Contactorgaan van de Sectie Diptera van de Nederlandse ... · ongesorteerd en niet gedetermineerd...

12
Jaargang 25, nr. augustus 2016 De Vliegenmepper Contactorgaan van de Sectie Diptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging

Transcript of Contactorgaan van de Sectie Diptera van de Nederlandse ... · ongesorteerd en niet gedetermineerd...

Jaargang 25, nr. augustus 2016

De Vliegenmepper

Contactorgaan van de Sectie Diptera van de

Nederlandse Entomologische Vereniging

De Vliegenmepper is het contactblad van de Sectie Dipteravan de Nederlandse Entomologische Vereniging enverschijnt twee keer per jaar.Sectie DipteraDe sectie heeft als doel het bevorderen van de studie vande Diptera in het Nederlandse taalgebied. Hierin vervultDe Vliegenmepper een belangrijke functie.Het bestuurVoorzitter en bijeenkomsten: Aat Barendregt Paulus Potterstraat 27,3781 EP VOORT-HUIZEN, +31(0) 6 17058740 [email protected]: André van Eck, Korte Hoefstraat 30, 5046 DB TILBURG, tel: +31 (0) 6 41014259, email: [email protected]: Ruud van der Weele, Vliegerweg 11, 4101JK, CULEM-BORG; [email protected]: €7,50 per jaar over te maken op:ING bankrekening/bankaccount 754847187 t.n.v./of:Ruud vd Weele, Culemborg onder vermelding van:'contributie Sectie Diptera 2013'. ING-Bank, Culem-borg IBAN: NL94INGB0754847187. BIC: INGBNL2ADipteraweekeinden: Gerard Pennards, tel. +31 (0) 33- 8886999, Email: [email protected],LidmaatschapIedereen, ook niet-NEV-leden, kan lid worden van de Sec-tie Diptera, opgave bij de secretaris. Alle leden van desectie krijgen automatisch de Vliegenmepper toegestuurd.Redactie VliegenmepperLaurens van der Leij, Gestelseweg 6 5296 KP ESCH , tel:+31 (0) 6 51048179, email: [email protected] van der Linden, W. Alexanderplein 18, 5271 AR SINTMICHIELSGESTEL, tel: +31 (0) 73 5516335, email:[email protected] van den Hoven. Email: [email protected]: zie Laurens van der Leij.Aanwijzingen voor de auteursKopij indien digitaal aangeleverd bij voorkeur als plattetekst of niet opgemaakt Worddocument. Eventueel kaneen document met de gewenste opmaak toegevoegd wor-den. Eventuele afbeeldingen graag als separaat bestandaanleveren in drukkwaliteit (minimaal 300 dpi).De Vliegenmepper wordt internationaal gelezen. Indieneen auteur een Engelstalige samenvatting bij het artikelwenst dient hij/zij deze zelf aan te leveren. De redactiekan hierbij ondersteuning bieden.Deze aflevering kan ook gedownload worden via:http://www.nev.nl/pages/secties/vliegen_muggen/Foto's en afbeeldingen zijn dan in kleur te zien en af tedrukken.Op dit adres zijn ook alle oude nummers tedownloaden.Foto voorplaat: Pherbina coryleti (foto Dick Belgers)

InhoudsopgaveColofonDe Vliegenmepper, jaargang 25 nr. 1ISSN-nummer:1338-3178

Agenda: 3e Sectie Diptera StudiedagThema: LangpootmuggenZaterdag 5 november 2016, NatuurmuseumTilburgTijdens deze dag zullen we, o.a. aan de handvan door jullie zelf meegebracht materiaal,de op handen zijnde nieuwe Langpootmug-gentabel gaan uittesten. Dit alles onder debezielende leiding van Pjotr Oosterbroek. Meer informatie zal nog volgen, maar jou jeagenda alvast vrij op deze dag!

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 2

3 De gastmedewerker

4

8

Het genus Pherbina (Sciomyzidae) inNederland

Een opmerkelijke diversiteit aanzweefvliegen (Syrphidae) op een oudevuilstort

Adres- en e-mailwijzingen:Niet alleen doorgeven aan de secre-taris van de NEV (indien NEV-lid)maar ook aan de secretaris van desectie.

Contributie:

De penningmeester zou graag decontributie voor 2016 van u ont-vangen. Voor gegevens zie decolofon.

De gastmedewerker

Wil van den Hoven

In de EB van oktober 2015 viel mijn oog opeen oproep voor vrijwilligers bij de insecten-collectie van Naturalis. “Beschikt u over vrijetijd en bent u geïnteresseerd ?” waren devoorwaarden. Daar ik als pensionado aanbeide kan voldoen nam ik contact op met af-delingshoofd Luc Willemse. Al snel vond ereen prettig en informatief gesprek plaats enwerd me vervolgens gevraagd waar mijnvoorkeur naar uit ging. Die keuze was snelgemaakt.

Als enthousiaste en beginnende dipterist konik terecht bij Pasquale Gilliberti die onlangsals beheerder van de Diptera collectie is aan-gesteld. Twee vliegen in een klap! Ik konmeehelpen in het beheer en de inrichting vande collectie maar ook meer leren over onzetweevleugelige vrienden. Het werd me deeerste dag al duidelijk dat de herinrichting -waaronder het samenvoegen van de collec-ties RMNH, ZMA, Wageningen en niet te ver-geten die van vele legaten- een enorme kluszou worden. Daarnaast is er nog heel veelongesorteerd en niet gedetermineerd materi-aal.

Mijn ene dag hulp in de week lijkt wel eendruppel op de gloeiende plaat. Nietteminben ik vol goede moed begonnen met wand10 links. Hier bevindt zich het merendeel vande ongesorteerde vliegen. Gelukkig komt Ge-rard Pennards regelmatig om dit materiaalop families te sorteren waarna ik ze kanoverprikken in de collecties. Tot nu toe be-perk ik me tot het Nederlandse en Palearcti-sche gebied. Hoe verder naar achter in wand10 hoe duizelingwekkender het besef wat onsnog te wachten staat.

Zo is er een omvangrijke collectie Ph. Pronkwaarbij vliegen zijn opgeprikt, in papillottengevouwen of als malaiseval materiaal zijnopgeslagen. Behalve in Nederland heeft hijdriftig verzameld in landen als Marokko, Jor-danie en Corsica. Ook bevindt zich nog heelveel malaiseval materiaal van Bob van Aart-sen in tientallen sigarendozen. Hoe gaan wemet dit materiaal om? Kunnen we hier nogwel tijd in steken? Dit overdenkende herin-nerde ik me een artikel uit de laatste EBwaarin Pasquale beschrijft een Culicoidesexemplaar uit malaiseval materiaal te heb-ben gevist, een nietig beestje maar wel eennieuw knutje voor Nederland. Zo zie je maar

weer. Het kan de moeite lonen er toch maar“even” door heen te gaan.

Naast het overprikken hebben Pasquale en ikons bezig gehouden met het wegwerken vande collectie van Jan Fossen (1950-2015).Jan Fossen woonde in Nijkerk en verzameldegraag in het door hem geliefde landschaprondom zijn woonplaats. Hij was breed geïn-teresseerd in de natuur. Naast planten, vo-gels en zoogdieren ging zijn passie vooral uitnaar insecten, met name (loop)kevers. Hijliet ook een collectie vliegen na waarondersyrphiden die ik verder gedetermineerd heb.Zijn verwondering voor de natuur is terug tezien in zijn collectie. De vliegen zijn fraai enmet een zeker esthetisch genoegen uitge-speld. Het determineren leverde veel alge-meenheden op zoals Eristalis, Syrphus enEupeodes soorten. Echter, mijn oog viel alsnel op een Platycheirus met 5 forse gelevlekken op het achterlijf en ik besloot ditexemplaar als toetje tot het laatst te bewa-ren. Het bleek een vrouwtje te zijn met eengele dij 3 en een stofvlek boven de antennenovergaand in de driehoekige stofvlek bij deogen. Een Platycheirus perpallidus – dekrent in de pap! Voor de zekerheid toch evenlaten bevestigen door Menno Reemer.

Behalve voor de herinrichting van de collec-tie wordt er ook tijd ingeruimd voor persoon-lijke verbreding. Gemotiveerd door de pre-sentaties tijdens onze Diptera dag in Tilburgen gestimuleerd door collega Hans Huij-brechts om vooral naar vieze vliegen te kij-ken heb ik me in de wondere wereld van decalyptraten begeven. Op papier lijkt het on-derscheid tussen oestroidae en muscoidaewaarbinnen de verschillende families vallenniet al te moeilijk. Een kwestie van kijken ofer wel of niet meronale borstels bij het ach-terste spiraculum te zien zijn. Om te oefenenkreeg ik een doos calyptraten, ooit verza-meld door Bob van Aartsen. Dat viel nietmee omdat de poten veelal tegen het onder-lijf gefrommeld zaten waardoor het zicht opeventuele borstels belemmerd werd. Uitein-delijk ben ik zover dat ik de families redelijkkan herkennen en heb ik ondertussen mijneerste calliphoriden, tachiniden en muscidengevangen. Ik heb niet het idee dat ik mehet komende vliegenseizoen hoef te verve-len.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 3

Het genus Pherbina (Sciomyzidae) in Nederland

Aat Barendregt

InleidingUit het genus Pherbina Robineau-Desvoidy1830 van de slakkendode vliegen hebben wetwee soorten in Nederland, Pherbina coryleti(Scopoli 1763) en Pherbina intermedia Ver-beke 1948. De eerste is een van de alge-meenste soorten in NL en de tweede zit dui-delijk in de zeldzame hoek (Revier & van derGoot, 1989). Nu is algemeenheid een moei-lijk criterium, want dit heeft te maken metzichtbaarheid (kleuren en gedrag), versprei-ding en aantallen. Als waarneming.nl eenweergave is van de gemiddelde waarnemervan slakkendoders, dan bestaat gezien hetaantal meldingen de top-vijf uit: 1) Sepedon sphegea 2) Trypetoptera punctulata 3) Limnia unguicornis 4) Sepedon spinipes 5) Elgiva solicita.

De top vijf in mijn eigen bestand (vangsten,malaiseval, waarnemingen) is door mogelijkanders te kijken in andere gebieden geheelverschillend: 1) Tetanocera arrogans 2) Tetanocera ferruginea 3) Sepedon spinipes 4) Pherbina coryleti 5) Limnia unguicornis

Deze volgorde kan volgend jaar echter weeranders zijn door bezoeken aan andere ter-reinen. P. coryleti is een gewone soort dieop vele locaties in Nederland te vinden is endoor Knutson et al. (1975) als een van dealgemeenste Sciomyzidae van Europa ge-noemd wordt. De soort vormt hiermee eentoetssteen om te onderzoeken hoe ver deoptelsom van alle collecties en waarnemin-gen zoals bij mij bekend op 1-1-2016 eengoed beeld over de verspreiding in Neder-land geeft.

Herkenning In Europa komen drie soorten uit het genusPherbina voor (de Jong, 2013). Het zijn vrijgrote bruine slakkendoders met vlekjes/streepjes op vleugel en zwart behaarde an-tenneborstels. P. coryleti (fig. 1) komt inheel Europa voor. P. intermedia wordt vooralin centraal Europa gevonden, maar met uit-zondering van Groot-Brittannië komt desoort toch in alle omringende landen voor.De laatste soort, P. mediterranea Mayer1953, is beperkt in de verspreiding tot ge-bieden langs de Middellandse Zee (Vala &Gasc, 1990), zodat de soort niet bij ons teverwachten is. Het onderscheiden van deNederlandse soorten kan als volgt:

Figuur 1: Mannetje Pherbina coryleti. Foto Dick Belgers.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 4

Pherbina coryleti - Gonostyli (= top geni-taal, teruggevouwen) hebben duidelijk eengroepje dichte zwarte borstels op het eind,reeds met een loupe te zien. Overige ken-merken zijn nogal variabel. Vleugel met grijsnetwerk met vooral aan de voorrand donke-re vlekken. Grote dwarsader zwak S-vormiggebogen, fig. 1. Tweede sprietlid met ge-zwollen boven- en onderkant. Antennebor-stel lang zwart behaard, lengte haren dehelft van de breedte van tweede antennelid.6-10 mm.

Pherbina intermedia - Enige betrouwbarekenmerk t.o.v. P. coryleti is dat bij de mande gonostyli zonder de zwarte borstelharenzijn. Vleugel met netwerk, vlekjes overaleven donker. De grote dwarsader is vrijwelrecht. Tweede sprietlid met evenwijdige zij-randen. Antenneborstel met matig lange ha-ren, maximaal de helft van de breedte vanhet tweede antennelid, meestal korter. 6-9mm.

Voortplanting en vliegtijdLarven van P. coryleti voeden zich met velesoorten slakken (zowel aquatische- als land-slakken), levend aan de rand van watermaar meestal wel op het droge (Knutson atal., 1975). Over P. intermedia is nog weinigbekend, maar deze soort lijkt hetzelfdevoedsel te gebruiken als P. coryleti. Het zijnbeide soorten met slechts een generatie perjaar (univoltien) waarbij de larve overwintert(Vala et al., 2012; Knutson et al., 1975). Ditderde larvestadium verpopt zich in april-meien het popstadium duurt gemiddeld 20 da-gen. De vliegen die hierna uitkomen levenvan mei tot oktober, gemiddeld 150 dagen.Na bevruchting van de eieren wordt de ei-afzetting door de vrouwtjes enige maandenuitgesteld. Voor de winter worden de eerstetwee larve-stadia doorlopen. De vliegtijd vande Nederlandse waarnemingen sluit naad-loos aan bij de literatuur (Knutson et al.,1975). P. coryleti (fig. 2) wordt gevondenvan half mei tot begin oktober; P. interme-dia (fig. 3) van half mei tot half september.

Fig. 2 – Vliegtijd van Pherbina coryleti in records per halve maand.

Fig. 3 – Vliegtijd van Pherbina intermedia in records per halve maand

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 5

VerspreidingDe verspreiding van P. coryleti (fig. 4) blijktheel gelijkmatig over Nederland. Alle provin-cies en alle Waddeneilanden zijn vertegen-woordigd. Het enige aanwijsbare patroon isdat sommige regio’s slecht vertegenwoor-digd zijn. Dit zijn gebieden waar bijna nietverzameld wordt, zoals Friesland, Drentheen oost- en west-Brabant. De internationaleverspreiding is palearctisch van Engeland totAfghanistan (Knutson et al., 1975).De Nederlandse verspreiding van P. inter-media (fig. 5) is door het geringe aantalwaarnemingen moeilijk te interpreterenmaar globaal gesproken is de soort beperkttot de duinen en het oosten van het land,juist niet de natte westelijke helft van hetland. Opvallend is ook dat de recente vond-sten uit het zuiden komen. De internationaleverspreiding is palearctisch van Europa totJapan, maar de soort wordt relatief veel inmidden Europa aangetroffen (Knutson et al.,1975).

Bij een vergelijking in de tijd (tabel 1) lijkter een verschuiving te hebben plaats gevon-den. Voor 1950 werd er 10 maal zoveel P.coryleti als P. intermedia aangetroffen tezijn, zowel in records als in aantallen. In deperioden na 1950 lijkt dit ruwweg een factor50 te worden. Gezien de toegenomen

vangstintensiteit en de verspreiding van dewaarnemingen (fig. 4 en 5) lijkt dit niet ver-klaard te kunnen worden door het bezoekenvan andere gebieden, waarmee een veran-dering in talrijkheid van P. intermedia waar-schijnlijk wordt.

Fig. 5 – Verspreiding van Pherbina intermedia inNederland. Symbolen: zie fig. 4.

Fig. 4 – Verspreiding van Pherbina coryleti in Ne-derland. Symbolen: open vierkant = voor 1950,open cirkel = 1950-1999, gesloten cirkel = vanaf1-1-2000.

tijdsvak

Ph.

cory

leti

Ph.

inte

rmed

ia

records<1950 54 5

1950-1999>2000

218107

totaal 379

54

14exemplaren

<1950 711950-1999

>2000563298

totaal 932

764

17

Tabel 1 – Aantal records en exemplaren vanPherbina coryleti en P. intermedia in drie perio-den (voor 1950, 1950-1999, na 1-1-2000).

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 6

DiscussieDe startvraag over de mogelijk algemeneverspreiding van P. coryleti over Nederlandkan positief beantwoord worden. Indien allegegevens over een algemene soort verwerktworden, ontstaat er een redelijk vlakdek-kend beeld over ons land. Voor een com-pleet overzicht is het echter wel nodig gege-vens te verwerken vanaf de eerste waarne-mingen in de 19e eeuw; alleen recente ge-gevens (gesloten cirkels in fig. 4) zijn een tebeperkte bron voor soorten die niet directopvallen. Deze constatering heeft directdoorwerking op een soort die zeldzaam inNederland voorkomt, zoals P. intermedia.Hiervoor is het verspreidingsbeeld uiterstfragmentair, maar wel kan op hoger niveaugesteld worden dat de soort ontbreekt in hetnatte gedeelte van Nederland. Juist omdatP. coryleti zo algemeen in de westelijke pol-ders is, komt er een verschil in de voorkeurvan de twee soorten tot uiting. Mogelijk kande grootschalige ontginning en droogleggingtot 1950 in de oostelijke helft van Nederlandverklaren waarom P. intermedia in de huidi-ge tijd minder voor lijkt te komen dan in deperiode voor 1950. Ten slotte nog een overeenkomst in levens-wijze in vergelijking met andere Sciomyzi-dae. Veel Sciomyzidae leven relatief kort (1à 2 maanden) en hebben verschillende ge-neraties per jaar. Opvallend is dat zowel hetgenus Pherbina als het genus Ilione hiervanafwijken met een univoltiene levenswijze eneen levensduur van vele maanden als imago(Barendregt, 2015).

DankzeggingVoor dit overzicht werd gebruik gemaaktvan de medewerking bij de collecties Natu-ralis (vroeger: ZMA Amsterdam, RMNH Lei-den, Entomologie Wageningen), Alterra Wa-geningen, NBNM Tilburg en privé collecties/waarnemingen van de heren Belgers, Prijs,van Eck, van der Linden en Velterop. Tevenszijn records uit waarneming.nl overgeno-men. Dick Belgers, dank voor het verstrek-ken van de foto, Andre van Eck voor hetmaken van de kaarten en de redactie voorde opbouwende kritiek.

SummaryThe distribution of the genus Pherbina isdiscussed for the Netherlands. The flightperiod of P. coryleti and P. intermediaappeared to be similar from mid May till theend of September, univoltine with a longperiod of presence of the flies. However, thespatial distribution indicates differences. P.coryleti is distributed all over the country,whereas P. intermedia is restricted to theeastern half and the dunes. Moreover, P. in-termedia was better represented before1950.

LiteratuurBarendregt, A. (2015). Nederlandse ver-spreiding en ecologie van het genus Ilione(Sciomyzidae). De Vliegenmepper 24(2): 3-7.

Jong, Y.S.D.M.de(ed.) (2013). Fauna Euro-paea version 2.6. Web Service available on-line at http://www.faunaeur.org

Knutson, L. V., R. Rozkošný & C. O. Berg(1975). Biology and immature stages ofPherbina and Psacadina (Diptera:Sciomyzidae). Acta. Sci. Nat. Acad. Sci.Bohem.-Brno. 9 (1): 1-38, 10 pls.

Revier, J.M. & V.S. van der Goot 1989. Slak-kendodende vliegen (Sciomyzidae) vannoordwest-Europa. Wetenschappelijke Me-dedelingen KNNV 191: 1-64.

Vala J-V. & C. Gasc (1990). Pherbinamediterranea: immature stages, biology,phenology and distribution (Diptera:Sciomyzidae). Journal of Natural History24(2): 441-451.

Vala, J-C., W.L. Murphy, L. Knutson & R.Rozkošný (2012). A cornucopia forSciomyzidae (Diptera). Studia Dipterologica19: 67-137.

Aat BarendregtPaulus Potterstraat 273781 EP [email protected]

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 7

Een opmerkelijke diversiteit aan zweefvliegen(Syrphidae) op een oude vuilstort

Kees Goudsmits

InleidingDe oude vuilnisbelt is een ongeveer vier hec-tare groot terrein aan de oostzijde van hetdorp Soesterberg gelegen aan de Amers-foortse Straatweg, een provinciale weg tus-sen Amersfoort en Utrecht. Het gebied ligtop de grens van twee kilometerhokken(Ac.149-459 en 149-460) en daarmee ook intwee uurhokken. De locatie is midden op deUtrechtse heuvelrug waar hij op zijn breedstis (ong.16 kilometer). In 2014 werd dit ter-rein “ontdekt” tijdens een planteninventari-satie. Het zag er niet alleen voor planten po-tentievol uit en daarom werd besloten om in2015 het gebied te onderzoeken op verschil-lende insectengroepen waaronderzweefvliegen.Van maart tot en met augustuswerd de oude stort bij Soesterberg gemid-deld twee keer per maand bezocht. Hiervanworden de resultaten in samenhang met debiotoop besproken.

GebiedsbeschrijvingHet terrein heette in de volksmond Het Gatvan Tammer en het was voor de stort in ge-bruik als zandafgraving voor de wegenbouw(Mondelinge mededeling B. van ’t Holt).Daarna is het volgestort en ongeveer 20 jaargeleden afgedekt en ingeplant met struiken

en bomen en zijn paden van puin aangelegd.Aan de noordzijde ligt het militair oefenter-rein, De Vlasakkers en aan de westzijde ligtde voormalige vliegbasis Soesterberg. Beidegebieden bevatten veel droge hei, droge hei-schrale graslanden en droge loof- en naald-bossen. De oude vuilstort zelf ligt ( zwartomlijnd - foto 1 ) in een zone langs deAmersfoortse Straatweg die oorspronkelijk inde 17e eeuw bedoeld was voor de ontwikke-ling van landgoederen en buitenplaatsen(Blijdenstijn 2005). Dat is hier niet gebeurden de villa’s, bedrijven en instellingen diezich er nu bevinden zijn meestal pas in de20e eeuw ontstaan. Het bos en de bomen indeze zone zijn daarom niet zo heel oud.Het hoogste punt van De Soesterberg ligt inDe Vlaskers: 56 meter +NAP (foto 1 – rodevierpijl) en de oude vuilstort ligt dus op dezuidflank hiervan. Het hoogste punt op destort ligt in het noordoosten (42 m) en looptaf naar het zuiden (31 m) op het maaiveld.Voor Utrechtse begrippen is dit een aanzien-lijk hoogteverschil op zo’n korte afstand.

VegetatieHet terrein heeft een jonge bosaanplant metWilg (o.a.: Salix alba en Salix caprea), Zwar-

Foto 1: locatie vuilstort Soesterberg.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 8

te els (Alnus glutinosa) Zomereik (Quercusrobur), Fijnspar (Picea abies), Grove den(Pinus sylvestris), Spaanse aak (Acer cam-pestre), Acacia (Robinia pseudoacacia),Sporkehout (Rhamnus frangula), Vogelkers(Prunus padus), Gelderse roos (Viburnumopulus), Rode kornoelje (Cornus sangui-nea), Hazelaar (Corylus avellana), Liguster(Ligustrum spec.), Hondsroos (Rosa cani-na), Braam (Rubus spec.+ Rubus caesius),Meidoorn (Crataegus monogyna) en Krent(Amelanchier lamarcki).De bosaanplant in het noorden en oosten ishet oudste en heeft zich inmiddels daar bij-na overal gesloten ( foto 1).De kruidlaag is gevarieerd met vooral langsde paden veel soorten kruiden, maar ook opopen plekken tussen bomen en struiken.Opvallend zijn het grote aantal planten vannatte omstandigheden en kalkminnendeplanten. Er staan bijvoorbeeld behoorlijkeoppervlaktes met zegges (Oeverzegge (Ca-rex riparia), Zeegroene zegge (C. flacca) enHangende zegge (C. pendula) en planten alsBosbies (Scirpus sylvaticus) en Platte rus(Juncus compressus). Kalkminnende plantendie er staan zijn o.a.: Wilde marjolein (Ori-ganum vulgare), Grote tijm (Thymus pule-gioides), Zeegroene zegge (Carex flacca),Grote keverochis (Neottia ovata) en wellichtook Melige toorts (Verbascum lychnitis).Daarnaast zijn er vrij veel schermbloemen:Gewone berenklauw (Heracleum sphondyli-um), Peen (Daucus carota), Zevenblad(Aegopodium podagricum), Pastinaak (Pas-tinaca sativa) en Fluitenkruid (Anthriscussylvestris). Tevens zijn er vrij veel compo-

sieten: Zomerfijnstraal (Erigeron anuus),Paardenbloem (Taraxacum officinale), Echtbitterkruid (Picris hieracioides), Akkerkool(Lapsana communis), Akkerdistel (Cirsiumarvense), Kruldistel (Carduus crispus), Lateguldenroede (Solidago gigantea) en Knoop-kruid (Centaurea jacea). Van de kruisbloe-migen trekt vooral Look zonder look (Alliariapetiolaris) veel zweefvliegen en die plantstaat er ook redelijk veel.

VochtOp de oude vuilstort (foto 2 - impressie op27 februari 2016) steekt op sommige plaat-sen dik zwart folie uit de grond. Het lijkterop dat de stort hiermee is afgedekt en dater daarna grond overheen is gegaan. Waar-schijnlijk is er daardoor een schijngrondwa-terspiegel ontstaan. Zo was er in maart2015 pleksgewijs sprake van plasdras-situ-aties en het zou ook de aanwezigheid vanvele moerasplanten verklaren (foto 3 – wa-ter op puinpad 27 februari 2016). Mogelijk is er zelfs sprake van lokale kwelomdat Bosbies en Hangende zegge bekendstaan als kwel indicatoren (Weeda et al.1994). Op de voormalige vliegbasis Soester-berg zit het echte grondwaterpeil op vijf totacht meter onder het maaiveld (Bron:www.ruimtelijkeplannen.nl: Bestem-mingplan Vliegbasis Soesterberg) en doorde hogere ligging zal dat op de oude vuil-stort niet minder zijn.

Zweefvliegen op de vuilstortPrecies honderd soorten zweefvliegen zijnaangetroffen op de oude vuilstort (de Herin-

Foto 2: impressie vuilstort Soesterberg 27 februari 2016. Foto: Kees Goudsmits.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 9

gia spec. niet meegerekend) (zie Tabel 1).Voor zo’n klein gebied en in één seizoen lijktdat een hoge syrphiden diversiteit. Sommi-ge soorten zijn waarschijnlijk afkomstig uitde omgeving.Bijvoorbeeld van Xanthogramma stackelber-gi en Cheilosia psilophthalma komt een vrijgrote populatie voor op de voormalige vlieg-basis Soesterberg. X. stackelbergi wordtsinds 2014 samen met X. dives onderschei-den van X. pedissequum (Van Steenis et al2014). Psilota anthracina is mogelijk afkom-stig van De Vlasakkers waar op uitgestrekteschaal fraaie en oude eikenstrubben staan.Het vrouwtje is gedetermineerd met Smit &Vujić en is van Psilota atra en P. exilistyla teonderscheiden door het grotendeels zwartbehaarde bolle deel van het mesopleuron.Parhelophilus frutetorum is wellicht eenzwerver, maar in de directe omgeving zijn(tuin)-vijvers aanwezig met Lisdodde (Typ-ha spec.) waarin de larven zich kunnen ont-wikkelen.Sphaerophoria philanthus is gedetermineerdaan de hand van het mannelijk genitaal. Desoort is op de centrale Utrechtse heuvelrug(in het gebied tussen Zeist, Soes, Amers-foort, Maarn en Driebergen niet zeldzaam(persoonlijke indruk).Opmerkelijk was de vondst van een man envrouw Melangyna pavlovskyi een jaar na de

eerste waarneming in Nederland (Smit enDe Bree, 2014). De soort lijkt zich de laat-ste vijf jaar enorm snel te kunnen uitbrei-den vanuit Rusland en oost Europa. In Smiten De Bree worden de kenmerken en ver-schillen met gelijkende en soorten uit hetgenus Melangyna opgesomd.Xanthandrus comtus, Volucella zonaria enEristalis similis zijn zuidelijke soorten en/oftrekkers en de op een zuidhelling gelegenvuilstort lijkt aantrekkelijk voor hen.Meest opvallend is dat er vrij veel soortenvan vochtige - , rijke- en weelderige- om-standigheden voorkomen. Het zijn vooral desoorten Temnostoma bombilans, Spheginasibirica, Sphegina clunipes, Sphegina ele-gans, Neoascia obliqua, Melanogaster nuda,Brachyopa scutellaris, Criorhina floccosa,Criorhina pachymera (en wellicht ook Platy-cheirus europaeus).

Zweefvliegen van De KrakelingEen vergelijking dringt zich op met een an-der gebied : De Krakeling bij Zeist is eenheideterrein van 11,3 hectare gelegen op3,5 kilometer ten zuidwesten van de oudevuilstort (Amersfoortcoördinaten: 147/148+ 456). Hier heeft in het verleden namelijkook zandwinning plaats gevonden voorbouwgrond voor de wijk Kanaleneiland inUtrecht en is er deels zavel en zand van dieplek teruggestort ( Feijen 2010 ). Hier isdoor de auteur in de jaren 2005,-07,-09,-11,-13 en 2014 ook naar Syrphidae geke-ken (zie tabel 1) en hier is dus op vergelijk-bare wijze sprake van een onnatuurlijk rij-kere bodem in een voedselarme omgeving.Hoewel De Krakeling over meerdere jaren isbezocht en het terrein ongeveer drie keer zogroot is zijn er “slechts” 62 soorten vastge-steld. Soorten die wel op De Krakeling enniet op de stort zijn waargenomen zijn: Di-dea intermedia, Parasyrphus malinellus Pe-lecocera tricincta, Pipiza bimaculata, Eume-rus funeralis en Platycheirus clypeatus. Deeerste drie hiervan zijn soorten van voed-selarme droge (naald)bossen. Daar tegen-over staat een lijst met 45 soorten die al-leen bij Soesterberg gevonden zijn.

DiscussieDe oorzaak van de rijkdom van 100 soortenbinnen een jaar op de oude vuilstort moetvooral gezocht worden in de bodemomstan-digheden. waarschijnlijk is de stort afgedektmet zavel- of klei-grond, waardoor binnenhet kalkarme biotoop van de Utrechtse Heu-velrug plotseling een niet-zuur en vooral natterrein aanwezig is. Als een gevolg daarvanis er ook een goed ontwikkelde struik- en

Foto 3: water op puinpad 27 februari 2016. Foto:Kees Goudsmits.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 10

kruidlaag aanwezig en bovenal een grote di-versiteit aan bloeiende kruiden en struikenals aantrekkende voedselbron voor vliegen.Bovendien vormt de vochthuishouding eenbijzonder milieu op de droge Stuwwal.

Opvallend is dat de genoemde soorten zo’nklein en geïsoleert gelegen terrein bij Soes-terberg binnen 20 jaar hebben weten te be-reiken. Dit zegt iets over de verspreidings-mogelijkheden van zweefvliegen. Ook wordthet aannemelijk dat veel soorten zich erkunnen reproduceren. De voedselplan voorde larven van Neoascia obliqua Groot Hoef-blad (Petasites hybridus) is echter in de wij-de omgeving niet bekend. Van Spheginaelegans werd op 24 mei een geheel oranjevrouwtje gevangen en dit is hiermee de eer-ste vondst voor Utrecht en de meest weste-lijke vindplaats in Nederland. In Nederlandzijn larven bekend uit water verzadigd houtin een kwelstroompje in Limburg (Goudsmits2009) en dit biotoop is hier niet voorhanden.De vraag rijst of deze soorten wellicht min-der specifiek eisen aan hun (larven)biotoopstellen. Vermoedelijk ligt het grote verschilin zweefvliegdiversiteit tussen de twee ge-bieden in de vegetatie en een andere vocht-huishouding van de bodem. In De Krakelingis op de stukken met kleibodem (waar geenheide groeit) wel vaak een redelijk diverseen mooi ontwikkelde struiklaag aanwezig(o.a. met Appel, Meidoorn, Sporkehout, Vo-gelkers en Wilg), maar de kruidlaag is veelsoortenarmer (o.a. veel Grote brandnetel,Reuzenberenklauw en Kleefkruid) dan op destort bij Soesterberg.

DankwoordMet veel dank aan Aat Barendregt voor hetdoorlezen van een eerdere versie en gevenvan suggesties voor de opzet van het stuk.

Kees [email protected]

LiteratuurBlijdenstijn, R (2005). Tastbare Tijd. Cul-tuurhistorische atlas van de provincieUtrecht. Provincie Utrecht.

Feijen, M. (2010) Beheersplan Zeisterbos,Kozakkenput en Beukbergen 2010-2020.Stichting Het Utrechts Landschap.

Goudsmits, K (2009). De larvenhabitat vanSphegina elegans (Schummel, 1843) (Dipte-ra: Syrphidae) in het Bunderbos. De Vlie-

genmepper, jaargang 18 nummer 1.

Meijden, R. van der (2005). Heukels Floravan Nederland

Reemer, M., W. Renema, W. van Steenis, Th.Zeegers, A. Barendegt, J.T. Smit, M.P. vanVeen, J. van Steenis & L.J.J.M. van der Leij(2009). De Nederlandse Zweefvliegen (Dip-tera: Syrphidae). Nederlandse Fauna 8.Uit-gave: Nationaal Natuurhistorisch MuseumNaturalis, KNNV Uitgeverij, European Inver-tebrate Survey – Nederland.

Smit, J.T. & E. De Bree, (2014). Het Sacha-lin-elfje Melangyna pavlovskyi nieuw voorNederland (Diptera: Syrphidae). Nederland-se Faunistische Mededelingen 42.

Smit, J.T. & A. Vujić (2007). The palearcticspecies of the genus Psilota Meigen (Diptera,Syrphidae) with the description of two newspecies. Studia dipterologica 14 (2007 Heft2.

Steenis, W. van, S. Bot, A. Barendregt,(2014).Twee nieuwe soorten citroenzweef-vliegen voor Nederland: Xanthogramma di-ves en X.stackelbergi (Diptera: Syrphidae).Nederlandse Faunistische Mededelingen 43 .

Weeda, E.J., R. Westra ,Ch. Westra, T. Wes-tra (1994). Nederlandse oecologische flora:wilde planten en hun relaties deel 5.

Legenda bij tabel 1 (volgende bladzijde)

STATUS N.L. (bron :Reemer et al. 2009)za = zeer algemeenva = vrij algemeena = algemeenvz = vrij zeldzaamz = zeldzaamzz = zeer zeldzaam- = status niet beschouwd

AANTAL* => maximale aantallen op een dag ofmaximaal aantal verschillende individuen in2015 van de soort.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 11

Syrphidae

op

vu

ilst

ort

* a

an

tal

Aan

wezi

g in

de k

rakelin

g

Sta

tus

NL

Baccha elongataBrachyopa scutellaris

145

ava

Brachypalpus laphriformisChalcosyrphus pigerCheilosia albipilaCheilosia albitarsis

42

xx

219

x

vazzaa

Cheilosia bergenstammiCheilosia caerulescensCheilosia grossaCheilosia illustrata

61

x

4>35 x

Cheilosia paganaCheilosia proximaCheilosia psilophthalmaCheilosia scutellata

21

xx

28 x

vavzvaazavazva

Cheilosia semifasciataCheilosia urbanaCheilosia variabilisCheilosia vernalis

113

xx

82

x

Chrysogaster solstitialisChrysotoxum bicinctumChrysotoxum cautumChrysotoxum vernale

52

xx

11

x

vavzaavaaava

Criorhina berberinaCriorhina floccosaCriorhina pachymeraDasysyrphus albostriatus

1231 x

Dasysyrphus tricinctusDasysyrphus venustusDidea fasciataDidea intermedia

43 x1 x

x

avzvzaaaava

Epistrophe eligansEpistrophe grossulariaeEpistrophe melanostomaEpistrophe nitidicollis

72

x

13 x

Episyrphus balteatusEristalis arbustorumEristalis horticolaEristalis intricaria

>101

xx

>153

xx

avavaazazazaza

Eristalis nemorumEristalis pertinaxEristalis similisEristalis tenax

1>55

xx

1>5 x

Eumerus funeralisEupeodes corollaeEupeodes lapponicusEupeodes latifasciatus

2xx

1x

zazavazavazavaa

Eupeodes lunigerFerdinandea cupreaHelophilus hybridusHelophilus pendulus

21

x

1>5 x

aaaza

Helophilus trivittatusHeringia spec.Leucozona lucorumMelangyna cincta

11

x

23

za-

vaa

Melangyna lasiophthalmaMelangyna pavlovskiMelangyna quadrimaculataMelangyna umbellatorum

>102

x

31

x

Melanogaster hirtellaMelanogaster nudaMelanostoma mellinumMelanostoma scalare

212

>20xx

va-vzvaavazaza

Meliscaeva auricollisMeliscaeva cinctellaMerodon equestrisMyathropa florea

12

x

29

xx

Neoascia obliquaNeoascia podagricaParagus haemorrhousParasyrphus annulatus

2121

x

avaazavzaava

Parasyrphus punctulatusParasyrphus malinellusParhelophilus frutetorumPelecocera tricincta

>25 xx

2x

Pipiza bimaculataPipiza lugubrisPipiza noctilucaPipizella viduata

1x

25 x

vavzvavzvavaaa

Platycheirus albimanusPlatycheirus angustatusPlatycheirus clypeatusPlatycheirus europaeus

>202

xx

3x

Platycheirus scutatusPsilota anthracinaRhingia campestrisScaeva pyrastri

21

x

42

xx

zaazavzazzzaa

Scaeva seleniticaSericomyia silentisSphaerophoria batavaSphaerophoria philanthus

11

xx

13

Sphaerophoria scriptaSphegina clunipesSphegina elegansSphegina sibirica

41

x

15

aavavzzavavzvz

Syritta pipiensSyrphus ribesiiSyrphus torvusSyrphus vitripennis

52

xx

24

xx

Temnostoma bombilansTriglyphus primusVolucella bombylansVolucella pellucens

23124

x

zazaazavavzaa

Volucella zonariaXanthandrus comtusXanthogramma pedissequumXanthogramma stackelbergi

1123

Xylota segnisXylota sylvarum

55

xx

avaa-zaa

Tabel 1: Soortenlijst van zweefvliegen van deoude vuilstort te Soesterberg.

De Vliegenmepper (2016, nummer 1) 12