'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

20
Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk Ir. Saman Mohammadi M.Sc. ARCH & RE&H Ir. Niel Slob M.Sc. ARCH & RE&H Juni 2016

Transcript of 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Page 1: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk

Ir. Saman Mohammadi M.Sc. ARCH & RE&H Ir. Niel Slob M.Sc. ARCH & RE&H

Juni 2016

Page 2: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 1

Inleiding Circulaire Economie (CE) is momenteel sterk opkomend binnen de Nederlandse bouwsector. Hoewel de voordelen van de CE in toenemende mate worden erkend, gaat de transitie in de praktijk gepaard met uiteenlopende belemmeringen. Dit vraagt om nieuwe inzichten en vaardigheden. Dit onderzoek is in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties tot stand gekomen. Het is bedoeld om de rijksoverheid inzicht te geven in enerzijds de theorie omtrent circulair vastgoed en anderzijds de eerste lessen die we kunnen leren vanuit de praktijkvoorbeelden. Het rapport zal beginnen met een theoretische analyse: vanuit de bestaande literatuur worden de consequenties en oplossingen van CE in kaart gebracht. Vervolgens wordt vanuit drie perspectieven, namelijk opdrachtgeverschap, ketenintegratie en financiering, onderzocht hoe de CE-principes kunnen bijdragen aan innovatie in de bouw. Vervolgens worden lessen uit de praktijk inzichtelijk gemaakt aan de hand van drie praktijkcasussen. Deze praktijkcasussen bevinden zich binnen de sectoren onderwijs en zorg en beschrijven het totale bouwspectrum van nieuwbouw, renovatie, sloop en demontage. Deze praktijkcasussen bieden nieuwe inzichten en belichten daarnaast ook bestaande belemmeringen en risico’s. De praktische betrokkenheid van de auteurs bij deze casussen geven aanvullende inzichten vanuit de praktijk. Dit onderzoek is tot stand gekomen met dank aan medeauteurs Raouf Jarmo, Sara Mohammadi en Zakariya Chebli en met de kritische blik van Matthijs Prins, Bouwkunde Technische Universiteit Delft. Daarnaast gaat onze dank uit naar de opdrachtgevers, deskundigen, aannemende partijen en leveranciers vanuit de praktijk. Voor meer informatie omtrent dit onderzoek en de praktijkcasussen kan contact op worden genomen met de auteurs via onze website: www.re-born.nu Namens Onderzoekslab Building the Circular Economy, Ir. S. Mohammadi M.Sc. ARCH & RE&H Ir. N. Slob M.Sc. ARCH & RE&H Juni 2016

Page 3: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 2

De Theorie Uit onderzoek van UNEP uit 2013 is gebleken dat de wereldbevolking van de huidige zeven miljard naar negen miljard in 2050 zal stijgen. Daar komt bij dat de middenklasse met drie miljard zal groeien. De vraag naar natuurlijke grondstoffen zal hiermee drastisch stijgen. De consumptiegroei die met deze ontwikkelingen gepaard gaat zal volgens het Ellen Macarthur Foundation rapport uit 2012 twee vergelijkbare planeten behoeven om tegemoet te kunnen komen aan de behoeften en wensen van huidige en toekomstige mensen. Hoewel onze maatschappij en economie constant aan verandering onderhevig zijn, is het industriële productieproces in essentie ongewijzigd gebleven. Het proces is gebaseerd is op een take-make-dispose model (lineair model). Een proces waarbij afval van waardevolle, en van natuurlijke grondstoffen, wordt vernietigd. Het is duidelijk dat voortgaan op de traditionele manier van produceren en consumeren op termijn niet meer houdbaar is. Er zijn fundamentele veranderingen nodig om de weg vrij te maken om efficiënter en effectiever met deze natuurlijke grondstoffen om te gaan. Het CE-concept is recentelijk in een stroomversnelling geraakt in Nederland. Aansluitend op het rapport van EMF in samenwerking met McKinsey uit 2012 wordt een positieve economische impuls verwacht als gevolg van de reductie in termen van milieubelasting bij invoering van de CE. Alhoewel CE geen nieuw concept is, heeft het sinds 2012 veel populariteit verworven op mondiaal niveau. De Ellen MacArthur Foundation en TNO hebben de voordelen als gevolg van CE over een periode van tien jaar geschat op €500 miljard voor de EU (3,6% cumulatieve groei). Voor Nederland zijn economische voordelen door TNO geschat op €7 miljard (1,4% cumulatieve groei, vanwege reeds hoge recyclingpercentages vergeleken met andere Europese landen. Duurzaamheid en Circulaire Economie Op het eerste gezicht verbindt het circulaire economie concept meer dan twee eeuwen duurzaamheidsgedachten en filosofieën tot een samenhangend geheel.

Afbeelding 1: 7 systeem theorieën in relatie tot circulaire economie (aangepaste tijdlijn: Mohammadi, Prins & Slob, 2015)

Page 4: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 3

Afbeelding 2: Bronnen in relatie tot circulaire economie (aangepast diagram van EMF: Mohammadi, Prins & Slob, 2015) Bovenstaande afbeeldingen komen uit een onderzoek van Prins, Mohammadi en Slob in 2015 en geven een toelichting op de oorsprong vanuit 7 systeemtheorieën en de relatie tot de butterfly diagram van de Ellen Macarthur Foundation. Door het ontstaan vanuit deze verschillende systeemtheorieën heerst er momenteel veel spraakverwarring omtrent CE in de bouwsector. De een heeft het over bijvoorbeeld Biomimicry (Benyus, leer vanuit de natuur), de ander over Cradle2Cradle (McDonough & Braungard, hergebruik van materialen) en een derde over leasemodellen en koop-terugkoopgaranties (Stahel, product-dienstcombinaties). Terwijl allen deelcomponenten zijn binnen het totaal. Het is dus belangrijk het totale spectrum te kennen en een eenduidige definitie te vormen. Een toevoeging hierop is dat CE daarbij uit gaat van het samenbrengen van deze duurzaamheidgedachten binnen een economisch systeem. CE is, kortweg omschreven, een financieel gedreven milieu incentive (Prins, Mohammadi & Slob, 2015). Het hergebruiken van materialen en het effectiever omgaan met energie zou moeten resulteren in enerzijds een lagere milieubelasting en anderzijds in financiële voordelen voor alle betrokken partijen. Om dit te bereiken zal dit gepaard gaan met andere vormen van opdrachtgeverschap, ketenintegratie en financiering. CE in de gebouwde omgeving De bouwsector verbruikt grote hoeveelheden grondstoffen en energie. Het is verantwoordelijk voor het consumeren van 50% van de natuurlijke grondstoffen, 40% van het totale energieverbruik, 36% van CO2-emissie, 30% van het totale waterverbruik en 40% bouw- en sloopafval in Nederland (Schoolderman, 2014). Dit beeld laat zien dat het toepassen van CE in de gebouwde omgeving van grote waarde zou kunnen zijn voor enerzijds het verminderen van de milieubelasting en anderzijds het behalen van financiële voordelen. Aanpassing van bestaande gebouwen en circulair bouwen biedt namelijk een enorm marktpotentieel in Nederland blijkt uit het onderzoek van TNO “Kansen voor de circulaire economie in Nederland” uit 2013. Het vervolg van dit onderzoek zal dieper ingaan op CE binnen de bouw vanuit de invalshoeken opdrachtgeverschap, ketensamenwerking en financiering.

Page 5: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 4

CE Opdrachtgeverschap, Ketenintegratie & Financiering Om gebouwen circulair te kunnen maken dienen gebouwen in de basis ontworpen te zijn vanuit evolutionaire principes. Hiermee wordt bedoeld ontwerpen vanuit flexibiliteit, demontabilteit, uitbreidbaarheid en inkrimpbaarheid (Geraedts, Mohammadi & Slob, 2012). Evolutionaire principes worden gekwalificeerd als principes waarbij wordt ingespeeld op veranderende wensen, eisen en behoeften in de tijd. Dit met als doel het gebruik van het gebouw continu in de tijd te optimaliseren en een oplossingsrichting te scheppen die de mogelijkheid biedt het gebouw, de gebouwlagen, de systemen, elementen, componenten en/of (ingebedde) materialen met minimale technische en financiële middelen te verduurzamen. Het 7 S’en-model is een van deze modellen. In het model wordt een gebouw niet gekenmerkt als een geheel, maar bestaat een gebouw uit diverse bouwlagen & elementen allen met verschillende levenscycli. In deze filosofie zijn evolutionaire principes de fundering van het continu kunnen verduurzamen door de tijd heen.

Levensduren van gebouwlagen en/of elementen zouden leidend moeten zijn bij circulair inkopen en de financiering die daarmee gepaard gaat. Vormen hiervan zijn product georiënteerde diensten (koop-terugkoop vorm), gebruik georiënteerde diensten (leasevorm) en resultaat georiënteerde diensten (pay-per use vorm). De bouwlagen met een korte levensduur zijn over het algemeen beter geschikt voor dergelijke constructies. Marktpartijen en de bijbehorende financiers zijn eerder bereid hierover contractuele relaties aan te gaan vanwege de relatief korte en inschatbare periode. De lagen met langere levensduren, zoals de constructie, komen momenteel (nog) minder snel in aanmerking voor circulaire inkoop constructies. Dit is onder andere terug te vinden in de praktijkcasussen.

Afbeelding 3: Het 7 S’en model (evolutionair) als fundering voor circulair (aangepast diagram van Brand: Mohammadi & Slob, 2014)

Afbeelding 4: Circulaire product-dienst combinaties (aangepast diagram van Loppies en de Grauw: Mohammadi & Slob, 2014)

Page 6: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 5

Opdrachtgeverschap (vraagzijde) Opdrachtgeverschap speelt in de bouw een belangrijke rol. Het vormt de brug tussen twee belangrijke partijen: opdrachtgever en opdrachtnemer. Daarmee ontstaat tevens een contractuele relatie tussen deze partijen die net als alle andere relaties moet worden opgebouwd, vastgelegd en onderhouden. De kwaliteit van de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is een kritische succesfactor voor het behalen van programmadoelen en projectresultaten. Van beide partijen wordt een zorgvuldig en assertief management vereist. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het behalen van het door de opdrachtgever als zodanig gespecificeerde en uitgevraagde, projectresultaat. Maar ook de opdrachtgever speelt een minstens zo belangrijke rol omdat hij als eigenaar van het project kan worden gezien die een enorm belang heeft bij het behalen van de ambities. Met de introductie van de CE vindt er een verschuiving plaats binnen de relatie die deze partijen met elkaar aangaan op het gebied van eigendomsverhoudingen. Binnen de CE staan hoofdzakelijk de aanbieder en afnemer tegenover elkaar; vergelijkbaar met de opdrachtnemer respectievelijk opdrachtgever in de traditionele bouw. Daar waar de opdrachtgever binnen de traditionele bouw als eigenaar van het project, en daarmee het eindproduct, wordt aangemerkt, is de afnemer binnen het circulair gedachtegoed slechts geïnteresseerd in het gebruik en prestatie van producten en niet zozeer in het bezit ervan. In de pure vorm van CE, blijft het product en de materialen waaruit deze is opgebouwd in eigendom van aanbieder. De omslag in eigendomsverhouding resulteert in nieuwe verantwoordelijkheden voor de producent. Er vindt een transitie plaats van productafname naar de afname van diensten, waarmee de behoefte naar nieuwe service georiënteerde bedrijfsmodellen ontstaat. Een tweetal varianten van handelsovereenkomsten, te noemen terugkoop en doorverkoop, blijken realistischer binnen de bouw. De afnemer moet bekend zijn met de voordelen van circulaire producten om bewust zijn inkoopgedrag hierop aan te passen en zo de handel op basis van circulaire producten en diensten te stimuleren. Circulair inkopen is van groot belang voor verdere stappen richting circulaire economie. De meest bekende vormen van circulaire inkoop zijn gebaseerd op prestatiegerichte contracten en terugkoop overeenkomsten. Bij prestatiegerichte contracten wordt op basis van prestatie een overeenkomst gesloten tussen aanbieder en afnemer. Zo kan men tegenwoordig licht in de vorm lumen afnemen van Philips, zonder daarbij de benodigde armaturen en installaties te hoeven aanschaffen. Bij terugkoop overeenkomsten wordt tussen aanbieder en afnemer overeengekomen dat de producten (en onderdelen en materialen) na het verstrijken van de gebruiksperiode door de aanbieder worden teruggekocht. Ketenintegratie/samenwerking (aanbodzijde) In de huidige bouwsector bestaan verschillende samenwerkingsverbanden die projectgebonden zijn. Huidige duurzaamheidsontwikkelingen vragen echter steeds meer om project overschrijdende samenwerkingsverbanden. De duurzame relaties hierin zijn belangrijk voor de ketenintegratie, welke zich aan de aanbodzijde van de markt bevindt. Volgens Ruben Vrijhoef (wetenschappelijke onderzoeker bij kenniscentrum bouwprocesinnovatie CPI van de Faculteit Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft), is ketenintegratie meer dan samenwerken: ‘het leveren van een gezamenlijk product op een gezamenlijke markt aan een gezamenlijk klant via een gezamenlijk proces.’ In de huidige economie hebben we te maken met een productieproces dat zich over een lineaire keten spreidt, met een duidelijk begin en eind. Dit proces genereert over het algemeen veel afval en draagt bij aan de uitputting van grondstoffen. De bijbehorende keten is dusdanig ingesteld dat verbeteringen vooral gericht zijn op het minimaliseren van grondstofverbruik en afval binnen het eigen segment. De ketenonderdelen zijn niet op elkaar afgestemd en samenwerking tussen de verschillende onderdelen is vaak niet aanwezig.

Page 7: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 6

De transitie naar de CE heeft consequenties voor de keten en de relaties die zich daarin voordoen. Dit vraagt om samenwerking in de keten, maar ook om partners die elkaar versterken in netwerk, kennis en ervaring. Het zwaartepunt ligt hierbij op het creëren van gesloten kringlopen binnen de productieketens. De overgang naar gesloten productieketens vraagt om de juiste verdeling van verantwoordelijkheid en risico onder de betrokken actoren, zowel aan de vraag als aanbodzijde. Juridisch gezien vindt er een verschuiving plaats in eigendom van consument naar aanbieder: de consument geniet in een circulaire economie slechts gebruiksrecht voor een bepaalde periode. Dit heeft gevolgen voor de verhandelmogelijkheden van de consument. De consument in de huidige economie kan als eigenaar over het algemeen vrij zijn eigendommen verhandelen (verkoop/ verhuur). Wanneer deze producten echter in het bezit zijn van de producent worden deze opties vanuit juridisch oogpunt belemmerd. Van koop-terugkoop en doorverkoop constructies, welke eveneens als varianten kunnen optreden binnen de circulaire economie, worden minder belemmeringen verwacht vanwege de grote overeenkomstigheid met de huidige economie. Voor het realiseren van circulair vastgoed worden twee verschillende soorten samenwerkingen cruciaal: ketengerichte- en gebiedsgerichte samenwerkingen.

De ketensamenwerking legt de focus op het sluiten van de materiaalkringlopen op het niveau van de keten, die onder invloed van lage transportkosten en ICT sterk is geglobaliseerd en over de hele wereld is verspreid en versnipperd. Deze globale versnippering heeft beperkingen voor het nationaal beleid. Behalve op nationaal niveau dient dus ook overeenstemming en beleid op internationaal niveau worden bereikt om afstemming binnen de keten mogelijk te maken.

Het accent binnen de gebiedsgerichte samenwerking gaat uit naar het sluiten van kringlopen binnen een bepaald gebied. Het zo efficiënt mogelijk gebruiken van materialen en energie staat bij beide benaderingen centraal. Het belangrijkste verschil tussen de twee benaderingen is de schaal waarop het betrekking heeft en vraagt om beleid op verschillende niveaus.

Financiering Op het gebied van financiering worden binnen CE grondstoffen niet langer verkocht aan ontwikkelaars en het eindresultaat niet langer aan een eigenaar. Een consortium levert bijvoorbeeld behuizing voor wonen of werken als dienst, waarbij de grondstoffen eigendom van de producent blijven. Aangepast eigendomsmodel vraagt ook om een nieuwe kijk op financiering, met andere terugverdientijden en restwaardes. Er is behoefte aan verdienmodellen waarin de nadruk moet liggen op herstel van materiaalstromen. Dit vereist een financiële waardecreatie, met andere terugverdientijden en restwaardes. Modulaire opbouw van bouwcomponenten en innovatieve benaderingen zodat materialen een restwaarde hebben (verkoopwaarde aan het einde van de levensduur) binnen de verdienmodellen. De focus van de verschillende verdienmodellen die zich met de verschuiving naar de CE voordoet ligt volgens de publicatie ́ circulaire bedrijfsmodellen mogelijk maken´ (essaybundel, 2015) op drie basisaspecten: 1. Het cascaderen van verbruiksgoederen met als doel de waarde in het product optimaal te benutten. 2. Het terugwinnen van gebruiksgoederen en onderdelen daarvan. 3. Het verlengen van de gebruiksduur van producten. Bij het cascaderen van verbruiksgoederen gaat het om inrichten van bedrijfsmodellen die zich richten op het leveren van input voor de toepassing van grondstoffen die passen bij de

Page 8: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 7

circulaire economie: volledig hernieuwbare brandstoffen en het vervaardigen van biologisch afbreekbare en recyclebare materialen. Dit vormt de basis van circulaire productie en consumptie. Het verdienmodel bestaat eruit dat alternatieve grondstoffen betaalbaarder of beter zijn dan traditionele grondstoffen. Dit model komt in een stroomversnelling als grondstoffenprijzen hoog zijn en de leveringszekerheid van grondstoffen minder is. Cascadering kan ook bij het terugwinnen van gebruiksgoederen gehanteerd worden: door het terugwinnen van reserve-onderdelen kan de hoogste waarde van producten worden behouden. Recycling en upcycling spelen daarbij een cruciale rol. Door het creëren van een markt voor afval wordt een verdienmodel gerealiseerd: een kostenpost die verandert in een winstgevend bedrijf. Dit kan ertoe leiden dat afval van een productieproces wel wat waard is als grondstof voor een ander productieproces. Dit model is nuttig voor bedrijven die grote afvalstromen hebben, of waar het restafval van producten kan worden verwerkt tot nieuwe grondstoffen. Het derde aspect, levensduurverlenging, kan bijdragen aan het waarde behoud van producten. Het maximaliseren van de levensduur kan worden bereikt door producten een tweede of derde leven te geven middels renovatie en hergebruik. Reparatie, upgrading, herfabricage en het opnieuw markten van eenzelfde product kunnen aan deze levensduurverlenging bijdragen. Het verdienmodel dat hierbij hoort heeft een aantal kanten. Deels zit het in diensten (reparatie, vervanging, aanpassing), deels gaat het erom dat de (rest‐)waarde nogmaals commercieel wordt benut (zoals bij opnieuw verkopen). Deze verandering in focus van verdienmodellen brengen verschillende uitdagingen met zich mee. De eerste uitdaging heeft betrekking op de veranderende cashflows binnen een bedrijf en de inrichting hiervan. De tweede uitdaging is het hoger benodigde investeringskapitaal genoemd als voorfinanciering voor cliënten. Ten derde de juridische zaken omtrent het onderpand en de waarde hiervan. Deze uitdagingen betekenen dat we naar een andere rol moeten van de bancaire sector. Hierbij zullen ze niet meer op de voorgrond op basis van projectfinanciering optreden maar als financier achter businessmodellen van leveranciers. Kortom de bancaire sector zou moet investeren in grondstoffen in de vorm van eeuwigdurige obligaties binnen circulaire economie (Mohammadi & Slob, 2014).

Page 9: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 8

CE Projecten in de Praktijk Aan de hand van drie recente CE-projecten in de praktijk zullen de thema’s opdrachtgeverschap, ketenintegratie en financiering nu dieper worden behandeld. Er is om verschillende redenen gekozen voor deze casussen, namelijk de volgende:

Ze bevinden zich in verschillende sectoren, namelijk onderwijs en zorg (specifiek ROC-onderwijs, voortgezet onderwijs en ouderenzorg) en zijn uitgevoerd in samenwerking met gemeenten en provincies.

Ze beschrijven het totale bouwspectrum van nieuwbouw, renovatie, sloop en demontage.

De auteurs van dit rapport kunnen aanvullende inzichten verschaffen gezien hun praktische betrokkenheid bij de projecten.

Daarnaast is er voor gekozen om de projecten te anonimiseren. Dit gezien het feit we voor dit onderzoek in detail informatie willen verschaffen omtrent gemaakte keuzes en de gevolgen daarvan zonder organisaties positief dan wel negatief te belichten. Voor meer informatie omtrent de praktijkcasussen kan contact op worden genomen met de auteurs via onze website: www.re-born.nu Allereerst zal worden toegelicht hoe binnen de projecten is gekomen tot een CE benadering, vervolgens zal in worden gegaan op de oplossingen, belemmeringen en de lessen die we eruit kunnen leren op de verschillende thema’s. Circulaire Renovatie & Onderhoud ROC-onderwijsinstelling Deze onderwijsinstelling had sinds 2008 een nieuw strategisch huisvestingsplan waarin was opgenomen dat een van de locaties, een gebouw uit 1980, gesloopt zou worden en hiervoor nieuwbouw in de plaats zou komen, geschat op een investering van ongeveer 20 miljoen euro. Vanuit de betreffende provincie bestond er de ambitie vanuit Cradle2Cradle filosofie waarmee ook de onderwijsinstelling zich oriënteerde op dit gebied en dit opnam in haar huisvestingsvisie. Vanuit die hoedanigheid kwam de onderwijsinstelling medio 2014 ook in aanraking met het begrip circulaire economie en besloot het tot het uitvoeren van een second opinion op de nieuwbouwplannen. In deze second opinion, geschreven vanuit marktpartijen met expertise op het gebied van circulaire economie, kwam naar voren dat renovatie zowel financieel (investering circa 5 miljoen euro i.p.v. 20 miljoen euro) als qua proces (bestemmingsplanvrij, verhuizingsbewegingsvrij) een gunstigere keuze zou zijn. Uiteindelijk besloot het College van Bestuur in het najaar van 2014 tot uitvoering van de plannen op het gebied van circulaire renovatie en onderhoud waarbij in de zomer van 2015 verdieping 1 tot en met 3 zijn gerenoveerd en in de zomer van 2016 de begane grond gerenoveerd zal gaan worden. Circulaire Demontage, Nieuwbouw & Onderhoud Ouderenzorginstelling Twee ouderenzorginstellingen hebben in 2014 een masterplan ontwikkeld gericht op hun bosrijke locatie. In dit masterplan zou een van de gebouwen grootschalig gerenoveerd worden en zou een van de andere gebouwen gesloopt worden waarvoor twee nieuwe gebouwen terug zouden komen. In het masterplan waren al enkele duurzame ambities opgenomen, maar naar aanleiding van het masterplan besloten ze zich hier verder op te oriënteren. Vanuit die hoedanigheid kwamen de zorginstellingen in aanraking met het begrip circulaire economie. Vooral de benadering van circulaire economie als financieel gedreven milieu incentive (ik koop duurzaam in, dat kost mij op de lange termijn minder geld door hoge restwaarde van producten) werd omarmd en vanuit die hoedanigheid werd een proces

Page 10: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 9

ingericht om als basis goede woonzorggebouwen uit te vragen naar de markt toe met als wens evolutionaire en circulaire oplossingen. Circulaire Renovatie & Nieuwbouw Voortgezet Onderwijs Deze school voor voortgezet onderwijs, heeft in 2015 een huisvestingsplan ontwikkelt waarin een van de oudste gebouwen zou worden verlaten en waarin op een andere locatie enkele gebouwen zouden worden toegevoegd en enkele gebouwen zouden worden gerenoveerd. Hiervoor stond een bedrag van 6,5 miljoen euro gereserveerd waarin de betreffende gemeente gedeeltelijk mee zou financieren. Deze plannen bleken niet haalbaar en zouden traditioneel uitkomen op een investering van rond de 9 miljoen euro. Om die reden zocht de onderwijsinstelling samen met de betreffende gemeente naar alternatieve mogelijkheden, kwam men in aanraking met het begrip circulaire economie en werd besloten tot het uitvoeren van een second opinion op de nieuwbouw en renovatieplannen. In deze second opinion, geschreven vanuit marktpartijen met expertise op het gebied van circulaire economie, kwam naar voren dat het renoveren en herhuisvesten volgens circulaire principes mogelijk zijn binnen de oorspronkelijk begrote en geraamde investeringsomvang van 6,5 miljoen euro. Dit zelfs in verschillende varianten. Uiteindelijk besloot het College van Bestuur tot uitvoering van de plannen.

Page 11: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 10

Opdrachtgeverschap Om tot een CE benadering te komen zijn gedurende afgelopen jaren verschillende oorzaken te benoemen waardoor deze onderwijs- en zorginstellingen hebben gekozen voor circulair renoveren / nieuwbouwen. Allereerst heeft de ambitie vanuit de provincie op het gebied van Cradle2Cradle een cruciale rol gespeeld in de bewustwording bij de ROC-instelling omtrent circulaire economie waaruit besloten is tot een second opinion op de nieuwbouwplannen. Vanuit de interne organisatie van de ouderenzorginstellingen speelden bij het masterplan heel sterk dat het gefinancierd wordt vanuit maatschappelijk geld. Daarnaast speelde de locatie een belangrijke rol, midden in ecologische groenstructuren. Vanuit die hoedanigheid vond men de toekomstbestendigheid en duurzaamheid van de plannen belangrijk. Ten tweede stond zowel de ROC-instelling als ouderenzorginstelling open voor innovatie en vertrouwde het op de expertise van de marktpartijen. Wel vroeg de organisaties aan de marktpartijen middels referenties, ramingen en toelichtingen de voordelen ten opzichte van traditioneel te onderbouwen, wat vertrouwen opleverde binnen de totale organisatie van de instellingen. Ten derde was van belang het stapsgewijs leiden, coachen en trainen van de organisaties door de marktpartijen op het gebied van circulaire economie. Niet de vastgoedafdeling moet CE omarmen maar o.a. ook de inkoopafdeling, facilitaire afdeling, financiële afdeling en het college/ raad van bestuur dienen besluiten te nemen. De ‘willenschap’ (de wil om te komen tot een circulaire/duurzame project) bij de verschillende partijen binnen dit project stond centraal waardoor de ‘wetenschap’ (de expertise vanuit circulair/duurzaam bouwen) tot uiting kon komen. Vooral het uitvragen en beoordelen op prestaties i.p.v. producten bleek voor bijvoorbeeld de facilitaire afdeling binnen de ouderenzorginstelling een overgang die leiding, coaching en training behoeft. Terwijl dit type uitvraag innovatieve CE oplossingsrichtingen stimuleert doordat aannemende partijen meedenken in oplossingen (engineering) en lange termijn verantwoordelijkheid dienen te dragen. Een belangrijk item binnen opdrachtgeversschap is de aanbestedingsplichtigheid van onder andere onderwijsinstellingen. Zowel adviesdiensten als werken dienen boven bepaalde bedragen aanbesteed te worden. En boven bepaalde limieten zelfs Europees. Bij deze Europese inkoopprocedures krijg je in veel gevallen te maken met dezelfde grote marktpartijen met standaard inkoopprocedures en vaste (niet circulaire) leveranciers. Terwijl je de circulaire leveranciers juist mee wil laten doen aan de aanbestedingen en ze direct wil contracteren. Een oplossing hiervoor zou kunnen zijn dat onderwijsinstellingen in kleinere percelen (bijvoorbeeld per bouwlaag) zouden mogen inkopen en dat deze percelen niet bij elkaar worden opgeteld. Op deze manier krijgen circulaire leveranciers de kans hun waarde te tonen zonder dat ze last hebben van de traditionele inkoopprocessen van grote marktpartijen.

Page 12: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 11

Ketenintegratie

“Als je een aannemer behandelt als een aannemer, dan gedraagt een aannemer zich als een aannemer” In huidige traditionele planvormingsprocessen wordt veelal een bestek en een ontwerp aangeleverd aan de aannemende partij, die hiervoor een aanneemsom vaststelt die veelal is gebaseerd op een laagst mogelijke prijs en waarbij de kwaliteit niet centraal staat. Derhalve beschikken aannemende partijen over een enorme kennis, kunde, expertise en ervaringen als het om bouwprocessen gaat en het optimaliseren hiervan. Waarom wordt dit onderscheidend vermogen van deze partijen niet optimaal ingezet om de kwaliteit van het product te vergroten c.q. te optimaliseren?

"Als je een schip wil bouwen, roep dan geen mannen bij elkaar om hout te verzamelen, het werk te verdelen en orders te geven. In plaats daarvan, leer ze verlangen naar de enorme eindeloze zee” Bij deze circulaire praktijkcasussen is gewerkt volgens de Best Value methodiek om te selecteren op kwaliteit en ‘willenschap’. De aanbestedingsmethodiek Best Value tracht een verandering in te realiseren door het onderscheidend vermogen van de aannemende partij centraal te stellen, hetgeen zich specifiek richt op het inkopen van kwaliteit c.q. prestaties. Feitelijk worden de potentiele aannemende partijen uitgedaagd om hun kennis en kunde toe te passen aan de hand van de geformuleerde prestatie-eisen en -wensen, de vraagspecificaties, en hier kwaliteit aan toe te voegen. Evolutionaire en circulaire lange termijn prestaties (continu verbeterende diensten) staan op deze manier in de uitvraag centraal in plaats van korte termijn (tijdelijke en vaste) producten. Op deze manier ambieerden de onderwijs- en zorginstellingen een renovatie / nieuwbouw die voldeed aan evolutionaire en circulaire principes.

Afbeelding 5: Traditioneel vs. Circulair Proces (Mohammadi & Slob, 2014)

Page 13: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 12

In combinatie met Best Value is gekozen voor een EB(FMO) aanbesteding; Engineer, Build (Finance, Maintain, Operate). Aannemende partijen krijgen de vrijheid mee te denken in de engineering van de demontage, renovatie en nieuwbouwopgaven. Daarnaast konden ze scoren op het aanbieden van circulaire product-dienst combinaties (FMO) mits exploitatie technisch aangetoond dat dit financieel interessant zou zijn. De integrale- en levenscyclusgedachte staat centraal door de FMO componenten op de bouwkundige alsmede installatietechnische elementen mogelijk te gunnen aan de aannemende partijen. De onderwijs- en zorginstellingen konden deze keuze maken in de concretiseringsfase.

Afbeelding 6: Evolutionair als fundament voor circulair (Mohammadi & Slob, 2014)

Afbeelding 7: Circulaire EB(FMO) aanbesteding middels Best Value (Mohammadi, Slob & Wenselaar, 2016)

Page 14: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 13

Vanuit deze aanbestedingen kwamen heel duidelijk de verschillen naar voren vanuit aannemende partijen op het gebied van circulaire economie.

- De beste inschrijvingen kwamen van aannemende partijen met ‘circulaire’ oplossingen die op basis van TCO gemiddeld 15% minder zouden kosten dan traditionele oplossingen en waarbij materialen van het bestaande gebouw werden meegenomen. Een voorbeeld hiervan is onder andere het uit het gebouw halen van bestaande plafondplaten, deze te refurbishen, de hier uit ontstane nieuwe plafondplaten goedkoper dan traditionele plafondplaten aan te kunnen bieden, onderhoud hierbij op te nemen en een terugkoopgarantie af te spreken indien de plafondplaten niet meer nodig zijn in de toekomst. Bij deze inschrijvingen stond de demontabiliteit en de aanpasbaarheid van de engineeringsoplossingen van het totale ontwerp dan ook centraal om deze waarde terug uit het gebouw te kunnen halen. Andere voorbeelden op deze manier waren bijvoorbeeld:

o Het niet aanschaffen van nieuwe kluisjes voor 100.000 euro maar het refubrishen van de oude kluisjes met een graffiti-specialist voor 10.000 euro.

o Het niet aanschaffen van binnenwanden, kozijnen en deuren maar het verplaatsen en refubrishen van de huidige wat een besparing opleverde van gemiddeld 15%.

o Het terugnemen van de oude gevelkozijnen door de leverancier, materialen her te gebruiken en vervolgens het aanbieden van nieuwe Cradle2Cradle gevelkozijnen onder traditionele marktprijzen.

- De minste inschrijvingen kwamen van aannemende partijen met ‘circulaire’ oplossingen die op basis van Total Cost of Ownership (TCO) gemiddeld 20% meer zouden kosten dan traditionele oplossingen en waar niets met de bestaande materialen in het gebouw werden gedaan. Een voorbeeld hiervan is onder andere het aanbieden van nieuwe Cradle2Cradle vloerbedekking die 20% meer zou moeten kosten dan traditionele vloerbedekking en waarbij niets werd gedaan met de bestaande vloerbedekking.

De oorzaak van deze uiteenlopende inschrijvingen zou kunnen liggen in het feit dat sommige aannemende partijen en leveranciers klaar zijn voor de circulaire economie en inmiddels hun bedrijfsprocessen zo hebben aangepast dat ze op deze manier waarde kunnen kwantificeren binnen hun businessmodellen. Andere aannemende partijen en leveranciers hebben hogere prijzen nodig om dit aan te kunnen bieden. Redenen die door aannemende partijen worden aangeduid voor deze hogere prijzen zijn vooral het feit dat hergebruik van grondstoffen meer arbeid vereist dan het gebruik van nieuwe grondstoffen. Een aanpassing van het belastingstelsel zou leveranciers kunnen ondersteunen aangezien arbeid momenteel hoger belast is dan grondstoffen. Een middel wat in kan worden gezet om op korte termijn CE haalbaar te maken is zoals boven toegelicht leveranciers een op een verantwoordelijk te maken voor de terugname van materialen binnen bestaand vastgoed gericht op hun expertise (bestaande plafondplaten door plafondplatenleverancier), de restwaarde te kwantificeren als korting op de nieuwe en ze in de uitvraag nieuwe te laten aanbieden in de vorm van product-dienst combinaties, wederom met een hoge restwaarde. Op deze manier worden leveranciers gedwongen te werken volgens circulaire principes wat zou kunnen leiden tot circulaire producten tegen gereduceerde kosten, zoals blijkt uit bovenstaande voorbeelden. Op deze manier word de markt gericht op consuminderen en stuffocation (ontspullen) in plaats van consumentisme. Daarnaast bleek uit de inschrijvingen dat momenteel vooral op de S-lagen Stuff (meubilair), Space Plan (binnenwanden, plafondplaten, vloerbekleding) en Services (installaties) circulaire oplossingen worden aangeboden. Dit kan worden verklaard door het feit dat deze lagen relatief kort cyclisch zijn (5 tot 15 jaar), waardoor marktpartijen en hun achterliggende financiers de looptijd hiervan kunnen overzien en het aandurven leaseconstructies/ koop-terugkoop constructies aan te gaan.

Page 15: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 14

Als laatste hebben de marktpartij als gedelegeerd opdrachtgever en de aannemende partijen ervoor gekozen om alle informatie van de grondstoffen te borgen in een 3D Building Information Model (BIM). Dit geeft het gebouw een paspoort zodat informatie over grondstoffen in gebouwen makkelijker te herleiden valt en toe valt te passen voor nieuwe circulaire toepassingen. In de aanbesteding naar de markt toe was deze verantwoordelijkheid voor de aannemende partijen ook opgenomen om op deze manier een gebouwdossier op te kunnen bouwen. De leveranciers zijn gekoppeld om de definitieve elementen vast te stellen en te voorzien van alle benodigde informatie omtrent de productspecificatie en prestaties. Hieronder vallen ook documenten in relatie tot garanties etc. Hetgeen heeft geleid tot een compleet gebouwdossier en een grondstoffenpaspoort. Middels het grondstoffenpaspoort worden de gerealiseerde materialen gewaarborgd, waarna zij na de levensduur (technisch/functioneel/economisch) terug kunnen worden geleverd aan de aannemende partij c.q. leveranciers om daarmee gesloten kringlopen in relatie hergebruik en recycling (circulair) te realiseren. Ook is het gebouwbeheerssysteem gekoppeld aan het BIM-model, waardoor gedurende exploitatie de prestaties continu worden gemeten en vergeleken met de prestaties zoals aangeleverd door de leveranciers. Hierdoor is de opdrachtgever continu in staat dit te meten en daarmee optimalisaties te realiseren in het gebruik. Onderwerpen die onder andere worden gemeten zijn gebruik, binnenklimaat (CO2-concentratie, temperaturen, binnenlucht) en energieprestaties. Bij optimalisaties kan vervolgens weer een beroep worden gedaan op de evolutionaire en circulaire producten.

Afbeelding 8: Circulair Grondstoffenpaspoort in 3D BIM en koppeling met Gebouwbeheerssystemen (Mohammadi & Slob, 2016)

Page 16: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 15

Financiering Op het gebied van financiering hebben een aantal zaken een belangrijke rol gespeeld. Allereerst heeft de circulaire renovatie ertoe geleid dat de ROC-instelling voor investeringskosten van 20 miljoen euro nu op deze manier de totale portefeuille wil gaan opwaarderen i.p.v. nieuwbouw van een van de locaties. Momenteel worden er plannen gemaakt om andere locaties circulair te gaan renoveren. Voor de andere onderwijsinstelling bleek circulair renoveren ook financieel aantrekkelijk ten opzichte van traditioneel renoveren of nieuwbouw. Deze kostenreductie vanuit circulaire economie heeft meerdere oorzaken, te weten:

Circulair Demonteren: door circulair te demonteren wordt er niet betaald voor sloop, maar word door leveranciers waarde toegekend aan bestaande grondstoffen. Uit de praktijkcasussen blijkt dat demontage sloopkosten drastisch kan verminderen en dat er in veel gevallen zelfs geld aan te verdienen valt. Dit kan worden bereikt door in de uitvraag de nadruk te leggen op demontage i.p.v. sloop.

Circulair Renoveren: uit verschillende casussen is gebleken dat redenen voor nieuwbouw vaak kort door de bocht en niet noodzakelijk zijn. Onder andere constructies voldoen vaak nog prima alleen de kort cyclische lagen als interieur en installaties zijn vaak verouderd. Op deze manier kan circulair renoveren leiden tot circa 25% van de kosten ten opzichte van nieuwbouw. Daar bovenop word bij de keuze van renoveren geen boekwaarde afschreven. Dit kan worden bereikt door lagen in gebouwen afzonderlijk te analyseren en te waarderen i.p.v. het waarderen van bestaand vastgoed als 1 geheel.

Circulair Nieuw: door circulaire product-dienstcombinaties is er een vooraf gedefinieerde restwaarde van materialen opgenomen. Uit de praktijkcasussen blijkt dat dit kan leiden tot een reductie van de kosten van 15%. Dit kan opnieuw worden bereikt door in de uitvraag de nadruk te leggen op hergebruik en terugname i.p.v. het kopen van producten met totale afschrijving.

Daarnaast is gedurende het proces van de ROC-instelling gebleken dat het geld lenen van onderwijsinstellingen tegen een laag rentepercentage tegenstrijdig werkt bij het implementeren van circulaire businessmodellen. Aannemende partijen lenen namelijk tegen een hoger rentepercentage om een product in de vorm van een product-dienst combinatie aan te kunnen bieden. Hierdoor is het financieel aantrekkelijker voor onderwijsinstellingen om al het vastgoed in eigendom te houden i.p.v. onderdelen als diensten in te kopen. Dit zou pleiten voor het wijzigingen van deze regelingen en het inkopen van diensten juist financieel aantrekkelijk te maken. Hetzelfde geldt voor het goedkoop inkopen van stroom. Hierdoor zijn oplossingen als het leasen of koop-terugkoop afspraken met betrekking tot bijvoorbeeld circulaire zonnepanelen niet interessant genoeg voor onderwijsinstellingen. De terugverdientijden zijn namelijk onrealistisch lang. Een oplossing kan zijn dat aannemende partijen tegen een laag rentepercentage kunnen lenen mits ze aantonen (bijvoorbeeld via labeling) dat ze hiermee een circulair product aanbieden middels een product-dienst combinatie. Een voorbeeld in die richting is de groenfinanciering waar de ouderenzorginstellingen een optie op hebben gedaan. Deze financiering wordt verstrekt door banken tegen een gunstigere rente voor duurzame & innovatieve projecten waar verschillende eisen aan zijn verbonden. Deze eisen zijn overigens nog geen circulaire eisen.

Page 17: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 16

Lessen uit de Praktijk Concluderend uit dit rapport is het allereerst belangrijk te beseffen dat er momenteel veel spraakverwarring heerst omtrent de definitie van CE in de bouwsector. Het is belangrijk het totale spectrum te kennen en een eenduidige definitie te vormen. Dit onderzoek gaat uit van CE als een financieel gedreven milieu incentive (Prins, Mohammadi & Slob, 2015). Het hergebruiken van materialen en het effectiever omgaan met energie zou moeten resulteren in enerzijds een lagere milieubelasting en anderzijds in financiële voordelen voor alle betrokken partijen. Daarnaast zijn veranderingen merkbaar op het gebied van opdrachtgeverschap, ketenintegratie en financiering. Onderstaand is per thema een samenvatting weergegeven van recente ontwikkelingen en hoe deze zich verhouden tot de praktijkcasussen. Opdrachtgeversschap

Leiden, coachen en trainen van inkopende organisaties is cruciaal Vanuit opdrachtgeverschap is dit vooral het uitvragen op lange termijn prestaties in plaats van korte termijn producten, het denken in gebouwen bestaande uit verschillende lagen met verschillende levenscycli (evolutionair), het waarderen van bestaande materialen en hergebruik (circulair) en het aangaan van andere contractvormen in de vorm van product-dienst combinaties. Uit de praktijkcasussen blijkt dat dit leiden, coachen en trainen van inkopende organisaties vereist. Een voorbeeld waarbij dit al gebeurd is onder andere de Green Deal Circulair Inkopen. Daarnaast blijken ambities vanuit provincies en gemeenten bij te dragen aan het oriënteren op het gebied van circulaire economie. Dit gaat samen met het aanpassen van inkoopprocedures. Onder andere het in de uitvraag direct verantwoordelijk maken van leveranciers voor terugname van materialen binnen bestaand vastgoed, het kwantificeren van restwaarde en het laten aanbieden van product-dienstcombinaties zijn hier voorbeelden van. Het opnemen van terugkoop, vooral voor kort cyclische lagen als stuff, space plan en services, wordt al op meerdere projecten toegepast en kan worden gezien als laaghangend fruit waar de waarde direct van benut zou kunnen worden. Dit zou een begin stap kunnen zijn naar leasemodellen en de lang cyclische lagen.

Wijzigen van inkoopvoorwaarden en aanbestedingsregelementen kan ondersteunen Ook zouden wijzigingen in aanbestedingsregelementen CE kunnen ondersteunen. Uit de praktijkcasussen blijkt dat bij Europese inkoopprocedures men in veel gevallen te maken krijgt met dezelfde grote marktpartijen met standaard inkoopprocedures en vaste (niet circulaire) leveranciers. Het kunnen opknippen in kleinere percelen (bijvoorbeeld per bouwlaag of product) zou circulaire leveranciers kunnen ondersteunen en direct aan tafel kunnen brengen. Ketenintegratie- en samenwerking

Inrichten ketengerichte- en gebiedsgerichte samenwerkingen zorgt voor integratie Op het gebied van ketenintegratie- en samenwerking is de focus vooral gericht op het sluiten van kringlopen. Twee verschillende samenwerkingsvormen zijn hierin van belang, namelijk ketengerichte- en een gebiedsgerichte samenwerkingen. Deze moeten zorgen voor integrale optimalisaties in plaats van optimalisaties binnen het eigen segment.

Page 18: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 17

Belasten van arbeid i.p.v. grondstoffen werkt in nadeel voor leveranciers Uit de praktijkcasussen blijkt daarnaast dat momenteel door hoge arbeidskosten en BTW hergebruik of recycling voor verschillende producenten lastiger te bewerkstelligen is dan nieuwe producten. Een aanpassing van het belastingstelsel van arbeid naar grondstof zou CE op de lange termijn kunnen stimuleren.

Procedures keuringen hergebruik en onvoldoende informatie gebouwen werkt tegen Daarnaast zal consuminderen voor producenten moeten worden gestimuleerd. Dit kan worden bereikt door bijvoorbeeld keuringen van materialen die kunnen worden hergebruikt te versoepelen / te versnellen en grondstofpaspoorten voor materialen en gebouwen toe te passen. Hierdoor wordt hergebruik van materialen toegankelijker. Financiering

Verschuiving naar financiering van business modellen merkbaar bij kortcyclische lagen Financieel gezien speelt de verandering in focus van verdienmodellen een belangrijke rol. Veranderende cashflows, benodigd investeringskapitaal en juridische zaken zijn cruciaal. Dit betekent een andere rol voor de bancaire sector. Hierbij zullen ze niet meer op de voorgrond op basis van projectfinanciering optreden maar als financier achter businessmodellen van leveranciers. Kortom de bancaire sector zou moet investeren in grondstoffen in de vorm van eeuwigdurige obligaties binnen circulaire economie (Mohammadi & Slob, 2014). Uit de praktijkcasussen blijkt dat dit bij kort cyclische producten een opkomende beweging is, maar dat hierin nog veel stappen moeten worden ondernomen.

Lenen tegenover lagere rente nadelig t.o.v. toepassen product-dienstcombinaties Daarnaast blijkt uit de praktijkcasussen dat het aanbieden van product-dienst combinaties financieel aantrekkelijker gemaakt zou kunnen worden. Door het goedkoper lenen van o.a. onderwijsinstellingen ten opzichte van marktpartijen blijkt eigendom momenteel de voorkeur te hebben. Een oplossing kan zijn dat aannemende partijen tegen een lage rentepercentage kunnen lenen mits ze aantonen (bijvoorbeeld via labeling) dat ze hiermee een circulair product aanbieden middels een product-dienst combinatie.

Inzetten op CE als financieel gedreven milieu incentive loont in praktijk Afsluitend blijkt dat uit de praktijkcasussen dat circulaire economie een enorme kostenreductie met zich mee kan brengen in lijn van CE als financieel gedreven milieu incentive. Circulair demonteren kan sloopkosten drastisch verminderen en in veel gevallen zelfs geld opleveren. Vanuit de denkwijze van circulair renoveren blijkt nieuwbouw vaak niet noodzakelijk. En nieuwe circulaire producten kunnen door het vooraf definiëren van restwaarde 15% van de kosten reduceren ten opzichte van traditionele producten.

Page 19: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 18

Literatuurlijst Accenture (2014). Circular Advantage: Innovative Business Models en Technologies to Create Value in a World Without Limits to Growth. Accenture Technology. Bastein, T., Roelofs., E. Rietveld., E. en Hoogendoorn, A. (2013). Opportunities for a circular economy in the Netherlands (Kansen voor de circulaire economie in Nederland). Ministerie van Infrastructuur en Milieu. R10864, TNO-rapport: Delft BAM (2013). Duurzaamheidsverslag. Koninklijke BAM Group nv. Bunnik Brand, S. (1994). How Buildings Learn: What Happens After They’re Built, Viking Press: New York Ellen Macarthur Foundation (EMF) (2012, 2013, 2014.) Towards the Circular Economy. Ellen MacArthur Foundation, http://www.ellenmacarthurfoundation.org/ Ellen MacArthur Foundation & McKinsey Center for Business and Environment (2011). Growth within: a circular economy vision for a competitive Europe. Ellen MacArthur Foundation (2015). Growth within: a circular economy vision for a competitive Europe. http://www.ellenmacarthurfoundation.org/books-and-reports Ellen MacArthur Foundation., SUN., en McKinsey Center for Business and Environment (2015). Growth Within: A Circular Economy Vision for a Competitive Europe, EMF. European Commission (2014). Towards a circular economy: A zero waste programme for Europe. Brussels (2011) European Commission (2014). Scoping study to identify potential Circular Economy- actions, priority sectors, material flows and value chains. European Commission, EU Resource Efficiency Scoreboard, 2014. European Commission (2015). Management Plan 2015 Directorate-General for Research and Innovation. G. Pauli, Blue Economy: 10 Years, 100 Innovations, 100 Million Jobs, Paradigm Pubns, 2010. ING Economics Department (2015). ‘Rethinking finance in a circular economy; Financial implications of circular business models.’ Jonker, B. (2010). Ketensamenwerking in de woningbouw. Amsterdam: ASRE Joustra, D.J., E. de Jong & F. Engelaer, (2013). Guided choices towards circular business models. SRE/C2C-BIZZ. Kingfisher en Ellen Macarthur foundation (2014). The business opportunity of closed loop Innovation Kingfisher’s progress towards products that waste nothing. Pdf Lyle, J. (1994). Regenerative Design for Sustainable Development. John Wiley and Sons Inc: Canada, West Sussex. Mcdonough W en Braungart M, (2002). Cradle to Cradle: remaking the way we make things. New York: North Point Press Mohammadi, S., and Slob, N. (2010a) The Anatomy of the Hybrids: Lifecyclefocus as a method of programming & designing. TU Delft, Delft. Mohammadi, S., and Slob, N. (2010b) The City of Tomorrow: Building for our Home & Humanity. TU Delft, Delft. Mohammadi, S., and Slob, N. (2010c) Flexibility as foundation of Sustainability. Lifecyclefocus as a process approach towards ‘Evolving Buildings’ in our ‘City of Tomorrow’. TU Delft, Delft. Mohammadi, S., and Slob, N. (2011a) Flexibility as foundation of our Home and Humanity. CIB International Conference: Management and Innovation for a Sustainable Built Environment, Amsterdam.

Page 20: 'Circulair Vastgoed – Lessen uit de Praktijk' PDF document

Circulair Vastgoed | Lessen uit de Praktijk 19

Mohammadi, S., Slob, N. (2012) Evolution of Housing. CIB 18th International Conference on Open Building Implementation: Long Lasting Building in Urbanization, Beijing. Mohammadi, S., Slob, N. (2014) Durven we echt ‘bokkie’ te staan?. Paper ter ondersteuning van presentatie Duurzaa Gebouwd jaarcongres, Maastricht. Mohammadi, S., Prins, M., Slob N. (2015) Radical Circular Economy. In: Egbu, C. eds. Going North for Sustainability: Leveraging knowledge and innovation for sustainable construction and development, Proceedings of the CIB International Conference held at London South Bank University 23-25 November 2015, pp. 451- 461, IBEA Publications Ltd, London. Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (2015) In cirkels sturen? Reflecties over de transitie van een lineaire naar een circulaire economie. Noordhuis, M., en Vrijhoef, R. (2011). Ketensamenwerking in de bouw: Een leidraad voor ondernemers die ketensamenwerking willen implementeren. CPI (Centre for Process Innovation in Building & Construction) Stichting Research Rationalisatie Bouw (RRBouwrapport 139). Delft Nagurney, A. (2006). Supply Chain Network Economics: Dynamics of Prices, Flows, and Profits. Cheltenham, UK: Edward Elgar. OESO (2015). Material Resources, Productivity and the Environment, OESO Green Growth Studies, OESO Publishing: Paris. Planbureau voor de Leefomgeving (2013). Vergroenen en verdienen: op zoek naar kansen voor de Nederlandse economie. Signalenrapport. PBL: Den Haag. Preston, F. (2012). ‘A Global Redesign? Shaping the Circular Economy.’ Chatham House: London. Rijkswaterstaat - Water, Verkeer en Leefomgeving & Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2015). Beleidsverkenning Circulaire economie in de Bouw: Een perspectief voor de markt en overheid. RWS | Definitief | Circulaire Economie in de Bouw. Schoolderman, H., Van den Dungen, P., Van den Beukel, J., Van Raak, R., Loorbach, D., Van Eijk, F., & Joustra, D. J. (2014). Ondernemen in de circulaire economie, nieuwe verdienmodellen voor bedrijven en ondernemers. Amsterdam: Tromp Drukkerij STAHEL W.R., (2010). The Performance Economy. 2nd ed. Hampshire: Palgrave Macmillan. The Organisation for Economic Co-operation and Development: The Emerging Middle Class, (2009). OECD: Publishing. Tukker, A. (2004) Eight types of product-service system: eight ways to sustainability? Experiences from SusProNet, in Business Strategy and the Environment 13:4, 246–260. UNEP (2007). Towards a Low Carbon Economy. http://www.unep.org/ UNEP (2009). Seizing the Green Opportunity, Green Economy; Pathways to Sustainable Development and Poverty Eradication. http://www.unep.org/ UNEP (2010). Decoupling natural resource use and environmental impacts from economic growth. http://www.unep.org/ United Nations, Department of Economic and Social Welfare, Population Division (2013). World Population Prospects: The 2012 Revision, Key Findings and Advance Tables Van Bueren, E. (2012). Introduction. In: Van Bueren, E., Van Bohemen, H., Itard, L., & Visscher, H. (eds.), Sustainable Urban Environments: an Ecosystem Approach, Springer, Dordrecht, pp. 1-13.