'lnstituteur.
1!J:11. - 3.
111. DE NATUUR.
A. DE TIJD.
Het Uur.
Hoe laat is het?
Het is twee uur. Het is nog geen twee uur. Het is over drieën. Het is nog geen vier uur gesla-
gen. Het is middag. Het is middernacht. Bet is zeer laat. Het is kwartier over vijf.
Hel is half zeven.
Het is vijf minuten vóór zeven.
Het is kwartier vóór acht.
Ik dacht ni cl, dat het zoo laat was.
Ik weet het niet juist. Kijk op uw horloge. Ik heb vergeten het op te win-
den. Het gaa t niet. Het loopt achter. Het loopt voor. Gij moet het naar den horloge
maker zenden.
111. LA NATURE.
A. LE TEM PS.
L'Heure.
QlIelle heure est-il ?
11 cst deux heures. U n'est pas encore deux heures. Il est trois helues passées. 11 n'a pas encore sonné quatre
heures. Il est midi. Il est minuit. Il e.st bi en tard. Il est cinq hem'es et quart.
Il est six heUl'es et demie.
Il est sept heures llloins cinq.
11 est huit hem'es llloins un quarto
Je ne croyais pas qu'il fUt si ta1'd.
Je ne Ie sais pas exactement. Rega1'dez votre montre. J'aioublié de la remollter.
Elle ne mm'che pas. Elle retarde. Elle avance. Vous devez l'envoyer chez
l'horloger.
- 6ï-
Het Jaar.
Ecn ccuw. Een half jaar (scmester). Drie maanden (trimester. kwar
taal). Een schrikkeljaar.
De Jaargetijden.
Dc lcntc. Dc zomcr. Dc hcrfst. Dc winler.
De Maanden.
Januari. Februari. Maart. April. Mei. Juni. Juli. AugusLus. Septembcr. Octobcr. Novcmber. Dcccmber.
!Je Dagen der Week.
Zondag. Maandag. Dinsdag. Woensdag.
L'Année.
Vu siècle. Vn semeslre. Vn trimestre.
U BC annéc bissextile.
Les Saisons.
Le printemps. L'élé. L'automne. L'hiycr.
.TanVlCr. Fénier. l\Iars. Ani!. :.\fai.
Les Moïs •
.Tuin. JuilIct. Août. Septcmbre. Octobre. Novembre. Déccmbre.
Les Jours de la Semaine.
Dimanche. Lundi. Mardi. Mercredi.
DonderdaiVrijdag. Zaterdag. Heden (vandaag). Morgen. Overmorgen. Gisteren. Eergisteren. VOOl'middag. Namiddag. Avond. Ochtend (morgen).
De Feestdagen.
Nieuwjaarsdag. PaSChel1. Sinxen (Pinksteren). Allerheiligen. Kerstdag. 's Heeren Hemelvaart. Maria -Hemelvaart.
- 68-
Jeudi. Vendredi. Samedi. Aujourd'hui. Demain. Après-demain. Hier. Avant-hier. Avant-midi. Après-midi. Soir. Matin.
Les Fêtes.
Le jour de ran. Pàques. Pentecóte. La Toussaint. La Noël. L' Ascension. L' Assom ption.
- li9-
B. DE DRIE RIJKEN.
Het menschelijk Lichaam.
DE DEELEN VAN HET LICHAAM .•
Hoeveelzintuigen hebben wij? Wij hebben vijf zintuigen. Wij hooren met de ooren.
Wij zien met de oogen. Wij ruiken met den neus.
Wij smaken met de tong en spreken met den mond.
'Yij voelen met de vingers van onze handen.
·Wij hebben twee armen en twee beenen.
'Yij hebben tien teenen. Ons bloed is rood. Het hoofd. Het gelaat. Het voorhoofd. De lippen. Een tand. De tanden. De wangen. De kin. Een haar. Het haar. De baard. De wenkbrauwen. De wimpers. De knevel (snor). De ·bakkebaard.
B. LES TROIS RtGNES.
Le Corps humain.
LES PARTIES nu CORPS.
Combien de sens avons-nous? Nous avons cinq sens. Nous entendons par les oreil
les. Nous Yoyons par les yeux. Nous flairons (sentons) par Ie
nez. Nous goûtons par la langue et
pari ons par la bouche.
Nous touchons par les doigts de nos mains.
Nous ayons deux bras et deux jambes.
NOllS avons dix orteils. Nolre sang est rouge. La tête. Le visage. Le front. Les lèvres. TJne dent. Les dents. Les joues. Le menton. Un cheveu. La chevelure. La barbe. Les sourcils. Les cils. Les moustaches. Les favoris.
De hals. De kee.I. De borst. De rug. De' ribben. De zijde. De l:eupen De buik. Het hart. De maag. De ledematen. De schouders. De nagels. De knie. De voet. De voeten. Een been. De zenuwen. De spraak. De stem.
De ZIEKTEN.
Hoe mankt gij het vandaas?
Ik ben ziek. Ik ben zeer zwak. Ik ben niet zeer wel. Ik heb verschrikkelijke hoofd
pijn. Ik heb maagpijn.
Ik haal moeilijk adem. Toon mij uw tong. Ik heb keelpijn. Ik heb wat koorts. Ik ben beter.
70 -
Le cou. La gorge. La poitrine. Le dos. Les cötes. Le fIanc. Les hanches. Le ventre. Le cc:eur. L'estomac. Les membres. Les épaules. Les ongles. Le genou. Le pied. Les pieds. Uu os. Les nerfs La parole. La voix.
LES MALADIES.
Comment allez-yous aujour-tl'hui?
.T e suis malade.
.1 e suis très faible. Je ne suis pas très bien. Je soutrre d'UIl mal de tête
terrible. J'ai mal à l'estomac.
JG respire difficilemenf. Monlrez-moî la langue. J'ai mal à la gorge. .rai un peu de fièue. Je me pgrte mieux.
Ik heb schrikkelijke tandpijn.
Dat kind heeft jeuk (jeukte).
Ik heb zenuwpijnen. Hebt gij een verkoudheid? Ja, ik heb een neusverkoud-
heid. Mijn vader heeft een long
ontsteking. Ik zal naar den dokter gaan. Wees zoo goed den dokter te
laten halen. Gij zult medicijn moeleq
nemen. Mijn moeder heeft dezen winter
geen rheumatiek gehad. Een l{wetsuur. Een woade. Een brandwonde. Een puistje. Een zweer. Een steek. Een schram. Een wrat. Een eksteroog. Een wintergezwel. Een blaar. Een val. Een verstuiking. r-=en gezwel. Dejicht. Een hoest. De kinkhoest. Heesch. De heeschheid. Een breuk.
71 ~~
J'ai un terrible mal de dents.
Cet enfant a des démangeai-sons.
J'ai des névralgies. A vez-"ous un rhume? Oui, j'ai un coryza.
Mon père a une bronchite.
J'irai chez Ie médecin. Veuillez faire chercher Ie mé
decin. V ous devrez prendre une mé
decine. Ma mère n'a pas eu de rhuma-
tismes eet hiver. Une blessure. Vuc plaie. Une brûlure. Un bouton. Vu ulcère. Unc piqûre. Une égratignure. U ue verrue. Un cor. Uue engelure. Vne cloche. Vne chute. Vne entorse. Vue enflure. La goutte. Vne toux. La coqueluche. Enroué. L'enrouement. Vue hernie.
- 72 -
D~ waterzucht. De mazelen. De scharlakenkoorts (roode
koorts). Een besmettelijke ziekte. Zeeziek zijn. Het heimwee hebbello Een indigestie (gebrek aan
spij sverlering). Duizeling. Duizelig worden. Het braken (overgeven). Bpaken (overgeyen). Bezwijmen. De bezwijming. Blind. Doof. Kreupel.
DE OUDEHOOM.
Hoc oud zijt gij? Ik ben twintig jaar oud. Hoe oud is uw broeder? Op Kerstdag wordt hij dertig
jaar. Hij schijnt ouder. Ik ben bijna zestien jaar. Ik dacht, dat gij ouder waart.
Ik dacht niet, dat gij zoo oud waart.
Ik begin te verouderen. Gij zijt nog zeer jong. De vorige maand is mijn zuster
tien jaar geworden. Binnen (Over) een week zal dat
kind twee jaar zijn. Uw grootvader is een goede
grijsaard.
L'hydropisie. La rougeole. La fièvl'e scarlatine.
Une épidémie. Ayoir Ie mal de mer. A voir la nostalgie. Une indigestion.
Du vertige. A yoir des vertiges. Le vomissement. Vomir. Tomber en défaillance. La défaillance. Aveugle. Sourd. Boiteux.
L'AGE.
Qucl üge ayez-vous? J'ai yingt aus. Quel àge a yotre frère ? A la Noël il aura trente ans.
Il paraît plus àgé. J'aurai bientót seize ans. Je pensa is, que YOUS étiez Î)lus
àgé. Je ne pensais pas, que vous [us-
siez aussi àgé. Je commence à vieillir. VOliS êtes eucore très jeune. Il y a un mois ma scrur ayait
dix aus. Dans unc semaine eet eufant
aura deux aus. Votre grand-père est un bon
vieillard.
- 7;~-
De Dieren.
DE VIERVOETIGE HUISDIEREN
E:-i' DE HOFVOGELS.
De hond is een trouwe vriend van den mensch.
Hij likt de handen van zij n mcester.
Blaffende honden lJij len nict altijd.
De kat vnngt muizen en ratten.
De kat krabt. Het paard, de ezel, de muil
ezel en de os zijn trckdieren.
Het paard hinnikt, en de koe loeit.
De koe, de geit en het schaap gcycn melk.
Kalfsvleesch IS lJelcr cn gczonder dan varkensvleeseh.
Konijnenvleesch is zeer lel;:ker.
De haan, de hennen (kippen) en de kuikens eten alle soorlen van graan.
De bek van de eend is breed.
Kalkoenenvleesch is lekkcr.
Het geschreeuw van den pauw is onaangenaam.
Les Animaux.
LES QUADRUPJ:;DES DO~IESTI
QUES ET LES OISEAUX DJ<;
BASSE-COVR.
Lc chien est un mui fidèle de l'homme.
Il lèche les mnill'i de son mnÎ tre.
Les chicns qui aboient llC mordent pas toujours.
Le eh at prend les souris et les rats.
Le chat griffe. Le cheval, l'äne, Ic mulet et
Ic breuf sont des animaux de trait.
Lc chcval hennit et la vache mugit.
La vache, la chèvre et la brebis donnent du lait.
La chair <lu veau est l11eiIleure et plus saine quc celle du porc.
La chair du lapin est très bonne.
Le coq, les poules et les poulets mangent des graillcs de toute espèce.
Le bec du canard est large.
La chair du dindon est délicieuse.
Le cri du paon est désagréalJle.
Die vogel is merkwaardig om de schoonheid van zijn gevederte, vooral van zijn staart.
Het dons der gans is zeer nuttig.
De duiven vervro{)lijken den hoenderhof.
DE VIERVOETIGE WILm: DIEREN
E:"< DE VOGELS.
De leeuw, de tijger, de beer, de wolf en de vos zijn wilde dieren.
De hyena, de panter en de jakhals zijn zeer wreed.
De olifant en de evel' hebben slerke slagtanden.
Men maakt jacht op hel hert en den haas om hun lekker vleeseh.
De eekhoorn is zeer vlug. De egel voedt zich yooralmet
kleine schadelijke dierel1. Al vliegende vangen de vleer
muis en de zwaluw insekten.
De musch, de kwikstaart en de leeuwerik voeden zich ook met insekten.
De nachtegaal, de vink en de kanarievogel zingen zeer schoon.
De merel en de lijster zijn ook goede zangers.
Veel vogels maken hun nesten in de boomen.
74 -
Cet oiseau est remarquable par la beauté de son plumage, pal'ticulièrement de celui de sa queue
Le duvet de l'oie est très utile.
Les pigeons égaient la bassecour.
LES QUADRUP?:DES SAUVAGES
ET LES OISEAUX.
Le Hon, Ie tigre, l'ours, Ie Ioup et Ie renard sont des animaux sauvages.
L'hyène, la panthère et Ie chacal sant très féroces.
L'éléphant et Ie sanglier ont de solides défenses.
On chasse Ie cerf et Ie Iièvre pour leur chair délicate.
L'écureuil est tres agile. Le hérisson se nourrit SUl'tout
de petits animaux nuisibles. La chauve-souris et l'hiron
delle prel1l1ent les insectes en volant.
Lc moineau, ie hochequeue et l'alouette se nourrissent aussi d'insectes.
Le rossignol, Ie pinson et Ie canari chantent magnifiquement.
Le merle et la grlve sont aussi de bons chanteurs.
Beaucoup d'oiseaux font leur! nids dans les arbres.
- 75-
De arend en de valk zijn roofvogels.
De papegaai, de ekster en de spreeuw kunnen de slcm van den mCL1sch naboolscn.
Het winterkoninkje is kleiner dan het roodborstje.
Het vleesch der raaf is taai.
Het vleesch van de fazant, de snep en dcn kwakkel is lekker.
De zwaan is een uitmuntend zwellllllcr.
ANDERE DIEnEN.
'Vij hebben de visschen gczien op hladzijde IB.
De slang is een kruipend dier.
De slak is een weekdier.
De kikvorsch is een ampllÏbie.
De vlieg, de mug en de bij zijn inseklen.
D~ vlinder vliegt vl"ooJijk van bloem tot bloelll.
De mier -is het zinnebeeld van de voorzorg.
Men vindt den zijdewol'm alleen in warme landen.
De spin weelt een web.
De rups en de mot zijn zeer vernielende insekten.
L'algle et Ie faucon sont des oiseaux de proie.
Le perroquet, la pie et Ie sansonnet peuvent imiter la voix de l'homme.
Le roitelet est plus. petÏl que Ie rouge-gorge.
La chair du corbeau est coriace.
La chair du faisan, de la bécassine et de la caille est délicieuse.
Le cygne est un excellent nageur.
AUTRES ANIMAUX.
~ous avons vu les poissons à la page 13.
Le serpent est un reptile.
Le limaçon est un m'ollusque.
La grenouille est un amphibien.
La mouche, Ie moucheron et l'abeille sont des insectes.
Le papilIon voltige gaiment de fleur en fleur.
La fourmi est l'emblème de la prévoyance (précaution).
On rencontre Ie ver à soie seulement dan8 les pays chauds.
L'araignée tisse nne toile.
La chenille et la mite sont des insectes très destructeurs.
- 76-
De Planten.
De groen len werden gegeven op bladzijde 14.
In de boomgaarden vindt men de volgende vruchtboomen:
de appelboom, de pereboom, de kerseboom, de pruimeboom, de noteboom, de kastanjeboom,
In mijn tuin zijn:
abrikozeboomen, perzikboomen. vijgeboomen, mispelboomen, wijnstokken, hazelaren,
. moerbezieboomen, frambozestruike!11 albessestruiken, kruisbessestruiken.
aardbezieplanten.
De volgende lijst geeft namen van woudboomen:
de eik, de esch, de berk, de wilde kastanjeboom, de beukeboom, de olm, de linde, de populier,
Les Plantes.
Les legumes ont été donnés à la page 14.
On trouve les arbres fruitiers sllivants dans le-s vergers :
Ie pommier, Ie poirier, Ie cerisier, Ie prunier, Ie noYer, Ie chätaignier.
Dans monjardin se trouvent :
des abrlcotiers. des pêchers, des figuiers, des nèfliers, des vignes, des noisetiers, des mûriers, des framboisiers, des groseilliers, des groseilliers à ma
quereau, des fraisiers.
La liste suivanfe donne des lloms d'arbres forestiers :
Ie chênC', Ic fl'êne, Ie bouleau, Ie marronnier d'lnde. Ie hêtre, l'orme, Ie tilleul, Ie peuplier,
-77-
de denneboom, de pijnboom, de acaciaboom, de wilg, de treurwilg, de vlierboom, de ahornboom, de elzeboom, de iepeboom, de hulst, de hagedoorn.
De rogge, de tarwe, de gerst, de haver en de Turksche tarwe (maïs) zijn bekend onder den soortnaam van graangewassen.
De meest voorkomende bloe-men zijn:
de roos, de anjelier, de lelie, de tulp, de sleutelbloem, het viooltje, üe nagelbloem, de goudsbloem, de dahlia, de zwaardlelie, het lelietje der dalen, de zonnebloem, het madeliefje, de jasmijn, de sering, de kamperfoelie(geitenblad), de hyacint, het driekleurig viooltje, het vergeel-mij-nietje,
Ie sapin, Ie pin, l'acacia, Ie saule, Ie saule pleureur. Ie sureau, l'érable, l'aune. l'if, Ie houx, l'aubépine.
Le seigle. Ie froment, I'orge, l'avoine et Ie maïs sont conDUS sous Ie nom générique de céréales.
Les fleurs les plus COlllmunes sont:
la rose, l'reillet, Ic lis, Ia tulipe, la primevère, Ia violette, la giroflée, Ie souci, Ie dahlia, l'iris, Ie muguet, Ie tournesol" la päquerette, Ie jasmin, le syringa, Ie chèvrefeuille. l'hyacinthe. la pensée, Ie myosotis,
- 78-
de klaproos. de chrysanthemum, de meelbloem. (Ie fuchsia, het sneeuwklokje, de geranium, de pioen.
Mijn zuster plukt bloemen om een ruiker te maken.
Ikzou gaarne een bJoemschoof met veel groen hebben.
Bind deze anjelieren samen . met een wit lint.
De stelen zijn niet lang genoeg.
De bloemenverkoopstcr hond den rouwkrans met een l1lauvekleurig lint.
Ziehier een mooi bloemkorfje.
De Delfstoffen.
Goud en diamanten worden gebruikt tot het maken van kostbare juweelen.
Men slaat geld van goud, zilver, nikkel en brons.
Kwikzilver wordt gebruikttot het vervaardigen van barometers en thermometers.
De goten worden gemaakt van zink.
In België vindt men arduingroeven en marmergroeven.
l'anémone, Ie chrysanthème, la clématite, Ie fuchsia, la perce-neige, Ie géranium, la pivoine.
Ma srem cu cille dcs fleurs pour faire Uil bouquet.
Je youdrais avoir une gerbe avec beaucoup de verdure.
Attachez ces reillets avec un ruban blanco
Les tiges ne sont pas assez longues.
La fleurisle finissuit la couronne mortuaire avce Uil
rubun mauve. Voici une jolie copbeille gar
nie de fleul's.
Les Minéraux.
L'or et les dia.mants servent à faire des bijoux précieux.
On frappe de la monnaie d'or, d'argent, de'nickel et de bronze.
On emploie Ie mercure dans la fabrication des baromètres et des thermomètres.
Les gouttières sont faites de zinco
En Belgique il y a des carrières de pierre de taille et de marbre.
Engeland bezit rijke kolenmijnen.
Verscheidene muziekinstrumenten worden van latoen (geel koper) vervaardigd.
Tin is harder dan lood.
Aluminium is zeer licht. Het koper komt vooral uit
Amerika. Blik is dun plaatijzer, dat met
"tin overdekt is. Het ijzer is overvloedig in het
noorden van Engeland.
C. DE ELEMENTEN.
Het Weder.
Wat voor weder is het Yandaag?
Het is mooi weer van morgel1-Wat denkt gij van het weder'!
Hetzal dezen nachtmistigzijn. Ik denk, dat het weldra zal
regenen. De hemel betrekt. Wij zullen eenige regenbuien
krijgen. Ik denk het ook.
l,'Angleterre possède de riches mines de houille.
Plusieurs instruments de musique sont faits en laiton.
L'étain est plus dur que Ie plomb.
L'aluminium est très léger. Le cuivre nous arrive surtout
de l'Amérique. Le fer-blanc est une feuille de
fel' mil1ce recouverte d'étain. Le fer est abondant dans Ie
nord de l'Angleterre.
C. LES ÉLÉMENTS.
Le Temps.
Qllcl tempsfait-I1 aujourd'llUi?
Il fait beau ce matin. Que pensez-vous du temps?
Il fera brumeux cette nuit. Je pense qu'il pleuvra bientöt.
Le ciel se couvre. Nous aurons quelques ondées.
Je Ie pense aussie
79
- 80-
Een weinig regen zou goed doen.
Dunkt u niet, dat het zeer koud is voor het jaargetijde?
De regen heeft de lucht verfrischt.
Ik heb den regenboog gezien. Ik wilde, dat de winter voorbij
was. Ik houd zoowel van den winter
als van den zomer. De dagenzijnkort,en dekoude
is onverdragelijk. Het is lenteweder.
Het seizoen is zeer laar. Wij hebben dit jaar geen zo
merweder gehad. De herfst is voorbij. Een vuur begint goed te doen.
De avonden zijn lang. De dagen beginnen te lengen. Het i& slecht weder. Het is afschuwelijk weder. Wij hebben een mooien dag. Het dauwt. Het is regenachtig wêder. Het is nevelachtig. l'ievel is ongezond. De zon vertoont zich. Het sneeuwt. Het sneeuwt met groote vlok-
ken. Het vriest, dathetkraakt(hard). Het ijzelt. Het dooit. Het waait hevig.
Vu peu de pluie ferait du bien.
Nè trouYez-Yous pas, qu'il fait bi en froid pour la saison?
La pluie a rafraîchi l'air.
J'ai vu l'arc-en-ciel. Je youdrais, que l'hiver fUl
passé. J'aime autant l'hiver que l'été.
Les jours sont courts, et Ie fl'oid est insupportahle.
Nous ayons un tcmps de prilltemps.
La saison est relardée. Nous n'avons pas cu Uil temps
d'été celte atlnée. L'automne e~t passl·. Un feu COllllllcnce Ü faire dll
bien. Les soirées son 1 longIles. Lesjours COllll1lencent à croître. Il fait mauvais tem ps. II fait UIl temps affreux. Nous avons une belle journée. Nous avons de la rosée. 11 fait un temps plu vieux. Il fait dll brouillard. Le brouillard est malsain. Le soleil se mOlltre. II neige. 11 neige à gros flocons.
Il gèle à pierre fendre. 11lait du verglas. Il dégèle. Il fait un vent terrible,
- 81-
Het bliksemt. Ik hoor den donder. Ja, het dondert, en het weer
licht. De bliksemstraal werd door
een schrikkelijken donderslag vergezeld.
Ik ben bang als het onweder dichtbij is.
Het weder is stormachtig. Het weder is zeer veranderlijk. De maan schijnt. Het is zeer vuil in de straten. Het stuift veel. Het is zeer glibberig (glad). Het is warm. Het is koud.
Aardrijkskundige Benamingen.
De elementen (hoofdstoffen) zijn: de aarde, de lucht, het vuur en het water.
De groole oppervlakte zout water, die bijna drie vierden van den aardbol bedekt, noemt men oceaan.
Ook elk der vijf groote deel en dier uitgestrektheid wordt oceaan genoemd.
Een zee is een uitgestrektheid zout water kleiner dan een oceaan, en die bijna geheel door land omringd is.
Een golf of baai is een oppervlakte zeewater, 'die in het land vooruitspringt.
GESPREKKEN. - CONVERSATIONS.
Il fait des éclairs. J'entends Ie tonnerre. Oui, il tonne, et il fait des
éclairs. L'éclair était accompagné d'un
terrible coup de tonnerre.
J'ai peur quand l'orage est très près.
Le temps est à la tempête. Le temps est très variabie. Jl fait clair de lune. 11 fait très sale dans les rues. 11 fait bien de la poussière. 11 fait très glissant. 11 fait chaud. 11 faitfroid.
Termes Geographiques.
Les éléments sont: la terJ"e, l'air, Ie feu et l'eau.
On nomme océan la vaste étendue d'eau salée qui couvre à peu près les'trois quatts de la surface du globe.
Chacune des cinq grandes divisions de cette étendue est également nommée océan.
Vne mer est une masse d'eau salée moins étendue qu'un océan, et qui est' presque entièrement entourée de lerre.
Un golfe ou une,bale estune surface d'eau de mer' qui s'avance dans la terre.
1931. - 6.
- 82-
Een zeeëngte is een smalle waterstrook, die twee groote massa's water verbindt.
Een meer is een groote uitges~rektheid water, die door land omringd is.
pe regen, die onze rivieren vormt, komt van de wolken.
Het begin eener rivier noem I m~n oorsprong, en het eindG monding.
Een kleine rivier noemt men beek.
Een ~anaal is een kunstmatige waterweg, die vooral voor de scheepvaart gebruikt wordt.
Een vasteland is een groote uitgestrekheid land, die verscheidene landen bevat en welke men kan doorreizen zonder de zee over te steken.
Een eiland is een oppervlakje land, dw geheel door water omringd is.
Een schiereiland is een deel land, dat bijna geheel door water omringd is.
Een landengte is een smalle str00k land, die twee landen "Verbindt.
Een kaap is een landpunt, die in de zee vooruitspringt.
Een berg is een massa aarde, die zich aanzienlijk boven de algemeene oppervlakte van den omringenden grond verheft.
Un détroit est un passage d'eau étroit qui relie deux grandes masses d'eau.
Un lac est une grande étendue d'eau entourée de terre.
La pluie qui forme nos rivières provient des-nuages.
Le commencement d'une rivière se nomme source, et la fin se nomme embouchure.
Uue petite rivière se nomme ruisseau.
UIl canal est un cours d'eau artificiel servant principalement à la navigation.
Un continent est une vaste étendue de terre qui comprend plusieurs pays, et qU'OIl peut parcourir sans traverser la mer.
Une île est un espace de terre entièrement entouré d'eau.
Uue presqu'ïle est une portion de terre entourée presque entièrement d'eau.
Un isthme est une langue de terre reliant deux étendues de terre.
Un cap est une pointe de terre qui s'avance dans la mer.
Vue montagne est une masse de terre qui s'élève considérablement au-des sus de la surface générale du sol.environnant.
- 83-
Een heuvel is een verhevene aardmassa, minder hoog dan een berg.
Een vuurspuwende berg (vulkaan) is een berg, die vuur, rook en lava uitweTpt.
Een vlakte is een uitgestrektheid vlak land.
Een vallei is een laagte tussehen bergen of heuvels.
Een woestijn is een zeer groote uitgestrektheid onvruchtbaar land, dat vooral uit zand en rotsen bestaat.
Een oasis is een vruchtbare plaats in een woestijn.
De zon is voor de aarde de bron van licht en warmte.
De zon komt op in het Oosten en gaat onder in het Westen.
's Middags zien wij de zon in het Zuiden.
Nooit zien wij de zon in het Noorden.
In den nacht zien wij de maan en sterren.
Vne coIIine est une masse de terre élevée, moins haute qu'une montagne.
Vu volcan est une montagne qui vomit du feu, de la fumée et de la lave.
Dne piaine est une étendue-de pays plat.
D ne vallée est un creux ent re des montagnes ou des collines.
D n désert est une immense étendue de terre stérila consistant généralement en sables et en rochers.
Vne oasis est un endroit fertile dans un désert.
Le soleil est pour la terre la souree de lumière et de chaleur.
Le solei! se lève à rest et se couche à l'ouest.
A midi nous voyons Ie soleil au sud.
Au nord nous ne voyons jamais Ie sol ei I.
Pendant la nuit nous voyons la Iune et des étoiles.
INHOUD.
Blad:.
S
L DE NOODWENDIGHEDEN VAN HET LEVEN. 4
1.0 De Maaltijden 4
HET ONTBIJT EN DE THEE- OF
KOFFIETAFEL 4
MIDDAG- EN AVONDMAAL. 7
Vóór den maaltijd (bij een vriend) 7
Vóór den maaltijd (in een gasthof) 8
Het tafelgereedschap 9 De soep. 10 Vleesch. 11 Visch • 13 Groenten 14 De dranken 15 Het fruit 17 Het nagerecht 18 In de rookkamer. 18 Na den maaItijd (bij een
vl'iend) 20 Na den maaItijd (in een
gasthof) 21
Bo Kleedlj en OpschIk 22
ARTIKELS VOOR MANNEN. • 22
ARTIKELS VOOR VROUWBN 22
ARTIKELS VOOR BBIDB GB-
SLACHTBJIJ •
ÛPSCHIKBBJlJOODI8DHBDBN VOOR
BBIDB GESLACHTBN. • 26
T ABLE DES MA TIÈRES.
ragp
INTRODUCTION :3
I. LES NÉCESSITÉS DE LA VIE 4
A. Les Repas 4
LE DÉJEUNEH ET LR THÉ OU
LE CAFÉ 4
LE DÎNEH ET LE SOUPER. 7
Avant Ie repas (chez un am i) 7
Avant Ic rcpas (à I'h1ltel) S
Le couvert 9 Le potage 10 Les viandes . 11 Le poisson 13 Les légumes . 14 Les boissolls. 15 Les fruits 17 Le dessert 18 Au fUIlloir 18 Après Ie rep as (chez un
ami) 20 Après Ie repas (à l'hûtel) 21
B. Les Vêtements et la Toilette 22
ARTICLE8 POUR HOMMES •
ARTICLES POUR ~'EMMES •
AHTICLES POUR LES DEUX
SEXES.
NÉCESSITÉS DE TOILET'!"E poun
22
22
24
LES DEUX SEXES 25
INHOUD.
Bladz.
INLIIDING • S
L DE NOODWENDIGHEDEN VAN HET LEVEN. 4
,.. De Maaitijden 4
HET ONTBIJT EN DE THEE- OF KOFFIETAFEL 4
MIDDAG- EN AVONDMAAL • 7
V66r den maaltijd (bij een vriend) 7
Vóór den maaltijd (in een gasthof) 8
Het tafelgereedschap 9 De soep. 10 Vleesch. 11 Visch • 13 Groenten 14 De dranken 15 Het fruit 17 Het nagerecht 18 In de rookkamer. 18 Na den maaltijd (bij een
vriend) 20 Na den maaltijd (in een
gasthof) • 21
•• Kleedlj en Opsehlk • 22
ARTIKELS VOOR MANNEN. • 22
ARTIKELS vooa vaOVWEN 22
ARTIKELS VOOR BEIDE OB-SLACHTBN • • 24
OPSCHIKBENOODI8DRBDBNVOOB umB GESLACHTBN. • lil
TABLE DES MA TIÈRES.
Page
INTRODUCTION • :3
1. LES NÉCESSITÉS DE LA VIE 4
A. Les Repas 4
LE DÉJEUNER ET LE THÉ OU LE CAFÉ 4
LE DÎNER ET LE SOUPER. 7 Avant Ie repas (chez Uil
ami) . 7 Avant Ie repas (à l'hötel) 8
Le couvert 9 Le potllge 10 Les viandes • 11 Le poisson 13 Les légumes . 14 Les boissolls. 15 Les fruits 17 Le dessert . 18 Au fumoir 18 Après Ie repas (chez Uil
ami) • 20 Après Ie l'epas (à l'hûtel) 21
B. Les Vêtements et la Toilette 22
ARTICLES POUR HOMMES •
ARTICLES POVR FEAIMES
ARTICLES POUR LES DEUX SEXES.
NÉCESSITÉs DE TOILETTE POVR LES DEVX SEXES
22
22
24
25
- 85-
Blad:.
t. De Woning . 2e DE DEELEN VAN EEN HUIS 26
DE AANHOORIGHEDEN VAN EEN
HUIS • 29
DE SLAAPKAMER 30
HET I{EUKENGERIEF • 32
ANDERE MEUBE{.S EN GERIEF. 33
HET HUREN VAN EEN HUIS OF
VAN VERTREKKEN 35
11. DE BETREKKINGEN 37
A. Familie- en Vrienden be-trekkingen 37
DE FAMILIE
DE DIENSTBODEN
• 37
39
ONTMOETING MET EEN VRIEND. 40
EEN BEZOEK
EEN WANDELING BUITEN.
EEN WANDELING IN DE STAD
VERMAKELIJKHEDEN.
B. Handelszaken
nEIS VAN BRUSSEL NAAR LON-
DEN
IN HET HOTEL.
BRIEFWISSELING
IN DE WINKELS.
41
42
45
48
52
52
55
56
58
Bij den lakenhandelaar 58 Bij de kleermaakster . 59 Bij den horlogemaker. 60 llij den schoenmaker . 61 Bij den hoedenmaker. 62 Andere ambachten en be-
dieningen • 63
C. De Overheden 65
Page.
C. L'Habitation . 26
LES PAIlTIES D'UNE MAISON 26
LES DÉPENDANCES D'UNE MAI-
SON 29
LA CHAMBRE A COUCHER. 30
LA BATTERIE DE CUISINE. 32
AUTRJ:s MEUBLES ET USTENSILES 33
LOCATJON D'UNE MAISON OU
D' AFPARTEMENTS 35
II. LES RELATIONS 37
A. Les Relations familiales et amicales 37
LA FA~IILLE
LES DOMESTIQUES
LA RENCONTRE n'UN AMI.
UNE VISITE
37
39
40
41
UNI' PROMENADE A LA CAMPAGNE 42
Ulm PROMENADE EN YILLE
DIYERTISSEMENTS
B. Les Affaires.
VOYAGE DE BRUXELLES A LON
DIIES •
A L'HOTEL.
LA COIlRESPONDANCE
DANS LES MAGASINS •
45
48
52
52
55
56
58
Chez Ie drapier 58 Chez la couturière 59 Chez l'horloger 60 Chez Ie cordonnier 61 Chez Ie chapelicr . 62 Autres métiers et profes-
sions . 6S
C. Les Autorltés • (i5
- 86-
lIJ. DE NATUUR
A. De Tijd.
HET UUR.
HET JAAR.
DE JAARGETIJDEN
DE MAANDEN
DE DAGEN DER WEEK
DE FEESTDAGEN
B. De drie Rijken
HET MENSCHELIJK LICHAAM
Bladz.
66
66
66
67
67
67
67
CS
69
69
De deelen van het lichaam. 6H De ziekten 70 De ouderdom 'i2
DE DIEREN 73
De viervoetige huisdieren en de hofvogels. 73
De viervoetige wilde dieren en de vogels 74
Andere dieren 7;)
DE PLANTEN 76
DE DELFSTOFFEN 78
C. De Elementen • 79
HET WEDER 79
AARDRIJKSKUNDIGE BENAMINGEN 81
111. LA NATURE
Page.
66
A. Le Temps
L'HEURE
L'ANNÉE
LES SAISONS
LES MOlS
LES JOURS DE LA SEMAINE
LES FÊTES.
B. Les trois Règnes.
LE CORPS HUMAlN
Les parties du corps Les maladies.
66
66
67
67
67
()7
68
69
69
69 70
L'age 72
LES ANIMAUX 73
Les quadrupèdes dornestiques et les oiseaux de bas&e-cour. 73
Les quadrupèdes sauvages et les oiseaux 74
Autres :,tnimaux 75
LES PLANTES 76
LES MINÉRAUX 78
C. Les Éléments 79
LE TEM PS • 79
TSRMES GÉOGRAPHIQUES • 81
MERK OP I
HET HUIS SIMPKIN, MARSHALL, HA
MILTON. KENT & ü', LTD., TE LONDEN,
BEZIT DEN EIGENDOM VAN HET WERK
GEWONE GESPRE/(/(EN ====== CONVERSA.J10NS U5UELLES
VOOR ENGELAND EN DE BRITSCHE
KOLONIEN. ----- DE AFNEMERS
HEIlBEN DUS HET RECHT NIET DEZE
BELGISCHE UITGAVE NAAR DIE LANDEN
UIT TE VOEREN.
BIJ DEN ZELFDEN UITGEVER.
... *" Het Handelsonderwijs voor den vierden graad, dool'
M. J. W., Leerares aan de Lagere Middelbare Normaalschool te Eecloo.
Beginnende Stelkunde met oefeningen, voor den vierden graad, door V. de Cock, Schoolopziener en Leeraar in de Stelkunde aan de Normaalschool te Thourout.
Geschiedenis van Belgiê voor den vierden graad, door D. D'haese.
Lessen van Gezondheidsleer, voor den vierden graad, door D. D'haese.
Bloemenkransje : Voordrachtstukjes, door Th. Peel-man ; - in drie deelen :
a) 100 stukjes voor den l n graad. b) 100 » 2n graad. e) 100 » 3n en 4n graad.
201733_033
witt139gewo01
Gewone gesprekken. Conversations usuelles