Thesis: Development of social media strategies in external organizational communication
Chapter 1: What is Organizational Behavior? - … · · 2016-03-25Overzicht en vertaling van de...
Click here to load reader
Transcript of Chapter 1: What is Organizational Behavior? - … · · 2016-03-25Overzicht en vertaling van de...
Overzicht en vertaling van de overzichten en implicaties voor managers
Chapter 1: What is Organizational Behavior?
Managers moeten hun interpersoonlijke vaardigheden (omgaan met mensen) ontwikkelen om
effectief te zijn in hun baan. Organizational Behavior (OB)onderzoekt de impact die individuen,
groepen en structuur hebben op gedrag binnen een organisatie, en het past die kennis toe om
organisaties meer effectief te doen werken. Specifiek focust OB op hoe productiviteit verbeterd kan
worden, absenteïsme, verloop en afwijkend gedrag op de werkplaats kan verminderd worden en
organisationeel burgerschapsgedrag en job satisfactie kan verbeterd worden. Hier zijn een aantal
specifieke implicaties voor managers:
- Sommige veralgemeningen bieden geldige inzichten in menselijk gedrag, maar velen zijn
foutief. Organizational Behavior gebruikt systematische studies om predicties van gedrag te
verbeteren tegenover intuïtie alleen.
- Omdat mensen verschillen, moeten we naar OB kijken in een contingency framework
(samenhangingsverband). Waarbij we situationele variabelen gebruiken om oorzaak-en-
gevolgrelaties uit te leggen.
- Organizational Behavior biedt specifieke inzichten om de vaardigheden van managers om met
mensen om te gaan te verbeteren.
- Het helpt managers te zien wat de waarde van diversiteit in hun werkkrachten is en toont
praktijken die misschien veranderd moeten worden in verschillende landen.
- Het kan kwaliteit en de productiviteit van werknemers verbeteren door managers te laten zien
hoe ze hun werknemers moeten ‘empoweren’ (een gevoel van macht geven , motiveren),
veranderingsprogramma’s moeten ontwerpen en implementeren, klantenservice kunnen
verbeteren, en werknemers kunnen helpen om te gaan met conflicten in het evenwicht
tussen werk en leven.
- Het kan managers helpen om te gaan met stressoren in een wereld van tijdelijkheid en leren
hoe ze innovatie kunnen stimuleren
- Ten slotte kan OB managers gidsen in het creëren van een ethisch gezond werkklimaat.
Chapter 2: Diversity in Organizations
Dit hoofdstuk bekeek diversiteit vanuit vele perspectieven. We hadden extra aandacht voor drie
variabelen: biografische karakteristieken, bekwaamheid en diversiteitprogramma’s. Een samenvatting:
- We kunnen zonder veel moeite biografische karakteristieken observeren, maar dat wil niet
zeggen dat we ze expliciet zouden moeten betrekken bij managemementkeuzes. Het meeste
onderzoek toont eerder minimale effecten van biografische karakteristieken op
jobperformantie. We moeten ons ook bewust zijn van impliciete vooroordelen die we, of
andere managers, hebben.
- Een effectief selectieproces zal de fit tussen werknemers en job-eisen verbeteren. Een job-
analyse zal informatie beschikbaar maken over jobs die momenteel gedaan worden en de
bekwaamheden die individuen nodig hebben om de jobs goed genoeg uit te voeren.
Sollicitanten kunnen dan getest, geïnterviewd en geëvalueerd worden op de mate waarin ze
de nodige bekwaamheden bezitten.
- Promoties en beslissingen over transfers die individuen die momenteel voor de organisatie
werken aangaan, zouden de bekwaamheden van kandidaten moeten reflecteren. Net als bij
nieuwe werknemers moet er zorg gedragen bij het in kaart brengen van kritische
vaardigheden die functiehouders nodig zullen hebben in de job. Die moeten dan aangepast
worden aan de human resources van de organisatie.
- Om tegemoet te komen aan werknemers met handicaps, kunnen managers de fit verhogen
door de job te fine-tunen zodat ze beter past bij de vaardigheden van een functiehouder. Vaak
kunnen veranderingen zonder significante impact op de basisactiviteiten van de job (zoals
uitrusting veranderen of taken binnenin een groep herorganiseren) aangepast worden om
beter te passen bij de specifieke talenten van een bepaalde werknemer.
- Diversiteitsmanagement moet een lopende verplichting zijn die alle niveaus van de organisatie
doorkruist. Groepsmanagement, werving, selectie, retentie en ontwikkelingspraktijken kunnen
allemaal ontworpen worden om diversiteit een hefboom te maken voor het competitief
voordeel van de organisatie.
- Beleidsmaatregelen om het klimaat voor diversiteit te verbeteren kunnen effectief zijn, zo
lang ze ontwerpen zijn om rekening te houden met de perspectieven van alle werknemers.
Eenmalige trainingen in diversiteit zijn minder vaak effectief dan uitgebreide programma’s die
het klimaat voor diversiteit op meerdere niveaus aanpakken.
Chapter 3: Attitudes and Job satisfaction
Managers zouden geïnteresseerd moeten zijn in de attitudes van hun werknemers omdat attitudes
waarschuwingen geven over potentiele problemen en gedrag beïnvloeden. Tevreden werkkrachten
creëren is geen goede garantie op succesvolle performantie van de organisatie, maar evidentie
suggereert sterk dat wat managers ook kunnen doen om de attitudes van werknemers te verbeteren,
dat waarschijnlijk resulteert in verhoogde effectiviteit van de organisatie. Enkele take-away lessen van
de studie van attitudes bevatten de volgende:
- Tevreden en toegewijde werknemers hebben lagere niveaus van verloop, absenteïsme en
terugtrekgedragingen. Ze hebben ook een hogere jobperformantie. Gegeven dat managers
ontslagen en afwezigheden laag willen houden – vooral bij hun meest productieve
werknemers- kunnen ze best acties ondernemen die positieve jobattitudes genereren.
- Managers zouden ook jobattitudes effectief moeten meten zodat ze kunnen te weten komen
hoe werknemers reageren tegenover hun werk. Zoals een analyse het formuleerde: “een
solide meting van algemene job attitude is een van de meest nuttige stukjes informatie die
een organisatie kan hebben over haar werknemers.
- Het meest belangrijke dat managers kunnen doen om de satisfactie van werknemers te
verhogen is focussen op de intrinsieke delen van de job, zoals het werk uitdagend en
interessant te maken.
- Hoewel werknemers slecht betalen waarschijnlijk geen werknemers van hoge kwaliteit zal
aantrekken naar de organisatie of goede werkers zal houden, zouden managers zich moeten
realiseren dat hoog loon alleen waarschijnlijk niet genoeg is om een genoegdoening gevende
omgeving te creëren.
Chapter 4: Emotions and Moods
Emoties en stemmingen zijn gelijkaardig in het opzicht dat beide affectief van nature zijn. Maar ze zijn
ook verschillend. Stemmingen zijn meer algemeen en minder contextgebonden dan emoties. En
gebeurtenissen hebben een invloed. Het tijdstip van de dag en in de week, stressvolle gebeurtenissen,
sociale activiteiten en slaappatronen zijn enkele van de factoren die emoties en stemmingen
beïnvloeden. Emoties en stemmingen zijn relevant gebleken voor bijna elk onderwerp in OB dat we
bestuderen en ze hebben implicaties voor praktijken van managers.
- meer en meer zijn organisaties werknemers aan het selecteren waarvan ze geloven dat ze
hoge niveaus van emotionele intelligentie hebben. Onderzoek heeft recentelijk geholpen om
theorie gelinkt aan emotionele intelligentie te verfijnen, wat zou moete leiden tot superieure
werktuigen om vermogen-gebaseerde emotionele intelligentie te beoordelen.
- Emoties en positieve stemmingen blijken op een effectieve manier beslissingen maken en
creativiteit te faciliteren.
- Recent onderzoek suggereert dat stemming een verband vertonen met motivatie,
voornamelijk door feedback.
- Leiders zijn afhankelijk van emoties om hun effectiviteit te vergroten.
- Het tonen van emoties is belangrijk voor sociaal gedrag zoals onderhandelen en
klantenservice.
- Het ervaren van emoties is sterk verbonden aan jobattitudes en gedrag dat volgt uit attitudes
zoals deviant werkplaatsgedrag.
- Als laatste een vraag: Kunnen managers de emoties en stemmingen van collega’s en
werknemers controleren? Er zijn zeker en vast limieten, zowel praktisch als ethisch gezien.
Emoties en stemmingen zijn een natuurlijk deel van de samenstelling van een individu. Waar
managers fouten maken is in het negeren van emoties van collega’s en werknemers en in het
gedrag van anderen beoordelen alsof het volledig rationeel is. Je kunt emoties niet scheiden
van de werkvloer omdat je emoties niet kan scheiden van mensen. Managers die de rol van
emoties en stemmingen begrijpen zullen hun bekwaamheid in het uitleggen en voorspellen
van gedrag van hun werknemers en collega’s significant verbeteren.
Chapter 5: Personality and Values
Persoonlijkheid. Welke waarde, als die er is, heeft het Big Five model voor managers? Vanaf de vroege
jaren 1900 tot het midden van de jaren ’80 zochten onderzoekers een link tussen persoonlijkheid en
jobperformantie. “Het resultaat van die tachtig jaar onderzoek was de conclusie dat persoonlijkheid en
jobperformantie niet betekenisvol gerelateerd was over trekken of situaties”. Maar de laatste twintig
jaar waren veelbelovender, voornamelijk omwille van de bevindingen over de Big Five.
- Jobkandidaten screenen naar hoge consiëntieusheid (En de andere trekken van de Big Five,
afhankelijk van welke een organisatie belangrijk vindt) zou voordeel moeten opleveren.
Natuurlijk moeten managers nog steeds situationele factoren in rekening brengen.
- Factoren zoals jobeisen, de mate van vereiste interactie met anderen en de cultuur van de
organisatie zijn voorbeelden van situationele variabelen die de relatie tussen persoonlijkheid
en jobperformantie modereren.
- De job, de werkgroep en de organisatie moet geëvalueerd worden om de optimale
persoonlijkheidsfit te bepalen.
- Andere trekken, zoals core self-evaluation of narcisme kunnen ook relevant zijn in bepaalde
situaties.
- Hoewel de MBTI veel kritiek kreeg, kan het een plek hebben in organisaties. In training en
ontwikkeling kan het werknemers helpen zichzelf beter te begrijpen, teamleden elkaar beter
helpen begrijpen en communicatie in werkgroepen openen en zelfs mogelijk conflict
verminderen.
Waarden. Waarom is het belangrijk om iemands waarden te kennen,? Waarden onderschrijven en
verklaren vaak attitudes, gedragingen en percepties. Dus kennis van het waardensysteem van een
individu kan inzicht bieden in wat de persoon doet “draaien”.
- De performantie en satisfactie van werknemers zullen waarschijnlijk hoger zijn als hun
waarden goed passen in de organisatie. De persoon die veel belang hecht aan verbeelding,
onafhankelijk en vrijheid zal waarschijnlijk slecht passen in een organisatie die conformiteit
zoekt bij zijn werknemers.
- Managers zullen werknemers die bij de organisatie passen waarschijnlijk meer waarderen,
positiever evalueren en meer belonen. Werknemers zullen een hogere satisfactie hebben als
ze ondervinden dat ze bij de organisatie passen. Dit pleit voor het zoeken van managers naar
jobkandidaten die niet alleen de vaardigheid, ervaring en motivatie om te presteren hebben
maar ook een waardensysteem hebben dat compatibel is met dat van de organisatie.
Chapter 7: motivation concepts De motivatietheorieën in dit hoofdstuk verschillen in hun predictieve waarde. Hier (1) herzien we de
meest gevestigde theorieën om hun relevantie qua verloop, productiviteit en andere uitkomsten te
bepalen en (2) beoordelen we de predictieve kracht van elk van hen
- behoeftentheorieën. Maslow’s hiërarchie, McClelland ’s needs en de tweefactorentheorie
focussen zich op behoeftes. Geen van hen heeft wijdverspreide ondersteuning genoten,
hoewel die van McClelland de sterkste is, vooral betreffende de relatie tussen prestatie (Nach)
en productiviteit. Over het algemeen zijn behoeftentheorieen geen erg valide verklaringen van
motivatie.
- Self-determination theory en de Cognitive Evaluation theory. Nu onderzoek over de
motivationele effecten van beloning is verzameld, blijkt het meer en meer zo te zijn dat
extrinsieke beloningen motivatie kunnen ondermijnen als ze gezien worden als dwingend. Ze
kunnen motivatie verhogen als ze informatie bieden over competentie en verwantschap.
- Goal-setting theory. Duidelijke en moeilijke doelen leiden tot hogere niveaus van productiviteit
bij werknemers, wat de uitleg van de goal-setting theory over deze afhankelijke variabele
ondersteunt. De theorie zegt echter niets over absenteïsme, turnover of satisfactie.
- Reinforcement theory (bekrachtigingstheorie). Deze theorie heeft is indrukwekkend wat
betreft het voorspellen van kwaliteit en kwantiteit van werk, persistentie van inzet,
absenteïsme, te laat komen op het werk en aantal ongevallen. De theorie beidt weinig inzicht
in de satisfactie van werknemers of de beslissing om ontslag te nemen.
- Equity theory (billijkheidstheorie)/ Organizational Justice. De Equity theory behandelt
productiviteit, satisfactie, afwezigheid en verloopvariabelen. Echter, zijn sterkste kant is dat
het de aanstoot gaf voor onderzoek rond organisationele rechtvaardigheid, wat meer steun
geniet in de literatuur.
- Expectancy Theory (verwachtingstheorie). De expectancy theory biedt een sterkte verklaring
van performantievariabelen zoals de productiviteit, absenteïsme, en verloop van werknemers.
Maar het neemt aan dat werknemers weinig beperkingen hebben omtrent het maken van
keuzes, zoals vooroordelen of incomplete informatie, en dit beperkt zijn toepasbaarheid. De
expectancy theory heeft enige validiteit omdat, voor vele gedragingen, mensen rekening
houden met verwachte uitkomsten.
Chapter 8: Motivation: From Concepts to Applications
Ondanks het feit dat het altijd gevaarlijk is een aantal complexe ideeën te synthetiseren, vatten de
volgende suggesties samen wat we weten over hoe je werknemers in organisaties kan motiveren.
- Erken individuele verschillen. Managers zouden gevoelig moeten zijn voor individuele
verschillen. Bijvoorbeeld, werknemers uit Aziatische culturen worden er liever niet uit gepikt
en het label “speciaal” opgeplakt, omdat het hen ongemakkelijk doet voelen. Spendeer de tijd
die nodig is om te begrijpen wat er belangrijk is voor elke werknemer. Dit staat je toe om
doelen, het niveau van betrekking en beloning te individualiseren om tegemoet te komen aan
individuele noden. Ontwerp banen zo dat ze tegemoet komen aan individuele noden en
maximaliseer hun motivatiepotentieel.
- Gebruik doelen en feedback. Werknemers moeten strenge, specifieke doelen hebben en ze
moeten feedback krijgen over hoe goed ze het aan het doen zijn in het nastreven van die
doelen.
- Sta werknemers toe te participeren in beslissingen die een invloed hebben op hen.
Werknemers kunnen bijdragen aan het bepalen van werkdoelen, hun eigen
voordelenpakketten (cafetariaplan) te kiezen, en productiviteits- en kwaliteitsproblemen op te
lossen. Participatie kan de productiviteit, toewijding aan werkdoelen, motivatie en
jobsatisfactie verhogen.
- Verbind beloningen aan performantie. Beloningen zouden moeten samenhangen met
performantie en werknemers moeten de link tussen de twee waarnemen. Ongeacht hoe sterk
het verband is, als individuen het waarnemen als zwak, zal dat resulteren in lage performantie,
een vermindering in jobsatisfactie en een verhoging van verloop en absenteïsme.
- Check het systeem op gelijkheid. Werknemers zouden moeten waarnemen dat ervaring,
vaardigheden, talenten, inzet en andere duidelijke inputs verschillen in performantie verklaren
en daaruit volgend in loon, werkopdrachten en andere duidelijke beloningen weerspiegeld
worden.