Comorbiditeit bij kinderen met ADHD beïnvloedt effect van oudertraining

1
Proefschriften Comorbiditeit bij kinderen met ADHD beïnvloedt effect van oudertraining Promotiedatum: 7 oktober 2009 Naam promovendus: Barbara van den Hoofdakker Instelling (Universiteit): Universitair Me- disch Centrum Groningen / Rijksuniversi- teit Groningen Titel van het proefschrift: Behavioral parent training for children with ADHD. Effective- ness in clinical practice and moderators of treatment response. Voor de behandeling van kinderen met ADHD zijn inmiddels enkele effectieve interventies bekend. In de eerste plaats bestaat voor medicamenteuze behandeling, met name de behandeling met methylphen- idaat, een uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing. In de tweede plaats is er wetenschappelijke evidentie voor enkele gedragstherapeutische behandelingen, waaronder oudertraining (behavioral parent training). Deze vorm van behandeling voor kinderen met ADHD bestaat uit een training waarin ouders een aantal gedrags- therapeutische vaardigheden aanleren die werkzaam zijn bij kinderen met ADHD. Daarnaast wordt in een oudertraining psycho-educatie over ADHD gegeven en worden belemmerende cognities van ouders rond hun kind en de opvoeding besproken en bewerkt. De werkzaamheid van oudertraining voor kinderen met ADHD in de basisschool- leeftijd werd voornamelijk in Amerikaanse studies onderzocht. Effecten werden gevon- den op de vermindering van ADHD- symptomen en geassocieerde gedrags- problemen, verbetering van het sociaal functioneren, vermindering van ouderlijke stress en verbetering van het zelfvertrouwen van de ouders. In Nederland werd niet eerder onderzoek verricht naar de effectivi- teit van oudertraining. Ook werd – wereld- wijd - nog geen onderzoek gedaan naar de zogenaamde ‘effectiveness’, dat wil zeggen de effectiviteit van de interventie in de dagelijkse hulpverleningspraktijk. Tot slot werd weinig onderzoek gedaan waarin gekeken is of er subgroepen van kinderen of ouders te onderscheiden zijn voor wie de interventie meer of minder goed werkt. Het onderzoek waarover dit proefschrift ge- schreven is, richt zich dan ook op deze lacunes. In het onderzoek werden kinderen met ADHD en hun ouders at random toegewe- zen aan een van twee behandelcondities: 1) doorlopende routinezorg met oudertraining gedurende vijf maanden (47 gezinnen), of 2) doorlopende routinezorg zonder ouder- training en plaatsing op de wachtlijst voor oudertraining gedurende vijf maanden (47 gezinnen). De kinderen die routinezorg met oudertraining kregen, verbeterden meer in gedragsproblemen en internaliserende problemen dan de groep die uitsluitend routinezorg kreeg. In de vermindering van ADHD-symptomen en ouderlijke stress werden geen verschillen tussen beide behandelcondities gevonden. Een factor die het behandelsucces duidelijk beïnvloedde was comorbiditeit. Bij kinderen met alleen ADHD en bij kinderen met ADHD en een gedragsstoornis of een angststoornis/depressie (weinig comorbidi- teit) bleek oudertraining als aanvullende behandeling op routinezorg niet alleen meerwaarde te hebben in de vermindering van de gedragsproblemen, maar zelfs in de vermindering van de ADHD-symptomen. Bij kinderen met ADHD en een gedrags- stoornis en een angststoornis/depressie (veel comorbiditeit) was er geen additioneel behandeleffect van oudertraining op de gedragsproblemen of ADHD-symptomen. Voor de klinische praktijk en ook voor de verdere ontwikkeling van behandelmethoden- en richtlijnen zijn dit belangrijke bevindingen. Daarnaast is het opmerkelijk dat binnen de hele onderzoeks- populatie geen effect werd gevonden van (toegevoegde) oudertraining op de ADHD- symptomen van het kind, terwijl er wel een subgroep van kinderen (namelijk kinderen met weinig comorbiditeit) bleek te bestaan bij wie de routinezorg met oudertraining wel degelijk meerwaarde had in de vermin- dering van ADHD-symptomen. Dit laatste onderstreept het belang van het onderzoek naar factoren die het behandelsucces 45 proefschriften psychologie & gezondheid | 2010-38/1

Transcript of Comorbiditeit bij kinderen met ADHD beïnvloedt effect van oudertraining

Page 1: Comorbiditeit bij kinderen met ADHD beïnvloedt effect van oudertraining

ProefschriftenComorbiditeit bij kinderen metADHD beïnvloedt effect vanoudertraining

Promotiedatum: 7 oktober 2009

Naam promovendus: Barbara van den

Hoofdakker

Instelling (Universiteit): Universitair Me-

disch Centrum Groningen / Rijksuniversi-

teit Groningen

Titel van het proefschrift: Behavioral parent

training for children with ADHD. Effective-

ness in clinical practice and moderators of

treatment response.

Voor de behandeling van kinderen met

ADHD zijn inmiddels enkele effectieve

interventies bekend. In de eerste plaats

bestaat voor medicamenteuze behandeling,

met name de behandeling met methylphen-

idaat, een uitgebreide wetenschappelijke

onderbouwing. In de tweede plaats is er

wetenschappelijke evidentie voor enkele

gedragstherapeutische behandelingen,

waaronder oudertraining (behavioral parent

training). Deze vorm van behandeling voor

kinderen met ADHD bestaat uit een training

waarin ouders een aantal gedrags-

therapeutische vaardigheden aanleren die

werkzaam zijn bij kinderen met ADHD.

Daarnaast wordt in een oudertraining

psycho-educatie over ADHD gegeven en

worden belemmerende cognities van

ouders rond hun kind en de opvoeding

besproken en bewerkt.

De werkzaamheid van oudertraining voor

kinderen met ADHD in de basisschool-

leeftijd werd voornamelijk in Amerikaanse

studies onderzocht. Effecten werden gevon-

den op de vermindering van ADHD-

symptomen en geassocieerde gedrags-

problemen, verbetering van het sociaal

functioneren, vermindering van ouderlijke

stress en verbetering van het zelfvertrouwen

van de ouders. In Nederland werd niet

eerder onderzoek verricht naar de effectivi-

teit van oudertraining. Ook werd – wereld-

wijd - nog geen onderzoek gedaan naar de

zogenaamde ‘effectiveness’, dat wil zeggen

de effectiviteit van de interventie in de

dagelijkse hulpverleningspraktijk. Tot slot

werd weinig onderzoek gedaan waarin

gekeken is of er subgroepen van kinderen of

ouders te onderscheiden zijn voor wie de

interventie meer of minder goed werkt. Het

onderzoek waarover dit proefschrift ge-

schreven is, richt zich dan ook op deze

lacunes.

In het onderzoek werden kinderen met

ADHD en hun ouders at random toegewe-

zen aan een van twee behandelcondities: 1)

doorlopende routinezorg met oudertraining

gedurende vijf maanden (47 gezinnen), of

2) doorlopende routinezorg zonder ouder-

training en plaatsing op de wachtlijst voor

oudertraining gedurende vijf maanden (47

gezinnen). De kinderen die routinezorg met

oudertraining kregen, verbeterden meer in

gedragsproblemen en internaliserende

problemen dan de groep die uitsluitend

routinezorg kreeg. In de vermindering van

ADHD-symptomen en ouderlijke stress

werden geen verschillen tussen beide

behandelcondities gevonden.

Een factor die het behandelsucces duidelijk

beïnvloedde was comorbiditeit. Bij kinderen

met alleen ADHD en bij kinderen met

ADHD en een gedragsstoornis of een

angststoornis/depressie (weinig comorbidi-

teit) bleek oudertraining als aanvullende

behandeling op routinezorg niet alleen

meerwaarde te hebben in de vermindering

van de gedragsproblemen, maar zelfs in de

vermindering van de ADHD-symptomen.

Bij kinderen met ADHD en een gedrags-

stoornis en een angststoornis/depressie

(veel comorbiditeit) was er geen additioneel

behandeleffect van oudertraining op de

gedragsproblemen of ADHD-symptomen.

Voor de klinische praktijk en ook voor de

verdere ontwikkeling van

behandelmethoden- en richtlijnen zijn dit

belangrijke bevindingen. Daarnaast is het

opmerkelijk dat binnen de hele onderzoeks-

populatie geen effect werd gevonden van

(toegevoegde) oudertraining op de ADHD-

symptomen van het kind, terwijl er wel een

subgroep van kinderen (namelijk kinderen

met weinig comorbiditeit) bleek te bestaan

bij wie de routinezorg met oudertraining

wel degelijk meerwaarde had in de vermin-

dering van ADHD-symptomen. Dit laatste

onderstreept het belang van het onderzoek

naar factoren die het behandelsucces

45

pr

oe

fs

ch

rif

te

np

sy

ch

olo

gie

&g

ez

on

dh

eid

|20

10

-38/1