Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

82
Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken Vogelwerkgroep KNNV afdeling Voorne Mededeling nr. 183 Verslag: Hans op den Dries Bijdragen van: Jan den Exter, Jos Kuijpers, Dick Zwart, Adrie van der Heiden, Peter Vermaas, Bert van Dijk, Hugo van der Wal, Siem Snijders.

Transcript of Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

Page 1: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

Broedvogelinventarisatie25 jaar

Beningerslikken

Vogelwerkgroep KNNV afdeling VoorneMededeling nr. 183Verslag: Hans op den DriesBijdragen van: Jan den Exter, Jos Kuijpers, Dick Zwart, Adrie van der Heiden, Peter Vermaas, Bert van Dijk, Hugo van der Wal, Siem Snijders.

Page 2: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken
Page 3: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1

1. Inhoudsopgave

1. Inhoudsopgave 1 2. Inleiding 2 3. Historie Beningerslikken 3 4. Gebiedsbeschrijving 5 5. Tellers de jaren door 8 6. Werkwijze 10 7. Ganzen 12 8. Belevenissen 14 9. Andere activiteiten 2810. Soortbeschrijving broedvogels en grafieken 3012. Niet-broedvogels 6213. Totaallijst niet broedvogels 6414. Totaallijst alle vogels 6615. Overige dieren 7016. Overzicht planten 7217. Wetenswaardigheden 7718. Conclusie 78

Page 4: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2

2. Inleiding

In de periode van 1984 tot en met 2008 zijn de verschillende deelgebieden van de Beninger-slikken, een natuurgebied van Natuurmonu-menten, door totaal 15 vrijwilligers op broed-vogels geïnventariseerd. Een rekensommetje leert ons dat dit dan neer komt op 25 teljaren. Dit jubileum heeft ons doen besluiten hierover een uitgebreid verslag te maken.De meeste van deze vrijwilligers waren, of zijn nog steeds, leden van de Vogelwerkgroep van de KNNV afdeling Voorne.

Helaas zijn er vanaf 2005 te weinig tellers ge-weest om per seizoen een dekkende inventari-satie uit te voeren. Alsof dit nog niet vervelend genoeg was, werd in 2008 het aantal tellers nog eens met twee verminderd en liet één per-soon weten dat hij noodgedwongen om het andere jaar het gebied van de Beningerslikken zou gaan inventariseren. Gelukkig kwam er dat jaar wel weer één nieuw lid bij.

In 2001 is er door de MKZ helaas een teljaar uit-gevallen. Je zou dus eigenlijk kunnen zeggen dat het een verslag over 24 jaar tellen is.

Het doel van deze broedvogelmonitoring is om bij te houden wat er leeft in het terrein en om een zo goed mogelijke afstemming van de beheerdoelstellingen te bereiken.

In dit verslag is “25 jaar inventariseren van broedvogels Beningerslikken” verwerkt.Er is een stukje geschiedenis en een omschrijving van het gebied weergegeven. Ook is er even stilgestaan bij de tellers en de werkwijze van het tellen. De aantallen broedvogels en niet broed-vogels zijn in een overzicht geplaatst. Tevens is er van de broedvogels een korte soortbeschrijving gemaakt en er zijn grafieken van de broedvogels bijgevoegd.Er is van een aantal (oud)tellers een bijlage van de persoonlijke belevenissen opgenomen.Naast het inventarisatiewerk is ook een kort verslag van de vele uren vuilruimen in de Beninger-slikken in dit rapport geplaatst en er is, dankzij Siem Snijders van de plantenwerkgroep van de KNNV afdeling Voorne, een overzicht van de planten toegevoegd aan dit verslag.Tot slot zijn nog de losse waarnemingen van diverse dieren opgenomen.

canadese gans

krakeend

Page 5: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3

3. Historie Beningerslikken

Jos Kuijpers

Nadat in 1436 de polder Zuidland was ingedijkt, bleef aan de zuidrand hiervan een slikkengebied over dat zich in de loop van de daaropvolgende eeuwen zou ontwikkelen tot de Beningerslikken. De naam verwijst naar de geul “Beningen”, de uitmonding van het Spui in het Haringvliet. De dijk van polder Zuidland is dicht tegen de rand van het toentertijd hoog opgeslibde gors aangelegd. Langs vrijwel de gehele dijk is de oude gorsrand nog duidelijk in het veld te herkennen door de overgang in hoogteligging. Kennelijk ging de opslibbing langs het Spui veel harder dan langs het Haringvliet, want daar werden in de 17e eeuw de polders Zuidoord en Beningerwaard bedijkt.

Op een kaart uit de eerste helft van de 17e eeuw is het grootste deel van de Beningerslikken al aanwezig. In de daarop volgende eeuwen verandert er in eerste instantie weinig. Rond 1900 is het gebied, op de smalle strook van het oude gors langs de dijk na, nog steeds vrijwel onbegroeid. Wel zijn op de kaart uit die tijd in het westelijk deel twee vrij lange, gebogen kribben te zien die de opslibbing zeker zullen hebben bevorderd.

Na 1900 start de aanplant van in eerste instantie ruwe bies en later ook riet. Hiermee komt de ont-wikkeling van het gebied in een stroomversnelling en rond de 2e wereldoorlog is het grootste deel begroeid met uitgestrekte riet- en biezenvelden. Biezen en riet waren waardevolle producten en de riet- en biezensnijders deden veel moeite om de productie op te voeren. Ruwe bies werd op grote schaal aangeplant en in de nazomer geoogst.

Voor de rietcultuur werden ook kreken recht-getrokken en greppels aangelegd om het gors te ontwateren. De resten van deze greppels zijn nu op veel plaatsen nog goed te herken-nen. Het riet werd gesneden in de nawinter en op rietheuvels of tegen de dijk opgeslagen om later te worden gesorteerd en schoongemaakt. In het oostelijk deel van de Beningerslikken was zo’n rietheuvel aanwezig. Doordat het water van het Haringvliet brak was, was het riet veel dunner en harder dan dat uit zoete gebieden zoals de Biesbosch wat de kwaliteit ten goede kwam.

In de jaren zestig van de 20e eeuw was het gedeelte van de Beningerslikken dat nu begroeid is een aaneengesloten rietland. Het gebied tot aan de huidige oeververdediging was begroeid met biezen en daarbuiten lag nog een paar honderd meter brede strook van met laag water droogval-lend slik. Door het getijverschil van twee meter veranderde het landschapsbeeld voortdurend en ook de seizoensverschillen waren zeer uitgesproken. In het vroege voorjaar als het riet gesneden was, was het hele gebied vrijwel kaal om in de maanden daarna weer te veranderen in een me-tershoge massa riet en biezen. In najaar en winter werd op grote schaal gejaagd op eenden en ganzen. Het in de jaren zestig gangbare geloof dat de economische bomen tot in de hemel zouden groei-en, liet ook de Beningerslikken niet onberoerd. In de, vooral in Rotterdam, bedachte plannen uit die tijd, werd het gebied bestemd voor de vestiging van industrie.

De grote verandering kwam met de afsluiting van het Haringvliet in 1970. Het getij verdween grotendeels en het water werd van brak zoet. Dit had dramatische gevolgen voor het land-schap. Door oevererosie en verruiging stortten de riet- en biezencultuur binnen enkele jaren volledig in. Tussen het riet vestigden zich ande-re soorten zoals harig wilgenroosje, brandne-tel, later guldenroede en ook de eerste bomen en struiken zoals wilgen en vlieren.

Page 6: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

44

In 1973 werd ten zuiden van de polder Beningerwaard een gedeelte van ruim 40 hectare inge-polderd en omgezet in landbouwgrond. Hierbij ging ook de daar aanwezige rietheuvel verloren. Door het ontbreken van iedere vorm van gericht beheer en toezicht gingen de natuurwaarden in rap tempo achteruit. Eind jaren zeventig kwam het gebied in beheer bij de Vereniging Natuurmo-numenten die al snel startte met een planmatig beheer. Hierbij werd vooral het centrale gedeelte omgevormd tot open grasland. In andere de-len moest door middel van begrazing een land-schap ontstaan van afwisselend open en met ruigte en struiken begroeide plekken.

In 1985 werd langs vrijwel de gehele oever een zogenaamde vooroeververdediging aangelegd om de voortdurende erosie te stoppen. Tussen de vooroeververdediging en de be-groeide oever is een beschutte strook ondiep water ontstaan. Bij lage waterstanden op het Haringvliet vallen delen hiervan droog.Na de afsluiting van het Haringvliet kwam ook een proces van bodemdaling op gang. Dit wordt veroorzaakt door de ontwatering van de kleibodems die hierdoor gaan inklinken. Op de lagere delen van het terrein blijft hierdoor steeds meer water staan.In 2003 werd langs een groot deel van de Beningerslikken een fietspad aangelegd.In de nabije toekomst staan de Beningerslikken nog meer veranderingen te wachten. Binnen en-kele jaren zullen de Haringvlietsluizen op een kier worden gezet en in de verdere toekomst is een gedeeltelijk herstel van het getijdynamiek niet uitgesloten, In het kader van het programma Deltanatuur zullen het in 1973 ingepolderde gebied en (delen van) de polders Beningerwaard en Zuidoord worden ingericht als natuurgebied. Hierdoor zal de schaal van het gebied aanzienlijk groter worden en ontstaan ook nieuwe milieutypen zoals beschut ondiep water. Het blijft span-nend hoe de vogelbevolking hierop zal reageren.

luchtfoto Beningerslikken

Page 7: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

55

4. Gebiedsbeschrijving

De Beningerslikken zijn gelegen op het Zuid-Hollandse eiland Voorne-Putten aan het Haringvliet ten zuidoosten van Hellevoetsluis. Het eigendom en beheer zijn in handen van Natuurmonumen-ten.

Het is een langgerekt riet-ruigte gebied met twee delen grasland, langs de dijk zijn enkele stroken met gras bedekt (zie hiervoor ook de luchtfoto hiernaast) en het is in totaal 384 hectare groot.Aan de zuidwest zijde van het gebied ligt een keiendam in het Haringvliet. Deze dam moet de kade tegen afslag beschermen, maar in de praktijk is gebleken dat er toch nog redelijk wat afslag plaats vindt. Aan de landzijde, van zuidwest naar noordoost en van noordwest naar zuidoost, wordt het gebied afgeschermd door een dijk. Hieraan is de doorgaande weg, de Zeedijk gelegen. Deze dijkweg wordt op zijn beurt weer door polderlandschap met enkele vaste graslanden om-ringd. Daarin bevinden zich een aantal boerderijen en een boomgaard (zie figuur 1). Dit levert dan ook op gezette tijden leuke overtrekkende (groepen) vogels op van onder andere kramsvo-gels, spreeuwen en dergelijke.

Naast weidevogels is het beheer van het gebied er vooral op gericht om als ganzenopvang te dienen.Riet en ruigte wordt per gebiedsdeel op kleine schaal geaccepteerd. Daarom loopt er een aantal groepen koeien in het gebied rond. Ergens in de maand mei worden ze het gebied in gelaten. Het duurt niet lang voordat ze het hele gebied verkend hebben.

Voor het beheer is het gebied opgedeeld in zeven deelgebieden, gemerkt met de letters A tot en met G (figuur 2).De deelgebieden A, B, C, E, F en G zijn rijkelijk voorzien van riet en ruigte. Wel hebben gebieden A, C en E nog een behoorlijk voorstuk met gras. Deelgebied B heeft een relatief klein voorstuk met gras.Deelgebied D daarentegen is tot 2008 uiterst kaal geworden, zelfs het gras kwam door onver-klaarbare reden nauwelijks omhoog. Dit heeft tot gevolg gehad dat vrijwel alle weidevogels, met name de grutto, dit gebied bijna hebben verlaten. Alleen de kievit en tureluur komen nog in een klein aantal voor. Pas sinds voornoemd jaar is er op verschillende plaatsen in gebied D ruigte ontstaan. Tijdens de tellingen bleek dan ook dat dit gelijk meer zangvogels opleverde. Natuurlijk is dit ook niet in het voordeel van de weidevogels, maar er wordt in ieder geval weer gezongen.

figuur 1: plattegrond Beningerslikken Figuur 2: plattegrond met gebiedsindeling

Page 8: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

66

In het begin van het seizoen komt het regel-matig voor dat de waterstand zo hoog is dat laarzen echt noodzakelijk zijn.De begroeiing bestaat voornamelijk uit heemst, guldenroede, harig wilgenroosje, fluitenkruid, grote engelwortel, riet en grote brandnetel. Het riet is in een aantal gebieden aan de Ha-ringvlietzijde nog rijkelijk aanwezig, echter is de kwaliteit van het riet, door het langzaam maar zeker droger worden van het slikken-gebied aan het verslechteren. Het wordt dun-ner en de koeien houden er soms flink huis. Daarnaast krijgt guldenroede op veel plaatsen

steeds meer de overhand en wordt daarbij nog eens gespaard door de koeien, omdat deze daar geen interesse in hebben. Gelukkig is het gebied in 2009 veel natter gebleven en was de kwaliteit van het riet gelijk weer beter. Het was dikker en bereikte als vanouds weer een hoogte van rond de drie meter. Dit leverde ook gelijk weer een hogere en dichtere populatie van de kleine karekiet op.Op veel plaatsen staan dauwbraam, speerdistel en akkerdistel en op bepaalde plekken staan poelruit, grote kaardebol en lis-dodde. Onder andere in deelgebied D staat veel grote katten-staart. Daarnaast staan er in bijna alle gebieden diverse soorten struiken en lage boompjes, zoals forse braamstruiken, die net als de guldenroede ook steeds meer terrein winnen, wilgen, elzen en vlieren. Dit struikgewas heeft op een aantal plaatsen zelfs een bosje ge-vormd, zoals onder andere in de deelgebieden A, B, C, F en in mindere mate in deelgebied G. Dit is overigens slechts een kleine greep uit de flora rijkdom. Verderop in dit verslag is een impo-sante inventarisatielijst van planten opgenomen. Deze is samen-gesteld door de plantenwerkgroep van de KNNV afdeling Voor-ne en beschikbaar gesteld door Siem Snijders.

Naar gelang het seizoen vordert komt lang-zaam maar zeker op praktisch alle plekken waar ruigte is het kleefkruid en haagwinde de begroeiing verstevigen. Het groeit uiteindelijk tot in de toppen van de diverse planten. Dit is het moment dat het inventariseren van de dicht begroeide gedeeltes ook praktisch niet meer mogelijk is. Alleen de koeienpaden en de eventueel goed opengehouden zelf gecreëer-de paden zijn dan nog begaanbaar. Dit is ech-ter onvoldoende om nog binnen een redelijke tijd een inventarisatieronde te lopen.De vele geulen en slootjes die over heel het ge-bied verdeeld voorkomen, raken, afhankelijk van de waterstand en de locatie in het gebied,

in de loop van het seizoen gevuld met nieuw riet. Deze smalle rietkragen bieden net dat beetje extra broedgelegenheid voor rietvogels als de kleine karekiet. Gelukkig zijn op diverse plaatsen voor de tellers door de medewerkers van Natuurmonumenten degelijke loopplanken gemaakt, waardoor de gebieden in een kortere tijd dekkend geteld kunnen worden. Deze planken moeten stevig verankerd worden, anders worden ze met de eerste de beste hoogwaterstand weer uit de grond gelicht.

hoge waterstand in voorjaar

grote kattenstaart

Page 9: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

77

Op een aantal plekken lijken plasdras situaties aanwezig te zijn, maar in de loop van de zomer blijkt dat deze plasdras plaatsen niet al te lang standhouden. Ze drogen dus volledig uit en ook blijft de daarbij behorende begroeiing weg. Dit is waarschijnlijk ook de reden dat soorten als watersnip, kemphaan en winterta-ling hier moeilijk of niet tot broeden komen.

Wel zijn er de laatste jaren steeds vaker situaties dat watersnip-pen langer blijven hangen. In het jaar dat dit verslag geschreven wordt (2009), is er zelfs volgens de SOVON normen een watersnip als broedvogel genoteerd. Daarnaast heeft ook de wulp volgens deze normen het gebied uitgekozen als broedgebied. Of dit in de toekomst ook zo zal zijn, moeten we afwachten. Het zou een mooie ontwikkeling van het gebied zijn.

Het reservaat maakt deel uit van een groter gebied dat is gereserveerd voor de opvang van ganzen in de winterperiode. Het is niet toegankelijk voor publiek, maar is vanaf de dijk en de polderweg goed te overzien. Openstelling van dit terrein is niet te combineren met de weidevogeldoelstel-ling en de functie als rust- en foerageergebied voor wintergasten. In de vorm van een excursie zou het publiek mondjesmaat in de maanden augustus en september op bepaalde gedeelten onder leiding van een deskundige (medewerker van Natuurmonumenten of één van de inventariseer-ders) een rondleiding kunnen krijgen.

hoog water eind maart

droogte in juni

Page 10: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

88

5. Tellers de jaren door

Er hebben door de jaren heen vele tellers deelgenomen aan de inventarisatie van de Beningerslik-ken. Daarnaast zijn er ook tellers geweest die van gebied gewisseld hebben (zie tabel 1).

Helaas zijn er inmiddels twee tellers overleden. Dit zijn Dick Hallink en Paul Boeren. Ze hebben allebei vele uren in dit gebied rondgelopen.Paul is de eerste coördinator van de Beningerslikkeninventarisaties geweest.

De volgende tellers zijn om diverse redenen gestopt.Bert van Dijk, Leo Mommers, Hugo van der, Arie Stolk, Martin Lok, Jaap Breen, Henk en Lies Zweers, Jos Kuijpers, Adrie van der Heiden. Bert van Dijk heeft zich wel als reserveteller beschik-baar gesteld en wordt daarvoor ook jaarlijks gevraagd.

Dit heeft vanaf 2005 uiteindelijk geresulteerd in een tekort aan tellers. Het gevolg hiervan is, dat niet meer alle telgebieden per telseizoen geïnventariseerd konden worden. Zolang er geen nieuwe tellers bij komen, zal dit ook zo blijven. Gelukkig heeft Peter Vermaas zich vanaf 2008 als nieuwe teller (vrijwilliger) aangeboden om de deelgebieden D en E van Adrie van der Heiden voor zijn rekening te nemen. Dit betekent dat de huidige bezetting bestaat uit: vier vaste tellers, één assisterende teller en één reserve teller voor mijn vakantie periode, dit zijn:Jan den Exter, Dick Zwart, Peter Vermaas, Hans op den Dries en Theo Hagendoorn (assistent) met als reserve teller Bert van Dijk.Dit houdt in dat in de toekomst alle deelgebieden om het andere jaar geteld zullen gaan worden. Al met al is er de laatste jaren dus nogal wat veranderd onder de tellers. We kunnen wel stellen dat niet alleen het gebied, maar ook de tellers dynamisch zijn.

Overzicht tellers en mededelingen Jaar

Gebied 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

A PB PB PB BvD BvD BvD BvD BvD BvD PB, DZ BvD, LM

JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE -

B AS AS AS AS AS AS AS ? ? JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JdE JdE

C HZ JK JK JK JK JK JK JK JK BvD, LM

PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ DZ DZ

D HvdW HvdW HvdW HvdW HvdW HvdW HvdW AvdH JdE

AvdH JdE

AvdH, JdE

AvdH, JdE

AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH PV

E ML ML AvdH, JB

AvdH JB

AvdH JB

AvdH AvdH AvdH JdE

AvdH JdE

AvdH, JdE

AvdH, JdE

AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH PV

F DH DH DH DH DH DH DH DH DH DH, HodD, TH

DH, HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

- HodD, TH

-

G JK HZ HZ HZ HZ HZ HZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ - HodD, TH

- HodD, TH

Mede deling

56 56 56 87 87 80A 87 90A 96 103 106 110 113 MKZ 119 125 141 150 180 181 175

Samen gesteld

PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH PV / HodD

PB Paul W. Boeren DH Dick Halling

BvD Bert van Dijk JB J. Breen

AS Arie Stolk LM Leo Mommers

HZ Henk Zweers JdE Jan den Exter

LZ Lies Zweers DZ Dick Zwart

JK Jos Kuijpers HodD Hans op den Dries

HvdW Hugo van der Wal TH Theo Hagendoorn

ML M. Lok PV Peter Vermaas

AvdH Adrie van der Heiden

No. 56 ( 1984-1985-1986) is het eerste verslag waarin alle gebieden gezamenlijk werden vastgelegd. Vanaf no. 80A (1993) werd er ieder jaar een verslag uitgebracht.

Page 11: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

99

Uiteraard worden er voor elk seizoen vergunningen afgegeven door Natuurmonumenten, zodat de tellingen met toestemming kunnen worden uitgevoerd.

Jaar

Gebied 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

A PB PB PB BvD BvD BvD BvD BvD BvD PB, DZ BvD, LM

JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE JdE -

B AS AS AS AS AS AS AS ? ? JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JK JdE JdE

C HZ JK JK JK JK JK JK JK JK BvD, LM

PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ PB, DZ DZ DZ

D HvdW HvdW HvdW HvdW HvdW HvdW HvdW AvdH JdE

AvdH JdE

AvdH, JdE

AvdH, JdE

AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH PV

E ML ML AvdH, JB

AvdH JB

AvdH JB

AvdH AvdH AvdH JdE

AvdH JdE

AvdH, JdE

AvdH, JdE

AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH PV

F DH DH DH DH DH DH DH DH DH DH, HodD, TH

DH, HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

HodD, TH

- HodD, TH

-

G JK HZ HZ HZ HZ HZ HZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ, LZ HZ - HodD, TH

- HodD, TH

Mede deling

56 56 56 87 87 80A 87 90A 96 103 106 110 113 MKZ 119 125 141 150 180 181 175

Samen gesteld

PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB PB AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH AvdH PV / HodD

PB Paul W. Boeren DH Dick Halling

BvD Bert van Dijk JB J. Breen

AS Arie Stolk LM Leo Mommers

HZ Henk Zweers JdE Jan den Exter

LZ Lies Zweers DZ Dick Zwart

JK Jos Kuijpers HodD Hans op den Dries

HvdW Hugo van der Wal TH Theo Hagendoorn

ML M. Lok PV Peter Vermaas

AvdH Adrie van der Heiden

No. 56 ( 1984-1985-1986) is het eerste verslag waarin alle gebieden gezamenlijk werden vastgelegd. Vanaf no. 80A (1993) werd er ieder jaar een verslag uitgebracht.

Page 12: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1010

6. Werkwijze

Er is voornamelijk gekozen voor een telmethode die gebaseerd is op territoriumkartering, zoals beschreven in de SOVON handleiding.Per telling wordt een veldkaart ingevuld van alle waarnemingen. Hierbij wordt vooral gelet op territorium indicerende waarnemin-gen, zoals zang, zangposten, balts, nestindicerende waarnemingen, foerageergedrag en eventueel alarm. Hierbij is niet bewust gezocht naar nesten, om zo weinig mogelijk verstoring te veroorzaken. Daar-naast is het, in dit overwegend onoverzichtelijke terrein, ook prak-tisch onmogelijk om naar nesten te zoeken. Als uitzondering daarop worden de ganzennesten wel relatief gemakkelijk gevonden. Dit is omdat de begroeiing dan nog niet echt is opgekomen. Daarnaast zijn verschillende tellers in de loop der jaren al eens spontaan tegen een nest van de bruine kiekendief aangelopen. Ook zijn op die ma-nier enkele nesten aangetroffen van eendensoorten zoals kuifeend, wilde eend en krakeend en van enkele zangvogels zoals rietgors en houtduif.Fuut- en meerkoetnesten worden op sommige plekken ook gemakkelijk ont-dekt, maar er zullen, vooral van de fuut vele nesten niet gevonden worden. Sinds de laatste jaren zijn er ook een tweetal nesten van de buizerd ontdekt. Deze nesten zijn minstens twee keer succesvol geweest.

De beste periode om de broedvogelinventarisaties uit te voeren is van eind maart tot en met eind juli, echter is het eind juni in de meeste delen van het gebied met goed fatsoen niet meer mogelijk om door de begroeiing heen te komen.De beste tijd van de dag is van ongeveer één uur voor tot ongeveer drie uur na zonsopkomst. De vogels zijn dan het meest actief met de zang. Daarna brengen de meeste vogels hun dag foerage-rend en rustend door.Er kan ook gekozen worden om één of meerdere avondtelling(en) uit te voeren. Je moet dan eigenlijk wel twee keer gaan, omdat voor de meeste soorten deze tellingen maar voor een halve geldige waarneming geldt. Dit houdt dus in dat er veel extra energie gestoken moet worden in de inventarisatie om één geldige waarneming te krijgen, waarbij het dan ook nog eens maar voor een paar vogels (zoals merel, roodborst en zanglijster) interessant is.Tot slot zou het ook wenselijk zijn om in de nachtelijke uren een keer het gebied te bezoeken. Ook hier gaat het om een paar soorten, namelijk de waterral, waterhoen en ransuil, echter kun je deze soorten ook in de vroege zonsopganguren aantreffen. Wellicht dat dit een extra waarneming kan opleveren, maar ook dit kost weer een extra bezoek en het is de vraag of dat rendabel is in relatie met de afstand van het gebied en de winst.Er is, in de verschillende gebieden totaal per deelgebied, maximaal tien keer geïnventariseerd op alle broedvogels. In deelgebied F is in de jaren 1993 en 1994 zelfs twaalf keer geteld, maar de telperiodes lagen daar volgens de SOVON normen soms toch iets te dicht bij elkaar. Hierbij moest dan weer ex-tra aandacht besteed worden aan de interpretatie van iedere soort op zich.Het gemiddelde van het aantal tellin-gen ligt rond de zeven keer. Dit heeft te maken met meerdere oorzaken, zoals slecht weer, het dichtgroeien van de vegetatie, gebrek aan tellers in andere gebieden elders op het ei-land, waardoor de Beningerslikkentel-lers soms twee inventarisatiegebieden voor hun rekening namen en daar-door de druk moesten verdelen. Ook

nest van grauwe gans nest van rietgors

buizerd jong op nest in deelgebied F.

Page 13: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1111

persoonlijke omstandigheden konden daar een rol in spelen, zoals de vakanties die bij een enkele teller in deze periode ligt.

Vanaf het jaar 2005 is het aantal tellers op de Beningerslikken in het gedrang gekomen. Hierdoor hebben we de laatste jaren niet alle deelgebieden meer tegelijk kunnen tellen.Jan den Exter heeft vanaf 2008 besloten om deelgebied A en B af te wisselen. Daarnaast heeft Jan ook nog andere gebieden te tellen en moet daarom dus zijn kostbare tijd delen. De teller van deelgebied B (Jos Kuijpers) heeft helaas vanwege oogproblemen het inventari-seren vaarwel moeten zeggen.Ook Dick Zwart moest een keuze maken tus-sen meerdere telgebieden op Voorne en Put-ten. Dick heeft besloten om om het andere jaar deelgebied C te tellen. Gelukkig heeft hij ook nog kans gezien om in dit jaar (2008), op een zo gunstig mogelijk moment, eenmaal het deelgebied C te tellen, waardoor toch een redelijk beeld kan worden geschetst van dit deelgebied voor dit seizoen. Na vele jaren trouwe dienst heeft Adrie van der Heiden als coördinator, aan het einde van tel-seizoen 2007, een punt gezet achter de inventarisatieactiviteiten. Dit is het jaar dat Hans op den Dries de coördinatie heeft overgenomen.Voor de deelgebieden D en E, die Adrie jaren lang geteld heeft, is een nieuwe vrijwilliger, Peter Vermaas, bereid gevonden om het stokje over te nemen. Het valt nog te bezien of de grootte van de twee deelgebieden niet iets te veel van het goede is, omdat deelgebied E toch ook langzaam maar zeker meer aan het verruigen is, waardoor het steeds arbeidsintensiever zal worden om het te inventariseren.In 2005 heeft de teller van deelgebied G (Henk Zweers) opgezegd, waardoor in 2006 besloten is om de deelgebieden F en G om het jaar, te tellen. De deelgebieden zijn te groot en te dicht be-groeid om ze beiden in één jaar te tellen. Gelukkig wordt hier bij bijna elke telling geholpen door Theo Hagendoorn, waardoor tijdens de tellingen vooral het zichtwerk door Theo extra aandacht krijgt. Zo is al meerdere malen meer zekerheid over enkele mogelijke broedgevallen gekomen, van onder andere de Bruine kiekendief en vele nesten van Grauwe ganzen. In de vakantie periode verleent Bert van Dijk vakkundige bijval. Hij tracht dan twee tellingen voor Hans uit te voeren, zodat er niet een reusachtig gat valt in de telling.

In 2001 hebben wij de Beningerslikken niet mogen tellen vanwege de MKZ. Eigenlijk zouden wij dit jaar dus niet mee moeten tellen voor de 25 jaarsrapportage, maar in overleg met Natuurmo-numenten is hier uiteindelijk toch voor gekozen.

Aan het eind van de meeste seizoenen is er een verslag gemaakt. Deze worden binnen de ver-eniging ook wel mededelingen genoemd. De eerste jaren, 1984 t/m 2000, zijn deze samengesteld door Paul Boeren, vanaf 2002 t/m 2007 door Adrie van der Heiden en het jaar 2008 door Peter Vermaas en Hans op den Dries.De betreffende mededelingnummers zijn in het overzicht (tabel 1 van het vorige hoofdstuk (5)) hier boven vermeld.

Page 14: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1212

7. Ganzen

25 jaar ganzen op de BeningerslikkenAdrie van der Heiden

Voorne-Putten zonder ganzen is welhaast on-denkbaar. Vooral in het winterseizoen zijn hier vele duizenden ganzen waar te nemen. Maar tot ongenoegen van de landbouwers zijn ze er tegenwoordig het gehele jaar door. Voor vo-gelliefhebbers een waar genoegen.

Inleiding.Al vele decennia staan de gorzen langs het Ha-ringvliet bekend als pleisterplaatsen voor gan-zen. Voor de afsluiting van het Haringvliet in 1970 waren het vooral de grauwe ganzen die op de biezenvelden kwamen foerageren. Tegenwoordig zijn de brandganzen langs de oever van het Haringvliet veruit in de meerderheid.Samen met de Korendijkse Slikken vormen de Beningerslikken een heel belangrijk voedsel en rustgebied voor ganzen.Na 1970 werd een klein deel van de Beninger-slikken omgevormd tot landbouwgrond. De rest van het gebied geniet nu een beschermde status waar vooral rust heerst. Deze rust heeft er waarschijnlijk toe geleid dat in het voorjaar van 1984 voor het eerst twee paar brandgan-zen tot broeden kwamen.Het middendeel van de Beningerslikken ± 80 ha wordt beweid met vee. De beweiding zorgt er voor dat het onkruid niet de overhand krijgt op het gras. Ook de westpunt van het Benin-gerslikken gebied is deels beweid weide gebied. Verder bevinden zich direct langs de buitendijk stroken grasland waar ganzen gebruik van maken.In 2006 werd o.a. door de ANWB het plan geopperd om aan de binnenzijde van de buitendijk een fietspad aan te leggen. Vanaf de westelijke punt tot aan het Spui toe. Door toedoen van de SNLVP is voorkomen dat het laatste stuk van het traject, dat dwars door de Beningen gepland was, aangelegd werd.Op de Beningerslikken zijn in het zomerseizoen veel paartjes brandganzen met jongen te vinden. Dit is mede te danken aan het grote aantal brandganzen dat op de Slijkplaat in het Haringvliet broedt. Omdat er op de Slijkplaat nauwelijks eten voor de ganzen is komen er veel naar de Benin-gen. Maar er gaan er ook naar het Quackgors en de Korendijkse Slikken.

Brongegevens.Gegevens zijn afkomstig uit de Broedvogelverslagen die tijdens de afgelopen 25 jaar geschreven zijn door Paul Boeren, ondergetekende, en het laatste jaar (2008) door Hans op den Dries.

Soorten en aantallen.De Beningerslikken en de Korendijkse Slikken vormden samen tijden lang de belangrijkste voed-selgebieden in het westelijk deel van het Haringvliet. Later is daar de Westplaat buitengronden bijgekomen. Eind jaren 90 verbleven er in de Beningen in het zomerseizoen een groep van rond de 30 brandganzen. Vanaf 2000 is deze groep verder uitgegroeid. In 2008 was de groepsgrote ge-middeld 250 vogels. Tegenwoordig kan men op de Beningen meerdere soorten ganzen als broed-vogel aantreffen.In de eerste plaats de grauwe gans. Deze soort begint al heel vroeg in het voorjaar met de nest-bouw. Half maart lopen er al jonge grauwe ganzen rond. Het is meerdere keren voorgekomen dat de nesten weggespoeld werden door de hoge waterstand op de rivier. In de beginjaren 2000 gebeurde dat soms tweemaal in het zelfde broedseizoen. Grauwe ganzen zijn erg slim in het ver-bergen van hun nest. Vooral in de rietkragen is het moeilijk zoeken naar hun nesten.Op de tweede plaats komen de brandganzen. Leek het er in de begin jaren 90 nog op dat het

groepje niet-broeders

Page 15: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1313

aantal broedparen niet verder uit zou groeien dan tot 10 paar per seizoen, eind jaren 90 nam het aantal broedgevallen vrij fors toe. Het maximum was in 2005, toen werden 33 nesten gevonden.

Ook de brandganzen hebben een paar maal van een hoge waterstand te lijden gehad. Vooral de nesten die dicht op de kreekoever lagen gingen onder water.

De canadese gans en de nijlgans zijn soorten die de laatste jaren in opkomst zijn. Hoewel er tot nu toe slechts een gering aantal nesten van beide soorten gevonden zijn, mag men aan-nemen dat hierin, gezien de ontwikkeling in andere gebieden op Voorne-Putten, spoedig verandering zal komen.

Ieder jaar lopen er Charolais koeien in de Be-ningerslikken. Zij zorgen er in het grasdeel voor dat het gras op de gewenste hoogte blijft. Soms worden ze verrast door het hoge water, zoals op de foto hieronder.

Wetenswaardigheden:18 juni 1986: 1 kwartelkoning in het grasdeel.27 mei 1994: 2 flamingo’s tussen de koeien. 3 september 1995: 1 pelikaan boven het ge-bied.20 november 1995: 2 zeearenden in het gras-deel.15 maart 1996: 2 roodhalsganzen grazen op het grasdeel tussen 1500 brandganzen.25 maart 1996: 3 eierenzoekers betrapt in het grasdeel. Hadden gelukkig nog geen eieren gevonden.22 januari 1996: 6 jagers gesnapt tijdens het jagen in een voor hen verboden deel van de Beningerslikken.14 februari 1997: de Beningerslikken staan ge-heel onder water. Later veel eieren gevonden op en langs de “veekrand”.6 maart 2000: 2 roodhalsganzen in het gras-deel tussen 750 Brandganzen.5 september 2000: 9 casarca’s in het grasdeel.3 maart 2005: de Beningen geheel onder een pak sneeuw.

net uit het ei gekropen jonge brandganzen twee moeder brandganzen op de vlucht met hun kroost

canadese gans

charolais koeien

Page 16: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1414

8. Belevenissen

Page 17: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1515

Belevingen BeningerslikkenJan den Exter

Al meer dan 10 jaar struin ik hier rond in vak A van de Beningerslikken voor het inventariseren van de broedvogels. Elk jaar weer is het een lust voor oog en oor om dit te beleven.Ik herinner me nog de eerste blauwborst. Zijn zang had ik nooit eerder gehoord en ik stond er versteld van wat een variatie er in dat stem-geluid zat en hoe hij zich uitsloofde door met zijn staart te zwaaien om maar gezien te wor-den door een vrouwtje. Hij trok zich niets van mij aan, hoe dicht ik ook langs liep.

De Beningerslikken langs het Haringvliet was voor de afsluiting in 1970 door de Haringvlietdam een wadachtig gebied dat nog onder invloed stond van eb en vloed.Na deze afsluiting begon het Haringvliet te verzoeten en dit proces zette zich door en ook op de Beningerslikken begon dit zichtbaar te worden. Was het eerder een gebied met uitgebreide rietvelden, gaandeweg werd het gebied steeds meer in beslag genomen door planten als heemst, valeriaan, engelwortel en nog later door gele Lis en dotterbloem.Dit alles had ook zo zijn invloed op de vogelbevolking, soorten als baardman en grote karekiet zijn verdwenen en naargelang de tijd vorderde zie je meer soorten verschijnen die bij een derge-lijk biotoop thuishoren zoals o.a.: grasmus, braamsluiper, zwartkop ja zelfs merel en zanglijster vestigden zich hier. Het is interessant dit proces te volgen.Er zijn nu plannen om de Haringvlietdam met zijn schuiven, stukje bij beetje open te zetten, er zal mogelijk weer een nieuw tijdperk ingeluid worden.Verwacht mag worden dat het water weer zouter wordt en dat eb en vloed weer meer invloed krijgen. Het gebied zou opnieuw kunnen veranderen van een zoet moerasgebied en naar mate er weer meer zoutwater het gebied in stroomt, in een getijdengebied.Het maakt mij nieuwsgierig hoe deze verandering plaats gaat vinden en wat voor invloed dit gaat hebben op de vogelbevolking.

Tot slot nog even mijn eerste spannende erva-ring die ik op deed tijdens mijn begindagen op de Beningerslikken. Samen met Adrie liep ik in vak D, ik moest tenslotte ervaring opdoen om later zelf een stukje te kunnen inventariseren.Nou spannend werd het, er liep namelijk een groep koeien in het veld, een vredig gezicht, er leek niets aan de hand de beesten stonden rus-tig te kauwen op het ruime aanbod van gras. De groep werd begeleid door een behoorlijk zware stier, wij schatten zo tussen de 1000 tot 1500 kg en ook hij stond rustig, zo leek het, tussen al die koeienmeiden in. Dus dachten wij rustig de telling te kunnen uitvoeren. Wat wij niet met-een in de gaten hadden, was dat enkele van die koeientantes tochtig waren.Ondanks dat wij ons veilig waanden, hadden we niet in de gaten dat we de groep toch langzaam naderden, totdat we op een gegeven ogenblik even stilstonden om toch maar eens te kijken of we de groep konden lokaliseren. We realiseerden ons dat we ze toch wel erg dicht hadden benaderd. Ook de stier had ons toen in de smiezen en besloot ons uit zijn territorium te halen. Waarschijnlijk dacht hij, dat hij die mooie koeienmeiden niet zou laten afpakken door twee van die snotneuzen.Hij zette het op een lopen en ook wij realiseerden ons dat dat onze enige optie was.We wisten op dat moment niet dat we hiermee records konden breken. Als ware atleten renden wij op de afrastering af en sprongen hier met speels gemak overheen, we stonden nog maar koud aan de andere zijde van het rasterwerk of daar kwam snuivend de stier al op ons af. Gelukkig dat de afrastering er nog tussen zat. Duidelijk liet hij ons weten dat hij niet over zich heen liet lopen. Z’n kop de grond in drukkend maakte hij ons duidelijk, dat die twee horens, korte metten met ons kon maken. Wij stonden hijgend achter het hek, dit alles met heel veel ontzag te aanschouwen.

blauwborst

Page 18: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1616

Belevingen BeningerslikkenHugo van der Wal

Ik heb veel prachtige herinneringen aan de Beningerslikken. Eigenlijk teveel om op te noemen. Vroeger de uitgebreide rietvelden en de regelmatig droog vallende slikvelden met bies en lisdod-de en de wat drogere stukken stonden vol met Heemst. Baardmannetjes te over en met spanning gezocht naar de otter die ik nooit heb kunnen spotten. Eindeloze gebieden waar je kon zwerven zonder iemand tegen te komen. Ja, in het jachtseizoen, dan kon het goed vervelend zijn. Als jong ventje met zijn eerste telelensje wilde ik wat mooie plaatjes bemachtigen, maar werd teruggestuurd door een groep jagers die alleen maar last had-den van fotojagers, wat was ik beledigd en wat vond ik het erg dat zij gewoon hun gang konden gaan. Ja, er zijn jagers geweest die het wel heel erg bont maakten. Vandaar dat ik zo verschrik-kelijk blij was dat Bert Verver van Natuurmonumenten besloot de jacht in de Beningen te staken.Later de begrazing, en de komst van de grauwe gans als broedvogel. De aanleg van de blokken-dammen om de voortschrijdende afkalving na de aanleg van de Haringvlietdam tegen te gaan.

Ik pak mijn oude, stoffige logboekjes en vind een schat aan informatie.• MededelingvanOudebeekdieindebeginjaren70veelheeftgeringdindeBeningen.

31/7/70: 12 grote karekiet, 45 rietzanger, 153 kleine karekiet, 55 rietgors, 3 snor, 7 waterriet-zanger, 74 boerenzwaluw, 14 blauwborst, 80 baardmannetje, 11 gele en 4 witte kwikstaart, 1 bosrietzanger.In 1971 een watersnip gevangen die in 1973 in Milaan werd geschoten.In 1973 werden naast de 115 boerenzwaluwen en 104 gele kwikken 109 rietzangers en 184 baardmannetjes gevangen en geringd.In 1974 werden 5 jonge bruine kiekendieven geringd (waarschijnlijk het enige paar in het Rijn-mondgebied).

Zomaar wat eigen waarnemingen:• 24/12/81: ruigpootbuizerd, baardmannetjes, waterrallen, blauwe kieken, bonte kraai. • 1982: mijn eerste blauwborst. • 7/11/82: 10 bonte kraai. • 22/4/1983: 120 kemphaan. • 27/7/83: een hermelijn op 3 meter afstand en enkele dwergsterns.• Winter 1983: heel de Beningen leek in brand te staan, Natuurmonumenten wil de verruiging

die ontstond na het wegvallen van eb en vloed tegengaan met branden.

• In 1984 begonnen met inventarisatie van het gebied blok Arie: 1 zomertaling, blok Martin: 4 dwergmeeuwen, blok Dick: 15 zwarte sterns, blok Paul: 1 middelste zaag-bek man, bij de jachthut: 5 baardmannetjes en 2 dwergsterns 26/6/84: paden niet meer terug te vinden worstelen door de met pis-potjes overgroeide rietruigte, jonge slecht-valk achter de wintertalingen aan.

• Winter 1984: het hele gebied staat blank, alleen nog wat groenstrookjes langs de

rietgors kleine karekiet

grote karekiet in de kleiputten

Page 19: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1717

overgelopen sloten waarop tureluurs en kemphanen lopen. 18/11/1984: 7 kraanvogels.• 1985: de velduil zweeft vlak langs me over de kade, ik kijk hem recht in zijn gele kijkers, een

sneeuwgans tussen 1400 brandjes.• Winter 1985: het hele Haringvliet bevroren. Alle jaren ’s winters wel 1 of meer roerdompen in

het terrein.• 1986: slaapplaatstelling leverde 3 blauwe en 4 bruine kiekendieven op en ook passeerde weer

een velduil en een smelleken tussen 22.00 en 22.30 uur een roepende porseleinhoen langs de kreek de kwartelkoning reageerde al op 200 afstand op het geluidsbandje.

• 1986: in augustus 115 kleine karekieten, 8 baardmannetjes, 4 rietgorzen, 1 grote karekiet, 2 rietzangers en 1 zwartmaskerwever geringd (boomvalk, ijsvogel en purperreiger vlogen over).

• 1987: juni, 3 steltkluut en 110 grutto, ontdekten we in juli een alarmerend vrouwtje kemphaan met 2 jongen, eindelijk eens een broedgeval. In de nazomer vingen we een paapje, een water-rietzanger en een veldrietzanger (4e vangst in Nederland).

• 1989: slechtvalk jaagt zeker 2000 kievieten en een paar honderd bontjes op.• 1990: in de braakbal van de velduil zat een vogelring van een baarmannetje, geringd uit Over-

ijssel.• 1991: sporen van een ree.• Arie Oosthoek vertelde me dat rond de eeuwwisseling het water tot aan de dijk stond. Na

de aanleg van enkele kribben en aanplant van riet (uit de Vierambachtenboezem) en biezen, groeiden de gorzen weer aan. Voor 1953 kwamen er helemaal geen fazanten voor in de gor-zen.

• Jacht. 1984: stroper I kwam zijn fuiken lichten.1985: jagers schieten op krakeend, brandgans en wintertaling, stokken met plastic zakken, lok-kers en veel jagers.1986: tijdens de drijfjacht werd ook een houtsnip geschoten, met de ganzenstal van Vink wer-den de ganzen gelokt, ook Erik Swinkels was er bij.1987: W en S lopen kievitseieren te zoeken en hebben een kraaiennest uitgehaald.1990: van R schiet op kuifeend en smient.1991: nieuwe jachthutten gebouwd in de putten.Oktober 1993 krijg ik de hand van jager W: “je hebt het voor elkaar, op 31 oktober hebben we de laatste drijfjacht”. Hier heb ik een vlaggetje bij getekend!

Genieten van nog veel meer mooie ontmoetingen van zeearend, rode wouw, bosruiter, zwar-te ruiter, lepelaar, kleine en grote zilverreiger, ransuil, flamingo, wezel, ree, noordse woelmuis, dwergmuis, te veel om op te noemen.Genieten met de medetellers, met de ringers Wim en Henk, met mijn vogelmaat Adrie.Na jaren kwam ik vorig jaar weer langs de Beningen, nu reed ik met de fiets over het nieuw aan-gelegde fietspad, me verbazend over de vele brandganzen die hier nu ook blijken te broeden. Wat zal de toekomst brengen als straks de sluis op een kier mag? Weer aanslibbing, nieuwe zand-platen, zeehonden? Ik kom heel graag weer terug om te kijken hoe de natuur zich steeds flexibel opstelt ondanks al dat geprul van ons mensen die menen toch telkens weer te moeten ingrijpen. De Beningen draag ik in mijn hart: wat heb ik er van genoten, en ik hoop velen met mij.

Groeten Hugo

Adrie met jonge bruine kiekendief

Page 20: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1818

Belevingen BeningerslikkenBert van Dijk

Wie aan de polderzijde langs de Zeedijk rijdt, kan niet vermoeden dat tussen deze dijk en het Haringvliet een uitgestrekt natuurgebied ligt.Dit geldt voor veel mensen uit Hellevoetsluis en omgeving: “De Beningerslikken….., nee, nooit van gehoord”. Zo’n dertig jaar geleden had ikzelf een soortgelijke reactie gegeven met dit verschil dat ik de naam wel kende, maar daar hield het mee op.Door excursies van de KNNV afdeling Voorne maakte ik begin jaren tachtig kennis met dit gebied en raakte enthousiast over het landschap en de vogels die er allemaal te zien en te horen waren.Mijn eerste bezoek aan de Beningerslikken was op 1 maart 1980, waarbij we onder meer een roer-domp, baardmannetjes, enkele rietgorzen, een bruine kiekendief en enkele bonte kraaien zagen.

Na enkele jaren ging ik broedvogels inventariseren in het westelijk gelegen deel waarin onder meer de Kleiputten liggen.Dit is een gebied dat verschillende vegetatietypen kent en daardoor rijk is aan broedvogels en doortrekkers.Als je ‘s ochtends vroeg naar het rietgedeelte liep en de weersomstandigheden waren goed, dat wil zeggen geen of weinig wind en geen regen, liep je tegen een muur van vogelgeluiden aan.Dat maakte op mij altijd veel indruk. Voordat ik verder liep, liet ik de veelheid aan geluiden goed op me inwerken en probeerde me zodoende een beeld te vormen van de verschillende soorten die allemaal door elkaar heen aan het woord waren.Het leek één grote brij van geluiden waaruit je stukje bij beetje de aparte soorten kon herkennen: een sport op zich! Daarna gingen we verder het riet in.We, want ik heb dit gedeelte van de Beningen een aantal jaren samen met Leo Mommers geïn-ventariseerd.Leo is een stuk kleiner dan ik en daardoor raakten we elkaar regelmatig kwijt tussen het mans-hoge riet. Paden waren er niet; die moest je zelf maken. Naarmate het seizoen vorderde, werd de begroeiing steeds hoger en onze platgetreden paadjes werden in mei/juni sneller overwoekerd dan dat we ze kon openhouden.Leo vond mij altijd weer terug door af te gaan op de rook van mijn pijp… Dat hoge riet …. je waande je even in een wereld ver weg van het open landschap dat je vanaf de Zeedijk zo goed kon overzien.Om je heen zongen kleine karekieten, sprink-haanzangers, rietzangers, rietgorzen en bos-rietzangers. Hier en daar maakte het riet plaats voor vrijwel ondoordringbare bramenbosjes of struik- en bomengroepjes.Deze plekken waren vrijwel altijd goed voor het noteren van kneuen, blauwborsten, gras-mussen, heggenmussen, winterkoningen, me-rels, zwarte kraaien en soms een braamsluiper.In het riet, gelegen aan het Haringvliet, troffen we regelmatig baardmannetjes aan.Op 18 mei 1992 zagen we bijvoorbeeld een ♀ met voer in de snavel en op 6 juni van dat jaar twee oudervogels met vijf vliegvlugge jongen.Een andere schaarse rietvogel op de Beningen is de snor. Ik heb hem in al die jaren zelf maar één keer gehoord; dat was op 10 april 1993.Grote karekieten waren ook met de vingers van een hand te tellen. In het overjarige riet langs de Kleiputten hoorden we op 29 mei en 12 juni 1994 één, mogelijk twee vogels en daar bleef het ook bij.Ieder jaar keken we vanaf half maart weer uit naar de eerste blauwborst. De zang van dit mooie vogeltje heeft hem niet voor niets de bijnaam “waternachtegaal” opgeleverd.Vanaf deze periode werd het steeds drukker met terugkerende vogels. Hieronder waren natuur-lijk ook talrijke doortrekkers, waardoor het aantal waar te nemen soorten flink opliep.Het deel van het terrein waarin de Kleiputten liggen, was het domein van broedvogels als kievit, tureluur, kluut, graspieper en veldleeuwerik. Dit open gebied leverde ieder jaar weer vele waarnemingen op van vogels die je in het riet- struik-gedeelte niet tegenkwam.In april en mei zagen we hier vele eendensoorten, zoals zomertaling, wintertaling, smient, berg-

Page 21: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

1919

eend, krakeend, pijlstaart, kuifeend en slobeend. Langs de slikranden aan de oever van het Ha-ringvliet foerageerden zwarte ruiter, bonte strandloper, groenpootruiter, kleine plevier, oeverlo-per en kemphaan. Boven het Haringvliet vlogen groepjes dwergmeeuwen en zwarte sterns.Vanaf de Zeedijk had je een prima uitzicht op het gebied en soms zagen we een bruine kiekendief die met een tak in de poten op weg was naar zijn “geheime” plekje ergens in het riet en regelma-tig vlogen grote groepen goudplevieren over.

Tijdens het inventariseren van de “gewone” broedvogels kwam je ook vogels tegen die je met evenveel enthousiasme noteerde. Om er een paar te noemen:

Op 18 mei 1984 kreeg ik een telefoontje van Paul Boeren dat er een roepende kwartelkoning in het gebied aanwezig was. ’s Avonds hebben we hem geruime tijd gehoord.Toen ik op 20 mei 1986 langs een dichte rietkraag met slikrandje aan het Haringvliet liep, hoorde ik de “zweepslag”van een porseleinhoen; de vogel liet zich helaas niet zien.Een jagende smelleken was op 3 mei 1990 in de omgeving van de Kleiputten aanwezig.Een beflijster was present op 28 april 1994.

De Beningerslikken (Gorzen?): een afwisselend gebied, rijk aan vogels, belangrijk als broedgebied, maar zeker ook als rust- en foerageergebied voor vele vogelsoorten. Ik heb hier met veel plezier een aantal jaren rondgelopen en heel veel gezien en ook heel veel geleerd. Sinds 1995 maak ik geen deel meer uit van de vaste telploeg; het grootste deel van mijn beschikbare vogeltijd gaat nu naar de zeetrek, maar als invaller kom ik nog wel bijna ieder jaar een paar keer op de Beningen.Dat is te danken aan Hans op den Dries. Hij is namelijk zo attent om ieder jaar, precies in juni wan-neer de zeetrek toch weinig oplevert, op vakantie te gaan zodat ik in de gelegenheid ben om zijn telgebied, samen met Theo Hagendoorn, voor die periode over te nemen.

Heb je voor volgend jaar al vakantieplannen, Hans???

Oktober 2009.Bert van Dijk Zicht op de blokkendam vanuit gebied F

Page 22: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2020

Belevingen Beningerslikken.Dick Zwart

Na de auto vroeg in de ochtend langs de Zeedijk geparkeerd te hebben, klim ik over het hek en loop de dijk op. Boven op de dijk heb je een fantastisch uitzicht over het soms nevelige gebied. En als je al wat langer telt dan wordt het “jouw” gebied. Een heerlijk gevoel maakt zich van je meester. Enkele vogels hoor je al zingen, ganzen vliegen over. De telling kan beginnen.

Met een enkele onderbreking inventariseer ik nu al ruim 15 jaar met veel plezier de Beningerslik-ken. Destijds ben ik samen met wijlen Paul Boeren begonnen in het gebied van de kleiputten en later zijn we naar een middenvak verhuisd. De reden van wisseling had met de korte lengte van de teller te maken. In het middenvak stond het riet erg hoog en aangezien ik een redelijke lengte heb, kwam het beter uit dat ik samen met Paul een ander gedeelte zou tellen. Voortaan werd het dus vak C.

Veel heb ik opgestoken van de geluidenkennis van Paul Boeren. Want zeker in het begin van mijn inventariseercarrière had ik moeite om al die rietvogels van elkaar te onderscheiden. Het was begin mei een kakofonie van geluiden en Paul had een heel goed gehoor. Terwijl Paul de soorten noemde, schreef ik de broedvogels op de kaart. En zeker op grotere afstand haalde hij bijvoor-beeld een blauwborst tussen de andere rietvogels uit. Nu ik de laatste jaren alleen inventariseer, denk ik nog regelmatig terug aan die tijd.

Hindernissen in het gebied zijn er genoeg. Als je eind maart begint met tellen moet je allereerst de braamstruiken op een paar plekken terugknippen om het pad vrij te maken. De loopplank over de sloot, die intussen al jaren geleden is vervangen door Paul en mij, moet gecontroleerd worden of het hout nog stevig genoeg is. Als je door het hoge riet loopt, zie je niet goed waar je loopt, een voormalige sloot zorgt soms voor een zachte landing. Later in het seizoen worden er nieuws-gierige paarden en koeien losgelaten. Hijgende koppen achter je rug, soms geven ze even een duw, dat loopt niet echt relaxed. Het gebeurde een keer dat ik ‘s avonds in de Beningerslikken een excursie gaf dat een twintigtal paarden keihard op onze groep kwam afgerend. Gelukkig stopten ze op het allerlaatste moment, maar de schrik zat er toch in! Zo’n excursie vergeet je nooit meer.Behalve kennis van vogelgeluiden moet je dus ook een beetje kunnen survivalen.

Een ander voorval herinner ik me dat Paul en ik een uitwerpsel ontdekten midden in het rietge-deelte. We kwamen er niet goed uit van welk dier dat zou kunnen zijn. Was het misschien van een vos of een bunzing. Later hebben we Hugo van der Wal opgebeld en deze vondst doorgegeven. We hebben geprobeerd om een omschrijving van de plek, wat bijna niet mogelijk was, door te geven. Dezelfde dag kregen we al een reactie van Hugo: het was een uitwerpsel van een kat. Heel bijzonder en knap dat hij die plek ergens midden in het rietgedeelte had gevonden. Ja, je kunt spoorzoeken of je kan het niet.

In die 15 jaar is het ge-bied van lieverlee sterk begroeid geraakt. In de vogelpopulatie en soorten zie je daardoor verschuivin-gen optreden. Weidevogels zijn er nauwelijks meer. Een enkele kievit is over geble-ven. Grauwe- en brand-ganzen zijn toegenomen. Rietzangers, blauwborsten, bosrietzangers, kleine ka-rekieten, rietgorzen zijn gelukkig nog volop te ho-ren. Tijdens de eerste tel-lingen in het seizoen hoor je soms baardmannetjes. Prachtige vogels om te zien. kievit

Page 23: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2121

Elk jaar broedt er wel een paartje bruine kiekendieven. Bij toeval liepen we tijdens een telling tegen een nest aan. Er zaten 5 jongen in! Een prachtig gezicht.

De laatste jaren is er een buizerdnest bijgekomen. Één keer konden we een nest van een ransuil in een oud eksternest noteren.

De Beningerslikken is een waardevol natuurgebied voor broedvogels. Het is een voorrecht om in zo’n ruig gebied vak C te mogen inventariseren. Het is genieten en als Natuurmonumenten het be-heer van het gebied afstemt op de broedresultaten, geeft dat een goed gevoel. Een meerwaarde!

Dick Zwart

in mei begint de eileg, broed duur 29-39 dagen na 35 dagen is het verenkleed compleet

bruine kiekendief juveniel, de jongen zijn vliegvlug na 37 dagen, ze blijven echter eerst nog in de buurt van het nest.

juveniele zwarte kraai

Page 24: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2222

Belevingen Beningerslikken.Peter Vermaas

Indrukwekkend.Toen Adrie mij begin 2008 vroeg om zijn stukken Beningerslikken (deelgebied D en E) te gaan inventariseren, had ik geen flauw idee van de aard en de omvang van het gebied. Weinig mensen in de regio hebben enig idee. Dat kan ook eigenlijk niet, want het gebied is voor het publiek niet toegankelijk. Automobilisten zien het niet liggen. De dijk ontneemt elk uitzicht. Sinds het Daan Monsterpad is aangelegd kunnen fietsers over het gebied heen het Haringvliet zien liggen. Maar om de Beningerslikken echt te ervaren moet je er doorheen kunnen lopen.

Ter hoogte van de Koekendorpseweg, waar het fietspad over de dijk afbuigt naar de weg achter de dijk, loopt een pad het terrein in. Daar had ik wel eens een stukje gelopen om tussen het riet en de brandnetels door over het grasland te kijken naar wat ganzen en weidevogels.

De eerste keer dat Adrie mij rondleidde over het stuk dat hij al jaren had gelopen, kreeg ik de indruk dat het zijn stuk land was. Ik volgde zijn voetstappen een paar meter voor mij, hij volgde zijn voetstappen van jaren daarvoor. Eigenlijk volgde hij het spoor dat de koeien voor hem hadden gemaakt. De routine van de koeien die in het gras een spoor van 30 cm breed hadden achtergelaten.In de maanden daarna heb ik mijn eigen spoor moeten vinden. Met elke stap die ik daar zette, werd het telgebied een beetje meer mijn stuk land. Hoe kan het dat een stukje Natuurmonument zo aan je blijft kleven? En dan denk ik niet aan de modder die mijn laarzen in loopt omdat dat slootje toch niet zo’n vaste bodem aan de kant had, dan ik mij herinnerde van de vorige wandeling. Komt het doordat er geteld moet worden? Doordat je alles intens waarneemt en door de stilte elk geluid je aandacht trekt? Komt het doordat je je voortdurend moet concentreren waar je bent, hoe je loopt, hoe drassig of oneffen de bodem is? Of komt het doordat je elk bezoek verrast wordt door het geschenk van vogelgefluit?

Bij het eerste zonlicht staat een ree rustig te knabbelen van een een-zaam struikje. Een bruine kiekendief landt op 20 meter afstand in de struiken. Uit een nest met jonge kraaien steken twee kopjes, een week later zitten vier jonge kraaien elkaar te verdringen.Gezoem trekt de aandacht: er hangt een bijennest in een struik aan de overkant van de sloot. Waarom heb ik die vorige keer niet gezien of gehoord?Creatief acteertalent van ganzen: mank lopen, vleugellam zielig doen. Als de aandacht maar afgeleid wordt van het perfecte cirkeltje donsveren met zes eieren.Twee groepen koeien. In het ene gebied lopen ze als nieuwsgierige hondjes achter je aan. De andere groep rent zo hard mogelijk van je af. Ze gaan met z’n allen in de kraal staan tot ik het veld verlaat.Op het grasveld naast het telgebied zitten acht hazen in een cirkel naar elkaar te kijken. De vergadering duurt tien minuten.Een boomvalk scheert vlak over mij, duikt naar links en vliegt met de libel uit het zicht.Vijftien watersnippen stuiven voor mijn voeten uit de waterrand. Jammer, buiten de datumgrenzen!

De Beningerslikken zijn niet het grootste natuurgebied dat Neder-land heeft als je meet in oppervlak, maar als het gaat om grootsheid doet het in mijn beleving voor geen enkel natuurgebied onder.

Peter Vermaas

Page 25: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2323

lepelaar overvliegend deelgebied D

Page 26: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2424

Belevingen Beningerslikken.Hans op den Dries

In 1993 ben ik gestart met broedvogels inventariseren op de Beningerslikken.Ik weet nog goed dat ik de eerste keer met Hugo van der Wal ben rondgelopen, om het gebied te leren kennen. Het was dit keer overdag, om gelijk te kunnen zien hoe de situatie was. Ik begreep meteen dat dit bezoek niet helemaal overbodig was. Het gebied was woest, hier en daar was al te zien hoe de begroeiing langzaam maar zeker doorbrak. Hugo wees mij er op hoe ik het best de rondjes kon lopen en gaf mij verschillende tips.De eerstvolgende telling dat ik alleen het veld in ging was overweldigend. Een uur voor zonsop-komst stond ik paraat. Natuurlijk was het vroeg in het seizoen, dus er zat nog niet veel aan vogels. Dit was maar goed ook, want dan kreeg ik nog wel even de tijd om één te worden met het gebied. De vogelgeluiden waren mij gelukkig niet meer vreemd, waardoor het intekenen van de zingende vogels meer een kwestie was van waar zit ik nu? Ik had geleerd om zoveel mogelijk te proberen dezelfde route te lopen, want daar zou ik in de loop van het jaar profijt van hebben.

Een telling, vroeg in het seizoen, duurt in mijn deelgebied ongeveer drieënhalf uur, maar naarma-te het seizoen vordert kan die tijd oplopen tot wel zes uren. Dit is ook de reden dat ik de tellingen afwissel van richting. Zo heb ik in deelgebied F gekozen voor vier verschillende richtingen die in een achtvorm gelopen worden. Elke ronde maak ik negen insteken, omdat anders het gebied te groot is, om bij volle bezetting van de vogels de dichtheid van het aantal vogels per soort goed in te kunnen schatten.

Na elke volgende telling kwamen er weer nieuwe vogelsoorten bij. Dat is nou juist het leuke van zo’n inventarisatie. Je bent toch wel een beetje in spanning: is de blauwborst (eind maart) al binnen, of hoor ik al een rietzanger (eerste week april) zingen. Bij een volgend be-zoek hoop je weer op een nieuwe soort zoals de fitis, grasmus, kleine karekiet of welke soort ook.Bij een van de tellingen kan ik mij nog goed herinneren dat ik even niet meer wist wat ik waar moest noteren. Ik hoorde rondom mij heen alleen maar het gekwetter van kleine ka-rekiet, blauwborst, rietzanger, rietgors en tot overmaat van ramp bleek er ook nog een slaapplaats van gele kwikstaart op dat gedeelte van het gebied te zitten. Het was windstil en dus ook ideaal zangweer. Zaak is dan om je te concentreren op één soort en zo het rijtje af te werken.

Naarmate het seizoen vorderde, groeide het gebied ook steeds meer dicht. Het fluitenkruid, wil-genroosje, en later ook de grote engelwortel groeiden gestaag om-hoog. Op sommige plaatsen kwa-men kale jonker en andere distels snel op. Deze prikken zelfs door je regenbroek heen, maar dat is goed voor de doorbloeding van je lichaam, denk ik dan maar.Het gebied is ook allerminst vlak. Er zitten dan misschien geen grote

hoogte verschillen in, maar bulten en kuilen of gaten komen des te meer voor. Het kon voorko-men dat je plotseling op een hoogwatervluchtplaats voor mollen stapte, of dat je voet in een kuil langs de waterrand verdween, die vermoedelijk door muskusratten was gegraven. Of je struikelde over uitlopers van (dauw)braam (overigens slecht voor je laarzen), die zich elders weer geworteld hadden. Dus als je dan een keer het gebied in ging met al een gevoelige rug, dan had je kans dat je er half gebroken uit kwam. Het was dan ook altijd heerlijk om halverwege de telling even een koffiepauze in te lassen. Daarbij deed je er goed aan om even je rug te strekken en rust te ge-

rietzanger

Page 27: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2525

ven. Met een beetje geluk word je dan nog getrakteerd op een zingende blauwborst, rietzanger, bosrietzanger, grasmus of noem maar op. We zouden zo uren op onze rug kunnen liggen om te genieten van deze zang, ware het niet dat ook deze vogels dit niet uren volhouden. Gelukkig zingen ze lang niet altijd allemaal tegelijk, dat zou namelijk het inventariseren een stuk lastiger maken. Een aantal vogels worden gewoon later wakker en tegen de tijd dat deze beginnen te zingen neemt de zangactiviteit van de meeste vroege vogels af.

Tegen de tijd dat ook de laatste vogelsoorten binnen komen, zoals bosrietzanger en spotvogel, wordt het steeds moeilijker om door de begroeiing heen te komen. De haagwinde en het kleef-kruid maken op veel plaatsen het gewas dusdanig dicht en compact, dat het aan het eind van het seizoen zelfs als een dichte deken aanvoelt. Er is dan eigenlijk niet meer door het gebied heen te komen. Ik heb dan ook in de loop der jaren ervaren dat het zaak is dat je voor de maand juli zoveel mogelijk tellingen moet hebben uitgevoerd.

Naast het feit dat elke telling weer een hele ervaring is en dat je elke keer weer het ultieme na-tuurgenot beleefd, zijn er ook momenten dat je denkt: wat doe ik hier. Zo’n moment kan zijn als het regent en / of de wind het bijna onmogelijk maakt om nog enig vogel te horen, laat staan op de juiste plek in te tekenen. Ook kan zo’n moment zijn dat je eigenlijk nog één telling wilt doen, maar de begroeiing staat het dan niet meer toe, het is dan gewoon te dicht gegroeid. Je hangt dan bijna elke meter tegen de begroeiing om je er doorheen te duwen. Dan kan ik u verzekeren dat de normale duur, van ongeveer vier tot vijf uur, langer zal worden. Meestal denk ik dan vele malen “ik stop ermee”, maar ja je bent er tenslotte niet voor niets vroeg voor uit je bed gegaan.

In de vakantieperiode mag ik gelukkig terug-vallen op de steun van Bert van Dijk en Theo Hagendoorn. Theo, mijn vaste telmaat, bege-leidt Bert dan door het veld, zodat Bert zich kan concentreren op de geluiden. Terwijl ik dus in het buitenland vogels zit te bekijken wordt er voor mij in de Beningen geteld.

De jaren door heb ik, vaak samen met Theo, heel wat leuke of bijzondere momenten mee-gemaakt. Enkele van deze momenten heb ik hieronder even genoemd.

Zo overkwam het mij ooit eens dat ik in het donker dacht om in het voorgebied een kortere weg te kunnen nemen. Het zag er droog uit en de grond leek mooi vlak. Ja, vlak was het wel, maar droog allerminst. Ik was alleen en had zoals normaal stevig de pas erin. Dat deed mij dan ook de das om, voordat ik er erg in had zat ik al te ver in de blub. Al gauw kwam het moment dat ik mijn voet uit de laars trok, nog net kon ik mijn pas in houden, zodat ik mijn voet droog hield, althans voor zolang als het duurde. Want om mijn laars uit de blubber te krijgen moest ik toch echt alle voeten bijzetten om met alle macht die ene laars eruit te krijgen. Toen dat eenmaal gelukt was zat ook mijn tweede laars tot aan de rand in de blub. U begrijpt het al, ik heb vanaf het begin tot het eind met twee moddervoeten in de laarzen mijn telling moeten volbrengen, ach alles heeft zo zijn charmes.

Samen met Theo mochten we een keer (maart 2003) prachtig waarnemen hoe een klapekster uit volle borst zong. Het zou mooi zijn, maar natuurlijk wisten wij beter, deze vogel zou echt nog verder trekken naar noordelijke oorden.

In 1994 en 1998 konden wij een territorium no-teren van een Snor.

snor

Page 28: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2626

Meerdere keren zijn er zomertalingen waargenomen, waar-bij ze ook enkele ke-ren als broedvogel genoteerd mochten worden, maar ze blij-ven vooral de laatste jaren zeer schaars.

Naast de hiervoor al genoemde klapek-ster heb ik ook één keer mogen genieten van een bokje dat vlak voor mijn voeten opvloog en zich ver-volgens weer als een blok(je) naar bene-den liet vallen. Mijn nieuwsgierigheid om het bokje eens goed te bekijken was zo groot, dat ik toch nog een poging heb ondernomen om hem te vinden. Ik wist tenslotte waar hij was ingedoken. Maar helaas, voor-dat ik het door had waar hij precies zat, vloog die met één streep de lucht in. Ik heb hem lange tijd nagekeken, omdat hij een prachtig rondje voor mij vloog, steeds hoger en steeds verder weg.

Ook trof ik een keer een paar dwaalgasten uit Polen aan. Nee, niet zomaar een paar dwaalgasten, deze konden nog praten ook. Ze waren er, zo bleek later, door vermoedelijk een Nederlander, op uitgestuurd om een klein wietveldje aan te leggen in het meest zuidoostelijk gelegen deelgebied G. Een telefoontje naar de opzichter van het gebied was vol-doende om een eind te maken aan deze tuindersactiviteiten.

Ooit zag ik op de punt van deelgebied D een tentje staan. Een visser had daar een nacht doorge-bracht om eens heer-lijk te ontstressen (genieten toch, maar mag niet).Misschien wel een van mijn meest op-windende momenten was, toe ik in de vroege ochtenduren plotseling een zestal prachtige, krachtige grijskleurige knol-len tegenkwam. Ik schrok een beetje van hun reactie. Ik had ze in het donker absoluut niet ver-wacht en blijkbaar zij mij ook niet. Zonder na te denken zetten zij het op een draven. De op hol geslagen knollen, denderden dwars door een tweeënhalve meter hoog, groot engelwortelveld en lieten een alles verwoestend spoor achter. Natuurlijk vond ik dit geweld prachtig, maar helaas was de vernieling minder, ik hoop dat de bosrietzangers het mij en de oerbeesten niet kwalijk hebben genomen.Aansluitend hierop moet ik nog een bekentenis doen naar Natuurmonumenten. In mijn begin jaren heb ik jaren achtereen een hek achter mij dicht getrokken, zodat de koeien het gebied niet in konden. Steeds dacht ik hierbij: wie laat dat hek hier nu open staan, tikkie naïef misschien. Het was dan meestal rond begin mei, dat juist de bruine kiekendief actief bezig was en dat vele zangvogels begonnen waren met nestelen en of broeden. Het vee dat in de deelgebieden E en G rondliep, kon hierdoor ook in het deelgebied F komen struinen. De ongeveer 35 koeien waren zo ondernemend, dat ze vele (snel)wegen achter lieten. Om dit te voorkomen, dan wel de schade

zomertaling

Page 29: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2727

te beperken trokken wij, als we zeker wisten dat de koeien in deelgebied E liepen, dus steevast het hek weer achter ons dicht. Toen ik hier eindelijk eens over sprak met Anton Giljam van NM, besefte ik dat ook eindelijk voor hen een raadsel was opgelost, namelijk: “wie gooit steeds dat hek weer dicht”. Nota bene had Anton steeds op z’n dak gehad dat hij het hek nog niet open had gegooid.We hebben de strijdbijl begraven en ik heb mij na een korte uitleg erbij neergelegd dat dit hek dus open zou blijven. Er is zelfs enkele jaren later besloten het hek in zijn geheel weg te laten, zodat de druk van de koeien de gehele periode over de drie deelgebieden verdeeld werd.

Theo wees mij ooit op het woeste liefdesleven van vissen. Er zwommen vele karpers die ieder op een eigen plekje aan het paaien waren. Ondanks het troebele water was het toch leuk om te zien.

Als laatste leuke belevingen wil ik nog even een ontmoeting met een bunzing en een stel super nieuwsgierige, maar ook bange koeien noemen.De bunzing liep recht op mij af met een lekkere grote kikker in zijn bek. Toen hij mij door had, liet hij zijn prooi vallen en probeerde mij af te leiden. Hij begon zelfs luid tegen mij te blazen en was zeker niet van plan om zijn lekkere hapje af te staan. Uiteraard heb ik het niet kunnen laten een paar foto’s te maken.De koeien, dus gelukkig allemaal vrouwen, zijn van nature erg nieuwsgierig, maar toch ook zeer schrikachtig. Zo staan ze dicht achter je, maar zodra je je omdraait of een onverwachte beweging maakt kunnen ze er als een haas vandoor gaan. Sommige koeien zijn zo bang, dat ze met z’n allen beslissen het direct op een lopen te zetten, als ze maar enigszins in de gaten hebben dat er een vreemde in het veld komt. Ze zijn dan zo in paniek dat ze dwars door alles heen gaan, blubber tot knie hoogte, greppels onder water, het maakt niet uit. Als dit dan kort achter je langs in het don-ker gebeurt, dan gaat je hart wel even sneller kloppen. Dat die beesten hun poten niet breken…!?

bunzing met bruine kikker

Page 30: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2828

9. Andere activiteiten

Naast dat er ook planten door de plantenwerkgroep in de Beningerslikken worden geïnventari-seerd, wordt er ook al zeker sinds 1991 vuilgeruimd.

Vanaf de kruising Zeedijk – Ruigendijk werd de actie telkens weer gestart. In de eerste jaren werd het vuilruimen georganiseerd door Hugo van der Wal, in veel natuurzaken mijn grote voorbeeld. Ik was blij dat hij deze activiteit had opgestart. Telkens weer was het een doorn in het oog dat je tijdens het tellen zo veel vuil tegen kwam.Toen Hugo verhuisde naar het Brabantse, heb ik besloten dit goede initiatief over te nemen. Ook de traditie van het delen van ontbijtkoek heb ik voortgezet, eerst met roomboter, maar in het kader van de bezuinigingen ben ik later toch maar over gegaan op margarine. De extra luxe bediening van snert die Gerdien (de vrouw van Hugo) bracht, moest ik helaas achterwege laten.

In de afgelopen achttien jaar dat er vuil geruimd is, hebben we ruim zeventig kubieke meter af-val verzameld. Gemiddeld hielpen er acht mensen per keer mee om de handen uit de mouwen te steken. In de eerste jaren waren het er soms wel twintig, maar geleidelijk aan werden dit er minder. Sinds de laatste jaren is het aantal deelnemers redelijk stabiel. Er is een soort harde kern overgebleven. Normaal gesproken zijn we per keer drie uren bezig om het vuil bij elkaar te rapen en vervolgens wordt het dan naar een tractor met kar van Natuurmonumenten gebracht die dan zorgen voor een verantwoorde verwijdering. Even vlug gerekend, komt dit neer op minimaal 400 manuren ruimen.Er waren slechts vier dagen dat we niet konden ruimen, tweemaal was de waterstand te hoog en tweemaal lag er sneeuw en was de ondergrond bevroren. Dit was een belevenis op zich, de plaat-jes hieronder spreken voor zich.

Elk jaar werd een ander gebied genomen. We kwamen echt bijna van alles tegen. Vaak vroegen wij ons af hoe het mogelijk was dat bepaalde producten in dit verlaten gebied terecht kwamen. Wel, het wassende water deed zo z’n werk. Door de hoge waterstand in de winter dreef de troep van het Haringvliet, gestuwd door de wind, over de vegetatie van o.a. de Beningerslikken. Als in februari het water zich weer langzaam terugtrok, bleef het vuil achter het riet en ander dode ve-

Page 31: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

2929

getatie hangen. Het meeste vuil kon dan ook voor het merendeel gevonden worden achter en in de rietstrook. Dit leverde dan ook vaak een behoorlijke sleeppartij op van allerlei grote artikelen en de volgestouwde mensgrote zakken. Al met al was het dus telkens weer een hele klus.Gelukkig lijkt sinds de laatste twee jaar het tij zich te keren. Het ziet er naar uit dat het gebied steeds meer opgeruimd “dreigt” te raken. We kunnen misschien voorzichtig concluderen dat er minder vuil aanspoelt, of moeten we zeggen dat we eindelijk resultaat zien van jarenlang zwoe-gen zweten en dat we langzaam maar zeker al het zwerfvuil hebben weggewerkt.Aan het einde van elke vuilruimdag hadden we een goed en voldaan gevoel. Ik sloot vaak de dag af met het de leden te bedanken namens de natuur.

Page 32: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3030

10. Soortbeschrijving broedvogels en grafieken

In dit hoofdstuk wordt van alle broedvogels een soortbeschrijving geplaatst met een bijbehorende grafiek. In die grafieken zijn de soorten, met een maximum van vijf, die het beste bij elkaar pas-sen, in één grafiek geplaatst.

Van de jaren 1987 t/m 1990 zijn er om de één of andere reden geen telgegevens opgeslagen. Ver-moedelijk is er iets misgegaan met de archivering. Helaas zijn na veel zoekwerk deze gegevens nog steeds niet boven water. Zeker is dat er wel geteld is, getuige de reacties van enkele oudtel-lers.Gezien het verloop van de aantallen broedvogels denk ik dat voor de meeste vogels telt dat er geen grote afwijkende gegevens zijn geweest in de missende jaren. We kunnen misschien dan ook stellen dat de afwezigheid van deze gegevens alleen een eventueel totaaloverzicht verstoren, maar meer ook niet.Vreemd genoeg is er gelukkig nog wel een zeer leuke waarneming uit het notitieboekje van Hugo van der Wal boven water gekomen, namelijk dat van het enige bekende broedgeval van een kemphaan met als eindresultaat 2 juvenielen.

Ook ontbreken de telgegevens van 2001 in verband met de Mond- en Klauwzeer Ziekte (MKZ).

Voor alle duidelijkheid en zoals eerder in hoofdstuk 5 vermeld, moet nog even vermeld worden dat er in 2005, 2006 en 2007 steeds één deelgebied niet geteld is en dat er in 2008 twee deelgebie-den niet geteld zijn (zie hiervoor het “Tellersoverzicht” in tabel 1 op pagina 11, onder hoofdstuk 5). Dit heeft zeker de aantallen beïnvloed.

tiftjaf, is in bijna alle deelgebieden aanwezig

Page 33: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3131

Blauwe reiger (Ardea cinerea)Slechts eenmaal is er in deelgebied G in 1992 een nest aangetroffen. Het nest was vrijwel op de grond gebouwd. De vogel is niet op het nest gezien, maar aan de hand van een einddeterminatie is vastgesteld dat het om een nest van de blauwe reiger ging.

Fuut (Podiceps cristatus)Vanaf het eerste jaar in het gebied als broedvogel bekend. Het is een soort waarbij niet altijd even gemakkelijk een nest is waar te nemen. Vanwege de variërende waterstanden in het voorjaar komt hij vaak pas laat tot broeden, waardoor de jongen pas laat te zien zijn.In de periode van 1993 tot 2000 en 2004 waren de aantallen het hoogste tussen de 7 en 14, daarvoor en daarna tussen de 1 en 5 broedparen.

Knobbelzwaan (Cygnus olor)In de eerste drie jaren en in 1991 zijn er respectievelijk 1, 1, 1, en 2 territoria genoteerd, daarna zijn de zwanen wel altijd aanwezig geweest, maar is er tot 2009 geen territorium meer genoteerd. Pas sinds de laatste jaren (na 2008) lijkt het erop dat er toch weer een knobbelzwaan probeert tot broeden te komen. Er is wel een baltsend mannetje waargenomen, maar geen nest gevonden. Mogelijk is het nest toch beter verstopt dan de teller kan zoeken. Immers is het zo dat er niet direct naar nesten gezocht wordt.

Page 34: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3232

Grauwe gans (Anser anser)Zie ook hoofdstuk 7Dit is de meest voorkomende ganzensoort van het gebied. De eerste jaren was hij geheel afwezig, maar vanaf 1992 is deze gans dit gebied gaan bezetten. Hij is met een voorzichtige opmars begonnen met een top jaar in 2004 met 110 ter-ritoria. Daarna is het aantal praktisch gehalveerd tot 57 in 2005 en 56 in 2006 en vervolgens nog verder gezakt tot 33 in de twee daarop volgende jaren.Jaarlijks worden er vele jongen groot gebracht. Soms zijn er zelfs donsjongen die, bij het te dicht benaderen van een nest, direct de teller willen gaan volgen. Natuurlijk zijn dit ongewenste situaties, en is het dus zeer belangrijk dat dit wordt voorkomen.

Brandgans (Branta leucopsis)Zie ook hoofdstuk 7Citaat uit mededeling no. 87, Beningerslikken 1994 (inclusief samenvatting 1984 t/m 1986 en 1991 t/m 1993) (Paul Boeren):“Rond het broeden van de Brandganzen rijzen inmiddels tal van vragen. Het is een raadsel dat vogels die eeuwenlang toendravoedsel eten op de Beningerslikken zonder problemen op sappig gras over gaan. De teller van het middengebied, A. v.d. Heiden, constateerde dat de vogels uit watervogelcollecties eerder broeden (vanaf half april) dan de vogels in het hoge noorden (vanaf eind mei). Het broedbegin van de Beningerslikkenvogels is, uitgaande van een broedduur van ca. 25 dagen op begin – half mei te bepalen. Wat de consequenties zijn t.a.v. de wisseling van het jeugdkleed moet nog nader bekeken worden….”. Zie ook het artikel “Broedende brandganzen op de Beningerslikken” van Adrie van der heiden in “In de Branding” no.4 van 15 november 1994.

Bergeend (Tadorna tadorna)Regelmatig worden pullen waargenomen, met verspreid over heel het gebied adulte vogels. In dit gebied is de bergeend vermoedelijk meer een broedvogel van de meer dichte vegetatie in de middelzone dan een typische holenbroeder. Zo heb ik een keer een bergeend onderuit een berg platgeslagen riet vandaan zien komen.De bergeend is een enigszins wisselvallige broedvogel, met 2 tot 10 broedparen per jaar. Slechts eenmaal was er een uitschieter in 1992 met 16 territoria. Helaas is deze waarneming niet nader toegelicht. In de periode 1995 t/m 1999 zijn er respectievelijk 2x 8, 2x 10 en 1x 6 territoria geteld. Alle overige jaren lag het aantal gemiddeld op 3 paar.

Page 35: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3333

Canadese gans (Branta canadensis)Zie ook hoofdstuk 7De Canadese gans is de laatste jaren constant aanwezig, maar in de verslagjaren is hij pas in 2003 voor het eerst als broedvogel (één paar) geregistreerd. In 2006 werden er drie paren genoteerd en in 2008 weer één. Er zijn nooit meldin-gen genoteerd van ouders met jongen, maar dat kan komen omdat we of net iets te vroeg het gebied uit zijn of we heb-ben ze gewoon steeds gemist. Misschien zijn het toch wel exemplaren die als paar verblijven, maar nog niet tot broeden zijn gekomen. We blijven het op de voet volgen.

Nijlgans (Alopochen aegyptiacus)Zie ook hoofdstuk 7Bij de nijlgans zijn wat bedenkingen. Slechts 1 keer is in 1993 een nest in een boom aangetroffen, maar de vogels zijn daar dan ook maar een keer op gezien. Verder is niet één keer gehoord of teruggelezen dat er melding was gemaakt van daadwerkelijke nestvondst of van jongen. Toch is deze gans jaarlijks nadrukkelijk aanwezig. Wellicht hadden de tellers het gebied al verlaten en het echte nestvlieden van de donzige jongen daardoor gemist.

Indische gans of streepkopgans (Anser indicus)Zie hoofdstuk 7Deze ganzensoort is alleen in 1998 (twee exemplaren) en 1999 (één exemplaar) genoteerd als broedvogel. Hoe zuiver de vogels waren is niet bekend, maar vermoedelijk zijn het ontsnapte verwilderde vogels die tot broeden zijn gekomen.

Page 36: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3434

Smient (Anas penelope)In 2003 is in gebied A één territorium van de smient vastgesteld. Deze eend overzomert vaak, maar eigenlijk kwam het, op deze ene keer na, nooit tot een broedgeval. Of de vogel inderdaad tot broeden is gekomen is niet komen vast te staan.

Wintertaling (Anas crecca)Eigenlijk is dit niet een biotoop voor de wintertaling. De wisselende waterstand en de ruigte hebben niet zijn voorkeur. Enkele delen van het gebied, zoals de plasdras delen van A, B en D hadden geschikt kunnen zijn, ware het niet dat deze delen in de loop van het seizoen te snel droog raken. Hierdoor voldoet de vegetatie qua opbouw niet aan de eisen van deze soort.Toch is in 1992 1 territorium genoteerd, echter is niet duidelijk geworden of de vogel echt tot broeden is gekomen.

Zomertaling (Anas querquedula)Deze taling heeft tot 1998 slechts een paar broedgevallen gekend. Daarna zijn er tot 2006 geen territoria waargenomen. Pas in dat jaar werden er weer 2 gemeld. De zomertaling is een zeer gevoelige soort. Het lijkt dat dit broedgebied geheel in rust is, maar jaarlijks lopen er iedere zomer in een aantal deelgebieden vele koeien en op een tweetal gebieden liepen regelmatig een aantal paarden. Deze verstoring is zeker voor een weidevogel als zomertaling niet gunstig, zoniet funest.

Middelste zaagbek (Mergus serrator)Ondanks dat in de begin jaren negentig in het Delta gebied een gestage uitbreiding werd geconstateerd, is om de een of andere reden het gebied van de Beningerslikken op één jaar na (1997) vermeden. In dit jaar is er één territorium genoteerd. Wel kan gezegd dat er elk jaar wel meerdere waarnemingen werden gedaan van rondhangende middelste zaagbekken. Deze vogel is een late broeder en zal daarom ook gemakkelijk gemist kunnen worden, omdat vanaf half juni een aantal tellers hun telwerk al moeten staken in verband met de bijna ondoordringbare begroeiing.

Page 37: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3535

Krakeend (Anas strepera)Deze soort is in de beginjaren tot 1994 slecht vertegenwoordig geweest. De aantallen lagen tussen de 1 en 5. Daarna zijn de aantallen van 13 in 1994 opgelopen tot 21 in 1997. In 1998 zakte het aantal weer tot 10 paar en schommelde vanaf toen rond dit getal met in 2008 weer een daling naar 7 territoria, maar dit getal is natuurlijk omdat niet alle gebieden meer geteld worden. De soort is net als de andere eendensoorten lastig te inventariseren. Opvliegende vrouwtjes vanuit de ruigte geven de best betrouwbare aanwijzing van een territorium. Ook een rondvliegend paartje geeft veel duidelijk-heid, echter moet wel goed worden gekeken tot waar de vliegbewegingen reiken. Later in het seizoen vliegen ook groe-pen mannetjes rond, wellicht kan dit een welkome aanvulling zijn voor het aantal territoria.

Wilde eend (Anas platyrhynchos)Anders als in dorpen, steden en open graslanden, broeden hier de wilde eenden in de ruigtevegetatie. Tijdens een inven-tarisatierondje gebeurd het dan ook regelmatig dat een vrouwtje wilde eend opvliegt uit de begroeiing. Als je dan denkt dat je het nest wel even zal zoeken, dan zoek je meestal te vergeefs. Ze zijn dan namelijk al stiekem een stukje door de ruigte geslopen en vliegen daarna pas op. De aantallen zijn moeilijk in te schatten. Meestal geven het aantal rondzwem-mende en vliegende mannetjes wel een redelijke indicatie. Dit aantal is meestal hoger dan de opvliegende vrouwtjes.Volgens de SOVON normen mogen (volwassen)mannetjes als individu in broedbiotoop, worden aangemerkt als een territorium. Daarbij moeten er in de gehele periode twee waarnemingen zijn gedaan, waarvan er één binnen de datum-grenzen. Als dit afgezet wordt over het gehele gebied, dan bestaat sterk het vermoeden dat deze soort toch nog zwaar onderteld is.

Slobeend (Anas clypeata)Een soort die het vroeger beter deed dan de laatste jaren. Aantallen tussen de tien en dertig zijn echt verleden tijd. Na het MKZ-jaar is er nog één redelijk aantal geregistreerd, maar daarna bleef de teller steeds op 1 of 2 hangen. Natuurlijk speelt mee dat de laatste jaren de gebieden niet meer allemaal constant geteld zijn, maar vermoed wordt dat dit hooguit één of twee extra territoria zou hebben opgeleverd. Aan de ene kant zou je verwachten dat de begrazing door de koeien het gebied voor meerdere weidevogels meer geschikt heeft gemaakt. Aan de andere kant kan het zijn dat diezelfde koeien op de geschikt gemaakte delen ook te vaak en te intensief aanwezig zijn, waardoor o.a. de slobeend daar te veel verstoord is.

Kuifeend (Aythya fuligula)De kuifeend is voor wat dit gebied betreft een van de laatste broeders van de eendenfamilie. Hij is al wel de gehele pe-riode aanwezig, maar begint laat met het broeden. Samen met de smient, de wintertaling en de middelste zaagbek ligt de datum grens op 15 mei. Deze laatste drie soorten zijn echter tot nu toe incidentele broeders geweest. De middelste zaagbek is echter wel de enige waarvan we in de toekomst mogen verwachten dat deze in de Beningerslikken tot broe-den zou kunnen komen. Het aantreffen van broedende kuifeenden is moeilijk, omdat de begroeiing tegen de tijd dat ze gaan broeden zo hoog en ruig is dat dit de vogels extra beschutting biedt. Daarnaast zitten ze veel aan de waterrand op laag begroeide delen, die soms moeilijk te bereiken zijn. In al die jaren is slechts eenmaal een nest met vier eieren aangetroffen.

Page 38: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3636

Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)Dit is een broedvogel die elk jaar aanwezig is geweest. Gemiddeld zijn er 6 broedterritoria per seizoen genoteerd. In de eerste jaren is er een korte aanloop geweest, van 3 naar 6 territoria, daarna bleef het getal hangen rond de 5 tot 7 paar. Het top jaar was 2002 met 9 broedgevallen. Vanaf 2005 werd het wisselvallig, maar 2008 lijkt toch een diepte punt te zijn met 2 territoria. Dit was natuurlijk wel het jaar dat er twee gebieden niet geteld waren, maar de waarnemingen waren slechts alleen in de twee uiterste gebieden F en G gedaan, die zoals eerder vermeld om het jaar geteld worden. Het is te hopen dat dit gewoon een slecht jaar was en dat de komende jaren dit weer zal aantrekken.

Buizerd (Buteo buteo)De buizerd is een vrij nieuwe vogel voor het gebied. In 2004 werd het eerste broedgeval genoteerd in gebied F. Vervolgens werd er een jaar overgeslagen, maar in 2006 werden er in één keer 2 geteld in de gebieden B en G. Niet duidelijk was of het broedgeval van gebied F ook weer succesvol was. We kunnen stellen dat de Beningerslikken er weer een vaste broedvogel bij heeft.

Torenvalk (Falco tinnunculus)In 1999 is er 1 broedgeval genoteerd in een oud nest van vermoedelijk een kraai in deelgebied B. Een tweede poging is mislukt door pesterijen van de ekster. Dit is voor Zuid-Holland een bijzonder broedgeval. Normaal zoeken deze roofvogels een nestkast om hun eieren in te leggen. Torenvalken maken zelf geen nest (bron: Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels, R.G. Bijlsma). In nestkasten wordt er zelfs niet eens een bedje van plantaardige materialen aangebracht, de eieren worden gewoon op de houten bodem gelegd. Als ze gebruik maken van oude nesten, dan is dat meestal van de ekster, zwarte kraai of buizerd. Met name aan nesten van zwarte kraaien is in de Beningerslikken geen gebrek.

Boomvalk (Falco subbuteo)In 1994 is er 1 broedgeval genoteerd in deelgebied C. Deze snelle jager is een minder algemene broedvogel van het ei-land Putten dan de torenvalk. Ondanks dat er redelijk wat voedsel op het eiland aanwezig is, lijkt er niet echt voldoende geschikt broedbiotoop aanwezig te zijn. Hij wordt soms jagend over het gebied waargenomen. Het is daarom opmerkelijk dat hij dan toch eenmaal zijn territorium op de Beningerslikken heeft gekozen. Het territorium is uitsluitend bepaald aan de hand van de datumgrenzen. Er is geen broedresultaat waargenomen. Uit ervaring en berichten van andere vogelaars, is bekend dat de boomvalk in de omgeving van Putten soms zijn nestlo-catie in elektriciteitsmasten kiest.

Page 39: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3737

Fazant (Phasianus colchicus)Aan de ene kant is de fazant een gemakkelijke soort om te inventariseren, maar aan de andere kant misschien ook niet. Als ik van mijzelf uit ga dan betrap ik mijzelf er wel eens op dat ik zo geobsedeerd ben door de kleine zangertjes, dat ik bijna vergeet de fazant te noteren. Gelukkig is zijn zang luid en duidelijk, waardoor deze uiteindelijk toch tot je door-dringt. Alleen de richting is soms dan nog wat lastig te bepalen.In 1992 en 1995 zijn er in de verslagen geen fazanten genoteerd. De reden hiervan is mij niet bekend.Voor de overige jaren kunnen we spreken van een sterk stijgende lijn tot maximaal 50 territoria. Daarna is het getal weer terug gevallen tot ronde de 25 territoria. Hetgeen voor dit gebied wel een beetje een laag aantal is. Gezien mijn eigen ervaring met het tellen van de fazant en het feit dat deze soort twee seizoenen lang niet geteld is, lijkt het er een beetje op dat de aandacht voor deze soort niet altijd optimaal is. Hierdoor zou het dus ook zeer goed kunnen zijn dat het werkelijke aantal broedparen hoger ligt.

Kwartelkoning (Crex crex)In begin jaren 1984 en 1986 zijn er tweemaal 1 territorium vast gesteld, 1984 1 territoria in gebied A en 1986 1 territoria in gebied D, daarna is het stil geweest. Dat wil zeggen, er zijn buiten de datumgrenzen nog wel enkele geluidswaarne-mingen gedaan.Het gebied is nu ook niet echt geschikt meer voor deze vogel, het is te ruig en heeft weinig lage kruidenbegroeiing. Nest-locatie zou nog wel gevonden kunnen worden, maar een combinatie met de graslanden die nodig zijn voor geschikte biotoop is niet echt meer aanwezig.

Waterral (Rallus aquaticus)Slechts 1 vrij zeker territorium (1996) is in al die jaren genoteerd. Deze waarneming is overigens wel in één van de meest geschikte delen (gebied A) van de Beningerslikken. Het is vreemd, het gebied lijkt geschikt voor meerdere territoria, maar om de een of andere reden, blijft deze soort weg. Soms wordt er een roepend exemplaar genoteerd, maar steeds weer buiten (meestal voor) de datumgrenzen.

Page 40: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3838

Meerkoet (ulica atra)Een redelijk talrijke broedvogel van het gebied. Het aantal varieerde in de periode van 1984 tot 1998 van 11 tot 28 pa-ren, met in 1985 het slechtste jaar (11 territoria). Dit dieptepunt werd in 1999 weer bereikt en dat jaar daarop zelfs nog overtroffen met 10 paar. Na de MKZ leek het weer even beter te gaan, maar werd daarna wisselvallig. Tot twee keer toe zakte het aantal tot 6 territoria. Over de gehele periode gezien kunnen we concluderen dat het gemiddelde rond de 16 territoria ligt.

Waterhoen (Gallinula chloropus)Vanaf 1991 is de waterhoen als broedvogel toegetreden tot het gebied. De aantallen gingen op en af tot een maximum van 5 paren. Vanaf 1995 bleef het aantal op 2 of 3 hangen. In 2002 en 2006 is er nog 1 territorium genoteerd en in de tussenliggende en daarna komende jaren bleef het aantal op 0 territoria steken. Net als de waterral is het ook voor deze vogel niet helemaal duidelijk waarom hij hier zo slecht tot broeden komt. Misschien heeft de getijdenwerking te veel negatieve invloed op de periode dat het waterhoen tracht te broeden.

Page 41: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

3939

Algemene noot ten behoeve van de beschrijving van de steltlopers, plevieren en weidevogels.Ondanks dat predatie tot de natuur behoort, is het wel ongewoon dat er steeds meer overzomerende ganzen blijven hangen. Deze ganzen vreten vooral in het voorjaar en de zomer zoveel gras weg, dat de weidevogels nog nauwelijks een polletje gras kunnen vinden om te kunnen broeden. Dus kunnen we stellen dat, als de weidevogels de winter al hebben overleefd, het nog maar zeer de vraag is of ze in de zomer wel tot broeden kunnen komen, dan wel dat hun nazaten met een beetje beschutting op kunnen groeien. Als of de ganzen deze weidevogels al niet genoeg zorgen baren, zijn er ook nog eens de koeien die in de weide lopen te loeien en te vreten.

Scholekster (Haematopus ostralegus)Deze vogel vliegt veelvuldig heen en weer langs en over het gebied. Vaak roepend alleen of met z’n tweeën. De eerste jaren waren er tot 3 territoria en vanaf 1991 tot en met 2002 zijn er tussen de 6 en 12 territoria genoteerd. Daarna bleef het aantal weer op 3 steken. Zelf heb ik nooit een broedende scholekster ontdekt, maar ik heb altijd wel het vermoeden gehad dat een aantal scholeksterparen mogelijk op de blokkendam broeden. Ook zijn ze op de grasdelen in de deelge-bieden A, B, C en D broedend waargenomen.

Bontbekplevier (Charadrius hiaticula)In 1986, 1991 en 1992 is er steeds 1 broedgeval genoteerd. Er zijn meerdere locaties die geschikt zouden kunnen zijn voor deze plevier, echter denkt de bontbekplevier hier anders over. Mogelijk is het met de ganzen en het rondlopende vee toch net iets te druk op de eventueel geschikte gebieden.

Kluut (Recurvirostra avosetta)De kluut heeft blijkbaar iets minder last van deze drukte. Op een aantal delen van de Beningen komt hij toch regelmatig tot broeden, al is het de laatste jaren wel slecht gesteld. Vooral de gebieden A en D zijn altijd redelijk geschikt gebleken.Een aantal jaren achter elkaar werden er in deze telgebieden tussen de 3 en 9 paren geteld, daarna stortte het even in tot zelfs 0 paar. Na de MKZ, in het jaar 2002, werden er plotseling weer 14 paren geteld. De volgende drie jaar zakte het aantal van 9 naar 8 naar 6 territoria. Helaas zijn in de laatste drie jaren, net als de eerste twee jaren van de verslagperi-ode, de kluten niet meer tot broeden gekomen.

Page 42: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4040

Grutto (Limosa limosa)Deze weidevogel heeft net als in heel Nederland ook hier langzaam maar zeker het gebied zo goed als verlaten. De eerste twee jaren waren mager, de daarop volgende jaren, 1991 tot en met 1998, waren goed te noemen (10 tot 20 paartjes), daarna zakte het weer. Het is niet echt duidelijk wat de oorzaak is. Er is wel is waar begrazing door koeien en ganzen, maar het lijkt of de kwaliteit van de vegetatie ook te wensen overliet. Vooral gebied D was de hoofdlocatie voor de grutto, maar de laatste jaren zijn er nog maar enkele broedende vogels waargenomen. Die vogels die dan nog tot broeden kwa-men moesten bang zijn om hun kroost te verliezen aan predatoren, zoals een aantal verwilderde katten, bruine kieken-dieven en de zwarte kraaien. Er was immers slechts een enkel polletje beschikbaar om te schuilen, laat staan ongezien en zorgeloos over het landschap te banjeren om je kostje bij elkaar te pikken.

Kemphaan (Philomachus pugnax)Uitgerekend deze vogel is door een van de tellers apart genoteerd in de vier jaren waarvan de gegevens nog ontbreken. Twee jongen zijn er bij een alarmerend vrouwtje gezien. Zo nu en dan worden er in het voorjaar foeragerende vogels aan-getroffen, maar tot broeden is het dus nog maar één keer gekomen. Het gebied is dan ook net niet echt geschikt genoeg om als broedgebied te kunnen worden aangemerkt. Misschien moet het toch iets langer vochtig blijven.

Kievit (Vanellus vanellus)De kievit is een echte broedvogel van dit gebied. Jaarlijks kwamen er tientallen vogels tot broeden. Maar ook voor deze soort lijkt het wel als of het steeds minder aantrekkelijk aan het worden is. Vanaf 1984 tot en met 1999 varieerden de aantallen van 50 tot 90 paar, waarbij hij twee keer rond de 50, zeven keer rond de 60 lag en één keer 75, één keer 83 en tot slot het hoogste aantal 90 broedparen. In 2000 kelderde het aantal plotseling van 65 naar 25 territoria. Na de MKZ is het aantal gelukkig weer iets geklommen tot boven de 34, met een dipje in 2004, maar vanaf 2006 is het aantal toch weer verder gaan afnemen tot 14 in 2008. Hoe het verder gaat met de Kievit is nog niet bekend, maar het ziet er naar uit dat de hoge aantallen van boven de 60 voorlopig tot de verleden tijd behoord.

Tureluur (Tringa totanus)De tureluur is misschien wel het meest constant gebleven, waarbij het opvallend is dat in het laatste jaar de aantallen behoorlijk achterbleven bij de voorgaande jaren. De verklaring zou mogelijk kunnen liggen in het feit dat een van de gebieden waar de tureluur graag broedt gebied A is. Dit gebied is zoals al eerder vermeld in 2008 niet geteld.

Page 43: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4141

Oeverloper (Actitis hypoleucos)Deze vogel is vaak als enige trekker tot ver in de zomer, zo niet de gehele zomer aanwezig. Het is moeilijk na te gaan of hij dan ook wel of niet als broedvogel kan worden meegenomen. Je kunt je op een gegeven moment ook afvragen of het een late terugtrekker is of een vroege trekker.In ieder geval hebben we in gebied A, in 1996, in de oeververdediging een locatie ontdekt waar, naar alle waarschijnlijk-heid, de oeverloper heeft gebroed.

Visdief (Sterna hirundo)In gebied A is in dit zelfde jaar (1996) een visdief ontdekt, die zowaar haar kroost, te midden van nieuwsgierige koeien-vrouwen, groot heeft gebracht. Blijkbaar heeft de visdief voldoende in huis om koeien op veilige afstand te houden. Ook in 1997 is een (de) visdief weer tot broeden gekomen in gebied A. Het gebied lijkt mij geschikt om aan meer paartjes visdief plaats te kunnen bieden, maar tot nu toe is het er nog niet van gekomen.

Watersnip (Gallinago gallinago)Nog zo’n vogel waarvan men denkt: “waarom is dit geen algemene broedvogel van dit gebied”. Vele trekkers worden in het voorjaar waargenomen. Vaak vliegen ze kort voor je raspend omhoog. Op het moment dat je ze zou mogen noteren als geldige waarneming, hoor of zie je ze niet meer. Gelukkig is er dan toch een moment geweest, dat de watersnip had besloten een poging te doen om een plekje in de Beningen te veroveren. Het bleek zelfs om twee paartjes te gaan. Het ge-hele voorjaar waren ze al meerdere malen opgemerkt en uiteindelijk mocht er ook een territorium van worden gemaakt. Ook in 1997 is er 1 broedgeval geconstateerd in gebied E. Wie weet geeft dit hoop voor de toekomst.

Page 44: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4242

Holenduif (Columba oenas)Als je praat over een stille onopvallende broedvogel, is het voor wat de Beningen betreft de holenduif. Zo nu en dan komt hij tot broeden. Soms 1, 2 of maximaal 3 paartjes. De dubbeltonige hoe-hoe roep/zang is kort en valt niet altijd even goed op. Zeker met slecht weer, harde wind verwaait het geluid al gauw, dat terwijl het geluid ook van heel ver gehoord zou kunnen worden en daarbij verkeerd kan worden ingetekend. Het herkennen van een holenduif in de vlucht is niet altijd even gemakkelijk. De vlucht lijkt op die van een turkse tortel. Deze duif vliegt ook vaak zomaar even een rondje over het gebied. Het zou dus heel goed kunnen zijn dat de holenduif onderteld is.

Houtduif (Columba palumbus)Deze duif is een algemene broedvogel van het gebied. Een losse boom een karig bosje of de grotere bosgedeelten kunnen al gauw een houtduif “onderdak” bieden. De houtduif heeft daarnaast nog eens de eigenschap dat ze een lang broedsei-zoen heeft. Ze kunnen tot in september broeden.In de Beningerslikken zitten ze gemiddeld op ongeveer 18 paren.

Zomertortel (Streptopelia turtur)Deze zeer bijzondere gevoelige duif is in 1997 tot en met 2002 met 1 of 2 broedvogels aanwezig geweest. Daarvoor en daarna zijn ze niet meer waargenomen.

Koekoek (Cuculus canorus)Deze vogel is elk jaar aanwezig. Misschien wel de lastigste vogel om in te tekenen in het gebied. Een zingende koekoek kan vliegend over het terrein worden aangetroffen. Hij doet dat dan ook gerust van de grens van de ene zijde van het gebied naar de andere zijde van het gebied. Het is dan ook extra prettig dat je een keer twee tegen elkaar in zingende mannetjes hebt, zodat je zeker weet dat er meer exemplaren in het gebied vertoeven. De fusieafstand van deze vogel is 1000 meter. Dit houdt in dat je zeer goed in de gaten moet houden tot waar de koekoek zich begeeft. Dus is het ook belangrijk om vliegrichtingen aan te geven tijdens het noteren van de waarnemingen. Er zijn zoveel potentiële nestgele-genheden waar de koekoek gebruik van kan maken, dat het ook zeer goed mogelijk is dat er meer territoria zijn dan in eerste instantie door de tellers is opgegeven.

Page 45: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4343

Velduil (Asio flammeus)In 1991 en 1992 is de velduil als broedvogel genoteerd in deelgebied G. Dit is puur op basis van de SOVON normen. Het nest, een kommetje zonder eieren, is aangetroffen door Henk Zweers in de hoek van het gebied. Ook Adrie van der Heiden heeft het nest bekeken. De waarnemingen lagen binnen de datumgrenzen, maar het is nooit zeker geweest dat er een daadwerkelijk broedgeval is geweest.In die tijd was het ook nog redelijk gewoon dat er even een velduil een bezoekje bracht aan de Beningerslikken. De laatste jaren is dat niet meer het geval.

Ransuil (Asio otus)Voor een aantal jaren op rij heeft deze uil het gebied bezet. Het aantal bleef echter altijd steken op 1 of 2 territoria. Van 2003 tot en met 2008 is er geen broedgeval meer genoteerd. Regelmatig zijn er op diverse plaatsen braakballen aange-troffen, waaruit kon worden opgemaakt dat ze het gebied wel als roestplaats gebruikt hebben.

Page 46: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4444

Veldleeuwerik (Alauda arvensis)In de eerste jaren tot 1995 was het aantal veldleeuweriken aanzienlijk hoger dan na die periode. Dit varieerde van 9 tot 19. Daarna daalde het aantal leeuweriken naar 3 tot 9 broedparen in de gebieden A, D en E.

Graspieper (Anthus pratensis)Deze soort is in de periode van 25 jaar in grote lijnen alleen maar terug gelopen. In de begin jaren lag het aantal op maximaal 23. Dit liep af naar uiteindelijk 6 paar in 2007. Plotseling werden er in 2008 weer 28 broedparen genoteerd. Deze plotselinge toename is slechts alleen voor dat jaar geweest, want het de daarop volgende periode is het aantal weer aanzienlijk afgenomen naar een meer normale hoeveelheid, dit ter zijde.

Gele kwikstaart (Motacilla flava)Van deze vier vogels komt de gele kwikstaart als laatste binnen. In de eerste 19 jaar was het aantal redelijk stabiel tus-sen de 13 en 19 paartjes met een enkel dipje zoals in 1992 met 10 paartjes. De gebieden D en E waren telkens wel de toplocatie. Was het aantal paartjes in 2002 nog 16, in dus vooral gebieden D en E, in 2003 zakte de populatie in van 16 naar 6 paartjes. Er kwam daarna weer een korte opleving tot 12 territoria, om vervolgens weer terug te vallen naar 2 paartjes een absoluut dieptepunt van de gele kwikstaart. Dit past helaas in het verhaal dat het, landelijk gezien, slecht gaat met deze weidevogel, waarbij deze soort misschien, voor wat betreft de Beningerslikken, wel het meest geraakt is.

Witte kwikstaart (Motacilla alba)Het is moeilijk in te schatten of de witte kwikstaart een echte broedvogel is van de Beningerslikken. Natuurlijk kunnen we de SOVON normen perfect naleven, maar je blijft jezelf bij sommige soorten afvragen of ze echt wel in het gebied tot broeden komen. Deze soort vliegt zeer vaak op en neer, met name naar de blokkendam. Als de waterstand hier niet te hoog komt, zou dit ook een perfecte broedlocatie kunnen zijn. Er zijn natuurlijk zeer veel insecten in het gebied, dus kun we ook zeggen dat het een uitstekende foerageerplek is. Maar er zijn natuurlijk ook zat nestlocaties te bedenken waar de witte kwikstaart zijn eigen nestje kan bouwen. Toch is er maar zeer weinig zangactiviteit, maar wel is er regelmatig een volwassen individu waar te nemen in het gebied. Het lijkt vaak dat de vogel van over de dijk vanuit het boerenland komt, maar ook dat kunnen natuurlijk foerageervluchten zijn van exemplaren van de Beningen. In 2002 zijn er zelfs 5 territoria genoteerd in het weidegebied D.Al met al vermoeden we dat de soort iets onderteld is. De hoge uitschieters van 1998, 1999 en 2002, respectievelijk 5, 7 en 6 broedparen, lijken mij over het gehele gebied gezien bijna het hoogst haalbare aantal. De overige jaren met aantal-len van 1 tot 3 paren zijn wel erg mager te noemen.

Page 47: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4545

Heggenmus (Prunella modularis)De op deze pagina beschreven twee soorten zijn misschien wel de twee meest standvaste soorten. Natuurlijk kennen ook deze vogels goede en slechte jaren, maar zingen doen ze eigenlijk altijd. Dat wil zeggen, ze beginnen als eerste en eindigen ook zo’n beetje als laatste.Het ligt voor de hand, dat de heggenmus, die vanaf 10 maart al binnen de datumgrens valt en pas 10 juli weer buiten deze grens zit, dan ook meerdere broedsels per jaar kan hebben. Hier wordt alleen niet op geïnventariseerd. Je moet voor de heggenmus lekker vroeg in het seizoen beginnen, omdat er een periode komt dat hij de zang op een laag pitje heeft staan. Vaak zijn dan wel roepende mannetjes waar te nemen die druk aan het foerageren zijn voor het broedende vrouwtje. Heggenmussen kunnen in dit gebied dicht bij elkaar tot broeden komen. De fusieafstand van 200 meter is dan niet meer van toepassing. Natuurlijk praten we dan over uitsluitende waarnemingen.De aantallen van de eerste jaren, 5 tot 9 paren, zijn erg laag, wellicht was het gebied destijds minder geschikt. Vooral de grote hoeveelheden riet die het gebied toen rijk was, geven al aan dat er door de jaren heen een heel ander biotoop is ontstaan, waar vooral de heggenmus van geprofiteerd heeft.Daarna, in 1993 zijn de aantallen omhoog gegaan tot een maximum van 38 in het jaar 2000. Gezien de laatste jaren en huidige situatie is een aantal tot 35 territoria het gemiddelde.

Winterkoning (Troglodytes troglodytes)De aantallen winterkoning hebben een vergelijkbaar verloop als de heggenmus. Blijkbaar hebben deze vogels toch iets gemeen. De winterkoning, die al vanaf 1 februari binnen de datumgrens zit en pas vanaf 20 juli buiten deze grens valt, heeft wel een hogere dichtheid en zingt ook iets fanatieker. Het mannetje is dikwijls polygaam en kan er verschillende vrouwtjes op na houden. De broedsels komen gewoonlijk dan niet te gelijk uit. Het mannetje helpt dan met het voeren van het jongste broedsel (bron: Elseviers broedvogelgids, C. Harrison). De fusieafstand van deze vogel moet dan ook in veel gevallen echt worden losgelaten. Er zijn momenten dat er wel vier zingende mannetjes om mij heen zijn, waarbij je zeker aan fusieafstanden moet denken van 50 meter of minder. Aantallen van 40 tot maar liefst 80 broedsels zijn niet ongewoon. De top ligt in 2004, met totaal 102 territoria.Soms kun je zelfs laat in het najaar nog een zingende winterkoning aantreffen. Of dit dan ook nog op een broedgeval duidt lijkt mij wat te ver gezocht, maar dat hij dan zijn territorium nog aangeeft en verdedigd, mag duidelijk zijn.

Page 48: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4646

Roodborst (Erithacus rubecula)De roodborst is een broedvogel die slechts twee jaren aanwezig is geweest. In 2003 met 3 paar en 2004 met 1 paar. Blijkbaar is het gebied niet geschikt genoeg voor deze toch wel rasechte bos- en stadsparkenvogel. De bospartijen zijn vrij klein en laag, maar wie weet komt daar in het verloop der jaren toch nog verandering in. De 3 paartjes in 2003, 1 in gebied B en 2 in gebied G, is dan wel frappant, mogelijk was er in de omgeving een overschot aan roodborsten en hebben deze paartjes hun toevlucht in de Beningen gezocht. Waarschijnlijk heeft één van de paartjes, van gebied G, gedacht het nogmaals in dat zelfde gebied in 2004 te proberen, maar daarna was het dan ook afgelopen.

Nachtegaal (Luscinia megarhynchos)Daarentegen heeft de nachtegaal al sinds 1996 een aantal jaren, onregelmatig voorzichtig 1 tot 2 territoria veroverd. Het vermoeden is wel dat het aantal in de toekomst zal stijgen, maar erg hoog zal en kan het aantal niet worden. Dit mede gelet op de lage dichte begroeiing die maar op een paar plekken in het gebied aanwezig is.

Page 49: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4747

Blauwborst (Luscinia svecica)Deze misschien wel kleurrijkste zangvogel van het gebied is al sinds het eerste jaar goed tot zeer goed vertegenwoordigd geweest. Het is misschien de mooiste soort met de meest intrigerende zang. Hier heb ik ook de zang van de blauwborst het best leren kennen. De vele bijgeluiden zijn een uitdaging om in je op te nemen. De zang van deze witgesterde blauw-borst is nagenoeg gelijk aan die van zijn noordelijke roodgesterde soortgenoot. De broedlocatie ziet er wel iets anders uit. Het moerasachtige karakter met riet en ruigte begroeiing schijnt voor deze witgesterde blauwborst het ideale gebied te zijn. Dit terwijl in de Scandinavische gebieden, zijn roodgesterde soortgenoot vooral lage wilgenstruiken en dichtbe-groeide ondergrond van heide en allerlei besdragende struiken op de toendra, die overigens vaak natter is dan het lijkt, als ideale biotoop heeft.De dichtheid van onze blauwborst is ook vele malen hoger dan de noordelijke soort. Zeker op de Beningen kunnen ze “hutje mutje” zitten. Dat wil zeggen de fusie afstand dikwijls minder is dan 200 meter en soms zelfs minder dan 100 meter.Het topjaar lag in 1997 met 109 territoria. Gemiddeld komen we uit op 75 broedparen per jaar, (hierbij heb ik de laatste vier jaren niet meegeteld, omdat toen steeds een belangrijk gebied niet meegeteld is vanwege het reeds eerder ge-noemde tellers tekort, zie hoofdstuk 5).

Rietgors (Emberiza schoeniclus)Ook de rietgors is een vogel die niet weg te denken is uit dit gebied. De aantallen liegen er niet om, al is deze soort in de laatste jaren wel behoorlijk afgenomen. Vanaf 1984 tot en met 2004 lagen de aantallen tussen de 80 en de 164 territo-ria, met als topjaar 1994. In de vier jaren daarop volgend telt dat dit de jaren zijn geweest dat niet alle gebieden geteld zijn. Voor de jaren 2005 tot en met 2007 telt dan dat er vermoedelijk al gauw per seizoen 15 tot 20 territoria bij zouden komen en in 2008 zou dat rond de dertig territoria kunnen zijn geweest. In dat opzicht zouden de jaren 2006 en 2007 de slechtste jaren zijn geweest voor de rietgors.

Page 50: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4848

Tapuit (Oenanthe oenanthe)Dit is een vogel die slechts één jaar als broedvogel is aangemerkt. Er zijn in dat broedseizoen (1991) zelfs 3 territoria genoteerd. Alle andere jaren is deze vogel in het voorjaar wel als trekvogel veelvuldig waargenomen, maar daar bleef het dan eigenlijk ook bij. Het zou natuurlijk mooi zijn geweest, maar het is niet vreemd dat het geen vaste broedvogel is. Wie weet, verandert er in de toekomst nog iets waardoor dit misschien wel gaat gebeuren, de tijd zal het leren.

Roodborsttapuit (Saxicola torquata)De roodborsttapuit is ook één keer als broedvogel genoteerd en wel in 2004 in gebied G. In dit gebied was de vogel al eens als trekker waargenomen.De verwachting is dat deze soort in de toekomst toch frequenter dit gebied zal betrekken.Noot: in 2010 is deze soort inmiddels met 3 territoria in gebied E genoteerd.

Page 51: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

4949

Merel (Turdus merula)De merel, een uitgesproken bos en stadsvogel, is net als een groot deel van de vogels één van het eerste uur. Langzaam maar zeker zijn de aantallen opgelopen van 5 tot een maximum van 24 paar in 2004. Het gemiddelde van de laatste tien jaar ligt ongeveer op 17 territoria. Het feit dat de aantallen vanaf het begin zijn opgelopen geeft eigenlijk al aan dat het gebied in de loop der jaren steeds iets meer aan het verbossen is. Door het vee dat constant in het zomerseizoen door de begroeiing struint, blijft echter een echte verbossing uit. Op zich is dit niet zo erg, omdat dit de variatie in het gebied zo aantrekkelijk maakt en de merel zich opperbest thuis voelt.

Zanglijster (Turdus philomelos)Tot 1994 is deze vogel niet als broedvogel gesignaleerd. Dat jaar werd er 1 territorium genoteerd, bleef toen weer een jaartje weg en kwam vervolgens weer met 2 territoria terug daarna is de zanglijster voorzichtig oplopend elk jaar aan-wezig geweest. De topjaren waren 2004 en 2005 met 7 territoria. Uit ervaring moet wel gezegd worden dat de indruk bestaat dat de zanglijsters die in de Beningen broeden niet echt langdurig en veel zingen. Als ze al zingen, dan valt de kracht van de zang ook nog eens tegen. Het is voor mijn gevoel dan ook zeer wel mogelijk dat de soort licht onderteld is. Aan de andere kant is ook niet het hele gebied echt zijn biotoop, slechts kleine delen. Met name de deelgebieden met de bosjes, zijn dat wel.

Grote lijster (Turdus viscivorus)Ondanks dat het gebied niet echt geschikt is voor deze soort, is toch 2x een territorium genoteerd. In 2000 1 territorium (deelgebied niet nader beschreven) en in 2003 was er 1 territorium vastgesteld in deelgebied G. De vogel die meer van (echt) bos en cultuurlandschap houdt broedt onder andere ook bij één of meerdere boerderijen langs de Zeedijk.

Page 52: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5050

Sprinkhaanzanger (Locustella naevia)Dit is een constante broedvogel, waarbij de aantallen wel enigszins variëren. Wel zit het aantal regelmatig boven de 10 broedgevallen. Vaak zijn er in het voorseizoen nog late doortrekkers, die soms net nog de datum grens raken. Het blijft dus opletten geblazen. Zeker ook omdat ze soms slecht te horen zijn (denk aan wind en de vraag waar het geluid dan precies vandaan komt).

Snor (Locustella luscinioides)Dit is en blijft een toevallige broedvogel. Een enkele keer is hij present. Het zijn vaak broedgevallen die op één waar-neming zijn gebaseerd, die in de geldige periode (1 mei tot 10 juli) is gedaan. We praten dan enkel over de zang. Zelf denken wij dat voor de Beningerslikken dit te mager is, wij streven er dan ook naar om minimaal twee waarnemingen in de gehele periode te verzamelen.

Page 53: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5151

Rietzanger (Acrocephalus schoenobaenus)De rietzanger komt als eerste van de drie (rietzanger, bosrietzanger en kleine karekiet) binnen. De Beningerslikken is een uitgesproken goede broedlocatie voor deze vogel. Riet en vooral ruigte zijn de meest geschikte biotoop. De aantallen liegen er dan ook niet om. In de beginjaren waren de aantallen nog wat laag, maar dat komt omdat er eerst veel meer riet dan ruigte was. Langzaam maar zeker is het tij gaan keren en verlandde het gebied meer en meer. Het riet moest wijken en de ruigte nam toe, zo ook namen de aantallen van de rietzanger toe. Het hoogste aantal werd in 2004 genoteerd, namelijk 136 territoria. Daarna zakten de aantallen terug tot rond de 100. De rietzanger zit sterk verspreid over het hele gebied.

Bosrietzanger (Acrocephalus palustris)Komt als laatste binnen (van bovengenoemde 3 soorten). Ook deze vogel is meer een ruigte- dan rietvogel. Echter zijn de aantallen in de eerste jaren iets hoger geweest dan de rietzanger en liep uiteindelijk ook het totaal hoger op tot 208 in 1997. Daarna schommelden de aantallen tussen de 108 en de 165. De bosrietzanger is dus talrijker dan de rietzanger. Ze zitten soms ontzettend dicht op elkaar, waarbij de fusieafstand snel vergeten moet worden.

Kleine karekiet (Acrocephalus scirpaceus)Deze soort komt als tweede van de drie binnen. Duidelijk is dat deze de meeste voorkeur voor riet heeft. Sterker nog, zonder riet geen karekiet. Was hij met aantallen van rond de 100 aanwezig, daarna stortte het enigszins in om vervolgens weer tot een recordhoogte te stijgen van 204 broedgevallen. Nog altijd 4 territoria minder dan de bosrietzanger in 1997. De dichtheid van territoria van de kleine karekiet wordt vaak onderschat, ook omdat deze soort iets minder goed zingt dan de bosrietzanger. Ze kunnen zeker zo dicht op elkaar zitten als bovengenoemde soort, zo niet nog dichter bij elkaar en met meerdere exemplaren. Soms zou je bijna aan een kolonie denken, maar dat gaat natuurlijk te ver. De kleine kare-kiet heeft veel te lijden van de koeien in het gebied. De vitaliteit van het riet is in bepaalde delen zeer slecht. Het is dun en groeit niet lekker door. Het vee maakt vele paden en her en der een soort van rustplekken. De bodem wordt massaal samengetrapt en het riet vertrapt. Hierdoor verlandt het gebied meer en meer en verdwijnt er steeds meer riet. Versnip-perd over het gebied weten de kleine karekieten toch nog stand te houden, zij het met een sterk gereduceerd aantal. Ze zitten de laatste jaren zo rond de 100 paartjes. Het eerste jaar na 2008 kwam er plotseling weer heel veel hoog riet, onder andere in gebied F. Dit resulteerde gelijk weer in grote dichtheden van deze soort.

Grote karekiet (Acrocephalus arundinaceus)Eigenlijk te mooi om waar te zijn, maar toch zijn er drie seizoenen geweest dat deze vogel zich in de Beningerslikken heeft weten te vestigen. In 1985 3, 1986 1 en in 1994 1 paar. De Kleiputten zijn lange tijd de enige plek in dit gebied geweest die de soort kon gebruiken als geschikt biotoop, maar het is er na 1994 niet meer van gekomen om tot broeden te komen.

Page 54: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5252

Braamsluiper (Sylvia curruca)De braamsluiper is sinds 1992 stiekem het gebied ingeslopen. Bijna alle jaren daarna was deze vogel, met aantallen van 1 tot een maximum van 5 in 2004, aanwezig in het gebied. Ondanks dat bijna alle deelgebieden van meerdere forse braamstruiken zijn voorzien, zijn de aantallen niet erg hoog. In de deelgebieden B, F en G heeft men de meeste kans om een braamsluiper te horen.

Spotvogel (Hippolais icterina)Deze vogel is tot 2004 slechts met 1 of geen territorium aanwezig geweest. De eerste waarneming werd gedaan in 1985. Toen is er 1 territorium vastgesteld. Pas in 1995 werd er voor de tweede keer 1 territorium genoteerd. Dit keer liet de vogel zich drie jaar achtereen noteren om vervolgens weer vijf jaren weg te blijven. In 2003 werd er opnieuw 1 territorium genoteerd en in 2004 plotseling 4. Hierna is het aantal op 2 stabiel gebleven. De spotvogel is een van de laatste vogels (zo niet de laatste) die binnenkomt. Pas in de tweede helft van mei mogen we deze rappe zanger verwachten. Je zou denken dat de luide drukke zang in zo’n gebied op afstand al te horen moet zijn, maar niets is minder waar. Je moet bijna bij het betreffende bosje zijn om de zang op te kunnen vangen.

Page 55: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5353

Grasmus (Sylvia communis)De grasmus is vanaf 1994 een enigszins constant voorkomende soort. De aantallen lagen tussen de 39 en de 73. Daar-voor liep hij voorzichtig op van 2 naar 19. Vooral in deelgebied G en F komen ze redelijk dicht bij elkaar voor. Ze zingen meestal het hele seizoen goed door. Omdat ze dit bijna altijd vanuit de top van een struik, of soms een lage boom, doen en zo nu en dan nog eens met een prachtige baltsvlucht, zijn ze vaak gemakkelijk te herkennen en te lokaliseren. Zolang de verschillende deelgebieden verruigen zal de soort ook toenemen, echter zodra de verruiging over gaat in bossage, dan zal de soort weer afnemen.

Tuinfluiter (Sylvia borin)Het tegenovergestelde zal met de tuinfluiter gebeuren. Deze soort is vanaf 1993 enigszins stabiel gebleven. De aantallen schommelden tussen de 13 en de 39. Daarvoor veroverde hij, net als de grasmus, heel voorzichtig steeds meer struikjes, beginnend met 1 territorium en oplopend tot 9 in 1992. Hoe meer bossage er in het gebied ontstaat, des te meer zal deze vogel in de struikjes te vinden zijn. Het is niet echt een ruigtevogel, maar toch voelt hij zich in de vele bosjes, die de Beningerslikken rijk is, thuis. In deze bosjes is hij door het blad vrijwel onvindbaar, maar je hoort hem goed. Zijn geluid draagt verder dan je zou verwachten.

Zwartkop (Sylvia atricapilla)De zwartkop is de minst voorkomende van de deze drie. Hij is nog meer een bosvogel dan de tuinfluiter. Met name hogere bomen met onderbegroeiing lijken meer zijn terrein te zijn. De aantallen zijn nog niet boven de 12 territoria uitgekomen. Als de zwartkop eenmaal zijn snavel open doet is hij niet meer te missen. Het geluid dat het mannetje produceert is hard en draagt ver. Ook deze vogel zal profiteren van verder oprukkende bosvorming.

Page 56: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5454

Fitis (Phylloscopus trochilus)De fitis heeft van de niet rietvogels de meeste territoria. Sterker nog, de laatste jaren concurreert hij met de groep van de rietvogels. Er zijn zelfs sinds 1999 elk jaar hogere aantallen genoteerd dan de rietgors. Dit is op zich niet zo vreemd, omdat het gebied in de loop der jaren telkens weer meer is verruigd. Het riet is sterk afgenomen en het riet dat jaarlijks nog op komt is lang niet altijd van goede kwaliteit. Dit maakt voor de fitis natuurlijk niet uit, want hoe meer ruigte des te beter heeft de fitis het naar de zin. Ook bij deze vogel geldt dat de fusieafstand in veel gevallen niet van toepassing is. Ze zitten soms zo dicht op elkaar, dat je ter plaatse even een extra controle uitvoert om te kijken of je je niet vergist hebt. Toch is het niet zo vreemd, want er zijn zoveel goede locaties waar de fitis een nestje kan bouwen en er is zo ontzettend veel voedsel in dit gebied, dat ze absoluut niet hoeven te strijden voor een plekje. Ondanks dat zie je ze toch wel eens achter elkaar aan donderjagen.

Tjiftjaf (Phylloscopus collybita)De tjiftjaf heeft als bos- en cultuurlandschapvogel uiteraard een veel lagere dichtheid. Toch is het merkwaardig dat deze vogel sinds 1996 aan een opmars bezig is. Dat jaar zijn er 17 territoria geteld en dit aantal is opgelopen tot 59 in 2003. Daarna zijn er minder territoria geteld en bleef het aantal rond de 28 hangen. Net als de fitis is de tjiftjaf er altijd vroeg bij en kan hij tot laat in het seizoen zingen. Het is altijd wel even goed op letten dat je niet dubbel telt, omdat de tjiftjaf nog al eens de neiging heeft om een stuk verderop weer opnieuw te zingen. Uitsluitende waarnemingen zijn dus zeer belangrijk.

Page 57: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5555

Baardmannetje (Panurus biarmicus)Helaas is dit een zeer gevoelige soort in dit gebied. Ook landelijk zijn de aantallen niet hoopgevend.De eerste jaren liepen het aantal voorzichtig op tot 13 territoria in 1992, daarna was het een aantal jaren slecht gesteld. In 1993 werden er nog 2 geteld, in 1994 nog 1 en daarna tot 1999 0 territoria. Het jaar voor de MKZ, in 2000, werden er weer 2 territoria vastgesteld, evenzo in 2002 en in 2003. In 2004 4 paartjes en daarna was het weer stil rond de baar-mannetjes. Het is waarschijnlijk dat in de diverse deelgebieden te veel verstoring is door vee en dat tegelijkertijd het riet niet geschikt genoeg is.

Koolmees (Parus major)Deze vogel was in de eerste jaren helemaal niet aanwezig. Pas in 1996 is er 1 territorium vast gesteld. Dit bleef zo tot 2002. In 2003 nam het aantal plotseling toe tot 5 en in 2004 daalde het weer tot 3 territoria. Vervolgens is de koolmees weer drie jaar lang afwezig geweest en in 2008 werden er ineens weer 3 broedgevallen gemeld. Ondanks dat het gebied steeds meer geschikt wordt voor deze vogel, blijft regelmatig succes nog even uit.

Pimpelmees (Parus caeruleus)De pimpelmees heeft het gebied nog niet echt ontdekt. Slechts twee keer heeft de inventariseerder de waarnemingen tot een territorium om kunnen zetten. De eerste in 1998 en de tweede in 2000. Of het gebied voor deze vogel ooit echt geschikt wordt valt te betwijfelen, maar de tijd zal het leren.

Van de drie hierboven genoemde mezensoorten hoort natuurlijk het baardmannetje als enige echt in dit gebied thuis. Ondanks dit feit gaat het niet goed met het baardmannetje. De kwaliteit van het riet laat te wensen over. Oud riet van voldoende oppervlakte komt nog maar weinig voor. De eventueel geschikte stukken verlanden steeds meer en worden daarnaast ook nog eens bezocht door vee, die op hun beurt het verlandingsproces verder helpen door de grond te bemes-ten en de oppervlakte te verharden door het samen te trappen.

Page 58: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5656

Ekster (Pica pica)De ekster is alle jaren als broedvogel genoteerd. De aantallen lagen tussen de 1 en 9 territoria. Het gemiddelde ligt rond de 5 paartjes.Het is een zogenoemde stiekeme onopvallende broedvogel in dit gebied. Anders dan in dorpen en steden laat de ekster zich hier maar mondjes maat zien. Toch is hij aanwezig en weet in dichte struiken het nest goed te verbergen. Een enkele keer plaatst hij zijn nest in een hogere boom.

Gaai (Garrulus glandarius)De gaai is minder honkvast. Slechts 6 keer is hij als broedvogel genoteerd met 1 of 2 exemplaren per jaar. Vaak vliegen één of meerdere exemplaren over het gebied, of dalen neer in het gewas. Ze struinen dan wat rond om vervolgens weer aan de horizon te verdwijnen.De soort moet altijd goed worden gevolgd, omdat ze slechts zelden zingend in de Beningerslikken worden aangetroffen.

Kauw (Corvus monedula)De kauw heeft in 1998 in een oud eksternest gebroed. De locatie was in deelgebied C langs de kreek, aan de zijde van deelgebied D. In Nederland zijn wij eigenlijk niet gewend dat de kauw in dit soort gebieden broed. Het is daarom wel bijzonder dat de kauw dan ook alleen deze keer voor de Beningerslikken had gekozen.

Zwarte kraai (Corvus corone corone)In tegenstelling tot de ekster is de zwarte kraai eigenlijk altijd duidelijk aanwezig. Zowel vocaal als op zicht. Het aantal broedparen is niet echt hoog en ligt tussen de 3 en de 10 paartjes. Het gebeurt regelmatig dat een nest wordt gevonden en dat de jongen kunnen worden geteld.

Page 59: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5757

Ringmus (Passer montanus)In Nederland is dit een vogel van cultuurlandschap met vooral open (polder)landschap met boerderijen en vooral vele kleine hoekjes ruige begroeiing. Dit houdt in dat vooral het oosten en zuiden van ons land daarvoor in aanmerking ko-men. Het westen van ons land is met deze soort minder dicht bevolkt. Als door het (kale) polderlandschap gefietst wordt, zal deze soort op slechts enkele plekken worden aangetroffen, maar in de Beningerslikken, zo ruig het hier en daar ook is, is deze soort nog maar in twee jaren (1992 en 2000) als broedvogel met elk jaar 1 territorium, genoteerd. De ringmus zou theoretisch gesproken meer in dit gebied voor kunnen komen, maar om de een of andere reden is dit niet zo. Er zijn gebieden gelijk aan deze in de wereld waar dat wel het geval is.

Vink (Fringilla coelebs)Pas sinds de laatste jaren heeft deze vogel het gebied als broedplaats gevonden. In 2004 werd het eerste territorium vastgesteld. Deze kreeg opvolging in 2007 met 2 en in 2008 met 1 territorium.Noot: Het aantal broedpaartjes in de hierna opvolgende jaren is inmiddels verder aan het toenemen. Vooral de deelge-bieden F en G blijken in trek te zijn.

Groenling (Carduelis chloris)Deze soort is in de eerste jaren 1984 tot en met 1998 een onregelmatige broedvogel geweest. De aantallen varieerden van 1 tot 4 territoria. Daarna was het stil rond de groenling. Uiteraard kwam deze vogel regelmatig even een kijkje nemen in het gebied, maar zingend werd hij niet meer waargenomen.Noot: Ook de groenling is na 2008 wel als broedvogel teruggekomen en wederom vooral in gebied G.

Putter (Carduelis carduelis)Pas sinds 1997 is de putter voor het eerst in de Beningerslikken als broedvogel genoteerd. Het tweede jaar dat deze soort kon worden genoteerd was pas in 2002 met 2 territoria. En vanaf 2004 is de vogel zich definitief gaan vestigen, zij het eerst mondjesmaat en daarna oplopend tot in 2008 met 8 paartjes. Vooral de gebieden F en G zijn populair bij de putter.De soort is lastig te inventariseren, omdat ze erg veel in groepjes rondvliegen. Het is daarom extra zaak om goed de vliegrichting in te tekenen en vooral ook te volgen tot waar ze gaan. Daarnaast is het natuurlijk van essentieel belang om de zangposten te noteren. Waarbij erg goed rekening gehouden moet worden met de fusieafstand. Deze afstand varieert van 300 tot 500 meter. Daarnaast is het mogelijk dat ze in kleine kolonies broeden, waardoor het dus weer erg belangrijk is om zingende mannetjes nauwkeurig in te tekenen. Zo mogelijk moet de teller aan het einde van het seizoen proberen groepjes rondvliegende putters te beoordelen op volwassenen met eventuele juveniele vogels. Dit is in dit ruige gebied echter zeer lastig, omdat er vaak te veel obstakels zijn om dichtbij genoeg te komen. We vermoeden dat de aantallen hoger liggen dan het opgegeven aantal territoria. De veel voorkomende distels zijn een welkome voedselbron voor de putters. Deze distels staan er in vele maten en soor-ten, waardoor ze zelfs nog kieskeurig kunnen zijn. Dit kan tevens bijdragen aan een groeiende populatie.

Page 60: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5858

Kneu (Carduelis cannabina)Laatste maar niet de minste. Uitgerekend deze kwetsbare soort is misschien wel de vogel die het meeste profiteert van de verruiging van met name de braamstruiken en de op veel plaatsen voorkomende distels met een overvloed aan insecten.De aantallen lagen in de beginjaren hoger dan de laatste jaren. Het aantal territoria varieerde van 15 tot maximaal 30 in het topjaar 1995. Het absolute diepte punt lag in 2006. Toen zijn er slechts 7 territoria geteld. Hierbij moet natuurlijk weer aangetekend worden dat vanaf het jaar hieraan voorafgaand steeds minimaal één gebied niet werd geteld, maar ook in dat jaar (2005) lag het aantal nog op 15 broedparen.Ook 2000 was een slecht broedseizoen voor de kneu. Toen zijn wél alle gebieden geteld en waren er slechts 8 territoria genoteerd. Hierbij moet worden aangetekend dat één van de betere kneu-gebieden (deelgebied F) geen definitieve ter-ritoria konden worden genoteerd. De kneuen die toen in dat deelgebied rondvlogen hebben niet gezongen en waren slechts aan het foerageren en heen en weer vliegen. Achteraf gezien zouden ze volgens de SOVON normen wel mogen worden meegeteld, maar de aanwijzingen waren zeer matig. Het handelde toen om mogelijk 3 paartjes.Van de 12 territoria in 2008 zijn er 2 in deelgebied C, 1 in E en 9 in G aangetroffen.De conclusie voor deze soort is dat slechts de deelgebieden F, G en in mindere mate deelgebied C geschikt zijn gebleken. Dit ondanks het feit dat ook in de andere deelgebieden (A, B en C) grote braamstruiken aanwezig zijn. Blijkbaar hebben deze braamstruiken niet hetzelfde te bieden.

Page 61: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

5959

Page 62: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6060

11. Totaallijst broedvogels

Overzicht broedvogels Beningerslikken 1984 t/m 2008

Soort Jaar84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 0 1 2 3 4 5 6 7 8

1 Baardmannetje 3 4 5 7 13 2 1 - - - - - 2 2 4 4 - - - -

2 Bergeend 3 2 4 2 16 2 3 8 8 10 10 6 3 4 3 5 3 3 4 2

3 Blauwborst 55 43 45 54 68 91 83 95 95 109 87 87 93 90 101 92 63 39 54 44

4 Blauwe reiger - - - - 1 - - - - - - - - - - - - - - -

5 Bontbekplevier - - 1 1 1 - - - - - - - - - - - - - - -

6 Boomvalk - - - - - - 1 - - - - - - - - - - - - -

7 Bosrietzanger 63 108 92 71 78 107 140 155 201 208 148 140 134 139 112 165 131 108 137 109

8 Braamsluiper - - - - 2 2 2 - 2 - 2 2 - - 1 5 1 2 4 2

9 Brandgans - - - - 1 3 2 - - 12 32 22 28 11 21 23 33 16 13 14

10 Bruine kiekendief 3 4 5 5 6 5 6 5 7 7 7 6 7 9 7 7 4 3 6 2

11 Buizerd - - - - - - - - - - - - - - - 1 - 2 1 2

12 Canadese gans - - - - - - - - - - - - - - 1 - - 3 - 1

13 Ekster 2 1 2 3 4 3 3 4 6 8 6 9 9 6 5 6 1 2 5 1

14 Fazant 10 14 19 25 25 28 50 40 31 20 32 30 28 29 21 26 27 24

15 Fitis 68 51 63 65 60 86 84 106 112 130 110 118 106 116 122 133 117 108 115 107

16 Fuut 2 5 1 2 1 8 12 9 14 9 11 10 - 5 4 7 3 3 4 4

17 Gaai - - - - - - - - - 1 1 1 1 - - - - 2 1 -

18 Gele kwikstaart 16 16 19 17 10 13 17 13 14 16 14 15 13 16 6 8 12 6 4 2

19 Grasmus 2 6 10 6 18 19 41 42 56 73 59 40 67 57 50 67 56 55 57 53

20 Graspieper 21 17 24 10 12 15 15 19 18 17 17 13 10 9 9 10 7 6 6 28

21 Grauwe gans - - - - 6 7 8 22 11 25 27 32 34 76 83 110 57 56 33 33

22 Groenling 1 4 2 - 1 1 2 - - - 1 - - - - - - - - -

23 Grote karekiet - 3 1 - - - 2 - - - - - - - - - - - - -

24 Grote lijster - - - - - - - - - - - - 1 - - - - - - -

25 Grutto 2 6 12 14 15 10 20 20 16 12 12 8 5 1 4 3 1 4 3 2

26 Heggenmus 8 5 5 6 9 21 17 27 29 24 24 27 38 26 33 37 33 35 27 16

27 Holenduif - - - 1 - 1 1 - - - - - 2 - - - - 3 1 -

28 Houtduif 3 6 6 12 20 17 14 12 27 19 23 20 24 27 20 24 18 12 19 14

29 Kauw - - - - - - - - - - 1 - - - - - - - - -

30 Kemphaan - - - 1 - - - - - - - - - - - - - - - - -

31 Kievit 51 83 82 90 59 51 62 61 61 62 59 65 25 38 34 26 38 19 16 14

32 Kleine karekiet 96 98 107 74 70 124 153 204 161 143 137 142 123 149 144 161 121 95 106 107

33 Kluut - - 6 3 3 4 7 9 5 5 5 1 - 14 9 8 6 - - -

34 Kneu 23 25 25 20 15 28 22 30 19 20 17 10 8 13 16 21 15 7 11 12

35 Knobbelzwaan 2 1 1 - - - - - - 1 - - - - - - - - - -

36 Koekoek 4 5 3 5 4 4 5 7 5 10 9 8 8 8 10 6 5 6 4

37 Koolmees - - - - - - - - 1 1 1 1 1 1 5 3 - - - 3

38 Krakeend 2 1 1 5 5 5 13 14 16 21 10 14 10 8 9 10 9 11 10 7

39 Kuifeend 1 2 2 5 3 5 5 8 6 8 7 5 5 2 1 4 2 2 2 -

40 Kwartelkoning 1 - 1 - - - - - - - - - - - - - - - - -

41 Meerkoet 26 11 21 15 20 26 23 27 28 19 17 11 10 13 6 13 6 12 10 4

42 Merel 7 5 7 5 5 9 6 16 12 11 16 14 17 11 20 24 17 14 19 17

43 Middelste zaagbek - - - - - - - - - 1 - - - - - - - - - -

44 Nachtegaal - - - - - - - - 1 - - - 2 - - 2 2 1 - -

Page 63: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6161

45 Nijlgans - - - - - - - - 5 5 5 4 1 5 5 5 3 2 2 1

46 Overloper - - - - - - - - 1 - - - - - - - - - - -

47 Pimpelmees - - - - - - - - - - 1 - 1 - - - - - - -

48 Putter - - - - - - - - - 1 - - - 2 - 2 1 2 4 8

49 Ransuil - - - 1 1 1 - 1 1 1 2 2 2 - 1 - - - - -

50 Rietgors 150 132 141 105 85 130 164 138 139 152 112 106 80 80 84 94 71 59 53 72

51 Rietzanger 28 16 29 27 27 28 37 52 86 80 75 73 82 96 108 136 102 93 126 102

52 Ringmus - - - - 1 - - - - - - - 1 - - - - - - -

53 Roodborst - - - - - - - - - - - - - - 3 1 - - - -

54 Roodborsttapuit - - - - - - - - - - - - - - - 1 - - - -

55 Scholekster 2 3 1 7 11 11 10 5 9 12 10 11 6 10 3 3 3 3 2 3

56 Slobeend 9 16 15 14 17 16 21 19 22 15 29 13 4 10 1 1 1 1 2 -

57 Smient - - - - - - - - - - - - - - 1 - - - - -

58 Snor - - 1 - - 3 1 - - - 1 - - - 1 1 - - - -

59 Spotvogel - 1 - - - - - 1 1 1 - - - - 1 4 2 2 2 2

60 Sprinkhaanzanger 11 3 9 13 15 18 19 11 12 12 18 15 16 14 12 12 11 14 9 4

61 Streepkopgans - - - - - - - - - - 2 1 - - - - - - - -

62 Tapuit - - - 3 - - - - - - - - - - - - - - - -

63 Tjiftjaf - - - 1 1 3 2 4 17 28 33 29 26 29 59 50 30 19 28 31

64 Torenvalk - - - - - - - - - - - 1 - - - - - - - -

65 Tuinfluiter 1 1 4 6 9 23 15 17 15 17 19 19 17 13 31 26 18 17 20 39

66 Tureluur 8 9 12 12 13 12 13 15 17 13 14 13 13 20 17 18 8 13 14 4

67 Veldleeuwerik 17 14 20 8 9 9 11 12 7 5 7 7 5 5 7 4 3 9 6 7

68 Velduil - - - 1 1 - - - - - - - - - - - - - - -

69 Vink - - - - - - - - - - - - - - - 1 - - 2 1

70 Visdief - - - - - - - - 1 1 - - - - - - - - - -

71 Waterhoen - - - 1 5 1 4 2 3 2 3 2 3 1 - - - 1 - -

72 Waterral - - - - - - - - 1 - - - - - - - - - - -

73 Watersnip - - - - - - - - 2 1 - - - - - - - - - -

74 Wilde eend 80 70 75 60 55 80 46 80 75 100 59 70 60 60 45 50 27 38 34 13

75 Winterkoning 29 9 11 17 20 40 44 45 30 30 35 42 64 58 86 102 86 50 68 40

76 Wintertaling - - - - 1 - - - - - - - - - - - - - - -

77 Witte kwikstaart - - 1 1 2 3 2 2 1 1 5 7 1 6 3 1 1 - 1 1

78 Zanglijster - - - - - - 1 - 2 1 2 4 4 4 3 7 7 5 6 3

79 Zomertaling - 1 2 - 2 3 2 3 - 1 1 - - - - - - 2 - -

80 Zomertortel - - - - - - - - - 2 1 2 1 1 - - - - - -

81 Zwarte kraai - - - 3 7 5 6 6 3 3 5 5 4 4 5 10 8 8 8 7

82 Zwartkop - - - 2 1 7 3 - - 1 2 3 11 7 8 9 12 10 12 4

Page 64: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6262

12. Niet-broedvogels

Van de niet-broedvogels willen we graag een paar vogels even kort bespreken.

Het betreft alle vogels die zijn waargenomen vanaf en op de Beningerslikken.Dat de aalscholver daar een van is, dat mag duidelijk zijn, maar een zeearend, kraanvogel, gras-zanger, veldrietzanger, waterrietzanger, vuurgoudhaantje, klapekster en zwartmaskerwever lig-gen minder voor de hand.De twee rietzangersoorten en de zwartmaskerwever zijn, zoals eerder in een stukje beschreven (pagina 19 en 20), tijdens het ringen door Hugo van der Wal in een ver verleden aangetroffen, de anderen vogels zijn op zicht en / of geluid waargenomen.

In de loop der jaren zijn een aantal soorten als vaste trekvogel genoteerd. Uiteraard vallen daar ook de kolganzen onder, die in de wintermaanden vrijwel altijd het landschap van Putten bezet-ten en daarbij onder andere de Beningerslikken als rustgebied uitzoeken. In maart zijn de meeste kolganzen aan het wegtrekken en zullen met de start van de inventarisaties dan nog mondjes-maat aanwezig zijn.Vooral blauwe kiekendief, slechtvalk, goudplevier, regenwulp, wulp, groenpootruiter, witgatje en zwarte ruiter waren regelmatige voorjaarsgasten. Soms vlogen enkele van deze nog laat in het voorseizoen, of zelfs in het hoogseizoen, roepend over het gebied. Een zingende goudplevier of groenpootruiter behoorde dan ook soms tot de mogelijkheden.

Smient, brilduiker, dwergmeeuw en zwarte stern werden meestal op of vliegend over het Haringv-liet aangetroffen. Al foerageren verbleven de eenden tot diep in maart of zelfs april in het gebied en trokken de dwergmeeuw en de zwarte stern, rond de maand mei, over het water.

Kramsvogel en in mindere mate de koperwiek deden regelmatig het gebied even aan. Vooral de kramsvogel trok vaak al hoppend van bosje naar bosje over de Beningerslikken. Op de gras-delen foerageerde hij veelvuldig. Soms gingen deze groepjes samen met enkele koperwieken, maar meestal vlogen de koperwieken met hun ijle roepje iets hoger over, dit was natuurlijk helemaal afhankelijk van de wisselende weers-omstandigheden.

Ook vele broedvogels van de nabije en verre omgeving maken op de een of andere manier ge-bruik van het gebied. Vooral de aalscholver, kleine zilverreiger, lepelaar, turkse tortel, gierzwaluw, grote bonte specht, boerenzwaluw en spreeuw zijn zeer trouwe en dankbare gasten. Ook de alge-mene meeuwen, zoals kokmeeuw, kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw zijn vaak op en rond de Beningerslikken te vinden. De zwartkopmeeuw werd meestal alleen overvliegend waargenomen.

Enkele soorten waar je altijd wel rekening mee hield waren grote zilverreiger, smelleken, kwartel, porseleinhoen, paapje en beflijster. Vooral de grote zilverreiger is de laatste jaren een steeds meer voorkomende soort.

kramsvogel

Page 65: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6363

grote zaagbekken in vlucht

Page 66: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6464

13. Totaallijst niet broedvogels

Overzicht niet broedvogels 1984 t/m 2008

nr. euringc. Wetenschappelijke naam Nederlandse naam

1 00720 Phalacrocorax carbo Aalscholver

2 11860 Turdus torquatus Beflijster

3 02610 Circus cyaneus Blauwe kiekendief

4 09920 Hirundo rustica Boerenzwaluw

5 05180 Lymnocryptes minimus Bokje

6 05120 Calidris alpina Bonte strandloper

7 05540 Tringa glareola Bosruiter

8 02180 Bucephala clangula Brilduiker

9 01661 Branta canadensis minima Canadese gans (kleine (Cackling))

10 01710 Tadorna ferruginea Casarca

11 00070 Tachybaptus ruficollis Dodaars

12 01600 Anser erythropus Dwerggans

13 05780 Larus minutus Dwergmeeuw

14 06240 Sterna albifrons Dwergstern

15 01470 Phoenicopterus ruber Flamingo europese

16 16620 Carduelis flavirostris Frater

17 11220 Phoenicurus phoenicurus Gekraagde roodstaart

18 07950 Apus apus Gierzwaluw

19 13140 Regulus regulus Goudhaantje

20 04850 Pluvialis apricaria Goudplevier

21 12260 Cisticola juncidis Graszanger

22 08560 Picus viridis Groene specht

23 05480 Tringa nebularia Groenpootruiter

24 08760 Picoides major Grote bonte specht

25 10190 Motacilla cinerea Grote gele kwikstaart

26 06000 Larus marinus Grote mantelmeeuw

27 06110 Sterna sandvicensis Grote stern

28 02230 Mergus merganser Grote zaagbek

29 01210 Egretta alba Grote zilverreiger

30 02670 Accipiter gentilis Havik

31 15910 Passer domesticus Huismus

32 10010 Delichon urbica Huiszwaluw

33 04960 Calidris canutus Kanoetstrandloper

34 01650 Anser canagicus Keizergans

35 15200 Lanius excubitor Klapekster

36 05910 Larus fuscus Kleine mantelmeeuw

37 04690 Charadrius dubius Kleine plevier

38 01580 Anser brachyrhynchus Kleine rietgans

39 01190 Egretta garzetta Kleine zilverreiger

40 01530 Cygnus columbianus Kleine zwaan

41 05820 Larus ridibundus Kokmeeuw

42 01590 Anser albifrons Kolgans

43 12010 Turdus iliacus Koperwiek

Page 67: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6565

44 04330 Grus grus Kraanvogel

45 11980 Turdus pilaris Kramsvogel

46 03700 Coturnix coturnix Kwartel

47 01440 Platalea leucorodia Lepelaar

48 14420 Parus montanus Matkop

49 09810 Riparia riparia Oeverzwaluw

50 11370 Saxicola rubetra Paapje

51 03670 Perdix perdix Patrijs

52 01890 Anas acuta Pijlstaart

53 04080 Porzana porzana Porseleinhoen

54 01240 Ardea purpurea Purperreiger

55 05380 Numenius phaeopus Regenwulp

56 01570 Anser fabalis Rietgans

57 00950 Botaurus stellaris Roerdomp

58 01690 Branta ruficollis Roodhalsgans

59 01640 Anser rossii Ross’ gans

60 05340 Limosa lapponica Rosse grutto

61 01680 Branta bernicla Rotgans

62 02900 Buteo lagopus Ruigpootbuizerd

63 03200 Falco peregrinus Slechtvalk

64 03090 Falco columbarius Smelleken

65 01630 Anser caerulescens Sneeuwgans

66 02690 Accipiter nisus Sperwer

67 15820 Sturnus vulgaris Spreeuw

68 05610 Arenaria interpres Steenloper

69 04550 Himantopus himantopus Steltkluut

70 05900 Larus canus Stormmeeuw

71 01980 Aythya ferina Tafeleend

72 06840 Streptopelia decaocto Turkse tortel

73 12470 Acrocephalus agricola Veldrietzanger

74 03010 Pandion haliaetus Visarend

75 13150 Regulus ignicapillus Vuurgoudhaantje

76 12420 Acrocephalus paludicola Waterrietzanger

77 02310 Pernis apivorus Wespendief

78 15080 Oriolus oriolus Wielewaal

79 05530 Tringa ochropus Witgatje

80 05410 Numenius arquata Wulp

81 02430 Haliaeetus albicilla Zeearend

82 05920 Larus argentatus Zilvermeeuw

83 04860 Pluvialis squatarola Zilverplevier

84 11210 Phoenicurus ochruros Zwarte roodstaart

85 05450 Tringa erythropus Zwarte ruiter

86 06270 Chlidonias niger Zwarte stern

87 05750 Larus melanocephalus Zwartkopmeeuw

88 Zwartmaskerwever

Page 68: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6666

14. Totaallijst alle vogels (Met bijzonderheden)

Totaal overzicht van broedvogels en niet broedvogels 1984 t/m 2008

nr. Eur.code Wetenschappelijke naam Soort Bijzonderheden

1 00720 Phalacrocorax carbo Aalscholver f, pl, hj

2 13640 Panurus biarmicus Baardmannetje br, f, pl, hj

3 11860 Turdus torquatus Beflijster vj, pl, ot

4 01730 Tadorna tadorna Bergeend br

5 11060 Luscinia svecica Blauwborst br

6 02610 Circus cyaneus Blauwe kiekendief f, j, pl, ot, hj

7 01220 Ardea cinerea Blauwe reiger br s (‘92), f, pl, hj

8 09920 Hirundo rustica Boerenzwaluw f, zs

9 05180 Lymnocryptes minimus Bokje pl, ws, z

10 04700 Charadrius hiaticula Bontbekplevier pl,ot

11 05120 Calidris alpina Bonte strandloper ot, pl

12 03100 Falco subbuteo Boomvalk br, f, pl, zs

13 12500 Acrocephalus palustris Bosrietzanger br

14 05540 Tringa glareola Bosruiter ws, hj, f

15 12740 Sylvia curruca Braamsluiper br

16 01670 Branta leucopsis Brandgans br, hj, f

17 02180 Bucephala clangula Brilduiker pl b, f

18 02600 Circus aeruginosus Bruine kiekendief br, hj, f, pl

19 02870 Buteo buteo Buizerd br, hj, f, pl

20 01660 Branta canadensis Canadese gans br, f, hj

21 01661 Branta canadensis minima Canadese gans (kleine (Cackling)) ws, pl

22 01710 Tadorna ferruginea Casarca pl, f, hj

23 00070 Tachybaptus ruficollis Dodaars pl b, f, (hinnikend ‘09)

24 01600 Anser erythropus Dwerggans f, ws

25 05780 Larus minutus Dwergmeeuw lt, f, vj (‘94)

26 06240 Sterna albifrons Dwergstern lt, f, vj

27 15490 Pica pica Ekster br, f, pl, hj

28 03940 Phasianus colchicus Fazant br, f, pl, hj

29 13120 Phylloscopus trochilus Fitis br

30 01470 Phoenicopterus ruber Flamingo f (‘94), z

31 16620 Carduelis flavirostris Frater pl, f

32 00090 Podiceps cristatus Fuut br, pl, f, hj

33 15390 Garrulus glandarius Gaai

34 11220 Phoenicurus phoenicurus Gekraagde roodstaart pl, z

35 10170 Motacilla flava Gele kwikstaart br, pl, vj, nj

36 07950 Apus apus Gierzwaluw f, ot

37 13140 Regulus regulus Goudhaantje pl, f, z

38 04850 Pluvialis apricaria Goudplevier pl, f, vj, nj, ws

39 12750 Sylvia communis Grasmus br

40 10110 Anthus pratensis Graspieper br, pl, f, hj

41 12260 Cisticola juncidis Graszanger pl (‘85), z

42 01610 Anser anser Grauwe gans br, pl, hj

Page 69: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6767

43 08560 Picus viridis Groene specht f

44 16490 Carduelis chloris Groenling br, f, zs

45 05480 Tringa nebularia Groenpootruiter f, ot, hj

46 08760 Picoides major Grote bonte specht f, hj

47 10190 Motacilla cinerea Grote gele kwikstaart pl, t, z

48 12530 Acrocephalus arundinaceus Grote karekiet br, z

49 12020 Turdus viscivorus Grote lijster br,s(‘00 en ‘03),f

50 06000 Larus marinus Grote mantelmeeuw t, hj

51 06110 Sterna sandvicensis Grote stern t, hj, z

52 02230 Mergus merganser Grote zaagbek pl b, ws, z

53 01210 Egretta alba Grote zilverreiger f, ws

54 05320 Limosa limosa Grutto br

55 02670 Accipiter gentilis Havik j, hj

56 10840 Prunella modularis Heggenmus br, hj

57 06680 Columba oenas Holenduif br

58 06700 Columba palumbus Houtduif br

59 15910 Passer domesticus Huismus f, hj

60 10010 Delichon urbica Huiszwaluw f, zs

61 04960 Calidris canutus Kanoetstrandloper t, z (‘93)

62 15600 Corvus monedula Kauw f, hj

63 01650 Anser canagicus Keizergans f (‘00)

64 05170 Philomachus pugnax Kemphaan br s (‘87 2 juv.), f, hj

65 04930 Vanellus vanellus Kievit br

66 15200 Lanius excubitor Klapekster pl(22-3-’03 zang)

67 12510 Acrocephalus scirpaceus Kleine karekiet br

68 05910 Larus fuscus Kleine mantelmeeuw f, zs

69 04690 Charadrius dubius Kleine plevier f, pl, ot, vj, zs, nj

70 01580 Anser brachyrhynchus Kleine rietgans f, ws

71 01190 Egretta garzetta Kleine zilverreiger f, hj

72 01530 Cygnus columbianus Kleine zwaan f, ws

73 04560 Recurvirostra avosetta Kluut br, f, vj, zs, nj

74 16600 Carduelis cannabina Kneu br

75 01520 Cygnus olor Knobbelzwaan br, hj

76 07240 Cuculus canorus Koekoek br, zs

77 05820 Larus ridibundus Kokmeeuw f, hj

78 01590 Anser albifrons Kolgans f, ws, (soms o)

79 14640 Parus major Koolmees br

80 12010 Turdus iliacus Koperwiek f, ws, vj, nj

81 04330 Grus grus Kraanvogel f (18-11-’84 en 9-11-’88)

82 01820 Anas strepera Krakeend br

83 11980 Turdus pilaris Kramsvogel f, ws, vj, nj

84 02030 Aythya fuligula Kuifeend br

85 03700 Coturnix coturnix Kwartel pl, t, z (ook Beningerwaard ‘05)

86 04210 Crex crex Kwartelkoning br, pl, t

Page 70: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6868

87 01440 Platalea leucorodia Lepelaar f, vj, zs, nj

88 14420 Parus montanus Matkop f, t

89 04290 Fulica atra Meerkoet br, hj

90 11870 Turdus merula Merel br, hj

91 02210 Mergus serrator Middelste zaagbek br s, pl, hj

92 11040 Luscinia megarhynchos Nachtegaal br, t

93 01700 Alopochen aegyptiacus Nijlgans br, hj

94 05560 Actitis hypoleucos Oeverloper br ?, pl, hj

95 09810 Riparia riparia Oeverzwaluw f, zs

96 11370 Saxicola rubetra Paapje f, z

97 03670 Perdix perdix Patrijs f, z

98 01890 Anas acuta Pijlstaart f, pl, vj

99 14620 Parus caeruleus Pimpelmees br s, f

100 04080 Porzana porzana Porseleinhoen pl, z

101 01240 Ardea purpurea Purperreiger f, z

102 16530 Carduelis carduelis Putter br, hj

103 07670 Asio otus Ransuil br s

104 05380 Numenius phaeopus Regenwulp ot, vj, zs, nj

105 01570 Anser fabalis Rietgans f, ws

106 18770 Emberiza schoeniclus Rietgors br, hj

107 12430 Acrocephalus schoenobaenus Rietzanger br

108 15980 Passer montanus Ringmus br s (‘92, ‘00)

109 00950 Botaurus stellaris Roerdomp ws, pl, (br ‘69)

110 10990 Erithacus rubecula Roodborst br s

111 11390 Saxicola torquata Roodborsttapuit br s (‘04)

112 01690 Branta ruficollis Roodhalsgans ws, pl, vj

113 01640 Anser rossii Ross’ gans pl (10 en 21-6-’02)

114 05340 Limosa lapponica Rosse grutto nj

115 01680 Branta bernicla Rotgans ws, pl

116 02900 Buteo lagopus Ruigpootbuizerd ws, f

117 04500 Haematopus ostralegus Scholekster br, pl, hj

118 03200 Falco peregrinus Slechtvalk j, pl, hj

119 01940 Anas clypeata Slobeend br

120 03090 Falco columbarius Smelleken ws, j, vj

121 01790 Anas penelope Smient br s (‘03), f, ws, vj, nj

122 01630 Anser caerulescens Sneeuwgans ws, vj, f, (blauw en witte fase)

123 12380 Locustella luscinioides Snor br s

124 02690 Accipiter nisus Sperwer j, hj

125 12590 Hippolais icterina Spotvogel br

126 15820 Sturnus vulgaris Spreeuw f, hj

127 12360 Locustella naevia Sprinkhaanzanger br

128 05610 Arenaria interpres Steenloper ot, f (‘84, ‘86 tot 12 exempl.)

129 04550 Himantopus himantopus Steltkluut f, pl (5/’96, 5/’99, 4/’00)

130 05900 Larus canus Stormmeeuw lt, ot, vj, nj

131 01620 Anser indicus Streepkopgans br s (‘98, ‘99)

132 01980 Aythya ferina Tafeleend ws, pl

Page 71: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

6969

133 11460 Oenanthe oenanthe Tapuit br s, pl, vj, nj

134 13110 Phylloscopus collybita Tjiftjaf br

135 03040 Falco tinnunculus Torenvalk j, hj

136 12760 Sylvia borin Tuinfluiter br

137 05460 Tringa totanus Tureluur br, f, hj

138 06840 Streptopelia decaocto Turkse tortel ot, hj

139 09760 Alauda arvensis Veldleeuwerik br, f, vj, zs, nj

140 12470 Acrocephalus agricola Veldrietzanger geringd (‘87 n=1)

141 07680 Asio flammeus Velduil br s (‘91, ‘92), j, ws

142 16360 Fringilla coelebs Vink br

143 03010 Pandion haliaetus Visarend j, ws, vj, nj

144 06150 Sterna hirundo Visdief br s (‘96, ‘97)

145 13150 Regulus ignicapillus Vuurgoudhaantje t, z (‘85)

146 04240 Gallinula chloropus Waterhoen br s

147 04070 Rallus aquaticus Waterral br s (‘96, ‘00?)

148 12420 Acrocephalus paludicola Waterrietzanger geringd (‘70 n=7, ‘87 n=1)

149 05190 Gallinago gallinago Watersnip br s (‘96, ‘97)

150 02310 Pernis apivorus Wespendief ot (‘96)

151 15080 Oriolus oriolus Wielewaal t, z (93)

152 01860 Anas platyrhynchos Wilde eend br, pl, hj

153 10660 Troglodytes troglodytes Winterkoning br, pl, hj

154 01840 Anas crecca Wintertaling br s (‘92), f, pl, hj

155 05530 Tringa ochropus Witgatje pl, f, hj

156 10200 Motacilla alba Witte kwikstaart br, pl, hj

157 05410 Numenius arquata Wulp pl, hj, (br 1e ‘09)

158 12000 Turdus philomelos Zanglijster br

159 02430 Haliaeetus albicilla Zeearend j, ws

160 05920 Larus argentatus Zilvermeeuw f, hj

161 04860 Pluvialis squatarola Zilverplevier ot, vj, nj

162 01910 Anas querquedula Zomertaling br tot ‘98, daarna br s (‘06)

163 06870 Streptopelia turtur Zomertortel br (‘97t/m ‘02)

164 15671 Corvus corone corone Zwarte kraai br, hj

165 11210 Phoenicurus ochruros Zwarte roodstaart t (‘96)

166 05450 Tringa erythropus Zwarte ruiter pl, f, vj, nj

167 06270 Chlidonias niger Zwarte stern lt, vj, nj

168 12770 Sylvia atricapilla Zwartkop br

169 05750 Larus melanocephalus Zwartkopmeeuw ot, vj, zs, nj

170 Zwartmaskerwever geringd (‘87 n=1)

Afkortingen: br broedvogel f foeragerend j jagend pl pleisterend pl b pleisterend buiten blokkendam ot overtrekkend lt langs trekkend ws winterseizoen

vj voorjaar zs zomerseizoen hj hele jaar nj najaar t trek z zeldzaam voor Beningerslikken o overblijvend br s broedvogel schaars

Page 72: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7070

15. Overige dieren

Overzicht waargenomen zoogdieren en vissen

Nummer Soort Bijzonderheden

1 Ree De eerst bekende waarneming is van 1991. Op 28-3-’08 heb ik in gebied G tegelijk drie reeën gezien, kort daarop zag ik een vierde ree door het gebied struinen.

2 Haas Komt algemeen voor in meerdere deelgebieden.

3 Konijn Dood aangetroffen aan de rand in gebied D (5/’04), levend kraal in gebied D (4/’05)

4 Bunzing Wordt regelmatig waargenomen. Eenmaal gezien met een bruine kikker in de bek (foto, 9-7-’07).

5 Hermelijn Waargenomen op 27-07-1983, een jaar voor de eerste inventarisatie, door Hugo van der Wal.

6 Wezel Waargenomen door Hugo van der Wal.

7 Kat Ook dit “roofdier” wordt regelmatig in het gebied gezien. Soms doen de uitwerpselen denken aan die van een vos, maar een specialist in drollen wist ons duidelijk te maken dat het om de ontlasting van katten ging.

8 Muskusrat Deze rat wordt veelvuldig gezien. Hij wordt door middel van kooien gevangen.

9 Mol Tijdens de inventarisaties lopen we regelmatig, ongemerktt, vanwege de hoge begroeiing, plotseling de hoogte in, dit zijn dan meestal hoogwa-tervluchtplaatsen van mollen.

10 Spitsmuis Uiteraard zijn de muizen in de vegetatie moeilijk waar te nemen, laat staan op naam te brengen, maar soms heb je geluk en krijg je net even iets meer tijd om de soort op naam te brengen of in ieder geval in een groep te plaatsen. Deze drie muizen zijn in ieder geval waargenomen.

11 Noordse woelmuis

12 Dwergmuis

13 Karper Deze vissen waren constant aanwezig in soms grote hoeveelheden. Soms waren ze dicht bij de waterkant om te paaien

Page 73: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7171

Overzicht waargenomen insecten

Nr. Soort Wetenschappelijke naam Bijzonderheden

Vlinders

1 Klein koolwitje Pieris rapae zeer algemeen

2 Klein geaderd witje Pieris napi algemeen

3 Oranje Luzernevlinder Colias croceus 1 exemplaar 6-6-’97 (H.v.d.W.)

4 Dagpauwoog Inachis io algemeen

5 Distelvlinder Vanessa cardui zeer algemeen

6 Atalanta Vanessa atalanta algemeen

7 Kleine vos Aglais urticae weinig

8 Bruin zandoogje Maniola jurtina weinig tot algemeen

9 Oranje zandoogje Pyronia tithonus weinig tot algemeen

10 Hooibeestje Coenonympha pamphilus weinig

11 St. Jacobsvlinder Tyria jacodaeae weinig

12 Huismoeder Noctua pronuba weinig

13 Gamma uiltje Autographa gamma enkele waarnemingen

14 Vedermot Pterophorus pentadactyla sneeuwwitte vedermot

15 Drinker Euthrix potatoria rups van de rietvink, algemeen

Libellen

1 Gewone oeverlibel Orthetrum cancellatum langs sloten

2 Platbuik Libellula depressa langs sloten

3 Lantaarntje Ischnura elegans langs sloten

4 Waterjuffer spec. Coenagrionidae spec. langs sloten

overige insecten

1 Regendaas Haematopota pluvialis zeldzaam

2 Goudoogdaas Chrysops relictus algemeen

3 Langpootmug Tipulidae oleracea algemeen

4 Wintermug Trichocera relegationis algemeen

5 Dansmug Chironomidae massaal, ook vedermug genoemd

6 Steekmug Culicidae zeldzaam, echter moeilijk te deter-mineren

7 Kleine aardhommel Bombus lucorum enkele waarnemingen

8 Grote aardhommel Bombus terrestris enkele waarnemingen

9 Rietsprinkhaan Conocephalus dorsalis enkele waarnemingen

10 Schuimbeestje Philaenus spumarius algemeen

11 Kruisspin Araneus diadematus algemeen

Page 74: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7272

16. Overzicht plantenDoor plantenwerkgroepBeschikbaar gesteld door Siem Snijders

De plantensoorten welke zijn gevonden door de plantenwerkgroep van de KNNV afd. Voorne op de Beningerslikken in de periode 1992 t/m 2009

BBNummer Wetenschappelijke Soortnaam 1996 Nederlandse Naam Rode Lijst

4 Achillea millefolium Duizendblad -

11 Aegopodium podagraria Zevenblad -

19 Agrostis capillaris Gewoon struisgras -

17 Agrostis gigantea Hoog struisgras -

18 Agrostis stolonifera Fioringras -

28 Alisma plantago-aquatica Grote waterweegbree -

36 Alnus glutinosa Zwarte els -

40 Alopecurus geniculatus Geknikte vossenstaart -

43 Althaea officinalis Heemst KW

52 Anagallis arvensis ssp. arvensis Rood guichelheil -

59 Angelica archangelica Grote engelwortel -

60 Angelica sylvestris Gewone engelwortel -

70 Anthriscus sylvestris Fluitenkruid -

76 Apium graveolens Selderij KW

78 Apium nodiflorum Groot moerasscherm -

2457 Arctium minus Gewone klit -

1663 Artemisia biennis Rechte alsem -

101 Artemisia vulgaris Bijvoet -

5479 Aster lanceolatus Smalle aster -

123 Atriplex patula Uitstaande melde -

121 Atriplex prostrata Spiesmelde -

135 Bellis perennis Madeliefje -

1215 Berula erecta Kleine watereppe -

141 Bidens cernua Knikkend tandzaad -

142 Bidens connata Smal tandzaad -

143 Bidens frondosa Zwart tandzaad -

144 Bidens tripartita Veerdelig tandzaad -

1156 Bolboschoenus maritimus Heen -

2337 Bromus hordeaceus Zachte dravik -

171 Butomus umbellatus Zwanenbloem -

174 Calamagrostis epigejos Duinriet -

184 Callitriche platycarpa Gewoon sterrenkroos -

5315 Callitriche truncata Doorschijnend sterrenkroos -

1460 Caltha palustris ssp. araneosa Spindotterbloem KW

187 Caltha palustris ssp. palustris Gewone dotterbloem -

200 Capsella bursa-pastoris Herderstasje -

203 Cardamine hirsuta Kleine veldkers -

205 Cardamine pratensis Pinksterbloem -

245 Carex otrubae Valse voszegge -

259 Carex riparia Oeverzegge -

Page 75: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7373

287 Centaurium pulchellum Fraai duizendguldenkruid -

296 Cerastium fontanum ssp. vulgare Gewone hoornbloem -

299 Ceratophyllum demersum Grof hoornblad -

300 Ceratophyllum submersum Fijn hoornblad -

306 Chenopodium album Melganzenvoet -

331 Cirsium arvense Akkerdistel -

336 Cirsium vulgare Speerdistel -

350 Convolvulus arvensis Akkerwinde -

475 Conyza canadensis Canadese fijnstraal -

355 Cornus sanguinea Rode kornoelje -

1760 Cotula coronopifolia Goudknopje -

369 Crataegus monogyna Eenstijlige meidoorn -

372 Crepis capillaris Klein streepzaad -

386 Cynosurus cristatus Kamgras GE

390 Dactylis glomerata Kropaar -

435 Eleocharis acicularis Naaldwaterbies -

437 Eleocharis palustris Gewone waterbies -

440 Eleocharis uniglumis Slanke waterbies -

442 Elodea nuttallii Smalle waterpest -

5463 Elytrigia atherica Zeekweek -

446 Elytrigia repens Kweek -

448 Epilobium ciliatum Beklierde basterdwederik -

451 Epilobium hirsutum Harig wilgenroosje -

454 Epilobium montanum Bergbasterdwederik -

457 Epilobium parviflorum Viltige basterdwederik -

1642 Epilobium tetragonum Kantige basterdwederik -

462 Equisetum arvense Heermoes -

485 Eryngium campestre Kruisdistel -

490 Eupatorium cannabium Koninginnenkruid -

514 Festuca arundinacea Rietzwenkgras -

519 Festuca pratensis Beemdlangbloem -

526 Filipendula ulmaria Moerasspirea -

543 Galeopsis tetrahit Gewone hennepnetel -

546 Galium aparine Kleefkruid -

550 Galium mollugo Glad walstro -

2376 Galium palustre Moeraswalstro -

556 Galium uliginosum Ruw walstro -

570 Geranium dissectum Slipbladige ooievaarsbek -

571 Geranium molle Zachte ooievaarsbek -

581 Glaux maritima Melkkruid -

582 Glechoma hederacea Hondsdraf -

Page 76: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7474

585 Glyceria maxima Liesgras -

587 Gnaphalium luteo-album Bleekgele droogbloem -

589 Gnaphalium uliginosum Moerasdroogbloem -

607 Heracleum sphondylium Gewone berenklauw -

611 Hieracium aurantiacum Oranje havikskruid -

631 Holcus lanatus Gestreepte witbol -

636 Hordeum murinum Kruipertje -

637 Hordeum secalinum Veldgerst GE

665 Iris pseudacorus Gele lis -

1189 Jacobaea paludosa Moeraskruiskruid -

5497 Jacobaea vulgaris ssp.vulgaris Jakobskruiskruid -

671 Juncus ambiguus Zilte greppelrus -

673 Juncus articulatus Zomprus -

675 Juncus bufonius Greppelrus -

2343 Juncus bulbosus Knolrus -

680 Juncus effusus Pitrus -

683 Juncus gerardii Zilte rus -

684 Juncus inflexus Zeegroene rus -

723 Lemna minor Klein kroos -

725 Leontodon autumnalis Vertakte leeuwentand -

756 Lolium perenne Engels raaigras -

761 Lotus corniculatus var. corniculatus Gewone rolklaver -

762 Lotus glaber Smalle rolklaver -

780 Lycopus europaeus Wolfspoot -

785 Lythrum salicaria Grote kattenstaart -

794 Matricaria chamomilla Echte kamille -

796 Matricaria discoidea Schijfkamille -

813 Mentha aquatica Watermunt -

814 Mentha arvensis Akkermunt -

1772 Mentha x rotundifolia Wollige munt -

840 Myosotis arvensis Akkervergeet-mij-nietje -

841 Myosotis laxa ssp. cespitosa Zompvergeet-mij-nietje -

843 Myosotis ramosissima Ruw vergeet-mij-nietje -

1494 Myosotis scorpioides ssp.scorpiodes Moerasvergeet-mij-nietje -

847 Myosoton aquatica Watermuur -

851 Myriophyllum spicatum Aarvederkruid -

860 Nasturtium officinale Witte waterkers -

509 Odontites vernus ssp. serotinus Rode ogentroost GE

868 Oenanthe aquatica Watertorkruid -

870 Oenanthe lachenalii Zilt torkruid KW

877 Ononis repens ssp. spinosa Kattendoorn GE

922 Pastinaca sativa ssp.sativa Pastinaak -

967 Persicaria amphibia Veenwortel -

972 Persicaria hydropiper Waterpeper -

973 Persicaria lapathifolia Beklierde duizendknoop -

977 Persicaria maculosa Perzikkruid -

Page 77: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7575

976 Persicaria mitis Zachte duizendknoop -

930 Phalaris arundinacea Rietgras -

932 Phleum pratense ssp. pratense Timoteegras s.s. -

933 Phragmites australis Riet -

944 Plantago coronopus Hertshoornweegbree -

946 Plantago lanceolata Smalle weegbree -

945 Plantago major ssp. intermedia Getande weegbree -

947 Plantago major ssp. major Grote weegbree -

952 Poa annua Straatgras -

959 Poa trivialis Ruw beemdgras -

968 Polygonum aviculare Gewoon varkensgras -

998 Potamogeton pectinatus Schedefonteinkruid -

1002 Potamogeton pusillus Tenger fonteinkruid -

1006 Potentilla anserina Zilverschoon -

1017 Prunella vulgaris Gewone brunel -

1029 Pulicaria dysenterica Heelblaadjes -

1030 Pulicaria vulgaris Klein vlooienkruid -

1040 Ranunculus acris Scherpe boterbloem -

1045 Ranunculus bulbosus Knolboterbloem -

1056 Ranunculus repens Kruipende boterbloem -

1057 Ranunculus sardous Behaarde boterbloem -

1058 Ranunculus sceleratus Blaartrekkende boterbloem -

1074 Rorippa amphibia Gele waterkers -

1076 Rorippa palustris Moeraskers -

1078 Rorippa sylvestris Akkerkers -

5421 Rosa canina Hondsroos -

1089 Rubus caesius Dauwbraam -

1097 Rumex conglomeratus Kluwenzuring -

1098 Rumex crispus Krulzuring -

1099 Rumex hydrolapathum Waterzuring -

1100 Rumex maritimus Goudzuring -

1101 Rumex obtusifolius Ridderzuring -

1103 Rumex sanguineus Bloedzuring -

1522 Sagina apetala Donkere vetmuur -

1111 Sagina nodosa Sierlijke vetmuur KW

1112 Sagina procumbens Liggende vetmuur -

1116 Salix alba Schietwilg -

2468 Salix cinerea ssp. cinerea Grauwe wilg -

1133 Sambucus nigra Gewone vlier -

1135 Samolus valerandi Waterpunge -

1161 Schoenoplectus tabernaemontani Ruwe bies -

2406 Scrophularia umbrosa Gevleugeld helmkruid -

1173 Scutellaria galericulata Blauw glidkruid -

1186 Senecio sarracenicus Rivierkruiskruid -

1218 Solanum dulcamara Bitterzoet -

1221 Solidago gigantea Late guldenroede -

Page 78: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7676

2324 Sonchus arvensis Akkermelkdistel -

1224 Sonchus asper Gekroesde melkdistel -

1238 Spergularia salina Zilte schijnspurrie -

1245 Stachys palustris Moerasandoorn -

1250 Stellaria media Vogelmuur -

1259 Symphytum officinale Gewone smeerwortel -

2430 Taraxacum officinale Paardenbloem -

1275 Thalictrum flavum Poelruit -

1300 Trifolium fragiferum Aardbeiklaver -

1305 Trifolium pratense Rode klaver -

1306 Trifolium repens Witte klaver -

1311 Triglochin palustris Moeraszoutgras -

795 Tripleurospermum maritimum Reukeloze kamille -

1316 Tussilago farfara Klein hoefblad -

1321 Urtica dioica Grote brandnetel -

1333 Valeriana officinalis Echte valeriaan -

1346 Veronica anagallis-aquatica Blauwe waterereprijs -

1349 Veronica beccabunga Beekpunge -

1350 Veronica catenata Rode waterereprijs -

1351 Veronica chamaedrys Gewone ereprijs -

1367 Viburnum opulus Gelderse roos -

5454 Vicia sativa ssp. nigra Smalle wikkke -

1372 Vicia sativa ssp.sativa Voederwikke -

Betekenis van de letters in de kolom “Rode lijst”: GE = gevoelig KW = kwetsbaar BE = bedreigd EB = ernstig bedreigd

Page 79: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7777

17. Wetenswaardigheden

Wetenswaardigheden van de Beningerslikken over de jaren 1984 t/m 2008.

Wist u dat:- dit 25 jaar tellen is geweest;- dit 82 broedvogels heeft opgeleverd;- dit 88 niet broedvogels heeft opgeleverd;- totaal 170 soorten zijn die op enigerlei wijze iets met de Beningerslikken hadden;- er van vier bepaalde jaren nagenoeg geen gegevens terug te vinden zijn;- de buien heel vaak onderlangs het Haringvliet en / of bovenlangs de Maas voorbij trekken;- er in maart en april wel eens geteld is tijdens sneeuwbuien;- de meest vreemde waarneming een zwartmaskerwever in 1987 is, tijdens een ringsessie;- er tijdens deze ringsessie ook een veldrietzanger en een waterrietzanger geringd zijn;- er in 1970 ook al eens 7 waterrietzangers zijn geringd;- er in maart 2003 een klapekster uit volle borst zat te zingen in het gebied;- er de jaren door totaal 15 tellers actief zijn geweest;- er nu nog 4 tellers proberen het hoofd boven water te houden om heel het gebied te tellen;- de top tien van de vogels bestaat uit: 1 bosrietzanger 2543 2 kleine karekiet 2510 3 rietgors 2142 4 fitis 1976 5 blauwborst 1488 6 rietzanger 1402 7 wilde eend 1173 8 kievit 989 9 winterkoning 906 10 grasmus 834- er in totaal ongeveer 9000 manuren aan tel- en verwerkingsuren is geïnvesteerd;- er ook al 18 jaar lang vuil geruimd wordt in dit gebied;- hierbij ruim 70 kubieke meter afval verzameld is;- dit door ongeveer 8 mensen per keer werd uitgevoerd;- dit tot nu toe neer komt op totaal ongeveer 400 manuren;- tot slot, als een stier je achterna zit je harder kan lopen en hoger kan springen dan je dacht,

sindsdien lopen er geen stieren meer in de Beningerslikken.

wilde eend

Page 80: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

7878

18. Conclusie

Het is een heel voorrecht om in dit unieke gebied te mogen rondstruinen en inventariseren. Vele uren telwerk hebben tot een mooi resultaat geleid.Door de jaren heen heeft het gebied zijn dynamiek getoond. De rietvegetatie heeft langzaam maar zeker terrein prijs moeten geven en ruigte heeft en krijgt nog steeds meer en meer de overhand. Hierbij heeft ook een verschuiving van de vogelpopulatie plaatsgevonden. Zo zijn en-kele rietvogels in aantal behoorlijk achteruit gegaan en hebben ruigtevogels een opmars meege-maakt. Zeker is dat in de hele natte jaren het gebied minder goed geteld kon worden vanwege de hoge waterstand, maar met de komst van de verruiging werd met name het lopen door de delen waar veel braamstruiken stonden ook weer behoorlijk bemoeilijkt of soms zelfs onmogelijk. Door het vee dat constant in het zomerseizoen door de begroeiing struint, blijft echter een echte ver-bossing uit. Op zich is dit niet zo erg, omdat dit de variatie in het gebied zo aantrekkelijk maakt. Als het aantal koeien een beetje beperkt blijft, dan blijft er ook genoeg riet en ruigte over voor zangers en andere vogels die in dit gebied thuis horen en zich hier ook thuis voelen.Ook de tellers zijn dynamisch geweest. In de beginjaren waren er steeds voldoende mensen be-schikbaar. Zodra er mensen afhaakten werden ze direct vervangen door andere enthousiaste vrij-willigers. Helaas zijn er de laatste jaren gaten gevallen die niet meer opgevuld kunnen worden. Dit heeft er ook alles mee te maken dat de plaatselijke Vogelwerkgroep Voorne-Putten, van de KNNV afdeling Voorne, steeds meer inventarisaties is gaan uitvoeren voor Natuurmonumenten en Zuid-Hollands Landschap. Dat de bezetting niet meer 100% is, heeft natuurlijk ook weer invloed gehad op de telgegevens. Vreemd blijft dat van vier teljaren de gegevens totaal zoek zijn.Toch ben ik van mening dat er een redelijk beeld geschetst kan worden van de broedvogelpopu-latie over de betreffende 25 onderzoeksjaren.

Tijdens het afronden van dit verslag is er een nieuw kabinet geformeerd. Dit kabinet heeft helaas een ander beleid met betrekking tot de natuur als voorheen het geval was.Mocht in de toekomst het kierbesluit toch doorgaan, wat dus nog te bezien valt, waardoor de wa-terstand weer meer zal variëren en het zoute water mogelijk ook lichte invloed op het gebied zal hebben, dan zal dit voor bosvogels, als onder andere de tuinfluiter en de zwartkop, een nadelige invloed hebben en voor rietvogels zoals het baardmannetje en de kleine karekiet zal er weer kans zijn om in aantallen toe te nemen.

De tijd zal het leren.

In ieder geval hopen de huidige tellers nog een flink aantal jaren te mogen tellen en wensen ze tevens dat er nieuwe enthousiaste tellers bij komen, zodat het gebied weer jaarlijks dekkend ge-teld kan worden.

Page 81: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken

rietzanger

colofon:Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken© Vogelwerkgroep KNNV Voorne, 2010Redactie: Hans op den Dries.Bijdragen van: Jan den Exter, Jos Kuijpers, Dick Zwart,Adrie van der Heiden, Peter Vermaas, Bert van Dijk,Hugo van der Wal, Siem Snijders.Fotografie: BMP tellers.Blz. 5, figuur 1: ANWB Topografische Atlas Nederland, 2002.Vormgeving: Hans op den Dries, Peter Vermaas.Druk: Natuurmonumenten.

Page 82: Broedvogelinventarisatie 25 jaar Beningerslikken