@meestergijs SirPalsrok

can / could kunnen / konden, zou kunnen

can / could kunnen en konden/zou kunnen

Can en could zijn twee hulpwerkwoorden. Je gebruikt can om te zeggen dat je iets kunt. De vervoeging van can is altijd can. Dus ook bij he, she en it is het can. I can make you laugh. Ik kan je aan het lachen maken. He can help you with your homework. Hij kan je met je huiswerk helpen.

can / could kunnen en konden/zou kunnen

Als je iets beleefd wilt vragen gebruik je could. Could you lock the car, please? Zou je de auto op slot kunnen doen, alstublieft? Could she give me a few more minutes to practise? Zou ze me een paar minuten meer kunnen geven om te oefenen? of.. She could have seen it coming. Ze kon het zien aankomen.

can / could kunnen en konden/zou kunnen

Zowel can als could zijn hulpwerkwoorden. Dat betekent dat: can en could vooraan staan bij vragen: Can your father help me carry these books? Could I ask you for a favour? can en could ‘not/n’t’ krijgen als iets ontkent: We can’t/cannot stay any longer. He couldn’t/could not finish the paintjob because of the rain.

can / could kunnen en konden/zou kunnen

Exercise 1: Fill in can, could, can’t, couldn’t 1. I ___ play darts now, but unfortunately I _____ when I was younger.

2. Horses ____ fly, but they ____ run very fast.

3. ____ you help us, please? No, I ____. But I know he ____.

4. She ____ sing very well! You should hear her.

5. I’m sorry teacher. I ____ finish my homework yesterday.

can / could kunnen en konden/zou kunnen

Exercise 1: Fill in can, could, can’t, couldn’t 1. I can play darts now, but unfortunately I couldn’t when I was younger.

2. Horses can’t fly, but they can run very fast.

3. Could you help us, please? No, I can’t But I know he can.

4. She can sing very well! You should hear her.

5. I’m sorry teacher. I couldn’t finish my homework yesterday.

@meestergijs SirPalsrok

can / could kunnen / konden, zou kunnen