Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

52
2013 31 OKTOBER CONGRESBOEK 6E EDITIE

description

Congresboek van de 6e editie van de Nederlandse Boominfodag welke plaats heeft gevonden op 31 oktober 2013 in Rhenen.

Transcript of Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Page 1: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

201331 oktoBER

CongREsBoEk6E EditiE

Page 2: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

2 Nederlandse Boominfodag 2013

Houdt u van groei en werkt u hard aan uw toekomst? En wilt u exact weten wat er allemaal speelt op uw vakgebied? Dan bent u bij Tuin en Landschap aan het juiste adres. Bij ons bent u namelijk geen abon-nee maar abonJA. Zeg JA tegen Tuin en Landschap en lees uw lijfblad in print en/of digitaal. Voor meer informatie ga naar www.tuinenlandschap.nl/abonja

Page 3: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

3Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Voor de 6e editie van de Nederlandse Boominfo­

dag doen we dit jaar Residence Rhenen aan.

Idyllisch gelegen in de bossen van Nationaal Park

Utrechtse Heuvelrug sluit deze prachtige locatie

feilloos aan bij de groene uitstraling van de

Boominfodag. De Nederlandse Boominfodag is

het onafhankelijke podium voor boom­

professionals in Nederland, een congres waar

wetenschappelijke en praktische kennis over

bomen wordt samengebracht. In een tijd waarin

het belang van bomen steeds duidelijker blijkt,

stapelen de bedreigingen voor (stads)bomen zich

op. Bezuinigingen, verstedelijking, boomziekten,

klimaatverandering en veranderende regel geving

vragen om het delen van kennis, om aanpassing

en innovatie. Zelfs, of misschien wel juist, in een

tijd van economische tegenwind moeten we

blijven investeren in een duurzame groene

leefomgeving.

De opzet van de Boominfodag is met het

organiseren van workshops iets gewijzigd ten

opzicht van de voorgaande 5 edities. De reden

hiervoor is om nog meer interactie tussen de

sprekers en de deelnemers te genereren.

Vandaag zal ook de eerste Boom van de

Toekomst gekozen worden. Een initiatief waarbij

ik met name de boomkwekers heb willen

betrekken. Als gevolg van een veranderend

klimaat en verschillende recente boomziekten

is er behoefte aan een meer gevarieerd bomen­

sortiment. Het zijn met name de boomkwekers

die hierop moeten anticiperen. Er is meer en

meer behoefte aan klimaatbestendige en

ziekteresistente bomen.

Ik spreek de wens uit dat met de organisatie

van de 6e Nederlandse Boominfodag we weer

een stap zetten in de goede richting, waarbij

we kennis met elkaar delen en ervaringen

uitwisselen.

Jan­Willem de Groot

Nederlandse Boominfodaginhoud5 Dagprogramma

6 Bomen en mensen, bossen en steden

Ontwikkelingen binnen internationaal

’urban forestry’-onderzoek

Cecil Konijnendijk van den Bosch

10 Toepassing van onderzoek bij boom-

verzorging in New York City

Matthew Wells

22 Is ons bomenbestand toekomstbestendig?

Henry Kuppen

24 Bepaling van stabiliteit van bomen door

middel van het meten van de effecten van

natuurlijke windbelasting TMS

Lothar Goecke

32 Bomen in Beeld

Jan Clement, Frans Rip, Joske Houtkamp,

Henk Kramer, Marcel Meijer &

Ron van Lammeren

38 Boomonderhoud in relatie tot aanbesteden;

hinder of kansen?

Ed Scherps

42 Bomen en de Flora- en faunawet

Johannes Regelink & Conny Krutzen

44 Boombeheer in crisistijd…

Jules Sondeijker

46 Verkiezing Boom van de Toekomst

Standhouders en adverteerders

Boomadviesbureau De Groot BV www.boomadviseur.nl

Boomadviesbureau Duifhuizen www.boomadviesduifhuizen.nl

Brienissen BV www.brienissen.nl

BSI Bomenservice www.bsi­bomenservice.nl

BTL Bomendienst BV www.btl.nl

De Boomkwekerij www.deboomkwekerij.nl

Gewoon Henne www.gewoonhenne.nl

GreenGuard www.greenguard.nl

GreenMax www.greenmax.eu

International Tree Service BV www.its­poel.nl

Koers Handel www.kks.nl

Nationale Bomenbank www.nationalebomenbank.nl

Norm Instituut Bomen www.norminstituutbomen.nl

Regelink Ecologie & Landschap www.regelink.net

Stadswerk www.stadswerk.nl

TGS www.tgs.nl

TSD Automatisering www.tsd.nl

Tuin & Landschap www.tuinenlandschap.nl

VHG Vakgroep Boomspecialisten www.vhg.org

Boominfodag 2013

Page 4: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

4 Nederlandse Boominfodag 2013

connecting green and infrastructure

sandwich constructie

beluchting bewatering

boombakken

boomstambescherming machinale inbouw

boomverankeringwortelschermen

Duurzaam groen begint met een goede basisinrichting van het plantvak Bomen maken onze stedelijke omgeving leefbaar. Een gezonde groene infrastructuur in de stad is daarom onmisbaar. GreenMax is gespecialiseerd in duurzame innovatieve producten voor de inrichting van de plantplaats boven en ondergronds, zodat groen en infrastructuur samengaan.

GreenMax | Tel: 0031 413 29 44 47 | www.greenmax.eu

Silva Cell® ondergrondse groeiplaatsconstructies

Page 5: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

5Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

dagpRogRamma31 oktoBER 2013

09:15 uur Opening van het congres

09:30 uur Bomen en mensen, bossen en steden: ontwikkelingen binnen internationaal

‘urban forestry’ onderzoek

Cecil Konijnendijk - Zweedse Landbouwuniversiteit (SLU) NL

10:15 uur Toepassing van onderzoek bij boombeheer in New York City

Matthew Wells - Tree Preservation New York City EN

11.00 uur Koffiepauze

11.45 uur Is ons bomenbestand toekomstbestendig?

Presentaties finalisten Boom van de Toekomst

Henry Kuppen - VHG Vakgroep Boomspecialisten NL

12:30 uur Lunchpauze

13.45 uur Keuze uit workshop A, B of C

WORKSHOPS EN/NL

14.45 uur Koffiepauze

15.15 uur Keuze uit workshop A, B of C

WORKSHOPS EN/NL

16:15 uur Verkiezing Boom van de Toekomst 2014

16.30 uur Dagafsluiting

16.45 uur Walking diner

Page 6: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 20136

BomEn En mEnsEn, BossEn En stEdEn ontwikkElingEn BinnEn intERnationaal ’uRBan foREstRy’-ondERzoEk CECil konijnEndijk van dEn BosCh

Opkomst van urban forestry

Er is al eeuwenlang wetenschappelijke aandacht

voor stadsbomen, ­bossen en ander stedelijk

groen. Onderzoek ondersteunde bijvoorbeeld de

introductie van exotische bomen en planten,

maar ook de selectie van plantmateriaal dat beter

aan de moeilijke groeiomstandigheden in steden

was aangepast. Maar onderzoek was vaak nogal

sectoraal en een totaalvisie op het geheel van alle

bomen, parken en bossen in de stad ontbrak.

Bovendien was onderzoek naar de relaties tussen

mensen en bomen vrij beperkt.

Dit veranderde in het Noord­Amerika van de jaren

’60 van de vorige eeuw. Onder andere vanwege

actuele kwesties zoals het zich snel verspreiden

van de iepziekte was het hoog tijd voor nieuwe

benaderingen. De Canadese professor Erik

Jorgensen, overigens eerder dit jaar overleden,

lanceerde het begrip ‘urban forestry’ toen een

student zocht naar een passende titel voor zijn

thesis. Jorgensen baande hiermee de weg voor

de ontwikkeling van een rijk onderzoeksveld.

Urban forestry combineerde de sterke punten van

diverse vakgebieden, zoals het lange­termijn­

denken van de bosbouw, de aandacht voor

individuele bomen van ‘arboriculture’, het

systeemdenken van de urbane ecologie, maar

ook bijdragen van planning, sociologie, psycho­

logie en landschapsarchitectuur. Elke individuele

boom werd gezien als deel van een meer­

omvattend geheel, het ‘urban forest’.

Urban forestry vond snel navolging in Canada en

vooral de Verenigde Staten (Konijnendijk et al.,

2006). Het nieuwe concept voorzag in een

duidelijke behoefte, al waren bijvoorbeeld

bosbouwers niet altijd even blij met de nieuwe

‘urbane agenda’. In de VS namen zowel NGO’s

als de federale overheid het voortouw en werden

er nationale campagnes, onderzoeksprogramma’s

en ook beleid ontwikkeld. De US Forest Service

nam de rol van dynamo op zich en ontwikkelde

o.a. innovatief onderzoek op het vlak van het in

kaart brengen van de Amerikaanse urban forests

en hun functies. Dit leidde o.a. tot de iTree­

software (www.itreetools.org) die nu wereldwijd

wordt gebruikt om de bijdragen van urban forests

aan de lokale economie en aan duurzame stads­

ontwikkeling te kwanfificeren.

In Europa was er aanvankelijk interesse voor het

urban forestry concept vanuit Groot­Brittannië en

Ierland (Konijnendijk, 2003). Ook Nederlandse

onderzoekers toonden belangstelling en deskun­

digen van onderzoeksinstituut De Dorschkamp

(nu Alterra) maakten een studiereis naar de VS en

brachten het concept mee naar huis. Maar het

zou tot de jaren ’90 duren totdat urban forestry

Page 7: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

7Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

bredere Europese navolging zou krijgen.

Bovendien bleek het nodig om de Amerikaanse

‘approach’ aan te passen aan de Europese

context. Er was bijvoorbeeld in Europa traditio­

neel veel aandacht voor stadsbossen en vertalin­

gen van de term ‘urban forest’ riepen in verschil­

lende talen associaties op met deze bossen, maar

niet met bijvoorbeeld straatbomen. Ook de

sociale kant van urban forestry werd traditioneel

sterk benadrukt in Europa.

Belangrijke mijlpalen voor Europees onderzoek

In de jaren ’90 van de vorige eeuw nam het

Deense Onderzoeksinstituut voor Bos­ en Land­

schap het initiatief voor het ontwikkelen van

regionale, internationale netwerken op het vlak

van urban forestry. Dit begon met samenwerking

tussen onderzoekers uit de Scandinavische

landen, maar later werden ook collega’s uit de

Baltische landen bij het werk betrokken. Deze

regionale netwerken vormden vervolgens de

basis voor een Europees onderzoeksnetwerk

gefinancieerd door het Europese COST­

programma. Vanaf 1997 tot en met 2002 bracht

COST Action E12 ‘Urban Forests and Trees’

onderzoekers uit heel Europa samen. Dit

resulteerde o.a. in een boek (‘Urban Forests and

Trees’; Konijnendijk et al. 2005) en in de lancering

van diverse onderzoeksprojecten.

Een andere spin­off van COST E12 was een nieuw

internationaal, wetenschappelijk tijdschrift, Urban

Forestry & Urban Greening (http://www.elsevier.

com/journals/urban­forestry­urban­greening). Dit

nieuwe tijdschrift, gelanceerd in 2002 door Urban

& Fischer Publishers maar nu uitgegeven door

Elsevier, bood al snel een platform voor onder­

zoekers uit Europa en de gehele wereld om

onderzoeksresultaten te publiceren. Inmiddels is

het een van de meest toonaangevende weten­

schappelijke tijdschriften op het gebied van

stedelijk groen.

Van groot belang voor onderzoek is de afstem­

ming op de praktijk. Binnen de bosbouw bijvoor­

beeld bestaat er traditioneel een sterke koppeling

tussen onderzoek en praktijk. Dit principe werd

ook ingevoerd binnen het Europese urban

forestry onderzoek. In 1998 werd, in het Duitse

Wuppertal, het eerste European Forum on Urban

Forestry (EFUF) georganiseerd in het Duitse

Wuppertal. EFUF heeft zich ontwikkeld tot een

belangrijke, jaarlijks terugkerende, bijeenkomst

voor onderzoekers, beheerders en beleidsmakers

op het gebied van stadsbossen – maar ook

stads bomen (Konijnendijk, 2008). Elk jaar wordt

een ander thema belicht. Dit jaar werd het EFUF

gehouden in Milaan, met als centrale thema’s

groene infrastructuur en het ontwikkelen van

nieuwe ‘stadslandschappen’. Het EFUF van 2014

vindt plaats in Lausanne, Zwitserland

(www.efuf2014.org).

Van groot belang zijn ook de diverse onderzoeks­

projecten die door bijvoorbeeld de EU worden

gefinancierd. De projecten versterken de inter­

nationale onderzoekssamenwerking en hebben

o.a. thema’s als de functies van stedelijk groen en

het beheer van stadsbossen.

Huidige actuele onderzoeksthema’s

Urban forestry onderzoek in Europa heeft zich

de afgelopen decennia sterk ontwikkeld.

Oorspronkelijk was er veel aandacht voor

bijvoorbeeld recreatie in stadsbossen, beheer

van stadsbomen en nieuwe informatiesystemen,

maar geleidelijk is de focus verschoven naar

nieuwe onderzoeksthema’s. Een paar voor­

beelden van actuele thema’s en gerelateerde

onderzoeksvragen (zie o.a. Konijnendijk 2008,

Konijnendijk et al. 2005, 2013):

Urban forestry en klimaat-aanpassing

• Hoe maken we het ‘urban forest’ meer tolerant

t.a.v. klimaatsveranderingen, bijvoorbeeld

door en andere soortensamenstelling?

• Wat is de (potentiële) rol van stadsbomen en

stedelijk groen bij het aanpassen van steden

aan de gevolgen van klimaatsverandering

(bijvoorbeeld door afkoelingseffecten,

bufferen van hevige neerslag)?

• Wat zijn de specifieke effecten van diverse

soorten groen, zoals bijvoorbeeld bomen,

parken, groene daken, ‘rain gardens’ etc.?

• Welke strategieën kunnen we ontwikkelen om

deze ‘klimaatfuncties’ te ontwikkelen?

Cecil Konijnendijk van den Bosch leidt de

afdeling voor landschaps architectuur,

planning en beheer van de Zweedse

Landbouwuniversiteit. Hij is ook deeltijd-

professor (Green space management) aan

de Universiteit van Kopenhagen. Cecil

heeft bijna 20 jaar ervaring met internatio-

naal onderwijs en onderzoek op het vlak

van stedelijk groen, met speciale aandacht

voor stadsbossen en –bomen. Hij is ook

hoofdredacteur van het wetenschappelijke

tijdschrift Urban Forestry & Greening.

Page 8: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 20138

Bomen spelen een belangrijke rol in de leefomgeving. Ze dragen bij aan een betere lucht-kwaliteit, het bufferen van water, het verminderen van hittestress en het bevorderen van biodiversiteit. Wist u dat uitzicht op een boom het herstel van een patiënt in het ziekenhuis aanzienlijk versnelt? Bomen - en groen in het algemeen - hebben een toegevoegde waarde voor maatschappij én economie.

De verzorging van bomen vraagt bijzondere kennis en vaardigheden. De bij VHG Vakgroep Boomspecialisten aangesloten bedrijven zijn experts in de duurzame instandhouding van bomen, vooral in het stedelijk gebied. Heeft u vragen? Stel ze gerust aan de VHG Boomspecialisten. Uw bomen zijn ons vak!

VHG Vakgroep Boomspecialisten maakt deel uit van Branchevereniging VHG, de vereniging voor ondernemers in het groen. VHG behartigt de belangen van de 1.100 aangesloten lidbedrijven en bevordert de leefbare samenleving door aanleg en onderhoud van groen in de leefomgeving te stimuleren.

VHG Vakgroep BoomspecialistenVHG Vakgroep Boomspecialisten

www.vhg.org

Uw bomen, ons vak!

20131015_VHG Advertentie Boomverzorgers.indd 1 16-10-13 15:11

Page 9: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

9Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Natuur en gezondheid – mechanismen

• Wat zijn de positieve effecten van de stedelijke

natuur op onze mentale en lichamelijke

gezondheid?

• Wat zijn de ‘mechanismen’ die deze positieve

effecten tot stand brengen, bijvoorbeeld

nabijheid en toegang tot groen, eigen­

schappen en kwaliteten van het groen?

De waarde van stadsbomen en –bossen

• Welke ‘ecosystem services’ genereert het

stedelijk groen?

• Hoe kunnen we de waarde bepalen van

stadsbomen en –bossen, ook in economisch

opzicht? Welke instrumenten kunnen worden

ontwikkeld ter ondersteuning van beleid en

beheer?

Governance

• Hoe gaan we om met de steeds meer

gecompliceerde beleids­, plannings­ en

beheers processen voor stadsbomen en

stedelijk groen?

• Hoe verandert de rol van overheden, de

private sector en de bewoners?

• Wat is de rol van stedelijk groen binnen

andere beleidsthema’s, bijvoorbeeld stads­

ontwikkeling, economische ontwikkeling,

integratie, volksgezondheid?

Uiteraard worden diverse andere thema’s belicht.

Voor stadsbomen is onderzoek naar diverse

bedreigingen (zoals bijvoorbeeld ziekten) van

groot belang. Een algemene ontwikkeling is

meer samen werking tussen de verschillende

wetenschappelijke disciplines en vakgebieden.

Bovendien werken onderzoek en praktijk ook

steeds nauwer samen (‘transdisciplinariteit’).

Conclusie

Alhoewel lang niet altijd onder de naam ‘urban

forestry’ is er in Europa een aanzienlijke hoeveel­

heid onderzoek rond stadsbomen en –bossen

uitgevoerd. De afgelopen twintig jaar heeft zich

een Europees netwerk van Europese urban

forestry­onderzoekers (en planners en

beheerders) ontwikkeld. Bovendien werken

Europese onderzoekers vaak nauw samen met

collega’s in Noord­Amerika en in toenemende

mate ook in Azië. Dit heeft tot gevolg gehad dat

we vandaag veel meer weten over onze urban

forests, hun functies, de beste beheermethoden,

etc. Maar veel informatie ontbreekt nog. Het is

bijvoorbeeld schrikbarend dat weinig landen een

goed overzicht hebben van hun ‘urban forest

resource’. Recent ondezoek in Denemarken,

Zweden en andere landen probeert hier iets aan

te doen.

De samenwerking tussen wetenschap en praktijk

is sterk, maar kan verder worden verbeterd.

Hier is het bijvoorbeeld zaak om het sectordenken

te doorbreken. ‘Groen’ onderzoek is ook van

belang voor bijvoorbeeld stedelijke planning,

de gezondheidssector, de sociale sector, etc.

LiteratuurKonijnendijk, C.C., 2003: A decade of urban forestry in Europe. Forest Policy and Economics 5(3): 173­186.

Konijnendijk, C.C., Annerstedt, M., Maruthaveeran, S., Nielsen, A.B., 2013: Benefits of urban parks – systematic review of the evidence. A report for International Federation of Parks and Recreation Administration (Ifpra). University of Copenhagen and Swedish University of Agricultural Sciences, Copenhagen and Alnarp. http://www.ifpra.org/images/park­benefits.pdf

Konijnendijk, C.C, Nilsson, K., Randrup, T.B. and Schippe­rijn, J. (eds.), 2005: Urban Forests and Trees. Springer, Heidelberg. 520 p.

Konijnendijk, C.C., Ricard, R.M., Kenney, A. and Randrup, T.B., 2006: Defining urban forestry – A comparative perspec­tive of North America and Europe. Urban Forestry & Urban Greening 4(3­4): 93­103.

Konijnendijk, C.C., 2008: The Forest and the City – The cultural landscape of urban woodland. Springer, Berlin etc. 252 p.

Page 10: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201310

toEpassing van ondERzoEk Bij BoomvERzoRging in nEw yoRk CitymatthEw wEllsnEw yoRk City dEpaRtmEnt of paRks & RECREation

10 Nederlandse Boominfodag 2012

SamenvattingDe voordelen van stadsbomen zijn genoegzaam

bekend. Het kwantificeren hiervan is echter niet

eenvoudig. Recentelijk is hierin verandering

gekomen. De US Forest Service heeft een aantal

analytische hulpmiddelen op dit gebied ontwik­

keld. Hierdoor is het voor de boombeheerders in

de stedelijke omgeving mogelijk geworden om de

voordelen die bomen leveren financieel te

waarderen. Het New York City Department of

Parks & Recreation (NYC DPR) heeft twee van

deze methoden succesvol gebruikt, namelijk: het

Urban Forestry Effect Model (UFORE) en het

Street Tree Assessment Tool for Urban Forest

Effects (STRATUM). Met behulp hiervan zijn de

financiële baten berekend van de circa 5,2 miljoen

bomen in New York. De onderzoeksresultaten

wisten burgemeester Bloomberg te overtuigen

van het eminente belang van bomen. In zijn

ambitieuze plan voor een groener en groter New

York (PlaNYC) zullen bomen daarom een belang­

rijke rol spelen. In 3 van de 5 kernbeleidsplannen

voor de stedelijke omgeving zijn bomen opgeno­

men als wezenlijk onderdeel. Bomen vervullen

een sleutelrol in de vergroening van de omge­

ving, zuivering van de atmosfeer, terugdringen

van het energieverbruik en vasthouden van

regenwater. Gevolg hiervan is dat PlaNYC heeft

geleid tot een enorme toename in het stedelijke

bomenbudget, waarmee de aanplant van 220.000

straatbomen en herbebossing van 809 hectare

grond bekostigd wordt. Behalve dat het onder­

zoek hogere uitgaven voor de stadsbomen heeft

gerechtvaardigd, is het ook van cruciale betekenis

geweest voor de beleidsvorming en de uitwer­

king van het beleid. Verhoging van de effectiviteit

hiervan kan de effecten van de extra beschikbare

financiële middelen optimaliseren.

InleidingStadsboombeheerders zien zich steeds voor de

taak gesteld het precaire evenwicht te vinden

tussen enerzijds de behoeften van hun bomen en

anderzijds de wensen van de stadsbewoners.

Vaak dwingen beperkte financiële middelen en

aansprakelijkheidsrisico’s er toe je slechts bezig te

houden met het onderhouden en het verwijderen

van bomen. Op het gebied van boommechanica

en boomveiligheidsrisico’s is in het verleden

uitstekend onderzoek verricht. Eveneens is er

veelvuldig onderzoek gedaan naar de positieve

sociale en psychologische effecten van een

Page 11: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

11Elst / Rhenen, 31 oktober 2013Lunteren, 1 november 2012

groene leefomgeving. Desondanks is zowel de

boomtechnische als de sociologische kennis

slechts van beperkte waarde voor de boom­

beheerder in de stad. Hij staat namelijk voor de

ingewikkelde taak een zo divers beheerobject als

bomen op een integrale wijze, en dat op stedelijk

niveau, te beheren. Het is pas recent dat de

boombeheerders hierbij de beschikking kregen

over bepaalde hulpmiddelen. Het is de US Forest

Service die onlangs een aantal bruikbare gereed­

schappen op dit gebied heeft ontwikkeld en heeft

vrijgegeven voor extern gebruik. Deze maken het

de boombeheerder mogelijk om de jaarlijkse

omgevingsbaten van hun bomenbestand voor de

stad te kwantificeren. De in cijfers uitgedrukte

gunstige effecten van de stadsbomen hebben

ertoe geleid dat de beleidsmakers meer inzicht in

en waardering voor het bomenbestand in de stad

hebben gekregen. Door deze kwantificeringsme­

thoden zijn bomen nadrukkelijk op de beleids­

kaart gekomen. De NYC DPR heeft twee van deze

modellen gebruikt in het analyseren van het

stadsbomenbestand. De UFORE (Urban Forest

Effects Model) berekent de omgevingsbaten van

het totale bomenbestand in de stad. De STRATUM

(Street Tree Assessment Tool for Urban Forest

Managers) richt zich exclusief op de straatbomen­

populatie. Het NYC DPR heeft de resultaten van

deze onderzoeken geïntegreerd met die van

ander onderzoek. Het resultaat was dat het

belang van bomen in de beleidsvorming werd

onderbouwd. Hierdoor kon aan bomen een vol­

waardige plaats worden toegekend in het duur­

zaamheidsplan voor New York van burgemeester

Bloomberg (het PLanNYC). Het feit dat de bomen

een wezenlijke plaats kregen binnen dit plan was

slechts mogelijk doordat het NYC DPR in staat

bleek om de positieve effecten van bomen op de

omgeving te bewijzen en in cijfers uit te drukken.

Het onderzoek heeft er tevens toe geleid dat er

bepaalde basinformatie over het bomenbestand

beschikbaar is gekomen, die onmisbaar is om

streefdoelen, beleidsopties en strategieën te

kunnen formuleren. Hierdoor wordt het mogelijk

de baten van het New Yorkse bomenbestand te

maximaliseren. Dit artikel zal zich richten op de

relevante onderzoeken en de wijze waarop deze

gebruikt zijn om bepaalde beheerdoelen in het

boombeheer in NYC te rechtvaardigen en te be­

nadrukken. Naast dit centrale thema zal het belang

worden aangetoond van administratieve data uit

‘eigen beheer’ en de analyse hiervan. NYC DPR

heeft met succes gebruik gemaakt van deze

‘eigen’ data, van vrijwilligers en eigen personeel

om onmisbaar onderzoek uit te kunnen voeren.

De sociale waarde van stadsbomenDe sociale betekenis van stedelijke boombeplan­

tingen is al vaak onderwerp geweest van weten­

schappelijk onderzoek. Kwantificering van deze

waarde in harde dollars is echter tot op heden

achterwege gebleven. Gebleken is dat het kijken

naar bomen en natuur het geestelijk welbevinden

bevorderen (Kaplan and Kaplan, 1989) en ook het

herstellingsproces na ziekte bespoedigen (Ulrich,

1984). Aangetoond is dat, in de openbare ruimte,

Matthew Wells is directeur van Tree Preser-

vation in New York City. In deze functie is hij

verantwoordelijk voor het behoud en de

bescherming van ongeveer 2,6 miljoen

openbare bomen in New York. Matthew heeft

in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde

Staten gewerkt in zowel de private als de

publieke sector, waarbij zijn focus altijd

gelegen heeft op bomen in het stedelijk

gebied. Hij heeft zijn publicaties wereldwijd

gepresenteerd op ‘urban forestry’ conferenties

en is betrokken geweest bij het Tree Research

and Education Endowment (TREE) Fund.

Page 12: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201312

locaties met bomen de interactie tussen buurt­

bewoners stimuleren en zo de sociale cohesie

versterken (Kou, Bacaioca and Sullivan, 1998).

Bewezen is dat mensen plezier beleven aan

bomen (Lewis, 1996). Al dit onderzoek is fascine­

rend en waardevol en bevestigd wat velen van

ons altijd al wisten van de stadsbomen. Toch zijn

het niet deze ‘sociale waarden’ op zichzelf die de

sterkste drijfveer vormen voor de boombeheerder

in het behouden van bestaande en het aanplanten

van nieuwe bomen. Wettelijke aansprakelijkheid

rondom bomen speelt hier eveneens een grote rol.

Pas toen meer recent kwantitatief onderzoek de

gunstige milieueffecten van de stadsbomen

(uitgedrukt in geld) aantoonde, werden de bomen,

in plaats van een luxe ‘feel­good’ item, een

essentieel onderdeel van een stad. Een aanzienlijk

gedeelte van dit type onderzoek werd gedaan

door de US Forest Service (Peper, et al., 2007;

Nowak, et al., 2007; McPherson, et al., 2007). Deze

instantie heeft een aantal van deze programma’s

vrij beschikbaar gemaakt voor boombeheerders

via hun i­Tree software pakket. Twee van deze

‘tools’ (UFORE en STRATUM) zijn zeer waardevol

gebleken voor de boombeheerders in NYC,

in het bijzonder in combinatie met ander

relevant onderzoek.

Onderzoek van het totale bomenbestand van New York CityNew York City is Amerika’s grootste stad met

8,2 miljoen inwoners (U.S. Census Bureau, 2006).

NYC is zeer intensief bebouwd en staat, hoewel

in het bezit van één van ‘s werelds beroemdste

parken (Central Park), niet bekend om zijn

groene imago.

Het URBAN FOREST EFFECTS MODEL (UFORCE)De U.S. Forest Service voerde in 1996 een UFORE­

onderzoek en analyse uit van het gehele New Yorkse

bomenbestand. Dit bleek uit zo’n 5,2 miljoen bomen

te bestaan, een aantal dat enigszins verraste

(Nowak, et al.,2007). Door het onderzoek werden

de volgende feiten aan het licht gebracht:

• Het‘stadsbos’bleek5,2miljarddollar

‘waard’ te zijn.

• 50%vandebomenvielonderjuridische

verantwoordelijkheid van de NYC DPR.

• NYChadeenbomendekkingsgraadvan21%.

• 43%vandebomenhadeendiametergroter

dan 6 inch (ruim 15 cm).

De meest interessante uitkomst van het onderzoek

bleek echter te zijn: de positieve invloed van de

stadsbomen op het stedelijk milieu. De volgende

gegevens werden naar voren gebracht:

Per jaar wordt 1.998 ton aan luchtvervuilende

stoffen (CO, SO2, NO2, fijnstof, ozon) uit de stads­

atmosfeer verwijderd ter waarde van $ 10.6 miljoen.

Jaarlijks is 1.220 ton koolstof opgeslagen in

bestaande stammen, takken en wortels. De

waarde hiervan wordt geschat op $ 24.9 miljoen.

Hiernaast wordt nieuw boomweefsel geprodu­

ceerd waardoor per jaar 38.374 ton CO2 aan de

stadslucht onttrokken en extra vastgelegd wordt

met een waarde van $ 779.000.

Tenslotte zij opgemerkt dat bijkomende sociale en

andere voordelen niet zijn meegenomen in de

berekeningen. De uitkomsten van het onderzoek

vormden een sterk argument in het pleidooi van

de NYC DPR voor meer financiële middelen ten

behoeve van het stadsbomenbeheer. Eindelijk

was door een overheidsinstantie zelf bewezen dat

de New Yorkse bomen een grote economische

bijdrage leveren aan de stad. Het UFORE­rapport

was echter meer dan alleen een milieueffect­

rapportage.

De tijdens het onderzoek verzamelde boomgege­

vens bleken essentieel te zijn in de ontwikkeling

van een beter boombeheer op stadsniveau:

Zo bleken de meest voorkomende soorten:

Ailanthusaltissima(9%),Prunusserotina(8%)en

Liquidambarstyraciflua(8%).

Bevestigd werd wat velen al vermoedden,

namelijk dat bomen met een relatief brede kroon

de gunstigste milieueffecten opleveren. Het is in

dit verband ironisch dat juist in New York de

Platanus x hispanica (de ‘London plane’) in dit

opzicht qua totale boomkroonbedekkingsgraad

de belangrijkste boomsoort is.

Duidelijk werd de potentiële dreiging van de Oost­

Aziatische boktor (Asian Longhorned Beetle).

Deze werd in de V.S. voor het eerst gesignaleerd

in 1996 in het New Yorkse district Brooklyn. De

ALBvormteenpotentieelgevaarvoor43%van

het New Yorkse bomenbestand. De autoriteiten

worden zich bewust van de financiële gevolgen

hiervan: de bedreigde bomen vertegenwoordigen

een waarde van $ 2.500.000.000.

Stedelijke boombedekkingsgraad In 2006 heeft de NYC DPR de U.S. Forest Service

en de University van Vermont opgedragen een

analyse uit te voeren van de stedelijke boom­

bedekkingsgraad (Urban Tree Canopy Coverage

(UTP)) in de stad. Het doel was om de haalbaar­

heidtebepalenvaneenUTPvan30%in2030.

Uithetonderzoekbleekdatmaarliefst24%van

het totale stadsoppervlakte nu reeds bedekt werd

door boomkronen (Grove, et al.,2006). De onder­

Page 13: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

13Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

zoekers berekenden dat voor New York een UTP

van42%mogelijkis(hetstadsoppervlaktezonder

wegen, bebouwing of waterwegen).

HetrapportconcludeerdedateenUTPvan30%in

2030 bereikbaar is als de huidige UTP uitgebreid

wordt met 4900 hectare. Aanbevolen wordt deze

uitbreiding te monitoren met behulp van 5­jaar­

lijkse remote sensing .

Onderzoek straatbomen New York CityVan alle stadsbomen zijn de straatbomen het

meest zichtbare en eenvoudigst te definiëren

onderdeel. Het zijn de alledaagse bomen die zich

in de directe woon­ en werkomgeving van de

mensen bevinden en die een rol spelen in de

belevingswereld van velen. Straatbomen vereisen

derhalve het meest intensieve beheer. Het zijn de

bomen die sterke positieve of negatieve emoties

kunnen oproepen. Ze zijn het publieke gezicht van

de bomen in het algemeen.

Bomeninventarisatie van 2005-2006De NYC DPR laat elke 10 jaar een boominventari­

satie in de stad uitvoeren.

De laatste inventarisatie dateert van 2005­2006 en

kreeg de naam ‘Tree Count’. Er waren hierbij meer

dan 1100 vrijwilligers betrokken die 30.000 uur

van hun tijd beschikbaar stelden. Dit betekende

eentoenamevan57%tenopzichtevan1995-1996.

De vrijwilligers kregen een 3­urige instructie en ze

verzamelden42%vandegegevens.Derestwerd

gedaan door de interne staf en door een stedelijk

boomadviesbureau. Er werden, verspreid over de

5 stadsdelen, 15 miljoen gegevens verzameld.

De stad werd hiertoe in 1649 zones verdeeld die

afzonderlijk door 1 persoon geïnventariseerd

werden. De gegevens die opgenomen werden,

waren: locatie, soort, diameter (DBH), conditie, type

boomspiegel, bodemniveau, toestand trottoir,

aanwezigheid van bovengrondse kabels en infra­

structurele conflicten. De gegevens werden digitaal

interactief dan wel op papier aangeleverd.

Samengevat waren de resultaten als volgt:

592.130 bomen zijn geïnventariseerd, wat een toe­

namebetekentvan19%tenopzichtevandevorige

inventarisatie (10 jaar geleden) (NYC DPR, 2007).

Prominente soorten: Platanus x hispanica

(15,3%),Acerplatanoides(14%),Pyruscalleryana

(11%),Gleditsiatriacanthos(9%),Quercus

palustris(7,5%).Hetgeringeaantalboomsoorten

valt meteen op.

Op grond van deze laatste gegevens is de wens

naar voren gekomen te streven naar een ge­

varieerder bomenbestand, waarvan elke soort

eenmaximumaandeelvan10%maghebben.

De tabellen 1 , 2 en 3 tonen relevante informatie

over het geïnventariseerde bomenbestand.

Conditie Percentagepopulatie(%)

Zeer goed 23.9

Goed 66.4

Matig/slecht 8.3

Dood 1.4

tabel 1 Conditie bomen (2005/6 tree census)

Boomgrootte Percentagepopulatie(%)

Klein (0­15 cm) 25

Middel (15­45 cm) 50

Groot (45­75 cm) 20

Extra groot (>75 cm) 5

tabel 2 Boomgrootte (2005/6 tree census)

Conflicten infrastructuur Aantal bomen Percentage populatie(%)

Bovengrondse kabels 209171 35,8

Opdrukken trottoir 100829 17,3

Scheuren in trottoir 65299 11,2

Gesloten verharding 43409 7,4

Ingroeiende kabels 13865 2,4

Ingroeiende boombescherming/ boomroosters

3918 0,7

Verkeerslichten 2526 0,4

tabel 3 Bomen met infrastructurele conflicten (2005/6 tree census)

De gegevens geven een goede momentopname

van de totale straatboompopulatie binnen een

relatief korte tijdsspanne. Een dergelijk resultaat

wordt niet verkregen door ieder jaar een gedeelte

van de bomen te inventariseren. Interessant is het

gegevendatbij15%vandebomenstamschade

geconstateerdwerd.Ookbleek5,3%tebeschikken

over een soort van holte. Tenslotte werd het

duidelijk dat de conflicten met de infrastructuur

aanzienlijk zijn (tabel 3). Het is daarom één van de

kerndoelen van de NYC DPR geworden het aantal

en de ernst van deze conflicten tot een minimum

terug te brengen. Zo zou het bovengrondse kabel­

conflict aangepakt moeten worden door gerichte

snoeimaatregelen. Opdrukken en beschadiging van

trottoirs werd veroorzaakt door 17 respectievelijk

11 procent van de bomen. In NYC zijn de eigenaars

van onroerend goed verantwoordelijk voor het

onderhoud van het trottoir grenzend aan hun

eigendom (New York City Department of Trans­

portation, 2008). Beschadiging van het trottoir en

conflicten met kabels van nutsbedrijven worden

vaak als argument opgevoerd om bomen te

Page 14: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201314

verwijderen of de aanplant van nieuwe bomen

te verhinderen. In recent onderzoek heeft een

analyse plaatsgevonden van de bij het NYC DPR

ingediende klachten over nieuw aan te planten

bomen.33%vandeklachtenkwamvoortuitde

gevreesde overlast voor nutskabels en ­leidingen.

14%vandebezwaardenwasbangvoortoekom­

stige trottoirschade (Rae, Simon and Braden, 2010).

Deze bezwaren moeten zeker meegewogen worden

in het boombeheer op lange termijn. De inven­

tarisatie heeft het voor de NYC DPR mogelijk

gemaakt hun bomenbestand te analyseren op

stadsdeelniveau tabel 4).

Stadsdeel Inventarisatie Toename (%)

1995/96 2005/06

Bronx 47 995 60 004 25

Brooklyn 112 400 142 747 27

Manhattan 45 793 49 858 9

Queens 217 111 239 882 10

Staten Island 75 171 99 639 33

Totaal 498 470 592 130 19

tabel 4 Aantal bomen per stadsdeel (tree census, 1995/96)

Het blijkt dat de variatie in het aantal bomen

tussen de verschillende stadsdelen groot is.

In Staten Island is de grootste toename van het

bomenbestandtezien(33%in10jaar).Manhattan

enQueensdaarentegenlietenslechtseentoe-

name zien van respectievelijk 9 en 10 procent. Zoals

reeds eerder opgemerkt is Platanus x hispanica

de meest voorkomende soort in New York, maar

op stadsdeelniveau slechts dominant in Brooklyn

(13%).IndeBronxenManhattanisGleditsia

triacanthosdeoverheersendeboomsoort(13%en

23%).InStatenIslandisditPyruscalleryana(25%)

eninQueensAcerplatanoides(18%)

(NYC DPR, 2007).

De inventarisatie geeft een indruk van de trends op

het gebied van boomvitaliteit en infrastructuur.

Wat het eerste betreft: de Bronx staat bovenaan

delijstmetdemeestslechte/dodebomen(12%)

opdevoetgevolgddoorManhattan(11.3%)en

Queens(10%).StatenIslandkomthieralsbeste

uitdebusmetslechts6%.Zoalsreedsopgemerkt

bevindt36%vandetotalestadsbomenpopulatie

zich onder bovengrondse kabels of bedrading.

Op stadsdeelniveau echter verschillen deze

percentagesaanzienlijk:12%indeBronx,23%in

StatenIslanden48%inQueens.

Samengevat kan gesteld worden dat het boom­

beleid rekening dient te houden met de zelfs

binnen een stad aanwezige grote verschillen.

Page 15: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

15Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Waarderingsmodel straatbomen voor stadsboombeheerders (STRATUM)STRATUM (Street Tree Assessment Tool for Urban Forest

Managers) is ook bekend onder de naam iTree

Streets en ook deze applicatie is verkrijgbaar bij

de U.S. Forest Service. STRATUM gebruikt

inventarisatiegegevens om de door straatbomen

gegenereerde milieu­ en esthetische baten te

berekenen op jaarbasis. Het verschilt principieel

van UFORE omdat de bomen niet benaderd

worden als één geheel op stadsniveau.

In vergelijking met UFORE zijn de resultaten van

STRATUM meer accuraat. Reden hiervan is dat

van iedere boom afmeting, soort, en conditie

bekend is. Zo is het mogelijk om een STRATUM­

analyse uit te voeren, gebruikmakend van slechts

een ‘monster’ van de straatbomenpopulatie

(Kling, 2008), hoewel dit laatste niet gedaan werd

in NYC. De door STRATUM gekwantificeerde

baten omvatten energiebesparing, verbetering

van luchtkwaliteit, CO2­reductie en de opvang

van regenwater. Het model betrekt hierbij tevens

de esthetische waarde van de stadsbomen in de

zin van een verhoogde waarde van onroerend

goed. Een STRATUM­analyse op stadsniveau

(inventarisatie en analyse) betekent een kosten­

post van minimaal $ 100.000 (Kling, 2008). Om te

voorkomen dat deze kosten een belemmering

zouden kunnen vormen heeft de U.S. Forest

Service het vasteland van de USA opgedeeld in

16 klimaatzones. Binnen elke zone is een diepte­

analyse uitgevoerd voor één afzonderlijke

referentie­stad. Hierbij werd voor elk van de

20 meest voorkomende soorten van 30­60 bomen

de gedetailleerde gegevens verzameld.

NYC is de referentie­stad van de Noordoost­regio.

Het concept is dat, binnen een bepaalde zone, van

iedere stad of plaats de inventarisatiegegevens in

het model ingevoerd kunnen worden. Hierbij

wordt dan een vrij nauwkeurig beeld verkregen

van de esthetische­ en de milieu­waarden van het

bomenbestand en kunnen de hoge kosten van

een afzonderlijke, door de U.S. Forest Service

uitgevoerde, analyse achterwege blijven (Kling,

2008). In 2007 publiceerde het U.S. Forest Service

Centre for Urban Forest Research een STRATUM­

rapport voor NYC DPR’s commissaris A. Benepe

(Peper, et al., 2007). Deze analyse schatte, op grond

van de in 2005/2006 uitgevoerde inventarisatie,

het door de NYC­stadsbomen­populatie jaarlijks

geleverde voordeel op zo’n $ 121.900.000.

Dit komt neer op $ 209 per boom. In Tabel 5

wordt dit bedrag nader gespecificeerd.

Jaarlijkse baten

Totale waarde ($)

Waarde ($) per boom

Energie 27.818.220,00 47,63

Luchtkwaliteit 5.269.572,00 9,02

Opslag regenwater

35.628.224,00 61,00

Reductie Kooldioxide

754.947,00 1,29

Esthetische/andere

52.492.380,00 89,88

Totaal 121.963.347,00 208,82

tabel 5 Jaarlijkse baten van het New Yorkse bomenbestand berekend

door STRATUM (Peper, et al.,2007)

De NYC DPR schatte dat zij, ten tijde van het

rapport, jaarlijks $ 21.800.000 uitgaf aan aanplant

van nieuwe en onderhoud van bestaande bomen

(Peper, et al., 2007). Dit betekent dat de stads­

bomenpopulatie een jaarlijks netto­rendement

Page 16: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201316

oplevert van $ 100.200.000 miljoen ofwel $ 172

per boom. Ook zou gesteld kunnen worden dat de

stad voor elke dollar die zij uitgeeft aan boom­

verzorging zij er 5,60 terugkrijgt in de vorm van

diverse baten. Behalve dit begrootte STRATUM

de vervangingskosten van de New Yorkse straat­

bomenpopulatie op $ 2.300.000.000 wat neerkomt

op $ 3.998 per boom (Peper, et al.,2007).

Onderzoek rechvaardigt een hoger budgetWanneer de baten en de functies van een ‘urban

forest’ beter op hun juiste waarde geschat zouden

worden, zou dit kunnen leiden tot rechtvaardiging

van een hoger beheerbudget (McPhearson, et al.,

2010). In die zin zijn de door UFORE en STRATUM

gekwantificeerde baten van het ‘urban forest’ in

NYC van onschatbare waarde en zeer invloedrijk

geweest. Zo omschreef NYC DPR’s commissaris

Benepe STRATUM als “waarschijnlijk het meest

overtuigende afzonderlijke verkoopargument om

beleidsmakers te overtuigen geld in bomen te

investeren” (McPhearson, et al., 2010).

“Monetariseren van bomen is een noodzakelijk

kwaad” stelt David Nowak, en: “We weten dat

bomen zeer waardevol zijn maar tegelijkertijd

intrinsiek worden ondergewaardeerd. Je moet

dezelfde taal spreken als degenen die de besluiten

nemen” (Jonnes, 2011). In essentie zal het bepalen

van de voordelen van een “urban forest” een

wezenlijke zo niet verplichte taak worden van elke

boombeheerder die beleidsmakers wil overtuigen

om te investeren in bomen.

Burgemeester Bloomberg investeert in bomen door PLANYCUFORE en STRATUM hebben in NYC ingrijpende

gevolgen gehad. Op Earth Day 2007 lanceerde

burgemeester Bloomberg een veelomvattend

duurzaam ontwikkelingsplan voor een groener,

groter NYC, genoemd PlaNYC (City of New York,

2007). PlaNYC geeft na de te streven initiatieven

aan voor de stad in 5 ‘key dimensions’ van de

stedelijke omgeving. In 3 van deze 5 gebieden is

voor bomen een belangrijke rol weggelegd, name­

lijk in land, water en lucht. Deze rol van bomen

kan de beleidsmakers bewust maken van de vele

mogelijkheden die bomen te bieden hebben in de

strijd tegen de veelsoortige milieubedreigingen

van de grote stad. UFORE­data worden aange­

haald in PlaNYC om de hun toegekende plaats te

rechtvaardigen. Bovendien zijn bomen relatief

goedkoop, eenvoudig in te passen en geven ze

veel terug in ruil voor een relatief kleine investe­

ring. Tabel 6 geeft een overzicht van de PlaNYC­

initiatieven waarin bomen een rol spelen.

Beleids­ gebied

Initiatief Doel

Land Beplant elke mogelijke boomplant­plaats

De geschatte 220.000 plantplaatsen jaarlijks inplanten met 22.000 bomen (2017 gereed)

Water Plant bomen in verbeterde boomspiegels

Maximaliseer de regenwateropname ­capaciteit van boomspiegels

Lucht Herbebossing 809 hectare parkareaal

Volledige herbebossing gereed in 2017

Lucht Partnerschap aangaan om 1 miljoen bomen te planten

Plant 1 miljoen bomen in de stad op privé­ en openbaar terrein

tabel 6 PlaNYC initiatieven met bomen (City of New York, 2007)

Om deze gestelde doelen te bereiken, heeft

burgemeester Bloomberg het jaarlijkse stads­

bomenbudget van de NYC DPR substantieel

verhoogd. Voor de 809 hectare nieuwe parkbomen

werd $ 118.000.000 uitgetrokken, voor de 220.000

te herplanten straatbomen is $ 247.000.000

beschikbaar gesteld. Voorafgaande aan PlaNYC

werden door NYC DPR jaarlijks zo’n 6.000 bomen

Page 17: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

17Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

geplant. Met de invoering van PlaNYC schoot dit

aantal omhoog tot 22.000. Opgemerkt dient te

worden dat met het planten van de 220.000

straatbomen en de herbebossing de New Yorkse

overheidhaar60%-bijdrageaanhetbereikenvan

het doel (1 Million Trees) grotendeels heeft

geleverd.Deresterende40%(400.000bomen)

zal gerealiseerd worden door particuliere en

gemeenschappelijke organisaties en huizen­

bezitters (MillionTreesNYC, 2007). Tenslotte heeft

burgemeester Bloomberg het voornemen om

alleen al in een periode van 10 jaar $ 365.000.000

te investeren in boomaanplant omdat weten­

schap en onderzoek hebben aangetoond dat

bomen een sleutelrol spelen in het leveren van

een meer gezonde en duurzame omgeving voor

de New Yorkers.

Gebruik van onderzoek in de sturing van URBAN FORESTRY programma’sBehalve het gebruik van onderzoeksresultaten in

het bepleiten van een hoger budget en het veilig

stellen daarvan, moeten deze ook een grote rol

spelen in het bepalen van de wijze waarop dit

budget wordt gebruikt. Het gevaar is anders

aanwezig dat de potentiële winst van de beschik­

bare extra middelen niet behaald wordt maar

integendeel verloren gaat. Onderzoek kan

bijdragen aan het opzetten van programma’s en

het monitoren van deze programma’s wanneer

deze eenmaal operationeel geworden zijn. Het

kan tevens gebruikt worden om inzicht te geven

in de resultaten van bepaalde management­

besluiten. In het algemeen moet onderzoek

gebruikt worden om bereikbare doelen vast te

stellen en om de meest effectieve en efficiënte

urban forestry programma’s te formuleren om

deze doelen te bereiken. Stadsboombeheerders

moeten er naar streven om onderzoeks­onder­

steunde programma’s uit te voeren om succes te

garanderen. Het rapport van de U.S. Forest Service

en de University of Vermont over de huidige en

mogelijke stedelijke boombedekkingsgraad

(Urban Tree Canopy ­ UTP) (2006) was duidelijk

een referentie voor de staf van burgemeester

Bloomberg in het formuleren van realistische

initiatieven en doelen voor PlanNYC. Zoals eerder

aangegeven, toonde het onderzoek aan dat NYC’s

UTCkontoenemenvan24%tot42%(Groveetal.,

2006). Het rapport signaleerde talrijke mogelijk­

heden waar deze UTC­toename gerealiseerd kon

worden, gebaseerd op het type landgebruik.

Bijvoorbeeld op de Public Right of Way waar een

toenamevandeUTCvan6%(4.317ha)tot9%

(6.497 ha) bereikt zou kunnen worden. Deze

cijfers vormden een extra onderbouwing van het

management­besluit in PlaNYC om aanvullend

220.000 bomen te planten om zo deze potentiële

extra3%UTCoptimaaltebenutten.Watbetreft

andersoortig landgebruik: het rapport schatte dat

er in NYC zo’n 800 ha aan autoparkeerplaatsen is,

circa1%vanhettotaleNYC-landoppervlakte.

De UTP hiervan bedraagt 76 hectare. Volgens het

rapport kan dit omhoog naar 478 hectare. Voor

commerciële parkeerplaatsen en door de lokale

gemeenschap gerunde parkeerplaatsen met een

oppervlakte van 557 tot 1.115 m2 voorziet PlaNYC

in een verandering van regelgeving waardoor

voor het planten van bomen op deze plekken

voortaan geen toestemming meer vereist is (City

of New York, 2007). Voor parkeerplaatsen groter

dan 1.115 m2 is een bepaald aantal bomen als

minimum vereiste verplicht gesteld. UFORE heeft

aanbevelingen gedaan, direct gerelateerd aan de

luchtkwaliteit. Er was namelijk berekend dat het

‘urban forest’ jaarlijks ruim 38.000 ton koolstof

vastlegt en bijna 2.000 ton aan luchtvervuilende

stoffen (SO2, NO2, CO, ozon, fijnstof) verwijderd

(Nowak, et al.,2007). UFORE heeft een boom­

plantkaart van New York, ontwikkeld op grond

van de inventarisatiegegevens. Hierin worden die

gebieden aangegeven met een hoge bevolkings­

dichtheid en relatief weinig bomen, waardoor ze

wat betreft boomaanplant prioriteit krijgen. In

PlaNYC wordt deze aanpak nog verder uitgewerkt.

De 220.000 nieuw aan te planten bomen zullen

eerst die wijken bevoordelen met een lage boom­

dichtheid en de meeste luchtvervuiling (City of

New York, 2007). Er zijn 6 wijken geselecteerd die

een boomdichtheid onder het gemiddelde

hebben én waarin bij de jonge bevolkingsgroep

relatief veel astma­gerelateerde aandoeningen

voorkomen (MillionTreesNYC, 2007). Deze

geografische gebieden worden aangeduid als

‘Trees for Public Health (TPH)­neighbourhoods’

en genieten prioriteit bij boomaanplant.

Intern URBAN FORESTRY onderzoekNYC DPR heeft een rijke traditie wat betreft

uitvoering en analyse van eigen onderzoek.

De ‘Tree census’ is een mooi voorbeeld van een

relatief eenvoudig onderzoeksproject waarin met

behulp van voornamelijk vrijwilligers en eigen

personeel een schat aan waardevolle stadsboom­

data verzameld is. De verkregen informatie is niet

alleen gebruikt in de STRATUM­analyse maar

wordt ook benut om richting te geven aan het

stedelijke boombeleid. Een goed inzicht in ieder

aspect van het bomenbestand kan alleen maar

helpen het beheer meer succesvol te maken.

Page 18: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201318

Onderzoek naar sterfte bij jonge bomenEén van de meest indrukwekkende NYC DPR­

studies is misschien wel het onderzoek naar de

sterfte bij jonge bomen. Bij dit interne onderzoek

werd alleen de eigen staf en personeel betrokken.

Het onderzoek selecteerde willekeurig 13.405

straatbomen die tussen 3 en 9 jaar geleden

geplant waren (Lu, et al., 2010). De inventarisatie

werd uitgevoerd in de zomers van 2006 en 2007 en

onderzocht hoe biologische­, sociale­ , ontwerp­

en aanlegfactoren van invloed zijn geweest op

het afsterven van jonge bomen. Uit de resultaten

bleekdatvandeonderzochtebomen74,35%nog

in leven was terwijl de rest afgestorven dan wel

verdwenen was. In buurten met vrijstaande en

twee­onder één kap­ huizen steeg het slagings­

percentagetot82,7%terwijlhetinwijkenmet

intensiefverkeerteruglieptot60,3%.Hetpercen­

tagezaktezelfsnaar53,1%voorbomeninmidden-

bermen van hoofdwegen. Het onderzoek bracht

ook nog sommige andere zeer interessante

gegevens aan het licht; namelijk de invloed van

de boomsoort, boombescherming en type

boomspiegel op het uitvalspercentage. Het was

alarmerend dat Platanus x hispanica het laagste

slagingspercentage liet zien in vergelijking met

19 andere boomsoorten, terwijl juist de Plataan

door STRATUM was geïdentificeerd als meest

relevante soort in termen van stadsmilieuverbete­

ring (Peper, et al.,2007). Verrassend was dat het

onderzoek concludeerde dat de boomspiegel­

grootte van weinig invloed was op slagingsper­

centages en dat de aanwezigheid van dierlijke

uitwerpselen zelfs eerder gunstig leek voor het

slagingspercentage. Dit interne onderzoek is

duidelijk van groot belang in het sturen van het

gehele proces van boomaanplant door de NYC

DPRomzotekomentoteen100%levende

bomenpopulatie.

De tornado van september 2010Een ander voorbeeld van het gebruik van intern

onderzoek is minder opvallend en deed zich voor

in New York tijdens het passeren van een tornado

op 16 september 2010. Na elke storm is het van

cruciaal belang snel inzicht te krijgen in de

omvang, ernst en locatie van de aangerichte

schade. Gewoonlijk wordt deze informatie slechts

beschikbaar na uitgebreide inspecties door

gekwalificeerd personeel, hetgeen dagen zo niet

weken in beslag neemt. Binnen twee uur na de

tornado had de NYC DPR al 1.000 meldingen

ontvangen via hun ForMS (Forestry Management

System). Gebruikmakend van de herkomsten van

deze meldingen (adressen) kon een eerste over­

zichtskaart gemaakt worden van de zwaarst ge­

troffen delen van de stad. Op deze manier konden

de stadsautoriteiten vrijwel onmiddellijk geïnfor­

meerd worden waardoor snel een gewenste

juiste ‘situational awareness’ ontstond. Dit laatste

is essentieel om doeltreffend te reageren op

hulpaanvragen en om noodopruimingsdiensten

Page 19: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

19Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

te activeren. Uiteindelijk kwamen er bijna 10.000

schademeldingen binnen. NYC DPR gebruikte de

data uit een 15­jarige periode om de impact van

de tornado te bepalen in vergelijking met eerdere

stormen en orkanen. Zo kon men een verhoging

van het opruimingsbudget rechtvaardigen en een

hulpaanvraag bij andere instanties, waaronder de

Federal Emergency Management Agency, ver­

antwoorden. NYC DPR gebruikte ook de storm­

gegevens uit het verleden om het aantal door

ontwortelde bomen beschadigde trottoirs te

extrapoleren naar de huidige ramp. Deze gegevens

werden onmiddellijk doorgegeven aan het New

York City Department of Design and Construction

(NYC DDC) aan wie opgedragen werd de schade

te herstellen. Vervolgens kon de DDC het aan­

bestedingsproces opstarten zonder te hoeven

wachten totdat al het inspectiewerk achter de rug

was. In essentie werd door NYC DPR dankbaar

gebruik gemaakt van onderzoek en analyse om

snel de gewenste ‘situational awareness’ te

geven over de stormschade. Dit maakte een veel

snellere reactie mogelijk in termen van het

beschikbaar maken van materieel en middelen.

Ook kon de ernst van de schade hierdoor goed

gecommuniceerd worden naar de beleidsmakers.

Conclusies en onderzoek in de toekomstDit artikel heeft geprobeerd de vitale rol te illu­

streren die onderzoek heeft gespeeld in het tot

stand brengen van het NYC urban forest en de

programma’s van het NYC DPR. Urban forestry

onderzoek heeft bomen onderdeel gemaakt van

de toolbox van de stedelijke planmakers om de

negatieve invloeden van de grote stad te

verminderen en een verantwoorde positie in te

nemen in het stadsniveau overstijgende klimaat­

probleem. Onderzoek zou een wezenlijk onder­

deel moeten uitmaken van élk urban forestry

programma. Zelfs intern onderzoek van eigen

programma’s kan belangwekkende data

verschaffen en er voor zorgen dat de voordelen

van het beleid gemaximaliseerd worden. Onder­

zoek is zowel een kompas dat richting geeft aan

het boombeheer als een verantwoording voor het

vrijmaken van extra middelen voor dit beheer.

NYC DPR heeft recentelijk een stedelijk onderzoeks­

stationgeopend(FortTotteninQueens)in

partnerschap met de U.S. Forestry Service.

Deze faciliteit ondersteunt onderzoek door het ter

beschikking stellen van een volledig uitrusting ten

behoeve van onderzoekers om hun projecten uit

te kunnen voeren in het New Yorkse urban forest.

De intentie van NYC DPR is om deze faciliteit te

gebruiken om continue onderzoek te definiëren

en uit te voeren. NYC DPR wordt zo geholpen

in het streven naar haar doel, namelijk het tot

stand brengen van een optimaal functionerend,

zo duurzaam mogelijk urban forest van de

hoogste kwaliteit dat ten goede komt aan alle

New Yorkers.

LiteratuurCity of New York. 2007. PlaNYC: A Greener, Greater, New York. New York City: City of New York, Mayor Michael R. Bloomberg.

Grove, J.M., O’Neil­Dunne, J., Pelletier K., Nowak, D. and Walton, J., 2006. A report on New York City’s present and possible urban tree canopy: Prepared for Fiona Watt, Chief of the Division of Forestry and Horticulture. New York City Department of Parks & Recreation [online], U.S. Department of Agriculture Forest Service, Northern Research Station. Available from: http://nrs.fs.fed.us/nyc/localresources/downloads/ Grove_UTC_NYC_FINAL.pdf [accessed 15 January 2011].

Jonnes, J., 2011. What is a tree worth? The Wilson Quarterly[online],Winter2011.Availablefrom: http://www.wilsonquarterly.com/article.cfm?aid=1772 [accessed 23 February 2011].

Kaplan, R. and Kaplan, S., 1989. The Experience of Nature: a Psychological Perspective. Cambridge University Press, New York.

Kling, J., 2008. Greener cities: U.S. Forest Service software package helps cities manage their urban treescape. Science Perspectives Fall 2008. U.S. Department of Agriculture Forest Service, Pacific Southwest Research Station, pp.1­6

Kou, F.E., Bacaicoa, M. and Sullivan, W.C., 1998. Transforming inner city landscapes: trees, sense of safety, and preference. Environment and Behavior, 30(1), pp.28­59.

Lewis, C.A., 1996. Green Nature/Human Nature: The Meaning of Plants in Our Lives. University of Illinois Press, Chicago.

Lu, J.W.T., Svendsen, E.S., Campbell, L.K., Greenfeld, J., Braden, J., King, K.L. and Falxa­Raymond, N., 2010. Biological, social, and urban design factors affecting young street tree mortality in New York City. Cities and the Environment [online], 3(1): article 5. Available from: http://escholarship.bc.edu/cate/vol3/iss1/5 [accessed 20 February 2011].

McIntyre, L., 2008. Treeconomics. Landscape Architecture [online], February 2008. Available from: http://ccuh.ucdavis.edu/projects/qti/Treeconomics.pdf [accessed 20 February 2011].

McPhearson, P.T., Feller, M., Felson, A., Karty, R., Lu, J.W.T., Palmer, M.I., and Wenskus, T. 2010. Assessing the Effects of the Urban Forest Restoration Effort of MillionTreesNYC on the Structure and Functioning of the New York City Ecosystems. Cities and the Environment [online], 3(1): article 7. Available from: http://escholarship.bc.edu/cate/vol3/iss1/7 [accessed 20 February 2011].

Page 20: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201320

Page 21: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

21Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

McPherson, E.G., Simpson, J.R., Peper, P.J., Gardner, S.L., Vargas,K.E.andXiao,Q.2007.NortheastCommunityTreeGuide: Benefits, Costs and Strategic Planting. General Technical Report, PSW GTR­202. Albany, CA: U.S. Department of Agriculture, Forest Service, Pacific Southwest Research Station.

MillionTreesNYC. 2007. About a Million Trees [online]. New York City: MillionTreesNYC. Available from: http://www.milliontreesnyc.org/html/about/about.shtml [accessed 30 January 2011].

MillionTreesNYC. 2007. Getting to a Million Trees, Target Neighborhoods [online]. New York City: MillionTreesNYC. Available from: http://www.milliontreesnyc.org/html/million_trees/neighborhoods.shtml [accessed 30 January 2011].

New York City Department of Parks & Recreation. 2007. Tree Count! [online]. New York City: New York City Department of Parks & Recreation. Available from: http://www.nycgovparks.org/sub_your_park/ trees_greenstreets/treescount/treecount_documents.php [accessed 30 January 2011].

New York City Department of Transportation. 2008. Sidewalks, the New York City Guide for Property Owners [leaflet]. New York City: New York City Department of Transportation, Office of Sidewalk Management.

Nowak, D.J., Hoehn, R.E., Crane, D.E., Stevens, J.C. and J.T. Walton. 2007. Assessing urban forest effects and

values, New York City’s urban forest. Resource Bulletin NRS­9. Newtown Square, PA, US Department of Agriculture, Forest Service, Northern Research Station.

Peper, P.J., McPherson, E.G., Simpson, J.R., Gardner, S.L., Vargas,K.E.andXiao,Q.2007.NewYorkCity,NewYork,Municipal Forest Resource Analysis. Technical Report to Adrian Benepe, Commissioner, Department of Parks & Recreation, New York City, New York. Center for Urban Forest Research, USDA Forest Service, Pacific Southwest Research Station.

Rae, R.A., G. Simon, and J. Braden. 2010. Public reactions to new street tree planting. Cities and the Environment [online], 3(1):article 10. Available from: http://escholarship.bc.edu/cate/vol3/iss1/10 [accessed 20 February 2011].

Ulrich, R. S., 1984. View Through a Window May Influence Recovery from Surgery. Science, Vol. 224 (4647), pp. 420­421.

U.S.CensusBureau,2006.StateandCountyQuickFacts:New York City, New York [online]. U. S. Census Bureau. Available from: http://quickfacts.census.gov/qfd/states/36/3651000.html [accessed 15 January 2011]

U.S. Forest Service. i­Tree Urban Forest Assessment Applications [online]. US Department of Agriculture, Forest Service. Available from: http://www.itreetools.org/applications.php [accessed 15 January 2011]

Home

Nieuws

Nieuwsbrief

Productinformatie

Webshop

Evenementen

Contact

ProductgroepenStandplaatsinrichtingMeststoffenVerzorgingsartikelen + div.TakverankeringKluitverankeringOnderzoeksgereedschapInsectenverdrijvingBoeken

International Tree Service bv

www.poelbosbouw.nl/its

Nieuw Milligen (Apeldoorn)Baambrugge (Amsterdam)Mobiel (06) 53491303 Fax (0294) [email protected]

Page 22: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201322

is ons BomEnBEstand toEkomstBEstEndig? hEnRy kuppEn vhg vakgRoEp BoomspECialistEn

We leven in Nederland in de traditie van lanen

van gelijke soort en vaak eenduidige diameter.

Op veel plaatsen hebben we zelfs monoculturen

ontwikkeld. Hebben we van het verleden dan

niets geleerd als we alleen al kijken naar de

effecten van ziekten en plagen? Het is nood­

zakelijk dat we andere toekomstbestendige

keuzes gaan maken.

Het ontwerp van de bomen in ons landschap

wordt vaak door landschapsarchitecten en

landschapsontwerpers uitgevoerd. In de tijd heeft

veel verandering plaats gevonden . Werden in het

verleden vooral statige lanen aangeplant bij

landgoederen en was “de nieuwe zakelijkheid”

na de oorlog gemeengoed wat zich uitte in rechte

lanen in een vast ritme, In de jaren 70 zagen we

een meer ecologische wending waarbij veel

bosplantsoen werd toegepast. Daarbij hebben

ruilverkavelingen plaats gevonden waardoor de

bomen, die de grenzen van de velden markeer­

den, werden geveld en gecompenseerd in

uniforme lanen.

Inmiddels hebben we vele lanen die relatief jong

zijn, soms per gebied wisselen maar bijna altijd

uniform in soort, leeftijd en beheer zijn. Door de

jaren heen hebben we gemerkt dat dit niet altijd

optimaal is. Vanuit ecologische overwegingen is

één soort altijd minder aantrekkelijk dan een mix

van soorten. Insecten maar ook vogels hebben

hun specifieke voorkeuren en zullen in een laan

van één soort in een lagere verscheidenheid

voorkomen als in een menging van soorten. Een

andere belangrijke beperking is het ontstaan van

soort specifieke ziekten en plagen. We hebben

allemaal het beeld voor ogen van de iepziekte

welke de inrichting van ons landschap vooral in

Noord en West Nederland op zijn kop heeft gezet.

Hierop heeft een geweldige ontwikkeling van

diverse resistente iepen plaats gevonden waar­

door herintroductie van diverse soorten zeer

goed mogelijk is. Helaas zien we dat de iepen die

afstierven door de iepziekte veelal door essen zijn

vervangen. Aangezien we veel bastwoekerziekte

in de gewone es hebben, zijn vele klonen

ontwikkeld welke genetisch identiek aan elkaar

zijn. Het lijkt wel of het een kwestie van tijd zou

zijn dat deze monocultuur van essen zijn eigen

ziekte zou krijgen. Sinds 2010 is de aanwezigheid

van de essentaksterfte vastgesteld en heeft deze

ziekte zich in een razendsnel tempo vanuit

Groningen over het hele land verspreid. Zo zijn er

veel meer voorbeelden te geven van mono­

Page 23: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

23Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

culturen welke hun soortspecifieke problemen

veroorzaken. Denk maar aan kastanjebloedings­

ziekte, massaria, eikenprocessierupsen, eiken­

spintkever, wilgenhoutrups enzovoorts.

We blijven maar in het gedrag vervallen van

aanplant van één soort in een regelmatige

afstand van gelijke omvang. Soms gaat onze

uniformiteitsdrang zo ver dat we zelfs alleen maar

cultivars willen welke gelijktijdig uitlopen,

dezelfde bladkleur hebben en identieke kroon­

ontwikkeling.

Er is echter een tegenbeweging gaande, hier en

daar ontstaan initiatieven om tot een mix van

soorten te komen. In Apeldoorn, Utrecht en

Groningen worden mengingen van soorten

aangeplant. De tijd lijkt er rijp voor. We worden

moedeloos van het steeds maar weer ageren op

een nieuwe aantasting wat uiteindelijk resulteert

in symptoombestrijding en bijbehorende vaak

hoge kosten.

Vanuit ecologische overwegingen, beheer­

aspecten, financiële overwegingen en doorbreken

van de eentonigheid is dit het uitgelezen moment

om te variëren en pluriformiteit te stimuleren.

Voor landschapsontwerpers lijkt dit nogal een

cultuurschok te zijn, ze zijn grootgebracht met

sfeer beelden, ritme en structuur. Maar ook met

soortendiversiteit zijn ritmen en structuren aan

te brengen. Indien een gelijk kroonbeeld gewenst

is kan met soorten toch worden gevarieerd.

Wordt soortgelijkheid noodzakelijk geacht kan

genetische verscheidenheid worden aangebracht.

De ontwerper krijgt een “nieuwe ontwerp

opdracht“. Maar ook beheerders dienen hun visie

bij te stellen. Van oudsher beheren we in een

traditie van gelijke soorten, hierdoor lijken we

gedreven om vooral de beperkingen van veel­

soortigheid te vrezen. Het lijkt slechts een kwestie

van tijd dat soorten diversiteit onvermijdelijk is

en de voordelen veel zwaarder wegen dan de

vermeende nadelen.

Page 24: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201324

1. InleidingBoomveiligheid is een belangrijk item in de

stedelijke omgeving en in andere locaties met

een hoge gevaarzetting. Er bestaan verschillende

methoden om de conditie en de stabiliteit van

bomen te beoordelen. Een intensieve visuele

inspectie vormt altijd de eerste stap in dit

beoordelingsproces. Bij een aantal bomen is een

nader onderzoek gewenst. Afhankelijk van het

te onderzoeken gebrek kan een keuze worden

gemaakt uit diverse onderzoeksmethoden.

De Tree Motion Sensors (TMS) worden gebruikt

om de wortelverankering van bomen beoordelen

waarbij het niet nodig is de boom kunstmatig

te belasten en zo de windbelasting te simuleren.

De Tree Motion Sensors registreren de reactie

van de boom op de natuurlijke (dynamische)

windbelasting. Wat zijn de verschillen van deze

methode ten opzichte van de bestaande

statische trekproef?

De statische trekproef, gebaseerd op experi­

menten van Wessolly (Wessolly & Erb, 1998),

meet de sterkte van de wortelverankering van de

boom. Bij deze trekproef wordt de boom blootge­

steld aan een bepaalde (trek)last die op de boom

wordt uitgeoefend met behulp van een kabel en

een lier. De reactie van de boom op deze belas­

ting bestaat uit een vervorming van de stam

(doorbuiging randvezels) en een kiep (kanteling

of inclinatie) van de wortelplaat. Beide reacties

worden tijdens de trekproef gemeten. De kunst­

matige belasting wordt vergeleken met de

theoretische last veroorzaakt door een bepaalde

windkracht. Er bestaat geavanceerde software om

de windbelasting op bomen te berekenen (Arbo­

stat & Detter). Het uitvoeren van de statische

trekproef kan stuiten op praktische problemen,

vooral in de stedelijke omgeving.

De TMS registreert de dynamische beweging van

de boom in natuurlijke windomstandigheden. De

windbelasting van bomen is zeer veranderlijk qua

kracht en richting en is afhankelijk van tal van

factoren (bijvoorbeeld beschutting van bomen

door elkaar of bebouwing). De gemeten bewe­

ging laat de werkelijke reactie van elke boom zien

onder natuurlijke omstandigheden. De toepas­

singsmogelijkheden van de TMS­methodiek zijn:

BEpaling van staBilitEit van BomEn dooR middEl van hEt mEtEn van dE EffECtEn van natuuRlijkE windBElasting tms lothaR goECkE

Page 25: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

25Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

• Het identificeren van bomen met een vermin­

derde stabiliteit.

• Op verschillende bomen in hetzelfde gebied

worden sensoren aangebracht. De meet­

resultaten (kiephoeken) worden vergeleken

waarbij afwijkingen van het gemiddelde

bepaald worden (paragraaf 3.2), (James &

Hallam, 2013).

• Combinatie met statische trekproef

• Bij bomen die onder natuurlijke windbelasting

een relatief grote kiep van de wortelplaat

vertonen, kan de statische trekproef toegepast

worden om de reactie van de wortel­

verankering op een bekende kracht te meten

(paragraaf 3.3).

• Bomen en bouwwerkzaamheden

• Het opsporen van schade aan (stabiliteits­)

wortels als gevolg van graafwerkzaamheden

(paragraaf 3.4).

• Langetermijnmonitoring

• Bomen met vermoedelijke bewortelings­

problemen kunnen regelmatig gevolgd

worden om te beoordelen of:

– De reactie op de wind verbeterd (door

bv. nieuwe wortelgroei)

– De reactie op de wind verslechterd

(wortelrot)

– De reactie op de wind hetzelfde blijft.

Er kan volstaan worden met één of twee

van zulke monitoringperiodes per jaar

• Het samenstellen van windkaarten van parken

en steden

• Door inzicht te krijgen in de windverdeling

kunnen boombeheerders de ruimtelijke

inrichting aanpassen om de kans op het

ontstaan van windtunnels te minimaliseren

2. ToepassingDe TMS zijn accelerometers (inclinometers) die

automatisch de metingen verrichten en de

meetgegevens opslaan gedurende een periode

van uren, dagen of weken. De meetfrequentie

bedraagt 20 Hz. Deze hoge frequentie maakt het

mogelijk om zeer dynamische reacties van de

boom te registeren. De wind veroorzaakt kante­

ling van de wortelplaat en buiging van de stam.

Meting van deze bewegingen levert belangrijke

informatie met betrekking tot de stabiliteit van

de boom. De kiep van de wortelplaat is maat­

gevend voor de verankering van de boom in de

grond. Weinig of geen kiep wijst op een goede

wortelverankering, terwijl hoge meetwaarden,

in het bijzonder in combinatie met lagere wind­

snelheden, duiden op zwakke wortels.

Het is duidelijk dat er wind moet zijn om de

metingen te verrichten. De minimaal benodigde

windsnelheid (windvlagen) bedraagt 40 km/h.

De sensoren kunnen voorafgaande aan een

windperiode op de boom bevestigd worden.

De minimale meetperiode is 3 uur hoewel een

langere meetperiode de betrouwbaarheid van de

meting vergroot. Een verandering van wind­

richting gedurende de meetperiode levert de

meest interessante informatie op. Eén sensor

wordt aan de stamvoet bevestigd: de basis­

sensor. De door deze sensor gemeten kiep is een

indicator van de kwaliteit van de wortel­

verankering van de boom. Goed verankerde

bomen vertonen slechts een geringe kanteling

van de wortelplaat. Dit gegeven komt overeen

met de theorie achter de statische trekproef.

Hoewel de meetdata veel informatie bevat, is met

betrekking tot de stabiliteitsbeoordeling van de

boom, slechts de door de basissensor gemeten

maximale kiepwaarde relevant. De tweede Tree

Motion Sensor, de controlesensor, wordt aan­

gebracht op de stam van de boom, op een hoogte

van 2 tot 3 meter. De door deze sensor gemeten

beweging wordt gebruikt om de “ruis” in de

meting op te sporen, veroorzaakt door achter­

grondtrillingen. De kiep van de basissensor wordt

alleen als werkelijke kiep beschouwd wanneer de

kiep van controlesensor groter is.

De kiep van de hoger bevestigde controlesensor

is groter omdat de boom op hetzelfde moment

zowel kiept als buigt. De door de controlesensor

gemeten kiep is eigenlijk een combinatie van de

versnellingen veroorzaakt door de kanteling en

de stambeweging van de boom. Wanneer de

basissensor wel en de controlesensor geen

kiepbeweging registreert is er sprake van vibra­

ties, veroorzaakt door bijvoorbeeld verkeer. Beide

sensoren zijn nauwkeurig gesynchroniseerd door

middel van een GPS tijdsignaal.

3. Analyse data3.1 WerkwijzeDe verzamelde data worden geanalyseerd door

een computerprogramma dat ondergebracht is

op de website www.treesensor.com. De gebruiker

dient de gevraagde boomgegevens in te voeren,

zoals: boomsoort, boomhoogte, afbeeldingen

Argus Electronic gmbh

Joachim-Jungius-Strasse 9

18059 Rostock, Germany

Tel.: +49 (0) 381- 4059 324

www.argus-electronic.de

Page 26: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201326

enz. De door de sensors verzamelde data kunnen

tevens worden ingevoerd. Het programma

analyseert deze data en bepaalt de maximale

kiephoeken (het belangrijkste criterium bij de

beoordeling van de stabiliteit) binnen de meet­

periode. De resultaten worden verwerkt in een

PDF­rapport. Dit wordt op korte termijn per e­mail

toegezonden. Voor onderzoeksdoeleinden is

software beschikbaar. Hiermee kan men zelf alle

meetgegevens direct analyseren. De hieronder

weergegeven afbeeldingen zijn screenshots uit de

PC­software. Het gaat hier om een Fagus sylva­

tica in Duitsland. De opgetreden windvlagen

hadden een snelheid van 55 km/h. De groene

lijn in de bovenste grafiek geeft de gemeten

kiephoek weer van de controlesensor, de onder­

ste blauwe lijn die van de basissensor. Uit de

grote hoeveelheid data worden de significante

meetresultaten gefilterd. In het onderstaande

voorbeeld worden de data getoond uit een

meetperiode van 24 uur. Rechte grafieklijnen

betekenen dat in deze intervallen de kiepwaarde

minder was dan 0.03º (figuur 1).

Met het programma kan ingezoomd worden,

waardoor de gemeten kiep nauwkeuriger wordt

weergegeven (figuur 2). Het windroosdiagram

(rechts) laat de kiep van de boom zien (topview

van de boom). Rood representeert de kiep van de

basissensor (wortelplaat), blauw de kiep van de

controlesensor (stam).

3.2 Identificatie van bomen met wortel-verankeringsproblemenDe Tree Motion Sensoren registreren de dyna­

mische reactie van bomen op natuurlijke wind­

belasting. Stabiele bomen met een goede

verankering vertonen weinig kiep. Bomen met

een verminderde stabiliteit als gevolg van een

probleem in de beworteling dan wel in de bodem,

laten een grotere kiep zien. De eerste vraag die

een TMS­meting dan ook kan beantwoorden is:

is er sprake van een significante beweging (kiep)

van de boom als gevolg van windbelasting?

De tot dusver verzamelde meetgegevens bij

verschillende boomsoorten laten zien dat de

meeste bomen weinig kiep vertonen, zelfs bij

hoge windsnelheden. Een gezonde beuk bijvoor­

beeld, met een DBH van 190 cm. blijkt slechts

0.04º te kiepen bij windstoten van 55 km/h.

Wanneer de boom een grotere kiep vertoont dan

verwacht is het, op dit moment, (nog) niet

mogelijk conclusies te trekken over het mogelijk

bezwijken van de boom.

figuur 2. Ingezoomd op 02:14 h. Controlesensor (groen), Basissensor (blauw). Rechts: richting van de kiep.

figuur 1. Absolute kiepwaarden van een boom: controlesensor (groen), basissensor (blauw)

Page 27: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

27Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

3.2.1 De windreactie van 5 bomen aan de kust van Tasmanië (Burnie)Om de kiep van een boom beter te kunnen

beoordelen is het goed een referentiekader te

hebben van andere bomen waarmee vergeleken

kan worden (James&Hallam, 2013). Hieronder

wordt de kiep van 5 bomen weergegeven. De

boom met een stabiliteitsprobleem komt hieruit

duidelijk naar voren. Omdat boom 5 sterk afwijkt

van de andere 4 bomen, wordt het verdere

onderzoek gefocust op deze boom (figuur 3).

3.3 Combinatie met statische trekproef3.3.1 TheorieBij de statische trekproef wordt een bekende,

kunstmatige kracht op de boom uitgeoefend.

Deze kracht en de reactie van de boom hierop

wordt vergeleken met de ingeschatte maximale

windbelasting waarmee de boom te maken kan

krijgen. Er bestaat geavanceerde software

waarmee de windbelasting op een boom

berekend kan worden (Arbostat & Detter). Het

blijft echter een benadering omdat het moeilijk is

de omgevingsfactoren in te calculeren zoals

beschutting en windtunneleffecten door bebou­

wing of andere bomen. De TMS laten zien hoe de

bomen in werkelijkheid reageren op de optreden­

de windbelasting. In combinatie met lokale

weergegevens is deze informatie zeer waardevol

om de windexpositie van de betreffende boom te

kunnen inschatten. De hieronder beschreven

voorbeelden laten zien hoe de resultaten van

TMS en trekproef met elkaar in overeenstemming

zijn. Voorbeeld 1 betreft een tweetal beuken: met

en zonder een verminderde wortelverankering.

Uit zowel de TMS­meting als de statische trek­

proef blijkt de verminderde stabiliteit van één van

de bomen. Voorbeeld 2 betreft twee lindes,

waarvan één met een wortelaantasting van

korsthoutskoolzwam (Kretzschmaria deusta).

Geen van beide onderzoeksmethoden (TMS en

trekproef) echter geven reden tot bezorgdheid

aangaande de stabiliteit van de boom.

3.3.2 Voorbeeld 1: Beuk met verminderde wortelverankeringDeze boom bevindt zich “in” een brug. Tijdens

een reconstructie van de brug enkele jaren

geleden zijn de wortels van de boom beschadigd.

Vermoed wordt dat de beworteling is aangetast

door wortelrot. Er is een trekproef uitgevoerd en

er heeft een TMS­meting plaats gehad bij wind­

snelheden tot 55 km/h. Een qua afmetingen

vergelijkbare beuk, 100 meter verderop, werd

gebruikt als referentieboom (figuur 4 en 5).

De grafieken (figuur 6 en 7) laten de gemeten

kiepwaarden van beide bomen zien tijdens

dezelfde windstoot.

De linkergrafiek laat een kiep van de wortelplaat

zien van bijna 0.1º (rode lijn). De referentieboom

B (rechtergrafiek) vertoont slechts een kiep van

0.03­0.04º (rode lijn). De door windbelasting

veroorzaakte kiep van boom A is meer dan 2 keer

zo groot dan die van de referentieboom.

Vervolgens werd bij boom A een statische

trekproef uitgevoerd. Het resultaat laat inderdaad

een verminderde wortelverankering zien.

De bijbehorende grafiek laat zich als volgt lezen:

de groen­grijs­rode gebieden representeren de

figuur 3. Bron: (James & Hallam, 2013).

figuur 4. Beuk A, “in” de brug.

Beuk B op de achtergrond.

figuur 5. TMS sensor op de stamvoet

van boom A.

Page 28: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201328

stabiliteitszones van de boom. De blauwe, gele en

rodelijnengevendedataweervan3TreeQinetic

inclinometers die de kiep van de stamvoet tijdens

de trekproef hebben gemeten. De gemeten

kiepwaarden bevinden zich in het grijze gebied

wat een veiligheidsfactor impliceert hoger dan

1 maar lager dan 1.5.

ConclusiesDe TMS­meting (figuur 8) laat zien dat beide

bomen belast werden als gevolg van windstoten.

De kiep van boom A is beduidend groter dan die

van de referentieboom. Bovendien is het verschil

tussen de basis­ en de controlesensor bij boom A

kleiner dan bij de referentieboom. Dit is een

indicatie van meer “stamkiep” vanuit de wortels

(rotatiepunt) en minder stambuiging. Zowel de

resultaten van de trekproef als de TMS wijzen op

een minder stabiele wortelverankering van

boom A. Een bescheiden reductie van de kroon

zal de windbelasting verminderen en de boom

terug brengen in het gewenste veiligheidsbereik.

Aanbevolen wordt over 3 tot 5 jaar de boom

opnieuw te onderzoeken om te zien of wortel­

verankering van de boom hersteld is.

3.3.3 Voorbeeld 2: Tilia met Kretzschmaria deustaEen linde met een zichtbare aantasting door

Kretzschmaria deusta werd onderzocht met

behulp van geluidstomografie, electrische

weerstandstomografie, een statische trekproef

en TMS (figuur 9 en 10).

Tomogrammen, gemeten net boven maaiveld,

vertonen diverse stadia van aantasting.

(Figuur 11, 12 en 13)

(1) Lage V en lage R – aantasting

(2) Lagere V en lage R – vroeg stadium

aantasting

(3) Hoge V en hoge R – gezond hout

(4) Lagere V en hoge R – waarschijnlijk droog,

beschadigd hout

De grafieken (Figuur 14) tonen de tegelijkertijd

gemeten kiephoeken ter hoogte van de stamvoet

(rode lijn) en ter hoogte van de stam (2 meter)

(blauwe lijn) bij de 2 bomen. Volgens de weer­

stations bedroeg de maximale windstoot in deze

regio 45­50 km/h (2 september 2013). Het kiep­

gedrag van beide bomen was vergelijkbaar. Grote

verschillen werden niet gevonden. De gemeten

maximale kiephoeken ter hoogte van de stamvoet

waren minder dan 0.1º.

figuur 8. Resultaat (Arbostat) van een statische trekproef bij beuk A (vermoeden wortelrot)

figuur 9. Tilia A (Kretzschmaria) figuur 10. Tilia B (geen zichtbare aantasting)

figuur 6. Beuk A met wortelaantasting

0,15°

0,10°

figuur 7. Beuk B (geen aantasting)

0,15°

0,10°

Page 29: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

29Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Door wind veroorzaakte kiepbeweging: Tilia A

(links) en Tilia B (rechts) gedurende dezelfde

periode. Tenslotte werd een statische trekproef

uitgevoerd. Het resultaat laat zien dat de wortel­

verankering van de boom zich nog binnen het

gewenste veiligheidsbereik bevindt. De maximale

kiepwaarde was iets kleiner dan 0,1° wat over­

eenkomtmet45%vandegeschattestormbelas­

ting. De windstoot van 45­50 km/h had dezelfde

uitwerking op de boom als een (statische)

trekkracht van ongeveer 15 kN (figuur 15 en 16).

ConclusiesUit de visuele inspectie en de tomogrammen

blijkt duidelijk dat er sprake is van een aantasting

door Kretzschmaria deusta. De aantasting bevindt

zich ter hoogte van de stamvoet van de boom

zodat het wortelgestel is aangetast. Zowel de

TSM­meting als de statische trekproef laten zien

dat de boom desondanks voldoende stabiel is.

Het hout rondom de meetpunten 2,5 en 10 is

volgens het geluidstomogram sterk genoeg om

de stabiliteit van de boom te garanderen.

Aanbevolen wordt de boom te monitoren om zo

het aantastingsproces te volgen. Een jaarlijkse

TMS­meting tijdens het groeiseizoen is een

eenvoudige manier.

3.4 ReconstructiewerkzaamhedenDe TMS sensoren zijn accelerometers en regi­

streren niet alleen kiepbewegingen maar ook

vibraties in de bodem veroorzaakt door grond­

werkzaamheden. Deze trillingen verschillen

echter significant van de door windbelasting

figuur 16. TreeQinetic-meters bij Tilia Afiguur 15. Arbostat Stabiliteitsdiagram van Tilia A

figuur 11. SoT figuur 12. ERT figuur 13. Kretzschmaria : MP 1, 12

(1)

(2)(3)

(4)

(2)

(3) (4)

(3)(3)

 0,4°    0,2°    0,0°  

figuur 14.

Page 30: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201330

veroorzaakte bewegingen. Het doel van een

TSM­meting bij reconstructiewerkzaamheden is

het nagaan of het kiepgedrag van de boom

verandert na de uitvoering van de werkzaam­

heden. De grafiek hieronder is afkomstig van een

TSM­meting in de nabijheid van grondwerkzaam­

heden. De windsnelheid bedroeg minder dan

15 km/h en is te laag om een boom met een DBH

van 1 meter meetbaar te beïnvloeden. Al de

geregistreerde signalen zijn afkomstig van de

reconstructiewerkzaamheden. De meetdata laten

zien dat de grondvibraties geen kiep van de boom

veroorzaakt hebben wat blijkt uit het feit dat

zowel de kiep in de X­ als de kiep in de Y­richting

terugkeren naar nul. De grafieken laten ook zien

hoe de software werkt: alle signalen (veroorzaakt

door windkiep en vibraties) groter dan een vooraf

ingestelde grenswaarde (bijvoorbeeld 0.03º)

worden getoond. De overige signalen worden

genegeerd (figuur 17).

Om onderscheid te kunnen maken tussen

signalen afkomstig van kiepbeweging en van

grondwerkzaamheden moet de duur van de

signalen geanalyseerd worden: signalen van het

tweede type hebben een tijdslengte van slechts

3 meetpunten (=0.15 sec.) In de onderstaande

grafiek zijn ze zichtbaar als korte pieken.

Windgeïnduceerde kiepsignalen hebben een

tijdslengte van tenminste 1 seconde (figuur 18).

Een ander criterium dat gebruikt wordt om de

invloed van grondwerkzaamheden op de meting

te kunnen onderscheiden is de signaalfrequentie.

Hieronder wordt een signaal getoond met een

zeer hoge frequentie: ongeveer 5 uitslagen per

seconde (5 Hz). Door wind veroorzaakte bewe­

ging heeft ten hoogste een frequentie van 0.5 Hz

(figuur 19).

TMS­data afkomstig van een beuk in Duitsland

verduidelijkt dit: de tijdslengte van 1 kiep­

beweging bedraagt meerdere seconden!

De onderstaande grafiek toont de gemeten kiep

van de wortelplaat (figuur 20).

4. ConclusiesHet meten van de beweging van bomen onder

natuurlijke windomstandigheden lijkt een goede

en eenvoudige methode voor het identificeren

van bomen met een problematische wortel­

verankering. De beste manier om dit te doen is

het vergelijken van het kiepgedrag van meerdere

bomen op dezelfde standplaats.

Wanneer een stabiliteitsprobleem is gesignaleerd

kan de inspectie tijd en geld richten op het nader

Signaal – data wordt getoond Geen signaal – data genegeerd

figuur 17. Signalen afkomstig van reconstructiewerkzaamheden

figuur 18. Korte piek in TMS data figuur 19. Signaal met hoge frequentie in TMS data

Page 31: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

31Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

onderzoeken van de betreffende bomen/boom.

Verschillende boomsoorten kunnen een verschil­

lende reactie laten zien op dezelfde windbelasting

afhankelijk van specifieke houteigenschappen,

stamdiameters en aerodynamische eigenschap­

pen. De methode is (nog) niet geschikt om

bezwijken van de bomen te voorspellen.

5. ReferentiesArbostat, & Detter. (kein Datum). Arbostat. Von

www.arbosafe.com abgerufen

James, K., & Hallam, C. (2013). Stability of urban

trees in high winds. The International Journal of

Urban Forestry.

Wessolly, L., & Erb, M. (1998). Handbuch der

Baumstatik. Germany: Patzer Verlag, Berlin.

figuur 20. Windgeïnduceerde beweging (kiep)

• • • • •

Page 32: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201332

Inleiding

Zowel Europees als nationaal zien we een

toegenomen belangstelling voor bomen en

houtopstanden. Europees is men voornamelijk

gericht op het landelijk gebied en streeft men

naar het in stand houden van houtopstanden. Dat

varieert van bossen tot bomenrijen en solitaire

bomen. Een belangrijk Europees instrument

hierbij is bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk

Landbouw Beleid (GLB), waarin meer dan 40

miljard euro per jaar omgaat. Nationaal ligt de

focus veel meer op de individuele boom en is

men veelal geïnteresseerd in praktische aspecten

rondom boombeheer. Vragen die daaraan uiting

geven zijn bijvoorbeeld: Wat is de kwaliteit van de

houtopstand in onze gemeente? Is de boom ziek

of gezond? Veroorzaakt de boom overlast? Welke

bomen zijn illegaal gekapt? Jaarlijks besteed de

Nederlandse overheid zo’n 2 miljard euro aan

activiteiten rondom het beheer van bomen.

De vragen en de informatiebehoefte die men

heeft ten aanzien van bomen lopen dus nogal

uiteen en zijn soms erg complex. In Figuur 1

wordt dit geïllustreerd door een aantal aspecten

van boominformatie op te sommen. Hoewel de

informatiebehoefte zeer gevarieerd is bindt één

aspect ze samen, namelijk waar staan de bomen?

Voor effectief bomenbeheer op gemeentelijk

niveau is het van groot belang om de juiste

locatie van de bomen te kennen. Bomen en hun

eigenschappen moeten beter op de kaart komen

te staan, letterlijk en figuurlijk.

Uitzonderingen daargelaten gebeurt het inwinnen

van gegevens over bomen via veldwerk Een goed

voorbeeld hiervan is de periodieke boomveilig­

heidscontrole. Het resultaat hiervan wordt

opgeslagen in een lokaal beheerde database.

Overigens blijkt de periodiciteit per beheerder te

variëren evenals de compleetheid. Een voorbeeld

van het laatste zijn de afwezigheid van particu­

liere bomen. Elke boombeheerder heeft zich vast

wel eens afgevraagd: kan dat niet anders? Het

antwoord op deze vraag is een volmondig “ja”.

Recentelijk zien we een aantal ontwikkelingen die

het in kaart brengen van bomen sterk kunnen

vereenvoudigen. Eén van de meest interessante

ontwikkelingen is de sterke toename van lands­

dekkende, gedetailleerde ruimtelijke data afkom­

stig vanuit de remote sensing. Remote sensing

gebruiken we hier als een verzamelnaam voor

BomEn in BEEldjan ClEmEnt, fRans Rip, joskE houtkamp, hEnk kRamER, maRCEl mEijER & Ron van lammEREn

Figuur 1 - Bomen-Informatiebehoefte

Page 33: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

33Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

onder meer luchtfoto’s, satellietbeelden en LiDAR

opnamen. Ook het in 2013 voltooide Actueel

Hoogtebestand Nederland (AHN2) is met behulp

van remote sensing ingewonnen.

In dit artikel laten we zien dat op basis van de

informatie uit het AHN2 individuele bomen op de

kaart gezet kunnen worden. Daarnaast laten we

zien dat naast het in beeld brengen van de boom

als object ook een aantal aspecten uit de informa­

tiebehoefte, de zogenaamde boomparameters,

geautomatiseerd zijn te bepalen. Tot slot schetsen

we in dit artikel waartoe deze ontwikkeling

uiteindelijk kan leiden, en wat daar voor nodig is.

Bomen in kaart brengen

Als we kijken naar de Nederlandse situatie dan

kunnen we grofweg stellen dat bomen op drie

manieren op de topografische kaart zijn gezet,

namelijk:

• een individuele boom via een punt.

• bomen in een laan worden meestal weergege­

ven met een lijn;

• bomen in bossen worden weergegeven met

een vlak;

Figuur 2 - Bomen in kaart gebracht in Nederland

(bron BRT): als punt (links), lijn (midden) en vlak

(rechts)

We beperken ons tot de punten op de kaart.

De punt geeft uitsluitend de locatie van de stam

weer, maar geen verdere informatie zoals over

de vorm van de kroon. Ook staat lang niet elke

solitaire boom met een eigen punt op de topo­

grafische kaart. Daarom is die kaart niet goed

genoeg voor boombeheer. Beheerders maken

dus hun eigen inventarisatie. Veelal is dat een

punt per stam van de bomen die ze in beheer

hebben. Dat punt kent een uniek identificatie­

nummer waaraan een set gegevens is gekoppeld.

De aard van die gegevens kan per beheerder

verschillen en daarmee verschillen ze per beheer­

gebied. Het kan ook anders.

Zoals in de inleiding is aangegeven zien we een

toename van het aantal landsdekkende en

gedetailleerde ruimtelijke datasets. Eén van de

meeste interessante bronnen op dit moment is

het AHN2. Het AHN2 is een bestand met voor

heel Nederland gedetailleerde en precieze

hoogtegegevens. Een digitale hoogtekaart van

heel Nederland waarin de hoogte van elke kwart

vierkante meter tot op de centimeter bekend is.

Boomkronen met een doorsnede van meer dan

twee meter zijn voor mensen door hun vorm

goed herkenbaar in AHN2, voor kleinere boom­

kronen wordt dit lastiger. Ditzelfde geldt voor de

computer. Door gebruik te maken van een

speciaal bewerkingsproces, waarmee boom­

kronen op basis van hun vorm door de computer

herkend worden, is het mogelijk om bomen

geautomatiseerd in kaart te brengen. Tijdens dit

proces is het belangrijk om bomen wel goed te

onderscheiden van andere opgaande objecten

zoals bijvoorbeeld lantaarnpalen, elektriciteits­

masten en verkeersborden. Dit is voor de

computer toch lastiger dan voor een mens.

MethodeHet AHN2 bestand bevat een aantal informatiela­

gen die allemaal een rol spelen bij het geautoma­

tiseerd detecteren van bomen. De basis­informa­

tielaag van het AHN2 is een rasterbestand met

één hoogtewaarde voor het maaiveld per 50 x 50

cm. Dit is de digitale hoogtekaart van Nederland.

Daarnaast is er een tweede informatielaag,

eveneens een rasterbestand, met één hoogte­

waarde voor de bovenkant van opgaande objec­

ten per 50 x 50 cm. Dit bevat de bovenkant van

alle boomkronen, daken van gebouwen, lantaarn­

palen en overige objecten die op het maaiveld

staan en de maaiveldhoogte voor als er geen

opgaande objecten zijn. De brondata van de

basis­informatielaag is een een 3D puntenwolk.

Deze is echter niet eenvoudig te gebruiken, zowel

door zijn structuur (3D punten) als de bestands­

grootte (vele terrabytes). De basis voor het AHN2

is een 3D puntenwolk die via een laserhoogteme­

ting vanuit een vliegtuig of helikopter wordt

verkregen. De gebruikte techniek wordt LiDAR

(light detection and ranging) genoemd. In de 3D

puntenwolk komen zowel het maaiveld als alle

opgaande objecten, zoals bijvoorbeeld bomen,

Wageningen UR Alterra:

Jan Clement, Joske Houtkamp, Henk Kramer

en Marcel Meijer.

Wageningen University:

Frans Rip en Ron van Lammeren.

Page 34: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201334

voor. Het AHN2 bestand kent als hoogtewaarde

de hoogte boven het NAP (Normaal Amsterdams

Peil). Figuur 3 laat een zij­aanzicht van een boom

zien, gecombineerd met het zij­aanzicht van

de boom zoals deze in de 3D puntenwolk

opgenomen is.

Figuur 3 Zij-aanzicht van een boom (links) plus

de bijbehorende puntenwolk (rechts)

In het AHN2 bestand met de hoogten van alle

objecten is een boom herkenbaar als een groep

rastercellen met verschillende hoogtewaarden die

uitsteken boven de directe omgeving (Figuur 4).

Figuur 4 Luchtfoto

met bomen (links) en

AHN2 bestand met

bomen (midden) en

detail van 1 boom

(rechts)

Voor het boom detectie­proces moet de hoogte

van het object boven de maaiveldhoogte

gevonden worden. Dit wordt als eerste stap in

het proces bepaald door de beide AHN2

bestanden van elkaar af te trekken (object

hoogte = bovenkant objecten minus maaiveld).

Vervolgens worden de contouren van objecten

geautomatiseerd bepaald en via diverse

bewerkingen bepaald of een opgaand object een

boom is of niet. Hiermee is grofweg de locatie

van de boom met de omtrek van de boomkroon

vast gelegd. De volgende stap is het bepalen van

de afmetingen van de boom, de hoogte wordt

bepaald door de maximale hoogtewaarde binnen

de boom omtrek. De breedte of kroondoorsnede

is minder eenvoudig te bepalen vanwege de vaak

onregelmatige vorm van de boomkroon. Om de

kroonvorm gestandaardiseerd te bepalen maken

we gebruik van de SILVI­STAR methode (Koop,

1989). Hierbij worden op de kroonomtrek de vier

buitenste punten bepaald, die vormen de basis

voor het bepalen van de breedte van de boom­

kroon (P1 – P4). De vorm van de kroon kan nu

schematisch vastgelegd worden door kwart­

ellipsen door punten te trekken (Figuur 5).

Figuur 5 Van raster boom (links), via begrenzing

naar ellipsoide van kroonomtrek (rechts) met

behulp van 4 buitenste punten van de boombe-

grenzing (P1, P2, P3 en P4).

Met de SILVI­STAR methode is het mogelijk om

aspecten van de derde dimensie van bomen

geautomatiseerd te laten berekenen. Hierbij valt

te denken aan groei, volume van de kroon en

mutatie signalering in de tijd.

Page 35: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

35Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

ResultatenUit het voorgaande blijkt dat van plaats en

hoogte van bomen en omvang van boomkronen

uit AHN2 kunnen worden afgeleid. De via de

SILVI­STAR methode te berekenen parameters

zijn voor heel Nederland aan de hand van de

AHN2 informatielagen uit te voeren. Op deze

wijze is via een gestandardiseerde methode een

belangrijk deel van de boom­informatiebehoefte

te realiseren.

Figuur 6 Boomkroon projecties voor ca 1km2

Sonsbeek bij Arnhem. Deze data is voor heel

Nederland uit te rekenen met AHN2 data

Wij verwachten dat de huidige resultaten een

aanzet geven tot de vorming van een gestan­

daardiseerde open landelijke bomendatabase,

waarmee niet alleen een verdere invulling van de

informatiebehoefte, maar ook verbetering van de

kwaliteit van boominformatie zijn te realiseren.

Uiteindelijk komt dit weer ten goede van de

efficiency en effectiviteit van beheerstaken.

Waar leidt dit toe?Het op deze wijze maken van een landsdekkend

register met individuele bomen (buiten bos­

verband) is een belangrijk doel. Daarmee willen

we een bijdrage leveren aan het verbeteren en

vereenvoudigen van werkprocessen waarbij de

actuele locatie van bomen aangevuld met diverse

boomparameters een belangrijke rol spelen.

Daarnaast willen we een kwaliteitsimpuls leveren

aan de bestaande boominventarisaties. Een

consortium van vijf partijen (WUR Alterra, Neo

BV, Geodan, Swis en Cobra adviseurs) is op dit

moment bezig om op basis van onder meer

AHN2 een dergelijke open landelijk register op

te zetten.

Dit bomenregister heeft minstens 2 belangrijke

functies:

• Actualisering van boomgegevens ten opzichte

van de inwindatum van de AHN2­gegevens.

• Een organisatorische platform bieden voor

Open Boomdata

Indien iedere boombeheerder regelmatig actuele

data toevoegt, ontstaat er gaandeweg een

waardevol bestand. Een waardevol bestand

noemen wij een bestand dat voldoet aan een

bepaalde standaard voor boominformatie. Hierbij

valt te denken aan kwaliteitseisen met betrekking

tot locatie, parameters en actualiteit. Op deze

wijze ontstaat ook inzicht in de Nederlandse

“hot” (voldoet aan eisen) en “cold” (voldoet

niet aan eisen) spots voor zover het boomdata

betreft. De beschikbaarheid van die boomgege­

vens biedt ook vergelijkingsmogelijkheden met

de inhoud van de Database Gemeentelijk Groen­

beheer. Hoe verhouden bijvoorbeeld de gemaakte

kosten zich tot het plaatsingspatroon en de

boomsoorten?

We zijn er nog niet!Het maken van een landsdekkend bomenregister

op basis van AHN2 data is een eerste stap. Op dit

moment zijn we als consortium bezig met het

zoeken naar verbeteringen van de kwaliteit van

dit register. Dit doen we onder andere met behulp

van puntenwolken die gegenereerd worden op

basis van overlappende luchtfoto’s en met

technieken als NDVI (Normalized Difference

Vegetation Index).

Naast het ontwikkelen van een landsdekkend

bestand is het consortium ook gestart met het

beschrijven van het IMbomen, een informatiemo­

del voor bomen (Rip & Bulens, 2013). Hierbij

wordt zoveel mogelijk samenwerking gezocht

met andere partijen. Dit informatiemodel moet

uiteindelijk leiden tot een gestandaardiseerde

beschrijving van informatie rondom bomen.

Toekomst perspectief

Werken volgens een standaard zal de ontwikke­

ling van software en Apps stimuleren en vereen­

voudigen. Dit kan leiden tot kostenbesparing voor

de boomveiligheid­controle doordat burgers

meldingen kunnen maken met een App. Ook kan

men denken aan verhoging van de kwaliteit van

dienstverlening door de overheid door bijvoor­

beeld te adviseren over de geschiktheid van

zonnepaneelplaatsing in verband met schaduw­

werking van bomen. Of de melding van boom­

overlast door wortelopdruk of vallende takken.

Page 36: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

36 Nederlandse Boominfodag 2013

Page 37: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

37Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Voor een gemeente biedt een dergelijk gestan­

daardiseerd bomenregister ook de mogelijkheid

om gestandaardiseerd analyses uit te voeren.

Zodat bijvoorbeeld een ranking van “de groenste

wijk met het meeste boomvolume”, een duiding

van straaturgentie voor boomveiligheidscontrole

en “thermal comfort” binnen stedelijk weefsel

zijn te bepalen. Natuurlijk kan men ook denken

aan de inzet van deze gegevens bij stedelijke

planning, waarbij de derde dimensie in het

ontwerp een belangrijke rol speelt.

Gezien deze perspectieven op basis van een open

landelijke bomenregister zal de belangstelling

voor bomen en houtopstanden wat ons betreft

nog meer in beeld komen.

Literatuur Koop, H. 1989: Forest Dynamics: SILVI­STAR, a Comprehen­sive Monitoring System. Dissertatie, Landbouwuniversiteit Wageningen, 229 pp.

Rip F.I. & Bulens, J. 2013: IM­Tree. Towards an information model for an integrated tree register. Paper. 16th AGILE Conference on Geographic Information Science, 14­17 May 2013, Leuven, Belgium. (downloadable via http://www.wageningenur.nl/nl/project/Open­boomdata­als­basis­voor­webdiensten.htm)

Boomtechnisch advies

Specialistische boomverzorging

Boomziekten en aantastingen

www.btlbomendienst.nl

Page 38: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201338

Per 1 april 2013 is de Aanbestedingswet (AW) van

kracht geworden. Deze wet beoogt onder meer de

aanbestedingspraktijk te uniformeren (met name

in procedures onder de Europese drempels), in

de aanbestedingsprocessen de administratieve

lasten te beperken en last but zeker not least: de

toegang van het MKB voor overheidsopdrachten

vergroten. Is dat nu allemaal nodig? Jazeker;

dat is nodig; MKB Nederland is al lange tijd

ontevreden over het aandeel MKB in aanbeste­

dingsprocedures. Hoewel nauwkeurige cijfers

ontbreken, wordt algemeen aangenomen dat

meer overheidsopdrachten bij kleiner en lokaler

bedrijven terecht mogen komen. Ook uniforme­

ring en betere naleving van aanbestedingsregels

is een noodzaak. Uit de nalevingsmeting van 2012

(uitgevoerd door Significant) blijkt namelijk ook

dat naarmate de aanbestedende organisaties

over het algemeen kleiner van omvang zijn,

(Europese) aanbestedingsregels minder goed

worden nageleefd. De naleving van kern­

departementen, provincies en grote gemeenten

is het hoogst. Kleine gemeenten (<20.000) en

ROC’s hebben de laagste naleving. De kleinste

gemeenten scoren daar een percentage van 17,

ROC’s van 28. Dit betekent dat zo ongeveer 1 op

de 4 of 5 (Europees) aanbestedingsplichtige

inkoop procedures, niet is aanbesteed.

Kortom; het kan in aanbestedingsland op fronten

nog beter en dat is mede een gedachte geweest

die de wetgever tot een AW heeft gebracht. De

vraag is nu dan ook hoe potentiële opdracht­

nemers daar hun voordeel mee kunnen doen.

Het nieuwe kader biedt genoeg kansen die een

ondernemer zou kunnen benutten. Genoemd

worden onder meer de volgende:

1. minder administratieve lasten; vanaf 1 april

geldt dat bij het meedingen in een aanbeste­

dingsprocedure in beginsel kan worden

volstaan met het opmaken van een

(standaard) eigen verklaring (EV); pas als een

partij gegund wordt, dienen meerdere (bewijs)

stukken te worden overgelegd die bijvoor­

beeld betrekking hebben op geschiktheid in

financiële en economische zin.

2. meer proportioneel handelen van

aanbestedende diensten; dit werkt op vele

terreinen door. In de kern komt het erop neer

dat een aanbestedende dienst (AD) alleen

eisen en voorwaarden mag stellen die in een

redelijke verhouding tot de aard en omvang

van de opdracht staan. Zo is het een AD niet

zonder meer toegestaan om een aansprakelijk­

heid te verlangen die op geen enkele manier

gelimiteerd is. Ook moet een AD potentiële

opdrachtnemers de kans geven suggesties te

doen voor aanpassingen van de standaard­

overeenkomst en moet een AD overwegen

om opdrachtnemers varianten voor te laten

stellen op het moment dat hij gunt op de

economisch meest voordelige inschrijving

(EMVI).

BoomondERhoud in RElatiE tot aanBEstEdEn; hindER of kansEn?

Ed sChERps Ed sChERps adviEs

Page 39: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

39Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

3. het is een AD niet zonder nadere motivatie

toegestaan om opdrachten samen te voegen

(‘clusterverbod’). Dit is met name bedoeld

om te voorkomen dat opdrachten zo groot

worden, dat kleine bedrijven geen kansen

maken.

4. het is een AD zonder nadere motivatie

evenmin toegestaan om te gunnen op laagste

prijs; gunnen op EMVI is uitgangspunt bij

in elk geval Europees aanbesteden en aan­

bestedingen van werken onder de Europese

drempels. Bij leveringen en diensten is het

aanbevolen, maar houdt een AD zijn eigen

bevoegdheid.

Wat betekent dit nu voor ondernemers die zich

richten op opdrachten in de groenvoorziening en

meer bijzonder, in het boomonderhoud?

Voorop staat dat binnen aanbestedingsrecht

onderscheid wordt gemaakt in overheids­

opdrachten voor werken, leveringen en diensten.

Binnen de groensector zien we daarin geregeld

dat opdrachten elementen van alle drie de

soorten opdrachten bezitten; dit zijn opdrachten

met een samengesteld karakter.

Veel opdrachten die zich bevinden in de ‘groene’

sector, kunnen als dienstopdrachten kunnen

worden gezien. In de aanbestedingsterminologie;

2B diensten. Dit zijn diensten die normaliter qua

omvang (waarde) wel Europees aanbesteed

zouden moeten worden, maar omdat de Euro­

pese wetgever aanneemt dat deze geen bijdrage

leveren aan de eenwording van de Europese

markt (omdat men vindt dat deze diensten door

nationale dienstverleners moeten worden

uitgevoerd; denk aan juridische diensten, gezond­

heidszorg en cultuur), goeddeels buiten de

Europese regels vallen. Voor diensten liggen die

Europese drempels in principe op 200.000 euro

(bij decentrale aanbestedende diensten zoals

gemeenten en provincies), maar spelen ze bij 2B

diensten dus geen rol. In de aanbestedingsprak­

tijk zijn deze diensten vaak voorzien van een CPV

code (CPV is het gemeenschappelijke woorden­

boek van europese aanbestedingen) startend met

77 e.v. bijvoorbeeld voor onderhoud van bomen:

77211500­7, of het snoeien van bomen:

773410000 en beplanten en onderhouden van

groengebieden: 77310000­6.

Daarnaast zien we opdrachten die verband

houden met ‘groen’ ook regelmatig terugkomen

als (onderdeel van) een ‘werk’ in plaats van een

dienst. Dit zijn werken die voorzien zijn van een

CPV code startend met 45 e.v. bijvoorbeeld voor

groeiplaatsverbetering dat in sommige procedu­

res wordt gezien als het aanbrengen van verhar­

dingen: 452360000.

Tot slot kan een opdracht ook als levering worden

betiteld; meest eenvoudig is hierbij de levering

van bijvoorbeeld bomen.

In geval een opdracht bestaat uit onderdelen die

zowel kunnen zien op werken als op diensten en/

of leveringen (de samengestelde opdrachten)

bepaalt in principe het onderdeel dat de hoogste

waarde vertegenwoordigd, welk aanbestedings­

regime toepassing heeft; werken, leveringen of

diensten.

Soms roept een indeling vragen op; bekend

voorbeeld is het maaien van bermen; dat is geen

werk maar een dienst. Het komt soms echter wel

eens terug als een werk. Of kijk eens naar deze

recent gepubliceerde opdracht waarbij het ‘werk’

in hoofdzaak bestaat uit: a) het maaien van

waterlopen, waterkeringen en wegbermen; b) het

verzamelen, opladen en afvoeren van vrij­

gekomen maaisel en c) het verrichten van

bijkomende werkzaamheden. Om het onder­

scheid tussen een werk en een dienst goed te

kunnen duiden kan men zich de vraag stellen of

er door het werk of de dienst iets nieuws wordt

gecreëerd, dat ertoe dient om een technische of

economische functie te vervullen. Zo ja, dan is

het (meestal) op te vatten als een werk; is dat niet

zo dan is veelal sprake van onderhoud en dus een

dienst. Onderhoud dat niet verder gaat overigens

dan het instandhouden van een bestaande functie

door middel van herstellen, vervangen en andere

soortgelijke activiteiten. Doet het dat wel, dan zal

al snel sprake zijn van een werk.

Is dit onderscheid nu zo belangrijk: ja zou ik

zeggen. Bij het van dit soort ‘groen­opdrachten’

(in hoofdzaak) aanmerken als een werk, wordt

Ed Scherps is eigenaar van Ed Scherps

Advies, een jonge speler in de adviseringstak

voor aanbesteden, die zich in zijn advisering

met name richt op MKB organisaties voor

wie de nieuwe aanbestedingswet meer en

betere handvatten biedt om mee te dingen

in de markt voor overheidsopdrachten.

Page 40: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201340

Houdt u van groei en werkt u hard aan uw toekomst? En wilt u exact weten wat er allemaal speelt op uw vakgebied? Dan bent u bij De Boomkwekerij aan het juiste adres. Bij ons bent u namelijk geen abon-nee maar abonJA. Zeg JA tegen De Boomkwekerij en lees uw lijfblad in print en/of digitaal. Voor meer informatie ga naar www.deboomkwekerij.nl/abonja

Page 41: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

41Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

ook direct het aanbestedingsreglement werken

(ARW 2012) van toepassing; in dat geval dient de

AD in beginsel te gunnen op basis van EMVI. Is

de opdracht echter aan te merken als een dienst,

dan geldt de plicht om te gunnen op EMVI niet;

hij is wel aanbevolen, maar de AD kan hier sneller

en makkelijker besluiten om op laagste prijs te

gunnen.

Kortom; opdrachten in relatie tot groen­

voorzieningen en boomonderhoud, worden nogal

eens wisselend aanbesteed; de ene keer als een

dienst, de andere keer als een werk. Vaak ook

samengesteld en soms ten onrechte aangemerkt

als een werk, terwijl feitelijk sprake is van dienst.

De vervolgvraag die speelt, is de vraag of een AD

bij dit soort procedures vrij is om te bepalen hoe

men dit soort opdrachten aanbesteed? Nee, dat is

niet het geval; de wetgever heeft hier toch wat

kaders willen bieden. Deze procedures volgen het

gemeentelijk of provinciaal geformuleerde beleid;

maar dat dient dan natuurlijk wel te voldoen aan

de basisbeginselen van de AW. Dat komt er in elk

geval ­bij welke procedure dan ook­ op neer dat

een AD objectiviteit hanteert in de keuze voor een

aanbestedingsprocedure en de keuze van de

ondernemers die worden uitgenodigd een

inschrijving te doen. Een ondernemer die hier

naar vraagt, moet gemotiveerd kunnen worden

uitgelegd waarom de AD de keus heeft gemaakt

om partij A, B en C uit te nodigen, en niet partij D,

E of F. Dat dit soms duur kan komen te staan

bleek uit de zogeheten ‘Kadasterzaak’ waarin het

Kadaster –door 1 partij niet uit te nodigen voor

een aanbesteding­ miljoenen aan schade­

vergoeding diende te betalen. Dat gebeurde

overigens al onder het oude rechtssysteem, maar

ook onder de nieuwe wet doet een AD er goed

aan tevoren na te denken over de vraag wie men

al dan niet uitnodigt.

Maar dit is niet alles; de Gids Proportionaliteit

(GP) –eveneens nieuw vanaf 1 april­ biedt ook een

kader; het bevat een overzicht van de te hanteren

aanbestedingsprocedure bij een aantal ‘drempel’­

bedragen. Wanneer kan 1 op 1 gegund worden,

wanneer meervoudig onderhands etc. Onder de

Europese drempels geldt weliswaar geen

wettelijk voorgeschreven soort procedure, maar

er moet wel een procedure worden gekozen die

aansluit bij het onderwerp van de opdracht,

afgezet tegen het karakter van de markt. Dit is niet

kwantificeerbaar in een vastomlijnd bedrag, maar

de bedragen genoemd in de GP geven wel

richting. Wijkt een AD daarvan af –hetgeen dus

overigens best kan­ dan geldt wel weer een

motivatie van en door de AD; comply or explain,

is hier van toepassing.

Voor wat betreft de situatie waarin een boom­

expert met name opdrachten voor gemeentelijke/

decentrale overheden wenst uit te voeren, zou

het raadzaam zijn twee zaken vooraf goed in

beeld te hebben:

• wat is de aard van de opdracht; wat vraagt

een gemeente? Een werk, levering of een

2b­dienst? En welk regelkader is dan van

toepassing, ARW2012 of de richtsnoer voor

leveringen en diensten? Dat laatste kan

verschil maken voor het betreffende gun­

criterium; EMVI of laagste prijs? En voegt een

gemeente verschillende opdrachten samen

tot één opdracht? Is die vervolgens weer in

percelen opgedeeld?

• welk aanbestedingsbeleid hanteert een

betreffende gemeente? Over het algemeen

zijn deze gegevens openbaar (beleid is

immers vaak kenbaar) en kan daar al een hoop

informatie worden betrokken over de wijze

van inkopen. Hanteert een gemeente

expliciete drempels; en zijn deze in lijn met de

overzichten uit de GP? Wanneer gunt men

1 op 1? Heeft men een beleid dat erop gericht

is om lokale bedrijven opdrachten te gunnen

of innovatie te belonen? En zo ja, hoe doet

men dat dan?

Uiteindelijk zal de praktijk uit gaan wijzen of de

‘nieuwe’ spelregels hinder of kansen opleveren;

hinder wellicht voor de sceptici die nog meer

regels waarschijnlijk alleen maar als een last

zullen zien. De aanbestedingsprocedure stond

natuurlijk al bekend om die veelheid aan regel­

geving. Die sceptici doen er echter goed aan te

beseffen dat de gedachte achter de AW er één is

die het juist mogelijk moet maken om kleinere

spelers meer kansen te bieden en dat onder

vermindering van de schriftelijke en administra­

tieve last die inschrijven soms met zich mee kon

brengen. Daar hebben zowel de opdrachtgever

als ook de ondernemer baat bij. Als de opdracht­

nemer verder een goed oog heeft voor de nieuwe

kansen die de regels bieden –waaronder ook het

gunnen op (meer) kwaliteit in plaats van de

laagste prijs en het bieden van ruimte voor

innovatie­ dan kan het nieuwe kader wel eens

positief uit gaan pakken.

Page 42: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201342

Wanneer een initiatiefnemer een of meerdere

bomen wil kappen dan zal bij navraag bij de

gemeente worden gewezen op de Boswet en een

eventuele Algemene Plaatselijke Verordening

(APV). De Boswet geeft aan voor welke hout­

opstanden een herplantingsplicht geldt en voor

welke bomen per definitie geen regels gelden.

In een APV kan een gemeente extra regels

opstellen ten aanzien van de kap van bomen,

voor zover deze niet onder de Boswet vallen.

Ook mag de APV niet in strijd zijn met de Boswet.

Veel initiatiefnemers en lagere overheden weten

echter niet dat de kap van bomen ook in strijd kan

zijn met de Flora­ en faunawet. Dat bomen met

daarin nesten van broedende vogels niet mogen

worden gekapt is over het algemeen wel bekend,

maar hoe zit het buiten het broedseizoen?

Wij zetten de meest voorkomende zaken even

op een rijtje:

Jaarrond beschermde nestenVan een aantal vogels is het nest het gehele jaar

door beschermd, ook als de vogels niet aanwezig

zijn. Bomen met daarin een jaarrond beschermd

nest mogen niet worden gekapt. Dit geldt ook

voor bomen in de directe nabijheid die de

functionaliteit van de nestboom versterken.

Bomen met holtes, scheuren of loszittende schorsBomen met holtes, scheuren of loszittende schors

kunnen door vleermuizen als vaste rust­ en

verblijfplaats worden gebruikt. Deze verblijf­

plaatsen zijn door de Flora­ en faunawet zwaar

beschermd. Zonder gericht onderzoek en het

treffen van gepaste maatregelen is kap niet

toegestaan.

BomEn En dE floRa- En faunawEtjohannEs REgElink REgElink ECologiE & landsChap

Conny kRutzEnministERiE van EConomisChE zakEn

Bomen met losse schors

worden door groepen

baardvleermuis gebruik als

kraamverblijfplaats.

Foto: René Janssen / www.bionetnatuur­

onderzoek.nl

Page 43: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

43Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Lijnvormige beplantingenLijnvormige beplantingen kunnen door vleer­

muizen worden gebruikt als geleidend element.

Wanneer een lijnvormige verbinding een vleer­

muisverblijfplaats verbindt met een foerageer­

gebied is kap in strijd met de Flora­ en faunawet,

ongeacht of deze vanuit de Boswet is vrijgesteld

van regelgeving.

Overige natuurwaardenNaast genoemde beschermde natuurwaarden

kunnen bomen en houtopstanden ook nog een

belangrijke functie hebben als vaste rust­ en

verblijfplaats of foerageergebied voor uilen,

eekhoorns, boommarters, dassen en insecten

zoals vliegend hert. Wanneer kap deze functies

aantast is dit een overtreding van de Flora­ en

faunawet.

Overtreding van de Flora­ en faunawet wordt

gezien als een economisch delict. Een ontheffing

krijgen is in veel gevallen pas mogelijk na gericht

onderzoek en het treffen van passende maat­

regelen. Het treffen van passende maatregelen

blijkt in de praktijk vrijwel altijd mogelijk.

Werkzaamheden aan bomen: risico-inschatting in het kader van de

Flora- en faunawet

Wordt de boomgekapt of gesnoeid?

Is in de boom een holte,

loshangend schors, eekhoornnest

of een vogelnest aanwezig? *

Is in de boom een holte,

loshangend schors, eekhoornnest of

een vogelnest aanwezig? *

Laat door een ecoloog

onderzoek doen naar de

aanwezigheid van vo-

gelsoorten met jaarrond

beschermde nesten, en

rust- en verblijfplaatsen,

essentieel foerageerge-

bied en essentiële

vliegroutes van vleer-

muizen.

Staat de boom in een

lijnvormig element?

Ontstaat in het lijnvor-

mige element tussen

twee boomkruinen een

opening groter dan twin-

tig meter?

Wordt het gat direct na

kap opgevuld met een

boom, waardoor de open-

ing tussen twee boom-

kruinen kleiner wordt dan

twintig meter? (bij de herplant worden bomen met een

minimale DBH van 10 cm geadviseerd)

De werkzaamheden

dienen uitgesteld te

worden tot een mo-

ment waarop geen

broedende vogels

aanwezig zijn.

Het risico dat met de

snoei of het kappen

de Flora- en faunawet

wordt overtreden is

klein.

Kan de boom

zodanig gesnoeid

worden dat alle

holtes, loshangend

schors, eekhoornnest

en vogelnesten

gespaard

worden?

Zijn op dit mo-

ment broedende

vogels aanwezig? * (Let op! Vogels kunnen ook in

de winter broeden.)

* Bij blad aan de bomen is dit vaak lastig te zien.

JA NEE

NEE

NEE

JANEE

Kappen Snoeien

JA

JA

NEE

JA

NEE

JA

JA NEE

Page 44: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201344

“Een thema waar we allemaal iets van vinden..

maar ook ’n thema waar we met veel argwaan

naar kijken. Crisis betekent minder budget en dus

de vraag wat wil ik minder doen?

Crisistijd is een noodsituatie waarbij het functio­

neren van een stelsel ernstig verstoord raakt.

Deze noodsituatie is enkel ontstaan door de

financiële huishouding van de overheid. Omdat

we hier spreken over een noodsituatie moet we

ook zo handelen!

Ik wil zeker enkel statements maken!

Elke gemeente in Nederland bezuinigt de

komende jaren op onderhoud en aanleg van

groen en dus ook op bomen. Bestaande plant­

soenen worden gerooid en vervangen door gras,

bomen worden niet herplant en dat allemaal met

als doel minder onderhoud. Het bomenbestand

verminderen is de beste bezuiniging! Hiermee

doe je direct aan kostenverlaging.

Statement: Het bomenbestand verminderen is de beste

bezuiniging! Hiermee doe je direct aan kosten-

verlaging.

De omgevingskwaliteit ‘belevingswaarde’ van het

groen in de wijken zal komende jaren sterk

afnemen. We zullen moeten wennen aan een

kaler en eentoniger straatbeeld. De burger zal

meer klagen over het verwilderen van zijn of haar

directe leefomgeving. De gemeenten zouden zich

zorgen moeten maken over de dreigende

verwaarlozing en versobering van het openbaar

groen. Duidelijk moet zijn dat er in alle

gemeenten sprake is van kapitaalsvernietiging.

Jarenlang is er geïnvesteerd en is het groen in

onze steden en dorpen met veel zorg aangelegd.

Daarnaast is er veelal vaktechnisch goed onder­

houd gepleegd. Er dreigt dus daadwerkelijk

afbraak. Niet alleen is er sprake van bederf van

het aanblik van het openbaar groen, er zijn veel

meer effecten die ons raken. De gevoels­ en

belevingswaarde van het groen hebben een

positief effect op de mensen. Door verschraling

en verwaarlozing raakt dit iedereen. Elke dag

opnieuw: jong, oud, rijk en arm. Uit diverse

onderzoeken blijkt dat gemeenten extra gaan

bezuinigen op aanleg en onderhoud van groen.

Er zullen eenvoudigere en uitgeholde bestekken

op de markt komen. Er zal minder onderhoud

plaatsvinden en minder aanleg plaatsvinden. Het

groen in de parken, straten en plantsoenen wordt

daardoor monotoner en de aanblik slordiger.

Meerdan75%vandegemeentenverlaagthet

budget voor groen voor 2014 flink en meer dan

55%vandegemeentezullennaarverwachting

na 2014 nog verder bezuinigen.

Statement: Veel burgers zullen gaan klagen. Je stop direct

met alle overbodige activiteiten. Sterker nog je

hebt minder klachten en je burgers zullen je

dankbaar zijn…

Slecht onderhoud, eentoniger groen zal leiden tot

een lager belevings­ en gebruikswaarde. Voor

bomen is dit nog dramatischer. Slecht onderhoud

is onherstelbaar en geeft direct kapitaals­

vernietiging. Uitstel van onderhoud geeft risico’s.

De effecten van verwaarlozing geeft in het groen

BoomBEhEER in CRisistijd...julEs sondEijkERgEmEEntE sittaRd-gElEEn

 

Page 45: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

45Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

meer onkruid, dit is dan ook meteen te zien.

Bij bomen zal dit direct tot verhoging van risico’s

leiden tot kans op schade aan derden en

onveilige situaties. Boombeheer in crisistijd geeft

geen kansen of nieuwe mogelijkheden. De reden

dat we bezuinigen op beheer is enkel en alleen

vanuit financiële redenen. Vanuit vaktechnische

redenen is er geen aanleiding om onderhoud uit

te stellen. We gaan frequenties oprekken en

snoeien in de begeleidingsfase in plaats van 1 op

de 3 jaar wordt nu 1 op de 5 .. en misschien straks

zelfs wel eens op de 8 jaar. Het gevolg is dat je

beter bomen kunt kappen.

Boombeheer in crisistijd geeft geen kansen

of nieuwe mogelijkheden. De reden dat we

bezuinigen op beheer is enkel en alleen vanuit

financiële redenen. Vanuit vaktechnische

redenen is er geen aanleiding om onderhoud

uit te stellen.

Statement: We gaan frequenties oprekken en snoeien in de

begeleidingsfase in plaats van 1 op de 3 jaar

wordt nu 1 op de 5 .. en misschien straks zelfs

wel eens op de 8 jaar. Het gevolg is dat je beter

bomen kunt kappen.

Uiteindelijk zullen er steeds meer bomen gekapt

worden. Dit zal niet alleen zichtbaar maar ook

voelbaar worden. Bekend is dat bomen en

struiken veel fijnstof afvangen, onze steden

verkoelen in warme perioden en geluid dempen.

Maar ook is bekend dat de huizenprijzen in een

groene omgeving beduidend hoger liggen dan

in ontgroende wijken. Goed en bestendig

onder houden van openbaar groen zorgt

bovendien voor een groter veiligheidsgevoel bij

de bewoners.

Statement: Betalen van schade die ontstaat is goedkoper

dan structureel onderhoud plegen….totdat er

letsels ontstaan of doden…. Dan gaat de boom

om en zal de discussie snel voorbij zijn….

Gemeente proberen door burgerparticipatie en

overheidsparticipatie allerlei initiatieven te

stimuleren. Het nieuwe denken… de burger

faciliteren. Dit kost veel geld en inzet als ook

kennis. Dit is in het kader van de bezuinigen bij

veel gemeenten niet meer haalbaar. De burger

weet wat hij wil.

Verder bezuinigingen is onaanvaardbaar. We

moeten ons met z’n allen zorgen gaan maken.

Groen is veel meer dan alleen decoratie. Een

groene woon­ en werkomgeving met veel bomen

vergroot de kwaliteit van leven. Monumentale

bomen krijgen we op deze manier niet meer!

Statement: Monumentale bomen krijgen we op deze manier

niet meer!

Scholen in een groen omgeving hebben beter

presterende leerlingen, patiënten herstellen

sneller en beter in een groene omgeving,

ouderen zullen minder een beroep doen op

voorzieningen, werknemers van bedrijven in een

groen omgeving voelen zich prettiger, kinderen

dichter bij de natuur groeien harmonieuzer op,

in wijken met groen is minder criminaliteit, en zo

kan ik nog wel even doorgaan. Het belang van

groen is evident (zou je denken). In maart 2014

zijn er gemeenteraadsverkiezingen en we zouden

allemaal een dringend beroep moeten doen op

onze bestuurders en politieke partijen om verder

bezuinigingen op aanleg en onderhoud van

parken en plantsoenen te stoppen. Investeringen

in onderhoud en van het openbaar groen,

verdienen zich aantoonbaar terug. Als de

economie tegenzit, moet de overheid juist

investeren.

Statement: Als de economie tegenzit, moet de overheid juist

investeren.

Groen vertegenwoordigt meer dan een econo­

mische waarde. Het beïnvloedt de kwaliteit van

de leefomgeving en heeft een positieve invloed

op de gezondheid. Denk niet allen vanuit de

branche. Hoe belangrijk een boom is weten we

allemaal maar dat is nu niet van belang. Maak de

burger nog mondiger en laat hem schreeuwen

om bomen …of niet… ook dat is goed…!

En toch als ambtenaar zou je kunnen draaien

in de gedachten dat we ten diensten staan van

de burger. U roept wij draaien.. of participatie

gedachten.. wij faciliteren de burger bij

zelf standig onderhouden van het bomen bestand.

Koop een stokzaag en zaag die takken van

de boom..!

Page 46: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201346

Boom van de ToekomstDe Nederlandse Boominfodag organiseert de

verkiezing van de Boom van de Toekomst.

Als gevolg van een veranderend klimaat en

verschillende recente boomziekten is er behoefte

aan een meer gevarieerd bomensortiment.

Boomkwekers anticiperen op deze behoefte en

kweken klimaatbestendige en ziekteresistente

bomen. De Nederlandse Boominfodag heeft o.a.

tot doel om deze toekomstbomen binnen het

vakgebied onder de aandacht te brengen door

middel van een jaarlijkse verkiezing.

FinalistenOp de website boomvandetoekomst.nl kon er de

afgelopen maand gestemd worden op de Boom

van de Toekomst. Er kon gestemd worden op één

van de negen verschillende bomen die door

evenveel boomkwekers waren ingediend.

Op basis van de bijna 800 uitgebrachte stemmen

zijn op 15 oktober de onderstaande drie finalisten

bekendgemaakt.

• Acer platanoides ‘Eurostar’® (Brienissen

Bomen)

• Ginkgo biloba ‘Saratoga’ (Van den Berk

Boomkwekerijen)

• Parrotia persica (Boomkwekerij Ebben BV)

Alle deelnemers op een rijDe onderstaande negen bomen hebben deel­

genomen aan de verkiezing.

ulmus ‘Columella’

Inzender:M. van den Oever boomkwekerijen

Statement:De Iep heeft als karakterboom een terecht

steuntje in de rug nodig. De afgelopen jaren is er

onderzoek gedaan naar resistentie en daaruit is

met verve de Ulmus ‘Columella’ als beste naar

voren gekomen.

Belangrijkste kenmerken:Ulmus ‘Columella’ is vanwege zijn strakke

opgaande groeiwijze uitstekend geschikt als

straatboom in het stedelijk gebied. Dit wordt

nog versterkt door het feit dat de wortels de

verharding niet opdrukken.

Belangrijkste kwaliteiten:Deze Iep is nog redelijk onbekend, is sterk en

heeft een hoge gebruikswaarde. De boom is op

eigen wortel te vermeerderen. De kroon is

gesloten, de bladeren komen relatief laat aan de

boom en zijn donkergroen van kleur, met een

gele herfstkleur. Deze Iep is ook uitstekend

geschikt voor aanplant in de omgeving van de

kust en is ongevoelig voor strooizout.

magnolia salicifolia ‘louisa fête’

Inzender:Ton van den Oever Boomkwekerijen B.V.

Statement:Mooie smal pyramidaal groeiende boom, die

geschikt is voor de stedelijke omgeving.

vERkiEzing Boom van dE toEkomst

Page 47: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

47Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Belangrijkste kenmerken:• Smalle groeiwijze met een goede doorlopende

stam.

• Half open kroon.

• Hoogte 10­15 meter.

• Blad is lang ovaal van vorm en loopt brons­

bruin kleurig uit.

• Later heeft het blad een groene kleur met een

blauw­grijze onderkant.

• Bloeitijd april­mei.

• Kelkvormige witte bloemen met een roze

gloed.

Belangrijkste kenmerken:Deze Magnolia is zeer geschikt om toe te passen

in een stedelijke omgeving. Verdraagt verharding

prima en is als solitair en als laan­of straatboom

een prima verschijning mede door zijn mooie

witte bloemen. Uiteraard ook geschikt om te

plaatsen in bakken, prive tuinen en zelfs op

daktuinen. Is bovendien niet gevoelig voor ziekte

en plagen en winterhard. Kortom: een uitsteken­

de boom voor de toekomst!

parrotia persica (finalist)

Inzender:Boomkwekerij Ebben BV

Statement:Karaktervolle boom die breed toepasbaar is en

ons in alle jaargetijden verrast.

Belangrijkste kenmerken:• De soort afkomstig uit de perzische bergstre­

ken heeft de volgende kenmerken:

• Zeer vroege bloei op het naakte hout

• Frisse bladkleur

• Geen overlast van zaden en vruchten

• Spectaculaire herfstkleur in rood en geel

• Fraaie afschilferende bastvlekken

• Karaktervolle groei

• Goed toepasbaar op verschillende bodemty­

pen

• Wilde soort dus nooit een problemen met

onverenigbaarheid

• Klimaatbestendige boom in verband met

droogte en zomerhitte

• Ziektevrije boom

• Lange levensduur

• Onderhoudsvrij

Belangrijkste kwaliteiten:Er zijn zeer veel groeivormen van deze fantas­

tische boom beschikbaar, zoals beveerde­ en

hoogstam bomen, dak­ en leibomen, meer­

stammigen, solitairen en zelfs als haag. De

toepassing kan zowel in parken en straten als in

prive tuinen en bedrijventerreinen. Ook is het een

zeer geschikte boom voor in bakken en op

daktuinen. Waar veel bomen niet attractief zijn in

de winter is de Parrotia door zowel de karakter­

volle kroon als de bast en de winterbloei een

uitblinker. Een boom voor de toekomst!!

Carpinus betulus ‘lucas’

Inzender:Van Aart Boomkwekerijen

Statement:Mooie gezonde en sterke zuilvormige boom die

bestand is tegen extreme weersomstandigheden.

Belangrijkste kenmerken:• Stevige zuilvormige groei.

• Stevig diep donkergroen blad dat fris blijft

ogen.

• Behoud dor blad in de winter net als Carpinus

betulus

• Gezonde boom niet gevoelig voor ziekten en

plagen

• Zeer winterhard

• Bestendig tegen extreme weersomstandig­

heden

• Mooie solitairboom die breed toepasbaar is in

straten langs wegen in parken en tuinen,

• Eventueel toepasbaar als slanke haag

Belangrijkste kwaliteiten:• Gezonde boom, geen last van ziekten en

plagen.

• Bestand tegen extreme weersomstandighe­

den. Zeer winterhard.

• Vergt weinig snoeiwerk door stevige zuilvor­

mige groei.

• Stevig diep donkergroen blad.

Page 48: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

Nederlandse Boominfodag 201348

• Behoud dor blad in de winter waardoor

minder bladafval tegelijkertijd ontstaat en er

een mooi silhouette blijft staan in de winter.

• Groeit op verschillende grondsoorten en in

bestrating.

• Ook toepasbaar als slanke haag mede door

behoud dor blad in de winter en smalle

groeiwijze.

sorbus incana

Inzender:Resista/Bonte Hoek BV

Statement:Duurzame boom, weinig onderhoud, lange

levensduur, decoratief, geen overlast, bevlogen

door vogels.

Belangrijkste kenmerken:Hoogte 7­9 meter, pyramidaal, olijfkleurigblad,

blad zilver aan de onderkant. Schaars vrucht­

dragend. Zeewindbestendig. Stelt gen specifieke

eisen aan de grondconditie. Zeer geschikt als

dakvorm. Heeft de E­status in Scandinavië. Staat

voor gezonde, duurzame boom. Het is een

uitstekende boom voor straat en plein aanplant

in het stedelijk milieu.

Belangrijkste kenmerken:Lang in blad, zeewind bestendig, vorstbestendig.

Ziekte nauwelijks waargenomen. Vruchten

vormen geen vlekken. Deze boom kan geplant

worden in een breed scala aan grondcondities.

acer rubrum Redpointe ‘frank jr.‘

Inzender:Boot & Co Boomkwekerijen bv

Statement:Gezonde, goed groeiende boom met een regel­

matige ovale kroonvorm en een prachtige rode

herfstkleur.

Belangrijkste kenmerken:• Regelmatige ovale kroonvorm met rechte

harttak

• Goede groei, heeft geen last van chlorose op

gronden met een hogere pH.

• Bladeren drie­ tot vijflobbig, gezond donker­

groen in de zomer.

• Bladeren gedurende meerdere weken in de

herfst schitterend helderrood gekleurd.

• Goede verankering in de bodem.

• Weinig gevoelig voor ziekten en plagen.

• Prima winterhard.

• Verdraagt veel warmte.

Belangrijkste kwaliteiten:• Goede vermeerdering.

• Gezonde boom, geen last van aantastingen.

• Goed groeiend.

• Vormt van nature een regelmatige kroon

zonder zware takken, dus weinig corrigerende

snoei nodig.

tilia mongolica ‘Buda’

Inzender:Boomkwekerij Udenhout BV

Statement:Bijzonder druipvrij. Niet gevoelig voor bladluis!

Belangrijkste kenmerken:De Tilia mongolica ‘Buda’ is een nieuwe variëteit

van de Mongoolse linde. Deze linde is uitermate

geschikt als laan­ en straatboom. Ook is de boom

uitermate geschikt als leiboom. Het is een

selectie van de universiteit van Budapest, Honga­

rije en Boomkwekerij Udenhout bracht deze

‘Linde van de toekomst’ onlangs naar Nederland.

Daarmee heeft de laanbomenkweker een

bijzonder exemplaar toegevoegd aan haar

sortiment. De Mongoolse linde is een zeer

gezonde boom.

Page 49: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

49Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

Belangrijkste kwaliteiten:Deze linde is ongevoelig voor bladluis waardoor

deze100%druipvrijis;geenoverlastvanhoning­

dauw, een zoete plakkerige stof die door luizen

afgescheiden wordt. De Tilia mongolica ‘Buda’ is

een erg sierlijk groeiende linde. Deze boom vormt

een piramidale kroon met sierlijke dunne afhan­

gende bruinrode twijgen. Het blad is mooi grof

getand, dit samen met de gezonde glanzende

frisse donkergroene kleur geeft de boom een

mooi sierlijk aanzien. In de herfst kunt u ook nog

eens genieten van een mooie gele herfstkleur.

Ook als leiboom. De leilinde van de toekomst.

Want wat is er fijner dan geen plak en mooie

frisse groene blaadjes aan je leilinde. De Tilia

mongolica ‘Buda’ heeft alleen maar positieve

eigenschappen en is het aanplanten meer dan

waard!!

acer platanoides ‘Eurostar’® (finalist)

Inzender:Brienissen Bomen BV

Statement:De klimaatbestendige esdoorn van de toekomst!

Belangrijkste kenmerken:De belangrijkste kenmerken van de Acer

plata noides ‘Eurostar’ ®:

• Middelgrote boom

• Hoogte 15­20 m

• Smalle kroonbreedte 8­9 m

• Doorgaande stam tot top

• Dunne opgaande gesteltakken

• Regelmatige kroonopbouw

• Late bladontluiking

• Gele herfstverkleuring

• Mooi gevoorde schors

Belangrijkste kwaliteiten:• De belangrijkste kwaliteiten van de Acer

platanoides ‘Eurostar’ ®:

• Goed bestand tegen: hitte, droogte, lucht­

verontreiniging, strooizout

• Weinig onderhoud

• Lage kosten voor eindgebruiker

• Geen vorstschade

• Windresistent

• Ongevoelig voor ziektes

ginkgo biloba ‘saratoga’ (finalist)

Inzender:Boomkwekerij Gebr. van den Berk BV

Statement:Ginkgo stamt al uit de prehistorie en kan nog

jaren mee! Goed bestand tegen extreme

omstandigheden.

Belangrijkste kenmerken:Een selectie met een aanvankelijk smalle groei­

wijze. uiteindelijk wordt de kroonvorm breed

piramidaal. Hoogte 15­20 meter, breedte circa

10 meter. De bladvorm van ‘Saratoga’ is variabel,

maar altijd zeer diep ingesneden. De bladeren

staan in bundels van 3­5. Door het diep

inge sneden blad oogt de kroon speels en trans­

paranter dan de soort. De herfstkleur is goudgeel.

‘Saratoga’ is een mannelijke vorm, waardoor er

geen vruchten aan de boom komen.

Belangrijkste kwaliteiten:• Deze soort kan in hele moeilijke omstandig­

heden toch groeien.

• Zeer goed hitte resistent.

• Kan op alle grondsoorten groeien en

verdraagt verharding uitstekend!

• Kan zowel op droge als op nattere gronden

groeien.

• Is niet gevoelig voor ziekten en plagen.

• De ‘Saratoga’ is een mannelijke cultivar en is

daarom niet vruchtdragend.

• Zeer goed bestand tegen luchtvervuiling en

groeit goed in stedelijk gebied.

• Goed geschikt als laan­ of straatboom.

Page 50: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

50 Nederlandse Boominfodag 2013

Tree Stability Monitoring Tree Motion Sensors Stabiliteit is een belangrijk aspect in de boomveiligheidsanalyse. Een omgewaaide boom kan grote schade toebrengen aan personen of eigendommen. De wind is zeer veranderlijk qua kracht en richting. De wijze waarop de boom deze kracht opvangt is gecompliceerd. We spreken daarom van dynamische windbelasting. Om de reactie van de boom op windbelasting te meten is een speciaal instrument ontwikkeld: de Tree Motion Sensor (TMS). De TMS is een klein elektronisch instrument dat de dynamische beweging van de wortelkluit (kiepen), 20 maal per seconde, zeer nauwkeurig registreert (0.01˚). Analyse van de meetgegevens geeft inzicht in de stabiliteit. De sensors zijn niet-destructief en eenvoudig te bevestigen.

Tree Stability MonitoringDe TMS-techniek kan overal toegepast worden waar het vermoeden bestaat dat de stabiliteit is verminderd. Denk aan aantasting van het wortelgestel door parasitaire schimmels of wortel- beschadiging door graafwerkzaamheden. Monitoren van bomen gedurende een langere periode brengt veranderingen in de stabiliteit aan het licht. Boomadviesbureau De Groot biedt, als eerste in Nederland, een Tree Stability Monitoring (TSM) concept aan waarin de TMS-techniek wordt toegepast.

Postbus 8008, 3900 CA Veenendaal T (0318) 65 44 94E [email protected]

Page 51: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

51Elst / Rhenen, 31 oktober 2013

• Natuurlijke uitstraling• Milieuvriendelijk• Geen doorgroei van onkruid• Duurzaam• Verschillende kleuren leverbaar

Groeiplaats- en standplaatsverbetering

KoMex©geel KoMex©antraciet KoMex©naturel KoMex©rood

Bomen- KKS beluchtings- T-stuk Stalen granulaat G systeem klapdeksel

Rijksweg 198

9423 PE Hoogersmilde

Telefoon (0592) 43 03 03

Fax (0592) 43 03 04

E-mail: [email protected]

www.kks.nl

Halfverhardingen voorpaden en boomspiegels

• Bomenzand 300 en 500• Bomengranulaat G en N• KKS Beluchtingssysteem• ISA-sportveldenzanden• Teelaarde

adv2xx_Layout 1 30-08-13 14:08 Pagina 1

Page 52: Congresboek Nederlandse Boominfodag 2013

nEdERlandsE Boominfodag 2014

in 2014 vindt er weer een nederlandse Boominfodag plaats.let op de aankondigingen in de pers of kijk op onze website:

www.boominfodag.nl