Coaching bij de politie - · PDF fileIn het district Noord van het korps Rotterdam-Rijnmond...

Coaching bij de politie

In het district Breda van het korps Midden en West Brabant &

In het district Noord van het korps Rotterdam-Rijnmond

Afstudeeronderzoek, mei 2009 Door Anna Geitsis-Luscombe In opdracht van de Faculteit Algemene Politiekunde te Rotterdam

2

Voorwoord Eindelijk…..klaar! Na drie jaar met plezier de opleiding HBO psychologie in deeltijd te hebben doorlopen is hier het eindresultaat. Ter afsluiting van deze studie presenteer ik u mijn onderzoek dat ik heb afgerond. Ondanks dat het veel energie kost, levert het ook uiteindelijk energie op en ben trots op het mooie resultaat. Coachen en het werken bij de politie zijn mijn passie, beide komen naar voren in dit onderzoek. Ik meen met dit rapport bij te kunnen dragen aan de doorontwikkeling van coaching bij de politie. Dankzij ondersteuning van veel mensen heb ik dit onderzoek kunnen volbrengen. Echter wil ik toch stilstaan bij een aantal mensen die mij de gelegenheid hebben geboden dit te kunnen doen. Allereerst mijn echtgenoot Simon en kinderen Luca en Faye, die ondanks de grote inbreng in de studie drie jaar lang achter mij zijn blijven staan en mij hebben gesteund om deze opleiding af te ronden. Ik bedank Mandy Verkerk voor het beantwoorden van ál mijn vragen. Mandy, jouw onderzoek heeft de aanzet gegeven. Verder bedank ik mijn werkveld, mijn teammanager Helga Verhoeven die mij de ruimte gaf om dit onderzoek te kunnen doen. De begeleidster van het HBO psychologie Saskia van Zijl en de onderwijsbegeleider Bert Martens aan de Politieacademie, door mee te lezen en feedback te geven hebben jullie mij geholpen in de goede richting. Joost Haans, José van den Goor en Karin Verheul de SPSS fanaten, zonder jullie had ik de gegevens niet kunnen verwerken. Gerda Kouwenhoven, Lonneke Bijsterveld en Annelieke Steggink, bedankt voor jullie scan als het gaat om het Nederlands en het Engels. Ik bedank de leden van mijn studiegroep en mijn studiemaatje Martin Ruis, voor de humor maar voornamelijk ook voor de verschillende invalshoeken, die waardevol bleken te zijn. Als laatste wil ik stilstaan bij de districten, die zich openstelden voor het onderzoek. Van het district Breda; Corine van Huijgevoort, Bonny Huinink, Gwenn Roebroeks en Wilfred Wirken. Van het district Noord; Carin van den Broek, Stipo Jovic en Jos Noordijk. Tot slot wil ik zeker de coaches en studenten bedanken die allen enthousiast en bereid waren om mee te werken aan dit onderzoek. Anna Geitsis-Luscombe Alblasserdam, mei 2009

3

Inhoudsopgave Voorwoord ........................................................................................................................ 2

Inhoudsopgave .................................................................................................................. 3

Verklarende woordenlijst.................................................................................................. 5

Opbouw scriptie ................................................................................................................ 7

Samenvatting..................................................................................................................... 8

Samenvatting Nederlands ........................................................................................... 8

English summary ........................................................................................................ 9

1. Inleiding .................................................................................................................... 10

1.1 Totstandkoming beroepsopleiding politie (macroniveau) .................................. 10

1.2 Het politieonderwijs 2002 (mesoniveau) ............................................................ 11

1.3 De beroepsprofielen ............................................................................................ 12

1.4 Competentiegericht onderwijs ............................................................................ 13

1.5 Onderzoek Inspectie Openbare Orde en Veiligheid naar werkend leren in het

politieonderwijs................................................................................................... 14

1.6 Onderzoek coaching regiopolitie Zuid-Holland-Zuid (microniveau)................. 15

1.7 Audit regiopolitie Rotterdam Rijnmond, district Noord (microniveau) ............. 15

2. Opdracht/doelstelling................................................................................................ 16

3. Onderzoeksvraag en deelvragen ............................................................................... 16

4. Methoden van onderzoek.......................................................................................... 17

4.1 Welke methoden zijn er toegepast? .................................................................... 17

4.1.1 Methode deelvraag 1........................................................................................ 17




4.2 Respondenten...................................................................................................... 19

4.3 Respons enquête.................................................................................................. 20

4.4 Wijze van afname enquête .................................................................................. 20

5. De leerwerkplekken .................................................................................................. 21

5.1 Politiekorps Midden en West Brabant ................................................................ 21

5.2 Politiekorps Rotterdam Rijnmond ...................................................................... 22

4

6. Coaching en begeleiding van de student................................................................... 23

6.1 De praktijkcoach ................................................................................................. 23

6.2 De competenties van de coach volgens het landelijke profiel ............................ 24

6.3 De kernopgave van de praktijkcoach.................................................................. 25

6.4 Het begeleidingsteam rondom de student ........................................................... 26

7. Theoretisch kader...................................................................................................... 27

7.1 Het constructivisme ............................................................................................ 27

7.2 Het competentiegericht politieonderwijs ............................................................ 28

7.3 Werkplekleren Middelbaar Beroeps Onderwijs.................................................. 29

8. Beantwoording deelvragen ....................................................................................... 30

8.1 Deelvraag 1 ......................................................................................................... 30

8.2 Deelvraag 2 ......................................................................................................... 31

8.2.1 Uitkomsten district Breda ................................................................................ 31

8.2.2 Uitkomsten district Noord................................................................................ 33

8.3 Deelvraag 3 ......................................................................................................... 35

8.4 Deelvraag 4 ......................................................................................................... 37

9. Conclusies ................................................................................................................. 38

10. Aanbevelingen .......................................................................................................... 45

11. Discussie ................................................................................................................... 47

12. Reflectie op onderzoek ............................................................................................. 48

13. Geraadpleegde Bronnen............................................................................................ 49

Bijlagen........................................................................................................................... 51

A: Resultaten enquête .................................................................................................... 51

B: Interview trajectbegeleiders district Breda................................................................ 58

C: Interview trajectbegeleiders district Noord............................................................... 62

D: Enquête coach ........................................................................................................... 66

E: Enquête student ......................................................................................................... 72

F: Brieven korpsen......................................................................................................... 76

5

Verklarende woordenlijst Actoren Begeleiders in het leerproces van de student. BOL Beroepsopleidende leerweg BZK Binnenlandse zaken Coach/praktijkcoach Waar in dit rapport wordt gesproken over coach of praktijkcoach wordt de begeleider bedoeld van de student op de leerwerkplek. Dit kan een mannelijke of vrouwelijke begeleider zijn. In dit onderzoek is uitgegaan van een mannelijke begeleider. Daar waar in de tekst wordt gesproken over “hij”, kan dit ook gelezen worden als “zij”. Competentie Een competentie is het vermogen van iemand om in bepaalde situaties op een juiste manier te handelen met het juiste resultaat. Dit wordt bepaald door de kennis, de vaardigheden, de beroepshouding, het gedrag, de ervaring en de persoonlijke eigenschappen die iemand bezit en laat zien. Competentieprofiel Selectie van zes tot negen competenties uit de competentiecatalogus die binnen een functie of een rol het meest bijdragen aan succesvol functioneren. Duaal leersysteem Duaal leren wordt gekenmerkt door: - leren met een aanstelling in een korps - het leren vindt deels plaats in het instituut, deels in de praktijk. Het functionele ontwerp Kader voor organisatie van werkend leren. Implementatie Invoeren in de organisatie Initieel onderwijs De basisopleiding voor de politie IOOV Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid.

6

Kernopgaven Kernopgaven zijn opgaven en problemen die kenmerkend zijn voor het politieberoep en aangepakt moeten worden binnen een specifieke organisatorische context, waarbij van de politieman/vrouw een oplossing en een aanpak wordt verwacht. Kwartielensysteem Studenten leren afwisselend gemiddeld twaalf weken op het instituut leren en twaalf weken werkend leren in de korpsen. Landelijk profiel voor praktijkcoach Beroepsprofiel dat landelijk is afgesproken. Neventaak Coaching is een neventaak als de praktijkcoach taken verricht naast het coachen van de student. Normenset Set normen waaraan de coaching van studenten moet voldoen. Postinitieel onderwijs Postinitieel onderwijs is het vervolgonderwijs voor afgestudeerde politiemensen. Praktijkdeel Het deel van de opleiding waarin de student de stage doorloopt. Proeve van bekwaamheid Een toets waarmee de studenten de kernopgave afsluiten. Processen Een afdeling van het district waar tevens competenties behaald worden voor de politieopleiding. Student Waar in dit onderzoek wordt gesproken over student, wordt de student bedoeld die deelneemt aan de politieopleiding. Daar waar in de tekst wordt gesproken over “hij”, kan dit ook gelezen worden als “zij”. Trajectbegeleider Een trajectbegeleider is een functionaris die het werkend leren van de studenten monitoort en volgt in het district.

7

Opbouw scriptie Dit onderzoek begint met het voorwoord van de onderzoeker. Na de inhoudsopgave volgt de verklarende woordenlijst. In de samenvattingen is het onderzoek uiteengezet met de belangrijkste conclusies zowel in het Nederlands als in het Engels. In de inleiding in hoofdstuk 1 wordt het probleem verkend en uitleg gegeven over het ontstaan van het politieonderwijs, waarbij onderzoeken worden beschreven die verwant zijn aan het onderwerp. In hoofdstuk 2 wordt de doelstelling en de opdracht van de opdrachtgever beschreven en gemotiveerd. De onderzoeksvraag en deelvragen staan centraal in hoofdstuk 3. De methoden van onderzoek worden verantwoord in hoofdstuk 4, waarbij per deelvraag is onderbouwd welke methode is gebruikt in dit onderzoeksrapport. Hierin is weergegeven welke respondentgroep is onderzocht, hoe de enquête is samengesteld en daarbij de wijze van afname. De respons van de enquête is hierin eveneens opgenomen. In hoofdstuk 5 worden de leerwerkplekken; het district Breda van het korps Midden en West Brabant en het district Noord van het korps Rotterdam-Rijnmond, beschreven. Een omschrijving van de competenties van de praktijkcoach staan centraal in hoofdstuk 6 waarbij ook de kernopgave is beschreven die de coach doorloopt als hij de opleiding volgt volgens het landelijk profiel. Hierna volgt in hoofdstuk 7 een toelichting op het theoretisch kader, waarbij er wordt stilgestaan bij het ontstaan van het competentiegericht onderwijs in samenhang met het politieonderwijs. Tevens wordt hier het werkplekleren als theoretisch kader belicht. Na onderzoek van literatuur en analyse van de resultaten van de enquête zijn in hoofdstuk 8 de deelvragen beantwoord. De conclusies die zijn getrokken uit de resultaten en worden besproken in hoofdstuk 9, waaruit in hoofdstuk 10 de aanbevelingen zijn gedaan. In hoofdstuk 11 wordt de discussie omschreven. Reflectie op dit onderzoek wordt gedaan in hoofdstuk 12. Tot slot zijn de geraadpleegde bronnen die gebruikt zijn in dit onderzoek genoteerd in hoofdstuk 13. In de bijlagen van dit rapport treft u de resultaten van de enquête aan, de afgenomen interviews, een voorbeeld van de enquêtes en de brieven naar de korpsen. Als laatste is het feedbackformulier van de opdrachtgever bijgevoegd.

8

Samenvatting Nederlands In 2006 heeft de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid onderzoek verricht naar de implementatie van het politieonderwijs 2002. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de coaching van de studenten op de leerwerkplek nog niet voldoende was ingebed. Dit heeft geleid tot invulling van de normen voor kwaliteit van de periode van werkend leren, gedragen door de korpsen, Politieonderwijsraad en de Politieacademie. Vanuit dit kader is de normenset “werkend leren” ontwikkeld waaraan de korpsen moeten voldoen. De Politieacademie heeft de regiefunctie als het gaat om het leerproces van de student. De Politieacademie wil graag weten hoe de coaching van studenten op dit moment is geborgd in de korpsen, zodat zij de korpsen kan adviseren. In dit rapport zijn er twee districten onderzocht, te weten: het district Breda van het politiekorps Midden en West Brabant en district Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond. De volgende onderzoeksvraag is in dit rapport beantwoord: Hoe worden de studenten in district Noord van politie Rotterdam Rijnmond en in district Breda van Politie Midden West Brabant gecoacht? Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Uit dit onderzoek blijkt dat beide districten nog niet volledig voldoen aan de normen die gesteld zijn in de normenset werkend leren. District Breda heeft geen norm waaraan ze volledig voldoet. District Noord voldoet aan twee normen. Opvallend is dat beide districten nog niet alle coaches heeft opgeleid volgens het landelijke profiel. Eenderde van de coaches van het district Noord heeft helemaal geen opleiding gevolgd. Om de studenten adequaat te kunnen coachen vraagt dit om competenties en vaardigheden die de coach moet hebben om de student te begeleiden. Een student mag van een coach verwachten dat de coach inzicht heeft in de kennis en kunde van coaching. Een aanbeveling die hierin is opgenomen is de coaches op te leiden volgens het landelijk profiel, maar dit ook borgen door de coaches structureel te laten oefenen en toetsen. Uit de resultaten van het onderzoek is opgemerkt dat de coaches van district Breda aangeven meerdere keer per week feedback geven aan hun studenten. Een klein gedeelte van de studenten geeft aan nooit feedback te ontvangen van hun coach. Voor district Noord geldt dat de coaches eveneens aangeven feedback te geven aan de studenten. Echter eenderde van de studenten van district Noord geeft aan geen feedback te ontvangen. De verschillen tussen coach en student zijn aanwezig. Een reden hiervoor kan zijn dat de student de feedback niet als zodanig herkent, maar deze wel wordt gegeven door de coach. Beide districten voldoen gedeeltelijk aan een aantal kerncompetenties zoals professionaliteit en een onafhankelijke opstelling. Echter als het gaat om het reflecteren op het eigen leerproces geeft éénderde van de coaches van district Breda aan dit zelden te doen. De coaches van het district Noord geven aan dit altijd en of vaak te doen en kan geconcludeerd worden dat ze reflecteren op hun eigen leerproces. Aanbevolen wordt de coach te faciliteren in opleiding, maar faciliteer ze hierbij ook in het bijhouden en toetsen van de competenties als coach. Bespreek als Politieacademie de resultaten van dit onderzoek met het management van beide districten, bepaal in overleg met de partners welke verbeterpunten prioriteit hebben. In het kader van de regiefunctie van de Politieacademie, kan de Politieacademie hierin ondersteunen. Zet de coaching op de kaart door dit te benoemen als vast item in managementrapportages in de districten. Hierdoor creëer je niet alleen draagvlak bij de coach en student, maar ook bij de leidinggevenden, het team en de organisatie als geheel.

9

Summary

In 2006, the Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspection for Public Order and Security) researched the implementation of the police education system of 2002. This reseach showed that the coaching of the students during the internship was not sufficiently integrated. This led to defining the quality standards for the work-and-learn period, supported by the forces, the Police Education Board and the Police Academy. In this scope, a set of standards ‘learning by working’ was developed, which the forces will have to meet. The Police Academy has a directing function when it comes to the learning process of the student. In this report, the following research question has been answered: How are students being coached in the district Noord of the Rotterdam Rijnmond police force, and the district Breda of the MiddenWest Brabant police force? What are the similarities and what are the differences? Research shows that both areas do not completely meet the standards that are named in the set of standards ‘learning by working’. The Breda district does not have a single standard that is met completely. The Noord district meets only two standards. A remarkable fact is that neither of the two areas has managed to educate all coaches according to the national profile. A third of the coaches in the Noord area has not been educated at all. It takes competence and skill to coach a student adequatly. A student can expect his coach to comprehend the skills and knowledge of coaching. It is recommended that the coaches are to be educated according to national profile, but also to ensure this by having the coaches practise and be examined on a regular basis. The results of the research show that the coaches of the Breda district indicate that they give feedback to their students multiple times a week. A small portion of the students indicates that they never receive feedback from their coach. For the Noord district, the coaches also indicate that they give feedback to the students. However, a third of the students of the Noord district indicates that they do not receive feedback at all. The differences between coach and student are present. A reason for this can be that the student does not recognise the feedback, but that is in fact given by the coach. Both areas partially meet some core competences, like professionalism and an objective attitude. However, when it comes to reflecting on the personal learning process, a third of the coaches of the Breda area admits to rarely do this. The coaches of the Noord district indicate to do this always or often, and we can conclude that they do reflect on their personal learning process. It is recommended to facilitate the coach in an education, but also to facilitate them in keeping up the coaching competences and in testing them. As Police Academy, discuss the results of this research with the management of both areas, and specify, in consultation with the partners, which improvements have the priority.With the perspective of its role as a director, the Police Academy can provide support. Put coaching on the map by naming this as a regular item in the management reports in the districts. With this, not only do you create a basis for the coach and student, but also for management, the team and the organisation as a whole.

10

1. Inleiding In dit hoofdstuk leest u de probleemverkenning met betrekking tot het onderwerp coaching bij de politie. Het ontstaan van het nieuwe politieonderwijs wordt belicht. Vervolgens worden de beroepsprofielen beschreven waarna een beschrijving van het competentiegericht onderwijs volgt. Het landelijk onderzoek, dat is verricht naar het werkend leren in de politiekorpsen in Nederland in 2006, is hierna beknopt weergegeven. Dit onderzoek is als leidraad gebruikt voor deze opdracht. Als laatste wordt een beschrijving gegeven van andere onderzoeken die zijn gedaan naar het werkend leren in de korpsen. 1.1 Totstandkoming beroepsopleiding politie (macroniveau) De beroepsopleidingen, maar ook de politieopleiding in Nederland bevinden zich sinds 1996 in een overgangsfase als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen en daarbij de veranderende wetgeving; Wet op de Educatie en Beroepsonderwijs (WEB). De nieuwe kwalificatiestructuur is zo opgezet dat zij een essentiële rol speelt in de beroepsopleidingen voor de arbeidsmarkt. De beroepspraktijk leidt op tot competente vakmensen aldus Rijkers, (2006). “De politiedepartementen pleitten toentertijd voor een expliciete totstandkoming van een eigen beroepsopleiding voor de politie. De kwaliteit van het onderwijs moest verbeterd worden waarbij de aansluiting onderwijs en politiepraktijk voorop stond. Tevens zou er naar worden gestreefd een aansluiting te hebben met het reguliere onderwijs. De belangrijkste principes tot optimale afstemming van het onderwijs en de korpsen was een betere reguliere samenwerking en vermaatschappelijking door afstemming op het regulier onderwijs. Hierdoor worden er hogere eisen gesteld aan de professionaliteit van de politieorganisaties en aan de competenties van de politiemedewerkers. De politieorganisatie is een lerende organisatie waarbij mensen met elkaar willen samenwerken en denken. Op die manier wil de politieorganisatie werkprocessen en resultaten steeds blijven verbeteren en vernieuwen aldus Sprengers (2000). Met de vernieuwing van het politieonderwijs in 2002 krijgt de professionaliteit van de politie een krachtige impuls, waarbij competenties centraal staan1”.

1 Bron: Partners in leren 2007

11

. 1.2 Het politieonderwijs 2002 (mesoniveau) Het politieonderwijs staat voor de taak om politiemedewerkers de hiervoor benodigde competenties te laten verwerven. Het politieonderwijs is een uniek onderwijsstelsel en verschilt van het reguliere onderwijs, dat valt onder het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Het politieonderwijs valt namelijk onder het gezag van Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties in samenspraak met de Minister van Justitie. Het onderwijs is vastgelegd in de Wet op de LSOP en het politieonderwijs . De politieacademie is als enige onderwijsinstelling in Nederland gerechtigd het politieonderwijs te verzorgen. Daarnaast dient zij ook zorg te dragen voor de werving en selectie van aspiranten en de examinering. Tevens verricht zij onderzoek naar ontwikkelingen die van belang zijn voor de Nederlandse politie. Naast het soort onderwijs dat gegeven moet worden, regelt de wet onder andere ook:

de financiering van het politieonderwijs; de samenstelling, taken en bevoegdheden van het College van Bestuur, de Raad van

Toezicht en de Politie Onderwijs Raad en de samenhang met de regionale opleidingscentra en hogescholen als het gaat om

opleidingsniveau. De Politie Onderwijs Raad is een belangrijk adviesorgaan in de wijziging van het politieonderwijs. De positie en taken zijn geregeld in de Wet op het LSOP2 en het politieonderwijs, die in werking is getreden op 1 april 2003. De Raad adviseert de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van Justitie (gevraagd en ongevraagd) over het regeringsbeleid met betrekking tot het Nederlandse politieonderwijs. Tevens fungeert de Politieonderwijsraad als een afstemmingsorgaan tussen direct en indirecte betrokkenen bij het Nederlandse politieonderwijs. De aandacht in de Politieonderwijsraad gaat in het bijzonder uit naar de relatie tussen de kenmerken en ontwikkelingen van de politiepraktijk, de (politie)arbeidsmarkt en het politieonderwijs. Daarbij heeft de relatie met het reguliere beroepsonderwijs en het hoger onderwijs steeds de aandacht. De Politieonderwijsraad is adviserend over eisen die gesteld moeten worden in het kader van het werkend leren. De Raad neemt een onafhankelijke positie in ten opzichte van de beide opdrachtgevende Ministeries (beleidsverantwoordelijk) en de Politieacademie (uitvoerend). De beide opdrachtgevende ministeries zijn via waarnemende leden vertegenwoordigd in de Raad.

2 Wet op de landelijke selectie opleiding politie

12

1.3 De beroepsprofielen In 2002 is het nieuwe politieonderwijs van start gegaan, waarbij er vijf beroepsprofielen voor het initiële onderwijs zijn opgesteld. Het is de enige instelling die in Nederland onderwijs verzorgt voor de gehele beroepskolom; Initieel onderwijs van niveau 2 tot en met 6 en postinitieel onderwijs. De niveaus 2, 3 en 4 zijn MBO opleidingen. In figuur 1 wordt het politieonderwijs schematisch weergegeven: Figuur 1

Samenhangend stelsel initieel/postinitieel politieonderwijs

Niveau Initieel Postinitieel

Leidinggevend Specialistisch Functiegerichte applicaties*

2 Assistent Politiemedewerker

3 Politiemedewerker

4 Allround Politiemedewerker

Operationeel leidinggevende

Recherchemedewerker Politiële verkeersspecialist Politiële milieuspecialist Politiespecialist

vreemdelingenzorg Politiespecialist

geweldsbeheersing

5 Politiekundige Bachelor

Tactisch leidinggevende

Recherchekundige Politiekundige

verkeersspecialist Politiekundige

milieuspecialist

6 Politiekundige Master

Strategisch leidinggevende

De politieopleiding is een beroepsopleidende leerweg (bol). Eén van de belangrijkste uitgangspunten van het in 2002 ingevoerd samenhangend stelstel van het politieonderwijs is gegoten in een duaal systeem. Het is duaal van opzet, waarbij het leren op het onderwijsinstituut, de Politieacademie, en lerend werken in de politiepraktijk wordt afgewisseld. De studenten van het politieonderwijs hebben een vast ritme in instituuts- en praktijkleren dat zij afwisselen. Gezien de substantiële omvang van werkend leren is het van groot belang dat de periode van werkend leren in de korpsen goed verloopt en dat er een goede aansluiting is tussen het instituutsdeel van de opleiding en het praktijkdeel in de korpsen.

13

1.4 Competentiegericht onderwijs Het politieonderwijs is gestoeld op competentiegericht onderwijs. Deze competenties zijn nodig om de werkzaamheden in de politiepraktijk uit te voeren. Competentiegericht wil zeggen:

Een samenspel van kennis en inzicht; Vaardigheden; Houding; Persoonlijke eigenschappen; Ervaring.

De studenten volgen modules genaamd kernopgaven. De kernopgaven zijn opgaven en problemen, kenmerkend voor het politieberoep, die aangepakt moeten worden binnen een specifieke organisatorische context, waarbij van de politieman/vrouw een oplossing en een aanpak wordt verwacht. De competenties die centraal staan per kernopgave zijn:

vakmatige en methodische competenties; het inhoudelijke werk, de vakkennis en de theorie die men nodig heeft om te voldoen;

bestuurlijk organisatorische competenties; het plannen en regelen van je eigen werk; sociaal communicatief en normatieve culturele competenties: het samenwerken in de

werkomgeving, de wijze waarop men functioneert; leer en vormgevingscompetentie; verwijzen naar het vermogen bij te dragen aan de

eigen ontwikkeling, het reflectievermogen en leren van het handelen, bijstellen en evalueren.

Verantwoordelijk voor het beleid en de financiering van het politieonderwijs zijn de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie. Verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderwijs zijn de Politieacademie en de korpsen. De Politieacademie heeft de regiefunctie en is eindverantwoordelijk voor de opleiding van de student. De Politieacademie heeft tevens de verantwoordelijkheid als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs, inclusief de toetsing. De politiekorpsen zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de periode van het werkend leren. In het initieel onderwijs leren studenten in een kwartielensysteem. Dat wil zeggen dat studenten afwisselend gemiddeld twaalf weken op het instituut leren en twaalf weken werkend leren in de korpsen. De student heeft een aanstelling bij een politiekorps, waardoor het korps de rechtspositionele verantwoordelijkheid over de student als werknemer heeft. Het korps beslist tevens over salariëring en ontslag.

14

1.5 Onderzoek Inspectie Openbare Orde en Veiligheid naar werkend leren in het politieonderwijs3

Het externe toezicht op de kwaliteit van het onderwijs inclusief de periode van werkend leren is in handen van de Inspectie van Openbare Orde en Veiligheid (IOOV). Vanuit deze taakstelling heeft de inspectie een onderzoek uitgevoerd naar de wijze waarop de korpsen en de politieacademie de periode van werkend leren vormgeven en de mate waarin dit bijdraagt aan het optimale leerproces van de student. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat:

de gegeven richtlijnen rondom werkend leren in de praktijk wisselend en fragmentarisch worden toegepast;

het werkend leren niet sterk genoeg gepositioneerd blijkt te zijn bij de ontwikkeling en implementatie van het politieonderwijs;

het functionele ontwerp (kader voor organisatie van werkend leren) algemeen en weinig operationeel is;

het implementatieproces van het politieonderwijs in de korpsen te vroeg is beëindigd. Dit onderzoek heeft geleid tot invulling van de normen voor kwaliteit van de periode van werkend leren, gedragen door de korpsen, politieonderwijsraad en de Politieacademie. Op grond van de onderzoeksresultaten van de Inspectie van Openbare Orde en Veiligheid zijn er in 2006 een aantal knelpunten gesignaleerd. In 2010 dient ieder korps het proces werkend leren te hebben ingericht conform de normen. In 2011 zal de Inspectie van Openbare Orde en Veiligheid de korpsen wederom bezoeken een onderzoeken in welke mate de korpsen voldoen. Eén van de belangrijke knelpunten was met betrekking tot het coachen: Dat de praktijkcoaches zich op meerdere punten onvoldoende toegerust voelen in de begeleiding van de student. Een politieman of vrouw die coach wil zijn, moet affiniteit hebben met het coachen of opleiden van instromende collega’s. Gezien de capaciteit in personeel is dit niet altijd haalbaar. Vanuit dit onderzoek is een normenset ontwikkeld die zich richt op de niveaus van assistent-politiemedewerker (niveau 2), politiemedewerker (niveau 3) en allround-politiemedewerker (niveau 4). Als het gaat om de coaching van de studenten op de werkplek, worden in de normenset een aantal criteria genoemd waaraan de korpsen landelijk moeten voldoen. Waar in dit onderzoek wordt gesproken over coachen wordt bedoeld: het coachen op de leerwerkplek. De normenset zal later in dit rapport aan de orde komen.

3 Bron: Werken aan Werkend Leren 2006

15

1.6 Onderzoek coaching regiopolitie Zuid-Holland-Zuid4 (microniveau) In het afstudeeronderzoek van M. Verkerk-Richardson (2007) is de implementatie en borging van de coaching op de leerwerkplek onderzocht in het korps Zuid-Holland-Zuid. De respondenten in dit onderzoek waren de coaches en hun leidinggevenden. De enquête die in dit onderzoek werd ontwikkeld door M. Verkerk-Richardson, is in aangepaste versie gebruikt voor dit rapport. Zie hiervoor hoofdstuk 4 methoden van onderzoek. De opvallendste conclusies uit het gehouden onderzoek in het korps Zuid-Holland-Zuid worden hieronder vermeld:

de coaches waren niet volledig opgeleid op het gebied van coaching; er zijn geen wekelijks aangeleverde overzichten met feedback van de coach; er zijn geen praktijkcoaches die in het eerste jaar fulltime zijn ingeroosterd en. het coachen is geen taakaccent en op de leerwerkplek wordt er weinig tot geen tijd

vrijgemaakt voor het coachen. 1.7 Audit regiopolitie Rotterdam Rijnmond, district Noord5(microniveau) In het najaar van 2008 heeft het korps Rotterdam-Rijnmond een audit georganiseerd in het eigen korps. Districten hebben elkaar geïnterviewd met betrekking tot het werken aan werkend leren. Doel van de audit was om, door middel van het voeren van gesprekken op basis van een vastgestelde vragenlijst, met diverse betrokken groepen:

de stand van zaken te bepalen met betrekking de invoering van de regionale afspraken; knelpunten en verbeterpunten in kaart te brengen in het kader van het werkend leren. mogelijke oorzaken van de uitstroom van studenten tijdens de opleiding door te nemen

en bij elkaar “in de keuken te kijken”, waardoor men ook van elkaar kan leren.

Specifiek voor het district Noord worden hieronder een aantal knelpunten benoemd, die specifiek gaan over de coaching van de student op de leerwerkplek.

De praktijkcoach draagt zorg voor de inhoudelijke begeleiding van de student. De kwaliteit van begeleiding is erg persoonsgebonden. De afstemming tussen coaches en chefs leidt tot verschillen in taakopvatting en rollen ten aanzien van de begeleiding.

Het hebben van een vaste coach is een belangrijke voorwaarde voor een goede opvang en begeleiding. Gebleken is dat bij een niet goede eerste opvang studenten zich verloren voelen. De eerste indruk blijft lang hangen en is veelal beeldbepalend.

Binnen de afdeling opsporing lijkt het of de student “op afstand” wordt gehouden. Niet een ieder droeg kennis van de aanwezigheid van een vaste coach binnen deze afdeling.

4 Bron: Onderzoek coaching regiopolitie Zuid-Holland-Zuid 5 Bron: Auditverslag Politieonderwijs District Noord

16

2. Opdracht/doelstelling In dit hoofdstuk wordt de afbakening van het onderzoek en de opdracht voor dit onderzoeksrapport omschreven. Gezien de dualiteit van de opleiding, wil de Politieacademie te Rotterdam als opdrachtgever graag onderzoeken hoe de coaching van de studenten op de werkplek op dit moment is weggezet in de korpsen. Tevens wil zij weten of er nog knelpunten zijn op het gebied van de praktijkcoaching van de student, om daarvan uit een gedegen advies te kunnen geven in de richting van de korpsen. Omdat het werkend leren een veelomvattend begrip is, wordt de nadruk gelegd op het coachen van de studenten in het praktijkdeel van hun opleiding. Gezien de hoeveelheid korpsen is in overleg met de opdrachtgever besloten om twee districten van twee verschillende korpsen te onderzoeken, te weten district Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond en district Breda van het politiekorps Midden en West Brabant. Beide korpsen leveren studenten aan de Politieacademie te Rotterdam gedurende de opleiding. 3. Onderzoeksvraag en deelvragen In dit hoofdstuk zijn de onderzoeksvragen en de deelvragen weergegeven van dit rapport. De onderzoeksvraag is: Hoe worden de studenten in het district Breda van Politie Midden West Brabant en in het district Noord van politie Rotterdam Rijnmond gecoacht? Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? De deelvragen zijn: 1. Aan welke normen moeten de praktijkcoaches van beide districten voldoen volgens de

normenset werkend leren? 2. Voldoet de praktijkcoaching van beide districten aan de normen van de normenset

werkend leren? 3. Wat zijn de gewenste competenties van een praktijkcoach volgens het coachen uit de

literatuur? 4. Welke coachingsvaardigheden geven vanuit de theorie een aanvulling op de

praktijkcoaching van de studenten in district Noord en in district Breda?

17

4. Methoden van onderzoek In dit hoofdstuk zal duidelijk worden welke methoden zijn gebruikt om de onderzoeksvraag en deelvragen te beantwoorden. Tevens vindt een omschrijving plaats van de respondenten en de wijze waarop de enquêtes en interviews zijn afgenomen. Er vindt een nulmeting plaats om inzicht te krijgen in de wijze van coachen op de leerwerkplek. Dit onderzoek is een advies aan beide korpsen over het coachen op de werkplek. 4.1 Welke methoden zijn er toegepast? Er is gekozen voor een kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Door gebruik te maken van een kwantitatief onderzoek is er een groot aantal respondenten geënquêteerd. De respondenten zijn de praktijkcoaches en hun studenten. Het is een kwalitatief onderzoek, omdat de respondenten zijn geënquêteerd op de beleving van coaching. Daarbij geldt wel dat de beleving van de respondenten centraal staat, op andere momenten in de tijd is deze beleving anders, of zijn er weer andere personen bij het proces betrokken Verhoeven (2007). In de resultaten wordt procentueel inzicht gegeven in de verschillen die er zijn, maar ook de overeenkomsten, als het gaat om de coaching van de student. Om een betrouwbaarder beeld te geven van dit onderzoek, zijn er tevens van ieder district twee trajectbegeleiders geïnterviewd. Er is in dit onderzoek gebruik gemaakt van meerdere databronnen zoals een enquête, literatuuronderzoek, bestaande gegevens en afnemen van interviews. Onderzoeker heeft in het district Breda presentaties bijgewoond om een beeld te krijgen van de borging van het politieonderwijs. Verder heeft onderzoeker twee coachgesprekken bijgewoond in het district Noord om een beeld te krijgen van de coaching op de leerwerkplek. Via peer-consultation wordt dit onderzoek bijgelezen en tussentijds geëvalueerd. Hierbij maakt onderzoeker gebruik van experts op het gebied van het politieonderwijs, dhr. L.A.M. Martens en J. Haans. Hieronder worden per deelvraag de methodes weergegeven die zijn gebruikt voor dit onderzoek. 4.1.1 Methode deelvraag 1 Aan welke normen moeten de praktijkcoaches van beide districten voldoen volgens de normenset werkend leren? Methoden die gebruikt zijn bij deelvraag 1 zijn literatuuronderzoek, bestaande rapporten en adviesnota’s. Hierbij is gebruik gemaakt van de volgende adviesrapportages:

Werken aan werkend leren, Advies met betrekking tot een normenset voor de periode van werkend leren, Politie Onderwijs Raad, juli 2006.

Functioneel Ontwerp Politie Onderwijs Initieel. Studie informatiepunt LSOP, 2003, staan richtlijnen ten aan zien van de

werkzaamheden van de praktijkcoach. Via de intranetsite van de Politieacademie op www.politieacademie.nl. Literatuuronderzoek.

https://www.politieacademie.nl/

18

4.1.2 Methode deelvraag 2 Voldoen de praktijkcoaches van beide districten aan de normen van de normenset werkend leren? De methoden die bij deelvraag 2 zijn gebruikt zijn rapporten, literatuuronderzoek en een bestaande enquête coaching voor praktijkcoaches en studenten. Tevens is een interview afgenomen bij de trajectbegeleiders van beide districten. De enquêtes en het interview zijn ontwikkeld door M. Verkerk-Richardson, afgestudeerd in 2006 aan het HBO Psychologie te Dordrecht. Het onderzoek van M. Verkerk-Richardson was gericht op de borging van de coaching in het politiekorps Zuid-Holland-Zuid. De respondenten waren de praktijkcoaches en hun leidinggevenden. Dit rapport is gericht op de praktijkcoaches en hun studenten. Gezien het verschil in respondenten zijn de vragenlijsten en het gestructureerde interview aangepast aan de respondentengroep. De aanpassingen hierop zijn gemaakt door onderzoek in de literatuur en rapporten. De enquêtes zijn systematisch opgesteld. Er zijn theoretische begrippen verzameld die zijn geconcretiseerd in de enquête. Na het maken van de vragen zijn er antwoordalternatieven in een 4 punt schaal gemaakt. De vragen zijn eenvoudig leesbaar voor de doelgroep. Tevens zijn de antwoorden zijn zo concreet mogelijk gemaakt. Er werd gebruik gemaakt van een niet gestandaardiseerde vragenlijst. Een aantal vragen in de enquête voor de coaches kwamen overeen met eenzelfde aantal vragen in de enquête voor de studenten, dit noemt men zogenaamde spiegelvragen (Verhoeven 2007). De vragenlijst die is gebruikt is afkomstig vanuit het onderzoek eerdergenoemd, echter doordat er vragen aan zijn toegevoegd is de vragenlijst niet herhaalbaar omdat niet exact hetzelfde is gemeten (Verhoeven 2007). De gebruikte vragenlijst is ter goedkeuring aangeboden aan de afstudeerbegeleider, de heer R. van de Berg en akkoord bevonden Door de vragenlijst aan te passen is de enquête niet valide. De betrouwbaarheid van dit onderzoek is verhoogd door de overige methoden die zijn beschreven en gebruikt. De gegevens van de enquête zijn geanalyseerd door gebruik te maken van het statistische programma SPSS. Daarbij zijn de frequenties gemeten van de keren dat een vraag is ingevuld. De resultaten zijn in procentuele verhoudingen weergegeven en afgerond op hele getallen. Gezien de grote hoeveelheid gegevens uit de enquête, zijn de meest opvallende resultaten in bijlage A van dit document opgenomen. 4.1.3 Methode deelvraag 3 Wat zijn de gewenste competenties van een praktijkcoach volgens het coachen uit de literatuur? De methode die is gebruikt voor deelvraag 3 is literatuuronderzoek en wetenschappelijk artikelen. 4.1.4 Methode deelvraag 4 Welke coachingsvaardigheden geven een aanvulling vanuit de theorie op de praktijkcoaching van de studenten in district Noord en in district Breda? De methode die is gebruikt voor deelvraag 4 is literatuuronderzoek en wetenschappelijke artikelen.

19

Aanvullende informatie In het politiekorps Midden en West Brabant hebben trajectbegeleiders presentaties gegeven in de afzonderlijke districten waar de studenten werkzaam zijn. Onderzoeker heeft deze presentaties bijgewoond om een beeld te krijgen van de borging van het politieonderwijs. Bij deze presentaties waren praktijkcoaches, lijnchefs en trajectbegeleiders aanwezig. Verder heeft onderzoeker twee coachgesprekken bijgewoond in het district Noord om een beeld te krijgen van de coaching op de leerwerkplek. 4.2 Respondenten De respondenten in dit onderzoek zijn de praktijkcoaches van het district Breda van het politiekorps Midden en West Brabant en het district Noord van de politieregio Rotterdam Rijnmond. De coaches staan het dichtst bij de student en zijn aanwezig op de leerwerkplek, derhalve zijn coaches en studenten geënquêteerd. De praktijkcoaches zijn mannen en vrouwen tussen de leeftijd van 20 tot 55 jaar oud. Het aantal praktijkcoaches in district Noord van Rotterdam Rijnmond is 14. Het aantal praktijkcoaches werkzaam in district Breda van het korps Midden en West Brabant is 9. De tweede groep respondenten zijn studenten die deelnemen aan de politieopleiding in de niveaus 2, 3 en 4. De studenten zijn werkzaam in district Breda van het politiekorps Midden en West Brabant of in het district Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond. In district Breda zijn er 84 studenten werkzaam. In district Noord zijn er 80 studenten werkzaam. De studenten zijn mannen of vrouwen in de leeftijd van 18 tot en met 50 jaar oud. De trajectbegeleiders die zijn geïnterviewd zijn allen mannen in de leeftijd van 40 tot en met 55 jaar oud. 4.3 Respons enquête De enquête is gehouden in de periode van januari tot en met februari 2009. Van de 9 werkzame praktijkcoaches van het district Breda was de respons 100%. Van de 14 werkzame praktijkcoaches hebben 13 in het district Noord de enquête ingevuld, hiervan was 1 non-respons. De respons op de enquête van de studenten van district Breda was 37. In het district Noord hebben 37 studenten de enquête ingevuld. De non-respons van de studenten in district Noord was 43. Er zijn studenten met het niveau assistent politiemedewerker benaderd voor de enquête, echter zij hebben niet gereageerd op de enquête. De respondenten van de enquête schematisch weergegeven in tabel 1.

Tabel 1a: Coaches district Breda Tabel 1b: Coaches district Noord

Aantal Respons Respons % Aantal Respons Respons %

9 9 100% 14 13 93%

Tabel 1c: Studenten district Breda Tabel 1d: Studenten district Noord

Aantal Respons Respons % Aantal Respons Respons %

84 37 44% 80 37 46%

20

De respons van de studenten per niveau schematisch weergegeven in tabel 2.

Tabel 2a:

Studenten district Breda

Tabel 2b:

Studenten district Noord Opleidingsniveau Aantal Procent Aantal Procent

Assistent Politiemedewerker 0 0% 0 0%

Politiemedewerker 22 60% 22 60%

Allround politiemedewerker 15 40% 15 40%

Totaal 37 100%

37 100% Tabel 2a geeft het niveau aan van de geënquêteerden van het district Breda. 60% van de studenten volgt de opleiding Politiemedewerker. Van de studenten volgt 40% de opleiding Allround Politiemedewerker. De assistent politiemedewerkers zijn wel benaderd, maar hebben niet deelgenomen aan de enquête. Tabel 2b geeft het niveau aan van de studenten die de enquête hebben ingevuld voor het district Noord. Hierbij geldt eveneens dat 60% van de studenten de opleiding voor politiemedewerker volgt en 40% de opleiding Allround politiemedewerker. De assistent politiemedewerkers zijn wel benaderd, maar hebben niet deelgenomen aan de enquête. De derde groep respondenten bestaat uit trajectbegeleiders die de studenten begeleiden in hun werkend leren. In het district Noord zijn er twee trajectbegeleiders werkzaam en bij beiden is een gestructureerd interview afgenomen. In het district Breda hebben twee van de zes trajectbegeleiders deelgenomen aan het interview. 4.4 Wijze van afname enquête Een aantal weken voor het afnemen van de enquête is er een brief gestuurd naar de districtchefs van het district Breda en van het district Noord. Daarin werd de doelstelling van het onderzoek vermeld en de enquête aangekondigd die plaats zou vinden in de beide districten. Tevens werden de respondenten en hun leidinggevende per brief op de hoogte gebracht van het onderzoek en de enquête die plaats zou vinden. In deze brief werd gevraagd om hun medewerking en de doelstelling van het onderzoek uiteengezet. In de brief werd de anonimiteit van de enquête aangegeven. De brieven voor het district Breda zijn als bijlage B opgenomen in dit rapport. De brieven aan het district Noord zijn als bijlage C opgenomen in dit rapport. Aan een aantal respondenten werd de enquête persoonlijk uitgereikt. Alle respondenten hebben de enquête digitaal ingevuld. De enquête werd niet in aanwezigheid van de onderzoeker afgenomen om sociaal wenselijke uitkomsten te voorkomen. De respondent zou eventueel bij aanwezigheid van de onderzoeker dát antwoord kunnen geven dat maatschappelijk geaccepteerd wordt (Verhoeven 2007). Sommige van de respondenten hebben de enquête na telefonisch contact met onderzoeker digitaal ingevuld. Dit om de respons te verhogen op de enquête. Bij beide respondenten zijn er steekproeven gehouden, waarbij gevraagd is om feedback op de vragenlijst. Uit de feedback bleek dat één vraag uit de enquête niet geheel duidelijk was, omdat deze op twee manieren uitgelegd kon worden. Deze vraag is geschrapt uit de enquête. De enquêtes zijn opgenomen in bijlage D van dit onderzoek.

5. De leerwerkplekken In dit hoofdstuk worden de leerwerkplekken van de respondenten beschreven. 5.1 Politiekorps Midden en West Brabant6 De studenten van het district Breda zijn werkzaam in het politiekorps Midden en West Brabant. Dit korps heeft ongeveer 2600 medewerkers, is zeer gevarieerd en heeft zowel landelijke als stedelijke kenmerken. Het korps Midden en West Brabant heeft op dit moment 251 studenten in opleiding. District Breda bestaat uit verschillende wijkteams waar de studenten hun leerwerkplek hebben:

Wijkteam Breda Centrum Wijkteam Breda Zuid Oost Wijkteam Breda Zuid West Wijkteam Bureau Etten Leur

Kaart regiopolitie Midden en West Brabant

21

Leerwerkplekken district Breda

6 Bron: www.mw-brabant.politie.nl

5.2 Politiekorps Rotterdam Rijnmond 7

De studenten van District Noord worden verdeeld over meerdere wijkbureaus. Het district Noord is gevestigd in de stad Rotterdam. Het korps Rotterdam Rijnmond is één van de grootste politieregio’s van Nederland. Op dit moment zijn er 663 studenten in opleiding voor het korps Rotterdam-Rijnmond. Dit korps heeft ongeveer 5000 medewerkers.

eerdere wijkbureaus. Het district Noord is gevestigd in de stad Rotterdam. Het korps Rotterdam Rijnmond is één van de grootste politieregio’s van Nederland. Op dit moment zijn er 663 studenten in opleiding voor het korps Rotterdam-Rijnmond. Dit korps heeft ongeveer 5000 medewerkers. De wijkteams waar de werkplekken zijn gelegen zijn: De wijkteams waar de werkplekken zijn gelegen zijn:

Wijkteam Hillegersberg-Schiebroek

22

Wijkteam Walenburgerweg Wijkteam Oude Noorden Wijkteam Lansingerland

Kaart regiopolitie Rotterdam Rijmond

Districten Districten

Waterweg-Noord Rotterdam-West Rotterdam-Centrum Noord leerwerkplek studenten Oost Feijenoord-Ridderster Zuid De Eilanden

Diensten:

Zeehavenpolitie Regionale Recherche Dienst Executieve Ondersteuning Regionale Informatie Organisatie

De studenten doolopen tijdens hun opleiding verschillende kernopgaven op verschillende werkplekken in het district, dit geldt voor zowel voor de leerwerkplekken van district Breda als voor het district Noord. De werkplekken/processen waar de studenten hun kernopgaven doorlopen zijn:

Intake en Service Opsporing Noodhulp Wijkteam

Elk proces heeft een coach die de studenten begeleidt in hun werkend leren. Het wijkteam is de werkplek waar de student het meest aanwezig is om zijn competenties te behalen.

7 Bron: www.rijnmond.politie.nl

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/Waterweg-Noord/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/districten/rotterdam-west/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/Rotterdam-Centrum/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/Noord/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/districten/oost/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/districten/feijenoord-ridderster/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/districten/zuid/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/districten/de_eilanden/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/Zeehavenpolitie/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/RRD/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/EXO/intro.htm

http://www.politie-rijnmond.nl/Ons_korps/Districten/RIO/intro.htm

23

6. Coaching en begeleiding van de student In dit hoofdstuk staat de praktijkcoach centraal. Achtereenvolgens treft u een omschrijving aan van het begrip praktijkcoach en de vereiste competenties volgens het landelijke profiel. Als laatste is de kernopgave weergegeven die de coaches volgen om te voldoen aan het landelijke profiel. 6.1 De praktijkcoach “De politieorganisatie is een lerende organisatie” maar het is relevanter om te stellen waar en hoe er binnen het politiebedrijf geleerd wordt, zegt Sprengers (2008). De student leert tijdens zijn opleiding twaalf weken aan het instituut en twaalf weken op de werkplek, gedurende 3 of 4 jaar naar gelang het niveau. Op de werkplek dient de student leeractiviteiten te ondernemen en te werken aan de gestelde competenties. De student dient tijdens zijn opleiding ook de competenties die hij al heeft verworven te onderhouden. Binnen het korps wordt de student begeleid op de werkplek door een praktijkcoach. De praktijkcoach is een uitvoerende politiefunctionaris, die tijdens de uitvoering van zijn taak begeleiding geeft aan de student en de student ondersteunt bij de verwerving van competenties. Om in staat te zijn de studenten goed te begeleiden hebben de praktijkcoaches bepaalde competenties nodig. Om deze competenties te verwerven volgen de praktijkcoaches een duale opleiding bij de Politieacademie genaamd Praktijkcoach Competent, die ervoor zorgt dat de coaches zijn gecertificeerd volgens het landelijke profiel. Thans kunnen de politiekorpsen een externe opleiding volgen: de Coach Opleiding Politie, bij het Bureau voor Training en Advies. De praktijkcoaches ronden deze opleiding af met certificering, eveneens op basis van het landelijke profiel. Het landelijke profiel waaraan de coaching moet voldoen is één van de criteria van de normenset die door de Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid is opgelegd. In dit rapport volgt een beschrijving van de competenties van de coach volgens het landelijke profiel.

24

6.2 De competenties van de coach volgens het landelijke profiel8

Vakmatig methodische competenties De praktijkcoach is in staat:

in een specifieke praktijksituatie, waarin de student bezig is competenties te verwerven, gedragingen te signaleren, te analyseren, te waarderen en de student te motiveren kwaliteit vast te houden en waar nodig een adequate verbetering te bewerkstelligen;

om samen met de student leervragen te vertalen in een concreet leertraject of leermoment;

de student in emotioneel beladen situaties te ondersteunen en daar waar nodig een proces te bevorderen dat een adequate verwerking bevordert.

Bestuurlijk, organisatorische en strategische competenties De praktijkcoach is in staat:

belemmerende factoren met betrekking tot het leerwerkklimaat te signaleren en te bespreken met de student, de trajectbegeleider en/of de organisatie, en waar mogelijk een proces in gang te zetten met als doel de belemmeringen te minimaliseren, zodat:

de student zich gewaardeerd voelt en aan diens authenticiteit recht wordt gedaan; zowel de organisatiedoelen als de leerwerkdoelen van de student in een goede sfeer

behaald kunnen worden.

Sociaalcommunicatief en normatief culturele competenties De praktijkcoach is in staat:

in praktijksituaties waarin een student bezig is competenties te verwerven een waardeoordeel uit te stellen en experimenteerruimte te bieden aan de lerende waarbij hij de verantwoordelijkheid draagt voor zowel de mentale als de fysieke veiligheid van de student;

in begeleidingssituaties om te gaan met verschillen tussen mensen en respectvol de authenticiteit van de student te waarderen;

zich te verplaatsen in de rol en de situatie van de beginnende beroepsbeoefenaar en zijn eisen daarop aan te passen zonder de kaders van de (kern)opgave uit het oog te verliezen.

Leer en vormgevingscompetenties De praktijkcoach is in staat:

om te reflecteren op de coachsituatie en het effect van de coaching; om te reflecteren op zijn eigen leerproces; de student aan te zetten dat ook te doen; zijn handelen in dienst te stellen van het leerproces van de student; op basis van een lerende houding zichzelf vakmatig en persoonlijk te ontwikkelen.

8 Bron: Intranet van de Politieacademie: www.politieacademie.nl

25

6.3 De kernopgave van de praktijkcoach9

De opleiding Praktijkcoach Competent en de Coach Opleiding Politie voorziet de coaches in de competenties waaraan ze moeten voldoen volgens het landelijke profiel. De coaches worden opgeleid in de kernopgave Coaching. De kwaliteit van beide opleidingen wordt in dit rapport niet onderzocht en valt buiten het bestek van dit onderzoek. De kernopgave voorziet de coach in het volgende: Kenmerken functie

tussen coach en gecoachte is geen hiërarchisch onderscheid; de coach ondersteunt bij ontwikkelen van competenties; de coach bewaakt het leerwerkklimaat; de coach rapporteert over vorderingen en coachen is een taakaccent.

Voorbeelden uit de praktijk

een student coachen bij de ontwikkeling van competenties die behoren bij de betreffende kernopgave;

een student coachen bij de ontwikkeling van specifieke competenties en een (nieuwe) medewerker coachen bij ontwikkeling taakbekwaamheid.

Werkpatroon (activiteiten) van de praktijkcoach

ontvangen van een coachopdracht van trajectbegeleider of lijnchef; analyseren van de opdracht; bestuderen kernopgave(n) of taakbeschrijving; kennismaken met student; onderzoeken begeleidingsbehoefte; vaststellen leerwerkplan / begeleidingsplan; voeren van een startgesprek; uitvoeren van de coaching; voortgangsgesprekken (eventueel tussentijds rapporteren); eindgesprek; rapporteren en reflectie.

Resultaat

de student bezit de vereiste startcompetenties voor de Proeve van bekwaamheid;

de student bezit de competenties voor een specifiek taakonderdeel en de (nieuwe) medewerker is voldoende taakbekwaam.

9 Bron: Intranet van de Politieacademie: www.politieacademie.nl

6.4 Het begeleidingsteam rondom de student De coach is niet de enige begeleider van de politiestudent. Om de politiestudent heen zijn er meerdere actoren die zorgen dat het leerproces begeleid wordt. De praktijkcoach is de inhoudelijke coach die het meeste contact heeft met de student. De student staat centraal in zijn leerproces. De Politieacademie, is verantwoordelijk voor het leren, ook als in de werkomgeving geleerd wordt. Tijdens het leren in een werkomgeving wordt gewerkt aan dezelfde kernopgaven als tijdens de periode aan het instituut. Het leren in beide situaties is complementair en moet leiden tot een goede integratie van theorie en praktijk. Hoewel de student zelf verantwoordelijk is voor het verwerven van competenties en ook verantwoordelijk is voor de kwaliteit van zijn werk, is de rol van het coaching- en begeleidingsteam, waarvan de praktijkcoach een onderdeel is van wezenlijk belang. Hieronder treft u in figuur 2 de begeleiders die het leerproces van de student bewaken en begeleiden. Figuur 2

26

Praktijkcoach

Student

Traject- begeleider

Leerproces- begeleider

Docent

Korps

Politieacademie

Hoofd Onderwijs

Lijnchef

27

7. Theoretisch kader In dit hoofdstuk treft u het theoretische kader dat is onderzocht voor dit rapport. In de eerste instantie wordt geblikt op het constructivisme. Hierna wordt het competentiegericht onderwijs belicht en als laatste wordt gefocust op het competentiegericht politieonderwijs. 7.1 Het constructivisme10 In de jaren na de Tweede Wereldoorlog maakte het behaviorisme plaats voor de cognitieve leerpsychologie die aan het eind van de twintigste eeuw werd aangevuld met leer en instructieprincipes van het constructivisme. De bedenkingen tegen de veralgemeniseerbaarheid en toepasbaarheid van vele bevindingen uit cognitieve onderzoeken en de onvrede met de toen gangbare onderwijspraktijk heeft uiteindelijk geleid tot meer aandacht voor de realiteit, de lerende zelf en het sociale en emotionele aspect van leren. De invalshoeken en de diversiteit van benaderingswijzen, opinies en leerprincipes is kernmerkend voor het constructivisme. Volgens constructivistische denkers is de werkelijkheid een subjectieve werkelijkheid die we zelf creëren en construeren. Het cognitivistische concept van leren als informatieverwerking waarbij kennis gezien wordt als een afspiegeling van buiten is vervangen door het concept van kennisconstructie, dat betekent dat ieder zijn eigen werkelijkheid en zijn eigen kennis omtrent die werkelijkheid construeert, dit beschrijven van der Veen en van der Wal (2008). Vanuit constructivistisch oogpunt bezien wordt kennis dan ook niet overgedragen door de leraar, maar door de student zelf in een leerproces dat hij zelf in toenemende mate stuurt en waar hij zelf de verantwoordelijkheid draagt. Het constructivisme gaat uit van de volgende opvattingen:

kennis en kennis verwerking (leren); leren is een (inter)actief en (collaboratief of samenwerkend) proces; leren is een cumulatief proces; leren is een zelfregulerend proces en leren is een doelgericht proces

Leren: leren is een actief, constructief, cumulatief zelfregulerend en doelgericht proces, waarin de lerende zelf de centrale rol speelt (Shuell 1988). Deze kenmerken zijn aanwezig in elk leren, ongeacht of dit leren plaatsvindt in of buiten het formele onderwijs of opleidingsomgeving zoals de leerwerkplek in de korpsen. Het constructivistische gedachtegoed over leren en kennisontwikkeling wordt tegenwoordig in het onderwijs ten uitvoer gebracht onder de noemer van het nieuwe leren. Het nieuwe leren is respectievelijk het natuurlijke authentieke betekenisvolle of het levensechte leren zoals het duale systeem in het politieonderwijs is opgebouwd. De constructivistische principes worden in brede kringen van het competentiegericht onderwijs toegepast. Onderwijs waarin men uitgaat van constructivistische leren en instructieprincipes dient krachtige leeromgevingen te creëren om dit construerend leren te stimuleren en te faciliteren.

10 Bron: Van leertheorie naar Onderwijspraktijk, 2008.

28

7.2 Competentiegericht politieonderwijs De leerwerkplek in het korps is zodanig ingericht dat de student competenties kan opdoen aldus Koot en van den Dekker (1999). Het gestructureerd opleiden op de werkplek vindt plaats op de huidige of toekomstige werkplek van de student in opleiding. Er wordt gewerkt aan een gestructureerd plan, dat de leerresultaten getoetst worden aan te voren bepaalde doelen. De werknemer wordt begeleid door zijn chef of een ervaren collega. In het huidige onderwijs is men de student steeds meer gaan beschouwen als een constructeur van kennis en vaardigheden. Daarmee wordt het belang geschapen van leeromgevingen, leerwerkplekken en adequate faciliteiten voor het leren als proces. In het beroepsonderwijs zoals het politieonderwijs, voegt men het principe van authentieke context van het beroep toe. Het begrip van “nieuwe leren” werd omstreeks het jaar 2000 door Simons geïntroduceerd en is sindsdien in alle vormen van onderwijs en sociale wetenschappen doordrongen, zo ook in het politieonderwijsstelsel. De leerprincipes van het constructivisme en het “nieuwe leren” komen bij elkaar in het competentiegericht onderwijs. Competenties hebben binnen het beroepsonderwijs de plaats ingenomen van eindtermen. Losse opdrachten zijn vervangen door levensechte of praktijkgestuurde leertaken en is leren op de werkplek inmiddels een bestanddeel van veel curricula in het middelbare beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs en politieonderwijs. Uitgaande van bovenstaande en in de visie van het politieonderwijs spreken we in het werkend leren van intentioneel, gestructureerd leren en opleiden in een natuurlijke omgeving. Blokhuis (2003) geeft de dimensies weer waarop het werkend leren geplaatst kan worden:

de eenheid die leert, individueel of sociaal leren; sturing, intern of extern gestuurd; motief, intern of extern motief om te leren; status, gepland of ongepland leren; bewustzijn, bewust van leren of niet bewust van leren; leeromgeving, wel of niet ontworpen; leerproces, universeel of uniek, individueel van aard en doel, verwerving competenties of participatie.

Het werkend leren binnen het initiële politieonderwijs kan worden getypeerd als individueel leren dat gepland en bewust verloopt in een niet ontworpen leeromgeving op de werkplek, dat meer intern gestuurd moet verlopen en gericht is op zowel het verwerven van competenties als het participeren in de politieorganisatie. De studenten rouleren volgens een vooraf bepaald leertraject waar ze leeractiviteiten uitvoeren, die zijn gerelateerd aan kernopgaven en de proeven van bekwaamheid (examens). Korpsen dienen ervoor te zorgen dat de leeromgeving voldoende kwaliteit biedt om de competenties te ontwikkelen. Competentiegericht leren en opleiden is een zoektocht naar een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, leren en werken worden aan elkaar gekoppeld.

29

7.3 Onderzoek Werkplekleren Middelbaar Beroeps Onderwijs11

Werkplekleren is een essentieel onderdeel van elke middelbare beroepsopleiding. Het wordt onmisbaar geacht als het gaat om de verwerving van beroepsrelevante competenties. Om de kwaliteit van werkplekleren te verbeteren is een review uitgevoerd. Gekeken is onder meer naar verschillende verschijningsvormen en naar variabelen die leren op de werkplek positief beïnvloeden. Om de effectiviteit te verhogen zijn richtlijnen ontworpen voor de interactie op de werkplek tussen begeleider en student. In quasi-experimenten is de hypothese getoetst dat het gebruik van richtlijnen door de begeleider tot een significant betere competentieverwerving bij de student leidt. De hypothese is verworpen. Intensief gebruik van de richtlijnen leidt weliswaar tot betere competentieverwerving, maar het verschil is niet significant. Daarnaast zijn studenten in de experimentele groep meer tevreden over hun begeleider, maar ook hier is het verschil niet significant. Opvallende uitkomst is verder dat begeleiding door jonge werknemers die daar relatief weinig ervaring mee hebben, leidt tot significant betere competentieverwerving bij studenten. Hetzelfde geldt bij begeleiding door werknemers die goed voorbereid zijn op de komst van de student. De experimenten laten zien dat studenten beroepsrelevantie competenties beter ontwikkelen na een aantal weken. Dit wijst op de potentie van werkplekleren. Aan het werkplekleren zijn wel voorwaarden verbonden, zoals continuïteit in interactie en begeleiders die voldoen aan de volgende eisen:

beschikbaar zijn tijdens de gehele periode van werkplekleren; weten wat vereist is voor de uitvoering van taken; goed voorbereid zijn en die bereid zijn te zoeken naar verschillende manieren van interactie in plaats van enkel

vaste routines te gebruiken.

11 Bron: Franck Blokhuis, Eviden-based of workplace learning, Universiteit Twente 2006

30

8. Beantwoording deelvragen Dit hoofdstuk is opgedeeld in paragrafen met daarin de deelvragen verwerkt. Hierin wordt in paragraaf 8.1 antwoord gegeven op deelvraag 1 van dit onderzoek, waarbij de normen zijn benoemd volgens de normenset werkend leren. Vervolgens wordt in paragraaf 8.2.1 en 8.2.2 duidelijk aan welke van deze normen de districten Noord en Breda wel of niet voldoen, dit is beantwoord door de interviews die met de trajectbegeleiders zijn gehouden en door de resultaten van de enquêtes die zijn afgenomen. In paragraaf 8.3 is deelvraag 3 beantwoord waarbij een beschrijving is gemaakt van de competenties van de coach. Als laatste treft u in paragraaf 8.4 de coachingsvaardigheden aan die een aanvulling kunnen geven op het coachen van de studenten. 8.1 Deelvraag 1: Aan welke normen moeten de praktijkcoaches van beide districten voldoen volgens de normenset werkend leren?12 In het kader van het onderzoek werkend leren in opdracht van het IOOV, is de normenset ontwikkeld waaraan de korpsen moeten voldoen. De norm die aangegeven is, betreffende de praktijkcoach:

Een praktijkcoach die aantoonbaar beschikt over de vereiste competenties geeft de student tijdens het korpskwartiel minimaal één keer per week feedback op het leren en werken.

De indicatoren die aangegeven worden in de normenset met betrekking tot het coachen zijn:

Er zijn bij het korps praktijkcoaches gecertificeerd op basis van het landelijke profiel. Er zijn bij het korps werkroosters aanwezig voor gecertificeerde praktijkcoaches en

studenten. Er zijn bij het korps een door de studenten ingevulde overzichten. Op deze overzichten

staat aangegeven welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd er is besteed aan het geven van feedback.

Er zijn bij het korps wekelijks door de studenten ingevulde evaluatieformulieren over de begeleiding van de praktijkcoaches.

Er is bij het korps voor de student in het eerste leerjaar een praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren.

In paragraaf 8.1 is beschreven wat de norm en de indicatoren zijn voor de normenset als het gaat om de coaching van de student in de districten.

12 Bron: Werken aan werkend leren Politie Onderwijs Raad 2006

31

8.2 Deelvraag 2: Voldoen de praktijkcoaches aan de normen van de normenset werkend leren? Uit paragraaf 8.2.1 blijkt of de praktijkcoaching van het district Breda van Midden en West Brabant voldoet aan de normen. In paragraaf 8.2.2 blijkt of de praktijkcoaching van het district Noord van Rotterdam-Rijnmond voldoet aan de normen. In de beantwoording van deze deelvraag worden de gegevens uit de gestructureerde interviews van de trajectbegeleiders meegenomen en een aantal resultaten van de enquêtes. De gehele interviews zijn onder bijlage B en C aan dit document toegevoegd. De meest opvallende resultaten van de enquête zijn opgenomen in bijlage A van dit rapport. Overige resultaten van het onderzoek zijn opvraagbaar bij onderzoeker. 8.2.1 Uitkomsten District Breda Hieronder treft u de normen (vetgedrukt) waaraan de praktijkcoach volgens het landelijke profiel moet voldoen. Vervolgens is het antwoord beschreven of het district Breda voldoet aan deze norm. Na deze opsomming treft een schema aan waarin staat of het district wel of niet aan de normen voldoet.

Een praktijkcoach die aantoonbaar beschikt over de vereiste competenties geeft de student tijdens het korpskwartiel minimaal één keer per week feedback op het leren en werken. In district Breda zeggen 56% van de coaches dat ze drie keer of meer feedback geven aan de student. 33% van de coaches zegt dit twee keer per week te doen en 11% zegt het één keer per week te doen. Zie hiervoor tabel 2a in bijlage A. 14% van de studenten geven aan dat ze drie keer of meer per week feedback krijgen van de coach. 32% van de studenten zeggen dit twee keer per week te krijgen. 38% zegt één keer per week feedback te krijgen en 16% zegt helemaal geen feedback te ontvangen, zie hiervoor tabel 2b in bijlage A.

Er zijn bij het korps praktijkcoaches gecertificeerd op basis van het landelijke

profiel. 67% van de praktijkcoaches van district Breda heeft de Leergang Praktijk Begeleider gevolgd. 11% van de praktijkcoaches van het district Breda zegt de Praktijkcoach Competent aan de Politieacademie te hebben gevolgd. 22% heeft de Coach Opleiding Politie bij het Bureau voor Training en Supervisie gevolgd. Deze twee opleidingen geven een certificering af volgens het landelijke profiel. Dit betekent dat 33% van de coaches van het district Breda voldoet aan de norm gecertificeerd te zijn volgens het landelijke profiel. Zie hiervoor tabel 1a in bijlage A.

32

Er zijn bij het korps werkroosters aanwezig voor gecertificeerde praktijkcoaches

en studenten. Er zijn binnen het korps geen gezamenlijke werkroosters. De student heeft een eigen rooster en de coach ook. De coach zorgt zelf dat hij met de student ingeroosterd wordt. Dit is niet verplicht maar vrijblijvend.

Er zijn bij het korps overzichten aanwezig die door de student zijn ingevuld.

Op deze overzichten staat aangegeven welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd er is besteed aan het geven van feedback. Deze overzichten zijn niet aanwezig, maar de feedback van de coach wordt wel besproken tijdens functioneringsgesprekken die de student heeft met de trajectbegeleider.

Er zijn bij het korps wekelijks door de studenten ingevulde evaluatieformulieren over de begeleiding van de praktijkcoaches. Deze zijn niet aanwezig.

Er is bij het korps voor de student in het eerste leerjaar een praktijkcoach

ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren. Er is geen fulltime praktijkcoach ingeroosterd voor het eerste leerjaar. Er is wel een coach fulltime beschikbaar, maar niet één op één. Ze kunnen wel beroep doen op een coach.

In onderstaande tabel staat aangegeven of het district Breda voldoet aan de normen. In de antwoorden is voldaan, niet voldaan of niet volledig voldaan weergegeven. Niet volledig voldaan is aangegeven als het wel wordt toegepast, maar nog niet door iedereen wordt gehanteerd. Tabel 1: Normen voor de praktijkcoaching district Breda Norm Voldaan Niet

voldaan Niet volledig voldaan

Een praktijkcoach die aantoonbaar beschikt over de vereiste competenties geeft de student tijdens het korpskwartiel minimaal één keer per week feedback op het leren en werken

X

Er zijn bij het korps praktijkcoaches gecertificeerd op basis van het landelijke profiel.

X

Er zijn bij het korps werkroosters aanwezig voor gecertificeerde praktijkcoaches en studenten.

X

Er zijn bij het korps overzichten aanwezig die door de student zijn ingevuld. Op deze overzichten staat aangegeven welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd er is besteed aan het geven van feedback.

X


X

Er is bij het korps voor de student in het eerste leerjaar een praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren

X

33

8.2.2 Uitkomsten District Noord Hieronder treft u de normen (vetgedrukt) waaraan de praktijkcoach volgens het landelijke profiel moet voldoen. Vervolgens is beschreven of het district Noord voldoet aan deze norm.

Een praktijkcoach die aantoonbaar beschikt over de vereiste competenties geeft de student tijdens het korpskwartiel minimaal één keer per week feedback op het leren en werken. 46% van de coaches van district Noord zegt dat hij drie keer of meer feedback geeft per week aan de student. 38% van de coaches geeft aan twee keer per week feedback te geven. 15% zegt dit één keer per week te doen. Zie hiervoor tabel 2c in bijlage A. Van de studenten van het district Noord zeggen 22% dat de coach hen drie keer of meer feedback geeft per week. 19% van de studenten zegt dat de coach hen twee keer per week feedback geeft en 32% zegt dat ze één keer per week feedback krijgen. 27% van de studenten zegt helemaal geen feedback te krijgen. Zie hiervoor tabel 2d in bijlage A.

Er zijn bij het korps praktijkcoaches gecertificeerd op basis van het landelijke profiel. 46% van de coaches geven aan dat ze opleiding Praktijkcoach Competent hebben gevolgd. 8% zegt de Leergang Praktijkbegeleider te hebben gevolgd. 8% de Coachopleiding Politie en 38% zegt geen opleiding te hebben gevolgd. Dit geeft aan dat 54% van de coaches de opleiding hebben gevolgd dat de certificering afgeeft volgens het landelijke profiel. Het resultaat is weergegeven 1b van bijlage A.

Er zijn bij het korps werkroosters aanwezig voor gecertificeerde praktijkcoaches en studenten. Er zijn werkroosters aanwezig.

Er zijn bij het korps door de studenten ingevulde overzichten aanwezig. Op deze

overzichten staat aangegeven welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd er is besteed aan het geven van feedback. Dit is niet aanwezig.

Er zijn bij het korps wekelijks door de studenten ingevulde evaluatieformulieren

over de begeleiding van de praktijkcoaches. Nee, dit is niet aanwezig.

Er is bij het korps voor de student in het eerste leerjaar een praktijkcoach

ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren. In het district Noord wordt de praktijkcoach ingeroosterd hiervoor.

34

In onderstaande tabel staat aangegeven of het district Noord voldoet aan de normen. In de antwoorden is voldaan, niet voldaan of niet volledig voldaan weergegeven. Niet volledig voldaan is aangegeven als het al wel gebeurt, maar niet door iedereen nog wordt gehanteerd. Tabel 2: Normen praktijkcoaching district Noord Norm Voldaan Niet

voldaan Niet volledig voldaan

Een praktijkcoach die aantoonbaar beschikt over de vereiste competenties geeft de student tijdens het korpskwartiel minimaal één keer per week feedback op het leren en werken

X

Er zijn bij het korps praktijkcoaches gecertificeerd op basis van het landelijke profiel.

X

Er zijn bij het korps werkroosters aanwezig voor gecertificeerde praktijkcoaches en studenten.

X

Er zijn bij het korps overzichten aanwezig die door de student zijn ingevuld. Op deze overzichten staat aangegeven welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd er is besteed aan het geven van feedback.

X


X

Er is bij het korps voor de student in het eerste leerjaar een praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren

X

In de paragrafen 8.2.1 en 8.2.2 is beschreven wat de uitkomst was van de interviews in het district Breda en het district Noord. In de tabellen is te zien in hoeverre de districten voldoen, niet voldoen of niet volledig voldoen aan de normen die gesteld zijn.

35

8.3 Deelvraag 3: Wat zijn de gewenste competenties van een coach volgens het coachen uit de literatuur. In dit hoofdstuk wordt bovenstaande deelvraag beantwoord. Hiervoor is gebruik gemaakt van literatuur en wetenschappelijke artikelen. Uitgangspunten coaching13

Coaching is gericht om een leerproces op gang te brengen en de gecoachte in staat stelt zijn doelen ten verwezenlijken en zich verder te ontwikkelen. De context is een werksituatie.

Het gaat om methodisch ontwikkelen van iemands potentiële kwaliteiten, zodat hij zo goed mogelijk presteert;

De focus is gericht op de persoon en op het realiseren van organisatiedoelen en persoonlijke doelen;

Het leren en handelen wordt bevorderd; Het gaat om concrete resultaten in houding, kennis en vaardigheden, om competenties; Er is een dialoog over plezier en problemen binnen het beroep; Er wordt gewerkt aan en vanuit bewustzijn en verantwoordelijkheid van de gecoachte

voor de eigen werksituatie; De methode wordt bewust en gedurende een bepaalde tijd doelgericht toegepast.

Coaching vraagt om specifieke kundigheid Coachen op de werkplek vraagt om een andere relatie dan met je overige collega’s, partner, kinderen of vrienden. De relatie die er met de student is, is een beroepsmatige relatie, de kwaliteit van coaching is afhankelijk van de kwaliteit van de relatie tussen de coach en student aldus Kerssemakers (2009). Voor de coach is het van belang om een goede balans te vinden tussen de student sturen en de student zelfstandig aan het werk te laten gaan. Coaches in Nederland hebben veelal geen specifieke coachopleiding gevolgd, maar baseren hun kundigheden op hun initiële beroepsopleiding en ervaringen uit het werkveld. De coach stelt de juiste vragen tegen de achtergrond van een veelvormige beroepscontext. Coen en Meijders (2003) geven vijf procesfactoren aan die gelden voor het denken en handelen van de begeleidingskundige zoals de praktijkcoach. De kerncompetenties worden hieronder beschreven:

Afstand betrokkenheid De coach hanteert afstand als middel om de vraagstelling met nuchterheid overzicht en objectiviteit tegemoet te treden. Dit vraagt niet om een afstandelijke houding maar verbinding te zoeken met de student en de betrokkenheid op de vraag te laten blijken. Een groeiend vertrouwen helpt om de vraagstelling te exploreren. Afstand helpt om het overzicht te houden, verbindingen te leggen en hiaten in het verhaal te benoemen. Wanneer de verbinding er is kunnen beiden in gelijkwaardigheid elkaar in de kundigheid erkennen. Beiden zijn dan authentiek en autonoom.

13 Bron: Leren coachen basisboek theorie en methode & Hoe boek voor de coach Crasborn & Buis 2008

Co-creatie In het gesprek ontwikkelen coach en gecoachte een intensief contact gericht op onderzoek, ontwikkeling en resultaat. Samen creëren zij de route naar het resultaat, waarbij de coach stuurt en ondersteunt en de gecoachte in vrijheid eigen keuzes en stappen bepaalt. De coach bevordert het leren van zijn student. Tot deze competentie behoort het vermogen om vaardigheden en tools in et zetten om het onderzoek te bevorderen en nieuw inzichten te genereren: leren leren.

Onafhankelijke opstelling De coach is in staat naar de vraag van de gecoachte te kijken, zonder andere doeleinden na te streven. Deze onafhankelijkheid kan getoetst worden via reflectie en gesprekken met beroepsgenoten intervisie. Dit om te voorkomen dat de coach te veel zijn eigen doelen of die van de organisatie nastreeft. De coachingsvraag is nooit de vraag van de coach maar van de gecoachte.

Professionaliteit Het ontwikkelen van een coachingstraject van intake tot en met afscheid. Behalve formele momenten zoals opstellen van een contract, tussenevaluatie, reflectieverslagen, resultaatbepalingen behelst het ook het ontwikkelen van een vertrouwensrelatie.

Contextualiteit De context waarbinnen de coach werkt, het individu, zijn team, zijn organisatie en de maatschappelijke werkelijkheid om hem heen, blijft een rol spelen bij het onderzoek van de coachingsvraag. Hierdoor voorkomt de coach een te grote identificatie met de gecoachte en diens coachingsvraag. Vervolgens zal men tunneldenken of slachtofferdenken voor zijn. De resultaatgerichtheid van het coachen zal niet alleen op de coach betrokken worden maar ook op het team of de organisatie. In figuur 3 kerncompetenties schematisch weergegeven.14

Contextualiteit

Afstand en betrokkenheid

Afhankelijke

opstelling

Co-creatie

Professionaliteit

Figuur 3

14 Bron: Tools voor de coach Hendriksen 2007 & Hoe boek voor de coach Crasborn & Buis 2008

36

37

8.4 Deelvraag 4: Welke coachingsvaardigheden15 geven een aanvulling vanuit de theorie op de praktijkcoaching van de studenten in district Noord en in district Breda? Crasborn & Buis 2008 & Hendriksen 2007 schetsen een ideaal profiel voor de coach. Hieronder is een selectie gemaakt van de coachingsvaardigheden die een aanvulling zouden kunnen geven op de praktijkcoaching in de districten.

Een coach weet veel, laat dit ook zien en gebruikt hiervoor verschillende modellen en methoden.

De coach blijft zichzelf evalueren en ontwikkelen.

De coach is deskundig op het gebied van begeleiden, de gecoachte is deskundig als het

gaat om zijn eigen vragen. (deskundig ten aanzien van het eigen lijden, aldus Schreyögg 2003)

De coach heeft vertrouwen in het vermogen van de gecoachte en hij laat de gecoachte

keuzes maken te leren van zijn ervaringen en zelf oplossingen te vinden. De coach werkt door “niet te weten en niet te werken”. De koers en inhoud laat hij over aan de gecoachte.

De coach werkt op basis van gelijkwaardigheid en er is commitment over rollen en

werkwijze. Hij verplicht zich tot resultaatgericht en gefaseerd werken, waarbij de weg ook als doel wordt gezien.

De coach is zeer goed in actief luisteren, vragen stellen, confronteren en het inzetten

van intuïtie. Hij is in staat gedrags-en denkpatronen en leerthema’s te signaleren te benoemen en bespreekbaar te maken.

De coach heeft oog voor contextuele factoren en focust op de beinvloedings-

mogelijkheden van de gecoachte.

De coach reflecteert op zijn eigen gedrag ten opzichte van de gecoachte, hij stelt zichzelf vragen als: Wat heeft ervoor gezorgd dat hij dit resultaat heeft geboekt, wat heeft hem aan het twijfelen gebracht of zelfs een fout heeft gemaakt in de coaching.

En heel belangrijk: Hij gaat zorgvuldig en vertrouwelijk om met informatie van de

gecoachte.

De coach neemt deel aan een collegiale intervisie om advies te krijgen en te leren van ervaringen van de ander.

De coach zegt wat hij denkt en houdt niets achter waarbij selectieve authenticiteit de

basis is aldus Cohn 2006. In paragraaf 8.3 zijn de competenties van de coach omschreven vanuit de theorie. In paragraaf 8.4 zijn de coachingsvaardigheden vermeld die een aanvulling kunnen zijn voor de coaching in de districten.

15 Bron: Tools voor de coach Hendriksen 2007

38

9. Conclusies In hoofdstuk 8 zijn de deelvragen beantwoord. In bijlage A zijn de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. In hoofdstuk 9 treft u de conclusies aan gebaseerd op de resultaten van de hoofdstukken 8 en bijlage A. De conclusies zullen beschreven worden per deelvraag en als laatste bij de onderzoeksvraag. Deelvraag 1: Aan welke normen moeten de praktijkcoaches van beide districten voldoen volgens de normenset werkend leren? Deelvraag 1 is beantwoord in paragraaf 8.1 daarbij zijn de normen benoemd waar de praktijkcoaches in de korpsen landelijk aan moeten voldoen. Gezien de ontwikkelingen in het onderwijs is het mogelijk dat de normen ook zullen veranderen. De normen voor de praktijkcoaching voor het district Breda en het district Noord zijn hetzelfde. Het is niet bekend of de coach ook daadwerkelijk op de hoogte is van de normen die gehanteerd worden. Dit zal op een later moment nog onderzocht moeten worden. Deelvraag 2: Voldoen de praktijkcoaching aan de normen van de normenset werkend leren? Opvallend is te zien dat de coaching van beide districten niet volledig voldoet aan de normen die gesteld zijn. District Breda heeft geen enkele norm waaraan ze volledig voldoet. Achtereenvolgens zullen de opvallendste afwijkingen van de normen worden besproken. Alle coaches van district Breda hebben op dit moment een opleiding gevolgd, maar op dit moment is maar 33% van de coaches opgeleid volgens het landelijke profiel. Zie hiervoor de tabel 1a van bijlage A. Inmiddels is district Breda de coaches wel aan het opleiden. Door het doen van literatuuronderzoek is gebleken dat praktijkcoaches kennis en vaardigheden moeten hebben in het coachen. De kennis en vaardigheden doet de praktijkcoach op door de opleiding te volgen volgens het landelijk profiel. District Noord voldoet aan twee normen volledig. De eerste norm waaraan ze voldoen; is het aanwezig hebben van werkroosters voor de praktijkcoaches en studenten. De tweede norm; de praktijkcoach wordt volledig ingeroosterd voor de begeleiding tijdens het eerste leerjaar van de student. Van de praktijkcoaches in district Noord is 54% opgeleid volgens het landelijke profiel, opmerkelijk is dat 38% nog helemaal niet is opgeleid. Zie hiervoor tabel 1b van bijlage A. Inmiddels is het district Noord hier ook een inhaalslag aan het maken. Wel zou er gesteld kunnen worden dat deze groep coaches daardoor niet het inzicht hebben in coachen en het inzetten van de tools hiervan. Door het doen van literatuuronderzoek is gebleken dat praktijkcoaches kennis en vaardigheden in het coachen een pré is voor coachen. Deze kennis en vaardigheden doet hij op door de opleiding volgens het landelijke profiel te volgen. In hoeverre de opleiding invloed heeft op het resultaat van coaching is in het rapport niet onderzocht en valt buiten het bestek van dit onderzoek.

39

Het is wel opvallend dat sinds de start van het nieuwe politieonderwijs sinds 2002 nog niet alle coaches zijn opgeleid volgens het landelijke profiel. Een verband kan zijn dat een aantal van de coaches van district Noord soms gefaciliteerd worden door de leidinggevende Dit blijkt uit de enquête waarbij tabel 8a aangeeft dat 33% van de coaches van het district Breda ruim voldoende gefaciliteerd wordt door hun leidinggevende, 56% voldoende maar 11% soms. Zie hiervoor tabel 8a in bijlage A. Tabel 8b van het district Noord geeft aan dat 23% van de coaches ruim voldoende wordt gefaciliteerd door hun leidinggevenden. 38% geeft aan voldoende gefaciliteerd te worden maar 38% zegt soms gefaciliteerd te worden. Hierbij is opvallend dat dezelfde hoeveelheid die aangeeft geen opleiding te hebben gevolgd ook zegt soms gefaciliteerd te worden te worden. Een conclusie is dat de coaches van het district Noord de opleiding nog niet hebben gevolgd omdat ze soms worden gefaciliteerd. Opmerkelijk is dat er bij beide korpsen geen overzichten bijgehouden worden die de feedback door de coach aan de student aantonen. Uit de enquête blijkt wel dat er feedback gegeven door de coach aan de student. Alleen voldoet men in beide districten niet aan de norm dit in overzichten bij te houden. De hoeveelheid feedback per week is bevraagd in de enquête. Tabel 2a in bijlage A geeft aan dat 56% van de coaches van het district Breda drie keer of meer feedback geven aan de student. 33% van de coaches zegt dit twee keer per week te doen. En 11% zegt het één keer te doen. Tabel 2b geeft aan dat 14% van de studenten van district Breda zegt drie keer of meer feedback te krijgen van de coach. 32% dit twee keer te krijgen 38% zegt één keer feedback te krijgen en 16% zegt helemaal geen feedback te krijgen. De coaches van het district Breda geven aan altijd feedback te geven maar het aantal keren verschilt hierbij. Echter van de studenten district Breda geven aan dat 38% van hen één keer per week feedback krijgt en zelfs 16% helemaal niet. Voor het district Noord geeft tabel 2c weer dat 46% van de coaches zegt drie keer of meer per week feedback te geven. 38% zegt twee keer of meer per week feedback te geven aan de student. 15% zegt één keer per week feedback te geven aan de student. Tabel 2d geeft aan dat 22% van de studenten zegt drie keer of meer per week feedback te krijgen. 19% van de studenten zegt twee keer per week feedback te krijgen van de coach per week en 32% één keer per week. 27% van de studenten zegt helemaal geen feedback te krijgen. Gezien de enquête is het mogelijk dat de coaches hierop sociaal wenselijk hebben geantwoord. Vanuit de positie van de student zou er geconcludeerd kunnen worden dat zij wel feedback krijgen van de coach, maar het niet als feedback herkennen. Uit de ervaring van onderzoeker blijkt vaak dat studenten de feedback pas herkennen als het daadwerkelijk genoemd wordt als feedback. Een andere mogelijke reden is dat de coach wel feedback geeft maar het niet benoemd als feedback. In de opleiding volgens het landelijke profiel wordt daar wel aandacht aan besteedt. De kwaliteit van de gegeven feedback is niet gemeten in dit onderzoek.

40

Deelvraag 3: Wat zijn de gewenste competenties van een praktijkcoach volgens het coachen uit de literatuur. De kerncompetenties die omschreven staan in de literatuur wijken af van de competenties van de praktijkcoach die gesteld zijn bij de politiekorpsen. Een discrepantie hierin is de afstand betrokkenheid die als competentie is beschreven volgens Coen en Meijnders (2003). Zij zeggen namelijk dat er een gelijkwaardigheid dient te zijn in de relatie die de coach met zijn gecoachte heeft. De conclusie hierin is dat de praktijkcoach in beide districten al qua rang met zijn student een hiërarchisch onderscheid heeft. De gelijkwaardigheid is qua rang niet gelijk. Of de relatie op persoonlijk vlak gelijkwaardig is, is in dit onderzoek niet gemeten. Verder geven Crasborn en Buis (2008) aan dat de competentie co-creatie de gecoachte de vrijheid heeft eigen keuzes en stappen te ondernemen. De student in beide districten heeft een beperkte vrijheid voor het behalen van zijn leerdoelen, de opleiding is contextgebonden. Omdat het politieonderwijs is gekaderd zal de student aan een aantal criteria moeten voldoen die horen bij zijn beroepsuitoefening. Bij de competentie onafhankelijk opstelling volgens Crasborn en Buis (2008) wordt benoemd dat de coach door gebruik te maken van reflectie en intervisie de onafhankelijkheid toetst. Uit de enquête is naar voren gekomen dat voor het district Breda 11% van de coaches aangeeft dat ze altijd reflecteren op hun eigen leerproces. 56% zegt dit vaak te doen en 33% geeft aan dit zelden te doen. Zie hiervoor tabel 3a. Voor het district Noord geeft 15% aan altijd te reflecteren op hun eigen leerproces. 85% zegt dit vaak te doen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat voor het district Breda in totaal 67% altijd en of vaak reflecteert echter meer dan éénderde van de coaches geeft aan dit zelden te doen. De coaches van district Noord geven allen aan te reflecteren. Zie hiervoor tabel 3b Uit literatuuronderzoek geeft Hendriksen (2007) aan dat reflectie één van de belangrijkste tools is van de coach. Reflectie is het sterkste instrument waarmee de coach zijn kwaliteiten kan verbeteren. De coach die reflecteert is meester in het zelfonderzoek, zelfkrititiek en het zichzelf vragen stellen. Het is een vorm van in de spiegel kijken met open ogen en open gemoed. De gedragsverandering van de gecoachte begint bij zelfonderzoek, hoe kan ik mijn gecoachte beter begrijpen, helpen en in beweging krijgen. Dat éénderde van de coaches van district Breda zelden reflecteert kan gelegen zijn in het feit dat ze niet weten hoe te reflecteren doordat ze de opleiding volgens het landelijke profiel niet hebben gevolgd. Het reflecterend vermogen valt buiten het bestek van dit onderzoek. Intervisie is eveneens een middel die toegepast dient te worden om tot onafhankelijk toetsing te komen. Uit de gesprekken met de trajectbegeleiders district Breda is gebleken dat de intervisie reeds periodiek met de coaches wordt toegepast. In het district Noord is de intervisie onlangs opgezet en wordt eens in de twee maanden toegepast. De kwaliteit van intervisie is niet gemeten in dit rapport.

41

In de competentie professionaliteit wordt benoemd dat de coach een traject opzet van intake tot en met afscheid. Hierbij noemt Hendriksen (2007) formele momenten zoals opstellen van een contract, tussenevaluatie, reflectieverslagen en resultaatbepalingen. In de politieopleiding worden in het leerwerkplan dat de student maakt al deze zaken opgenomen. De praktijkcoaches van beide districten bewaken de voortgang van de student door het leerwerkplan dat de student maakt. Tabel 4a in bijlage A geeft weer dat 89% van de coaches van district Breda zegt op de hoogte te zijn van de inhoud van het leerwerkplan en 11% vaak. Tabel 4b in bijlage A geeft weer dat 31% van de coaches van district Noord zegt op de hoogte te zijn van de inhoud van het leerwerkplan, 38% vaak, 23% zelden en 8% zegt niet op de hoogte te zijn. Tabel 5a en b geeft aan dat 78% van de coaches van het van district Breda zegt het leerwerkplan altijd te bespreken met de student en 22% vaak. 35% van de studenten echter zeggen dat de coaches altijd het leerwerkplan bespreekt, 35% vaak, 19% zelden en 11% nooit. Dit verschil is opmerkelijk te noemen. Zie hiervoor tabel 5a en b in bijlage A. Voor het district Noord geven de coaches aan dat 23% altijd het leerwerkplan bespreekt, 46% vaak, 23% zelden en 8% nooit. 19% van de studenten geven aan dat de coaches altijd het leerwerkplan bespreekt, 16% zegt vaak, 30% zelden en 35% nooit. Ook hierin zijn de verschillen aanmerkelijk. Zie hiervoor tabel 5c en d in bijlage A. Zowel de coaches als de studenten van beide districten spreken elkaar tegen in de vraag over het bespreken van het leerwerkplan. Gezien de subjectiviteit is het mogelijk dat de coaches sociaal wenselijk hebben geantwoord. Bij de onderzoeker is bekend dat de vorm en inhoud van het leerwerkplan niet concreet en eenvoudig leesbaar is. Een andere reden zou kunnen zijn dat de coach tijdens de werkzaamheden met de coach wel inhoudelijk over het leerwerkplan spreekt, maar dat dit niet door de student zo ervaren wordt. De competentie contextualiteit is de context waarbinnen de coach werkt. De omgeving, zoals het team, de organisatie en de maatschappelijke werkelijkheid van de coach blijft een rol spelen bij het onderzoeken van de coachingsvraag. Hierdoor voorkomt de coach een te grote identificatie met de gecoachte en diens coachingsvraag. De context waarbinnen de coach en de gecoachte werkzaam is in de districten is in dit rapport niet onderzocht

42

Deelvraag 4: Welke coachingsvaardigheden geven een aanvulling vanuit de theorie op de praktijkcoaching van de studenten in district Noord en in district Breda? De coachingsvaardigheden zijn beantwoord in deelvraag 4. Als eerste wordt de coachingsvaardigheid omschreven en vervolgens vergeleken met de resultaten van de enquête. De coachingsvaardigheden die besproken worden, zijn de meest opvallende. De coach is zeer goed in actief luisteren, vragen stellen, confronteren en het inzetten van intuïtie. De coachingsvaardigheid vragenstellen is hieronder besproken. Tabel 6a geeft weer in hoeverre de coach van district Breda zichzelf in staat acht vragen te stellen aan de student, volgens de coach. 22% van de coaches geeft hiertoe altijd in staat te zijn en 78% geeft aan hier vaak toe in staat te zijn. Tabel 6b geeft weer in hoeverre de coach van district Breda in staat is vragen te stellen zodat de student zich bewust wordt van zijn handelen, volgens de student. 41% van de studenten geeft aan dat de coach hiertoe altijd in staat is, 51% vaak en 8% zelden. Opmerkelijk is dat 41% van de studenten zegt dat de coach hiertoe in staat is. De coaches geven juist aan dat 22% hiertoe in staat is. De score die de coach aangeeft kan aangeven dat de coach zich onzeker voelt over de wijze van vragen stellen. Een conclusie is de coach hierin op te leiden. Tabel 6c geeft aan dat 31% van de coaches zich in staat acht om vragen te stellen aan de student, zodanig dat de student zich bewust wordt van zijn handelen, volgens de coaches. 69% van de coaches vindt zichzelf vaak in staat. Tabel 6d geeft aan dat 32% van de studenten vindt dat de coach hiertoe altijd in staat is, 54% vaak, 11% zelden, en 3% vindt dat de coach niet in staat is. De studenten van district Noord geeft 14% aan dat de coach zelden of niet in staat is om vragen te stellen die de student bewust maakt. Hierbij kan ook geconcludeerd worden dat nog niet alle coaches inzicht hebben in het stellen van vragen met betrekking tot bewustwording bij de student. Dit kan zijn doordat deze coaches geen opleiding hebben genoten. Uit de gegevens van de enquête blijkt ook dat maar 22% van de coaches van het district Breda zegt volledig vrijgemaakt te zijn voor het coachen, maar liefst 78% heeft de coaching als neventaak. Gezien de andere werkzaamheden die de coach heeft zou dit betekenen dat de coach zijn aandacht richt op de andere taken en niet op het coachen van de student. Zie hiervoor tabel 7a in bijlage A. 39% van de coaches van het district Noord zegt volledig te zijn vrijgemaakt en 61% heeft de coaching als neventaak. Ook hier geldt dat het district Noord de meerderheid de coaching als neventaak heeft. Om het coachen goed te kunnen borgen zal de coach het coachen als hoofdtaak moeten hebben en niet als neventaak. Zie hiervoor tabel 7b in bijlage A.

43

De coach reflecteert op zijn eigen gedrag ten opzichte van de gecoachte, hij stelt zichzelf vragen als: Wat heeft ervoor gezorgd dat hij dit resultaat heeft geboekt, wat heeft hem aan het twijfelen gebracht of zelfs een fout heeft gemaakt in de coaching. Uit de enquête is naar voren gekomen dat voor het district Breda 11% van de coaches aangeeft dat ze altijd reflecteren op hun eigen leerproces. 56% zegt dit vaak te doen en 33% geeft aan dit zelden te doen. Zie hiervoor tabel 3a in bijlage A. Voor het district Noord geeft 15% aan altijd te reflecteren op hun eigen leerproces. 85% zegt dit vaak te doen. Hiervan uitgaande kan geconcludeerd worden dat de coaches van district Noord voldoende reflecteren op hun eigen leerproces. Zie hiervoor tabel 3b in bijlage A. De coaches van het district Breda zegt in totaal 67% altijd en vaak te reflecteren echter meer dan éénderde van de coaches geeft aan dit zelden te doen. Een reden hiervan kan zijn dat deze coaches niet weten hoe te reflecteren of de opleiding volgens het landelijk profiel niet hebben gevolgd. En heel belangrijk: De coach gaat zorgvuldig en vertrouwelijk om met informatie van de gecoachte. Uit de interviews die afgenomen zijn met de trajectbegeleiders van beide districten is gebleken dat de coach informant is voor de functioneringsgesprekken van de student. Dat wil zeggen dat de vertrouwelijkheid op het gebied van functioneren niet gegarandeerd kan worden. Dit kan een drempel zijn voor de student om open te zijn over zijn leerproces. De leidinggevende van de student ontvangt de informatie over de student van de coach. Zie hiervoor de interviews die zijn afgenomen bij de trajectbegeleiders in beide districten in bijlage E en F.

44

De onderzoeksvraag: Hoe worden de studenten in district Breda van Politie Midden West Brabant en in het district Noord van politie Rotterdam Rijnmond gecoacht? Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen? Uit de interviews gehouden met de trajectbegeleiders van beide districten blijkt dat het district Breda niet volledig voldoet aan de normen die gesteld zijn in de normenset werkend leren. District Noord voldoet aan twee normen, namelijk; het aanwezig hebben van werkroosters voor de praktijkcoaches en studenten. De tweede norm; de praktijkcoach wordt volledig ingeroosterd voor de begeleiding tijdens het eerste leerjaar van de student. Beide districten hebben een deel van de coaches een opleiding gevolgd volgens het landelijk profiel maar ook een deel niet, of hebben een andere opleiding gevolgd. Eenderde van de coaches van het district Noord heeft helemaal geen opleiding gevolgd. Het leerproces van de student zelf wordt deels gestuurd door de student die een competente professional wil worden en deels door de begeleider op de werkplek aldus Blokhuis (2006). Dit betekent dat een student van een coach mag verwachten dat de coach inzicht heeft in de kennis en kunde van coaching en dit via opleiding kan behalen. Uit de enquête blijkt eveneens dat het feedback geven op de werkzaamheden van de student vaak en altijd wordt toegepast, aldus de coaches. Echter de meerderheid van de studenten geeft aan dit niet zo te ervaren. De coaches kunnen hier sociaal wenselijk op geantwoord hebben. Uit ervaring van de onderzoeker blijkt dat de student de feedback wel ontvangt, maar het niet herkent als zodanig, omdat het niet benoemd wordt. Dit zou een verklaring kunnen geven voor de hoge score van de coach. De kwaliteit van feedback is niet gemeten in dit rapport en zal er nader onderzoek moeten worden verricht. Gezien de theoretische competenties die beschreven staan door Crasborn en Buis (2008) kan gesteld worden dat op het gebied van de competentie gelijkwaardigheid dit op uiterlijke kenmerken namelijk qua rang niet aanwezig is dit geldt voor beide districten. Om een gedegen coachtraject te kunnen volbrengen zal er sprake moeten zijn van een onafhankelijke opstelling deze behaald de coach door het toepassen van het middel reflectie en collegiale intervisie. In district Noord geven de coaches aan dit toe te passen. De coaches van district Breda geeft aan dat éénderde dit zelden toepast wellicht omdat ze niet weten hoe of omdat ze de opleiding volgens het landelijk profiel niet hebben gevolgd. De kwaliteit van reflecteren is eveneens niet gemeten, maar zal nader onderzocht moeten worden. De coach voldoet gedeeltelijk aan de coachingsvaardigheden die besproken zijn. Om een vaardige coach te zijn, zal de coach goede vragen moeten stellen, moeten kunnen reflecteren, en heel belangrijk zorgvuldig met vertrouwelijk informatie moeten omgaan. De coach van district Breda geeft aan altijd wel vragen te stellen, maar scoort hier lager op dan zijn student. Het geeft een onzekere factor aan in de coachingsvaardigheid vragen stellen. Dit kan zijn omdat de coach niet is opgeleid of omdat hij zijn eigen kunnen onderschat. Tot slot kan de coach zelf kan niet de vertrouwelijkheid garanderen als het gaat om het functioneren van de student. De coach is informant naar de leidinggevende als het gaat om het leerproces van de student. Dit blijkt uit de interviews de gehouden zijn met de trajectbegeleiders. Dit kan belemmerend zijn voor het leren van de student, omdat deze behoudend zal zijn over zijn leerproces.

10. Aanbevelingen In het voorgaande hoofdstuk zijn de conclusies beschreven aangaande dit onderzoek. Vanuit deze conclusies treft u hier de aanbevelingen in de richting van beide districten.

De resultaten bespreken met het management van beide districten, en in overleg met de partners bepalen welke verbeterpunten prioriteit hebben. In het kader van de regiefunctie van de Politieacademie, kan de Politieacademie hierin ondersteunen.

De constructie van het nieuwe politieonderwijs begon in 1999 met de ontwikkeling van beroepsprofielen. Hierna volgden de kernopgaven die werden vastgesteld in maart 2001. Inmiddels is het noodzakelijk de beroepsprofielen te herijken en bij de tijd te brengen16. De politietaken worden meer en meer geordend in termen van standaarden en protocollen. Ook is er een streven naar harmonisatie en versobering van functiebouwwerken binnen de korpsen. In 2009 zullen door het Politieonderwijsraad en de korpsen landelijk de beroepsprofielen herijkt worden. Gezien de noodzaak van adequate begeleiding van studenten is aan te bevelen de coachcompetenties mee te nemen in de herijking van deze profielen.

Onderzoek of de normenset bekend is bij de coaches. Geef een presentatie om bekendheid te creëren bij coaches en hun teamleden, maar ook bij de leidinggevenden die hen moeten faciliteren.

Als het gaat om de normen die gesteld zijn laat de leerwerkplekken scannen door een extern bureau, dit in het kader van de objectiviteit.

Zorg ervoor dat alle coaches een adequate opleiding volgen om te voldoen aan het landelijk profiel en tevens certificering, zodat ze inzicht hebben in de kennis en kunde van het coachen.

Om te blijven voldoen aan deze certificering ervoor zorgen dat de coaches hun competenties en vaardigheden oefenen en toetsen. Hierbij kan gedacht worden aan coaching on the job van de coaches of een professionaliseringsdag specifiek voor de coach.

De leidinggevende dient de coach te faciliteren zodat hij de coaching naar behoren kan volbrengen. Hierbij kan gedacht worden aan de neventaak van coaching omzetten in een volledige taak.

Benoem het coachen van de studenten als item voor de management rapportages in de districten elke drie maanden. Hierdoor zal het coachen beter geborgd worden. Niet alleen draagvlak creëren bij de coach en student, maar ook bij de leidinggevende en de organisatie waarin de coach en student werkzaam zijn.

Het nieuwe werkbaarder leerwerkplan is inmiddels geïmplementeerd in de districten Borg dat hiermee gewerkt wordt, zowel door de coaches, studenten als leidinggevenden.

45

16 Bron: Politieonderwijsraad , herijking beroepsprofielen 2009

46

De coaches dienen met de student het leerwerkplan structureel te bespreken om het

leerproces van de student goed te kunnen volgen. Borg de vertrouwelijkheid tussen praktijkcoach en student zodat de student zichzelf

lerend op kan stellen en zich door kan ontwikkelen. De informatie over het functioneren van de student haalt de leidinggevende bij de student en het team waarin hij werkzaam is, niet bij de coach.

Om de kwaliteit te meten van tools intervisie, feedback en reflectie die de coach toepast, zal dit afzonderlijk onderzocht moeten worden.

De districten de verbeterpunten uit dit rapport in laten brengen in de opleidingen die de certificering afgeven.

47

11. Discussie Landelijk zijn er ontwikkelingen met betrekking tot de herijking van de beroepsprofielen voor politie Nederland, wat gevolgen heeft voor de competentieprofielen van politiemedewerkers. Tevens gaat er bij de Politieacademie een reorganisatie plaatsvinden. Dit gaat veranderingen met zich meebrengen voor het onderwijs dat gegeven wordt. Verandering van onderwijs vraagt in een duaal systeem ook verandering van het leerproces in de praktijk en coaching van de student. In dit rapport is tevens een aanbeveling gedaan op het gebied van vertrouwelijkheid tussen student en coach. Onderzoeker is zich bewust van het feit dat vertrouwelijkheid nooit 100% te garanderen is. Op dit moment echter heeft de coach een informatiepositie naar de leidinggevende over het leerproces van de student. Onderzoeker is van mening dat dit voor de student een belemmering kan zijn in het leren en ontwikkelen. Uit ervaring met studenten merkt onderzoeker dat er een mate van terughoudendheid bij de studenten is over hun ontwikkelpunten. Een coachrelatie is gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Begrijpelijk is dat de leidinggevende zijn informatie moet krijgen om een oordeel te kunnen vellen over het functioneren van de student. De student zelf is in de eerste instantie verantwoordelijk voor zijn leren en functioneren, echter de omgeving, kan hier aan bijdragen. De student zal bij de coach in de gelegenheid moeten zijn om te leren, fouten te maken en uiteindelijk weer overeind krabbelen om zijn einddoel als een volleerde assistent politiemedewerker, politiemedewerker of allround politiemedewerker te bereiken.

48

12. Reflectie op onderzoek

De enquête die is gebruikt voor dit onderzoek, is aangevuld met vragen hierdoor zal de validiteit niet geheel waterdicht zijn.

Door de aanpassing van de vragenlijst is het onderzoek van M. Verkerk-Richardson niet herhaalbaar.

In de vragenlijst zijn meer vragen gesteld dan nodig was voor dit onderzoek, dit genereerde meer arbeid dan voorzien.

Het statistische programma bleek complex, de meest relevante gegevens namelijk de frequenties zijn gebruikt, gezien de beperkte tijd is daarvoor gekozen.

Onderzoeker heeft een grote groep respondenten geënquêteerd, echter zal de grootte niet voldoende zijn om de gegevens te generaliseren naar politiestudenten landelijk.

Door de respondenten telefonisch te benaderen verhoogt dit de respons, echter is de onderzoeker zich ervan bewust dat dit de anonimiteit van de respondent vermindert.

49

13. Geraadpleegde bronnen • Baarda D B & de Goede M P M & Teunissen J, Basisboek kwalitatief onderzoek, (2e druk 2005) Groningen/Houten, Uitgeverij Wolters Noordhoff bv. • Hoeven van der W & IJsselsteijn H, (5e druk 2002), De kunst van het vragen stellen,

Aarle-Rixtel, Uitgeverij Verhoeven. • Beek van M & Tijmes I, (3e druk 2006), Leren coachen Basisboek theorie en methode,

Soest, Uitgeverij Nelissen. • Verhoeven N, (2e druk 2007), Wat is onderzoek. Praktijkboek methoden en technieken

voor het hoger onderwijs, Amsterdam, Boom Onderwijs. • Whithworth L & Kimsey-House H, en Sandhal P, (2007), Co-actief coachen, nieuwe

vaardigheden voor professioneel en persoonlijk coachen, Zaltbommel, Thema.

• Rijkers T, (1e druk 2006), Competentiegericht opleiden en leren, Soest, Uitgeverij Nelissen.

• Lingsma M & Scholten M, (6e druk 2007), Coachen op competentieontwikkeling,

Soest, uitgeverij Nelissen.

• Crasboom J & Buis E, (1e druk 2008), Hoe-boek voor de coach tips, modellen en vragen voor de werkgerelateerde individuele coaching, Zaltbommel, Thema.

• Driscoll M P, (2005), Psychology of Learning for instruction, Boston, Pearson

Education Inc.

• Van der Veen T & van der Wal J, (4e druk 2008), Van leertheorie naar onderwijspraktijk, Groningen/Houten, Wolters-Noordhoff.

Artikelen • Simons P RJ, “Competentiegerichte leeromgevingen in organisaties en hoger

beroepsonderwijs, Universiteit Nijmegen, 2005.

• Koomans L P, “Loslaten is je enige houvast. Het aansturen van professionals” Informatie Professional, 2001.

50

Rapporten

• Studie informatiepunt LSOP, 2003, “Functioneel ontwerp Politieonderwijs Initieel” .

• Twijnstra & Gudde, Interfacultair instituut voor lerarenopleiding,

Onderwijsontwikkeling en en Studievaardigheden, (2007), “Partners in Leren Evaluatie van het samenhangend stelsel van politieonderwijs”, Hoekmantotaal, Zwolle.

• Politieonderwijsraad, Den Haag, juli 2006, “Werken aan werkend leren. Advies met

betrekking tot een normenset voor de periode van werkend leren” Aeroprint, Oudekerk a/d Amstel.

• Blokhuis F T L, 2006, “Evidence-based design of workplace learning”, Universiteit

van Twente, faculteit gedragswetenschappen.

• Verkerk M, 2007, Onderzoek coaching regiopolitie Zuid-Holland-Zuid, regiopolitie Zuid-Holland-Zuid.

• Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond (2008), Auditverslag Politieonderwijs District

Noord.

Bijlage A: Resultaten Enquête In deze bijlage worden de meest opvallende resultaten van de enquête gepresenteerd. Boven de diagrammen staat de vraag die gesteld is in het onderzoek per respondent weergegeven. Onder de tabellen worden de resultaten tekstueel beschreven. De percentages zijn in hele getallen afgerond. Vraag coach: Welke opleiding voor praktijkcoach heeft u gevolgd? Tabel 1a: Coach district Breda Tabel 1b: Coach District Noord Tabel 1a geeft weer dat de praktijkcoaches van het district Breda 11% de cursus Praktijkcoach Competent heeft gevolgd. 67% van de praktijkcoaches heeft de Leergang Praktijk Begeleider gevolgd en 22% de Coach Opleiding Politie. De opleiding Praktijkcoach Competent en de opleiding Coach Opleiding Politie voldoen aan het landelijke profiel praktijkcoach, 33% van deze coaches (22% + 11%) zijn gecertificeerd volgens het landelijke profiel. Tabel 1b geeft weer dat 46% van de praktijkcoaches van district Noord de cursus Praktijkcoach Competent heeft gevolgd. 8% van de praktijkcoaches heeft de Leergang Praktijk Begeleider gevolgd en 8% de Coach Opleiding Politie. Tevens heeft 38% van het district Noord geen opleiding gevolgd. Dit betekent dat 54% (46% + 8%) van de coaches gecertificeerd is volgens het landelijke profiel.

51

Vraag coach: Hoe vaak geeft u de student wekelijks feedback op zijn uitgevoerde werkzaamheden? Vraag student: Hoe vaak geeft uw coach wekelijks feedback op uw uitgevoerde werkzaamheden? Tabel 2a: Coach district Breda Tabel 2b: Student district Breda Tabel 2a geeft aan dat 56% van de coaches dat drie keer of meer feedback geven aan de student. 33% van de coaches zegt dit twee keer per week te doen. En 11% zegt het één keer te doen. Tabel 2b geeft aan dat 14% van de studenten zegt drie keer of meer feedback te krijgen van de coach. 32% dit twee keer te krijgen 38% zegt één keer feedback te krijgen en 16% zegt helemaal geen feedback te krijgen. Tabel 2c: Coach district Noord Tabel 2d: Coach district Noord Tabel 2c geeft weer dat 46% van de coaches van district Noord zegt drie keer of meer per week feedback te geven. 38% zegt twee keer of meer per week feedback te geven aan de student. 15% zegt één keer per week feedback te geven aan de student. Tabel 2d geeft aan dat 22% van de studenten zegt drie keer of meer per week feedback te krijgen. 19% van de studenten zegt twee keer per week feedback te krijgen van de coach per week en 32% één keer per week. 27% van de studenten zegt helemaal geen feedback te krijgen.

52

53

Vraag coach: Hoe vaak reflecteert u op uw eigen leerproces als het gaat om coaching van de student? Tabel 3a:Coach district Breda Tabel 3b:Coach district Noord

Tabel 3a: De coaches van district Breda geeft 11% aan dat ze altijd reflecteren op hun eigen leerproces. 56% zegt dit vaak te doen en 33% geeft aan dit zelden te doen. Tabel 3b geeft aan dat 15% van de coaches van district Noord altijd zegt te reflecteren op hun eigen leerproces. 85% zegt dit vaak te doen.

Vraag coach: Bent u op de hoogte van de inhoud van het leerwerkplan van de

student?

Tabel 4a: Coach district Breda Tabel 4b: Coach district Noord

Tabel 4a geeft weer dat 89% van de coaches van district Breda op de hoogte is van de inhoud van het leerwerkplan en 11% vaak. Tabel 4b geeft weer dat 31% van de coaches van district Noord op de hoogte is van de inhoud van het leerwerkplan, 38% vaak, 23% zelden en 8% niet op de hoogte is.

Vraag coach: Bespreekt u het leerwerkplan met de student aan het begin van de periode van werkend leren? Vraag student: Bespreekt uw coach het leerwerkplan met u aan het begin van het korpskwartiel?

Tabel 5a: Coach District Breda Tabel 5b: Student District Breda

Tabel 5a geeft weer dat 78% van de coaches zegt het leerwerkplan altijd te bespreken en 22% vaak. Tabel 5b geven de studenten aan dat 35% zegt dat de coaches altijd het leerwerkplan bespreken, 35% vaak, 19% zelden en 11% nooit. Tabel 5c: Coach district Noord Tabel 5d: Student District Noord

Tabel 5c geven de coaches van District Noord weer dat 23% het leerwerkplan bespreekt aan het begin van het werkkwartiel, 46% vaak, 23% zelden en 8% nooit. Tabel 5d geven 19% van de studenten aan dat de coaches altijd het leerwerkplan bespreken, 16% vaak, 30% zelden en 35% nooit.

54

Vraag coach: Bent u in staat zodanig vragen te stellen aan de student, dat de student zich bewust wordt van zijn eigen handelen? Vraag student: Vindt u dat uw coach in staat is om vragen te stellen aan u waarvan u bewust wordt van uw eigen handelen? Tabel 6a: Coach district Breda Tabel 6b: Student district Breda

55

Tabel 6a geeft weer in hoeverre de coach van district Breda zichzelf in staat acht vragen te stellen aan de student, volgens de coach. 22% van de coaches geeft hiertoe altijd in staat te zijn en 78% geeft aan hier vaak toe in staat te zijn. Tabel 6b geeft weer in hoeverre de coach van district Breda in staat is vragen te stellen zodat de student zich bewust wordt van zijn handelen, volgens de student. 41% van de studenten geeft aan dat de coach hiertoe altijd in staat is, 51% vaak en 8% zelden. Tabel 6c: Coach district Noord Tabel 6d: Student district Noord

Tabel 6c geeft aan dat 31% van de coaches zich in staat acht om vragen te stellen aan de student, zodanig dat de student zich bewust wordt van zijn handelen, volgens de coaches. 69% van de coaches vindt zichzelf vaak in staat. Tabel 6d geeft aan dat 32% van de studenten vindt dat de coach hiertoe altijd in staat is, 54% vaak, 11% zelden, en 3% vindt dat de coach niet in staat is.

Vraag coach: Bent u voor de praktijkcoaching volledig vrijgemaakt of is het een neventaak? Tabel 7a:Coaches district Breda Tabel 7b Coaches district Noord

In tabel 7a en b is aangegeven hoeveel van de praktijkcoaches volledig of als neventaak zijn vrijgemaakt voor de coaching. District Breda is 22% van de coaches volledig vrijgemaakt en 78% heeft de coaching als neventaak. 39% van de coaches van het district Noord zegt volledig te zijn vrijgemaakt en 61% heeft de coaching als neventaak.

56

Vraag coach: Wordt u voldoende gefaciliteerd door uw leidinggevende om de coaching van uw student naar behoren te kunnen volbrengen?

57

Tabel 8a: Coach District Breda Tabel 8b: Coach District Noord

Tabel 8a geeft aan dat 33% van de coaches van het district Breda ruim voldoende gefaciliteerd wordt door hun leidinggevende, 56% voldoende en 11% soms. Tabel 8b District Noord geeft aan dat 23% van de coaches ruim voldoende wordt gefaciliteerd door hun leidinggevenden. 38% geeft aan voldoende gefaciliteerd te worden en 38% soms.

58

Bijlage B: Interview Trajectbegeleiders coaching bij de politie Vragen aan trajectbegeleider district Breda Gwenn Roebroeks

1. Zijn er binnen het korps praktijkcoaches die gecertificeerd zijn op basis van het landelijke profiel? De oudere coaches hebben dat wel. Zij hebben de leergang praktijkcoach gevolgd, waarbij ook een certificering is afgegeven. Er zijn ook een aantal coaches die een interne opleiding gevolgd. Thans zijn er 12 coaches bezig die een opleiding volgen bij Judith Kerssemakers waarbij wel de certificering wordt gegeven van het CCM.

2. Zijn er binnen het korps werkroosters voor gecertificeerde praktijkcoaches en

studenten? Niet specifiek, het feit dat je praktijkcoach bent is een neventaak. Ze hebben geen gezamenlijk werkrooster. De student heeft een eigen rooster en de coach ook. Ze passen zich wel aan elkaar aan tijdens bepaalde kernopgaven.

3. Zijn er binnen het korps wekelijks door de student aangeleverde overzichten,

waarop staat welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd besteed is aan het geven van feedback? Nee is niet aanwezig.

4. Is er binnen het korps een door de student ingevuld evaluatieformulier over de

begeleiding van de gecertificeerde praktijkcoaches? Nee is niet aanwezig. Het wordt wel besproken tijdens functioneringsgesprek met ons als trajectbegeleiding.

5. Is er binnen het korps voor de student in het eerste leerjaar van de opleiding een

praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren? Er is wel een coach fulltime beschikbaar, maar niet 1 op 1. Ze kunnen wel beroepen op een coach.

6. Is er voldoende variatie in werkaanbod om vruchtbaar aan de betreffende

kernopgaven te werken? Ja ruim voldoende.

7. Zijn er voldoende geschikte praktijkcoaches?

Er mogen meer geschikte praktijkcoaches bij komen.

8. Worden de studenten op de juiste manier ingezet en is het duidelijk wie daarvoor verantwoordelijk zijn? Over het algemeen worden de studenten op de juiste wijze ingezet. Incidenteel worden studenten wel ingezet op de kernopgaven waar ze nog niet competent voor zijn.

59

9. Is de praktijkcoach een uitvoerende politiefunctionaris die, tijdens de uitvoering

van de reguliere taak, werkbegeleiding geeft aan de student en hem (of haar) ondersteunt bij het verwerven van de in de kernopgave beschreven competenties? Ja, het is een uitvoerende politiefunctionaris, ze worden ook ingezet voor andere werkzaamheden. Hij geeft tussendoor wel werkbegeleiding aan de student.

10. Is het coachen van de student voor de praktijkcoach een neventaak of is de

praktijkcoach volledig vrijgemaakt voor het coachen van de student. Formeel is het een neventaak, het verschilt per wijkbureau. De een is volledig vrijgemaakt en de ander weer niet.

11. Wie beoordeelt de student in zijn korpskwartiel? Student wordt in het eerste jaar op het einde kwartiel 2 (jaargesprek

functioneren) en eind kwartiel 4 (jaargesprek beoordelen) beoordeeld door de trajectbegeleider en operationeel chef (lijnchef, met dien verstande dat het 1e jaar de trajectbegeleider 1e beoordelaar is en de operationele chef 2e beoordelaar. Vanaf het tweede jaar worden de rollen omgedraaid en is de operationele chef 1e beoordelaar en de trajectbegeleider 2e beoordelaar.

12. Hoe komt de leidinggevende aan de informatie voor een functionerings of

beoordelingsgesprek? Trajectbegeleider en Operationeel chef voeden elkaar wederzijds met informatie, maar een groot deel van de informatie komt van de coach(es).

13. Wat is de rol van de praktijkcoach in beoordelingen of functioneringsgesprekken?

Coach is in principe informant en is tot op heden nog bij de gesprekken aanwezig. Wel borrelen er geluiden op om hier verandering in te brengen. Van sommige coaches kunnen de tb en oc ook last hebben tijdens de gesprekken omdat sommigen (m.n. de oude praktijkbegeleiders) hun rol uit het oog verliezen en menen als verdediger van hun student te moeten optreden. Deze coaches/begeleiders gaan we als informant gebruiken maar zullen niet meer bij de jaargesprekken aanwezig zijn.

60

Bijlage B: Interview Trajectbegeleiders coaching bij de politie Vragen aan trajectbegeleider district Breda Bonny Huinink

1. Zijn er binnen het korps praktijkcoaches die gecertificeerd zijn op basis van het landelijke profiel? De coaches worden intern opgeleid cursus praktijkcoach, er is geen certificering er zijn wel examen onderdelen die door de trajectbegeleiding wordt afgetoetst.

2. Zijn er binnen het korps werkroosters voor praktijkcoaches en studenten?

Nee niet gelijktijdig. De praktijkcoaches zorgen zelf dat ze met de studenten ingepland worden maar is vrijblijvend.


waarop staat welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd besteed is aan het geven van feedback? Die zijn niet aanwezig.


begeleiding van de praktijkcoaches? Die zijn niet aanwezig.


praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren? Niet volledig. Niet specifiek voor het 1e leerjaar.


kernopgaven te werken? Ja, ze worden in de gelegenheid gesteld om op verschillende teams hun kernopgaven te behalen. Halen ze bij het 1 niet dan wel bij het ander.


Ja, ik ben van mening dat er voldoende geschikte praktijkcoaches.

8. Worden de studenten op de juiste manier ingezet en is het duidelijk wie daarvoor verantwoordelijk zijn? Ja, dat wordt gedaan.

9. Is de praktijkcoach een uitvoerende politiefunctionaris die, tijdens de uitvoering van

de reguliere taak, werkbegeleiding geeft aan de student en hem (of haar) ondersteunt bij het verwerven van de in de kernopgave beschreven competenties? Ja


praktijkcoach volledig vrijgemaakt voor het coachen van de student. In de praktijk is het een taakaccent dus neventaak.

61

11. Wie beoordeelt de student in zijn korpskwartiel? Student wordt in het eerste jaar op het einde kwartiel 2 (jaargesprek

functioneren) en eind kwartiel 4 (jaargesprek beoordelen) beoordeeld door de trajectbegeleider en operationeel chef (lijnchef, met dien verstande dat het 1e jaar de trajectbegeleider 1e beoordelaar is en de operationele chef 2e beoordelaar. Vanaf het tweede jaar worden de rollen omgedraaid en is de operationele chef 1e beoordelaar en de trajectbegeleider 2e beoordelaar.

12. Hoe komt de leidinggevende aan de informatie voor een functionerings of

beoordelingsgesprek? Trajectbegeleider en Operationeel chef voeden elkaar wederzijds met informatie, maar een groot deel van de informatie komt van de coach(es).


Coach is in principe informant en is tot op heden nog bij de gesprekken aanwezig. Wel borrelen er geluiden op om hier verandering in te brengen. Van sommige coaches kunnen de tb en oc ook last hebben tijdens de gesprekken omdat sommigen (m.n. de oude praktijkbegeleiders) hun rol uit het oog verliezen en menen als verdediger van hun student te moeten optreden. Deze coaches/begeleiders gaan we als informant gebruiken maar zullen niet meer bij de jaargesprekken aanwezig zijn.

62

Bijlage C: Interview Trajectbegeleiders coaching bij de politie Vragen aan trajectbegeleider van district Noord: Stipo Jovic

1 .Zijn er binnen het korps praktijkcoaches die gecertificeerd zijn op basis van het landelijke profiel? Ja, in ons korps zijn er coaches die zijn gecertificeerd volgens de opleiding training praktijkcoach competent.

2. Zijn er binnen het korps werkroosters voor gecertificeerde praktijkcoaches en studenten? Ja die zijn aanwezig.


waarop staat welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd besteed is aan het geven van feedback? Dit is niet aanwezig.


begeleiding van de gecertificeerde praktijkcoaches? Nee, dit is niet aanwezig.


praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren? Ja, dat is zo.


kernopgaven te werken? Ja, dat is er absoluut.


Ja, die zijn er.

8. Worden de studenten op de juiste manier ingezet en is het duidelijk wie daarvoor verantwoordelijk zijn? Ja, ze worden op de juiste manier ingezet en het is duidelijk dat de chef daarvoor verantwoordelijk is.


de reguliere taak, werkbegeleiding geeft aan de student en hem (of haar) ondersteunt bij het verwerven van de in de kernopgave beschreven competenties? Ja, dat klopt.


praktijkcoach volledig vrijgemaakt voor het coachen van de student. De fulltime coach is volledig vrijgemaakt, en zijn ook nog coaches die het als neventaak hebben.

63

11. Wie beoordeelt de student in zijn korpskwartiel?

De lijnchef.

12. Hoe komt de leidinggevende aan de informatie voor een functionerings of beoordelingsgesprek? De coach(es) is/zijn informant. Voor studenten niveau 4 van kwartiel 8 en verder ook de buurtagent waar de student aan gekoppeld is.


Die is behoorlijk leidend, hij/zij draagt de bouwstenen aan.

64

Bijlage C: Interview Trajectbegeleiders coaching bij de politie Vragen aan trajectbegeleider district Noord Jos Noordijk

1. Zijn er binnen het korps praktijkcoaches die gecertificeerd zijn op basis van het landelijke profiel? Ik weet niet of er een landelijk profiel bestaat. Op basis daarvan kan ik ook niet zeggen of onze coaches op die gronden gecertificeerd zijn. Onze coaches volgen wel de training praktijkcoach competent waarbij ze wel gecertificeerd zijn.

2. Zijn er binnen het korps werkroosters voor gecertificeerde praktijkcoaches en

studenten? Ze hebben wel eigen roosters, en ze worden op verzoek samen ingepland. Dat moeten ze wel aangeven bij de planning. Ze worden niet automatisch ingepland.


waarop staat welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd besteed is aan het geven van feedback? Er zijn geen overzichten waarop staat welke praktijkcoach feedback heeft gegeven en hoeveel tijd daaraan is besteed.


begeleiding van de gecertificeerde praktijkcoaches? Deze zijn niet aanwezig.


praktijkcoach ingeroosterd voor fulltime begeleiding tijdens de periode werkend leren? Dat klopt, 3 van de vaste 4 coaches zijn fulltime voor begeleiding ingeroosterd.


kernopgaven te werken? Dat is er zeker in alle kernopgaven.


De meeste praktijkcoaches zijn geschikt, echter er zijn nog wel een aantal ontwikkelpunten waar ze zich op moeten ontwikkelen. Met name op beheersmatig gebied. Hoe maken ze een dossier op als het bijvoorbeeld niet goed gaat met de student. Ook dient er een verbeterslag gemaakt te worden in het afnemen van de korpsexamens.

65

8. Worden de studenten op de juiste manier ingezet en is het duidelijk wie daarvoor

verantwoordelijk zijn? Ja, de studenten worden op de juiste manier ingezet. De eindverantwoordelijke is de lijnchef.


de reguliere taak, werkbegeleiding geeft aan de student en hem (of haar) ondersteunt bij het verwerven van de in de kernopgave beschreven competenties? Ja, dat klopt.


praktijkcoach volledig vrijgemaakt voor het coachen van de student. De vaste coaches zijn nagenoeg volledig vrijgemaakt, maar door de waan van de dag wordt daar wel eens van afgeweken.

11. Wie beoordeelt de student in zijn korpskwartiel? De student wordt in het korpskwartiel beoordeeld door zijn lijnchef.

12. Hoe komt de leidinggevende aan de informatie voor een functionerings of beoordelingsgesprek De leidinggevende heeft uiteraard zelf een beeld van de student gevormd tijdens toevallige) ontmoetingsmomenten en informele gesprekken die de leidinggevende met de student heeft. Verder wordt de leidinggevende geïnformeerd door de praktijkcoach, werkverdeler en eventueel andere collega's waarvan hij weet dat zij over informatie kunnen beschikken.


De praktijkcoach is met betrekking tot de studenten DE informant van de leidinggevende. In de meeste wijkteams worden de beoordelingen van de student door de praktijkcoach op papier gezet in het zgn voortgangsverslag. Het voortgangsgesprek dat daarop volgt met de student wordt gehouden door de leidinggevende meestal in aanwezigheid van de praktijkcoach. Is de praktijkcoach niet aanwezig bij dit gesprek, dan heeft er tussen de leidinggevende en de praktijkcoach voorafgaand aan het voortgangsgesprek overleg plaats gevonden.

66

Bijlage D Enquête coaches Enquêtevragen coaches Ik wil graag beginnen met een paar algemene vragen over de coachingsvaardigheden Vraag 1 Welke opleiding voor praktijkcoach heeft u gevolgd? □ Praktijkcoach Competent □ Leergang Praktijk Begeleider □ Coach Opleiding Politie □ Geen opleiding Vraag 2 Bent u voor de praktijkcoaching volledig vrijgemaakt of is het een neventaak? □ Volledige taak □ Neventaak Vraag 3 Wordt u voldoende gefaciliteerd door uw leidinggevende om de coaching van uw student naar behoren te kunnen volbrengen? □ Ruim voldoende □ Voldoende □ Soms □ Niet Vraag 4 Bent u op de hoogte, welke competenties de student moet behalen binnen de periode werkend leren? □ Ik ben altijd op de hoogte □ Ik ben vaak op de hoogte □ Ik ben zelden op de hoogte □ Ik ben niet op de hoogte Vraag 5 Bent u in staat zodanig vragen te stellen aan de student, dat de student zich hierdoor bewust wordt van zijn eigen handelen? □ Ik ben hier altijd toe in staat □ Ik ben vaak toe in staat □ Ik ben zelden toe in staat □ Ik ben hier nooit toe in staat Vraag 6 Heeft u het gevoel dat u de student kunt coachen met de vakkennis die u bezit? (Met vakkennis wordt bedoeld; kennis van het politievak.) □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet

67

Vraag 7 Hoe vaak bent u wekelijks bereikbaar voor de student? □ Ik ben 6 tot 7 dagen per week bereikbaar voor mijn student □ Ik ben 4 tot 5 dagen per week bereikbaar voor mijn student □ Ik ben 2 tot 3 dagen per week bereikbaar voor mijn student □ Ik ben 0 tot 1 dag per week bereikbaar voor mijn student Vraag 8 Weet de student waarvoor hij/zij bij u terecht kan? □ Mijn student weet altijd voor welke zaken hij bij mij terecht kan □ Mijn student weet vaak voor welke zaken hij bij mij terecht kan □ Mijn student weet zelden voor welke zaken hij bij mij terecht kan □ Mijn student weet niet waarvoor hij bij mij terecht kan Vraag 9 Weet uw student wat u van hem/haar verwacht? □ Mijn student weet altijd wat ik van hem/haar verwacht □ Mijn student weet vaak wat ik van hem/haar verwacht □ Mijn student weet zelden wat ik van hem/haar verwacht □ Mijn student weet niet wat ik van hem/haar verwacht Hiervoor hadden we het over algemene vragen ten aanzien van het coachen. Ik ga nu vragen stellen waarbij ik inzicht krijg in hoeverre u op de hoogte bent van wat er tijdens de stage van de student wordt verwacht; Vraag 10 Bent u op de hoogte van de inhoud van de kernopgaven die de student tijdens zijn periode werkend leren moet doorlopen? □ Ik ben altijd op de hoogte □ Ik ben vaak op de hoogte □ Ik ben zelden op de hoogte □ Ik ben niet op de hoogte Vraag 11 Bent u op de hoogte van de inhoud van het leerwerkplan van de student? □ Ik ben altijd op de hoogte □ Ik ben vaak op de hoogte □ Ik ben zelden op de hoogte □ Ik ben niet op de hoogte

68

Vraag 12 Bespreekt u het leerwerkplan met de student aan het begin van de periode van werkend leren? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Nooit Vraag 13 Bent u op de hoogte van de leeropdrachten die de student tijdens zijn periode werkend leren moet maken? □ Ik ben altijd op de hoogte □ Ik ben vaak op hoogte □ Ik ben zelden op de hoogte □ Ik ben niet op de hoogte Vraag 14 Bent u op de hoogte van de korpsopdrachten die de student moet maken? □ Ik ben altijd op de hoogte □ Ik ben vaak op de hoogte □ Ik ben zelden op de hoogte □ Ik ben niet op de hoogte Vraag 15 Bent u op de hoogte welke proeves de student in zijn werkkwartiel moet behalen? □ Ik ben altijd op de hoogte □ Ik ben vaak op de hoogte □ Ik ben zelden op de hoogte □ Ik ben niet op de hoogte

69

We hebben het gehad over wat er van de student tijdens de stage wordt verwacht. Ik wil nu graag vragen stellen over hoeveel tijd er aan het coachen besteed wordt; Vraag 16 Hoeveel tijd besteedt u wekelijks aan reflectie met de student? □ 3 uur of meer □ 2 uur □ 1 uur □ 0 uur Vraag 17 Hoeveel tijd gaat u wekelijks met de student de straat op? □ 3 uur of meer □ 2 uur □ 1 uur □ 0 uur Vraag 18 Hoe vaak geeft u de student wekelijks feedback op zijn uitgevoerde werkzaamheden? □ 3 keer of meer □ 2 keer □ 1 keer □ 0 keer Vraag 19 Hoe vaak rapporteert u over de vorderingen van de student in één werkkwartiel? □ 3 keer of meer □ 2 keer □ 1 keer □ 0 keer Vraag 20 Hoeveel diensten bent u per roosterperiode tegelijkertijd met de student gepland? □ 9 diensten of meer □ 6 tot 8 diensten □ 3 tot 5 diensten □ 0 tot 2 diensten Vraag 21 Hoeveel tijd zou u wekelijks nog extra aan het coachen willen besteden? □ 3 uur of meer □ 2 uur □ 1 uur □ 0 uur

70

Hiervoor ging het over de tijd die u heeft voor het coachen. Nu wil ik u graag vragen stellen over competenties die u als coach heeft of wilt ontwikkelen, uitgaande van het landelijke competentieprofiel praktijkcoach. Vraag 22 Hoe vaak heeft u een kennismakingsgesprek met een nieuwe student aan het begin van zijn werkkwartiel □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Vraag 23 Hoe vaak voert u een startgesprek aan het begin van het werkkwartiel met een student? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Vraag 24 Hoe vaak voert u een eindgesprek aan het eind van het werkkwartiel met een student? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Vraag 25 Beschikt u voor uw gevoel over voldoende mate van kennis/kunde om de student in zijn leerproces te motiveren? □ Veel kennis en kunde □ Kennis en kunde □ Weinig kennis en kunde □ Geen kennis en kunde

71

Vraag 26 Bent u in staat om met de student leervragen te vertalen naar een concreet leertraject of leermoment voor de student? □ Ik ben hier altijd toe in staat □ Ik ben vaak toe in staat □ Ik ben zelden toe in staat □ Ik ben hier nooit toe in staat Vraag 27 Bent u in staat om bij de student belemmerende factoren met betrekking tot het leerwerkklimaat te signaleren en te bespreken met de student? □ Ik ben hier altijd toe in staat □ Ik ben vaak toe in staat □ Ik ben hier zelden toe in staat □ Ik ben hier nooit toe in staat Vraag 28 Hoe vaak reflecteert u op uw eigen leerproces als het gaat om coaching van de student? □ Ik reflecteer hier altijd op □ Ik reflecteer hier vaak op □ Ik reflecteer hier zelden op □ Ik reflecteer hier nooit op Hartelijk dank voor uw medewerking!

72

Bijlage E: Enquête studenten Enquêtevragen studenten Ik wil graag beginnen met een paar algemene vragen over de leerwerkplek in het korps waar u stage loopt. Vraag 1 Welke opleiding voor politiemedewerker volgt u? □ Assistent politiemedewerker (niveau 2) □ Politiemedewerker (niveau 3) □ Allround politiemedewerker (niveau 4) Vraag 2 Is uw coach op de hoogte van de competenties die u moet behalen in de periode van werkend leren (in het korpskwartiel). □ Hij/zij is altijd op de hoogte □ Hij/zij is vaak op de hoogte □ Hij/zij is zelden op de hoogte □ Hij/zij is nooit op de hoogte Vraag 3 Vindt u dat uw coach in staat is om vragen te stellen aan u waarvan u bewust wordt van uw eigen handelen? □ Hij/zij is hier altijd toe in staat □ Hij/zij is hier vaak toe in staat □ Hij/zij is hier zelden toe in staat □ Hij/zij is hier nooit toe in staat Vraag 4 Heeft u het gevoel dat uw coach u coacht met de vakkennis die hij/zij bezit? (Met vakkennis wordt bedoeld; kennis van het politievak.) □ altijd □ vaak □ zelden □ niet Vraag 5 Hoe vaak is uw coach wekelijks bereikbaar voor u? □ Hij/zij is 6 tot 7 dagen per week bereikbaar □ Hij/zij is 4 tot 5 dagen per week bereikbaar □ Hij/zij is 2 tot 3 dagen per week bereikbaar □ Hij/zij is 0 tot 1 dag per week bereikbaar

73

Vraag 6 Weet u waarvoor u terecht kunt bij uw coach? □ Ik weet altijd voor welke zaken ik bij hem/haar terecht kan □ Ik weet vaak voor welke zaken ik bij hem/haar terecht kan □ Ik weet zelden voor welke zaken ik bij hem/haar terecht kan □ Ik weet niet voor welke zaken ik bij hem/haar terecht kan Hiervoor hadden we het over algemene vragen ten aanzien van het coachen. Ik ga nu vragen stellen over de periode werkend leren en de begeleiding. Met de periode werkend leren wordt bedoeld het werkkwartiel/korpskwartiel. Vraag 7 Is uw coach op de hoogte van de inhoud van de kernopgaven tijdens uw periode werkend leren die u moet doorlopen? □ Hij/zij is altijd op de hoogte □ Hij/zij is vaak op de hoogte □ Hij/zij is zelden op de hoogte □ Hij/zij is niet op de hoogte Vraag 8 Bespreekt uw coach het leerwerkplan met u aan het begin van het korpskwartiel? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Vraag 9 Is uw coach op de hoogte van de korpsopdrachten die u tijdens het korpskwartiel moet maken? □ Hij/zij is altijd op de hoogte □ Hij/zij is vaak op hoogte □ Hij/zij is zelden op de hoogte □ Hij/zij is niet op de hoogte

74

Vraag 10 Is uw coach op de hoogte welke proeven u moet behalen tijdens het korpskwartiel? □ Hij/zij is altijd op de hoogte □ Hij/zij is vaak op de hoogte □ Hij/zij is zelden op de hoogte □ Hij/zij is niet op de hoogte Vraag 11 Wanneer u voor een probleem bij uw praktijkcoach komt, is hij volgens u dan in staat tot de kern van het probleem te komen? □ Hij/zij is altijd in staat tot de kern te komen □ Hij/zij is vaak in staat tot de kern te komen □ Hij/zij is zelden in staat tot de kern te komen □ Hij/zij is niet in staat tot de kern te komen Hiervoor zijn er vragen gesteld over de begeleiding tijdens het korpskwartiel. Ik wil nu graag vragen stellen over hoeveel tijd er aan het coachen besteed wordt; Vraag 12 Hoeveel uur wordt er wekelijks besteed aan reflectie met uw coach? □ 3 uur of meer □ 2 uur □ 1 uur □ 0 uur Vraag 13 Hoeveel tijd gaat u wekelijks met uw coach de straat op? □ 3 uur of meer □ 2 uur □ 1 uur □ 0 uur Vraag 14 Hoe vaak geeft uw coach wekelijks feedback op uw uitgevoerde werkzaamheden? □ 3 keer of meer □ 2 keer □ 1 keer □ 0 keer Vraag 15 Hoeveel diensten bent u per roosterperiode tegelijkertijd met de coach gepland? □ 9 diensten of meer □ 6 tot 8 diensten □ 3 tot 5 diensten □ 0 tot 2 diensten

75

Vraag 16 Hoeveel tijd zou u wekelijks nog extra gecoacht willen worden? □ 3 uur of meer □ 2 uur □ 1 uur □ 0 uur Hiervoor ging het over de tijd dat u gecoacht wordt. Nu wil ik graag vragen stellen over de competenties van de coach, uitgaande van het landelijke competentieprofiel. Vraag 17 Heeft u een kennismakingsgesprek gehad met uw coach toen u in het eerste werkkwartiel begon? □ Ja □ Nee Vraag 18 Hoe vaak voert u een startgesprek met uw coach aan het begin van elk werkkwartiel? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Vraag 19 Hoe vaak voert u een eindgesprek aan het eind van het werkkwartiel met uw coach? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Vraag 20 Vindt u dat uw coach over voldoende kennis en kunde beschikt om u te motiveren in uw leerproces? □ Veel kennis en kunde □ Kennis en kunde □ Weinig kennis en kunde □ Geen kennis en kunde Vraag 21 Ondersteunt de coach jou met het maken van leervragen en deze te vertalen naar een leertraject of leermoment? □ Altijd □ Vaak □ Zelden □ Niet Hartelijk dank voor uw medewerking!

76

Bijlagen F Hieronder treft u de brieven die zijn gestuurd naar de districtchefs, coaches en studenten van de beide districten. Brief districtschef district Breda Geachte heer/mevrouw, Graag wil ik u informeren over het volgende: Ik ben als leerprocesbegeleider werkzaam bij de Faculteit Algemene Politiekunde te Rotterdam. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de borging van de coaching op de leerwerkplek in de politiekorpsen Rotterdam Rijnmond en Midden en West Brabant. Dit onderzoek is onderdeel van mijn afstudeeropdracht, voor de opleiding HBO–Psychologie die ik in juli 2009 zal ronden. Doelstelling van dit onderzoek is om te kijken hoe de coaching is weggezet binnen uw organisatie. Om dit goed te kunnen onderzoeken ga ik zowel de praktijkcoaches als studenten PO2002 persoonlijk interviewen. Deze interviews zullen ongeveer een 15 minuten in beslag nemen. Naast het houden van een interview zal ik tevens literatuuronderzoek verrichten. In overleg met mijn leidinggevende, tevens opdrachtgever Helga Verhoeven, teammanager Politieacademie te Rotterdam, is dit onderzoek gestart. Het uiteindelijke product van mijn onderzoek zal bestaan uit aanbevelingen aan uw organisatie. Tevens zal ik u de resultaten van het onderzoek presenteren. Na overleg met de trajectbegeleider de heer Wirken zal ik het district Breda onderzoeken. Hopende u hiermee voldoende te hebben ingelicht verblijf ik, Anna Geitsis Leerprocesbegeleider FAP Rotterdam

77

Brief Coaches district Breda Beste coaches, Ik ben Anna Geitsis en ik ben als leerprocesbegeleider werkzaam bij de Politieacademie te Rotterdam. Inmiddels zijn we 6 jaar op weg met het Politie Onderwijs 2002. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de implementatie en de borging van de coaching op de leerwerkplek. Dit onderzoek dat ik verricht, is onderdeel van mijn afstudeeropdracht, voor de opleiding HBO –Psychologie, die ik in juli zal afronden. In overleg met mijn opdrachtgeefster, Helga Verhoeven, teammanager onderwijs aan de Politieacademie, heb ik gekozen voor dit onderzoek. Het onderzoek vindt plaats in District Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond, en district Breda van het politiekorps Midden West Brabant, waarbij ik beide korpsen zal vergelijken. Het uiteindelijke product van mijn onderzoek zal een aanbeveling zijn in de richting van de korpsen. Doelstelling van mijn onderzoek is om te kijken hoe de coaching is weggezet binnen de politieorganisatie. Om dit goed te kunnen onderzoeken heb ik een enquête gemaakt. Naast de enquête, heb ik literatuur onderzoek verricht. De enquête zal schriftelijk worden afgenomen, dit zal ongeveer 15 minuren in beslag nemen. U wordt opgebeld met de vraag of u mee wilt werken aan dit onderzoek. Wanneer u daarin toestemt, zal er met u een afspraak gemaakt worden voor de enquête, op een tijdstip dat u het beste schikt. De informatie die u tijdens de enquête geeft, zal vertrouwelijk worden behandeld. Mocht u van te voren vragen hebben kunt u mij op bovenstaand nummer bereiken. Ik hoop van harte op uw medewerking. Vriendelijke groet, Anna Geitsis Leerprocesbegeleider FAP Rotterdam

78

Brief student district Breda Beste collega, Ik ben Anna Geitsis en ik ben als leerprocesbegeleider werkzaam bij de Politieacademie te Rotterdam. Inmiddels zijn we 6 jaar op weg met het Politie Onderwijs 2002. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de implementatie en de borging van de coaching op de leerwerkplek. Dit onderzoek is onderdeel van mijn afstudeeropdracht, voor de opleiding HBO–Psychologie. In overleg met mijn opdrachtgeefster, Helga Verhoeven, teammanager onderwijs aan de Politieacademie, heb ik gekozen voor dit onderzoek. Het onderzoek vindt plaats in District Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond, en district Breda van het politiekorps Midden West Brabant, waarbij ik beide korpsen zal vergelijken. Het uiteindelijke product van mijn onderzoek zal een aanbeveling zijn in de richting van de korpsen. Doelstelling van mijn onderzoek is om te kijken hoe de coaching is weggezet binnen de politieorganisatie. Om dit goed te kunnen onderzoeken heb ik een enquête gemaakt. Naast de enquête, heb ik literatuur onderzoek verricht. De enquête zal digitaal worden afgenomen, dit zal ongeveer 15 minuten in beslag nemen. U wordt opgebeld met de vraag of u mee wilt werken aan dit onderzoek. Wanneer u daarin toestemt, zal er met u een afspraak gemaakt worden voor de enquête, op een tijdstip dat u het beste schikt. De informatie die u tijdens de enquête geeft, zal vertrouwelijk worden behandeld. Mocht u van te voren vragen hebben kunt u mij op bovenstaand nummer bereiken. Ik hoop van harte op uw medewerking. Vriendelijke groet, Anna Geitsis Leerprocesbegeleider FAP Rotterdam

79

Brief districtchef district Noord Geachte heer/mevrouw, Graag wil ik u informeren over het volgende: Ik ben als leerprocesbegeleider werkzaam bij de Faculteit Algemene Politiekunde te Rotterdam. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de borging van de coaching op de leerwerkplek in de politiekorpsen Rotterdam Rijnmond en Midden en West Brabant. Dit onderzoek is onderdeel van mijn afstudeeropdracht, voor de opleiding HBO–Psychologie die ik in juli 2009 zal ronden. Doelstelling van dit onderzoek is om te kijken hoe de coaching is weggezet binnen uw organisatie. Om dit goed te kunnen onderzoeken ga ik zowel de praktijkcoaches als studenten PO2002 persoonlijk interviewen. Deze interviews zullen ongeveer 15 minuten in beslag nemen. Naast het houden van een interview zal ik tevens literatuuronderzoek verrichten. In overleg met mijn leidinggevende, tevens opdrachtgever Helga Verhoeven, teammanager Politieacademie te Rotterdam, is dit onderzoek gestart. Het uiteindelijke product van mijn onderzoek zal bestaan uit aanbevelingen aan uw organisatie. Tevens zal ik u de resultaten van het onderzoek presenteren. Hopende u hiermee voldoende te hebben ingelicht verblijf ik, Anna Geitsis Leerprocesbegeleider FAP Rotterdam

80

Brief coaches district Noord Beste coaches, Inmiddels zijn we 6 jaar op weg met het Politie Onderwijs 2002. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de implementatie en de borging van de coaching op de leerwerkplek. Dit onderzoek is onderdeel van mijn afstudeeropdracht, voor de opleiding HBO –Psychologie, die ik in juli zal afronden. In overleg met mijn opdrachtgeefster, Helga Verhoeven, teammanager onderwijs aan de Politieacademie, heb ik gekozen voor dit onderzoek. Het onderzoek vindt plaats in District Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond, en district Breda van het politiekorps Midden West Brabant, waarbij ik beide korpsen zal vergelijken. Het uiteindelijke product van mijn onderzoek zal een aanbeveling zijn in de richting van de korpsen. Doelstelling van mijn onderzoek is om te kijken hoe de coaching is weggezet binnen de politieorganisatie. Om dit goed te kunnen onderzoeken heb ik een enquête gemaakt. Naast de enquête, heb ik literatuur onderzoek verricht. De enquête zal schriftelijk worden afgenomen, dit zal ongeveer 15 minuren in beslag nemen. U wordt opgebeld met de vraag of u mee wilt werken aan dit onderzoek. Wanneer u daarin toestemt, zal er met u een afspraak gemaakt worden voor de enquête, op een tijdstip dat u het beste schikt. De informatie die u tijdens de enquête geeft, zal vertrouwelijk worden behandeld. Mocht u van te voren vragen hebben kunt u mij op bovenstaand nummer bereiken. Ik hoop van harte op uw medewerking. Vriendelijke groet, Anna Geitsis Leerprocesbegeleider FAP Rotterdam

81

Brief student district Noord Beste collega, Inmiddels zijn we 6 jaar op weg met het Politie Onderwijs 2002. Momenteel ben ik bezig met een onderzoek naar de implementatie en de borging van de coaching op de leerwerkplek. Dit onderzoek is onderdeel van mijn afstudeeropdracht, voor de opleiding HBO –Psychologie, die ik in juli zal afronden. In overleg met mijn opdrachtgeefster, Helga Verhoeven, teammanager onderwijs aan de Politieacademie, heb ik gekozen voor dit onderzoek. Het onderzoek vindt plaats in District Noord van het politiekorps Rotterdam Rijnmond, en district Breda van het politiekorps Midden West Brabant, waarbij ik beide korpsen zal vergelijken. Het uiteindelijke product van mijn onderzoek zal een aanbeveling zijn in de richting van de korpsen. Doelstelling van mijn onderzoek is om te kijken hoe de coaching is weggezet binnen de politieorganisatie. Om dit goed te kunnen onderzoeken heb ik een enquête gemaakt. Naast de enquête, heb ik literatuur onderzoek verricht. De enquête zal schriftelijk worden afgenomen, dit zal ongeveer 15 minuren in beslag nemen. U wordt opgebeld met de vraag of u mee wilt werken aan dit onderzoek. Wanneer u daarin toestemt, zal er met u een afspraak gemaakt worden voor de enquête, op een tijdstip dat u het beste schikt. De informatie die u tijdens de enquête geeft, zal vertrouwelijk worden behandeld. Mocht u van te voren vragen hebben kunt u mij op bovenstaand nummer bereiken. Ik hoop van harte op uw medewerking. Vriendelijke groet, Anna Geitsis Leerprocesbegeleider FAP Rotterdam

Coaching bij de politie - · PDF fileIn het district Noord van het korps Rotterdam-Rijnmond...

Documents

Transcript of Coaching bij de politie - · PDF fileIn het district Noord van het korps Rotterdam-Rijnmond...