CDR Nr1 Bogaert

3
Een generatie kan worden omschreven als het geheel van leeftijdsgenoten waarvan de maatschappelijke idealen, verwachtingen en mogelijkheden gevormd zijn door gedeel- de sociale omstandigheden en historische gebeurtenissen. Die idealen, verwachtingen en mogelijkheden geven hun levensloop en de wijze waarop zij tegen de wereld aankij- ken vorm. Hoewel de precieze indeling voor discussie vatbaar is, kunnen, in navolging van de Nederlandse socioloog Becker, volgende generaties worden onderscheiden. De vooroorlogse generatie (geboren tussen 1910 en 1930) heeft de economische crisis van de jaren 1930 en de desastreuze gevolgen van de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. De stille generatie (geboren tussen 1930 en 1945) is opgegroeid in een periode van eco- nomische wederopbouw en ontwikkeling van de welvaartsstaat en socialezekerheids- voorzieningen. Beide generaties worden door eerder traditionele waarden gekenmerkt die het mannelijk kostwinnersmodel als belangrijkste samenlevingsverband zien. De babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1955/60) is opgegroeid in een periode van hoogconjuctuur, waarbij waarden als zelfontplooiing in een stilaan ontzuilende sa- menleving meer op de voorgrond treden en het tweeverdienersmodel zich verspreidt. Generatie X (geboren tussen 1955/60 en 1970) is veelal hoogopgeleid. Echter, door de oliecrisis had ze meer moeite om een plek te verwerven op de arbeidsmarkt. De pragma- tische generatie (geboren tussen 1970 en 1985), heeft van hun ouders (de babyboomers) alle kansen gekregen zich individueel te ontplooien en streeft dit ook na in het profes- sionele leven. De generatie Y, geboren na 1985, staat aan het begin van haar loopbaan. Deze generatie is de eerste om op te groeien in een digitaal tijdperk waar de negatieve gevolgen van het heersende welvaartsmodel, zoals klimaatsverandering, zich laten voe- Respons: Henri Bogaert Naar een hernieuwd intergenerationeel pact voor de sociale zekerheid Het rentmeesterschapsperspectief laat toe een ander licht te werpen op de toekomst van de sociale zekerheid. Hier beschouw ik ons allemaal, via de democratische besluitvormingsprocessen en het sociaal overleg, als de rentmeester van de sociale zekerheid. Ik wil hier wijzen op de noodzaak op een hernieuwd intergenerationeel pact aangaande de wijze waarop die rentmeester – wij allemaal dus – zorg blijft dragen voor de sociale bescherming van de huidige en toekomstige generaties. 30 Naar een hernieuwd intergenerationeel pact voor de sociale zekerheid

description

CDR Nr1 Bogaert

Transcript of CDR Nr1 Bogaert

Page 1: CDR Nr1 Bogaert

Een generatie kan worden omschreven als het geheel van leeftijdsgenoten waarvan de

maatschappelijke idealen, verwachtingen en mogelijkheden gevormd zijn door gedeel-

de sociale omstandigheden en historische gebeurtenissen. Die idealen, verwachtingen

en mogelijkheden geven hun levensloop en de wijze waarop zij tegen de wereld aankij-

ken vorm. Hoewel de precieze indeling voor discussie vatbaar is, kunnen, in navolging

van de Nederlandse socioloog Becker, volgende generaties worden onderscheiden. De

vooroorlogse generatie (geboren tussen 1910 en 1930) heeft de economische crisis van

de jaren 1930 en de desastreuze gevolgen van de Tweede Wereldoorlog meegemaakt.

De stille generatie (geboren tussen 1930 en 1945) is opgegroeid in een periode van eco-

nomische wederopbouw en ontwikkeling van de welvaartsstaat en socialezekerheids-

voorzieningen. Beide generaties worden door eerder traditionele waarden gekenmerkt

die het mannelijk kostwinnersmodel als belangrijkste samenlevingsverband zien. De

babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1955/60) is opgegroeid in een periode

van hoogconjuctuur, waarbij waarden als zelfontplooiing in een stilaan ontzuilende sa-

menleving meer op de voorgrond treden en het tweeverdienersmodel zich verspreidt.

Generatie X (geboren tussen 1955/60 en 1970) is veelal hoogopgeleid. Echter, door de

oliecrisis had ze meer moeite om een plek te verwerven op de arbeidsmarkt. De pragma-

tische generatie (geboren tussen 1970 en 1985), heeft van hun ouders (de babyboomers)

alle kansen gekregen zich individueel te ontplooien en streeft dit ook na in het profes-

sionele leven. De generatie Y, geboren na 1985, staat aan het begin van haar loopbaan.

Deze generatie is de eerste om op te groeien in een digitaal tijdperk waar de negatieve

gevolgen van het heersende welvaartsmodel, zoals klimaatsverandering, zich laten voe-

Respons: Henri Bogaert

Naar een hernieuwd intergenerationeel pact voor de sociale zekerheid

Het rentmeesterschapsperspectief laat toe een ander licht te werpen op de toekomst van de sociale zekerheid. Hier beschouw ik ons allemaal, via de democratische besluitvormingsprocessen en het sociaal overleg, als de rentmeester van de sociale zekerheid. Ik wil hier wijzen op de noodzaak op een hernieuwd intergenerationeel pact aangaande de wijze waarop die rentmeester – wij allemaal dus – zorg blijft dragen voor de sociale bescherming van de huidige en toekomstige generaties.

30 Naar een hernieuwd intergenerationeel pact voor de sociale zekerheid

Page 2: CDR Nr1 Bogaert

len. Hierbij mag echter niet uit het oog verloren worden dat binnen elk van deze genera-

ties toch wel grote verschillen bestaan zowel op vlak van kansen als van risico’s.

Het huidige uitgebreide stelsel van socialezekerheidsvoorzieningen met zijn on-

miskenbare verwezenlijkingen op het vlak van sociale bescherming1, vloeit voort uit de

consensus tussen vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers en de overheid,

die halfweg het midden van de vorige eeuw is ontstaan. In de naoorlogse decennia heb-

ben de vooroorlogse, de stille en de babyboomgeneratie gedurende hun beroepsactieve

loopbaan bijgedragen tot de sociaal gecorrigeerde vrijemarkteconomie, die de sociale-

zekerheidsvoorzieningen van de niet-actieve oudere generaties van die periode – dus zij

geboren voor 1910 – financierde. De idealen en verwachtingen van de vooroorlogse, de

stille en de babyboomgeneratie zijn dus mee vormgegeven door dit impliciet intergene-

rationeel pact, waarbij de actieve generatie zorg draagt voor de niet-actieve. Zolang de

verhouding tussen beide generaties stabiel blijft en de loopbaan- en levensloopverwach-

tingen van de opeenvolgende generaties het al gekende patroon blijven volgen, wordt

deze conventie niet fundamenteel op de proef gesteld. De veroudering van de bevol-

king – veroorzaakt door de verlenging van de levensverwachting2 en het bereiken van de

pensioengerechtigde leeftijd van de babyboomgeneratie – doet dit wel. Een toenemend

deel van onze welvaart zal besteed moeten worden aan de financiering van de pensi-

oenen en gezondheidsvoorzieningen van de vooroorlogse, de stille en hoe langer hoe

meer de babyboomgeneratie. Volgens de Europese Commissie is die meerkost in België

veruit één van de grootste van alle EU-landen.3 De Belgische Studiecommissie voor de

vergrijzing raamt de budgettaire kost van de veroudering op 6.1% van het BBP tussen

2011 en 2060. 4

Het is niet vanzelfsprekend dat generatie X, de pragmatische generatie en bin-

nenkort generatie Y bereid blijven om voornoemd impliciet intergenerationeel pact na te

komen omdat het de idealen en verwachtingen van die generaties niet in dezelfde mate

mee heeft gevormd dan de generaties voor hen. Generatie X, de pragmatische generatie

en generatie Y zijn geconfronteerd met het aanpassen van onze welvaartsproductie door

o.m. de mondialisering van de economie en de klimaatsverandering. Ook lijkt hun ver-

trouwen te verminderen in de mate waarin de huidige socialezekerheidsvoorzieningen

zullen kunnen instaan voor de zorgbehoeften en pensioenen van hun toekomstige oude

dag. Niet voor niets zijn private aanvullende pensioenplannen en ziektekostenverzeke-

ringen de laatste decennia tot ontwikkeling gekomen. Echter, dergelijke regelingen gaan

uit van de idee van een werknemer die bewust zijn verdere levensloop- en loopbaan be-

heert, wat verschilt van de repartitielogica waarop de socialezekerheidsvoorzieningen

oorspronkelijk zijn gebaseerd. Deze regelingen roepen bovendien niet alleen vragen op

in het kader van de intergenerationele solidariteit maar vormen ook uitdagingen voor de

toekomstige intragenerationele solidariteit.

De zogenaamde driesporenstrategie van 2001 staat centraal in het Belgische en

het Europese beleid om de budgettaire meerkost van de bevolkingsveroudering te be-

31Naar een hernieuwd intergenerationeel pact voor de sociale zekerheid

Page 3: CDR Nr1 Bogaert

heren. Die strategie beoogt 1) een beheersing van de kosten van de socialezekerheids-

voorzieningen, waaronder uitgaven in verband met technologische ontwikkelingen in

de gezondheidszorg, 2) een vermindering van de overheidsschuld wat de mogelijkheid

biedt te sparen voor toekomstige verouderingsgerelateerde meeruitgaven en ten slotte

3) een verhoging van de werkgelegenheidsgraad (vooral van oudere werknemers) en

van de productiviteit, wat de welvaartscreatie moet aanzwengelen en de aangroei van

de niet-actieve oudere bevolking moet temperen.

In België neemt het derde spoor een prominente plaats in. Om zijn doel te berei-

ken moet er over gewaakt worden dat moeilijk bemiddelbare doelgroepen zoals laag-

geschoolde medioren op een productieve wijze worden ingezet en dat inactiviteits- en

werkloosheidsvallen hun arbeidsparticipatie – en dus ook de financiering van de sociale

zekerheidsvoorzieningen zoals gesteld door Luc Cortebeeck – niet belemmeren. Mo-

gelijke pistes zijn de bij- of omscholing van voornoemde doelgroepen naar (knelpunt)

beroepen, inclusief een financiële incentive voor de werkgever en -nemer, om de mi-

lieudruk van de huidige productieprocessen te verminderen of om tegemoet te komen

aan de specifieke behoeften van alle eerder genoemde generaties. Het uittekenen van

een dergelijk krachtdadig beleid wordt vandaag evenwel bemoeilijkt door aanslepende

discussies over een verdergaande staatshervorming en de hiermee verbonden bevoegd-

heidsverdeling.

Het rentmeesterschapsperspectief staat centraal in de ideologische herbron-

ning van de CD&V. JongCD&V heeft dit begrip, dat zijn oorsprong vindt in een parabel

uit de Bijbel, gebruikt in zijn Feniks Manifest van februari 2011. Vertrekkende van dit

perspectief stelt Luc Cortebeeck zich een reeks vragen over de toekomst van de soci-

ale zekerheid en de intergenerationele solidariteit. Het Federaal Planbureau benadrukt

het belang van de gestelde vragen, die de voorbije jaren ook meermaals centraal stonden

binnen zijn onderzoek en levert met zijn publicaties een bijdrage tot dit actuele en nood-

zakelijke maatschappelijke debat rond een vernieuwd intergenerationeel pact voor de

sociale zekerheid.

[Henri Bogaert is directeur van het Federaal Planbureau]

1 Voor socialezekerheidsoverdrachten (pensioenen buiten beschouwing gelaten) zou in 2009 26,7% van de bevolking met een armoederisico leven, na overdrachten daalt dit aandeel tot 14,6%. (Bron: FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, ADSEI).

2 De verlenging van de levensverwachting is op zich een gevolg van de verbeterde gezond-heidszorg waartoe de sociale zekerheid in grote mate heeft bijgedragen. Ter herinnering, de

levensverwachting bij geboorte van mannen en vrouwen in 1946-49 bedroeg resp. 62 en 67 jaar. Dit is gestegen tot resp. 77 en 83 jaar in 2010.

3 EC (2012), The 2012 Ageing Report: Economic and budgetary projections for the 27 EU Member States (2010-2060), p. 35-36.

4 Studiecommissie voor de vergrijzing, Jaarverslag 2012.

32 Naar een hernieuwd intergenerationeel pact voor de sociale zekerheid