Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende...

328
Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1

Transcript of Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende...

Page 1: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1

Page 2: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 2

Page 3: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Ad. Donker — Rotterdam

De correspondentie van Desiderius Erasmus

Brieven1535—1657 11zVertaald door Rob Tuizenga

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 3

Page 4: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

De correspondentie van Desiderius Erasmus kan in het Nederlands wordenuitgegeven dankzij genereuze subsidies van de volgende instellingen:

Nederlands Letterenfonds (Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds)Stichting Bevordering van Volkskracht Gemeente Rotterdam

Stichting Elise Mathilde FondsErasmusstichtingStichting Harten Fonds Stichting K.F. Hein FondsStichting Instituut gakMaatschappij tot Nut van het Algemeen RotterdamStichting SanssouciStichting Thurkow FondsG.Ph. Verhagen-StichtingStichting Verzameling Van Wijngaarden-Boot

‘De correspondentie van Desiderius Erasmus 11’ 1e druk 2013Opus epistolarum Des. Erasmi RoterodamiVertaling drs. Rob Tuizenga Noten en register dr. István Bejczy

Bureauredactie: Jet Quadekker, Den HaagBoekverzorging: Bart Oppenheimer, Rotterdam

© Uitgeversmaatschappij Ad. Donker bv, RotterdamNiets uit deze uitgave mag op enigerlei wijze worden verveelvoudigd en/ofopenbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van deuitgever.

Verspreiding in België: Uitgeverij C. de Vries-Brouwers bvba, Antwerpen

isbn 978 90 6100 672 5nur 322

Met dank aan University of Toronto Press, die toestemming verleende vrijelijkvan het notenapparaat van de Engelstalige editie gebruik te maken.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 4

Page 5: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Redactieraad

dr. I.P. Bejczy

dr. M. d’Hane-Scheltema

prof. dr. C.L. Heesakkers

dr. T.L. ter Meer

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 5

Page 6: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het
Page 7: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Inhoud

Inleiding 9

De brieven 1535— 1657 13

Lijst van brieven �305

Lijst van correspondenten 307

Register van persoonsnamen 309

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 7

Page 8: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het
Page 9: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

9

Inleiding

Erasmus in april 1525

Deel 11 van de correspondentie van Erasmus bevat de brieven uit het jaar1525 (brieven 1535-1657). Daarvan zijn er 36 door Erasmus uit Bazel verzon -den en 92 bij hem afgeleverd. Blijkbaar ging het briefverkeer door ondankshet geweld van de Duitse boerenoorlog. Berichten daarover bereikten uiter-aard ook Erasmus, en niet alleen de berichten, zelfs de geluiden drongen totin Bazel door: volgens brief 1606 waren het geschut en het wapengekletterin de stad te horen. Aan het eind van het jaar geeft hij een schatting van hetaantal boeren dat gedood is (‘aanzienlijk meer dan honderdduizend’) engeeft hij een opsomming van de gruwelen die priesters ondergingen (brief1653). Het moet allemaal zeer beklemmend voor Erasmus zijn geweest. ‘Dewereld gaat zwanger van een wonderbaarlijke omwenteling’, schrijft hij aanFrançois Dubois, een bevriend geleerde; ‘alles lijkt af te stevenen op eenScythische barbarij’ (brief 1600). Vooralsnog was Bazel een veilige woon-plaats, maar aan de universiteit doceerde Johannes Oecolampadius, die Eras -mus tien jaar eerder had geholpen bij zijn uitgave van het Nieuwe Testamenten nu de stad vertrouwd maakte met de ideeën van de Reformatie. Erasmusstelt het niet op prijs in Oecolampadius’ werken geprezen te worden, zo laathij hem in brief 1538 weten.

De godsdienstige controversen waarmee Erasmus in aanraking kwam,vertakten zich steeds verder. In 1524 was zijn boek Over de vrije wil versche-nen, gericht tegen Luther, wiens opvatting over dit onderwerp blijkt uit detitel van het boek waarmee hij zou antwoorden: Over de onvrije wil. Ondankszijn aanval op Luther bleef Erasmus doelwit van de conservatieve katholieketheologen, van wie Noël Béda, verbonden aan de Sorbonne in Parijs, in ditdeel de representant bij uitstek is. In brief 1579 verwijt hij Erasmus dat hijvoortdurend bezig is nieuwe boeken te schrijven die de kerk niet nodigheeft; het zou, zeker gezien zijn leeftijd, beter zijn als hij die tijd besteeddeaan bezinning. Béda raadt hem verder aan de reeds verschenen boeken teherzien op punten zoals het celibaat, de vasten en het eten van vlees. Eras -mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het schrijven hem gemakkelijk afging. Bij Béda lagdat misschien anders, aldus Erasmus, en daardoor had het idee bij de Parijse

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 9

Page 10: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

10

Inleiding

theoloog kunnen postvatten dat de ander geen tijd overhield voor bezin-ning! Dit deel bevat acht van de elf brieven van en aan Béda.

De katholieken verweten Erasmus niet alleen ideeën die hij met Luthergemeen zou hebben, maar ook gebrek aan daadkracht. Hij was immers, zodacht men, als enige in staat de tegenstander met zijn pen te vellen. OokCelio Calcagnini, een fel tegenstander van Luther, zou zich in dergelijke zinhebben uitgelaten (brief 1576). Erasmus vraagt zich af waarom Calcagnini’svriend Alberto Pio, prins van Carpi, de pen niet ter hand neemt. Pio verkon-digt immers, naar men schrijft, ‘in Rome bij elke ontmoeting en bij elke maal -tijd dat Erasmus filosoof noch theoloog is en over geen enkele vorm van ge -degen kennis beschikt’. Waarom blijft zo iemand dan zelf toekijken? Eras - mus is geen theoloog, maar hij krijgt wel voor de voeten geworpen dat hijniets doet om de brand die woedt te blussen! Calcagnini antwoordt met eenlange, hartelijke brief, waarin hij afstand neemt van de kritiek op Erasmusdie hij om zich heen hoort: dat Erasmus beide partijen te vriend wil houden,of dat hij een draler is. ‘Het is het lot van een koning goed te doen maarslecht over zich te horen spreken,’ houdt hij hem voor. Deze uitspraak vanAlexander de Grote is een van de vele ontleningen aan de klassieken waar-mee Calcagnini zijn brief verlevendigt. Erasmus had hem zelf kort daarvoorgebruikt in een brief aan Floriano Montini, die als voorwoord is afgedrukt ineen werk van Calcagnini. Ondanks de woorden van Alexander zou Erasmuszich in oktober rechtstreeks tot Pio richten; die brief is het begin van eenpennenstrijd die nog jaren zou voortduren.

De reformatorische partij was inmiddels verdeeld geraakt over de opvat-ting van de eucharistie. In brief 1574 geeft Botzheim een indruk van de ver-scheidenheid aan ideeën daaromtrent. In deze controverse staan Oecolam -padius en Zwingli tegenover Luther. Karlstadt, die voor verspreiding van denieuwe ideeën in Zwitserland had gezorgd, had zich in de loop van 1525 metLuther verzoend. In brief 1616 bedankt Erasmus voor de rol van scheids-rechter. Kort daarop schrijft hij aan verschillende vrienden dat Oecolampa -dius’ tractaat over de eucharistie zo goed in elkaar zit, dat het moeilijk weer-legbaar is. Als de stadsraad hem om zijn mening over het boek vraagt, zegthij dat het geleerd, goed geschreven en degelijk is, maar in strijd met wat dekerk leert (brief 1636). De kwestie rond de eucharistie leidde tot een fellepolemiek met Conradus Pellicanus, die gezegd zou hebben dat Erasmus de-zelfde nieuwe opvatting had als hijzelf.

Erasmus hield vast aan zijn middenkoers ‘tussen Scylla en Charybdis’,hoewel hij besefte dat sommigen dit eerder als behoedzaamheid dan alsstandvastigheid zouden interpreteren (brieven 1578 en 1581). ‘Het christen-dom is in zo’n staat van verwarring geraakt, dat het riskant is over Christus

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 10

Page 11: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Inleiding

11

te spreken, of men nu goede of slechte dingen zegt. Onder elke steen slaaptwel een schorpioen.’ Erasmus schrijft dit in brief 1572, waarmee hij zijn La -tijnse vertaling van twee tractaten van Plutarchus opdraagt aan AlexiusThurzo. Aan het werk van Plutarchus zal niemand aanstoot nemen. Zoals inde brief aan Thurzo wordt uitgelegd, behandelt deze schrijver zaken die iedermens in welke tijd dan ook al gauw op de praktijk van het leven kan toe pas -sen.

Van dezelfde auteur maakte Erasmus gebruik voor De tong. Dit werk laatzich grotendeels lezen als een bundeling van frappante uitspraken uit deoudheid, gegroepeerd rond thema’s die met het gebruik of misbruik van detong te maken hebben. Erasmus droeg het werk op aan de Poolse staatsmanKrzysztof Szydłowiecki met een brief waarin hij lichamelijke en geestelijkeaandoeningen tegen elkaar afweegt (nr. 1593). Van de laatste groep is een on-beteugelde tong de ergste.

De keuze van het thema ziekte in de brief aan Szydłowiecki zal geen toe-val zijn. Verschillende brieven uit 1525 maken melding van Erasmus’ wanke-le gezondheid. Hij lijdt reeds langere tijd aan nierstenen. Daarvoor heeft hijal verscheidene artsen geraadpleegd. Veel vertrouwen blijkt hij te hebben inde Engelse arts Linacre, die hem een probaat middel aan de hand heeft ge -daan: het op de zij aanbrengen van een mengsel van kamille en peterselie,ver pakt in een verhitte linnen doek. Dit laatste schrijft hij aan zijn vriendWillibald Pirckheimer. Erasmus en Pirckheimer blijken getuige deze brief(nr. 1558) enigszins lotgenoten te zijn. Erasmus lijdt aan nierstenen, Pirck -heimer aan jicht. Na een mengeling van ernst en scherts over hun beiderkwalen gaat de brief verder als opdracht bij Erasmus’ uitgave van JohannesChrysostomus’ verhandeling Over het priesterschap. Een strakkere opbouwlaat brief 1544 zien, die als voorwoord dient van een verbeterde editie van deNaturalis historia van Plinius.

In brief 1541 stelt zich een naamgenoot aan Erasmus voor, de Antwerpsezakenman Erasmus Schets, die herhaaldelijk tijdens een diner of gesprekwordt aangesproken als de Erasmus door wie deze naam beroemd werd, deErasmus die met zijn Parafrasen de leer van het evangelie ook voor eenvou-dige mensen begrijpelijk maakte. Een half jaar later vraagt Erasmus hemzorg te dragen voor de uitbetaling van het jaargeld dat de aartsbisschop vanCanterbury hem had toegekend, een taak die tot dan toe door Pieter Gilliswerd vervuld. Op de zes brieven van en aan Schets uit dit deel volgden er nogvele tientallen tot vlak voor Erasmus’ dood.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 11

Page 12: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

De Latijnse tekst die ten grondslag ligt aan de vertaling is die van de kriti-sche editie van P.S. Allen en H.M. Allen (Opus Epistolarum Des. Erasmi Rotero -dami, deel 6). Voor de voetnoten en de herdatering (en soms hernummering)van sommige brieven is gebruikgemaakt van deel 11 van de Collected Works ofErasmus, uitgegeven door de University of Toronto Press. Uitgever en redac-tieraad danken de University of Toronto Press voor de toestemming haaruitgave vrijelijk te benutten.

Rob Tuizenga

12

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 12

Page 13: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

13

1535 Aan John Longland

Bazel, 5 januari 1525

Dit is het voorwoord bij In Psalmum quartum concio (‘Preek overPsalm 4’), verschenen bij Johann Froben in Bazel in februari 1525.

Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige vader John, bisschop vanLincoln in Engeland, gegroet

Enige jaren geleden1 spoorde u te Calais als eerste van iedereen mij aan, zeeronkreukbare bisschop, een commentaar te schrijven op het boek derPsalmen. Ook laat u in talrijke brieven niet af op datzelfde onderwerp terugte komen. Vervolgens stonden zowel geleerden als vorsten op die daar ookop aandrongen. Toen ik zag dat mijn verontschuldigingen, ook al waren dienaar mijn mening zeer terecht, door hen niet werden geaccepteerd, heb ikherhaaldelijk geprobeerd dieper door te dringen in dit heilige der heiligenvan de goddelijke geest. Maar toen ik die pogingen deed, leidden andere be-zigheden mij af, of het was een soort heilig ontzag voor het verheven karak-ter van het werk dat mij ervan weerhield om te beginnen. Lang geleden hebik het op de eerste psalm uitgeprobeerd,2 aan de tweede heb ik een echt com -mentaar toegevoegd,3 voor de derde heb ik getracht een parafrase te maken.Nu zend ik u een preek over de vierde, waarop ik mijn uiterste best heb ge-daan, in de hoop dat ik daar enigszins in geslaagd ben. Maar ik ben er nognergens tevreden over. De aard van dit werk verdraagt een parafrase nauwe-lijks en toch zou de lezer, bij een zo grote hoeveelheid van al bestaande com-mentaren, geboeid moeten worden door een nieuwe vorm van behandeling.Ik zal doorgaan, als u het resultaat van deze poging goedkeurt en als u mijnpogingen in uw gebeden bij God wilt steunen. Het ga u goed.

Bazel, 5 januari in het jaar 1525

1. In juli 1520.2. Zie brief 327.3. Toegevoegd aan Erasmus’ uitgave van het Psalmencommentaar van

Arnobius junior (zie brief 1304).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 13

Page 14: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

1536 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 8 januari 1525

Hartelijk gegroet. Ik heb mijn Willibald eerst mogen ontmoeten als pen-ning, met een ring en een brief,1 en nu ook geschilderd door Apelles.2 Enigetijd geleden gaf ik mijn antwoord mee aan een hoogst onbeschaamde vage-bond, lieden van wie de wereld tegenwoordig vol is.3 Ik gaf hem zevenbla◊erts4 — mogen die hem ongeluk brengen — waarbij ik hem meer beloof -de als hij de brief naar behoren zou afleveren. Zijn toezegging was, zoals iknu zie, loze praat. Wat bij jou gebeurt zal binnenkort overal gebeuren, tenzijeen of andere godheid ingrijpt. Hiertoe roepen de evangelischen met allebrutaliteit op, ondanks de protesten van Luther. Sommigen zijn er zondermeer op uit om alles en alle vormen van kennis en wetenschap te vernieti-gen. Ik zou willen dat aan deze onrust een gelukkig einde kwam. Zij verach-ten Luther openlijk, sinds hij gematigder is geworden.

Ik zou graag door Dürer geschilderd worden,5 waarom niet door zo’n grootkunstenaar? Maar hoe dat voor elkaar te krijgen? Hij was in Brussel be gon -nen met een houtskoolschets, maar dat is hij allang weer vergeten, denk ik. Alshij met behulp van de penning6 en zijn geheugen iets kan, zou hij voor mij het -zelfde kunnen maken als voor jou, aan wie hij wat extra gewicht heeft toege-voegd. Het door jou aanbevolen medicijn7 heb ik nog niet durven ge bruiken.

Binnenkort zal ik over mijn situatie schrijven. Want ik krijg het berichtdat de koerier die jouw brief bracht na de maaltijd vertrekt, terwijl hij aan-vankelijk morgenochtend zou vertrekken. Daarom wilde ik het niet riske-ren een lange brief te schrijven. Het ga je goed.

Op de octaafdag na het feest van de besnijdenis, in het jaar 1525Erasmus, zoals je wel begrepen hebtAan de zeer gewaardeerde Willibald Pirckheimer

1536 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

14

1. Zie brief 1480.2. Albrecht Dürer. Van Dürer zijn geen geschilderde portretten van

Pirckheimer bekend. Het zou kunnen gaan om een voorstudie voorDürers penning waarop Pirckheimer is afgebeeld.

3. Het gaat om een niet nader bekende, voortvluchtige franciscaan.De betre◊ende brief is niet bewaard gebleven.

4. Een Zuid-Duitse munt met een waarde van 12 Bazeler penningen.5. Dürer heeft Erasmus nooit geschilderd. Wel maakte hij in 1520 twee

tekeningen en in 1526 een gravure van Erasmus; zie brief 1376, noot 1.6. De penning vervaardigd door Quinten Metsys in 1519; zie brief 1092.7. Tegen nierstenen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 14

Page 15: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Pieter de Corte, 1525 1537

15

1537 Van Pieter de Corte

Leuven, 21 januari 1525

Hartelijk gegroet, zeer doorluchtige heer Erasmus. Ik zou de indruk kun-nen wekken dat ik te weinig achting heb voor uw hoge aanzien, gegeven hetfeit dat ik niet eens de moeite heb genomen om aan uw Lieven,1 die zijn dien -sten spontaan aanbood, de groeten mee te geven, ook al was er niets andersdat nodig geschreven diende te worden. Ik twijfel er namelijk niet aan dat uhet plezierig vindt om af en toe iets te vernemen over afwezige vrienden enover ooit geliefde plaatsen. Daarom meende ik, die niet de laatste onder debe wonderaars van uw geleerdheid ben, dat het mijn plicht is om u te gelege-ner tijd al mijn dienstvaardigheid aan te bieden en onze hele collegegemeen-schap van de Lelie bij u aan te bevelen.2 Ik weet hoe u altijd oprecht gesteldwas op de Lelie hier en hoe die van haar kant, onder de leiding van De Nève,tegen u heeft opgekeken. Daarom bid ik dat uw gezindheid dezelfde blijftnu ik de leiding heb. Want in de Lelie zelf heeft de vroegere waardering vooru niet alleen niets ingeboet, maar is zelfs in hoge mate toegenomen. Er ge -beurt hier niets in religieuze zin zonder de invloed van Erasmus. Iedereen hiererkent zijn geleerdheid aan Erasmus te danken te hebben.

Ik wil echter liever dat u van anderen dan van mij verneemt hoeveel en hoegrote geleerden door uw werken zijn voortgebracht. Wellicht dat u hier vaneen indruk kunt krijgen doordat enkele maanden geleden, toen de haters vanalle goede literatuur uit afgunst losbarstten, de theologen geen steen op deandere lieten om met een algemene verordening al uw boeken uit de weten-schappelijke instituten verwijderd te krijgen. Zij hadden al bijna de geheleoude garde voor die mening gewonnen. Maar het bleek dat ieder die op dejuiste wijze dacht over de verdiensten van Erasmus voor de letteren — en zodachten zeer velen — dat nooit zou toestaan. En daarom lieten zij in wanhoophun voornemen varen. Zij hadden het daarbij echter met name op ons ge munt.Want in andere scholen werd er niets van Erasmus behandeld behalve datbe kende boek over de acht rededelen.3 Later probeerden ze ook nog op anderemanieren de Colloquia, het Handboek4 en nog enkele van uw geesteskinderenaan onze studenten te ontfutselen, deels in openbare preken, deels in het ge-heim, in de biecht die zij hoorden. Maar hoe meer ze hun best daarvoor doen,

1. Lieven Algoet.2. Erasmus woonde van 1517 tot 1521 in het Leliecollege, toen Jean de

Nève er regent was; in 1522 was De Nève opgevolgd door De Corte.3. De octo orationis partium constructione libellus (Bazel, 1515), een bewer-

king van een geschrift van William Lily.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 15

Page 16: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

16

1538 Aan Johannes Oecolampadius, 1525

hoe minder zij erin slagen. Zij zwemmen tegen de stroom in, zoals men zegt.Moge de allerhoogste God u voor ons en voor al uw volgelingen in de leernog lang ongedeerd bewaren, en niet alleen ongedeerd maar ook productief,zodat wij door uw werken met de dag rijker en beter worden. Het ga u goed.

Vanuit de Lelie te Leuven, 21 januari in het jaar onzes Heren 1525De van ganser harte u zeer toegewijde Pieter de Corte van BruggeAan de zeer hoogstaande en zeer welsprekende theoloog, de heer Erasmus

van Rotterdam. Te Bazel

1538 Aan Johannes Oecolampadius

Bazel, 25 januari 1525

Erasmus van Rotterdam aan Johannes Oecolampadius, gegroet

Zeker spreek ik geen oordeel over u uit. Dat oordeel laat ik aan God, voor wieu staat of valt. Maar wel vraag ik mij af, wat de keizer, de paus, Ferdinand, dekoning van Engeland, de bisschop van Rochester,1 de kardinaal van York2

en verscheidene anderen over u denken. Hun gezag te minachten vind ik ris-kant, hun gunst te onderschatten niet zinvol. Om maar niet te spreken vande horden monniken en theologen, die om welke onbeduidende reden danook tot nieuwe drama’s in staat zijn. Zij zijn het die mensen als u, en dat weetu maar al te goed, voor aanzetters tot ketterij en veroorzakers van schisma’shouden. Wat zullen zij zeggen wanneer zij in uw voorwoord3 zullen lezen‘onze grote Erasmus’, vooral wanneer het onderwerp zelf geen enkele aan-leiding voor het noemen van mijn naam geeft? Als ik geschreven had overJesaja, of als u over de vrije wil geschreven had, dan was er reden geweest ommelding van mij te maken.

4. De Colloquia en het Enchiridion militis christiani. In 1524 hadden som-mige biechtvaders aan de theologische faculteit de absolutie geweigerdaan studenten die toegaven de Colloquia te lezen.

1. John Fisher.2. Thomas Wolsey.3. Bij Oecolampadius’ commentaar op Jesaja, verschenen te Bazel in

maart 1525 (dus enige tijd na het schrijven van deze brief). Erasmus waswaarschijnlijk tijdens het drukken van dit werk op de hoogte gebrachtvan de inhoud. In het gepubliceerde voorwoord wordt Erasmus gepre-zen, maar niet ‘onze grote Erasmus’ genoemd; blijkbaar heeft Oecolam -padius na het lezen van deze brief zijn tekst aangepast.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 16

Page 17: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Johannes Oecolampadius, 1525 1538

17

Maar, zegt u, er zijn mensen die vermoeden dat er tussen ons een slechteverstandhouding is. Er is echter geen sprake van een verstandhouding, be -halve dat ik nooit iemand mijn persoonlijke vriendschap geweigerd heb. Zalik dan, om u het wantrouwen van die mij onbekende lieden te laten kwijt -raken, nieuwe voeding geven aan de gevaarlijke argwaan tegen mij, hetzijvan zeer machtige vorsten hetzij van onverzoenlijke vijanden, die na het ver-schijnen van het boek over de wilsvrijheid eindelijk gematigder be gon nen teworden? En deze in een uiterst belangrijke aangelegenheid zeer ge recht -vaar digde bezorgdheid noemt u kleingeestigheid. Het zou echter van uwverstand getuigen, mijn Oecolampadius, u te hoeden voor wat én niet in uwvoordeel is én mij, die al belast ben met ondraaglijke afgunst, nog meer be -zwaart. Het zal niet ontbreken aan mensen, die het vermoeden hebben dat udeze dingen niet uit onnozelheid doet, maar dat u ofwel misbruik maakt vande onterechte verdenking tegen mij van vorsten en volken om uw zaakkracht bij te zetten, ofwel dat u zich door dergelijke listen op mij wreekt.Maar net zo min als ik bij u een grote boosaardigheid kan veronderstellen,kan ik niet anders dan hopen op uw verstand, althans in deze kwestie. Hetbeste zou in de huidige omstandigheden zijn door u noch geprezen noch be -kri tiseerd te worden. En als dat niet kan, zou ik liever beschimpt dan geroemdworden, vooral waar het gaat om dat ‘onze’.

Ik doe niets af aan de welwillendheid van wie dan ook en ik meen dat ik,waar het om die van mij gaat, mij tot nu toe zo gematigd heb opgesteld, datgeen enkele aanhanger van Luther kan klagen dat ik de wetten van vroegerevriendschap heb geschonden. Maar een misplaatste welwillendheid verschiltniets van vijandschap.4 Als uw overige vrienden graag door uw pen geroemdwillen worden, zoals u verklaart, dan heb ik daar geen enkel bezwaar tegen.Mijn standpunt kent u stellig maar al te goed, aangezien ik u gewaarschuwdheb om geen van de uwen in verlegenheid te brengen. Van mijn kant heb ikde gewoonte om zelfs niet die vrienden, die dat graag willen, in moeilijkhe-den te brengen. Er zijn mensen die van mij vragen hun naam onder die vanmijn vrienden eervol te vermelden. Maar ik heb meer oog voor hun belangdan zij zelf. Daarom, als u mij wilt doen geloven dat uw gezindheid jegensmij zo is als u beweert, verwijder dan dat ‘onze Erasmus’ en bewaar dat com-pliment voor een andere gelegenheid.

4. Adagia 669.5. Oecolampadius had verwezen naar ‘de pelagianen van tegenwoordig’

in het voorwoord bij zijn bloemlezing van teksten van kerkvaders over dewilsvrijheid, verschenen te Bazel in 1524. Velen dachten dat hiermee (ook)Erasmus werd bedoeld. Oecolampadius had in zijn preken kritiek geuitop Erasmus’ De libero arbitrio; zie brief 1526.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 17

Page 18: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

18

1539 Aan de stadsraad van Bazel, 1525

Ik ben niet zo wantrouwig om te denken dat, als er iets tegen de pelagia-nen wordt ingebracht, dit op mij betrekking heeft.5 Ik heb nog eens goednagedacht over dat ‘hoeveel werelden’ — en toch begrijpt eenieder, als dietenminste mijn voorwoord heeft gelezen, dat u daar Erasmus aanvalt.6 Watu in het openbaar had gezegd, wenste u niet te corrigeren. Ik prijs uw conse-quente opstelling, maar zelfs als daar iets aan uw aandacht ontsnapt zou zijn,had dat door uw pen gecorrigeerd kunnen worden.

Door een grappig toeval kwam mijn Karl7 bij u, hoewel hij opdracht hadom naar Pellicanus te gaan om van hem te vernemen of de situatie zo was alsdie mij gemeld was. Ik had hem niets over Farel gestuurd8 en hoe bevriendhij met u is deert mij niet, zij het dat intussen wegens dat soort vriendschap-pen onder anderen een voortre◊elijke jongeling X, en te Konstanz een zeeronkreukbaar man Y,9 gevaar lopen, die nu mijn hulp inroepen. Als men hunwaarschuwingen eerder had gehoord, zouden zij niet in gevaar gekomenzijn. Maar ik kan niet bij de paus of bij vorsten voor hen opkomen, als zij deovertuiging hebben dat ik tot uw kring behoor.

Het ga u goed in Christus. Bazel, 25 januari 1525

1539 Aan de stadsraad van Bazel

Bazel, januari 1525

Deze brief werd, zonder medeweten van Erasmus en zondervermelding van de drukker, in 1526 uitgegeven onder de titelConsilium Erasmi Roterodami in caussa evangelica (‘Advies vanErasmus van Rotterdam inzake de evangelische kwestie’).

6. In zijn Argumenta in omnes epistolas apostolicas nova (zie brief 894)had Erasmus opgemerkt dat in 1 Johannes 2:15-17 het woord ‘wereld’zes keer wordt gebruikt, en daaraan de opmerking toegevoegd:‘Hoeveel werelden komen hier voor!’ Oecolampadius had dezeopmerking (zonder Erasmus’ naam te noemen) belachelijk gemaaktin zijn commentaar op 1 Johannes uit 1524.

7. Karl Harst.8. Guillaume Farel was in 1524 uit Bazel verbannen, mede door toe-

doen van Erasmus (zie brief 1477a).9. Johann Zwick en Johann von Botzheim; zie brief 1519.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 18

Page 19: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan de stadsraad van Bazel, 1525 1539

19

Aan de stadsraad van Bazel, gegroet

Edelachtbare heren en zeer hoog te achten beschermers, ik meen dat ik mijniet van een lange inleiding behoef te bedienen om u te verklaren wat — zoweet ik — u niet onbekend is, namelijk dat ik mij ten volle van uw volstrektniet alledaagse gunsten jegens mij bewust ben, en dat ik maar al te graag be-reid ben om mijn dank te bewijzen, als zich een gelegenheid voordoet waar-bij ik uw belangen kan dienen.

U verlangt, denk ik, niet dat ik in het algemeen een mening geef over dekwestie Luther; evenmin beschik ik over de kennis of het gezag dat bij dezetaak past, om intussen nog maar niet mijn leeftijd, mijn gezondheid of dedrukke studiewerkzaamheden waardoor ik in beslag genomen word, als ex-cuus aan te voeren. God zal uw wijsheid heilzame raad bieden. En als u om ietsverlegen mocht zitten, heeft u onder anderen uw burger Ludwig Baer, eenonkreukbaar, geleerd en verstandig man, die met één vinger tot meer in staatis dan ik met mijn hele lichaam.1 De aard van deze kwestie is zodanig dat dieniet kan worden bijgelegd behalve met de instemming van de grote vorstenof van de vele steden en landstreken. Als ik mij daarin meng vergroot ik hetdrama alleen maar. Men behoeft gevaar niet te vrezen daar waar hoop is opeen groot succes. Maar dat zie ik nog niet. Geen van beide partijen handeltverstandig. Vandaar dat ik, voor het geval dat ik iets gematigds naar vorenbreng, beide partijen voor het hoofd zal stoten. En toch zou ik nog lieverbeide partijen voor het hoofd stoten dan dat ik geheel de zijde van één vantweeën zou kiezen.

Voorts is een deel van dit advies min of meer afhankelijk van de omstan-digheden. Daarvan kan ik onmogelijk op de hoogte zijn, allereerst omdat ikeen vreemdeling ben, die druk bezig is met heel andere dingen, en die bo -vendien onbekend is met uw taal.2 Men moet zich in een vreemde stad nietal te opdringerig gedragen. En als ik nu een lastige vreemdeling zou zijn ge-weest, dan zou het te billijken zijn dat ik ook een deel van de kritiek op mezou nemen. Ook al is het nu zo dat ik uw stad geen enkele eer of geen enkelvoor deel heb bezorgd, stellig heb ik vreedzaam en vredelievend op eigenkosten geleefd, mij intussen wijdend aan wetenschappelijk werk in het alge-meen. Daarom, ook al zou ik in deze kwestie van enige betekenis kunnenzijn (hoewel zich geen enkele hoop op groot succes aftekent), ben ik van me-ning het niet waard te zijn tot een zo controversiële taak geroepen te wor-

1. Baer had Erasmus van advies gediend bij het schrijven van De liberoarbitrio; zie brieven 1419 en 1420.

2. Erasmus wendde vaker voor het Duits niet machtig te zijn; zie brie-ven 1313 en 1499.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 19

Page 20: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

20

1539 Aan de stadsraad van Bazel, 1525

3. Vgl. brief 1408.

den. Afgezien van de tweespalt in de wereld, door hoe grote meningsverschil -len staat uw Zwitserland in brand! En door wat voor verschillende partijenis deze stad verdeeld? Ten slotte verschillen in uw gemeentebestuur de me-ningen, naar ik hoor. Welke raad ik dus ook geef, ik zal onrust wekken of in elkgeval verergeren, en ik zal zware kritiek over mij afroepen. Tot nu toe heb ikmij bij mensen als de keizer en de paus verontschuldigd, en dat niet zonderzwaarwegende redenen. Ik denk niet dat u zo onvriendelijk bent dat u mijnverontschuldiging van de hand zult wijzen. Geheim kan toch onmogelijkblijven wat velen reeds wisten voordat het zover was. En ik moet trouw blij-ven aan wat ik mij eenmaal had voorgenomen. Ik zie mij genoodzaakt ergensin het komende voorjaar, of ik zou willen of niet, van hier te vertrekken, alsik de keizerlijke financiële ondersteuning niet wil kwijt raken die al meerdan drie jaar achterstallig is.3 Ik denk dat deze redenen voor uw vriendelijkegezindheid en gezond verstand volstaan om mij niet te hoeven mengen ineen zo onoplosbare aangelegenheid.

En toch zal ik u enig advies geven, om aan te geven dat ik uw stad, waar-van ik de gastvrijheid reeds meerdere jaren heb mogen genieten, oprecht goed -gezind ben. En ook al zou dat advies niet verstandig zijn, in elk geval is hetgoedbedoeld en oprecht, voor zover het betrekking heeft op het bewarenvan rust in deze stad, hetgeen uw eigenlijke taak is. Dit advies bestaat uit drieonderdelen: het uitgeven van boeken, het eten van vlees, en het trouwen vanpriesters en monniken.

Eerste onderdeelOm te beginnen behoeft uw bezorgdheid zich niet te richten op de oude boe -ken, ook al zitten daar wat fouten in. Anders zou ook Hieronymus niet ge-drukt kunnen worden, sterker nog, er zou geen enkel boek gedrukt kunnenworden behalve de Heilige Schrift. Waar het gaat om de voorwoorden encommentaren, moet men er niettemin voor oppassen dat die geen giftige in-grediënten bevatten. Alle magistraten moeten er op grond van de algemenerechtsregels voor zorgen dat er geen smadelijke of opruiende boeken wor-den gedrukt. Want als diegene wordt gestraft die door een uitlating iemandheeft beschimpt of aanstootgevende woorden heeft uitgebraakt, dan moe-ten des te meer diegenen worden gestraft die dergelijke boeken de wereld instrooien. Boeken die geen vermelding van schrijver, drukker en plaats heb-ben, moet men zonder meer afkeuren, en men moet diegenen stra◊en die zeimporteren, drukken of verkopen. Nog veel meer moeten die genen die valsegegevens op de titelpagina opnemen voor straf in aan mer king komen. Ookal heeft een boek genoemde drie gegevens op het titel blad, toch moeten, als

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 20

Page 21: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan de stadsraad van Bazel, 1525 1539

21

het evident smadelijk of opruiend is, diegenen die het drukken of importe-ren beboet worden. Niet op grond van een nieuwe verordening maar opgrond van de internationale rechtsregels.

Het is uiterst moeilijk iedere vorm van bedrog uit te sluiten. Wie om tebeginnen zal alles lezen wat door velen wordt gedrukt? Daar komt bij dat, alsiemand al alles gelezen heeft, er geen beletsel is om naar believen bladzijdente wijzigen of toe te voegen, tenzij er door u een afschrift zou worden be -waard. En een verwijt zou in dit geval terechtkomen bij hen die toegestaanhebben dat het boek gedrukt werd. Ze zouden zeggen: ‘Het is toch goedge-keurd’. Deze last zou mij zeker onverteerbaar voorkomen. Ik kan nauwelijksde kritiek op mijn eigen werken verdragen. Deze kritiek zou goeddeels afge-wenteld kunnen worden op de drukkers, de importeurs en de verkopers,wan neer ze op eigen risico smadelijke of opruiende boeken uitbrengen zon-der of met valse titelbladgegevens, ongeacht of iemand het namens u heeftgoed- of afgekeurd.

Ik weet niet welk standpunt u heeft ingenomen over de leerstellingen vanLuther.4 Als u niet wilt dat die gedrukt worden, dan zouden ook de com-mentaren van vele anderen niet gedrukt moeten worden, zoals die van Bugen -hagen5 en Oecolampadius, die her en der dat soort dingen in hun geschriftenverwerken. En dan zou op die manier het nuttige werk van zeer veel anderenverloren gaan. Misschien zou het helpen hierbij een oogje toe te knijpen,vooral als de boeken slechts verschillen van mening betre◊en en over argu-menten gaan, en zich onthouden van opruiende verwijten. Wat echter hetmeeste verzet oproept is een plotseling nieuw inzicht, ontstaan ten aanzienvan een gevestigde opvatting en een in de geesten vastgezette mening. Zekermoet zo’n nieuwe opvatting des te meer vermeden worden als datgene wataan vernieuwing onderhevig is, meer leidt tot het veroorzaken van onrustdan tot herstel van godvrezendheid. Tot deze categorie reken ik zaken als debeelden, de tonsuren en de kledij van priesters, de misriten, de heilige ge-zangen en andere ceremoniën, die ofwel goed zijn als men ze correct ge-bruikt, ofwel acceptabel wanneer ze uitgevoerd worden met min der schade-lijk gevolg dan wanneer er een vernieuwing op wordt toegepast. En voor hetgeval er toch iets bezwaarlijks aan kleeft, kan dat met andere middelen afge-zwakt worden, omdat er nu eenmaal nooit een zodanig gelukzalige staat dermenselijke aangelegenheden zal bestaan of er moet in menig opzicht wel

4. Bazel was o√cieel nog katholiek, maar neigde sterk naar deReformatie, onder invloed van met name Johannes Oecolampa diusen Conradus Pellicanus.

5. Bugenhagen had in 1524 commentaren op Deuterono mium ende Psalmen gepubliceerd.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 21

Page 22: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

22

1539 Aan de stadsraad van Bazel, 1525

een oogje toegeknepen worden, hoe fundamenteel dingen ook veranderd zou -den worden. Momenteel storen sommigen zich aan alles — de kledij, de ge-zangen, het klokgelui, de beelden, de tonsuren, de zalving, de benoeming,de ceremoniën, ja zelfs de riten van de sacramenten en de traditionele ge-bruiken. En het houdt niet op, steeds maken oude klachten plaats voor weernieuwe. Net zoals diegenen het bij het verkeerde eind hebben die te veel ver-trouwen op menselijke voorschriften en gebruiken, zo is het even riskantzich hieraan niets gelegen te laten liggen. Zonder menselijke voorschriftenen gebruiken bestaat er nu eenmaal geen staatsorde.

Als de bevolking van Zürich overreed kan worden om de beelden, hetmisritueel dat zijn waarde voldoende heeft bewezen, en het gebruik van deeucharistie in ere te herstellen totdat over deze zaken vanuit een algemeeninternationaal concilie besluiten worden genomen, zou dit kunnen bijdra-gen tot de eendracht van heel Zwitserland.6

En toch zou ik, als zij daartoe niet overreed kan worden, niet willen dathierom een oorlog wordt ontketend, maar zou ik liever een goede gelegen-heid voor verandering afwachten. Wat de wijze van ontvangen van de eucha -ris tie betreft: dat zou met drie woorden van de paus voor elkaar te krijgenzijn, als daar met vrome gezindheid en met instemming van de regio om ge-vraagd zou worden. Zijn gezag in dezen zal stellig hier zo groot zijn dat heteen burgeroorlog weet te voorkomen.

Tweede onderdeelOver het eten van vlees is mijn mening dezelfde. Als bij de paus uit algemenenaam van uw regio een verzoek wordt ingediend, zal er geen enkel probleemzijn. Intussen kunt u doen wat in heel Italië gebeurt. Ook in de vastentijdwordt publiekelijk vlees verkocht zonder dat de paus daar bezwaar tegenaantekent, waarmee hij het zodoende stilzwijgend goedkeurt. Want het isniet de bedoeling van de paus dat ook maar iemand ziek wordt of sterft alsge volg van het eten van vis. Op dit punt zou ik iedereen zijn geweten latenvolgen en zou ik niemand onder druk zetten, tenzij iemand zich stemming-makend gedraagt en anderen aanspoort om minachtend om te gaan met watalgemeen gebruikelijk is. En als iemand geen vertrouwen heeft in zijn eigengeweten, laat hij dan onthe√ng vragen van zijn priester of bisschop.

Derde onderdeelPersoonlijk ben ik van mening dat diegenen die zo maar hun monnikskap af-werpen, of die als priesters een huwelijk aangaan, geen enkele begunstiging

6. Zürich was, onder invloed van Zwingli, overgeheld naar deReformatie; in juni 1524 waren de beelden er uit de kerken verwijderd.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 22

Page 23: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan de stadsraad van Bazel, 1525 1539

23

uwerzijds verdienen. Maar degenen die op jeugdige leeftijd op gezag vanhun ouders of anderszins tot het monnikenbestaan of het ambt van pries terzijn gedwongen, zou ik graag geholpen zien door het gezag van boven hengestelden. Er zijn velen voor wie het nuttig is dat zij door de kloosterhekkenbehoed worden voor het begaan van zonden van vrij ernstige aard. Er zijnveel wankelmoedigen, voor wie discipline nuttig, maar vrijheid gevaarlijk is.Maar geenszins zijn diegenen te tolereren die niet alleen zelf lichtzinnig hunlevenswijze veranderen maar ook anderen aansporen hetzelfde te doen.Alsof het ongeoorloofd zou zijn dat een monnik zijn orde regel trouw blijft,of alsof het priestercelibaat op zichzelf verderfelijk zou zijn. Het is nietwaarschijnlijk dat wie in het klooster bandeloos heeft ge leefd, eerbaar leeftwanneer hij de vrijheid herkregen heeft. Evenmin is het waarschijnlijk dateen priester in een huwelijk genoegen zal nemen met één echtgenote, als hijin het celibaat vele concubines had. Eerder valt te vrezen dat op een onzui-ver celibaat een nog onzuiverder huwelijk volgt. Wie zal echter tolererendat monniken en priesters van hun kant de pauselijke verordeningen aan dekaak stellen, terwijl zij zelf te kwader trouw de eer van de kerkelijke ordehebben aanvaard en hun gelofte door een liederlijke levenswijze te schandehebben gemaakt? Daarbij voeden zij intussen hun losbandigheid met kerke-lijke inkomsten, hoewel zij eigenlijk hun zondig gedrag zouden moeten er-kennen. Toch zou ik willen dat men ook hierin maatregelen neemt. Want ikzou een verbintenis met een echtgenote prefereren boven een concubinaat.Maar dit is nauwelijks mogelijk zonder tussenkomst van het gezag van vor-sten of van een concilie. Als u ertoe zou besluiten hen in bescherming te ne-men, dan stromen van alle kanten mensen toe die het niet zo nauw nemen,zelfs criminelen, die weinig bijdragen aan het behoud van de rust in dezestad. Als meerdere bisschoppen samen met de magistraten, of, voor het gevaldat de bisschoppen het zouden laten afweten, de magistraten eensgezind depaus zouden verzoeken in kwesties als deze tot toestemming te besluiten,dan zou, wanneer zij elk geval op eigen waarde beoordelen, de toestand in dehand gehouden kunnen worden. Aan ongeschoolden en aan mensen die hetpriesterschap onwaardig zijn, zou ik, als zij zich niet kunnen of niet willen be - heersen, willen toestaan dat zij hun concubine tot echtgenote maken. Maar zijzouden wel het priesterambt moeten neerleggen en verder als leken moetenworden beschouwd. Maar de mensen die uit volle overtuiging het priester-ambt hebben aanvaard en die met hun geleerdheid de kerk van nut zoudenkun nen zijn, maar zich vanwege zwakheid des vlezes niet kunnen be heer sen,en overigens van goed en onbesproken ge drag zijn, aan hen zou ik een echt ge -note toestaan zonder hun het priesterambt te ontnemen. Dezelf de me ningben ik toegedaan ten aanzien van de monniken, namelijk dat, na ken nis ne -

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 23

Page 24: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

24

1540 Van Johann von Botzheim, 1525

1. Clemens vii had de beoordeling van de zaak waarvoor Botzheimnaar Rome was geroepen (zie brief 1519), overgedragen aan de bisschopvan Konstanz, Hugo von Hohenlandenberg.

2. In deze tijd kwam het woord ‘post’ langzaam in zwang.

ming van hun situatie, permissie wordt ge geven aan hen die dit ver die nen.Dit over de huidige stand van zaken. Maar voor de toekomst moet men

ervoor zorgen dat de wereld niet vol raakt met al te veel ongeletterde, ge -mak zuchtige en ondeugdelijke monniken en priesters. Intussen zou ik dege -nen die er de voorkeur aan geven op eigen gezag of lichtvaardig hun levens-wijze te veranderen, ter bestra√ng overlaten aan hun eigen bisschoppen enabten, zolang zij maar niets ondernemen wat de staat in verwarring zoubrengen. Voor het overige ben ik van mening dat u verstandige terughoudend -heid zou moeten betrachten, net zoals u dat tot nu toe heeft gedaan, totdatde situatie zelf leert of datgene wat nu gebeurt van God komt of er gens an-ders vandaan. Intussen moeten alle kiemen van onrust en verzet zorg vuldigverwijderd worden.

1540 Van Johann von Botzheim

Konstanz, 25 januari 1525

Gegroet. Mij is een apostolische brief bezorgd1 die aan de hoogwaardigebisschop van Konstanz ter hand gesteld moet worden. U stuur ik een af -schrift daarvan. Meteen na ontvangst overhandigde ik hem aan mijn mede-broeders van het kapittel, met de vraag of zij zo goed wilden zijn hem uitmijn naam aan de bisschop aan te bieden en mij bij hem aan te bevelen. Mijnverzoek zag ik gehonoreerd. De heren stuurden twee kapittelleden van hunorde om de brief, vergezeld van de aanbeveling, aan de bisschop te geven.Nadat ze dat gedaan hadden, gaf de hoogwaardige heer aan dat hij tijd vooroverdenking wilde nemen, maar spoedig zou antwoorden en hij bood mijgoede hoop. Nu zijn er gebeurtenissen tussengekomen die mijn zaak in deweg staan. Maar er zijn vrienden die door hun gezag gewicht in de schaal leg-gen bij de bisschop. Die geven mij goede hoop.

Gisteren diende zich een koerier bij ons aan, die in de volksmond ‘de post’heet,2 en hij verklaarde, op grond van een brief van prins Ferdinand, metstelligheid dat de paus de zijde van de koning van Frankrijk heeft gekozen,en daardoor is de paus bij onze vorsten in een zeer kwaad daglicht ko men testaan. Er zijn bij ons in Konstanz enkele delegaties, te weten van prins Ferdi -nand, van de vrij omvangrijke Zwabische Bond3 en van de edelen van ons land,

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 24

Page 25: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Erasmus Schets, 1525 1541

25

3. Een verbond tussen de rijksstanden (adel, hoge geestelijkheid enrijkssteden) in het zuiden van Duitsland.

4. Waldshut had zich in het najaar van 1524 aangesloten bij de hervor-ming van Zwingli. In december 1525 werd de stad door Oostenrijksetroepen bezet en werd er het katholicisme hersteld.

5. Balthasar Hubmaier.6. Jacopo Sadoleto had bij de paus bemiddeld ten gunste van

Botzheim; zie brief 1519.7. Misschien Johannes Milio.

die de kwestie Waldshut behandelen.4 De mensen uit Walds hut zijn er zelfook, vergezeld van delegaties uit Zürich, Bazel en Scha◊hau sen. Ik krijggeen mededeling dat men de kwestie heeft kunnen bijleggen. Want de men-sen uit Waldshut zijn er op geen enkele manier toe te brengen hun leider,5

die zich niet door de Heilige Schrift laat overtuigen, af te vallen, hetgeenzijn tegenstanders maar al te graag willen. Bovendien zijn bij ons her en derde boeren in alle staten. De vorsten brengen vijfhonderd gewapen de ruitersen duizend voetknechten in gereedheid om de partij van de boeren er weeronder te krijgen, als waar is wat men vertelt.

De heer Sadoleto heeft de heer Bonifacius Amerbach een brief geschre-ven.6 Hij is een heel goede vriend van hem en kan, als hij zou willen, mijnzaak uit de wereld helpen. Mijn tegenstander,7 een eerzaam man naar ikhoor, is erg gehecht aan de hoogwaardige heer Sadoleto, die op zijn beurt uheel na staat. Binnenkort verneemt u wat de bisschop van Konstanz, wiensant woord ik afwacht, met mij gedaan heeft. Het ga u goed, zonder uw Botz -heim te vergeten.

Uit Konstanz, 25 januari 1525Uw zeer toegewijde BotzheimAan de heer Erasmus van Rotterdam, leidsman en vernieuwer van de ware

theologie en van alle schone letteren, bij uitstek te achten leermeester. TeBazel

1541 Van Erasmus Schets

Antwerpen, 30 januari 1525

Misschien zult u zich verwonderd afvragen, zeer edele heer, wie het is die unu schrijft. Het is Erasmus, zij het een Erasmus die totaal van u verschilt, of-schoon ik vanwege die naam zeer dikwijls door menigeen met groot respectbehandeld ben, aangezien deze naam hier bij ons Brabanders nu eenmaal zeld -

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 25

Page 26: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

26

1541 Van Erasmus Schets, 1525

zaam is en voor hoogst eerbiedwaardig en vermaard wordt gehouden, van-wege de uitzonderlijke verdienste van uw geleerdheid. Want zo is het mijherhaaldelijk tijdens een diner of een gesprek overkomen dat ik door deze engene als Erasmus werd aangesproken, in die zin dat de aanwezigen, die u enmij niet persoonlijk kenden, mij hielden voor de Erasmus die door zijn zovermaarde talent en zijn groot wetenschappelijk aanzien deze naam be roemdheeft gemaakt. Want u bent de enige en stellig onvergelijkbare Erasmus terwereld, u die door uw zeer geleerde en voorwaar godvrezende publicatie vande Parafrasen de hemelse leer en de boodschap van het evangelie uiterst toe-gankelijk heeft gemaakt voor mensen met minder bevattingsvermogen. Metals gevolg dat ieder die het wil lezen en ervan wil genieten, niet anders danvan de duisternis in het licht kan geraken, van kommer in rust, van het juk enhet slijk van de zonde in de bevrijdende reinheid van een zuiver geweten.Wie, zo vraag ik mij af, zou zich niet gelukkig prijzen met het bezit van eenzo verheven geest als die van u, die ons dit soort dingen heeft voortgebracht?Wie zou niet genieten van uw hemelse geschriften? Want u heeft ons de warechristelijke vreedzaamheid en evangelische vroom heid geopenbaard. Wan -neer wij die, onder leiding van de Heilige Geest, in trouw en hoop omarmen,dan kan het niet anders dan dat wij ons richten op de innige liefde voor Goden de weg van de rechtvaardigheid, en vervreemd raken en vrij worden vaniedere zondige gedachte en van de verschijnselen van onrust die deze eeuwvan ons belasten.

Maar ik dwaal verder af dan nodig is, met het risico dat ik uw oren metmijn inleidende opmerkingen vermoei. Wat ik u eigenlijk wilde zeggen isdat mij de gelegenheid geboden is u te schrijven door toedoen van vriendenin Spanje, die mij deze bijgevoegde brieven1 hebben gezonden om ze aan udoor te sturen, waarvan ik wens dat u ze samen met die van mij in goede ordezult ontvangen. Zo hoop ik in elk geval. Want ik adresseer ze aan Johann Paum -gartner te Augsburg, een mij zeer dierbaar man, met het verzoek ze aan udoor te sturen. Ik hoop dat hij ze onverwijld naar Bazel zendt. Stelt u mij als-tublieft op de hoogte van de ontvangst, want ik zou mijn Spaanse vriendengraag verzekeren dat zij in mij een betrouwbare bezorger van hun brievenhebben. Maar er is nog iets anders dat ik graag aan u wil voorleggen, ietswaar verscheidene vrienden uit Spanje op wezen. Een van hen is Fran cis code Vaylle, die mij dierbaarder is dan een broer.2 Elk van hen schrijft welkeeer volle berichten over u daar de ronde doen. Die zijn in hoge mate terechten voluit verdiend. Want zo complimenteus laten bijna alle mensen van dat

1. Deze brieven zijn niet bewaard gebleven.2. De echtgenotes van Francisco de Vaylle en Erasmus Schets (Maria

en Ida van Rechtergem) waren zusters van elkaar.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 26

Page 27: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Lorenzo Campeggi, 1525 1542

27

land, hoogwaardigheidsbekleders, geleerden en vooraanstaanden, zich overu uit, en wel in die zin dat als u bij gelegenheid naar hun land zou komen, ziju tegemoet zouden komen om u halverwege te ontmoeten. Op het gebiedvan de wetenschap of van de Heilige Schrift wordt momenteel bij hen nietsanders gelezen of geapprecieerd dan uw boeken. Zij zeggen dat zij door hetlezen ervan waarlijk verlicht worden tot de geest Gods en dat hun hartenvertroost worden, en zij noemen u een man die uniek is in de wereld en diedoor zijn zeer indrukwekkende geschriften meer dan wie ook de goddelijkeleer toegankelijk heeft weten te maken tot troost en rust van vrome zielen.Zij doen niet anders dan met luide stem de hoop uitspreken dat u voor uwdood een uitleg van de Psalmen van David zult uitgeven. Zo namelijk verze-kert mij Francisco de Vaylle, een bepaald niet ongeletterd man die u zeertoe genegen is, en met hen zeer veel andere vrienden.

Voorts heb ik meermalen bij Pieter Gillis3 geïnformeerd naar uw gezond-heid. Hij heeft mij herhaaldelijk daarover gerustgesteld, ook al heeft u chro-nisch last van nierstenen. Met hart en ziel wens ik, en velen met mij, dat uhier bij ons was. Dikwijls heb ik mij afgevraagd wat er zo aantrekkelijk is datu liever daar dan hier bij ons verblijft. Het is diezelfde Pieter die mij meedeelt,want ik kan geen andere reden bedenken, dat het komt omdat er bij ons geenBourgondische wijn is en dat die voor uw constitutie het meest heil zaam zouzijn. Maar wees daar niet bang voor. Als er behalve dit geen enkel beletsel is,laat u zich dan niet weerhouden terug te komen. Wij zullen ervoor zorgendat u niet alleen voorzien wordt van Bourgondische wijn maar ook vanPerzische en Indische, als u die zou verkiezen en nodig zou hebben.

Ten slotte wens ik dat het u goed gaat. Wilt u alstublieft consideratie heb-ben met mijn ongeletterde pen, daar ik gewoonlijk buiten de doolhof vanmijn kantoor helemaal niet schrijf.

Antwerpen, vanuit datzelfde kantoor, 30 januari in het jaar 1525 na Chris -tus’ geboorte

Uw zeer toegenegen Erasmus SchetsAan de zeergeleerde heer en meester Erasmus van Rotterdam. Te Bazel

1542 Van Lorenzo Campeggi

Boeda, 2 februari 1525

3. Gillis was tot dusver Erasmus’ belangrijkste zaakwaarnemer in deNederlanden. Schets zou gaandeweg in die positie treden.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 27

Page 28: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

28

1543 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Lorenzo, door goddelijke barmhartigheid kardinaal priester van de titel-kerk van St.-Anastasia, nuntius van onze Heilige Vader de paus en van deHeilige Stoel in geheel Duitsland, de koninkrijken Hongarije, Bohemen,Polen en alle andere gebieden waarheen het ons belieft onze schreden terichten, wenst aan de door ons in Christus geliefde Desiderius Erasmus vanRotterdam, priester van het diocees Utrecht, eeuwigdurend heil in de Heer

Het is in het bijzonder de toewijding die u daadwerkelijk betracht jegens onzeallerheiligste Vader paus Clemens vii en de roomse Kerk, die maakt dat wijzo gunstig mogelijk op uw verzoeken beschikken, vooral op die waarmeeuw lichamelijk welzijn gediend kan worden. Vandaar dat wij ten aanzien vanhet onderstaande, gesterkt door voldoende gezag op grond van een briefvan de Apostolische Stoel, genegen zijn, met inachtneming van uw vroegereverdiensten, u met welwillende goedgunstigheid tegemoet te komen en aanuw verzoeken in de onderhavige kwestie gehoor te geven. Aan u, voor wie,zoals u verzekert, het eten van vis zeer slecht is, vanwege bepaalde fysiekekwalen waaraan u lijdt, en aan drie anderen die naar uw keuze bij u aan tafeleten, verlenen wij dispensatie en de mogelijkheid gedurende de vastenpe-riode en op andere momenten van het jaar waarop het volgens voor schrift oftraditie verboden is vlees of melkproducten te eten, toch eieren, boter, kaasen andere melkproducten te gebruiken en te eten, en ook vlees. Voor u geldtnatuurlijk dat daarvoor geen doktersattest nodig is, voor degenen echter dieaan genoemde tafel mee-eten is, althans waar het om bedoeld vlees gaat, eenattest van twee artsen nodig. In deze kwestie handelen wij op gezag van deApostolische Stoel, met voorbijgaan aan apostolische en synodale voorschrif -ten en andere verordeningen.

Gegeven te Boeda in het diocees Veszprém in het jaar 1525 vanaf de ge -boor te van de Heer, op 2 februari, in het tweede jaar van het pontificaat vanonze allerheiligste Vader paus Clemens vii

Eremita1

Februari. Zonder kosten en in opdracht van de hoogwaardige heer legaatFloriano MontiniD. de Paternina

1543 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 5 februari 1525

1. De naam van de kopiist van deze brief.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 28

Page 29: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1543

29

Gegroet, zeer hooggeachte vriend. Reeds twee keer heb ik je geschreven, zijhet in het kort.1 Ik vermoed dat de eerste brief niet bezorgd is. De bezorgerwas een minderbroeder die zich wel van zijn monnikskap maar niet van zijnboosaardigheid had ontdaan. Ik gaf hem zeven bla◊erts,2 waarbij ik hemmeer beloofde als ik mij hier van ’s mans goede trouw had kunnen vergewis-sen. Alles is tegenwoordig vol van dat soort landlopers. Een nogmaals ge -schreven brief heb ik aan een of andere handelaar meegegeven. De ring metpenning met de beeltenis van Willibald heb ik ontvangen, kort daarop kreegik ook het met uiterst kundige hand geschilderde portret van Dürer.3 Hier -mee heb ik beide wanden van mijn slaapvertrek getooid, zodat mijn ogenWilli bald waarnemen waarheen ik mij ook wend.

Helaas heb je niets geschreven over de inhoud van die onbenullige ge -schrif ten.4 Ik vermoed dat ze uit Straatsburg komen. Want Eppendorf5 gaater bij wie het maar horen wil zelfs prat op dat hij geschriften heeft gepubli-ceerd met mij als doelwit. De boosaardige gedragingen van Otto6 ken je.

Op dit moment kan ik je slechts dit schrijven, mijn Willibald, aangezien ikternauwernood aan de dood ontsnapt ben, of liever gezegd voor een tweedemarteling gespaard gebleven ben. Tien volle dagen heb ik geleden. Uiteinde -lijk, toen ik de wanhoop al nabij was, kwam er een enorme niersteen tevoor-schijn. De ziekte verloopt doorgaans zo grillig dat er geen kruid tegen ge -was sen is. Ik zal binnenkort uitvoeriger schrijven. Kort geleden schreef ikRud bert von Mosham7 en Joachim Camerarius.8 Ik hoor dat die nu in Bam -berg is. Als je dat vandaar kunt, zorg er alsjeblieft voor dat mijn brieven henbe rei ken. Breng Dürer de hartelijkste groeten over.

Bazel, 5 februari in het jaar 1525Aan de zeer doorluchtige heer Willibald Pirckheimer

1. De eerste brief is niet bewaard gebleven, de tweede is brief 1536.2. Zie brief 1536, noot 4.3. Zie brief 1536, noot 2.4. Waarschijnlijk een verwijzing naar enkele in Straatsburg gedrukte

pamfletten over de controverse tussen Erasmus en Ulrich von Hutten.5. Heinrich Eppendorf verbleef in Straatsburg en werkte daar voor

verscheidene drukkers.6. Otto Brunfels, die tegen Erasmus had geschreven ter verdediging

van Von Hutten; zie brieven 1405 en 1406.7. Zie brieven 1450 en 1512.8. Zie brief 1524.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 29

Page 30: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

30

1544 Aan Stanislaus Thurzo, 1525

1544 Aan Stanislaus Thurzo

Bazel, 8 februari 1525

Dit is het voorwoord bij de uitgave van Plinius de Oudere, Naturalishistoria, verschenen bij Johann Froben te Bazel in 1525. De uitgave ver-scheen onder Erasmus’ naam, maar was mede het werk van BeatusRhenanus en de Tsjechische geleerde Sigismundus Gelenius.

Erasmus van Rotterdam aan de hoogwaardige prelaat en illustere prinsStanislaus Thurzo, bisschop van Olomouc, gegroet

Uitzonderlijke werken van grote kunstenaars hebben dit gemeen, zeerhoogwaardige bisschop, dat zij niet alleen eer verscha◊en aan degenen dieaan de wieg ervan stonden, aan mensen onder wier auspiciën of op wier kos-ten ze zijn ontstaan of aan wie ze zijn opgedragen, maar ook aan allen die eendeel van hun energie gestoken hebben in de voltooiing of in het herstel er -van. Ook de eerzucht van sommigen, een hoe weinig gelukkige eigenschapook, heeft wel roem opgeleverd. Want wie zou vandaag de dag Mausolus, eenonbeduidende koning van Carië, of zijn echtgenote Artemisia hebben ge -kend, of Scopas, Bryaxis, Timotheus, Leochares en Pythius,1 als niet het Mau -so le um, dat wereldberoemde kunstwerk, hun allen onsterfelijke roem hadbezorgd, ook al heeft het zichzelf niet tegen het onrecht van de alles verte-rende tijd kunnen beschermen? Er is heden ten dage geen enkel spoor meerover van de kunstig geconstrueerde tabernakel die Mozes bouwde of van deeens zeer beroemde tempel die Salomo te Jeruzalem liet verrijzen en dieEzra herbouwde. En toch zal in de herinnering van de mensen altijd de naamvoortleven van de beroemde Bezaleël2 en van Hiram, koning van Tyrus.3 Ja,ook Salomo zelf, hoewel hij ook om andere reden vermaard is, dankt eenaan zienlijk deel van zijn roem aan dat opmerkelijke bouwwerk.

Uit de monumenten die een duidelijk nut hebben voor het leven van destervelingen komt echter een meer bestendige en waarachtige roem voortdan uit de gevaarten van de Egyptische piramiden die niets anders zijn dan

1. Zie Plinius, Naturalis historia xxxvi, 30-31. Artemisia liet voorMausolus het Mausoleum bouwen, een monumentale graftombe.Architect was Pythius van Priene; Scopas, Bryaxis, Timotheus enLeochares waren beeldhouwers die aan het monument werkten.

2. De vervaardiger van de tabernakel; zie Exodus 31:2.3. Hiram assisteerde Salomo bij de bouw van de tempel van

Jeruzalem; zie 1 Koningen 7:13-47.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 30

Page 31: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Stanislaus Thurzo, 1525 1544

31

een domme en ijdele demonstratie van barbaarse overdaad. Hetzelfde geldtvoor labyrinten, kolossale beelden, onontwarbare knopen, een wagen zo kleindat de vleugels van een vlieg die kunnen bedekken, de bekkens van Dodona,zuilengangen met zevenvoudige echo en meer van dat soort voortbrengse-len die wel bekoren door het wonder van kunst en vernuft maar overigensgeen enkele nuttige bijdrage leveren.4 Dergelijke dingen leveren hun schep-pers eerder een zekere naamsbekendheid dan roem op. Perillus heeft doorzijn bronzen stier naam gemaakt,5 maar het was beter geweest als hij onbe-kend was gebleven. In die zin hebben degenen die door het bouwen van brug -gen, havens, badhuizen en aquaducten het praktisch nut met de groots heidvan hun werken hebben kunnen verbinden, in grotere mate ware roem ge-oogst. Als u zou moeten kiezen wat van dat alles het beste is, wat is dan ver-gelijkbaar met dit werk dat Plinius ons als een levend en bezield gedenkte-ken van zijn talent heeft nagelaten? Sterker nog, het is geen werk maar eenschatkamer, het is voorwaar een wereld van alle dingen die het weten waardzijn. Daarom is het niet verwonderlijk dat dit ene werk zoveel mensen aan-zien heeft gegeven en heden ten dage nog steeds aanzien geeft. Niemand waszo onbekend of hij kreeg bekendheid nadat hij dit werk eenmaal onder han -den had genomen.

Dit goddelijk geschenk zou voor ons verloren zijn gegaan als niet hoogstgetalenteerde mensen in onderlinge wedijver ervoor hadden gezorgd dathet uit zijn bijna jammerlijke staat van verval voor de wereld werd wederge-boren. Onder hen is zonder twijfel de grootste eer verschuldigd aan Ermo -lao Barbaro, niet alleen omdat hij het als allereerste heeft aangedurfd om diebij uitstek luisterrijke taak op zich te nemen, maar ook omdat niemand an -ders de tekst op meer plaatsen heeft weten te herstellen dan hij.6 Het is nietmijn bedoeling een lange naamlijst samen te stellen, maar onder de zeer velendie het voorbeeld van Barbaro hebben nagevolgd, noem ik hier toch de on -schatbare dienst die Guillaume Budé ons heeft bewezen, een man van voor-beeldige nauwgezetheid en onbetwiste geleerdheid.7 Na hem is daar Nico -las Bérault, een man die naast zijn kennis van de humaniora ook goed thuis is

4. Al deze kunstwerken worden in de Naturalis historia beschreven.5. Zie Plinius, Naturalis historia xxxiv, 89. Perillus bouwde voor de tiran

Phalaris van Akragas een holle, bronzen stier om mensen in te roosteren.Phalaris had aardigheid in de doodskreten die als geloei uit de stier op-klonken.

6. Voor de tekstkritiek van Barbaro, zie diens tweedelige Castigationesplinianae (Rome, 1492-1493).

7. Budé evalueerde tal van passages uit de Naturalis historia in zijnDe asse uit 1515.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 31

Page 32: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

32

in de mathematica, en wat in dit geval nog wel belangrijker is, die over eenhelder oordeel beschikt, waarmee hij zich met evenveel toewijding als overtui -ging met dit werk heeft beziggehouden.8 Onlangs heeft als allerlaatste Johan - nes Caesarius, die in alle literaire genres uiterst bekwaam is, zeer ge slaagdwerk verricht.9 En het is dan ook aan de inzet van al deze mensen te dankendat wij een Plinius hebben die in vergelijking met vroeger sterk verbeterd is.

Overigens, zoals zich bij bepaalde schilderijen van uitzonderlijke artistie-ke kwaliteit aan de ogen van de beschouwers steeds iets nieuws openbaartom met bewondering naar te kijken, zo is er voor degenen die zich bezig-houden met de tekstzuivering van Plinius altijd wel wat te herstellen. Nu iser door Plautus schertsend gezegd: ‘Wie zich een hoop werk op de hals wilhalen moet zien dat hij twee dingen krijgt: een boot en een vrouw. Wantgeen ander tweetal zaken brengt meer werk met zich mee dan dit’.10 Op de-zelfde manier kan in ernst en naar waarheid worden beweerd dat degene diezich moeite wil getroosten om de tekst van Plinius te herstellen, nooit omwerk verlegen zit. Want, mocht er niets anders zijn, dan is er altijd nog deonzorgvuldigheid van de drukkers die maakt dat geleerden bij de studie vande allerbeste schrijvers voortdurend, om zo te zeggen, ‘de weefsels van Pe -ne lope moeten ontrafelen’,11 omdat de drukkers door hun achteloosheiddage lijks meer bederven dan door de nauwgezetheid van geleerden hersteldkan worden. Van sommige werken was de uitzonderlijke kwaliteit zodanigdat zij door hun onnavolgbare niveau van kunstzinnigheid de handen vanalle kunstenaars afschrikten om aan te vullen wat niet afgemaakt was of teherstellen wat beschadigd was. Onder de werken van Apelles worden doorschrijvers bij uitstek twee Venusfiguren geroemd, de ene die opkomt uit zee,waardoor ze dan ook Venus Anadyomene12 genoemd wordt, de andere waar -aan hij voor de inwoners van Kos was begonnen en waarmee hij die eerstezelfs overtroffen had als de dood niet afgunstig zou zijn geworden op hetkunstwerk in wording. Toen het onderste deel van het eerste werk bescha-digd raakte kon men niemand vinden die in staat was het te herstellen. Nie -mand had het vermogen het laatste werk, dat onvoltooid was, overeenkom-stig de als voorbeeld dienende schetsen af te maken.13

8. Bérault had in 1516 een geannoteerde uitgave van de Naturalis historiabezorgd.

9. Caesarius had in 1524 een kritische uitgave van de Naturalis historiabezorgd.10. Plautus, Poenulus 210-213.11. Naar Cicero, Academica ii, 95.12. ‘De opduikende Venus’.13. Dit alles wordt verhaald in Plinius, Naturalis historia xxxv, 91-92.

1544 Aan Stanislaus Thurzo, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 32

Page 33: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

33

Hoe evidenter de terughoudendheid van kunstenaars, des te meer moetde roekeloosheid, om niet te zeggen de gewetenloosheid van sommige men-sen veroordeeld worden die het werk van Plinius, dat hoger geacht moetworden dan al het werk van alle beeldhouwers en schilders, zo hebben mis-vormd door het te kopiëren of te drukken, dat zij de indruk zouden kunnenwekken opzettelijk uit te zijn geweest op de ondergang van een zo uitzon-derlijk schrijver. Eigenlijk zou het de zorg van koningen moeten zijn datniet te laten gebeuren, aangezien geen enkel boek het meer verdient omdoor koningen ter hand genomen te worden, omdat nu eenmaal aan geenenkel werk sneller alomvattende kennis te ontlenen is. Wat past namelijkwe reldlijke vorsten meer dan anderen in wijsheid te overtreffen? Wijsheidechter die wordt verkregen door praktijkervaring is niet alleen armzalig, zo-als Plinius zelf terecht schreef, omdat de verkrijging ervan voor velen grootnadeel oplevert, maar is ook geldverspillend, omdat ze meestal te laat komt.14

Maar een staat kan die vertraging net zo min verdragen als een op zee innood verkerend schip kan wachten op de bijscholing van een onbekwamekapitein. Want een actueel gevaar vraagt nu eenmaal om een deskundige dieal voor zijn taak berekend is. Daarom staat het vorsten niet vrij enig deel vanhun leven verloren te laten gaan en mogen zij niet als kinderen optreden.Ook als zij nog jongelingen zijn, behoren zij blijk te geven van geestelijkevol wassenheid. En die wordt nergens anders beter verkregen dan uit dit werk,dat dankzij zijn grote doeltreffendheid de hele wereld inzichtelijk maakt.Plinius doet de wereld kennen. Wat is absurder dan over de wereld te heer-sen en niet te weten wat de wereld is? Drukke staatszaken vormen geen ver-ontschuldiging. Door vergelijkbare bezigheden in beslag ge nomen wistPlinius na lezing van vele duizenden boeken dit werk te schrijven. Het zoustellig van pas komen een deel van de tijd die heengaat met het dob bel spel tebesteden aan het lezen van een zo nuttig en evenzeer onderhoudend werk.

Maar om verder te gaan met hetgeen waarmee ik begon, hoe afkeurens-waardig de onbezonnenheid van tekstmisvorming ook mag zijn, en dit geldtvoor alle geleerden, voor ieder zoals het hem past, een nog grotere omzich-tigheid moet men betrachten bij pogingen om het werk te herstellen. Hetgetuigt van ongegronde vrees geen enkele poging hiertoe te wagen, aange-zien in veel gevallen pogingen een zeer succesvol resultaat hebben opgele-verd. Het getuigt van onbezonnenheid een oude lezing te verwijderen opgrond van een of andere niet serieuze gissing en een nieuwe op te nemen.Het getuigt van respect een kanttekening te maken als er op waarschijnlijkegronden iets ontdekt is, en geleerden als het ware een opstap te bieden voor

14. Geen uitspraak van Plinius de Oudere maar van Plinius de Jongere,Panegyricus lxvi, 4.

Aan Stanislaus Thurzo, 1525 1544

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 33

Page 34: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

34

verder onderzoek. Ja mogen allen die ten aanzien van deze buitengewoonmooie taak een vooraanstaande positie innemen, de handen ineenslaan zo -dat ieder publiceert wat hij ontdekt, totdat wij een volmaakte Plinius heb-ben. Een niet geringe beloning wordt in het vooruitzicht gesteld. Zelfs éénher stelde lezing levert een eervolle naamsvermelding onder de geleerdenop. Zo roemrijk is de naam van Plinius, zo aantrekkelijk en belangrijk is zijnwerk. U maakt zich bij de gehele wetenschappelijke wereld verdienstelijk alsu met uw gezag uw vriend Velius,15 of als er mensen zijn die met Velius ver-gelijkbaar zijn, kunt enthousiasmeren voor dit werk.

Op grond van een zeer oud maar, zoals bijna altijd, zeer onzorgvuldig af-geschreven handschrift heb ik heel wat kunnen herstellen, wat zonder dehulp van dit exemplaar niet gecorrigeerd had kunnen worden en wat tot nutoe door niemand was opgemerkt.16 Om deze bewering te staven kan dezeplaats uit boek 12, hoofdstuk 4 dienen: Aethiopiae forma, ut diximus, nuper al-lata, enz. Evenzo uit boek 13, hoofdstuk 24: Apes quoque nunquam defore, enz.Voorts uit boek 18, hoofdstuk 6: Verumque confitentibus latifundia, enz.; enhoofdstuk 25: Omnesque eae differentiae fiunt in octavis partibus signorum, enz.Maar het geeft geen pas alle correcties op te sommen. Ik heb hier op dezepas sages gewezen, zodat de lezer door een vergelijking van deze plaatsenmet alle vorige edities tot de conclusie komt dat op deze manier, op grondvan de betrouwbaarheid van een zeer oud handschrift, zeer veel met succeshersteld is wat met geen enkele poging tot gissing hersteld had kunnen wor-den. Voor het overige is er met zoveel zorg aan gewerkt dat ik op eigen risiconiet aarzel te verzekeren dat er tot nu toe nooit een beter behandelde Pliniusis uitgebracht. Daar kwam de uitzonderlijke kwaliteit en de uitstraling vanhet drukkersbedrijf van Froben nog bij. De man lijkt mij geboren om de let-teren luister bij te zetten.

Om nu ook nog Plinius met des te meer aanbeveling in handen van de men -sen te krijgen, leek het mij goed dit werk aan uw naam op te dragen. Ik weethoeveel ik verschuldigd ben aan uw broer Thurzo,17 een onvergelijkbaar man,bij leven bisschop van Wrocław, die mij, zover van hem verwijderd, met prach -tige geschenken en zeer vriendelijke brieven tot vriendschap uitnodigde.18

15. Caspar Ursinus Velius.16. Het betre◊ende handschrift, dat inderdaad dicht bij de oorspronke-

lijke tekst moet hebben gestaan, was afkomstig uit de abdij van Murbachin de Elzas. De studie ervan was in feite het werk van Beatus Rhenanus.Diens aantekeningen, gepubliceerd in 1526 te Bazel, zijn nog altijd vanbelang, omdat het handschrift zelf verloren is gegaan.17. Johannes Thurzo.18. Zie brief 850.

1544 Aan Stanislaus Thurzo, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 34

Page 35: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Frans van Cranevelt, 1525 1545

35

Van deze schuld pleit de dood van de schuldeiser mij niet vrij. Wat ik aanhem zelf niet kon afbetalen moet ik aan zijn nagedachtenis voldoen. U bentin de plaats van uw broer getreden en u heeft reeds een- en andermaal in-dringend geprobeerd om mij tot vriendschap over te halen.19 Maar u heeftte maken, zeer hoogwaardige bisschop, met een zeer nietig, breekbaar mens.Herhaaldelijk verkeer ik in levensgevaar. Dus als God mij een langer levengunt, beschouw dit dan als een onderpand dat mij niet zo zeer ontlast als welmij tot schuldenaar met nog meer verplichtingen maakt. Zo niet, dan is dithet bewijs dat het mij aan de gelegenheid heeft ontbroken, maar niet aan degezindheid van een dankbaar en erkentelijk man. Moge de Heer Jezus uweexcellentie bewaren.

Bazel, in het jaar 1525 vanaf de verlossing van de wereld, 8 februari

1545 Aan Frans van Cranevelt

Bazel, 10 februari 1525

Hartelijk gegroet. Mijn gelukwensen voor onze Maximiliaan,1 want ik ver-moed dat je spreekt over de Middelburgse abt. Mijn gelukwensen ook voorGeldenhouwer,2 want ik heb nog nooit iemand gezien met een beminnelij-ker en bescheidener karakter dan die abt.

Die smeekbeden zijn niets anders dan een roep om geld. Als je geen redenhebt om anders te handelen, zou ik graag willen dat je mij in deze zaak enigehulp verleent. Een tijd geleden schreef de keizer vanuit Spanje aan de door-luchtige vrouwe3 dat mij bij buitengewone maatregel een toelage betaaldmoest worden die nu al meer dan drie jaar op zich laat wachten. Ik had dezekwestie toevertrouwd aan de aartsbisschop van Palermo,4 een buitenge-woon beminnelijke vriend. Hij stuurde mij hier het antwoord van de door-luchtige vrouwe,5 dat als ik zou terugkeren mij niet alleen de toelage maardaarnaast ook nog eervolle posities zouden wachten. Ik heb nu aan de aarts-

19. Vgl. brief 1242.1. Maximiliaan van Bourgondië, die de steun van Karel v had verkregen

om coadjutor te worden van de abt van Saint-Ghislain in Henegouwen.Maximiliaan zou niet worden benoemd.

2. Gerard Geldenhouwer was in 1524 bij Maximiliaan van Bourgondiëin dienst getreden.

3. Margaretha van Oostenrijk; zie brief 1380.4. Jean de Carondelet.5. De betre◊ende brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 35

Page 36: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

36

1545 Aan Frans van Cranevelt, 1525

bisschop van Palermo over dezelfde aangelegenheid een schrijven6 gerichtnadat Ferdinand, nu de keizer zich zo ver weg bevindt, zich per brief tot dedoorluchtige vrouwe had gewend. Ik verzoek je de aartsbisschop, die anderswel eens wat traag zou kunnen zijn, tot enige spoed aan te zetten of, met jouwgoedvinden, de zaak zelf ter hand te nemen. Ik ben weggegaan met goed-keuring van het hof. Tot nu toe was ik niet in de gelegenheid terug te komenvanwege mijn gezondheid, niet alleen vanwege mijn werkzaamheden. Enwat ik hier tot glorie van de keizer en van Ferdinand heb gepubliceerd, wij-zen de feiten zelf uit. Alles wat Frankrijk mij aanbiedt heb ik zeer conse -quent van de hand gewezen. Onlangs nog het schatmeesterschap van Tours,een positie van zeer hoog aanzien, met een inkomen van zeshonderd kro-nen, nog afgezien van bisschopsambten. Budé schreef mij hierover uit naamvan de koning.7

Nu word ik gedwongen hier weg te gaan, of ik dat zou willen of niet, om -dat de kans op oorlog lijkt toe te nemen, en ook omdat ik bang ben dat de aan -hangers van Luther hier de overhand krijgen. Ik heb aan Ruffault geschre-ven.8 Ik weet niet of het zin heeft aan de graaf van Hoogstraten9 te schrij ven.Zijn gezindheid jegens mij is mij niet voldoende duidelijk. Net zo min alsdie van de bisschop van Luik.10 Ik zou het liefst bij jou in de buurt leven[…].11 Er kan momenteel van alles gebeuren. Komt tijd komt raad.

Als je mij in deze zaak zou kunnen bijstaan, zou dat uitermate aangenaamzijn. Maar mocht er een reden zijn waarom je dat niet wilt, dan zal CraneveltErasmus geenszins minder dierbaar zijn. Ik zou willen dat Van Dorp even-veel standvastigheid als talent had.12 Toch zou hij lef moeten tonen geen hand - vat te verschaffen aan geboren snoodaards. Het ga je zeer goed.

Frans,13 een Antwerpse kanunnik die deze brief bezorgt, een jongemanvan onberispelijke aard en mij in hoge mate toegedaan, zal al wat je zult stu-ren of schrijven met de grootste getrouwheid bezorgen. Bazel, 10 februariin het jaar 1525

Aan de zeergeleerde heer Frans van Cranevelt. Te Mechelen

6. Deze brief is niet bewaard gebleven.7. Zie brieven 1439 en 1446.8. De betre◊ende brief is niet bewaard gebleven.9. Antoine de Lalaing.

10. Erard de la Marck.11. Op deze plaats ontbreekt een passage vanwege de beschadiging van

de (originele) brief, die de enige bron is voor de tekst.12. Erasmus twijfelde kennelijk aan de trouw van Maarten van Dorp,

een van zijn schaarse vrienden onder de Leuvense theologen.13. Frans van der Dilft.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 36

Page 37: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Frans van Cranevelt, [1525] 1546

37

1546 Aan Frans van Cranevelt

[Bazel, 10 februari 1525]

Dit kattebelletje is een postscriptum bij de vorige brief.

Ik zend je een bundeltje brieven die blijk geven van mijn goede relatie metde paus en met de vorsten. Wanneer je er gebruik van hebt gemaakt, kun jeze bewaren of met deze jongeman Frans van der Dilft mee terugsturen.

1547 Aan Maarten Lips

Bazel, 11 februari 1525

Desiderius Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Lips, gegroet

Noch Over de christelijke leer noch het commentaar op Genesis met jouw cor-recties hebben mij bereikt.1 En evenmin datgene wat je aan Goclenius hebtgegeven. Slechts wat je aan Lieven2 hebt gegeven, heb ik ontvangen. De we -reld is tegenwoordig vol landlopers en bedriegers, die door de vrijheid vanhet nieuwe evangelie over ons worden uitgestort. Reden te meer om op onzehoede te zijn. Alles wordt opengemaakt en onderschept. Over de mu ziek, hetcommentaar op Genesis en enkele andere werken had ik al in gecorrigeerdeversie in bezit, maar gebaseerd op een ander exemplaar dan jij hebt gebruikt,denk ik. Daarom is jouw moeite niet vergeefs geweest. Van Dorp houdt Overde Drievuldigheid, met correcties in mijn manuscript, onder zich. En ik kanvan hem niet gedaan krijgen dat hij mij ten minste de aantekeningen stuurtdie hij heeft gemaakt op grond van het handschrift van Gembloux dat aanmij was toegestuurd. Kun jij dit met hulp van Goclenius regelen?3 Je weetdat De stad Gods door Vives is uitgegeven.4 Ik heb Tegen Faustus gecorrigeerd.

1. Lips assisteerde Erasmus bij zijn uitgave van de werken van Augus -tinus, die in 1528-1529 zou verschijnen. Lips had een handschrift vanAugustinus’ De doctrina christiana geleend uit het klooster Groenendaal.De andere genoemde titels betre◊en eveneens werken van Augustinus.

2. Lieven Algoet.3. Dit zou pas lukken na de dood van Maarten van Dorp; zie brieven

1890 en 1899.4. Bij Johann Froben te Bazel, in 1522, met een voorwoord van Erasmus

(brief 1309).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 37

Page 38: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

38

1548 Aan Jan de Hondt, 1525

Wil jij de rest voor je rekening nemen? Zend mij maar geen afzonderlijke frag -menten, stuur mij voor Pasen zelfs maar helemaal niets. Want waarschijnlijkben ik aankomende lente bij je. En zonder mijn goedkeuring kan Frobentoch niets doen. Als je mijn Parafrasen van enige aantekeningen zou willenvoorzien, zou mij dat zeer dierbaar zijn. Want ik zou graag willen dat ditwerk van begin tot eind foutloos is. Als je boeken wilt, Froben geeft lieverboeken dan geld. Als je geld prefereert, dan zal ik ervoor zorgen dat je je geenvolstrekt vergeefse moeite hebt getroost.

Verneem nog een nieuwtje. Er is hier een genootschap van ordebroedersvan Sankt Leonard. Vlak voor Maria Lichtmis hebben zij allemaal, tegelijkmet hun overste, hun habijt afgelegd.5 Toch wonen degenen die dat verkie-zen nog daar, zij het in andere kledij. Het stadsbestuur geeft elk van hen zes -tig florijnen, aan de overste6 iets meer. En niemand verbaast zich hierover enik vrees dat overal hetzelfde zal gebeuren. De bisschoppen hebben eensge-zind besloten de kwestie door streng optreden te beteugelen. Maar ik benbang dat ze daarin te weinig zullen slagen. Daarvoor zijn andere middelennodig. Al dikwijls heb ik gewaarschuwd. Later zal men erkennen dat ik nietzomaar gewaarschuwd heb.

Het bewijs van wederzijdse welwillendheid dat jouw overste Jan Aertsmij stuurde,7 was mij zeer dierbaar. Zeg alsjeblieft tegen Walter de domini-caan8 dat hij niets schrijft zonder het goed overdacht te hebben. Want dezetijd is uiterst gevaarlijk. Mocht het nodig zijn, dan zul je van Goclenius vierfilippen ontvangen. Intussen zal ik de zaak met Froben opnemen. Het ga jegoed.

Bazel, 11 februari in het jaar 1525

1548 Aan Jan de Hondt

Bazel, 11 februari 1525

Aan de hoogeerwaarde heer en meester Jan de Hondt, kanunnik vanKortrijk, hartelijk gegroet

5. Op 30 januari 1525 hadden de reguliere kanunniken van Sankt Leon -hard hun bezittingen aan de stad Bazel overgedragen. Daags nadien ken-de de stad aan de prior en de zes kanunniken een levenslang pensioen toe.

6. Lukas Rollenbutz.7. Zie brief 1190.8. Walter Ruys.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 38

Page 39: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jan de Hondt, 1525 1548

39

Het had maar heel weinig gescheeld of ik had je bevrijd van de last tot be -taling van mijn toelage.1 En nu leef ik moeizaam weer op, als weer oplevenbetekent gespaard te worden voor nieuwe martelingen of, sterker nog, voornieuwe dreigingen van de dood. Gezegend zij de Heer die op zo’n manierbesloten heeft Erasmus te reinigen, door hem hier te geselen teneinde hemvoor de eeuwigheid te sparen.

Bentinus, over wie je hebt geschreven, is hier in het huwelijk getreden. Ikheb de man daarover onderhouden omdat hij op die manier zijn jeugd bedor -ven had. Hij erkende dat dit waar was en lachte minzaam. Hij verwacht dathij naar een of andere Franse stad in de nabije omgeving wordt uitgenodigd,zoals Farel werd uitgenodigd naar Montbéliard,2 om dit nieuwe evangelie teprediken. Hier is het succes daarvan wonderbaarlijk. Reeds velen heb ben dedoop afgezworen en de besnijdenis in ere hersteld. Zeer velen verfoeien demis. Er zijn er die openlijk verkondigen dat de eucharistie uit louter brood enwijn bestaat. Her en der legt men de sluier en de monnikskap af. Nonnen enmonniken treden in het huwelijk. Voor mij is het niet veilig meer hier noglanger te wonen. De levenswijze van degenen die dit hier verkondigen staatmij meer tegen dan hun leerstellingen zelf. Bentinus zal u in de vastentijdop nieuw bezoeken om zijn geestverwanten in het geloof te sterken.

Barbier3 is, door armoede gedwongen naar ik meen, afgereisd naar Frank -rijk, in gezelschap van Aleandro die nu aartsbisschop van Brindisi is.4 Dusheeft hij besloten om nu van diefstal te gaan leven. Mij heeft hij in elk geval alte amicaal behandeld. Ooit ontvreemdde hij van mijn toelage van de keizer,als ik mij niet vergis, veertig florijnen. Omdat ik dat, omwille van de vriend-schap, maar geslikt heb, probeert hij zich nu ook deze toelage toe te eigenen,vol vertrouwen op nieuwe toegeeflijkheid. Zoals gewoonlijk zend ik je ditontvangstbewijs blanco toe. Je zult er geen bezwaar tegen hebben het geldte betalen aan Pieter Gillis of aan deken Mark Lauwerijns of aan deze Ant -werpse kanunnik Frans,5 indien hij je bijgeval zelf deze brief zou bezorgen.Het ga je goed.

Gegeven te Bazel, 11 februari in het jaar 1525

1. Erasmus was in naam kanunnik van Kortrijk. Jan de Hondt bekleeddehet ambt namens Erasmus en betaalde daarvoor aan Erasmus een jaarlijksetoelage. Met de opmerking dat hij De Hondt bijna van die last had bevrijd,bedoelt Erasmus dat hij bijna was gestorven.

2. Na zijn verbanning uit Bazel in 1524, die mede door Erasmus wasbewerkt (zie brief 1447a).

3. Pierre Barbier.4. Girolamo Aleandro werd in 1524 pauselijk gezant in Frankrijk.5. Frans van der Dilft.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 39

Page 40: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

40

1549 Aan Johann von Vlatten, 1525

1549 Aan Johann von Vlatten

Bazel, 11 februari 1525

Erasmus van Rotterdam aan de zeer doorluchtige schoolbestuurderJohann von Vlatten, hartelijk gegroet

Een of andere ons goedgezinde godheid heeft bewerkstelligd dat u mijn Lie -ven1 tegen het lijf liep, door wiens toedoen ik uw bijzonder aardige brief 2

ont ving. Buitengewoon onbaatzuchtig als u bent, spreidt u ook jegens dedienaar van een vriend van u die u niet al te veel profijt oplevert, de genegen-heid ten toon waarmee u mij bejegent. Door namelijk u zelf van uw mantelte ontdoen en hem ermee te bekleden was u voor ons nog meer dan een Sint-Maarten die de helft van zijn mantel voor zichzelf hield, maar wel, naar ikmeen, het kleinste deel.

Met het wetenschappelijk werk staat het er zo voor als u schrijft. Maargeen enkel hof telt ergere Midassen dan het onze. Wat ik over de kardinaal3

zou hebben geschreven, kan ik mij niet goed meer herinneren. Toch heb iker wel een vermoeden van. Ook al was hij mij goedgezind, behalve woordendroeg hij niets bij.4 Aleandro, nu bisschop van Brindisi, wordt, ook al ont-kent hij dat, verteerd door jaloezie vanwege mijn reputatie die ik wat mij be-treft net zo lief kwijt zou zijn. Hij heeft een broer5 die bij de kardinaal indienst is, die nog meer schade aanricht dan hij zelf. Want Aleandro laat zijngevoelens de vrije loop, maar Giambattista is in staat om alles te ontveinzen.Ja, zelfs de deken van Leuven6 gaat tegen mij te keer. Ongetwijfeld omdat hijvertrouwt op de gezindheid van de kardinaal, waarvan hij openlijk verkon-digt dat die ten opzichte van mij nu anders is dan voorheen. Maar daar til ikniet zwaar aan.

Er is hier voldoende Bourgondische wijn. Maar er zijn andere dingen aande hand die mij bijna dwingen van hier weg te gaan. Mijn gezondheid laatdat echter intussen niet toe, zo zeer heb ik te kampen met mijn niersteen. Uzingt mij het oude liedje toe over mijn lofprijzing aan uw adres. Maar inte-gendeel, als het mij gegeven wordt in leven te blijven, zal ik verkondigen datwat ik heb gedaan niets te betekenen heeft. Van Heresbach heb ik een ty -

1. Lieven Algoet.2. Deze brief is niet bewaard gebleven.3. Erard de la Marck.4. Dit had Erasmus inderdaad geschreven, in brief 1341a (p. 296).5. Giambattista Aleandro.6. Nicolas Coppin.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 40

Page 41: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Georg van Saksen, 1525 1550

41

pisch Heresbachiaanse brief 7 ontvangen. Ik heb nu niet de tijd om daarop teant woorden. Misschien dat ik u beiden dit voorjaar weerzie. Het ga u intus-sen heel goed.

Bazel, 11 februari 1525Uw Erasmus van Rotterdam

1550 Van Georg van Saksen

Dresden, 13 februari 1525

Georg, bij de gratie Gods hertog van Saksen, landgraaf van Thüringen enmarkgraaf van Meissen

Mijn groet en genegenheid, zeergeleerde Erasmus. Uit uw brief1 uit Bazelvan 12 december die kortgeleden aan mij bezorgd werd, heb ik om te begin-nen kunnen opmaken hoeveel brieven u van mij ontvangen en aan mij terug-geschreven heeft; voorts heb ik er een opsomming van alle besproken on-derwerpen in aangetroffen, ten slotte het niet geringe aantal redenen waar -om u zich verontschuldigt dat u niets meer heeft gedaan in de kwestieLuther. En wat het aantal brieven betreft, zie ik dat u er nog één mist2 die ikhet laatst ver stuurd heb en u nu, naar ik vermoed, wel bezorgd is. Overigens,uw be wering dat ook ik gecharmeerd was van het begin van de lutherse ge-schiedenis, dat spreek ik niet tegen. Want hij wekte de indruk uit te zijn opde uitbanning van misbruiken en misstanden die zich in hoge mate haddenverbreid. Maar toen hij begon de ketterijen van Hus nieuw leven in te bla-zen, ver scheen de Satan ten tonele en dreef hem er uiteindelijk toe in de ge -hele Kerk vrijwel niets intact en onaangetast te laten, door alles overhoop tehalen en te bezoedelen, vanaf de paus tot ten slotte alles wat door de aller-heiligste kerkvaders is overgeleverd. En weliswaar heb ik nooit gedacht datu zich had aangesloten bij zijn samenzweringsverbond dat dit oogmerk had,maar vanwege uw bijzondere welsprekendheid en geleerdheid heb ik u aan-gespoord deze Filistijn die probeerde de bruid van Christus te onteren en tebe zoedelen, aan te pakken en ten val te brengen. Ik ben namelijk van meningdat dit niet alleen een zaak is van de theologen, maar tevens van welke chris-tenen dan ook, nog meer echter van iemand die openlijk beweert beide tezijn, en bovenal als hij zo invloedrijk is dat hij de anderen kan voorgaan.

7. Deze brief is niet bewaard gebleven.1. Brief 1526.2. Brief 1520.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 41

Page 42: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

42

1550 Van Georg van Saksen, 1525

Maar als u het mij kwalijk neemt dat dit verzoek door mij is gedaan in teweinig hoffelijke en bij u passende bewoordingen, is dat geen reden om hetin verkeerde zin op te vatten. Sterker nog, ik laat niet af u te verzoeken, tebidden en te smeken te blijven volharden in het beschermen van het christe-lijk geloof, zonder u ook maar iets aan te trekken van de onbillijke meningenen schimpscheuten van theologen over u. Want u ziet hoe weinig voortgangtot nu toe is geboekt met uw raadgevingen, hoe verstandig en weloverwo-gen die ook waren. En als u nu tegen hem uw pen ter hand zou nemen, danzou u misschien kunnen herstellen wat door uw aarzeling veronachtzaamdis, en daardoor een nog grotere overwinning kunnen behalen dan de heiligeHilarius, omdat deze Luther meer ketterijen op zijn conto heeft dan Arius,al ben ik ervan overtuigd dat u allerminst op eigendunk uit bent, maar vee-leer de eer van Christus zoekt. En er is geen enkele reden voor u om terug teschrikken voor deze taak vanwege de zo grote hoeveelheid van verwijten dieis uitgestort over en opgeworpen aan het adres van zijne Heiligheid de paus,de alleronoverwinnelijkste keizer en andere hoogwaardigheidsbekleders,van wie ik er één ben zoals Saul onder de profeten.3 Want door onze zondenhebben wij allen, Israëlieten, de beschimpingen van deze Goliath verdiend.Ooit zal een dwergachtige David ons daarvan verlossen doordat hij zijn hoopniet vestigt op wapens en verstand, maar op de genade Gods. En zijn be schim -pingen beu, zal de ongewapende de gewapende, de vrome de goddeloze ende nederige de hoogmoedige overwinnen. En waarom schrikt het voorbeeldvan Uza4 u af? Door uw geschriften getuigt u in voldoende mate niet alleeneen christen te zijn, voor wie het eveneens past de wankelende ark te onder-steunen, maar ook een oprecht theoloog, uit de stam van hen bij wie de zorgvoor en de verdediging van de ark bij uitstek thuishoren. Als Uza uit de stamder Levieten zou zijn geweest en hij de ark niet zomaar op ossen maar op zijneigen schouders had gezet, was het stellig voor hem niet zo ongelukkig afge-lopen.

Wat betreft datgene waarvan u meende het niet aan uw brief te kunnentoevertrouwen, is mij niets bekend. Maar ik ben het op dit punt volkomenmet u eens, dat dit onheil te wijten is aan de zonden van ons, die alles de maatwillen nemen met onze vleselijke wijsheid, die alle vertrouwen stellen inonze eigen krachten, maar geen enkel in God. En als ook Luther zelf niet opzijn eigen inzicht was afgegaan en niet wijzer had willen zijn dan goed voorhem was, dan was hij stellig nooit zo afgedwaald en had hij nooit zoveel men -sen verleid, zozeer dat zij zelfs niet terugdeinzen voor het ontketenen vanopstanden, waarop wettelijk de doodstraf staat. Ook de tegenpartij heeft methaar talent en inzet, die te zeer gericht waren op eigen verlangens en voor -

3. Vgl. 1 Samuel 10:10-12.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 42

Page 43: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

43

keuren, te weinig bereikt. Deze tijd verlangt dus dat wij van ganser harte te-rugkeren tot God, en laten wij bidden om iemand die het midden weet tehouden en alles naar de haven kan terugbrengen. Ik ben er stellig van over-tuigd dat u zo iemand bent. Dus geluk met uw dapperheid, Erasmus, en gadoor in de strijd zoals u begonnen bent. Want u heeft medestanders en hel-pers in de paus, de keizer en uiteindelijk in alle leiders van het christelijk ge-loof. Ook de bruid van Christus zelf, de heilige moederkerk, zal u goedge-zind zijn. Onder haar toeziende blik en applaus zult u de lans breken, en alsgrijsaard zult u de zegepalm krijgen van Christus, die uw met succes onder-nomen strijd zal voltooien en u succesvol terzijde zal staan. Want dat heeftmijn voorgevoel mij ingegeven.

Maar dat de paus, de keizer, Ferdinand en de koning van Engeland heelandere brieven aan u schrijven dan ik, komt doordat ik geen Oedipus ben.5

Wanneer toch als gevolg daarvan enige ergernis bij u is gewekt, legt u diedan naast u neer, en kijkt u naar mijn gezindheid, niet naar mijn woorden.Mijn gezindheid is er geheel op gericht dat het de christelijke wereld goedgaat, en zij kan slecht tegen zaken die dat wat hecht gegrondvest is, verande-ren en op hun kop zetten. Ja u heeft zelfs de plank misgeslagen, omdat u be-weerde dat ik u op aandringen van anderen en op gezag van ik weet niet welkezegslieden zou hebben geschreven. Want niemand anders is mijn raadgeverof aanstoker geweest. Laten wij dus over en weer vergeven en van goede wilzijn, en laten wij onjuiste verdenkingen laten varen. Want nooit heb ik kri-tiek uitgeoefend op uw bescheidenheid en welvoeglijkheid die door zo veelhoogwaardigheidsbekleders wordt geprezen. Maar altijd koesterde ik dewens dat wij nog in onze tijd een beëindiging van deze tragedie zoudenmee maken, en ik ben van mening dat dit door niemand anders kan gebeurendan door u, en een langer uitstel verfoei ik.

Wat u schrijft over de opvolger van Mosellanus is correct.6 Want alles isdoor Luther bedorven, en het is zo ver gekomen dat er nauwelijks uitgele-zen, rechtschapen, standvastige en volhardende mensen te vinden zijn. Alszich toch een geschikte persoon zou aandienen, laat u het dan weten. Wantin de vacature is nog niet voorzien. Uw boek over het gebed7 wordt overal

4. Zie 2 Samuel 6:6-7: Uza werd gedood door God toen hij de Ark desVerbonds vastpakte zonder dat hij tot de stam van Levi behoorde.

5. Naar Terentius, Andria 194; Georg bedoelt te zeggen (of doet alsof)dat hij geen groot licht is.

6. Erasmus had in brief 1526 geschreven dat het moeite zou kosten omvoor de gestorven Petrus Mosellanus, hoogleraar Grieks te Leipzig, eenbekwame opvolger te vinden die vrij zou zijn van Lutherse sympathieën.

7. Modus orandi Deum; zie brief 1502.

Van Georg van Saksen, 1525 1550

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 43

Page 44: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

44

1551 Van Hieronymus Emser, 1525

gelezen; het geeft blijk van uw talent en getuigt ervan dat u een ware en be-slist niet weerloze theoloog bent. Overigens heb ik het boek van Clich toveover de geloften niet gezien.8 Het ga u zeer goed, en wees ervan overtuigddat ik u goedgezind ben.

Dresden, de dag voor St.-Valentijn, in het jaar 1525 vanaf de geboorte vanChristus

1551 Van Hieronymus Emser

Dresden, 16 februari 1525

Heil Erasmus, driewerf de grootste. Terecht geeft u het advies1 mij te ont-houden van scheldwoorden en de strijd met ketters liever met ingetogen-heid dan met beschimpingen aan te binden. Daarom heb ik vrij kalm geant-woord op het uiterst onbeschaamde Antibolon van Zwingli,2 zij het dat ikniet anders kon dan de over mij verzonnen lasterlijke beschuldigingen teweerleggen. Want het is, zoals u weet, de gevoelloze die niet maalt om zijnreputatie.3 Wilt u mijn antwoord, wat het ook waard is, voor lief nemen!Overigens geeft de zeer illustere vorst4 hoog van u op, zoals u uit zijn jong-ste brief 5 duidelijk kunt opmaken. En wat hij eerder schreef, schreef hij niet

8. In brief 1526 had Erasmus erop gewezen dat Josse Clichtove altegen Luthers werk over de monastieke geloften had geschreven (in hetderde deel van diens Antilutherus), zodat hij dat zelf niet meer hoefde tedoen.

1. In een brief die niet bewaard is gebleven, waarschijnlijk samen metbrief 1526 verstuurd.

2. Adversus Hieronymum Emserum canonis missae adsertorem HuldrychiZuinglii antibolon (‘Repliek van Huldrych Zwingli tegen HieronymusEmser, verdediger van de canon van de mis’), verschenen te Zürich in1524. Zwingli reageerde hiermee op Emsers Canonis missae contraHuldricum Zuinglium defensio (‘Verdediging van de canon van de mis tegen Huldrych Zwingli’), verschenen te Dresden in 1524. Ook tegen Lutherhad Emser verscheidene bijtende pamfletten geschreven. Het antwoordvan Emser op de Antibolon was Apologeticon in Uldrici Zuinglii Antibolon(‘Verdediging tegen de Antibolon van Huldrych Zwingli’), versche nen teDresden in 1525.

3. Naar Rhetorica ad Herennium iv, 20, 28.4. Georg van Saksen.5. Brief 1550.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 44

Page 45: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Floriano Montini, 1525 1552

45

om ook maar enigszins uw geloof en onkreukbaarheid in twijfel te trekken,maar om het paard dat ook uit zichzelf al de vaart erin zet, de sporen te ge-ven.

H.E.,6 geboren als hij is in een boerenhut hier in de buurt, is niet van eenzodanig gewicht dat hij uw reputatie afbreuk zou kunnen doen. U heeft allang korte metten gemaakt met de kwaadsprekerij van dat soort nietsnut-ten. De effecten van galg en zwaard, waarmee hij dreigt, zal hij ervaren opzijn eigen hals. U moet, gelijk een bloeiende palm, naar steeds grotere hoog-ten reiken en weten dat Hieronymus u zeer toegewijd is. Uw parafrase vanJohannes,7 die door een vriend van mij8 uiterst zorgvuldig in onze volkstaalis vertaald, heb ik deze winter in mijn eigen zaak laten drukken.9 Die gaat nuonder geleerden van hand tot hand, niet zonder de grootste lof aan uwadres. Het is aan u om op uw beurt af en toe aan uw Hieronymus te denken.Het ga u goed, allerhelderste ster der letteren. Vanuit Dresden, op de feest-dag van de maagd Juliana in het jaar 1525

De aan uwe verhevenheid zeer toegewijde EmserAan de in alle wetenschappen zeer vermaarde hogepriester, de heer Eras -

mus van Rotterdam, theoloog, zijn zeer te achten leermeester

1552 Van Floriano Montini

Boeda, 22 februari 1525

Hartelijk gegroet. Als u mij toestaat, zal ik de Laconische beknoptheid vanmijn vorige brief,1 die ik u samen met de gevraagde o√ciële documententoestuurde, weer goedmaken en vervangen door een uitvoeriger opzet vandeze brief, aangezien ik wat ruimer in mijn vrije tijd zit en er ook een rijkerestof tot schrijven voorhanden is. En zo zult u over iets beschikken waarmeeu ofwel uw middagwandelingetje met hulp van een voorlezer kunt veraan-genamen, ofwel waarmee u de onderhoudende gesprekken na de maaltijdnog wat langer kunt rekken, en waaruit u terloops kunt opmaken wat mijnlandslieden uit Ferrara over u en uw stellingname met betrekking tot de vrij-

6. Heinrich Eppendorf.7. Zie brief 1333.8. Michael Risch.9. In 1524 werd de eerste drukkerij te Dresden opgericht. Emser was

vermoedelijk (mede-)eigenaar.1. Brief 1542, geschreven uit naam van Campeggi maar mede opge-

steld door Montini.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 45

Page 46: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

46

1552 Van Floriano Montini, 1525

heid van de ziel denken. Want toen mij in de afgelopen maanden uw boekover de wilsvrijheid in handen kwam, heb ik ervoor gezorgd dat het ook ge-lezen werd door hen van wie ik wist dat ze ten zeerste met u verbonden wa-ren door een vanouds bestaande vriendschap en liefde voor de Muzen. Onderhen dient zich vooral onze Pistofilo aan, die vanwege zijn wendbaarheid vangeest en zijn kundigheid in de politiek en het recht, terecht de persoonlijkesecretaris van onze vorst2 is, en Celio,3 die voor de Kerk, ja zelfs voor ons landeen uitzonderlijk licht is, zowel vanwege zijn andere zeer voor treffelijke ga-ven als vanwege zijn veelzijdige geleerdheid en kennis. Hoe meer zij doorhun eigen verdiensten onder ons in aanzien raken, des te meer worden zijbekend als aanhangers van uw leer en reputatie.

Hoe dankbaar zij zich voor mijn aan hen bewezen dienst hebben be toond,kunt u gevoeglijk opmaken uit dat wat Celio aan Pistofilo schreef en Pisto -filo onlangs aan mij heeft doorgestuurd. Ik meende dat u dit ook moest lezen,en wel om op die manier te kunnen meegenieten van onze onderwerpen vanbelangstelling en onze gesprekken over u, die zo’n respectabele be tekenisheeft gegeven aan onze onderlinge discussies en die ons samenhoudt en ver-bindt alsof wij bijeen zijn. In dit verband doet Celio dan ook verrassend sym -pathiek aan, omdat hij zowel uw toeleg als het uiteindelijke resultaat waar-deert bij deze uitgave van uw boek. Ik meen dan ook dat uw kennis en geleerd -heid net zo min in het zonnetje gezet hoeven te worden als het licht en destralen van de zon zelf, die zelfs blinden nog wel in het vizier hebben en meteen universeel zintuig waarnemen. En als u met dit werkje van u mensen dieu zeer toegenegen zijn heeft bevrijd van angst en alle vormen van argwaan,wat zal er dan gebeuren, vraag ik u, als u met ontplooide banieren afdaaltnaar dit slagveld en al uw troepen die u nu nog thuis houdt en bij lamplichttoerust, in de strijd zult brengen? Maar wie zou zich niet blameren door erbij u op aan te dringen dit te doen, u die wij op goede gronden moeten be-schouwen als de vroomste in geleerdheid en als de geleerdste in vroom heid.Iets wat overigens alle vrome en geschoolde mensen van u zouden verlangenen waartoe zij bij u ook met de meest indringende smeekbeden zou den aan-dringen, ware het niet dat zij met hun verzoek op enigerlei wijze de indrukzouden kunnen wekken ooit dwang te hebben uitgeoefend op de be scher -mer en redder van de vrijheid van de ziel. Niettemin hopen wij allemaal datte zijner tijd in een kwestie als deze de zeer overvloedige vruchten van uwvroom heid en geleerdheid ter beschikking mogen komen. Die zullen des temeer welkom zijn naarmate de goddelozen zullen kunnen constateren dat dievanzelf zijn gegroeid en niet zijn gekweekt in het belang van deze of gene.

2. Alfonso i d’Este, hertog van Ferrara.3. Celio Calcagnini.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 46

Page 47: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Floriano Montini, 1525 1552

47

Maar hierover nu meer dan genoeg. Verder zou ik u dringend willen ver-zoeken mij te laten weten of u een editie van Proclus bezit — die Celio aan-haalt,4 en die ik een tijd geleden al lezend ben tegengekomen in een werk ge-titeld Tien discussiepunten over de voorzienigheid, het noodlot en dat wat in ons is5

— of liever nog dat u het laat kopiëren, waarvoor ik u geld zal laten bezorgenvoor de kopiisten. Want ik constateerde dat het exemplaar dat ik in de stadRome heb verworven vol fouten zit. Zoals zijn geschriften aantonen, haddeze man een veelzijdige kennis en een overduidelijke belangstelling voorgodsdienst. Toen hij voor Theodorus Mechanicus het onderwerp van devoorzienigheid, het lot en de wilsbeschikking, zoals ik al memoreerde, be-handelde, besprak en verklaarde hij scherpzinnig vele zaken, in een overi-gens weerbarstige en buitengewoon moeilijke kwestie. Daarom zou ik uzeer dankbaar zijn, als het door uw medewerking mogelijk zal zijn om dezegeschriften van hem in een meer gecorrigeerde vorm te lezen, ofschoon ikheel goed weet hoever de leerstellingen van de platonisten en andere filoso-fen afwijken van de christelijke geloofsovertuiging. Maar menselijke wijs-heid geringschatten wij niet of keren wij niet in die mate de rug toe, dat wijhaar totaal in strijd achten met die, welke wij vanuit de Heilige Schrift methet drinken van de moedermelk tot ons genomen hebben. Wij constaterendat die aan zeer veel zielen vleugels en een opwekking tot God verschaft.

Terwijl wij vanzelf en onwillekeurig tot dit soort studies worden aange-trokken, en de ziel zelf begerig haakt naar dat wat er ten aanzien van haarzelfte ondernemen en te onderzoeken is, en datgene nog nauwkeuriger en die-per doorvorst wat al duizend maal, zoals Proclus zegt, is nagegaan, lijkenook de huidige tijdsomstandigheden ons ten zeerste daartoe op te wekken.En die hebben ons in een zodanige staat van goddeloosheid, bijgeloof en on -gerustheid gebracht, dat wij de indruk hebben dat er een enorme wolk vanverwarring over alles is neergedaald, en dat gaat zover dat wij nauwelijksenig geloof hechten aan onze ogen of aan onze gevoelens in het algemeen enaan de tradities van onze voorvaderen: zo onbeschaamd en hardnekkig wordtoveral alles wat heilig en profaan is verdraaid naar het believen en het dom-me inzicht van wie dan ook.

Dit is wat ik gedurende al die maanden dat ik met de legaat6 in de provin-cie vertoef, heb ervaren met de in Duitsland recentelijk ontstane, uiterst ver-derfelijke groeperingen. Wij zien daarin buitengewoon velen zo jammerlijk

4. In zijn Libellus de libero arbitrio (zie brief 1578).5. Dit werk van Proclus is alleen bewaard in een Latijnse vertaling van de

dertiende-eeuwse hellenist Willem van Moerbeke. Het derde onderwerp(hier: ‘dat wat in ons is’) wordt meestal weergegeven als ‘het kwaad’.

6. Lorenzo Campeggi.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 47

Page 48: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

48

ten onder gaan, dat men zich hoogst verwonderd afvraagt waar hun dwaas-heid vandaan komt, die zo groot is dat zij aan geen enkele wet gehoor geven,voor het gezag van niemand wijken en niemand iets toestaan dat niet strooktmet hun eigen opvatting, terwijl zij aanmatigend genoeg zijn slechts zich-zelf voor godvrezend, geleerd en verstandig te houden — met als gevolg datje hen, met welk smeersel van een gezonder oordeel dan ook, volstrekt nietbeter kunt maken. Hierin zijn zij totaal niet te onderscheiden van hen dieten prooi zijn aan een enorme koortsgloed en die op het hoogte- en keer-punt van de vastgestelde ziekte, zelfs als zij slokken van de ijskoude Donauzouden nemen, niet hun dorst kunnen lessen of de koortsgloed op enigerleiwijze kunnen temperen. Maar hoe meer zij over hun koortsgloed klagen endie met een waaier trachten te verminderen, des te meer jagen zij die op enraken zij verhit, totdat óf de natuurlijke kracht de overhand krijgt en totkoorts afname leidt, óf dat die het onderspit delft en samen met de koorts hetleven wegneemt.

Dit maakt dat uw advies om dit soort geestesziekte te behandelen, in zeerhoge mate bijval vindt. U raadt aan om niets te ondernemen dat te heftig ofte indringend is, maar alleen die dingen uit te bannen en te verwijderen, diede ziekte erger en heviger kunnen maken. Tot deze categorie rekent u alleswat buiten de oevers van de scholen, de boekverkopers en de predikers kantre den en kan stromen naar kwalijk aangetaste plekken. Ieder die thuis is inde geneeskunde, en kennis heeft genomen van de aard van ziekte en patiënt,zal een dergelijke mening steunen.

Tot dat advies dragen nu ook ten zeerste de gebeurtenissen bij die uit be-trouwbare bronnen over de Bohemers worden gemeld en die bij hen hebbenplaatsgevonden. Nadat er reeds ongeveer honderd jaar een verstandsverbij-stering heeft gewoed, glijden zij vrijwel vanzelf — over de inspanningen vande legaat in deze wil ik het intussen niet hebben — terug naar de schoot derKerk en proberen zij zich te herenigen met de Apostolische Stoel. Dit heb-ben zij op 5 februari jongstleden in een openbaar besluit van alle partijen inzeer uitvoerige bewoordingen bekrachtigd.7 Voorheen kon geen enkelevorm van gehoorzaamheid, plicht, en daarbij geen enkele vorm van invloedof dreigement van koningen of keizers hen daartoe bewegen. Zo kan ge-makkelijk de indruk ontstaan dat de godvrezendheid, van Duitsland losge-woeld door een stuwing van de zee en van de golven, als door een overstro-

7. In februari 1525 onderhandelde Campeggi te Boeda met de utra-quisten (aanhangers van Hus volgens wie de gelovigen zowel het broodals de wijn van de eucharistie moesten ontvangen). Montini juichte tevroeg: de onderhandelingen leidden niet tot een verzoening, wel totweder zijdse tolerantie van katholieken en utraquisten in Bohemen.

1552 Van Floriano Montini, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 48

Page 49: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

49

ming in Bohemen is aangespoeld. En allen verwelkomen haar met open ar-men en met open blik, alsof zij een bannelinge is die van haar recht op terug-keer gebruikmaakt. Maar als nu de natuur der dingen zo is dat alles zich vol-trekt volgens een vast patroon van afwisseling, en dat het van belang is dathet kwaad ontstaat en wordt verdragen opdat we daardoor tenminste dedeugd en het goede dat in ons is beoefenen, wie van uw Duitse landsliedenzal dan niet denken dat op enig moment hetzelfde zal gebeuren, zodat zij of-wel geraakt door het licht van de waarheid ofwel vervuld van afkeer van eente onbevredigend leven, uiteindelijk daarheen terugkeren vanwaar zij metonverstand, als het ware buiten zichzelf geraakt, zijn afgegleden?

Toen de legaat van de verheugende stap van de Bohemers, waarvoor hijzich met grote inzet had beijverd, met even grote blijdschap kennis had ge -nomen, en hij die door een persoonlijke boodschapper met overeenkomsti-ge plichtsgetrouwheid aan de paus had bericht, was het zaak om die ook aanalle mensen van goede wil mee te delen. Bij voorrang echter aan u, van wiewij denken dat u om velerlei redenen een dergelijk bericht als zeer welkomzult beschouwen. En zo hebben wij, wat een gelukkig en gunstig voortekenmoge zijn, de Bohemers nu als medestanders van de eenheid van de Kerk.Van hen verwachten we elke dag gezanten met wie de gehele kwestie op eenordentelijke manier afgehandeld kan worden. Intussen kunnen degenen dienog ongunstig, om niet te zeggen goddeloos denken over de Heilige Stoel,tot het inzicht komen dat haar gezag niet zo op sterven na dood is dat zij nie-mand meer heeft die haar volgt en het primaat toekent aan het geloof, zon-der welk wij niemand zijn.

Maar reeds te lang maak ik misbruik van uw welwillend oor en houd ik uaf van gewichtiger wetenschappelijke arbeid, waarmee ik de publieke zaakscha de doe. Maar u zult dit een vriend en een u zeer toegewijd man gaarnevergeven, aangezien ik het eerste deel van deze brief niet met goed fatsoen,en het tweede deel niet zonder dat het mij een verwijt zou opleveren, konweg laten. Het zou zeer plezierig zijn te vernemen dat deze brief u bezorgdis. De kardinaal is zeer op u gesteld en biedt u zijn diensten aan. Zorgt u er -voor dat het u goed gaat. Boeda, 22 februari 1525

Uw Floriano MontiniAan de zeergeleerde heer en vermaarde theoloog Erasmus van Rotter -

dam, die mijn grootste respect verdient. Te Bazel

Van Floriano Montini, 1525 1552

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 49

Page 50: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

50

1553 Aan Maximilianus Transsilvanus, 1525

1553 Aan Maximilianus Transsilvanus

Bazel, 24 februari 1525

Erasmus van Rotterdam aan Maximilianus Transsilvanus, gegroet

De brieven die onze Beatus1 uit Spanje meenam,2 hebben mij laat bereikt. Dereden was dat hij uit weerzin tegen een zeereis de thuisreis over land koos enniet uit zijn koffer had genomen wat voor mij bestemd was. En zo zijn ze inBrabant terecht gekomen. Vandaar langs vele omwegen uiteindelijk inSélestat. Toch heb ik allen, aan wie mijn vrienden mij hadden verzocht teschrij ven, antwoord gegeven. Ik heb brieven naar Neurenberg gestuurd, zo-dat die via Michiel Gillis, u welbekend, in Spanje bezorgd zouden worden.Maar ik heb nooit te weten kunnen komen wat er met die brieven ge beurdis. De afstand is enorm en alom is er, vooral in deze tijden, een buitengewo-ne onbetrouwbaarheid in het spel die maakt dat brieven worden ge opend,onderschept en achtergehouden. Ik geloof niet dat er ooit een na dere ken-nismaking tussen ons heeft plaatsgevonden, zij het dat, toen ik, ik meen vierjaar geleden, in Brussel verbleef, door velen hoog werd opgegeven van uwbijzondere beminnelijkheid en uitzonderlijke oprechtheid van geest. Maaruw brief verklaarde en openbaarde mij zo duidelijk uw zuivere in borst, wer-kelijke woonstee van de Gratiën en de Muzen, dat ik al vele jaren niets metgroter genoegen gelezen heb. Want de rijkdom van stijl was zo groot, dat dieme bijna heeft afgeschrikt te antwoorden. Maar toch heb ik mijn schaamteafgelegd en voor de vuist weg een antwoord geformuleerd.3 Uit de brief vanBeatus4 begrijp ik dat die u niet bezorgd is.

Wat rest zal ik nu in het kort uiteenzetten. De keizer had opdracht gege-ven mij een buitengewone toelage uit te betalen.5 De doorluchtige vrouweMargaretha gaf als antwoord, dat als ik zou terugkeren, niet alleen een toela-ge moest worden uitbetaald, maar dat zij daaraan nog grotere beloningenzou toevoegen. Maar ik vrees dat, ook al keer ik terug, ik weldra zal horen;‘Kom morgen maar terug: waar was u?’ De koning van Frankrijk heeft mij metongelofelijke genegenheid lucratieve voorstellen gedaan, het meest re centhet schatmeesterschap van Tours, met een jaarlijks inkomen van zeshonderd

1. Beatus Rhenanus.2. Zie brief 1467, noot 11.3. De brief van Transsilvanus en het antwoord van Erasmus (vgl. brief

1431) zijn niet bewaard gebleven.4. Deze brief is evenmin bewaard gebleven.5. Zie brief 1380.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 50

Page 51: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Maximilianus Transsilvanus, 1525 1553

51

kronen.6 Ik heb alles afgeslagen, tot ongenoegen van vele vrienden. Paus Cle -mens, die mij bijzonder goedgezind is, hetgeen ik uit de feiten zelf opmaak,biedt mij van alles en nog wat aan. U zult zeggen, waarom keert u niet hier-heen terug? Door mijn drukke wetenschappelijke bezigheden was dat nietmogelijk. En als het wat dat betreft wel mogelijk zou zijn geweest, dan lietmijn gezondheid het reizen niet toe. Ik heb nu wat minder vaak last van mijnniersteenkwaal, maar die is wel aanzienlijk bedreigender, zodat dit niet zo-zeer een kwestie is van ziek zijn maar van herhaaldelijk de dood in de ogenzien. De haarden van de Duitsers branden het hele jaar door. Juni en juli vor-men daarop nauwelijks een uitzondering. Ook al wordt mij bij de geur ervande adem afgesneden, toch moet ik hier maar doorheen zien te ko men, of an-ders de hitte van juni, juli of zelfs van augustus doorstaan. Van wege de over-vloed aan artsen en geneesmiddelen verlangde ik zeer naar Italië, maar mijngezondheid liet dat niet toe. En toch is de toestand hier nu zodanig, dat ikhoe dan ook naar elders moet verhuizen.

Het is u niet meer onbekend door wat voor ongeneselijke haat jegens mijbepaalde monniken en theologen daar bij u worden gedreven, van wie dekarmeliet Baechem de coryfee is. Adrianus had hem met een pauselijk schrij-ven het zwijgen opgelegd.7 Maar zwijgen deed hij nauwelijks. Sinds diensdood heeft hij dat zwijgen door een ruime mate van kwaadsprekerij weervereffend. En als de situatie met betrekking tot Luther voor hen een gunstigewending zou nemen, zal niemand hen als overwinnaars kunnen verdragen.Als de keizer aanwezig zou zijn, zou er geen enkel gevaar te duchten zijn. Water nu aan hulp van het hof te verwachten is, vooral voor een man als ik die nietmet het hof vertrouwd is, weet ik niet. Was die grote bisschop8 maar eventoeschietelijk met zijn diensten als hij welwillend is met zijn woor den! Metde doorluchtige graaf van Hoogstraten9 had ik slechts weinig contact. En hijheeft, naar men zegt, een echtgenote10 die zo godvruchtig is dat het aan bij-geloof grenst. Bij zulke mensen hebben toneelspelers van vroo m heid zeerveel invloed. De bisschop van Luik11 is naar men zegt een twijfelachtige mede -stander vanwege Aleandro, die in je aanwezigheid vleiend, maar in je afwezig -heid anders is. En hij heeft een broer12 in Luik die gevaar lijker is dan hij, om-dat hij in staat is te verbergen wat hij denkt, iets wat Aleandro niet kan.

6. Zie brieven 1375, 1439, 1446.7. Vgl. brieven 1359 en 1383.8. Jean de Carondelet.9. Antoine de Lalaing.

10. Elisabeth van Culemborg.11. Erard de la Marck.12. Giambattista Aleandro.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 51

Page 52: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

52

1554 Aan Jean Lalemand, 1525

Ik geef deze brief mee aan een Antwerpse kanunnik, een jongeman ge -naamd Frans van der Dilft. Alles wat u wilt schrijven kunt u hem met een ge-rust hart meegeven als hij hierheen terugkomt. Ik weet niet wat ik van mijntoelage mag verwachten. De zorg voor de afhandeling heb ik toevertrouwdaan de aartsbisschop van Palermo13 en aan Cranevelt,14 wiens op recht heidonder de onzen onovertroffen is. Ik zou u niet met mijn zaken wil len belas-ten, maar toch weet ik dat u, als de gelegenheid zich voordoet, in wat gaandeis de helpende hand zult bieden. Ferdinand schrijft mij veelvuldig en uiterstvriendelijk.15 Nu heeft hij de doorluchtige vrouwe geschreven dat zij de kar-meliet16 die tegen mij persoonlijk te keer gaat, het zwijgen op legt. Helemaalniets boezemt die man schaamte in. Na de terugkeer van Frans zal ik opgrond van uw brief besluiten wat mij te doen staat.

Het ga u zeer goed. Bazel, op de feestdag van de apostel Matthias, in hetjaar 1525.

1554 Aan Jean Lalemand

Bazel, 24 februari 1525

Hartelijk gegroet, zeer gewaardeerde heer. Een jaar geleden heb ik u per brief1

mijn groeten doen toekomen, daartoe uitgenodigd door de welsprekend-heid van Beat Arnold, die u deze brief zal bezorgen. Ik heb mij er nog onvol-doende van kunnen vergewissen of die vorige brief u heeft bereikt. Zo veelvlaktes, bergen en zeeën scheiden ons dat het ons voorkomt dat u in een an-dere wereld woont. Diezelfde Arnold die overal lovend over uw vriendelijk-heid en oprechtheid spreekt, heeft mij opnieuw met klem verzocht u teschrijven. Herhaaldelijk heb ik heel wat te stellen met mijn nierstenen die zovaak zo vijandig de woning van dit nietige glazen lichaam bestormen dat de-genen aan wie het vergund is slechts eenmaal te sterven, mij als buitenge-woon gelukkig voorkomen. Maar in alles moeten wij de Heer dank betuigendie weet wat goed voor ons is en die ons de kracht schenkt om wel duizenddoden te kunnen doorstaan.

13. Jean de Carondelet.14. Zie brief 1546.15. Zie brief 1505.16. Nicolaas Baechem.1. Deze brief (vgl. brief 1431) is niet bewaard gebleven.2. Eenmaal sinds Erasmus’ vertrek uit de Nederlanden, namelijk in de

zomer van 1522.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 52

Page 53: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jean Lalemand, 1525 1554

53

Uit de keizerlijke kas is slechts eenmaal een toelage betaald.2 Gedurendemeer dan drie jaar is er nu een betalingsachterstand. De keizer had geschre-ven dat mij een buitengewone toelage zou worden uitbetaald,3 maar behal-ve vriendelijke woorden heb ik tot nu toe niets ontvangen. Nu heeft Ferdi -nand, die mij vaak en heel sympathiek schrijft, over dezelfde kwestie ge-schreven aan zijn tante.4 Alles wat de koning van Frankrijk aanbood heb ikvan de hand gewezen. Zijn aanbiedingen waren overigens zeer aanzienlijken be trouwbaar. Ik heb besloten genoegen te nemen met de goedgunstig-heid van de keizer, als ik er tenminste gebruik van mag maken. Ik hoop dat udoor uw aanbeveling zijn goedgunstigheid weer kunt aanwakkeren.

Tot nu toe hebben dwingende omstandigheden mij hier vastgehouden,maar vooral mijn wetenschappelijke bezigheden en mijn gezondheid die mij,begonnen aan een reis, een- en andermaal dwongen om naar het nest terugte keren. Nu moet ik echter, of ik wil of niet, toch echt ergens anders heen ziente kruipen. Want de hertog van Württemberg5 bereidt openlijk een oorlogvoor, waarvan de besmetting naar ik vrees wijder om zich heen zal grijpen.Bovendien woon ik hier in het grensgebied van streken waarin voor al de par-tij van Luther het voor het zeggen heeft, met de inwoners van Zü rich aan deene, die van Straatsburg aan de andere kant. Die partij ging, nog voordat ikook maar iets tegen Luther had geschreven, in opperste razernij tegen mijtekeer. Nu echter mijn boeken over de wilsvrijheid en over de wijze van bid-den6 zijn gepubliceerd, is het voor mij niet meer voldoende veilig langer hierte blijven. Ik overweeg naar Brabant te gaan, als mijn toelage zal worden uit-betaald die nu meer dan de helft van mijn inkomsten uitmaakt. Er zijn teLeuven nog steeds twee monniken-theologen, de karmeliet Baechem en dedominicaan Vincent van Alkmaar7 die nooit ophouden om met de meest on-beschaamde leugens privé en publiekelijk tegen mij persoonlijk van leer tetrekken. Paus Adrianus had hun het zwijgen opgelegd.8 Na zijn dood vervie -len de kikkers weer in hun gekwaak. De keizer zou hun allen eeuwig stil-zwijgen opleggen, als hij aan de universiteit drie woorden zou schrijven. Wantiedereen lacht om die schreeuwlelijken en haat hen. Ze laten geen steen opde andere om het Drietalencollege, dat sieraad zonder weerga van ons rijk,ten val te brengen. Mij levert dat geen enkel profijt op, maar voor de vorst ende staat is het nut ervan bijzonder groot. Hieruit moeten, als uit het paard

3. Brief 1380.4. Margaretha van Oostenrijk.5. Ulrich van Württemberg.6. Modus orandi Deum; zie brief 1502.7. Vincentius Theoderici (in feite afkomstig uit Beverwijk).8. Vgl. brieven 1359 en 1383 voor wat Baechem betreft.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 53

Page 54: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

54

1555 Aan Jacopo Sadoleto, 1525

van Troje, voor het keizerlijke hof bekwame secretarissen tevoorschijn sprin -gen, welbespraakte raadgevers, taalvaardige diplomaten, leiders die de kunstverstaan zowel krachtdadig te handelen als glashelder te spreken, en be-schaafde burgers. Want mensen die verstoken zijn van de letteren, die menniet zonder reden humaniora noemt, verdienen de naam mens nauwelijks.

Ik wilde dat u dit alles weet, zodat, als zich ooit de gelegenheid voordoet,u beter toegerust bent om bij de keizer de zaak van Erasmus en van de scho-ne letteren te behartigen. Het ga u zeer goed.

Bazel, op de feestdag van de apostel Matthias, in het jaar 1525Erasmus van Rotterdam. Eigenhandig voor de vuist weg geschrevenAan de zeer doorluchtige geleerde heer Jean Lalemand, uitnemend func-

tionaris in dienst van de keizer. In Spanje

1555 Aan Jacopo Sadoleto

Bazel, 25 februari 1525

Hartelijk gegroet. Wie kan zo bedroefd zijn, hoogwaardige bisschop, dat eenzo vriendelijk, zo oprecht geschreven brief1 van u hem niet zou opvrolijken?Hierin kon ik, net als in een spiegel, het complete beeld zien van uw zuivereinborst, waarvan ik tot nu toe, op grond van vermoedens en lovende mede-delingen van velen die met lof over u spreken, slechts een schaduw had waar-genomen. Met name om die reden heb ik evenveel aan Bonifacius Amerbachte danken als uw bescheidenheid ervan getuigt aan hem schatplichtig te zijn.Ik zou werkelijk wensen dat ik iets had waarmee ik die goedgunstigheid vanu jegens mij zou kunnen beantwoorden. U vergist zich stellig niet in uwsym pathie voor Bonifacius. Duitsland heeft niets dat oprechter en zuiverderis dan deze man. Hij zou opklimmen naar het hoogste gezagsniveau als hijniet zo’n afkeer zou hebben van vorstenhoven en van de aanvaarding vanover heidsfuncties, waar hij waarschijnlijk toch ooit in betrokken zal wor-den, of hij wil of niet, aangezien Plato immers, die alleen een filosoof tot hetvoeren van het staatsbewind toelaat, verzekert dat slechts diegene geschiktis voor het bekleden van een staatsambt, die dat met tegenzin en tegenstrib-belend op zich neemt.2

Ik waardeer de achting van de paus voor mij, en ik zal zijn gezindheid je-gens mij des te rijkelijker belonen, zodra ik van hier een veilig heenkomenzal hebben gevonden, iets waarvoor ik mij nu inzet. De huidige twisten tussen

1. Brief 1511.2. Plato, De staat 7, 519b-520a.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 54

Page 55: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jacopo Sadoleto, 1525 1555

55

de vorsten pijnigen mijn gemoed bovenmate, waardoor ik geen vruchtbarecon tacten met de paus, de keizer en de Franse koning kan onderhouden. Nazulke hevige stormen zal Christus, naar ik hoop, enige opklaring ver schaffen.

Mijn instelling die wars is van eerbewijzen en die met weinig tevreden is,verschaft mij rijkelijk de rust waarmee u mij gelukwenst. Uw aard laat hetgebruik van het woord ‘aftakelen’ niet toe. Hoe de herinnering aan mij zalzijn bij het nageslacht, als er überhaupt enige herinnering zal zijn, laat ikover aan de hogere machten. Dit nietige lichaam zal zeker bezwijken, maarzou mijn geest toch nog een aantal jaren kunnen dienen als het niet zo dik-wijls bestookt werd door mijn nierstenen, die zo boosaardig en wreed zijndat ze de dood — het ergste dat er bestaat — gewenst maakt. Als het al hard iseenmaal te sterven, hoeveel harder is het dan zo vaak te sterven en weer op teknappen voor nieuwe folteringen? Voor mijn verweer daartegen is een hech-te en allerminst halfzachte levensbeschouwing nodig. In alles moet men deHeer danken, die de menselijke ellende zo matigt dat ze te verdragen is envoor hen die haar verdragen ten goede wordt gekeerd.

Het is billijk dat ik u ook zelf bedank voor de ondersteuning van Botz -heim.3 Want ik had de indruk ook zelf op enigerlei wijze in die kwestie ver-wikkeld te raken, niet alleen omdat hij een vriend is, maar ook omdat ik aanhem de catalogus van al mijn werken had opgedragen.4 Ik zou dat volstrektniet gedaan hebben, als mij ook maar het geringste vermoeden zou hebbenbereikt van de verdenking dat hij tot de partij zou behoren die de paus ver-oordeelt. Twee jaar geleden heb ik een volle maand van zijn gastvrijheid ge-bruikgemaakt.5 Al die tijd hebben wij doorgebracht met zeer openhartigege sprekken. Sindsdien heeft hij mij vaak in Bazel opgezocht. Hij is oprechtvan aard, wars van ieder bedrog, en verder heeft hij nooit ook maar enig ge-heim voor mij verborgen gehouden. Zelfs niet een enkel woord ontsnaptehem waaruit was op te maken wat sommige van die lieden hem nu voor devoeten werpen. Hij is een man die overduidelijk voor de Muzen en de Gra -tiën is geboren. En ik geloof niet dat hij ooit over enige leerstelling vanLuther heeft nagedacht en nooit was er over hem een gerucht van dien aard,ofschoon misschien sommigen enig vermoeden hebben gehad, maar hunontbreekt het aan een billijk oordeel. Hij heeft een aloude vriendschap meteen aantal naar mijn mening voortreffelijke mannen, zij het dat zij de leervan Luther enigszins zijn toegedaan. Met hen onderhoudt hij de oudevriend schaps band zodanig, dat hij zich toch niet mengt in hun samenspan-nend gedrag. Soms heeft hij aanhangers van Luther ontvangen, maar vaker

3. Zie brieven 1519 en 1540.4. Brief 1341a.5. In september 1522.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 55

Page 56: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

56

nog heeft dezelfde man de bitterste tegenstanders van Luther verwelkomd.Zoals de zaken in Duitsland er nu voorstaan, is het onvermijdelijk dat men afen toe contact heeft met dat soort mensen. Ik persoonlijk heb door verge-lijkbare beleefdheid niet weinigen van die veroordeelde partij weten terugte halen. Mij worden nu overal vandaan brieven bezorgd, waarin men ver-klaart dat men overtuigd geraakt is door mijn boek over de wilsvrijheid enzich daardoor van de leer van Luther heeft afgewend.

Botzheim ervaart, om het u vrijuit te zeggen, zijn bisschop6 noch zijn ka-pittel als erg welwillend. De bisschop is hem nogal vijandig gezind om eenre den waarom Botzheim hem veeleer des te dierbaarder zou moeten zijn.7

Of het moest zijn dat de natuur het zo geregeld heeft, dat soms bij goede engrote mannen de gevoelens het winnen van het verstandig oordeel. En overhet algemeen zijn in de Duitse kapittels diegenen geliefder die fervente ja-gers zijn, zich aan feestmalen te buiten gaan en zich inspannen om geld tevergaren, dan diegenen die zich gewijd hebben aan de schone letteren.

Ik zou u kunnen vertellen door wier toedoen die verzinsels in het levenzijn geroepen. Maar dat zou te ver voeren, en het zou van geen enkel belangzijn iemand aan te vallen, nu de rechtvaardigheid van de paus en uw ijver hetgevaar van een valse aanklacht voor mijn vriend hebben afgewend. Als voormij zou vaststaan dat iemand zou behoren tot een verwerpelijke groepering,dan zou ik hem zelfs niet met één woord steunen. Deze instelling zal ik altijdaan de dag leggen, zoals ik ook voorheen heb gedaan. Maar als men de situ-atie van dit moment in ogenschouw neemt, vooral bij de Duitsers, dan doetmen er verstandiger aan zich in te spannen om degenen die door een onbe-duidend voorval enigszins wankelden weer voor zich te winnen, dan dege-nen van zich te vervreemden die in die mate door enige besmetting zijn aan-gedaan, dat zij gemakkelijk te genezen zijn. Ja ik ben zelfs van mening datwij ons ervoor moeten hoeden, dat, gegeven de slechtheid van de mensen,onder het mom van de godsdienst en van de verdediging van het geloof, on-schuldigen worden mishandeld of dat zij die tegen deze of gene kwaad in dezin hebben of uit zijn op andermans vermogen, het welkome voorwendsel vanhet algemeen belang misbruiken voor hun eigen goddeloze hebzucht.

Bonifacius is uit Avignon bij ons teruggekeerd, stralend met de titel vandoctor.8 Het stadsbestuur hier heeft hem een publieke leerstoel in de rechts-wetenschap toegewezen, en hij heeft die aanvaard. Hij zal u, verwacht ik, perbrief bedanken.

6. Hugo von Hohenlandenberg.7. Botzheim had er bij Hohenlandenberg op aangedrongen dat deze

zijn verhouding met een vrouw uit Konstanz zou verbreken.8. Bonifacius Amerbach had op 4 februari zijn doctoraat verkregen.

1555 Aan Jacopo Sadoleto, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 56

Page 57: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jan Sucket, 1525 1556

57

Alvorens de brief te verzegelen, zal ik nog iets vermakelijks toevoegen.Vrien den van mij plegen te zeggen dat de naam Jacobus mij weinig gelukbrengt, omdat drie Jacobussen in hun gepubliceerde boeken tegen mij tekeer zijn gegaan. Om te beginnen Jacques Lefèvre d’Etaples, met wie, omdathij zijn dwaling inziet, mijn vriendschap nooit verbroken is. Hij is de strijdin elk geval niet opnieuw aangegaan. Na hem kwam Jacobus Latomus. En nadeze kwam weer Diego Zúñiga, een man geboren voor dit soort chicanes.Maar ik beschouw mijn geluk met die ene Jacopo Sadoleto groter dan mijnongeluk zou lijken, zelfs als tien van dat soort Jacobussen hun geschriftentegen mij zouden richten.

Moge het u goed gaan, hoogwaardige heer. Gegeven te Bazel op 25 febru-ari 1525

Ik, Erasmus van Rotterdam, uw zeer toegenegen dienaar, heb eigenhan-dig ondertekend

Aan de hoogwaardige vader en heer in Christus, Jacopo Sadoleto, bisschopvan Carpentras en secretaris van onze Heilige Vader

1556 Aan Jan Sucket

[Bazel, februari] 1525

Jan Sucket was al in 1522 overleden, iets waarvan Erasmus op de hoogtewas gebracht in brief 1351. Erasmus moet dit vergeten zijn, iets wat deste pijnlijker is gezien het begin van deze brief, waarin hij Jan Sucketcondoleert met het verlies van diens broer.

Erasmus van Rotterdam aan Jan Sucket, gegroet

Uw broer Antoon Sucket is ons ontvallen,1 zeer achtenswaardige heer, demeest oprechte beschermheer van Erasmus en de meest onoverwinnelijkevoorvechter van de schone letteren, wiens dood, die overigens voor mij omvele redenen uiterst pijnlijk is, ik toch iets gemakkelijker kan dragen, omdatik er op vertrouw dat u, gezien uw gevoel voor menslievendheid, in de voet -spo ren van uw broer zult treden. Ik zou u met klem verzoeken dat te doen,als ik er niet van overtuigd was dat u die taak al lang spontaan op u genomenhad.

1. Op 31 augustus 1524.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 57

Page 58: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

58

1556 Aan Jan Sucket, 1525

Er zijn verscheidene Leuvenaars die als het ware samenspannen met debedoeling het college van Busleyden2 te gronde te richten, dat sieraad zon-der weerga van onze landstreek, ja zelfs van het gehele keizerlijke machtsge-bied. Met verbazingwekkende ondermijnende maatregelen sturen zij aanop de ondergang daarvan, terwijl het toch iedereen, publiek evenzeer alsprivé, veel voordeel zal opleveren. Tevens zal het voor het keizerlijke hof eenkweekvijver zijn van bekwame secretarissen, verstandige raadgevers, welbe-spraakte diplomaten, gezagsdragers die niet alleen door hun stamboom vanadel zijn, en bovendien vorsten die desgewenst zonder tolk gezanten te woordkunnen staan. Ten slotte zal het buitengewoon veel luister en waardigheidtoe voegen aan de zwaardere wetenschappen en zelfs aan alle schone kun-sten.

Als zulk een college niet was opgericht, zou het de eerste zorg van de kei-zer moeten zijn het op zijn eigen kosten op te richten. En nu ontbreekt hetniet aan lieden die proberen een voortreffelijk instituut af te breken dat doorandermans vrijgevigheid is geschonken. Sommigen drijft hun kortzichtig-heid hiertoe, anderen winstbejag, menigeen afgunst. Er zijn mensen die naarandermans pijpen dansen. Daarom verzoek ik u met des te meer klem metuw charme en gezag — want door uw verdienste heeft u veel invloed aan hethof — te voltooien wat Antoon met succes begonnen is,3 zodat dit collegebij alle gezaghebbenden aan het hof zo welgevallig mogelijk is. De inkom-sten zijn tot nu toe bescheiden, ze onderhouden de professoren ternauwer-nood. De vrijgevigheid van vorsten en welgestelden zal die doen toenemen,wanneer u en mensen als u de onderneming vooruithelpen.

Ikzelf heb echter niet alleen hierin mijn hoop op u gevestigd, zeer door-luchtige heer, maar ik twijfel er ook niet aan dat u voor ons in alle opzichtenAntoon Sucket zult doen voortleven. Wat was immers schitterender danzijn talent; wie was een betere vriend voor zijn vrienden, doortastender inzijn taakuitoefening, betrouwbaarder in zijn advies, vasthoudender in zijnrechtsgevoel en scherper gekant tegen bedrog, misleiding en onrecht? Hoegroot was zijn godvrezendheid zonder bijgeloof! Hoe scherpzinnig en ver-standig was zijn oordeel, dat in hoge mate afweek van de oordelen van hetvolk! Hoe groot was zijn vaardigheid in het behandelen van kwesties! Hoe -veel talenten, hoeveel onderscheidende kwaliteiten heeft het keizerlijke hofin één man verloren! Met welk een inzet zorgde hij ervoor dat de verscheide nekinderen die hij had en die de aard van hun vader verbluffend goed weer-spiegelden, van jongs af aan werden onderwezen in de meest achtenswaardige

2. Het Drietalencollege, in 1519 mede door Erasmus opgericht enbekostigd uit de nalatenschap van Jérôme Busleyden.

3. Antoon had de oprichting van het Drietalencollege gesteund.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 58

Page 59: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Caspar Ursinus Velius, 1525 1557

59

vakken! De oudste had hij bestemd voor de theologie, de volgende voor destudie van het recht, aan de derde, een jongen nog, had hij de schone letterentoebedacht.4 Ook hierin behoort u de plaats van uw broer in te nemen.

Wilt u, als het u schikt, Johann5 de vuurwapensmid van mij de groetendoen, uw buurman en een oude vriend van mij, met wie ik ooit ten teken vanvriendschap de wapens heb gewisseld, met bijna net zo’n onevenredig resul-taat als in het geval van Glaucus en Diomedes.6 Ik heb hem mijn handboek7

ge geven — u kent het boek, dat sinds lang in alle windstreken circuleert inhet Latijn, Frans, Duits, Spaans en Italiaans. Hij gaf mij van zijn kant eenklein zwaard, waarvan ik tot nu toe net zo min gebruik heb gemaakt als hijvan het boek. Het ga u goed.

In het jaar 1525

1557 Van Caspar Ursinus Velius

Wenen, 12 maart 1525

Gegroet. Toen u schreef1 dat u door een brief van Ziegler voor het eerst opde hoogte bent gebracht van mijn weinig gelukkige terugkeer naar Duits -land, begreep ik dat mijn brief2 die ik u stuurde voordat ik uit Rome weg-ging, in het ongerede is geraakt. Iedereen denkt dat ik koning ben gewor-den, terwijl ik nauwelijks ooit de grens van de armoede dichter genaderdben. Fraai verwoorde, doch inhoudsloze beloften, maar vooral vrees voor depest, rukten mij los van Rome en haalden mij uit het hart van Italië hierheenterug. Van dit uiterst moeizame werk van onderwijzen kan toch onmogelijkiets pro fijtelijks en bevredigends uitgaan. U vindt van uzelf dat u van muzen -vriend tot gladiator geworden bent, ik vind dat ik onmiskenbaar van citer-zanger tot fluitspeler ben geworden. En wilt u alstublieft niet, verzoek ik u,

4. Drie zoons zijn met name bekend: Antoon, Jan en Karel. Antoon enKarel werden jurist, Jan was als jonge student overleden.

5. Johann Poppenruyter, buurman van Jan Sucket in Mechelen.6. Zie Homerus, Ilias vi, 119-236. De Trojaanse strijder Glaucus en de

Griekse strijder Diomedes weigerden tegen elkaar te vechten vanwege degoede betrekkingen tussen hun voorvaderen. In plaats daarvan wisseldenzij hun wapenrusting met elkaar uit. Die van Glaucus was van goud, dievan Diomedes van brons.

7. Het Enchiridion militis christiani, in 1501 voor Poppenruyter geschreven.1. In brief 1514, waarop deze brief het antwoord is.2. Deze brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 59

Page 60: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

60

1557 Van Caspar Ursinus Velius, 1525

dat wat een smerige tredmolen is ‘een elegante werkomgeving’ noemen.Nu ben ik echter niet begiftigd met een zo grote geleerdheid en een zo

scherp zinnige geest dat ik de teloorgaande letteren te hulp kan komen,voor al tegen de zeer gewelddadige evangelischen, die de hemelse geest zoto taal voor zichzelf opeisen dat wij voor levenloos worden gehouden. Naarhet oordeel van vrienden en ook naar mijn eigen oordeel, heb ik tot nu toeon voldoende gebruik gemaakt van de blijken van welwillendheid van bepaal -de invloedrijke mensen die beter gezelschap zijn voor groenten dan voor be-ren.3 En ik werd onaangenaam getroffen, om wat openhartiger en meer naarmijn eigen aard te spreken, door het wapengekletter van heerser Hephais -tos.4 Daarom heb ik besloten om van hier weg te gaan. Bij de Hon garen wordtmij een uitstekend aanbod gedaan en ik hoor dat de Sileziërs alweer bij zin-nen komen. Op beide plaatsen zal ik gerieflijk en aangenaam leven.5

Mijn vriend de hoogwaardige bisschop van Olomouc6 meent dat ik hemvoor de gek houd, omdat ik meermalen gezegd en geschreven heb dat u mijbe loofd had dat een belangwekkend, door Erasmus aan hem opgedragen boekzou verschijnen.7 U doet dit echter allerminst, terwijl ik er stellig van over-tuigd was dat u het tijdig en zorgvuldig zou volbrengen. Het waardevollegeschenk dat aan Beatus gestuurd moest worden8 is mij door de slordigheidvan de kooplieden laat ter hand gesteld. Ik zal het opsturen zodra ik een eer-lijk en betrouwbaar persoon gevonden heb aan wie het veilig toevertrouwdkan worden. Het is verpakt in een vrij grote houten doos. Gezien de vormvan de doos vermoed ik dat het een sierlijke beker is. Ik zou graag willen datdit aan Beatus per brief wordt meegedeeld, zodat hij niet denkt dat hij doormijn nalatigheid het geschenk niet samen met de brief ontvangen heeft. Paslaat heb ik ontdekt dat het hier was, nog veel later heb ik begrepen dat hetdoor mijn mecenas voor Beatus bestemd was.

U zult erom lachen dat ik, niet welbespraakt, openbare colleges verzorgover de Redenaar van Cicero, voor een niet al te klein gehoor. Ook geef ik

3. Een toespeling van Ursinus op zijn eigen naam (ursus betekent‘beer’).

4. Waarschijnlijk wordt Ferdinand van Oostenrijk bedoeld, die eenoorlog tegen de Turken voorbereidde.

5. Ursinus zou in Wenen blijven; als koninklijk geschiedschrijver ver-gezelde hij Ferdinand in 1527 bij diens veldtochten tegen de Turken.

6. Stanislaus Thurzo.7. Dat stond ook op het punt te gebeuren; zie brief 1544.8. Een vergulde beker, door Stanislaus Thurzo bestemd voor Beatus

Rhenanus als dank voor diens uitgave Auctores historiae ecclesiasticae(Bazel, 1523), die aan Thurzo was opgedragen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 60

Page 61: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1558

61

privéles over de Ilias van Homerus — een Grieks gedicht, behandeld dooreen barbaar. Het ga u goed.

Wenen, 12 maart 1525Uw Caspar Ursinus Velius

1558 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 14 maart 1525

Deze brief is het voorwoord bij Erasmus’ uitgave (in het oorspronke-lijke Grieks) van Johannes Chrysostomus, Over het priesterschap, ver-schenen bij Johann Froben te Bazel in mei 1525. Tevens vormt de briefeen uitvoerig antwoord op brief 1480, waarop Erasmus al eerder hadgeantwoord met de brieven 1536 en 1543 en met een derde brief, dieniet bij Pirckheimer aankwam en ook niet bewaard is gebleven.

Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de zeer doorluchtige WillibaldPirckheimer, gegroet

Hoewel het woord ‘vertrouwen’ van alle kanten in onze oren galmt, Willi -bald, sieraad van onze tijd, roepen crediteuren toch luid dat zij debiteurente gen woordig geen haar beter vinden dan vroeger. Ik voor mij kan in iedergeval vaststellen dat er een minimale betrouwbaarheid bestaat ten aanzienvan de wederzijdse bezorging van brieven. Ze worden allemaal bekeken,achterovergedrukt en van zegels ontdaan, net zoals het in oorlogstijd gaat.Je kent de oude grap van de tot stelen geneigde slaaf, voor wie niets gesloten,niets verzegeld bleef.1 Hij past volledig in deze tijd. Al zo vaak heb ik ant-woorden meegegeven aan lieden die plechtig zwoeren dat zij met de groot-ste trouw zouden afleveren wat zij ontvangen hadden. Na hen hun toezeg-ging te hebben laten herhalen, heb ik hun meer dan eens bij wijze van voor -schot wat kleingeld toegestopt. Uit je brief maak ik op dat ik beetgenomenben. En daarom heb ik besloten duizend exemplaren tegelijk te sturen, in dehoop dat tenminste één daarvan jou bereikt.

De werkelijk prachtige ring, waarvan je wilde dat die als teken van herin-nering aan jou bij mij zou achterblijven, is mij in goede orde bezorgd. Ikweet dat een edelsteen wordt aanbevolen omdat die geluk zou brengen bijeen val. Maar men voegt daaraan toe dat, als de val voor een mens tot de doodkan leiden, het onheil op de edelsteen wordt afgewend, die daardoor na de

1. Zie Cicero, De oratore ii, 248; vgl. Adagia 1399.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 61

Page 62: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

62

1558 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

val gebroken blijkt. Ooit ben ik in Engeland samen met mijn paard van eenflink hoge dijk gevallen. Er was noch aan mij noch aan het paard ook maareni ge schade te bespeuren, maar toch was de edelsteen die ik droeg intact.Die was een geschenk van Alexander,2 aartsbisschop van Saint Andrews, dieje denk ik uit mijn geschriften bekend is. Toen ik te Siena afscheid van hemnam, trok hij hem van zijn vinger en overhandigde hem mij met de woorden‘Aanvaard hem als een bewijs van de vriendschap tussen ons, die nooit voor-bij zal gaan’. Ik ben de belofte van trouw ook na zijn overlijden nagekomendoor de herinnering aan mijn vriend in mijn geschriften in ere te houden. Eris geen enkel facet van het leven waarin niet een magisch bijgeloof geslopenis. En als zich in edelstenen een bijzondere kracht bevindt, dan zou ik indeze tijd het liefst een ring willen die een doeltreffend middel bevat tegen debeten van bedriegers. Wat het vallen betreft, zal ik je raad opvolgen en er lie-ver geloof aan hechten dan de proef op de som te nemen.

Van wat minder waarde zijn evenwel de portretten — het ene kreeg ik alsbronzen medaillon, het andere geschilderd — zij het dat ze mij een duidelij-ker voorstelling geven van Willibald zelf. Alexander de Grote wilde alleenmaar door de hand van Apelles geschilderd worden. Jij beschikt over je eigenApelles, namelijk Albrecht Dürer, een man die niet alleen de hoogste roemgeniet in zijn kunst, maar ook te bewonderen is vanwege een uitzonderlijkgoed verstand. Het was mooi geweest als je voor je medaillon een Lysippushad gevonden!3 In gegoten vorm hang je aan de rechterwand van mijn slaap-kamer, in geschilderde vorm aan de linker. Of ik nu schrijf of heen en weerloop, Willibald bevindt zich in mijn gezichtsveld, zozeer dat als ik je zouwillen vergeten, ik dat niet zou kunnen. Doorgaans heb ik trouwens nietszo zeer in mijn herinnering als mijn vrienden. Willibald vergeten zou beslistonmogelijk zijn, zelfs als geen enkel aandenken, geen enkel portret, geen enke -le brief de herinnering aan hem voor mij levend zou houden. Buiten gewoonplezierig is ook dat naar aanleiding van die afbeeldingen vaak een gesprekover jou ontstaat met vrienden die mij bezoeken. En als onze wederzijdsebrieven veilig zouden aankomen, wat zouden we dan nog missen van elkaar?Jij hebt Erasmus als medaillon.4 Ik zou er niet afkerig van zijn door Dürer,een zo groot kunstenaar, geschilderd te worden. Maar ik zie niet hoe dat zoukunnen. Ooit heeft hij in Brussel alleen een schets van mij gemaakt, maar hetwerk werd afgebroken toen hovelingen hun opwachting kwamen maken.5

2. Alexander Stewart.3. Ook Lysippus kreeg opdrachten van Alexander de Grote.4. Erasmus had Pirckheimer de matrijs gestuurd van het medaillon dat

Quinten Metsys in 1519 van Erasmus had vervaardigd; vgl. brief 1408.5. Zie brief 1376, noot 1.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 62

Page 63: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1558

63

Weliswaar ben ik al lange tijd een onaantrekkelijk model voor schilders, maarik word er met de dag nog onaantrekkelijker op.

Ik zou je nu mijn dank moeten betuigen, beste Willibald, ware het nietdat onze band in mijn ogen zo hecht is dat dit soort alledaagse plichtplegin-gen tussen ons geheel achterwege horen te blijven. Door mij in overeen-stemming met je karakter voortdurend diensten te bewijzen, heb je er bo-vendien voor gezorgd dat het voor mij niets nieuws meer is wanneer eenwel daad van Willibald deze kant opkomt. Je laat voldoende duidelijk blijkenhoe mijn gezondheid je ter harte gaat, doordat je mij met zoveel geneesmid-delen wapent tegen mijn nierziekte. Met moeite heb ik mij gewend aan deterpentijnolie. Tegenwoordig gebruik ik die van tijd tot tijd. Van het middelvan Ricius heb ik nog geen gebruik kunnen maken, omdat ik door het win-terse weer niet alles kan krijgen wat hij voorschrijft. Ik had echter iets andersliggen dat daar erg op leek maar meer medisch van aard was, dat wil zeggenminder eenvoudig, ofschoon aannemelijk is wat ik van kundige artsen heb ver -nomen, namelijk dat vochtafdrijvende drankjes alleen mogen worden toe-gediend als het lichaam eerst gereinigd is, zodat ze de schadelijke overblijf-selen kunnen wegspoelen; anders nemen ze onverteerd voedsel met zichmee naar de ingewanden. Ik ben zo rijkelijk voorzien van voorschriften vanartsen, dat ik mij wel voor een Aesculapius mag uitgeven bij de behandelingvan deze kwaal. Maar mijn ziekte, die als vanuit een hinderlaag strijd leverttegen de geneesmiddelen, neemt voortdurend nieuwe vormen aan, zodat ikzelf soms ervan overtuigd ben dat ik weer aan wat anders lijd.

Voor acute aanvallen — die vaak onverdraaglijk zijn, wanneer die tiranzich met zijn wrede gevolg vanuit de lendenen door de ingewanden naar destreek van de milt verplaatst om vandaar door te breken naar de blaas, en on-derweg alles te verscheuren, te pijnigen en overhoop te halen, zoals geweld-dadige vorsten gewoonlijk doen, die er meer genoegen in scheppen om ge-vreesd dan bemind te worden — had ik een geneesmiddel dat zijn uitwer -king nooit miste, behalve tijdens de laatste aanval, die mij tegen 1 februari,zonder dat ik iets van dien aard voorvoelde, zo hevig trof dat ik hoopte ophet einde van mijn lijden en het begin van een rustiger leven. Niet dat dit le-ven mij zou tegenstaan, als God wil dat mijn ziel nog enige tijd in de schansvan mijn nietige lichaam verwijlt, maar net als Paulus zou ik bevrijd willenwor den en met Christus willen zijn.6 Voordat je verneemt om welk genees-middel het gaat, noem ik je eerst de maker ervan. Dat was Thomas Linacre,hofarts van de koning van Engeland, een man die, door en door geschooldals hij was in iedere tak van wetenschap, een bijna bijgelovige nauwgezetheidaan de dag legde.

6. Filemon 1:23.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 63

Page 64: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

64

1558 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Maar over de maker aanstonds meer. Verneem nu het geneesmiddel. Deniersteen, die ik opgelopen had door bier te drinken, was gedurende zes we-ken ergens in mijn binnenste blijven steken. De pijn was weliswaar niet be-klemmend, maar een bezorgd en bedrukt gevoel waarschuwde dat groot ge-vaar op komst was. Zelf was ik namelijk in twijfel over de aard van de kwaal.Ik ben van nature terughoudend bij het vragen van hulp, terwijl Linacre erde man niet naar was om zich over iemands gezondheid te buigen tenzij hijdaartoe werd uitgenodigd. Een vriend adviseerde de aandacht van de man tetrekken met enige bezwerende woorden. Dat heb ik gedaan. Niemand isnauw gezetter dan hij. Hij haalde er een apotheker bij. In mijn slaapvertrekwerd het middel gekookt en in aanwezigheid van de arts zelf toegediend.Nadat dit tweemaal was gebeurd, scheidde ik, nog maar net wakker gewor-den, een niersteen uit zo groot als een amandel. De Duitsers maken gebruikvan baden in plaats van dit geneesmiddel, dat echter even effectief is en veelgemakkelijker toepasbaar. Ik wikkel kamille en peterselie in een linnen doeken kook die in een schone pot, ongeveer half gevuld met schoon water. Zo -dra de linnen doek kokend heet is, haal ik hem uit de pot, en nadat ik zo snelmogelijk het vocht eruit gewrongen heb, breng ik hem aan op mijn zij. Als dehitte ondraaglijk is, wikkel ik het zakje waarin de kruiden zitten in een dro-ge linnen doek, op zo’n manier dat ik die aan beide zijden kan vasthoudenaan de uiteinden. En als mijn zij in het begin de aanraking vanwege de hitteniet aankan, houd ik de doek boven de plek, zodat de damp op mijn lichaaminwerkt totdat de hitte draaglijk wordt. Kort daarna leg ik mij te slapen,waarna ik, als de pijn weer opspeelt, de opnieuw verhitte linnen doek aan-breng. Ik heb dat nooit twee keer hoeven doen zonder dat de niersteen neer-daalde naar de plekken dichtbij de blaas, waar de pijn milder is. Toch heeftdit hulpmiddel mij bij mijn laatste poging in de steek gelaten.

Ik betreur het dat een kwaal als deze ook jou getroffen heeft. Artsen be-weren dat jicht en niersteen zusters zijn. Het was al meer dan genoeg om eentreurige verwantschap met jou te hebben doordat wij met twee zusters ge-trouwd zijn, maar ik ben er verontwaardigd over dat mijn echtgenote nu endan naar jou overloopt zonder mij te verlaten! Niettemin schuilt er waar-heid in het gezegde dat mensen soms door gemeenschappelijke kwalen metelkaar verbonden worden.7 Maar, Willibald, ik zou niet willen dat je op dezemanier met mij wordt verbonden, aangezien jouw kwaliteiten op ander ge-bied zo talrijk zijn dat die je niet alleen bij mij maar bij alle rechtschapenmen sen zeer geliefd kunnen maken. Plinius vermeldt onder de wonderen vande natuur bepaalde meren, stromen en bronnen, waarin alles wat je erin gooit

7. Adagia 1071.8. Plinius, Naturalis historia ii, 226.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 64

Page 65: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1558

65

tot steen wordt.8 Ik denk dat zich in mijn nietige lichaam een vergelijkbareader bevindt, waarin ook de meest vloeibare zaken hard worden. Ook kanhet een wonderlijke indruk maken dat, terwijl vrouwen met het klim men derjaren onvruchtbaar worden, de ouderdom mij vruchtbaarder maakt. Wantik baar steeds vaker, maar met toenemend gevaar, precies zoals de geboortenbij adders verlopen.9

Als men een vergelijking mag maken tussen beide zeer ernstige kwalen,dan kent de jicht, als ik mij niet vergis, minder onbarmhartige folteringen, alkeren die niet minder vaak terug. Bovendien wordt de jicht gewoonlijk dooranekdotes lichter gemaakt en heeft zij altijd grappen en gelach als begelei-ders. Verder is ze nauwelijks dodelijk voor iemand. Niersteen is geen ziekte,maar de dood zelf, iedere keer dat die op komt zetten, of nog erger dan dedood, als dat mogelijk is. En niersteen komt niet alleen, maar als een tiran,omstuwd door een groot en wreed gevolg. Behalve dodelijke folteringenbrengt hij braakneigingen met zich mee, waardoor al gauw de maag vanstreek raakt en hevige hoofdpijn ontstaat, zodat althans voor mij de hongeraltijd meer gevaar oplevert dan de niersteen. Vaak heeft het ook pleuritis enandere snijdende pijnen in ingewanden en onderbuik tot gevolg, zodat jedoor de ene kwaal te bestrijden de andere aanwakkert. Terwijl dus de jichtvoor het sociale verkeer niet afstotend is, houdt de niersteen, net als geestes-ziekte, iedereen op afstand. Toch heeft niersteen dit voordeel met jicht ge-meen, dat niemand besmetting te duchten heeft, zodat, al mag het weinigaangenaam zijn om met een patiënt te verkeren, het wel volkomen veilig is.

Toch is er aan deze ernstige kwaal wel iets waardoor ze nu juist lof ver-dient. Als wij Plato mogen geloven is filosofie niets anders dan een nadenkenover de dood.10 Als de filosofie een verheven aangelegenheid is, en dat is zestellig, dan zal niersteen, die waarachtig een oefening voor de dood is, eengelijke roem oogsten. Want zoals wij volgens de wetten van de redenaarsdoor niets beter leren spreken dan door te spreken, zo leert niemand snellerte sterven dan door herhaaldelijk te sterven. Bovendien onderwijzen de filo-sofen unaniem dat een belangrijk deel van het menselijk geluk gelegen is inhet vrij zijn van vrees voor de dood. Zij hebben op verschillende manierengeprobeerd om die weg te nemen, waarbij de een zegt dat men nodeloos ietsvreest waaraan toch niet te ontkomen is; een ander dat niets te vrezen is be-halve verderfelijk gedrag, maar dat de dood, die bij de natuur hoort, nochslecht is, noch gevreesd behoeft te worden. Weer een ander zegt dat de dood

9. Volgens Plinus, Naturalis historia x, 170, dringen jonge adders bijhun geboorte met vele tegelijk door de buikwand van hun moeder heen,die daardoor sterft.

10. Plato, Phaedo 67.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 65

Page 66: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

66

het einde is van de talloze kwalen waaraan het leven van de stervelingen isblootgesteld, omdat er na de crematie niets van een mens over is. Weer eenander zegt dat de dood door goede mensen zelfs gewenst moet worden, om-dat ze een overgang is naar een gelukkiger leven. Aldus leert de niersteen-ziekte kortweg een o zo gewichtige les, dat je niet alleen niet bang bent voorde dood maar je die zelfs tot je wensen rekent. Dan is de niersteen een wredeleermeester, zul je zeggen. Dat geef ik toe, maar ze leert wel een bijzonderkrachtige les. Hoeveel moeten zwaardvechters niet incasseren om niet meerbang te zijn voor het staal! Wat voor pijn heb je niet te verduren voordat jetot een onverschrokken vuistvechter bent uitgegroeid! Maar met de doodop de vuist te gaan is het stoerst van alles.

Maar terwijl wij ons, beste Willibald, over zo grote kwalen schertsend uit - laten, is onze lach sardonisch. Ik hoop dat de jicht ooit van jou zal scheiden,want je buitengewone kwaliteiten hebben je recht gegeven op een langduri-ge en voorspoedige gezondheid, jij die evenzeer voor de wetenschap als voorde staat van zo groot nut bent. Laat haar verhuizen naar anderen die dezekwaal verdienen! Naar wie dan, zul je zeggen? Mijn keuze zou stellig vallenop de Cariërs die, met achterlating van vrouw en kinderen en met onderbre-king van de werkzaamheden die ze hun beschermheer verschuldigd zijn,overal heen snellen waar ook maar een vleugje oorlogslucht hangt, om tegeneen karig loon te doden of gedood te worden.11 Lijken die het niet te ver-dienen om door de boeien van de jicht aan huis gekluisterd te worden? Maarniersteenlijden is een te ellendige kwaal dan dat ik die zelfs aan moordenaarszou willen toewensen. Dit lichaam van mij, hoe broos ook, zou nog wel eni-ge jaren bestand kunnen zijn tegen zware wetenschappelijke arbeid als hetniet bij herhaling aan het wankelen gebracht zou worden door zo’n enormestormram. Want de geest die zich eenmaal geheel heeft overgegeven aan degoddelijke wil, is in staat om zelfs duizendmaal de aanval van de dood tedoorstaan.

Tot nu toe hebben wij woorden gewijd aan treurige zaken, nu op naar watvrolijkers. Ik zend je zes dialogen van Johannes Chrysostomus, waarin hijmet verbazingwekkende woordkunst uiteenzet hoe groot de waardigheidvan de bisschoppen is, maar hoe zwaar het daarentegen is om het ambt vanbisschop daadwerkelijk uit te oefenen. Je zult zeggen, wat heeft dat met mijvan doen? Welnu. Enkele taalgeleerden hebben mij gevraagd om voor stu-denten een keuze uit Chrysostomus te maken, in zijn eigen taal. In zijn ge-schriften, hoe goed of slecht ook vertaald, nemen zij een bewonderenswaar-dige welsprekendheid waar, en zij vragen zich af hoeveel meer voordeel en

11. De Cariërs leefden in Klein-Azië en werden vaak als huursoldatengebruikt, vooral door de farao’s.

1558 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 66

Page 67: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

67

genoegen daaraan te ontlenen zouden zijn, als men zou kunnen putten uitde rijke stroom die uit zijn waarachtig gouden mond12 voortkomt als uiteen overvloedige bron. Want de studie van de Griekse literatuur heeft reedsoveral zo’n vooruitgang geboekt, dat hulp van vertalers niet meer voor zovelen noodzakelijk is, ook al zouden wij beschikken over Chrysostomus ineen geslaagde vertaling. Nu hebben wij die niet compleet, en wat wij heb-ben, hebben wij in bedorven vorm vanwege de vele fouten veroorzaakt doorde onzorgvuldigheid van de kopiisten. Daarbij is de vertaling niet zo ge-slaagd als de soepele geleerdheid en de ingetogen charme van de schrijververdienen.

Zie hier een voorbeeld daarvan. Van de commentaren13 op Mattheus diehij ons heeft nagelaten, is dit het begin:

Edei men hma$ mhde deisqai t h$ apo tÓn gramm£twn bohqeia$, ¢lloutw

bion parecesqai kaqaron, Ê$ tou Pne⁄mato$ t hn c£rin ¢nti bibliwn

genesqai tai$ hmeterai$ yucai$, kai kaqaper tauta dia melano$, o€tw

ta$ kardia$ t a$ hmetera$ dia Pne⁄mato$ eggegr£fqai. Epeid h de ta⁄thn

diekrousameqa t hn c arin, fere kan ton de⁄teron ¢spas wmeqa ploun, epei

oti to proteron ameinon <√n>, kai di wn epoihsen, edhlwsen o qeo$.

Van deze woorden is dit de betekenis:

Eigenlijk zouden we de hulp van geschreven teksten niet nodig moe-ten hebben, maar zo’n zuiver leven moeten leiden dat de genade vande Geest de plaats van boeken in ons binnenste zou innemen. Zoals devoorschriften van God in boeken met inkt geschreven zijn, zouden zein onze harten door de Geest gegrift moeten zijn. Maar nu wij dezegenade afgewezen hebben, moeten we maar de op een na beste koersvolgen. Want God heeft in woord en geschrift verklaard dat devroegere koers de beste was.

Luister nu naar de vertaling van Anianus:14

12. Chrysostomus betekent ‘Guldenmond’.13. Feitelijk een serie preken die samen een doorlopend commentaar

vormen.14. Anianus van Celeda vertaalde de eerste 25 preken van Chrysos -

tomus over het evangelie van Mattheus in het Latijn. De fouten dieErasmus in de vertaling aanwijst, zijn deels veroorzaakt door laterekopiis ten, zoals Erasmus verderop opmerkt.

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1558

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 67

Page 68: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

68

Het had eigenlijk zo moeten zijn dat wij het helemaal zonder hulp vanboeken konden stellen en in alle opzichten zo’n zuiver leven zoudenleiden dat wij in plaats van boeken gebruik zouden maken van degenade van de Heilige Geest. Dan zouden onze harten beschrevenworden door de Geest, zoals bladzijden dat worden met inkt. Omdatwe echter deze genade verontschuldigen, moeten we maar het een narijkste bezit wensen. Dat trouwens het eerste bezit ongetwijfeld vanhogere orde is, maakt God duidelijk in woord en daad.

Ik zal hier geen details uitdiepen, zoals dat hij op eigen gezag omwille van dezinsbalans ‘in alle opzichten’ toevoegt; dat hij zegt dat wij gebruik makenvan de genade van de Heilige Geest, waar hij ook ‘Heilige’ op eigen gezagtoevoegt; dat hij zegt dat ‘bladzijden’ beschreven worden; dat hij proteron

[eerdere, vroegere] vertaalt met ‘eerste’, en ameinon [beter] met ‘van hogereorde’; dat hij op eigen gezag ‘ongetwijfeld’ toevoegt. Want het is mij er nietom te doen de vertaler te kapittelen, jegens wie ik, wat mij althans betreft, degrootste dankbaarheid koester, die ik ook verschuldigd ben, maar om aanstudenten duidelijk te maken hoeveel van Chrysostomus verloren gaat, alsmen hem in het Latijn hoort spreken. Opmerkelijker is echter dat hij de⁄teron

ploun [op een na beste koers] vertaalt met ‘op een na rijkste bezit’. Hij heeft,denk ik, misleid door zijn onbekendheid met het aloude spreekwoord,15 ge-meend dat de betekenis onzinnig was en verondersteld dat ploun [koers] eenverminkte lezing was voor plouton [rijkdom]. Maar de Grieken gebruikende uitdrukking ‘voor de wind’ voor de beste en meest wenselijke vaarrich-ting, wanneer het schip door gunstige stroom en wind wordt voortgedre-ven. Wanneer men evenwel op een zijwaartse zeilrichting of de riemen isaangewezen, noemden zij dat de⁄teron ploun [op een na beste koers]. Getuigeis Eustathius in zijn commentaar op het tweede boek van de Odyssee, waarhij Pausanias als zegsman citeert.16 Ook Cicero maakt een duidelijke toe-speling op het spreekwoord in zijn Redenaar, tot Brutus: ‘En als het iemand,’zo zegt hij, ‘toevallig zal ontbreken aan eigen aangeboren talent of het ver-mogen van een uitzonderlijk verstand, of minder zal zijn ingevoerd in destudies van de grote kunsten, laat hij dan niettemin die koers aanhouden diebinnen zijn vermogen ligt. Want wanneer men mikt op de eerste plaats, ishet nog altijd eervol wanneer men op de tweede of derde blijft steken.’17

Dat de Latijnse handschriften excusemus [wij verontschuldigen] hebben in

15. Adagia 2371, getiteld Altera navigatio, ‘De op een na beste koers’.16. Eustathius, Commentaren op de Ilias en Odyssee van Homerus, Odyssee ii,

434.17. Cicero, Orator i, 4.

1558 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 68

Page 69: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

69

plaats van excussimus [wij hebben afgeschud] en expectamus [wij wensen] inplaats van expetamus [wij streven naar], kan de vertaler zonder twijfel niet wor -den aangerekend, maar men kan hem onmogelijk verontschuldigen voor de ver -andering van ‘koers’ in ‘rijkdom’. Is dit niet precies, zoals het spreekwoordzegt,18 vastlopen in de haven?

Hier kan iemand tegenwerpen: ‘Anianus is niet de enige die vastgelopenis. Loopt ook u niet regelmatig vast?’ Dat geef ik toe; Ermolao Barbaro isniet minder opvallend vastgelopen, en dat al meteen aan het begin, toen hijThemistius’ commentaar op Aristoteles’ boeken over de ziel vertaalde.19

Verre van hem het excuus van een menselijke fout te ontzeggen, waartoe ikzelf zo vaak mijn toevlucht moet zoeken, erken ik openlijk dat ik ook aandergelijke vertalers de grootste dank verschuldigd ben. Maar aan beginnersin een zuiverder wetenschap zou men een voorproef moeten geven waar-door zij nog meer begeren te putten uit de bronnen zelf, als dat kan, dan uitde moerassen van de vertalers. Want als er meteen al in het begin van eenwerk zo veel fouten staan, wat zal dan iemand tegenkomen die de rest verge-lijkt? Ik zou namelijk talloze soortgelijke dingen kunnen opsommen, warehet niet dat ik liever een dienst wil bewijzen aan de bevordering van de ge-leerdheid dan diegenen te bespotten die naar vermogen hun best hebben ge-daan voor hetzelfde doel.

Ik heb deze taak met des te meer genoegen op mij genomen, omdat Chry -so stomus niet alleen een zeer nuttige leermeester is voor de christelijke wel-bespraaktheid, aangezien hij bij uitstek geleerde vroomheid met voor hetvolk begrijpelijke taal combineert, maar ook omdat hij bijzonder geschiktlijkt voor hen die zich willen bekwamen in de Griekse welsprekendheid. Hijheeft toegankelijkheid, helderheid, charme en rijk taalgebruik gemeen metLucianus. Maar bij de laatste zijn er veel passages die de geest net zo polijstenals ze de ziel bederven, terwijl Chrysostomus onderwijl niet minder bijdraagtaan de vroomheid van de ziel dan aan de verfijning van het taalgebruik. Vaak,bijna te vaak, hanteert hij gemeenplaatsen, zij het dat hij hierin met succesover de schreef gaat, als hij al over de schreef gaat. Dit werk is mij overigensuit vele het best bevallen, omdat de uitgave voor de jeugd is bedoeld en hetwerk, geschreven als het ware door een jongeling, op de taalbeheersing vande school is toegesneden. Niettemin, niemand zal uit iets anders beter lerenhoeveel gevaar degenen lopen die dingen naar het pries terschap of de bis-schoppelijke waardigheid en die niet overwegen wat een riskante last zij op

18. Adagia 476; 237119. Ermolao Barbaro publiceerde in 1481 zijn Latijnse vertaling van

Themistius’ parafrasen van enkele werken van Aristoteles. In de openings-zin staat een storende taalfout.

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1558

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 69

Page 70: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

70

hun schouders nemen. Het zal hierna, naar ik hoop, zorgvuldiger en metmeer aandacht gelezen worden, nu het losgemaakt is uit de reeks kloekebanden waartussen het zich tot nu toe min of meer schuilhield.

Hopelijk zal het bovendien gebeuren dat dit voorproefje studenten op-wekt met klem naar de overige werken van Chrysostomus te vragen en dathet invloedrijke personen zal inspireren gehoor te geven aan de wijdverbrei-de en zeer gerechtvaardigde wensen van studenten, door deze nuttige bronmet hun welwillende steun beschikbaar te maken. Deze eerste proeve wordtalvast geschonken door Johann Froben en mij, hij door de kosten op zich tenemen, ik door mijn werk van kopiëren en collationeren. Hoeveel geld ver-spillen machthebbers niet aan waardeloze onbenulligheden! Hoeveel kapi-taal gaat er net zo bij bisschoppen verloren! Als zij een deel van hun verkwis-ting zouden aanwenden voor deze nuttige doelen, dan zouden zij eenblijvende roem oogsten bij de mensen en zich zeer bemind maken bij God.

Verneem nu waarom ik wilde dat deze eerste proeve aan jou opgedragenis. Natuurlijk met de bedoeling dat jij dit project door je inspanning of doorje invloed verder helpt. Je zult namelijk helpen door de werken van Chry sos -tomus waarvan we een minder gelukkige vertaling hebben, opnieuw te ver-talen en daarmee te bewerkstelligen dat hij die in het Grieks ontegenzegge-lijk een Guldenmond is, ook bij de Latijnse lezers deze naam waardig zal blij -ken, want op tal van plaatsen stottert hij nu nog of zondigt hij tegen degrammatica. Of als dat te veel gevraagd is, kun je door collatie van de Griekseedities de fouten herstellen die door kopiisten zijn ingebracht of door deslordigheid van vertalers zijn gemaakt. Ten slotte kun je er bij invloedrijkepersonen op aandringen dat door hun gunst en ondersteuning deze zeerheilzame studies meer en meer tot bloei komen, die nu, ik weet niet doorwat voor rampzalig noodweer, samen met de overige zeer respectabele tak-ken van wetenschap behoorlijk aan het wankelen lijken te raken. Ik weethoeveel jij vermag bij de aanzienlijkste vorsten van Duitsland door jouw ge-zag en jouw innemendheid. Wat is er eigenlijk dat je met die welbespraakt-heid van jou niet kunt bereiken? En die zou je in deze tijden des te sterkermoeten aanwenden, nu wij zien dat beide partijen, hoewel die elkaar op an-dere terreinen met de geestdrift van zwaardvechters bestrijden, nietteminop verrassende wijze samenspannen om de meer beschaafde en verfijnde let-teren te vernietigen. De ene partij schreeuwt op uiterst onbeschaamde wijzeuit dat uit de schone letteren sekten voortkomen, de andere heeft veel aan-hangers die alles verfoeien wat tot nu toe in het menselijk bestaan een vasteplaats heeft gekregen. Om dan ook niets onveranderd te laten, doen zij hunbest om alle humane wetenschappen uit de weg te ruimen, zonder welke hetmenselijk leven gebrekkig en armzalig is.

1558 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 70

Page 71: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

71

Het is dus billijk dat jij en mensen zoals jij, die hun leven gestreden heb-ben in het kamp van de Muzen, deze taak op jullie nemen om de schone let-teren te verdedigen tegen de verfoeilijke bestormingen van boosaardige lie-den. Het Drietalencollege te Leuven bloeit boven verwachting, zozeer dathet zich inmiddels de afgunst van een stel sofisten op de hals heeft gehaald.Een man in Doornik20 ontwikkelt eenzelfde initiatief. Frans, de allerchris-telijkste koning van Frankrijk, is ook in dit voetspoor getreden en voorna-melijk om deze reden heeft hij mij zo vaak uitgenodigd naar Frankrijk te ko-men. Hij is niet van gedachten veranderd, maar je ziet hoe tumultueus desituatie is.21 En daarom bidden diegenen die het goed menen met de bestestudies, met recht om een rustiger lot voor die vorst, zodat hij, wat sindslang zijn wens is, aan de beste studies zijn steun kan geven, die nu nergensmeer gevaar lopen dan bij de Fransen.

Daarom verzoek ik je des te dringender, zeer illustere vriend, jouw aan-deel in deze onderneming bij de Duitsers op je te nemen. Ik zal mijnerzijds,als ik tenminste iets kan doen, nergens mijn plicht verzaken.

Ik heb met genoegen gelezen wat je even scherp als verstandig schrijftover de onrust zaaiende acties van sommigen die door hun domheid deevan gelische zaak, waaraan zij menen in hoge mate een dienst te bewijzen, tegronde richten. Over dezelfde aangelegenheid heb ik op mijn beurt veel temelden. Maar dat zal op een ander moment gebeuren, wanneer daarvoormeer tijd zal zijn. Het ga je zeer goed.

Bazel, 14 maart in het jaar 1525

1559 Aan Jean de Lorraine

Bazel, 22 maart 1525

Hartelijk gegroet, hoogwaardige heer en zeer doorluchtige vorst. Ik wachttetot nu toe op een aangenamere aanleiding om mij tot uwe Hoogwaar dig heidte wenden, over wiens warme belangstelling voor mij de geachte doctorCantiuncula herhaaldelijk zo uitvoerig pleegt te spreken. Maar het lot dattussenbeide kwam verschafte mij een andere aanleiding, die eerder noodge-dwongen dan aangenaam is. Ik voel mij, gezien de hachelijke situatie van eenvriend, verplicht om uw hulp in te roepen tegen, ik zal niet zeggen de vijan-digheid, maar stellig wel de ongepaste gestrengheid van uw kanunniken.

20. Pierre Cotrel, die in Doornik een vergelijkbaar college wilde stichten.21. Frans iwas op 24 februari 1525 verslagen en gevangen genomen te

Pavia.

Aan Jean de Lorraine, 1525 1559

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 71

Page 72: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

72

1559 Aan Jean de Lorraine, 1525

Want nadat zij Pierre Toussain, een jongeman van zeer grote belofte, naar zijnthuisstad hadden ontboden,1 begonnen zij hem onmiddellijk te belagen ophatelijke manieren, met beschimpingen, inbeslagneming en opsluiting, zo ergdat de jongeman op verzoek van de magistratuur de wijk heeft genomen omte voorkomen dat de situatie tot onrust in de stad zou leiden; overigens washij bereid om te antwoorden op alles wat tegen hem kon worden ingebracht.

Moge om te beginnen uwe Hoogwaardigheid aannemen dat ik, als ik eengegrond vermoeden zou hebben dat iemand de partij van Luther is toege-daan, de betreffende persoon niet zou willen beschermen, maar wel, als ikzou kunnen, tot andere gedachten zou willen brengen. Maar hoewel er tus-sen mij en Pierre Toussain veelvuldige en openhartige gesprekken zijn ge-weest, heb ik nooit uit ook maar een woord kunnen opmaken dat hij sym-pathiseert met degenen wier opvattingen door de paus van Rome wordenveroordeeld. Aanvankelijk nam hij als kostganger zijn intrek bij Oecolam -padius, op aanraden van Cantiuncula, niet uit sympathie voor de sekte maaruit ambitie om te leren. Eerst wilde hij graag wonen bij mij, die de aanhan-gers van Luther voor hun vijand houden. Toen dat niet kon, want ik troftoen voorbereidingen om van hier weg te gaan, heeft hij op aanraden vanCantiuncula gebruik gemaakt van de gastvrijheid van Oecolampadius, diehij niet kende. Ik voor mij distantieer mij openlijk van de leerstellingen vanOecolampadius, wat ik ook in mijn uitgegeven boeken duidelijk heb ge-maakt. De vriendschap die er vroeger tussen hem en mij was, is omgeslagenin openlijke vijandschap, die ik prefereer boven geveinsde vriendschap. Entoch, om over een vijand ook te erkennen wat waar is, de man is bovenmatekundig in de drie talen en in de theologische wetenschap. Niettemin heeftPierre Toussain zich op instigatie van de zijnen uit diens huis teruggetrok-ken. Af en toe heeft hij zijn colleges gevolgd. Behalve Oecolampadius do-ceert hier namelijk niemand theologie.2 Soms heeft hij verkeerd met dege-nen die Luther niet vijandig gezind zijn. Niemand die hier woont, waar allesvol is van aanhangers van Luther, zou dat hebben kunnen vermijden. Om -wille van de wetenschap volgen wij ook wel eens lessen van mensen wier op-vattingen wij niet allemaal delen. De heilige Cyprianus was gewoon Tertul -

1. Toussain was kanunnik te Metz, maar woonde in Bazel. Zijn be-trekkingen met de kerkhervormer Johannes Oecolampadius maaktenhem verdacht in de ogen van zijn kapittel. Jean de Lorraine was ondermeer bisschop van Metz en dus in staat Toussain te beschermen.

2. Dit is niet juist: ook de onverdachte katholieken Ludwig Baer enJohann Gebwiler doceerden theologie te Bazel.

3. Tertullianus is een gezaghebbend kerkvader, maar sloot zich laterin zijn leven aan bij de sekte van de montanisten.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 72

Page 73: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jean de Lorraine, 1525 1559

73

li anus, door wiens boeken hij geboeid werd, zijn leermeester te noemen.3

Hieronymus hield van de intelligentie van Origenes, zonder zijn opvattin-gen te delen. Diezelfde Hieronymus beroemt zich op zijn leermeester Didy -mus, wiens leer hij niet goedkeurde.4 Hij maakte gebruik van een joodseleermeester,5 wiens onchristelijke zienswijzen hij verafschuwde. Paulus tenslotte beveelt alles te onderzoeken, maar te behouden wat goed is.6

Bij nauwkeurig onderzoek van de boeken van Toussain zijn enkele aante-keningen in de marges aangetroffen die nu niet direct aanleiding geven totverdenking. Wij markeren in de marge niet wat onze mening is, maar watnader onderzocht moet worden, zoals ikzelf, toen ik van plan was een plei-dooi te schrijven voor de vrije wil, in de Heilige Schrift ook die passages mar-keerde die pleiten tegen de vrije wil. Zo ook zou ik, als ik van plan was eenpleidooi te schrijven voor de verhevenheid van de paus, ook die dingen no-teren die schijnbaar tegen zijn verhevenheid pleiten. Op grond van dergelij-ke zwakke argumenten ontketenden zij direct een meedogenloze hetze te-gen een jongeman wiens talent, onbesproken gedrag en leergierigheid degrootste waardering verdienen. De colleges van kanunniken zijn bij de lekenzeer gehaat, omdat de meesten leven voor slokdarm en buik, en wars zijn vanelke heilige wetenschap. En deze haat zou afnemen, als zij zouden beginnenvelen op te nemen die zijn als Toussain: die zal, als hij voortgaat met zijnstudies zoals hij begonnen is, zich zo ontwikkelen dat hij niet alleen voorzijn college maar ook voor zijn hele land een grote aanwinst en een groot sie-raad kan zijn. Wat een zeldzame voorbeeldigheid gaat immers uit van eenjongeman die zich weinig gelegen laat liggen aan alle geneugten waaraandeze leeftijdsgroep zich gewoonlijk te buiten gaat, maar zich dag en nachtbezighoudt met de beste schrijvers, en in plaats van meisjes, drinkgelagen enhet dobbelspel, heilige teksten tot zijn genoegens rekent. Zo behoren im-mers de priesters te zijn die niet alleen maar het geloof dwangmatig opleg-gen met kerkers en bliksem, maar die volgens de leer van Petrus overtuigenen bereid zijn rekenschap te geven aan ieder die dat verlangt.7 Wat is andershet verschil tussen een priester en een beul?

Deze opmerkingen hebben niet tot doel noodzakelijke maatregelen teveroordelen waarmee jammerlijke ketters uit de weg worden geruimd, maarerop te wijzen dat goede artsen navolging verdienen, die niet tot snijden enbranden overgaan als niet eerst tevergeefs alle geneesmiddelen beproefd zijn.

4. Niet alle opvattingen van Origenes gelden als orthodox. Didymuswas een leerling van Origenes.

5. Baraninas.6. 1 Thessalonicenzen 5:21.7. Zie 1 Petrus 3:15.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 73

Page 74: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

74

Welnu, gesteld dat deze jongeman, wat ik overigens niet geloof, op een ofandere manier besmet geraakt is door deze aandoening die nu bezit heeft ge-nomen van de geesten van vrijwel de hele wereld, dan nog zou men hem naarhet voorbeeld van Christus, die het geknakte riet niet afbrak en de walmen-de vlaspit niet uitdoofde,8 met alle zachtmoedigheid moeten behandelen enzijn kwaal met milde geneesmiddelen moeten bestrijden. En als de jonge-man iets met onvoldoende bezonnenheid heeft gedaan of gezegd, zou menhem moeten vergeven vanwege zijn uitzonderlijke gaven en de zeer groteverwachtingen van zijn deugdzaamheid. Vandaag de dag geven sommigen,door haat gedreven, zelfs af op vrome zaken, ja, zij noemen alles ketters watzweemt naar schone letteren en geleerde beschaving. Intussen lezen zij nieteens wat zij veroordelen. Ik hoor dan ook dat die kanunniken eveneens te-gen mij stevig van leer zijn getrokken door te schreeuwen dat Erasmus eenaanhanger van Luther is — ik, die met gevaar voor eigen leven tegen Lutherten strijde trek; ik, die door zoveel pausen, door de keizer, door Ferdinand,door de koning van Frankrijk, door de koning van Enge land en door zoveelkardinalen, met name door Campeggi, waardig word be vonden de ene zeercomplimenteuze brief na de andere te ontvangen. Al die grootheden zijnuitstekend over mij te spreken, maar toch ben ik voor dergelijke zwijnen eenketter.

Maar over mij een andere keer. Voor dit moment zou ik er bij uwe Hoog -waardigheid met klem op willen aandringen de jongeman die alle sympathiemeer dan waard is, te beschermen tegen het onbehoorlijke optreden van dielieden. Ooit zult u blij zijn hem geholpen te hebben. Toen Alcibiades doorzijn Atheense medeburgers in staat van beschuldiging werd gesteld, verliethij het land. En toen men hem adviseerde zijn lot toe te vertrouwen aan zijnrechters, zei hij dat hij zelfs zijn moeder niet zou vertrouwen, uit vrees datzij misschien in een moment van onbedachtzaamheid de zwarte met de wit-te stemsteen zou verwisselen.9 Het is dus niet verwonderlijk dat Toussainzijn lot niet in handen legt van diegenen die duidelijke signalen van haat af-geven en er niet op uit zijn hem te genezen, maar hem ten val te brengen.Toussain vertrouwt erop dat hij aan allen die oprecht zijn, verantwoordingkan afleggen. Maar dat hij, met een rein geweten, het doelwit is van zwart-makerij, excommunicatie en gevangenschap, dat lijkt onbillijk. Het getuigtvan christelijke lankmoedigheid al wat te genezen is te koesteren. Maar hetis verre van de verdraagzaamheid van Christus onschuld zo te attaqueren, en

8. Jesaja 42:3.9. Zie Plutarchus, Vitae parallelae, Alcibiades 22. Witte stemstenen

werden gebruikt om verdachten vrij te spreken, zwarte om hen schuldigte verklaren.

1559 Aan Jean de Lorraine, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 74

Page 75: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

75

uit afkeer van de schone letteren zo’n talent, zo’n belofte, die in staat is aan-zien en het grootste profijt te bezorgen aan zijn vaderland en aan de Kerkvan Christus, onder laster te bedelven. Nu verdient hij onze ondersteuningdes te meer omdat hij op verzoek van de bestuurders vertrokken is, om geenonrust in de stad op te wekken. Dit is op zichzelf al een bewijs van gezagsge-trouwheid. Maar dat hij met dit besluit zelfs tegemoetkwam aan degenendoor wie hij werd aangevallen, getuigt waarlijk van christelijke naastenlief-de. Want een aanval op de kanunniken zou waarschijnlijk zijn geweest, alszich daartoe een aanleiding had voorgedaan. De monniken en priesters heb-ben in de wereld voldoende haat tegen zichzelf opgestapeld, ook als er ver-der niets bij zou komen. Wij zullen er meer voor moeten zorgen dat wij dehaat die wij door onze gedragingen hebben opgehoopt, doen afnemen dooronze gedragingen radicaal te veranderen. Als wij bemind willen worden, la-ten wij ons dan beminnelijk opstellen.10 De wereld die nu priesters ver-wenst als mensen die de Heilige Schrift niet kennen en verslaafd zijn aanseks, weelde en geld, zal hen weer beginnen lief te hebben en te respecteren,wanneer ze geleerd, kuis, sober en liefderijk zijn. Maar als wij om dit nood-lottige kwaad te bedwingen alleen maar onze toevlucht nemen tot alledaag-se redmiddelen zoals confiscaties, excommunicaties, gevangennemingen enroedes, dan vrees ik dat de aanpak niet zo’n succesvolle afloop krijgt als velendenken, die menen dat alleen met wreedheid moet worden opgetreden. Totnu toe hebben wij slechts kunnen zien dat met dergelijke middelen hetkwaad zich alleen maar verder uitbreidt en toeneemt in kracht.

Ik schrijf dit met enige vrijmoedigheid, terwijl ik intussen een pennen-strijd voer met hen wier zaak ik word geacht te verdedigen. Maar om af tesluiten, hoogwaardige heer, als u nu onze Toussain steunt, waartoe uw ge-zag met drie woorden in staat zal zijn, dan zult u een daad stellen die rechtdoet aan uw goedertierenheid die door iedereen wordt geroemd, en voortseen weldaad bewijzen aan een man die daarvoor niet alleen erkentelijkheidzal tonen, maar die u ook ooit met rente zal terugbetalen. Ten slotte zult u inmij, die sinds lang uwe doorluchtige Hoogheid uiterst toegewijd was, omdeze reden een nog meer toegewijde aanhanger hebben. Ik zend u nu mijnboek over de wilsvrijheid dat ik geschreven heb tegen de leer van Luther. Ikzal, zodra ik merk dat deze studie van mij u welgevallig is, u ook nog hetboek toezenden over de wijze van bidden tot God,11 waarin ik, eveneens te-gen Luther, de aanroeping van de heiligen heb verdedigd. Moge het uw hoog -waardige Eminentie goed gaan, aan wie ik mij volledig toewijd en overgeef.

Bazel, 22 maart in het jaar 1525

10. Ovidius, Ars amatoria ii, 107.11. Modus orandi Deum; zie brief 1502.

Aan Jean de Lorraine, 1525 1559

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 75

Page 76: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

76

1560 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

1560 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 25 maart 1525

Erasmus aan Willibald Pirckheimer

Hartelijk gegroet, zeer illustere vriend. Ik heb je een brief1 geschreven die ikaan een koerier heb meegegeven, samen met een brief aan de deken2 overwie je had geschreven. Ik neem aan dat die afgeleverd zijn. Hierbij ontvangje het geschrift van Chrysostomus over de taken van de bisschop in hetGrieks, waarvan lang geleden al iemand een vertaling heeft gemaakt die er-mee door kan. Er was niets anders voorhanden waarmee ik je kon belonen,want mijn ziekte heeft mij bijna twee maanden gekost. Niettemin zullenbinnenkort nog twee of drie werkjes verschijnen. Breng mijn hartelijkegroeten over aan Ricius en Dürer. Het ga je goed.

Bazel, op het feest van de Annunciatie in het jaar 1525Als je de inborst van Froben goed zou kennen, zou je vinden dat hij de

sympathie verdient van alle goede mensen. Hij wordt onvoldoende eerlijkbehandeld door zijn collega’s, van wie Koberger er één is, een man die mijoverigens dierbaar is en een vriend vanwege de diensten die hij mij eerlijk enoprecht heeft bewezen. Hij is een zakenman — ik weet het — en hij heefteen compagnon uit Gelre, Franz Birckmann genaamd, een boef zoals de zonnog nooit gezien heeft. In mijn Colloquia komt een Pseudocheus voor.3 Ookal is dat personage misschien niet naar hem geschreven, toch gedraagt hijzich in alle opzichten zo dat niemand hem die eervolle glorie kan ontnemen.Over dit uitvaagsel zal ik een andere keer meer schrijven, want het is een langverhaal. Hij heeft twaalf volle jaren zijn rol gespeeld. Intussen verzoek ik jebij gelegenheid met Koberger te spreken om te bewerkstelligen dat hij zichhoffelijker opstelt tegenover Froben, die zich buitengewoon verdienstelijkheeft gemaakt voor de schone letteren.

Nogmaals vaarwel.

1561 Aan Georg van Saksen

Bazel, 26 maart 1525

1. Brief 1558.2. Rudbert von Mosham. De brief is niet bewaard gebleven.3. In de uitgave van de Colloquia van 1523 nam Erasmus het verhaal ‘Pseu -

do cheus en Philetymus’ op. Pseudocheus is een leugenaar en een bedrieger.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 76

Page 77: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Cornelis van Bergen, 1525 1562

77

Erasmus van Rotterdam aan hertog Georg van Saksen, gegroet

Zeer doorluchtige vorst. De meest recente brief1 van uwe Hoogheid, geschre -ven aan de vooravond van Valentijnsdag, heb ik ontvangen. Niets aangenamerskon mij overkomen. U spoort weliswaar iemand aan die al rent, maar tochhelpt het om door dergelijke grootheden aangespoord te worden. Kortdaarvoor had ik ook de andere, eerder door u gestuurde brief 2 ontvangen.Enkele dagen geleden heb ik een kort antwoord aan de man uit Hau bitz3 mee -gegeven.

Met Pasen verwacht ik een hoogleraar in de Griekse taal.4 Zelf heeft hijmij hierover niets geschreven, maar een andere geleerde,5 die nauw bevriendis met ons beiden, schrijft dat hij er niet voor terugschrikt de betrekking teaanvaarden. Zijn kennis van de Griekse letterkunde overtreft zelfs verre dievan drie mannen als Mosellanus, en zijn beheersing van de Latijnse taal is naarmijn mening niet minder. Ik kan niets met zekerheid beloven voordat hijhier gearriveerd is.

Hoewel ik op deze leeftijd al met pensioen had moeten zijn, zal ik mijnplicht geenszins verzaken, mits uwe Hoogheid en de overige vorsten intus-sen bewerkstelligen dat deze overwinning niet zwicht voor de waanzinnigebegeerten van sommigen die nauwelijks mensen zijn, maar dient tot roemvan Christus en tot heil van de christelijke gemeenschap, waarvoor ik zelfsmijn leven graag in de waagschaal zal stellen. Het ga uwe doorluchtige Hoog -heid goed. Bazel, aan de vooravond van de Annunciatie in het jaar 1525

Brieven aan Pistoris en Emser sluit ik hierbij in,6 ervan uitgaande dat zeop die manier veiliger daar zullen aankomen. Ik beschik namelijk niet overeen betrouwbare koerier, maar ik stuur deze naar Frankfurt om ze daar aaniemand anders te laten overdragen.

1562 Aan Cornelis van Bergen

Bazel, 26 maart 1525

1. Brief 1550.2. Brief 1520.3. Wellicht Valentin Albert.4. Jacobus Ceratinus.5. Waarschijnlijk Konrad Goclenius.6. Deze brieven zijn niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 77

Page 78: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

78

1563 Aan Maximiliaan van Bourgondië, 1525

Erasmus van Rotterdam aan Cornelis van Bergen,1 gegroet

Alleroprechtste vriend, wat vertel je me daar over vluchtpogingen, schuil-plaatsen en labyrinten?2 Dagelijks word ik overstelpt door uiterst compli-menteus geschreven brieven, van de paus, kardinalen, bisschoppen, de ge-zant Campeggi, de keizer, Ferdinand, de koning van Engeland, hertogen enbaronnen. Ik ontvang uitnodigingen op de meest royale voorwaarden, mijworden eervolle posities en bisschopsambten aangeboden. Ik zou vast enzeker koning zijn, als ik nog jong was. Of geloof jij die vervloekte bedrie-gers, die tot niets anders in staat zijn dan kwaad te spreken? En zij liegen zoonbeschaamd dat zij naar het oordeel van verstandige mensen aan ver-standsverbijstering lijden.

Je briefje was mij zeer welkom, alleen al omdat het mij liet weten dat mijnCornelis, mijn oudste en tevens oprechtste vriend en feestgenoot, nogsteeds in goede gezondheid is. Als ik dit voorjaar terugkom, wat, denk ik, zalgebeuren, zullen wij met goedvinden van Christus uitbundig het glas hef-fen. Intussen heb ik Pieter Gillis verzocht je enkele van mijn boeken te stu-ren. Moge de Heer jou, mijn zeer dierbare Cornelis, samen met al de jouwen,in goede gezondheid bewaren. Hoe gaat het met onze Joost?3 Hanteert hijnog altijd de aloude zweep? Maar wij zullen als wij elkaar ontmoeten heelwat te lachen hebben.

Bazel, daags na de Annunciatie in het jaar 1525

1563 Aan Maximiliaan van Bourgondië

Bazel, 30 maart 1525

Dit is het voorwoord bij Erasmus’ Latijnse vertaling met Griekseparalleltekst van Johannes Chrysostomus, De orando Deo (‘Over hetbidden tot God’), verschenen bij Johann Froben te Bazel in april 1525.

Erasmus van Rotterdam aan de hoogeerwaarde vader in Christus engeachte heer Maximiliaan van Bourgondië, abt van Middelburg, gegroet

1. Cornelis moet een oude vriend van Erasmus zijn geweest uit Bergenop Zoom, maar is niet nader bekend.

2. Kennelijk had Cornelis een brief aan Erasmus geschreven waarin hijzijn bezorgdheid uitsprak over Erasmus’ veiligheid.

3. Misschien Joost van Schoonhoven, die echter al in 1502 was over -leden.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 78

Page 79: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Maximiliaan van Bourgondië, 1525 1563

79

Onder de vele voordelen die wij te danken hebben aan brieven, hoogeer-waarde vader, is naar mijn mening niet de minste dat wij, ik zou bijna zeg-gen, woonachtig in een andere wereld, door middel daarvan toch met vrien-den kunnen praten. Onlangs heb ik een boekje uitgegeven over de wijze vanbidden tot God.1 Want met dit soort onderwerpen, die niet veel inspanningmet zich meebrengen en ten zeerste bijdragen aan de vroomheid, houd ikmij in mijn ouderdom bezig, al uitziend naar mijn pensionering zoals atle-ten meestal doen wanneer hun leeftijd zwaar begint te wegen. Juist toen datboekje, niet zonder succes, van hand tot hand ging, vond ik tussen de ge-schriften van Chrysostomus twee voordrachten over hetzelfde onderwerp,die nog niet in het Latijn vertaald waren. Meteen verlangde ik vurig te zienhoeveel overeenkomsten er tussen ons waren in de behandeling van hetzelf-de onderwerp. Ik denk dat schilders hetzelfde overkomt, wanneer zij ont-dekken dat een niet onverdienstelijk kunstenaar aan hetzelfde onderwerpheeft gewerkt als zij. Zij scheppen er dan immers genoegen in door vergelij-king van de doeken te ontdekken waar de kunstvaardigheid gelijk, groter ofgeringer is geweest. In mijn geval viel de vergelijking echter zo ongunstigvoor mij uit dat ik, als het had gekund, mijn paneel totaal had willen vernie-tigen. Het leek wel of Rutuba tegenover Apelles stond. Want wie zou Chry -sostomus’ meer dan gouden welsprekendheid kunnen evenaren, zelfs als hijhet voorbeeld tegenover zich opstelt en probeert na te bootsen? En tochvoegt wedijver gewoonlijk veel kracht toe aan mannen van talent. Maar aan-gezien er geen enkele prikkel was die mijn verdoving kon verdrijven, voeldeik mij daardoor steeds meer als een mier die het moet opnemen tegen een ka-meel.2 Maar ik wacht liever uw oordeel hierover af. En om u in staat te stel-len tot een gefundeerd oordeel te komen, zend ik tegelijkertijd ook deGriekse tekst, opdat niemand mij kan beschuldigen een slechte vertaling ge-leverd te hebben zodat mijn eigen werk beter uit de verf komt.

Maar hoe de waardering ook zal uitvallen, ik zal het gevoel hebben eenoverwinning behaald te hebben als ik zal bemerken dat velen door mijn ar-beid ertoe worden opgewekt vaak te bidden of dat met meer ijver doen. Ikwist natuurlijk dat dergelijke aansporingen voor uw vroomheid geenszinsnodig zijn, u die geboren lijkt te zijn voor de vroomheid die anderen slechtsmet grote en langdurige inspanningen kunnen aanleren. Want als jongelingin aller ijl overgeplaatst van het hof naar het klooster, heeft u zich zo in dezelevensvorm weten te voegen dat u in bescheidenheid, soberheid, kuisheid endevotie ook diegenen overtreft die in de school van de godsdienst oud zijngeworden. Uw gedrag vertoont geen spoor van uw jeugd, nergens zijn er

1. Modus orandi Deum; zie brief 1502.2. Adagia 447.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 79

Page 80: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

80

1564 Aan Heinrich Stromer, 1525

resten van het hofleven, nergens is er enige trots op uw voorname afkomstdie u herleidt tot Filips, hertog van Bourgondië, aan wie naar wij vernemende bijnaam de Goede is toegevoegd. Ontegenzeggelijk bleek hier de op-rechtheid van uw karakter, die zelfs door de dagelijkse omgang met het hofniet kon worden aangetast, en dat terwijl er zo velen zijn die, ik zeg niet doorhet ambt van abt, maar door het milieu en de levenswijze van monnikenworden verpest, waar ze in de wereld nog eenvoudig en in soberheid opge-voed waren. Wat kan echter aangenamer zijn dan die vorm van harmonie, dieer is wanneer een smetteloze levenswijze een smetteloze kledij evenaart ofovertreft? U heeft zich tot deze levensvorm laten overhalen, omdat u be-greep dat het u niet geoorloofd zou zijn eerst monnik en dan pas abt te zijn.Aan mensen als u kunnen de taken van een bisschop — en geen functie terwereld is heiliger dan die — veilig worden toevertrouwd; mensen die zich-zelf op grond van hun ambt geenszins een status toedichten, maar door hunonbesproken gedrag zelf status verlenen aan het ambt dat zij op zich nemen.Het ga u zeer goed.

Bazel, 30 maart in het jaar 1525

1564 Aan Heinrich Stromer

Bazel, 8 april 1525

Erasmus van Rotterdam aan de arts Heinrich Stromer, gegroet

U hield van Mosellanus, en zoals u dat niet zonder reden deed, zo heeft uniet zonder reden de dood van de man bitter betreurd. Hoewel het verstanden de tijd, naar ik veronderstel, dat verdriet al verzacht of geheel weggeno-men hebben, toch is er, mocht er nog iets van over zijn, hier een nieuw ge-neesmiddel. Jacobus Ceratinus is hier, door mij in opdracht van de hertog1

per brief uitgenodigd om de plaats van Mosellanus in te nemen. Ik had nau-welijks hoop dat de man het gedane aanbod zou aanvaarden, want te Leuvenwerd druk op hem uitgeoefend om het hoogleraarschap in de Griekse taalaan het Drietalencollege te aanvaarden. Hoewel de salarissen gelijk zijn, doetde Leuvense universiteit in vermaardheid nauwelijks voor enige universiteitonder, behalve misschien voor die van Parijs. Daar zwaaien tegenwoordig desofisten en barbaren de scepter, en kwijnen de ware wetenschappen in kilteweg. Maar het heeft wel iets om op een groots opgetrokken loca tie perma-

1. Georg van Saksen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 80

Page 81: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Heinrich Stromer, 1525 1564

81

nent zeshonderd toehoorders te hebben, onder wie de zonen van grote vor-sten.

In de talenten van Ceratinus heb ik een grondig inzicht gekregen uitvriendschappelijke gesprekken en op grond van zijn geschriften. Anders zouik hem niet met zo’n groot vertrouwen aanbevelen bij u, een man van eenzeer afgewogen oordeel, te meer daar mijn toegeeflijkheid in het doen vanaanbevelingen mij al een aantal malen heeft beschaamd. Hij is van een zo op-recht en tot vriendschap geneigd karakter, dat hij niet minder voor de Gra -tiën dan voor de Muzen geboren lijkt. Ik twijfel er niet aan of hij zal u zekerzeer dierbaar worden, als tenminste het spreekwoord ‘gelijken zijn elkaardierbaar’2 opgaat. Wanneer het lot ons niet toestaat elkaar te ontmoeten, zalhet gebeuren dat u Ceratinus als plaatsvervanger van Erasmus in de armensluit en ik mij sterker met u verbonden voel. Ik vertrouw erop dat de welwil-lendheid van de hertog ervoor zal zorgen dat het mij niet spijt Ceratinus tehebben uitgenodigd en dat het hem niet spijt aan mijn aansporingen gehoorgegeven te hebben. Uw rechtschapenheid en gezag zullen veel gewicht in deschaal leggen om dit zonder meer mogelijk te maken. Ik zou graag willen datde hertog rekening houdt met de lange reis die Ceratinus niet zonder grotekosten hierheen heeft moeten maken, waar nog een lange reis van hier naarginds bijkomt. Hij heeft wel een passend reisgeld gekregen, maar voor hetge val dat rovers hem van zijn geldbuidel ontdoen of zich iets anders voor-doet waardoor hij hulp nodig heeft, kunt u datgene wat u hem te leen zultgeven, van mij of van Froben terugvragen. Het zal u terstond waar u maarwilt terugbetaald worden.

Uit alle macht proberen de sofisten de schone letteren met wortel en takuit te roeien. Wij daarentegen moeten ons met alle middelen tegen die heil-loze pogingen verzetten. Hierin zal ik mij stellig als een man opstellen.Enkele dagen geleden heb ik opnieuw een adderjong gebaard.3 En ik durfdit nietige lichaam van mij niet aan die Zwitserse, om geen ander woord tegebruiken, dokters toe te vertrouwen. Want mijn Antonin, de enige aan wieik mij veilig kon toevertrouwen, is van hier naar zijn Hongaarse geboorte-grond vertrokken.4 Ik zou op genezing mogen hopen, als iemand als Stro -mer hier was.

Het ga u goed. Bazel, 30 maart in het jaar 1525

2. Adagia 121.3. Erasmus bedoelt dat hij een niersteen heeft uitgescheiden; voor de

gebruikte uitdrukking, zie brief 1558, noot 9.4. In november 1524.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 81

Page 82: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

82

1565 Aan Georg van Saksen, 1525

1565 Aan Georg van Saksen

Bazel, 8 april 1525

Erasmus van Rotterdam aan hertog Georg van Saksen, gegroet

Zeer doorluchtige vorst, datgene wat uwe Hoogheid mij had opgedragenten aanzien van een hoogleraar heeft een aanmerkelijk succesvoller resultaatgehad dan ik durfde te wensen. Op mijn schriftelijke uitnodiging is JacobusCeratinus, over wie ik geschreven had, hier aangekomen. Hij is zo buitenge-woon thuis in de Griekse letterkunde, dat Italië ternauwernood een of tweegeleerden kent met wie ik hem slechts aarzelend zou durven vergelijken, enmet de Latijnse letterkunde is het bij hem niet anders. Daarbij is hij goedthuis in de filosofie. Ten slotte is hij van een zodanige leeftijd en begaafdheiddat, als God hem tijd van leven zal gunnen, er meer dan gerechtvaardigdehoop bestaat dat hij aan alle achtenswaardige studies het grootst mogelijkeprofijt en glans zal verschaffen. Aangezien uwe Hoogheid een bijzonderewelwillendheid aan de dag heeft gelegd om Petrus Mosellanus te begunsti-gen en vooruit te helpen, is het derhalve billijk dat u zich tegenover Cera -tinus nog welwillender betoont, in dezelfde mate als hij Mosellanus over-treft, vooral in de vakken die hij daarginds zal onderwijzen. Mosellanus waseen man van grote geleerdheid en van nog grotere belofte. Zijn talent waar-deerde ik bijzonder, en men zegt niet ten onrechte dat vergelijkingen onaan - ge naam zijn. Maar het simpele feit dwingt mij te zeggen: Ceratinus is iemandvan een heel ander kaliber.

Ik had mij voorgenomen bij aanbevelingen behoedzamer te zijn, nadat ikeenmaal lelijk bedrogen ben door iemand die u kent.1 Maar deze angstval-ligheid heb ik in het geheel niet nu ik Ceratinus aan u voorstel. Dankzij eenhechte vriendschapsband heb ik inzicht gekregen in zijn oprechte levens-wandel. Zijn bijzondere geleerdheid, zijn gezegende talent en zijn scherpeoordeel heb ik niet alleen kunnen opmaken uit vriendschappelijke gesprek-ken met hem, maar ook uit zijn vele geschriften. Ik wens uwe Hoogheiddaarom des te hartelijker geluk met het vinden van iemand die het verdientdat u hem uw aangeboren vriendelijkheid en welwillendheid ten volle deel-achtig laat worden. Ik wens ook de universiteit van Leipzig geluk, waar dewetenschap door de dood van Mosellanus, naar ik hoor, sterk aan krachtheeft ingeboet. Wanneer de Muzen hem welgezind zijn, zal Ceratinus dewetenschap zodanig nieuw leven inblazen dat andere universiteiten zonder

1. Heinrich Eppendorf, die door Erasmus aan Georg was aanbevolenin brief 1283, maar zich daarna tegen Erasmus had gekeerd.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 82

Page 83: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Hieronymus Emser, 1525 1566

83

enige twijfel worden geprikkeld tot afgunst of, wat ik liever zou willen, totde wens op gelijke hoogte te komen. De som van deze roem of opbrengst zalop het conto van uwe doorluchtige Hoogheid worden geschreven. Maartoch heeft, om niets te verhullen, onze Ceratinus alleen dit als manco, dat hijmateloos bescheiden is en zo beschroomd dat het bijna gaat tegenstaan.Daarom wens ik ook hem geluk dat hij een vorst heeft getroffen wiens ver-stand een afgewogen oordeel in huis heeft, en wiens welwillendheid nietwacht op iemand die daarom vraagt, maar zich uit eigen beweging goedgun-stig uitstrekt als hij iemand ziet die zijn gunst waard is.

Tot zover over Ceratinus. Op de laatste brief2 van uwe Hoogheid heb ikmet drie woorden geantwoord,3 waarbij ik brieven aan Pistoris en aan Emserheb ingesloten, opdat ze veiliger bezorgd zouden worden. Laat ik er nu nogslechts dit aan toevoegen. Moge er, zoals uwe Hoogheid zo hoffelijk schrijft,in het vervolg een einde komen aan alle grieven en verdachtmakingen tussenmij en u, aan wie ik mij geheel toevertrouw en in wiens dienst ik mij stel. Hetga u goed.

Gegeven te Bazel op 8 april in het jaar 1525

1566 Aan Hieronymus Emser

Bazel, [ca. 9 april] 1525

Erasmus van Rotterdam aan Hieronymus Emser, gegroet

Onlangs heb ik u een uitgebreide en, als ik mij niet vergis, vervelende brief1

geschreven. Nu was er niets te schrijven, behalve dat degene die deze briefbezorgt, Jacobus Ceratinus is, een man die zo thuis is in de Griekse letter-kunde dat hij zelfs midden in Italië hoogleraar zou kunnen zijn. En in deLatijnse letteren doet hij voor zichzelf niet onder. Daarbij komt een bijnamateloze bescheidenheid en hij is van een volstrekt onbesproken levens-wandel die geheel wars is van alle huichelarij. In opdracht van de hertog2 hebik hem uitgenodigd, meer wensend dan verwachtend dat hij de aangebodenbetrekking zou aanvaarden. Nu datgene wat ik heb ondernomen tot nu toevoorspoedig is verlopen, zal het ook aan u zijn om ervoor te zorgen dat hetmij niet zal spijten in deze kwestie de hertog ter wille te zijn geweest.

2. Brief 1550.3. Brief 1561.1. Deze brief is niet bewaard gebleven; vgl. brief 1561.2. Georg van Saksen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 83

Page 84: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

84

1567 Aan Martin Hune, 1525

Uw boek3 heb ik aandachtig gelezen, waarbij ik mij, terwijl de rest mij be-valt, toch verwonderd afvraag, waarom u hem4 een fraai taalgebruik toe-dicht, terwijl er naar mijn mening niets minder mooi is dan zijn schrijfstijl.Aan het eind geeft u aan monniken en priesters richtlijnen om hun leven tebeteren. Namen zij die maar ter harte! Op het ogenblik doet geen van beidepartijen moeite om de eendracht te herstellen, maar beide partijen geven lie-ver voeding aan het zaaien van onrust. Ik heb door brieven meer dan eens zo-wel de keizer, Ferdinand en andere vorsten, alsook de paus en gezant Cam -peggi vermanend voorgehouden dat de kwestie een gunstiger wending zounemen, als het kwaad bij de wortel zou worden aangepakt. Maar tot nu toelijkt het erop dat ik tegen dovemansoren praat. Ja zelfs wordt iemand diewenst dat pausen, bisschoppen, priesters en monniken beter worden dan zenu zijn, bijna voor lutheraan versleten. Vaarwel.

Bazel, in het jaar 1525

1567 Aan Martin Hune

Bazel, 9 april 1525

Erasmus van Rotterdam aan de arts Martin Hune, gegroet

Uit de brief van de alleraardigste heer Stromer heb ik begrepen met hoeveelmoeite u, niet zonder hoge kosten, mijn brief1 heeft weten af te leveren. Ikweet en houd in gedachten hoeveel ik aan uw vriendelijkheid te danken heb.Ik zou een presentje voor u hebben meegegeven aan brenger dezes, Cerati -nus, een man die zeer bedreven is in beide klassieke talen en de plaats vanMosellanus zal innemen, maar het was onzeker of zijn route langs u zou voe-ren. Als hij u zal zien, en als het u belieft om met hem kennis te maken, zult uondervinden dat hij een manier van optreden heeft die vrij is van alle bedrogen door geen enkele smet wordt ontsierd, behalve dat hij mateloos beschei-den is.

Ik zou een keer aan Eobanus moeten schrijven, maar het duurt een jaarvoordat bij hem een brief wordt bezorgd, als die al bezorgd wordt. Alleswordt onderweg opengemaakt en van zegels ontdaan. Zo ver is het evange-lisch geloof gekomen. Ik ben in afwachting van Eobanus’ geschriften. Beatus

3. Het Apologeticon; zie brief 1551, noot 2.4. Huldrych Zwingli.1. Een niet bewaard gebleven brief, waarschijnlijk het antwoord op

brief 1522.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 84

Page 85: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1568

85

Rhenanus is vandaag eindelijk uit Sélestat teruggekeerd en hij verzoekt u aller -hartelijkst te groeten. Vaarwel, mijn zeer dierbare Hune.

Bazel, 9 april in het jaar 1525

1568 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 9 april 1525

Zeer hartelijk gegroet. Ik denk dat het Griekse werk van Chrysostomus1 nuwel bezorgd is, waaraan ik een aan jou opgedragen voorwoord heb toege-voegd. Als Jacobus Ceratinus deze brief bij je aflevert, verzoek ik je hem alseen tweede Erasmus te verwelkomen. Hij is een man zo geleerd in hetGrieks, en in het Latijn niet minder, dat hij in staat zou zijn met gezag inwelk gedeelte van Italië dan ook hoogleraar te zijn, en bovendien is hij vaneen onbesproken levenswandel, maar hij is zo bescheiden dat het bijna er-gernis wekt. Een andere tekortkoming heeft hij niet, als dit al een tekortko-ming is. Ik heb hem op verzoek of liever op aandringen van hertog Georgper brief uitgenodigd, zonder veel hoop te hebben dat hij de aangeboden be-trekking niet zou afwijzen. Want ook in zijn eigen land werd hij uitgeno-digd tegen ruime vergoeding een openbare leerstoel te aanvaarden. Hij zalPetrus Mosellanus opvolgen, maar hij is geleerder dan tien mannen als Mosel -lanus, ofschoon ik diens geleerdheid en talent bovengemiddeld waardeerde.Een ander zou het wellicht ongepast vinden dat jongeren een man op leef-tijd passeren. Ik ervaar het als een groot genoegen, telkens als ik zie dat jon-geren zo’n vooruitgang hebben geboekt (ook enigszins geholpen door mijngeschriften) dat zij diegenen die zij als leraren hadden, op hun beurt kunnenonderwijzen. Als jij Ceratinus dus ook een dienst bewijst, zal mij dat aange-namer zijn dan wanneer je die aan mijzelf bewezen zou hebben. Hij heeft ge-noeg reisgeld, tenzij hij onderweg beroofd wordt, wat God verhoede. Be -schouw mij dan als borg voor het geval jij hem iets leent.

Ik zou wel meer willen schrijven, maar het is onzeker of Ceratinus op zijnroute jou zal aandoen, wat hij toch wel leek te willen, al was het maar om joute ontmoeten. Doe de groeten aan Ricius en Dürer. Onlangs heb ik opnieuween adderjong gebaard2 en ook nu nog is mijn gezondheid twijfelachtig.

Het ga je goed, zeer illustere vriend. Bazel, 9 april in het jaar 1525Je herkent het handschrift van je ErasmusAan de zeer illustere heer Willibald Pirckheimer

1. De orando Deo; zie brieven 1558 en 1560.2. Zie brief 1564, noot 3.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 85

Page 86: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

86

1569 Van Johann von Vlatten, 1525

1569 Van Johann von Vlatten

Aken, 9 april 1525

Gegroet, zeergeleerde Erasmus. Als het u goed gaat en alles naar wens ver-loopt, heb ik reden om u geluk te wensen. En niet alleen u maar ook mijzelf,die mij gewoonlijk betrokken voel bij de voor- en tegenspoed van vrienden,als hadden die betrekking op mijzelf. Ik betreur het dat ik afwezig was toenonze Frans1 bij mij uw brief2 achterliet, waarnaar ik zeer had uitgezien.Maar aan mijn buitenlands gereis kleeft het lot dat ik ver van huis ben wan-neer zich iets aandient om bij aanwezig te zijn. Dat Frans op zijn terugwegopnieuw langskwam, heeft dit onrecht ruimschoots vergoed. Want hij heeftmij opgewekt verslag gedaan van alle goeds dat ik u pleeg toe te wensen.

Alle mensen van goede wil zien reikhalzend uit naar uw komst. Want elkverstandig mens bidt Christus dat de goddelijke geest van Erasmus hierheenkomt, vanwege zijn onbesproken levenswandel en zijn voorbeeldige ge-leerdheid en bescheidenheid.

Afgezien van het feit dat u, voortreffelijke Erasmus, mij die dat niet ver-diende, een onsterfelijke weldaad heeft bewezen,3 probeert u zichzelf nogte overtreffen. Want hoewel u zich ten opzichte van mij zo verdienstelijkheeft gemaakt dat ik mij dagelijks afvraag hoe ik op passende wijze mijndank kan bewijzen, belooft u toch nog grotere dingen als het u wordt ver-gund in leven te blijven. Maar als u denkt dat ik voor u van enige betekeniskan zijn, dan voeg ik mijzelf, als dank voor dit alles, toe aan uw werkkapitaal.Gebruik, misbruik uw Vlatten naar believen.

Het ga u goed. Aken, op palmzondag in het jaar 1525Uw Johann von VlattenAan de zeergeleerde heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, zijn met

eerbied hoog te achten vriend

1570 Van John Longland

Londen, 26 april 1525

1. Frans van der Dilft.2. Brief 1549.3. Door de uitgave van Cicero’s Tusculanae quaestiones aan Vlatten op

te dragen; zie brief 1390.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 86

Page 87: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1571

87

Ik heb, Erasmus, op de laatste dag van maart uw preek over de vierde Psalm ont -vangen,1 maar ik heb de bezorger niet mogen ontmoeten. Ik heb dit recentewerk van u met meer dan gemiddeld genoegen gelezen en aandachtig herlezen.Want zoals al uw werken niet alleen naar mijn oordeel, maar naar dat van allegrote geleerden, als buitengewoon erudiet en zeer belangwekkend moetenworden beschouwd, zo zie ik niet in, tenzij mijn sympathie voor u mij om detuin leidt, waarom dit recente werk zou onderdoen voor de rest, of, nog be-ter, niet een nog meer vooraanstaande plaats voor zich zou opeisen. Ik weetniet hoe ik u op passende wijze ervoor kan bedanken dat u zich verwaardigdheeft dit werk aan mij op te dragen, indachtig mijn verzoek, ooit in Calaisgedaan, commentaren uit te geven op het boek van de Psalmen. Later heb ikdatzelfde verzoek overigens in verscheidene brieven herhaald. Maar welweet ik dat mijn hart zich om vele redenen aan u verplicht voelt, u die mij metuw vermaarde geschriften probeert onsterfelijk te maken. Ik ben dan ookniet zo kleingeestig van aard dat ik datgene wat ik door iedereen goedge-keurd zie worden, zelf niet zou goedkeuren, en niet zo ondankbaar van in-borst dat ik een bevriend man, die bovendien probeert een vrome taak tevol brengen tot eer van God en tot steun van het geloof en de Kerk, niet zouhel pen met mijn gebeden tot God. Ik zal het welzijn van mijn Erasmus inmijn wensen en gebeden toevertrouwen aan de algoede Chris tus. Moge hijzich verwaardigen uw inspanningen te ondersteunen door u alles te doentoekomen wat heilzaam is, en moge hij u zijn heilige adem en heilige inspi-ratie zenden. En moge hij u en uw pen besturen omwille van zijn eigen glo-rie en van de wetenschappelijke verrijking waarnaar geleerden verlangenduitzien, en dat gevoegd bij een lang leven voor u zelf. Het ga u goed in voor-spoed.

Londen, 26 april 1515Uw John LonglandAan Desiderius Erasmus van Rotterdam, zijn bijzondere vriend. Te Bazel

1571 Aan Noël Béda

Bazel, 28 april 1525

Aan de voortreffelijke meester Noël Béda, hartelijk gegroet

Van François Deloynes zaliger heb ik de door u gemarkeerde passages uit mijnparafrase van Lucas ontvangen.1 Uw nauwgezetheid heeft mij niet gekwetst,

1. Zie brief 1535.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 87

Page 88: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

88

1571 Aan Noël Béda, 1525

integendeel, ik zou heel graag willen dat u hetzelfde doet met de overige pa-rafrasen, maar vooral wat betreft mijn annotaties.2 Want ik zou niets lieverwillen dan dat alles wat fout of aanstootgevend is uit mijn boeken verwij-derd wordt.

Toen ik de tweede editie van het Nieuwe Testament voorbereidde,3 ver-zocht ik Jan Briart zaliger, toentertijd kanselier van de universiteit van Leu -ven, nederig en dringend mij erop te wijzen als er zich iets aanstootgevendsin bevond. Dat zegde hij toe. Het door hem grondig gelezen werk kon zon-der meer als vroom en geleerd zijn goedkeuring wegdragen. Toen ik ant-woordde dat ik liever gecorrigeerd dan geprezen wilde worden, omdat ikdat zinvoller vond, bevestigde hij een- en andermaal zijn instemming. Het -zelf de verzoek deed ik Jacobus Latomus, die nu aan stukken scheurt wat hijdestijds had kunnen verbeteren, als hem iets gestoord had. Hetzelfde ver-zoek deed ik Ludwig Baer, bisschop Christoph van Bazel,4 bisschop Johnvan Rochester5 en zeer veel anderen. Zij hebben zich alleen maar loffelijkuit ge laten. Toch heb ik uit het werk, dat de goedkeuring van die grote man-nen kon wegdragen, veel verwijderd, veel verbeterd en nog meer in afge-zwakte vorm geformuleerd.

Nu bereid ik de vierde editie voor.6 En als het u niet bezwaart aan te ge-ven wat geleerden en mensen van goede wil met recht zou kunnen storen,dan zult u zich bij mij zeer bemind maken. Ook in mijn geschriften zal ik erblijk van geven dat uw bijdrage mij uiterst welkom is geweest. En als u zichdaarin onpartijdig en eerlijk betoont, dan zal ik dat verwelkomen als een op-rechtheid een christelijk theoloog waardig. Doet u dat echter verbitterd enonaardig, dan zal ik dat toch voor lief nemen.

Die terughoudendheid draagt ook bij aan de reputatie van theologen, dienu bij veel mensen een slechte naam hebben vanwege de ergerlijke eigenzin-nigheid van sommigen en de brutaliteit waarmee ze alles hekelen. Immers,wat zullen verstandige en gestudeerde mannen zeggen wanneer ze het schot -

1. In 1523 had Konrad Resch, boekdrukker te Parijs, aan Deloynes toe-stemming gevraagd voor een uitgave van Erasmus’ parafrase van Lucas(zie brief 1381). Deloynes vroeg daarop de theologische faculteit van Parijsom advies. Béda stuurde namens de faculteit een lijst met kritiekpuntentoe, die Deloynes doorstuurde aan Erasmus.

2. De annotaties bij de uitgave van het Nieuwe Testament.3. De tweede editie is van 1519, de eerste van 1516.4. Christoph von Utenheim.5. John Fisher.6. De derde editie was verschenen in 1522, de vierde zou verschijnen

in 1527.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 88

Page 89: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1571

89

schrift gelezen hebben van Pierre Cousturier,7 eertijds theoloog aan de Sor -bonne, nu kartuizer monnik? Wat een opeenhoping van laster, hooghartig-heid, stompzinnigheid en onwetendheid komt men daar tegen! In dat helewerk raast hij over niets anders dan over pseudo-theologen, redenaartjes,betweters, ezels, prutsvertalers, dwaasheden, onbezonnenheden, dwalin-gen, schandalen, ketterijen en godslasteringen. En intussen behandelt hij eenonderwerp waarvan hij niets begrijpt. Hij is voor ons de vleesgeworden illu-stratie van het aloude spreekwoord: schoenmaker blijf bij je leest.8 Hijneemt dingen voor zeker aan die deels apert onwaar, deels omstreden zijn.Bijvoorbeeld dat de huidige vertaling9 van het Nieuwe Testa ment van Hier -o ny mus is, dat die tot stand gekomen is door de inspiratie van de HeiligeGeest, en dat die als zodanig door de Kerk aanvaard is. Hij neemt aan dat ikmij hiermee ben gaan bezighouden met de bedoeling dat mijn vertaling alsgezaghebbend zou worden aanvaard, met uitsluiting van de oude. Op grondvan deze veronderstellingen, die hij als bewezen waarheden presenteert, con -cludeert hij dat alle latere vertalingen aanstootgevend, ketters en godslaster-lijk zijn. Maar hij ziet niet in dat deze belastering ook Tho mas, Beda10 en Ni -co laas van Lyra treft, die veelvuldig een afwijkende lezing citeren en die nietverwerpen, maar van commentaar voorzien. Want wat in zijn geheel gods -lasterlijk is, moet dat ook op onderdelen zijn. Even min beseft hij dat hij metzijn uitspraken de paus11 belastert, die mijn werk in een bul heeft goedge-keurd, om nog te zwijgen van Adrianus vi, die allerminst mijn inspanningver oordeelde, maar mij integendeel heeft aangespoord om met het OudeTestament hetzelfde te doen als ik had gedaan met het Nieuwe. Hetzelfdegeldt voor de bisschop van Rochester, die mij meer dan eens heeft bedanktmet de verzekering dat hij van dit werk van mij groot profijt had gehad, voorbisschop Tunstall van Londen en voor talloze andere moreel en wetenschap-pelijk vooraanstaande mannen.

Ik heb sterk het gevoel dat Cousturier mijn werk niet gelezen heeft. Watis echter schaamtelozer dan zo te keer te gaan tegen andermans geschriften,zonder gelezen te hebben wat men met beschimpingen onderuit haalt? Hij

7. In De tralatione Bibliae (Parijs, 1525) had Cousturier een groot aantalrecent verschenen bijbelvertalingen onder vuur genomen, waaronderdie van Erasmus. Zie ook brief 1591.

8. Adagia 516. Erasmus’ citaat van het spreekwoord houdt een toespe-ling in op de naam van Cousturier (‘Schoenmaker’). 516

9. De gangbare Vulgaattekst.10. Niet Noël Béda, maar de vroegmiddeleeuwse Engelse geleerde van

die naam.11. Leo x.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 89

Page 90: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

90

1572 Aan Alexius Thurzo, 1525

eist dat ik althans één geleerde noem die de lezing In principio erat sermo aan-houdt.12 Welnu, in mijn apologie13 heb ik dat helder uiteengezet. Hij ver-langt dat ik één passage noem waarin een geleerde zich vergist heeft als ge-volg van fouten van de vertaler. Maar in mijn annotaties heb ik daarvan velevoorbeelden gegeven.

Overal zijn er talloze mensen die geen haatgevoelens koesteren tegenErasmus, en evenmin ontbreekt het aan lieden met gezond verstand en eennuchter oordeel. Wat zullen zij zeggen, vraag ik u, wanneer zij dergelijke ge-schriften lezen die afkomstig zijn van de Sorbonne? Ik weet natuurlijk weldat die bij de beste geleerden onder u niet in de smaak vallen. Maar intussenworden de goede theologen vanwege de domheid van enkelen opgezadeldmet verachting en haat.

Ook in Brabant heeft een dominicaan een geschrift uitgegeven,14 zo on-benullig en stupide dat geen enkel varken het dommer zou kunnen doen.Het wemelt zo van openlijke beschimpingen dat geen enkele paljas datschaamtelozer voor elkaar zou kunnen krijgen. Theologen sluiten hun ogenvoor die dingen, en beseffen intussen niet welk gelach, hoe grote haat zijzich op de hals halen.

Wat ik heb geantwoord op uw aantekeningen, heb ik aan Nicolas Béraultgestuurd,15 met het verzoek voor u een afschrift te maken. Het ga u goed.

Bazel, 28 april in het jaar 1525Ik, Erasmus van Rotterdam, heb eigenhandig ondertekend

1572 Aan Alexius Thurzo

Bazel, 30 april 1525

Dit is het voorwoord bij Erasmus’ vertaling van twee geschriften vanPlutarchus, De non irascendo (‘Over het bedwingen van woede’) enDe curiositate (‘Over de nieuwsgierigheid’), samen met de Griekse tekstuitgegeven door Johann Froben te Bazel in mei 1525.

Erasmus van Rotterdam aan de zeer geachte heer Alexius Thurzo,schatmeester van de zeer verheven koning van Hongarije, gegroet

12. Johannes 1:1 (‘In den beginne was het woord’). Erasmus gaf ‘woord’weer als sermo; in de gangbare Vulgaattekst stond verbum.

13. Zie brief 1072.14. Zie hierover brief 1581a.15. Dit antwoord is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 90

Page 91: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Alexius Thurzo, 1525 1572

91

Denkt u niet, zeer geachte heer, dat alleen spoken speurogen hebben1 of datalleen Midas lange oren heeft,2 want ook ik, op een zo grote afstand van uverwijderd, heb ogen en oren die tot bij u reiken en mij doen waarnemenwat niet de minsten over u te melden hebben, en verneem en bewonder dezeldzame gaven van uw geest. Daarmee bent u aanmerkelijk rijker dan metde koninklijke schatten, zelfs als alles wat u in beheer heeft gekregen van uzou zijn. Dat ik u ongezien ken, is echter geenszins toe te schrijven aan denieuwsgierigheid van mijn oren of ogen, maar zoals het geraas van de don-der vanuit de verte zelfs voor half doven nog te horen is, en het felle licht vaneen bliksemflits zelfs de ogen van slechtzienden verblindt, zo dringen deglans en de faam van uw kwaliteiten overal ter wereld door. Nu ben ik vannature bijna sloom te noemen, maar de huidige tijden wekken in mij eennoodzakelijke ijver op om mensen met uitzonderlijke kwaliteiten te lerenkennen en vervolgens aan mij te verplichten — zoals mensen die worden be-laagd door vijandelijke strijdkrachten en het ergste vrezen, uitzien naar hulpuit welke verre oorden dan ook, en hun oren en ogen naar alle kanten open-zetten om te vernemen of er ergens steun komt voor hun penibele omstan-digheden.

Wanneer wij dan ook zien dat bepaalde mensen — als dat slag het al ver-dient mensen genoemd te worden — vol overgave en met vereende krachtenuit zijn op de ondergang van de schone letteren (zoals ik eerlijk moet erken-nen dat ik daaraan veel te danken heb, hebben ze op hun beurt ook wel heteen en ander te danken aan mij), dan moeten wij er ons niet van laten weer-houden van alle kanten steun te vragen van vooraanstaande mannen van hel-denstatuur tegen de heilloze aanvallen van die Gothen en Vandalen. Het isimmers duidelijk dat het niet alleen gedaan is met de talen en de schone let-teren, maar ook met alle geleerdheid die een vrij mens waardig is, als nietslechts een enkele Camillus, maar vele strijders opstaan wier talent, moed engezag even groot zijn als het onverstand, de boosaardigheid en de schaamte-loosheid van onze tegenstanders, eigenschappen waarin zij ontegenzegge-lijk uitblinken. Zou de geleerdheid het veld moeten ruimen, dan moet u eensnagaan hoe weinig ons leven zou verschillen van dat van het vee, de wildedie ren en de vissen!

Jan Antonin van Kosice, een man van een even onkreukbare als oprechtelevenswandel, heeft mij aangespoord deze missie in het algemeen belang vande wetenschap in uw richting, doorluchtige heer, met vastberadenheid teondernemen. Dat hij mijn volledige vertrouwen geniet, blijkt wel uit het feitdat ik hem mijn nietige lichaam, breekbaarder dan glas, heb durven toever-

1. Plautus, Aulularia 41.2. Midas kreeg ezelsoren door toedoen van Apollo.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 91

Page 92: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

92

1572 Aan Alexius Thurzo, 1525

trouwen, dat ik toch nooit aan enige oudere arts met meer vertrouwen enmet meer resultaat heb toevertrouwd dan aan die jongeman. Toen hij hierwas heeft hij aldoor verteld hoe goedgunstig u zich betoont jegens de beoe-fenaren van de ware wetenschappen, hoeveel invloed u heeft bij de vermaar-de koning van Hongarije,3 hoeveel gezag u geniet bij alle Hongaren. Hij heeftmij er kortom van overtuigd dat deze missie voor mij en voor de weten-schappen een gunstig gevolg zou hebben. Ik laat dan ook als ambassadeurvan de letteren twee verhandelingen van Plutarchus bezorgen, als een kleingeschenk van de letteren zelf. Mogen zij door mijn toedoen net zo duidelijkspreken tot Latijnse oren als zij tot nu toe spraken tot degenen die het Grieksmachtig waren!

De subtiliteit van het taalgebruik van Plutarchus heeft mij bepaald geengemakkelijke vertaalklus opgeleverd. Uit de geheime voorraadkamers vanalle schrijvers en wetenschappen heeft hij duistere gedachten tevoorschijngehaald en zo met elkaar verbonden, dat u zijn werk niet zult kwalificerenals een verhandeling maar als een lappendeken of, beter gezegd, als een mo-zaïek samengevoegd uit de meest uitgelezen stukken. Zo eenvoudig als ditwas voor hem, wiens geest volop toegerust was met elk soort literaire baga-ge, zo moeilijk is het voor een vertaler om te achterhalen wat hij waarvan-daan heeft gehaald. Dit te meer daar de meeste schrijvers niet meer voorhan-den zijn uit wier weiden hij de bloempjes geplukt heeft waarmee hij zijnkransen heeft samengevlochten. Behalve deze moeilijkheid heeft hij een watbeknopte en abrupte stijl die de aandacht van de lezer plotseling in een an-dere richting verlegt, zodat zijn werk niet alleen een universele kennis vergt,maar ook oplettendheid en waakzaamheid. Tenslotte is Plutarchus welis-waar een Boeotiër, maar lezers met een Boeotisch oor en een Boeotischegeest4 houdt hij op verre afstand. Over de fouten van kopiisten zeg ik intus-sen niets, ook al hebben die niet zelden mijn gang vertraagd, als hobbels opeen weg. Ik heb er vele gladgestreken, maar over sommige, zij het vrij weini-ge, ben ik eerder heen gesprongen dan dat ik ze uit de weg geruimd heb.

Maar het nut van het onderwerp weegt ruimschoots op tegen elke moei-lijkheid. Socrates bracht de filosofie uit de hemel naar de aarde;5 Plutarchusbracht haar in de woonkamer, de studeerkamer en de slaapkamers van iedermens. Op dergelijk gebied vertoef ik met des te meer graagte, omdat dechristelijke zaak in zo’n staat van verwarring is geraakt dat het riskant is omover Christus te spreken, of men nu goede of slechte dingen zegt. Onder

3. Lodewijk ii.4. Adagia 2148 en 1207; ‘Boeotisch’ heeft de betekenis van ‘bot, onont-

wikkeld’.5. Naar Cicero, Tusculanae disputationes v, 10.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 92

Page 93: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Thiébaut Biétry, 1525 1573

93

elke steen slaapt wel een schorpioen.6 Plutarchus behandelt evenwel in dezege schriften zaken die iedereen op elk moment al gauw tot nut van het eigenleven zou kunnen aanwenden. Des te meer verwondert het mij waarom nietalles wat deze schrijver heeft uitgebracht over de goede zeden, door ieder-een wordt stukgelezen en door jongeren uit het hoofd wordt geleerd.Ofschoon ik zijn geschriften ook vroeger met de nodige aandacht heb gele-zen, merk ik dat ik er veel baat bij heb gehad nu ik ze met grotere opmerk-zaamheid en diepgang bestudeer.

Er zijn gebreken die de ouderdom doet verdwijnen of tenminste afzwakt.Maar toorn, die in de jeugd wordt aangewakkerd door de onstuimigheid vanhet bloed en de onervarenheid in het leven, verkrijgt op latere leeftijd nieu-we kracht, ongetwijfeld vanwege de kwetsbaarheid van de ouderdom, tenzijlevenservaring en filosofische reflectie een snelwerkend medicijn leveren.Ook de ondeugd van de nieuwsgierigheid lijkt beide levensfasen eigen tezijn — die van de volwassenwording en die van de tweede jeugd — zij hetdat men bij jongeren van wispelturigheid spreekt en bij ouderen van ach-terdocht. En als wij de peripatetici mogen geloven, hebben de jongeren dezeeigenschap meegekregen als een prikkel om kennis op te doen, de ouderenals een middel tegen gelatenheid en indolentie, of eerder nog om hen tewaarschuwen tegen bedrog. Nieuwsgierigheid naar andermans zaken heeftmij altijd zo weinig bezig gehouden, dat ik ook waar het mijn eigen zakenbetreft, zorgelozer ben dan verantwoord is. Verder word ik snel boos, maarben ik gemakkelijk te verzoenen. Soms is de boosheid mijn ware bedoelingte vlug af en doet het die teniet, vooral wanneer fouten gepaard gaan met on-beschaamdheid en kwade opzet. En toch meen ik dat ik een van de weinigenben die een vriendschap slechts met tegenzin en pas na lange tijd opgeven,en die, meer dan eens dodelijk gekwetst, in staat zijn zich over hun haatge-voelens heen te zetten. Misschien heeft iemand van uw wijsheid en ver-draagzaamheid dergelijke geneesmiddelen niet nodig, al is het voor iemanddie zoveel verantwoordelijkheden draagt buitengewoon moeilijk niet af entoe geprikkeld te raken. Stellig is geen sterveling zo volmaakt dat hij nergensvoortgang in kan boeken, ook als er geen tekortkomingen te verhelpen zijn.Het ga u goed, zeer doorluchtige heer.

Bazel, 30 april in het jaar 1525

1573 Aan Thiébaut Biétry

Bazel, 4 mei 1525

6. Adagia 334.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 93

Page 94: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

94

1573 Aan Thiébaut Biétry, 1525

Dit is het voorwoord bij de tweede, vermeerderde uitgave van Virginismatris apud Lauretum cultae liturgia (‘Liturgie voor de verering van demoedermaagd van Loreto’), verschenen te Bazel bij Johann Froben inmei 1525. Voor de eerste uitgave zie brief 1391.

Desiderius Erasmus van Rotterdam aan Thiébaut Biétry, pastoor vanPorrentruy, gegroet

Al zo vaak gedraag ik mij als een dwaas om je van dienst te zijn, mijn vriendBiétry. Ik denk dat ik zelfs midden op een plein de touwdans zou uitvoeren1

of de cyclopendans zou doen,2 als jij mij daarom zou verzoeken. Daaren -tegen vraag ik jou niet van een oude muzikant een nieuwe prediker te wor-den. Overal ter wereld wordt de allerheiligste Maagd met allerlei soortenmuziek en met de verschillende instrumenten van muzikanten gestoord —zij die dagelijks luistert naar de engelenkoren die, als ik mij niet vergis, ietsmooier zingen dan wij. Maar dat wij in dorpen en ook in sommige steden bijde mensen zo’n groot gebrek aan vorming, zo’n grote onbekendheid met dechristelijke leer zien, heeft geen andere oorzaak dan dat zij veelvuldig het la-waai van stemmen en instrumenten horen, maar nooit of zeer zelden hetwoord van het evangelie. Maar het is nu juist de evangelische muziek die bijons gaandeweg de geest van deze wereld uitdrijft en de geest van Christusbinnenbrengt. Als Amphion zoveel kon met de klank van zijn lier,3 alsOrpheus met zijn citer zoveel vermocht dat hij rotsblokken en eiken in be-weging kreeg, tot hoeveel meer zal dan de citer van David in staat zijn, diekeer op keer met zijn melodieën de kwade geest bij Saul uitdreef!4 Hoeveelmeer effect zal de lier van het evangelie hebben!

Ik erken dat iemand, die door een bescheiden en ingetogen levenswandelvoor zijn schapen een lichtend voorbeeld is geweest, zich goed van zijn taakals prediker heeft gekweten. Maar zoals ik in dit opzicht bij jou niets te wen-sen heb, mijn Thiébaut, hebben sommigen, die met hun onkreukbare le-venswandel hun gebrek aan welsprekendheid compenseren, een excuus, om - dat zij niet in staat zijn op beide terreinen uit te blinken. Ook het leven zelfheeft zogezegd zijn eigen tong. Op die manier werd bisschop Valerianus vanHippo geëxcuseerd, die de helft van zijn taak aan Augustinus overliet omdat

1. Naar Terentius, Adelphi 752. De dansers waren verbonden door een touw.2. Vgl. Horatius, Saturae i, 5, 63.3. Amphion en zijn tweelingbroer Zethus bouwden de muren rond-

om Thebe. Op de muziek van Amphions lier bewogen de stenen zichvanzelf om een muur te vormen.

4. 1 Samuel 16:14, 16:23.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 94

Page 95: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Johann von Botzheim, 1525 1574

95

hij een taal sprak die de mensen niet verstonden.5 Maar ik duld niet dat jij,die in staat bent om beide taken te vervullen, een halve herder bent. Zo zalde Moedermaagd pas dan van mening zijn dat haar Loreto voor haar schit-tert, als jij zo veel mogelijk mensen gewonnen hebt voor de liefde van haarZoon. Hoewel je misschien al lang datgene doet waartoe ik je aanspoor.

Ik heb een korte preek bijgevoegd om de liturgie te completeren. Het gaje goed.

Bazel, 4 mei in het jaar 1525

1574 Van Johann von Botzheim

Konstanz, 5 mei 1525

Hartelijk gegroet. Dat ik in het huwelijk getreden zou zijn is net zo waar alsdat de heer Zwick gevangen gezet is.1 Ik herinner me niets van dien aard enhij is daar ook niet bang voor geweest. Beiden hebben wij geen last van deboeien die wij verondersteld worden te dragen. Wil daarom tegen Frobenzeg gen dat hij de grappenmaker bedankt die hem met zo’n stellige overtui-ging deze verhalen op de mouw heeft gespeld.

Wat ik van Oecolampadius en de zijnen moet vinden, weet ik niet goed.Ik zie zijn geschriften, zijn innerlijk zie ik niet. Hoe zeldzaam zijn zij diehun emoties niet mee laten spelen! Ik zie veel sekten opkomen, zelfs onderdegenen die zich alleen op het evangelie beroemen. Laten anderen beoorde-len hoe christelijk dit is. Ik voor mij zal aan geen van hen mijn gehoor of mijnaandacht schenken. Ik ben tevreden met de eenvoud van mijn geloof inChristus. Ik zal mij niet angstvallig pijnigen met de vraag wie van hen descherpzinnigste is. Wat voor uiteenlopende opvattingen worden ten bestegegeven over het deelhebben aan het lichaam en het bloed van de Heer! Deeen beweert dat het slechts om een herdenking gaat en laat de toedieningover aan staatsdienaren. Een ander zal daar tandenknarsend tegenin bren-gen dat daarin het ware lichaam en het bloed van de Heer schuilgaan, zoalsChristus aan het kruis was, en dat de toediening moet plaatsvinden door eenpriester. Voorts zijn er die beide opvattingen ontkennen en weer iets andersbeweren. De een wil het met zijn eigen handen voelen, de ander wil dat het

5. Valerianus sprak de Punische taal niet die in Hippo werd gesprokenen liet de prediking daarom aan Augustinus over.

1. Dat wil zeggen: het is niet waar. Johann Zwick was samen met Botz -heim naar Rome ontboden (zie brief 1519), maar trok zich daar niets vanaan. Hij helde over naar de Reformatie en was al in het geheim getrouwd.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 95

Page 96: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

96

1574 Van Johann von Botzheim, 1525

hem door een priester wordt aangereikt. De een is tevreden met communieonder één gedaante, de ander levert een strijd voor beide. De een wil hetbloed uit een zilveren kelk, de ander uit een beker van pijnboom- of essen-hout. De een wil dat het tot nu toe gebruikelijke brood wordt toegediend,de ander bakt een soort nieuwe wafeltjes, om niet achter te blijven in vin-dingrijkheid. Dergelijke controverses kennen geen einde. En met evenveelophef wordt onrust gezaaid over de kinderdoop. Naar ik hoor is er ergensrondom Zürich een plaats waar boeren elkaar openlijk herdopen in merenen rivieren.

Bij ons is het een en al wapengekletter en bloedvergieten. De machtheb-bers gaan gewapend tekeer. Woedende boeren zijn buiten zichzelf en doorhet dolle heen, ofschoon een groot deel van de boeren bij ons na het aanvaar-den van bepaalde voorwaarden aan het kalmeren is.2 Men zegt dat nu inWürttemberg de opgekropte woede van de boeren tot een uitbarsting is ge-komen, tot groot onheil van sommige machthebbers aldaar.3 Een leger-macht van de gewapende machthebbers heeft zich daar gehergroepeerd methet voornemen om zulke dolzinnige lieden de schrik op het lijf te jagen.Moge Christus doen wat het beste lijkt.

Van de tegen u geschreven pamfletten4 heb ik niets gezien. Als u aan mijnwensen gehoor geeft, zult u die pseudo-theologen de behandeling geven dieze verdienen. Maar ik vrees dat uw aangeboren bescheidenheid uw tandencompleet heeft afgebroken. Maak duidelijk hoe weinig overeenkomst be-staat tussen een theoloog en een Cousturier, hoever het kartuizerleven datzij belijden afstaat van hun bijtende tong en pen, hoever degenen die zich degehele theologie toe-eigenen, afstaan van de ware theologie. Maar wanneerzal er eens een einde komen aan het getwist?

2. Het zuidwesten van Duitsland was vanaf 1524 in de greep van deBoerenoorlog. Boeren waren in verzet gekomen tegen hun behandelingen beriepen zich op Luthers opvattingen over de vrijheid van christenen(al moest Luther zelf niets van de opstand hebben). Op 17 april 1525 werdeen verdrag gesloten tussen de Zwabische Bond (zie brief 1540) en deopstande lingen rondom het Meer van Konstanz, waarna de plaatselijkeboeren legers werden ontbonden.

3. In februari 1525 deed de verdreven hertog Ulrich van Württembergeen poging zijn hertogdom te heroveren, met steun van de opstandigeboeren. Zijn leger bestond voor een belangrijk deel uit Zwitserse huurlin-gen, die naar Zwitserland deserteerden na de slag bij Pavia op 24 februari,waar veel Zwitserse huurlingen omkwamen. De invasie van Ulrich mis-lukte hierdoor.

4. Met name van Pierre Cousturier; zie brief 1571.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 96

Page 97: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Felice Trofino, 1525 1575

97

Ik zal zorgen dat de brief 5 wordt bezorgd die u gestuurd heeft om door-gezonden te worden naar Rome. Ik zal de mijne eraan toevoegen. Niemandheeft mijn komst naar Bazel opgehouden, alleen mijn kerkelijke taken zittenin de weg. Veel kanunniken zijn immers afwezig vanwege de boerenopstan-den. Ik ben achtergelaten om voor de kerk de eredienst te onderhouden.Maar ik hoop binnen drie dagen mensen tot mijn beschikking te hebben diemij enigermate ontlasten. Dan zal ik mij uitrusten voor de reis. Wilt u vanmij uw huisgenoten en de Frobens groeten. Het ga u goed.

Konstanz, 5 mei 1525Uw BotzheimAan de zeergeleerde heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, theoloog

en voortreffelijk woordvoerder, zijn zeer dierbare leermeester. Te Bazel

1575 Aan Felice Trofino

Bazel, 13 mei 1525

Erasmus van Rotterdam aan Felice, bisschop van Chieti, gegroet

Hoogwaardige bisschop, al sinds lang was ik gesteld op uw vriendelijkheiden karakter. Nu ben ik blij dat dankzij de goedgunstigheid van de paus uwomstandigheden beantwoorden aan uw kwaliteiten, en wens ik mijn Hoviusgeluk, die een plaats in uw huishouding heeft gekregen. Bij mij kon hij geenvorderingen meer maken, behalve misschien in de letteren. En ik hoop dathij het door zijn gedienstig optreden verdient om uw goedgunstigheidwaard te blijken. Ik zal zeker niet aflaten om de man hierin aan te sporen.

Ik geef er de voorkeur aan dat u van deze koerier,1 die ik op eigen kostenom een onbeduidende aangelegenheid naar ginds heb gestuurd, verneemthoe de toestand hier is. Want onder mijn bedienden heb ik niemand die be-trouwbaarder is dan hij. Ik verzoek u om hem ter wille te zijn, als hij iets no-dig mocht hebben. Want hij is verstrikt geraakt in een labyrint, al is hij eenman die een rustig lot meer dan verdient. U zult zich verwaardigen om ookErasmus te noteren op de lijst van uw beschermelingen. Ik zal zeker in trouwen inzet niet gemakkelijk voor iemand onderdoen. Ik bid dat alles voor uvoorspoedig zal verlopen, om u daardoor in alle opzichten te laten zijn watmen zegt dat u bent. Gegeven te Bazel, 13 mei in het jaar 1525

5. Deze brief is niet bewaard gebleven. Wellicht gaat het om een ver-zoek een testament te mogen maken; zie brief 1588.

1. Karl Harst.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 97

Page 98: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

98

1576 Aan Celio Calcagnini, 1525

1576 Aan Celio Calcagnini

Bazel, 13 mei 1525

Erasmus van Rotterdam aan Celio Calcagnini, gegroet

Jouw geschrift over de vrije wil,1 mijn Celio, viel bij mij zo in de smaak, datik het zou hebben laten uitgeven tot eer van jouw naam, ware het niet datéén passage mij voor het hoofd gestoten heeft. Daarin maak je, op een wijzealsof je het daarmee niet oneens was, melding van de argwaan die sommigentegen mij koesteren, die herhaaldelijk zeggen dat ik aan dit schouwspel ge-noegen beleef, aangezien ik tot nu toe ‘zwijgend en met de armen over el-kaar zou toezien, hoe dat wilde zwijn de wijngaard van Christus vernielt’.2

De passage had door wijziging van drie woorden verbeterd kunnen worden,maar ik voelde gewetensbezwaar om mij zelfs dit beetje vrijheid toe te staanin het boek van een ander. Ik zal het alsnog doen, als jij het vraagt.

Overigens lijkt het mijn lot te zijn dat ik, terwijl ik mij inspan om beidepartijen van advies te dienen, door beide gestenigd word. Daar bij jou en inBrabant ben ik lutheraan, maar in Duitsland, waar ik woon, ben ik overal zo-zeer antilutheraan, dat Luthers trouwste aanhangers tegen geen mens meertekeergaan dan tegen mij. Het feit dat zij geen overwinning behalen op depaus, rekenen zij niemand meer aan dan mij. Je zou onmiddellijk geloven datdit waar is, als je met eigen oren de beschimpingen zou horen waarmee ik be-stookt word, als je kennis had genomen van de schaamteloze karikaturen ende hatelijke of liever dolzinnige pamfletten, die men hier herhaaldelijk naarmijn hoofd slingert. Het is niet pas sinds de publicatie van de verhandelingover de vrije wil3 dat ik mij deze haat op de hals heb gehaald. Drie jaar gele-den heb ik al in zoveel uitgegeven brieven en boeken duidelijk gemaakt datik de fabelleer van Luther niet onderschrijf, maar toch zegt men nog steedsdat ik slechts ‘met de armen over elkaar toekijk’. Behalve anderen heeft ookLuther zelf op mijn verhandeling gereageerd, en zonder twijfel op een zeerhatelijke manier — zijn antwoord is namelijk nog niet bezorgd.4 En intus-sen gaan theologen en monniken, wier onverzoenlijke haat ik heb opgeroe-pen vanwege de door mij bevorderde studies in de schone letteren, waarvandie zwijnen een nog diepere afschuw hebben dan van Luther zelf, zo verbe-ten en onzinnig tegen mij te keer dat ik wel door hun haatgevoelens in het

1. Libellus de libero arbitrio; zie brief 1578.2. Psalm 80(79):14.3. In september 1524.4. Luthers De servo arbitrio zou verschijnen in december 1525.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 98

Page 99: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Celio Calcagnini, 1525 1576

99

kamp van Luther gedreven had kunnen worden, als ik niet over een staalhar-de geest had beschikt. Ik weet niet of je denkt dat het een bespottelijke zaakis, maar niemand zou geloven hoe wijdverbreid deze kwestie is, en hoe diebijna alle mensen bezighoudt. Door mijn vriendschap met zoveel geleerdenhad ik de indruk gelukkiger te zijn dan Croesus. Dit geluksgevoel heb ik ge-laten afgelegd. Ontdaan van alle bescherming, weerloos en hulpeloos, heb ikmij blootgesteld aan tal van bezetenen, wier tirannie de wereld niet langerkan en zal verdragen. Toch weten die maar al te goed hoeveel schade ik hunhad kunnen berokkenen, als ik ook maar een vinger had willen uitsteken omde aanhangers van Luther te hulp te komen. Maar intussen is het zo dat, tel-kens wanneer theologen eer wordt bewezen, Erasmus nergens verstand vanheeft; wanneer hij echter zwartgemaakt moet worden, dan had hij in zijneentje deze hele brand met zijn pen kunnen blussen. Zelfs Pio van Carpiroept tot deze haat op; een man die, zoals ze schrijven, in Rome bij elke ont-moeting en bij elke maaltijd verkondigt dat Erasmus filosoof noch theoloogis en over geen enkele vorm van gedegen kennis beschikt. Waarom ‘kijkt’ dieman ‘met de armen over elkaar naar dit wilde zwijn dat de wijngaard van deHeer vernielt’? Waarom durft niemand in Rome wat ik gedurfd heb middenin Duitsland, tevreden met slechts de beloning van een zuiver geweten?Want de keizer en de paus kunnen mij, die binnenkort deze wereld zal verla-ten, niet meer gelukkig maken. Sterker nog, ze kunnen niet eens verhinde-ren dat ik word afgemaakt in woedende smaadschriften, zelfs indien afkom-stig van dikbuiken die zich erop laten voorstaan de paus te hulp te schieten,terwijl niemand diens reputatie meer kwaad doet.

In welke toestand wij hier verkeren, zal degene die je deze brief bezorgt5

in goed vertrouwen meedelen, door mij aangewezen als hij is om bepaaldedingen aan mijn vrienden te onthullen die zowel te uitvoerig als te onveiligzijn om aan een brief toe te vertrouwen. Je kunt dan ook met een gerust harteen antwoord aan hem meegeven. Ik heb hem een opdracht gegeven met be-trekking tot mijn werk. Je moet je niet bezwaard voelen in die kwestie raadte geven, als hij daarom vraagt. Ik wil graag weten hoe het dokter Leonicenoen Panizzato vergaat, die ik beiden te Ferrara heb ontmoet. Ook Ricchierimag ik graag, ofschoon hij mij op verscheidene plaatsen in zijn verzameldewerken de maat heeft genomen.6 Maar ik ben niet iemand die niets kan ver-kroppen. Ik ken je niet persoonlijk, tenzij je, zoals ik vermoed, degene bentdie mij eens7 in het huis van Richard Pace heeft verwelkomd met een zo rijke

5. Karl Harst.6. In zijn Antiquae lectiones (Venetië, 1516) had Ricchieri kritiek geuit op

Erasmus’ Adagia.7. In 1508.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 99

Page 100: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

100

1577 Aan Friedrich Grau, 1525

en goed geformuleerde toespraak dat ik met stomheid geslagen leek. Het gaje goed.

Bazel, 13 mei in het jaar 1525

1577 Aan Friedrich Grau

Bazel, 13 mei 1525

Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de zeergeleerde heer FriedrichGrau, hartelijk gegroet

Mij is uw boek1 bezorgd, dat mij daarom al zeer welkom was omdat het vanGrau kwam, een man die mij uitermate dierbaar is. Toch zou ik willen dat udie moeite besteed had aan een nuttiger onderwerp, zelfs als uw plan het re-sultaat had opgeleverd dat u zich ervan voorstelde. Nu dat wat u aan de ordestelt is afgewezen, is uw moeite des te vergeefser geweest. Degenen die zon-der veel succes de zeeën hebben bevaren, behoeden anderen gewoonlijk welmet succes voor gevaar. Om een goede naam op te bouwen is het vooral vanbelang een vruchtbaar en geloofwaardig onderwerp te kiezen. Dat kan na-melijk, hoe ook behandeld, door zijn eigen kwaliteiten bij de lezer ingangvinden. Cochlaeus schreef mij een brief 2 vol van een bijzondere genegen-heid voor u.

Ik heb nu geen tijd om mij met meer woorden tot u te richten. Maar bin-nenkort zal ik ervoor zorgen dat ook het nageslacht weet dat er een meerdan gewone vriendschap heeft bestaan tussen Erasmus en Grau. Zorg er in-tussen voor dat het u zo goed mogelijk gaat. Breng aan uw collega3 uit mijnnaam mijn groet over.

Gegeven te Bazel, 13 mei in het jaar 1525

1578 Aan Floriano Montini

Bazel, 16 mei 1525

1. Ad magnum Erasmum Roterodamum, ut is proximo in Spira sacri Romaniiimperii principum statuumque conventui intersit oratio (Wenen, 1524). In ditgeschrift lanceerde Grau het plan dat Erasmus op de rijksdag te Spiers van1526 voorstellen zou doen om tot een verzoening in de kerk te komen.

2. Deze brief is niet bewaard gebleven.3. Floriano Montini.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 100

Page 101: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Floriano Montini, 1525 1578

101

Dit is het voorwoord bij de uitgave (tot stand gekomen op aanbevelingvan Erasmus) van Celio Calcagnini, Libellus elegans de libero arbitrio exphilosophiae penetralibus, verschenen te Bazel bij Johann Froben in juni1525. De uitgave bestond voornamelijk uit een bloemlezing van gezag-hebbende teksten over de wilsvrijheid en was geïnspireerd op Erasmus’traktaat over dit onderwerp dat in september 1524 was verschenen.

Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de zeer geachte Floriano Montini,gegroet

Ziehier voor jou opnieuw een Laconische reactie, nog bondiger dan de de vo -rige, ofschoon je mij met zo’n voorkomende, goed geformuleerde en opge-wekte brief1 uitnodigt de zorgen grotendeels van mij af te schudden die zichdoor de huidige stand van zaken opstapelen — zelfs al zou mijn niersteenmilder zijn, mijn ouderdom mij niet bezwaren en mijn werk mij niet ver-moeien, kortom, zelfs al zou geen enkel bijkomend ongemak zich hechtenaan dit leven dat onderhevig is aan zoveel ellende. Het genoegen dat jouwbrief me deed, is nog vergroot door de verhandeling van Celio over de vrijewil, die kort maar subtiel is en voldoende duidelijk maakt hoe enthousi astdie man zich verdiept in de geheimen van de filosofie. Tot nu toe is het mijniet gelukt om iets van hem onder ogen te krijgen. Hemzelf heb ik, als ik mijniet vergis, slechts eenmaal gezien, in Ferrara in het huis van Richard Pace.Hij heeft mij op uiterst vriendelijke wijze begroet, maar met een zo vlotte engoed geformuleerde toespraak dat het leek of ik totaal mijn tong kwijt was.2

Ik moet toegeven dat ik enige tijd geaarzeld heb of ik de verhandeling terhand zou stellen aan de drukkers die haar opeisten of zou achterhouden. Ikzie, mijn Floriano, dat er ook bij jou onheilspellend kwaaddenkende mensenzijn, zoals degenen met wie ik het hier te stellen heb. Maar ik zou dergelijkeproblemen niet hebben als deze geschiedenis een compleet andere wendingzou nemen. Verhuisde dat kwalijke denken maar naar Duitsland en werdende smadelijke karikaturen en woedende geschriften die ze mij herhaaldelijknaar het hoofd slingeren maar daar bij jou afgeleverd! Nu loop ik hier gevaarals tegenstander van deze partij, maar bij de Italianen en Brabanders loop iknog meer gevaar als medestander. Sommigen beschuldigen mij ervan een mid -denweg te bewandelen. Een middenweg tussen Christus en Belial is, geef iktoe, een grote zonde. Maar een middenkoers houden tussen Scylla en Cha -ryb dis3 beschouw ik als wijsheid. Nooit heb ik iets meer verfoeid dan gesple -

1. Brief 1552.2. Zie brief 1576.3. Adagia 404.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 101

Page 102: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

102

1579 Van Noël Béda, 1525

tenheid, en tot nog toe spreek ik mijzelf in geen enkele kwestie tegen. Ik wilniet uitspreken wat ik niet begrijp, of waarover ik twijfel, of waaraan ik geengoedkeuring geef. Nooit word ik door die mensen theoloog genoemd, be-halve wanneer ik met haat overladen kan worden. Elke keer dat het gaat omde toedeling van roem, komt mijn naam niet voor op de lijst van theologen.Maar het is koningen eigen om overal een slechte naam te hebben terwijlmen ieder weldoet.4

Christus onze rechter leeft, die jou, mijn beste, in goede gezondheid mogebewaren.

Gegeven te Bazel, 13 mei in het jaar 1525

1579 Van Noël Béda

Parijs, 21 mei 1525

IHS1

Noël Béda aan Erasmus van Rotterdam, gegroet

Omdat ik in de afgelopen jaren, zeer geliefde broeder in Christus en collega-priester, van geleerden een groot aantal verschillende meningen over uw ge-schriften heb vernomen, heb ik uiteindelijk besloten er in mijn vrije tijd eenpaar te gaan lezen, en heb dat ook gedaan. Ten gevolge daarvan, moet ik toe-geven, ben ik nogal bezorgd geraakt om uw ziel, die met grote natuurlijketalenten begiftigd is, zoals ik uit uw werken heb opgemaakt. Ik herinner mijdat ik daarom vaak in een belangrijke vergadering heb gezegd: ‘Erasmus heefteen bovenmenselijk talent en een zeldzame bekwaamheid om uit te drukkenwat hij wil, en een werkelijk uitzonderlijk verfijnde stijl.’ Ik heb evenwel be-grepen dat uw studies in verscheidene gevallen, voor zover ik daarvan onderde vreze Gods een vermoeden mag uitspreken, slecht onderbouwde leer-stellingen volgen, ontleend aan Origenes en aan sommige andere schrijversdie door de voorzienigheid van God, naar ik meen, minder vaak worden uit-gegeven, waarbij u betrouwbare en door de katholieke Kerk erkende leer-meesters heeft veronachtzaamd — leermeesters wier opvattingen, omdat zenadere uitleg behoefden met het oog op samenhang en beter begrip, zijn ge-ordend door Gratianus, Lombardus en onze voorgangers die wij scholasticinoemen, mannen die waarachtig nodig waren voor de tijd waar in de Kerkwegkwijnde. En niemand moet denken dat het toevallig is dat zij zich be-

4. Naar Plutarchus, Vitae parallelae, Alexander 41.1. Dit monogram staat voor (de heilige naam van) Jezus.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 102

Page 103: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Noël Béda, 1525 1579

103

diend hebben van een nieuwe en eenvoudigere stijl, aangezien Gods geest,die zijn Kerk verschillend bestuurt naargelang de tijden waarin wij leven,het stellig zo heeft gewild en deze tijd als het ware geeft wat haar toekomt.

Vandaar dat ik mij hierom zorgen om u gemaakt heb, mijn broeder. Wantals uw inzicht niet was afgeweken van de opvattingen van Ambrosius, Hie -ro nymus, Augustinus, Gregorius en de eerbiedwaardige leermeesters die nahen zijn gekomen, dan zou uw pen ongetwijfeld bij allen in de smaak geval-len zijn. Die opvattingen zijn, zoals u beslist moet aannemen, in onversne-den vorm nagevolgd door Willem van Auxerre, Alexander van Hales, Tho mas,Bonaventura en de overige erkende meesters van deze school2 in de aangele-genheden die het meest verband houden met de goddelijke wet. Het hindertniets dat bovengenoemde scholastici van mening verschillen op sommigenog niet opgeloste en geenszins essentiële punten, zodat men hen ook nunog zonder vrees kan bestuderen. Nu echter, zoals men zegt, de teerling is ge -worpen3 en een eenmaal gesproken woord niet kan terugkeren,4 bid ik u,broeder, bij de overweldigende goedheid van God, de raad van de arme Bédate aanvaarden in dezelfde geest waarin ik hoop mijn antwoord te schrijven,nadat de Heer het heeft laten gebeuren dat u mij eerst schreef.5 Ik zal daar-om tot uw ziel, waarvan ik het heil van ganser harte wens, met des te meervrijmoedigheid uitspreken wat ik denk, omdat u de wens uitspreekt op elkemanier onderricht te worden, dat alles wat onjuist of aanstootgevend is uituw geschriften wordt verwijderd, dat altijd wanneer u een boek uitbrengtBéda u terzijde staat, enzovoorts. Want ik vertrouw erop in de Heer dat hetu tot voordeel strekt dat buiten mijn medeweten de kanttekeningen aan uzijn overgebracht die ik op aandrang van het Parlement had gemaakt bij deparafrase van het evangelie van Lucas, omdat sommige dingen mij wat min-der, andere wat meer te denken gaven. Wilt u dus, waarde broeder, alstu-blieft naar mij luisteren en u met mij nederig betonen voor God.

Om te beginnen kan men zich niet aan het vermoeden onttrekken dat ergevaar dreigt omdat u zich voortdurend richt op het belang van anderen, zo-als u denkt, door onafgebroken nieuwe boeken te schrijven die de Kerk nietnodig heeft. Er rest u, naar ik veronderstel, nauwelijks tijd om door persoon -lijke herbezinning uzelf te onderwijzen, dat wil zeggen door innerlijke over -denkingen de ijdelheid van deze wereld te onderzoeken en de aangenamebestendigheid van de toekomstige te overdenken. Men moet immers achtslaan op wat de apostel leert, wanneer hij zegt ‘Als ik in de tongen der men-

2. De theologische faculteit van Parijs.3. Adagia 332.4. Horatius, Ars poetica 390.5. Zie brief 1571.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 103

Page 104: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

104

sen spreken zal’, enz., ‘Als ik alle wijsheid zou hebben’, enz., en ‘U die ande-ren onderwijst, onderwijst uzelf niet’.6 De Heer op zijn beurt zegt, wanneerhij degenen onderwijst die zullen onderwijzen: ‘Wie een van deze kleinstegeboden zal ontbinden, en zo de mensen zal onderwijzen’,7 enz. Evenzoschreef de heilige Augustinus in zijn antwoord op de derde vraag van Dul -citius (in deel 8, onderdeel C, van de editie waarover ik beschik),8 als volgt:‘Ik moet uw minzame natuur bekennen dat ik er meer van houd kennis op tedoen dan te onderwijzen. Want hiertoe worden wij ook aangespoord wan-neer de apostel Jacobus zegt: “Laat ieder mens ras zijn om te horen, maartraag om te spreken”.9 Om kennis op te doen, volstaat het dat wij wordenuitgenodigd door de zoete smaak van de waarheid, maar onderwijzen moe-ten wij alleen als de noodzaak tot naastenliefde daartoe dwingt; wanneer ditgebeurt, laat ons dan maar liever bidden dat de noodzaak dat de ene mens deandere mens iets leert, snel verdwijnt.’10

Zo spreekt Augustinus, en dezelfde mening herhaalt hij elders enkele ma-len. Ik raad u daarom aan op te houden met het publiceren van nieuwe boe-ken om weer tot uzelf te kunnen komen en u voor te bereiden op het oordeelvan God, dat vanwege onze leeftijd u en mij zeer nabij is. Van de roem derwereld heeft u meer dan genoeg verworven, en als u naar mij luistert, bewaardan het laatste deel van uw leven voor de eeuwige roem. Want u zult nietzonder kleerscheuren theologische kwesties kunnen behandelen als u nieteerst veel heeft afgeleerd, uw ziel voor de ogen van de Heer nederig heeft ge-maakt en uw eigen oordeel wantrouwt. Mogen echter degenen die hun bestdoen om u anders te adviseren, inzien door wiens geest zij worden gedre-ven, gedachtig de woorden van Jesaja: ‘Er zullen mensen zijn die dat volk ge-lukkig noemen terwijl ze het verleiden, en die gelukkig worden genoemdterwijl ze in de afgrond zijn gestort’, en andermaal: ‘Mijn volk, degenen dieu gelukkig noemen, zijn het zelf die u misleiden’.11

U zou voorts uw ziel en de Kerk (als ik niet door menselijke feilbaarheidword misleid) een niet geringe dienst bewijzen als u, in navolging van uwheilige kerkvader Augustinus,12 uw werk aan een nauwkeurig onderzoek

6. 1 Corinthiërs 13:1-2, Romeinen 2:21.7. Mattheus 5:19.8. Béda gebruikte blijkbaar de elfdelige uitgave van Augustinus’

werken bezorgd door Johann Amerbach (Bazel, 1506).9. Jacobus 1:19.

10. Augustinus, De octo Dulcitii quaestiones 3.11. Jesaja 9:16, 3:12.12. Augustinus nam in zijn Retractiones een aantal uitspraken uit eerdere

werken terug.

1579 Van Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 104

Page 105: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

105

zou onderwerpen, te beginnen bij de eerste van uw vele en verschillende ge-schriften, en resoluut zou verwerpen en veroordelen wat u, op grond vanwetenschappelijk inzicht als gevolg van de aanmerkingen van anderen, aan-treft als minder in overeenstemming met het geloof en de goede zeden. Omuw geest voor die taak te sterken, raad ik u aan de brief aan Marcellinus vanuw vader Augustinus te lezen (de zevende in mijn uitgave).13 Naar mijn oor-deel, uitgesproken als de vermaning van een vriend, is er geen reden vol ver-trouwen te zijn omdat wijze en moreel hoogstaande mannen, zoals u schrijft,al uw werken hebben goedgekeurd, of, wat schijnbaar meer gewicht heeft,omdat u door pauselijke bullen wordt gesteund. Want u weet heel goed dathet eenvoudigweg doorlezen van geschriften van een vriend, ook met eeneerzaam oogmerk, iets anders is dan het onderzoek van een ervaren cri ticusdie grondig weegt wat hij leest. Vijanden luisteren immers niet op dezelfdewijze als vrienden, zoals Hieronymus zegt.14 Wie vijand is, zoekt een knoopin een bies,15 een vriend houdt ook wat krom is voor recht — een les die vanuzelf te leren valt. U stelt immers dat u in uw werk dat door zoveel mensen,die uw annotaties toch hadden gelezen, was goedgekeurd, veel heeft verwij-derd, veel heeft verbeterd, en meer nog in afgezwakte vorm heeft geherfor-muleerd. Daarom zeg ik met de gedrevenheid die mij beweegt om uw heil tedienen, dat u vele zaken op verderfelijke wijze en tot diepe schande van hetvolk van Christus te berde heeft gebracht, onder meer met betrekking tothet celibaat van de geestelijkheid, de geloften van de monniken, de vasten enhet verbod vlees te eten, de inachtneming van feestdagen, de evangelischeraden,16 de vertaling van de Heilige Schrift in de volkstaal, de menselijkewetten en de kerkelijke getijden, de echtscheiding van gelovigen, de credo’svan de Kerk en nog tal van dergelijke zaken meer. Vandaar dat ik mij ernstigzorgen om u maak, vooral omdat u, voor zover ik heb gezien, nergens toe-geeft dat u heeft zitten suffen of verkeerde keuzes heeft gemaakt, terwijltoch enkele niet van geleerdheid, verstand of welbespraaktheid verstokenmannen als Lee en Zúñiga diverse beweringen van u hebben tegengespro-ken en het waarschijnlijk is dat hun opmerkingen niet op alle punten onge-fundeerd waren, maar in veel gevallen (of ik moet het mis hebben) terecht enter zake dienend. De Heilige Schrift verhult niet dat men hiermee de ver-denking van zonde op zich laadt.

Met betrekking tot de artikelen die de uiteindelijke aanleiding voor dezecorrespondentie vormen, betreur ik het bovendien, dierbeminde broeder,

13. Augustinus, Epistulae cxliii.14. Hieronymus, Contra Ioannem Hierosolymitanum episcopum 3.15. Adagia 1376. De betekenis is: spijkers op laag water zoeken.16. Gehoorzaamheid, kuisheid en armoede.

Van Noël Béda, 1525 1579

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 105

Page 106: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

106

dat de mensen die met u het debat aangaan, ikzelf misschien ook wel, maar ueveneens en verder iedereen die men kan noemen, over deze hoogheiligekwesties op ruwe, hooghartige, vijandige en respectloze wijze schrijven,met beschimpingen die de zaak geen goed doen, maar veeleer bederven watanders in aangename sfeer zou kunnen verlopen. Omdat niettemin degenendie zo het debat aangaan, menen in oprechtheid pal te staan voor de verdedi-ging van de waarheid en te worden gedreven door afkeer van bedrog, krijgenzij voor hun disproportionele uitbarstingen misschien gemakkelijk vergif-fenis in de ogen van de Heer. Maar u verzoekt mij uw andere werken, metname de annotaties, te onderzoeken met dezelfde ijver waarmee ik uw para-frase van Lucas heb doorvorst, terwijl u onze gemeenschappelijke vriend, deheer Bérault (door wiens toedoen mij bereikte wat u in uw minzaamheidschreef), duidelijk maakt dat het beter is de reactie niet te publiceren die u,als het ware in het duister tastend, op mijn kanttekeningen heeft geschre-ven, als ik niets meer zou hebben toe te voegen aan wat u al heeft gezien.17 Ikzou van ganser harte willen dat de Heer het ons beiden vergunt een dergelij-ke gedachtewisseling aan te gaan; ik hoop namelijk dat u daar uw voordeelmee doet.

Ik moet u, minzame heer, bekennen dat ik in de parafrasen van Mattheus,Johannes en de apostolische brieven enkele passages heb genoteerd waar-mee ik het niet eens ben, gebruikmakend van de gelegenheid die het Parle -ment van Parijs mij bood door toedoen van zijn voorzitter Deloynes zaliger.Op uw annotaties heb ik echter geen enkel commentaar geleverd, omdat ikzag dat anderen die doorgenomen hadden. Overigens heb ik over de geno-teerde passages verder niets geschreven, maar ik bewaarde ze voor mezelf oplosse bladen, zonder commentaar. Ik heb, met andere woorden, helemaalniets geschreven om die passages te bestrijden en tot nu toe heb ik me even-min voorgenomen dit te gaan doen. Ik heb alleen maar de passages overge-nomen die mij raakten en die artikelsgewijs weergegeven. Het zou volstrektzinloos zijn die nu naar u op te sturen. Maar als ik later op advies van de heerBérault en van vrienden tot de conclusie kom dat de zaak van het geloofwordt gediend als ik verklarende opmerkingen toevoeg, en de Heer daarbijzal helpen, dan zal ik daartoe mogelijkerwijs overgaan. En als de goddelijkebarmhartigheid dat toestaat, neem ik mij voor om de terughoudendheid inacht te nemen die passend is voor een priester op leeftijd die Gods oordeel

17. In een brief aan Nicolas Bérault, die Erasmus insloot bij zijn reactieop de kanttekeningen van Béda (zie het slot van brief 1571), had Erasmusgezegd zijn reactie niet te willen publiceren als Béda het zou laten bij derapportage van zijn kanttekeningen aan Deloynes en deze niet zou latendrukken. De brief aan Bérault is niet bewaard gebleven.

1579 Van Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 106

Page 107: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

107

vreest, en ik zal er mijn best voor doen, voor zover het van mij afhangt, dat umijn opmerkingen kunt beoordelen voordat ze gepubliceerd worden. Maarals u mijn raadgevingen volgt en zelf uw minder juiste uitspraken terug-neemt, dan wens ik u ten zeerste geluk en dank ik onze God, omdat hij mijdoor middel van u van die last zal hebben bevrijd.

Om nu wat gemakkelijker geloof te hechten aan mijn woorden en ervanovertuigd te raken dat u op het op menige plaats niet bij het rechte eindheeft, zou u moeten lezen wat de heilige kerkvader Augustinus in preek 28heeft geschreven over de woorden van de apostel,18 samen met zijn brief154, gericht aan Publicola,19 en zijn antwoord op de vierde vraag van Hilari -us,20 in het elfde deel van zijn werken. En ten slotte kwestie 22, vraag 1 in dever zamelde werken van Gratianus.21 Dan zult u volkomen begrijpen dat u,evenals Luther en Lefèvre, ondoordacht Origenes heeft nagevolgd, die inzijn laatste preek over Mattheus (op folio 82B in mijn uitgave) schreef dat ie-dere eedaflegging als ongeoorloofd door Christus was verboden22 — eenevidente onjuistheid die dan ook op het Concilie van Konstanz veroordeeldis.23 Ook heeft u de plank volkomen misgeslagen door met een vroom ge-zicht de mening te verbreiden dat het voor de Kerk zeer nuttig is als de heleHeilige Schrift, ook het Hooglied en Ezechiël, in de volkstaal wordt overge-zet. Keer op keer en met grote nadruk heeft u moeite gedaan om dit aan tebe ve len, zonder acht te slaan op de grote gevaren voor het zielenheil en deonverkwikkelijke beroeringen die de Kerk hierdoor vaak genoeg heeft moe-ten verduren. Reden waarom zij meer dan eens heeft verboden dat dit zougebeuren.24

U staat mij wel toe te vermelden dat de heer bisschop van Meaux25 nu totzijn nadeel ervaart welke vruchten het ongeletterde volk van zijn dioceesdoor de inspanningen van Jacques Lefèvre op dit gebied heeft geplukt.26 Ukunt beter weten dan ik, of in Duitsland de vertaling van de Heilige Schrift

18. Augustinus, Sermones clxxx; de bedoelde passage is die over Jacobus5:12 (‘Doch voor alle dingen, zweert niet’).

19. Augustinus, Epistulae xlvii.20. Augustinus, Epistulae clvii, 40-41.21. Gratianus, Decretum, C. 22, qu. 1.22. Origenes, Commentaria in Matthaeum cx. 23. Het Concilie van Konstanz veroordeelde de opvatting in 1415.24. In feite is het enige aanwijsbare precedent een brief van paus Innocen -

tius iii uit 1199, waarin hij stelling nam tegen de lekenprediking van de alsketters veroordeelde waldenzen. Een onbetwistbare veroordeling vanBijbelvertalingen in de volkstaal kan niet uit die brief worden afgeleid.

25. Guillaume Briçonnet.

Van Noël Béda, 1525 1579

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 107

Page 108: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

108

in die taal inderdaad bij de mannen en vrouwen van het platteland een groeivan het geloof heeft opgeleverd. Had u maar willen lezen wat de zeer erva-ren doctor Gerson op verschillende plaatsen over deze kwestie op schriftheeft nagelaten! Er zijn vindplaatsen in het eerste deel van zijn werken, Overkerke lijke schrijvers, beschouwing 11; in hetzelfde deel, Over de lekencommunieonder beide gedaanten, onder xvii, letter M; in het derde deel, traktaat 8 overhet Magnificat, onder lxxxvii, letter Z; in het vierde deel, onder xiii, letterL; in hetzelfde deel onder xlvi, letter G; en tenslotte in hetzelfde deel onderlxvi, letter I.27

Als u, broeder, deze doctor als kinderlijk en onbeduidend geringschat,zult u nauwelijks op welwillende hulp kunnen rekenen, voor zover die afhangtvan mijn wensen voor uw zielenheil. Ik zou durven zeggen dat het lezen vandie bescheiden doctor bovenal voor u noodzakelijk is om zelf tot deemoe-digheid te komen, aangezien dat het enige middel is om God welgevallig tezijn. Als u echter, na lezing van de passages waarnaar ik verwijs, tot de con-clusie komt dat ik voor uw gevoel in deze twee aangelegenheden beslagenten ijs kom, beseft u dan dat ik ten aanzien van de rest niet zonder grond ge-sproken heb, maar voldoende betrouwbaar bewijs kan aanvoeren om mijnbeweringen te staven.

Bij wijze van afsluiting van de brief deel ik u nu mee wat gisteren in eengewichtige faculteitsvergadering over enkele van uw werken is besloten.Een of andere bewonderaar van u — ik weet niet wie — maakte een Franseversie van de Lof van het huwelijk, het Onze Vader en het Credo.28 Als het ernog meer zijn, herinner ik ze me niet. De vertalingen zelf zijn echter, zoalsdat in Parijs gaat, aan onze faculteit voorgelegd om te weten of het zinvol

26. Briçonnet had in zijn bisdom kerkhervormingen doorgevoerd metsteun van onder meer Jacques Lefèvre d’Etaples, die het Nieuwe Testa -ment en de Psalmen in het Frans had vertaald. Koning Frans i beschermdeBriçonnet, maar na de slag bij Pavia op 25 februari 1525, waarbij Fransgevangen werd genomen, zagen zijn tegenstanders hun kans schoon. HetParlement van Parijs legde Briçonnet een boete op omdat hij de versprei -ding van ketterij had toegestaan.

27. Béda moet een 15e-eeuwse, ook in zijn tijd al obscure editie van JeanGerson hebben gebruikt. Daardoor zijn alleen de eerste drie citaten teachterhalen: De laude scriptorum (= De scriptoribus ecclesiasticis, ed. glorieux4ix, 432; De communione laicorum sub utraque specie x, 57-58; Collectoriumsuper Magnificat, tractatus octavus, viii, 350.

28. Het eerste werk, Encomium matrimonii, was in 1518 verschenen (ziebrief 604 met noot 2) en in 1522 opgenomen in de uitgave van De conscri-bendis epistolis (zie brief 1284). Het tweede werk waarvan de faculteit de

1579 Van Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 108

Page 109: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Antonio Pucci, 1525 1580

109

zou zijn om ze te drukken of niet. Overeenkomstig de gewoonte van de fa-culteit lazen degenen aan wie de opdracht was toevertrouwd, in het open-baar de dubieuze passages voor die zij in de vertalingen hadden aangetrof-fen. Na het aanhoren daarvan was iedereen verbijsterd; met uw opvattingenwas men het duidelijk oneens. Ik denk dat de vertaler, van wie sommigen ver -moeden dat het Louis de Berquin is geweest,29 u, dierbare broeder, met zijnijver geen grote dienst heeft bewezen. En er valt te vrezen dat u en Lefèvreeenzelfde behandeling door onze faculteit te wachten staat, want onmis-kenbaar is dat over u beiden door velen dikwijls in ongunstige zin wordt ge-sproken. U vaarwel zeggend volhard ik in mijn smeekbeden. Luis ter, zo bidik, naar de raadgevingen van uw Béda, voor zover u daartoe op een verant-woorde manier in staat bent, en het zal u goed gaan.

Vanuit het Collège de Montaigu, Parijs, 21 mei 1525Uw Béda, die tot het vervullen van uw wensen bereid is

1580 Aan Antonio Pucci

Bazel, 7 juni 1525

Erasmus van Rotterdam aan Antonio Pucci, bisschop van Pistoia, gegroet

Hoogwaardige bisschop. Hoewel uw volstrekt niet alledaagse aan mij bewe-zen diensten diep in mijn hart gegrift staan, heb ik mij tot nu toe onthoudenvan de taak u een brief te schrijven, omdat ik het veeleer mijn plicht achtteuwe Excellentie, die met zo veel bezigheden belast is, niet te onderbrekenmet overbodige epistels. Maar toen ik, omdat zich een koerier aandiende,proost Ludwig Baer, mijn bijzondere beschermer, vroeg of hij soms van planwas iets naar Rome te sturen, verzocht hij nadrukkelijk, toen uw naam ge-noemd werd, u met een paar woorden te groeten. Ik ben heel blij dat het ugoed gaat en ik heb goede hoop dat het lot, dat uw aanzien gestaag doet stij-gen, ooit recht zal doen aan uw talenten, dankzij welke u van uzelf al buiten-gewoon bent, of het lot dat nu wil of niet.

Tot nu toe had ik alleen maar van doen met mijn niersteen en mijn bela-gers. Nu steekt er zo’n storm op dat ik mijn vorige tegenslagen bijna verge-

vertaling besprak, was niet de Precatio dominica (zie brief 1393) — dat in1524 door de faculteit in het originele Latijn was onderzocht — maar deModus orandi Deum (zie brief 1502). Het derde werk is de dialoog Inquisitiode fide, vanaf 1524 opgenomen in de Colloquia.

29. Dit vermoeden was juist.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 109

Page 110: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

110

1581 Aan Noël Béda, 1525

ten ben. Wanneer de Heer wil en wij het verdienen, zullen deze onrustigeomstandigheden plaats maken voor opklaring. Er is een sprankje hoop te be-speuren op herstel van de vrede tussen de vorsten. Als dat zou gebeuren, zalik misschien tegen de herfst bij u aankomen. Ik zou u vragen om uw nederi-ge beschermeling Erasmus goedgezind te zijn als ik er niet op zou vertrou-wen dat u dat naar gewoonte uit eigen beweging doet.

Baer zal u schrijven, denk ik, ofschoon hij zich schaamt tot nu toe gezwe-gen te hebben en hij onder de indruk is van uw grootheid. Stellig acht hij uoprecht en mag hij u graag als geen ander. Ik wens hem alle voorspoed en ge-luk toe.

Bazel, op de vierde dag na Pinksteren in het jaar 1525

1581 Aan Noël Béda

Bazel, 15 juni 1525

Nadat deze brief Straatsburg had bereikt, was er geen koerier voorParijs voorhanden. De brief werd daarop teruggestuurd naar Erasmus,die hem opnieuw verstuurde samen met brief 1596.

Erasmus van Rotterdam aan Noël Béda, gegroet

Ik ben er de man niet naar, waarde heer, om een ongunstige mening over ie-mand te koesteren, tenzij duidelijk gebleken feiten mij tot een afwijkendeopvatting dwingen. Ik laat mij in geen enkel opzicht leiden door goedkopeaantijgingen, met verdachtmakingen laat ik mij geenszins in en zelfs dooreen zekere mate van menselijk onrecht laat ik mij niet van mijn stuk bren-gen. Ik sla er geen acht op, doe of ik niets gehoord heb, zie het door de vingersen schort mijn mening op, totdat een meermalen gebleken evidente slecht-heid mij dwingt te zeggen: ‘dat had ik niet gedacht’. Ik ben van mening datniets onfatsoenlijker is voor een christenmens dan lichtvaardig verdenkin-gen over een medemens op te vatten, deze lange tijd te bewaren en de repu-tatie van een onschuldige met vele verwijten te bestoken, om uiteindelijk totde conclusie te komen dat die medemens heel anders is dan de voorstellingdie het vooroordeel had ingegeven, en dan te zeggen: ‘dat had ik niet ge-dacht’. Vandaar dat ik, hoewel ik sinds een aantal jaren van velen brievenpleeg te ontvangen die op een weinig vriendelijke manier melding van u ma-ken, er toch geenszins toe gebracht ben Béda niet een goede theoloog en eengoed mens te vinden. Brieven van mijn vriend Bérault, aan wiens oordeel ik

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 110

Page 111: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1581

111

zeer veel waarde hecht, hebben aan die opvatting nog eens kracht bijgezet.Daarom, hoewel u in uw brief strooide met stekeligheden die erop zou-

den kunnen wijzen dat u geen bijzonder hoge dunk van mij heeft, hebbendie mij niet in het minst beledigd en maken die u in mijn ogen zelfs geen haarminder dierbaar, omdat ik ervan overtuigd ben dat u die dingen met een op-recht en zuiver hart schrijft. Dikwijls ben ik voor u in uw brief een zeer dier-bare broeder, maar toch erkent u mij niet als collega anders dan als mede-priester; als collega-theoloog erkent u mij niet. Niettemin hebben Leo nochClemens mij deze benaming misgund, en zelfs Adrianus niet, die ontegen-zeggelijk zelf een groot theoloog was. Als u iemand niet als collega-theoloogerkent tenzij hij opmerkelijk geleerd is, zult u iemand evenmin als collega-priester erkennen als hij niet buitengewoon vroom is. Maar stellig kan ik opvroomheid minder aanspraak maken dan op geleerdheid, zij het dat ik meertot het betrachten van vroomheid geneigd ben dan tot het bedrijven van ge-leerdheid. De ongeletterden neemt God tot zich, de goddelozen kent hij niet.Ook enkele andere passages in uw brief lijken een bijbedoeling te bevatten,maar ik ben ervan overtuigd dat uw inborst zich van dit soort insinuatiesverre houdt. Als dat anders is, dan is mijn mening ongetwijfeld mijlen van dewaarheid verwijderd. Zelfs als ik mij schuldig zou maken aan dergelijke ha-telijke toespelingen, dan nog meen ik dat u zich in uw wijsheid daarvan nietwilt bedienen jegens iemand die u in eenvoud en oprechtheid heeft geschre-ven, en dat u zich niet anders wilt voordoen dan het beeld dat diegene van uheeft.

U schijnt evenwel uzelf ervan overtuigd te hebben dat Erasmus iemand isdie dorst naar wereldse roem, en een verbeten en weerspannig karakter heeft.Dat hij bovendien, gericht op het schrijven van nutteloze boeken, onvol-doende nadenkt over de dingen die betrekking hebben op het toekomstigeleven. U weet zelf, zeer geachte heer, dat niets moeilijker is dan te oordelenover andermans geest, daar waar zelfs Paulus het niet eens heeft aangedurfdover zichzelf een oordeel te hebben.1 Maar misschien heeft een of anderekonkelaar u daartoe aangezet, doordat in deze tijden overal boze tongen dedienst uitmaken. Het kan zijn dat ik in mijn onverstand en zonder het te be-seffen iets van die tekortkomingen bezit die u mij toedicht. Uw terechtwij-zing heeft er dan ook toe geleid dat ik mezelf ben gaan wantrouwen en on-derzocht heb of zich ergens in mij deze verderfelijke ziekten schuilhouden.‘Ik ben een mens, en ik ben van mening dat niets menselijks mij vreemd is’.2

Wat roem betreft geef ik toe dat ik het vroeger als jongeman mooi vond omdoor beroemde mannen geprezen te worden. Maar toen ik begon in te zien

1. Zie 1 Corinthiërs 4:3.2. Terentius, Heautontimorumenos 77.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 111

Page 112: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

112

wat voor hinderlijke belasting roem was, heb ik niets meer gewenst dan diezo mogelijk geheel af te werpen, en wel daar waar, zoals men zegt, hertenhun gewei afleggen.3 Wat heeft het najagen van roem immers voor zin, alsroem met zoveel laster, afgunst en beschuldigingen gepaard gaat? Anders ge-zegd, welk wezen heeft een ongelukkiger leven dan ik, als ik in ruil voor zo-veel uitputtende inspanningen geen andere beloning krijg dan roem in dezewereld, die veel meer aloë dan honing bevat4 — als hij al enige honing bevat?

Ik geef toe, niemand is een deugdelijke beoordelaar van zichzelf. Maartoch heb ik, hoewel ik overigens vol tekortkomingen ben, niet de indruk datik buitengewoon met deze kwaal behept ben, en wel op grond van het vol-gende. Toen Luther nog niet op het toneel verschenen was en de studies vande schone letteren in grote rust bloeiden, achtte ik mezelf gezegend, om eer-lijk te zijn, met de vriendschappen van veel geleerde mannen. Nooit heb ikmij bijzonder in hun complimenten verlustigd, ik voelde mij zelfs geërgerdals die buiten proportie waren. Hadden mij de loftuitingen van de Duitserswel ten zeerste bekoord en had ik mij maar al te graag vorst van de letteren,hogepriester van de wetenschappen, beschermer van de ware theologie, steren sieraad van Duitsland horen noemen, dan zou ik van pijn moeten vergaannu die titels mij afgenomen zijn. Maar ik heb nergens last van, nu ik voor diemensen niets anders meer ben dan Erasmus. Ik ben zelfs bijna blij dat ik vandie jaloersmakende complimenten verlost ben. Het komt mij zelfs voor datik de woedende geschriften, waarmee ik word belaagd door degenen die mijvoorheen ongebreideld lof toezwaaiden, tot nu toe redelijk beheerst hebondergaan. Hoewel ik wist dat het nooit tot vrede zou komen tussen mij ensommige boze geesten, die mij haten vanwege de schone letteren, wilde ikmij toch liever ongewapend aan beide partijen blootstellen om gestenigd teworden, dan kampioen en stadhouder te worden van de partij die wijd enzijd bezit heeft genomen van landstreken en vorstenhoven. En tot nu toe ishet niet gelukt mij van mijn plaats te krijgen door vleierijen, dreigementenof aantijgingen van de ene partij of de andere. Misschien zal iemand dit eer-der behoedzaamheid dan standvastigheid noemen, maar ik zag in dat ik juistveiliger was geweest als ik mij snel bij de Lutherpartij had aangesloten, wantik wist wat velen niet weten. Zelfbewustzijn, niet angst weerhield mij vandeze stap. Zo gering was mijn neiging eervolle posities na te streven dat ikdie zelfs consequent geweigerd heb als ze mij ongevraagd aangeboden wer-den. En deze houding, die ik tot nu toe aan de dag heb gelegd, vindt u getui-gen van zucht naar wereldse roem? Toch vat ik uw vermaning op de beste ma -nier op, en ik laat het niet zover komen dat ik tevergeefs gewaarschuwd ben.

3. Adagia 1471.4. Adagia 766.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 112

Page 113: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

113

U spoort mij aan Gerson en meer van zulke deemoedige schrijvers te le-zen, om te bereiken dat ik wat minder pretenties krijg. Nu heb ik niet de ge-woonte ook maar enige schrijver te minachten, maar bij hen die men scho-lastici noemt, tref ik zelden iets nederigs aan, afgezien van hun wijze vanformuleren. Zij lopen voortdurend te koop met hun kennis van de filosofievan Aristoteles en Averroes, waaraan Scotus nog de nodige hoogmoedigeuitspraken heeft toegevoegd. Als jongeman heb ik enkele werken van Gersongelezen en die vielen mij niet helemaal tegen. Maar wanneer ik deze moder-nere schrijvers ter hand neem, ben ik, ik weet niet hoe dat komt, niet zo on-tevreden over mijzelf, terwijl niets mijn trots zozeer verdrijft en beschaamtals de boeken van de evangelisten en apostelen. Ik weet dat het een grote enmoeilijke opgave is om de menselijke geest te beteugelen en daar doe ik allang mijn best voor, ook al verdenkt u mij ervan geen tijd vrij te maken ommijn geest te richten op de dingen die van belang zijn voor de ware vroom-heid, omdat ik aldoor nieuwe boeken uitbreng. Het is niet verwonderlijkdat u die indruk heeft, u die de pen misschien niet in die mate heeft gehan-teerd. Daarom gelooft u dat schrijven buitengewoon moeilijk en tijdrovendis, terwijl het iemand die er bedreven in is, heel gemakkelijk afgaat. Ik streefer echter al een aantal jaren oprecht en van ganser harte naar om mijn gewe-ten ontvankelijk te laten zijn voor Christus mijn rechter en ik bereid mijnaar vermogen voor op die dag, die, gezien mijn leeftijd en gezondheid, nietveraf kan zijn. Ik geloof dat ik enige voortgang heb gemaakt dankzij Chris -tus’ goedgunstigheid, die ik voortdurend afsmeek in mijn gebeden, wantmet de dag zie ik rustiger naar het einde uit. En geen gesprekken zijn mijdier baarder dan die welke mijn verlangen daarnaar bevorderen of opwek-ken.

Hierom is het dat ik mij voornamelijk bezighoud met onderwerpen diedit voornemen juist dienen in plaats van het te belemmeren. Hiertoe beho-ren Over de barmhartigheid Gods,5 Over de wijze van bidden6 en Over de beteuge-ling van de tong,7 dat nu wordt uitgebracht, alsook enkele korte commenta-ren op de Psalmen.8 Zoals een atleet in zijn nadagen zich langzamerhandmeer rust gunt, zo overweeg ik ernstig mij minder bezig te houden met het

5. De immensi Dei misericordia; zie brief 1474.6. Modus orandi Deum; zie brief 1502.7. Lingua, dat zou verschijnen in augustus 1525; zie brief 1593.8. Het commentaar op Psalm 1 was verschenen in de Lucubrationes

(Straatsburg, 1515; zie brief 327); dat op Psalm 2 in de uitgave van hetPsalmencommentaar van Arnobius junior (zie brief 1304); dat op Psalm 3in de Exomologesis (zie brief 1427). Het commentaar op Psalm 4 was af-zonderlijk verschenen; zie brief 1535.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 113

Page 114: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

114

schrij ven van boeken. Mijn inspanningen zijn er voornamelijk op gericht deboeken die tot nu toe zijn uitgegeven, te zuiveren en van ongerechtighedente ontdoen, vooral in die werken die betrekking hebben op het geloof en dechristelijke vroomheid. Het is stellig altijd mijn bedoeling geweest de stu-dies van de schone letteren op een hoger plan te brengen en die met uw stu-dies te verbinden: enerzijds om een christelijke stem te geven aan de schoneletteren, die, zoals u zelf wel weet, in elk geval in Italië tot nu toe alleen eenheidense klank geven, anderzijds om de wetenschappen die tot nu toe aan descholen worden bedreven, profijt en verheldering te verschaffen door detoe voeging van talenkennis en literaire vaardigheid. In deze aangelegenheidbegaan beide partijen naar mijn oordeel ernstige misstappen, doordat dege-nen die de schone letteren liefhebben, zich beledigend uitlaten tegenoverdegenen met een andere belangstelling, en dezen op hun beurt de schoneletteren, waaruit zij voordeel hadden kunnen putten, niet als gasten in hungezelschap opnemen, maar op een onbehoorlijke manier verjagen, veroor-delen en verwerpen alvorens er kennis van genomen te hebben.

Wat de leerstellingen van de scholastici betreft, daarvan heb ik mij steedszoveel mogelijk afzijdig gehouden, daar ik mij ervan bewust was hoe weinighet strookte met mijn middelmatige gaven om in moeilijke kwesties de dog-maticus te spelen met evenveel risico voor mijzelf als voor vele anderen. Vanhoe veel waarde ik voor dat soort studies zou zijn geweest weet ik niet. In elkgeval heeft de kracht van mijn natuurlijke aanleg mij een andere kant op ge-dreven. Van kliekvorming heb ik altijd zo’n afschuw gehad dat ik degenendie mij bijval betuigden, met meer ijver heb afgeremd dan dat ik lasteraarsheb teruggewezen. Het is dan ook nog steeds zo dat als Erasmus vergissin-gen maakt of zich op glad ijs begeeft, hij dit alleen doet. Bij het NieuweTestament had ik geen ander doel dan de zuivere tekst te herstellen en hel-derheid te verschaffen in vraagstukken waarover velen waren gestruikeld,zoals ik had bemerkt. Allerminst was ik van plan de Vulgaattekst te vervan-gen. Sterker nog, ik zou de oude vertaling aan de Griekse tekst hebben toe-gevoegd, afwijkend als die mocht zijn, als niet enkele geleerde vrienden, on-danks mijn protesten, mij daarvan hadden weerhouden met hun, om dewaarheid te zeggen, nogal ongelukkige adviezen.9 En dat ik voorts van tijdtot tijd enig kritisch commentaar lever: ik getuig voor God dat ik oprechtmeende iets te doen dat God welgevallig en voor de christelijke zaak nood-zakelijk was. Ik vind dat ik dit juist met zo’n terughoudendheid gedaan heb,dat daaruit geen enkele tweedracht kan voortkomen. Ik heb dat in elk geval

9. Erasmus beoogde wel degelijk een betere Latijnse vertaling uit tebrengen dan de gangbare Vulgaattekst en voegde de Griekse tekst toeom zijn vertaling te rechtvaardigen.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 114

Page 115: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

115

oprecht geprobeerd. Ik zag dat veel in het ongerede geraakt was en het wa-ren rustige tijden. Wie had immers kunnen vermoeden dat deze noodlottigestorm in de wereld zou opsteken?

In uw minzaamheid merkt u op dat mijn geschriften, indien ze niet bijge-steld zouden worden, gevaar opleveren voor het christelijk geloof, maar vanmijn kant meende ik dat de christelijke zaak gevaar liep als ik mijn kritiekvan destijds had achtergehouden. Als dat een misvatting was, dan kwam dievoort uit mijn afweging, niet uit mijn opzet. Ik ben bij dit werk nochtansnooit afgegaan op mijn gevoel, en ook de bijval van mensen heeft mij nietvan de wijs gebracht. Zo weinig heb ik geweigerd mij aan God te onderwer-pen, wat u mij vriendelijk adviseert te doen, dat ik mij zelfs aan bijna allemensen onderworpen heb. In sommige gevallen is dit aanleiding geweestvoor vergissingen die ik niet had begaan als ik meer waarde had gehecht aanmijn eigen oordeel dan aan dat van anderen. Want ik was bereid naar het ad-vies van wie dan ook te luisteren, ik die, om hulp te verkrijgen bij een haasti-ge heruitgave van het Nieuwe Testament, niet alleen gretig vragen heb ge-steld aan Briart, Latomus en Van Dorp, maar zelfs aan Lee die, naar laterbleek, totaal geen kennis van de theologie bezat; hierom ben ik een nauwevriendschapsband met hen aangegaan. Dit is voor mij allerminst gelukkig af-gelopen. En toch beschuldigt u mij blijkbaar van halsstarrigheid met het ar-gument dat ik nergens mijn falen erken, hoewel ik op veel punten met redenbekritiseerd ben door twee mannen die niet verstoken zijn van welbe-spraaktheid, geleerdheid en verstand.

Ik geef toe dat Zúñiga en Lee geen gebrek aan welbespraaktheid hebben,sterker nog, ik erken dat zij spraakwatervallen zijn. Maar de mate waarin zijge leerd en verstandig zijn, zullen hun geschriften u leren, als u die tenminsteonbevooroordeeld leest, al heb ik het sterke vermoeden dat u, in beslag ge-nomen door belangrijker zaken, zich niet tot zulke frivoliteiten verlaagt. Entoch had een zo ingetogen man als u dat moeten doen, waarde Béda, alvo-rens een afschuwelijke verdenking tegen mij op te vatten. Bestaat er een gro-tere hansworst dan Zúñiga? Op hoeveel plaatsen toon ik niet aan dat hij nietweet waarover hij spreekt? En toch bedank ik in veel gevallen zo’n bedrieg-lijke lasteraar voor zijn kritiek, ook al komt aan een criticus geen enkeledank toe, zelfs niet als hij gelijk heeft, als hij kritiek levert vanuit een zieke-lijke neiging en niet op grond van een afgewogen oordeel.

Lee is dommer maar ook boosaardiger dan Zúñiga, en toch erken ik zijndiensten overal waar zijn kritiek terecht is. Het feit dat u veronderstelt dat ikdat nooit gedaan heb, betekent dat u mijn werken niet gelezen heeft, of als uze wel gelezen heeft, u intussen met iets anders bezig was. Om u onomwon-den de waarheid te zeggen, ik verbaas mij erover dat dergelijke schrijvers bij

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 115

Page 116: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

116

u in de smaak vallen. Als zij zich te scherp hebben uitgedrukt, zegt u dat mendit gemakkelijk kan vergeven. Of vergeving bij u gemakkelijk ligt weet ikniet, ik weet wel dat die bij God moeilijk te verkrijgen is voor degenen diezoveel leugens, laster, schimmigheden en ijdelheden uitstorten over de re-putatie van hun naaste. Ik toon aan dat Lee in de geschriften waarin hij mijaanvalt, enkele stellingen verkondigt die ronduit ketters zijn. En hij heeftniemand in Engeland die hem zo goedgezind is dat die het aandurfde dezestellingen te verdedigen. Engeland zelf heeft aan Lee het zwijgen opgelegd,en bij niemand viel zijn werk minder in de smaak dan bij degenen die hemhet meest na stonden op grond van geestverwantschap of vriendschap.10 Alshij zijn armzalige boekje had gepubliceerd in de oorspronkelijke versie,waarvan hij in het geheim twintig kopieën onder vrienden had verspreid,wat voor oprispingen en grimassen zou dat hebben ontketend! Er zaten evi-dente godslasteringen in. Want het boek dat hij later uitgaf, is voor hetgroot ste deel van de hand van anderen. U zult zeggen dat ik mij dat inbeeld,maar ik had zijn boek wel degelijk in mijn bezit voordat mijn antwoord vol-tooid was.

In Spanje houdt men Zúñiga voor een even ijdel als dwaas persoon, wathij ook is. Hoezeer zijn valse beschuldigingen de paus zijn bevallen, wordt involdoende mate duidelijk doordat hem zo vaak het zwijgen is opgelegd,eerst door Leo, kort daarna door het college van kardinalen, toen weer doorAdrianus, vervolgens nogmaals door het college van kardinalen en ten slottedoor Clemens die hem ernstig voorhield dat hij, als hij zich niet rustig zouhouden, in de boeien geslagen zou worden.11

Om te beginnen waren Zúñiga noch Lee mensen aan wie het toekwamkritiek op mij uit te oefenen. Ook als het hun niet had ontbroken aan weten-schappelijke kennis, misten zij toch geloofwaardigheid, daar zij zo’n onbe-heersbare woede etaleerden en zo vol ijdele eerzucht waren. Ik erken datmen gehoor dient te geven aan iemand die advies geeft, maar die moet danwel daartoe in staat zijn en het advies moet bruikbaar zijn. Wie zou zich im-mers toevertrouwen aan een chirurg die mes en brandijzer in stelling brengt,als die er duidelijk blijk van geeft zijn patiënt te willen doden zodra hij daarde kans voor krijgt? Wie zou een door een dokter verstrekt medicijn slikken,als die de intentie uitstraalt de zieke te willen ombrengen in plaats van te ge-nezen? Nog veel onverstandiger zou het zijn zich toe te vertrouwen aan ie-

10. Erasmus had zich weliswaar over Lee beklaagd bij zijn Engelsevrienden en bij Hendrik viii (zie brieven 1098, 1126), maar Lee wasinmiddels diplomaat in koninklijke dienst en zou in 1532 wordenbenoemd tot aartsbisschop van York.

11. Zie brieven 1410 en 1433.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 116

Page 117: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

117

mand met een dergelijk voornemen die bovendien onbedreven is in de chi-rurgie of de geneeskunde. Veel passages waarvoor ik complimenten ont van -gen had, heb ik op eigen initiatief verbeterd. Wat zou ik dan doen als een ge-leerde op een vriendelijke manier kritiek had geleverd? En opdat u inziethoezeer koppigheid mij vreemd is, heb ik mij genoodzaakt gevoeld bepaaldepassages te verwijderen die ik had aangepast op grond van de kritiek vanLee. Als ik hem in alle gevallen gevolgd zou hebben, zouden in mijn boekenronduit ketterse passages voorkomen. En dan heb ik het niet over scholasti-sche leerstellingen, maar over de artikelen van het geloof. En om niet te veeluit te weiden: precies de stelling die u aanvecht, dat Jezus aan geen enkelesterve ling gehoorzaamheid verschuldigd was, heb ik aanvaard van Carranzaen Zúñiga,12 ofschoon zij ditzelfde op een veel onaangenamere wijze inpren -ten. En er zijn andere nog verfoeilijker voorbeelden dan deze, als u tijdmaakt om hun lasterlijke aanklachten en mijn verweerschriften te lezen.

Hun lasterlijke aanklachten wegen bij u zwaar, terwijl hun gewicht naarhet oordeel van veel bisschoppen, theologen en ook van de paus van Romegering is. U zegt dat bijval krijgen van vrienden iets anders is dan beoordeeldworden door vijanden, die ook nog in een bies een knoop proberen te vin-den. Hevige liefde is weliswaar blind, maar veel blinder is haat. De aard vande mens is evenwel veel meer geneigd tot haat dan tot liefde. Waarom zou-den degenen die mijn geschriften waardeerden zo verblind zijn door liefdevoor mij, die mij om niets anders hoogachten dan vanwege mijn werken, enmij in geen enkel opzicht nodig hebben? Moet ik hen wantrouwen, terwijlze op theologisch gebied geleerder zijn dan zeshonderd Lee’s en Zúñiga’s,en mij onderwerpen aan het oordeel van die mensen die een giftige en onbe-heersbare haat tegen mij etaleren? Als men theologen moet geloven, zijn ookzij theologen. Sommigen van hen echter veroordelen als vijanden datgenewaaraan zij als vrienden nog hun goedkeuring hadden gegeven. Aan het oor-deel van wie van beiden zal ik dan het meeste waarde hechten? Sterker nog,waarom zou een dergelijk oordeel voor iemand iets te betekenen hebben, alszij tegelijk met hun stemming hun mening veranderen, en uit dezelfde mondkoude en warme adem uitblazen?13

Toen ik voor de eerste maal het Nieuwe Testament uitbracht, stondenCapito en Oecolampadius mij voortdurend terzijde, allebei volgens mij god-vrezende mannen en onderlegde theologen, al liggen de zaken nu anders.Mijn buurman Baer kwam mij vaak opzoeken, die ook u denk ik tot de theo-logen rekent. Waarom heeft hij, die mijn werken zeer zorgvuldig heeft gele-zen, niet die verderfelijke dingen gezien die uw bezorgdheid opwekken? Hij

12. Vgl. brief 1277.13. Adagia 730.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 117

Page 118: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

118

is dan wel een vriend, maar een onbevangen vriend, en hij weet heel goed datik mij met onbevangen vrienden ingenomen voel.

Toen ik na de eerste uitgave naar Leuven verhuisde, werd ik spontaan op-genomen in de vriendschappelijke kring van theologen, ofschoon ik daar al-lerminst op uit was. De karmeliet Baechem verkondigde na de verschijningvan het werk dat ik de antichrist was. Toen wij in een persoonlijk gesprekraakten, vroeg ik hem mij op de vingers te tikken als er iets verbeterd moestworden en verklaarde dat hij mij daarmee een grote dienst zou bewijzen. Hijantwoordde dat hij het werk nog niet gelezen had.14 Met klem heb ik Briartmeer dan eens gevraagd om te waarschuwen als er iets was dat aanstoot gaf,omdat het mijn bedoeling was de christelijke zaak te dienen, niet te schaden.Hetzelfde heb ik Latomus en Van Dorp gevraagd. Briart nam op zich dat tezullen doen. Vlak voor mijn vertrek15 nodigde hij mij uit voor een maaltijd.Na afloop van de maaltijd stel ik het oude gespreksthema opnieuw aan deorde. Hij zei dat hij het gehele werk zorgvuldig gelezen had, dat het hem zo-wel geleerd als godvruchtig voorkwam. Ik verzocht hem vrijuit te zeggenwat hij vond, duidelijk makend dat ik liever bekritiseerd dan geprezen werd,dat kritiek van nut zou zijn, loftuitingen minder. Hij bevestigde keer opkeer wat hij gezegd had en spoorde mij aan met mijn gezegende inspannin-gen — want zo drukte hij zich toen uit — door te gaan om de christenheid tedienen. Ter afsluiting voegde hij als voorbehoud toe: ‘Wat u nog zult schrij-ven weet ik niet; wat u tot nu toe heeft geschreven, viel buitengewoon in desmaak’. Ik antwoordde dat ik alles van verbeteringen zou voorzien, wat ikdan ook heb gedaan, tenzij ik mij vergis. En deze man was de coryfee van deuniversiteit aldaar, uit het oogpunt van zowel gezag als geleerdheid.

Ik keerde terug, ten prooi aan de pest, zoals de artsen dachten, in elk gevalmet drie opvallende knobbels. Ondanks mijn protest snelden Briart en an-dere theologen toe om mij te begroeten. Alles was rustig, totdat Lee met zijndrama begon. Zodra dat met mijn ziekte kon, nodigde ik Lee uit voor een ge-sprek en legde ik hem uiterst billijke voorstellen voor, namelijk dat hij ofwelmij zijn aantekeningen zou tonen, ofwel met mij zou overleggen voor hetgeval hij aanmerking op iets zou hebben, ofwel ten slotte dat hij zijn werkzou publiceren.16 Niets daarvan kon zijn goedkeuring wegdragen. Uitein -de lijk stelde ik voor Briart tot arbiter te maken, hoewel die mij inmiddels nietbijzonder goedgezind was. Niets daarvan viel in goede aarde. Hij had be -sloten om genoegen te scheppen in de schimmige voldoening dat hij drie-

14. Vgl. brieven 948 (blz. 252-253) en 1196.15. Naar Bazel, omstreeks 1 mei 1518, om de tweede editie van het

Nieuwe Testament uit te brengen die in 1519 verscheen.16. Zie brief 1053.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 118

Page 119: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

119

honderd aantekeningen had gemaakt die hij omwille van mijn vrienden nietopenbaar zou maken. Ik had een persoonlijk onderhoud met Briart, met debedoeling dat hij mij attent zou maken op eventuele onvolkomenheden vanbelang; want mijn werk (zo legde ik uit) was nog niet geheel gedrukt en inplaats van reputatieschade wilde ik liever financiële schade lijden door enke-le bladzijden aan te passen. Van Dorp en Latomus benaderde ik op dezelfdemanier. Ik had de annotaties, dat wil zeggen de helft van het werk, meegeno-men uit Bazel, en gaf die weldra aan Van Dorp te lezen. Hij las ze zorgvuldigen plaatste enkele kanttekeningen, die echter niets met het geloof van doenhadden. Spoedig daarna gaf ik ze aan Briart. Niemand had ook maar iets aante merken.

Terwijl dit gaande was, kwam het werk uit, omdat de verschijning nietlanger kon worden opgehouden zonder ernstige schade voor de drukker.Intussen begon het treurige verzet van Lee steeds sterker te worden en, zo-als dat gaat, lieten anderen van hun kant gegrom horen. Toen er aan het deni-grerend optreden geen einde kwam, heb ik mij opnieuw tot Briart gewendmet het verzoek aan enkele geleerden, Van Dorp of Latomus of mannen zo-als zij, opdracht te geven om zaken aan te wijzen die met reden aanstootkonden geven. Want het is niet mijn gewoonte om groot gewicht toe te ken-nen aan wat een willekeurig schoolmeestertje aan te merken zou hebben. Datis gebeurd. Briart merkte enkele dingen op, Van Dorp een paar andere. Ik gafmijn reactie, want zo was afgesproken. Op alle punten stelde ik hen tevre-den, met deze ene uitzondering, dat ik niet vermeld had dat de biecht zoalswij die kennen is ingesteld door Christus. Ik antwoordde hierop dat het nietmijn gewoonte was te bevestigen wat ik niet kon bewijzen, maar dat ik mijnoordeel niettemin zou onderwerpen aan het gezag van de Kerk. Dit wasvoor mij voorlopig voldoende.

Later werd de derde editie voorbereid.17 Aan iedereen die ik tot enig oor-deel in staat achtte, vroeg ik mij erop attent te maken als iets aanstoot zougeven, vooral waar het de beginselen van de christelijke leer betrof. Velen ga-ven bijval, niemand heeft tot nu toe kritiek geuit. Adrianus, destijds nog kar-dinaal, verklaarde bij monde van zijn vriend Barbier18 dat ik met het OudeTestament hetzelfde zou moeten doen als ik met het Nieuwe had gedaan, ensprak niet van enig serieus probleem. Hij had dat, denk ik, niet gedaan als hijover mijn werken dacht wat u daarover lijkt te denken.

De vierde editie is in voorbereiding en ik ben bereid om van wie ook kri-tiek te ontvangen, zelfs van een halve deskundige. U zult zeggen dat het oor-deel van de theologen moet komen. Dan vraag ik u of u vindt dat John, bis-

17. Die van 1522.18. Pierre Barbier.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 119

Page 120: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

120

schop van Rochester, geen theoloog is? Zoals ik toegeef dat uw universiteiteen vooraanstaande plaats inneemt op theologisch gebied, zo meen ik dat ookin andere instituten theologen te vinden zijn. Ludwig Baer, Gillis van Delften Herman Lethmaet behoren tot de voornaamste mannen op uw vakgebied.Met hen allen heb ik diepgaand van gedachten gewisseld. Ik heb Pri e ri as ge-schreven om mij aan te geven aan welke passages hij zich stoorde.19 Hij bleefstil. En dit is dan de houding die u als stroef en onhandelbaar beschouwt.

‘Maar,’ zegt u, ‘eenmaal op de vingers getikt, bekent u geen schuld.’ Ver -langt u soms dat ik, door wie dan ook vermaand, onmiddellijk, als een jon-gen die een pak slaag dreigt te krijgen, uitroep: ‘Vergeef me, ik heb gezon-digd’? Of wilt u dat ik schuld beken waar geen sprake is van schuld? Of vindtu dat degene die zich naar zijn beste vermogen inzet om tot nut te zijn, hetniet verdient dat een theoloog hem wijzer maakt? De voornaamste redenwaarom ik naar Frankrijk wilde gaan, was dat ik met enkele van uw collega’spersoonlijk kon spreken. Veel andere zaken vormden een obstakel, maar inhet bijzonder de oorlog tussen de keizer en de Franse koning, die met de daghevi ger werd. Ik werd zelfs in een koninklijke brief 20 uitgenodigd een be-trekking te aanvaarden tegen een ruime en gegarandeerde vergoeding. Maarik had het voorgevoel dat ik, als de gelegenheid zich zou voordoen, zou wor-den opgeroepen voor de strijd, ondanks alle mooie beloften. Ik zag af van devergoeding uit liefde voor mijn rust. Van controverses heb ik reeds lang ge-noeg. Berquin ken ik slechts uit zijn brieven. Op grond daarvan lijkt hij mijeen verstandig en bescheiden man. En toch heb ik hem altijd aangespoordzich verre te houden van controverses. Als de bisschop van Lodève21 iets be-treurenswaardigs is overkomen, dan verdriet mij dat in hoge mate. Wantlang geleden heb ik de indruk gekregen dat hij een man is zoals ik er graagmeer onder de bisschoppen zou zien.

Tot nu toe heb ik geen enkele bisschop met enige haat beladen of van hetrechte pad afgebracht. U vreest nu wel, vriendelijk als u bent, dat ik ooit indezelfde situatie zal geraken als Lefèvre, maar ik, beste Béda, ben meer be-vreesd dat u ooit in dezelfde situatie zult geraken als die waarin nu de Duitsetheologen verkeren. Hun gezag is in deze tijd zo groot dat zaken die zij af-keuren, alleen al bijval krijgen omdat ze door hen veroordeeld zijn. Ik zeg ditniet met een dreigende bedoeling. Ik zou wensen dat alle studies bloeiden,maar bovenal de theologie. Nu zie ik overal een erbarmelijk verval, terwijl dehele christenheid de kant op gaat van de barbarij van de Turken. Het is maar

19. Zie brief 1412.20. Brief 1375.21. Bedoeld is Guillaume Briçonnet, bisschop van Meaux; deze was tot

1516 bisschop geweest van Lodève.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 120

Page 121: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

121

al te waar dat de theologen bij zeer velen een slechte naam hebben. Alles watmet theologie van doen heeft gaat bij iedereen zelfs gebukt onder een ster-kere haat dan men zou geloven. En niet slechts bij het gewone volk maar ookbij de vorsten. De eigenzinnigheid en de verdorvenheid van sommigen zijnde oorzaak van dit onheil, om maar onomwonden te zeggen wat ik denk. Ikgeef toe dat het zeer onbillijk is om op grond van de gedragingen van enke-len een hele groep te veroordelen, maar toch gebeurt het doorgaans zo. Ende verdorvenheid van enkelen legt soms meer gewicht in de schaal dan alleanderen, van wie sommigen doen alsof er niets aan de hand is, anderen glim-lachen, of geen zin hebben weerstand te bieden, of steun bieden uit eigen-belang, of door besmetting dezelfde dwaasheid worden ingetrokken.

Niemand had mij ervan kunnen overtuigen dat er onder de theologenzulke etterbuilen zouden zijn, als ik het niet zelf ondervonden had. Wie hadkunnen denken dat er in Standish zoveel domheid huisde als hijzelf tenoverstaan van iedereen etaleerde, toen hij mij bij de koning en de koninginvan Engeland, met een kring van hoogwaardigheidsbekleders en geleerdenals omstanders, zelf op de knieën en de handen ten hemel geheven, ervan be-schuldigde dat ik de wederopstanding had ontkend, dat ik het huwelijk haduitgebannen, dat ik er een verkeerde opvatting over de eucharistie op na hield?Toen hij gedwongen werd te bewijzen wat hij naar voren had gebracht, sloeghij zo’n pure onzin uit, dat de koning zelf zich voor hem schaamde.22 Hoeuitzinnig hij vervolgens zijn stem verhief over de passage In principio erat ser-mo, zal volstrekt duidelijk zijn als u de tijd kunt vinden om mijn verweer-schrift daarover te lezen, dat al meer dan eens is uitgegeven.23

Al sinds lange tijd gaat in mijn land de karmeliet Nicolaas Baechem mate-loos en grenzeloos tegen mij tekeer. Hoe vaak heeft hij niet in openbare pre-ken luid verkondigd dat er geen enkel verschil is tussen Erasmus en Luther,behalve dat Erasmus een grotere ketter is! Hoe vaak heeft hij niet bij het volken in openbare voordrachten gewaarschuwd zich te hoeden voor de ketterijvan Luther en Erasmus! Hoe vaak heeft hij geen opdracht gegeven voor onste bidden opdat wij tot inkeer zouden komen! Hoe vaak heeft hij tijdens di-ners en tijdens reizen per wagen en per schip niet uitgesproken dat Erasmuseen ketter, een ketterleider en een leugenaar is! Toen ik hem in bijzijn van derector24 van de universiteit van Leuven vroeg om mij één gewraakt artikelvan Luther voor te leggen dat ik, al was het bij wijze van scherts, had verde-digd, kwam hij aanzetten met een brief aan de kardinaal van Mainz,25 waar-

22. Zie brief 1126.23. Zie brief 1072.24. Godschalk Rosemondt; zie het relaas in brief 1162.25. Brief 1033, aan Albert von Brandenburg.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 121

Page 122: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

122

in ik had geschreven dat Baechem openlijk had veroordeeld wat hij niet be-grepen had. Luther had namelijk geschreven dat het niet noodzakelijk is omandere dan evidente zonden op te biechten. Daarmee doelde hij op onmis-kenbare doodzonden, tot welke categorie moord en echtbreuk behoren.Baech em legde het uit alsof Luther bedoeld had zonden die men in hetopenbaar begaat. Dit was geen kwestie van Luther verdedigen, maar van hetaan de kaak stellen van blinde laster van de kant van Baechem, daar hij eenmening verkondigde alvorens de zaak te begrijpen. Ik weet wat Luther laterheeft geschreven over de biecht, maar op dat moment had hij niets andersgepubliceerd. Als u meer over deze zaken wilt weten, leest u dan mijn ver-weerschrift over de omstreden plaats bij Paulus, ‘allen zullen wij ontsla -pen’.26 Leest u ook de tweede editie van de Catalogus.27 Maar Baechem houdtniet op zichzelf dagelijks te overtreffen in domheid, onbeschaamdheid enlaster. Adrianus vi heeft hem per bul het zwijgen opgelegd.28 Met moeitehield hij zijn mond, maar spoedig na de dood van de paus hervatte hij zijnaangeboren gewoonte. Onlangs heeft Ferdinand zijn tante29 geschrevenmet het nadrukkelijke verzoek die dolzinnige de mond te snoeren. Hij wordtdoor iedereen uitgelachen en als de dwaas beschouwd die hij is, en tochkomt hij niet bij zinnen.

Toen ik in Calais was op een bijeenkomst van vorsten,30 ging een zekeredominicaan31 uit Leuven vanaf zijn spreekgestoelte anderhalve maand langop een meer dan platvloerse manier tegen mij tekeer. Toen hij met moeitedoor de rector32 aan banden was gelegd, werd een tweede33 ertoe aangezetonverwacht van leer te trekken in de Pieterskerk. Toen er na de lunch naarhem werd gezocht, was hij reeds naar elders vertrokken. Toen ik in Leuvenverbleef, was de eerste teruggekeerd en pakte hij op een vroege ochtend hef-tig tegen mij uit, belovend na de lunch nog meer te zullen zeggen. En hij zoudat ook gedaan hebben, als niet Aleandro, die toen aanwezig was, door mijwas gewaarschuwd en hem tot zwijgen had gemaand.

26. 1 Corinthiërs 15:51; het verweerschrift, Apologia de loco ‘Omnes quidemresurgemus’, was verschenen in 1522. Zie ook brief 1235.

27. Brief 1341a.28. Zie brief 1359.29. Margaretha van Oostenrijk; vgl. brief 1553.30. In juni en juli 1520 ontmoetten Karel v en Hendrik viii elkaar enkele

malen te Calais.31. Laurens Laurensen.32. Godschalk Rosemondt.33. Het is niet bekend om wie het gaat.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 122

Page 123: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

123

De suffragaanbisschop van Doornik34 is uren achtereen tegen mij uitge-varen te Brugge, waarbij hij mijn naam in verband bracht met die van Lutheren herhaaldelijk uitriep dat wij kraanvogels en wilde beesten waren, en dater in mijn boeken bepaalde ketterse ideeën voorkwamen. Toen hij van dekansel afkwam en een geleerde35 hem opwachtte met het verzoek een ket-terse passage te noemen, gaf hij toe dat hij mijn boeken niet gelezen had. Hijhad de Lof der zotheid willen lezen, maar hij was bang dat ik vanwege mijnverheven taalgebruik in enige vorm van ketterij was vervallen. Zulke hans-worsten zijn er de oorzaak van dat het volk een slechte dunk heeft van theo-logen. De goede theologen keuren weliswaar het onverstand van die liedenaf, maar tolereren intussen dat soort mensen wel of ondersteunen hen zelfs,zonder in de gaten te hebben dat zij onderwijl ook haat afroepen over zich-zelf.

Te Leuven bevindt zich een zekere Vincent van Haarlem,36 een domini-caan, een zonder meer domme man, tot geen enkel oordeel in staat. Toen hijeens allerlei onbetamelijks over mij uitkraamde, heb ik de man opgezocht enhem gevraagd voor de draad te komen met de dingen die hem stoorden. Metmoeite heb ik hem door vleierij zover gekregen dat hij dat deed. Onsterfe -lijke God! Geen zogende zeug zou dommere dingen naar voren brengen danhij toen deed. Hij had nog geen enkele passage die hij gehekeld had begre-pen. Hij heeft nu een boekje tegen mij uitgebracht,37 weliswaar onder eengefingeerde naam, maar toch op zo’n manier dat hij niet wil dat de roemdaar van aan hem voorbijgaat. Ik had weliswaar voorheen een zeer lage dunkvan de man, maar niemand had mij ervan kunnen overtuigen dat iemand indie hele orde zo dom, stompzinnig, onwetend, leugenachtig en onbe-schaamd was als hij met zijn boekje heeft bewezen te zijn. Ik twijfel er nietaan dat het boekje al naar u is overgewaaid. En met welk doel heeft Latomusin zijn dialogen38 met slinkse formuleringen de draak met mij gestoken,meer lijkend op een hansworst dan op een theoloog? En terwijl ze zelf dit soortdingen te berde brengen, verwonderen ze zich erover dat het prestige en hetgezag van alles wat theoloog is afneemt.

34. Nicolas Bureau.35. Frans van Cranevelt.36. Vincentius Theoderici.37. Zie hierover brief 1581a.38. De confessione secreta, De quaestionum generibus quibus Ecclesia certat

intus et foris, De Ecclesia et humanae legis obligatione (Antwerpen, 1525).Erasmus wordt hierin niet met name genoemd en evenmin zijn dezewerken geschreven in dialoogvorm. Wel had Latomus in 1519 de dialoogDe trium linguarum et studii theologici ratione uitgebracht.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 123

Page 124: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

124

Voor welk vergrijp zou die man daar bij u niet terugdeinzen die mijnColloquia vervalst heeft, onder toevoeging van een voorwoord onder mijnnaam?39 Degenen die van de zaak op de hoogte zijn, bevestigen dat het eenzekere Lambertus Campester betreft, een dominicaan. Het is gedrukt dooriemand die Grote Hap of Vette Vangst heet.40 Als u geen gelegenheid heeftom het gebeuzel in te zien, lees dan mijn Catalogus in de laatste editie, en uzult zich verbazen over de monsterlijke dwaasheid van de man. En deze din-gen gebeuren aan uw universiteit, waar men geen toestemming geeft om deparafrasen van Erasmus te drukken.

Hoezeer geeft verder dat geschrift van Pierre Cousturier41 er blijk vandat het afkomstig is van een man die eerder een duiveluitdrijver dan een artsnodig heeft! Toch is het met uw goedkeuring in druk verschenen, tenzij detekst op de titelpagina gelogen is. Ligt bij u voor deze mensen vergiffenisklaar, terwijl velen van een mug een olifant maken als het om mijn foutengaat? Of denkt u dat dergelijke geschriften geen enkele invloed hebben ophet aanzien van uw universiteit? Voor mij is het maar al te duidelijk welkesmadelijke en venijnige verwijten sommigen van uw broederschap mij alenige tijd naar het hoofd slingeren. Het is onnodig namen te noemen, wantu weet om wie het gaat en ze zijn bij velen maar al te bekend. Welk oprechtoordeel kunt u echter verwachten van mensen die volkomen in de ban zijnvan onbedwingbare haat? Als zij zich zouden verdiepen in de brieven vanPaulus, zouden zij daarin meer aan te merken hebben dan in mijn geschrif-ten. Dergelijke mensen verdragen andermans trots niet, omdat zij zelf uiter-mate trots zijn. En zoals Diogenes, die, toen hij zijn voet zette op het kussenvan Plato en zei dat hij diens trots vertrapte, als antwoord kreeg: ‘Je trapt erwel op, maar met een ander soort trots’,42 zo bestoken die mensen mijn trotsmet een ander soort trots, mijn vasthoudendheid met een ander soort vast-houdendheid, mijn ongeduld met een ander soort ongeduld.

Zoals wij, mensen als we zijn, fouten kunnen maken bij het schrijven, zokunnen zij fouten maken bij het geven van een oordeel. Sterker nog, mensendie haat in hun afweging een rol laten spelen, moeten wel fouten maken. Erzijn mensen genoeg, vooral van wat meer gevorderde leeftijd, die niets moe-

39. In 1523 of 1524 bracht Lambertus Campester te Parijs een editie uitvan de Colloquia waarin kritische passages over monniken, geloften,bedevaarten en aflaten waren weggelaten. Ook voegde Campester eenvervalst voorwoord toe waarin ‘Erasmus’ zich bereid verklaarde zijnwerken te zuiveren van zijn vele dwalingen.

40. De drukker was Pierre Gromors (‘Dikkebeet’).41. Zie brief 1571, noot 7.42. Diogenes Laertius, Leven en leer van beroemde filosofen vi, 26.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 124

Page 125: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

125

ten hebben van wat ook maar enigszins smaakt naar de schone letteren en af-wijkt van het sap dat zij als jongelingen dronken. Zij nemen niet in hun over-wegingen mee dat de tijden veranderen en dat het goed is dat wij ons daar -aan aanpassen. Er zijn mensen, van nature kleingeestig en niet tot een goedoordeel in staat, die vanuit hun geitenstallen naar school gaan, vanwege eengebrek aan middelen verstoken blijven van goede schrijvers en vrije tijd, enslechts leren wat doorgaans in de scholen wordt onderwezen. Hoeveel daar-van op een rampzalige manier wordt onderwezen, weet u zelf wel. De on-derwijzers slijten hun dagen tussen de kinderen, over wie zij als koningenheersen, hoeven maar met hun hoofd te knikken om te bevelen wat hun be-lieft en jagen degenen die niet gehoorzamen schrik aan met dreigementen.Omdat niemand protesteert, houden zij alles wat zij willen voor juist, en diegedragswijze brengen zij over op het alledaagse leven, ver afstaand van elkevorm van voorkomendheid en zelfs bijna gespeend van gezond verstand,omdat zij altijd in de waan verkeren dat zij zich tussen kinderen en leerlin-gen bevinden. Wanneer zulke mensen ook nog haat in hun oor deel mengen,waaraan zullen zij dan ooit hun goedkeuring hechten? Vooral omdat menom zoveel redenen aanmerkingen kan maken: dit doet afbreuk aan de heili-genverering, dat is oneerbiedig gezegd over onze geachte theologen, of ver-zet zich tegen een lofwaardig gebruik, of lijkt verdacht veel op de ketterijvan de waldenzen, of komt de dwaling van de armen van Lyon nabij.43

Waarom zou ik ze allemaal opsommen? Het zijn er ontelbaar veel. Wiekan aan de netten ontkomen van iemand die zoveel valstrikken bij zichheeft, zo’n kleingeestige en lasterlijke aard bezit en een afkeer heeft van deschone letteren en de schrijver? Dikwijls gaat daarmee een menselijke hangnaar roem gepaard, zodat ze, om scherpzinnig te lijken, ook onbeduidendedingen aangrijpen en verdraaien wat correct geformuleerd is. Waarom daarmeer woorden aan te wijden? Doordat men mateloos en eindeloos artikelenbijeengaart, loopt de kwestie uiteindelijk uit op een articulaire ziekte. Watechter daar bij u gebeurt is niet het uitbannen van ketterijen, maar het ma-ken van ketters. Zo begon de door Arius ontstoken brand, zo heeft Tertullia -nus de Kerk verlaten. Wat een scènes hebben bepaalde lieden niet ontketendvanwege die duistere publicatie van Reuchlin!44

Met Berquin heb ik niets van doen. Maar toch, als u mij toestaat dat ik eendeel van de waarheid tot uw hersens laat doordringen, waarvoor was het no-dig in uw kritische artikelen zijn uitspraak op te nemen dat predikers beter

43. De armen van Lyon en de waldenzen zijn in feite dezelfde groepering.44. Reuchlins Augenspiegel uit 1511 bracht inquisitieprocessen teweeg

die pas in 1516 in Reuchlins voordeel werden beslecht, maar ook daarnahield de controverse nog aan.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 125

Page 126: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

126

de Heilige Geest kunnen aanroepen dan de maagd Maria? Er wordt, zegt u,onrecht gedaan aan een lofwaardig gebruik. Lofwaardig als dat vandaag dedag mag zijn, de kerkvaders hebben dit lofwaardig gebruik beslist niet ge-kend. In bijna alle inleidingen bij de commentaren die hij schreef op de pro-feten, maakt Hieronymus melding van het inroepen van de hulp van de Hei -lige Geest, niet van het aanroepen van Maria. Maar gesteld dat het lof waar -dig is, wat misdoet degene die iets aanwijst wat nog lofwaardiger is? Wat ishet voor manier van doen vanwege dergelijke futiliteiten het leven en de re-putatie van zo iemand in gevaar te brengen? Hoeveel beter was het geweestin dit soort zaken een oogje dicht te knijpen! U en uw collega’s roepen haatop bij bijna iedereen, en ook uw slachtoffers hebben hun medestanders. Enzo mondt de kwestie uiteindelijk uit in verdeeldheid en onrust. Maar als hetbenauwende speurwerk van dat soort mensen de goedkeuring van de paushad weggedragen, dan zou hij mensen als Zúñiga en Prierias niet het zwij-gen hebben opgelegd. Toen het drama rond Lee op zijn hevigst was, brach-ten de theologen van Leuven diverse artikelen uit mijn boeken bijeen en ver-stuurden die aan Adrianus,45 destijds nog kardinaal, later paus, en ik twijfeler niet aan dat zij dit met boos opzet deden, omdat ze ook in artikelen vanLuther bepaalde zaken anders hadden geformuleerd dan hij ze had geschre-ven. En toch oordeelde die man, die mij toen nog niet erg goedgezind was,dat de bezwaren te weinig om het lijf hadden om hierom een drama te doenontstaan.

Het komt dikwijls voor dat een touwtje knapt doordat wij er te hard aantrekken.46 Met gepaste zelfbeheersing zou meer te bereiken zijn, of ik moetmij ernstig vergissen. Zolang nu geen van beide partijen iets van zijn rechtenvoor de ander wil opgeven, zolang ieder zijn eigen standpunten verbetenverdedigt en die van de ander grimmig bestrijdt, is alles vervuld van onrust.Van kritiek in artikelvorm en schreeuwerig protest is het gekomen tot pau-selijke decreten, daarna tot het verbranden van boeken en uiteindelijk tothet verbranden van mensen. Ik vraag u, wat is daarmee bereikt? Er speeltzich hier en nu een bloedig drama af, niet zonder risico voor mij. Ik weet niethoe het zal aflopen.

Ik waardeer het dat u in uw minzaamheid zo angstvallig bezorgd bent omhet heil van mijn ziel. Ik voel echter geen enkele wroeging over mijn ge-schriften, althans voor zover het de moraal en de zuiverheid van het geloofbetreft. Tot nu toe zie ik daarin niets onbehoorlijks, oneerbiedigs of oprui-ends. Toch kan het zijn dat ik ergens onopzettelijk een fout heb gemaakt.Maar als u zich zo angstvallig bekommert om het heil van iemand die, hoe-

45. Waarschijnlijk in november 1519.46. Vgl. Adagia 467.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 126

Page 127: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

127

wel hij oprecht zijn best doet om zich nuttig te maken, ergens een vergissingbegaat, waarom maakt u zich dan geen grotere zorgen om het heil van die-genen die met snode lasteringen, evidente leugens en giftige scheldwoordentekeergaan tegen een broeder die hun niets misdaan heeft? Deze duivelsedwaasheid noemt u met een milde term ‘bezieling’. Waarom beoordeelt uniet met dezelfde mildheid wat mij overkomt? U verontschuldigt hen om-dat zij van zichzelf vinden dat zij opkomen voor de waarheid. Waarom ver-ontschuldigt u niet evenzeer mij, die met aanzienlijk grotere bescheiden-heid voor de waarheid vecht dan zij? Ik vraag u, getuigt het geschrift van Cous -tu rier van iets anders dan roemzucht, hoogmoed, stijfkoppigheid, boven-matige zelfingenomenheid en een tomeloze brutaliteit? Waarom maant uhem, die volkomen vervuld is van zichzelf, niet tot nederigheid? Misschienzal hij op een ander moment inzien hoever hij van de waarheid verwijderd is.Waarom legt u voor deze collega van u niet dezelfde bezorgdheid aan de dagals voor mij? Dat u dit voor mij doet, stemt mij dankbaar, maar het verbaastmij dat u vrij bent van zorgen over hem. Ik schrijf blijkbaar boeken die voorde Kerk niet van nut zijn. En zou zonder het soort boeken dat Cousturierschrijft, het huis van God instorten? Ten aanzien van mij vreest u dat het mijaan tijd ontbreekt om mij met hemelse zaken bezig te houden. En degenendie dergelijke boeken schrijven, verblijven zeker in de derde hemel?47

U voegt iets toe over degenen die zich aan dichters overgeven. Ik weetdaar geen weg mee, omdat uw secretaris de passage zo heeft verknoeid datdie onbegrijpelijk was.48 Als jongeman was ik verknocht aan de dichtkunst,die ik zelfs als het voornaamste onderdeel van een opleiding in de geestes-wetenschappen beschouw. En van die verknochtheid heb ik geen spijt. Wa -ren mijn pogingen nog maar wat succesvoller geweest! Mijn boeken gevener voldoende blijk van, denk ik, dat ik mij nu niet aan dichters overgeef. Maarals wij bang zijn dat het degenen die de schone letteren tot hun bezighedentoelaten, aan tijd ontbreekt om voor hun zielenheil te zorgen, waarom zijnwij dan niet nog meer bevreesd voor degenen die een groot deel van hun le-ven, ja zelfs hun hele leven verdoen in de doolhoven van Aristoteles, Aver -roes en Scotus, met sofistische spitsvondigheden en onbetekenende kwes-ties? Maar zo is de aard van de mensen. Iedereen is uit op zijn eigen belangzonder ook maar de geringste aandacht te besteden aan datgene waarvan hijdenkt dat er voor hem geen eer aan te behalen is. Deze houding vergeven wijanderen gemakkelijk, maar ik weet niet of ze passend is voor theologen, wier

47. Vgl. 2 Corinthiërs 12:2.48. Béda had niets over dichters gezegd, maar in de brief zoals Erasmus

die ontving, stond de verschrijving poetas (‘dichters’) voor putas (‘u meent’),wat de betre◊ende passage inderdaad onbegrijpelijk maakte.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 127

Page 128: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

128

benaming al aangeeft dat zij zich inlaten met iets goddelijks, dat menselijkegevoelens te boven gaat.

U spoort mij aan het voorbeeld van de heilige Augustinus te volgen. Ikzeg hier niets over de aard van zijn Herroepingen.49 In ieder geval is hij aanveel zaken voorbijgegaan zonder ze te herroepen, hoewel ze dat wel ver-dienden. Maar ik heb uit mijzelf al het punt bereikt waar u mij heen wilt stu-ren. Het enige dat mij nog ontbreekt is een maatstaf voor de correctie vanmijn werken. U verwijst mij naar Gerson, Gratianus en de overige scholasti-sche geleerden, die ik nooit zonder onderscheid heb versmaad. Ook in hunboeken valt echter menige dwaling te ontdekken, al gesteld dat zij het on-derling eens zijn. Maar hoewel zij in feite dikwijls van mening verschillen,doet u dit af als iets onbeduidends. Men moet naar mijn mening de scholas-tische leerstellingen niet links laten liggen, vooral niet die welke door conci-lies zijn goedgekeurd, want sommige kwesties zijn vanuit scholastische dis-puten naar concilies verwezen. Maar ik vind niet dat wij die stellingen zo -zeer moeten eerbiedigen dat wij daarover niet meer op vreedzame wijze vangedachten mogen wisselen, vooral als zich daartoe een gelegenheid aan-dient. Als niemand over die stellingen een discussie was begonnen, zou erook geen goedkeuring op gevolgd zijn.

Stel dat iemand zou opstaan die ten aanzien van die stellingen een door -dachter of nauwkeuriger visie presenteert? Als dit gebeurt in de vorm vaneen ingetogen discussie, waarom zou dat dan ontoelaatbaar zijn? Misschiendat na zo’n discussie de betreffende visie wordt goedgekeurd. Ik heb het nuover leerstellingen die niet de kern van het geloof raken. Als door een ge-schenk van de Heilige Geest aan mensen uit recenter tijden bepaalde dingenzijn geopenbaard, die eeuwenlang voor tal van lichten uit de Kerk verborgenwaren gebleven, dat wil zeggen als Gerson of Ockham hebben gezien watnoch Chry sostomus, noch Basilius, noch Ambrosius, noch Augustinus, nochHiero nymus hebben gezien, wat belet dan dat vandaag de dag dezelfde HeiligeGeest aan deze of gene iets ingeeft wat tot nu toe aan de aandacht is ontsnapt?Waarom wordt in deze aangelegenheid de regel van Paulus niet in acht geno -men dat als iets aan een ander is geopenbaard, de eerste zwijgt en luis tert?50

Tegenwoordig worden scholastische leerregels gelanceerd als van uit een hin -derlaag, zoals de bijl van Tenedos,51 en niemand neemt de moeite degene diein de fout gaat daarvan eenvoudig in kennis te stellen. Het komt zelfs vaakvoor dat iemand kritiek krijgt die hetzelfde beweert als de leerregels vermel-

49. De Retractiones, waarin Augustinus een aantal eerdere uitsprakenterugnam.

50. 1 Corinthiërs 14:30.51. Adagia 829.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 128

Page 129: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

129

den, zij het met andere woorden, en niettemin door be paalde hardvochtigetheologen te schande wordt gemaakt, omdat hij de leerregel niet in identie-ke termen en met de volledige hoeveelheid bewoordingen geciteerd heeft.

Sommige mensen zijn zo kleingeestig dat zij helemaal niets kunnen goed -keuren, behalve wat zij zelf doen. Petrus legde met alle zachtmoedigheid enschroom aan ieder die daarom vroeg, rekenschap af over wat hij van Christushad geleerd.52 En een theoloog acht het beneden zijn waardigheid reken-schap af te leggen over scholastische leerregels, ja, verdraagt het zelfs niet alsiemand daarover een discussie voert, hoe ingetogen ook? Er bestaat geengroter gezag dan dat van de canonieke Bijbelboeken. En toch mag men overde betekenis ervan, waarover immers altijd al gedebatteerd is, ook vandaagnog van gedachten wisselen. Is het dan niet geoorloofd over dit soort leerre-gels zijn mond open te doen, terwijl het toch van groot belang is te wetendoor wie, op welk moment, bij welke gelegenheid ze naar voren zijn gebracht?Want daaronder zijn er enkele van dien aard dat het, zoals bij geneesmidde-len, nuttig is om ze aan te passen aan de omstandigheden. Als men zich duszou moeten onthouden van het lezen van oude schrijvers, omdat bij hen za-ken staan vermeld die als onjuist zijn aangemerkt op grond van zorgvuldigonderzoek door recentere geleerden, dan zouden ook Petrus Lombardus enThomas en Scotus niet gelezen mogen worden, omdat ook bij hen latere ge-leerden nogal wat vergissingen hebben ontdekt. En misschien zal een lateregeneratie dingen ontdekken in de geschriften van Tartaret of Cousturier diezij met recht zal veroordelen.

Moeten wij ons dan nu verlaten op de leerregels van de scholastici als opeen heilig anker?53 Ik zou dat goed vinden als die leerregels onderling over-een zouden komen en niet per stroming en periode zouden verschillen. Ooitmaakte Alexander van Hales de dienst uit. Daarna kwam Thomas, daarnaScotus. Albertus domineerde zijn tijd, Gerson de zijne. Op zeker momentbloeide de groepering van de zogeheten realisten, nu zijn de nominalistenzo ongeveer de baas.54 U zult zeggen dat men de oude schrijvers zeker moetlezen, maar wel met een kritisch oordeel. Ik heb echter Hieronymus nooitanders gelezen. Maar wat belet dan dat ook uw leerregels met een kritischoordeel gelezen worden? Ook als die ten volle steunen op het gezag van eenconcilie, zodat men ze niet mag weerleggen, zal een discussie zeker ertoe

52. Zie 1 Petrus 3:15.53. Adagia 24.54. Een verwijzing naar de eeuwenoude strijd over de universaliën:

ver wijzen de universaliën (algemene begrippen als ‘de mens’) naar ietswat werkelijk bestaat (de visie van de realisten), of zijn het slechts bena-mingen (de visie van de nominalisten)?

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 129

Page 130: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

130

bijdragen dat geleerden worden uitgenodigd tot een bevestiging ervan. Eenver beten en opruiend debat houd ik altijd af. Het is tirannie een wet uit tevaardigen waarover je geen verantwoording kunt of wilt afleggen, vooralaan iemand die daarvoor openstaat en leergierig is. En als de leerregels vantheologen degelijk en onwrikbaar zijn, wat heeft het dan voor zin ons daar-over zoveel zorgen te maken, dat wij ons tot alle mogelijke vormen van arg-waan laten bewegen?

Maar ik vrees, hooggeleerde Béda — want voor een oprechte vriend ver-hul ik niets — dat zich in de scholen mensen bevinden, die er meer op uitzijn zich moeite te besparen dan zich te bekommeren om de Kerk vanChristus. Want er zijn heel wat theologen, vooral de oudere, die zo weinigvertrouwd zijn met de geleerdheid uit vroeger tijden, dat zij zelfs PetrusLombardus en de canonieke Bijbelboeken nooit hebben uitgelezen. En tochzijn het voornamelijk deze mensen die het in de universiteiten voor het zeg-gen hebben. Als jongeren daar iets aandragen uit Augustinus, Hieronymusof Cyprianus, of zelfs uit Griekse commentatoren, raken zij van hun stuk,omdat zij denken dat ze, niet zonder gevaar voor hun reputatie, naar een on-bekend strijdperk worden geroepen, waar ze voor rekruten doorgaan, ter-wijl ze op hun eigen terrein experts zijn. Daarom veroordelen zij liever watzij niet geleerd hebben, dan de indruk te wekken onkundig te zijn geblevenvan iets wetenswaardigs. Sommigen echter schamen zich er niet alleen voor,maar hebben er ook een afkeer van zich te verdiepen in zaken die onze tijdniet zozeer als nieuw voortbrengt, maar als oude zaken terugbrengt, vol-gens de golfbeweging die alle menselijke aangelegenheden eigen is. Voor de-genen die deze houding aan de dag leggen, is het natuurlijk uiterst aange-naam de leerstof te beperken, zodat, met verwerping van de talen, met ver- wer ping van de schone letteren, met veronachtzaming van de oude schrij -vers, slechts die dingen worden overgedragen die zij zelf in de scholen heb-ben geleerd en al jarenlang hebben onderwezen, en er in de scholen overniets anders een debat plaatsvindt dan over de leerregels die door diezelfdescholen zijn aanvaard. Maar naar mijn mening is het helemaal niet nodig dathet in openbare scholen net zo toegaat als bij het schaak-, kaart- of dobbel-spel. Want als men zich daar niet aan de regels houdt, kan men niet spelen.Maar bij literaire discussies bestaat er geen enkel gevaar als iemand ietsnieuws te berde brengt dat nadere bestudering verdient. Sterker nog, descholen zijn opgericht met het doel tot steeds grotere zekerheid te komen.Maar zoals jongeren niet mogen neerkijken op het gezag van ouderen en henniet als zestigjarigen van de brug af moeten gooien,55 zo geeft het geen pasdat ouderen afgunstig zijn op het succes van jongeren, zomin als ouders zich

55. Adagia 437.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 130

Page 131: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

131

moeten bekreunen als ze zien dat hun kinderen hen in schoonheid en krachtovertreffen.

Maar laten we terugkeren naar ons onderwerp. Als men niet mag vertrou-wen op de vroegere verkondigers van het ware geloof, noch op de schrijversvan tegenwoordig, noch op die uit de tussenliggende periode, volgens welkcriterium moet ik dan verbeteren wat ik heb geschreven? Om te beginnenadviseert u mij dringend op te houden met schrijven. Zelfs als ik dat niet zouwillen, dan manen mijn leeftijd en gezondheid daartoe; bovendien ben ikniet afkerig van rust. Ik zou liever toeschouwer zijn van andermans toneel-spel dan zelf op de planken te staan. En toch word ik intussen door de drin-gende verzoeken van velen opgeroepen op deze weg voort te gaan. Maar uzingt mij hier het profetische lied toe: ‘Mijn volk, degenen die u gelukkigverklaren, die verleiden u’,56 want zo staat het in uw brief. Als het nu wille-keurige mensen zouden zijn die mij tot schrijven aanzetten en mij voor mijnuitgegeven boeken bedanken, dan zou het, zelfs al waren zij met velen (zoalshet geval is), toch gerechtvaardigd zijn de voorkeur te geven aan het oordeelvan de minderheid. Nu gaat het echter om mensen die niet alleen met velenzijn, maar bovendien om geleerde en rechtschapen mensen van groot aan-zien. Ik heb dozen vol met brieven van geleerden. Ik heb op aansporing vande kardinaal van Sion,57 zonder dat ik daar zelf het voornemen toe had, eenparafrase van Mattheus geschreven.58 Meermalen schreef mij de kardinaalvan Volterra,59 een geleerd man, om mijn werk aan te moedigen. Veelvuldigschreef mij de kardinaal van York,60 waarbij hij hetzelfde lied zong. Ookont vang ik dikwijls brieven van bisschop John van Lincoln en bisschopCuth bert van Londen,61 een man die niet alleen buitengewoon deugdzaam,maar ook uitzonderlijk geleerd en verstandig is. En dan heb ik het intussennog niet over mijn belangrijkste beschermheer, de aartsbisschop van Can -ter bury,62 eveneens een bovengemiddeld geleerd man. Onlangs is mij eenbrief 63 van de koning van Engeland bezorgd, die mij met klem uitnodigtiets over de Psalmen te schrijven; een andere van de koningin,64 die vraagt

56. Jesaja 3:12.57. Matthäus Schiner.58. Zie brief 1255.59. Francesco Soderini; brieven van hem aan Erasmus zijn niet bewaard

gebleven, maar in brief 1424 zegt Erasmus hem te hebben geschreven.60. Thomas Wolsey.61. John Longland en Cuthbert Tunstall.62. William Warham.63. Deze brief is niet bewaard gebleven.64. Catharina van Aragon; de brief is niet bewaard gebleven.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 131

Page 132: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

132

om een leerboek over het huwelijk.65 En niet zelden schrijft mij kardinaalCam peggi, op dit moment nuntius, die een heel ander gezang laat horen danu. En meer dan eens ben ik tot schrijven aangespoord door brieven van depaus, ik bedoel van de huidige, Clemens.66

Maar laat ik ophouden met het opsommen van vooraanstaande mannen,ofschoon ik er nog veel meer zou kunnen noemen. Ik weet niet of iedereenzo graag in dit verhaal genoemd wil worden en het is ook helemaal niet no-dig. U zult, zo weet ik, vragen om namen van theologen, anders houdt u nietop met het zingen van ‘Mijn volk’ enzovoort. Ik zou hier verscheidene bac-calaurei kunnen noemen, die echter opmerkelijk geleerd zijn. Het oordeelvan hen zult u van de hand wijzen als afkomstig van een lager tribunaal.Doctores noem ik niet graag, omdat ik merk dat sommigen van hen mij zohartgrondig haten, dat zij zelfs geen mensen kunnen lijden die positieverover mij denken dan zijzelf. En toch heb ik sommigen al genoemd, zij hetmet tegenzin. Bisschop John van Rochester vraagt mij al sinds enige tijd opdreigende, smekende en bijna dwingende toon om een methodisch werkover preken.67 In deze ene man heeft u, om zo te zeggen, drie personen ver-enigd: iemand van grote integriteit, een vrome bisschop, en, als ik mij nietvergis, een meer dan gemiddeld ontwikkelde theoloog. En u zult niet ont-kennen dat dezelfde drie personen in paus Adrianus verenigd waren, zij hetdat hij John in geleerdheid en in aanzien overtrof. Hij was het, zoals ik al ver-meld heb, die als kardinaal uit eigen beweging mij ertoe heeft aangespoordmet het Oude Testament hetzelfde te doen als ik met het Nieuwe had ge-daan. Als paus heeft hij de moeite geprezen die ik aan Arnobius had besteeden mij aangespoord op dezelfde voet door te gaan.68 Tot nog toe heeft geenmens ter wereld mij verzocht van mijn rust te gaan genieten, behalve één, na-melijk u.

Neemt u eens aan dat ik uiterst bescheiden en zeer meegaand van aardzou zijn. Aan welke van beide partijen zou ik dan gehoor moeten geven: aanzoveel voortreffelijke mannen, onder wie ook een aantal theologen, of aandie ene Béda, wiens oordeel ik zeker geenszins geringschat? Ik denk echterniet dat u zoveel gewicht aan uw eigen oordeel toekent dat u verlangt dat ditvoorrang geniet boven de blijken van bijval van al deze mensen. En toch hebik er geen bezwaar tegen om ook daarin nog mee te gaan, als u mij met argu-

65. Erasmus’ Institutio matrimonii zou verschijnen in augustus 1526, meteen opdracht aan Catharina van Aragon (brief 1727).

66. Zie brief 1443b.67. Vgl. brief 1332; de bisschop is John Fisher. Pas in 1535 zou Erasmus

zo’n werk uitbrengen: Ecclesiastes sive de ratione concionandi.68. Zie brief 1324.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 132

Page 133: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

133

menten zou overtuigen dat uw oordeel beter is. Want het zou eerder een te-ken van lichtzinnigheid dan van bezonnenheid zijn als ik zonder slag ofstoot aan het gezag van een enkeling zou toegeven, voorbijgaand aan de oor-delen van alle anderen.

Misschien zult u nu zeggen dat ik mij persoonlijk in verbinding moetstellen met theologen. Dat heb ik steeds gedaan, beste man, met allen metwie ik maar kon. Want u zult, denk ik, niet van mij verlangen dat ik mijn stu-dies, die ik altijd heb onderworpen aan het oordeel van de Kerk, zal corrige-ren naar de maatstaf van Zúñiga en Lee! En wie had kunnen vermoeden datCousturier, voorheen voor de wereld een onbekende, vanuit zijn hol zo’ngeblaf zou laten klinken?

Het stemt tot dankbaarheid dat u de passages aanwijst waarin ik u de in-druk geef op een riskante manier geschreven te hebben, over het celibaat vande geestelijkheid, de geloften van de monniken, de vasten en het verbodvlees te eten, de eerbiediging van de feestdagen, de evangelische raden, devertaling van de Heilige Schrift in de volkstaal, de menselijke wetten, de ker-kelijke getijden, de echtscheiding van gelovigen, de geloofsbelijdenissen vande Kerk, en ten slotte over veel vergelijkbare zaken. Wat u daarin stoort weetik nog niet. Wanneer ik die passages herlees, zie ik echt niets waarvan ik spijtmoet hebben, zelfs als ik spoedig zou moeten sterven, zo waarlijk God mezal liefhebben. Integendeel, het zit mij eerder dwars dat ik in kwesties waar-in ik het nodig vond kritiek te uiten, terughoudender ben geweest dan dezaak vereiste. Maar als u onpartijdig en oprecht mijn werk leest, zult u ziendat ik mij nergens laatdunkend uitlaat over de leerregels van de scholastici inde passages die u welwillend heeft opgesomd. De wereld was als door alruinbedwelmd. Farizeïsme heerste ongestraft. Winstbejag werd als hoogstevorm van toewijding beschouwd, in plaats van godsdienstig besef heerstebijgeloof. De verdorvenheid van de monniken was zover voortgeschredendat de wereld die niet langer kon verdragen. De wetenschappen waren ern-stig in verval geraakt. Over de colleges van kanunniken, over de pre laten,over degenen die de eer genieten de naam van de Romeinse curie te dragen,zeg ik maar even niets. Maar toch, uw verstand weet maar al te goed wat mijnverzuchting betekent. Misschien dat die zaken een andere criticus vereisten.Dat erken ik wel. Maar degenen wie dat het meest aanging, sloten hun ogenvoor de ramp waardoor de Kerk werd getroffen om maar vooral geen onge-noegen te wekken, en gaven er de voorkeur aan om drama’s te ontketenenover het Salve Regina en het Regina coeli.69 Het is een wonder dat ik aldoormijn zelfbeheersing heb weten te bewaren, terwijl er bij anderen geen enke-le rem op hun schaamteloosheid stond.

69. Twee Mariahymnen uit de katholieke liturgie.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 133

Page 134: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

134

De brief aan de bisschop van Bazel,70 waarin ik soortgelijke dingen be-handel, heeft Ludwig Baer op mijn verzoek tweemaal aandachtig doorgele-zen voordat die werd gepubliceerd. Wat hij adviseerde te veranderen, heb ikveranderd. Ik heb hem verzocht bij de beoordeling zijn vriendschap te ver-geten en een kritische houding aan te nemen. Hij beloofde dat te zullendoen. De bisschop is een man van grote deugdzaamheid en aanzienlijke ge-leerdheid. Op zijn aanraden is de brief gedrukt, want anders was het niet bijmij opgekomen dat te doen. Ik had hem namelijk niet geschreven met de be-doeling dat die door iedereen gelezen zou worden, maar om bepaalde woe-lingen tot bedaren te brengen die hier destijds waren ontstaan door toedoenvan de evangelischen, zoals men hen noemt.

Ik heb geen kennis genomen van wat Lefèvre en Luther hebben geschre-ven over het afleggen van eden,71 en ik heb onvoldoende begrepen wat hetConcilie van Konstanz heeft verworpen.72 Wanneer ik dat behandel neemik daarover geen enkel standpunt in. Dat ieder die een eed aflegt stellig zon-digt, is door mij noch geschreven noch ooit gedacht. Ik heb geschreven73

dat er sprake is van menselijke zwakheid wanneer de noodzaak tot het afleg-gen van een eed aan de orde is, hetgeen u zelf, als ik mij niet vergis, niet ont-kent. Als het u heeft beliefd de godslasteringen van Zúñiga te lezen, danhoop ik dat u het niet te veel moeite vindt mijn verweerschriften te lezen. Eris een apologie voorhanden over het celibaat.74 Mij stond niet bij dat het opgrond van een kerkelijke verordening verboden is de Heilige Schrift over tebrengen in de volkstaal. Maar als dat waar is, is tot nu toe overal tegen dezeverordening gezondigd. Want toen ik nog een jongen was, werd de Schrift alin Duitse en Franse vertalingen gelezen. Bovendien ben ik van mening datrichtlijnen van dien aard, net zoals geneeskundige voorschriften, moetenworden aangepast aan de behoefte van de tijd. De paus heeft verkondigd datniemand de boeken van Luther mag lezen. En toch worden ze door u gele-zen. Hoe het ook zij, ik heb niets van de Heilige Schrift in de volkstaal over-gezet en ik heb niemand aangespoord om dat te doen. Maar ik zet genoeg-

70. De Epistola de interdicto esu carnium (‘Brief over het verbod vlees teeten’) uit 1522, opgedragen aan Christoph von Utenheim.

71. Sommige radicale protestantse bewegingen wezen het afleggen vaneden af op grond van Mattheus 5:33-37. Het standpunt van Luther wasveel behoudender.

72. Zie brief 1579, noot 23.73. In de annotatie bij 1 Corinthiërs 7:39.74. Apologia de declamatione matrimonii, in eerste versie verschenen in

1518, in definitieve vorm in 1519, in de uitgave van de parafrase van debrieven aan de Corinthiërs (zie brief 916).

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 134

Page 135: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

135

zaam uiteen met welke terughoudendheid ik zou willen dat dit gebeurt, inhet aanhangsel dat ik heb laten voorafgaan aan de parafrase van Mattheus.Wat betreft uw mening dat de boerenopstand is voortgekomen uit dat soortboeken, liggen de feiten heel anders, waarde Béda. Die is deels ontstaan doortoedoen van sommige oproerige predikers, maar meer nog door toedoenvan enkele oproerkraaiers die voor het ontketenen van opstanden in de wieggelegd zijn. Er zijn ook nog andere zwaarwegende oorzaken, waarvan hetniet raadzaam is die aan een brief toe te vertrouwen.

Ik vraag mij verwonderd af waarom u melding maakt van het vertalen vanhet Hooglied of Ezechiël, terwijl ik zelf niets dergelijks heb geschreven,voor zover ik mij herinner. U bent evenwel bang dat de ijver van Berquin mijschade doet. Maar aangezien hij buiten mijn medeweten mijn werken heeftvertaald, vind ik het niet billijk dat u en uw collega’s, die de grootste terug-houdendheid behoren te betrachten bij het vellen van een oordeel, mij latenopdraaien voor het ongenoegen dat door een ander is opgewekt. Waaromwas het nu nodig mijn werken te beoordelen op grond van andermans ver -taling, terwijl de boeken waaruit hij zijn vertaling had gemaakt beschikbaarwaren? De vertaler heeft immers misschien iets van zichzelf toegevoegd, ommij daardoor medestander van zijn zaak te maken. Had hij maar, zoals hij deLof van het huwelijk heeft vertaald, ook de door mij uitgegeven tegengesteldebenadering vertaald, die het huwelijk ontraadt.75 Ik geloof niet dat er in dewerken over het Onze Vader en het credo ook maar één woord staat waaraanmen zich met reden kan storen. En had hij maar, zoals het hem beliefde hetHandboek van een christensoldaat te vertalen, ook besloten mijn verhandelingover de wilsvrijheid en mijn boekje over de wijze van bidden te vertalen.

Tweeëntwintig jaar geleden is het Handboek voor het eerst in Leuven uit-gegeven.76 In die tijd stond Adrianus daar hoog in aanzien, als leider van deuniversiteit aldaar. Hij heeft dat boek gelezen en er zijn goedkeuring aan ge-geven. En er is niemand opgestaan die ook maar iets op dat boek had aan temerken, behalve onlangs in Spanje. Toen sommigen het in Spaanse vertalingwilden uitbrengen, tekende een dominicaan, ik weet niet wie,77 bezwaaraan door er twee passages uit te lichten. In de ene leek ik het vagevuur te ont-kennen, in de andere zou ik hebben geschreven dat het monnikenbestaanniet gelijkstaat aan vroomheid. Op beide punten van kritiek heeft Luis Coronelop uiterst gedistingeerde wijze antwoord gegeven. Dat antwoord heb ik inbezit. Ik hoor dat bepaalde personen nogal wat klachten hebben geuit over

75. In De conscribendis epistolis wordt het Encomium matrimonii gevolgddoor een kort betoog dat de argumenten tegen het huwelijk weergeeft.

76. Zie brief 164.77. Wellicht Pedro de Vitoria.

Aan Noël Béda, 1525 1581

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 135

Page 136: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

136

het voorwoord dat is opgedragen aan abt Volz.78 Maar aangezien de Lof vanhet huwelijk niets anders is dan een oefening in de voordrachtskunst over eenactueel onderwerp, terwijl in de overige werken naar mijn mening zelfs geenwoord staat dat ook maar iemand kan storen, vraag ik mij verwonderd afwelke nu die dingen zijn waarover uw gewichtige vergadering, zoals u schrijft,zo verbijsterd was. Want u zegt: ‘Iedereen was verbijsterd’. U ziet, denk ik,wel in dat er een groot verschil bestaat tussen Lefèvre en mij. Hij neemt eenkrachtig standpunt in, ik stel slechts zaken ter discussie en laat steeds hetoordeel aan anderen over. Wat moet ik doen met al die verdachtmakingenvan al die mensen? Er bestaan zulke onvoorstelbare aantallen gewraakte ar-tikelen, slagordes van scholastische leerstellingen, valstrikken, belangenver-strengelingen, verdachtmakingen, sektarische groeperingen, voorkeuren,vijandschappen en dwaze hoofden, dat men het onmogelijk iedereen naar dezin kan maken. Tot nu toe heb ik een oprechte gezindheid getoond. Dit zouu zelf erkennen, als u hier was.

Als ik zo begerig zou zijn naar ijdele roem als sommigen veronderstellen,sterker nog, als ik geen hartgrondige afkeer zou hebben van klieken en ket-terijen, dan had ik door de aanhangers van Luther ofwel verlokt kunnenworden met al hun vleierijen, ofwel gevangen kunnen raken in hun valstrik-ken, ofwel geïntimideerd kunnen raken door al hun dreigementen en dol-zinnige geschriften. Of ik had door de haat, de laster, de afgunst en de nietminder dolzinnige geschriften van de tegenpartij in het kamp van de Luthe -ranen gedreven kunnen worden. En als ik mij bij hen zou hebben aangeslo-ten, zouden de zaken er nu zo voorstaan dat de kritiek van theologen er nietmeer toe zou doen. Ik weet dat u zult zeggen dat dit door mij met te veelgrootspraak is geformuleerd. Ik zou iets kunnen zeggen dat van nog meergrootspraak getuigt, en dat toch maar al te waar is. Maar ik heb geen spijt vanmijn keuze. Ik hoop dat God mij tot steun is om die tot het einde toe staan-de te houden. Als u meent dat deze keuze het verdient met onheuse beschim -pingen te worden bestookt door Cousturier en te worden aangevallen doorlieden zoals hij, dient u te weten wat u doet. U zult iets ondernemen dat voorveel geleerden, voor veel bisschoppen, voor vorsten en voor de paus even on-welkom is als het aangenaam is voor de Lutherpartij. Hoe gunstig dat vooruw orde is, zal de afloop duidelijk maken. Als u liever rekening houdt metwat elke theoloog betaamt in plaats van met de eisen van enkele kleingeestigelieden, dan beloof ik u een Erasmus die niets te wensen overlaat als het eromgaat een christelijk en vredelievend mens te zijn.

De passages die u mij vriendelijk aanried te herlezen, heb ik nog niet op-nieuw gelezen, maar ik zal dat spoedig doen. En als ik tijd heb, zal ik in ver-

78. Brief 858.

1581 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 136

Page 137: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan X, [1525] 1581a

137

volg op deze brief laten weten welk profijt ik daarvan heb gehad. Als u hetvoornemen heeft iets op schrift toe te sturen, doet u dat dan alleen via eenbuitengewoon betrouwbaar persoon, want onderweg wordt alles openge-maakt en zelfs overgeschreven. Uw brief vertoonde geen enkel spoor vanwas of van een zegel. Zelfs assistenten aan wie men brieven dicteert, ver-spreiden kopieën daarvan. Hiervoor moet u waken, aangezien deze kwestietussen ons in alle oprechtheid wordt besproken. Als u niet de beschikkingheeft over een betrouwbaar iemand, geef ik er de voorkeur aan op mijn kos-ten iemand te sturen die uw opmerkingen hierheen kan brengen. Als zich deloop van de huidige gebeurtenissen wijzigt, kom ik zelf naar u toe. Wantniets gaat mij meer ter harte dan dat mijn studies, aangezien ze niet onge-daan te maken zijn, zo gepolijst worden dat ze met voordeel voor het chris-telijk geloof gelezen kunnen worden. U zult mij niet kunnen beledigen metwelke vrijmoedige kritiek ook. Wij moeten er alleen voor oppassen dat hier-uit niet, eerder dan wij beiden willen, zoiets als een drama ontstaat door toe-doen van leerlingen en sympat hisanten van u, want zo is de aard van de men-sen nu eenmaal. U zult merken dat het mij nooit ontbreekt aan eerlijkheiden zelfbeheersing. Mensen als Cousturier zal ik niet verdragen. Het ga u zeergoed, zeer dierbare broeder in Christus.

Bazel, op Sacramentsdag in het jaar 1525Groet, als het u uitkomt, Gervasius.79 Met Baer gaat het heel goed, voor

zover het met iemand van ons heel goed kan gaan in deze omstandigheden.

1581a Aan X

[Bazel, voorjaar 1525]

Deze brief is alleen bekend uit een afschrift waarin de inleidende en af-sluitende alinea’s zijn weggelaten, zodat de datum en de geadresseerdeonbekend zijn. In de brief stelt Erasmus zich teweer tegen een tweede-lig strijdschrift, verschenen te Antwerpen op 21 maart 1525: Apologia ineum librum quem ab anno Erasmus Roterodamus de confessione edidit enLibellus quo taxatur Delectus ciborum sive Liber de carnium esu ante bienniumper Erasmum Roterodamum enixus (‘Verweerschrift tegen het boek overde biecht dat Erasmus van Rotterdam vorig jaar heeft uitgegeven’ en‘Hekelschrift tegen De keuze voor bepaald voedsel ofwel Boek over het etenvan vlees dat twee jaar geleden door Erasmus van Rotterdam ter wereldis gebracht’). Het strijdschrift was gericht tegen Erasmus’ Exomologesis

79. Wellicht Gervasius Wain.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 137

Page 138: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

138

1581a Aan X, [1525]

sive modus confitendi (zie brief 1426) en zijn Epistola de interdicto esu carni-um (‘Brief over het verbod vlees te eten’) uit 1522. Het strijdschrift ver-meldt als auteursnaam Godfried Ruys Taxander. Achter dit pseudo-niem gingen vier Leuvense dominicanen schuil: Vincentius Theoderici,Cornelis van Duiveland, Walter Ruys en Govaert Strijroy.

Iemand die er niet voor terugdeinst zulke aperte leugens1 te verkondigen,wiens ongelijk binnenkort aangetoond zal worden door mijn eigen studiesdie een heel ander geluid laten horen, wat zal die niet durven verzinnen? Hijkomt herhaaldelijk met nadruk terug op mijn verandering van kledij,2 en dataltijd met veel leugens. De eerste daarvan is dat Luther nooit zijn pij heeft af-gelegd, terwijl hij zelf in het boek dat hij aan zijn vader heeft opgedragen,bekent dat hij zijn staat van regulier geestelijke heeft opgegeven toen hij opPat mos was.3 De tweede is dat hij ieder die van kledij veranderd is een afval-lige noemt, terwijl bij de rechtzinnigen diegenen afvalligen heten die open-lijk afstand hebben genomen van hun christelijke geloof. Maar als men hetwoord ‘afvallige’ zo nodig wil verdraaien en op monniken wil toepassen, dankunnen beter degenen die sommen geld bij elkaar graaien afvalligen wordengenoemd en zij die naar de hoeren gaan en overspel plegen, die slaaf zijn vanhun slokdarm en hun maag, die bisschoppen denigrerend bejegenen, die men -sen die boven hen gesteld zijn niet alleen met woorden maar ook met vuis-ten en vergif te lijf gaan. Want het zijn deze lieden die hun geloften geweldaandoen. Het minst belangrijke van een monnik is wel zijn habijt. Terwijl bijdie lieden de zaken die ik noemde aan de orde van de dag zijn, gebruiken zijtelkens maar weer het woord ‘afvallige’, wanneer sprake is van het verande-ren van kledij of het verlaten van de woonplaats, alsof het bij hen niet de ge-woonste zaak van de wereld is dat men, na het afleggen van zijn habijt, tot dekrijgsdienst of tot wat dan ook zijn toevlucht neemt.

1. Manifesta mendacia (‘Aperte leugens’) is de titel van een verweerschriftvan Erasmus tegen het strijdschrift van ‘Taxander’, dat in handschrift be-waard is gebleven maar nooit door Erasmus werd gepubliceerd.

2. Dat wil zeggen: op het afleggen van zijn habijt.3. Luther was, evenals Erasmus, als jongeman ingetreden als regulier

kanunnik. In het voorwoord van De votis monasticis (1521), gericht aan zijnvader Hans, schrijft Luther dat hij deze staat opgeeft. Luther schreef Devotis monasticis tijdens zijn verblijf op de Wartburg bij Eisenach, waarnaarFrederik iii van Saksen hem voor zijn veiligheid had overgebracht naafloop van de rijksdag van Worms. Luther noemde de Wartburg dikwijlsPatmos, naar het Griekse eiland waar de apostel Johannes de openbaringover het einde der tijden ontving.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 138

Page 139: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan X, [1525] 1581a

139

Laten we verder eens aannemen dat kanunniken die volgens een regel le-ven monniken zijn,4 en laten we eens aannemen dat degene die van kledij isveranderd terecht een afvallige wordt genoemd, dan is dit nog altijd niet opmij van toepassing, omdat ik nooit monnik ben geweest. Want het is de vrij-willig afgelegde gelofte die iemand tot monnik maakt, niet die welke onderdwang tot stand gekomen is. Daarom heeft een gelofte die voor de jaren vande puberteit is afgelegd geen wezenlijke betekenis, omdat een wilsuiting dieoordelend vermogen mist even weinig waard is als een onvrije wilsuiting.

Om zich gemakkelijker af te maken van de verplichtingen die ze niet goedwaren nagekomen, stelden onze voogden5 zich tot taak ons6 ergens in eenklooster te stoppen. En misschien waren zij van oordeel dat zij God een bij-zonder welkom offer zouden brengen als zij twee mensen tot bekeerlingenhadden weten te maken. Dus kochten zij met deze overweging verzorgingen onderdak voor ons bij de zogeheten collatiebroeders.7 Bij hen wordt hetkarakter van kinderen namelijk gebroken en gaan de monniken er prat opdat zij op deze manier de kiemen van hun orde, die anders zou uitsterven, instand houden. Toen wij aanstalten maakten om bij hen weg te gaan, is erdruk op mij uitgeoefend om bij hen te blijven. Ik heb geantwoord dat ik opeen leeftijd waarop men zichzelf nog niet kent, geen enkel besluit wilde ne-men over de wijze waarop ik mijn leven zou willen inrichten. Zodra wij inonze vaderstad8 waren teruggekeerd, kochten onze voogden opnieuw bijmensen als die broeders verzorging voor ons. Al meer dan een jaar leed ik aande vierdaagse koorts. De oudste van de twee voogden — want de derde wasaan de pest overleden — nam het initiatief serieus uit te kijken naar een vastonderkomen. Toen ik dat in de gaten kreeg, informeerde ik bij mijn broerdie drie jaar ouder is dan ik, of hij het daarmee eens was en of hij het een goedidee vond om verstrikt te raken in een levenswijze waaruit wij, als wij er ge-noeg van zouden krijgen, niet meer zouden kunnen loskomen, terwijl vanonze erfenis nog zoveel resteerde dat wij daarvan nog enkele jaren op uni-versiteiten konden doorbrengen. Hij gaf duidelijk te kennen dat hij handel-de uit angst en dat hij helemaal met mijn plan akkoord ging, maar alleen opvoorwaarde dat ik bij onze voogden uit beider naam het woord zou voeren,want zelf durfde hij dat niet. ‘Dat zal ik doen,’ zei ik, ‘als jij mij dan maar niet

4. Reguliere kanunniken werden en worden onderscheiden vanmonniken, maar ‘Taxander’ maakt dit onderscheid niet en beschouwtErasmus en Luther als weggelopen, afvallige monniken.

5. De belangrijkste was Pieter Winckel.6. Erasmus en zijn broer Pieter.7. De Broeders van het Gemene Leven te ’s-Hertogenbosch.8. Gouda.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 139

Page 140: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

140

van mening verandert en mij in de kou laat staan.’ Hij bezwoer dat hij zijnme ning trouw zou blijven.

De voogden verschenen. Na een lange inleiding over de toewijding waar-mee hij met de grootste moeite voor ons beiden een uitstekende plek hadweten te bemachtigen, feliciteerde de oudste ons met zo’n groot voorrecht.Hoewel ik een jongen van ternauwernood zestien jaar was, antwoordde ikdat wij hem wel dankbaar waren voor zijn betrokkenheid en inzet, aange-zien hij zich zonder dat hij daartoe gedwongen was, zoveel moeite had ge-troost, maar dat het ons niet raadzaam leek ons te verstrikken in een derge-lijke wijze van leven, voordat wij onszelf beter hadden leren kennen en hetons duidelijker was geworden wat een leven in religieuze toewijding bete-kent. Verder, dat wij ons in de tussentijd gedurende enkele jaren zouden wil-len wijden aan achtenswaardige studies om daarna te bestemder tijd een be-slissing te nemen over onze levenswijze. Toen bleek die onderlegde en ver -standige man — althans daar ging hij voor door — wiens taak het was ons,als wij ons al te overhaast ergens aan zouden willen binden, een halt toe teroepen door ons met zijn zienswijze te confronteren, door mijn zo weinigkinderlijke antwoord beledigd. Hij werd meteen witheet en noemde mij eenlosbol zonder verstand. Hij dreigde dat hij ons aan ons lot zou overlaten endat we zelf maar moesten zien waarvan we zouden leven. ‘En,’ zei hij ‘ik zienu meteen af van de borgstelling voor het levensonderhoud dat jullie nu ge-nieten.’ Ik antwoordde dat ik de opzegging van zijn verplichting tot levens-onderhoud aanvaardde, maar dat ik mijn belangstelling voor hogere zakenniet verloren had en brandde van verlangen naar kennis, en dat wij later, alsde tijd daar zou zijn, een beslissing zouden nemen over de wijze waarop wijons leven zouden inrichten. Verontwaardigd ging hij weg alsof hij een pakrammel had gekregen. Daarna stookte hij de een na de ander op om ons ineen fuik te drijven, omdat we niet van plan waren in te stemmen.

Aangezien ik mij door verstandige afweging, niet door sentiment liet lei-den, kon ik niet van mening veranderen. Mijn broer, die altijd al voor mij eenkwade genius was geweest, gaf zich uiteindelijk gewonnen en werd het an-dere kamp in getrokken: hij liet zich, met achterlating van mij, de jongste, defuik in lokken. En voor hem is het wel goed geweest. Hij had een sterk li-chaam, was slim, handig in het omgaan met geld, een stevige drinker en eenlevensgenieter. Om kort te gaan, hij was met zijn neus in de boter gevallen.Ik echter was nog een kind, met een broze gezondheid, alleen en zonder le-venservaring, omdat ik altijd in scholen had geleefd, en ik werd het mikpuntvan dagelijkse dreigementen. En er waren nogal wat mensen die die dreige-menten vergezeld lieten gaan van vleiende woorden. Mijn broer die altijdvoor ons beiden de financiën had beheerd, nam alles mee wat er nog over was

1581a Aan X, [1525]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 140

Page 141: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

141

en betoonde zich ook in andere opzichten een grote dief. Uiteindelijk heb ikmij, zonder van mening veranderd te zijn, gewonnen gegeven en ben ik inhet klooster gegaan.9

Aanvankelijk was daar alles aangenaam en was men ons in alles ter wille,totdat de dag aanbrak om het ordekleed aan te trekken. Ik maakte ook nuweer mijn bezwaar daartegen kenbaar. Met nog heviger dreigementen wistmen mij nu ook weer klein te krijgen en mij werd alle hoop ontnomen dat ikin mijn eigen levensonderhoud zou kunnen voorzien als ik zou vertrekken.Ik heb het ordekleed aangetrokken, of eigenlijk werd het mij opgelegd. Ooktoen werd ik weer met vleiende woorden gepaaid. En toch begon ik lucht tekrijgen van de ellende van het kloosterleven. Het jaar van het afleggen van degelofte brak aan. Ik zag daar vreselijk tegenop. Zij brachten alle mogelijkewapens tegen mij in stelling, zowel van binnen als van buiten. De meeste in-druk van alles maakte op mij de schande, die zij wonderbaarlijk overdreven,voor het geval ik mijn ordekleed zou afleggen. Zij brachten mij het enorme ge -vaar onder ogen dat ik zou lopen van de kant van de in toorn ontstoken Au -gus tinus, als ik de kledij die hem zo heilig was zou afleggen. En er zou nietste verwachten zijn van welke vrienden dan ook, als ik iets dergelijks zou wa-gen. Was dit geen voorbeeld van dwang tegenover een jong mens, schuch tervan aard, onervaren, van elke vorm van steun verstoken en ook nog eensdoor zijn broer verraden? Al was dit dan geen angst die een standvastig manoverviel, het was zeker wel angst die een jongmens overviel, zijn standvastig -heid ten spijt. Zo is Erasmus kanunnik geworden. En die Judas, mijn broer,heeft daarna dikwijls zijn zonde opgebiecht dat hij mij in de fuik had gedre-ven. Maar voor mij kwam hij te laat tot dat inzicht.

Na het aanvaarden van dat juk begonnen mij de geheimen van dat levenduidelijk te worden. Hoewel ik geen enkele hoop had dat ik aan dat soort le-ven zou kunnen ontsnappen, maakte ik toch stilletjes en onder protest vande paters zoveel mogelijk tijd vrij voor studie. En ofschoon ik inwendig ditsoort leven nooit geaccepteerd had, liet ik toch alles maar over mij heen ko-men, anders zou ik een schandaal ontketenen dat in die tijd nauwelijks over-komelijk was. Dit bijgeloof had zich zo diep in de geesten van de mensen ge-nesteld dat een vrouw een miskraam kreeg toen zij een kanunnik, die prefectwas van een nonnenklooster, in de buurt zag rondwandelen in een linnenonderkleed, zonder zwarte mantel eroverheen. En een oudere man bekendemij in ernst dat hij bang was dat, als hij zou slapen zonder zijn linnen onder-kleed aan, de duivel hem levend en wel mee zou slepen naar de hel.

Intussen kreeg ik, omdat de gelegenheid zich voordeed en ik die niethoefde te zoeken, de uitnodiging naar Brabant te komen en vandaar naar de

9. Het klooster Stein bij Gouda.

Aan X, [1525] 1581a

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 141

Page 142: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

142

bisschop van Kamerijk.10 In deze aangelegenheid deed ik niets zonder toe-stemming van mijn superieuren. Ik ben naar Parijs vertrokken en ik wissel-de, vanuit een zeker religieus ontzag, niet van kledij totdat ik in Italië daar-toe genoodzaakt werd, omdat ik tot twee keer toe vanwege mijn habijt inlevensgevaar was.11 In eerste instantie heb ik die bedekt, niet afgelegd. Algauw kreeg ik van de paus12 toestemming de vrijheid te nemen die wel ofniet te dragen.13 In Engeland teruggekeerd heb ik die weer aangetrokken,maar vrienden dwongen me andere kleren te dragen. Omdat het uiteindelijkde wil van God leek te zijn dat ik het ordekleed aflegde en omdat het telkenswisselen een te groot ongemak opleverde, ben ik priesterkleding blijvendragen. De rest heb ik voldoende uitgelegd in een aan Servaas gerichtebrief,14 die enkele lieden openbaar gemaakt hebben nadat ze die bij hem ge-stolen hadden, terwijl die alleen aan hem geschreven was. Ik heb dat boven-dien gedaan in het eerste boek waarmee ik reageer op de aantijgingen vanLee.15

In de eerste plaats geldt dus dat ik, als ik in een voorkomend geval zonderpauselijke toestemming van kledij veranderd zou zijn, nog geen afvalligezou zijn, aangezien ik nooit ja heb gezegd tegen deze wijze van leven. En alsik wel van harte daarmee had ingestemd en weldra om bepaalde redenentoch mijn levenswijze had veranderd, dan nog zou ik geen afvallige zijn. Ofhet moet bijgeval zo zijn dat de paus, die velen van deze slaafse verplichtingvrijstelt, iets doet waartoe hij de macht niet heeft. In de tweede plaats, wan-neer hij16 beweert dat ik alle monniken oproep hun orderegel te laten voorwat die is, zal ik ruiterlijk toegeven dat hij gelijk heeft, als hij mij ook maaréén monnik kan aanwijzen die door mijn toedoen zijn levenswijze heeft ver-anderd. Ik kan er heel wat aanwijzen die ik, terwijl ze in tweestrijd waren,heb weten over te halen daar niet toe over te gaan. Met velen heb ik wel tedoen. Maar zoals de zaken er nu voorstaan, zie ik niet minder ellende in hetverschiet als zij hun orderegel de rug toekeren.

Gegeven dat deze dingen zo zijn zoals ik ze in mijn brief naar voren hebgebracht, met welk oogmerk doen die lieden zo hun best ervoor te zorgendat iedereen weet wat bij velen al overbekend is? Willen zij soms meer men-

10. Hendrik van Bergen.11. Erasmus werd, naar eigen zeggen, vanwege zijn habijt aangezien

voor een arts die pestlijders behandelde.12. Julius ii.13. Zie brief 296 met noot 13.14. Brief 296, aan Servaas Rogier.15. Apologia qua respondet invectivis Lei; zie brief 1058.16. ‘Taxander’.

1581a Aan X, [1525]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 142

Page 143: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

143

sen ertoe brengen in onbezonnenheid te doen wat ik met goed recht en doornood gedwongen heb gedaan? Iets anders kan ik als resultaat hiervan nietontdekken. Ik heb nooit enige levenswijze veroordeeld, maar niet iedereenvoelt zich bij elke levenswijze wel. Dit soort van leven, waarin ik onderdwang terechtgekomen was, of men het nu uit fysiek of geestelijk oogpuntbekijkt, beviel mij in elk geval allerminst. Laat iemand die dat wil, maar den-ken dat ik als jongeling op alle mogelijke manieren op mijn vrijheid uit was,omdat ik mij nooit van harte heb kunnen vinden in slaafse dienstbaarheid.Maar van wat voor beschaving getuigt het dit in geschriften te publiceren?Tenzij zij misschien al gauw geneigd zijn goed te keuren dat iemand zakenwereldkundig maakt die men bij henzelf dagelijks aantreft. Zo halen zij zichin hun hoofd dat het wel prettig is de biecht binnen de eigen kring te hou-den, alsof ze niets aan een priester te biechten zouden hebben. Bleven deschanddaden van dit soort lieden tenminste maar voor de wereld verborgen!

Van evenveel verstand getuigt het wanneer hij zegt dat hoop op verzoe-ning met Christus onmogelijk is, als niemand meer in celibaat leeft. Alsofalle ongehuwden ingetogen zouden zijn, of gehuwden God niet met hun ge-beden zouden kunnen verzoenen, of nonnen en monniken geen bemidde-laar nodig zouden hebben in hun contact met God. Hij schildert mij af als ie-mand die onbeheerst van geest is, terwijl ik nooit iemand aangevallen heb,tenzij ik op niets ontziende wijze werd uitgedaagd. Hij schildert mij af alsiemand die belust is op wraak, terwijl ik heel wat lieden die mij heftig atta-queerden, niet eens antwoord heb gegeven.

Hij twijfelt aan mijn kuisheid,17 alsof ik mij ooit daarop beroemd heb, ofalsof bij hen alles kuis en zuiver is. En mij is ook niet duidelijk waar zijn ge-leuter over een beul en een gevangenis op slaat.18 Ik denk dat hij, als hij hetover een gevangenis heeft, het klooster bedoelt. Mensen die zulke idiote ge-schriften publiceren, verdienen grendels, voetboeien en gevangenissen, nietdegenen die zich met ieders instemming aftobben voor het algemeen nut.

Maar genoeg van dit soort beuzelarij.

17. Een verwijzing naar deze insinuatie van ‘Taxander’: ‘Over zijn kuis-heid zal ik niets zeggen, aangezien iedereen als een deugdzaam mensmoet worden beschouwd zolang niets bekend is wat op het tegendeelwijst.’

18. ‘Taxander’ had geschreven: ‘Welke beul heeft Erasmus geblind-doekt? Laat hem terugkeren naar de gevangenis waar hij vandaan komt.’

Aan X, [1525] 1581a

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 143

Page 144: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

144

1582 Aan de theologen van Leuven, 1525

1582 Aan de theologen van Leuven

Bazel, 1 juli 1525

Erasmus van Rotterdam aan de theologen van Leuven, gegroet

Eindelijk is het boek van Vincentius uitgekomen.1 De vicaris-generaal2 stondniet toe dat het gepubliceerd werd toen het al eerder op verschijnen stond.De verzonnen naam3 op het titelblad mag niets baten. Niemand anders hadzo’n onsmakelijk en dom boek kunnen schrijven dan Vincentius. Hij heeft,naar men zegt, ruim gebruik gemaakt van de hulp van een of andere uitEngeland gevluchte dominicaan.4 Ik heb dat boek werkelijk niet zonder la-chen kunnen lezen, ook al haalt het onbehouwen tegen mij uit. Ik heb ertrouwens alleen maar hier en daar stukken uit gelezen. Onsterfelijke God,hoe veel aperte leugens staan er in! ‘Ik veroordeel de verering van heiligen’,terwijl ik in twee gepubliceerde boeken de verering en aanroeping van heili-gen tegen de leerstellingen van Luther verdedig.5 ‘Ik wil dat men alleenLuther vereert’, terwijl ik slaags met hem ben geraakt en oorlog met hemvoer. ‘Ik probeer op allerlei manieren de biecht te ondermijnen’, terwijl ikeen boek over de juiste wijze van biechten heb uitgegeven.6 ‘Ik wijs openlijkde biecht af ’ in de Colloquia, terwijl ik daar twee vormen van biecht verdedig,de ene gericht tot God, de andere die plaatsvindt bij een priester, die ik bei-de goedkeur. ‘Ik ben de leidsman van Luther, wijs het celibaat af, wil dat menvanuit het huwelijksbed opstaat om de eredienst te leiden’ — zo spreekt dehansworst.

In dat hele boek klopt nu werkelijk niets! Je zou kunnen zeggen dat hetgeschreven is in koortsige vervoering met gevoel voor verzorgde stijl, wanthij citeert ook dichters. Maar wat voor taalvervuiling komt daarbij kijken!Hoe onbeheerst is daarbij de haat, hoe duidelijk de afgunst! Het zou nog teverdragen zijn wanneer dat soort lieden alleen zichzelf zou blootstellen aan

1. Het boek van ‘Taxander’ (zie de vorige brief), waarin Erasmus dehand van Vincentius Theoderici herkende, maar waaraan ook nog drieandere Leuvense dominicanen hadden bijgedragen.

2. Waarschijnlijk Johannes Faber.3. Godfried Ruys Taxander.4. Het is niet duidelijk aan wie Erasmus dacht. Het boek van

‘Taxander’ is opgedragen aan Edward Lee, maar dat was geen domini-caan.

5. Met name in Modus orandi Deum; zie brief 1502.6. Exomologesis; zie brief 1426.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 144

Page 145: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan de theologen van Leuven, 1525 1582

145

ieders haat en spot. Nu wordt de hele orde te schande gemaakt door dedwaas heid van enkelen. Want een goed deel van de kwalijke gevolgen, als umij toestaat de waarheid te zeggen, komt weer bij u terecht. Enige tijd gele-den kneep u een oogje toe bij het geroep en geschreeuw van de dominica-nen. Nu duldt u openlijk een karmeliet7 die zijn verstand kwijt is. En onge-twijfeld gaat dit boek bij u van hand tot hand, aangezien op de titelpagina denaam van een theoloog wordt vermeld en Leuven wordt genoemd. WantVincentius wilde dat het boek hem toch nog enige roem zou brengen, ge-zien het feit dat daarin zo vaak lof wordt toegezwaaid aan de uitmuntendetheoloog Vincentius van Haarlem, alsmede aan Jacobus Latomus. Mooi tochdat die Leuvense theologen worden gekoppeld, zodat men zou kunnen den-ken dat Vincentius op gelijke hoogte staat met Latomus. Dit is een mier ver-gelijken met een kameel, zoals men zegt.8

De wereld telt nog steeds vele geleerden en verstandige mannen. Hun on-uitgesproken oordelen moet men niet van geringe waarde achten. Watmeent u dat zij denken wanneer zij zulke boeken lezen? Dergelijke charla-tans maken dat tegenwoordig wijd en zijd kloosters verloren gaan en uni-versiteiten bezwijken. De wereld was niet bij machte zulke monsters noglanger te verdragen. En wat door enkele onverlaten wordt uitgehaald, heeftzijn weerslag op allen, weliswaar helemaal ten onrechte, maar zo gaat dat bijde mensen: zij verdenken u ervan dat u sympathiseert met de daden van de-genen wier buitensporigheden u niet bedwingt, terwijl dat wel binnen uwvermogen ligt. Paus Adrianus legde het zwijgen op aan Baechem met zijndom me geschreeuw,9 maar u doet alsof er niets aan de hand is. Aleandro leg-de, toen ik in Leuven was, op mijn aandrang de Fries Laurens10 het zwijgenop, maar u sloeg daar geen acht op. Het college van kardinalen en drie pau-sen hebben de lasteraar Zúñiga het zwijgen opgelegd.11 Toch trekt die des-kundiger en meer ingehouden van leer dan Baechem of Vincentius of dieFries. Ik weet niet hoe veilig u bent, maar ik ben heel bang dat het noodweerwaarvan wij hier te lijden hebben, ooit naar u wegtrekt. Wat nu is stompzin-niger of dwazer dan het boek van de theoloog Pierre Cousturier?12 Ik weetniet of het u niet bevalt. In elk geval beviel het de paters van zijn orde niet,niet omdat zij bezorgd zijn om Erasmus, maar omdat zij inzien hoeveel schande

7. Nicolaas Baechem.8. Adagia 447.9.Zie brief 1359.

10. Laurens Laurensen. In 1520 verbood Aleandro hem Erasmus vanketterij te betichten in zijn preken; zie brief 1342.

11. Zie brieven 1410, noot 1 en brief 1443b.12. Zie brief 1571, noot 7.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 145

Page 146: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

146

en gevaar hun boven het hoofd hangt als gevolg van de verdwazing van éénman.

Misschien zijn er onder u die menen dat ik niet in staat ben te kwetsen,zelfs als ik zou willen. Maar u zou er heel anders over denken als ik beschik-te over een net zo verdorven geest als zij blijkbaar hebben. Ik bereid mij seri-eus voor op mijn laatste dag en ik zal mij geen moment willens en wetens be-zondigen aan iets dat mijn geweten zou bezwaren, wanneer ik van dezewereld vertrek. Uw instituut gaat gebukt onder de aanwezigheid van een aan -tal ondeskundige en domme lieden. Een Vincentius trekt een Vincentiusaan, een karmeliet een karmeliet. Ik vrees dat u van degenen met wier gezel-schap u zo ingenomen bent, ook de oogst te duchten heeft. Ik zou wensendat uw universiteit volop bloeide door toedoen van geleerde en goede man-nen en in iedere soort wetenschap. Maar wat wij nu zien is dat overal kloos-ters worden verwoest, de studie van de theologie volledig teloorgaat enuniversi teiten ten onder gaan. En van dag tot dag gaat het kwaad zijn nood-lottige gang.

Als nu in mijn geschriften iets te ontdekken zou zijn dat te ondoordachtuit de pen is gevloeid, hoeveel hoffelijker en verstandiger zou het dan zijnmij persoonlijk daarop te wijzen door een brief te schrijven, of er geen achtop te slaan, omdat u heel goed weet hoeveel haat en gevaar ik te verdurenheb, en om te voorkomen dat ik mij bij een of andere sekte aansluit! Maar ie-mand die van de ene kant zo bestookt wordt, ook nog eens van de anderekant met stenen aan te vallen, wat is dat anders dan hem tot ketterij drijven?Toch zal niemand in zijn boosaardigheid mij zo ver krijgen. Ik heb het voor-woord van Latomus, dat hij heeft toegevoegd aan het boek dat hij tegenLuther schreef,13 gelaten voor wat het was. Het was mij al heel lang duidelijkwat hij tegen mij inbracht tijdens diners en voordrachten. Ik heb er geenacht op geslagen. Nu heeft hij opnieuw geschriften gepubliceerd,14 waarinhij met kunst- en vliegwerk probeert ook mijn verhandelingen als ketters tebestempelen, en op listige wijze mijn nieuwe werken verbindt met lutherseopvattingen. Ik heb van die geschriften slechts globaal kennis genomen, wantze zijn mij kort geleden bezorgd. Ik vraag mij af waartoe die verbetenheiddient om iemand zwart te maken. Als ik niet genoeg had van dergelijke dis-puten, zou hij zien dat het mij aan antwoorden niet ontbreekt. Er zijn men-sen die uit alle macht proberen de oude talen en de schone letteren in de ver-drukking te brengen. Maar de feiten zelf zullen hun leren dat tegelijk met deschone letteren ook die wetenschappen bezwijken, waarvan zij zo graag wil-

13. Articulorum doctrinae fratris Martini Lutheri per theologos Lovaniensesdamnatorum ratio (Antwerpen, 1521).

14. Zie brief 1571, noot 7.

1582 Aan de theologen van Leuven, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 146

Page 147: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

147

len dat die exclusief van belang worden geacht. Hoeveel verstandiger zou hetzijn de humaniora vriendelijk tot uw woonstee toe te laten! Zij zouden uwhuisraad sieren, geloof mij, en zij zouden u de sympathie van vele vorsten be -zorgen.

Ik hoor dat mijn Confessie bij sommigen niet in de smaak valt. Maar het-zelfde werk mishaagde de leerlingen van Oecolampadius nog meer.15 Enke -le geleerden, zelfs uit Engeland, hebben mij er nog voor bedankt,16 omdat ikde biecht, die al aan het wankelen was, in ere heb hersteld. Maar ik verkondigniet dat die door Christus is ingesteld. Ik zal dit doen wanneer ik daarvan tenvolle overtuigd ben. Koning Hendrik van Engeland doet dit wel,17 met re-delijke argumenten, die ik tot nu toe volg als een aannemelijke opvatting.Wat voor verwarring en onrust zou ik ontketend hebben, als ik deze en an-dere opvattingen zonder meer zou hebben verkondigd, en niet met argu-menten zou hebben gestaafd! Ook al zou het leveren van bewijs tot mijn mo-gelijkheden hebben behoord, het zou een langdurige aangelegenheid zijngeweest en ik was toen ook al aan een ander werk begonnen. Ik heb datgeneter hand genomen waarvan ik verwachtte dat het tot een goed einde te bren-gen was. En u ziet op welke plaats ik die dingen geschreven heb, woonachtigals ik was tussen Zürich en Straatsburg, in een stad waar Oecolampadius inhet openbaar de leer verkondigt dat de biecht niet noodzakelijk is, en waarsommigen verzekeren dat die verderfelijk is.

Als deze leerstellingen zo zeker zijn dat men ze moet belijden tot aan hetmartelaarschap toe, waarom komt dan niemand van uw mensen hierheenom met kracht te onderwijzen wat hij denkt? Als u op de hoogte zou zijn vande situatie in deze streken, dan zou u erkennen dat ik, gegeven de huidigeomstandigheden, tamelijk moedig heb geschreven. Had ik er maar evenveelsucces mee gehad! Over mijn wetenschappelijke kwaliteit mag u denken watu wilt. Ik heb voldoende duidelijk gemaakt dat ik vredelievend ben. Gematig -de mensen hebben mijn sympathie. Degenen die met hand en tand hun ge-lijk verdedigen, zullen waarschijnlijk het touwtje laten knappen doordat zeer te hard aan trekken.18 Mij zijn deze onrust en verwarring nooit aange-

15. Conservatieve katholieken namen Erasmus kwalijk dat hij in deExomologesis toegaf dat de biecht niet door Christus was ingesteld.Radicale protestanten namen Erasmus kwalijk dat hij de biechtpraktijkniettemin verdedigde.

16. Brieven aan Erasmus van Engelse geleerden over dit onderwerp zijnniet bewaard gebleven.

17. In zijn Assertio septem sacramentorum adversus Martinum Lutherum(Londen, 1521).

18. Adagia 467.

Aan de theologen van Leuven, 1525 1582

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 147

Page 148: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

148

1583 Aan Erasmus Schets, 1525

naam geweest, en steeds heb ik verzoenende adviezen verstrekt. Maar wat tedoen met dolzinnige schijnmonniken? Er is geen enkele kwalijke daad of zedurven die aan. Zij hebben zich buiten alle deugdelijke wetten geplaatst. Zezijn landlopers, en nergens houden zij halt. Men kan hen onmogelijk nogver dragen maar ook niet met bescheiden middelen weer in het gareel krij-gen. Zo ver zijn zij met hun provocaties gekomen.

En daarom doe ik uitdrukkelijk een beroep op uw wijsheid, hoogeer-waarde deken,19 en op u, Van Vianen, Rosemondt, Driedo en anderen wieronpartijdigheid voor mij zonneklaar is, dat u zorg draagt voor de rust van dewetenschappen, zorg draagt voor uw goede naam, en op enig moment eeneinde maakt aan dat opruiende geroep en geschreeuw. In mij zult u iemandvinden die naarstig streeft naar christelijke eendracht en oprecht geloof.Het ga u goed, geachte heren en leraren.

Bazel, 1 juli in het jaar 1525

1583 Aan Erasmus Schets

Bazel, 2 juli 1525

Hartelijk gegroet. Als u in Spanje profijt hebt gehad van mijn naam, zou ikwen sen dat ik op mijn beurt in Engeland profijt heb van de uwe. Van deaarts bisschop van Canterbury1 ontvang ik een jaarlijkse toelage, maar nietzonder aanzienlijk verlies, deels vanwege de wisselkoers, deels vanwege deprovisie van de bankiers. Ik twijfel er niet aan dat u in Engeland zakelijkecon tacten heeft. Als u dan ook door bemiddeling van uw relaties kunt be -werk stelligen dat die toelage mij met minder verlies bereikt, zou mij datzeer welkom zijn.

De huidige uiterst onzekere tijdsomstandigheden laten niet toe dat ikeen vast besluit neem over mijn terugkeer. Ik verzoek u door middel van deeerstvolgende koerier op deze brief te antwoorden. Het ga u, uw allervrien-delijkste echtgenote2 en uw overige gezinsleden goed.

Bazel, 2 juli in het jaar 1525Erasmus van Rotterdam, oprecht de uweAan de achtenswaardige heer Erasmus Schets, koopman. Te Antwerpen

19. Nicolas Coppin.1. William Warham.2. Ida van Rechtergem.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 148

Page 149: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Adriaan van Baerland, 1525 1584

149

1584 Aan Adriaan van Baerland

Bazel, 2 juli 1525

Erasmus van Rotterdam aan Adriaan van Baerland, gegroet

Met diepe droefheid zou ik kunnen verdragen dat Van Dorp aan de weten-schappen is ontrukt,1 als hij door mijn verdriet hierheen teruggeroepen konworden. Wij zijn het die ons nu naar hem op weg spoeden, naar ons zal hijnooit terugkeren. Hij is gestorven terwijl hij van alle goede dingen rijkelijkvoorzien was, en volgens de gangbare opvatting kunnen wij het beste ster-ven wanneer het leven ons toelacht. Als hij was blijven leven, was hij eengroot man geworden. Maar nu is hij, naar ik verwacht, op een gelukkigerwijze groot bij Christus. Bijna als enige droeg hij de humaniora een warmhart toe. Bepaalde personen proberen die met verbazingwekkende ijver inde verdrukking te brengen, terwijl ze tegelijkertijd naar mijn mening onvol-doende de belangen in het oog houden van hun eigen studies, de enige die zijgraag zien floreren. Want zoals de feiten zullen uitwijzen, zullen ook de stu-dies waarom zij zich meer met ijver dan met verstand bekommeren, na ver-dwijning van de beschaafde letterkunde bezwijken. We zouden meer voor-uitgang boeken als de voorlieden van de oude studies de schone letterenhartelijk zouden opnemen in hun gastvrij onderkomen, als bannelingen diena hun terugkeer hun vroegere plaats weer innemen. Als gastvrienden zou-den zij iets goeds kunnen brengen; wat van hen als vijanden te verwachtenvalt, weet ik niet. En de schone letteren zouden zich op hun beurt op gepas-te wijze kunnen voegen in het gezelschap van de wetenschappen die al eerdereen vaste plaats in de universiteiten hebben verworven. Nu maakt de boos -aardig heid van enkelen dat het eigen voordeel voor beide partijen verlorengaat.

Overal in Duitsland zijn tegelijk met de schone letteren bijna alle studiesbe zweken. Het gezag van theologen is nihil. Monniken en priesters staanbloot aan openlijke haat. Want de kwaden maken dat het ook de goeden slechtvergaat. Ik zie dat de menselijke beschaving de kant opgaat van een soortTurkse barbarij. Misschien zijn er vorsten voor wie deze toestand niet onwel -kom zou zijn. Er speelt zich hier onder de boeren een bloedig drama af.2 Ikweet niet welke ramp nog in het verschiet ligt.

Adriaan van der Beken, uw toegenegen vriend, heeft mij deze brief afge-dwongen. Van hem zult u alles vernemen wat zich in Duitsland afspeelt. Het

1. Maarten van Dorp was overleden op 31 mei 1525.2. Zie brief 1574, noot 2.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 149

Page 150: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

150

1585 Aan Maximilianus Transsilvanus, 1525

ga u goed, zeer dierbare Van Baerland. Doe de groeten aan Jan Becker, als hijdaarginds is.

Bazel, 2 juli in het jaar 1525

1585 Aan Maximilianus Transsilvanus

Bazel, 2 juli 1525

Erasmus van Rotterdam aan Maximilianus Transsilvanus, gegroet

Onlangs heb ik antwoord1 gegeven op twee brieven van u, zeer edele heer,die echter hetzelfde onderwerp hadden en tegelijk door dezelfde persoonbezorgd waren. Hoezeer ik uw gezindheid jegens mij koester en hoe geluk-kig ik mij voel door de toenadering van zo’n oprechte vriend, is nauwelijksonder woorden te brengen. U zegt niet te zullen toestaan dat u in vriend-schap wordt overwonnen. Maar als er dan geen enkele hoop voor mij is op deoverwinning, zal ik er zeker voor zorgen dat u niet de indruk hebt een over-winning behaald te hebben op iemand die geen weerwerk heeft geleverd.Maar hierover een andere keer.

Ik vermoed dat hetgeen u schrijft, namelijk dat de Raad in uw toevalligeaanwezigheid mijn zaak heeft behandeld,2 achterhaald is. Want kort gele-den heb ik van de doorluchtige vrouwe3 een brief ontvangen, die ging overwat naar uw zeggen daar besloten is. De keizer had vanuit Spanje aan zijntante geschreven dat mij een buitengewone toelage moest worden uitbe-taald.4 Dat advies had Ruffault, thesaurier van de keizer, gegeven, waarbijhij te kennen gaf dat hij bereid was het geld te betalen als vrouwe Mar ga -retha daartoe opdracht zou geven. Op 1 september zijn achthonderd gou-den florijnen verschuldigd, het bedrag voor vier jaren. Ik weet niet wat voorgoeds ik van een trage oplossing heb te verwachten, tenzij men bijgeval opde Elysische velden geld nodig heeft. Want dit nietige lichaam, waarop al zovaak is ingebeukt door de stormram van de nierziekte, vermagert en droogtdagelijks verder uit. Daarom denk ik dat het niet lang meer duurt of ik legmijn oude huid af en word een nieuwe cicade.

1. Brief 1553.2. De zaak betrof de doorbetaling van het jaargeld dat Karel v aan

Erasmus had toegekend. De Raad is wellicht de Grote Raad vanMechelen.

3. Margaretha van Oostenrijk. Haar brief is niet bewaard gebleven.4. Brief 1380.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 150

Page 151: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Maximilianus Transsilvanus, 1525 1585

151

Het enige wat mij weerhield mij naar jou te spoeden, was dat de haardennog niet waren gedoofd en dat er vis wordt gegeten. Want dan had ik in devastentijd moeten gaan, en zelfs bij de geur van vis loopt mijn gezondheidgevaar. Ik heb wel een onthe√ngsbrief van de paus,5 maar in herbergen wilik liever geen aanstoot geven. Juist toen ik na Pasen aanstalten voor de reismaakte, brak plotseling het noodlottige oproer van de boeren uit. Dat maaktdat ik hier vastzit tussen Scylla en Charybdis, zoals de uitdrukking luidt.6

Hoe veilig dat is weet ik niet. Het bestuur van deze stad heeft zich in deze kwes -tie zeer verstandig opgesteld, vooral de burgemeester die mijn naaste buuris.7 Ik zou niet gevrijwaard zijn geweest van het gevaar van bepaalde aanhan -gers van Luther, als ik niet op goede voet zou staan met het merendeel vanhet bestuur en niet goed met de bisschop8 zou kunnen opschieten. Er zal inBazel een bijeenkomst van enkele vorsten en boeren plaatsvinden.9 Daar wordtbesproken of dit bloedige oproer met redelijke maatregelen bij te leggen is.

Nu alles zo onzeker is kan ik geen enkel definitief besluit nemen. Ik hadLieven,10 mijn voormalige bediende, een pak brieven meegegeven die kardi-nalen, koningen en prinsen aan mij gericht hadden, want Cranevelt dachtdat mij dat als bescherming zou dienen tegen valse aanklagers. Boeren opwie de bediende stuitte, hebben hem de brieven afgenomen. De route doorFrankrijk zou kostbaar zijn en geheel te paard moeten plaatsvinden, terwijlik juist ben opgehouden met paardrijden, hoewel paardrijden tot nu toevoor mij steeds als middel heeft gediend tegen alle soorten van ziekten.

Over de goede gezindheid jegens mij van de bisschop van Palermo11 hebik geen enkele twijfel. Was hij echter maar net zo’n weldoener als hij eenmooiprater is! Ook over de gezindheid van De la Marck heb ik niet veel twij-fel, behalve dat ik weet dat hij tijdens de rijksdag van Worms enkele onmis-kenbaar tegen mij gerichte vijandige dingen heeft gezegd. U raadt gemakke-lijk op aanraden van welke lieden hij dit heeft gedaan.12 Die kennen mensenuit zijn kring,13 met wie zij de nauwste betrekkingen onderhouden. Voortsheeft een theoloog die het in Leuven voor het zeggen heeft,14 in het bijzijn

5. Zie brief 1542.6. Adagia 404.7. Heinrich Meltinger of Adelberg Meyer.8. Christoph von Utenheim.9. Dit gebeurde van 4 tot 14 juli 1525.

10. Lieven Algoet.11. Jean de Carondelet.12. Erasmus doelt op Girolamo Aleandro in het bijzonder.13. Met name Giambattista Aleandro.14. Nicolas Coppin.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 151

Page 152: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

152

van Van Dorp enkele uitlatingen gedaan waarmee hij duidelijk maakte datDe la Marck weinig sympathiek over mij denkt, al zegt men dat hij er de mannaar is om af en toe, afhankelijk van de gelegenheid, zaken uit zijn duim tezuigen. Met de graaf van Hoogstraten15 had ik niet veel contact. Hij schijntwel degelijk een vriendelijk en redelijk man te zijn. Toch hebben mij ook vanhem bepaalde uitlatingen bereikt die weinig complimenteus zijn. Ik weetwel dat men niet zomaar alle verhalen moet geloven, maar de dingen die ikhiervoor heb opgesomd weet ik zeker. Daarbij ben ik mij ervan bewust datde meningen van mensen zich met het uur wijzigen. En ik zou geen twijfelhebben over de steun van het hof als mijn gezondheid en mijn leeftijd zou-den toelaten dat ik het hof in enig opzicht van dienst zou kunnen zijn. Nu isdit nietige lichaam zo broos dat het al bij het geringste gevaar in korte tijdzal bezwijken, als ik mij niet vergis.

Zonder geld valt niet te leven. Toch baart de verdorvenheid van sommigetheologen en monniken mij meer zorgen dan mijn geldzaken. U schrijft datzij eenvoudig in toom gehouden kunnen worden. Maar paus Adrianus, dieeen o√ciële brief heeft gestuurd om de karmeliet16 tot zwijgen te brengen,is dit niet gelukt. Hij hield met moeite zijn mond, maar na de dood vanAdrianus compenseerde hij zijn stilzwijgen in ruime mate, en met de dagslaat hij meer wartaal uit. Onlangs heeft Vincentius, een halfbakken domini-caanse theoloog, onder de naam Taxander een boek uitgebracht te Antwer -pen, met hulp van een of andere vluchteling uit Engeland17 — een boek datzo van kennis gespeend, smakeloos, leugenachtig, onbeschaamd en onzin-nig is, dat het door niemand anders dan door die Coroebus geschreven konworden. Hij heeft enige jaren geleden al geprobeerd het uit te geven, maarhet werd hem door zijn vicaris-generaal18 verboden. Er is geen enkel onder-legd persoon in Leuven of hij weet dat het zijn geesteskind is.

Wanneer bij u uiterst domme mensen ongestraft dit soort dingen wagen,wat heeft dan die steun van het hof, die u mij belooft, te betekenen? De door-luchtige prins Ferdinand schreef zijn tante19 dat zij ervoor moest zorgen datmij de toelage zou worden uitbetaald, en voorts dat zij de karmeliet en soort -gelijke schreeuwers het zwijgen moest opleggen. Aan wat hij schreef be-steedde hij voldoende zorg. De brief is afgegeven bij de aartsbisschop vanPa ler mo. Of die door hem met goede bedoelingen is achtergehouden weet

15. Antoine de Lalaing.16. Nicolaas Baechem.17. Zie brief 1582, noot 4. Voor het boek van ‘Taxander’, zie brieven

1581a en 1582.18. Johannes Faber.19. Margaretha van Oostenrijk.

1585 Aan Maximilianus Transsilvanus, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 152

Page 153: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

153

ik niet. Maarten van Dorp is overleden, die als enige de ware wetenschappenoprecht een warm hart toedroeg. In mindere mate dan de anderen verfoeidehij alles wat op enigerlei wijze verwantschap vertoont met de leerstellingenvan Luther — waardoor zijn steun niet veel gewicht in de schaal legde — enaan schijnmonniken hechtte hij niet zoveel waarde. Ook Latomus heeft drieboekjes gepubliceerd,20 die ik slechts even heb bekeken, waarin hij slinks enlistig de spot met mij drijft. Ik kan gemakkelijk raden wat daarvan de bedoe-lingen zijn. In Parijs is een werk verschenen van ene Pierre Cousturier,21 eentheoloog van de Sorbonne en een kartuizer monnik. Nog nooit heb ik ietsdwazers gelezen dan dat. In Rome hebben de pausen Zúñiga het zwijgenop ge legd.22 En het zijn die mensen die voor mij dat soort drama’s veroorza-ken omdat ze alles en iedereen minachten.

Ik wenste dat alle monniken zo waren dat zij de sympathie van alle deugd -zame mensen zouden verdienen. Wegens enkele onuitstaanbare lieden wor-den tegenwoordig de meesten, ook de goeden, voorwerp van openlijke haat.Hier worden overal kloosters geplunderd en in brand gestoken, monnikenworden uiteengedreven, nonnen worden verkracht, tussen goeden en kwa-den wordt geen enkel onderscheid gemaakt. De steden die wat gematigderzijn, hebben de kloosters onder hun hoede genomen op de volgende voor-waarden: dat zij het stadsbestuur gehoorzamen, dat zij niemand onderhou-den als die niet ook ter plekke zijn geloften heeft afgelegd, dat zij geen novi-cen aannemen zonder medeweten van het stadsbestuur, dat zij niemandtegenhouden die met opgaaf van redenen wil vertrekken, dat zij niet in bezithouden wat is ingebracht door degenen die vertrekken, dat zij zich niet inla-ten met parochies of nonnenkloosters. Zwerfmonniken die de gewoontehebben met vervalste aanbevelingsbrieven van hun oversten door alle land -streken te trekken, wordt de toegang tot de stad ontzegd. Over de vraag ofdeze maatregelen in religieus opzicht verantwoord zijn laat ik mij niet uit.In elk geval zijn ze van mildere aard dan wat de overige kloosters te verdurenhebben. Het soort mensen dat wij hier hebben is uiterst gematigd, zij het datzij nog weifelen en uitzien naar een Ezra.

Maar over deze dingen een andere keer, of misschien, als God het wil,mon del ing. Guy Morillon schrijft vanuit Spanje al een paar keer alsof hijspoedig naar Brabant zal terugkeren.23 Ik wil graag weten of hij al terug is.Van Cranevelt is mij helemaal geen brief bezorgd. Ik begeef mij niet van hierzonder dat ik brieven van vrienden heb ontvangen. Indien nodig zal ik daar-

20. Zie brief 1581, noot 38.21. Zie brief 1571, noot 7.22. Zie brief 1410, noot 1 en brief 1443b.23. De betre◊ende brieven zijn niet bewaard gebleven.

Aan Maximilianus Transsilvanus, 1525 1585

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 153

Page 154: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

154

1586 Aan Jacopo Sadoleto, 1525

voor een eigen koerier inhuren. Ik zou willen dat er enig contact was tussenu en More, over wiens handel en wandel u van Cranevelt zult vernemen. Ikheb hem reeds het een en ander over u geschreven. In deze tijd zijn oprechtevrienden een uiterst zeldzaam verschijnsel. Vandaar dat de vriendschap vangoede mensen door des te hechtere banden aangehaald moet worden. Hetga u goed, samen met al de uwen, zeer dierbare Maximilianus. Doe van mijde groeten aan de heer van Halewijn en aan de overige vrienden.

Gegeven te Bazel, 2 juli in het jaar 1525

1586 Aan Jacopo Sadoleto

Bazel, 2 juli 1525

Hartelijk gegroet, hoogwaardige vader. Uw commentaar op de vijftigstePsalm1 heb ik nog niet volledig gelezen, maar er slechts hier en daar stukjesvan geproefd. Ik ben namelijk wegens drukke bezigheden aan meer nog niettoegekomen. Binnenkort zal ik het geheel met zeer grote belangstellingdoornemen. Meteen al bij de eerste kennismaking was ik bijzonder getrof-fen door de helderheid, de toegankelijkheid en de eenvoud van het taalge-bruik, in combinatie met de grootst mogelijke vroomheid. U heeft niets na-gelaten wat helpt om de bedoelingen van de profeet op het spoor te komenen te verklaren. U raadpleegt zelfs herhaaldelijk de Grieken, soms ook deHebreeën. Als Rome ons van tijd tot tijd dat soort boeken zou sturen, heb iker het volste vertrouwen in dat de meeste mensen aanmerkelijk beter zou-den denken over uw stad. Zij zouden tot de conclusie komen dat zich daarmannen bevinden die de kunst verstaan niet alleen welsprekend maar ookwaardig en devoot de moeilijk te doorgronden Bijbelboeken te behandelen.Want degenen die zich bij u met de schone letteren bezig houden, hebbentot vandaag de dag niet zo veel bijgedragen aan een beter begrip van de theo-logie, ook al blinken zij uit op hun vakgebied.

Ik zou het boek graag hier door de drukkers laten uitgeven, waardoor hetruimer zou worden verspreid en meer mensen ertoe zou aanzetten zich toete leggen op de vroomheid. Maar de dreiging van excommunicatie die in hetboek is opgenomen, levert een bezwaar op, al denk ik dat die slechts de be-doeling heeft Calvo bij u te beschermen tegen verlies.2 Overigens, aangezien

1. Interpretatio in Psalmum ‘Miserere mei’ (Rome, 1525).2. Calvo, die het boek van Sadoleto had uitgebracht, was de o√ciële druk -

ker van de Heilige Stoel en had een pauselijk privilege in het boek opgeno-men waarin roofdrukken op stra◊e van excommunicatie werden verboden.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 154

Page 155: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Celio Calcagnini, 1525 1587

155

de uitgeverij van Calvo niet aan alle aardstreken kan leveren, lijkt het voor dewetenschappen toch zeer nadelig als een boek dat groot nut oplevert, slechtsbij één Romeinse drukker te verkrijgen is.

Ik denk dat mijn Karl3 zich voor de terugkeer gereedmaakt, na zijn op-dracht met succes te hebben vervuld. Hier speelt zich een ellendig en bloe-dig drama af. Ik hoop dat de Heer daaraan een gelukkige afloop schenkt! Ikben door plotseling noodweer overvallen en zit niet zonder ernstig gevaarklem tussen slachto◊er en o◊erblok, zoals men zegt.4 Kon ik nu maar uit deTiber drinken! Enkele hansworsten van monniken laten niet af in dolzinni-ge geschriften tegen mij tekeer te gaan, sommigen ook anoniem. Als ik nietnaar Brabant terugkeer, is er geen enkele hoop op een toelage van de keizer.Maar de storm hier staat niet toe uit te varen en evenmin voor anker tegaan.5 Ik heb goede hoop op de barmhartigheid van onze Heilige Vader Cle -mens. Het ga uwe Hoogwaardigheid zeer goed.

Bazel, 2 juli in het jaar 1525Amerbach doceert hier civiel recht met een aanstelling van stadswege. Bij

al de zijnen is hij geliefd. Hij doet u de hartelijke groeten.Aan de hoogwaardige vader en zeergeleerde heer Jacopo Sadoleto, bis-

schop van Carpentras. Te Rome

1587 Van Celio Calcagnini

Ferrara, 6 juli 1525

Erasmus van Rotterdam aan de zeergeleerde heer Celio Calcagnini,gegroet

Toen ik aan Pistofilo schreef over de vrije wil,1 dacht ik allerminst dat dit com - mentaar ooit in de openbaarheid zou komen, en zeker niet dat het in uwhanden zou belanden. Want mijn enige oogmerk was toen een bewijs vandankbaarheid te geven aan de man die mij een dienst had bewezen, omdat hijmij uw verhandeling over de wilsvrijheid had doen toekomen, terstond na-dat hij die uit Duitsland had ontvangen, door de welwillende medewerkingvan Floriano Montini, een hooggeacht man.2 Hij wist namelijk dat ik zeer

3. Karl Harst.4. Adagia 15.5. Vgl. Adagia 1421.1. Zie brief 1578.2. Zie brief 1552.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 155

Page 156: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

156

1587 Van Celio Calcagnini, 1525

geïnteresseerd was in al uw geleerde werken, en bovendien erg gecharmeerdwas van publicaties die dienen om de onbeschaamdheid van Luther te onder -drukken en in toom te houden. Doordat velen daartoe slechts een halfzach-te poging hebben ondernomen, alsof ze er met hun gedachten niet bij wa-ren, hebben zij de man, die hoe dan ook voor ruzie en opschudding geborenis, tot een zodanige staat van vermetelheid gebracht dat hij denkt dat hij al-leen de wijsheid in pacht heeft. Daarbij wijst hij systematisch alle oude eneertijds gevestigde schrijvers af, en denkt hij dat hij als enige de HeiligeSchrift mag beoordelen. Ook blaast hij vroeger veroordeelde opvattingen enketterijen die door verordeningen van de oude kerkvaders zijn afgewezen,nieuw leven in, verdedigt die verbeten en brengt ze aan de man, zodat hetbeter is deze stinkbloem niet aan te raken dan haar door aanraking te prik-kelen.3

Toen Hercules de strijd aanbond met de hydra, was hij stellig van oordeeldat hij niet kon ophouden voordat hij die te vuur en te zwaard had verdelgd.Ook ik heb het steeds de juiste weg gevonden Luther ofwel totaal te negerenofwel compleet te weerleggen, want een tussenweg zag ik helemaal niet. Inhet begin kreeg hij veel waardering, omdat hij onverschrokken en zonderblikken of blozen de zeden van onze tijd aan de kaak stelde en schandelijkuithaalde naar de in purper gehulde prelaten en het gezag van de paus, op demanier van respectloze kinderen de naaktheid van zijn vader tonend.4 Ditwekte de belangstelling en verwachting van zeer velen, als trad er een op-recht man naar voren, met liefde voor deugdzaamheid en waarheid en be-vlogen door het verlangen mensen te helpen, te meer omdat hij tot dan toebescheidenheid voorwendde in zijn manier van optreden. Want in plaatsvan dat hij de meningen die hij toen verkondigde hardnekkig bleef verdedi-gen (ook al was hij zwanger van andere opvattingen, die nog veel vreselijkerwaren en met nog grotere wanstaltigheden waren omkleed), gaf hij er devoorkeur aan die te onderwerpen aan het oordeel van mensen die beter wa-ren dan hij en van vrome leden van de heilige Kerk.

Ik zal u dit zeggen, waarde vriend. Die man, die vals en sluw is, zoals laterbleek, had mij bijna iets wijsgemaakt. Ik beeldde mij in dat Luther een goedmens was die gemakkelijker bedrogen kon worden dan kon bedriegen, maardie in het hekelen van de slechte zeden, die nauwelijks meer te verdragenzijn — dat geef ik wel toe — al te gedreven en heethoofdig was. Ik schreefhet aan de aard van de man toe, bovenmatig als hij zich inzette voor de chris-

3. Vgl. Adagia 65.4. Zie Genesis 9:20-27, het verhaal over Cham en Noach, dat in

Decretum Gratiani 2, 2, 7 met het beschuldigen van geestelijken in ver-band wordt gebracht.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 156

Page 157: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Celio Calcagnini, 1525 1587

157

telijke zaak en voor ons geloof, dat religieuze bevlogenheid en bezielingvoor de verering van de Heer hem zozeer in hun greep hadden, dat hij deevangelische en apostolische voorschriften vergat en aanzienlijk meer toe -gaf aan zijn hartstocht dan nuttig was. Maar toen hij ons zijn monsterachtigetoneel voorschotelde, het oude drama van Jan Hus en al die bagger vanBoheemse verloedering uitbraakte, en allerlei lang vervlogen onzin oprakel-de,5 goede goden, wat toonde hij toen een ander gezicht dan tevoren! Hoe -veel eigenzinnigheid in plaats van terughoudendheid, hoeveel geldings -drang in plaats van religieuze ingetogenheid, hoeveel overredingsdrang inplaats van eenvoud, barstten er uit de man los! Alsof hij zich opwierp om hetgeloof van meet af aan af te breken, probeerde hij allereerst het evangelie ge-weld aan te doen en aan alle commentatoren hun geloofwaardigheid te ont-nemen, teneinde alleen voor zichzelf ruimte over te laten. Hij ontnam de sa-cramenten zo drastisch hun gezag dat hij er ternauwernood één of twee inhun waarde liet. Hij wilde dat alle rangen van het priesterschap gelijk zou-den zijn, zodat er niemand zou overblijven bij wie zijn onderdanen beroepkonden instellen tegen de alleenheerschappij van Maarten. Het gedenkenvan gestorvenen beschouwde hij als zinloos en je reinste flauwekul. De men-selijke wil achtte hij door voorbeschikking beperkt, en talloze soortgelijkeandere dingen beweerde hij. Ik deins er inwendig voor terug die zaken inherinnering te brengen.

Ik weet wel dat Luther aan zijn beweringen gewoonlijk kracht bijzet metleugenachtige en gekunstelde argumenten, aan de Heilige Schrift ontleend,die hij even onweerlegbaar vindt als het Achilles-argument van Zeno.6 Datmoet natuurlijk niemand als verwonderlijk voorkomen, want aan ketters uithet verleden heeft het nooit aan pleisters ontbroken om daarmee hun zwe-ren te bedekken. Wat ervan te denken — betrouwbare en geloofwaardige men -sen deelden mij dit mee — dat Luther meer dan eens de volgende list heeftgebruikt om zijn naam meer eer aan te doen. Hij liet heimelijk mensen op-treden als zijn tegenstanders (of moet ik zeggen als advocaten die met de te-

5. Conservatieve katholieken verweten Luther dikwijls dat hij allerleioude ketterijen nieuw leven inblies, in het bijzonder die van Jan Hus enJohn Wycli◊.

6. De beroemde paradox over Achilles en de schildpad; zie Aristoteles,Physica ii, 9 (239b) en Diogenes Laertius, Leven en leer van beroemde filoso-fen ix, 29. De paradox houdt in dat als Achilles een hardloopwedstrijdhoudt tegen een schildpad die met voorsprong begint, Achilles deschildpad onmogelijk kan inhalen: in de tijd die Achilles nodig heeft omzijn achterstand in te lopen, zal de schildpad immers telkens een stukvooruitkomen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 157

Page 158: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

158

genpartij heulen) en maakte dan korte metten met hen. Wanneer zij slaagsraakten, gaven zij hun verzet op, erkenden zij door de kracht van zijn argu-menten overwonnen te zijn, en sloten zij zich uit vrije wil aan bij de leer vanLuther. Dit is precies die grootspraak van de valse profeet Alexander.7 Dieging er prat op dat hij zijn tegenstanders, hoe onhandelbaar ze ook waren,vreedzaam en als betere mensen liet vertrekken wanneer hij maar eenmaalmet hen de koppen bij elkaar had gestoken.

Ik weet dat er mensen zullen zijn die zeggen dat het gemakkelijk is Luthermet woorden te bestoken en met scheldwoorden tegen hem tekeer te gaan,en hem nu eens opruiend te noemen, dan weer onbehouwen, dan weer eengedrocht, en hem met andere verfoeilijke benamingen te belasteren, maardat het niet gemakkelijk is de man met redeneringen en argumenten te ver-slaan. Ik zie dat heel anders. Want de taal van de waarheid is eenvoudig, maarde leugen kent vele gedaanten.8 Stel namelijk dat ik met Pro teus te makenheb, en dat hij zich verandert in alle mogelijke wonderlijke gedaanten, dan ishet voor mij voldoende te weten dat hij wis en waarachtig Proteus is, en dathij kan wegglippen en niet gemakkelijk met een strop vast te leggen is. Steldat Chrysippus mij onder zijn drogredenen bedelft, die van zodanige aardzijn dat ik ze niet ontrafelen en ontkrachten kan. Stel bovendien, als u mijtoestaat, dat een of andere sofist mij drie hoofden of in elk geval horens op-zet,9 moet ik mij daarom Geryon of Cipus wanen? Toen iemand had berede-neerd dat Diogenes geen mens was en deze niet wist hoe deze drogredene-ring te weerleggen, zei hij: ‘Begin de redenering eens bij mij’.10

Als dus de grote argumentator Luther mij zand in de ogen heeft gestrooidof je reinste goocheltrucs heeft uitgehaald, is dat nog geen enkele reden omhem groter en beter te vinden. Toen iemand die grote bewondering koester-de voor Callipides hoog opgaf van diens talent bij Agesilaus, zei deze: ‘Diekomediant ken ik heus wel’.11 Want zo noemden de Spartanen een toneel-speler. De sofist of goochelaar Luther stelt in mijn ogen even weinig voor.

7. Alexander van Abonutichus; zie Lucianus, Alexander of de valse profeet65.

8. Vgl. Adagia 288.9. Een verwijzing naar bekende drogredeneringen uit de oudheid als:

‘Wat u niet heeft verloren, heeft u nog; u heeft geen horens verloren; uheeft dus horens’.

10. Zie Aulus Gellius, Noctes Atticae xviii, 13. Diogenes gaf zijn antwoordnadat een sofist hem de volgende redenering had voorgelegd: ‘Ik ben nietwat jij bent; ik ben een mens; dus jij bent geen mens’.

11. Plutarchus, Vitae parallelae, Agesilaus 21. Callipedes was een beroemdeacteur die juist in tragedies speelde.

1587 Van Celio Calcagnini, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 158

Page 159: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

159

Want waarom zou ik niet iemand zo betitelen, die zijn best doet in het verle-den veroordeelde en verouderde leerstellingen door bedrog in ere te her-stellen, en die algemeen aanvaarde leerstellingen onderuithaalt die eeuwen-lang zijn aanvaard en goedgekeurd door talloze grote verdedigers en als hetware van hand tot hand zijn overgeleverd? Toont dit niet meer dan voldoen-de aan dat Luther een bedrieger is — hij die Gregorius van Nazianze, Grego -rius van Nyssa, Johannes Damascenus, Basilius, Chrysostomus, Hie ro ny -mus, Gregorius en Augustinus terzijde schuift om zichzelf als enige uit leg -ger van het evangelie te presenteren, en wil dat men alleen in hem vertrou-wen stelt, alsof zijn fakkel het licht van al die anderen doet verbleken? Maarnaarmate die anderen dichter bij de bloeiperiode van de Kerk stonden, kon-den zij overvloediger putten uit de bron van de hemelse geest, zonder welkeniemand kan naderen tot de waarheid. Want stel dat al die uitmuntende lei-ders van het heilige geloof hier kwamen staan, en zij zeggen ja, en Lutherzegt nee. Ik vraag mij af wie dan zo’n botte en harde kop heeft, dat hij vanme ning is dat men Luther moet geloven en aan de anderen het vertrouwenmoet ontzeggen?

Iemand zou kunnen zeggen: ‘Luther heeft dezelfde opvattingen als zij,maar het is meer de manier van overbrengen die verschilt dan wat zij over-brengen’. Maar wat mij zorgen baart, in twijfel houdt en Luther verdacht bijmij maakt, is nu juist dat hij zich niet op een andere manier uitdrukt, maariets wezenlijk anders blijkt te zeggen. Hij legt rookgordijnen en verpakt zijnopvattingen in omhulsels van woorden, zodat op hem de bekende regel vanEuripides van toepassing is: ‘Wat ik heb begrepen, is goddeloos; wat ik nietheb begrepen, is dat denkelijk ook’.12 Bekend is ook de oude zegswijze ‘Spreekwat minder geleerd en duidelijker’.13 De volgende uitspraak van de apostelwaarschuwde ons voldoende ons voor dit soort mensen te hoeden: ‘Als eenengel uit de hemel,’ zegt hij, ‘u een ander evangelie verkondigt dan u hebtontvangen, die zij vervloekt.’14 Alsof ik niet heel goed zou weten dat vroe-ger tijdens het Concilie van Rimini de arianen op dezelfde wijze een mislei-dend woordenspel opvoerden, toen die goddelozen de wezensgelijkheid vanChristus en de Vader ter discussie stelden, en aan de goede maar wei nig alerte

12. Deze regel komt niet voor in de werken van Euripides, maarDiogenes Laertius, Leven en leer van beroemde filosofen ii, 22, vertelt datEuripides eens Socrates vroeg naar diens mening over een werk vanHeraclitus. Socrates antwoordde: ‘Wat ik heb begrepen, vond ik uitste-kend; wat ik niet heb begrepen, zal dat ook wel zijn’. Het is deze uit-spraak waarvan Calcagnini hier een boosaardige variant introduceert.

13. Aristophanes, Kikkers 1445.14. Galaten 1:8-9.

Van Celio Calcagnini, 1525 1587

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 159

Page 160: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

160

kerkvoogden vroegen of men volgens hen moest geloven in Chris tus of in dewezensgelijke.15 Zij, in verwarring gebracht door de vreem de formulering,vielen de wezensgelijkheid openlijk af en verklaarden Christus als God tezien. Dat was de reden waarom de besluiten van het Concilie van Riminivervolgens bij een grotere en meer bedachtzame bijeenkomst van de kerkva-ders ongeldig werden verklaard.16 De overlevering vermeldt dat een van dearianen onoverwinnelijk bleef voor allen die menselijke argumenten en deredeneerkunst tegen hem in stelling brachten, maar gemakkelijk het veldruimde toen hij te maken kreeg met iemand die weinig geleerdheid maarveel geloof bezat, en die niet vertrouwde op zichzelf, maar des te meer op deHeer.

Ik denk dat met evenveel gemak de redeneringen en paradoxen van Lutherzo te ontkrachten zijn, dat hij ook zelf zijn nederlaag moet erkennen en alleonrust die er tot op de dag van vandaag gezaaid is, in een oogwenk ver-dwijnt. Maar als de grote onbezonnenheid van die man op dezelfde voetvoortgaat en op beslissende momenten de kop opsteekt, zal hij ongetwijfeldop termijn de boeken van het evangelie afwijzen als een product dat doorongeletterden opgeschreven en door simpele zielen aanvaard is. Ja hij zalzelfs, zoals Mohammed, verzekeren dat Christus zelf niet werkelijk menswas maar een spookbeeld of een waanvoorstelling die de ogen bedriegt ende zintuigen misleidt.17 Want zoals Cicero tre◊end schrijft: ‘Wie eenmaal degrenzen van de schroom heeft overschreden, moet wel ernstig en ten volleschaamteloos zijn’.18 Toch ontbreekt het de man, die godbetert zo’n onheil-spellende leer verkondigt, niet aan volgelingen en bewonderaars, met nameoveral in Duitsland, die Luther overtuigd toeroepen wat Lucretius over zijnleermeester Epicurus zei:

Hij was een god, een god, beste Memmius,die de monsterlijke goden en de vrees voor hen uit onze geest verdreef.Hierom wordt de religie, terneer geworpen, op haar beurtvertrapt, terwijl de overwinning ons hemelhoog verheft.19

15. Het Concilie van Rimini vond plaats in 359. De discussie betrof devraag of de natuur van Christus ‘gelijk’ was aan de natuur van de Vaderdan wel daarmee ‘vergelijkbaar’.

16. Tijdens het eerste Concilie van Constantinopel in 381.17. Volgens de Koran is Christus wel degelijk een mens, maar was de

kruisiging een illusionaire verschijning.18. Cicero, Ad familiares v, 12, 3.

1587 Van Celio Calcagnini, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 160

Page 161: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

161

Aangezien toch uit die zeer achtenswaardige regio altijd briljante geestenzijn voortgekomen en het ware geloof zijn groei voor een belangrijk deel aanhaar te danken heeft, is het werkelijk verbazingwekkend hoe zij zo plotse -ling van de ooit vastgelegde en herhaaldelijk bekrachtigde besluiten van dekerkvaders is afgegleden naar de dwaasheden van een man die volgens mijnoch onderlegd noch buitengewoon scherpzinnig is. Of het moet zijn, watik vermoed, dat dit niet zozeer uit geestdrift en liefde voor Luther is ge-beurd, als wel uit afkeer van bepaalde theologen en monniken (zoals door ual vaak is betoogd) die uit naam van de godsdienst voor zichzelf een alleen-heerschappij hebben gevestigd, belust als zij waren op de geesten en op debezittingen van de mensen. Zo kon het dus gebeuren dat zij van de regen inde drup kwamen, toen zij van de hebzucht van de monniken wegvluchttennaar Luthers goddeloosheid, die nog veel schadelijker is. Want die monni-ken brengen de zegeningen van de fortuin in gevaar, maar Luther zet de ze-geningen van de geest en zelfs van de ziel op het spel.

Ik geloof dat het streven van Luther voor sommigen ook aantrekkelijk isgeweest, omdat hij de mensen ontsloeg van hun plichten en gehoorzaam-heid aan de paus en andere hoogwaardigheidsbekleders, en het menselijkgeslacht in zekere zin vrijheid verleende. Wie zou immers niet graag het jukafschudden en de vrijheid omarmen, vooral wanneer de vrijheid gepaardgaat met bandeloosheid? Want Luther wil niet dat ook maar iemand in angstzit over zijn daden, aangezien het geloof en het bloed van Christus volstaanom het heil en de eeuwigheid te verkrijgen. Laten de mensen daarom hunlusten botvieren, zich volstoppen, slempen, zich naar believen te buiten gaanaan zingenot, geweld en roverij. Van de hemel en de eeuwige gelukzaligheidzijn zij toch wel verzekerd, als hun geloof onwankelbaar blijft en hun hoopvast gevestigd is op het bloed van Christus. Ziedaar van wat een slimme ensluwe kunstenmaker de engel van het kwaad zich heeft bediend! Door ge-bruik te maken van dezelfde vorm van overreding heeft Mohammed eengroot deel van de wereld op zijn kop gezet. Ons wordt verteld dat Epicurus,die meer leerlingen voor zijn opvattingen wist te winnen dan welke anderefilosoof ook, nooit enige toehoorder is kwijtgeraakt, behalve ene Metrodo -rus.20 Die grootmeester van de verleidkunst lokte namelijk mensen aan die

19. Naar Lucretius, De rerum natura v, 8 (eerste regel) en i, 78-79 (derdeen vierde regel); de tweede regel is van Calcagnini zelf.

20. Zie Diogenes Laertius, Leven en leer van beroemde filosofen x, 9 enCicero, De oratore i, 45. Calcagnini verwart kennelijk Metrodorus vanLampsacus, trouw aanhanger van Epicurus, met Metrodorus vanStratonicea, die Epicurus wel afviel, maar bijna twee eeuwen later leefdeen dus nooit diens toehoorder is geweest.

Van Celio Calcagnini, 1525 1587

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 161

Page 162: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

162

hij, eenmaal verlekkerd, met steeds nieuwe bekoringen in zijn greep hield doorhun lusten toe te delen overeenkomstig de aandrang van ieders natuur.Bedenk daarbij dat mensen van nature belust zijn op iets nieuws, maar er te-vens meestal snel genoeg van hebben. Zij zullen het volgens mij na korte tijdvoor gezien houden, want wat slecht is, kan onmogelijk lang bekoren. Toendie bekende ophitser21 van de Atheense bevolking een weldenkend man22

waarschuwde dat hij zwaar zou worden gestraft als het volk op enig momentzijn verstand zou verliezen, antwoordde deze: ‘Maar dat zal jou gebeuren alshet volk zijn verstand ooit terugvindt’.23 Naar mijn mening kan men ditzonder meer van toepassing verklaren op Luther, aan wie de Duitse natie allange tijd een veel te hoge prijs heeft betaald voor de leer die hij heeft geïn -troduceerd.

Maar het kwam niet ongelegen dat Duitsland, in dezelfde tijd waarin hetons dit monster bracht om het geloof en de zeden te gronde te richten, onsook Erasmus heeft gegeven om de zeden en het geloof te herstellen, een manvan zo’n groot verstandelijk en literair vermogen dat diens licht ook over dekomende eeuwen nog kan stralen. Hij heeft dus niet alleen de kwaliteit omhem tegenwicht te bieden, maar ook om hem van repliek te dienen. Daarommeen ik dat sommigen des te kwalijker handelen, die zich er niet voor scha-men een man van grote oprechtheid en uitmuntende geleerdheid te brand-merken, alsof hij met Luther zou heulen en op een of andere manier een voor - vechter of kameraad van diens partij zou zijn. Tegen dit soort mensen heb ikdikwijls op scherpe wijze geprotesteerd, wat mij vijandschappen heeft op-geleverd die gerechtvaardigd mogen heten. Ik heb dat ook af en toe in mijngeschrift over de keuzevrijheid24 gedaan, en dat met des te meer genoegen,omdat ik zag dat met de verschijning van uw verhandeling25 reeds alle ruimtevoor verdachtmakingen door onfatsoenlijke lieden was weggenomen. Wantzij konden u niet langer verwijten dat u zich verlustigde in dat schouwspelwaartegen u zich verzette, en dat u heimelijk wapens verschafte aan de vijan-den, daar u die frontaal aanviel. Want het feit dat u in uw brieven en in uwoverige werken de verzekering geeft dat het gepraat van Luther uw goed-keuring niet kan wegdragen, maar bovendien verklaart dat het uw wens isbeide partijen van advies te dienen, werd zo uitgelegd als zou u in de enehand brood laten zien, maar in de andere een steen verbergen,26 en als zou u,

21. Demosthenes.22. Phocion.23. Plutarchus, Vitae parallelae, Phocion 9.24. Zie brief 1578.25. De libero arbitrio, gericht tegen Luther en verschenen in september 1524.26. Adagia 729.

1587 Van Celio Calcagnini, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 162

Page 163: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

163

door uit dezelfde emmer twee muren te witten,27 uit zijn op bijval van bei-de kanten. Diegenen echter die ingehouden en gematigd over u spreken,maakten u als het ware voor een draler uit, omdat u — terwijl u zag dat eengrote brand was uitgebroken, die niemand anders dan Erasmus kon blussen— met de armen over elkaar toekeek hoe de altaren en o◊erplaatsen van degoden in vlammen opgingen, alsof dat bij wijze van grap gebeurde en u nietaanging.

De kritische uitingen van deze mensen heb ik in mijn geschrift naar vorengebracht om hun karakter te schetsen, waarbij ik van al dit soort verdacht-makingen afstand neem. Want de goden hebben mij een te helder verstandgegeven dan dat ik mij zo’n grote misstap kan voorstellen (of erover zou pra-ten als ik dat wel kon) van een volmaakt eerlijk en uitzonderlijk oprechtman, voor wie ik zo vaak felle confrontaties ben aangegaan om diens reputatiete beschermen. Weest u daarom, mijn Erasmus, volledig overtuigd van hetfeit dat ik niets in hogere mate gebleken of bewezen acht dan uw goedheid,oprechtheid en vroomheid. Als er toch iets in mijn geschrift staat dat uworen pijnigt of naar uw indruk voor kwaadwilligen aanleiding kan zijn voorkritiek, kunt u het schrappen, verwijderen, doorhalen en veranderen, al naaru belieft. Kortom, zorgt u ervoor dat er geen enkele schuilhoek overblijftwaarin ook maar enige mol zich kan verstoppen.

Overigens is het zeer betreurenswaardig, dat u door een bepaalde lotsbe-schikking van beide kanten wordt aangevallen en de aanhangers en tegen-standers van Luther gezamenlijk tegen u tekeergaan. Maar u moet goedemoed houden en genoegen nemen met de beloning van een zuiver geweten;beschouwt u het als van grote waarde dat u bij de mensen vermaardheid ge-niet en bij God de hemel verdient. Het was toch zeker de grote Hercules,verwekt bij de derde maansopgang, die niet naar de goden mocht vertrekkenvoordat hij de monsters had overwonnen die het lot op zijn pad had ge-bracht. U kent overigens wel het spreekwoord dat het tot het lot van een ko-ning behoort goed te doen maar slecht over zich te horen spreken.28

Wat u heeft opgemerkt over Pio van Carpi29 was even onprettig als nieuw.Ik onderhoud met hem een oude vriendschap van lange duur, al sinds de tijddat wij, hij een jongeman en ik nog een knaap, studeerden bij Pietro Pom po -nazzi, een filosoof van de eerste orde, die toen dialectiek doceerde.30 Ik hebnooit een vriendelijker of bescheidener persoon leren kennen dan die prins;wel verre van neer te kijken op mensen die zich verdienstelijk maakten,

27. Adagia 603.28. Plutarchus, Vitae parallelae, Alexander 41.29. Zie brief 1576.30. Mogelijk in de jaren dat Pomponazzi doceerde te Ferrara (1510-1515).

Van Celio Calcagnini, 1525 1587

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 163

Page 164: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

164

steunde deze goede man dikwijls mensen die zeer van hem verschilden, datwil zeggen, die het niet verdienden. Daarom kan het mij alleen maar ver-wonderen dat hij zich zo ongunstig heeft ontwikkeld, dat hij bitter en tenonterechte tegen u van leer trekt. Wie u namelijk niet liefheeft, is ofwel af-gunstig, ofwel begrijpt niet wat men moet liefhebben. En ofschoon ik evenovertuigd ben van uw rechtschapenheid als van uw wijsheid, maakt tochmijn bijzondere genegenheid jegens u dat ik u aanspoor en waarschuw nietal te gemakkelijk uw oor te lenen aan fluisteraars en verklikkers. Als men dieniet tuchtigt, hitst men die op, zoals Domitianus met recht verkondigde.31

Daar komt bij dat als zij u op enig moment iets waars influisteren, zij het al-tijd aandikken en erger maken door er iets nieuws aan toe te voegen. Zekeris bovendien dat het grote en beroemde mannen nooit heeft ontbroken aanafgunstige en kleinerende mensen. Want zoals sommige vogels angstaanja-gend zijn omdat ze voortdurend onheilszang laten horen, zo houden be-paalde onder een ongunstig gesternte geboren en slecht opgevoede geestennooit op tegen goede mensen te bla◊en.

Wij doen er goed aan hun uitlatingen van ons af te laten glijden en henover te laten aan hun eigen kolkende schuimkoppen. Want als wij daaraanonze tijd willen besteden, dan kunnen we daarnaast niets anders meer doen.Maar dit slag mensen kunnen wij niet milder behandelen dan door hen inhun vuistje te laten lachen, en hun een schijnoverwinning zonder bloedver-gieten te gunnen. Want u zou een al te lichtgeraakte of prikkelbare indrukmaken, als u uw vuist zou ballen tegen bepaalde onwetende lieden die hunbotte pen tegen u hebben opgenomen. Dan zou ik evengoed kunnen denkendat u in staat zou zijn een ezel zijn verdiende loon te geven als die zijn gebalkop u heeft losgelaten. Neemt u mij dan ook niet kwalijk en neemt u mijn ver-ontschuldiging aan voor het geval ik mij te vrijpostig of misschien al tedriest heb uitgedrukt. Aan veel kwetsende opmerkingen moet men lieverstilzwijgend voorbijgaan, of beter nog, men moet ze slikken, zoals u schrijft.Dikwijls moeten we maar een oogje toeknijpen, om niet voortdurend paraatte blijven en dagelijks naar de wapens te grijpen.

Overigens is uw brief32 mij niet bezorgd door de koerier33 van wie u schrijftdat die door u naar Italië is gestuurd, maar door een mij onbekende aardbe-woner. Toch meende ik dat hij uit de hemel was afgevaardigd, omdat hij zichkweet van een welkome en gewenste taak. Natuurlijk betreurde ik wel datmij de aangename gelegenheid werd onthouden navraag te doen naar u, uwwerk en uw persoonlijke omstandigheden. Want ik zou geen vraag heb ben

31. Suetonius, De vita caesarum, Domitianus 9.32. Brief 1576.33. Karl Harst.

1587 Van Celio Calcagnini, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 164

Page 165: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

165

overgeslagen en niets onbesproken hebben gelaten, waarvan ik had gedachtdat het met Erasmus te maken had. Grote goden, hoe vriendelijk, met hoe-veel genoegen, hoe royaal zou ik die koerier ontvangen hebben! Om te ma-ken dat hij een paar dagen langer was gebleven, zou ik zeker niet van zijnreiskleding afgebleven zijn.34 Maar nu ik niet weet welke godheid mij ditgenoegen misgunt, zal ik mijn best doen de schade te herstellen door keer opkeer uw brief te lezen en u een brief van mij te schrijven.

Het is al weer enige maanden geleden dat dokter Leoniceno, een man ge-boren voor de eeuwigheid, zijn rol in het verhaal des levens heeft beëindigd.Ik placht hem de laatste der helden en een overblijfsel van het gouden tijd-perk te noemen. Want van de generatie die een veelheid aan talenten voort-bracht en ons mensen gaf als Ermolao,35 Poliziano, Pico, Merula en Domi -zio,36 overleed hij als laatste, als bijna honderdjarige en nog bij zijn volleverstand, wat als wonderbaarlijk beschouwd mag worden. Hij schreef veel,vertaalde veel uit het Grieks en herstelde veel in het corpus van medische ge-schriften, dat zich al lang in jammerlijke staat bevond. Tegen barbaarse art-sen voerde hij een permanente oorlog37 en zelfs tegen Plinius38 trok hijvoortdurend onbarmhartig van leer, iets waarvan ik hem vaak heb proberente weerhouden, maar vergeefs. Uiteindelijk heeft hij bij zijn leven de toe-komst mogen zien die hij zelf had geschapen, iets wat slechts weinigen tebeurt valt. Zijn dood is mij zwaar gevallen, zowel persoonlijk, want hij wasmijn leraar, als in algemene zin, omdat ik begreep dat door zijn dood de stu-die van het Latijn een geduchte klap opliep.

Eén ding was mij tot troost, namelijk dat Giovanni Manardo, in hetGrieks en Latijn een uitermate onderlegd man, het medisch onderzoek ende benadering van de raadselen der natuur langs dezelfde sporen voortzet.De brieven die hij kort geleden heeft uitgegeven,39 kunnen daarvan een be-wijs leveren. Ik denk dat die u wel in handen gekomen zijn, maar als u laatweten dat ze u nog niet bereikt hebben, zal ik mijn best doen ze zo spoedigmogelijk bij u te laten bezorgen. Hij heeft overigens nog vele andere werkengeschreven die de onsterfelijkheid verdienen, maar die heeft hij nog niet ge-

34. Vgl. Adagia 99; Calcagnini bedoelt dat hij, bij wijze van spreken, dereiskleding van de koerier zou hebben verscheurd om hem langer in huiste kunnen houden.

35. Ermolao Barbaro.36. Domizio Calderini.37. Leoniceno moest niets hebben van Arabische autoriteiten op medisch

gebied, onder wie Avicenna de voornaamste was.38. Plinius de Oudere.39. Epistolae medicinales (Ferrara, 1521).

Van Celio Calcagnini, 1525 1587

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 165

Page 166: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

166

publiceerd: hij is namelijk weinig ambitieus. Zolang hij nog leeft missen wijLeoniceno minder.

Ook niemand minder dan Ricchieri heeft het aardse bestaan een eeuwigvaarwel gezegd. Want toen hij hoorde dat het leger van de Fransen bij deTicino vrijwel tot de laatste man in de pan was gehakt, en de machtige ko-ning,40 op wie al zijn hoop gevestigd was, in handen van de vijand was ge-vallen, werd hij zo wanhopig dat hij niet meer tegen zijn neerslachtigheidopgewassen was. Had hij in zijn geschriften maar evenveel verstand aan dedag gelegd als werklust! Want dan zou hij u minder gekwetst hebben en vande geleerden meer waardering hebben gekregen. Hij was stellig een goedmens en een waarachtig christen, en door een hechte vriendschap met mijver bonden, blijkens de opdracht aan mij van een van de boeken van zijn Les -sen uit de oudheid.41 Maar hij ging alleen bij zichzelf te rade en gaf niet ge-makkelijk gehoor aan adviezen van vrienden. Maar in zijn onderzoekingenen studies was hij onvermoeibaar, tot zelfkwelling toe. Panizzato, een goedmens en een degelijk geleerde, leeft nog en maakt het goed. Ik heb hem uituw naam gegroet, en hij doet u met evenveel woorden de groeten terug.

Ik heb mij wel verbaasd over wat u aan het eind van uw brief toevoegde,namelijk dat u zich nog het gesprek herinnert dat ik met u voerde in het huisvan Richard Pace, toen u op doorreis Ferrara aandeed. Toen daar het gesprekop de citerspeler van Aspendus kwam en de vraag aan de orde was wat in-wendig en uitwendig spelen betekende, haalde u meteen uw Adagia uit uwtas tevoorschijn, die toen voor het eerst in Venetië waren gedrukt.42 Vanafdat moment kreeg ik bewondering voor het talent en de geleerdheid vanEras mus. Bijna nooit viel onder geleerden de naam van Erasmus, of ik herin-nerde mij bijna plechtig dat gesprek tussen ons. Mijn getuige is Richard Pace,die zelf zeer geleerd is en wel gemaakt lijkt om de studies van andere geleer-den te bevorderen. Hem heb ik meer dan eens kenbaar gemaakt dat ik hemvoor die steun grote dank verschuldigd ben.

Ik denk dat ik nu op bijna alle onderdelen van uw brief ruimschoots ant-woord heb gegeven. Rest nog dit, dat u in gedachten houdt dat u met Celioeen man in Italië heeft die ten zeerste begaan is met uw reputatie en uw goe-de naam, en van wie u alles, ongeacht wat, rijkelijk en grootmoedig mag ver-wachten.

Het ga u goed. Ferrara, 6 juli 1525

40. Frans i, gevangen genomen na de slag bij Pavia op 24 februari 1525.Ricchieri dankte aan hem zijn benoeming aan de universiteit van Milaan.

41. Antiquae lectiones (Venetië, 1516).42. Zie Adagia 1030: ‘Inwendig spelen; een lierspeler van Aspendus’,

uitdrukkingen voor handelen uit eigenbelang.

1587 Van Celio Calcagnini, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 166

Page 167: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Clemens vii, 1525 1588

167

Toen ik deze beuzelarijen had opgeschreven en in afwachting was van eenbetrouwbare koerier aan wie ik de brief veilig kon toevertrouwen, verscheenplotseling uw bode,43 op de terugweg uit Rome, die mij als geen ander wel-kom was. Hij zal zelf vertellen, uitvoeriger dan ik het in enkele woorden kanopschrijven of aan een brief durf toevertrouwen, met wat voor gelaatsuit-drukking ik hem heb ontvangen, wat ik denk over de opstand in Duitsland,hoezeer ik wens te zien dat u buiten die brand kunt blijven, wat ik vond vande nieuwe druk van uw Adagia, als dit tenminste nog relevant is.44 Weest uer vast van overtuigd dat ik en al wat ik bezit, voor wat dat waard mag zijn,geheel tot uw beschikking staan, met voorbijgaan aan iedere regel en beper-king van wettelijke aard. Nogmaals, het ga u goed.

1588 Van Clemens vii

Rome, 8 juli 1525

Als geestelijke kon Erasmus niet vrijelijk beschikken over zijn bezittin-gen. Erasmus had Karl Harst naar Rome gezonden om dit pauselijkeprivilege te verkrijgen, waarbij Erasmus de volledige beschikkingkreeg over zijn bezittingen en deze bij testament mocht vermaken.

Paus Clemens vii

Onze groet en apostolische zegen, beminde zoon. Onlangs heeft u ons latenweten dat u, vooruitlopend op de laatste dag van uw aardse reis, een testa-mentaire regeling wenst te tre◊en. Welwillend gestemd ten aanzien van uwdeemoedige verzoeken, die getuigen van uw toewijding, die wij met bijzon-dere dankbaarheid waarderen vanwege uw uitzonderlijke en vermaarde ge-leerdheid, vooral waar het de Heilige Schrift betreft, stellen wij u, met ditdocument als gezaghebbend bewijsstuk, in de gelegenheid, zowel bij levenals bij ongeacht welke laatste wilsbeschikking, volledig en vrijelijk be schik -kin gen te maken, nalatenschappen vast te leggen, regelingen te tre◊en enschen kingen te doen betre◊ende alle denkbare roerende en onroerende goe - de ren, verkregen zowel van ouders, familieleden van vaders- en moeders kant,door eigen inspanning en zakelijk succes, als vanuit alle kerken, kloosters,pri o rijen, proosdijen, prefecturen, digniteiten, pastoorschappen, bestuurs-taken en ambten, kanonikaten, prebenden en andere kerkelijke beneficies, al

43. Karl Harst.44. Zie brief 1592.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 167

Page 168: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

168

1588 Van Clemens vii, 1525

dan niet verbonden met zielzorg, seculier en regulier van welke orde danook. Dat geldt ook voor wat u op grond van enige apostolische concessie endispensatie in vol bezit, met beperkte rechten en plichten of ter bestuurheeft verkregen, verkrijgt en in de toekomst zult verkrijgen, alsmede voorjaar lijkse toelagen bovenop de kerkelijke inkomsten, of beloningen, betalin-gen en kerkelijke begunstigingen in plaats van een jaarlijkse toelage die vooru gereserveerd zijn en nog gereserveerd worden, of wat als gevolg ervan, bijtoeval of met reden, door goed beheer of anderszins op geoorloofde wijze isver kregen, wat de totale omvang ervan ook zal zijn. Wij geven u toestem-ming passende en betamelijke uitgaven te doen voor uw begrafenis en voorde beloning van hen die u tijdens uw leven hebben gediend, of zij nu uwbloedverwanten of anderen zijn, zelfs als de beloning hun verdiensten te bo-ven gaat, alsook anderszins voor het gemak en de begunstiging van welkepersonen dan ook, verwant of niet verwant, of van colleges en universitei-ten, zowel seculier als kerkelijk, en van gewijde of andere plaatsen, of voorwelke andere doeleinden dan ook, mits betamelijk en geoorloofd, waarbijniettemin eerst op alle voornoemde bezittingen uw schulden in minderingworden gebracht alsook de noodzakelijke kosten voor het herstel van hui-zen en gebouwen die staan op kerkelijk land of land behorend bij uw benefi-cies, en die door uw schuld of nalatigheid of door die van uw beheerders ver-vallen of verwaarloosd zijn, en tevens de noodzakelijke kosten voor het her -stel van andere rechten van dezelfde kerken en beneficies, die verloren zijngegaan door voornoemde schuld of nalatigheid. Deze bepalingen zijn geldigniettegenstaande pauselijke regelingen en verordeningen of die van kerken,kloosters of betrekking hebbend op land waarop dergelijke seculiere en re-guliere beneficies zijn gevestigd, of waarvan de reguliere beneficies bij gevalafhankelijk zijn, of die van de ordes waartoe die beneficies behoren, ook alzijn die regelingen en verordeningen bekrachtigd door een eed, een pause-lijke bevestiging of welke andere bekrachtiging dan ook; tevens niettegen-staande privileges en pauselijke brieven bestemd voor de orde van de heiligeAugustinus en voor het klooster waarvan u kanunnik bent en waarin u waar-schijnlijk ooit uitdrukkelijk uw gelofte heeft afgelegd, en voor andere kloos-ters, landerijen, beneficies en ambten, ongeacht de wijze waarop die privile-ges en brieven zijn toegekend en zelfs als die door ons en de Heilige Stoel bijherhaling zijn hernieuwd, goedgekeurd en opnieuw zijn uitgevaardigd.Zelfs als voor de toereikende buitenwerkingstelling daarvan een volledige,uitdrukkelijke, speciale, specifieke, afzonderlijke, woord voor woord nauw-keurige (dus niet in algemene termen met dezelfde betekenis) vermeldingvan de documenten en alle bepalingen daaruit is vereist, of enige andere pro-cedure of bijzondere formaliteit in acht te nemen is, beschouwen wij deze

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 168

Page 169: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Albert Pigge aan de theologen van Leuven, 1525 1589

169

documenten en bepalingen als in voldoende mate tot uitdrukking gebracht,en terwijl deze overigens van kracht blijven, stellen wij deze in dit geval bijuitzondering en uitdrukkelijk buiten werking, samen met andere tegenge-stelde bepalingen van welke aard ook. Wij stellen het evenwel op prijs dat uzich bij uw beschikking over kerkelijke goederen, overeenkomstig de om-vang van wat u resteert, vrijgevig betoont tegenover de kerken en beneficieswaarvan u de zaken in kwestie heeft verkregen, al naar gelang uw geweten uingeeft en u dit nuttig beschouwt voor het heil van uw ziel.

Gegeven te Rome bij de Sint-Pieter, onder het zegel van de vissersring, op8 juli 1525, in het tweede jaar van ons pontificaat

Benedetto,1 bisschop-elect van RavennaAan onze beminde zoon Erasmus van Rotterdam, doctor in de theolo-

gie

1589 Van Albert Pigge aan de theologen van Leuven

Rome, 12 juli 1525

Eerbiedwaardige en zeergeleerde heren, mijn hooggeachte leermeesters,gegroet. Uw eerbiedwaardige en verheven faculteit geniet hier een bijzon-der slechte naam als gevolg van de laster van sommige opruiende lieden on-der u, die tijdens hun preken tot het volk niet aflaten met onzinnig ge-schreeuw Erasmus van Rotterdam zwart te maken, ongetwijfeld de meestwelbespraakte en meest geleerde man die onze tijd heeft gezien en iemanddie een zeer groot aanzien en gezag geniet, zowel bij de paus en alle hoogge-plaatsten als bij iedereen die in de letteren iets te betekenen heeft. Volgenshen allen zijn die lieden er alleen maar op uit Erasmus van ons te vervreem-den, door hem namelijk nu eens als ketter, dan weer als aanhanger van Lutheren ik weet niet met welke benamingen nog meer bij het volk te brandmer-ken, en in plaats van één Luther meerdere tot leven te wekken, alsof er nogniet voldoende verschillen van mening en schisma’s zijn. En dat terwijl Eras -mus zich onlangs ter verdediging van ons en van het katholieke geloof open-lijk tot tegenstander van Luther heeft verklaard, en de paus, die wijselijk in-ziet hoeveel gewicht één man voor beide partijen in de schaal kan leggen,probeert hem met alle mogelijke gunsten voor zich te winnen.

Zijne Heiligheid heeft de hoogeerwaarde heer Theodericus Hezius bij

1. Benedetto Accolti stelde als pauselijk secretaris deze brief op.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 169

Page 170: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

170

1589 Van Albert Pigge aan de theologen van Leuven, 1525

zijn vertrek van hier1 de opdracht meegegeven die lieden uit zijn naam vrien - delijk en in vertrouwen van advies te dienen, in de hoop dat zij daaruit leringzouden trekken en in het vervolg gematigder zouden spreken, zoals het theo -logen en geestelijken die de kloostergelofte hebben afgelegd betaamt, aan-gezien zij met name in die hoedanigheden zijn beschuldigd in deze kwestie.Maar aangezien de klachten van veel mannen van het grootste gezag, niet vanErasmus alleen, intussen onophoudelijk aanhielden (de hoog waar dige heerdatarius2 heeft mij hun brieven getoond), zou aan Erasmus inmiddels een zeerstrenge apostolische breve zijn bezorgd, gericht tegen de Leuvense theolo-gen die hem door het slijk halen, als ik niet toevallig op het juiste moment tus -sen beide was gekomen. Omdat ik begreep hoezeer op deze wijze afbreuk zouworden gedaan aan de reputatie van uw faculteit, heb ik mij uit alle machtverzet, omdat ik er geen enkele twijfel over had dat die breve, zodra die vanhier was uitgegaan, weldra de hele wereld over zou vliegen. Met de grootstemoeite heb ik ternauwernood voor elkaar gekregen dat de breve werd tegen -gehouden. Mij is echter de opdracht gegeven in plaats daarvan aan uw univer -si teit een brief te schrijven met de boodschap er op alle mogelijke manierenvoor te zorgen dat niet nog meer klachten vandaar ons bereiken. Ik kreeg even -eens de opdracht door middel van een brief Erasmus tevreden te stellen.

Daarom heb ik het als mijn plicht beschouwd ook aan u, eerwaarde va-ders, te schrijven en u erop te wijzen dat u rekening moet houden met uw re-putatie, die wij hier met alle mogelijke middelen hebben proberen te reddenen steeds met uiterste zorg hebben bevorderd. Die reputatie heeft forseschade geleden als gevolg van de eigenzinnigheid, laster en krenkingen vanbepaalde lieden, en als gevolg van de aanhoudende tegen u gerichte klachtenvan anderen.

U doet er naar mijn oordeel dan ook zeer verstandig aan degenen die on-ophoudelijk tot deze klachten aanleiding geven, te dwingen met meer te-rughoudendheid te spreken, en de heer Erasmus ten spoedigste per brief ge-noegdoening te verscha◊en, zodat hij begrijpt dat hij in het vervolg niets vanhen te vrezen heeft en dat de opdrachten die onze Heilige Vader te zijner be-hoeve heeft gegeven, bij u een gunstige uitwerking hebben gehad. Ver -volgens zal hij u snel vergeven, en u bovendien zelfs in zijn brieven aanbeve-len bij de hoogwaardige heer datarius en zijn overige vrienden hier, om tevoor komen dat door de schuld van enkelen schade wordt berokkend aan uwzeer vermaarde faculteit. Wat ik weet is dat hij, als u zult schrijven, zeer groot -moedig zal reageren, overeenkomstig zijn beminnelijke aard. Ik zal intussen,

1. Na de dood van Adrianus viwas Hezius naar de Nederlanden terug -gekeerd. Zie ook brief 1589a.

2. Gian Matteo Giberti.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 170

Page 171: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Gian Matteo Giberti aan Theodericus Hezius, 1525 1589a

171

voor zover het in mijn vermogen ligt, niet aflaten uw reputatie, die ik ook alsde mijne beschouw, te beschermen en te verdedigen.

Het ga u voorspoedig, en neemt u deze in grote haast en niet met volleaandacht geschreven brief welwillend op. Ik werd namelijk in beslag geno-men door vele bezigheden tegelijk, aangezien de koerier haast had en ik eengroot aantal brieven tegelijk moest schrijven.

Vanuit het apostolisch paleis, 12 juli 1525Albert Pigge van Kampen, zeer toegewijd oud-student van u, mijne he-

ren, geheim kamerheer van onze Heilige VaderAan de eerwaarde vaders en zeergeleerde heren, de deken3 en de faculteit

der theologie van de vermaarde universiteit van Leuven

1589a Van Gian Matteo Giberti aan Theodericus Hezius

Rome, 21 juli 1525

Hoogeerwaarde heer, etc. Datgene wat ik u toevoegde uit naam van de Hei -li ge Vader toen u van hier vertrok, namelijk ervoor te zorgen dat onze Eras -mus zou worden verlost van zijn Leuvense kleineerders, dat herhaal ik nuper brief — niet omdat ik denk dat deze kwestie aan uw aandacht is ont-snapt, waar het erom ging zijne Heiligheid of Erasmus zelf ter wille te zijn,maar enerzijds om aan Erasmus de verzekering te geven, door tussenkomstvan zijn hier aanwezige bediende,1 dat aan u in deze kwestie opdrachtenzijn verstrekt, anderzijds om aan u, dankzij deze toevallige omstandigheid,een brief te doen toekomen. Er is mij namelijk veel aan gelegen uw genegen-heid en welwillendheid jegens mij in stand te houden, verplicht als ik daar-toe ben. Vandaar dat u onze Heilige Vader een genoegen zult doen als u metde tact die u in deze kwestie noodzakelijk acht, de zaak zult opnemen met debetre◊ende personen, met als doel dat zij Erasmus met rust en ongemoeidlaten, die veel goeds tot stand heeft gebracht en nog betere dingen tot standzal brengen, zoals hij belooft. Wanneer u dat bereikt heeft, zou ik het op prijsstellen dat u dit aan mij hier en aan Erasmus zelf zou schrijven.

Zijne Heiligheid zal dit zeer welkom zijn, maar ook mij, zoals ik eveneensuitzie naar dat andere dat ik u verzocht had te regelen voor mijn bediendeGiuliano, als u dat tenminste gemakkelijk, passend en correct kunt uitvoe-ren. Het ga u goed.

3. Nicolas Coppin.1. Karl Harst.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 171

Page 172: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

172

1590 Van Erasmus Schets, 1525

Rome, 21 juli 1525Aan de hoogeerwaarde heer Theodericus Hezius, kanunnik te Luik, een

vriend die mij dierbaar is als een broeder

1590 Van Erasmus Schets

Antwerpen, 23 juli 1525

Uw brief,1 mijn vriend, heb ik ontvangen, en ik heb begrepen om welke hulpu vraagt ten behoeve van uw toelage uit Canterbury. Wat zou u, mijn Eras -mus, kunnen wensen, dat ik niet zou willen doen, voor zover daartoe de moge -lijkheid is? Weet dat er in mijn onbeduidende persoon geen greintje invloedof gezag is, dat ik niet zou willen aanwenden en inzetten om u te helpen.Kon ik nog maar meer doen dat in uw belang is.

Ofschoon ik helemaal geen zakelijke betrekkingen onderhoud met de En -gel sen (die vanwege een buitensporige belastinghe√ng buitenlandse koop-lieden van zich vervreemden), heb ik daarginds toch veel naaste en zeer be -trouw bare vrienden, die mij dagelijks melden wat de geruchtenstroom ople-vert en hoe het de handel vergaat. Onder hen neemt Alvaro de Castro voormij een bijzondere plaats in, een Spaanse koopman die in Londen woont. Alsu aan de heer aartsbisschop2 schrijft dat hij het geld van uw toelage aan hemter hand stelt, hoe groot het te ontvangen bedrag ook is, zal ik ervoor zorgendat het u daar of elders, vrij van welke commissie dan ook, wordt uitbetaald.U moet echter de aartsbisschop van Canterbury bovendien erop attent makendat hij voor het uitbetaalde geld een ontvangstbewijs van genoemde Alvarovraagt. Hij zou dan de moeite kunnen nemen mij dat toe te sturen via zijn secre -taris, ingesloten bij een brief, met vermelding van de valuta waarin het be-drag is uitgekeerd. Want op die manier kunnen uw zaken zorgvuldig en cor-rect afgehandeld worden. Ik wil u op alle mogelijke manieren van dienst zijn.

Tot mijn teleurstelling stelt u uw terugkeer uit en biedt u mij geen enkelehoop. Het beletsel is, ik weet het, de huidige onrust die, zodra ze in de eneprovincie ophoudt, in andere de kop opsteekt. De Oostenrijkers en de Hon -garen zijn begonnen aan een ongenadig oproer.3 Als God het niet afwendt,verdwijnt alle fatsoen, wordt de rechtsorde gekneveld en heerst overal heil-loze tirannie. Het ligt voor de hand dat dit alles het verdiende loon is vooronze zonden.

1. Brief 1583.2. William Warham.3. De Duitse Boerenopstand sloeg in 1525 over naar Oostenrijk.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 172

Page 173: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jean de Selve, 1525 1591

173

Het ga u voorspoedig en naar wens, mijn Erasmus. Vanuit Antwerpen, 23juli 1525. Erasmus Schets, geheel de uwe

Aan de onvergelijkelijke en zeergeleerde heer Erasmus van Rotterdam. TeBazel

1591 Aan Jean de Selve

[Bazel, ca. juli 1525]

Dit is het voorwoord bij Erasmus’ Adversus Petri Sutoris quondam theologiSorbonici nunc monachi cartusiani debacchationem apologia (‘Verweer -schrift tegen het geraaskal van Pierre Cousturier, voorheen theoloogaan de Sorbonne, nu kartuizer monnik’), verschenen te Bazel bijJohann Froben in augustus 1525. Jean de Selve, aan wie het voorwoordwas gericht, had als eerste voorzitter van het Parlement van Parijs eenbelangrijke stem in de Franse boekcensuur.

Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte heer Jean de Selve, eerstevoorzitter van het zeer verheven Parlement van Frankrijk, gegroet

Door mensen uit de oudheid is tre◊end gezegd, zeer doorluchtige heer, datgoede wetten zijn voortgekomen uit slechte gewoonten.1 Maar een gewis-ser onheil bedreigt de mensheid, wanneer zeer slechte gewoonten op hunbeurt voortkomen uit zeer goede wetten. Want welke hoop op redding blijftover wanneer geneesmiddelen veranderen in vergif, en wanneer datgene watontwikkeld is om ziekte te verdrijven, de ziekte verergert? Dit is nauwelijksop een andere manier te voorkomen dan wanneer een geschoolde en ver-trouwde arts het medicijn dat hij heeft voorgeschreven, ook zelf toedient.Er was een uitstekende wet uitgevaardigd tegen de verschijning van on ver -antwoordelijke en smadelijke geschriften, als heilzaam en noodzakelijk middeltegen een hoogst schadelijke voortwoekerende ziekte.2 Maar de verdorven-heid van mensen verandert dit heilzaam middel in een nog ergere kwaal,tenzij degenen die de wet hebben uitgevaardigd, die ook toepassen en hand-haven. Anders zie ik gebeuren dat de allerbeste boeken worden geweerd en

1. Adagia 961.2. In 1521 had Frans i aan het Parlement van Parijs opgedragen de cen-

suur ter hand te nemen en geen toestemming te geven voor de uitgavevan religieuze boeken zonder goedkeuring van de Sorbonne (de theolo-gische faculteit van Parijs).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 173

Page 174: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

174

1591 Aan Jean de Selve, 1525

dat boeken zoals wij er al twee hebben zien verschijnen, ongestraft gedruktworden, ofschoon een verordening is uitgevaardigd dat in Parijs niets ge-drukt mag worden dat haar vermaarde universiteit en haar verhevenParlement onwaardig is. In één daarvan zijn met meer dan platvloerse onbe-schaamdheid mijn Colloquia vervalst door de toevoeging van een voorwoorddat ten onrechte van mijn naam was voorzien. Daar laat de schrijver3 mijover mijzelf zeggen wat hij graag zelf wilde zeggen. Als u de gelegenheidheeft het werk in te zien, zult u een verdorven geest waarnemen, die voorgeen enkele misdaad terugdeinst als hij ook maar enige aanleiding ziet eenstad in brand te steken, te vergiftigen of te moorden. Als u niet in de gele-genheid bent, zult u zonder veel moeite uit de catalogus van mijn werken,4

die ik nu tegelijk naar u opstuur, kunnen opmaken waar het om gaat. Deschrijver is bekend, en de drukker5 evenzeer. Beiden beleven genoegen aanhun kwaadaardigheid.

Aangezien deze vrijpostigheid goed uitpakte, kwam vervolgens PierreCousturier op de proppen met zijn boek.6 Maar aan deze kwestie zal ik geenwoord vuilmaken. Als u met uw wijsheid niet uit mijn verweer kunt afleidenwat voor werk dat is en van welk slag de maker is, zal het werk zelf u, als ineen spiegel, Cousturier in zijn volle omvang tonen. Ik weet maar al te goeddat er onder de theologen sommigen zijn die genoegen nemen met wat zijhebben geleerd toen zij jong waren en een grote afkeer hebben van de talenen de schone letteren, zozeer dat hun niets kan bekoren dat ook maar enigs-zins riekt naar de humaniora. Zij zijn toegerust met talloze titels en ontelba-re artikelen. Als het hun daaraan ontbreekt, verzinnen zij naar het hun be-lieft nieuwe leerstellingen, zoals deze Cousturier dat doet. Wie, van zoveelvalstrikken voorzien, zo’n geneigdheid tot kritiek aan de dag legt als Cous -turier, is in staat ook nog tegen de apostel Paulus zelf op duizend punten eenlasterlijke aanklacht in te brengen. Een wet die de heilloze uitwerking in-perkt van schisma’s en ketterijen, als die weigeren zich te laten genezen, isuitstekend. Maar totaal verdorven is de geest van bepaalde lieden, die zichlaten leiden door hun persoonlijke gevoelens en die een geneesmiddel datbereid is voor zieken, zo veranderen dat het leidt tot de ondergang van ge-zonde mensen, en die door het brandijzer te misbruiken, wat gezond is aanhet zweren brengen. Zij zouden hun goede naam een grotere dienst bewij-zen als zij de boeken van recente auteurs in oprechtheid zouden lezen, en detalen en de schone letteren gastvrij in hun onderkomen zouden opnemen.

3. Lambertus Campester; zie brief 1581, noot 39.4. Brief 1341a.5. Pierre Gromors.6. Zie brief 1571, noot 7.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 174

Page 175: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jean de Selve, 1525 1591

175

Toch denk ik dat er in Parijs geen enkele theoloog zo gekant is tegen de warewetenschappen dat hij dat onbeheerste getier van Cousturier billijkt. Des testrenger moeten mensen worden gestraft die de spot drijven met een uitste-kende wet. Als het hun vrijstaat ongestraft te doen wat hun belieft, zal Parijsons ongetwijfeld dat soort boeken leveren. Als daarentegen iemand opstaaten de openlijke laster verre van zich durft te houden, of iets durft te publice-ren dat bijdraagt aan de wereld van de wetenschap, zal de wet haar krachtdoen gelden en zal de censuur waakzaam zijn. Het is doorgaans zo dat inelke vergadering de onbeschaamdheid van de enkeling zwaarder weegt danhet fatsoen van de meerderheid. Want het is niets nieuws als de meerderheidhet wint van het gedeelte dat het bij het rechte eind heeft. Maar hier is deminderheid die het bij het verkeerde eind heeft, vaak de meerderheid de baasdie het bij het rechte eind heeft. Als de rechtschapenheid en onpartijdigheidvan vooraanstaande mannen de beoefenaren van de humaniora niet te hulpkomen tegen de doortrapte eigenzinnigheid van deze mensen, is het onver-mijdelijk dat de geesteswetenschappen in de verdrukking komen en ook dedisciplines in verval raken die zij graag als enige van waarde achten.

De dood van de hooggeachte heer François Deloynes heeft de geletterdewereld beroofd van een groot beschermheer en voorvechter. Als het lot onsniet tijdelijk koning Frans had ontnomen,7 zou ik uw oren niet met dit ge-klaag lastiggevallen hebben, maar had ik de muzenbeschermer in eigen per-soon tegen de aanvallen van de barbaren te hulp geroepen. In de tussentijdbehoort het tot uw taak en tot die van uw geestverwanten de zaak van de we-tenschappen krachtig te steunen, en met uw gevoel voor rechtvaardigheidde onbillijkheid van mensen als Cousturier te beteugelen. De brieven van et-telijke geleerden hebben mij er namelijk van overtuigd dat u de enige bentbij wie de goedheid van karakter en de vriendelijkheid in de omgang het nogwinnen van de verbazingwekkende kracht van uw talent, wetenschappelijkkunnen en oordelend vermogen. Met deze gaven voegt u een bijzondereglans toe aan het verheven Parlement, waarvan u terecht het voorzitterschapbekleedt. Wanneer u echter deze taak op u neemt, kunt u niet alleen de meestin aanzien staande wetenschappen, maar ook de reputatie van de theologiezelf een dienst bewijzen, die nu bij zeer velen een uiterst slechte naam heeftals gevolg van het onheuse en onbezonnen oordeel van enkele krankzinni-gen. Wij zien onder hoeveel haat de hele priesterstand gebukt gaat door dete kort komingen van enkelen. Wij zien welke onverdiende bejegeningen ookgoede monniken te verduren hebben als gevolg van de onverteerbare verdor-venheid van sommigen. Daarom kan niemand de waardigheid of het gezag

7. Frans iwas gevangen genomen na de slag bij Pavia op 24 februari1525 en zou pas op 17 maart 1526 worden vrijgelaten.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 175

Page 176: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

176

1592 Aan Gianfrancesco Torresani, 1525

van de theologen een grotere dienst bewijzen dan degene die dat soort op-roerkraaiers, die geen theologen maar kankergezwellen en etterbuilen vande theologische stand zijn, tot bedaren brengt. Want er is geen enkele daaddie verstandige en oprechte theologen met meer reden zouden toejuichen.

Tot een zo groot man als u had ik mij liever met een iets rooskleuriger be-toog gewend. Maar Cousturier heeft mij momenteel hiermee opgezadeld,een grotere onheilsvogel is er niet. Het ga u goed.

1592 Aan Gianfrancesco Torresani

Bazel, 5 augustus 1525

Hartelijk gegroet. Ik veronderstelde dat ik op uw erkentelijkheid zou kun-nen rekenen als ik u een verbeterde versie van de Adagia zou sturen. Het wasniet een gebrek aan drukkers dat mij hiertoe drong, maar deels mijn sympa-thie voor u, vooral omdat u zo vaak per brief uw beklag hierover heeft gedaan,deels een zeker eigenbelang omdat ik hoopte dat uw drukkersfirma enigeglans aan mijn werk zou toevoegen. Ik weet dat uw vader1 in daden bereid-williger is dan in woorden. Er is geen reden waarom deze zaak nu min dervriend schappelijk zou worden afgehandeld. Mocht u er geen heil in zien,wilt u het exemplaar dan terugsturen, en dan niet op uw kosten, terwijl ikhet u toch op mijn kosten heb toegezonden. Ik weet dat het niet past bij uwvoorkomendheid of bij het respect dat u voor mij heeft, dat u mij in dit gevalonheus zou behandelen. En al zou u dat wel willen — ik ben er van overtuigddat dit niet zo is — ik ben in dit geval onmogelijk voor de gek te houden. Ikheb een tweede exemplaar met dezelfde correcties, waaraan ik kan toevoe-gen wat ik wil. En ik heb een drukker die altijd klaarstaat.2 Maar als u mij ingoed vertrouwen bejegent, zal ik ervoor zorgen dat u in geen geval het ge-voel kunt krijgen dat de goede trouw van mijn kant te wensen overlaat.

Het ga u goed. Brengt u mijn groeten over aan uw vader, uw broer,3 uwneef Manuzio4 en de overige vrienden.

Bazel, 5 augustus in het jaar 1525

1. Andrea Torresani.2. Johann Froben. Torresani zou de nieuwe editie van de Adagia niet

drukken (vgl. brief 1594); de editie verscheen bij Froben in februari 1526(zie brief 1659).

3. Frederico Torresani.4. Paolo Manuzio, zoon uit het huwelijk van Aldo met een zuster van

Gianfrancesco.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 176

Page 177: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Krzysztof Szydłowiecki, 1525 1593

177

Aan de geleerde heer Gianfrancesco Torresani. Te Venetië, bij de brug vande metaalsmelters

1593 Aan Krzysztof Szydłowiecki

Bazel, 14 augustus 1525

Dit is het voorwoord bij Erasmus’ Lingua (‘De tong’), een verhandelingover kwaadsprekerij, verschenen bij Johann Froben te Bazel inaugustus 1525.

Erasmus van Rotterdam aan de doorluchtige heer Krzysztof Szydłowiecki,paladijn en prefect van Krakau, kanselier van het koninkrijk Polen, gegroet

Waarde heer, die niet alleen vanwege zijn wapenschild vermaard is, het le-ven der stervelingen is aan alle kanten door zoveel en zo groot onheil aange-tast, dat Homerus, toen hij het lot van ons mensengeslacht vergeleek metdat van alle andere soorten levende wezens, tot de uitspraak kwam dat geenenkel wezen er ellendiger aan toe is dan de mens.1 Evenzo was Silenus vanoordeel dat het beter is niet geboren te worden of zo spoedig mogelijk testerven,2 terwijl Plinius meende dat door de goden aan de mens geen groterof beter geschenk gegeven is dan de korte duur van het leven en de moge-lijkheid voor ieder mens het leven tussentijds af te breken, als hem dat goedzou dunken.3 Bij Lucianus bekent Pythagoras (wiens ziel, naar men veron-derstelt, door herhaaldelijke verandering van verblijfplaats een tocht gemaaktheeft langs alle mogelijke lichamen, van mannen en vrouwen, van tweevoe-ters en viervoeters) dat hij aanzienlijk aangenamer heeft geleefd als kikkerdan als koning.4 En hoe absurd dit ook klinkt, dit alles zou niet ver bezijdende waarheid zijn, als niet de hemelse wijsgeer ons ervan had overtuigd dateeuwigdurend geluk is weggelegd voor hen die heel hun geluk van voor- totachtersteven, zoals men zegt,5 op hem vestigen. Deze hoop is zo krachtigdat ze ook in de grootste ellende de blijmoedigheid in stand houdt van eenziel die met zichzelf in het reine is, vooral omdat die intussen vergezeld gaat

1. Homerus, Ilias xvii, 446-447; Odyssee xviii, 130-131.2. Zie Cicero, Tusculanae disputationes i, 114.3. Plinius, Naturalis historia ii, 27; viii, 168.4. Lucianus, Gallus 15-27; Vera historia ii, 27.5. Adagia 8.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 177

Page 178: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

178

1593 Aan Krzysztof Szydłowiecki, 1525

van de wonderbaarlijke en geheimzinnige garantie dat al wat dit leven aanbitterheid aankleeft, verandert in honing.

Omdat bovendien de mens, zoals hij bestaat uit lichaam en geest, mettwee soorten aandoeningen geconfronteerd wordt, hebben wijze mannenzich afgevraagd welke aandoening, die van het lichaam of die van de geest,het ernstigst is. Zij hebben als hun mening uitgesproken dat een aandoeningvan de geest meer ellende oplevert, hoewel het volk in hoge mate van dezemening afwijkt. Want hoe weinigen zijn er die niet van mening zijn dat ie-mand met waterzucht er ellendiger aan toe is dan iemand die hebzuchtig is?Zo vinden zij ook dat het bezit van een mooi lichaam meer geluk brengt danhet bezit van een geest die verrijkt is met respectabele geleerdheid en deug-den. Het is dan ook niet verwonderlijk als degenen die aan het lichaam devoorkeur geven boven de geest, een verkeerd oordeel hebben over goed enkwaad. De oudheid kende naast ongevallen en afwijkingen zo’n driehonderdsoorten ziekten.6 Daar kwamen en komen dagelijks onbekende en nieuwekwalen bij, die als vanuit een hinderlaag oorlog voeren met de geneeskunst.Wie zou echter de geestelijke onvolkomenheden kunnen tellen?

Was het maar zo dat ze het alleen in aantal zouden winnen! Ze hebben he-laas ook in veel andere opzichten de overhand. Allereerst omdat ze ons bete-re deel aantasten. Voorts omdat lichamelijke aandoeningen ons alleen maarziek maken, terwijl ziekten van de geest ons bovendien verdorven en onge-lukkig maken, omdat we ze zelf opwekken. Bovendien zijn er lichamelijkeaandoeningen die niet gepaard gaan met pijn, zoals de tering. Is er echterook maar enige vorm van waterzucht of koorts die het lichaam evenzeer pij-nigt, als zucht naar geld, niet te beteugelen begeerte, jaloezie en afgunst degeest kwellen? Bovendien is het zo dat lichamelijke ziekten vaak een heilza-me invloed hebben op aandoeningen van de geest, terwijl uit een geestelijkgebrek in de regel ook lichamelijke kwalen voortkomen. Als de ernstigste li-chamelijke ziekten gelden die welke niet alleen hinder veroorzaken, maarook de patiënt ontsieren. Maar ditzelfde geldt voor alle geestelijke aandoe-ningen: ze nemen de geestelijke rust weg en bezorgen de patiënt bovendieneen slechte naam.

Artsen zijn van mening dat er geen vreselijker soort ziekte is dan die wel-ke de patiënt het bewustzijn van zijn ziekte ontneemt. Want een jichtlijderdie uitroept dat hij te beklagen is en opdracht geeft de dokter erbij te halen,is beter te genezen dan een krankzinnige of een lijder aan slaapziekte: detweede vindt dat hij gezond is, terwijl de eerste de arts aanvliegt die hem wilhelpen. In de regel zijn alle aandoeningen van de geest van deze aard. Hoeernstiger men ziek is, des te minder aanvaardt men de hulp van een genees-

6. Vgl. Plinius, Naturalis historia xxvi, 9.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 178

Page 179: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Krzysztof Szydłowiecki, 1525 1593

179

heer. Want ook tussen dit soort ziekten zijn er verschillen. Wij zijn aanzien-lijk eenvoudiger te genezen van genotzucht, wellust en verkwisting en an-dere zo te zeggen platvloerse geestesziekten, dan van eerzucht, afgunst, ei-genliefde en hypocrisie. Er zijn velen te vinden die men niet van onzedelijkgedrag of dronkenschap kan betichten, maar die wel doordrenkt zijn vanliefde voor zichzelf en alles hiernaar afmeten. Als iemand hen dwarszit, be-ramen zij alle mogelijke vormen van wraak, terwijl zij intussen hun hoogstverwerpelijke begeerten maskeren met mooiklinkende benamingen. Er isdan ook niets schadelijker en beklagenswaardiger dan dit soort mensen.

De geest is in staat over lichamelijke kwalen een oordeel te vormen. Bijgeestelijke aandoeningen is datzelfde onmogelijk, omdat dat deel van onswaarmee wij een oordeel vormen, door ziekte is aangetast. Met welk middelzou men immers degene kunnen helpen die zijn onverzadigbare bezitshon-ger betitelt als voorzorg, zijn afgunst een streven noemt naar eer, zijn blindeeigenliefde uitgeeft voor bezonnenheid en zijn ziekelijke kwaadsprekerijopsiert met de benaming van vrijheidsdrang? Daar komt bij dat degenewiens voeten door de jicht zijn getro◊en, toch nog gezond van ogen en orenis. Maar een enkele geestelijke aandoening van welke aard dan ook, schaadtde geest als geheel. Evenzo is degene die met nierstenen van doen heeft, vrijvan andere ziekten. Maar er is geen enkele geestelijke aandoening, die nieteen horde van gebreken met zich meebrengt.

Als wij bovendien de ernst van een ziekte mogen afmeten naar het risicovan besmetting, dan zijn, als wij Plinius geloven, bejaarden immuun voor depest, die bovendien niet lukraak om zich heen grijpt, maar ontstaat in zuide-lijke streken en zich doorgaans westwaarts verplaatst.7 Er zijn ziekten diegeen vat hebben op kinderen. Er zijn er die het vrouwelijk geslacht ongemoeidlaten. Er zijn er die het gemunt hebben op machthebbers en het gewone volkontzien, zoals naar men zegt huidontstekingen doen.8 Er zijn er die alleenonder bepaalde leeftijdscategorieën of ook in bepaalde streken huishouden.Lepra en zwelling tussen de tenen zijn, toen zij tot in Italië waren door ge -drongen, spoedig geheel verdwenen. Tot dertig jaar geleden was Enge land nietbekend met de dodelijke zweetziekte, en die besmettelijke aandoening springtin de regel niet over de grenzen van dat eiland heen. Deze ziekten hebbenhun eigen gebieden en verschijningsperioden, en tre◊en bepaalde personenen lichaamsdelen. Maar ziekten van de geest ontzien geen enkele maatschappe -lijke klasse, sekse of leeftijd, en laten zich niet tegen houden door welke gren-zen dan ook. Met ongelofelijke snelheid zoeken zij hun weg over de aarde.Zij wachten elkaars beurt niet af, zoals wel ziekten als pest, keelontsteking

7. Ibidem vii, 170.8. Ibidem xxvi, 7-8.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 179

Page 180: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

180

en hoest om beurten de kop opsteken. Maar de ene ziekte trekt de andere metzich mee, zoals de ene kettingschakel de andere. En waar zij eenmaal voetaan de grond gekregen hebben weten zij niet gemakkelijk van wijken.

Als iemand nu zou nagaan aan welke lichamelijke ziekte de eerste plaatszou toekomen, zou die mijns inziens gemakkelijk kunnen worden toege-kend aan de kwaal van onzekere herkomst die reeds veel jaren stra◊eloosrondwaart door alle streken van de aarde, en nog geen eenduidige benamingheeft gekregen. De meesten noemen die de Franse, sommigen de Spaansepokken.9 Welke besmettelijke ziekte heeft ooit met vergelijkbare snelheidhaar spoor getrokken door de diverse streken van Europa, Afrika en Azië?Welke dringt dieper door in de aderen en ingewanden? Welke hecht zich ste -viger vast, of biedt met meer verbetenheid weerstand tegen de kunde en dezorg van artsen? Welke is besmettelijker of brengt heviger pijnen met zichmee? Vitiligo heeft, afgezien van ontsiering van de huid, geen schadelijke ge-volgen en laat zich genezen. Eczeem bedekt eerst het gelaat en vervolgens derest van het lichaam met schilferige uitslag, maar levert buiten de pijn geenenkele levensbedreiging op, ook al kan ze niet worden geheeld, behalve meteen middel waarboven de dood te prefereren is.10 Maar deze plaag draagt alhet vreselijks van andere ziekten in zich: afzichtelijkheid, pijn, besmetting,levensgevaar, zeer lastige en tegelijkertijd afschuwelijke behandelingen. Enze is nauwelijks bedwongen of ze steekt alweer de kop op, net zoals jicht.

Als ten slotte iemand zou willen weten welke geestelijke aandoening deschadelijkste is, dan zou ik niet aarzelen deze eerloze eer en roemloze roemtoe te kennen aan de onbeheersbare tong. Deze aandoening is niet nieuw enniet enkelvoudig, maar verenigt de kenmerken van alle geestelijke aandoe-ningen. En er is geen enkele generatie zo fatsoenlijk geweest dat nooit overdeze kwaal is geklaagd. Maar zoals sommige koortsaanvallen en besmettin-gen nooit helemaal uitsterven, maar na geruime tijd als in een vloedgolfweer losbarsten en nog grootschaliger en erger huishouden dan tevoren, als-of zij het menselijk geslacht met uitroeiing willen bedreigen, zo zien wij nudat de verderfelijke aandoening van de tong door een wonderbaarlijke be-smetting bezit heeft genomen van de hele wereld, en zich met een zo grotehevigheid verspreid heeft over vorstenhoven, huizen van gewone burgers,theologische scholen, congregaties, priestercolleges, regimenten van solda-ten en boerenwoningen, dat er algehele vernietiging en verderf lijken te ko-men over de wetenschappen, het fatsoen, de burgerlijke eensgezindheid enhet gezag van kerkleiders en wereldlijke vorsten.

9. De syfilis.10. Volgens Plinius, Naturalis historia xxvi, 2-3, kan eczeem alleen worden

genezen door uitbranding.

1593 Aan Krzysztof Szydłowiecki, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 180

Page 181: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

181

In het begin heeft men bij het ontstaan van de plaag waarover ik zojuistsprak zitten dromen, en nog steeds is men ten aanzien van het besmettings-gevaar niet op zijn hoede, terwijl degenen die zijn getro◊en door lepra, eengeringere kwaal, van de omgang met mensen worden weggehouden. Maaraan de onbeheerste tong, die zich aandient als een grotere bedreiging voorde mensheid, is niets gedaan en dat gebeurt voorlopig nog steeds niet. In -tussen verergert de kwaal met de dag en wordt hij ongeneeslijk. Er zijn trou-wens sommigen geweest die, zoals onbekwame artsen gewoonlijk doen, dooreen verkeerde behandelwijze de kwaal alleen maar verergerd heb ben. Bis -schoppen die christelijke wijsheid en evangelische kennis paren aan beschei-denheid van geest, hadden hierin een taak. We zien wat tot nu toe is bereiktmet maatregelen als uitbranding, uitsnijding en in de boeien slaan. Of -schoon ik niet beschik over de mate van gezag, kennis en wijsheid, die deernst van de noodlottige kwaal vereist, heb ik toch uit zorg voor de algeme-ne nood waarin de christelijke wereld verkeert, alle mogelijke geneesmidde-len ingezet, waardoor deze kwaal, als hij niet geheel kan worden uitgeban-nen, dan toch zeker kan worden afgezwakt.

Van de hooggeachte heer Jan Łaski11 vernam ik dat de aloude zuivere mo-raal goeddeels bij uw landslieden behouden is gebleven, zodat het er alleschijn van heeft dat Astrea — laat ik mij maar dichterlijk uitdrukken — ophaar vlucht van de aarde, bij u haar laatste voetsporen heeft achtergelaten.12

Want die moraal maakt een meer dan gemiddelde bloei door dankzij de pas-sende verordeningen van de onkreukbare en waakzame aartsbisschop JanŁaski, die in deze verdorven tijden het voorbeeld navolgt van de bisschop-pen van weleer. Ik hecht hieraan des te meer geloof, omdat ik in mijn zegs-man een zo oprechte en bezonnen levenshouding bespeur als ik tot nu toeniet zomaar bij een ander heb aangetro◊en. Als de alom heersende ziektevan de tong uw Polen nog niet heeft besmet, dan is dit geschrift als een ge-lukwens voor uw gezegende omstandigheden te beschouwen. Maar indienook daarginds sporen van de besmetting zijn doorgedrongen, dan heb ik hetals een tegengif gestuurd.

De zojuist genoemde Jan Łaski heeft bewerkstelligd dat ik dit geschriftonder uw auspiciën publiceer. Met een bewonderenswaardige genegenheidgaf hij tegen mij voortdurend hoog op van uw talenten en bijzondere kwali-

11. De neef van de gelijknamige aartsbisschop die verderop wordtgenoemd . Hij verbleef vanaf voorjaar 1525 gedurende zes maanden inErasmus’ huis in Bazel.

12. Astrea was de laatste godheid die de aarde verliet aan het eind van hetGouden Tijdperk; zie o.a. Virgilius, Eclogae iv, 6; Ovidius, Metamorphosae i,149-150.

Aan Krzysztof Szydłowiecki, 1525 1593

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 181

Page 182: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

182

1593a Aan de lezer, [1525]

teiten, zodat ik, aangestoken door de bewondering voor uw verdiensten,mij verplicht voel allereerst uzelf en vervolgens het gehele koninkrijk Polengeluk te wensen met het feit dat zij in u zo’n bekwame staatsman hebben.Degene die mij hiervan overtuigde, is weliswaar jong van jaren, maar verge-vorderd in zijn karakterontwikkeling en belegen in zijn oordeel. Wie de din-gen zo scherp ziet, laat zich niet misleiden en wie deze kwaliteiten zo conse-quent en enthousiast laat blijken, veinst niet. Als u er geen bezwaar tegenheeft mijn onbeduidende persoon tot de kring van de uwen te rekenen, zalik mij gelukkig prijzen zo’n man als beschermheer of vriend te hebben. Voordit streven schaam ik mij niet. Vriendschap met zulke mannen reken ik stee-vast tot de hoogste vormen van geluk. Al mag ik dan dingen naar de gunstenvan vooraanstaande mannen, ik doe dat niet zozeer voor mijzelf als wel voorde meest waardevolle geleerdheid en de vroomheid, die nu als gevolg van deopruiende onruststokerijen van sommige lieden alom gevaar lopen en tenonder zullen gaan als zij niet gesteund worden door het gezag en de inzetvan mensen als u. Ik zou mij belachelijk maken als ik nu nog uit zou zijn opmaatschappelijke posities en rijkdom, terwijl ik binnenkort dit aardse be-staan zal verlaten. Dat zijn alleen maar lasten die degene bezwaren die zichopmaakt om te verdwijnen, en die degene die vertrekt toch niet kunnen ver-gezellen. Als ik met mijn geschriften of dankzij oprechte mannen die doormijn aansporingen zijn aangemoedigd, een bijdrage heb geleverd aan deachtenswaardige wetenschappen of de christelijke vroomheid, dan neem ikdit met genoegen als reisgeld met mij mee.

Maar ik houd u al te lang af van De Tong zelf. Ik vrees dat een man van uwonderscheidend vermogen hier en daar een meer uitgebalanceerde ordeningzou wensen. Het onderwerp was echter van een eindeloze verscheidenheid.Gedwongen als ik mij voelde alle aspecten te behandelen, daarbij heilige metprofane zaken vermengend, is het mij nauwelijks gelukt verwarring te ver-mijden, vooral omdat ik de tijd niet had om te polijsten wat ik verzameld had.Het ga u goed.

Bazel, 14 augustus in het jaar 1525

1593a Aan de lezer

[Bazel, eind augustus 1525]

Voorin de eerste editie van zijn Lingua (zie brief 1593) nam Erasmusdeze lijst met drukfouten op. Omdat de lijst de vorm heeft van eenbrief, is ze in deze uitgave opgenomen. De brief toont in welke vorm

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 182

Page 183: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan de lezer, [1525] 1593a

183

Erasmus zijn manuscripten naar de drukker bracht, met vele toevoe -gingen op extra blaadjes, zodat er gemakkelijk iets mis kon gaan.

Erasmus van Rotterdam aan de lezer, gegroet

Bij herlezing van het reeds van de pers gekomen werk ontdekte ik een aantalfouten die niet zozeer de drukkers zijn aan te rekenen als wel mijn manu-script, dat door aanvullingen en invoeging van losse stukken papier zo on-duidelijk en onoverzichtelijk was geworden dat ik zelf nauwelijks in staatwas om te ontdekken waar ik was vastgelopen. Die plaatsen geef ik nu. Hetzal niemand moeite kosten in zijn eigen exemplaar de nummering erbij teschrijven. De frontzijde van letter b krijgt nummer 1, de achterzijde 2 en voorde overige bladen dus net zo, met een dubbele nummering voor elk blad.

Pagina 5 (dat is b3), regel 7: lees Atticae.Pagina 17, regel 13: ut incautius; haal ut weg en verplaats het naar de vol-

gende regel voor het woord dolore.Pagina 23, 6 regels voor het einde: lees iacturam in plaats van damnum.Pagina 37, 8 regels voor het einde: lees luporum in plaats van leporum.Pagina 61, regel 8: lees Archidamidas in plaats van Archidamus.Pagina 68, 10 regels voor het einde: lees discurrere.Pagina 91, regel 7: lees Antigonus in plaats van Antiochus.Pagina 99, 3 regels voor het einde: dit is een citaat van een dichtregel van

Homerus die in Odyssee xix anders luidt, namelijk exw dÊ$ ote toi stere h

liqo$ he sidhro$.1 Ik had Plutarchus gevolgd die de regel in zijn De nugacitatezo citeert als ik het doe, waaruit valt op te maken dat Plutarchus ofwel mis -tastte in zijn geheugen ofwel dezelfde uitspraak ontleent aan een anderepassage bij Homerus, in andere bewoordingen.

Pagina 109, regel 11: lees furiarum vice in plaats van furiarum una.Pagina 140, regel 4: lees quantam.Pagina 152, regel 6: lees veritas dei.Pagina 161, regel 3: lees animum.Pagina 172, regel 13: lees dii tui.Pagina 213, regel 2: lees sexies mille.Pagina 233, 7 regels voor het einde: lees Octavius in plaats van Caius.Pagina 256, regel 4: lees regerit; bovendien 4 regels voor het einde: lees

Aristaeneto.Pagina 285, regel 5: lees civilius in plaats van ineptius.Pagina 291, regel 3: lees kenofwnia$.Pagina 329, regel 8: lees infantili.

1. Homerus, Odyssee xix, 494.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 183

Page 184: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

184

1594 Van Leonard Casembroot, 1525

1594 Van Leonard Casembroot

Padua, 23 augustus 1525

Mijn Erasmus, mijn zeer dierbare Erasmus, gegroet. Wij hadden hier1 uw Karl2

die een zeer vermakelijke brief3 van u bij zich had; dat was een genoegen zo-als we tot nu toe nog niet in Italië mochten ervaren. Ten aanzien van de dooru verlangde hulp bij de publicatie van de Adagia, kan ik (door welke Itali aan -se bedriegerijen weet ik niet) geen triomflied aanhe◊en overeenkomstig uwverwachting en mijn pogingen. Al mijn bemoeienissen, hoezeer ook met degrootste ijver uitgevoerd, zijn tenietgedaan door de typisch Asolaanse (ikhad bijna Ezelaanse gezegd) onbetrouwbaarheid, die gelijk staat aan onbe-schaamdheid.4 Toch is geen enkel middel onbeproefd gebleven dat naar re-sultaat leek te leiden. Kort nadat ik uw brief had ontvangen, heb ik mij metKarl naar Venetië gespoed, waar wij slechts met moeite, na vier of vijf dagen,de gelegenheid kregen met Gianfrancesco Torresani te spreken. Hij leek ergenoegen in te scheppen ons om de tuin te leiden, elke keer dat wij bij hemaanklopten, en te doen alsof hij niet thuis was, ofschoon zijn stem hem ver-ried. Wat een onbeschaamde vertoning! Maar ik ben niet van de zijde vanKarl geweken voordat er, met de gezaghebbende tussenkomst van de heerThomas Lupset,5 een akkoord was over een contract, waarin Torresani zichverplichtte binnen twee weken met de uitgave aan de gang te gaan.

Karl ging op weg naar Rome, hopend bij zijn terugkeer vandaar te consta -teren dat een groot deel van het werk, dat hij naar Venetië had meegenomen,gedrukt zou zijn. Intussen zetten wij ons werk onverdroten voort. Lupset,die ter plekke aanwezig was, drong er voortdurend bij de man op aan zijn be-lofte na te komen, en dat niet zonder vrij harde woorden over en weer. OokGiambattista6 was zeer alert en liet geen gelegenheid voorbijgaan. Boven -dien haastte ook ik mij vanuit mijn verblijf in Padua naar Venetië om de zaakte bespoedigen. Maar waarom daar nog meer woorden aan vuil te maken?Met onze bemoeienis werd de spot gedreven. Gianfrancesco zag hooghartigop ons neer en gaf meer dan eens op onze aansporingen het antwoord: ‘Gatoch weg! Ik zal Erasmus in ruime mate tevredenstellen. Hij staat mij al veeljaren na als een vriend die ik goed ken.’ Niettemin gaven wij hem te verstaandat hij zich niet langer kon laten voorstaan op de vriendschap van Erasmus,

1. In Padua, waar Casembroot rechten studeerde.2. Karl Harst.3. Deze brief is niet bewaard gebleven.4. De vader van Gianfancesco, Andrea Torresani, was afkomstig uit

Asola; zie brief 1592.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 184

Page 185: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Leonard Casembroot, 1525 1594

185

als hij niet op geloofwaardige en overtuigende wijze onze toenemende ge-voelens van wantrouwen zou wegnemen. Welnu, twee maanden later keer-de Karl uit Rome terug, maar als een wolf met wijd open bek, zoals men hetuitdrukt.7 Opnieuw begaven we ons naar Torresani. Wat daar ook was tezien, geen spoor van uw Adagia. Wat te doen? Wij vroegen het exemplaar te-rug en gaven het in bewaring aan de arts Giambattista, totdat u aan Tor re -sani zelf en aan ons aangeeft wat u wilt.

Er schijnt een zekere angst te bestaan voor uw Colloquia, als zouden dieonder verdenking staan van ketterij. In wat voor tijden leven we! Wij zien inItalië dingen waaraan onze van vader op zoon meegekregen onbevangen-heid niet kan wennen. Natuurlijk zijn wij slechts waarnemers, want hoe zou -den wij ons eigen kunnen maken wat wij zo verwensen? Maar niet alles watItaliaans is keuren wij af. Je hebt hier meloenen, pompoenen, vijgen en meervan dergelijke vruchten die buitengewoon verkwikkend zijn. Boven dien zijndaar de vrouwelijke verlokkingen die leiden tot verstrengelingen in bed enhet verwekken van kleine Leonards. U herkent denk ik uw eigen grapjes. Hetzal in ieder geval niet aan mij liggen als het u aan ingrediënten ont breekt omover mij uw mening te vormen. Ik zou alleen willen dat zich een maniervoordeed om net zo gemakkelijk dukaten als bastaards voort te brengen.

Maar genoeg geschertst. Laat ik over mijn eigen situatie het volgende mel - den. Met zes man, allemaal Vlamingen, hebben we hier een huis gehuurd. BijItaliaanse mensen thuis woont men over het algemeen niet comfortabel.Naast mij zijn dat drie leden van de familie Moeskroen,8 de vijfde is Wil lemvan Schoonhove, een zoon van Cornelis, advocaat te Gent, een goede vriendvan u, zoals ik weet. De zesde ten slotte is Karel de Beuckelaer uit Antwer -pen, wiens oom die bekende de Beuckelaer is,9 eveneens Antwer pe naar enka nunnik en een goede bekende van u. Terwijl wij zo onze eigen huishou-ding voeren, leiden wij een betrekkelijk aangenaam leven, zij het dat zowelwij als onze beschermheren door de kosten van levensonderhoud vrij zwaarbe last worden. Het overige is naar wens. Om onze tuin, verblijfplaats vanPo mona zelf, zou iedere satraap ons benijden.

Maar ik keer terug naar het relaas van uw Karl. Ik zou wensen dat de on-

5. Lupset was betrokken bij de voorbereiding van de vijfdelige uitgavevan Galenus’ werken, in het oorspronkelijke Grieks, die Torresani in1525 zou uitbrengen.

6. Giambattista Opizzoni.7. Adagia 1258; de betekenis is: gefrustreerd in zijn wensen.8. Drie (niet nader bekende) zoons van Willem van Moeskroen; Casem -

broot was hun huisleraar.9. Nicolaas de Beuckelaar.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 185

Page 186: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

186

1594 Van Leonard Casembroot, 1525

aangename gang van zaken u zou bewegen ook hierheen te komen. Wat eengoedgunstige godin zou ik in Fortuna hebben, wanneer zij op deze maniermijn beden zou verhoren! Maar ik vrees dat het anders uitpakt, omdat ik teveel verlang. Afgezien van Willem van Schoonhove, die als enige de keuzevoor de medische wetenschap heeft gemaakt, hebben wij, de overige vijf, onstoegelegd op het burgerlijk recht. Hiertoe ben ik, die niet heel tegendraadsben, gemakkelijk overgehaald door het gezag van mijn beschermheer,10 diedit verlangde (want hij is van mening dat dit zijn eigen kinderen ten goedekomt), deels omdat hij mij hiervoor een jaarlijkse toelage van acht Vlaamseponden heeft geschonken, deels omdat ik zelf de meeste hoop had langsdeze weg hogerop te kunnen komen. Ik heb mij niet, zoals zovelen, van eenstudie als deze laten afschrikken met argumenten als het onbegrijpelijke taal - gebruik en de haarkloverijen die worden gebezigd om het onrecht in be-scherming te nemen en duizend van dit soort afgezaagde sarcastische opmer -kingen aan het adres van wetskenners. Sterker nog, ik raakte geestdriftigtelkens wanneer ik met bewondering keek naar het succes en de triomf (diede muzenhaters doen barsten van nijd) van de schone letteren, die door u enuw gelijken (ook al zijn dat er weinigen) met overgave in bescherming zijngenomen, zodat niet alleen geen enkele soort wetenschap maar ook geen en-kele levenswijze verstoken kan blijven van de lichtende glans daarvan. Mijnenige doel is, God is mijn getuige, een plaats in het maatschappelijk leven tebereiken waarin ik alles wat ik mij, door de kansen die Gods gezag mij biedt,waar dan ook vandaan eigen heb gemaakt door studie, overdenking of erva-ring, eens in oprechtheid in dienst kan stellen van het algemeen belang.

U bent nu op de hoogte van mijn wens. De uitkomst laat ik over aan Goddie de harten kent. Ik zou u echter willen verzoeken mij een genoegen tedoen door een kleine aanbeveling toe te voegen aan uw volgende brief voorde heer Lupset of voor Richard Pace, nu in functie als ambassadeur bij dearis to cratische bestuurderen van Venetië. Ik zou graag willen dat u hetzelf-de ook in brieven aan anderen doet, in de hoop dat ik niet al te vrijpostig opu overkom. Hier bevinden zich Pietro Bembo en Reginald Pole, een achter-neef van de koning van Engeland, naar men zegt, en ook Becichemo, die meteen overheidsaanstelling klassieke talen doceert. Bovendien zijn in VenetiëGiambattista Egnazio en talloze anderen. Wat een mannen zijn dat! Hoe ver - lang ik ernaar met uw aanbeveling in hun kringen door te dringen! Ik ben opdit punt nogal eerzuchtig. Waarom zou mij dat bezwaren? Aanzien is eengod de lijk goed. Dagelijks ervaar ik, als vrucht van uw welwillendheid, vanwelk belang het is sympathie te genieten bij vooraanstaande mannen. Aanwelke godheid kan ik al het geluk dat mij ten deel gevallen is anders toe-

10. Willem van Moeskroen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 186

Page 187: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Thomas Lupset, 1525 1595

187

schrijven dan aan die, welke mij voor het eerst met u in contact heeft gebracht?Alleen al de aantrekkingskracht van uw naam zou volstaan om wie dan ookvriendelijk te stemmen. Herhaaldelijk gaan mij dan ook de rillingen over derug wanneer ik hoor zeggen: ‘Dat is een goede bekende van hem’. O mijnErasmus — uw borst kan ik nooit overdekken met zoveel eerbiedige kus senals u verdient — ik zou graag nu uw middel omarmen, uw eerbiedwaar digehoofd zoenen en mij laven aan alleraangenaamste gesprekken. BeschouwLeonard als uw trouwste bewonderaar, welhaast uw aanbidder, die zolanghij zich ervan bewust is een mens te zijn, nooit de weldaden zal kunnen ver-geten van Erasmus, door wiens hulp hij een mens is zoals God dat wil.

Maar ik zal u niet met te veel woorden lastigvallen als ik u slechts nogmaalsverzoek mij de ongelukkige afloop van de publicatie van de Adagia ten goede teduiden. Want de inzet van uw Karl en van ons allen, die zich voor die zaak sterkgemaakt hebben, verdient uw welwillendheid. Intussen is het aan u te beden -ken hoe u met de listige streken van Torresani wenst om te gaan. Ongeacht watu mij opdraagt, zeg ik u alle mogelijke voortvarendheid, in zet en hulp toe. Almijn huisgenoten wilden dat ik u uit hun naam met hoog achting de groetendoe. U moet ook de groeten hebben van Georgius Agri cola, een jongemandie vrijwel als geen ander uw bewonderaar is. Hij ziet bij Torresani toe op decorrectie van de teksten van Galenus.11 Wilt u overi gens uit mijn naam dehartelijke groeten doen aan uw Lieven,12 mijn land genoot. Moge het u, gro-te Erasmus, lang goed gaan in het belang van deze tijd waarin wij leven.

Padua, 23 augustus in het jaar 1525Leonard Casembroot, u oprecht toegenegenAan de heer Erasmus van Rotterdam, voorwaar de geleerdste van alle ster -

ve lingen. Te Bazel

1595 Van Thomas Lupset

Padua, 23 augustus 1525

Thomas Lupset aan Erasmus van Rotterdam, zijn leermeester, hartelijkgegroet

Karl Harst, een u zeer toegenegen en zeer dienstbaar man, zoals ik hier hebkunnen constateren, heeft mij uw brief1 bezorgd, die alle kenmerken ver-

11. Zie noot 5.12. Lieven Algoet.1. Deze brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 187

Page 188: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

188

1595 Van Thomas Lupset, 1525

toonde van uw al eerder gebleken welwillendheid jegens mij. Want hoewelik eruit opmaak dat u mij verdenkt van hooghartigheid en onachtzaamheid,omdat ik tot nu toe nog aan niemand enige voor u bestemde brief heb mee-gegeven, heeft u juist daarmee overduidelijk blijk gegeven van onvermin-derde sympathie voor mij. Want door mij stilzwijgen te verwijten, impli-ceert u dat u van mij een dienst verlangt die u welkom en aangenaam is. Endat vervult mijn gemoed met zo’n prettig en weldadig gevoel, dat ik het on-gerief dat uw beschuldiging zou kunnen opwekken, toch nauwelijks of inhet geheel niet ervaar, temeer daar ik mij in hoge mate gesterkt weet doormijn geweten. Ik kan namelijk naar eer en geweten zeggen dat ik steeds je-gens u zo’n hoogachting heb gehad en nog heb, dat nooit in mijn hele leveniets voor mij belangrijker is geweest dan zowel door uzelf als door alle ande-ren gekend te worden als iemand die jegens u van de grootste erkentelijk-heid is vervuld. Zodoende zullen anderen mijn genegenheid en dienstbe-toon jegens een bijzonder minzame en geleerde leermeester wel begrijpenen waarderen, terwijl ik bovendien hoop dat u zich met de dag gelukkigervoelt met het feit dat u mij zulke voortre◊elijke diensten heeft bewezen. Alsik dan ook bij u de indruk zou wekken dat ik te weinig aan uw verwachtingof mijn plicht heb voldaan doordat mijn brieven te lang zijn uitgebleven,dan zou u dit moeten wijten aan het gebrek aan koeriers, want ik kan op mijnerewoord verklaren dat ik tot nu toe niemand heb weten te ontdekken dievanhier op weg ging naar de afgelegen en ver verwijderde plaats waar uwoont. U gelieve niet te veronderstellen dat dit kwam doordat ik u op eni-gerlei wijze was vergeten of als gevolg van mijn hooghartigheid vanwegeeen of ander nieuw succes. Want, zo vraag ik u, welke vorm van vergetelheid,behalve die welke al mijn verstandelijke vermogens zou wegnemen, zou zogroot kunnen zijn dat die mijn herinnering aan uw onsterfelijke verdienstenjegens mij zou kunnen uitwissen? Omdat de betekenis daarvan met de dagmeer tot mij doordringt en ik daarvan ook met de dag meer geniet, is het on-bestaanbaar dat ik niet voortdurend aan u zou denken.

Maar denkt u dat ik in mijn hooghartigheid op u als onbeduidend mensheb neergekeken? Ik heb er geen behoefte aan, Erasmus, u hier uit de doekente doen hoe hoog ik u acht, in die zin dat u voor mij een eerbiedwaardiger enluisterrijker man bent dan de paus, om te zwijgen van het college van kardi-nalen. Ik heb er ook geen behoefte aan een uiteenzetting te geven over deaard van mijn talent en de treurige toestand van mijn financiën. Laat ik in ie-der geval dit voldoende duidelijk maken: welke progressie ik ook maak inrijkdom of aanzien, ik erken volmondig dat ik daarop nooit had kunnen ho-pen als ik niet mijn voordeel had kunnen doen met uw vroegere vriendschapen niet had kunnen luisteren naar uw raadgevingen en aanbevelingen. Ster -

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 188

Page 189: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Thomas Lupset, 1525 1595

189

2. Niccolò Leonico Tomeo.

ker nog, zeer dierbare Erasmus, als ik in ernst mag reageren op uw gees tigeopmerkingen: als ik kardinaal zou zijn, nam u voor mij de positie in van depaus, en als ik de paus zou zijn, zou ik u met alle eerbied en deemoed moetenvereren als iemand die Christus nabijkomt. Zo ondenkbaar is het dat doorenig succes uw zeer dierbare naam bij mij ooit aan waarde zal inboeten.Misschien dat ik nu op u een breedsprakiger indruk maak dan de kwestievereist. Maar ik kan niet met woorden uitdrukken hoezeer ik wens dat uzonder aarzeling mijn verontschuldiging aanvaardt en inziet dat het hartvan uw Lupset, of hij nu zwijgt of spreekt, u werkelijk even goedgezind is alselke zeer dankbare leerling zou kunnen of moeten zijn jegens een leermees-ter die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt, of als elke plichts-getrouwe zoon jegens zijn vader.

Ik zou over de onwaardige gedragingen jegens u van Gianfrancesco Tor -re sani veel kunnen schrijven, ware het niet dat u dat alles gemakkelijker envollediger van uw Karl kunt vernemen dan uit een brief van mij. Hij was nietalleen bij de gehele a◊aire betrokken, maar heeft daarbij ook vele onaange-name en vervelende dingen over zich heen gekregen. Het is ook van hem per -soonlijk dat u beter kunt vernemen wat ik u te melden had over RichardPace, Reginald Pole en over mijn eigen situatie.

Voorts wil ik, omdat ik denk dat u Pole wat minder goed kent, graag tenaanzien van zijn sympathie en hoogachting voor u verklaren dat er geen com -plimenten bestaan die niet door zijn genegenheid en warme gevoelens vooru worden overtro◊en. Ik heb dat al geruime tijd waargenomen en bevestigdgekregen, zowel in de dagelijkse gesprekken tussen ons beiden, als overal el-ders en in gesprekken met hooggeplaatste personen. Want zonder dat u hetweet, Erasmus, hier is overal uw kwestie aan de orde met als gevolg dat uoveral beschermers nodig heeft. En Pole behartigt uw zaak steeds op zo’nmanier dat niemand dat met groter enthousiasme of met grotere inzet kandoen. Zijn brede geleerdheid, zijn welbespraakte innemendheid, zijn op-merkelijke ernst en de achtenswaardige bescheidenheid en oprechtheid vanzijn voorkomen, sieren en larderen zijn betogen, zodat iedereen met be-wondering naar hem luistert. Reeds als jongeman wekte hij uitzonderlijkeverwachtingen en getuigde hij van het grootste talent; inmiddels heeft hijniet alleen aan de verwachtingen van de zijnen voldaan, maar ieders hoopverre overtro◊en. Bedenkt u eens wat het betekent (niemand kan dit beternaar waarde schatten dan u) dat hij nog voor het bereiken van zijn vijfen-twintigste verjaardag, zo oud als hij nu is, alles wat er over is van Aristotelesaandachtig heeft bestudeerd, onder leiding van de allerbeste leermeesters,onder wie Latimer, Linacre en Leonico2 de belangrijkste waren, en boven-

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 189

Page 190: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

190

dien niet alleen alle geschriften van Plato grondig heeft gelezen, maar daar-uit ook een evenwichtige, standvastige, kalme zekerheid van karakter engeest heeft geput, die bestand is tegen alle spelingen of aanvallen van het lotof de natuur. Doordat hij zo vertrouwd geraakt is met het werk van dezegod de lijke filosoof, heeft hij geleerd nooit beledigend tegen iemand te zijnen ook niet door beledigingen van anderen geërgerd te raken. Ten slotte ishij zo thuis in alle schone kunsten dat hij er onmiskenbaar een uitblinker inis. Hij kan met recht, Erasmus, een zeldzame vogel3 genoemd worden.

Als u Pole los van zijn geleerdheid beschouwt, zult u een man vinden vanonvergelijkbare minzaamheid, een zeer welwillende natuur, een uitzonder-lijke aanleg en verstand, en een zo onberispelijk gedrag en karakter dat hijstraalt als een zuiver licht waarbij ieder ander verbleekt. Sprekend tot eenfilosoof als u zie ik af van kleine en onbeduidende bijzonderheden, zoals zijnaanzienlijke afkomst en de lange lijn van zijn voorgeslacht die hem verbindtmet onze onoverwinnelijke koning, aan wie hij zich evenzeer heeft verplichtdoor zijn indrukwekkende geleerde arbeid. Voor niemand lijkt de hoogge-prezen koning namelijk meer genegenheid te voelen dan voor Pole, wienskwaliteiten hij altijd op zeer complimenteuze wijze vermeldt en roemt incombinatie met een krachtige betuiging van zijn innige genegenheid voorhem. Ik verzoek u dringend, hooggeachte Erasmus, Pole te koesteren als eenbijzondere vriend, omdat hij de edelmoedigste, de geleerdste en voortre◊e -lijkste jongeman is die bestaat, een sieraad van uw dierbare Engeland is enhij u toegewijd en genegen is; in één woord: omdat hij het verdient. Hoewarm hij en Pace u hebben aanbevolen in een brief aan de datarius,4 zal Karlu verklaren. Voor het geval zijn trouw en ijver voorheen bij u minder in hetoog zijn gevallen, kan ik nu getuigen dat er niemand van de uwen is die uwopdrachten met grotere zorg vervult.

Wat uw werk over de spreekwoorden betreft, is het goed dat u weet dathet boek voorlopig berust bij Giambattista,5 een zeer geacht man, arts vanberoep, in afwachting van het moment dat u zelf Gianfrancesco per briefduidelijk in kennis stelt van wat u wenst, namelijk of u wilt dat het nog doorhem wordt uitgegeven. Om te voorkomen dat u aan de goede trouw vanGiambattista zou twijfelen, dient u te weten dat ik hem zijn leven lang kenals een rechtschapen man, zodat ik niet bang ben dat door zijn toedoen mijngoede naam bij u gevaar loopt. Hij verdient het stellig dat ik hem op een lijnstel met onze Latimer.

Pace verzoekt mij uitdrukkelijk u uit zijn naam de groeten te doen. Hij

3. Adagia 1021.4. Gian Matteo Giberti.5. Giambattista Opizzoni.

1595 Van Thomas Lupset, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 190

Page 191: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

191

wordt momenteel vreselijk gekweld door vrijwel voortdurende slapeloos-heid, die voortkomt uit buitengewoon grote zorgen. En die komen op hunbeurt weer voort uit de schokkende omstandigheden van deze tijd. Ik vraagmij angstig af welke afloop deze ellende zal krijgen. Ik ben zeer bevreesd vooreen ergere en afschuwelijker afloop dan die welke de dood met zich mee-brengt. Daarom verzoek ik u dringend deze minzame man en oude, trouwevriend van u, bij God in uw gebeden aan te bevelen. Het ga u goed.

Padua, 23 augustus 1525Vanuit ons koninklijk paleis zijn mij dezer dagen enkele gewijde ringen

gestuurd. Ten aanzien van de heilzame werking daarvan heeft u meer kennisen ervaring dan ik. Ik wilde ze met u delen en verstuur er twee van goud viabrenger dezes. Brengt u alstublieft mijn groeten over aan Rhenanus, wiensvriendelijkheid ik nooit zal vergeten, en ook aan Froben en Glareanus. Hetga u nogmaals goed, zeergeleerde leermeester.

Heel Italië siddert, omdat het gerucht gaat dat de keizer in aantocht is.Rome lijkt niet in staat tegelijkertijd de paus en de keizer te herbergen. Alsde laatste zich hierheen spoedt, zal de eerste de stad verlaten, in overeen-stemming met zijn toegeeflijkheid. Misschien zal het hoofd van de Kerk danenige tijd in Venetië domicilie kiezen. In Engeland vinden dingen plaats dieverbazingwekkend zijn om te horen. Zonder twijfel zijn die u in de brievenvan velen uitvoerig beschreven. Er is hier een jongeman, Winter genaamd,die onze Hoogwaardigheid6 zo dierbaar is als was hij diens wettige zoon.Hij heeft al een aantal hoge kerkelijke ambten vergaard en een inkomen vanzevenduizend dukaten weten te verkrijgen. Hij zal binnenkort, naar ik hebvernomen, trouwen met de dochter van de graaf van Essex,7 maar, als ik mijniet vergis, pas nadat hij al zijn kerkelijke beneficies heeft opgegeven.

Hier hangt elke waardering van geleerde verdiensten af van de matewaarin men Cicero navolgt, en er is geen groter compliment denkbaar danplagiator van Cicero te zijn. Alle voltooide werken die Longueil heeft nage-laten, zijn gepubliceerd.8 In Italië worden die hogelijk bewonderd. Ik hebKarl een exemplaar voor u meegegeven, zodat u zelf kunt oordelen. In zijnbrieven staan enkele opmerkingen over u. Als u die leest, past u er dan voorop Longueil niet zoveel invloed toe te kennen dat zijn woorden u raken. Hetga u een- en andermaal goed.

Aan de grote theoloog en voortre◊elijk man, de heer Erasmus van Rot ter - dam, mijn zeer te respecteren leermeester. Te Bazel

6. Thomas Wolsey. Thomas Winter was zijn bastaardzoon en studeer-de in Padua, met Lupset als mentor.

7. Anne, dochter van Henry Bourchier. Winter zou niet met haar trouwen.8. Te Florence, in 1524.

Van Thomas Lupset, 1525 1595

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 191

Page 192: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

192

1596 Aan Noël Béda, 1525

1596 Aan Noël Béda

Bazel, 24 augustus 1525

Aan de volmaakte hooggeleerde Noël Béda, hooggeachte heer en vriend,hartelijk gegroet

Hooggeachte heer, op uw brief1 had ik een antwoord2 geschreven en naarStraatsburg gestuurd, met de bedoeling dat het vandaar naar u doorge-stuurd zou worden. Maar toen er geen enkele geschikte koerier te vindenwas, is het bij mij teruggekomen. De huidige koerier heb ik op eigen kosteningehuurd om mij uw aantekeningen te bezorgen. Ik wist dat ik het werkvan Augustinus waarin hij de Bergrede verklaart,3 heb gelezen, maar niethoe nauwkeurig. Maar toen ik op uw aanraden begonnen was het te herlezen,constateerde ik dat alle marges vol stonden met aantekeningen van mijnhand. Bovendien haal ik daaruit in mijn annotaties bij het vijfde en zesdehoofdstuk van Mattheus veelvuldig bewijsplaatsen aan. Vandaar dat ik ver-baasd ben dat u mij ervan verdenkt dat werk niet gelezen te hebben. Augus -ti nus schreef deze hoofdstukken weliswaar in een fijnzinnige en preciezestijl, maar toen hij nog maar priester was en nog niet diepgaand vertrouwdwas met de theologische literatuur, ofschoon hij zich reeds met succes be-kwaamd had in een commentaar op de Heilige Schrift. Op veel onderdelenvan dit werk heeft hij zelf al correcties aangebracht, en dan nog blijven er en-kele passages over die vragen om een vriendelijke en genadige lezer. Daaromheb ik gedacht dat ik niet angstvallig moest vermijden her en der met hemvan mening te verschillen. Ik heb het werk vrijwel geheel herlezen, en inmijn eigen werk geen enkele storende fout kunnen ontdekken. Gerson hebik niet in mijn bibliotheek staan, maar ik zal hem kopen of ergens te leen vra-gen. U zult zien dat ik volgzaam genoeg ben als ik een raadgever tref van wieik iets kan opsteken.

De menselijke talenten zijn divers en ze leiden niet allemaal langs dezelf-de weg naar het doel van de gelukzaligheid. Ik ben van mening dat ik steedsheb gedaan wat ook u en uw collega’s doen, zij het niet op dezelfde manier.En als deze noodlottige storm niet zou zijn opgestoken, dan zou ik zekerniet vergeefs hebben gepoogd de talen en de schone letteren weer tot bloeite brengen en tevens de kerkvaders en de bronnen van de Heilige Schrift inere te herstellen. Omdat ik constateer dat in deze tijden niets geschreven kan

1. Brief 1579.2. Brief 1581.3. De sermone Domini in monte.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 192

Page 193: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1596

193

worden zonder dat sommigen er aanstoot aan nemen, heb ik besloten mijrustig te houden en mij er geheel op te richten mijn werken die gepubliceerdzijn en niet teruggenomen kunnen worden, te zuiveren, zodat ze zoveel mo-gelijk vrij zijn van onvolkomenheden. Degene die zo vriendelijk wil zijn mijhierbij te helpen, kan bij mij op de grootste erkentelijkheid rekenen. Als ikde indruk mocht wekken dat ik in mijn eerstvolgende uitgave in te geringemate zaken verander die op kritiek zijn gestuit, zal ik me zonder bezwaareen strenger criticus betonen van mijn werken dan Augustinus was voor dezijne. Men moet alleen geen knopen in biezen zoeken,4 maar laat de kritiekzich alleen richten op datgene wat van enig gewicht is. Ik zal mij niet weige -rachtig betonen waar ik word opgeroepen mij te verklaren of te verdedigen,en ik zal het mij evenmin gemakkelijk maken waar het gaat om verbeteren.Sommige geloofsregels zijn betwistbaar, zoals dat de paus boven het alge-meen concilie staat. Andere zijn duister en moeilijk te doorgronden, zoalshet verbod op Bijbelvertalingen in de volkstaal. Weer andere zijn van dienaard dat zij de geest pijnigen met gewetensbezwaren. Het getuigt niet vangebrek aan eerbied deze regels ter discussie te stellen, zodat ofwel een volle-diger en preciezer inzicht wordt bereikt, ofwel de vroeger vastgestelde leerwordt bevestigd met verwijdering van onvolkomenheden. Bovendien moe-ten we rekening houden met de omstandigheden van de tijd. Schaamde menzich er maar niet voor mijn werken zorgvuldiger te lezen! Ik twijfel er echterniet aan dat u dat gewetensvol zult doen.

Ik kon deze bode niet met een te zwaar pak boeken belasten, maar hebtoch een lijst van al mijn werken5 meegestuurd. Aan de derde editie van hetNieuwe Testament heb ik enige nieuwe apologieën toegevoegd,6 die u ge-makkelijk kunt doorlezen. Op de conclusies en artikelen van Zúñiga heb ikantwoord gegeven.7 Ik beschouw mijzelf als katholiek, niet alleen omdat ikin vrede leef met de paus, de keizer, Ferdinand en mij persoonlijk bekendebis schoppen, maar ook omdat de Lutherpartij niemand meer haat dan Eras -mus. En mocht het mijn lot zijn dat ik van beide kanten gestenigd word, danzal ik toch mijn best doen om de goedkeuring van Christus weg te dragen.Op de dag van zijn oordeel bereid ik mij van ganser harte voor. Moge hij u ingoede gezondheid bewaren, achtenswaardige heer en broeder.

Bazel, op de feestdag van Sint-Bartholomeus, in het jaar 1525Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven

4. Adagia 1376.5. Brief 1341a.6. In feite voegde Erasmus die alleen toe aan de tweede editie. In de

derde editie werden die wel opnieuw opgenomen.7. Zie brief 1341a met noten 163, 165 en 168.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 193

Page 194: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

194

1597 Aan Germain de Brie, 1525

1597 Aan Germain de Brie

Bazel, 25 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan Germain de Brie van Auxerre, gegroet

U bent driemaal, ja viermaal gelukkig te prijzen, zeer dierbare De Brie, om-dat u zich steeds heeft opgehouden binnen de omheining van de Muzen, enzich nooit heeft begeven in de doornbossen van de theologen. Wat zou ik ubenijden om die rust, als u mij niet zo dierbaar was dat ik uw gelukkige om-standigheden volkomen beschouw als de mijne. Goedaardig te schrijven isin deze tijd net zo min veilig als kwaadaardig te schrijven, en verbazingwek-kend is het samenspannen van de rabbi’s. Terwijl Luther probeert alles tevernieuwen, zet hij alles op zijn kop, en met zijn verkeerde poging ons te be-vrijden heeft hij onze slavernij verdubbeld. Ik denk dat ik niet helemaal ver-dwaasd ben geweest toen ik ervan afzag naar Frankrijk te gaan, hoewel ikdaartoe op alle mogelijke manieren was uitgenodigd, want ik had een voor-gevoel van wat er te gebeuren stond. Verleidelijke geruchten doen hier deronde als zou de eendracht van de vorsten ijzersterk zijn. Ik zou wel wensendat ze waar waren, maar telkens wanneer ik denk aan de mentaliteit van dekeizer en van Spanje, vrees ik dat ze dat niet zijn.

Hier speelt zich een bijzonder bloedige tragedie af. Ik weet niet welke de-sastreuze afloop die zal hebben. Het mensdom lijkt mij af te stevenen op eenvorm van Scythische barbarij en op de totale ondergang van alle kunsten enwetenschappen. Voor mij heeft het leven zijn pijlen al verschoten. Aan u, nogin de bloei van uw leven, draag ik de fakkel over. Her en der sneuvelen develdheren van de Muzen: te Bologna Longueil, van wie ik een buitengewoonzorgvuldig samengestelde redevoering tegen Luther bezit; in Rome is pasgeleden Battista Casali overleden, in Engeland Linacre, bij u Deloynes, inLeuven Van Dorp, die, toen alle muzenhaters briesend tekeergingen, aan deware wetenschappen nog openlijk zijn steun durfde te betuigen. Misschienis dit wel zijn ondergang geweest. Van Deloynes heb ik melding gemaakt ineen geschrift dat u binnenkort bezorgd wordt,1 ook al heeft u in een smaak-vol gedicht2 de nagedachtenis aan deze voortre◊elijke man zonder twijfelonsterfelijk gemaakt.

Deze koerier heb ik persoonlijk ingehuurd om hem bij u vandaan brievenaan mij te laten bezorgen. Wat u schrijft kunt u veilig aan hem toevertrou-wen. Het ga u goed en laat mij weten hoe het u vergaat.

1. In zijn Apologia tegen Pierre Cousturier (zie brief 1591).2. In Francisci Deloini praesidis obitum elegia (Parijs, 1524).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 194

Page 195: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jean de Selve, 1525 1598

195

Bazel, daags na Sint-Bartholomeus, in het jaar 1525Wilt u Budé nadrukkelijk de groeten van mij doen, voor het geval het mij

aan tijd ontbreekt om hem te schrijven?

1598 Aan Jean de Selve

Bazel, 25 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan Jean de Selve, eerste voorzitter van hetParlement van Parijs, gegroet

Hooggeachte heer, ik zend u een boekje dat gericht is tegen het dolzinnigegetier van Pierre Cousturier.1 Nicolas Bérault is ervoor verantwoordelijk datik het aan u heb opgedragen. Doordat hij in zijn brieven aan mij meerma lenuw buitengewone talenten schetste, heeft hij mij ertoe aangezet dat te doen.Ik verbaas mij er werkelijk over dat dergelijke geschriften stra◊eloos in Parijsgedrukt kunnen worden, met name wanneer dat gebeurt op gezag van hetParlement en met goedkeuring van de theologen, als het voorwoord ten-minste niet bedriegt. Maar dat gaat als volgt in zijn werk. Dergelijke dingenworden door een of twee mensen behandeld en de overigen sluiten hunogen alsof het hun niet aangaat. Wat is misdadiger dan degene die mijn Collo -quia vervalst heeft? Men heeft gedaan alsof er niets aan de hand was. Deschrijver ervan is niet onbekend. Het is een dominicaan, Lambertus Cam -pester genaamd. Degene die het gedrukt heeft heet Pierre Gromors. En diestra◊eloosheid nodigt anderen uit nog grotere waagstukken uit te halen. InAntwerpen is een geschrift van enkele dominicanen verschenen.2 Iets onsma -kelijkers, dommers, leugenachtigers, schaamtelozers, dwazers is ondenk-baar.

Vanwege dit soort monsters is de hele monnikenstand tot voorwerp vanalgemene haat geworden. In Duitsland zijn vele nonnen- en monnikenkloos -ters gruwelijk geplunderd. Sommige magistraten treden wat gematigderop. Zij hebben alleen degenen die elders hun geloften hadden afgelegd, latenverwijderen, en verboden dat er novicen werden aangenomen. Zij hebbenhun het toezicht op nonnen en het recht elders te preken dan in hun eigen kloosters ontnomen. Kortom, zonder toestemming van de overheid kun nenzij niets doen. Hun oogmerk schijnt te zijn van de kloosters parochies te ma-ken. Zij zijn namelijk van mening dat deze slagordes, die van complotten aan

1. Zie brief 1591.2. Zie brief 1581a.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 195

Page 196: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

196

1599 Aan Louis de Berquin, 1525

elkaar hangen en met zoveel privileges gewapend zijn, niet langer bestaans-recht hebben.

Ik was voornemens meer te schrijven, maar ik wist niet zeker of u al vanuw Spaanse gezantschapsreis was teruggekeerd. Ik beveel bij u de zaak vande schone letteren en ook die van mij aan, als u vindt dat ik deze wetenschap -pen enige dienst bewezen heb. Het ga u goed.

Bazel, daags na Sint-Bartholomeus, in het jaar 1525

1599 Aan Louis de Berquin

Bazel, 25 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan Louis de Berquin, gegroet

Ik ben van mening, zeergeleerde Berquin, dat u datgene wat u doet, met goedebedoelingen doet, maar intussen zadelt u mij, die al meer dan voldoende be-last ben, op met grote rancune, doordat u mijn geschriften vertaalt in de volk s - taal en die ter kennis brengt van de theologen.1 Ik weet dat er onder hen ve-len zijn die oprecht en eerlijk zijn, maar de kleingeestigheid van enkelenwint het vaak van de bezonnenheid van velen. Terwijl ik van nature al een af-keer heb van conflicten, verlang ik nu vanwege mijn leeftijd en gezondheiddes te meer naar rust, mij voorbereidend op die dag die nu niet al te ver weg kanzijn. Ik zie de noodlottige verwarring waarin de wereld verkeert, ik zie datde kwestie tussen de theologen en hun tegenstanders ontaard is in openlijkerazernij. Aangezien ik tot de conclusie kom dat ik er toch niets aan kan bijdra -gen, houd ik mij kalm met mijn eigen zaken bezig en vertrouw Chris tus zijnKerk toe. Hij is de enige die de onberaden voornemens van de mensen kenten tot een goed einde kan brengen. Misschien bewijst u uw eigen be langeneen betere dienst, mijn Berquin, als u een eenmaal beslecht conflict geen nieuwleven inblaast. Onze Papillon heeft ons verlaten, en voor hem De loynes.

Hier ontrolt zich een bloedige tragedie. Ik weet niet hoe die afloopt. Wijzitten hier ingesloten en klem. God weet hoe veilig wij zijn. Ik denk dat de zus -ter van de koning2 al naar Spanje is vertrokken. Er doen geruchten de rondedie een gouden eeuw beloven. Maar ik zie daarvan nog onvoldoende over -tuigende voortekenen, en ik durf mijn voorgevoel niet op te schrijven. Umoet dus niets verwachten van die dingen waarmee u mij in uw lange brief3

1. Zie brief 1579, noot 28.2. Marguerite van Angoulême.3. Deze brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 196

Page 197: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan François Dubois, 1525 1600

197

heeft geconfronteerd, nu het toneel der gebeurtenissen op zijn kop is gezet.Deze jongeman heb ik op eigen kosten ingehuurd om u mijn berichten te

bezorgen en de uwe bij mij af te leveren. Als er iets is dat in mijn belang is omte weten, schrijf het, en het ga u goed, beste man.

Bazel, daags na Sint-Bartholomeus, in het jaar 1525

1600 Aan François Dubois

Bazel, [ca. 25 augustus] 1525

Erasmus van Rotterdam aan François Dubois, gegroet

Reeds een- en andermaal daag je mij in brieven1 uit, en nog lange ook, zeerdierbare François. Met recht mis je in mij de door jou in zo ruime mate be-pleite ho◊elijkheid, zij het dat ik zelfs kardinalen zo behandel als ik jou nudoe, en dat niet uit laksheid, maar uit gebrek aan tijd. In elk geval waardeeren koester ik die oprechtheid van je. In hoeverre mijn bemoeienissen heb-ben bijgedragen aan de schone letteren weet ik niet. Ik weet wel dat sommi-gen mij uiterst ondankbaar zijn. Ik wijt dat grotendeels aan de huidige nood -lottige onrust. Gelukkig degenen die intussen de rol van toeschouwersmo gen spelen. Ik word, op een leeftijd waarbij rust en kalmte zouden passen,het gladiatorenstrijdperk ingetrokken, voorbestemd om te sneuvelen of tedoden, of nog beter, tegelijk te kelen en zelf gekeeld te worden. De wereldstaat op het punt van een wonderbaarlijke omwenteling. Ongelukki ger wijsvalt mijn ouderdom nu juist in deze overgangsfase. Voor zover te voorzienis, lijkt alles af te stevenen op een Scythische barbarij. Vermoeid door de wed -loop als ik ben, draag ik nu de fakkel over aan Bérault, aan De Brie en aan jouen jouw geestverwanten. Deloynes heeft de schone letteren vaarwel moe tenzeggen. Onlangs heeft ook Papillon ons verlaten.

Je zult zeggen dat jouw brief onvoldoende recht gedaan is, niet alleen om -dat je een mager antwoord op een uitvoerig schrijven ontvangt, maar ookomdat je op een zo gepolijste brief een slechts ruw afgewerkte reactie krijgt.Als je bekijkt wat ik schrijf, zul je tot de conclusie komen dat ik je geen ant-woord heb gegeven. Maar als je mijn intentie erbij wilt betrekken, dan ant-woord ik wel degelijk en zal ik dat altijd blijven doen. Ik zie doorgaans ge-beuren dat degenen die in de ban zijn van de liefde voor de humaniora, hetmin der en minder eens worden met de theologen, en de theologen op hunbeurt onvoldoende sympathie opbrengen voor de betere studies. Lang du -

1. Deze brieven zijn niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 197

Page 198: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

198

1601 Aan Guillaume Budé, 1525

rige conflicten van vorsten worden meestal uiteindelijk door een huwelijkbijgelegd. Ik zou wensen dat er een jonge bruid ten tonele verscheen, die jul-lie in wederzijdse genegenheid zou kunnen verbinden, en dat de wetenschap -pen van beide partijen tot grotere bloei konden komen! Zolang de een de an-der verwensingen naar het hoofd slingert, raken nu alle wetenschappen inverval. Het ga je goed.

Bazel, in het jaar 1525

1601 Aan Guillaume Budé

Bazel, 25 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan Guillaume Budé, gegroet

Je moet bij de hemelgoden wel bijzonder geliefd zijn, zeergeleerde Budé, aan -gezien je in deze tijden van heilloze opschudding een ongestoord bestaankunt blijven leiden. De rollen in het drama gaan van de ene acteur naar de an-dere. Het eerste bedrijf ging om de schone letteren. Hierin speelde Reuchlinzijn rol en enigermate ook Erasmus.1 Weldra veranderde de handeling in dekwestie van het geloof. Hier vertolkte Luther de hoofdrol als held in eenbloedig drama. Ook de vorsten namen enkele bijrollen voor hun rekening.De koning van de Denen is in ballingschap,2 die van u is treurig ge noeg degast van de Spaanse landen.3 Onlangs zijn de edelen en de boeren ten toneleverschenen. De vertoning is buitengewoon bloedig geweest. Nu barst dieopnieuw in alle hevigheid los. Ik weet niet welke afloop ze zal krijgen. Nietzonder reden was ik zo huiverig om naar Frankrijk te vertrekken. Ik had eenvoorgevoel dat er iets onheilspellends van grote omvang op komst was. Tochis het niet zonder groot risico hier te blijven. Maar er is geen plaats waarnaarik kan uitwijken. En als die er zou zijn, dan gebiedt mijn gezondheid me nogrustig aan te doen. Toch word ik, een man van zestig jaar oud, intussen ge-dwongen als gladiator op te treden en het gevecht aan te gaan met zoveelmon sterlijke wezens, voorbestemd om te sterven of te doden.

Deze koerier, door mij op eigen kosten ingehuurd, is uiterst betrouw-baar. Geef hem een brief mee om te melden hoe het met je gaat. Over mij zulje de rest van Bérault vernemen. Het ga je goed.

Bazel, daags na Sint-Bartholomeus, in het jaar 1525

1. Zie o.a. brieven 333, 334, 694.2. De verdreven koning Christiaan ii verbleef in de Nederlanden.3. Zie brief 1591, noot 7.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 198

Page 199: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jan Antonin, 1525 1602

199

1602 Aan Jan Antonin

Bazel, 28 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan de arts Antonin, gegroet

Na het brie≈e1 dat u uit Frankfurt had gestuurd is er van uw kant geen enke-le brief meer gekomen. Het boek2 dat ik op uw verzoek aan de thesaurier3

had opgedragen, heb ik door middel van mijn Karl4 naar Innsbruck ge-stuurd. Ik weet dat het vandaar samen met een brief van mij naar Boeda isdoorgestuurd.

Het onwelkome gerucht is hierheen overgewaaid dat ook daar bij u dehuidige heilloze onrust is doorgedrongen, en dat niet zonder ernstig risicoen schade voor de thesaurier.5 Als dat waar is, betreur ik dat om vele rede-nen: omdat die voortre◊elijke man dingen heeft moeten ondergaan die hijniet verdiende, omdat het onheil van uw beschermheer ook op u zijn weer-slag heeft, en omdat mijn boekopdracht waarschijnlijk net zo min een dank-baar onthaal vindt als muziek in een periode van rouw. Maar een oorlogbrengt vele onzinnige dingen met zich mee. Uw brief zal, naar ik hoop, eenplezieriger bericht brengen.

In het vervolg zult u te maken krijgen met een sprakeloze Erasmus, nu hijDe tong heeft uitgebracht.6 Ik hoop dat de situatie daar bij u zich zo gunstigheeft ontwikkeld dat ik niet genoodzaakt ben u naar hier terug te roepen.En mocht die minder gunstig zijn, dan zou ik dat nauwelijks aandurven van-wege de onrust die maakt dat ons huiveringwekkende dingen boven hethoofd hangen. Het zal mij aangenaam zijn te vernemen hoe het met uw ge-zondheid gaat en hoe u het maakt.

Bazel, 28 augustus in het jaar 1525

1603 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 28 augustus 1525

1. Deze brief is niet bewaard gebleven.2. De uitgave van twee werken van Plutarchus; zie brief 1572.3. Alexius Thurzo.4. Karl Harst.5. Thurzo was in april 1525 ontslagen, maar werd in juli 1526 in zijn

ambt hersteld.6. Zie brief 1593.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 199

Page 200: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

200

1603 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Hartelijk gegroet. Omdat ik altijd oproep tot gematigde standpunten, heeftde ene partij mijn houding betiteld als bevreesdheid, de andere als heulenmet de aanhangers van Luther. Aangezien beide partijen nu hun eigen posi-tie verbeten verdedigen en, in plaats van ook maar iets van hun eigen rechtenop te geven, zelfs hun reeds eerder ingenomen posities nog proberen te ver-sterken, is de situatie zo geëscaleerd dat alleen God de storm die over demensheid raast tot rust kan brengen. Het heilloze kwaad verspreidt zichoveral.

Men zegt dat de aartsbisschop1 Hongarije is uitgezet. Kardinaal Cam -peg gio is teruggekeerd naar Italië en ook bisschop Ennio van Veroli is ver-trokken.2 De aartsbisschop van Salzburg wordt belegerd.3 Hier zijn de boe-ren en de edelen opnieuw onder de wapenen, waarbij de ene partij de anderemet totale ondergang dreigt. De inwoners van Bazel hebben geprobeerdbloedvergieten te voorkomen door de zaken bij te leggen, maar de moeite isvergeefs geweest. Ferdinand houdt zich op in Württemberg. Men verwachthem in Freiburg. Of hij daar ook komt weet ik niet.

In Brabant ligt een vrij grote en dichtbevolkte stad, ’s-Hertogenbosch ge-naamd. De bevolking daar heeft alle minderbroeders en dominicanen eruitgegooid. Op het ogenblik wordt de stad belegerd door Margaretha, de tantevan de keizer.4 In Antwerpen hebben sommigen het gewaagd buiten de stadpreken te houden.5 De bevolking was niet bang daar samen te komen, waar-bij men alle verordeningen van de keizer, van Margaretha en van de autori-teiten aan zijn laars lapte. In die hele stad broeit het dan ook van gevaarlijkeonrust. Dag en nacht houdt men er de wacht. Ik ben bang dat, wanneer de in-woners van ’s-Hertogenbosch gestraft zijn, Antwerpen wordt aangevallen.Beide steden zijn welvarend. De grote hoeveelheid buit is voor de vorstenuit nodigend. Zij zijn daar altijd zozeer op uit dat zelfs de geringste aanlei-ding voldoende is.

Bij mijn landslieden, de Hollanders, zijn enkelen veroordeeld wegensketterij. Men zal streng tegen hen optreden. Van der Hulst, die kort geledenontwapend was, is door de keizer opnieuw van wapens voorzien. Hij was de

1. László Szalkay. In tegenstelling tot wat Erasmus had vernomen,was hij niet verdreven.

2. Ennio Filonardi verhuisde in 1525 van Konstanz naar Chur.3. Matthäus Lang werd in zijn burcht belegerd door opstandige boeren,

stadsbewoners en mijnwerkers.4. In juni en juli 1525 werden de bedelmonniken uit ’s-Hertogenbosch

verdreven, maar in augustus werd de orde hersteld door troepen vanMargaretha van Oostenrijk.

5. Een verwijzing naar de (in dit geval lutherse) ‘hagenpreken’.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 200

Page 201: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1603

201

enige leek die in de inquisitie een vooraanstaande positie innam.6 De meer-derheid van de bevolking in Holland, Zeeland en Vlaanderen is op de hoog-te van de leer van Luther en vervuld van een meer dan dodelijke haat tegende monniken. Ook al deugen de meesten niet, toch zullen wij nu in het ge-weer komen om hen te beschermen. Als zij de overwinning behalen, dan ishet gedaan met alle mensen van goede wil. Zij beginnen nu hun strijdlust tetonen.

Lambertus Campester, een dominicaanse vagebond, heeft mijn Colloquiavervalst.7 De kartuizer Pierre Cousturier heeft in Parijs een gewoonwegdwaas tegen mij gericht boekje gepubliceerd.8 Ik heb daarop een antwoordgeschreven.9 Dat antwoord zou ik niet geschreven hebben als de Franse ti-telpagina niet had uitgewezen dat het gedrukt was op gezag van de theolo-gen. Te Leuven bevindt zich een uiterst boosaardig nest van een aantal do-minicanen. Vincentius,10 een man geschikt voor kabeltouwen of de ploeg,nu doctor in de theologie, heeft enige jaren geleden een boek tegen mij ge-schreven.11 Om het te kunnen uitgeven nam hij zijn toevlucht tot zijn vica-ris-generaal.12 Deze verbood klip en klaar een dergelijk waagstuk aan tegaan. Hij bond in, zij het met moeite. Uiteindelijk is het boek nu uitgeko-men. Iets onbehoorlijkers, smakelozers, dommers, leugenachtigers, onbe-schaamders, dwazers is niet denkbaar. Vier mensen hebben eraan bijgedra-gen: Vincentius heeft er zijn eigen giftige elementen aan toegevoegd, Cor -nelis van Duiveland heeft het grootste deel van het werk voor zijn rekeninggenomen, een derde13 heeft het fraaier gemaakt door er enige stijlbloem pjesaan toe te voegen; ‘Godefridus Taxander’ heeft de eer van het hele werk ge-kregen. De Leuvense theologen doen hierbij een oogje dicht. Latomus heeftdrie geschriften gepubliceerd, waarin hij het met wonderlijke kunstgrepenop mij gemunt heeft.14 Hem heeft Oecolampadius van repliek gediend. Men

6. De leek Frans van der Hulst was een van de leiders van de door Karel vingestelde inquisitie in de Nederlanden, van 1522 tot 1524. Vanwege zijnfanatisme en machtsmisbruik werd hij door Margaretha van Oostenrijkontslagen. Anders dan Erasmus dacht, werd hij niet in zijn ambt hersteld.

7. Zie brief 1581, noot 39.8. Zie brief 1571, noot 7.9. Zie brief 1591.

10. Vincentius Theoderici.11. De Apologia van ‘Taxander’; zie brief 1581a.12. Waarschijnlijk Johannes Faber; vgl. brief 1582.13. Er waren in feite nog twee co-auteurs: Walter Ruys en Govaert

Strijroy.14. Zie brief 1581, noot 38.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 201

Page 202: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

202

zegt dat de titel ervan Elleboron is.15 Ik heb het namelijk nog niet gezien. Ikvrees dat deze opschudding sneller naar Italië overwaait dan de paus ver-wacht. Intussen herkennen wij niet de duidelijk waarneembare toorn vanGod, die ons oproept tot inkeer. Maar we beteren ons leven allerminst, ter-wijl we net zoals de Egyptenaren gewaarschuwd zijn door zoveel plagen.

Op veel plaatsen zijn de monniken hardvochtig behandeld. Maar aange-zien de meesten onuitstaanbaar zijn, waren zij niet op een andere manier inhet gareel te brengen. Met zoveel privileges, zoveel onthe√ngen, zoveel ge-sloten gelederen zijn ze toegerust. Enkele steden bedienen zich van meergematigde maatregelen.16 Aan degenen die verklaren hun levenswijze tewil len veranderen, staan zij toe uit te treden. Als beloning voor hun langdu-rig nietsdoen, wordt hun een toelage verstrekt uit het bezit van de kloosterszelf, ook al hebben zij niets ingebracht. Zij die hun geloften elders hebbenafgelegd, krijgen de opdracht te vertrekken, en het staat hun niet vrij eldersdochterkloosters op te richten, zoals zij gewoonlijk doen. Het is niet toege-staan in hun plaats novicen aan te nemen, behalve met toestemming van demagis traat. Men ontzegt hun het recht op toezicht op nonnenkloosters.Evenmin wordt het hun toegestaan te preken, behalve in hun eigen kloos-ters, en dat slechts op de gebruikelijke uren. Degenen die allemaal tegelijkhun levenswijze willen veranderen, krijgen daarvoor toestemming. Zij diedat niet willen, worden gedwongen toch gehoorzaamheid te zweren aan deoverheid in zaken die betrekking hebben op het algemeen belang. Ze zijnvan mening dat ze op die manier ofwel helemaal geen monniken overhou-den ofwel monniken die zich ingetogener gedragen. Verlaten kloosters zul-len worden veranderd in parochies of in scholen. En in het vervolg staat menniet toe dat iemand die jonger is dan zesendertig jaar de zogeheten eeuwigegeloften aflegt. Men besteedt er alle mogelijke zorg aan goede priesters vanhen te maken. Als dat lukt, zal het aantal monniken niet groot zijn. Er zullenslechts enkele kloosters overblijven, maar wel van naam en buiten stadsmu-ren gelegen, ja zelfs ver weg op het platteland, met de bedoeling dat menzich daar intensief bezighoudt met lichamelijk werk. Men is van mening datmen rigoureus een einde moet maken aan de onbegrensde diversiteit van or-des. Men accepteert niet langer de jaarlijkse kleine bijeenkomsten die kapit-tels worden genoemd, en evenmin de onthe√ngen die zij misbruiken omongestraft te zondigen. Zij zullen integendeel gehoorzaamheid verschul-digd zijn aan hun bisschop en het stadsbestuur, evenals de overige priestersen leken.

15. De juist verschenen Elleboron (Bazel, 1525) van Oecolampadiusbevat een aanval op De confessione secreta van Latomus.

16. Dit gebeurde vooral in Zwitserland en het zuiden van Duitsland.

1603 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 202

Page 203: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

203

Of deze maatregelen te billijken zijn, laat ik op dit moment buiten be-schouwing. In elk geval wordt de tirannie van verdorven monniken aan ban-den gelegd, met minder onrust als gevolg, en krijgen goedwillende monni-ken, in het bijzonder alle jongere, de raad zich in het vervolg niet over tegeven aan zo’n vorm van slavernij. Wat plaatsvindt als gevolg van een volksop -roer loopt niet goed af. Het feit dat iedereen naar eigen believen zijn levens-wijze verandert, zet voor mensen met kwade bedoelingen de deur open naaronoorbaar gedrag. Het zou het beste zijn als de zaak zou verlopen op gezagvan de paus en de bisschoppen. In de huidige omstandigheden is het stellighet belangrijkste dat de onrust wordt bedwongen op gezag van de overheiden dat mensen van goede wil zo worden geholpen dat kwaadwilligen dekans niet krijgen te zondigen. Waren wij maar allemaal ware monniken, datwil zeggen voor de wereld niet meer in leven! Maar kennelijk verdraagt dewereld dit volk van complotteurs en onruststokers niet langer. En ook allijkt het feit dat de boeren een aantal kloosters hebben geplunderd iets vre-selijks, toch is het de verdorvenheid van die lieden die hiertoe heeft opge-roepen. Zij laten zich door geen enkele wet terechtwijzen en sluiten hunogen voor elkaars misstappen.

Je had mij geschreven over de beker die de bisschop van Olomouc17 alsgeschenk gestuurd had. In je daarop volgende brief ben je er echter niet opteruggekomen.18 Die beker is echter bezorgd, en wel voorzien van een in-scriptie met mijn naam. Maar omdat Beatus Rhenanus een brief van de bis-schop ontving over de verzending van een vergulde schaal en een andere briefmet dezelfde strekking van Ursinus, heb ik, omdat mij niets was geschrevenen er voor de bisschop geen aanleiding bestond mij iets te sturen, de bekeraan Beatus gegeven, in de veronderstelling dat Koberger zich in de naamvergist had.19 Schrijf het mij als jij meer informatie over deze zaak hebt.Jouw Ptolemaeus20 heb ik nog niet gezien. Toch zal ik er wel voor zorgendat ik die krijg. Ik vind hier niemand die uit gips beeldafgietsels kan maken.Daarom geef ik er de voorkeur aan dat het origineel21 bij jou blijft. Ik heb

17. Stanislaus Thurzo.18. Geen van beide brieven is bewaard gebleven, maar vgl. brief 1557.19. Johann Koberger stuurde dikwijls brieven van en aan Erasmus en

andere geleerden door. Erasmus veronderstelde dat Koberger per abuiseen voor Rhenanus bestemde beker had laten graveren met Erasmus’naam.

20. De Latijnse vertaling van de Geographia, verschenen in Straatsburgin maart 1525.

21. Van het medaillon met Erasmus’ portret, vervaardigd door QuintenMetsys in 1519.

Aan Willibald Pirckheimer, 1525 1603

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 203

Page 204: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

204

1604 Aan Francesco Minuzio Calvo, 1525

De tong uitgebracht,22 zodat je voortaan zult moeten erkennen dat Erasmuszijn tong verloren heeft.

De niersteen bejegent mij nu wat milder, sinds ik de gewoonte heb aange-nomen al mijn wijn aan te lengen met water dat gekookt is uit de wortel vanzoethout. Maar toch wordt dit nietige lichaam met de dag zwakker endroogt het uit. Tenzij ik mij vergis, zal dit omhulsel binnenkort afgeworpenworden en zal er een nieuwe cicade tevoorschijn springen. Maarten vanDorp is ons voorgegaan; verder is Linacre overleden in Engeland, Longueilin Bologna, Battista Casali in Rome en François Deloynes, groot bescherm-heer van de schone letteren, in Parijs. De afgelopen anderhalve maand heefthet hier voortdurend geregend, en alsof het nog niet genoeg is nat te zijn ge-worden door het hemelwater, staan edelen en boeren ten strijde toegerustklaar om elkaar te lijf te gaan, zodat zij nog natter worden door elkaarsbloed.

Doe Dürer de groeten, die zijn gelijke niet kent in de kunst van Apelles.Groet ook Paulus Ricius. Ik heb vandaag met goed resultaat zijn pil gebruikt.Ik neem niet meer dan een halve dosis, of zelfs nog minder, en toch heeft dieprobleemloos mijn ingewanden tot rust gebracht. Ik ben in afwach ting vande door de uiterst gelukkige hand van Dürer geschilderde Erasmus en tege-lijkertijd van jouw brief. Het ga je goed.

Gegeven te Bazel, 28 augustus in het jaar 1525Je herkent de hand van je vriend, etc.Aan de zeer hooggeachte heer Willibald Pirckheimer

1604 Aan Francesco Minuzio Calvo

Bazel, 31 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan Francesco Calvo, boekverkoper te Rome,gegroet

Uit naam van alle wetenschappen zeg ik u dank dat uw firma ons al een aan-tal aantrekkelijke boekwerken heeft opgeleverd. Wij zien met spanning uitnaar de overige die u in het vooruitzicht heeft gesteld. Degene die u dezebrief bezorgt, is een goede man1 die enige tijd bij Froben in dienst is ge-weest. Ik wilde graag dat u hem leerde kennen, voor het geval zijn hulp u vandienst zou kunnen zijn. Ik geniet van het boek van de hoogwaardige heer

22. Zie brief 1593.1. Wellicht Anianus Burgonius.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 204

Page 205: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Pierre Barbier, 1525 1605

205

Sadoleto,2 maar wanneer ik de gouden rivier van zijn woordkunst beschouw,zie ik hoe troebel en smal de beek van de mijne is. In het vervolg zal ik pro-beren ook mijn penvoering naar dit voorbeeld te voegen. Ik bid dat Mercu ri -us u gunstig en welwillend gezind is bij wat u onderneemt. Het ga u goed.

Bazel, 31 augustus in het jaar 1525

1605 Aan Pierre Barbier

Bazel, 31 augustus 1525

Erasmus van Rotterdam aan Pierre Barbier, gegroet

Ik heb de indruk dat jouw gevoelens van vriendschap bekoeld raken, omdatje geen antwoord geeft. Wat mij betreft zal onze vriendschap nooit uitdoven.Je belooft gewoonlijk gouden bergen. Zorg er dan tenminste voor dat je mijniet berooft van mijn toelage,1 wat je, dunkt me, overweegt, en laat het voormij niet nadelig zijn dat ik van ganser harte op jou alleen mijn vertrouwenheb gevestigd. Ik heb geen enkele twijfel over je goede trouw, maar toch benik bang dat je naïviteit je parten speelt, waardoor je wel vaker fouten maakt.

Jegens Aleandro koester ik zowel genegenheid als wantrouwen, maar som - migen zetten hem tegen mij op door valse verdenkingen op te werpen. Enachter mijn rug is hij anders dan in mijn gezicht. Het zou dan ook van wijs-heid getuigen ervoor te zorgen dat je er in zijn bijzijn niets uitflapt dat onzevriendschap onwaardig is en zijn vijandschap jegens mij verergert.2 Dit nie-tige lichaam takelt met de dag af, het droogt uit en verzwakt. Ik heb een voor -gevoel dat de dag niet meer ver verwijderd is waarop ik dit omhulsel afwerpen als een nieuwe cicade tevoorschijn spring, klaar om uitbundiger de lof vanChristus te zingen, na uitgevlogen te zijn in een lucht die zuiverder en vrijeris. Dan mag je de toelage uit Kortrijk als de jouwe be schou wen. Nu zou hetzeer onbarmhartig zijn je beschermeling Erasmus van honger te laten om-komen.

2. Zie brief 1586.1. Het jaargeld verbonden aan Erasmus’ prebende in Kortrijk. Jan de

Hondt was daar kanunnik in Erasmus’ plaats, ontving de inkomsten enbetaal de een deel daarvan uit aan Barbier, die het vervolgens liet bezorgenaan Erasmus.

2. Barbier was in 1523 in dienst getreden bij Aleandro, maar had inapril 1525 een betrekking aan het hof van Napels aanvaard. Erasmus wasvan dat laatste nog niet op de hoogte.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 205

Page 206: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

206

1606 Aan Polidoro Virgilio, 1525

De Fransman die je deze brief bezorgt,3 heeft enige tijd bij Froben door-gebracht. Hij lijkt mij een goede man. Te Rome is hij subdiaken geworden,maar het is hem niet vergund promotie te maken, omdat hij een titel4 mist.Hij wil graag van zijn taken ontheven worden of de mogelijkheid krijgenhoger op te komen. Ik wil je niet belasten met een verzoek tot aanbeveling.Als je hem niettemin enige dienst bewijst, dan doe je dat beslist voor een goedeman. Het ga je goed, grote beschermheer. De rest verneem je uit mijn brief 5

aan Hovius.Gegeven te Bazel, 31 augustus in het jaar 1525

1606 Aan Polidoro Virgilio

Bazel, 5 september 1525

Erasmus van Rotterdam aan Polidoro Virgilio, gegroet

Zeer gewaardeerde Polidoro, jouw werken1 zijn fraai gedrukt en het resul-taat mag er zijn. Froben wilde de voorwaarden van het contract weten, om-dat hij van X.2 louter chicanes verwacht. Die schurk gaat met de winst strij-ken, Froben wordt dan voor de gek gehouden. Het gaat mij niet zozeer aan,zij het dat ik erg gesteld ben op de man, de allerbeste die ik ooit heb gezien.Het was bovendien op mijn aanraden dat hij het werk op zich heeft geno-men. Ook zou ik graag willen dat je hem zo behandelt dat hij enthousiasterraakt om andere studies van jou uit te geven. In mij zul je stellig altijd iemand vinden die je goede naam in stand houdt, als dank voor jouw verdienstenvoor mij.

Dat wat je schrijft over More,3 moet je naar mijn mening helemaal niet se-rieus nemen. Als hij zich om ik weet niet welke redenen heeft geërgerd, zalde irritatie gering zijn. Daar komt bij dat hij zelfs zwaar onrecht dat hem is

3. Wellicht Anianus Burgonius.4. Een a√liatie met een parochie of klooster, vereist voor het diaconaat

en het priesterschap.5. Deze brief is niet bewaard gebleven.1. Adagia en De inventoribus rerum, samen herdrukt door Johann

Froben, die deze werken ook in 1521 en 1524 had uitgegeven. Vgl. brief1494.

2. Franz Birckmann.3. De betre◊ende brief is niet bewaard gebleven. Over onenigheid tussen

Virgilio en More is verder niets bekend.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 206

Page 207: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Paul Volz, 1525 1607

207

aangedaan gewoonlijk niet onthoudt. Ik heb hem niettemin weloverwogengeschreven, niet zozeer om jullie te verzoenen als wel om jullie wederzijdsevriendschap kracht bij te zetten.4 Want het is te billijken en ik wens vurigdat wij ook het bezit van vrienden met elkaar delen, aangezien jij al weer enigetijd geleden zo vriendelijk bent geweest mij in je vriendenkring op te nemen.Mocht ik een betrouwbare koerier vinden, dan zal ik uitvoeriger schrij ven.

Er speelt zich hier een wrede en bloedige tragedie af. De boeren stortenzich de dood in. Dagelijks vinden tussen vorsten en boeren gruwelijke bot -singen plaats, en wel zo dichtbij dat wij het lawaai van het geschut en de wa-pens en welhaast het gekerm van mensen die sneuvelen horen. Hoe veiligwij hier zijn, kun je je voorstellen. Het is een noodlottig kwaad dat zich metverbazingwekkende snelheid een weg baant door alle wereldstreken. Kardi -naal Campeggio is uit vrees voor onrust uit Hongarije weggegaan. De aarts-bisschop daar is het land uitgezet.5 De kardinaal van Salzburg6 wordt al ge-ruime tijd belegerd. De nuntius, de bisschop van Veroli,7 heeft uit angst Zwit -serland verlaten. In Keulen hebben verscheidene onlusten plaatsgevonden.In Brabant is de ellende erger geworden.8 De vorsten beperken zich tot hetnemen van alledaagse maatregelen. Ik vrees dat zij de ellende verergeren,maar alleen het meesterbrein van Christus is in staat deze storm een geluk-kige afloop te bezorgen.

Er zijn mensen die niet toelaten dat de onenigheid die ik met Lee hadminder wordt, maar het litteken van de oude wond openrijten.9 Jouw mens-lievendheid zal ertoe bijdragen dat wij ook in dit geval, zoals je schrijft, voor -deel en vreugde ontlenen aan gemeenschappelijke vrienden. Het ga je goed.

Gegeven te Bazel, 5 september in het jaar 1525

1607 Van Paul Volz

[Sélestat], 5 september 1525

4. De betre◊ende brief is niet bewaard gebleven.5. László Szalkay; vgl. brief 1603.6. Matthäus Lang.7. Ennio Filonardi. Zijn toevluchtsoord Chur was nog niet toegetreden

tot het Zwitserse eedgenootschap.8. Zie brief 1603.9. Een verwijzing naar de publicatie van de Apologia van ‘Taxander’

(zie brief 1581a), opgedragen aan Edward Lee.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 207

Page 208: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

208

1607 Van Paul Volz, 1525

Hartelijk gegroet. Ik denk dat u al vernomen heeft, mijn Erasmus, wat ermet mijn dierbare klooster is gebeurd.1 Ik ben zo door mijn buren en zelfsdoor mijn zogenaamde begunstigers van alles beroofd, dat ik, behalve dekleren die ik draag en een Nieuw Testament in zakformaat, niets over heb.En met recht kan ik nu de filosofische uitspraak citeren: ‘Alles wat ik bezitdraag ik bij mij’.2 Op geld ben ik nooit uit geweest, altijd was ik met weinigtevreden. Bij dit onheil voegde zich nog een ander dat erger was. Toen ik on-langs voor de eerste keer in vier jaar uit Straatsburg terugkwam, zei degeneaan wie de leiding van het klooster is toevertrouwd tegen mij dat hem doorde hoge heren van Ensisheim3 was opgedragen mij nog geen cent te gevenuit de opbrengsten van het klooster en ervoor te zorgen dat mij in ons huisin Sélestat geen onderdak, eten of drinken zou worden verschaft, ‘en wel,’ zozei hij, ‘omdat u deel uitmaakt van de lutherse sekte.’ Over deze kwestie hebik aan dezelfde hoge heren een schrijven gericht. Ook de heer Ulrich vonRappoltstein etc. heeft het in een brief voor mij opgenomen.4 Ik heb een ant -woord ontvangen. Onze gemeenschappelijke vriend Beatus Rhenanus heefteen afschrift daarvan met een verslag van alles wat er is voorgevallen, omdatik u niet met zoveel onbenulligheden wilde lastigvallen en ik uw tijd, die uheilig is en druk bezet, niet wilde onderbreken met geklaag. Maar wanneer ude tijd heeft en het u uitkomt, kunt u het relaas van Beatus horen. Het enigewaarom ik u verzoek is dat u mij, ooit bij u aanbevolen, ook aanbeveelt bijdegenen door wier raad of hulp ik geholpen en beschermd kan worden. Ikheb namelijk nooit iemand kwaad gedaan en mijn lichaam en leeftijd makenmij gebrekkig.

Hoe het ook zij, voorlopig blijf ik, zo goed en zo kwaad als het gaat, inSéles tat. Sapidus, van wie ik voedsel en kleding krijg, doet u de hartelijkegroeten. Nu de vroegere ceremoniën in ere zijn hersteld,5 is Wimpfeling weeropgeleefd, als drievoeter6 in plaats van tweevoeter. Ik heb uw Cousturier ge-lezen,7 een schoenmaker8 die niet in staat is bij zijn leest te blijven, en ik heb

1. De abdij Hugeshofen, waarvan Volz abt was, was door opstandigeboeren verwoest.

2. Toegeschreven aan Bias van Priene; zie Adagia 2362.3. Ensisheim was de bestuurszetel van de Oostenrijkse bezittingen

aan de Bovenrijn (‘Vorderösterreich’), waartoe ook Sélestat enHugeshofen behoorden.

4. Wilhelm, vader van Ulrich, was landvoogd van Vorderösterreich.5. In augustus werd het katholieke ritueel in Sélestat weer ingevoerd.6. Dat wil zeggen: ondersteund door een wandelstok.7. Zie brief 1571, noot 7.8. De naam Cousturier betekent ‘schoenmaker’.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 208

Page 209: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Nicolas Coppin en de overige theologen van Leuven, 1525 1608

209

moeten glimlachen om zijn schaamteloosheid, omdat hij als een varkenMiner va de les wil lezen,9 en om uw wijsheid, omdat u de domoor overeen-komstig zijn domheid zodanig tre◊end van repliek dient,10 dat hij niet kandenken dat hij de enige is die het weten kan. Ofschoon ik een hekel heb aandit soort intriganten, kan ik toch niet anders dan ingenomen zijn met hetfeit dat zij altijd wel een waardevolle reactie bij u losmaken, zij het tegen uwzin. Het ga u goed en koestert u alstublieft genegenheid voor hem die datvan zijn kant ook doet.

Gegeven op 5 september 1525Uw Paul Volz, voormalig abtAan de volmaakte doctor in de heilige letteren, de heer Desiderius Eras -

mus van Rotterdam, vriend in Christus en zeer dierbare broeder. Te Bazel

1608 Aan Nicolas Coppin en de overige theologen van Leuven

Bazel, 6 september 1525

Erasmus van Rotterdam aan Nicolas van Bergen, dekaan enkanse lier van de Universiteit van Leuven, en aan de overigetheologen , gegroet

Eerwaarde broeders, de publicatie van een zo van onkunde getuigend boek1

be treur ik evenzeer voor u als voor mij. Uit een onderschepte en uit Enge -land hierheen gestuurde brief 2 heb ik kunnen opmaken wie de acteurs indeze dwaze komedie zijn. Op de titelpagina wordt ‘Godefridus Taxander’vermeld, maar het grootste deel heeft Cornelis van Duiveland geschreven.Veel is toegevoegd dat afkomstig is van een boek dat Vincentius3 tegen mijheeft geschreven. Ook een zekere Walter4 heeft er een bijdrage aan geleverd.In zo’n dun boekje heb ik zeventig evidente leugens geteld. Wat zullen ge-leerde en verstandige mensen zeggen, wanneer zij dat soort dingen lezen? Ikbind hier op instigatie van de paus en van koningen de strijd aan met de par-tij van Luther die even meedogenloos als machtig is, niet zonder gevaar voor

9. Adagia 40.10. Zie brief 1593.1. De Apologia van ‘Taxander’; zie brief 1581a.2. Wellicht aan of van Edward Lee, aan wie de Apologia was opgedragen.3. Vincentius Theoderici.4. Walter Ruys.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 209

Page 210: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

210

1608 Aan Nicolas Coppin en de overige theologen van Leuven, 1525

eigen leven, en dan worden daar bij u dat soort drama’s voor mij ontketend.Ik had iets voorbereid dat dit kwaad ten dele had kunnen onderdrukken,maar het was niet veilig het uit te geven zonder van woonplaats te verande-ren. Tot nu toe zag ik daartoe geen mogelijkheid vanwege mijn gezondheiden mijn drukke werkzaamheden. Nu kan het niet als gevolg van de bloedigeonlusten, ook als het overigens wel mogelijk zou zijn.

De toestand in Duitsland is met geen pen te beschrijven. Maar gegeven dehuidige omstandigheden heb ik mij uiterst gewetensvol gedragen, zoals eenchristenmens betaamt die voortdurend in afwachting is van zijn laatste le-vensdag. Ik weet dat die voor mij zeer nabij is. U en ik beogen hetzelfde, zijhet langs verschillende wegen. Maar als ik zo word belaagd door degenenwier partij ik naar vermogen steun, waarom zou ik mij dan blootstellen aande woede van de tegenpartij? U hoopt misschien dat dit euvel met stra◊en dekop ingedrukt kan worden. Kon het maar op enige manier bijgelegd wor-den! Ik zie echter geen enkele uitweg, of het moest zijn dat men een buiten-gewoon onheil te lijf gaat met buitengewone middelen. Als het van meet afaan volgens mijn adviezen tot bedaren was gebracht, zou de zaak misschienniet in deze totale verwarring zijn uitgemond. Wat baten brandijzer en am-putatie wanneer koorts het hele lichaam in zijn greep heeft? Het kwaad zitin de aderen. Wanneer het niet met geneesmiddelen wordt verwijderd is ergeen enkele hoop op genezing. Een ziekte die onderdrukt is zal na verloopvan tijd met groter risico terugkeren. Ferdinand was begonnen met geweld-dadige maatregelen, maar is van mening veranderd. Als de keizer hier zouzijn, zou hij misschien hetzelfde doen.

Ik zeg dit niet ten gunste van de aanhangers van Luther of van het volkdat op heilloze wijze onrust veroorzaakt, maar in het belang van de algeme-ne rust. Ik heb enkele dingen geschreven die Baechem onaangenaam tre◊en.Maar wat er ook in het verleden gebeurd is, als hij ophoudt, vergeet ik alles.Beiden past dit beter: mij, die binnenkort voor het tribunaal van Christus zalstaan, en hem, die de rol van theoloog en monnik speelt en die mij misschienop korte termijn zal volgen, wie weet mij zelfs zal voorgaan. Ik leef in vredemet de paus, met de keizer, met Ferdinand, met kardinalen, met koningenen met bisschoppen die trouw zijn aan het ware geloof. Alleen met Baechemen Vincentius is vrede onbereikbaar. Ik voer een onverzoenlijke oorlog metalle aanhangers van Luther; van één kant aangevallen te worden was mij welgenoeg. Voor ketterijen en schisma’s kan ik geen waardering opbrengen, deschone letteren haten kan ik niet. En toch koester ik niet meteen vijand-schap tegen iemand die niet gesteld is op de schone letteren, als hij degenenmaar niet teveel bruuskeert die er wel van houden. Al zo vaak heb ik gezegd,en ik herhaal het: als er in mijn boeken iets is dat uw oren en geest met recht

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 210

Page 211: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Noël Béda, 1525 1609

211

stoort, geeft u het dan aan en ik verander het, en ik zal er u erkentelijk voorzijn. Wij zijn het meer in woord dan in opvatting oneens met elkaar. Het -zelfde gold voor de stoïcijnen en peripatetici. Ik ben bereid iedere persoon-lijke rancune te laten varen, precies zoals ik zou doen wanneer ik vandaagzou sterven. Als er onder u zijn die dit vredesaanbod afwijzen, zal deze briefmij voor het tribunaal van Christus als vrijwaring dienen. Het ga u goed.

Bazel, 6 september in het jaar 1525

1609 Van Noël Béda

Parijs, 12 september 1525

Aan de zeergeleerde en zeer gewaardeerde meester Desiderius Erasmus vanRotterdam, die mijn grootste respect verdient, hartelijk gegroet

Ik denk dat het komt door de goddelijke voorzienigheid, zeer gewaardeerdeen zeergeleerde broeder en meester, dat uw eerste brief1 geen koerier konvinden die deze bij mij kon bezorgen op het moment dat u het wilde. Wantals die afzonderlijk was aangekomen, zou ik zelfs geen enkel woord hebbenteruggeschreven, omdat ik dan van oordeel zou zijn geweest dat mijn stil-zwijgen als antwoord voldoende was. Ik ben namelijk niet in staat te reage-ren op de verschillende en bijna ontelbare onderwerpen die u erin heeft sa-mengebracht. Die brief, waarvoor u grotendeels vergeefs zoveel moeite heeftgedaan (of ik moet mij vergissen), werd echter vergezeld van een tweede.2

Daarin geeft u kennelijk zelf al antwoord op nogal wat zaken die de eerstebrief bevatte, in plaats van dat ik dat moest doen. Mijn hoop vestigend op deHeer heb ik dan ook besloten u bij wijze van antwoord deze korte brief testuren. U zult dan ook merken, waarde broeder, dat ik, daartoe aangezet enuitgedaagd door uw brieven — anders zou ik het nooit doen — met de vrij-moedigheid die een christen betaamt, datgene geschreven heb waarvan ikmeende dat het aan uw heil zou bijdragen. Had de Heer ons maar de gele-genheid gegeven elkaar te tre◊en voor een persoonlijk gesprek. U zou dan,denk ik, zelf hebben kunnen ervaren dat ik het beste met u voorheb. Ik dankGod die zo goed is geweest u in uw tweede eigenhandig geschreven brief mil -der van geest te laten spreken.

Geachte broeder, als Ludwig Baer, zoals u zegt, zijn goedkeuring heeftgegeven aan de tot tweemaal toe door hem gelezen brief over het verbod

1. Brief 1581.2. Brief 1596.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 211

Page 212: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

212

1609 Van Noël Béda, 1525

vlees te eten die gericht was aan de bisschop van Bazel,3 dan zeg ik niet: ‘Alsik het niet mis heb, heeft hij ongelukkig gehandeld,’ maar geef ik de plechti-ge en stellige verzekering dat hijzelf en ieder die een soortgelijke meningmocht hebben, op afschuwelijke wijze van het rechte spoor is geraakt en u inniet geringe mate heeft misleid. Ik zal ervoor zorgen dat hij hierover terecht -gewezen wordt door onze meester Gervasius,4 aan wie ik uw groeten hebovergebracht. Want mensen die, door u om hun mening gevraagd, u derge-lijke adviezen geven, doen in elk geval niet hun uiterste best uw welzijn, uwgemoedsrust en uw goede naam een dienst te bewijzen. Een verkeerd ad-vies, luidt het spreekwoord, pakt voor de raadgever het slechtste uit.5 Hadu, zo oud als u al bent, dat geschrift maar niet laten verschijnen! Het is zon-neklaar dat u zich bij het schrijven ervan een goed katholiek heeft getoond,dat wil zeggen, handelend in overeenstemming met de heilige tradities ende riten van de Kerk, maar tevens dat u woorden heeft gekozen die gevaaropleveren voor de moraal van de christenen. Ik betreur het, ja ik betreur hetin hoge mate, dat u door die en nogal wat soortgelijke standpunten in te ne-men, de partij van Luther aanleiding heeft verschaft u voor de voeten te wer-pen: ‘Wij houden u aan uw boeken, want in de meeste gevallen bent u hetmet ons eens’. Ik verzoek u dringend na te gaan hoe u zich daarvan kunt be-vrijden en een betere wereld te bouwen, door God en uw naasten te gevenwat hun toekomt.

Ik denk dat u mijn brief verkeerd gelezen heeft, omdat u schrijft dat u opmijn aanraden het geschrift van de heilige Augustinus over de Bergrede op-nieuw ter hand genomen heeft. Ik weet namelijk dat ik dat werk helemaalniet heb genoemd, en herinner het mij inderdaad zoals u het omschrijft. Ikheb gesproken over preek 28 over de woorden van de apostel6 en over enke-le andere geschriften of brieven van dezelfde Augustinus, die hij uitbrachttoen hij in theologische aangelegenheden al uitstekend ingevoerd was. Ikgeef wel toe dat juist deze brief van mij vanwege het ongeduld van de koe-rier te gehaast door mij gedicteerd en door de secretaris opgeschreven is. Ikhoop nu maar niet dat er, door zijn of andermans toedoen, uit onze corres -pondentie enige vorm van ongenoegen tussen ons ontstaat.

In naam van de Heer stuur ik u bijgaand mijn commentaar op enkele vanuw geschriften. Sommige opmerkingen hebben betrekking op geloofsregels,andere op algemene leefregels, weer andere op regels die op u van toepassingzijn, aangezien u niet de juiste maat heeft gehouden bij het schrijven over

3. De interdicto esu carnium (1522), gericht aan Christoph von Utenheim.4. Gervasius Wain.5. Adagia 114.6. Zie brief 1579, noot 18.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 212

Page 213: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Noël Béda, 1525 1609

213

andermans werken en over die van uzelf. Ik stuur die, zo verzeker ik u, nietom wrevel bij u op te wekken of om u te ergeren, maar om u naar mijn be-scheiden vermogen te steunen in de opgave die u noemt in uw tweede briefaan mij. Wanneer u mijn opmerkingen leest, zult u zien waar u in uw brievenheeft geschreven over het vertalen van Ezechiël en het Hooglied, etc. En hetpast u niet, zeer dierbare meester, te denken dat ik ‘strenger over u oordeeldan billijk is’, etc. Josse Clichtove heeft ondervonden hoe ik in geloofs- ofaanverwante zaken niemand spaar en hoe ik zonder een blad voor de mondte nemen te werk ga wanneer ik merk dat ik van dienst kan zijn. Hij staat mijnu zo na en is zo bevriend met mij dat hij nog geen werk van bescheiden om-vang uitgeeft voordat het mijn kritische beoordeling heeft ondergaan, watdie ook waard mag zijn. Pierre Cousturier is hiervan goed op de hoogte,maar het is mogelijk dat u dit niet weet.

En als de Heer toestaat dat de aantekeningen worden gepubliceerd die ikter verdediging van de heilige verordeningen van Hieronymus en Gelasius(ge richt tegen degenen die Origenes in bescherming namen) heb toege-voegd aan de Dialogen van een landgenoot van u, Christiaan Masseeuw,7 zul-len die tot bewijs hiervoor kunnen dienen. Het belang van deze kwestieheeft mij echter ertoe gedwongen ook u niet te ontzien, ofschoon ik, zoalsGod onze Heer weet, deze taak slechts ongaarne op mij heb genomen. Dezaak die in dit geval op u betrekking heeft, is de volgende. In de apologiewaarmee u Latomus van repliek dient,8 geeft u Origenes een krediet dat hijnaar mijn mening niet verdient, en ontneemt u Hieronymus en Augustinus,lichtende voorbeelden van de Kerk, het een en ander waarvan de Kerk er-kent het aan hen te danken te hebben. En omdat de lofzang op Origenes vanErasmus, die mij zeer dierbaar is in de Heer, zich leek te verzetten tegen watik voor ogen had, heb ik geprobeerd die in een weliswaar kort betoog, datwil zeggen in een uiteenzetting geschreven op één vel papier, zoveel moge-lijk te ontkrachten, waarbij ik mij heb bediend van een zo gematigd mogelij-ke toon. Als het werk verschijnt, zult u het gemakkelijk kunnen krijgen. Alshet niet tot publicatie komt, omdat dit nu al sinds drie jaar afhangt van debeslissing van het Parlement, dan laat ik de zaak zonder meer over aan de

7. De Dialogi van Masseeuw behelsden een aanval op de Apologia die deParijse theoloog Jacques Merlin had toegevoegd aan zijn uitgave vanOrigenes’ werken, verschenen in 1512. Merlin had in de Apologia derechtzinnigheid van Origenes verdedigd. Vanaf 1522 probeerden diversedrukkers toestemming te verkrijgen van het Parlement van Parijs voorde uitgave van de Dialogi. Merlin protesteerde met succes: de Dialogi zijnnooit gedrukt.

8. Zie brief 934, noot 2.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 213

Page 214: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

214

goddelijke voorzienigheid. In ieder geval kan dit u wat milder stemmen overhet feit dat het niet gemakkelijk is de Parafrasen en andere geschriften vanErasmus in Parijs gedrukt te krijgen. Als u mijn werk zou willen bekijken enmij daarom verzoekt, dan wil ik het u ook wel toesturen, met hetzelfde ge-noegen als waarmee ik u in andere gevallen ter wille ben. Ik verzoek u inChristus’ naam, heer en broeder, ten uitvoer te brengen wat u in uw eigen-handig geschreven brief belooft te zullen doen en ik bid u te bese◊en welkestof voor onenigheid en mateloze ruzie u mij in uw eerste brief aanreikt, alsantwoord op de broederlijke terechtwijzing waarmee ik u uit genegenheidwilde waarschuwen.

Ik adviseer u dan ook, wanneer iemand in het vervolg aan u of tegen uschrijft, en indien hij dat niet met recht en reden doet, de domoor geen enkelantwoord waardig te keuren. Als iemand echter redelijke argumenten aan-voert ten behoeve van u en de verbetering van uw werken (en als u in op-rechtheid mijn commentaar leest, zoals u mij verzekert te zullen doen, zult uzien dat er in uw werken veel is dat nog wel een vijl kan gebruiken), aanvaardu die dan als door de Heer gezonden en geeft u kort antwoord waar dat be-leefdheidshalve nodig is. De heilige Bernardus zegt tot Eugenius in zijn eer-ste boek, waar hij het heeft over advocaten: ‘Niets maakt de waarheid zomoeiteloos duidelijk als een heldere en korte uiteenzetting’.9 Kon u maarzelf zien, broeder en meester, hoe groot mijn verlangen is u te ontmoeten! Uzou mij — dat denk ik niet alleen, maar ik weet het zeker — als vriend be-schouwen. Op grond van het weinige dat ik van uw werken heb gelezen,hiertoe slechts door publieke geruchten aangezet, zie ik eerder de gevarendie u loopt dan die ik zelf loop. Ik heb namelijk uw annotaties10 nooit in be-zit gehad of gelezen, maar alleen de passages onder ogen gehad die vermeldworden in de aantekeningen die ik heb gemaakt. Als u evenwel van meningbent dat die onbeduidende opmerkingen van mij van te weinig belangzijn— want ik moet in geen geval willen dat u zich door mijn opvatting laatleiden, tegen de mening van wijze mensen in — stuurt u ze dan aan de ge-achte bisschop van Rochester,11 die ik beschouw als een zeer vooraanstaandtheoloog, of legt u ze voor aan mannen van vergelijkbaar niveau en zeg hunin oprechtheid: ‘Ziehier, een vriend die mij aanspoort op een wijze die eenchristen betaamt, heeft mij deze uit mijn werken geselecteerde passages ge-stuurd, met de verzekering dat ze bij velen niet door de beugel kunnen. Ikben echter, evenals andere mensen, wanneer het mijzelf betreft, blind. Ikverzoek u, etc.’

9. Bernardus van Clairvaux, De consideratione i, 10.10. Bij het Nieuwe Testament.11. John Fisher.

1609 Van Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 214

Page 215: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

215

Als u zo te werk gaat, heb ik goede hoop voor u bij de Heer. Ik zou even-wel niet willen beweren dat alle afzonderlijke passages die ik u stuur zondermeer afkeurenswaardig zijn. Want veel is misschien gemakkelijk te onder-bouwen. Ik beperk mij ertoe ze u toe te sturen om u als wijs man de gelegen-heid te geven ze samen met geleerde en deugdzame mannen nader te be-schouwen. Ze bevatten echter nogal wat dat hoe dan ook niet acceptabel is.‘On derzoek alles en behoud het goede,’ zegt de Schrift.12 Het ga u goed,zeergeleerde meester en broeder, aan wie ik trouwhartig zeer gehecht ben.

Vanuit mijn cel te Montaigu, 12 september in het jaar 1525Uw voorspraak in gebeden en vriend bij God, Noël Béda

1610 Aan Noël Béda

[Bazel, september] 1525

Deze brief is geen antwoord op brief 1609, maar behelst een uitvoerigrelaas over Erasmus’ verblijf in Besançon in april-mei 1524 (zie brief1440), bedoeld om geruchten te ontzenuwen dat Erasmus daar op-schudding had veroorzaakt. Waarom Erasmus dit relaas aan Bédadoet, is niet duidelijk; Béda had in zijn brieven aan Erasmus niet aande geruchten gerefereerd.

Erasmus van Rotterdam aan Noël Béda, gegroet

Uit een brief die Pierre Richard aan Ludwig Baer heeft geschreven, maak ikop dat u een onaangenaam bericht heeft bereikt over mijn vertrek uit Besan -çon. Richard heeft dat kennelijk geloofd. Nu is dat voor mij niet nieuw, endat was het ongetwijfeld ook niet voor u. Toch zal ik iemand, die ik voor eengoed man houd en die zich in alle onschuld vergist, niet langer in zijn mis-vatting laten volharden.

Het verhaal over mijn vertrek uit Besançon luidt aldus. Want ik wil aan dewaarheid niets toe- of afdoen. Ferry de Carondelet, broer van de aartsbis-schop van Palermo1 en aartsdiaken van de kerk van Besançon, had mij in zijnbrieven herhaaldelijk uitgenodigd hem te komen opzoeken, sterker nog, bijhem in te trekken, als ik daarvoor zou voelen. Toen uiteindelijk het aangena-me weer en de aanblik van de lente mij daartoe uitnodigden, heb ik mijn paardbestegen en ben ik naar Porrentruy gereden om daar onderweg bisschop

12. 1 Thessalonicenzen 5:21.1. Jean de Carondelet.

Aan Noël Béda, 1525 1610

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 215

Page 216: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

216

1610 Aan Noël Béda, 1525

Christoph2 van Bazel te begroeten, die eerbiedwaardige grijsaard en voor-beeld van alle deugdzaamheid. Ondanks zijn liefdevolle ontvangst ben ikslechts één dag gebleven. Hij zou mij niet hebben laten gaan als ik niet be-loofd had op de terugweg langer te blijven. Die belofte heb ik gedaan en ikben vandaar vertrokken, in gezelschap van niet alleen mijn bedienden, maarook Thiébaut,3 pastoor te Porrentruy, Richard,4 kapelaan van de hoogeer-waarde heer Nikolaus,5 coadjutor van de bisschop, en Ferriot, priester in de-zelfde stad. Vanaf Clerval voegde zich ook nog een gast van de stadsherbergbij ons.

Toen wij niet ver meer van Besançon verwijderd waren, kwamen wij eenpriester tegen die een dame begeleidde en zich ook bij ons gezelschap aan-sloot. Toen ik zag dat hij ons vooruit wilde gaan, kreeg ik het vermoeden datThiébaut hem had ingelicht over mijn naam. Ik verzocht om hem terug teroepen en wij drukten hem op het hart om niet het gerucht te verspreidendat ik in aantocht was voordat ik er zelf bekendheid aan wilde geven. Wantwij hadden die dag al vele uren te paard gezeten, het was erg warm en ik ken-de de hinderlijke drommen van mensen die komen begroeten maar al tegoed. Ik wilde die nacht de gelegenheid hebben mijn broze lichaam te latenherstellen. Voor de avondmaaltijd ben ik een beetje gaan rusten. In de avonddiende men de maaltijd op. Tijdens de maaltijd verscheen de o√ciaal6 van deaartsdiaken samen met een ander personeelslid van de aartsdiaken. Zij heet-ten mij hartelijk welkom en deelden mee dat de aartsdiaken afwezig was enin zijn abdij verbleef, maar dat hij aan zijn personeel de opdracht had gege-ven, mocht ik tijdens zijn afwezigheid arriveren, zijn hele huis voor mij opente stellen totdat hijzelf met spoed zou zijn teruggekeerd. Men stuurde men-sen op pad om aan de aartsdiaken te berichten dat ik gearriveerd was. Er zijnook, zonder dat ik het wist, mensen op pad gestuurd om aan de o√ciaal7 vande hoogwaardige aartsbisschop van Besançon8 hetzelfde bericht over tebren gen. Want ook hij was afwezig.

De volgende dag verschenen twee mannen, van wie de één doctor in derechtswetenschap is,9 die ik ooit aan het hof van de keizer had ontmoet, deander een magistraat van die stad, een familielid van de aartsdiaken. Lange

2. Christoph von Utenheim.3. Thiébaut Biétry.4. Niet nader bekend.5. Nikolaus von Diesbach.6. Guillaume Guérard.7. Léonard de Gruyères.8. Antoine de Vergy.9. Wellicht Petrus Phoenix.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 216

Page 217: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1610

217

tijd waren zij voor de deur blijven wachten, totdat ik vroeg wie zij waren enwat zij wilden. Zij antwoordden dat ze gekomen waren om mij te begroe-ten, maar dat zij zich niet durfden op te dringen uit vrees dat zij overlastzouden bezorgen. Ik verzocht hen binnen te roepen en wij begroetten el-kaar. Kort daarna ben ik, na de mis, naar het huis van de o√ciaal van de aarts-diaken gegaan om mij daar op te houden totdat de aartsdiaken zou arriveren.Meteen verscheen daar François,10 thesaurier van de kerk aldaar, een jonge -man van adel en begiftigd met indrukwekkende talenten. Hij groette mij al-lervriendelijkst waarbij hij grote opgewektheid uitstraalde. Ik verzocht eenbescheiden lunch klaar te maken, maar op voorwaarde dat er alleen een kippe -t je werd geserveerd en verder geen enkele andere gast werd toegelaten. Datdeed ik met het oog op mijn gezondheid. Er kwam niemand aanzitten be-halve Thiébaut, mijn metgezel en Désiré,11 kanunnik van die kerk, een god-vrezend en geleerd man. Wij hebben de avondmaaltijd gebruikt bij de the-saurier, met slechts de o√ciaal en François als gezelschap. Tijdens het etenkwam het schoolhoofd12 er nog bij en na het eten de cantor van die kerk.

De volgende dag hebben we een deel van de stad bezocht en de lunch ge-bruikt bij Antoine,13 procurator van de aartsdiaken. Daarbij waren aanwe-zig de thesaurier, de o√ciaal, Thiébaut en een priester die ik nauwelijks ken-de maar die wel erg veel belangstelling voor mij bleek te hebben. Intussenwaren de aartsdiaken en ook de o√ciaal van de aartsbisschop gearriveerd.De aartsdiaken trachtte mij over te halen de avondmaaltijd te gebruiken bijde teruggekeerde o√ciaal. Ik gebruikte mijn vermoeidheid als verontschul-diging en wist de aartsdiaken ertoe over te halen om met mij bij zijn eigeno√ciaal te dineren.

Onder iedereen had zich inmiddels het gerucht verspreid dat Erasmusdaar was. De magistraat stuurde als eerbewijs een grote hoeveelheid wijn enhaver. Wij lunchten bij de aartsdiaken met een steeds maar groter wordendgezelschap. Want aanwezig waren de beide o√ciaals, Désiré, verder enkelekanunniken en tevens de magistraat die mij bij mijn aankomst was komenbegroeten. Vaak werden, dan door de één, dan door de ander, voortre◊elijkevis en hippocratische wijn14 bezorgd, gastgeschenken waar ik niet zoveelaan had. Zo brachten wij twee of drie dagen door, met dien verstande dat wijnergens anders aten dan bij de aartsdiaken of bij de o√ciaal van de aartsbis-schop die heel dichtbij woonde. En hoewel ik ijverig riep dat ik geen levens-

10. François Bonvalot.11. Désiré Morel.12. Antoine Bercin.13. Niet nader bekend.14. Wijn die speciaal was gezeefd of gekruid.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 217

Page 218: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

218

verwachting meer had als de maaltijden niet uiterst kortstondig en eenvou-dig zouden zijn, voelde ik toch, doordat ik enigszins aan hun welgemeendebedoelingen tegemoetkwam, een verkoudheid opkomen, een aandoeningdie ik maar al te goed kende.

De magistraat wilde te mijner ere een schitterend banket laten aanrich-ten. En dat zou hij ook hebben gedaan als ik niet had uitgeroepen dat mijngezondheid ernstig gevaar liep. Intussen bewezen de kanunniken mij allemogelijke goede diensten. Zij deden een aanbod en stelden een dubbele pre-bende voor onbepaalde tijd in het vooruitzicht, eveneens een huis en boven-dien een aanzienlijke som geld. De magistraat bood mij honderd kronen perjaar aan. Ik antwoordde dat ik, wanneer ik alles wat zij aanboden zou aan-vaarden, bij hun alleen nog maar meer in het krijt zou komen te staan, maardat ik met geen ander voornemen naar Besançon was gekomen dan om mijnoude vriend de aartsdiaken op te zoeken. En als ik van tevoren zeker had ge-weten dat hij in zijn abdij was, dat ik dan helemaal niet naar Besançon geko-men was. En dat als ik dan in Besançon zou moeten wonen, ik liever het ge-noegen wilde smaken van hun genegenheid dan gebruik te maken van hundiensten, omdat ik tevreden zou zijn met mijn bescheiden bezit en mijn vrij-heid mij dierbaarder zou zijn dan geld. Herhaaldelijk nodigde men koorkna-pen en andere zangers uit om ons op te vrolijken.

Intussen had mijn ziekte langzamerhand zulke vormen aangenomen dat,als ik in leven wilde blijven, ik mij van alle maaltijden verre moest houden.Gedurende drie of vier dagen at ik in mijn slaapkamer. Mijn maaltijd be-stond uit een ei of een beetje fijngesneden poulet en gekookt suikerwater inplaats van wijn. Zelfs de aartsdiaken wilde ik niet spreken. Zo gebood mijngezondheid. Zodra uiteindelijk de ergste koorts — want die was er nog bij-gekomen — enigszins gezakt was, ben ik voorbereidingen gaan tre◊en voormijn vertrek, om vreemde mensen niet tot last te zijn terwijl ik daar te bedlag. Want ik wist dat de ziekte gewoonlijk lang kon duren. Toen ik dan ookzo goed en zo kwaad als het ging een gesprek aankon, heb ik mijn bestevrienden gevraagd om te komen en hen bedankt. De aartsdiaken was vanwe-ge enkele kwesties weggeroepen. Niettemin had hij bij zijn vertrek heel at-tent laten weten dat zijn huis mij geheel ten dienste stond.

De volgende morgen verzocht ik de paarden in gereedheid te brengen entegelijk gaf ik opdracht een grote toeloop te voorkomen van mensen die mijuitgeleide wilden doen. Bij het verlaten van mijn slaapkamer waren er drieof vier mensen die mij kwamen groeten, onder wie een franciscaanse theo-loog. Ik besteeg mijn paard. Toen ik de poort van het huis verliet waren daar,behalve enkele anderen, de heer Antoine,15 deken van Montbéliard en te-

15. Antoine Montrivel.

1610 Aan Noël Béda, 1525

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 218

Page 219: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

219

vens kanunnik te Besançon. Hij groette mij allerhartelijkst. Toen ik het huisvan de o√ciaal van de aartsbisschop passeerde, was hij daar zelf, gezeten opeen muilezel, en bovendien de thesaurier. Zij reden dwars door de stad metmij mee, ofschoon ik zei dat ik hun beleefde hulp niet nodig had, en zij de-den mij tot over een afstand van twee mijl uitgeleide. Ik bereed een niet al tegeweldig paard, waar ik toch wel prettig op zat. De o√ciaal drong er bij mijop aan op zijn muilezel plaats te nemen en tot aan Bazel een bediende vanhem mee te nemen, die de muilezel zou terugbrengen. Slechts met moeiteheb ik dat weten af te houden. Zo heb ik Bazel bereikt zonder door iemandlastiggevallen te zijn en zonder iemand lastiggevallen te hebben, zij het datmijn gezondheidstoestand er de oorzaak van was dat ik mijn vrienden, die ikeen plezier wilde doen, tot last was geweest en het mij niet vergund was ge-noegen te beleven aan het gezelschap van degenen voor wie ik gekomen was.

Hier heeft u het hele verhaal zoals het gebeurd is. Ik heb er nog geen let-tergreep bij verzonnen. Om toch niet de schijn te wekken dat ik iets verbor-gen heb gehouden, voeg ik er de geruchtenstroom die loskwam na mijn ver-trek aan toe. Iemand uit Montbéliard schreef aan Thiébaut dat ik weet nietwie het bericht de wereld in gestuurd hadden, dat ik uit Besançon was weg-gegaan en iedereen daar zeer ontevreden had achtergelaten.16 Omdat ik mijverwonderd afvroeg om wat voor bizar verhaal dit ging, heb ik hem ver-zocht dat na te gaan. Hij onderzocht dit en vond dat er enkele aanhangersvan Luther, die overal en nergens rondzwerven, in Besançon waren geweesttoen ik daar was. Omdat zij zich gekrenkt voelden vanwege de zojuist ver-schenen Spons tegen Von Hutten,17 die zich had opgeworpen als bescher-mer van het evangelie, pakten zij met geschetter flink tegen mij uit. Het wa-ren overigens Duitsers. Door hen was dat totaal ongegronde bericht ver -spreid. Vervolgens kwam dezelfde Thiébaut in Bazel aan. Ik probeerde uit tevissen wat er aan de hand was. Hij antwoordde dat het om niets anders gingdan om kletspraat van enkele mensen van zeer bedenkelijk allooi, die ge-ruchten onder ordinaire lieden hadden verspreid. Kort daarna ging dezelfdeThiébaut naar Besançon en kreeg hij bij de aartsbisschop op mijn voorspraakprobleemloos een of andere zaak voor elkaar. Toen hij terugkeerde vroeg ikhem wat er nu eigenlijk gebeurd was. Hij gaf als antwoord dat het slechtsging om de kletspraat van een of andere onbeduidende aanhanger van Luther.Ik heb bij mijn bedienden en metgezellen nagevraagd of er tussen hen en ie-mand anders een aanvaring was geweest. Zij zeiden dat ze met niemand had-den gesproken behalve met die ordinaire lutherse landlopers. En zoals de si-tuatie nu is kan ik nergens heengaan of het gerucht brengt velen in beroe-

16. Zie brief 1468.17. Zie brief 1378.

Aan Noël Béda, 1525 1610

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 219

Page 220: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

220

1611 Aan Willibald Pirckheimer, 1525

ring en kan ik nergens weggaan of er ontstaat een grote toeloop van mensen.Niets vind ik onaangenamer dan dat. Bij zoveel verschillende belangen is hetnu eenmaal onvermijdelijk dat er mensen zijn die een boosaardig geruchtverspreiden. Maar zoals dergelijke geruchten uit het niets geboren worden,zo verdwijnen ze ook weldra weer. Wat is echter schadelijker dan een bozetong? Die plaag heeft in geen enkele periode meer macht gehad dan in de tij-den waarin wij leven. Gelukkig degene die aan alle beten weet te ontkomen.Maar in deze tijd is niemand die al naamsbekendheid heeft daartoe in staat.

Aangezien dit absoluut waar is, en ik zou dat met vele getuigen kunnenstaven, weet ik niet wat woorden betekenen als ‘wat hem in Besançon is over -komen’. Mij is niets anders overkomen dan wat ik heb gezegd. Deze woor-den verklaren dan ook gemakkelijk dat iemand met een doortrapte tong udaar een afschuwelijk en leugenachtig bericht heeft bezorgd. En dat is nietnieuw en niet verwonderlijk. Maar een theoloog had van dergelijke berich-ten niet onder de indruk moeten raken, of had ze, wanneer hij er toch enigs-zins van onder de indruk was geraakt, niet als zekere feiten in een brief moe-ten vermelden.

In het jaar 1525

1611 Aan Willibald Pirckheimer

Bazel, 20 september 1525

Allerhartelijkst gegroet, zeer gewaardeerde Willibald. Het doet me genoe-gen te vernemen dat het je goed gaat. Ik heb je geschreven via Froben,1 viawie ik een brief van jou verwacht. Geen enkel deel van de wereld blijft ge-spaard voor de huidige onrust. Waar dit evangelie op zal uitlopen weet ikniet. Wat het geluk van deze wereld betreft, mij heeft dat in elk geval een wisseondergang opgeleverd. Over Ceratinus ben ik teleurgesteld;2 ik was er albang voor dat hij degene die hem heeft aanbevolen zou beschamen zonderzich aan zijn raadgevers iets gelegen te laten liggen. Zo ongeveer is het ge-steld met de verkondigers van het nieuwe evangelie.3 Christus zal alles naarzijn welgevallen veranderen. Deze bijzonder bescheiden en aardige jonge-

1. Waarschijnlijk betreft het brief 1603.2. Ceratinus had al na enkele maanden de leerstoel in Leipzig opgegeven

waarvoor Erasmus hem had aanbevolen (zie brief 1565).3. Erasmus dacht blijkbaar dat Ceratinus Lutherse sympathieën koes-

terde en daarom Leipzig had (moeten) verlaten, maar dit was niet zo: in1527 zou Ceratinus tot priester worden gewijd.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 220

Page 221: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Michel Boudet, [1525] 1612

221

man4 heeft mij jouw brief bezorgd. Doe de groeten aan Dürer en de dokter.5

Bazel, aan de vooravond van de naamdag van Mattheus, 1525Aan de zeer gewaardeerde Willibald Pirckheimer, magistraat te Neuren -

berg

1612 Van Michel Boudet

Mussy, 20 september [1525]

Zeergeleerde Erasmus, met uw geschenk aan mij van De tong heeft u uw hart,in de mate waarin het zich liet zien, ruimschoots getoond. Het is inderdaadde tong die een ruim inzicht geeft in het hart. U heeft mij met uw tong eerbewezen en met uw Tong een geschenk gegeven. Hoe moet ik nu aan uw ver-diensten rechtdoen? Want ik ben van mening dat u gezegend bent met nietalleen een gouden, maar met een goddelijke tong. Naar ieders oordeel genietu grote beroemdheid door uw elegante woordkunst en prachtige zinsbouw.Want zodra u zich onderdompelde in de bronnen van de heilige letteren,bracht u zo’n grote onafgebroken stroom op gang, dat vervolgens de helechris telijke wereld werd bevloeid en vrucht ging dragen. Ik wens dat Godhet gebed dat u in de laatste alinea van uw Tong goed heeft geformuleerd, invervulling laat gaan voor hen die boven ons gesteld zijn, en dat hij verordentdat het u nog lang in grote voorspoed goed mag gaan. Mocht u iets nodighebben, dan zal ik voor alles zorgen wat een zeer aangenaam en zeer dier-baar mens verdient. Het ga u goed.

Vanuit Mussy, aan de vooravond van de naamdag van de apostel MattheusUw Michel, bisschop van LangresAan Erasmus van Rotterdam, een zeergeleerd man

1613 Van Juan Luis Vives

Brugge, 20 september 1525

Vives aan Erasmus

Deze brief zal aan de korte kant zijn, omdat ik niet wist of je al op reis wasgegaan. Want eerst deed het gerucht de ronde dat je al voor 1 september in

4. Het is niet bekend om wie het gaat.5. Paulus Ricius.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 221

Page 222: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

222

1614 Aan Otto Brunfels, 1525

Keu len was. Dat ebde weg. Een ander stak de kop op, naar men zegt ontstaandoor een brief van jou, dat je tegen 1 oktober hier zou zijn. Wat je besluit ookmag zijn, ik wens dat het gunstig voor je uitpakt. Op je laatste schrij ven1 hebik antwoord gegeven, en ik heb mijn brief 2 meegegeven aan Pieter Gillis. Ikheb er geen twijfel over dat die je is bezorgd, in elk geval op de FrankfurterBuchmesse die nu aan de gang is.

Als Froben besloten heeft mijn Opuscula niet te drukken, wil ik graag dathij ze terugstuurt.3 Ik hoor dat Augustinus wel persklaar wordt gemaakt.4

Ik zou daarover graag meer zekerheid van je willen krijgen. En als dat zo is,zal ik Froben enkele kleine tekstwijzigingen in mijn commentaren op De ci-vitate Dei sturen, die heel kort zijn, in die zin dat ze nog geen twaalf bladzij-den vullen.

Je moet weten dat de Engelsen vrede hebben gesloten met de Fransen.5

Ik denk dat, als er al een moment is, dit het meest geschikte is om je oudevrienden weer op te zoeken. Ik denk dat ik voor volgend jaar niet naar Enge -land ga. Degene die je deze brief bezorgt, is een zakenman uit Genua,6 dieeen groot bewonderaar van je is en je heel graag wil ontmoeten. Ik hoop datik je hier binnenkort in goede gezondheid en welgemoed mag tre◊en. Jezult daar geen spijt van hebben.

Het ga je goed. Brugge, 20 september 1525

1614 Aan Otto Brunfels

Bazel, [september?] 1525

Erasmus van Rotterdam aan Otto Brunfels, gegroet

Wat een wonderlijk waandenkbeeld heeft u zich in het hoofd gehaald! PierreCousturier, die ooit theoloog aan de Sorbonne was en nu kartuizer monnikin de Champagne in Frankrijk, heeft tegen mij een boek geschreven, waarin

1. Waarschijnlijk brief 1531.2. Deze brief is niet bewaard gebleven.3. Een uitgave van Vives’ Opuscula is niet bij Froben verschenen.4. Vives’ uitgave van De civitate Dei was verschenen in 1522; zie brief

1309. Een heruitgave was voorzien in de editie van Augustinus’ verza-melde werken die Erasmus zou bezorgen in 1529. In die editie schrapteErasmus alle commentaren van Vives.

5. Bij het verdrag van The More, gesloten op 30 augustus 1525.6. Wellicht Lazarus a Parentibus.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 222

Page 223: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Otto Brunfels, 1525 1614

223

hij als een razende tekeergaat.1 Daarin roept hij uit dat alle nieuwe vertalin-gen ketters en godslasterlijk zijn, en dat de oude talen en de schone letterende bron van alle kwaad zijn. Ik heb hem van repliek gediend,2 maar op zo’nmanier dat ik behalve hem niemand kwets. Ik zou hem helemaal geen ant-woord hebben gegeven, ware het niet dat het boek is opgedragen aan detheologische faculteit van de Sorbonne en gepubliceerd is op gezag van detheologen van Parijs. Tegen u heb ik echter niets in de zin. Sterker nog, ikheb een geleerd en taalvaardig man, over wie mijn vrienden schrijven dat hijeen reactie wil schrijven op uw geschrift tegen mij,3 reeds herhaaldelijk inbrieven bij alles wat heilig is dringend verzocht, als hij nog niet begonnenwas, dat ook niet te doen. En als hij dat wel was, mij een genoegen te doen enhet te vernietigen, als hij mij als vriend zou willen behouden. Had u zichmaar gedistantieerd van dat soort oudewijvenruzies, zoals u ze noemt, voor-dat u uw geschrift uitgaf! En had u zich maar liever laten leiden door het ge-zonde verstand dan door mensen die hun eigen belangen najagen en daar-door anderen schade berokkenen! En had Von Hutten maar meer acht ge sla -gen op mijn brieven! Ik heb hem meer dan eens in vriendelijke toonzettinggeschreven, om te voorkomen dat hij door het uitgeven van een dergelijkboek ons beider reputatie zou schaden, en dat hij aan bepaalde domme te-genstanders van de letteren een uiterst welkom schouwspel zou bieden.

Ten aanzien van het feit dat u mij alles wilt vergeven wat u tegen mijheeft, zie ik werkelijk niet in wat ik u op dit punt verschuldigd ben. Want ubent door mij nooit onheus behandeld, en voordat u uw ware aard toondedoor dat geschrift, had ik een heel ander oordeel over u. U dient uw eigen be-lang als u die felheid van geest weet om te zetten in zelfbeheersing en chris-telijke lankmoedigheid. Want hoeveel dreigementen draagt deze verzoe-ningsbrief 4 van u in zich! Zelfs van aantijgingen is hij niet vrij, en dat alleenmaar vanwege een ongegronde verdenking doordat de naam van Cousturieren die van een kartuizer werden genoemd. Zelfs een middelmatige dosis ge-zond verstand was voldoende geweest om in te zien dat u beter op de hoog-te had moeten zijn alvorens u te verlagen tot dreigementen of aantijgingen.Ik heb nooit iemands vriendschap afgeslagen en niemand is door mij tot vij-andschap aangezet. Het is echter moeilijk vriendschap in stand te houdenmet mensen die zo fel en lichtgeraakt van aard zijn. Als u blijk geeft van dechristelijke instelling die u belooft, wens ik u daarmee geluk. Op uw dien-sten ben ik niet uit, maar ik wijs ze ook niet af. Ik zal met u als vriend tevre-

1. Zie brief 1571, noot 7.2. Zie brief 1591.3. Zie brieven 1405 en 1406.4. Deze brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 223

Page 224: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

224

1615 Aan Marguerite van Angoulême, 1525

den zijn als u zich voor uzelf een vriend wilt tonen. De enige dienst die ikvan u verlang is dat u andermans goede naam geen schade doet. Dat is alleswat u kunt doen en dat is vooral in de huidige omstandigheden heel eenvou-dig. Het ga u goed. Bazel, in het jaar 1525

1615 Aan Marguerite van Angoulême

Bazel, 28 september 1525

Erasmus van Rotterdam aan Marguerite, koningin van Navarra,1

gegroet

Meer dan eens hebben bewonderaars van uw deugden mij in hun brievenaangespoord aan uwe Hoogheid in deze orkaan van tegenslagen2 bij wijzevan troost iets te schrijven. Toen dan ook degene die u deze brief bezorgt,3

een geleerd en edel man, onverwacht verscheen met het voornemen recht -streeks naar Spanje te gaan, maar zonder uitstel hiervandaan zou vertrekken,heb ik mij afgevraagd of ik helemaal niets van mij moest laten horen dan weleen korte en onverzorgde brief moest sturen. Mijn bijzondere genegenheidvoor u won het van mijn schroom en onzekerheid. Want al sinds lange tijdbewonder en waardeer ik al die bijzondere gaven die God u heeft meegege-ven: wijsheid die zelfs een filosoof waardig is, ingetogenheid, zelfbeheersing,devotie, onwrikbare geestkracht en een bewonderenswaardige minachtingvoor alles wat vluchtig van aard is. Want wie zou niet opkijken tegen deze ei-genschappen die verenigd zijn in de zuster van een zo grote koning? Bijpriesters en monniken zijn die met moeite te vinden. Ik zou hiervan beslistgeen melding maken als ik niet zeker wist dat u niets daarvan toeschrijft aanuw eigen kracht, maar alle lof toedicht aan de Heer, de schenker van alle goe-de gaven. Vandaar dat ik meer uit verlangen u geluk te wensen dan om u tetroosten dit initiatief heb genomen. Ik geef toe dat uw ellende enorm is, maarniets in de mensenwereld is zo vreselijk dat het in staat is een ziel die waar-lijk steunt op de onwrikbare rots die Jezus Christus is, van haar stuk te bren-gen.

1. Deze titel is toegevoegd in latere drukuitgaven van de brief;Marguerite werd pas in 1527 koningin van Navarra.

2. Marguerite had op 11 april 1525 haar man (Karel iv van Alençon)verloren, terwijl haar broer, Frans i, in krijgsgevangenschap verkeerdesinds de slag bij Pavia (24 februari 1525).

3. Waarschijnlijk Pierre Toussain.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 224

Page 225: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Marguerite van Angoulême, 1525 1615

225

Als u zich afvraagt hoe ik u ken, terwijl ik u nooit heb ontmoet, kan ik ant-woorden dat velen die nooit kans hebben gezien u te ontmoeten, u kennenvan het portret dat van uwe Hoogheid is geschilderd. Maar oprechte en ge-leerde mannen hebben mij in hun brieven een veel duidelijker beeld van uwgeest geschetst dan welke schilder ook met zijn kleurenpalet uw beelteniszou kunnen vormgeven. Aan mijn eerlijkheid hoeft u echt niet te twijfelen.Zoals ik u prijs en waardeer zoals ik u ken, zo praat ik u niet naar de mondomdat u een invloedrijke positie heeft. Ik ben namelijk op niets anders uitdan op wederzijdse vriendschap. Al sinds geruime tijd beantwoord ik devriendschap van de zeer christelijke koning.4 Dit is meer overeenkomstig dewerkelijkheid dan dat ik hem mijn vriendschap aanbood. Want hij was hetdie mij van zijn kant op alle mogelijke manieren tot vriendschap uitnodigde.Ik kan niet anders dan een heldin en edele vrouwe als u, in de Heer mijn ge-negenheid schenken. Om meer dan één reden ben ik de keizer niet alleenmijn toewijding maar ook mijn gevoel van verbondenheid verschuldigd.Allereerst omdat ik in zijn rijk geboren ben, voorts omdat ik al een aantal ja-ren zijn beëdigde raadsheer ben. Had hij zijn overwinning5 maar op de Turkenkunnen behalen! Hoe gelukkig zou de wereld zijn geweest als de twee voor-naamste wereldleiders eendrachtig hun strijdkrachten samen had den kun-nen inzetten tegen de vijanden van het rijk van Christus! Dat was in onze vu-rigste gebeden onze wens. Maar het waren, denk ik, de zonden van de mensendie verhinderden dat God ons die gunst waardig keurde.

Tot nu heb ik mijn keizer niet van ganser harte geluk kunnen wensen metzijn overwinning, hoe overweldigend die ook was. Maar ik heb goede hoopdat het niet lang duurt of wij kunnen u en uw Frankrijk in dezelfde mate alsde keizer feliciteren met deze door het lot gegeven omwenteling, van welkekant die ook komt. Zodanig is de macht van de Schepper, die de menselijkeaangelegenheden met een zeker geheim plan bestuurt, en niet zelden, wan-neer de situatie hopeloos lijkt, de rampspoed der stervelingen plotselingdoet verkeren in een heel verheugende afloop. Het is vooral de lankmoedigegoedertierenheid van God die mij deze hoop verschaft. Ik ben van meningdat hij ons reeds zijn genade is gaan tonen. Voorts wordt die hoop deels in-gegeven door het karakter van de keizer, wiens zachtmoedigheid de omvangvan zijn vermogen evenaart of nog overtreft, deels door de opmerkelijke be-hendigheid van de zeer christelijke koning. Ik geloof zelfs dat er tussen henal een hechte en onverbrekelijke verstandhouding is ontstaan.

De brief die uwe Hoogheid heeft gestuurd aan de hooggeachte Poolse

4. Frans i; vanaf de 15e eeuw droeg de Franse koning de eretitel rexchristanissimus of roi très-chrétien.

5. Op Frans i, te Pavia.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 225

Page 226: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

226

1616 Aan Claudius Cantiuncula, 1525

edelman Jan Łaski, toen u uw vertrek naar Spanje voorbereidde, heeft mij inmijn hoop gesterkt. Want hij woont met mij in hetzelfde huis. Met hem deelik alles, zoals dat tussen vrienden hoort. De brief maakte duidelijk dat u nietalleen met ongebroken geest de slagen van het lot ondergaat, maar bevatzelfs een aantal opwekkende woorden die onze bezorgdheid hebben ver-minderd. Als deze hoop ons niet teleurstelt, kunnen wij niet alleen de keizeren u, maar de gehele christelijke wereld gelukwensen.

Ik zou u nu om twee redenen om vergi◊enis moeten vragen, ten eersteomdat ik de vrijheid heb genomen uit eigen beweging aan een zo machtigedame te schrijven, ten tweede omdat ik dat doe zonder er voldoende tijdvoor te nemen, iets wat een gewone burger zich jegens een vriend al nauwe-lijks kan veroorloven. Maar het vertrouwen dat ik heb gekregen in uw bij-zondere innerlijke goedheid heeft al mijn terughoudendheid weggenomen.Moge de Heer Jezus u in goede gezondheid en in hem bloeiende bewaren,voorzien van al het waarlijk goede.

Gegeven te Bazel aan de vooravond van Sint-Michaël, in het jaar 1525

1616 Aan Claudius Cantiuncula

[Bazel, ca. september 1525]

Erasmus van Rotterdam aan Claudius Cantiuncula, doctor in de rechten,gegroet

Wat benijd ik u om die heerlijke vrije tijd van u, die u in staat stelt zulke brie-ven te schrijven,1 terwijl ik zelfs de tijd niet heb om de aan mij gerichte brie-ven te lezen! Werkelijk alles wat u schrijft, mijn Cantiuncula, getuigt vanwelbespraaktheid, is schitterend en indrukwekkend. Het ontbreekt u aangeen enkele eigenschap die de meest volmaakte redenaar kenmerkt, behalvedat uw voorstellen volstrekt onmogelijk en onjuist zijn. Misschien dat eenzekere opgewondenheid en een groot enthousiasme voor de zaak zich van umeester hebben gemaakt, zodat u denkt dat hetgeen u heel graag voor elkaarwilt krijgen, gemakkelijk uitvoerbaar is; misschien dat u zo verblind bentdoor sympathie voor mij dat u mij niet voor een mug maar voor een olifanthoudt.2 Zou ik alles weten? Beide partijen zijn van oordeel, en terecht, dat ikniets weet. Zou ik in mijn eentje kunnen wat noch de keizer, noch de paus,noch al die drommen van theologen kunnen? Zou de wereld opzijgaan voor

1 De brief van Cantiuncula is niet bewaard gebleven.2. Adagia 869.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 226

Page 227: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Claudius Cantiuncula, 1525 1616

227

het gezag van mij alleen, terwijl zelfs de honden van de theologen tegen mijaan pissen? U roept mij op een schisma te voorkomen, alsof de wereld niet al-lang in brand staat. U verwijt mij mijn stilzwijgen, alsof ik tot nu toe niet demoed heb getoond mijn stem te verhe◊en tegen dit werelddrama, alsof ikniet geprobeerd heb deze oorlog onder billijke voorwaarden te beëindigen.Dat is weliswaar tevergeefs geweest, maar het was voor mij niet zonder risico.

Ik was begonnen het een en ander over de eucharistie te schrijven3 voor-dat uw brief werd bezorgd. Ik heb die nog niet gelezen, zo weinig tijd heb ik,maar graaf Łaski heeft mij die na de lunch voorgelezen. Ik heb nog geen ge-legenheid gehad het boek van Oecolampadius4 te lezen. Maar u lijkt uw zin-nen erop gezet te hebben dat ik mij het gezag aanmeet over de hele kwestieeen oordeel uit te spreken, terwijl beide partijen elkaar als gladiatoren naarhet leven staan en beide te lijden hebben van interne twisten. Gesteld dat ikover de nodige tijd zou beschikken, gesteld dat ik de kennis had die een kwes -tie van zo groot belang vereist, welke hoop op uiteindelijk succes stelt u mijin het vooruitzicht? Moet ik mijn oordeel formuleren en daarbij de kant vande theologen kiezen? Die van deze of van gene zijde van de Alpen? Of moetik de andere kant kiezen? En dan voor de aanhangers van Luther of die vanZwingli? Want Karlstadt is, naar ik hoor, van zijn standpunt teruggekomen.5

Of moet ik als onbevooroordeeld scheidsrechter de strijd beslechten doorde wederzijdse belangen tot de juiste proporties terug te brengen? Wat an-ders zal ik bereiken dan wat doorgaans degenen gebeurt die door hun tus-senkomst proberen aartsvijanden van elkaar te scheiden, namelijk dat ik aanweerskanten doorboord neerval?

Dit is wat ik vooralsnog te antwoorden heb op uw welsprekende brief.Daarin waardeer en bewonder ik uw talent en stijl, en ik neem u uw goedbe-doelde misvatting over mijn positie niet kwalijk. Maar ik had liever geziendat u een ander onderwerp had gekozen om uw pen te oefenen. Want hetzijn de mensen die mij voorgoed de mond gesnoerd willen zien die mij metdat soort complimenten overladen. Over de rest kunnen wij, wanneer u wilt,mondeling van gedachten wisselen, maar dan wel in de namiddaguren, wantop een ander moment zie ik geen kans tijd voor vrienden vrij te maken. Hetga u goed.

In het jaar <1526>

3. Erasmus zou geen geschrift over de eucharistie uitbrengen, wel-licht op grond van een afspraak met de protestantse leiders in Bazel.

4. De genuina verborum Domini ‘Hoc est corpus meum’ iuxta vetustissimosauthores expositione (Straatsburg, 1525).

5. Karlstadt had zich in 1525 met Luther verzoend, maar in 1529 zoueen nieuwe breuk ontstaan.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 227

Page 228: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

228

1617 Van Lucas Bathodius, 1525

1617 Van Lucas Bathodius

Straatsburg, 1 oktober 1525

Aan de heer Erasmus van Rotterdam, gegroet

Als verzoeken van niet onderlegde mensen enig gewicht bij u hebben, zeer-geleerde Erasmus, waag ik het er nogal onbeschaamd op een beroep te doenop uw eminente geest die wellicht door belangrijker zaken in beslag geno-men wordt. Ik kom niet pleiten voor mijn eigen belang. Omdat ik geroepenben tot een ander ambt, namelijk de armenzorg, kan ik niet meer voldoendetijd aan de letteren besteden. Maar ik benader u omwille van de christelijkejeugd en hun verantwoorde, succesvolle onderwijs in de Latijnse taal. Hoewelik goed weet dat u in uw boek over de onderwijsmethode1 heeft betoogd datmen jongeren niet alleen op deskundige wijze, maar ook met veel liefde metdie taal vertrouwd moet maken, ontbreekt het toch bij sommige daarin aan-gehaalde schrijvers, die aan een nog onschuldige leeftijdsgroep onderwezenzouden moeten worden, aan christelijke zuiverheid. De overigens uitste-kende teksten zullen dikwijls aanstoot geven als u niet enig tegenwicht biedt.Naarmate ze bruikbaarder zijn om correct te leren spreken en de omgangs -taal onder de knie te krijgen, komen ze mij des te schadelijker voor; vanwegede aard van hun onderwerp zijn ze zo onfatsoenlijk, om niet te zeggen zede-loos, dat ze voor die leeftijdsgroep niet geschikt en passend zijn, ook al zijnze bedekt met een gera√neerde vernislaag (u, zeergeleerde, zult mij, onwe-tende, dit niet euvel duiden). Ik heb gemerkt dat van alle auteurs Terentiuszodanige kwaliteiten bezit dat hij als enige in staat is een jongeling te lerenwat hij nodig heeft voor een goed verzorgd dagelijks taalgebruik en een gro-te woordenschat. Hij bedient zich echter zo veelvuldig van zodanige onder-werpen dat (tenzij men de komedie van haar charme berooft) de jongeling zeniet kan snappen zonder er tegelijkertijd nadeel van te ondervinden. Ik ziegebeuren dat hij eerder de meisjes dan de letteren leert liefhebben. Uit watbegon met interesse in de schone letteren zijn op deze manier, door het on-verstand van slechte leraren van wie deze tijd er tot nu toe te veel tolereert,ook nog eens de slechtste gewoonten ontstaan.

U bent de enige die bij mij opkomt als degene die in staat is te doen watwenselijk is om deze kwaal te genezen, namelijk de komedies stuk voor stukte voorzien van een fatsoenlijker inhoud, met wijziging van de aanstootge-vende passages in meer decente. Dat u dit kunt, wordt uitvoerig bewezendoor de monumenten van literaire geleerdheid die u heeft opgericht. Dat u

1. De ratione studii; zie brief 66.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 228

Page 229: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Michel Boudet, 1525 1618

229

hiertoe bereid bent, is iets waarom de hele leergierige jeugd bidt, samen metmij. Dat u hiertoe verplicht bent, is iets waartoe uw christelijke geweten umaant. Ieder weldenkend mens is er sinds lang van overtuigd dat u, redderen hersteller zonder weerga van de in verval geraakte literatuur, hiervoor inde wieg bent gelegd. Het ga u goed.

Straatsburg, 1 oktober in het jaar 1525 van het christelijk heilLucas Bathodius, diaken van de kerk van StraatsburgAan de zeer geachte heer en meester Desiderius Erasmus van Rotterdam,

de grootste beschermheer van de schoonste letteren

1618 Aan Michel Boudet

Bazel, 2 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Michel Boudet, bisschop van Langres, gegroet

Hoogwaardige bisschop, uw brief die zuinig met woorden is, maar van eenbewonderenswaardig denkvermogen getuigt, heeft mij blijk gegeven vanuw gezonde en levendige verstand, dat begiftigd is met een niet alledaagsewijsheid. Nu mijn Tong eenmaal is uitgegeven1 ben ik opgehouden los vantong te zijn. Ik oefen mij in de Laconische stijl van uitdrukken, en dat medenaar uw voorbeeld. Want in deze tijd moeten mensen die dingen kunnenschrijven waaraan niemand aanstoot neemt, geboren zijn uit een witte kip.2

Kon ik mijn mond maar houden. Er is een nieuw dogma in het leven geroe-pen, namelijk dat er in de eucharistie niets anders is dan brood en wijn. Jo -hannes Oecolampadius heeft ervoor gezorgd dat dit uitermate moeilijk teweerleggen is. Hij heeft deze opvatting met zoveel bewijzen en argumentenverkondigd3 dat ook de uitverkorenen verleid lijken te kunnen worden.4 Ikdoe er goed aan in plaats van de citer de zeis ter hand te nemen, als ik deschijn zou willen vermijden dat ik door te zwijgen klakkeloos mijn stem terondersteuning ervan zou hebben uitgebracht. Ik ben erg blij dat de Tong bijeen zo groot man als u in de smaak is gevallen. Maar waar was het goed voorom de koerier met zoveel goudstukken te overladen? Hij was mijn bediendeniet, maar ingehuurd voor vier kronen om berichten te bezorgen en mee te-rug te nemen.

1. Zie brief 1593.2. Adagia 78.3. Zie brief 1616, noot 4.4. Vgl. Mattheus 24:24.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 229

Page 230: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

230

1619 Aan Guillaume Budé, 1525

Degene die deze brief bezorgt is Pierre Toussain, een jongeman die in zijnland van aanzienlijke komaf is, een edel karakter heeft en meer dan gemid-deld onderlegd is. Hij is zeer verknocht aan de Griekse literatuur. Hier ech -ter zijn alle wetenschappen op sterven na dood. Hij vraagt om niets. Ik wildealleen dat u kennis met hem maakt. Voor uw zo uitgesproken sympathievoor mij, zonder dat daar enige verdienste van mijn kant tegenover staat, zalik u bij een andere gelegenheid bedanken. Moge de Heer uwe excellentie ingoede gezondheid bewaren.

Bazel, 2 oktober in het jaar 1525

1619 Aan Guillaume Budé

Bazel, 2 oktober 1525.

Erasmus van Rotterdam aan Guillaume Budé, gegroet

Zeer gewaardeerde Budé, je bent werkelijk een wreed mens. In plaats van ie-mand die er ellendig aan toe is met troost op te beuren, geef je hem in zijn el-lende nog een trap na.1 Je verwijt mij getalm, het zoeken van uitvluchten enpogingen tot uitstel. Een mens kan zijn ongeluk beter verdragen als het nietzijn eigen schuld is maar het gevolg van de onbillijkheid van het lot. Ik felici-teer je in elk geval met het feit dat je in de uiterst gelukkige omstandigheidverkeert tijd voor jezelf te hebben. Ik bid dat jou die ooit volledig ten deelmag vallen, om dan volmaakt gelukkig te kunnen zijn.

De bezorger van deze brief is Pierre Toussain, een jongeman van edelekomaf, met een aangenaam karakter en een zeer goed verstand, van wie ik dehoogste verwachtingen heb. Hij is zeer geïnteresseerd in de Griekse litera-tuur. In Bazel is Glareanus de enige die er onderwijs in geeft, maar gebrekaan inkomen verhindert dat hij kan voldoen aan zijn eigen ideaal en aan deverwachtingen van toehoorders van dit kaliber. Ik weet zeker dat de aanlegvan de jongeman je zeer deugd zal doen en dat je, voor zover ik je vriende-lijkheid ken, ongevraagd zult doen wat van een dergelijke grootmeester inde letteren verwacht mag worden. Het ga je goed. De rest zul je vernemenvan onze Toussain.

Gegeven te Bazel, 2 oktober in het jaar 1525

1. Dit verwijst waarschijnlijk naar een niet bewaard geblevenantwoord van Budé op brief 1601.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 230

Page 231: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1620

231

1620 Aan Noël Béda

Bazel, 2 oktober 1525

Aan de volmaakte theoloog, de heer Noël Béda, hoog te achten heer enbroeder, hartelijk gegroet

Ook ikzelf ben er erg blij om dat die uitvoerige brief1 u niet los van de andere2

is bezorgd, aangezien blijkt dat die u heeft ontstemd. Ik had hem alleen vooru geschreven en was zo overtuigd van uw medemenselijkheid dat ik geloof-de dat u mij mijn openhartigheid, of zo u wilt mijn vermetelheid, niet kwa-lijk zou nemen. Het is weliswaar een voorname vriendschapsplicht een vriendte waarschuwen als de zaak dat vereist, maar die plicht behoort dan tussenvrienden wel wederzijds te zijn. Ook al heeft een zo bijzondere geleerdheidals de uwe mijn vermaningen niet nodig, toch heeft ook een groente boer vaakzeer zinnige dingen gezegd.3 Bovendien is iemand die in oprechtheid waar-schuwt, ook al mist zijn waarschuwing doel, toch in ieder geval te waarderenomdat hij een dienst heeft willen bewijzen. De aantekeningen die u zo vrien-delijk bent geweest te sturen, zijn zeer welkom. Had u ook maar de passagesuit de brief aan de bisschop van Bazel4 gestuurd die u zozeer hebben gestoord,samen met het boek waarvan u de publicatie voorbereidt. De koerier was ui-terst betrouwbaar, en door mij persoonlijk voor dit doel tegen een voldoen-de passende beloning ingehuurd. Hoe het ook zij, ook alles wat u zult adres-seren aan de boekhandelaar Konrad5 zal mij veilig bereiken. Toch verdienthet aanbeveling wat u mij stuurt, in een verpakking te wikkelen, met touwsamen te binden en te verzegelen. Dat is een heel kleine moeite. Het hand-schrift van uw secretaris kan ik nauwelijks lezen, maar ik kan het toch nogwel ontcijferen.

Het zou minder moeite kosten als u alleen die passages noteert die betrek -king hebben op de christelijke leer en die naar uw mening niet door de beu-gel kunnen. In uw eerste punt geeft u aan dat uit mijn woorden op te makenis dat niet alle brieven die aan Paulus worden toegeschreven, onbetwistbaarvan Paulus zijn. Ik zie niet in waarom dit onderwerp van kritiek moet zijn, of

1. Brief 1581.2. Brief 1596.3. Adagia 501.4. De interdicto esu carnium (1522), gericht aan Christoph von

Uten heim.5. Konrad Resch.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 231

Page 232: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

232

1620 Aan Noël Béda, 1525

u moet toevallig van mening zijn dat de Brief aan de Laodicenzen6 en de brie -ven aan Seneca7 onbetwistbaar van Paulus zijn. Maar gesteld dat wij dezebe wering van mij helemaal van toepassing verklaren op de Brief die aan deHe breeën geschreven is, leest u dan de apologie waarmee ik lang geledenJacques Lefèvre heb geantwoord.8 Dan zult u niet kunnen ontkennen datvelen die rechtlijnig zijn in de leer, ernstige twijfelden aan het auteurschapvan deze brief. En er is tot nu toe geen enkel kerkelijk gezag dat twijfel ver-biedt, of het moet toevallig zo zijn dat alles wat in kerken onder Paulus’naam wordt gelezen, zonder mankeren ook van Paulus is. Maar in kerkenworden ook vele andere teksten gelezen waarover men best mag twijfelen.Als u er niettemin geen been in ziet ook hieraan een aantekening te wijden,vind ik dat best. Als u mij in drie woorden wilt aangeven wat uw drijfveerdaarbij is, beschouw ik dat als een dubbele dienstverlening.

Baer geeft te kennen dat hij die brief,9 nadat hij door de drukkers was ge-publiceerd, opnieuw heeft gelezen, en dat hij enkele passages had geno-teerd, maar dat die van geen enkel belang waren, behalve als zich een vijan-dig gezinde uitlegger zou aandienen. Ik heb hem verzocht de brief eenderde keer te lezen en hij heeft beloofd dat te doen. Met grote ergernisschrijft u over een uitermate slecht advies. Wat voor advies dit is geweest isniet van belang. U moet toch stellig zien dat ik niet op de vlucht ben gegaanvoor zelfs de hardste oordelen van theologen, wanneer die aan de orde wa-ren. Iedereen kent hier de onkreukbaarheid van Baer. Zelfs nu kan ik bij hemgeen spoor van misleiding ontdekken. Mocht ik niet in staat zijn te oordelenover zijn geleerdheid, uw faculteit zelf heeft daarover wel geoordeeld, doorhem de eerste plaats toe te kennen onder zijn jaargenoten.10 En ik zie niet inwaarom die brief een steun in de rug voor de aanhangers van Luther zou zijn.De leerstellingen van Luther deden al opgeld. En hier werd, door toedoenvan een aantal onruststokers met opperste minachting en hoon voor de ker-kelijke gebruiken, het eten van vlees ingevoerd, geestelijken traden in hethuwelijk en er gebeurden veel andere dingen die in strijd zijn met de kerke-lijke verordeningen. Tegen deze onrustbarende onbezonnenheid heb ik die

6. Paulus vermeldt een Brief aan de Laodicenzen in Colossenzen 4:16.Uit de late oudheid is een Latijnse tekst bekend die voorgeeft deze briefte zijn, maar in feite een compilatie is van passages uit andere brievenvan Paulus.

7. Uit de late oudheid is een correspondentie bekend tussen Seneca enPaulus, van veertien brieven in totaal. Het gaat evident om een vervalsing.

8. Apologia ad Iacobum Fabrem Stapulensem (Leuven, 1517).9. De interdicto esu carnium.

10. In 1512.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 232

Page 233: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Noël Béda, 1525 1620

233

brief ingebracht en niet zonder resultaat. Om te beginnen ontketende hijhet gebries tegen mij van de aanhangers van Luther, die enthousiast zoudenmoeten zijn indien mijn brief steun zou betuigen aan wat zij beogen. Ik beneen fervente pleitbezorger van het celibaat. Maar zoals de levenswijze vanpriesters en monniken er nu voorstaat, vooral in Duitsland, zou het de voor-keur verdienen toegeeflijkheid te betrachten ten aanzien van het huwelijkals redmiddel. Hoe weinig mensen in de wereld vasten er nog? Hoe veleneten vlees wanneer het hun belieft? Ik ben van mening dat veel meer mensenzullen vasten als het vasten wordt aanbevolen in plaats van voorgeschreven.Toch wil ik dat niets hiervan wordt veranderd buiten het gezag van de Kerkom. Die verandering doet de leer van de kerkvaders geen geweld aan, maarmaakt ons wellicht opmerkzaam op de noodzaak regelingen aan te passenaan de gewoonten van de tijd. Als dit de kerkelijke leiders niet aanstaat, heb-ben de aanhangers van Luther geen reden om zichzelf op de borst te slaan,aangezien ik van mening ben dat er niets veranderd moet worden zondertussenkomst van het kerkelijk gezag.

Maar ik houd ermee op, om u niet opnieuw tot last te zijn met mijn uit-voerigheid, ofschoon gewoonlijk voor beklaagden meer wateruurwerkenwor den gevuld11 dan voor aanklagers. Beschuldigen is een eenvoudige zaak,maar voor een verdediging zijn veel woorden nodig. U overtuigt mij er ge-makkelijk van u te vertrouwen. Alhoewel, als het waar is dat het advies vanBaer zo ongelukkig is uitgepakt, wie is dan nog veilig te vertrouwen? U ver-zekert dat u mij niet zult misleiden, maar u kunt wel, denk ik, uzelf mislei-den. Voorheen had ik een hogere dunk van de theologen van de Sorbonne,omdat ik dacht dat ik ieder afzonderlijk veilig kon vertrouwen, en niet deéén wel en de ander niet. Ik heb altijd waardering gehad voor Josse Clich -tove. Toch zou hij er eerlijker aan gedaan hebben als hij, toen hij het opnamvoor Dionysius,12 zijn pijlen vooral op Valla had gericht, die als eerste ditstandpunt heeft ingenomen.13 Maar ik ben best in staat over zulke dingen

11. Om de toegestane spreektijd aan te duiden.12. De werken van de vijfde- of zesde-eeuwse auteur die nu bekendstaat

als Pseudo-Dionysius de Areopagiet werden traditioneel toegeschrevenaan de Dionysius die door Paulus was bekeerd op de Areopagus in Athene(Handelingen 17:34). Met name in Frankrijk werd de auteur bovendienvereenzelvigd met de derde-eeuwse Dionysius die de eerste bisschop wasvan Parijs.

13. Lorenzo Valla had in zijn aantekeningen op het Nieuwe Testamentbetwist dat de door Paulus bekeerde Dionysius dezelfde was als de auteurgenoemd in de vorige noot. Erasmus was het hiermee eens. Clichtove hadErasmus onder meer hierom aangevallen in zijn Antilutherus uit 1524.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 233

Page 234: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

234

1621 Aan Pierre Barbier, 1525

heen te stappen. Had u Pierre Cousturier, als die zo op u gesteld is, er maartoe kunnen brengen een dergelijk boek14 ofwel niet te publiceren, ofwel ineen gematigder versie! Want tot nu toe heb ik niets gelezen dat dommer ofonzinniger is dan dat. Ik heb de man van repliek gediend15 omdat vriendenmij daartoe aanspoorden, maar ik heb van niets meer spijt gehad dan van dedaaraan bestede moeite. Ik hoor dat met zijn boek de spot gedreven wordtdoor allen die onderlegd en deugdzaam zijn, en dat dit ook was gebeurd alsniemand een reactie had gegeven. U adviseert mij op dat soort mensen niette reageren. Had u mij dat maar tijdig geadviseerd! Maar als u mij zou willengeloven, had hij er veeleer van overtuigd moeten worden niet zo schandelijktekeer te gaan tegen iemand die hem zo na staat, tot schade van de reputatievan de theologie.

Karlstadt heeft ons hier een nieuw drama voorgeschoteld dat gruwelijkeris dan alle andere. Hij heeft de mensen ervan weten te overtuigen dat er in deeucharistie niets anders is dan brood en wijn. Zwingli heeft deze opvattingin enkele gepubliceerde geschriften ondersteund.16 Pas geleden heeft Oeco -lam padius met zoveel overtuiging, met zoveel kunstig geconstrueerde argu-menten en met zoveel welbespraaktheid hetzelfde gedaan,17 dat ook de uit-verkorenen verleid kunnen worden,18 tenzij God het verhindert. De stadhier wankelt, maar op zo’n manier dat ze nog te genezen lijkt. En zo word ikgedwongen mij met deze strijd in te laten, met achterstelling van al mijn an-dere bezigheden, hoewel ik tegen een zo moeilijke taak niet opgewassenben. Als het boek u bereikt, zult u begrijpen dat u allen naar de wapens moetgrij pen en niet alleen met het produceren van artikelen, maar met kracht vanovertuiging moet optreden. Ik zou u het boek wel gestuurd hebben, maar ikhad slechts één exemplaar en het is hier niet in de vrije verkoop. Het ga ugoed, door mij altijd hoog te achten broeder in Christus.

Gegeven te Bazel, 2 oktober in het jaar 1525Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven

1621 Aan Pierre Barbier

Bazel, 3 oktober 1525

14. Zie brief 1571, noot 7.15. Zie brief 1591.16. In feite kwam de opvatting vooral voor rekening van Zwingli zelf.17. Zie brief 1616, noot 4.18. Vgl. Mattheus 24:24.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 234

Page 235: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Pierre Barbier, 1525 1621

235

Erasmus van Rotterdam aan Pierre Barbier, gegroet

Grote beschermheer, ik had mijn Karl1 naar Rome gestuurd. Omdat je daarniet was, heeft hij de aan jou gerichte brief 2 mee teruggebracht. Die ontvangje samen met deze. Ik verzoek je een- en andermaal, stuur mij zo spoedig mo - ge lijk het certificaat van niet-domicilie,3 anders lopen wij beiden, schrijftJan de Hondt, gevaar. Ik verbaas mij erover dat je in deze zaak zo talmt, te-meer daar dit niet nu voor de eerste keer is. Als ik niet terugkeer is er geenenkel uitzicht op de toelage van de keizer.4 Alles is hier duur en er is totaalgeen sprake van enige inkomsten. Je hebt de gewoonte gouden bergen uitParia5 te beloven, stuur mij dan ten minste één kluit aarde. Ik weet hoe vin-dingrijk je bent. Zet je welbespraaktheid in om de vriendschap tussen mij enAleandro te versterken.6 Ik bewonder ’s mans geleerdheid, zijn kwaliteitenapprecieer ik, maar er zijn zoveel boze tongen in de wereld die je achterbaksop een koud bad trakteren.7 Ik heb mijn Tong gepubliceerd.8 In het vervolgheb je te maken met een Erasmus die zijn tong kwijt is. Aan mijn vriend Ho -vius heb ik een exemplaar gestuurd. Bij de letter n op het laatste blad rectotegen het eind, moet in plaats van milia ducatorum, milia talentorum wordengelezen.

Toen Karlstadt hier heimelijk verbleef, heeft hij geschriften in het Duitsverspreid, waarin hij beweert dat er in de eucharistie alleen maar sprake isvan brood en wijn. Daarvan heeft hij terstond velen weten te overtuigen.Zwingli heeft zijn opvatting nu in een aantal gepubliceerde geschriften on-dersteund. Een Hollander9 heeft vier jaar geleden, maar anoniem, hetzelfdeonderwerp behandeld in een brief die nu in druk verschenen is.10 Maar toenOeco lam padius hier dag na dag dezelfde opvatting in preken naar voren bracht,wekte hij bij velen ergernis, ook bij hen die geen hekel aan Luther hadden.Ten slotte bracht hij een boek uit dat met zoveel zorg is geschreven, van zo-

1. Karl Harst.2. Brief 1605 of een niet bewaard gebleven brief met vergelijkbare inhoud.3. Een verklaring benodigd om Erasmus’ prebende als kanunnik van

Kortrijk over te dragen aan Jan de Hondt in ruil voor een jaarlijkse toelage.4. Zie brief 1380.5. De Venezolaanse kuststrook waarvan Barbier titulair bisschop was.6. Zie brief 1605, noot 2.7. Adagia 951.8. Zie brief 1593.9. Cornelis Hoen.

10. Epistola tractans coenam Dominicam, gepubliceerd door Zwingli in1525.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 235

Page 236: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

236

1621 Aan Pierre Barbier, 1525

11. Zie brief 1616, noot 4.12. Vgl. Mattheus 24:24.13. Zie brief 1581, noot 38.14. De Apologia van ‘Taxander’; zie brief 1581a.15. Vincentius Theoderici.16. Zie brief 1582.17. Walter Ruys.18. Zie brief 1571, noot 7.19. Zie brief 1591.

veel argumenten en bewijsplaatsen is voorzien,11 dat het in staat is om ookde uitverkorenen tot dwaling te brengen.12 Toch is dit boek niet in drukverschenen en wordt het niet vrij verkocht.

Dit is het strijdperk waar ik ingeduwd word, terwijl ik voor heel anderedingen in de wieg gelegd ben. Terwijl ik mijn eigen aangelegenheden laatvoor wat ze zijn en mij niet zonder eigen risico hiermee bezig houd, besto-ken degenen voor wie ik strijd lever mij intussen van alle kanten met waan-zinnige pamfletten. In Leuven heeft Latomus er drie voorgelezen waarin hijmij voortdurend iets naar het hoofd slingerde.13 Weliswaar zonder mijnnaam te noemen, maar wat maakte dat uit? Hij haalde wel mijn woorden aan.Daarna heeft hij deze pamfletten uitgegeven, die vol staan van verbazing-wekkende verdraaiingen. Ongeveer in dezelfde periode is een pamflet14 te-gen mij in druk verschenen, dat vol staat met aantijgingen en platte beledi-gingen. Iets dwazers, dommers en smakelozers was niet denkbaar. De lofhiervoor komt een groot aantal dominicanen toe. Het werk is op naam ge-steld van Godefridus Taxander, de grootste windbuil die men zich denkenkan. Een zekere Cornelis van Duiveland heeft voor de samenstelling ge-zorgd. Vincentius15 heeft er klaagzangen aan toegevoegd die afkomstig zijnuit een boek dat hij daarvoor tegen mij had geschreven, maar waarvan zijnvicaris-generaal de uitgave verbood.16 Ene Walter17 heeft er bloempjes aantoegevoegd, ontleend aan de schatkamer der poëzie. Na het plegen van dezedaad zijn ze alle kanten op gevlucht, Vincentius naar het hiernamaals. Ik hebdit niet zelf gedroomd, maar mij is een afschrift gestuurd van de brief dieCornelis aan Lee had geschreven, want dit schitterende geschenk was aanhem opgedragen. Die leert dat wat ik zeg waar is. Pierre Cousturier, ooit theo - loog aan de Sorbonne, nu kartuizer monnik, heeft in Parijs een ronduit dwaasgeschrift tegen vertalers en de schone letteren gepubliceerd.18 Ik heb hemgeantwoord,19 maar ik heb spijt dat ik dat beest zoveel eer heb gegeven.

Zorg dat je je zakken vult met goud en zoveel buit verzamelt dat het voorons beiden genoeg is. Ik snakte ernaar nu naar Italië te vertrekken, want ikheb minder last van nierstenen, maar bepaalde zaken kon ik niet geregeld

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 236

Page 237: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Hieronim Łaski, 1525 1622

237

krijgen. Intussen is nu ook de zeer snel genaderde winter komen opzetten.Het ga je goed.

Bazel, 3 oktober in het jaar 1525

1622 Aan Hieronim Łaski

Bazel, 3 oktober 1525

Erasmus aan de Poolse edelman Hieronim Łaski, gegroet

Hooggeëerde heer, ten aanzien van wat u schrijft1 over het zenden van eenpaard, bent u, zelfs als u Cyllarus of Pegasus mocht sturen, niet in staat vaneen slak een ruiter te maken, en ik kan mij evenmin voorstellen dat u, om-wille van een paard, een bediende hierheen stuurt, nu uw broer vanhier is weg -ge roepen.2 Ik vermoed dan ook dat uw brief geschreven is voordat was be-sloten uw broer terug te roepen. Omdat er voor mij nauwelijks iets aange - namers denkbaar was dan zijn gezelschap, kan zijn vertrek mij niet andersdan uitermate zwaar vallen. Zijn zeer plezierige omgang maakte mij bijnaweer jong, want aan de goden had ik niemand kunnen vragen die beter pastebij mijn manier van doen. Nog beter gezegd, de wijze waarop hij in het levenstaat is zo dat hij met iedereen kan opschieten. Mijn bedroefdheid over zijnvertrek wordt in de eerste plaats verzacht doordat het niet helemaal onver-wacht kwam, want ik heb steeds het voorgevoel gehad dat hij spoedig hierweggehaald zou worden, en in de tweede plaats omdat ik de onrechtvaar-digheid van het lot maar al te goed kende. Als mij enige vorm van voorspoeddeelachtig wordt, duurt het niet lang of die wordt mij ontnomen, maar alsmij enige tegenspoed overkomt, dan is die zeer hardnekkig en onmogelijk afte schudden of los te rukken. Daar komt bij dat mijn voortdurende weten-schappelijke bezigheden verhinderden dat hij van zijn kant enige baat hadbij zijn verblijf hier. Keer op keer namen wij ons iets voor, maar telkens wer-den onze plannen doorkruist door kwesties die zich onverwacht aandien-den. Ook zelf wilde hij langer genieten van de weldadige rust van de Muzen,maar Plato is van mening dat een wijs man, ook tegen zijn zin, zich moet la-ten meenemen om het landsbelang te dienen.3 Daarom is het gepaster uw Polengeluk te wensen dan mijn persoonlijke ongemak te betreuren.

1. De betre◊ende brief is niet bewaard gebleven.2. Jan Łaski had zes maanden doorgebracht in het huis van Erasmus en

was enkele dagen eerder vertrokken, samen met Karl Harst.3. Plato, De staat 519c-520f.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 237

Page 238: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

238

1623 Aan Giambattista Egnazio, 1525

Ik ben erg blij en voel het als een overwinning dat mijn Tong bij de hoog-geëerde heer kanselier4 in de smaak is gevallen. U zult echter niet verbaasdzijn als u merkt dat Erasmus voortaan zijn tong verloren heeft. Moge een ugoedgezinde godheid uwe Hoogheid met succes bevrijden van de verwikke-lingen waarin u, zoals u schrijft, verstrikt geraakt bent. Ik weet wat een groteHercules u bent, maar de ervaring heeft mij geleerd dat het niet zonder risicois een tegenstander, hoe onbeduidend ook, te onderschatten. Het ga u goed.Bazel, 3 oktober in het jaar 1525

1623 Aan Giambattista Egnazio

Bazel, 3 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Giambattista Egnazio

Hartelijk gegroet, waarde en eveneens zeergeleerde heer. Het spijt mij dat iku met mijn onbenulligheden overlast bezorgd heb.1 Ik maakte mij geen zor-gen over het drukken van de Adagia, omdat ik hier steeds Froben tot mijn be-schikking had. Gianfrancesco had zich er in zijn brieven herhaaldelijk overbeklaagd dat ik niets van mijn werken opstuurde. Ik heb hem de Adagia toe-gestuurd, omdat die voor het eerst bij Torresani2 het levenslicht hadden ge-zien, in de hoop dat ze daar een wedergeboorte zouden krijgen, als het hemalthans gelegen kwam. Maar als dat niet zo was, dan zou hij het manuscriptterugsturen en meegeven aan dezelfde man die het bezorgd had. Het was hele -maal niet nodig in dit verband ook maar drie woorden met elkaar te wisse-len.

Ik heb mijn Karl3 teruggestuurd met de opdracht mij het commentaarvan Chrysostomus op de Handelingen van de Apostelen te bezorgen.4 Uw be - trokkenheid kennende zult u de moeite nemen ervoor te zorgen dat ik nietom de tuin word geleid. Dit kunt u doen als u een deskundige laat nagaan ofhet manuscript volledig en correct gekopieerd is. Brenger dezes, Jan Łaski,een Pool van aanzienlijke inheemse afkomst die binnenkort tot het hoogste

4. Krzysztof Szydłowiecki; zie brief 1593.1. Egnazio was betrokken in de moeizame onderhandelingen met

Gianfrancesco Torresani over een uitgave van de Adagia; zie brieven 1592,1594 en 1595.

2. Andrea Torresani.3. Karl Harst.4. Een handschrift met de Griekse tekst was te koop in Padua.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 238

Page 239: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Thomas Lupset, 1525 1624

239

niveau zal doordringen, is van volstrekt smetteloos gedrag dat helderderschijnt dan goud of edelstenen.

Hieronymus is nu compleet herdrukt.5 Ik heb veel verbeterd wat eerderaan mijn aandacht was ontsnapt. Enkele duistere passages heb ik nog nietkunnen herstellen. Eén daarvan staat in het voorwoord dat hij geplaatstheeft voor de vertaling van Ezechiël, waar het gaat over phagoloedori en sene-ciae.6 Laat u het mij weten als u een verklaring heeft. Die kan dan aan heteind of begin worden toegevoegd, want het werk zal pas over enige maan-den verschijnen. Ik weet wel dat u niet om roem geeft, maar ik zal er niet te -min voor zorgen dat geen eer wordt onthouden aan degene die het toekomt.

Ik betreur het dat Ambrogio7 van Nola ons en de wetenschap is ontval-len. Maar eens moet iedereen sterven, en hij heeft niet alleen vele jaren eenaangenaam leven geleid, maar is ook niet ongelukkig gestorven. Ik bid datGod hem genadig is en hem eeuwige rust geeft tussen de zielen van de gelo-vigen. Het ga u goed.

Bazel, 3 oktober in het jaar 1525

1624 Aan Thomas Lupset

Bazel, [ca. 4 oktober] 1525

Erasmus van Rotterdam aan Thomas Lupset, gegroet

Waarom jou nu te bedanken, zeer dierbare Lupset, voor je trouwe hulp, als-of je daarmee echt iets ongebruikelijks hebt gedaan? Ik maakte mij geen zor-gen over de publicatie van de Adagia.1 Maar dit is nu net de aard van mijnKarl, die in een onbeduidende kwestie zoveel stof doet opwaaien. Ik wildede commentaren van Chrysostomus op de Handelingen graag hebben.2 Maareen tere jongen als hij is, niet opgewassen tegen zwaar werk, gaf hij er devoorkeur aan met lege handen terug te keren. Er is nu voor gezorgd dat hij tepaard kan terugkeren. Wil je er slechts op toezien dat het boek niet incom-pleet of vol fouten is? Ik hoop dat onze Pace al hersteld is.3 Vervloekt is dat

5. Het laatste, negende deel van heruitgave van Hieronymus’ werkenzou pas in februari 1526 verschijnen. Vgl. brieven 1451, 1453 en 1465.

6. Zie brief 372 over Erasmus’ gissingen naar de betekenis van deze passage.7. Ambrogio Leoni.1. Zie brief 1595, waarop deze brief het antwoord is.2. Zie brief 1623.3. Pace leed aan syfilis.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 239

Page 240: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

240

1624 Aan Thomas Lupset, 1525

komen en gaan van gezanten. Zijn aanleg was geschapen voor de Muzen, maarik vrees dat zijn liefdesleven goeddeels de oorzaak van zijn kwaal is geweest.

Ook Philippus Melanchthon heeft te lijden van dezelfde aandoening vanslapeloosheid, naar men zegt.4 Bij zijn dood heeft hertog Frederik5 hemduizend goudguldens nagelaten. Luther is in het huwelijk getreden met eenbijzonder knap meisje6 uit de aanzienlijke familie Von Bora, maar, naar menvertelt, zonder bruidsschat. Zij heeft enige jaren geleden het leven als kloos-terlinge opgegeven. Ja, ook Luther zelf heeft zich van zijn mantel en zijnfilosofenbaard ontdaan, hiertoe gebracht door de aansporingen van zijn mede -broeders.

Thomas Grey woont bij mij, samen met zijn jongste zoon. Hij zegt dat inEngeland nieuwe ontwikkelingen onmogelijk zijn. Angst vormt een belet-sel. De opstand van de boeren is zo goed en zo kwaad als het gaat tot bedarengekomen, maar we hebben te maken met een hydra. Wanneer één onheil isverwijderd komen er andere voor in de plaats. De inspanningen die men zichgetroost om tot hervormingen te komen zijn enorm, maar ik zie geen enkelevaste hoop op vrede.

Ik prijs je gelukkig met het feit dat het je gegeven is vrij van alle beslom-meringen te dartelen in de groene weiden van de Muzen! Ik word, op een leef -tijd waarop gewoonlijk ontslag wordt verleend, gedwongen als strijder in dearena op te treden, sterker nog, ik word gedwongen ongewapend in mijn een-tje het gevecht aan te gaan met vele wilde beesten, die niet alleen met tandenen klauwen, maar ook met vergif gewapend zijn. Ik heb Luther, dat wildezwijn zoals men hem noemt, tegen mij opgezet. Hij heeft een weerwoord invoorbereiding, maar ik begrijp niet goed waarom hij de publicatie zo languitstelt.7 Karlstadt heeft hier, door heimelijk een aantal in het Duits ge stel -de geschriften te verspreiden, de mensen ervan weten te overtuigen dat er inde eucharistie alleen maar brood en wijn is. Deze misvatting heeft sneller vatgekregen op de geesten dan vuur overslaat op nafta. Hul drych Zwingli heeftin twee gepubliceerde geschriften8 aan die opvatting kracht bijgezet. Onlangsheeft Oecolampadius hetzelfde gedaan door een geschrift9 te publiceren

4. Slapeloosheid is een symptoom van syfilis. Melanchthon leed nietaan syfilis, maar had een slechte algemene gezondheid.

5. Frederik de Wijze was op 5 mei 1525 overleden.6. Katharina von Bora. Het huwelijk vond plaats op 13 juni 1525.7. Luthers De servo arbitrio, het weerwoord op De libero arbitrio, zou

verschijnen in december 1525.8. De vera et falsa religione en Subsidium sive coronis de eucharistia, beide

verschenen te Zürich in 1525.9. Zie brief 1616, noot 4.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 240

Page 241: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Thomas Lupset, 1525 1624

241

waar aan zoveel moeite is besteed en dat zo listig in elkaar is gezet, dat hij de-genen die daarop zouden willen reageren een uiterst lastige taak heeft voor-geschoteld.

Ik, die allesbehalve voor conflicten in de wieg gelegd ben, word dit ge-vecht ingeduwd. En terwijl ik op deze manier daarin verwikkeld ben, wordik toch beschouwd als een aanhanger van Luther en ben ik het mikpunt vanschotschriften. Latomus heeft er drie tegelijk gepubliceerd, maar zondermijn naam te noemen.10 Het doet allemaal heel voorkomend aan, maar metslinkse formuleringen heeft hij het op mij gemunt. Het onderwerp zelf be-handelt hij oppervlakkiger dan ik zou willen of had verwacht, want ik steunzijn standpunt. Vier dominicanen, Vincentius, Duiveland, Govaert en Walter,hebben samen in het geheim een boek uitgebracht dat vol staat met meerdan platvloerse aantijgingen.11 Iets dommers of dwazers is ondenkbaar. InParijs is plotseling een boek verschenen van Pierre Cousturier,12 ooit rabbiaan de Sorbonne, nu kartuizer monnik. Hij gaat werkelijk als een razende te-keer. Ik heb een reactie gegeven,13 maar ik heb spijt van de moeite. Tot nutoe heeft men tegen Luther alleen lijsten van betwistbare opvattingen gepu-bliceerd, maar tegen mij pakken zij uit met hele boekwerken, waarin zij dui-delijk kenbaar maken hoeveel meer afkeer zij hebben van de schone letterendan van Luther. Dit is de dank die de lieden mij gaven. Voor hun legerkampga ik de strijd aan met de vijand, en dat niet zonder gevaar voor eigen leven.

Degene die nu mijn Karl14 vergezelt is Jan Łaski, een Poolse graaf, die inzijn land van zeer hoge komaf is en binnenkort zal opklimmen naar de hoog-ste functies. Daar komt bij dat hij, afgezien van zijn uitzonderlijke geleerd-heid, zo gemakkelijk, open en vriendelijk in de omgang is, dat het leven mijnu weer is gaan toelachen, omdat ik door het nauwe contact met hem als hetware weer jong geworden ben. Maar de afgunst van het noodlot zit aldus inelkaar. Als zich enig onheil aandient, dan blijft het eindeloos vastzitten en ishet onmogelijk af te schudden. Maar als zich iets goeds voordoet, wat een zeld -zaamheid is, wordt je dat, terwijl je er nog maar nauwelijks aan geproefd hebt,terstond ontnomen.

Een hooggeplaatst persoon15 heeft mij per brief verzocht voor jullie illus -

10. Zie brief 1581, noot 38.11. De Apologia van ‘Taxander’, samengesteld door Vincentius

Theoderici, Cornelis van Duiveland, Govaert Strijroy en Walter Ruys;zie brief 1581a.

12. Zie brief 1571, noot 7.13. Zie brief 1591.14. Karl Harst.15. William Blount. Zijn brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 241

Page 242: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

242

1625 Aan Christoph Truchsess, [1525]

tere koningin16 iets te publiceren over de in acht te nemen plichten van hethuwelijk, onder de indruk geraakt als zij is, zo schrijft men, door het boekdat ik heb uitgebracht over de vergelijking van de maagdelijkheid en het mar -telaarschap.17 Vives heeft zijn Maagd, echtgenote en weduwe18 aan haar opge -dragen. Daarom vraag ik mij af wat zij nog meer wil. Niettemin zal ik haarter wille zijn zodra ik dat gevecht over de eucharistie tot een goed einde hebgebracht.

Karlstadt is na lange omzwervingen weer terug in Wittenberg en is, natot inkeer te zijn gekomen, in de kerk aldaar opgenomen.19 Zie wat de evan-gelische genade vermag. Het ga je goed. 1525

1625 Aan Christoph Truchsess

Bazel, [ca. 4 oktober 1525]

Erasmus van Rotterdam aan Christoph Truchsess, baron van Waldburg,gegroet

Hooggeëerde jongeling, mijn Karl1 bracht uit Italië een onverwacht berichtmee. Niets was mij aangenamer dan dat. Hij bracht namelijk een portret2

van u mee. Dat had hij bij u naar het leven getekend en hij hield het mij als hetware met een sprekende penseel op zo’n manier voor, dat hij ook bij mij, pre-cies alsof ik u voor mij zag, sympathie en bewondering voor uw voor tre◊e -lijke eigenschappen wist op te wekken. Volledig terecht hebben zij die ver-standig zijn een afkeurend oordeel over mensen die door de goed gunstig -heid van het lot welgesteld maar innerlijk van alle goede eigenschappen ver-stoken zijn; over mensen die knap van uiterlijk zijn, maar een geest hebbendie iedere vorm van deugd mist; over mensen die zich laten voorstaan ophun adellijke komaf, maar behalve de portretten van hun voorouders nietsadellijks bezitten. Met nog meer recht verdienen echter die mensen afkeu-ring die buitengewoon mooie kleren en huizen bezitten, maar wier innerlijkafzichtelijk is door lijdzaamheid en luiheid; mensen die met een mooi li-chaam een geest omhullen die lelijk van ondeugden is; mensen die met hun

16. Catharina van Aragon.17. Virginis et martyris comparatio; zie brief 1346.18. Bedoeld is De institutione feminae christianae (Antwerpen, 1524).19. Zie brief 1616, noot 5.1. Karl Harst.2. Geen geschilderd portret, maar een portret in woorden.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 242

Page 243: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Christoph Truchsess, [1525] 1625

243

verwijtbare gedragingen een smet en een schaduw werpen op de portrettenvan hun voorouders. Op vergelijkbare wijze verdienen met recht die mensenlof die zich met werkelijk goede en onvervreemdbare sieraden van een zoda-nige rijkdom hebben voorzien, zich zo vervolmaakt en getooid hebben, dathet onderdeel van de adeldom dat de gewone man als het toppunt daarvanbeschouwt, bij hen nu juist het minst waarneembaar is. Ik bid dat hij, aan wiewij alles wat ons aan goeds ten deel valt te danken hebben, die instelling vanu in stand houdt en steeds verder ontwikkelt.

De schone letteren staan momenteel bloot aan grote haat en sinds kort isook de adel de ellende van deze gifslang gaan voelen. Maar al deze haat zalomslaan in bijval als velen zoals u zullen opstaan. Gematigd succes wekt nueenmaal afgunst op, maar ingetogen jeugdigheid, welstand zonder over-daad, adel zonder hoogmoed, gewetensvol gedrag dat gepaard gaat met eenmeer dan gemiddelde scholing, winnen het van iedere vorm van haat. Hoe -veel uitzonderlijke mannen zien wij niet die Engeland als sterren in een stra-lend licht zetten, hoe velen dienen zich niet dagelijks aan die de roem van hunvoorouders lijken te overschaduwen, al doen zij die feitelijk eerder oplich-ten. Wij hebben misschien nog niet voldoende reden om Duitsland uitbun-dig geluk te wensen. Maar toch belooft het ontluiken van enkele bijzonderebloempjes een verrassende hoop op een heel mooi vervolg. Ik zou u in hetbijzonder, mijn Christoph, gelukwensen met die mentaliteit van u, ware hetniet dat vele jongelui uit de Duitse adel, naar ik zie, langs dezelfde weg als ustreven naar het verkrijgen van eenzelfde compliment, zodat ik mij verplichtvoel nu met recht heel Duitsland te feliciteren. En ik heb er vertrouwen indat uw voorbeeld zich met de dag over meer mensen zal verbreiden. De adelzal zeker dan pas echt gezien, voornaam, doorluchtig en achtenswaardig zijn,wanneer hij zich in plaats van met speelkaarten en het dobbelspel zal be zig -houden met de beste werken van de klassieken, wanneer hij de maagdelijkeMuzen in plaats van lichtekooien zal omarmen, wanneer heilige wetten enfilosofische voorschriften hem meer ter harte zal gaan dan oorlogen en plun-deringen. Er is niets aantrekkelijker dan deugdzaamheid,3 maar hoeveelschoonheid en bevalligheid komt daar niet bij als zij zich bovendien aan -beveelt aan het publiek door de zegeningen van het lot. Ik had u graag uit-voeriger van aansporingen willen voorzien, ook al bent u goed op weg, maarvanwege mijn drukke studiebezigheden had ik maar net de tijd om zelfs ditte schrijven. U zult er wel voor zorgen dat u de aansporingen van wie dan ooksteeds minder nodig hebt, en dat ik, die mijn handen op elkaar breng vooruw kwaliteiten, een steeds geldiger reden heb om u geluk te wensen. Het gau goed. Bazel, in het jaar <1524>

3. Naar Cicero, De natura deorum i, 121.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 243

Page 244: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

244

1626 Aan Leonard Casembroot, 1525

1626 Aan Leonard Casembroot

Bazel, 4 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Leonard Casembroot, gegroet

Zeer dierbare Leonard, in het feit dat de kwestie rond de Adagia jullie allenzorgen heeft gebaard,1 herken ik het talent van mijn Karl.2 Hij verstaat dekunst in welke onbeduidende aangelegenheid dan ook steeds veel stof tedoen opwaaien. De Adagia worden nu gedrukt bij de firma Froben. Dathoudt mij hier nu vast. Anders zou ik mij wel naar jou gespoed hebben metde Poolse edelman Łaski, een jongeman die zonder in arrogantie te verval-len, geleerd is en die zonder dat dit tot hoogmoed leidt, van aanzien en suc-cesvol is. En zijn omgangsvormen zijn zo oprecht, vriendelijk en aangenaamdat ik door de plezierige omgang met hem mij bijna weer jong ben gaan voe-len, terwijl ik anders nu zou wegkwijnen omdat ik genoeg begin te krijgenvan ziekte, overwerk en van hen die bezig zijn mij te kleineren.

Wat hoor ik nu? Ben je zo verzot op Italiaanse pompoenen en meloenen?Ik vrees dat je nu ook al jaloers op ezels begint te worden. Wanneer je deschatten van Italië wat beter hebt leren kennen, zul je moeten erkennen dathet wel wat lekkerders dan pompoenen te bieden heeft. Maar ook al herin-ner ik je aan iets dat je al weet,3 denk eraan, beste Leonard, dat je niet naarItalië vertrokken bent om het rijkelijk te bevolken met bastaards, maar omhet te beroven van culturele schatten, met als doel ooit Vlaanderen met debuit te verrijken. Je moet je nu met de Muzen en de Gratiën bezighouden.Hoe zij zich laten verenigen met de godin van Cyprus,4 moet je zelf maarzien. Jouw stad Brugge brengt geregeld zeer succesvolle talenten voort diezeer sterk lijken op die van Attica. Jij hebt echter de beschikking mogen krij-gen over zulke natuurlijke gaven dat je onder hen die dat geluk hebben zelfsde gelukkigste lijkt te zijn. Dit heeft er natuurlijk voor gezorgd dat men gro-te verwachtingen van jou heeft. Die heb je in hoge mate bevestigd door destudies die je tot nu toe met succes ter hand hebt genomen. Maar nu je je naarPadua hebt begeven, de rijkste en beroemdste marktplaats van de allerbestewetenschappen, laat het zich gemakkelijk raden hoezeer de jouwen nu nietsvan je verwachten dat tweederangs of middelmatig is. Ik twijfel er dan ookniet aan of je zult, tenzij ik jouw talent onvoldoende ken, alle verwachtingen

1. Zie brief 1594, waarop deze brief het antwoord is.2. Karl Harst.3. Adagia 1112.4. Aphrodite, de godin van de liefde.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 244

Page 245: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Leonard Casembroot, 1525 1626

245

die men van je heeft, hoe hooggespannen die ook zijn, met nog grotere we-tenschappelijke prestaties overtre◊en. Het zal niet ontbreken aan mensendie in staat zijn kleine Leonards te maken, maar het is jouw taak, die je aan jetalent verplicht bent, met jouw geleerdheid voor jouw Vlaanderen zoveelmogelijk leerlingen voort te brengen, die jouw evenbeeld zijn door hun on-berispelijke levenswijze, hun bijzondere geleerdheid en opmerkelijke wel-bespraaktheid.

Kon ik dit maar persoonlijk tegen je zeggen in de tuinen van je! Ik misgunje die niet, maar ik vind het jammer dat ik ze niet met je kan delen. Het feitdat je je bezighoudt met het keizerlijk recht, waardeer ik om vele redenen,maar met name omdat het zo ver verwijderd is van de disputen van theolo-gen. Die hebben alles nu zo in beroering gebracht dat ik bijna een afkeer hebvan alles wat met geleerdheid te maken heeft. Ik denk dat jij ook een natuur-lijke aanleg hebt om je met politiek bezig te houden. Alle jongeren om jeheen vertrouw ik toe aan jouw steun. Of ik dat laatste nu met succes vraag ofniet, ik verzoek je — wat je al uit eigen beweging doet — op jouw beurt mijbij hen aan te bevelen en hen ook uit mijn naam aan te sporen om aan de ver-wachting van hun ouders, van hun vaderland en aan de geleerdheid en inzetvan hun leermeester te voldoen.

Ik ben beduusd van jouw lijst van namen. Lupset lag mij altijd na aan hethart. Pace was steeds zo met mij bevriend als Pylades met Orestes. Het zeergezegende talent van Pietro Bembo heb ik zowel door zijn reputatie als doorzijn geschriften leren kennen. Lupset heeft met zijn pen Reginald Pole zovoor mij geschetst dat geen enkele Apelles dat sprekender zou kunnen. Vande naam van Becichemo heb ik voor het eerst door jouw brief kennisgeno-men. Giambattista Egnazio ken ik al enige tijd door het nauwe contact datwij hebben. Een absoluut geleerd, onkreukbaar en oprecht man en echt eenvriend voor wie zijn vriend is. Hoe gelukkig ben je, daar het je gegeven is vanzulke gunstige omstandigheden te kunnen profiteren! En hoe ongelukkigben ik, die mij door mijn leeftijd, mijn kwaal en daarbij ik weet niet welkekwade genius gebonden weet aan deze tredmolen.

Ik zou graag nog wat langer met je over koetjes en kal≈es praten, maar ikmoet ook anderen nog schrijven. Geef Karl, die hierheen terugkomt, maarflink wat mee. Het ga je goed.

Bazel, 4 oktober in het jaar 1525Ik vraag mij af of je deze in de haast geschreven brief zult kunnen ontcij-

feren, zij het dat je mijn priegelige handschrift wel kent.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 245

Page 246: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

246

1627 Aan Reginald Pole, 1525

1627 Aan Reginald Pole

Bazel, 4 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan de Engelsman Reginald Pole, gegroet

Zeer gewaardeerde Pole, Thomas Lupset heeft in zijn brief1 zo’n totaal-beeld van u geschetst dat, als ik enkele maanden in uw directe nabijheid haddoorgebracht, ik u niet beter had kunnen leren kennen. Een schilder beeldteen fysieke verschijning uit, en wij leren menig aspect van een mens kennendoor onze oren te gebruiken, maar iemands innerlijke kwaliteiten, die veelwaardevoller zijn, ontdekt men slechts door langere tijd direct contact tehebben. Dat gedeelte van zijn brief was mij ontegenzeggelijk tot grote troost.Ik ben namelijk blij dat in deze uiterst betreurenswaardige tijden mensenopstaan die in staat zijn de zaak van de schone letteren en de godsdienst tedienen en te bevorderen. Ik ga u hier niet lof toezingen, ik wens u alleenmaar geluk met de bijzondere gaven die u van God in al zijn welwillendheidheeft ontvangen. Hij zal zich moeite getroosten om die in u te bewaren endie in omvang en kwaliteit te laten toenemen. Wat voor uitzonderlijke sym-pathie Lupset voor u heeft, maakt zijn lofprijzing zelf genoegzaam duide-lijk. Die ademt alleen maar een ongelooflijke genegenheid, zodat ook ik er nietaan kon ontkomen sympathie voor u op te vatten. Wij zijn verwonderd wan-neer een magneet ijzer aantrekt. Wie is echter zo staalhard dat hij geen sym-pathie gaat opvatten voor iemand die zoveel talenten in één persoon ver-enigt?

Als mijn Karl2 eerder was teruggekeerd, zou ik misschien al bij u zijn. Ik hadmij geen prettiger reisgenoot of gids kunnen wensen dan mij hier is toege-vallen in de persoon van Jan Łaski, een Poolse edelman. Ik heb tot nu toe —ik kon mijn geluk niet op — net zo van zijn gezelschap genoten, als ik nu vanzijn vertrek hartzeer heb. U zult, dat weet ik zeker, sympathie voor hem heb-ben. Hij heeft heel veel met u gemeen. De roemrijke portretten van zijn voor -ouders, de aanzienlijkste ereambten, verwachtingen die nog meer beloven,een opmerkelijke hoeveelheid talent, uitzonderlijke geleerdheid, hebben bijhem zelfs niet de minste hooghartigheid tot gevolg. Bij u bevinden zich mensenwier gezelschap mij weer jong zou kunnen maken. Richard Pace, een vriendals Pylades. Thomas Lupset, die ik steeds als een zoon bemind heb en voor wieik nu als beschermheer genegenheid koester. Leonard Casembroot, een manvan volstrekt onbesproken gedrag, geleerd en die zich ooit zal scharen onder

1. Brief 1595.2. Karl Harst.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 246

Page 247: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Gianfrancesco Torresani, 1525 1628

247

mensen van aanzien. En vooral u, mijn Pole. Maar mijn lotsbestemming bindtmij hier. Want wat kan ik anders daarvoor verantwoordelijk houden?

Omdat het niet mogelijk is van elkaars aanwezigheid te genieten, zou hetheel aangenaam zijn per brief wat langer met u van gedachten te wisselen,ware het niet dat ik nu op één en dezelfde dag drie koeriers nog iets mee moestgeven. De eerste3 gaat naar Frankrijk, de tweede4 naar Brabant, de derde is dezeKarl van mij, aan wie jullie zo’n ontvangst hebben geboden dat hij graag bijjullie terugkomt. Neemt u daarom genoegen met een onbeholpen en onver-zorgde brief. Zelfs voor het herlezen ervan ontbreekt mij de tijd. Het ga ugoed.

Bazel, 4 oktober in het jaar 1525

1628 Aan Gianfrancesco Torresani

Bazel, 5 oktober 1525

Hartelijk gegroet. Enige tijd geleden heb ik schriftelijk gereageerd op jouwbrief.1 Froben verzorgt de uitgave van de Adagia. Karl,2 die het manuscriptheeft bezorgd, zal het, overeenkomstig mijn verzoek, ook weer mee terug-nemen. De geleerden zien erg uit naar de verschijning van Galenus.3 Voormijn eigen werk, mijn Gianfrancesco, heb ik tot nu toe gebruik gemaakt vande diensten van Froben, omdat er toevallig niemand daarvoor geschikter wasdan hij. Overigens heb ik net zoveel sympathie voor jouw firma als voor deschone letteren, waarvoor mijn sympathie onmiskenbaar bijzonder groot is.Ze hebben aan jouw bedrijf meer te danken dan aan wie dan ook. Als zicheen gelegenheid voordoet waarbij ik deze opvatting tot uitdrukking kanbrengen, zal ik dat doen. Dan kun je tot de conclusie komen dat dit geen lozewoorden zijn.

Wil je van mij uitdrukkelijk de groeten doen aan je vader Torresani,4 aanje broer5 en aan de rest van de familie? Als ik even tijd heb zal ik aan dokterGiambattista6 schrijven. Het ga je goed.

3. Pierre Toussain.4. Waarschijnlijk Lieven Algoet.1. Zie brief 1592.2. Karl Harst.3. Zie brief 1594, noot 5.4. Andrea Torresani.5. Frederico Torresani.6. Giambattista Opizzoni.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 247

Page 248: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

248

1629 Aan Andrzej Krzycki, 1525

Gegeven te Bazel, 5 oktober in het jaar 1525Je ErasmusAan de weledele heer Gianfrancesco Torresani, die mij als een broer zeer

dierbaar is. Te Venetië

1629 Aan Andrzej Krzycki

Bazel, 5 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Andrzej Krzycki, bisschop van Przemyšl

Allerhartelijkst gegroet, hoogwaardige bisschop. Toen de doorluchtige edel -man Stanisław Łaski hierlangs kwam, liet hij mij een geschrift1 van uw handzien dat in een gevecht te voet en te paard de strijd aanbindt met het legervan de aanhangers van Luther. Daarnaast heeft zijn eigen broer,2 en dat ‘eigen’is hij echt, omdat hij sprekend op hem lijkt, mij onlangs een brief 3 van u latenzien, die een overzicht van de gebeurtenissen geeft en waarin ook een aantaldichtregels is opgenomen. Daaruit maakte ik op dat u zich in uw hoge posi-tie niet zonder succes heeft begeven in de weidevelden van de Muzen, destrijdperken van de retoren en de heiligdommen van de theologen, en dat u,begiftigd met een zo open geest, zich niet te goed heeft gevoeld om ook mijnstudies, die toch echt het werk van een Hollander zijn, ter hand te nemen.

Omdat een toonbeeld als dit heden ten dage onder bisschoppen zeldzaamis, heb ik u bij wijze van geschenk het boek4 gestuurd van de eerwaarde va-der Cuthbert Tunstall, bisschop van Londen in Engeland, die onlangs als ge-zant op weg is gegaan naar keizer Karel. Hij is een man van volstrekt onbe-sproken levenswandel, die door en door is ingevoerd in de Griekse en La - tijnse literatuur en die thuis is in iedere respectabele tak van wetenschap. Ikwist namelijk dat u blij zou zijn te constateren dat dit voorbeeldige type bis-schop zich dagelijks onder meer mensen verspreidt. Tegelijk had ik het vol-gende voor ogen. Net zoals ik in hem de best denkbare beschermheer hebgevonden, wilde ik bij de eerste de beste gelegenheid die zich zou voordoenproberen ook een plaats te verwerven in de kring van uw beschermelingen.Ik zal mij namelijk door u beiden nog meer gewaardeerd weten als weder-

1. Waarschijnlijk In Luterum oratio, verschenen te Krakau in 1524.2. Jan Łaski.3. Mogelijk De negotio Prutenico epistola (Krakau, 1525) of Epistola

Andree Crucii et edictum regis Polonie in Martinum Luterum (Rome, 1524).4. De arte supputandi (Londen, 1522).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 248

Page 249: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Jacobus Apocellus, 1525 1630

249

zijdse bekendheid en sympathie als gevolg van een vergelijkbare levenswijzeen belangstelling, ook u beiden tot elkaar weten te brengen.

Ik heb dit in grote haast geschreven, omdat de doorluchtige heer Jan voor -bereidingen treft om de paarden te bestijgen. Hij heeft met zijn vertrek veelmensen hier, onder wie Erasmus, een diepe teleurstelling bezorgd; degenenmet wie hij omging, zullen hem deerlijk missen nu hij gaat. Het ga u goed,hoogeerwaarde heer.

Bazel, 5 oktober in het jaar 1525

1630 Aan Jacobus Apocellus

Bazel, 9 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Jacobus Apocellus, gegroet

Zeer gewaardeerde heer, als u het onbehoorlijk vindt dat ik, zonder u te ken-nen, een schrijven tot u richt, wilt u deze misstap dan grotendeels wijten aanuw neef Justus,1 die mij met zijn welbespraaktheid hiertoe bracht, waarbijhij ook nog anderen bewerkte, zodat ik zijn verzoek niet kon weigeren. Maarals u begrip wilt opbrengen voor zijn vrijpostigheid en voor mijn toegevend -heid, ben ik blij dat de lijst van mijn vrienden door deze gelegenheid uitbrei-ding heeft gekregen. Ik geloof dat uw neef voor grote daden in de wieg ge-legd is. Hij spreekt op een vaardige en elegante manier. Zijn bescheidenheidis zo beheerst dat hij datgene wat hij te zeggen heeft niet versluiert. Ooit stijgthij tot grote hoogte, als hij zal mogen rekenen op uw voortdurende steun.Het ga u goed.

Gegeven te Bazel, 9 oktober in het jaar 1525

1631 Aan Paolo Bombace

Bazel, 9 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Paolo Bombace, gegroet

Gegroet Croesus, of u moet liever Midas willen zijn. Maar zonder gekheid,mijn Bombace, ik wens u geluk met de toename van uw voorspoed,1 maar

1. Justus Diem.1. Bombace was op 5 september 1524 tot pauselijk secretaris benoemd.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 249

Page 250: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

250

1632 Aan Friedrich Grau, 1525

nog meer feliciteer ik u met uw goede gezondheid, die mij een langdurige enkrasse ouderdom van mijn Bombace in het vooruitzicht stelt. De hulp die umijn Karl2 zo vriendelijk heeft geboden doet mij genoegen. Bovendien benik blij dat ik bij deze gelegenheid de buitengewone sympathie voor mij vanuw beschermheer de kardinaal3 heb mogen ervaren, want tevoren kon ik uop dit punt nauwelijks geloven. Ik heb nu helemaal geen tijd, en daarom moetu mij een dienst bewijzen door hem in mijn plaats een uitgebreide brief teschrijven. Tegen de herfst heb ik opnieuw voorbereidingen getro◊en om naarItalië te gaan, maar de koeriers waren te laat terug en de winter viel hier eer-der in dan verwacht. Het ga u goed, grote beschermheer.

Bazel, 9 oktober in het jaar 1525

1632 Aan Friedrich Grau

Bazel, 9 oktober 1525

Erasmus van Rotterdam aan Friedrich Grau, gegroet

Het boek1 dat u mij stuurde deed mij deugd, maar nog meer deugd deed mijuw zo zorgvuldig gecomponeerde brief.2 En dat niet omdat ik mij gestreeldvoel door de eerder uit spilzucht dan uit vrijgevigheid voortkomende loftui-tingen die u over mij uitstrooit. Daar komt bij dat ik niet de moeite zou heb-ben genomen om ze te lezen, als ik er niet van overtuigd was dat ze voortkwa -men uit een bij uw aard passende bijzondere oprechtheid en buitengewonebelangstelling voor mij. Toch zou ik willen verzoeken, mijn Grau, om in hetvervolg een ander onderwerp te zoeken om uw pen te oefenen.

Over uw kwestie heb ik aan kardinaal Campeggi geschreven,3 zij het inhet kort. Uitvoeriger was namelijk niet nodig. Bovendien had ik geen tijdom meer te schrijven. Als u hierheen komt, zult u merken dat die boerenop-stand is afgezwakt en dichter bij een oplossing is. Het bloedvergieten heeft

2. Karl Harst.3. Lorenzo Pucci; Bombace was van 1513 tot 1524 diens secretaris

geweest.1. Waarschijnlijk Ad … Carolum v … pro sedando plebeio in Germania …

tumultu (Wenen, 1525).2. Deze brief, waarschijnlijk een antwoord op brief 1577, is niet

bewaard gebleven.3. Deze brief is niet bewaard gebleven. Waarschijnlijk gaat het om een

aanbeveling van Grau voor de positie van domprediker in Frankfurt.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 250

Page 251: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Daniel Mauch, 1525 1633

251

de koorts doen dalen. De rest zal ik u zelf wel vertellen. Ik hoop dat dit bin-nenkort mag gebeuren! Het ga u intussen goed, zeer dierbare Grau.

Bazel, 9 oktober in het jaar 1525

1633 Aan Daniel Mauch

Bazel, 10 oktober 1525

Hartelijk gegroet. Iemands genegenheid niet met genegenheid beantwoor-den, beste Daniel, dat doen zelfs wilde dieren nauwelijks. Jij toont sympa-thie voor Erasmus die je kent uit zijn geschriften, ik op mijn beurt heb sym-pathie voor Daniel die mij bekend is uit zijn buitengewoon vriendelijke enzeer bescheiden brieven.1 De bijbelse Daniël wordt een zeer gewenst mangenoemd.2 Wat is er dan zo verwonderlijk aan als jij, een gewenst man, vriend -schap wenst met de gewenste?3 Maar wat vertel je mij nu? Anderen verlatenvorstelijke hoven uit verlangen naar rust, en jij hebt je, om zo te zeggen, van-uit de golven naar het hof begeven als ware het een rustige haven.4 Grau ver-loochent zich niet door mij met zijn loftuitingen zo groot voor te stellen als zijnmateloze sympathie voor mij hem heeft doen geloven dat ik ben. Ik weet nietof ik nu de tijd kan vinden om antwoord te geven op de alleraardigste brief 5

van Montini.Wil je hem een leuk nieuwtje meedelen? Luther heeft — moge het hem

ge luk en voorspoed brengen — na het afleggen van de filosofenmantel, eenvrouw getrouwd uit de voorname familie Von Bora, een mooie jongedamevan 26 jaar, maar zonder bruidsschat, die enige tijd geleden haar leven alsVestaalse maagd heeft opgegeven. En om je te laten weten dat het huwelijkonder een gelukkig gesternte heeft plaatsgevonden: de jonge bruid heeft en-kele dagen na het zingen van het bruiloftslied het leven geschonken aan eenkind.6

1. Eerdere brieven van Mauch aan Erasmus zijn niet bewaard gebleven.2. Daniël 10:11.3. Het Latijnse woord voor ‘wensen’ is desiderare. Met ‘de gewenste’

(Desiderius) bedoelt Erasmus zichzelf.4. Mauch was in dienst getreden van Floriano Montini.5. Deze brief is niet bewaard gebleven.6. Dit is onjuist. Het gaat om een vals gerucht, in het leven geroepen

om afbreuk te doen aan Luther. Erasmus begreep dit later en liet depassage weg uit de gedrukte versie van deze brief. In brief 1677 nam hijafstand van het gerucht.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 251

Page 252: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

252

1634 Aan Alberto Pio, 1525

Montini maakt schertsende toespelingen op de bloedige crisis,7 maar dezecrisis heeft de onderwereld ongeveer honderdduizend boeren opgeleverd.Het ergste is nu voorbij en als Grau komt, zal hij merken dat de kwaal watbeter behandelbaar is. Het ga je goed en wees mijn vriend. Je kunt ook nietanders, als je zo gesteld bent op Grau.

Gegeven te Bazel, 10 oktober in het jaar 1525Doe Montini de zeer hartelijke groeten.Je Erasmus van RotterdamAan de zeer veelbelovende jongeling Daniel Mauch van Ulm, verblijvend

in Rome in het huis van de hoogwaardige heer kardinaal Campeggi

1634 Aan Alberto Pio

Bazel, 10 oktober 1525

Aan de hooggeëerde heer Alberto Pio, prins van Carpi, hartelijk gegroet

Aangezien mensen van aanzienlijke komaf een rechtschapen instelling be -taamt, en mensen die in uitzonderlijke voorspoed verkeren, niet afgunstig kun -nen zijn op anderen, en aangezien bovendien degenen die u door en doorkennen vanwege hun nauwe betrekkingen met u, hoog opgeven van uw bij-zondere, aangeboren welwillendheid, waarmee u zelfs mensen pleegt te om-ringen die uw gunst maar matig verdienen, vraag ik mij verwonderd af welkekwade genius uw geest tegen Erasmus opzet. Ik verzoek u mij mijn vrij moe -dig heid te vergeven. Misschien dat men zich in de naam vergist heeft, wantik weet maar al te goed hoe riskant het is dit soort geruchten te geloven.Daarom vraag ik u, als zoiets het geval is, deze brief als niet aan u geschrevente beschouwen.

Verschillende mensen die bij u vandaan hierheen komen, vertellen eengelijkluidend verhaal, namelijk dat er in Rome een zekere prins van Carpi is,die geleerd is en groot gezag geniet bij de in purper gehulde vaders, en dieoveral openlijk verkondigt dat Erasmus filosoof noch theoloog is, en versto-ken is van ook maar enige betrouwbare kennis. Hetzelfde wordt mij geschre - ven in brieven van veel van mijn correspondenten; al die brieven hebben de-zelfde strekking.

Nu ben ik nog nooit ook maar enigszins van mijn stuk geraakt als iemanddingen over mij beweert die ik zelf, zowel in woord als in geschrift, ruiterlijkals juist erken, terwijl ik mij aan niemand meer erger dan aan degenen die mij

7. De boerenopstanden.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 252

Page 253: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Alberto Pio, 1525 1634

253

met onwaarachtige en afgunstige loftuitingen overladen. Als ik mij erop zoulaten voorstaan een groot theoloog of filosoof te zijn, zou men mij terechtde leeuwenhuid mogen afstropen.1 Maar aangezien ik niet hoog van mijzelfopgeef, doe wat ik kan, mij boven niemand verheven acht en aan niemandsroem afbreuk doe, verbaas ik mij als iemand die van goede komaf is en metbuitengewone geleerdheid is toegerust, kortom zo bevoorrecht is dat hij dieplatvloerse apen van de wetenschappen eerder zou kunnen negeren dan zete haten, zich verwaardigt Erasmus in een ongunstig daglicht te stellen. Ikheb steeds de gewoonte gehad voor mensen als u ontzag en bewondering tekoesteren, ik heb nooit afgunstig kunnen zijn op mensen van vergelijkbarekwaliteiten en ik vind het aangenaam minder getalenteerden zoveel moge-lijk op een hoger niveau te brengen. Ik ben van mening dat ik mij niet hele-maal zonder succes heb beziggehouden met de onderwerpen die ik ter handheb genomen, vooral als u bedenkt dat ik die dingen op schrift heb gesteldals barbaar voor barbaren. Tot nu toe heb ik niets behandeld waarvoor eentheoloog ruime filosofische kennis nodig had, behalve waar het gaat om devrije wil. Ik heb dat tegen mijn zin op me genomen, daar het mij door velenwas opgedrongen. Ik heb dat onderwerp zo eenvoudig mogelijk behandelden toch, als het onvoldoende wetenschappelijk verantwoord was, niet opeen goddeloze manier, of ik moet mij vergissen. Wat heeft u erbij te winnen,vraag ik mij af, als een zo groot man als u wil doen geloven dat Erasmus eenbeginneling is op het gebied van de edele wetenschappen? Er zijn zeer velendie in deze categorie vallen en zich er niettemin op laten voorstaan dat zij ge-leerden zijn. Het zou passender zijn die mensen hun masker af te rukken, diein de scholen jongelieden opleiden tot het weten van niets, en hun wijs ma-ken dat zij alles weten.

Ik heb er geen moeite mee als iemand naar eigen gevoelen een meningheeft over mijn talent, mijn geschriften of mijn stijl. Ik heb er meer last vandat ik hoor dat tijdens diners met kardinalen en bijeenkomsten met geleer-den, door dezelfde prins voortdurend uitlatingen worden herhaald als zoualle huidige onrust bij Erasmus vandaan komen. Dit is volstrekt ongegrond.Zou iemand wiens beide ouders ik met vergif uit de weg had geruimd, ietsvij andigers kunnen zeggen? Toen zich het voorspel van het Lutherse dramabegon te ontrollen en bijna de hele wereld de handen daarvoor op elkaarbracht, heb ik als allereerste mijn vrienden gewaarschuwd om zich niet in telaten met die zaak, waarvan ik voorspelde dat de afloop bloedig zou zijn. Entoen sommigen openlijk verkondigden dat ik het met Luther eens was, metde kennelijke bedoeling zo meer mensen naar zijn partij over te halen, heb ikin gepubliceerde geschriften duidelijk te kennen gegeven dat ik niets met

1. Adagia 266.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 253

Page 254: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

254

1634 Aan Alberto Pio, 1525

Luther gemeen had en dat dit ook niet zou gebeuren. Ik heb Luther per-soonlijk geadviseerd zo met de boodschap van het evangelie om te gaan dathij niet de indruk zou wekken dat ook maar iets zou voortkomen uit eer-zucht of verbittering, en ervoor te zorgen dat het niet op een opstand zouuitdraaien.2 Ik heb zelfs Froben met dreigementen ervan weerhouden om ietsvan Luther uit te geven. Hij heeft, met flink verlies, daarvan afgezien, en gafer de voorkeur aan mijn raad op te volgen in plaats van zijn eigen belang tedienen.3 Allen die in Duitsland en Zwitserland van de schone letteren hou-den, waren aanvankelijk zeer op de hand van Luther. Ik heb hen allemaal vangezworen vrienden tot mijn ergste vijanden gemaakt, enkele uitzonderingendaargelaten. Hoewel enerzijds de theologen met hun afkeer van de schoneletteren geen enkel middel onbeproefd lieten om mij een partij in te duwendie, zoals zij zelf meenden, binnenkort een veroordeling niet zou kun nen ont -lopen, en anderzijds de aanhangers van Luther met vleierijen, listige strekenen ten slotte met dreigementen en aantijgingen hetzelfde deden, zij het meteen andere bedoeling dan de theologen, heeft men mij tot nu toe geen duim-breed van koers kunnen doen veranderen en heeft men mij er niet toe kun-nen brengen afstand te nemen van de gemeenschap van de Kerk van Rome.U zou deze opstelling helemaal niet zo veroordelen, als u op de hoogte was vande gemoederen in onze landstreken en van de voornemens van de vor sten,als u zou weten welke onrust ik had kunnen veroorzaken wanneer ik mij hadwillen opwerpen als leider van deze beweging. Maar ik stelde mij liever naakten ongewapend bloot aan de werptuigen van beide kanten dan ook maar éénvinger te geven aan de partij die door de Kerk van Rome niet wordt erkend.

Maar ‘Luther heeft de aanleiding aangegrepen die mijn geschriften bo-den’. Luther zelf ontkent dat ten stelligste. Hij verkondigt en schrijft overmij hetzelfde als de prins van Carpi, namelijk dat ik niets weet van theologie,en wel omdat ik het op geen enkel punt met zijn stellingen eens ben. Maar la-ten we nu eens aannemen dat hij iets aan mijn geschriften heeft ontleend.Waarom moet mij dat meer worden aangerekend dan Paulus of Augustinus,op wie hij zijn stellingen doorgaans baseert? Toen ik die publicaties schreef,had ik er geen idee van dat er een dergelijke onrust zou ontstaan.

Er zijn mensen die zeggen: ‘Waarom ben je, toen het kwaad de kop op-stak, er niet onmiddellijk tegenin gegaan?’ Omdat ik net als vele anderendacht dat Luther een goed man was, die door God gezonden was om verbe-tering aan te brengen in de totaal ontspoorde levenswandel van de mensen,ofschoon mij reeds toen bepaalde dingen niet bevielen, waarop ik hem ge-wezen heb. Omdat bovendien de wereld vol universiteiten was, en ik consta-

2. Zie brieven 980 en 1127a.3. Vgl. brieven 938, 1033, 1167, 1195.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 254

Page 255: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Alberto Pio, 1525 1634

255

teerde dat zijn verhaal op wonderbaarlijke wijze ingang vond, niet alleen bijde gewone man, maar ook bij vorsten, bisschoppen en zelfs enkele kardina-len, van wat voor onbezonnenheid zou het dan getuigd hebben wanneer ikmij als onbeduidende particulier had verzet tegen iets waaraan de hele we-reld steun gaf?

Maar als u mij toestaat om vrijuit te spreken, zal ik u zeggen wat, althansnaar mijn mening, de oorsprong van deze ellende is geweest. De openlijkgoddeloze levenswandel van sommige priesters, de hoogmoed van een aan-tal theologen, de niet langer te tolereren tirannie van bepaalde monniken,die hebben de weg vrijgemaakt voor dit noodweer. Ik zou graag zien dat dezeopmerking de kwaadwillenden treft zonder de goedwillenden ook maarenigszins tekort te doen en dat die zo algemeen wordt opgevat dat geen en-kele orde zich beledigd voelt. Aanvankelijk ging de strijd om de talenstudiesen de Latijnse letteren. Ik heb mij daarvoor steeds ingezet, met de bedoelingdat ze, eenmaal toegelaten, de traditionele wetenschappen luister zouden bij -zetten en zouden ondersteunen, en niet om de oude leermeesters, zoals datheet, van de brug af te gooien,4 en in de hoop dat ze zouden bij dragen aan deglorie van Christus, niet dat ze ons het oude heidendom zouden terugbren-gen. Toen hierover slag geleverd werd en de afloop ervan onzeker was, is dekwestie door de monniken tot een geloofszaak gemaakt. Dit vonden zij eenprettig voorwendsel. Ik twijfel er niet aan dat u gehoord heeft van de treuri-ge geschiedenis met Reuchlin.5 Vanaf dat moment werd de haat van de ge-leerden jegens de monniken steeds erger. Terwijl de oorlog tussen voor- entegenstanders van de Muzen nog in alle hevigheid woedde, verscheen wel -dra Luther ten tonele. Zij probeerden meteen de vrienden van de humanio-ra met de zaak van Luther in verband te brengen om aan beide in één keereen einde te maken. Zo is de a◊aire stapsgewijs in de huidige staat van treu-righeid terechtgekomen als gevolg van de eigenzinnigheid van de ene partij,die steeds verder weggleed, en de uitingen van haat en het niet te pas ko-mende geschreeuw van sommige vertegenwoordigers van de andere partij.

Dit is de weergave van de feiten, van iedere franje ontdaan. Als het waar iswat mij wordt meegedeeld, verzoek ik u die vooringenomenheid te laten va-ren en op te houden met het doen van dergelijke voor mij riskante uitlatin-gen. Maar als het gerucht ongegrond is, neemt u mij dan niet kwalijk dat ikuwe Hoogheid met dit soort onbenulligheden heb lastiggevallen. Ik wens ualle geluk en succes toe.

Gegeven te Bazel, 10 oktober in het jaar 1525Erasmus van Rotterdam, in haast, eigenhandig geschreven

4. Vgl. Adagia 437.5. Zie o.a. brieven 333, 334, 694.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 255

Page 256: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

256

1634a Van Benedetto Giovio, [1525]

1634a Van Benedetto Giovio

[Como, zomer? 1525]

Benedetto Giovio aan Erasmus van Rotterdam, hartelijk gegroet

Mijn plaatsgenoot en familielid Paolo Benzi heeft mij niet alleen aange-spoord en verzocht, maar zelfs gedwongen u met een weliswaar ongepolijs-te brief, zoals al mijn brieven zijn, een groet te brengen. Omdat ik zelf al ge-ruime tijd heel goed wist welk een groot man ik zou lastigvallen als ik op zijnverzoek zou ingaan (want zoals Jupiter aan de top van de Olympus staat, zoneemt ook u de hoogste positie in binnen de schone letteren en binnen dewetenschap in al haar omvang), durfde ik het uit schroom niet aan u ookmaar iets in geschreven vorm te doen toekomen. Ik kon namelijk nog niet demoed opbrengen te denken dat ik mij op luchtige wijze met u mocht ver-staan. Maar hij wist mijn eigenzinnigheid te overwinnen en deed mij vanmening veranderen, door mij te wijzen op uw gemak in de omgang en de op-rechte vriendelijkheid die u eigen is, waarvan ook de monumenten van uwtalent getuigen, aangezien niemand, hoe onbeduidend ook, wordt geweerdvan uw drempel of van het binnenste van uw Muzenheiligdom. Het is onbe-staanbaar dat u welke onbeholpen brief die ik u ook maar zou schrijven, omde lompheid ervan zou geringschatten of met minachting zou behandelen.Want u heeft tot nu toe in ieders belang en over alle mogelijke onderwerpenzoveel bladzijden, zoveel boekdelen gepubliceerd dat iedereen u over alleskan benaderen en raadplegen zonder u voor het hoofd te stoten. U bent on-getwijfeld de Varro van onze tijd, die vroeger de Romeinse wereld vulde metvrijwel ontelbare hebdomaden.1 Hij schreef diepgaande verhandelingen overgrammatica, logica, dichtkunst, geschiedenis en de overige humaniora. Toenhij zich ook nog ging bezighouden met de theologie, behandelde hij volgensAugustinus bovendien alle mogelijke heel subtiele en ondoorgrondelijkezaken over de goden.2 Toen hij de tachtigjarige leeftijd bereikte, schreef hij,won derbaarlijk genoeg, uitvoerig over de landbouw,3 de enige troost van deouderdom, zoals Cicero later zei.4 Ik ga echter de ongelofelijke lijst van uwwerken niet als bewijs aanvoeren, aangezien u zodanig gelijke tred metVarro houdt dat u, zolang de Romeinse en de Griekse literatuur zullen voort-bestaan, zonder meer beschouwd zult worden als een polyhistor en een po-

1. Varro’s (verloren gegane) Hebdomades of Imagines bestonden uit 700biografische schetsen van Grieken en Romeinen.

2. Augustinus, De civitate Dei vi, 3. 3. In De re rustica.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 256

Page 257: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Benedetto Giovio, [1525] 1634a

257

lygraaf. Het getuigde van een moedige, maar naar mijn mening weloverwo-gen geesteshouding — u spreekt immers uit wat u weet en bevestigt wat u heeftwaargenomen — de leerregels van ons geloof uit het Nieuwe Testament nietalleen mooier te vertalen maar ook in parafrasen te verklaren, waarmee uzich wellicht nogal wat haat van de bekende deskundigen op de hals heeftgehaald. Daarom, als het een christenmens geoorloofd is een ander mens opPerzische wijze een kus toe te blazen,5 aanbid ik u. Als ik iets zou mogenwensen, zou ik graag willen dat ook ik beschikte over de uitdrukkingsvaar-digheid en ingehouden elegantie van mijn plaatsgenoot Plinius Caecilius,toen hij een van zijn vrienden prees, om u naar waarde op een voetstuk teplaatsen en zoveel mogelijk van de hatelijke vergetelheid te vrijwaren.6 Voorhet overige zou ik u een paar problemen willen voorleggen die mij bezig-houden, weinig bedreven in de letteren als ik ben. Want vanaf mijn jonge ja-ren ben ik altijd met juridische teksten in de weer geweest en heb ik, zoalsalle notarissen, ongeletterde brieven opgesteld.

Hoe zou men om te beginnen kunnen verdedigen dat in de passage Princi -pium qui et loquor vobis uit het evangelie van Johannes,7 principium een nomi-natief is, zoals Augustinus beweert,8 terwijl wij in het Grieks thn archn le-zen, waarover een massa commentatoren, zoals uit de Gouden keten blijkt,het onderling oneens is.9 Overigens beweert Giovanni Maria Cattaneo datoude archn bij Pausanias, waar hij het over de neushoorn heeft,10 ‘helemaal’of ‘volstrekt’ betekent. Angelo Poliziano citeert deze passage in zijn Miscel -lanea en vertaalt oude archn als ‘zelfs niet in het begin’,11 wat, zonder dat ikPoliziano wil kwetsen, onzin is. Een Duitser12 heeft de uitleg van Cattaneoin zijn aantekeningen op dit evangelie gevolgd. Hij beweert dat de GriekNonnus het met deze opvatting eens is in zijn metrische parafrase van ditevangelie.13 Ik heb dit ter sprake gebracht omdat u thn archn heeft vertaaldmet in primis,14 wat niet logisch lijkt.

4. Cicero, De senectute 51.5. Een verwijzing naar het Perzische gebruik van de proskynesis, het

toekussen van de koning.6. Plinius de Jongere, Epistulae iii, 5, 4.7. Johannes 8:25 (‘Wat ik vanaf het begin u ook zeg’).8. Augustinus, In Iohannis evangelium xxxviii, 11.9. Thomas van Aquino, Catena aurea ii, 45.

10. Pausanias, Beschrijving van Griekenland ix, 21, 1.11. Angelo Poliziano, Miscellanea 56.12. Het is niet bekend om wie het gaat.13. Nonnus van Panopolis, Paraphrasis sancti evangelii Iohannis 61-63.14. ‘Ten eerste, vooral’.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 257

Page 258: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

258

1634a Van Benedetto Giovio, [1525]

Ik was bovendien van oordeel dat de naam Johannes met een aspiratie inhet midden geschreven kon worden, omdat bij ons dikwijls een h tussentwee klinkers wordt geplaatst, zoals in traho, veho, mihi, en bij oude schrijversin incoho. De Grieken mogen de naam dan wel zonder aspiratie uitspreken,toch ben ik niet geneigd hen te volgen in het geval van een vreemd, dat wilzeggen, Hebreeuws woord. De naam is afgeleid van het Hebreeuwse Hen,geschreven met de letter chet, die volgens Hieronymus met een dubbele as-piratie wordt uitgesproken.15 De klank is zo sterk dat de Septuagint die nietalleen met een aspiratie, maar zelfs met een Griekse c weergeeft.

En omdat ik de naam van Plinius Caecilius heb genoemd, wil ik graag datu weet dat zich bij ons een zeer oude, beschadigde marmeren plaat bevindtdie de volgende inscriptie bevat: plinio l.f. ovf. caecilio secundo cos.aug. curat. tiber. et. rip.16 De rest is vernield. Al deze letters, behalve diedrie o.v.f.,17 laten een zeer betrouwbare duiding toe. Plinius Caecilius wasnamelijk consul, augur en curator van de bedding en de oevers van de Tiber,en die drie letters komen vaker voor op grafschriften uit Como dan men wel-licht zou denken. Valerius Probus heeft geschreven dat ze omnibus viris fecitbetekenen,18 maar die verklaring snijdt geen hout. Andrea Alciati uit Milaan,die niet alleen in het recht maar in alle schone letteren zeer goed ingevoerdis, schreef mij, toen ik hem polste, dat hij neeg naar omnium votis factum,19

hetgeen men moet betrekken op de aanvaarding van het voogdijschap vanPlinius Caecilius door zijn oom20 ten overstaan van het volk, maar deze ver-klaring is niet overal van toepassing waar de afkorting voorkomt. In ge-schreven teksten komen de drie letters nog sporadischer voor. In Julius Fron -tinus, Over de aquaducten, heb ik ze echter tweemaal opgemerkt,21 maar ikheb niet kunnen raden wat ze betekenen. Als u iets beters heeft, wilt u dan zogoed zijn mij deelgenoot en mede-ingewijde van dit mysterie te maken? Hetga u goed.

15. Hieronymus, Commentarii1, iv in Hieremiam, Corpus Christ. Ser. Lat.Vol. 74, p. 182 bij Jer. 19:1-3.

16. ‘Aan Gaius Plinius Caecilius Secundus, zoon van Lucius, uit de stamvan de Ufentijnen, consul, augur, curator van de Tiber en zijn oevers’.

17. Deze afkorting staat voor de stam van de Ufentijnen.18. ‘Hij handelde voor alle mannen’. De verklaring komt niet voor bij

Probus.19. ‘Met algemene stemmen aanvaard’.20. Plinius de Oudere.21. In Julius Frontinus, De aquaeductibus, komt de afkorting o.v.f. niet

voor. Wel enkele malen de afkorting cos.v.f. (consul verba fecit, ‘de consulbracht rapport uit’).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 258

Page 259: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Benedetto Giovio, 1525 1635

259

1635 Aan Benedetto Giovio

[Bazel, oktober] 1525

Dit is het antwoord op de vorige brief. In de aanhef wordt BenedettoGiovio bij vergissing een inwoner van Milaan genoemd; in het registervan de gedrukte versie van de brief, verschenen in 1529, wordt Gioviobovendien als arts aangeduid. Giovio reageerde hierop in het voor-woord bij zijn (nooit gedrukte) Farrago lusuum. Hierin sprak hij hetvermoeden uit dat Erasmus hem had verward met de Milanese artsFrancesco Cigalini (zie brief 1680). Het voorwoord is in de Engelsevertaling van Erasmus’ correspondentie afgedrukt als appendix bijbrief 1634a. Omdat het voorwoord pas in 1529 is geschreven enErasmus nooit onder ogen is gekomen, is het in deze uitgave nietopge nomen.

Erasmus van Rotterdam aan Benedetto Giovio van Milaan, gegroet

Ik zou de complimenten voor mijn vriendelijkheid die u mij, overeenkomstiguw eigen vriendelijkheid, rijkelijk maakt,1 niet weigeren te accepteren, alsmijn gezondheid, mijn voortdurende studiebezigheden en, wat bijna nogzwaarder weegt, mijn correspondentieverplichtingen het zouden toelatendie vriendelijkheid daadwerkelijk te laten blijken aan wie ik dat zou willenen moeten doen. Maar wie zou er nog van opkijken dat van een mug een oli-fant wordt gemaakt wanneer u, zo het de Muzen behage, van een echte Hol -lan der als Erasmus een tweede Varro maakt? Want wat heb ik met hem ge-meen behalve misschien de hoge leeftijd en een groot oeuvre? Met enigsucces heb ik in Duitsland de studies van de talen en de humaniora tot levenweten te brengen, en mijn inzet werd beantwoord met niet geheel onwel-willend applaus van mijn landslieden in het theater. Dit stuk werd namelijkniet in Italië opgevoerd. Maar onverwachts is de huidige heilloze beroeringkomen opzetten, die aanvankelijk alles op zijn kop zette door ruzies en onzin -nige controverses, maar nu is uitgemond in het rijkelijk vergieten van men-selijk bloed. Wie zou niet moeten zuchten, om maar geen andere uitdruk-king te gebruiken, bij een zo wijd verbreide verwoesting van de menselijkevrede? De ellende zou draaglijker zijn als de instorting van het schuldigekamp niet tot de ondergang van zoveel onschuldigen zou leiden. Intussengebeurt wat meestal plaatsvindt bij een brand in de openbare ruimte: iedergrijpt wat hij grijpen kan.

1. In brief 1634a, waarop deze brief het antwoord is.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 259

Page 260: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

260

1635 Aan Benedetto Giovio, 1525

Maar ik vrees dat sommige vorsten dit verderfelijke onheil misbruikenom hun eigen alleenheerschappij te vestigen. Er zijn volksstammen die dewereld al geruime tijd met tegenzin duldt, en herhaaldelijk zint ze op moge-lijkheden zich daarvan te ontdoen. Wat begon als een kleine groep goedwil-lende lieden, zoals de Aegineten,2 is uitgegroeid tot een grote en bovendienzeer boosaardige menigte, die de hele wereld in bezit genomen heeft. Zijhebben zich gemengd onder het volk, hebben toegang gekregen tot over-heidsambten en zijn doorgedrongen tot de hoven van vorsten. Als u zouproberen ook maar één van hen te stra◊en, sluiten zich de gelederen. Bij henis deze treurnis oorspronkelijk begonnen vanwege hun afkeer van de beterewetenschappen. Zij laten zich nu spottend uit en verkondigen dat dit onheilis voortgekomen uit de talen en de humaniora en zij vinden vorsten die zijhiervan weten te overtuigen. Zij roepen luid dat ik de bedenker en voor-vechter ben van de vernieuwing van de studies. Dat kan en wil ik ook niet he-lemaal ontkennen. Ik hoop dat een godheid hun tirannieke geest en onge-remde brutaliteit tot bedaren kan brengen. Te zien valt dat uithongering enverderf de schone letteren en de beoefenaren ervan bedreigen.

Maar het is goed aan deze al te lange klaagzang nu een eind te maken.Nonnus noch die Duitse commentator heb ik ooit onder ogen gehad. Het isbij mij nooit aan twijfel onderhevig geweest dat de Grieken oud archn ge-bruikten in de zin van ‘helemaal’ of ‘volstrekt’. Want ik constateer dat het opmeerdere plaatsen die betekenis heeft en het lijkt mij niet waarschijnlijk datdit aan de aandacht van Poliziano is ontsnapt. Maar hij heeft, tenzij ik mijvergis, deze woordbetekenis gevonden bij een schrijver van naam of hijheeft gedacht dat het een vaste Griekse uitdrukking was, iets wat oudere ge-leerden dikwijls al snel aannamen. Maar ik denk niet dat thn archn met dezeuitdrukkingswijze in verband te brengen is. Want iets waarmee nog geenenkel begin is gemaakt, gebeurt beslist niet thn archn, zij het dat ik bijGregorius van Nazianze eenmaal S› de oude —mV thn archn aantref,3 maar danmet een ontkenning. Thn archn zonder ontkenning vind ik nergens, behalvebij Johannes. Als hij telo$ correct gebruikt om daarmee aan te geven wat hetlaatst komt, dan gebruikt hij in het verlengde daarvan thn archn correct omaan te geven wat in een opsomming het eerst komt. Ik weet niet of u de der-de editie van het Nieuwe Testament heeft gezien. Daarin ga ik op deze zakennog wat uitvoeriger in.4

Over de juiste schrijfwijze van bepaalde woorden treed ik meestal niet indebat, vooral wanneer die niet bij iedereen en in verschillende perioden de-

2. Adagia 1461.3. Gregorius van Nazianze, Sermo in Paschua 17.4. In de annotatie bij Johannes 8:25.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 260

Page 261: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan de stadsraad van Bazel, [1525] 1636

261

zelfde is geweest. Maar toch is het wel waar dat die schrijfwijze de meest aan -vaardbare is, die het meest beantwoordt aan de oorsprong van het woord,tenzij het algemeen aanvaarde gebruik zich daartegen verzet. Ik zou adferopre fereren boven a◊ero, en toch zou ik niet herpyllum in plaats van serpillumdurven schrijven.5

Uw uiteenzetting over de oudheden beviel mij zeer. En niet alleen mij,maar ook enige geleerden aan wie ik om deze reden uw brief heb laten lezen,met name Beatus Rhenanus, een man die niet alleen op velerlei gebied zeeronderlegd is, maar ook buitengewoon geïnteresseerd is in dit onderwerp.Mij ontbreekt het aan tijd om mijn hart op te halen aan al dit moois. De ver-melding in uw brief van Alciati deed mij veel plezier. Hij heeft, wat zeer zeld -zaam is, een buitengewone wijsheid en een opmerkelijke helderheid vangeest in zich weten te verenigen met een brede en uitzonderlijke ge leerd -heid. Hij zal ooit een groot sieraad zijn voor de wetenschap en voor zijn va-derland, als het lot tenminste enigszins gelijke tred wil houden met zijn ga-ven. Het ga u goed. 1525

1636 Aan de stadsraad van Bazel

Met deze brief ging Erasmus in op het verzoek van de stadsraad vanBazel een oordeel te geven over Johannes Oecolampadius, De genuinaverborum Domini ‘Hoc est corpus meum’ iuxta vetustissimos authores exposi -tione (Straatsburg, 1525; zie ook brief 1616). Mogelijk is alleen hetbegin van de brief bewaard gebleven. De stadsraad richtte hetzelfdeverzoek tot drie andere plaatselijke geleerden van aanzien: LudwigBaer, Bonifacius Amerbach en Claudius Cantiuncula.

[Bazel, ca. oktober 1525]

Hartelijk gegroet. Hooggeëerde heren, op verzoek van uwe excellenties hebik het boek van Johannes Oecolampadius over de woorden van de Heer bijhet avondmaal aandachtig gelezen. Het is naar mijn mening geleerd, goedgeschreven en degelijk. Ik zou daar ‘godvruchtig’ aan toe kunnen voegen alsnog godvruchtig kan heten wat in strijd is met de mening en het eenstem-mig oordeel van de Kerk. Ik denk dat het gevaarlijk is daarvan af te wijken.

5. Serpillum of serpyllum betekent ‘tijm’.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 261

Page 262: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

262

1637 Aan Conradus Pellicanus, [1525]

1637 Aan Conradus Pellicanus

Bazel, [ca. 15 oktober 1525]

Erasmus van Rotterdam aan Conradus Pellicanus, gegroet

Hartelijk gegroet. De kracht van het evangelie wist morele deugden niet uit,maar vervolmaakt ze.1 Je weet maar al te goed hoezeer het verraden van eenvriendschapsgeheim niet alleen met de deugd, maar met alle menselijkheidin strijd is. Want wij verafschuwen ook degenen die na het verbreken vaneen vriendschap naar buiten brengen wat hun als vriend was toevertrouwd,en mensen met een edelmoedig karakter kunnen het niet over hun hart ver-krijgen zelfs degenen die zij het meest haten, voor de voeten te werpen watzij in een vroegere vriendschap in vertrouwen hebben vernomen. Ik was al-tijd van oordeel dat je toch zeker zoveel fatsoen bezat dat ik je veilig welk ge-heim dan ook kon toevertrouwen. Vandaar dat ik geen ander dan jou hebuitgekozen om deelgenoot te maken van mijn zielsgeheimen. Daarom vraagik mij met des te meer verwondering af wat er is gebeurd dat je dingen overmij hebt rondgestrooid die ik nooit gezegd en gedacht heb.

Je hebt een veelbelovende jongeman2 heimelijk in het oor gefluisterd datik over de eucharistie dezelfde opvatting heb als jij. Hij zou deze ingebrach-te angel met zich mee hebben genomen naar zijn vaderland, ware het nietdat door een speling van het lot deze kwestie bij toeval tussen ons ter sprakekwam. Waarschijnlijk koestert hij ook nu nog enige argwaan tegen mij. Toenik hem aanhoorde had ik eerst nog het vermoeden dat je geen andere op vat -ting had dan die je meestal in mijn aanwezigheid verkondigt. Je veroordeel-de degenen die durfden te beweren dat er in de eucharistie niets anders wasdan brood en wijn. Ik heb ook nooit over jouw opvatting een ander idee ge-had, tot je in het laatste gesprek dat wij hadden, als was je door een hogeremacht bezield en een ander mens geworden, onbevangen en vanuit je hart jemening te kennen gaf.

Nu je die mening inmiddels openlijk verkondigt, bazuin je rond dat ik hetmet je eens ben. En dat doe je overal zo dat jouw uitlatingen zelfs een ge-ruchtenstroom hebben doen ontstaan. Het is voor vrijwel iedereen duide-lijk dat jij daarvan de oorsprong bent. Ik twijfel er niet aan dat je soortgelijkedingen aan je vrienden schrijft. Ik ben het echter ook nooit met jouw eer dereopvatting eens geweest. Je was namelijk van mening dat verkondigd moestworden dat tijdens de eucharistieviering het lichaam van de Heer aanwezig

1. Vgl. Mattheus 5:17.2. Jan Łaski.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 262

Page 263: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Conradus Pellicanus, [1525] 1637

263

is, maar dat de vraag naar de wijze waarop het zich daar bevindt aan God, diealles weet, moet worden overgelaten. Ik plaatste bij jouw zienswijze echterde kanttekening dat mij die te simpel voorkwam, en dat men zich aan allerleiingewikkelde vraagstukken zou onttrekken als een christen zou mogen af-wijken van wat het gezag van concilies en het eensluidend oordeel van allekerken en volkeren al gedurende zoveel eeuwen voor waar hebben aangeno-men. Ik heb steeds gezegd dat ik onmogelijk tot die opvatting te brengenzou zijn, vooral omdat de evangelische en apostolische teksten zo uitgespro -ken melding maken van het lichaam dat gegeven en het bloed dat vergotenwordt.3 En voorts omdat de onuitsprekelijke liefde van God voor het men-selijk geslacht zo wonderwel in overeenstemming is met het feit dat hij de-genen die hij op onzegbare wijze met het bloed en het lichaam van zijn Zoonheeft verlost, heeft willen voeden met het vlees en bloed van diezelfde Zoonen heeft willen vertroosten met diens mysterieuze aanwezigheid, als een on-derpand in afwachting van diens roemrijke en voor allen zichtbare terug-keer.

Mij zouden deze overwegingen meer doen neigen naar de opvatting vande katholieke Kerk, ook al zou er niets in deze of gene zin zijn vastgelegd.Wat voor opschudding zou er wel zijn als ik er niet voor zou terugdeinzen teverkondigen dat er in de eucharistie niets anders is dan brood en wijn? Vaakga ik met geleerde vrienden, vooral wanneer er geen zwakke broeders bij zijn,vrijelijk in debat over alle mogelijke onderwerpen, soms om iets te onder-zoeken, soms om een nieuw idee te beproeven en soms ook omdat ik hetleuk vind. Misschien dat ik daarin naïever ben dan zou moeten. Ik zou zelfsde beschuldiging van moord erkennen als ook maar één sterveling mij inernst of schertsend heeft horen zeggen dat de eucharistie alleen maar uitbrood en wijn bestaat, of dat daarin het echte lichaam en bloed van de Heerniet aanwezig zouden zijn, een opvatting die sommigen nu in gepubliceerdegeschriften verdedigen. Sterker nog, ik bid dat Christus zelf mij weinig ge-nadig mag zijn als die opvatting ooit in mijn geest heeft postgevat. Want alsooit enige vluchtige gedachte mijn geest heeft beroerd, heb ik die gemakke-lijk weten af te schudden door te denken aan de onschatbare liefde voor onsvan God en door de woorden van de Heilige Schrift naar waarde te schatten.Deze hebben ook Luther zelf, die jij boven alle scholen, pausen, rechtzinni-gen en concilies stelt, gedwongen te verkondigen wat ook de katholieke Kerkverkondigt, waarmee hij toch meestal maar al te graag van opvatting ver-schilt.

Ik weet hoe weinig het gezag van concilies voor jullie te betekenen heeft.

3. Zie Mattheus 26:26-28, Marcus 14:22-24, Lucas 22:19-20; 1Corinthiërs 11:23-25.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 263

Page 264: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

264

Ik echter koester geen minachting voor de Kerk van Rome, zeker niet wan-neer zij alle kerken met een eensluidende opvatting aan haar zijde heeft.Paulus is van oordeel dat we zelfs niet naar een engel moeten luisteren wan-neer die een ander evangelie predikt.4 De Kerk heeft mij ervan overtuigd hetevangelie te geloven. Van dezelfde leermeesteres heb ik geleerd de woordenvan het evangelie te duiden. Tot op de dag van vandaag heb ik met alle chris-tenen in de eucharistie Christus aanbeden die voor mij geleden heeft. Ik zienog geen reden waarom ik van deze opvatting zou moeten afwijken. Er isgeen enkel menselijk argument dat mij kan afbrengen van de eensgezindeopvatting van de christelijke wereld. Want die paar woorden ‘In den begin-ne schiep God hemel en aarde’5 zijn mij meer waard dan alle bewijzen vanAristoteles en van de overige filosofen, waarmee ze verkondigen dat de we-reld geen begin heeft.

Maar welke redenen voeren die medestanders van jou aan waarom ik zo’ngoddeloze en oproerige opvatting zou verkondigen? Hun argumenten zijnflinterdun: ‘Slechts eenmaal heeft hij een vleselijke gedaante aangenomen,om geen aanstoot te geven’; ‘de apostelen hebben het niet bewonderd en ver -eerd’. Men draagt ons op geestelijke wezens te zijn, alsof het vlees dat menons toont de geest in de weg zou staan. Het is vlees, maar het wordt op geenenkele wijze zo ondergaan door de zintuigen. En toch is dit nu juist het on-derpand van de goddelijke liefde voor ons, het is de troost van de verwach-ting. De Heilige Schrift staat ons terzijde. Wij lezen: ‘Dit is mijn lichaam datvoor u gegeven wordt, dit is mijn bloed dat voor u vergoten wordt’.6 Lezenjouw medestanders daar: ‘Dit is niet mijn lichaam, maar een symbool vanmijn lichaam; dit is niet mijn bloed, maar een symbool van mijn bloed’? Zewringen zich in bochten en proberen op grond van andere passages verbe-ten te bewijzen dat het woord voor een zaak opgevat kan worden als sym-bool van die zaak, ofschoon ze ook op dit punt niet helder en overtuigendzijn. Over een schilderij zeggen wij: ‘Dit is Hector die Patroclus doodt’. Maariedereen weet dat op dat schilderij niet de echte Hector staat. Alles waarvanChristus heeft gezegd dat het bestaat, kan echt zijn.

Stel dat zij het gelijk aan hun kant hebben, welk gewicht heeft dan dezeredenering: ‘Deze woorden kunnen zo opgevat worden, dus moeten ze ookzo opgevat worden’? Wat winnen zij echter met het aanhalen van al die oudevertegenwoordigers van het ware geloof? Hoe zij hun woorden ook kneden,verpakken en oppoetsen, zij voeren geen enkele bewijsplaats aan die onom-wonden stelt dat het lichaam en het bloed van de Heer niet aanwezig zijn.

4. Galaten 1:8.5. Genesis 1:1.6. Zie noot 3.

1637 Aan Conradus Pellicanus, [1525]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 264

Page 265: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

265

Zij dringen aan op de geestelijke communie met het lichaam en het bloedvan de Heer. Wat is er zo bijzonder aan als zij juist datgene propageren wathet belangrijkste is bij het ontvangen van beide en zonder hetgeen de mate-riële communie tot verdoeming leidt? Ik vraag je met klem, waarom zou ikaf stand doen van datgene wat de katholieke Kerk al zoveel eeuwen heeft on-derwezen en gepraktiseerd?

Je weet dat ik het over geen enkel onderwerp helemaal met Luther eensben, behalve waar hij met alle gelijk van de wereld de verziekte zeden van demensheid hekelt. Zou ik dan vanwege Karlstadt, die al afscheid heeft geno-men van zijn eigen geloofsopvatting, nu afstand moeten doen van mijn ver-bintenis met de katholieke Kerk? Stel dat ik aan jou als vriend een onzedelij-ke handeling of een diefstal had opgebiecht, hoezeer zou het in strijd zijnmet alle wetten van vriendschap dit zelfs ten overstaan van een enkelingeruit te flappen, met alle risico’s van dien voor de vriend in kwestie? Nu jeoveral de gevaarlijkst denkbare beschuldiging rondstrooit over iets dat mijntong, vrij als die mag zijn, nooit heeft laten horen en mijn geest nooit heeftbedacht, hoe zou men dan datgene wat jij een vriend aandoet, die door hetevangelie met je verbonden is, per slot van rekening moeten benoemen? Ofvond je het nodig het gezag van mijn naam te misbruiken om mensen teovertuigen van wat je zelf onlangs bent begonnen te geloven? Ik vraag je inChristus’ naam, is het in overeenstemming met het evangelie dat je tegen eenvriend zo’n gewetenloze en gruwelijke daad begaat om daarmee meer mede -standers te winnen voor een nieuwe sekte? Alsof er nu al geen sektes ge noegzijn. Als datgene wat je beweert het ware geloof is, heb je dan geen anderovertuigingsmiddel dan de op niets gebaseerde leugen dat Erasmus dezelfdemening heeft als jij? Als mijn gezag voor jou van zoveel gewicht is, waarom ishet dan van geen enkele waarde in al die kwesties waarin ik met jou van me-ning verschil? Jouw geest schiet alle kanten op, zoals je al vaak hebt verteld,omdat je geen enkele waarde hecht aan het gezag van pausen en concilies,maar mijn geest is door de eensgezinde opvatting van de katholieke Kerk totnu toe alleen maar gesterkt. Als je ervan overtuigd bent dat bij de eucharis-tieviering alleen maar sprake is van brood en wijn, zou ik liever gevieren-deeld worden dan hetzelfde te verkondigen als jij. En ik zal alles liever on-dergaan dan van dit leven afscheid te nemen na ruimte gegeven te hebbenaan een dergelijke schending van mijn eigen geweten.

Ik maak mijn gerechtvaardigde protest niet erger door bittere woordente gebruiken. De zaak zelf is al treurig genoeg. Als je ook maar een greintjeevangelisch besef hebt, zul je de mensen genezen die je met je volstrekt on-gefundeerde influisteringen hebt besmet. Ik heb er vrede mee dat je overaluitkraamt wat ik ooit in privégesprekken, of ik nu nuchter of onder invloed

Aan Conradus Pellicanus, [1525] 1637

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 265

Page 266: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

266

1638 Van Conradus Pellicanus, [1525]

was, voor de grap of in ernst, heb gezegd. Maar ik neem er geen genoegenmee dat je mij tot bedenker of aanhanger maakt van een stelling die ik nooitin mijn mond of in mijn hart heb beleden. Laat het mij op die manier gebeu-ren dat ik nooit van Christus gescheiden word! Amen. Bazel, <1526>

Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven

1638 Van Conradus Pellicanus

Deze brief is, evenals de volgende, een antwoord op brief 1637.

[Bazel, ca. oktober 1525]

Eerste brief aan Erasmus van zijn vriend

Zeergeleerde Erasmus, ik zal niet dulden dat mij door welk menselijk gevaardan ook de onschatbare rijkdom van jouw vriendschap ontglipt, ook al hebje die mij geschonken terwijl ik haar allerminst verdiende. Nooit zal ik dooreen ongelukkige speling van het lot of door een ongunstig gesternte welk ge-heim dan ook dat mij op enigerlei wijze in vertrouwen is meegedeeld, verra-den en ik heb dat ook nooit gedaan. Ik zal genegenheid voor je blijven koes-teren en je eren als mijn leermeester, zelfs als je in mijn vijand zou ver ande -ren, wat God verhoede. Want mijn hoogachting, genegenheid en trouw jegensjou, mijn grote vriend, zullen niet breekbaarder of onbestendiger wordendan de gevoelens die ik steeds heb betoond aan alle anderen die ik ooit inmijn leven in mijn vriendenkring heb opgenomen.

Ik heb nooit gezegd en nooit gedacht dat er in de eucharistie niets andersis dan brood en wijn. Veeleer heb ik mij dikwijls bij menigeen afkeurendover die zienswijze uitgelaten en ik ben er zelfs serieus tegenin gegaan. Ikkan dat aantonen met vele getuigen. Ik huldig precies dezelfde opvatting dieje uit mijn mond hebt kunnen horen, en zo verkondig ik die vandaag de dagnog steeds, consequent en zonder twijfel. Ik heb jou ook nooit die zienswij-ze horen uiten, en ik geloofde bovendien niet dat jij er zo over dacht. In -tegen deel, ik weet dat je in al je parafrasen iets anders verkondigt. Hoe had ikje dan wijd en zijd met iets dergelijks in opspraak kunnen brengen, in woordof in geschrift, zoals je schrijft? Jij kon je onmogelijk bij mijn opvatting aan-sluiten (ik besef dat als ik dat gezegd had, die manier van uitdrukken had ge-tuigd van een zekere arrogantie) en ik kon me evenmin aansluiten bij de jou-we (hetgeen bescheidener had geklonken), omdat wij dat beiden nooit ge -loofd hebben. Bovendien zou ik onmogelijk her en der kunnen rondstrooi-

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 266

Page 267: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Conradus Pellicanus, [1525] 1638

267

en wat ik nooit tot mijn innerlijke overtuiging heb gemaakt. Ik was en bennog steeds van mening dat verkondigd moet worden dat men tijdens de eu-charistieviering het lichaam van de Heer en diens heilig bloed tot zichneemt. De evangelische en apostolische geschriften leveren daarvoor duide-lijk het bewijs. Daarin niet te geloven zou een vloek betekenen. Ik herhaalwat ik eerder heb gezegd: ik zou willen dat niemand het hoe en waarom vandat grote en heilige mysterie op een andere manier had onderzocht, bespro-ken of uitgelegd dan de heilige teksten zelf in hun eigen trant hebben over-geleverd, of dan de heilige kerkvaders van het ware geloof, de betrouwbaar-ste herders en leermeesters van de kerken, gedurende meer dan duizend jaarin hun geschriften hebben nagelaten. Voor mij en voor alle gelovigen vol-stond de uitleg over dit heilige mysterie en sacrament die jij, op basis van denagelaten werken van de kerkvaders, kundig, afdoende, getrouw en zeerweloverwogen in al je parafrasen hebt gegeven. Vanaf het ogenblik dat ik dievoor het eerst las, heb ik ze vaak gekust en volledig beaamd. Als het verdedi-gen van de waarheid daarvan voor jou gevaar zou opleveren, hetgeen ik nietzou willen, ben ik bereid om dat met je te delen, zelfs tot de dood toe.

Ik ben het werkelijk volledig met je eens waar je mij schrijft dat ‘de onuit-sprekelijke liefde van God voor het menselijk geslacht zo wonderwel in over -eenstemming is met het feit dat hij degenen die hij op onzegbare wijze methet bloed en het lichaam van zijn Zoon heeft verlost, heeft willen voedenmet het vlees en bloed van diezelfde Zoon en heeft willen vertroosten metdiens mysterieuze aanwezigheid, als een onderpand in afwachting van diensroemrijke en voor allen zichtbare terugkeer’. Aan deze woorden heb ik nietstoe te voegen. Want je doet geen dwaze uitspraak door te zeggen dat het bloedvan Gods Zoon zich aan ons moet manifesteren als lichamelijk, vleselijk, ma-terieel, werkelijk en in zijn eigen lichamelijke substantie, alleen niet zicht-baar. Maar je hebt het over een ‘onzegbare wijze’, een ‘mysterieuze aanwe-zigheid’, als onderpand dat ons tot vertroosting dient, in afwachting van hetmoment dat hij zich roemrijk zal vertonen van aangezicht tot aangezicht.Als ik ter dood veroordeeld zou zijn, opgesloten in een donkere kerker, eniemand zou mij een brief en een oorkonde van de keizer bezorgen waarinmij gratie werd verleend, met daarop een zegelafdruk van de ring van de kei-zer zelf, als bewijs van zijn goedheid en genade die mij aan zo’n groot gevaardoen ontkomen — als ik dat zag, uitzinnig van vreugde was en geloofde dathet waar was wat zich voor mijn ogen afspeelde, zou ik dan niet denken datde keizer in hoogsteigen persoon aanwezig was en zou ik dan geen buigingvoor hem maken en mij bijzonder gelukkig prijzen met zijn aanwezigheid?Zou ik dan niet denken dat de genadige vorst waarlijk aanwezig was, als hijmij zou vervullen met buitengewone dankbaarheid van hart, geest en ziel

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 267

Page 268: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

268

1638 Van Conradus Pellicanus, [1525]

door een zeldzame, onverwachte vreugde en tevens door het welkome aan-bod van het voorrecht van invrijheidstelling? Wat zou er gebeuren of watzou ik eraan hebben als hij, zonder zijn grote genade te tonen, zwijgend bijmij aanwezig zou zijn in de duistere kerker? Ik heb zonder twijfel liever eenkeizer die lijfelijk en wel in Spanje is, maar bij mij is door middel van een ze-ker bewijs van zijn genade, namelijk door zijn ring, dan een keizer die zichzwijgend, onzichtbaar en onhoorbaar in mijn kerker bevindt.

Als je dit op die manier te simpel en te doorzichtig voorgesteld acht en tedicht in de buurt vindt komen van de alledaagse manier van spreken zoals wedie overal in de Heilige Schrift en in het dagelijks taalgebruik van de mensentegenkomen, welke invloed zou het gezag van concilies dan op mij moetenhebben, waarvan ik de decreten niet heb gelezen? Ik ben van mening dat dui-zend jaar lang de kerken en de mensen uit die tijd zonder een spoor van twij-fel eensgezind in de leerregel hebben geloofd zoals die toen door heilige enorthodoxe bisschoppen werd gepredikt. Die leerregel, destijds op schrift ge-steld en tot in onze tijd bewaard gebleven, wordt nu overal door iedereengelezen dankzij de pas uitgevonden boekdrukkunst. Natuurlijk kan die nudoor ons met veel meer gemak bekeken, gelezen en gekend worden danvroeger door de Parijse geleerden of door hun bisschop Petrus Lom bardus,driehonderd jaar geleden. Hetzelfde geldt voor andere zaken die de geleerdewereld vandaag de dag, dankzij u en anderen, beter kent en begrijpt. Dit be-tekent niet dat geen mens ooit heeft geweten wat wij nu weten door de stu-die van de kerkvaders. Maar wat de Parijzenaars vroeger niet konden wetenvanwege de lastige tijdsomstandigheden of het gebrek aan boeken, dat wil-len vandaag de dag hun zonen, liever gezegd hun bastaards, absoluut niet we - ten vanwege de onkunde die zij zich eigen hebben gemaakt. Liever willen zijblinde leidslieden van blinden zijn,1 waarbij zij hun eigen artikelen beschou -wen als de beginselen van het geloof. Het staat vast dat de meeste daarvan to-taal onjuist zijn, zodat iemand met gezond verstand ook over alle anderemag twijfelen.

Als iemand echter alleen maar kan vertrouwen op Christus de Heer, of al-leen maar overtuigd kan geloven dat hij is verlost en gered door het eens envoor altijd aan het kruis geo◊erde lichaam en bloed van Christus, Zoon vanGod, wanneer hij steeds opnieuw het in brood gebakken lichaam en het inwijn vervatte bloed van Christus krijgt en fysiek kan aanraken; als iemandgeen genoegen wil nemen met de persoonlijke ring van de keizer, die onge-twijfeld meer voor hem zou moeten betekenen dan een rond voorwerp vangoud, en met de genade die hij ondervindt, maar de keizer voor zich wil zien,al is het maar als geestverschijning, onzichtbaar en dus allerminst zeker: laat

1. Adagia i, 8, 40. 740

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 268

Page 269: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Conradus Pellicanus, [1525] 1639

269

hij dan wat mij betreft geloven wat hij wil en onderwijzen wat hij aanneme-lijk kan maken. Maar laat hij mij intussen niet dwingen te geloven wat de or-thodoxe kerkvaders gedurende meer dan duizend jaar ofwel niet hebben ge-weten, ofwel niet aan hun kudde hebben gepredikt (het eerste zou getuigenvan domheid, het tweede van gewetenloosheid en onbetrouwbaarheid). Laathij nagaan hoe hij uit de vreselijke doolhof van de transsubstantiatie en tal-loze aanverwante problemen kan komen, en hoe hij joodse catechumenendie zich voorbereiden op de doop, zover moet brengen of trachten te bren-gen, met de canon van de Heilige Schrift als uitgangspunt, dat zij dingen alsdeze geloven. Of laat hij dat, indien mogelijk, zonder de Schrift voor elkaarproberen te krijgen. Ik ben daartoe stellig nooit in staat geweest en ook nuzou ik mij dat niet aanmatigen, hoewel ik mij vroeger onder leiding van eenzeer geleerde leermeester2 heb verdiept in de beschouwingen die er over ditonderwerp te vinden waren, en hoewel ik vier keer in scholen les heb gege-ven over het vierde boek van de Sententies.3 Daarbij kon ik nooit in alle op-zichten tevreden over mijzelf zijn, laat staan dat de toehoorders dat waren.

Wat ik verder heb geschreven,4 herinner ik mij niet woordelijk en ik hadte weinig tijd om er een afschrift van te kunnen maken. Er zaten echter welenkele nogal stekelige opmerkingen aan het adres van sommige mensen bij.Die waren evenwel maar al te waar. Zodra ik wat vrije tijd ter beschikkingheb, schrijf ik een vervolg. Vat deze zaken intussen welwillend op en het gaje goed.

1639 Van Conradus Pellicanus

[Bazel, ca. oktober 1525]

Tweede brief

Gegroet. Jij mag dan, zeer dierbare Erasmus, mijn verweer dat ik waarachtigen oprecht heb opgesteld, welwillend hebben aanvaard en jouw vriendschapmet mij niet hebben willen verbreken — daarvoor ben ik je erkentelijk: kon

2. Paulus Scriptoris, gardiaan van het franciscanenklooster inTübingen waar Pellicanus vanaf 1496 enkele jaren verbleef.

3. De Sententiae van Petrus Lombardus, eeuwenlang aan de universitei-ten in gebruik als handboek van de theologie. Het vierde boek gaat overde sacra menten.

4. Kennelijk in de brieven aan vrienden waarvan Erasmus in brief1637 gewag maakt.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 269

Page 270: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

270

1639 Van Conradus Pellicanus, [1525]

ik daar maar iets tegenover stellen — toch wilde ik je enkele andere dingenniet onthouden die mij door jouw wel erg strenge brief aan het denken heb-ben gezet en die de Heilige Geest mij heeft aangereikt, eenvoudig mensen-kind als ik ben, die veel meer tot glorie van God verlangt dan hij kan waar-maken. Niet dat je van mij iets zou moeten leren dat je niet wist, of dat jeverlegen zit om aansporingen. Je overdenkt deze en andere kwesties zondermankeren grondig genoeg en pakt die aan om tot glorie van Christus op allemogelijke manieren datgene te realiseren waarvan je ook anderen die terzake een verantwoordelijkheid dragen, overtuigd wilt zien. Maar ik hoopdat je van mij, zo onbeduidend als ik ben — je kent mij door en door en weetdat ik met woorden niets vermag en met daden nog veel minder — wilt aan-nemen, begenadigd en groot als je bent, wat er gezegd en gedaan zou kun-nen worden door anderen die veel geleerder, wijzer, gedrevener en welspre-kender zijn dan ik. De kracht van de waarheid kan immers zelfs de ogen vanblinden, als die niet totaal zijn uitgedoofd, van licht voorzien, al is het maarmet een wazig schijnsel. En wat zij verborgen houdt voor hen die begerigzijn naar roem en goud, kan zij onthullen aan onbeduidende mensen, als zijmaar onbedorven en rechtschapen zijn, zelfs als zij behoren tot de scharevan de leken.

Ik verzoek je, als je een ogenblik kunt vrijmaken, het lezen van deze briefniet te weigeren. Jij, een man van zo grote welbespraaktheid, verdraagtmeestal heel geduldig en vriendelijk dat ik mij vaak urenlang stamelend te-gen je uitlaat, waarna je in goede verstandhouding weer afscheid van mijneemt als vriend. Je verlangt van mij, zo weet ik, geen gepolijste schrijfstijlen ik ben te oud om mijn manier van spreken nog te kunnen veranderen. Nadeze inleidende opmerkingen kom ik nu tot dat gedeelte van je brief waar jeje beroept op een of andere kerkelijke bepaling in deze of gene zin. Ik zouheel graag vroeger en ook nu de verhandelingen van het Lateraanse concilieonder ogen hebben gehad, dat, als ik mij goed herinner, gehouden is onderInnocentius iii in het jaar des Heren 1215,1 om te kunnen lezen welke ge-zaghebbende opvattingen en argumentaties de kerkvaders toen hadden, alsze die hadden, ten aanzien van het geloof in de eucharistie! Zo worden hierin ons klooster te Bazel verslagen bewaard van de tijdens het concilie ge-voerde discussies over de ontvangenis van de heilige maagd Maria, samenmet andere verhandelingen van hetzelfde concilie, die door de hand van eensecretaris zorgvuldig zijn opgetekend. Ook zijn nog steeds in uitgegevenvorm de twistgesprekken tegen de arianen te lezen die door de kerkvadersin hun tijd zijn vastgelegd. Wat betreft het boek van paus Innocentius,2 dienaar men zegt een Parijse theoloog is geweest en ter wille van wie de bepa-

1. Het Vierde Lateraanse Concilie werd inderdaad gehouden in 1215.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 270

Page 271: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Conradus Pellicanus, [1525] 1639

271

ling waarschijnlijk tot stand is gekomen, moet het geïnformeerde lezerstoch zeker bekend zijn welk oordeel de geleerden heden ten dage daaroverhebben. In de kerken wordt een traktaat van Thomas van Aquino voorgele-zen,3 dat zo vreselijk en treurig verminkt is dat het beschamend is ernaar teluisteren. Ten aanzien van het boek over de sacramenten dat onder de naamvan Ambrosius is verspreid,4 is het oordeel hetzelfde als over Ware en valseboetedoening, een boek dat door een kwalijke misleiding ten onrechte aanAugustinus is toegeschreven.5 Door een huiveringwekkend oordeel van Godhebben deze twee boeken Gratianus en andere kerkelijke kopstukken ophet verkeerde been gezet, in een tijd waarin de Parijse theologen zich juistop maakten om voor aanhangers van Aristoteles door te gaan, daarmee deHei lige Stoel en andere universiteiten bedriegend.

Sommigen schromen tegenwoordig niet te zeggen dat als wij niet willengeloven dat deze boeken van Ambrosius en Augustinus zijn, zij op hun beurtweigeren te geloven dat het evangelie zoals wij dat lezen, van Mattheus ofJohannes is. Dit is onverteerbare godslastering, geen bewijsvoering, maarverfoeilijke dwaasheid. Wat evenwel de heilige bisschoppen van vroeger ge-durende duizend jaar geschreven hebben, kan men nu nalezen en aan dehand van registers gemakkelijk opzoeken. Hun werken zijn vrijwel allemaalin druk verschenen voordat Karlstadt over deze kwestie een drama ontke-tende, dat men volgens velen zeker niet voor vrome lieden moest verbergen.De kundigheid van Luther op het gebied van de Heilige Schrift en de talensla ik niet hoger aan dan die van alle scholen, pausen en concilies. Er zijn na-melijk onder hen vandaag de dag waarschijnlijk mensen die geleerder zijndan Luther, mag ik hopen. Maar ik heb liever niet de taak een oordeel te vel-len aan de hand van een krenkende vergelijking. Dat zijn werken echter de-gelijker zijn dan alle publicaties die tot dusverre van andere universiteitenzijn verschenen, dat hij voorts op het gebied van de talen en de HeiligeSchrift iedereen overtreft die de afgelopen driehonderd jaar of langer heeftgeleefd, dat zullen de geschriften van beide partijen bevestigen en dat zal

2. De missarum mysteriis (ca. 1195).3. Onduidelijk is welk traktaat wordt bedoeld. Mogelijk gaat het om

De sacramento eucharistiae, een tekst die ten onrechte aan Thomas werdtoegeschreven.

4. De sacramentis. Pellicanus verwierp het auteurschap van Ambrosius,maar Erasmus nam de tekst in 1527 op in zijn uitgave van de werken vanAmbrosius. Tegenwoordig wordt het werk meestal als authentiekbeschouwd, maar twijfel bestaat er nog steeds.

5. De vera et falsa poenitentia. Het auteurschap van Augustinus wordtvanaf de zestiende eeuw algemeen verworpen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 271

Page 272: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

272

ons nageslacht van oordeel zijn, wanneer de vooringenomenheid van de par-tijen, al was het maar gedeeltelijk, is opgehouden. Wat mij betreft, ik heb stel -lig meer profijt gehad van jouw studies en die van Luther, waarvan ik al bijnazeven jaar dankbaar gebruik heb gemaakt, dan van die van alle anderen,waarover ik mij gedurende zevenentwintig jaar met aanzienlijk meer moei-te gebogen heb. Ik heb er nu geen twijfel over dat al die tijd verloren tijd isgeweest, en dat oordeel wordt bevestigd door mijn studies van de laatste ze-ven jaar.

Luther is een man die ik nog steeds bewonder en respecteer, maar zijn ge-schriften lees ik met kritische zin en beoordeel ik zorgvuldig, net zoals dievan alle anderen. Zijn heftige wijze van uitdrukken en zijn taalgebruikschrijf ik toe aan zijn aanleg, zijn nationale afkomst, zijn karakter, zijn ge-drevenheid en zijn constitutie. God bedient zich ook van zulke zaken voorzijn eigen glorie en wenst voor zijn woord niets dan de zuivere, naakte waar-heid. Evenzo heb ook jij je persoonlijke opvattingen die voortkomen uit jeminzaamheid en milde karakter. Je weet dat die door sommigen worden be-kritiseerd, zoals ook ik, met mijn koele temperament, een fikse afkeer hebvan bepaalde opvattingen van Luther. Wij aanvaarden dat de profeten en deapo stelen een ontwikkeling in hun levenswandel en hun geloof hebben door -gemaakt. Waarom moeten wij Luther onthouden wat wij onszelf nood zake -lijkerwijs en welbewust toestaan? Luther geeft toe dat hij zich door ervaringmettertijd heeft ontwikkeld. Is het dan vreemd dat hij na verloop van tijdook van mening kan veranderen ten aanzien van deze menselijke traditie,over de vraag op welke wijze het lichaam van Christus in het sacrament vande eucharistie aanwezig is? Het lijdt immers geen twijfel dat kerkvaders vanweleer geen idee hadden van de talrijke geloofsstandpunten van de Parij -zenaars, waaronder dat over de transsubstantiatie van het brood in het li-chaam van Christus, dat men ons tijdens het Lateraanse concilie als een inge-wikkeld geloofsartikel heeft opgedrongen, zonder enige basis in de HeiligeSchrift. Op grond van terloopse verwijzingen naar dat concilie die men heren der uit de annalen kan plukken, wordt duidelijk dat men daar geprobeerdheeft er nog kwalijker voorstellen doorheen te krijgen. Onmiskenbaar is datdit artikel in alle tijden tegenstand heeft opgeroepen onder geleerde en recht -schapen mensen, die met behulp van doodstra◊en en veroordelingen wer-den verdrukt door lieden die machtiger waren dan zij, zonder dat zij ooit inhet ongelijk gesteld waren door de Heilige Schrift of door steekhoudendeargumenten, zoals de geschiedschrijving uit die tijden nu bewijst, terwijldaarentegen niemand van de Parijzenaars ooit voor zijn standpunten heeftwillen sterven of zelfs de minste prebende heeft willen verliezen.

In jouw hele brief heb ik mij aan niets zo gestoord als aan de twee dingen

1639 Van Conradus Pellicanus, [1525]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 272

Page 273: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

273

die je zegt over Luther: dat hij meestal maar al te graag van mening zou ver-schillen met de katholieke Kerk, en dat ik zou weten dat jij het over geen en-kel onderwerp volledig met Luther eens bent. Alsof, mijn waarde heer, dekerk katholiek zou zijn of zo genoemd zou mogen worden, als die berust opmenselijke overleveringen, filosofische stellingen en regelingen die eenwinstoogmerk hebben. Duidelijk is dat in die geest vaak bijeenkomsten zijnbelegd van bisschoppen, monniken en onze geachte theologen, opgeleiddoor hun held Petrus Lombardus. In overeenstemming met hun onkunde,kruiperigheid, andersoortig winstbejag en zucht naar ijdele roem hebben zijbij sommige concilies besluiten uitgevaardigd die verstoken waren van degeest van de waarheid en de zorg voor de openbare eerbaarheid. Laten wehet Lateraanse concilie onder de ijzervreter Julius als voorbeeld nemen.6

Ofschoon zij aldoor verklaarden dat een hervorming van de Kerk noodzake-lijk was, hielden zij die toch steeds uit alle macht en op allerlei manieren te-gen. Wij weten maar al te goed wat de concilies uit onze tijd, uit de tijd vanonze vaderen en uit die van de afgelopen vierhonderd jaar hebben voorge-steld, welk vertrouwen men daarin heeft gehad, hoeveel zij voor de Kerkhebben opgeleverd en op welke manier. Hun gezag wens jij nu te verdedigenen je gaat daarin zo ver dat je het misschien als een misdaad beschouwt als ie-mand nu in zaken van geloof of moraal daarvan afwijkt of daarmee van me-ning verschilt. Bijna alle werkelijk geleerde en godvrezende lieden zijn heterover eens dat ze, uitgaande van het woord van God, onrechtmatig zijn ge-weest en in nogal wat gevallen uitdrukkelijk strijdig met de eerste conciliesvan de kerkvaders van vroeger. Toch durven die verderfelijke afvalligen deheilige en apostolische geschriften te ontkennen en te geringschatten — ietswat sinds het lijden van Christus onze Verlosser geen enkele aartsketter ooitheeft gedurfd: de afwijzing van de evangeliën en de gelijkstelling daaraanvan geleerde geschriften en heiligenverhalen — zodat zij zeggen dat zij nietin het evangelie zullen geloven, als wij niet geloven in Augustinus en de bis-schop van Rome. Wij weten dat de laatste, als de geruchten ons niet bedrie-gen, niet goed thuis is in de Heilige Schrift en meer in de wieg is gelegd voorhet voeren van oorlog of het uitoefenen van wereldlijk gezag dan voor hetuitleggen van de canon van de Schrift, en dat hij omringd en bijgestaan wordtdoor zijns gelijken, gesteld dat wij over dat soort mensen een aannemelijkoordeel mogen geven.

Welk algemeen concilie is ooit met meer gezag, uiterlijk vertoon en in-spanningen gehouden dan dat hier in Bazel?7 De langdurige en uitvoerige

6. Het Vijfde Lateraanse Concilie (1512-1517), bijeengeroepen doorpaus Julius ii.

7. Het Concilie van Bazel werd gehouden van 1431 tot 1449.

Van Conradus Pellicanus, [1525] 1639

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 273

Page 274: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

274

beraadslagingen daar zijn allemaal opgetekend en bewaard. En welke gezag-hebbende invloed is daarvan uitgegaan? Hoewel de Parijzenaars het tot voorkort krachtig verdedigd hebben, hebben zij onlangs toch toegestaan dat hetaan het wankelen werd gebracht en de geest gaf, om te voorkomen dat zijhun eigen privileges zouden verliezen. Haal de toonaangevende mensen vanonze tijd bij elkaar, aartsbisschoppen, bisschoppen en abten, samen met uni-versitaire geleerden, Béda, Cousturier, Duchesne, Latomus, Baechem, Baer,Gebwiler en anderen van vergelijkbaar kaliber in de christelijke wereld, stelmet hen de Heilige Schrift aan de orde en kijk dan tot welke slotsom zij ko-men ten aanzien van de leerstellingen en interpretaties die jij voor waarhoudt, en ten aanzien van het geloof en de zeden van de Kerk. Laten we kij-ken of de katholieke en waarlijk apostolische Kerk het volledig met hen eenskan zijn, of die mannen van formaat hun opvattingen aannemelijk kunnenmaken, hetzij aan de hand van menselijke overleveringen, hetzij aan de handvan apostolische en canonieke geschriften, of dat zij, zoals de Parijzenaars,eerder zullen zeggen: ‘Zo willen we het, zo zeggen we het, zo hebben we hetvroeger besloten en de hele wereld en de kerk moet ons geloven als wij hetzo onderwijzen’.

Wij meten het gezag van concilies echter niet af aan de eretitels van hoog-waardigheidsbekleders, aartsbisschoppen en abten of aan materieel gewin,en evenmin aan de opvattingen van onze geachte theologen, van wie we vaakhebben vastgesteld dat ze dommer zijn dan boerenpummels en van wijndoordrenkt, alsof ze juist van een faculteitsfuif vandaan komen. Uit dit soortconcilies hebben we geen enkele waarachtige religieuze bezieling zienvoort komen of plannen voor de totstandkoming van ware godvrezendheid,maar wel een grote toename van inkomsten, onthe√ngen, privileges, nieu-we priesterschappen en kloosters. Hoeveel zonen hebben het Lateraanse ende daarop volgende concilies voor die kerk geboren doen worden! De daaropgerichte en van privileges voorziene bedelorden zijn in een mum van tijduitgegroeid tot een netwerk van ettelijke duizenden kloosters en hebbensteden gevuld die daar tevoren vrij van waren, nadat het christendom daar alduizend jaar had gebloeid en het privilege van de bedelorden en de tegen deSchrift indruisende ijdelheid van monniken daar tot die tijd onbekend wa-ren.

Ziehier, Erasmus, de concilies van de kerkvaders waarmee Luther het metgenoegen oneens is. Als hij het echter maar niet oneens is met de heilige con-cilies die hun zinvolle leerregels duidelijk gebaseerd hebben op het woordvan God en die richtlijnen hebben vastgesteld die dienstbaar waren aan dehervorming van de Kerk! Daar vergaderden de kerkvaders niet in de ijdelegeest van deze wereld, zij waren niet uit op eigenbelang, zij wedijverden niet

1639 Van Conradus Pellicanus, [1525]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 274

Page 275: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

275

voor eigen eer, zij dachten niet aan het verkrijgen van een vooraanstaandefunctie of materieel gewin, maar zij zetten zich in voor de glorie van God al-leen, zij hielden de blik gericht op de ontwikkeling van de Kerk inzake reli-gie en moraal en zij luisterden naar de Heilige Geest die tot hen sprak vanuitde Schrift en niet vanuit menselijke overleveringen.

Aangaande jouw opmerking als zou ik weten dat je het over geen enkelonderwerp volledig met Luther eens bent: wat ik weet is dat de heftige aardvan Luther, zijn ongedurige, felle schrijftrant en iedere door hem geponeer-de stelling die, zoals jij dat doorgaans uitdrukt, opruiend is, jou altijd heb-ben tegengestaan. Dat is beslist iets wat ook ik altijd bij de man graag andershad gezien, dat zijn schrijfstijl milder was; ik wenste dat hij datgene wat hijschreef en waarin hij gelijk had, naar voren had gebracht met een wijze vanformuleren die de waarheid meer recht deed. Want veel van zijn stellingenhad den van vijandschap gevrijwaard kunnen blijven en gemakkelijk bij meermensen ingang kunnen vinden, als hij door een iets andere woordkeus de-zelfde bedoeling op een gematigder manier had uitgedrukt. Mij staat bij datwe het hier vaak over hebben gehad. Afgezien daarvan heb ik er nooit aan ge-twijfeld dat de stellingen van Luther, waarin hij de scholastici en onze Pa -rijse theologen tegenspreekt, allemaal te vinden zijn in de geschriften van deheilige kerkvaders, en zelfs bijna allemaal in de zogeheten Glossa ordinaria.8

De sofistische leermeesters van de Sorbonne, tot vandaag in de ban van hunAristoteles en genoegen nemend met Petrus Lombardus en diens stellingendie zijn bekrachtigd door zijn bisschoppelijk gezag, hebben het benedenhun waardigheid geacht die te lezen.

Wat evenwel de dwalingen betreft die voortkomen uit de slechte ge-woonten van de Kerk, heeft Luther naar mijn mening, naar die van al jouwvrienden en zelfs van jouw vijanden, niets naar voren gebracht waarop ookjij niet in jouw publicaties hebt gewezen, zij het dat jij dat fijngevoeliger, te-rughoudender en meer in algemene zin, maar toch allerminst met aarzelinghebt gedaan. Ook als je gezwegen had, zou de hele wereld die dingen onge-twijfeld luid van de daken zijn gaan schreeuwen. Als je echter ten aanzienvan de overige leerstellingen, voor zover die geen betrekking hebben op hetdomein van sacramenten, aflaten, missen, immuniteiten, excommunicatiesen het primaat van de Kerk, met Luther van mening verschilt, bereik je nogniet dat men in Rome woedend wordt op Luther of jou van complimentenvoorziet. Feitelijk heb je in veel gevallen nauwelijks anders geschreven danLuther, maar steeds op minder aanstootgevende wijze. Overige zaken diebetrekking hebben op de eucharistie, zullen Zwingli en Oecolampadius op

8. Een compilatie van bijbelcommentaren, per bijbelvers geordend,samengesteld omstreeks 1100.

Van Conradus Pellicanus, [1525] 1639

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 275

Page 276: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

276

een dag onderwerp van behandeling maken, als je het waagt hen met verge-lijkbare argumenten uit te dagen.

De onbetrouwbare lieden die jou wijsmaken dat Karlstadt zijn geloofs-opvatting heeft losgelaten, liegen, ook al heeft hij, omwille van Luther of uiteigenbelang, geschreven dat hij nog niet zeker van zijn zaak was en dat hijover dit onderwerp de wereld niet op eigen gezag de wet wilde voorschrij-ven. Had hij zich maar nooit met dit leerstuk ingelaten. Op die manier mis-bruiken zij jouw goedgelovige oprechtheid tot jouw schande en belagen zijook voortdurend de reputatie en de ontwikkeling van andere uitstekendemensen. Daarom presenteren ze jou valse beschuldigingen als waar, zelfs ge-richt tegen smetteloze mensen die zonder twijfel hun onschuldige broederszijn. Als je mij had willen geloven, die altijd het beste met je voor heb en jedaarvan graag wil overtuigen, had je kunnen constateren dat zij al zo vaakgelogen hebben. Zo hebben ze dikwijls leugens verteld over Zwingli en overde voortre◊elijke broeders van Straatsburg (voor hen een spotnaam, omdatzijzelf de broederschap onwaardig zijn) die vol verlangen zijn naar de glorievan Christus. En ook over Oecolampadius, een volstrekt rechtschapen mandie, tot jouw welzijn en de glorie van God, nauw met jou verbonden is.

De overige zaken die je, ik weet niet waarom, tegen mij meende te moe-ten schrijven, reken ik jou niet aan, maar wel de adders die de Heer kent endie jij te vaak gelooft. Je weet dat dit mensen zijn die gehecht zijn aan de we-reld en aan geld, die niet tegelijkertijd Christus en de Mammon kunnen die-nen9 en die als rijken net zo min het evangelie kunnen omarmen als een ka-meel door het oog van een naald kan gaan.10 Als zij een greintje christelijkevroomheid en geloof bezitten, laten zij dan naar voren treden, laten zij bij el-kaar komen, laten zij de grondslagen van hun geloof uiteenzetten. Laten zij,daartoe zo vaak opgeroepen, hun in gevaar verkerende broeders te hulp ko-men, wier ondergang zij met valse tranen zo betreuren. Laten zij hun Kerkte hulp komen, die hen zo rijkelijk voedt en waarvoor zij plechtig hebben ge-zworen een verdedigingsmuur te zullen optrekken. Maar voor hen volstaanhun hoogmoed, het geld dat zij vergaard hebben, het gezag dat zij aan huntitels ontlenen en de roep van hun geleerdheid die zij nooit laten zien. Als zijechter op de ingeslagen weg voortgaan, dan hoop ik dat ze beschaamd wor-den en voor hun eigen bestwil op hun schreden terugkeren, weer bij zinnenkomen en erkennen dat het evangelie en de glorie van Christus in de wereldzijn teruggekeerd, nu het woord van God in alle talen op de gelovigen af -straalt. Als zij zich hierover niet willen verheugen, zullen zij merken dat zij

9. Mattheus 6:24, Lucas 16:13.10. Mattheus 19:24.11. Ezechiël 26:20, 32:18-30.

1639 Van Conradus Pellicanus, [1525]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 276

Page 277: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Conradus Pellicanus, [1525] 1640

277

met de Antichrist het lot delen van hen die afdalen in de kuil.11 Ik bid dat degenade van de Heer hen daarvoor wil behoeden en hen barmhartig wil lei-den naar erkenning van de waarheid en minachting van de wereld. Ik ver-zoek je echter in naam van de Heer mij, jouw vriend, in het vervolg niet, te-gen je gewoonte in, met een zo scherpe pen te attaqueren. Een dergelijkebehandeling heb ik helemaal niet verdiend. En ik hoop dat je het gevaarwaar aan onze vriendschap en de waarheid zijn blootgesteld, wilt beschou-wen als de reden van het intense verdriet dat uit deze brief spreekt.

Het ga je goed en ik verzoek je alles goed op te vatten.

1640 Aan Conradus Pellicanus

[Bazel, ca. oktober 1525]

Erasmus van Rotterdam aan Conradus Pellicanus, gegroet

Ik vraag mij in verwondering af waarom je gemeend hebt je tijd te moetenverdoen en mij te belasten met dergelijke zinloos uitvoerige brieven, die al-lerlei niet ter zake doende dingen op een hoop gooien. Je spreekt vaardig,maar zo schrijf je niet. Als je iets te berde te brengen hebt, stel dat in het ver-volg dan in een gesprek aan de orde. De helft van mijn argwaan had ik al latenvaren, maar die blaas je in zijn geheel nieuw leven in. Je geeft te kennen datde opvatting van Karlstadt je bevalt en je kunt niet ontkennen dat je tegen dePool1 gezegd hebt dat ik jouw opvatting deel. Als dat laatste waar zou zijn,had ik reden om mij te beklagen over schending van de wetten van de vriend -schap. Nu dat echter volstrekt onwaar is, welk vreselijker onrecht had je mijkun nen aandoen? Je dreigt mij met de pen van Zwingli, alsof ik tien Zwingli’szou vrezen als ik de kwestie belangrijk genoeg zou vinden. En wat praat jeover mijn schande? Gebeurt het tot mijn schande als ik ervoor terugdeinsmij te verzetten tegen de verordeningen van de katholieke Kerk? Ga jij mijvertellen wat ik moet schrijven? Mag ik niet wat Luther wel mag? Hij zal jul-lie, of ik moet mij vergissen, met al zijn troepen aanvallen. Geloof je dat nie-mand hier zijn pen tegen jullie zal opnemen? Als wat jij doet van God komt,2

zal dit blijken in de strijd. Als dat niet het geval is, is het een heilige plicht tegengoddeloosheid te strijden. Maar waartoe dienen die dreigementen eigen lijk?De apostelen probeerden te overtuigen, en jullie willen de mensen tot jullieevangelie dwingen?

1. Jan Łaski.2. Vgl. Handelingen 5:39.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 277

Page 278: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

278

1640 Aan Conradus Pellicanus, [1525]

Stel je eens voor dat ik hierover niets wens te schrijven. Je had mij hiertoeniet doeltre◊ender kunnen dwingen dan door het gerucht te verspreidendat ik het met jullie eens ben en door mij onder bedreiging het schrijven teverbieden. Jouw vriend Farel fluisterde onze Engelsman3 een gelijkluiden-de leugen in het oor, als zou ik de juiste mening zijn toegedaan maar die nietbekend durven maken. Hij heeft het lef dit de mensen in het oor te fluiste-ren, terwijl hij weet hoe hevig het meningsverschil was tussen mij en hemover bijna alle leerstellingen van Luther. Maar wat Farel de juiste meningnoemt, noemen de keizers en pausen ketterij. Verschilt Luther niet van me-ning met de katholieke Kerk? Wanneer ik een andere Kerk ontdek die beteris dan die waartoe ik behoor, houd ik op die katholiek te noemen. Maar diezie ik nog niet.

Ik zou wensen dat uit dit sterke medicijn iets goeds zou voortkomen.Maar het resultaat dat ik tot nu toe heb gezien kan mijn goedkeuring niet weg - dragen, en middelen die erger zijn dan de kwaal bevallen mij niet. Hoeveelmenselijk bloed is al vergoten! In Holland vindt een vreselijke slachtingplaats door toedoen van lieden die beter zijn toegerust voor het beuls werkdan voor het debat, en dat zal zich over andere gebieden verspreiden. Maardit is slechts het begin van de ellende. De keizer zal vrede met Frank rijk slui-ten. Maar er zal geen enkel vriendschapsverdrag tussen de vorsten tot standkomen, tenzij op voorwaarde dat de Lutherpartij de kop wordt ingedrukt.De keizer vindt zichzelf geen keizer als hij dit niet voor elkaar krijgt. Ik zouliever tien twijfelachtige artikelen door de vingers zien dan aanleiding te ge-ven tot zoveel ellende. Ik kan Christus niet voorschrijven wat hij moet doen.Als hij meent dat hij op deze manier onze goddeloosheid moet stra◊en, hij isde Heer, laat hij doen wat hij wil. Mocht hij mij als helper of als werktuigwensen, dan zou hij zijn adem over mijn geest laten gaan, zoals hij ooit de fa-rao, Cyrus en Nebukadnezar heeft aangespoord.4

Je betreurt het dat mijn brief 5 openbaar gemaakt is. Ik had liever gehaddat dit niet gebeurd was,6 maar toch heb ik er weinig moeite mee, omdat zohet door jou verspreide gerucht ontzenuwd is. Dat had door jou persoonlijkmoeten gebeuren, ook al vermeldde de brief niet jouw naam. Val mij in hetvervolg niet lastig met breedsprakige brieven. Schrijf aan Baer, als je daar be-hoefte aan hebt, of aan Luther zelf. Kom maar hier en ik zal naar jouw ge-scheld, gedreig en gekijf luisteren, zoals het je belieft. Het ga je goed. <1526>

3. Wellicht Thomas Grey, die in deze tijd in Bazel verbleef.4. Zie Exodus 1:8-23, Ezra 1:1-11, 2 Koningen 25:1-22.5. Brief 1637.6. Uit brief 1674 blijkt dat Erasmus zelf de brief aan een aantal

vrienden liet lezen, die er afschriften van verspreidden.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 278

Page 279: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Konrad Goclenius, [1525] 1641

279

1641 Aan Konrad Goclenius

[Bazel, ca. oktober 1525]

Erasmus van Rotterdam aan meester Konrad Goclenius, gegroet

Thomas Grey, brenger dezes, reken ik tot mijn Pyladische vrienden.1 Mochthij zich te Leuven vestigen, wil je dan de moeite nemen hem een goed advieste geven over een geschikte plek voor zijn zoon? Misschien zal er geen plaatszijn in het college.2 Ik denk dat het beter is als hij wordt aanbevolen bij ie-mand van goede naam, die twee of drie fatsoenlijke jongens particulier on-derwijs geeft. Het ga je goed.

1642 Van Noël Béda

Parijs, 21 oktober 1525

Aan de zeergeleerde, zeer gewaardeerde en hooggeachte heerErasmus van Rotterdam

Gegroet, broeder en meester. Ik constateer dat ik op uw brief1 slechts stukjebij beetje moet antwoorden. Leen dus uw oor aan deze korte reactie. U kuntmij in al uw geleerdheid geen lange of korte brief schrijven die mij, de Heersta mij bij, verdriet bezorgt, tenzij om uwentwil. Verder is er, naar mijn me-ning althans, geen godvrezend en geschoold mens die u niet voor het hoofdstoot met de titel van uw brief aan de bisschop van Bazel2 en de drie onder-werpen die u daarin behandelt. Dat zult u beter begrijpen als u het eerstehoofd stuk van het derde boek, onder nummer 3, van het werk van Clichtovegelezen heeft waaraan hij de titel Antilutherus heeft gegeven. Het is namelijkniet moeilijk daaruit op te maken wat hij van die Epistola vindt, ofschoon hijdaar de naam van de schrijver niet heeft genoemd. In een ander werk vanhem,3 dat naar ik hoop voor het begin van februari zal verschijnen, behandelt

1. Een verwijzing naar de vriendschap van Orestes en Pylades.2. Ongetwijfeld het Drietalencollege.1. Brief 1620.2. De interdicto esu carnium (1522), gericht aan Christoph von

Utenheim.3. Propugnaculum ecclesiae (Parijs, 1526). Hierin uit Clichtove kritiek

op De interdicto esu carnium en Encomium matrimonii.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 279

Page 280: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

280

1642 Van Noël Béda, 1525

hij de kwestie nog duidelijker, maar wel met zijn gebruikelijke reserve. Uwopmerking dat ik in uw geschriften alleen passages zou moeten aanstrependie betrekking hebben op de christelijke geloofsleer enzovoorts, komt telaat. Wat ik geschreven heb, is geschreven,4 waarbij ik u de verzekering geefdat ik niets in al uw werken van een kanttekening heb voorzien wat geen be-trekking heeft op uw heil — en alleen daarom al het overwegen waard — ofop het geloof. Als u met uw formulering echter bedoelt dat alles wat nietvoorkomt in de verzamelde goddelijke uitspraken van weinig waarde is, ofdat al het overige weinig bijdraagt aan het heil, dan is dat een niet geringemisvatting. Want door deze ene concessie te doen, verschijnen talloze men-sen ten tonele die de kerkelijke zaak enorme schade berokkenen en achterwie de snode Luther zich verschuilt.

Over de rest ga ik met u niet verder in debat. Ik heb mijn plicht als vriendgedaan. Ik geloof niet dat ik gepretendeerd heb mij niet te kunnen vergis-sen. Het zij verre van mij ooit zulke onbezonnen denkbeelden te koesteren.Want ik mag dan wel zeker weten dat het niet mijn bedoeling is te mislei-den, toch is het maar helemaal de vraag of ik nooit iemand op het verkeerdebeen zal zetten. Ik denk in elk geval dat uw geschriften mij niet op een dwaal -spoor hebben gebracht. Ik hoop maar dat degenen die ze voor waar houdenniet op een dwaalspoor zijn gebracht en dat zij u niet misleiden door ze al tezeer op te hemelen.

Wat u als mening geeft of ooit heeft gegeven over de theologen van deSor bonne, doet weinig ter zake. Dat instituut zal blijven bestaan. U echterzult evenals ik binnenkort de weg van al het aardse gaan. Ik hoop dat die utot de gelukzaligheid mag leiden! Ik zou zelfs durven beweren, broeder enmeester, dat de zaak van de christelijke geloofsleer er aanzienlijk ongunsti-ger voor zou staan als de kring van theologen die u de mannen van de Sor -bonne noemt, niet in het geweer was gekomen tegen de dwalingen die indeze tijd zijn ontstaan en tevens tegen die welke vroeger veroordeeld zijn,maar nu weer de kop hebben opgestoken. Dat sommigen negatief over henspre ken, deert die theologen niet. Zij zijn namelijk niet bang voor de tongenvan de aanhangers van Luther of van mensen die dol zijn op nieuwigheden,omdat ze dichter bij de zuiverheid van het geloof staan dan zij, hoeveel ge-drevenheid de laatsten ook voelen. Bovendien hebben zij bij alle Franse ka-tholieken onmiskenbaar een goede naam. Maakt u zich daarom geen zorgenover hun toekomstige reputatie, maar gaat u eens na, door naar uzelf te kij-ken, hoe verdacht iemand zich maakt inzake zijn geloof wanneer hij zich openigerlei wijze vijandig toont ten opzichte van theologen, die uit hoofde vande plicht die hun functie met zich mee brengt, hun best doen nieuwe leer-

4. Vgl. Johannes 19:22.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 280

Page 281: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Noël Béda, 1525 1642

281

stellingen aan een onderzoek te onderwerpen. Door in verschillende artike-len hun kritiek te vervatten, maken zij de betekenis daarvan duidelijk aan degelovigen zodat die er behoedzaam mee omgaan. Mocht u dat niet weten,laat Jean Gerson u dan daarover informeren in het eerste deel van zijn werk,nummer 14, onder de letter V.5 Ik zou willen dat u beseft hoe waar het is datzij die onbezonnen liefhebben, blind oordelen.

Ik denk niet dat degenen die uw verweerschrift tegen Cousturier6 zullenlezen, over u milder zullen oordelen dan over hem, omdat hij zich — in deogen van sommigen; de meningen verschilden — op nogal aanmatigendewijze en met bovenmatige spot over u en Lefèvre heeft uitgelaten. Moge deliefderijke en barmhartige Heer allen vergi◊enis schenken. Ik heb hem opbroederlijke wijze een reprimande gegeven omdat hij in zijn voorwoord7

geschreven had ‘Zodra mij bekend geworden was’ etc. Niemand moet ver-ontrust raken vanwege het feit dat het werk met instemming van de faculteitver schenen is. Bij de beoordeling van een dergelijk auteur is het namelijkniet de gewoonte diens schrijfstijl in overweging te nemen, maar diens stel-lingen. En als ik het voor publicatie had kunnen inzien, was het wellicht nietprecies in die vorm verschenen.

U zult ons ten slotte een genoegen doen (zoals u aan het eind van uw briefheeft gezegd) als u zich te weer stelt tegen de heiligschenners die prat gaanop hun Grieks en in hun bevlieging voor de letteren, die u de schone noemt,een zodanig stadium van waanzin hebben bereikt dat zij zelfs proberenChristus, zoals hij zich in het sacrament vertoont, op goddeloze wijze van deKerk, zijn bruid, los te maken. Voor geen enkele onderneming kunt u bij dekatholieken grotere waardering krijgen. Moge de Heer u voorzien van moedtegen de goddelozen.

Amen. Vanuit Parijs, 21 oktober in het jaar 1525Over wat met u, of in uw gezelschap, is gebeurd tijdens uw verblijf in Be -

san çon, was ik helemaal niet van plan iets te zeggen, omdat ik al honderd-maal ervaren heb hoe weinig staat men kan maken op geruchten. Maar alshet waar is wat ik heb gehoord, namelijk dat u aanmerkingen heeft gemaakttoen het eucharistisch gebed werd uitgesproken en u hoorde dat men daar-aan naar heilig gebruik de woorden toevoegde ‘Gezegend is de schoot vande Maagd Maria’ enzovoorts,8 dan bevalt mij dat allerminst, omdat dit vooru uiterst riskant is. Houd u van dat soort dingen verre, bid ik u.

5. Jean Gerson, Considerationes de pertinacia 7.6. Zie brief 1591.7. Bij De tralatione Bibliae.8. Beata viscera Mariae Virginis. De tekst is van Philippus Cancellarius

(†1236).

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 281

Page 282: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

282

1643 Van Mercurino Gattinara, 1525

1643 Van Mercurino Gattinara

Toledo, 28 oktober 1525

Hartelijk gegroet, hooggeëerde heer. Mij kon niets welkomers of aangena-mers overkomen dan de brief die u mij heeft gestuurd, gedateerd op defeestdag van de apostel Matthias.1 Ofschoon mij die later is bezorgd dan uwellicht gehoopt had, was hij mij er helemaal niet minder welkom om. Ikkon daaruit namelijk opmaken wat ik heel graag wilde, namelijk dat u zichinmiddels openlijk tot tegenstander van Luther heeft gemaakt, en dat u nietalleen al een begin heeft gemaakt met de krachtige bestrijding van zijn ver -der felijke leerstellingen, maar dat dit ook al een niet geringe indruk heeftgemaakt. Ik hoop dat de goden uw onderneming iedere dag meer onder-steunen.

Eén ding baart mij zorgen, dat u zo’n last van nierstenen heeft. Maar uweet hoe kommervol dit leven is. Omdat we het nu eenmaal moeten dragen,geldt dat zeker ook voor de tegenslagen die zich daarin voordoen. Maar éénding moet u vooral tot troost zijn, dat u de verwachting mag hebben dat hetu bij leven niet aan lof, en na uw dood niet aan roem zal ontbreken. Dezetwee zegeningen, de rijkste die een mens ten deel kunnen vallen, kunnen ge-makkelijk alle ellende van welke aard ook goed maken.

Wat u vroeg, zowel over uw toelage als over de maatregelen tegen uw cri-tici, heeft de keizer u zonder enig probleem toegestaan. Bijgaand treft ubrieven aan die hij hiertoe heeft laten schrijven.2 Geeft u verdere uitvoeringaan uw plannen die (daarvan ben ik al geruime tijd overtuigd) bijdragen aanhet religieuze besef en aan het staatsbelang, en weest u voor niemand bang,aangezien uiteindelijk niets meer te vrezen is dan het eigen geweten. Als datzich weet te handhaven, kan men dat wat er later ook gebeurt, eerder aan dewinst- dan aan de verlieskant bijschrijven. U kunt altijd op mij rekenen. Ingeen geval laat ik u in de steek waar het gaat om het dienen van uw belang enuw eer. Het ga u goed.

Toledo, 28 oktober 1525Als altijd de uwe, Mercurino Gattinara, kanselierAan de hooggeëerde heer Erasmus van Rotterdam, die als mijn dierbaar-

ste broeder is, etc. Te Bazel

1. Deze brief (kennelijk van 24 februari 1525) is niet bewaard gebleven.2. Deze brieven zijn niet bewaard gebleven. Voor de brief die de theo-

logen tot zwijgen maande, zie brieven 1690, 1747, 1784a en 1815.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 282

Page 283: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Conradus Pellicanus 1644

283

1644 Aan Conradus Pellicanus

Deze brief is van een nieuwe datering voorzien en verschijnt ondernummer 1792a.

1645 Aan Maximilianus Transsilvanus

Bazel, 8 november 1525

Erasmus van Rotterdam aan Maximilianus Transsilvanus, keizerlijksecretaris, gegroet

Zeer gewaardeerde Maximilianus, ik heb een afschrift ontvangen van debrief1 die naar je zeggen uit ’s-Hertogenbosch verstuurd is. De vorige heb ikniet ontvangen. Hoe innig koester ik de zo vriendelijke en oprechte gevoe-lens die uit je brieven spreken, mijn Maximilianus! Over mijn toelage maakik mij geen zorgen. Ik weet hoe onverzadigbaar dat hof altijd is. Het lijktwerkelijk een vat vol gaten. Wat je veronderstelt dat gebeurd is, zag ik al aan-komen. Ik weet wat dat voor monsters zijn. Ik heb zowel met het hof als metde universiteit2 te doen. Ze doen al geruime tijd wat ze doen. Ze weten datik geen enkele binding heb met welke partij dan ook, en dat doet hun geengenoegen. Zij hebben mijn Spons,3 waarin ik geen blad voor de mond neem,en Over de wilsvrijheid gelezen. Als zij hier zouden zijn, zouden zij de aanhan-gers van Luther alleen maar vriendelijke dingen over mij horen zeggen, ter-wijl zij toch de publicaties van Von Hutten4 en van Otto5 gelezen hebben,die voldoende blijk geven van wat zij werkelijk van mij vinden. En als hierenige onrust ontstaat, zal ik als eerste worden aangevallen. Maar die liedennemen zonder schaamte en spijt hun toevlucht tot welke snode daad danook, als ze de geleerde beschaving maar schade kunnen toebrengen. Ik ziehet mensdom, als door het noodlot gedreven, de kant opgaan van Scythischebarbarij. Omdat ik geen hulp kan bieden, zal ik — het enige wat ik wel kan —mijn geweten zuiver en onkreukbaar houden, opdat het de goedkeuring vanChristus kan wegdragen. Binnenkort stuur ik je een eigen bediende6 die ik

1. Deze brief is niet bewaard gebleven.2. Van Leuven.3. De Spongia tegen Von Hutten; zie brief 1378.4. Cum Erasmo Roterodamo presbytero theologo expostulatio, waarop de

Spongia een antwoord was.5. Otto Brunfels; zie brieven 1405 en 1406.6. Karl Harst.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 283

Page 284: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

284

1646 Aan Jan van Heemstede, 1525

in hoge mate vertrouw. Hem zal ik een brief meegeven, waarin ik zeer uitvoe -rig op diverse onderwerpen zal ingaan. Moge mijn Maximilianus, zoals hemtoekomt, intussen een aangenaam leven leiden.

Bazel, 8 november in het jaar 1525

1646 Aan Jan van Heemstede

Bazel, 8 november 1525

Erasmus van Rotterdam aan Jan van Heemstede, kartuizer te Leuven,gegroet

Meteen na de ontvangst van uw brief1 diende zich iemand aan die op weg isnaar Brabant. Daarom stuur ik u een grafschrift dat ik weliswaar voor devuist weg geschreven heb, maar niet zonder er zorg aan te besteden. Ik hoopdat u het niet afkeurt, of het moet zijn dat Konrad Goclenius het onaccepta-bel zal vinden. Mocht het niet in de smaak vallen, dan stuur ik een anderwaaraan ik meer aandacht zal besteden. Want ook ik beschouw de nage-dachtenis van Van Dorp als heilig. Ik zou zijn vroege dood moeten betreu-ren, die aan zoveel uitzonderlijke talenten en grote verwachtingen een ein-de heeft gemaakt. Maar de huidige tijd is van dien aard dat geen enkel goedmens gelukkig kan zijn, en ook als we een zeer voorspoedige periode zoudenhebben, bestaat er toch niets gelukkigers dan te leven met Christus.

Uw vermelding van een uitzonderlijk man, vader Jan van Delft, heeft mijgroot genoegen gedaan. Wat is zijn zuivere en oprechte geest nog altijd le-vendig, ook al zetelt die in een verzwakt lichaam! Doet u hem van mij de har-telijke en nadrukkelijke groeten. Ik sta niet toe dat de nagedachtenis van VanDorp verloren gaat, gesteld dat wat ik schrijf van enige betekenis is. Wilt umij bij uw heilige gemeenschap aanbevelen, die ik alle geluk in Christus toe-wens? U ontvangt, zeer dierbare vriend, een brief die net zo kort is als hetgraf schrift. De koerier had haast.

Bazel, 8 november in het jaar 1525

GrafschriftSinds Maarten van Dorp de aarde verlietweent Holland, zijn moeder, om haar verloren zoon.De orde van theologen treurt om het lichtend voorbeeld dat is uitge-

doofd.

1. Deze brief is niet bewaard gebleven.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 284

Page 285: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Erasmus Schets, 1525 1647

285

De bedroefde Muzen geven in gezelschap van de stralende Gratiënmet hun tranen uiting aan het gemis van een groot beschermheer.De hele Leuvense school verlangt wenend terug naarhaar ster met de woorden ‘O wrede, huiveringwekkende,grimmige, onbillijke en afgunstige dood,is dit de manier, door voortijdig een bloeiende boom te vellen,ons van zoveel talent en verwachting te beroven, en iedershoop onvervuld te laten?’ Staak deze heilloze uitlatingen.Hij is niet dood, hij leeft, en zijn gavenheeft hij nu veilig bij zich, verlost van dit ellendige tijdsgewricht.Ons lot moet men bewenen, Van Dorp moet men gelukwensen.Deze aarde bewaart de woning van zijn vrome ziel,zijn nietige lichaam, dat zij bij het horen van het bazuingeschaltevoorschijn zal brengen en in goede trouw terug zal geven.

1647 Van Erasmus Schets

Antwerpen, 9 november 1525

Hartelijk gegroet. Als ik wat vaker dan tot nu toe informatie over uw ge-zondheid zou mogen krijgen, zou ik mij prettiger en geruster voelen, aange-zien mijn genegenheid en belangstelling voor u, alsmede mijn betrokken-heid, waarvan u nauwelijks weet heeft, daaraan behoefte hebben. Een maandgeleden heb ik uw brief1 ontvangen, waarin u aangaf dat u aan de aartsbis-schop van Canterbury2 had geschreven over uw geldelijke toelage. Ik hebniet stilgezeten en intussen aan mijn vriend Alvaro3 geschreven, die in onsbelang de zaak voortvarend heeft aangepakt; hij prijst zich gelukkig dat hijde kans krijgt u (die de mensen terecht als een groot man beschouwen) eendienst te bewijzen. Hij schrijft dat de aartsbisschop van Canterbury niet inLonden is geweest, maar dat hij heeft gesproken met degene die belast is metzijn financiële zaken.4 Deze maakte duidelijk dat u langs andere weg al eenbetaling van twintig pond tegemoet kunt zien, maar dat binnenkort eentweede betaling van tien pond aan Alvaro zelf zal worden uitgekeerd. ZodraAlvaro die heeft ontvangen, zal hij dat melden. Schrijft u mij intussen wat er

1. Deze brief, waarschijnlijk een antwoord op brief 1590, is nietbewaard gebleven.

2. William Warham.3. Alvaro de Castro.4. Wellicht Thomas Bedyll.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 285

Page 286: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

286

1648 Van Johann Matthäus Schad, 1525

met dit geld moet gebeuren. Niets wat in mijn vermogen ligt en waartoemijn krachten reiken, zal ik nalaten aan te wenden voor uw welzijn, eer en glo -rie.

U geeft mij geen enkele hoop op uw terugkeer. Ik weet niet wat u zult be-sluiten nu de slachtpartijen zijn beëindigd. Gezien het beletsel dat de kou ende winter vormen, mogen wij u niet verwachten. Als u ons niet wat hoopgeeft voor de komende zomer, zullen uw andere vrienden en ik de moed ver-liezen. Het ga u intussen goed en voorspoedig.

Antwerpen, vanuit mijn handelskantoor, 9 november 1525Erasmus Schets, geheel de uweOm u nog enkele nieuwtjes mee te delen, voeg ik het volgende toe. Ik heb

zojuist een brief uit Spanje ontvangen, waarin men schrijft dat de keizer metspoed de Franse koning heeft bezocht, die ziek was.5 Het schijnt dat er tij-dens hun ontmoeting wederzijds sprake was van de grootst mogelijke waar-dering, genegenheid en eendracht. Na van beide kanten hun voltallige ge-volg te hebben verwijderd, hebben zij een twee uur durend gesprek gehad,waar niets dan vredesgezindheid en eendracht vanaf straalde. Men verzekertdat het huwelijk van de keizer met de zuster van de koning van Portugal6

voltrokken en gevierd zal worden omstreeks kerstmis. Ik weet niet wat voorons de gevolgen zullen zijn van de afwijzing van de dochter van de Engelsekoning.7 Moge God alles ten goede keren! Nogmaals, het ga u goed.

Aan de onvergelijkelijke en zeergeleerde heer Erasmus van Rotterdam.Te Bazel

1648 Van Johann Matthäus Schad

Padua, 19 november 1525

Gegroet. Ik weet heel goed waaraan ik begin, zeergeleerde heer, als ik eenbrief schrijf aan de man die naar ieders oordeel zowel vanwege zijn onge-looflijke geleerdheid als om zijn andere intellectuele talenten voor een won-der kan doorgaan. Want wie zou zich, bij de onsterfelijke God, met Erasmusdurven vergelijken? Door zijn uitzonderlijke wetenschappelijke kunnenlijkt het er op dat ons Duitsland, dat voorheen boers en totaal ongeletterd

5. Karel v bracht op 18 september 1525 een bezoek aan Frans i, dietijdens zijn krijgsgevangenschap in Madrid ernstig ziek was geworden.

6. Karel v en Isabella van Portugal trouwden op 10 maart 1526.7. In 1521 had Karel v zich bij verdrag verloofd met zijn vij≈arige

nicht Maria Tudor, die in 1554 zou trouwen met Karels zoon Filips ii.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 286

Page 287: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Johann Matthäus Schad, 1525 1648

287

was, zozeer wordt verlicht en weer tot bloei komt dat het binnenkort in dearena afdaalt om zich te meten met de Italiaanse Muzen. Hierom zullen deItalianen, ofschoon zij afgunstig zijn op de grote roem van ons vaderland,aangezien zij nu eenmaal met een zekere aangeboren arrogantie alle anderevolkeren barbaren noemen, toch moeten erkennen dat de Muzen de Parnas -sus en de Helicon hebben verlaten en dat dankzij u de glorierijke weten-schappen in ons Duitsland zijn doorgedrongen. Want wij zien dat zich bijons dagelijks op een wonderbaarlijke manier vele zeergeleerde mensen aan-dienen en dat uit uw school als uit het paard van Troje overal mannen te-voorschijn komen die uitblinken in alle takken van wetenschap. U heeft im-mers ons verlamde Duitsland, dat volledig aan dronkenschap en braspartij-en was overgeleverd en als het ware overmand was door de slaap van En -dymion, met uw onsterfelijke werken zo weten aan te sporen, dat er vrijwelgeen jongeling met een behoorlijke aanleg is die niet van mening is dat hijzich moet inzetten voor de fijnbesnaarde Muzen. Het laat zich nauwelijks zeg -gen hoeveel Duitsland u verschuldigd is. Wat het heeft gewonnen op het ge-bied van de letteren, valt zonder twijfel aan u toe te schrijven. Want van na-ture zitten wij zo in elkaar dat wij degenen dankzij wie wij vooruitgang heb-ben geboekt, daarvoor ook erkenning geven.

Het is niet mijn bedoeling u nog langer te prijzen, deels omdat uw repu-tatie tot voorbij de hemel bekend is,1 deels omdat het beter is helemaal tezwijgen dan te weinig te zeggen, zoals de geschiedschrijver over Carthagozegt.2 Ik verzoek u en smeek u alleen mij mijn onbeschaamdheid en brutali-teit te vergeven, daar ik het gewaagd heb om een zo grote Phoenix der lette-ren met mijn onbeholpen brief en, zoals men zegt, met plomp verstand3 las-tig te vallen. Uw uitzonderlijke kwaliteiten hebben gemaakt dat ik u, zonderu te kennen, niet alleen bewonder, maar ook ten diepste bemin. Daarbijheeft de vriendelijkheid waarmee u iedereen tegemoet treedt die zich toe-legt op de studie mij zoveel moed gegeven dat ik al mijn schroom laat varenen hoop dat ik dankzij deze brief uw vriendschap mag verwerven, als u vindtdat ik die waard ben. Het ga u goed en moge u zo lang leven als Nestor.

Uit Padua, 19 november in het jaar etc. 1525Johann Matthäus Schad, proost van KonstanzAan de heer Erasmus van Rotterdam, groot theoloog

1. Vgl. Vergilius, Aeneis i, 379.2. Sallustius, Bellum Iugurthinum 19.3. Vgl. Adagia 37.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 287

Page 288: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

288

1649 Van Christoph Truchsess, 1525

1649 Van Christoph Truchsess

Padua, 20 november 1525

Niets kon mij in hogere mate welkom zijn dan uw brief,1 alom geleerde Eras -mus. Daarin nam ik kennis van de bijzondere complimenten die onze Karl2

over mij uitsprak, en bovendien van uw welgemeende en vaderlijke aanspo-ring mij niet alleen goede manieren eigen te maken, maar ook de schone let-teren te dienen. U vreest dat de ware wetenschappen die overal in Europadankzij u van de grond komen, mogelijkerwijs door de minnaars van de bar-barij naar de andere kant van de wereld worden geholpen. Zelfs in Italië (datooit met recht het toevluchtsoord der Muzen heette) zijn lieden te vindendie met hun blinde afgunst getalenteerde jonge mensen van de beste studieswillen afhouden. Onlangs deed in Bologna een rechtsgeleerde van grote naamvoor een talrijk gehoor de volgende aanval op de Muzen, zonder blikken of blo -zen: ‘Hoedt u zich, heren’ (om zijn eigen woorden te citeren) ‘voor de geestes -wetenschappen als voor een opgedirkte hoer’. Door deze uitspraak brachthij de studenten ertoe Bartolisten3 te worden in plaats van Servius Sulpiciusna te volgen, Sorbonnisten als Cousturier te worden in plaats van Chrysosto -mus te omhelzen. Met recht noemde vroeger Cicero dergelijke mensen al an-alfabetische letterknechten zonder fatsoenlijke opleiding.4 Daar om, zeerge-leerde Erasmus, moet u zich er niets van aantrekken wanneer mensen als Cous - turier of anderen voor u hun neus ophalen, want het volledige gevolg vanApollo zal met kracht voor u strijden. Het ga u goed, juweel van onze eeuw.

Uit de stad van Antenor, 20 november in het jaar 1525Christoph Truchsess, baron van Waldburg, u waarlijk zeer toegewijdTe bezorgen aan de heer Erasmus van Rotterdam, waarlijk de geleerdste

van alle mensen, een vriend door mij als een vader bemind. Te Bazel

1650 Van Leonard Casembroot

Padua, 23 november 1525

Hartelijk gegroet, grote Erasmus, allerwegen op handen gedragen. De heerJan Łaski, een voortre◊elijk en hoogstaand man die ervoor in de wieg is ge-

1. Brief 1625.2. Karl Harst.3. Navolgers van Bartolus (Bartolo da Sassoferrato).4. Cicero, De oratore i, 236.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 288

Page 289: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Leonard Casembroot, 1525 1650

289

legd om meer landen dan Polen alleen gelukkig te maken, heeft mij jouwbrief1 bezorgd. Wat zeg ik, een brief? Zeg maar gerust een parel die het ver-dient als een schat voor altijd bewaard te worden. Niemand die in de gele-genheid is geweest persoonlijk, al was het maar voor even, het charisma vande man te ervaren, zal zich erover verwonderen dat jij je door het aangenamecontact met hem weer jong bent gaan voelen, zoals je het uitdrukt. Kort -geleden hebben wij geluisterd naar jouw welsprekende Tong, die je hebt op-gedragen aan zijn broer,2 en wij hebben er niet alleen naar geluisterd, maarwij hebben haar ook een plaats gegeven in het diepst van ons hart, hopelijkmet evenveel succes als onze ijverige inspanningen verdienen! Ik weet niethoe ik je moet bedanken, al is het alleen maar namens mijzelf. In elk geval zalik proberen mijn dankbaarheid te uiten door het enige resultaat te tonen datjij verwacht, zoals ik weet, namelijk dat de kracht van jouw boek zijn neer-slag vindt in mijn hele levenswandel en vervolgens in mijn gedrag tot uit-drukking komt. Mijn God, hoezeer zijn wij op onze heilstocht het spoor bij-ster geraakt, dwalend van begin tot eind, zoals men zegt.3 Wat voor onheilheeft de veronachtzaming van de door jou gepropageerde leer niet met zichmeegebracht? Welk geluk daarentegen stelt de toepassing ervan niet in hetvooruitzicht? Het kan niet anders dan dat oren die zich niet laten strelen doorde melodieën van een zo zoet klinkende citer, volstrekt geen hoop op red-ding mogen koesteren en erger zijn dan die van de Boeotiërs.4 Voor buikenzingt men tevergeefs, omdat ze immers, zoals het oude spreekwoord zegt,het gehoor missen.5 Naar mijn mening zou men nog eerder het gehoor kun-nen oefenen van iemand als Midas, ook al had die ezelsoren.

Hoe graag zou ik niet mijn tong gebruiken om de wonderen van jouwTong te verkondigen, of in plaats daarvan mijn pen, ware het niet dat jouwtong mij heeft ontraden mijn tijd te verbeuzelen met zaken die er weinig toedoen! Want ik wil na mijn loftuitingen niet ook te horen krijgen: ‘Wie denkthier dan anders over?’6 Maar onlangs, toen ik in vervoering verkeerde, werd

1. Brief 1626.2. Een vergissing: Erasmus had de Lingua opgedragen aan Krysztof

Szydłowiecki (zie brief 1593). Wel had hij aan Jans broer HieronimModus orandi Deum opgedragen (zie brief 1502).

3. Letterlijk: ‘van voor- tot achtersteven’; Adagia 8.4. Adagia 2148. Een ‘Boeotisch oor’ hebben, betekent: ongevoelig zijn

voor de verfijningen van de muziek en de taal.5. Adagia 1784.6. Toespeling op Plutarchus, Moralia 217d (Antalcidas 5), door Erasmus

vermeld in zijn Lingua. Toen een sofist aanstalten maakte een boek voorte lezen, vroeg de Spartaanse veldheer Antalcidas wat het [z.o.z.]

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 289

Page 290: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

290

1650 Van Leonard Casembroot, 1525

mij jouw hoogverheven brief bezorgd, die zonder meer een uitwerking opmij had alsof ik tegelijk de zweep en de rijsporen te verduren had gekregen.Vandaar dat ik mij, zo sterk geprikkeld, volledig stort in de race van plicht enfatsoen. Een andere meester bedreigt mij eveneens, met een nog ergere ge-sel: de honger, die een meester in zijn vak wordt genoemd. En hij doet datmet zo’n ondraaglijke en onverwachte dreiging, dat ik niet anders kan danopnieuw mijn toevlucht te zoeken tot jouw steun tegen zijn tirannie, aange-zien je al eerder de vriendelijkste pogingen hebt gedaan mij daarvoor te be-hoeden. Op jou alleen is mijn hoop gevestigd dat zijn krachten het nu zo be-geven dat hij in het vervolg nooit meer de kop zal opsteken.

Je zult je verwonderd afvragen waar dit heen gaat. Ik zal het je zeggen. Dewegen van de Moeskroens en mij hebben zich gescheiden.7 Dat is niet aanmij te wijten, dat weet ik zeker, en ook degenen met wie ik samenwoon zeg-gen dat. Hoe zou ik je anders schaamteloos durven lastig te vallen? Om mijniet al te hatelijk uit te drukken, alleen onze uiteenlopende wensen waren erde oorzaak van. De heer Willem van Moeskroen heeft hier drie dagen bij onsverbleven, tot dertien november jongstleden; hij hield zijn bedoeling aldoorzorgvuldig verborgen, maar kwam er uiteindelijk vlak voor zijn vertrek meevoor de dag. Zijn besluit hield in dat hij zijn kinderen bij mij weg wilde ha-len, van wie twee zich aan de letteren zouden wijden, de anderen aan de han-del. Hij vond het beter het tweetal dat zich aan de wetenschap had overgege -ven, het verder zonder waakzame huisleraar te laten doen. Hij voerde daar -voor geen andere reden aan dan dat hij gebukt ging onder te grote kosten.Hij bedankte mij nog wel, maar daar bleef het dan ook bij.

Zo wordt Leonard, terwijl hij dat helemaal niet verdiend had, in de steekgelaten, vrijwel naakt, in Italië, ver van zijn vaderland, zijn familie en vrien-den, en dat vlak voor het intreden van de winterkou, terwijl hij bovendiennog maar net in Italië is. Typisch een geval van het paard dat voor de poort inelkaar zakt.8 Toch zul je van mij hier geen enkele dramatische verwensinghoren aan het adres van het lot, de fortuin, de tijdsomstandigheden en de ze-den; ergens moet er toch een voorbeeld van vastberaden moed overeind blij-ven. Er zit niets anders op dan op jacht te gaan naar een beetje geluk, net vol-doende om de hardvochtigheid van die meester die honger heet tenminstete temperen, als het niet lukt die geheel te verdrijven. Want ik kan mij niet

[vervolg noot 6] onder werp was. De sofist antwoordde: ‘Een lofprijzingvan Hercules’, waarop Antalcidas vroeg: ‘Door wie wordt hij danbekritiseerd?’

7. Casembroot was huisleraar van drie zoons van Willem vanMoeskroen.

8. Vgl. Adagia 478.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 290

Page 291: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Leonard Casembroot, 1525 1650

291

zonder grote pijn losscheuren van Italië, dat mij zo bevalt. We hebben nuvoldoende geschertst over meloenen, bastaards, schermutselingen in bed ende verwekking van kleine Leonards. Mijn voornaamste reden om mijn overi-gens geliefde Vlaanderen te verlaten was de vaststelling dat mijn gebrek aanzelfbeheersing te veel in strijd was met mijn verlangen kennis te vergaren. Ikhad wel gebruik kunnen maken van een zogeheten prebende verbonden aande Sint-Donaas,9 maar het leek mij beter die te verruilen voor een jaargeldvan vierentwintig dukaten, dat ik ook nu nog krijg. Ik ben beslist niet uit opplunderen, behalve op het plunderen van de letteren, waartoe ook jij mijaanspoort.

Maar waarom mij te bedienen van opdringerige weeklachten ten over-staan van een vriend die even invloedrijk als aardig is, dat wil zeggen, die kanen wil helpen? Als ik je een suggestie zou mogen doen: het is je zeker bekenddat hier een jongeman uit Engeland woont, de heer Reginald Pole, die nietslechts door de portrettengalerij van zijn voorouders aanzien geniet. Als ikdoor een complimenteuze aanbeveling de gelegenheid zou krijgen tot zijnhuiselijke kring toegelaten te worden, al was het maar om kosteloos aan demaaltijd te kunnen deelnemen, dan zou ik niets te wensen over hebben. Mijneigen jeugdig elan zou voor de rest zorgen. Of je kunt mij misschien bij on-geacht wie van welke universiteit dan ook aanbevelen. Ik hoor namelijk datzich in Bologna onder anderen een aanzienlijke landgenoot van ons bevindt,10

de bisschop van Atrecht, zoon van de heer Roeulx,11 naar wie ik ook wel zouwillen gaan. Zijn naam ken ik niet. Jouw Karl, die hier is, zou mij nog anderesuggesties aan de hand kunnen doen. Het zou echter iedere voorstelling vangeluk te boven gaan als ik jouzelf hier op enig moment in levenden lijve zoumogen aanschouwen. Je zou nu een huis aantre◊en, voorzien van een liefe-lijke tuin, dat je zelfs kosteloos ter beschikking wordt gesteld, aangezien deoude regeling is beëindigd en ik intussen de huurprijs van een heel jaar aande verhuurder heb voldaan. Ik mag doodvallen als wij je hier geen bruilofts-lied zullen toezingen, nu de bevallige jeugd met jou in het huwelijk treedt enjij een scheidingsbrief hebt verstuurd aan de vermaledijde ouderdom. Omeen eind te maken aan dit alles, mijn zeer dierbare Erasmus: ik geef mij nugeheel aan je over en wijd me aan je toe. Als je iets ziet dat ik zou kunnendoen, hoef je het maar te zeggen. Je zult in mij een uiterst volgzaam iemandvinden, of ik nu zou moeten verhuizen naar Indië of naar de verre Garaman -ten.12 Moge de vrede van Christus de felheid van je critici afzwakken en al-

9. In Brugge.10. Eustache de Croÿ.11. Ferry de Croÿ.12. Een volk in de Sahara.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 291

Page 292: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

292

1650a Van Gian Matteo Giberti, 1525

les in het reine brengen. Het ga je goed, grote Eras mus, en vergeet je Leo -nard niet. Padua, 23 november in het jaar 1525

Leonard Casembroot, je nederige vriendAan de ster van elke tak van geleerdheid, de heer Erasmus van Rotterdam.

Te Bazel

1650a Van Gian Matteo Giberti

Rome, 27 november 1525

Aan Erasmus

Eerbiedwaardige etc. Uw jongste brief1 heeft mij met drievoudige vreugdevervuld, want die maakte duidelijk dat mijn diensten u welkom waren, dat ubevrijd bent van de pijnlijke gevolgen van een niersteen, en dat u voorne-mens bent met een nieuwe publicatie de nieuwe goddeloosheid van de ket-ters te weerleggen. Vreugdevollere boodschappen dan deze, vooral de laat-ste, waarmee u belooft de waardigheid van de heilige eucharistie te zullenver de di gen tegen de moderne Titanen, had u niet kunnen brengen.2 Daar -om dank ik de almachtige God uit het diepst van mijn hart dat hij u ongedeerdaan ons heeft teruggegeven en dat hij geen ruimte heeft geboden voor grote-re hoeveelheden gif dan wij aan tegengif hebben om de heilige godsdienst tebeschermen. Het meest dank ik hem dat hij u in deze tijd heeft willen latenleven, om niet alleen uw geleerdheid en welsprekendheid, maar ook uw ge-zag te kunnen stellen tegenover de goddeloze ontkenners van God. Gaat udaarom voort op de weg van de hoop die u ons geeft. U moet de strijd voort-zetten en met uw pen degenen doorsteken wier gelederen weliswaar doorhet zwaard zijn uitgedund, maar die niettemin hun oude goddeloosheidniet alleen handhaven maar zelfs doen toenemen. Ik zal hier van mijn kant uen de uwen evenzeer steunen als altijd en ik zal naarstig doen wat ik kan omJacques Lefèvre, als ik door zijn zaakwaarnemers word benaderd, te laten in-zien dat zijn eigen verdienste hem zeer veel heeft opgeleverd, maar uw aan-beveling niet minder.3

1. Deze brief is niet bewaard gebleven.2. Waarschijnlijk had Erasmus aangekondigd tegen Oecolampadius te

zullen schrijven (vgl. brief 1616), maar hiervan zou hij uiteindelijk afzien.3. Erasmus had blijkbaar een beroep gedaan op Giberti om Lefèvre te

steunen, die in oktober 1525 naar Straatsburg was gevlucht uit vreesvoor vervolging te Parijs.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 292

Page 293: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Erasmus Schets, 1525 1651

293

Rome, 27 november 1525Aan de eerbiedwaardige en hooggeachte heer Erasmus van Rotterdam

1651 Van Erasmus Schets

Antwerpen, 3 december 1525

Hartelijk gegroet. Zeer onlangs, ongeveer een maand geleden, heb ik u ge-schreven.1 Ik weet niet of u mijn brief heeft ontvangen. Ik hoop namelijkvan wel. Ik heb u uit de doeken gedaan wat onze Alvaro de Castro vanuitEngeland had geschreven over uw geldelijke toelage. Hij is het ook die mijnu nog korter geleden geschreven heeft dat hij, in uw naam en op mijn ver-zoek, van de aartsbisschop van Canterbury2 honderdachtendertig en eenhalve gouden ecu’s heeft ontvangen (wat overeenkomt met een bedrag vandertig pond sterling). Ik zal uitzoeken hoe ik die daarvandaan hierheen kankrijgen. U moet mij zeggen waar u dit geld naartoe gestuurd wenst te krij-gen. Mocht u daarginds misschien vrienden hebben die bereid zijn dit be-drag in ecu’s contant aan u uit te betalen, of in plaats daarvan honderdvie-rentachtig goudguldens (die de o√ciële waarde van de genoemde ecu’svertegenwoordigen), dan zal ik hun hier het hele bedrag uitbetalen, na hunuw brief aan mij te hebben laten lezen. Mocht dat niet lukken, dan zal ik, alsu dat aangeeft, zorgen dat het na de komende Frankfurter Buchmesse doormijn zaakwaarnemers ter plaatse voor u naar Bazel wordt gebracht, zodathet geld u uiteindelijk, zonder dat ervan gesnoept is, veilig kan bereiken. Denktu eraan dat Alvaro de Castro de aartsbisschop van Canterbury heeft beloofdeen kwitantie van u te overleggen. Hij verzocht mij die van u te vragen en opte sturen. Voorkomt u alstublieft dat u een vriend voor het hoofd stoot.

Hier bij ons bevindt zich een zakenman uit Bazel, Martin Lompart gehe-ten. Ik heb hem een pot voor u meegegeven met uitheemse ingemaakte vruch -ten, liever gezegd, met een heerlijke siroop die men sukade noemt. Hij heeftnamelijk beloofd dat hij de pot naar behoren zou afleveren en ik verzoek udie welwillend in ontvangst te nemen. Ik denk dat het bij u een schaars engewild artikel is, en ik geloof dat het gebruik van een kleine hoeveelheid al eenverlichting geeft van uw uitdrogingsverschijnselen. Maar ik behoef u, die er-varing heeft met al dit soort zaken, de goede eigenschappen van deze siroopniet te beschrijven. Want dit zou neerkomen op lesgeven aan Minerva.3

1. Zie brief 1647.2. William Warham.3. Vgl. Adagia 40.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 293

Page 294: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

294

1652 Van Andrzej Krzycki, 1525

Ik heb vernomen dat uw Tong is verschenen en onze kant is opgekomen.Door allerlei andere besognes geplaagd, heb ik het nog niet kunnen lezen.Maar ik ga het nu proberen. Ik hoop dat uit de bron waaruit uw parafrasenvoortkomen, de zeven zogeheten boetepsalmen mogen ontspringen!4 Ikvrees namelijk dat ze door het volk eerder met de mond worden gepreveld dante worden begrepen in de geest waarmee ze door de dienaar Gods werden ge -zongen.

Het ga u goed, mijn Erasmus, en laat u alstublieft de hier aanwezige Eras -miaanse mogelijkheden5 niet onbenut. Want die willen beslist niets andersdan u van dienst zijn.

Vanuit Antwerpen, 3 december 1525Van harte de uwe, Erasmus SchetsAan de onvergelijkbare geleerde, de heer Erasmus van Rotterdam. Te

Bazel

1652 Van Andrzej Krzycki

Krakau, [20] december 1525

Andrzej Krzycki, bisschop van Przemyšl, aan Erasmus van Rotterdam

Ik heb uw brief1 ontvangen, zeergeleerde Erasmus. Ook heb ik het boekontvangen van de hoogwaardige vader, de heer Cuthbert Tunstall, bisschopvan Londen, dat u meegestuurd had. Beide geschenken zijn mij om vele re-denen welkom. Maar vooral omdat de humaniora, door toedoen van een on-bekende genius die bezit van mij heeft genomen, zo bij mij in de smaak val-len — al ben ik nog altijd de godsdienst toegewijd — dat ik er niet helemaalvan kan loskomen en mij bijna gedwongen zie wat tijd te stelen van de reli-gieuze literatuur en van de dagelijkse beslommeringen waarmee ik mij voort - durend bezighoud, om die te besteden aan de letteren. Daar komt bij dat ikal geruime tijd niet anders kan dan mijn Erasmus, in onze tijd de leidsman ensteunpilaar van deze studies en van de oude, betere theologie, hogelijk tewaarderen en te bewonderen, ook al heb ik hem nooit persoonlijk ontmoet.Ieder die zich hier bezighoudt met de letteren, weet hoe waardevol ik uw bij -zonder geleerde en elegante geschriften altijd heb gevonden, ook al belieft

4. Schets sprak dezelfde hoop uit in brief 1541, maar Erasmus zougeen werk over de boetepsalmen schrijven.

5. Schets bedoelt zichzelf.1. Brief 1629.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 294

Page 295: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Andrzej Krzycki, 1525 1652

295

het u ze typisch Hollands te noemen. Ze zijn beslist van een zodanig gehaltedat ze kunnen wedijveren met alle klassieken, zowel de Griekse als deLatijnse, en dat vindt niet alleen Krzycki, maar de hele wereld. Zodra er er-gens iets van u uitkomt, moet ik het meteen hebben, prijzen mijn beschei-den (toegegeven, Scythische) Muzen het onmiddellijk aan en laat ik het bijons in druk verschijnen. Tot nu toe heb ik geen kans gekregen uiting te ge-ven aan mijn voortdurende genegenheid en waardering voor u, zonder datik, allerminst een ijdel mens, mijzelf in uw of andermans ogen verdacht zoumaken alsof ik uit ben op blijvende bekendheid door middel van uw werken.Ik merk dat velen hierop hun zinnen hebben gezet, ook zonder het te ver-dienen, al zou men zelfs onterechte lof van Erasmus als toppunt van gelukkunnen beschouwen. Maar nu u zelf uit eigen beweging mij een gelegenheidheeft geboden door te besluiten uw genegenheid te tonen aan deze man —die al lange tijd de diepe wens koesterde door u gekend te worden, om vange negenheid maar te zwijgen — kunt u zich voorstellen hoeveel vreugde entroost uw brief mij heeft gegeven.

Waarom veel over het boek te zeggen? U kon mij niets sturen dat meervan pas komt en meer van toepassing is op mijn situatie. Omdat ik in mijndomheid heb gedacht dat calculaties en boekhoudingen meer bij zakenlie-den dan bij bisschoppen thuishoorden, heb ik tot nu toe — ik durf dat nuwel te zeggen — van geen van mijn functionarissen of kassiers ooit een reke-ning gevraagd. In de tussentijd vergat ik wat zelfs Christus, onze hoogsteleermeester, ons lijkt te leren, wanneer hij ons de grote mannen en familie-oudsten voorhoudt die met hun bedienden en rentmeesters hun financiëlezaken doornemen.2 U heeft mijn grote achteloosheid een koud bad bezorgd,zoals men zegt,3 doordat u, een groot man, mij een dergelijk boek van eenander groot man heeft toegestuurd. Elk van u zou mij niet alleen gemakke-lijk ertoe kunnen overhalen mij met rekenwerk bezig te houden, maar ookmidden op een plein te gaan dansen. Dus zal ik mij, met zulke grote leidslie-den als deze, in deze levensfase voorbereiden op een nieuwe gewoonte,vooral nu ik nog een leeftijd heb waarop het helemaal niet verkeerd of moei-lijk lijkt iets te leren of mijn houding of levenswijze te veranderen. Tochvrees ik dat de zorgen en bezigheden van het hof niet alleen de boekhoud-kundige werkzaamheden maar ook al mijn andere interesses een halt toeroe -pen, want het lijkt helaas wel alsof ik alleen daarvoor in de wieg gelegd ben.Vaak heb ik geprobeerd mij aan die golven te ontworstelen en mij aan mij-zelf en aan mijn literaire werk te wijden, maar hoe meer ik in het zicht van dehaven leek te komen, des te meer dreef ik weet niet wat voor wind mij terug

2. Zie Mattheus 18:23, 25:19.3. Adagia 951.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 295

Page 296: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

296

1652 Van Andrzej Krzycki, 1525

de zee op. Ik word dus, mijn Erasmus, als u enig inzicht wilt krijgen in mijnsituatie, tot mijn verdriet heen en weer geslingerd op deze zee, en dat nietomdat ik verleid ben door wazige verlangens naar roem waarvan anderen inde ban zijn, maar deels door de wens van verwanten, deels door de welwil-lendheid jegens mij van mijn vorst.4 Die kunt u onbetwistbaar afleiden uithet feit dat hij mij het bisschopsambt heeft toegekend, terwijl mijn gedach-ten daar allerminst naar uitgingen, en uit het feit dat hij al mijn literaire on-benulligheden die ik hem cadeau doe, in zijn persoonlijke boekenkisten mee -neemt en bewaart. Alleen in dit opzicht ben ik, een mug, zelfs te vergelijkenmet de goddelijke Homerus.5

Ik keer nu terug naar uw brief. U schrijft dat de doorluchtige Stanisław6 ueen van mijn geschriften heeft doen toekomen, gericht tegen de aanhangersvan Luther.7 Hij heeft dat stellig gedaan vanwege onze goede wederzijdseverstandhouding en mogelijkerwijs om aan te tonen dat ons geloof onwrik-baar is. Maar wat mij zeker niet bevalt is dat die beuzelarijen, die mij op eni-gerlei wijze ongewild ontfutseld zijn, bij u, een zo groot man, terechtgeko-men zijn. Want u weet, mijn Erasmus, hoezeer in deze tijd de wereld tot inelke uithoek vol zit met criticasters en lasteraars en hoeveel overlast dat soortlieden, horzels en kevers8 als het zijn, vaak aan oprechte, zelfs hooggeplaats-te mensen bezorgen. Ook ik heb niet aan hun geniepige beten kunnen ont-komen, omdat ik altijd al uw opvattingen heb verdedigd en af en toe ook deaanvankelijke meningen van Luther, waarmee hij het gelijk aan zijn kantleek te hebben. Het ontbrak dan ook niet aan lasteraars, die hun leugenachti-ge verhalen zelfs aan de paus overbrachten. Boven dien werd mijn woede ge-wekt door de ongepaste taal waarmee Luther alles wat heilig is en ook ons bis -schoppen persoonlijk te lijf ging, op een zo schandelijke en schaamtelozewijze dat zelfs de meest onbenullige hansworst dat soort smadelijke dingenniet zou kunnen bedenken, laat staan uiten, zonder zich schuldig te voelenen zich te schamen. Omdat zich gemakkelijk liet raden uit welke bron dezestroom van onzin en smaad voortkwam, liet ik toen dat pamflet verschijnen,voor wat het waard was, deels omdat ik mij gegriefd voelde, deels ook ommijn critici de mond te snoeren. Dit boekje stuurde ik de wereld in als eenlichtbewapende voorhoede; intussen bracht ik een zo groot mogelijke slag-orde van geharnaste krijgslieden in stelling, voor het geval hij zou proberen

4. Sigismund i.5. Sigismund ging met Krzycki’s werk om zoals Alexander de Grote

omging met de Ilias (Plutarchus, Leven van Alexander 8, 2; 26, 1).6. Stanisław Łaski.7. Zie brief 1629, noot 1.8. Vgl. Adagia 60 en 2601.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 296

Page 297: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Van Andrzej Krzycki, 1525 1652

297

terug te slaan. Maar toen hij ook na de verschijning van de tweede druk, inRome, nog geen kik gaf, wellicht denkend dat dit niet strookte met zijn aan-zien en bescheidenheid, heb ik mijn soldaten weer naar het legerkamp te-ruggeleid. Ik achtte het verstandiger niet in conflict te raken met figuren dieniets anders kennen dan woedeaanvallen en kwaadsprekerij; ik heb altijd ge-meend dat het eervoller is door dergelijke lieden te worden overwonnen danze te verslaan.

Het ontgaat mij volkomen welke andere brief u bedoelde waarin, zoals uzegt, een overzicht van de gebeurtenissen wordt gegeven, of het moet zo zijndat het nieuws van het Pruisische drama tot bij u is doorgedrongen. Dezebrief 9 heb ik vertrouwelijk aan een vriend10 geschreven; hoewel ik daarte-gen op alle mogelijke manieren bezwaar maakte, is hij onmiddellijk open-baar gemaakt door de doorluchtige heer Krzysztof Szydłowiecki, paladijnen kanselier van dit koninkrijk en ons beiden zeer toegenegen. Dit alles recht -vaardigt echter niet, mijn Erasmus, dat u mij zoveel kunstzinnig vermogenen retorische kwaliteiten toedicht. Wat mijn werk ook waard mag zijn, ikben heel blij dat het ons over en weer de aanleiding heeft verschaft tot hetaangaan van banden van vriendschap en genegenheid. Ik nodig u een- en ander -maal uit die te voeden en te versterken door wederzijdse a◊ectie en dienst -betoon.

Ook al denkt men, waarde Erasmus, dat wij de verre Sarmatiërs11 zijn,ook wij weten inmiddels heel goed welk noodweer uw Duitsland teistert.Onsterfelijke goden, moet het dan altijd zo zijn dat wat de top heeft bereikt,in elkaar stort? Hoeveel koninkrijken en imperia zijn na het bereiken vanhun hoogtepunt niet ten onder gegaan! Iedereen ziet toch duidelijk dat ditnu Duitsland overkomt, een land waarvan men terecht aanneemt dat het alleandere naties ver overtreft, zowel in militaire discipline als wat betreft ste-den, burchten, handel en ten slotte getalenteerde geesten en geletterde be-schaving. Ach, wat voor storm is onverwacht over u losgebarsten, die alles zo -zeer doet afstevenen op schipbreuk dat zelfs het anker van de godsdienstgeen enkele hoop meer lijkt te bieden, en dit op een zo afschuwelijke en on-waardige wijze dat men er niet zonder tranen gewag van kan maken! Hetzijn ongetwijfeld de beledigde hemelgoden die dit veroorzaken. Hoe onbe-zonnen het is met hen de strijd aan te binden, leren de vertelsels van de dich-ters ons al in voldoende mate, om van betrouwbare geschiedkundigen maar

9. De negotio Prutenico epistola (Krakau, 1525).10. Giovanni Antonio Buglio.11. Een nomadenvolk dat in de oudheid ten noorden van de Zwarte

Zee leefde, in de Renaissance vaak voorgesteld als de voorouders van dePolen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 297

Page 298: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

298

1653 Aan Nicolaas Everaerts, 1525

te zwijgen. Dat u, mijn Erasmus, sieraad van onze tijd en steunpilaar van deletteren, moet leven in dit volkomen verwarde Babylon, in dit moeras vanLerna12 vol dwalingen en ellende, komt mij treurig en onwaardig voor.Want wat kunt u uitrichten, daar waar niemand luistert als u een juist adviesgeeft? Daarom verzoek ik u, maakt u zich zo snel mogelijk uit de voeten, wegvan deze troebelen, en ‘ontworstel u, eilieve, aan de vlammen’.13 Ik zie nietwat u in uw eigen belang en dat van de letteren beter kunt doen dan zo snelmogelijk naar ons te verhuizen. De bevolking van ons land bestaat weliswaaruit Duitsers en Polen, maar er wonen ook graag mensen die beweren dat huneigen land alle andere in voorspoed en geluk overtreft. Wij hebben een vorstwiens deugdzaamheid, wijsheid, vriendelijkheid, vroomheid en verrichtin-gen niet genoeg benadrukt kunnen worden. Wij hebben een zeer verstandi-ge senaat en bestuurders die net zo thuis zijn op het gebied van de letterenals op dat van het krijgsbedrijf. Wij hebben mensen met bovengemiddeldeta lenten, wij hebben bovendien een vermaarde tempel van wetenschap,14

en we zullen ook mensen als Froben hebben als Erasmus komt. Ik zal zorgenvoor een uitnodiging en voor omstandigheden die u waardig zijn. U hoeftalleen maar toe te stemmen en te laten weten wat u van ons verlangt. Zegt uniet dat u oud en zwak bent. De lucht is hier zo heilzaam dat u ervan uit maggaan dat u zich daardoor zelfs jonger kunt gaan voelen, en het drinkwater isvan een zo beproefde kwaliteit dat u al na korte tijd een halt zult kunnen toe-roepen aan uw niersteenkwaal. Overweegt u dus te gelegener tijd wat u gaatdoen en informeert u ons dan zo snel mogelijk. Mijn Erasmus, het ga u bui-tengewoon goed, en weest u Krzycki genegen die van harte de uwe is. Kra -kau, december 1525

1653 Aan Nicolaas Everaerts

Bazel, 24 december 1525

Hartelijk gegroet, zeer geachte president. De verwarrende intriges van dekomedies lopen bijna altijd uit op een huwelijk en dan komt ineens alles totrust. De tragedies van de vorsten hebben nu vaak ook een dergelijke omme-keer als afloop. Die levert dan weliswaar het volk geen plezier op, maar istoch te verkiezen boven oorlogen. U herinnert zich wel de bekende figuurdie liever kaalgeplukt dan als slaaf verkocht wilde worden.1 Het drama van

12. Adagia 227.13. Vergilius, Aeneis ii, 289.14. De universiteit van Krakau.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 298

Page 299: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Nicolaas Everaerts, 1525 1653

299

Luther lijkt op hetzelfde uit te lopen. De monnik heeft een non getrouwd,en opdat u weet dat het huwelijk onder een gunstig gesternte tot stand ge-komen is: de jonge bruid heeft zo’n veertien dagen na het zingen van hetbruiloftslied een kind ter wereld gebracht.2 Luther begint nu wat milder teworden en hij gaat niet meer zo met zijn pen tekeer. Niets is zo onstuimig ofeen echtgenote weet dat te temmen.

Ik doe mijn uiterste best om beide partijen zover te krijgen dat zij onderbillijke voorwaarden een bestand aangaan en de heilloze conflicten bijleg-gen. Wilt u weten in hoeverre ik daarin geslaagd ben? Net zover als iemandpleegt te overkomen die twee mensen probeert te scheiden die elkaar gewa-pend en uitzinnig van woede en dronkenschap te lijf gaan, en die vervolgensvan beide kanten klappen krijgt. Ik denk dat u mijn apologie tegen Coustu -rier gelezen heeft.3 Wie had kunnen denken dat er onder theologen en kartui -zers zo’n dom beest schuilging? En toch geniet dit monster bijval onder theo - logen. Als men bij u de schijnheilige boeken van Josse Clichtove verkoopt,verzoek ik u het derde boek, eerste hoofdstuk, onder nummer drie van zijnAntilutherus te lezen, want Béda heeft mij per brief meegedeeld dat die pas-sage op mij betrekking heeft.4 Als dat waar is, begrijpt iedereen dat in datverachtelijke hoofd geen greintje gezond verstand zit. En toch zijn het der-gelijke nietsnutten die Luther tegen ons in het geweer brengt. Ik zie er geeneinde aan komen, tenzij, zoals men dat noemt, een of andere deus ex machi-na verschijnt die klaarheid in het toneelstuk brengt. Van grotere arrogantieheeft de partij van Luther nog nooit blijk gegeven. En in plaats van ook maareen duimbreed te wijken, haalt de tegenpartij met de dag de oude boeienstrakker aan. Zij houden er een nieuwe en ronduit dwaze stelling op na, na-melijk dat al deze onrust voortgekomen is uit de studie van de talen en deschone letteren. Daarvan hebben ze al heel wat vorsten weten te overtuigen.

Omdat ik niet in de gelegenheid ben u op een andere manier te ontmoe-ten, groet ik u per brief. Wij hebben voortijdig afscheid moeten nemen vanVan Dorp. Hier zijn aanzienlijk meer dan honderdduizend boeren gedooden dagelijks worden priesters gevangen genomen, gemarteld, opgehangen,ont hoofd en verbrand. Ik ontken niet dat een remedie noodzakelijk is, hoehard die ook is. Maar wij Duitsers zijn meer bedreven in het bestra◊en vanwandaden dan in het voorkomen ervan. Ik bid dat voor u, uw echtgenote5 enuw kinderen alles voorspoedig verloopt.

1. Gaius Fabricius Luscinus; zie Cicero, De oratore ii, 268.2. Zie brief 1633, noot 6.3. Zie brief 1591.4. Zie brief 1642.5. Elizabeth van Bladel.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 299

Page 300: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

300

1654 Aan Erasmus Schets, 1525

Degene die u deze brief bezorgt is Frans van der Dilft, mijn voormalige huis -genoot,6 een jongeman van goede komaf en met zeer ho◊elijke omgangs-vormen. Ik hoop dat u zo goed wilt zijn met hem kennis te maken.

Gegeven te Bazel op de dag voor kerstmis, in het jaar 1525Erasmus van Rotterdam, voorwaar de uwe, eigenhandig geschreven, in

haastIk had geen tijd om het nog eens over te lezen. Excuus.Aan de hoogedelgestrenge doctor in de beide rechten, de heer Nicolaas

Everaerts, president van Holland. Te ’s-Gravenhage

1654 Aan Erasmus Schets

Bazel, 24 december 1525

Gegroet. Ik ben u zeer dankbaar dat u, mijn dierbare Schets, zo bereidwilliguw hulp aanbiedt. Verneemt u in een paar woorden van de hoed en de rand.Ik stuur u brenger dezes, Karl Harst, mijn even trouwe vriend als betrouw-bare bediende, die in Engeland mijn geldelijke toelage in ontvangst kan ne-men. Want door de keizer wordt niets betaald; van het hof ontvang ik alleenmaar besprenkelingen met wijwater. Hij zal wat hij ontvangt in bewaringgeven bij uw vriend Alvaro.1 Wilt u hem uitdrukkelijk schrijven dat hij er-voor zorgt dat het geld met zo min mogelijk verlies voor mij via u wordt uit-betaald? U bent bekend met deze transacties, omdat u met dit soort dingenervaring heeft. Voor het geval u daar een vriend heeft die van plan is naarFrankfurt te gaan, zou ik het op prijs stellen als die het geld overbrengt aande boekhandelaar Johann Froben, mijn stadgenoot, eveneens met zo minmogelijk verlies voor mij. Want ik weet dat het zonder verlies niet kan. Laathij dan wel aan Froben betalen in goudstukken. U weet met uw ervaring welbij welke muntsoort ik er het minst bij inschiet; ik vermoed bij kronen. Als uniet weet hoe u het moet aanpakken, bewaart u het geld dan op een veiligeplaats, totdat ik schrijf wat ik ermee wil. Er ligt nog een klein bedrag bijPieter Gillis. Hij houdt zich met andere dingen bezig en is niet zo sterk in ditsoort transacties; de functie van depositohouder bekleedt hij niet graag. Ikheb Karl de opdracht gegeven alles mee te nemen wat Pieter Gillis bewaarten dat bij mij af te leveren, tenzij diens broer Frans, als het hem niet teveelmoeite kost, het hele bedrag tijdens de eerstvolgende Frankfurter Buch messe

6. Frans van der Dilft verbleef in 1525 enige tijd bij Erasmus. Bij zijnterugkeer naar de Nederlanden nam hij deze brief mee.

1. Alvaro de Castro.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 300

Page 301: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Frans van Cranevelt, 1525 1655

301

aan Johann Froben kan betalen. Zo niet, laat hij het dan aan Karl Harst geven,zodat die mijn opdracht kan uitvoeren. Ik verzoek u in dat geval een half uuraanwezig te zijn bij het opmaken van de afrekening, ter ondersteuning vanPieter Gillis. Niet dat ik hem wantrouw: niemand is betrouwbaarder danhij. Maar hij heeft geen aanleg voor dit soort aangelegenheden, omdat hijvoor grotere zaken in de wieg is gelegd.

Bovendien zou ik graag willen dat u een rol Hollands linnen koopt, niet alte dun, maar dicht geweven en zacht, van tachtig of negentig el. Frans, debroer van Pieter Gillis, zal die wel tussen zijn bagage naar Frankfurt willenbrengen en aan Froben willen overhandigen. Uw echtgenote2 zal hierbijkunnen helpen. Laat u heel precies aantekenen hoeveel el het is en laat u derol, nadat de uiteinden met een merkteken zijn aangegeven, inpakken en ver - zegelen; en laat men er een draad bijdoen met de lengte van een Ant werp seel.

Ik stuur voor uw echtgenote een gouden ring die door de koning vanEnge land persoonlijk gezegend is. Want op het moment had ik niets anders.Druk haar op het hart dat ze deze beter bewaart dan het cadeautje van de een - hoorn.

Het ga u goed. Bazel, de dag voor kerstmis, 1525Aan de weledele heer Erasmus Schets. Te Antwerpen

1655 Aan Frans van Cranevelt

Bazel, 24 december 1525

Hartelijk gegroet. De verwarrende intriges van een komedie lopen bijna al-tijd uit op een huwelijk. De afloop van het Lutherdrama lijkt dezelfde kantop te gaan. Hij heeft een vrouw getrouwd die ooit een Vestaalse maagd was.En opdat je weet dat het huwelijk tot stand is gekomen onder een gelukkiggesternte: enkele dagen na het zingen van het bruiloftslied heeft de kersver-se echtgenote een kind ter wereld gebracht.1 Als je tijd hebt, zal Karl, bren-ger dezes, je een levensecht portret van de echtelieden tonen.

Het boek van Taxander is samengesteld door vier dominicaanse hans-worsten.2 Ook het titelblad geeft dat aan. De titel wordt toegeschreven aanGovaert Strijroy, maar Cornelis van Duiveland schreef de tekst, Walter Ruysvoegde er wat stijlbloempjes aan toe en Vincentius Theoderici, tot wie mijn

2. Ida van Rechtergem.1. Zie brief 1633, noot 6.2. Zie brief 1581a.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 301

Page 302: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

302

1656 Aan Robert Aldridge, 1525

protestbrief3 is gericht, stopte er zijn eigen etter nog bij. Enkele jaren gele-den wilde hij dat al uitbraken, maar is daarin door zijn vicaris4 tegengehou-den. De dominicaanse windbuil5 die mijn Colloquia heeft vervalst, heeft on-langs in Lyon zijn weldoener, een protonotaris,6 beroofd door hem drie - honderd kronen afhandig te maken. Toen hij de wijk nam, heeft men de ach-tervolging ingezet en hem te pakken gekregen toen hij met een stel hoerenaan het pimpelen was. Zijn monnikskap kwam hem daar goed van pas, an-ders had hij aan een koord gebungeld.

Maar dit kun je beter horen van mijn trouwe Karl Harst, die weer naar mijterugkeert, en van Frans van der Dilft. Een oprechter of vriendelijker mensdan deze jongeman heb ik nog nooit ontmoet. Hij bewondert jouw geleerd-heid hogelijk en wil graag met jou kennismaken, waartoe hij zich laat aanbe-velen. Het ga je goed, voortre◊elijke man. In haast geschreven te Bazel op dedag voor Kerstmis, in het jaar 1525.

Je Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschrevenAan de hoogedelgestrenge heer Frans van Cranevelt, raadsheer van de

Grote Raad van Mechelen. Te Mechelen

1656 Aan Robert Aldridge

Bazel, 25 december 1525

Erasmus van Rotterdam aan de Engelsman Robert Aldridge, gegroet

Als jij je onze vroegere vriendschappelijke contacten herinnert1 en trouwgebleven bent aan je levenswandel van destijds, zou ik het op prijs stellen alsje mij een dienst bewijst, die je kunt verrichten zonder dat het je iets kost. InKing’s College bevinden zich de werken van Seneca, in een perkamentenhandschrift. Hieruit had ik veel aantekeningen overgenomen in mijn eigenexemplaar. Ik had de publicatie ervan toevertrouwd aan een Duitser2 die ikvoor een zeer betrouwbare vriend hield. Tijdens mijn afwezigheid heeft hij

3. Brief 1581a of 1582.4. Waarschijnlijk Johannes Faber.5. Lambertus Campester; zie brief 1581.6. Het is niet bekend om wie het gaat. Het verhaal dat Erasmus vertelt,

is ook niet uit andere bron bekend.1. Aldridge had als jonge geleerde met Erasmus samengewerkt in

Cambridge, in 1512.2. Wilhelm Nesen.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 302

Page 303: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Aan Simon Grynaeus, [1525] 1657

303

zich bij het drukken uiterst onbetrouwbaar betoond. Om niet betrapt teworden, heeft hij het grootste deel van het origineel verdonkeremaand. Dezeschande moet ik ongedaan maken. Daarom verzoek ik je, mijn dierbareAldridge, de band met de werken van Seneca in de uitgave van Froben terhand te nemen en die aan enkele betrouwbare mensen te geven om opnieuwde afwijkende lezingen in de marge te noteren. Wil je dat aldus geannoteer-de exemplaar naar Thomas More sturen, zodat het via hem bij mij terecht-komt? Wat de Quaestiones naturales betreft, dat werk is uitgegeven.3 Ik zalhet collationeren van dat werk afmaken. Seneca verdient deze inspanning.Ook jij bent veel verschuldigd aan de wetenschappelijke wereld; mij ben jeniets verschuldigd, behalve wat voortvloeit uit wederzijdse genegenheid.Alles wat je voor deze aangelegenheid uitgeeft, betaal ik je tot op de cent te-rug en bovendien zal ik ervoor zorgen dat je zult zien dat het zaaigoed vanjouw diensten niet op onvruchtbare grond is terechtgekomen. Ik zou hetheel prettig vinden als dit zo spoedig mogelijk gebeurt. Doe namens mij degroeten aan de oude vrienden, Fawne, Humphrey,4 Vaughan, en aan de boek -handelaren Garret,5 Nicolaas6 en John Siberch.7 Jou wens ik vrede en voor-spoed.

Gegeven te Bazel op Kerstmis in het jaar 1525Er zijn daarginds zeer oude handschriften, met name in Peterhouse. Doe

wat je kunt om mij en Froben te helpen. Je zult in ons geen mensen tre◊endie ondankbaar zijn voor je diensten.

1657 Aan Simon Grynaeus

Bazel, 26 december [1525]

Deze brief is een antwoord op een niet bewaard gebleven brief vanGrynaeus.

Erasmus van Rotterdam aan Simon Grynaeus, hartelijk gegroet

Mijn achting voor u is des te groter, zeer dierbare Grynaeus, omdat u uw di-verse intellectuele talenten weet te combineren met een opmerkelijke be-

3. Door Matthaeus Fortunatus (Venetië, 1523).4. Humphrey Walkden.5. Garret Godfrey.6. Nicolaas Spierinck.7. Johann Lair.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 303

Page 304: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

304

1657 Aan Simon Grynaeus, [1525]

scheidenheid, want mensen die zo zijn, ben ik altijd, vanwege een bijzonde-re en door het lot bepaalde geestesgesteldheid, bijzonder toegenegen. Maarals u mij nader beschouwt, vrees dat ik er weinig overblijft van de hoge dunkdie u van mij heeft. Toch denk ik dat dit verlies ruimschoots zal worden ver-goed als het mij vergund wordt van aangezicht tot aangezicht Grynaeus tezien en te spreken. Komt u daarom als een even welkome als aangename gastnaar mij toe zodra u daartoe een moment geschikt acht. Intussen kunt u er-van overtuigd zijn dat, als ik in enig opzicht iets nuttigs kan doen om uwgoede naam te sieren of uw belangen te dienen, u zult merken dat bereidwil-ligheid van geest wel het laatste is waaraan het mij zal ontbreken.

Voor het moment kon ik niet meer schrijven dan dit. Ik heb met u gewed -ijverd om te zien wie van ons het slechtste handschrift heeft en als ik mij nietvergis, heb ik gewonnen. Het ga u goed, zeer dierbare vriend van mij.

Gegeven te Bazel op de feestdag van Stefanus, de eerste martelaar.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 304

Page 305: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

305

1535.Aan John Longland 131536. Aan Willibald Pirckheimer 141537. Van Pieter de Corte 151538.Aan Johannes Oecolampadius

161539. Aan de stadsraad van Bazel 181540. Van Johann von Botzheim 241541. Van Erasmus Schets 251542. Van Lorenzo Campeggi 271543. Aan Willibald Pirckheimer 281544. Aan Stanislaus Thurzo 301545. Aan Frans van Cranevelt 351546. Aan Frans van Cranevelt 371547. Aan Maarten Lips 371548. Aan Jan de Hondt 381549. Aan Johann von Vlatten 401550. Van Georg van Saksen 411551. Van Hieronymus Emser 441552. Van Floriano Montini 451553. Aan Maximilianus 50

Transsilvanus1554. Aan Jean Lalemand 521555. Aan Jacopo Sadoleto 541556. Aan Jan Sucket 571557. Van Caspar Ursinus Velius 591558. Aan Willibald Pirckheimer 611559. Aan Jean de Lorraine 711560. Aan Willibald Pirckheimer 761561. Aan Georg van Saksen 771562. Aan Cornelis van Bergen 781563. Aan Maximiliaan van 78

Bourgondië1564. Aan Heinrich Stromer 80

Lijst van brieven

1565. Aan Georg van Saksen 821566. Aan Hieronymus Emser 831567. Aan Martin Hune 841568. Aan Willibald Pirckheimer 851569. Van Johann von Vlatten 861570. Van John Longland 861571. Aan Noël Béda 871572. Aan Alexius Thurzo 901573. Aan Thiébaut Biétry 931574. Van Johann von Botzheim 951575. Aan Felice Trofino 971576. Aan Celio Calcagnini 981577. Aan Friedrich Grau 1001578. Aan Floriano Montini 1001579. Van Noël Béda 1021580. Aan Antonio Pucci 1091581. Aan Noël Béda 1101581a. Aan X 1371582. Aan de theologen van 144

Leuven1583. Aan Erasmus Schets 1481584. Aan Adriaan van Baerland 1491585. Aan Maximilianus 150

Transsilvanus1586. Aan Jacopo Sadoleto 1541587. Van Celio Calcagnini 1551588. Van Clemens vii 1671589. Van Albert Pigge aan de 169

theologen van Leuven1589a. Van Gian Matteo Giberti 171

aan Theodericus Hezius1590. Van Erasmus Schets 1721591. Aan Jean de Selve 173

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 305

Page 306: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

306

Lijst van brieven

1592. Aan Gianfrancesco 176Torresani

1593. Aan Krzysztof 177 Szydłowiecki

1593a. Aan de lezer 1821594. Van Leonard Casembroot 1841595. Van Thomas Lupset 1871596. Aan Noël Béda 1921597. Aan Germain de Brie 1941598. Aan Jean de Selve 1951599. Aan Louis de Berquin 1961600. Aan François Dubois 1971601. Aan Guillaume Budé 1981602. Aan Jan Antonin 1991603. Aan Willibald Pirckheimer 1991604. Aan Francesco 204

Minuzio Calvo1605. Aan Pierre Barbier 2051606. Aan Polidoro Virgilio 2061607. Van Paul Volz 2071608. Aan Nicolas Coppin en de 209

overige theologen van Leuven1609. Van Noël Béda 2111610. Aan Noël Béda 2151611. Aan Willibald Pirckheimer 2201612. Van Michel Boudet 2211613. Van Juan Luis Vives 2211614. Aan Otto Brunfels 2221615. Aan Marguerite van 224

Angoulême 1616. Aan Claudius Cantiuncula 2261617. Van Lucas Bathodius 2281618. Aan Michel Boudet 229 1619. Aan Guillaume Budé 230 1620. Aan Noël Béda 231 1621. Aan Pierre Barbier 234 1622. Aan Hieronim Łaski 237 1623. Aan Giambattista Egnazio 238 1624. Aan Thomas Lupset 239

1625. Aan Christoph Truchsess 2421626. Aan Leonard Casembroot 2441627. Aan Reginald Pole 2461628. Aan Gianfrancesco 247

Torresani1629. Aan Andrzej Krzycki 2481630. Aan Jacobus Apocellus 2491631. Aan Paolo Bombace 2491632. Aan Friedrich Grau 2501633. Aan Daniel Mauch 2511634. Aan Alberto Pio 2521634a. Van Benedetto Giovio 2561635. Aan Benedetto Giovio 2591636. Aan de stadsraad van Bazel 2611637. Aan Conradus Pellicanus 2621638. Van Conradus Pellicanus 2661639. Van Conradus Pellicanus 2691640. Aan Conradus Pellicanus 2771641. Aan Konrad Goclenius 2791642. Van Noël Béda 2791643. Van Mercurino Gattinara 2821644. Aan Conradus Pellicanus 2831645. Aan Maximilianus 283

Transsilvanus1646. Aan Jan van Heemstede 2841647. Van Erasmus Schets 2851648. Van Johann Matthäus 286

Schad1649. Van Christoph Truchsess 2881650. Van Leonard Casembroot 2881650a. Van Gian Matteo Giberti 2921651. Van Erasmus Schets 2931652. Van Andrzej Krzycki 2941653 Aan Nicolaas Everaerts 2981654. Aan Erasmus Schets 3001655. Aan Frans van Cranevelt 3011656. Aan Robert Aldridge 3021657. Aan Simon Grynaeus 303

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 306

Page 307: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

307

Georg van Saksen 1550, 1561, 1565Giberti, Gian Matteo 1589a, 1650aGiovio, Benedetto 1634a, 1635Goclenius, Konrad 1641Grau, Friedrich 1577, 1632Grynaeus, Simon 1657Heemstede, Jan van 1646Hezius, Theodericus 1589aHondt, Jan de 1548Hune, Martin 1567Krzycki, Andrzej 1629, 1652Lalemand, Jean 1554Łaski, Hieronim 1622lezer 1593aLips, Maarten 1547Longland, John 1535, 1570Lorraine, Jean de 1559Lupset, Thomas 1595, 1624Marguerite van Angoulême, 1615Mauch, Daniel 1633Maximiliaan van Bourgondië 1563Minuzio Calvo, Francesco 1604Montini, Floriano 1552, 1578Oecolampadius, Johannes 1538Pellicanus, Conradus 1637, 1638,

1639, 1640, 1644Pigge, Albert 1589Pio, Alberto 1634Pirckheimer, Willibald 1536, 1543,

1558, 1560, 1568, 1603, 1611Pole, Reginald 1627

Lijst van correspondenten

Aldridge, Robert 1656Antonin, Jan 1602Apocellus, Jacobus 1630Baerland, Adriaan van 1584Barbier, Pierre 1605, 1621Bathodius, Lucas 1617Béda, Noël 1571, 1579, 1581, 1596,

1609,1610, 1620, 1642Bergen, Cornelis van 1562Berquin, Louis de 1599Biétry, Thiébaut 1573Bombace, Paolo 1631Botzheim, Johann von 1540, 1574Boudet, Michel 1612, 1618Brie, Germain de 1597Brunfels, Otto 1614Budé, Guillaume 1601, 1619Calcagnini, Celio 1576, 1587Campeggi, Lorenzo 1542Casembroot, Leonard 1594, 1626,

1650Catiuncula, Claudius 1616Clemens vii 1588Coppin, Nicolas Coppin 1608Corte, Pieter de 1537Cranevelt, Frans van 1545, 1546, 1655Dubois, François 1600Egnazio, Giambattista 1623Emser, Hieronymus 1551, 1566Everaerts, Nicolaas 1653Gattinara, Mercurino 1643

De cijfers geven de briefnummers weer.

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 307

Page 308: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

308

Lijst van correspondenten

Pucci, Antonio 1580Sadoleto, Jacopo 1555, 1586Schad, Johann Matthäus 1648Schets, Erasmus 1541, 1583, 1590,

1647, 1651, 1654Selve, Jean de 1591, 1598stadsraad van Bazel 1539, 1636Stromer, Heinrich 1564Sucket, Jan 1556Szydłowiecki, Krzysztof 1593theologen van Leuven 1582Thurzo, Alexius 1572Thurzo, Stanislaus 1544

Torresani, Gianfrancesco 1592,1628

Transsilvanus, Maximilianus1553, 1585, 1645

Trofino, Felice 1575Truchsess, Christoph 1625, 1649Ursinus Velius, Caspar 1557Virgilio, Polidoro 1606Vives, Juan Luis 1613Vlatten, Johann von 1549, 1569Volz, Paul 1607X 1581a

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 308

Page 309: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

309

Register van persoonsnamen

Het register heeft betrekking op personen (met inbegrip van personages uit demythologie en literatuur) die in de brieven zelf worden genoemd of aangeduid.De personen zijn zoveel mogelijk gerangschikt op hun achternaam, met uit-zondering van regerende vorsten en pausen. Voor personen uit de oudheid ofde middeleeuwen geldt vaak een afwijkend gebruik. Cursief gezette cijfers ver-wijzen naar nummers van brieven.

a

Accolti, Benedetto (1497-1549), pauselijk secretaris, aartsbisschop-elect vanRavenna, 169

Achilles, Griekse held uit de Trojaanse oorlog, 157Adrianus vi (Adriaan Florisz Boeyens, 1454-1523), theoloog, paus vanaf 1522,

51, 53, 89, 111, 116, 119, 122, 126, 132, 135, 145, 152, 170Aerts, Jan (†1537), regulier kanunnik, prior van Sint-Maartensdal te Leuven, 38Aesculapius (Asklepios), god van de geneeskunde in de klassieke mythologie, 63Agesilaus ii (444/43-360/59 v. Chr.), koning van Sparta, 158Agricola, Georgius (Georg Pawer, 1494-1555), Duits arts en mineraloog, 187Albert, Valentin (bekend 1517-1528), edelman uit Haubitz, student te Leipzig,

77Albertus Magnus (ca. 1200-1280), dominicaans filosoof en theoloog, 129Alcibiades (ca. 450-404/03 v. Chr.), Atheens staatsman en veldheer, 74Alciati, Andrea (1492-1550), Italiaans jurist, 258, 261Aldridge, Robert (ca. 1495-1556), theoloog te Cambridge, vanaf 1530 te Oxford,

bisschop van Carlisle vanaf 1537, 1656Aleandro, Giambattista (bekend 1500-1525), broer van de volgende, geestelijke,

40, 51, 151Aleandro, Girolamo (1480-1542), hellenist en hebraïst, diplomaat in pauselijke

dienst, aartsbisschop van Brindisi, 39, 40, 51, 122, 145, 151, 205, 235Alexander van Abonutichus (2e eeuw), Grieks priester en mysticus, 158Alexander de Grote (356-323 v. Chr.), koning van Macedonië, groot veldheer,

10, 62, 296Alexander van Hales (†1245), franciscaans theoloog en filosoof, 103, 129Alfonso i d’Este (1476-1534), hertog van Ferrara, 46

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 309

Page 310: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

310

Register van persoonsnamen

Algoet, Lieven (†1547), bediende van Erasmus, 15,37, 40, 151, 187, 247Ambrosius (339-397), Latijns kerkvader, bisschop van Milaan, 103, 128, 271Amerbach, Bonifacius (1495-1562), humanist en jurist, gevestigd te Bazel, 25,

54, 56, 155, 261Amphion, figuur uit de Griekse mythologie, bouwde met zijn broer Zethus de

muren rondom Thebe, 94Anianus van Celeda (bekend ca. 420), geestelijke, vertaler van Chrysostomus,

67, 69Antenor, stadsbestuurder van Troje, legendarische stichter van Padua, 288Antoine, procurator van Ferry de Carondelet, niet nader bekend, 217Antonin, Jan (ca. 1499-ca. 1549), arts uit Košice, vanaf 1525 praktiserend te

Krakau, 81, 1602Apelles (4e eeuw v. Chr.), beroemdste schilder uit de Griekse oudheid, 14, 32,

62, 79, 204, 245Aphrodite, godin van de liefde in de Griekse mythologie, 244Apocellus (Appozeller), Jacobus (†1550), Duits geestelijke, gevestigd te Rome,

1630Apollo, zonnegod, god van de schoonheid, harmonie en muziek in de Griekse

mythologie, 91, 288Aristoteles (384-322 v. Chr.), Grieks wijsgeer, 69, 113, 127, 157, 189, 264, 271,

275Arius (4e eeuw), priester uit Alexandrië, bestreden als ketter, 42, 125Arnobius junior (bekend ca. 460), priester uit Gallië, auteur van een commen-

taar op de Psalmen, 13, 113, 132Arnold, Beat (1485-1532), secretaris van Karel v, 52Artemisia ii, zuster en echtgenote van Mausolus, heerseres van Carië van 353

tot 351 v. Chr., 30Astrea, godin van de gerechtigheid uit de Griekse mythologie, 181Augustinus, Aurelius (354-430), Latijns kerkvader, bisschop van Hippo, 94, 95,

103, 104, 105, 107, 128, 130, 159, 192,193, 212, 213, 222, 254, 256, 257, 271,273

Averroes (Abul-Walid Muhammad Ibn Rushd, 1126-1192), Arabisch filosoofuit Córdoba, commentator van Aristoteles, 113

b

Baechem, Nicolaas (†1526), uit Egmond, karmeliet, theoloog te Leuven, 51, 52,53, 118, 121, 122, 145, 152, 210, 274

Baer, Ludwig (1479-1554), hoogleraar theologie te Bazel, 19, 72, 88, 109, 110,117, 120, 134, 137, 211, 215, 232, 233, 261, 274, 278

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 310

Page 311: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

311

Register van persoonsnamen

Baerland, Adriaan Cornelisz. van (1486-1538), geleerde te Leuven, 1584Baraninas (Bar Haninah, bekend ca. 400), joodse leermeester van Hieronymus,

73Barbaro, Ermolao (1453/54-1493), Venetiaans geleerde en diplomaat, 31, 69,

165Barbier, Pierre (†1551/52), kapitteldeken van Doornik, 1605, 1621Bartolus (Bartolo da Sassoferrato, 1313/14-1357), Italiaans rechtsgeleerde, 288Basilius (ca. 330-379), Grieks kerkvader, bisschop van Caesarea, 128, 159Bathodius (Hackfurt), Lucas (†1554), schoolhoofd te Straatsburg, 1617Becichemo, Marino (ca. 1468-1526), Italiaans geleerde uit Scutari (Shkodër),

docent te Padua, 186, 245Becker, Jan (ca. 1475-ca. 1536), uit Borsele, geleerde te Leuven, 150Béda, Noël (ca. 1470-1537), hoogleraar theologie te Parijs, 9, 10, 1571, 1579,

1581, 1569, 1609, 1610, 1620, 274, 1642, 299Beda Venerabilis (672-735), Engels monnik en geleerde, 89Bedyll, Thomas (ca. 1486-1537), secretaris van William Warham, 285Beken, Adriaan van der (bekend 1524-1528), student te Leuven, niet nader

bekend , 149Belial, bijbelse demon, 101Bembo, Pietro (1470-1547), Italiaans humanist, vanaf 1521 gevestigd te Padua,

186, 245Bentinus, Michael (ca. 1495-1527), medewerker van Johann Froben (ca. 1520-

1523) en andere drukkers te Bazel (vanaf 1524), 39Benzi, Paolo (bekend 1516-1554), stadsambtenaar te Como, 256Bezaleël, Oudtestamentische figuur, 30Bérault, Nicolas (ca. 1470-ca. 1545), jurist, boekhandelaar te Parijs, 31, 32, 90,

106, 110, 195, 197, 198Bercin, Antoine (ca. 1490-1537/38), kanunnik te Besançon, 217Bergen, Hendrik van (1449-1502), bisschop van Kamerijk, 142Bernardus van Clairvaux (1090-1153), cisterciënzer monnik en schrijver, 214Berquin, Louis de (†1529), Frans edelman en kerkhervormer, 109, 120, 125,

135, 1599Beuckelaer, Karel de (bekend 1525), neef van de volgende, niet nader bekend,

185Beuckelaer, Nicolaas de (†1549), kanunnik te Antwerpen, 185Biétry, Thiébaut (bekend 1516-1526), priester te Porrentruy, 1573, 216Birckmann, Franz (†1530), boekhandelaar te Keulen, 76, 206Bladel, Elizabeth van (†1548), echtgenote van Nicolaas Everaerts, 299Blount, William, lord Mountjoy (1479-1534), Engels edelman, 241Bombace, Paolo (1476-1527), Italiaans humanist, pauselijk functionaris, 1631

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 311

Page 312: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

312

Register van persoonsnamen

Bonaventura (Giovanni Fidenza, ca. 1217-1274), franciscaans theoloog, 103Bonvalot, François (†1560), jurist, kanunnik te Besançon, 217Bora, Katharina von (1499-1552), echtgenote van Maarten Luther, 240, 251Botzheim, Johann von (†1535), jurist, kanunnik te Konstanz, 10, 18, 1540, 56,

1574Boudet, Michel (1469-1529), bisschop van Langres, 1612, 1618Bourchier, Anne (1517-1571), dochter van de volgende, 191Bourchier, Henry ii (†1540), graaf van Essex, 191Bourgondië, Maximiliaan van (†1535), premonstratenzer abt te Middelburg,

35, 1563Brandenburg, Albert von (Albrecht van) (1490-1545), aartsbisschop van

Mainz, kardinaal, 121Briart, Jan (1460-1520), hoogleraar theologie te Leuven, 88,115, 118, 119Briçonnet, Guillaume (1472-1534), bisschop van Meaux, 107, 108, 120Brie, Germain de (ca. 1490-1538), geestelijke, jurist, humanist, Frans hoveling,

1597, 197Brunfels, Otto (1488-1534), schoolhoofd te Straatsburg, 29, 1614, 283Bryaxis (4e eeuw v.Chr.), Grieks beeldhouwer, 30Budé, Guillaume (1468-1540), Frans humanist, 31, 36, 195, 1601, 1619Bugenhagen, Johannes (1485-1558), Luthers predikant, kerkhervormer in

Pommeren en Denemarken, 21Buglio (Puglioni), Giovanni Antonio (†1545), diplomaat in pauselijke dienst,

297Bureau, Nicolas (†1551), franciscaan, suffragaanbisschop van Doornik, 123Burgonius, Ananius (Aignan Bourgoin, †1535), student uit Orléans, onderhou-

den door Jan Łaski junior, 204, 206Busleyden, Jérôme (ca. 1470-1517), lid van de Grote Raad van Mechelen, 58

c

Caesarius, Johann (ca. 1468-1550), humanist en arts te Keulen, 32Calcagnini, Celio (1479-1541), hoogleraar klassieke talen te Ferrara, 10, 46,

1576, 101, 1578Calderini, Domizio (1446-1478), Italiaans humanist, 165Callipedes (5e/4e eeuw v. Chr.), Grieks acteur, 158Calvo, Francesco Giulio (Minuzio) (†1548), Italiaans geleerde, drukker te

Rome, 154, 155, 1604Camerarius, Joachim (1500-1574), student en docent te Wittenberg (1521-

1526), schoolhoofd te Neurenberg (1526-1535), 29Camillus, Marcus Furius, Romeinse held die in 396 v.Chr. Veii veroverde, 91

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 312

Page 313: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

313

Register van persoonsnamen

Campeggi, Lorenzo (1474-1539), jurist, pauselijk functionaris, kardinaal, 1542,45, 47, 48, 74, 78, 250, 252

Campester, Lambertus († na 1538), Duits dominicaan, gevestigd in Frankrijk,124, 174, 201, 302

Cantiuncula, Claudius (Claude Chansonnette, ca. 1490-1549), jurist, hoogle-raar en stadsambtenaar te Bazel, 71, 72, 1616, 261

Capito, Wolfgang Faber (Köpfel, ca. 1478-1541), theoloog, prediker teStraatsburg vanaf 1523, 117

Carondelet, Ferry de (ca. 1473-1528), broer van de volgende, jurist, aartsdiakente Besançon, abt van de benedictijner abdij van Montbenoît, 215

Carondelet, Jean de (1469-1545), Bourgondisch hoveling, aartsbisschop vanPalermo, 35, 51, 52, 151, 215

Carranza, Sancho (†1531), Spaans theoloog, 117Casali, Battista (ca. 1473-1525), hoogleraar letterkunde te Rome, 194, 204Casembroot, Leonard (1495-1558), jurist, vanaf 1527/28 stadsbestuurder te

Brugge, 1594, 1626, 246, 1650Castro, Alvaro de (bekend 1525-1526), Spaans koopman gevestigd te Londen,

172, 285, 243, 300Catharina van Aragon (1485-1536), koningin van Engeland, 131, 132, 242Cattaneo, Giovanni Maria (†1529/30), geestelijke en geleerde, verblijvend te

Rome, 257Ceratinus, Jacobus (Jacob Teyng, †1530), humanist uit Hoorn, in 1525 korte

tijd hoogleraar Grieks te Leipzig, 77, 80, 81, 82, 83, 85, 220Charybdis, zeemonster uit de klassieke mythologie, 151Christiaan ii (1481-1559), koning van Denemarken (1513-1523), 198Chrysippus (ca. 280-208/04 v. Chr.), Grieks wijsgeer, hoofd van de Stoa, 158Chrysostomus, Johannes (349/50-407), Grieks kerkvader, aartsbisschop van

Constantinopel, 11, 61, 66, 67, 68, 69, 70, 76, 78, 79, 159, 238, 239Cicero, Marcus Tullius (106-43 v.Chr.), Romeins staatsman, schrijver en rede-

naar, 60, 68, 160, 191, 256, 288Cipus, figuur uit Ovidius’ Metamorphosae op wiens hoofd horens groeiden, 158Clemens vii (Giulio de’ Medici, 1478-1534), paus vanaf 1523, 24, 28, 111, 116,

132, 1588Clichtove, Josse (1472/73-1543), theoloog en geestelijke te Parijs, 44, 213, 233,

279, 299Cochlaeus (Dobeneck, Wendelstinus), Johannes (1479-1552), Duist geleerde,

fel tegenstander van Luther, 100Coppin, Nicolas (†1535), theoloog te Leuven, deken van de Pieterskerk en

vice-kanselier van de universiteit vanaf 1525, 40, 148, 151, 171, 1608Cornelis (van Bergen), inwoner van Bergen op Zoom, niet nader bekend, 1562

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 313

Page 314: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

314

Register van persoonsnamen

Coroebus, figuur uit Virgilius’ Aeneis, bekend om zijn driestheid en hoog-moed, 152

Coronel, Luis Núñez (†1531), theoloog, raadsheer en prediker aan het hof vanKarel v (1519-1522), daarna secretaris van Alonso Manrique, aartsbisschopvan Sevilla, 135

Corte, Pieter de (1491-1567), hoogleraar letteren te Leuven vanaf 1515, regentvan het Leliecollege vanaf 1522, hoogleraar theologie vanaf 1531, bisschopvan Brugge vanaf 1561, 1537

Cotrel, Pierre (1461-1545), kanunnik en vicaris-generaal te Kortrijk, 71Cousturier (Sutor), Pierre (1475-1537), Frans theoloog en kartuizer, 89, 96,

124, 127, 129, 133, 136, 137, 145, 153, 173, 174, 175, 176, 194, 195, 201, 208,213, 222, 223, 234, 236, 241, 274, 281, 288

Cranevelt, Frans van (1485-1564), jurist, lid van de Grote Raad van Mechelen,1545, 1546, 52, 123, 151, 153, 154, 1655

Croesus, koning van Lydië (ca. 560-ca. 547 v. Chr.), bekend om zijn rijkdom,99, 249

Croÿ, Eustache de (1502-1538), bisschop van Atrecht, 291Croÿ, Ferry de (ca. 1470-1524), heer van Roeulx, hoveling van Karel v, 291Culemborg, Elisabeth van (1475-1555), echtgenote van Antoine de Lalaing, 51Cyllarus, paard van Castor en Pollux in de Romeinse mythologie, 237Cyprianus, Thascius Caecilius (†258), Latijns kerkvader en martelaar, bisschop

van Carthago, 72, 130Cyrus (†530 v. Chr.), stichter van het Perzische rijk, koning vanaf ca. 559 v.

Chr., 278

d

Daniël, Oudtestamentische figuur, 251David († ca. 970 v.Chr.), Oudtestamentische koning van Israël, 27, 42, 94Deloynes, François (ca. 1468-1524), Frans humanist en jurist, lid van het

Parlement van Parijs, 87, 88, 106, 175, 194, 197, 204Demosthenes (384/83-322 v.Chr.), Atheens redenaar en staatsman, 162Didymus de Blinde (ca. 313-ca. 398), leerling van Origenes, godsdienstleraar te

Alexandrië, 73Delft, Gillis van (†1524), theoloog te Parijs, 120Delft, Jan van (†1530), kartuizer te Leuven, 284Diem, Justus (†1527), leerling van Friedrich Grau, functionaris van Johannes

Fabri vanaf 1526, 249Diesbach, Nikolaus von (1478-1550), coadjutor van de bisschop van Bazel, 216

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 314

Page 315: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

315

Dilft, Frans van der (†1550), bediende van Erasmus (1524-1530, met tussen -pozen), functionaris van Alonso de Fonseca (1530-1533), daarna stadsbe-stuurder te Antwerpen en functionaris van Karel v, 36, 37, 39, 52, 86, 300, 302

Diogenes van Synope (4e eeuw v. Chr.), Grieks cynisch wijsgeer, 124, 157, 158,159, 161

Diomedes, Griekse held uit de Trojaanse oorlog, 59Dionysius, Nieuwtestamentische figuur, 233Dionysius (Pseudo-) de Areopagiet (5e-6e eeuw), christelijk neoplatoons den-

ker, 233Domitianus, Titus Flavius (51-96), Romeins keizer vanaf 81, 164Dorp, Maarten Bartholomeus van (1485-1525), theoloog te Leuven, 36, 37,

115, 118, 119, 149, 152, 153, 194, 204, 284, 299Driedo, Jan (†1535), theoloog te Leuven, 148Dubois, François (ca. 1483-1536), schoolmeester te Parijs, 9, 1600Duchesne, Guillaume (†1525), theoloog te Parijs, 274Duiveland, Cornelis van (bekend 1523-1525), dominicaan te Leuven, 138, 201,

209, 236, 241, 301Dulcitius (bekend ca. 420), Romeins ambtenaar te Carthago, 104Dürer, Albrecht (1471-1528), schilder en beeldend kunstenaar te Neurenberg,

14, 29, 62, 76, 85, 204, 221

e

Egnazio, Giovanni Battista (Giambattista) Cipelli (1478-1553), geleerde teVenetië, 186, 1623, 245

Emser, Hieronymus (1479-1527), geestelijke, jurist, hoveling van Georg vanSaksen, 1551, 77, 83, 1566

Endymion, figuur uit de Griekse mythologie, verkreeg de eeuwige jeugd en deeeuwige slaap, 287

Eobanus Hessus, Helius (1488-1540), dichter en hoogleraar Latijn te Erfurt, 84Epicurus (342/41-271/70 v. Chr.), Grieks wijsgeer, 160, 161Eppendorf, Heinrich (1496-na 1551), Saksisch ridder (?) en publicist, 29, 45, 82Eremita, kopiist van brief 1542, niet nader bekend, 28Eugenius iii (†1153), paus vanaf 1145, 214Euripides (ca. 485/80-406 v.Chr.), Grieks tragediedichter, 159Eustathius van Thessaloniki († ca. 1195), aartsbisschop van Thessaloniki, com-

mentator van Homerus, 68Everaerts, Nicolaas (1461/62-1532), jurist, president van het Hof van Holland,

vanaf 1528 van de Grote Raad van Mechelen, 1653Ezra (Esdras, 5e eeuw v.Chr.), Oudtestamentisch profeet, 30, 153

Register van persoonsnamen

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 315

Page 316: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

316

Register van persoonsnamen

f

Faber, Johannes (†1532), dominicaan uit Augsburg, vicaris-generaal voorDuitsland (1511-1524), 144, 152, 201, 302

Fabricius Luscinus, Gaius (consul in 282 en 278 v. Chr.), Romeins staatsmanen veldheer, 299

Farel, Guillaume (1489-1565), theoloog, prediker, reformator in FranstaligZwitserland, 18, 39, 278

Fawne, John (bekend 1494-1536), theoloog en prediker te Cambridge, 303Ferdinand van Oostenrijk (1503-1564), broer van Karel v, koning van

Hongarije en Bohemen vanaf 1526, keizer vanaf 1556, 16, 36, 43, 52, 60, 74,78, 84, 122, 152, 193, 200, 210

Ferriot, Georges (bekend 1493-1525), priester te Porrentruy, 216Filips de Goede (1396-1467), hertog van Bourgondië, 80Filonardi, Ennio (1466-1549), bisschop van Veroli, 200, 207Fisher, John (1469-1535), bisschop van Rochester, 16, 88, 132, 214Fortuna, Romeinse godin van het geluk of het toeval, 186Fortunatus, Matthaeus (na 1480-1528), Hongaars geleerde, gevestigd te Padua

(1522-1526), 303Frans i (1494-1547), koning van Frankrijk, 71, 108, 120, 166, 173, 175, 224,

225, 286Frederik iii de Wijze (1463-1525), keurvorst van Saksen, beschermer van

Luther, 138, 240Froben, Johann (ca. 1460-1527), drukker en uitgever te Bazel, 13, 30, 34, 37,

38, 61, 70, 76, 78, 81, 90, 94, 95, 97, 101, 173, 176, 177, 191, 204, 206, 220,222, 238, 244, 247, 254, 298, 300, 301, 303

Frontinus, Sextus Iulius († na 100), Romeins ambtenaar en schrijver, 258

g

Galenus (129-199), Griekse arts, gevestigd in Rome, 185, 187, 247Gattinara, Mercurino Arborio di (1465-1530), grootkanselier van Karel v, 1643Gebwiler, Johann (bekend 1465-1530), hoogleraar theologie te Bazel, 72, 274Gelasius i (†496), paus vanaf 492, 213Geldenhouwer, Gerard (1482-1542), humanist uit Nijmegen, 35Georg (1471-1539), hertog van Saksen, neef van Frederik iii de Wijze, 1550,

1561, 80, 1565, 83, 85Gerson, Jean Charlier de (1363-1429), theoloog, kanselier van de universiteit

van Parijs, 108, 113, 128, 129, 192, 281Geryon (Geryones), reus met drie lichamen, door Hercules gedood, 158

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 316

Page 317: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

317

Register van persoonsnamen

Giberti, Gian Matteo (1495-1543), pauselijk functionaris tot 1528, bisschopvan Verona vanaf 1524, 170, 1589a, 190, 1650a

Gillis, Frans (bekend 1525-1526), broer van Pieter, niet nader bekend, 301Gillis, Michiel (bekend 1520-1525), wellicht familie van de volgende, secretaris

van Karel v, 50Gillis, Pieter (ca. 1486-1533), gemeentesecretaris van Antwerpen, 11, 27, 39,

78, 222, 300, 301Giovio, Benedetto (ca. 1471-ca. 1545), jurist te Como, 1634a, 1635Giuliano, bediende van Gian Matteo Giberti, niet nader bekend, 171Glareanus, Henricus (Heinrich Loriti, 1488-1563), Zwitsers humanist, 191, 230Glaucus, Trojaanse held, 59Goclenius (Wackers), Konrad (†1539), hoogleraar Latijn aan het

Drietalencollege te Leuven, 37, 38, 77, 1641, 284Godfrey, Garrett († ca. 1539), uit Margraten, boekhandelaar te Cambridge, 303Goliath, reus uit het Oude Testament, gedood door David, 42Gratianus († ca. 1145), Italiaans monnik en kerkjurist , 102, 107, 128, 271Grau (Nausea), Friedrich (†1552), jurist en theoloog, in dienst van Lorenzo

Campeggi (1524-1525), domprediker te Mainz (1526-1534), hofpredikervan Ferdinand van Oostenrijk (1534-1541), bisschop van Wenen (1541-1552), 1577, 1632, 251, 252

Gregorius i de Grote (ca. 540-604), Latijns kerkvader, paus vanaf 590, 103, 159Gregorius van Nazianze (ca. 326-ca. 390), Grieks kerkvader, bisschop van

Constantinopel, 159, 260Gregorius van Nyssa (ca. 335-ca. 395), Grieks kerkvader, bisschop van Nyssa,

broer van Basilius, 159Grey, Thomas († na 1527/28), Engels geleerde, 240, 278, 279Gromors, Pierre (bekend 1514-1545), drukker te Parijs, 124, 174, 195Gruyères, Léonard de (†1540), kanunnik en bisschoppelijk o√ciaal te

Besançon, 216Grynaeus, Simon (ca. 1494-1541), hoogleraar Grieks te Heidelberg, vanaf 1529

gevestigd te Bazel, 1657Guérard, Guillaume (†1529), kanunnik en o√ciaal van de aartsdiaken te

Besançon, 216

h

Halewijn, Joris van (ca. 1470-1536/37), Bourgondisch hoveling en geleerde,154

Harst, Karl (1492-1563), bediende van Erasmus, 18,97, 99, 155, 164, 167, 171,184, 187, 199, 235, 237, 238, 241, 242, 244, 246, 247, 250, 283, 288, 300,301, 302

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 317

Page 318: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

318

Register van persoonsnamen

Hector, Trojaanse held, 264Heemstede, Jan Symons van (bekend 1520-1533), kartuizer te Leuven, 1646Hendrik viii (1491-1547), koning van Engeland, 116, 122, 147Hephaistos, god van de smeedkunst in de Griekse mythologie, 60Hercules (Heracles), held uit de klassieke mythologie, 156, 163, 238, 290Heresbach, Konrad (1496-1576), huisleraar en raadsman van Willem v van

Kleef (1523-1534), 40Hezius, Theodericus (Dirk van Heeze, †1555), secretaris van Adrianus vi

(1522-1523), kanunnik te Luik vanaf 1524, 169, 170, 1589aHieronymus, Sophronius Eusebius (347/48-419/20), Latijns kerkvader, 20, 73,

89, 105, 126, 129, 130, 213, 239, 258Hilarius (bekend ca. 414), christen uit Syracuse, correspondent van

Augustinus, 42, 107Hilarius van Poitiers (†367/68), Latijns kerkvader, bisschop van Poitiers, 42Hiram i, koning van Tyrus (980-947 v.Chr.), 30Hoen, Cornelis (†1524), jurist in dienst van het Hof van Holland, 235Hohenlandenberg, Hugo von (1457-1532), bisschop van Konstanz, 24, 56Homerus (8e eeuw v. Chr.), dichter van de Ilias en de Odyssee, 59, 61, 68, 177,

183, 296Hondt, Jan de (1486?-1571), kanunnik te Kortrijk, 1548, 205, 235Hovius, Johannes (bekend 1518-1527), bediende van Erasmus (tot 1523), daar-

na gevestigd te Rome, 97, 206Hubmaier, Balthasar (ca. 1480-1528), priester te Waldshut, leider van de kerk-

hervorming aldaar in 1524-1525, 25Hulst, Frans van der (†1530), lid van de Raad van Brabant, inquisiteur-generaal

van de Nederlanden (1522-1524), 200, 201Hune, Martin (bekend 1508-1533), geleerde en arts te Erfurt (tot 1525), Italië

(1525-1531) en Graz (na 1531), 1567Hus, Jan (ca. 1370-1415), Tsjechisch kerkhervormer, 41, 48, 157Hutten, Ulrich von (1488-1523), Duits ridder en humanist, 29, 219, 223, 283

i

Innocentius iii (1160/61-1216), paus vanaf 1198, 270Isabella van Portugal (1503-1539), echtgenote van Karel v, 286

j

Jesaja (8e eeuw v. Chr.), Oudtestamentische profeet, 16, 104Johannes (1e eeuw), evangelist, 18, 106, 138, 257, 258, 260, 271

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 318

Page 319: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

319

Register van persoonsnamen

Johannes Damascenus (ca. 650-ca. 750), Grieks kerkvader, 159Judas Iskariot (1e eeuw), apostel, 141Julius ii (Giuliano della Rovere, 1443-1513), paus vanaf 1503, 142, 273Jupiter, Romeinse oppergod, 256

k

Karel v (1500-1558), heer der Nederlanden, koning van Spanje, keizer, 35, 122,150, 201, 248, 286

Karlstadt (Bodenstein), Andreas (ca. 1480-1541), theoloog en reformator,prediker te Orlamünde, 10, 227, 234, 235, 240, 242, 265, 271, 276, 277

Koberger, Johann (ca. 1454-1543), drukker te Neurenberg, 76, 203Krzycki, Andrzej (1482-1537), bisschop van Przemyšl, 1629, 1652

l

Lair, Johann (John Siberch, †1554), boekverkoper, eerste drukker teCambridge, 303

Lalaing, Antoine de (1480-1540), graaf van Hoogstraten, Bourgondisch hove-ling, 36, 51, 152

Lalemand, Jean (†1560), secretaris van Karel v (tot 1528), 1554Lang, Matthäus, (1468-1540), kardinaal, aartsbisschop van Salzburg, 200, 207Łaski, Hieronim Jarosław (1496-1541), Pools edelman en diplomaat, 1622, 244Łaski, Jan (1455-1531), oom van de volgende, aartsbisschop van Gniezno, 181Łaski, Jan (1499-1560), broer van Hieronim, priester, secretaris van de Poolse

koning, 238, 241, 246, 248, 262, 277, 288Łaski, Stanisław (ca. 1500-1550), broer van Hieronim, diplomaat in Franse

(1524-1529) en Poolse dienst, 227, 248, 296Latimer, William (ca. 1460-1545), Engels geleerde en geestelijke, 189, 190Latomus, Jacobus (Jacques Masson, ca. 1475-1544), theoloog te Leuven, 57, 88,

115, 118, 119, 123, 145, 146, 153, 201, 202, 213, 236, 241, 274Laurensen, Laurens (ca. 1495-1553), theoloog, dominicaan, prior te

Groningen, 122, 145Lauwerijns (Laurijn), Mark (Marcus Laurinus, 1488-1540), deken van de Sint-

Donaaskerk in Brugge, 39Lee, Edward (1482?-1544), Engels theoloog en diplomaat, student te Leuven

(1516-1525), aartsbisschop van York vanaf 1531, 105, 115, 116, 117, 118, 119,126, 133, 142, 144, 207, 209, 236

Lefèvre d’Etaples, Jacques (ca. 1460-1536), Frans humanist en theoloog, 57, 108Leo x (Giovanni de’ Medici, 1475-1521), paus vanaf 1513, 89, 111, 116

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 319

Page 320: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

320

Register van persoonsnamen

Leochares (4e eeuw v.Chr.), Grieks beeldhouwer, 30Leoni, Ambrogio (ca. 1459-ca. 1524), arts en filosoof, gevestigd te Venetië, 239Leoniceno, Niccolò (1428-1524), hoogleraar geneeskunde te Ferrara, 99,165,

166, 189Lethmaet, Herman (ca. 1492-1555), theoloog, functionaris in dienst van Jean

de Carondelet, kanunnik te Utrecht, 120Linacre, Thomas (1460-1524), Engels humanist en medicus, 11, 63, 64, 189,

194, 204Lips, Maarten (ca. 1492-1555/59), uit Brussel, kanunnik in Sint-Maartensdal

bij Leuven (tot 1525), 1547Lodewijk ii (1506-1526), koning van Hongarije en Bohemen, 92Lombardus, Petrus (†1160), theoloog, bisschop van Parijs, 102, 129, 130, 269,

273, 275Lompart, Martin (bekend 1526-1531), koopman te Bazel, 293Longland, John (1473-1547), bisschop van Lincoln, 1535, 1570, 131Longueil, Christophe de (ca. 1488-1522), Frans jurist en humanist, 191, 194,

204Lorraine, Jean de (1498-1550), kardinaal, bisschop van o.a. Metz en Terwaan,

1559Lucas (1e eeuw), evangelist, 87, 88, 103, 106Lucianus van Samosata (ca. 120-ca. 180), Grieks sofist en satyricus, 69, 158, 177Lucretius Carus, Titus (98/97-55 v.Chr.), Romeins dichter, 160, 161Lupset, Thomas (ca. 1498-1530), Engels humanist, docent te Cambridge, 184,

185, 186, 1595, 1624, 245, 246Luther, Hans (1459-1530), boer en mijnondernemer, vader van de volgende,

138Luther, Maarten (1483-1546), kerkhervormer, passimLysippus (4e eeuw v. Chr.), Grieks beeldhouwer, 62

m

Maarten (Sint), zie Martinus van ToursManardo, Giovanni (1462-1536), hoogleraar geneeskunde te Ferrara, 165Manuzio, Paolo (1512-1574), zoon van Aldo Manuzio, drukker te Venetië, 176Marcellinus van Carthago (†413), Romeins ambtenaar, heilige en martelaar,

105Marck, Erard de la (1472-1538), kardinaal, prins-bisschop van Luik, 36, 40, 51,

151, 152Margaretha van Navarra (Marguerite d’Alençon, Marguerite d’Angoulême,

1492-1549), zuster van Frans i, koningin van Navarra vanaf 1529, 196, 1615

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 320

Page 321: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

321

Register van persoonsnamen

Margaretha van Oostenrijk (1480-1530), regentes der Nederlanden, 35, 50, 53,122, 150, 152, 200, 201

Marguerite d’Alençon, zie Margaretha van NavarraMarguerite van Angoulême, zie Margareta van NavarraMaria, moeder van Christus, 126, 270, 281Maria Tudor (1516-1558), dochter van Hendrik viii en Catharina van Aragon,

koningin van Engeland vanaf 1553, 286Martinus van Tours (†397), bisschop van Tours, 36, 40, 50Masseeuw, Christiaan (1469-1546), broeder van het Gemene Leven, school-

meester te Kamerijk, 213Mattheus (1e eeuw), evangelist, 67, 106, 107, 131, 135, 192, 221, 271Matthias (1e eeuw), als apostel toegevoegd aan de elf discipelen van Jezus;

kwam in de plaats van Judas, 52, 54, 282Mauch, Daniel (1504-1567), functionaris van Lorenzo Campeggi (1524-1527,

1530-1531), 1633Mausolus (†353 v. Chr.), heerser van Carië, 30Melanchthon, Philippus (1497-1560), Duits hellenist en kerkhervormer, 240Meltinger, Heinrich (†1529), stadsbestuurder te Bazel, 151Memmius, Gaius (ca. 98-ca. 46 v. Chr.), Romeins politicus en dichter, 160Mercurius (Hermes), god van de handel in de klassieke mythologie, 205Merula, Giorgio (ca. 1424-1494), Italiaans humanist, 165Metrodorus van Lampsacus (331/30-278/77 v. Chr.), leerling van Epicurus,

161Metrodorus van Stratonicea (bekend ca. 110 v. Chr.), aanhanger van Epicurus,

later van Carneades, 161Meyer, Adelberg (1474-1548), lakenkoopman en stadsbestuurder te Bazel, 151Midas, legendarische koning van Phrygië, kon alles in goud veranderen, 40, 91,

249, 289Milio (de Miliis), Johannes, geestelijke te Cremona, niet nader bekend, 25Minerva, Romeinse godin van de wijsheid, 293Moeskroen, Willem van (†1527), koopman te Brugge, 185, 186, 290Mohammed (ca. 570-632), grondlegger van de islam, 160, 161Montini, Floriano (†1533), secretaris van Lorenzo Campeggi, 10, 28, 1552,

1578, 155, 251, 252Montrivel, Antoine (†1534), deken te Montbéliard, kanunnik te Besançon, 218More, Thomas (1478-1535), Engels humanist en staatsman, 154, 206, 303Morel, Désiré (†1533), kanunnik te Besançon, 217Morillon, Guy (†1548), hoveling van Karel v, 153Mosellanus, Petrus (Peter Schade, ca. 1493-1524), hoogleraar Grieks te

Leipzig, 43, 77, 80, 82, 84, 85

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 321

Page 322: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

322

Register van persoonsnamen

Mosham, Rudbert von (1493-1543), Oostenrijks edelman, kapitteldeken vanPassau (1524-1529), 29, 76

Mozes, Oudtestamentische profeet, 30

n

Nausea, zie GrauNebukadnezar ii (†562 v. Chr.), Oudtestamentische koning van Babylon, 278Nesen, Wilhelm (1493-1524), Duits geleerde en docent, 302Nestor, Griekse held uit de Trojaanse Oorlog, 287Nève, Jan de (†1522), Leuvens geleerde, regent van het Leliecollege, 15Nicolaas van Lyra (ca. 1270/75-1349), franciscaans theoloog en bijbelcommen-

tator, 89Nonnus van Panopolis (5e eeuw), Grieks episch dichter, 257, 260

o

Ockham, Willem van (ca. 1286-1349), Engels franciscaans theoloog en filosoof,128

Oecolampadius, Johannes (Johann Hussgen, 1482-1531), theoloog, kerkher-vormer te Bazel, 9, 1538, 21, 72, 95, 117, 147, 201, 202, 227, 229, 240, 261,275, 276, 292

Oedipus, held uit de Griekse mythologie, 43Opizzoni, Giambattista (bekend 1509-1525), arts te Venetië, 185, 190, 247Orestes, figuur uit de Griekse mythologie, 245, 279Origenes (185-ca. 253/54), Grieks kerkvader, 73, 102, 107, 213Orpheus, figuur uit de Griekse mythologie, 94

p

Pace, Richard (ca. 1483-1536), Engels diplomaat, deken van de St. Paul’s inLonden, 99, 101, 166, 186, 189, 190, 239, 245, 246

Panizzato, Niccolò Mario (†1529), hoogleraar klassieke talen te Ferrara, 99,166

Papillon, Antoine (†1525), Frans hoveling, 196, 197Parentibus, Lazarus a, koopman te Genua, niet nader bekend, 222Paternina, D. de, secretaris van Lorenzo Campeggi, niet nader bekend, 28Patroclus, Griekse held uit de Trojaanse oorlog, vriend van Achilles 264Paulus (1e eeuw), apostel, 63, 73, 111, 122, 124, 128, 174, 231, 232, 233, 254,

264

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 322

Page 323: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

323

Register van persoonsnamen

Paumgartner, Johann (1488-1549), koopman en bankier te Augsburg, 26Pausanias (ca. 115-ca. 180), Grieks geograaf, 68, 257Pegasus, gevleugeld paard in de klassieke mythologie, 237Pellicanus, Conradus (Konrad Kürschner, 1478-1556), franciscaan, hoogleraar

theologie te Bazel, 10, 18, 21, 1637, 1638, 1639, 1640, 1644Penelope, echtgenote van Odysseus, 32Perillus van Athene (6e eeuw v.Chr.), Grieks beeldhouwer, 31Petrus (1e eeuw), apostel, 73, 129Phocion (402/01-318 v. Chr.), Atheens veldheer en staatsman, 162Phoenix, Petrus (Pierre Fénix, †1550/53), jurist, hoogleraar te Dôle, 216Pico della Mirandola, Giovanni (1463-1494), Italiaans humanist en filosoof,

165Pieter (ca. 1464-1523), broer van Erasmus, 139Pigge, Albert (ca. 1490-1542), geheim kamerheer van de paus, 1589Pio, Alberto (1475-1531), prins van Carpi, diplomaat in Franse dienst, 10, 99,

163, 1634Pirckheimer, Willibald (1470-1530), geleerde en stadsbestuurder te

Neurenberg, keizerlijk raadsheer, 11, 1536, 1543, 1558, 1560, 1568, 1603,1611

Pistofilo, Bonaventura (†1535), jurist, secretaris van Alfonso i d’Este, 46, 155Pistoris, Simon (1489-1562), jurist, kanselier van Georg van Saksen, 77, 83Plato (428/27-348/47 v. Chr.), Grieks wijsgeer, 54, 65, 124, 190, 237Plautus, Titus Maccius (ca. 250-ca. 184 v. Chr.), Latijns blijspeldichter, 32Plinius Secundus, Gaius (de Oudere, 23/24-79), Romeins ambtenaar, schrijver

van de Naturalis historia, 11, 30, 31, 32, 33, 34, 64, 165, 177, 179, 258Plinius Caecilius Secundus, Gaius (de Jongere, 61/62 - vóór 117), Romeins

schrijver van een epistolair oeuvre, 257, 258Plutarchus van Chaeronea (ca. 45-ca. 120), Grieks wijsgeer en biograaf, 11, 74,

90, 92, 93, 158, 183, 199, 289Pole, Reginald (1500-1558), achterneef van Hendrik viii, geestelijke, kardinaal

vanaf 1536, aartsbisschop van Canterbury vanaf 1556, 186, 189, 190, 245,1627, 291

Poliziano, Angelo Ambrogini (1454-1494), Italiaans humanist en dichter, 165,257, 260

Pomona, Romeinse godin van de boomvruchten, 185Pomponazzi, Pietro (1462-1525), Italiaans filosoof, 163Poppenruyter, Johann (ca. 1457-1534), wapensmid uit Neurenberg, gevestigd

in Mechelen, 59Prierias, Sylvester (Silvestro Mazzolini, ca. 1456-1523), dominicaan, hoog -

leraar theologie te Rome, 126

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 323

Page 324: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Register van persoonsnamen

Probus, Marcus Valerius (1e eeuw), Romeins filoloog, 258Proclus (412-485), Neoplatoons wijsgeer, 47Proteus, zeegod uit de Griekse mythologie die allerlei gedaanten kon aannemen,

158Pseudocheus, leugenachtig personage uit Erasmus’ Colloquia, 76Ptolemaeus, Claudius (2e eeuw), Grieks geograaf, astronoom en wiskundige,

203Publicola, Valerius (4e eeuw), Romeins edelman, vader van Melania de

Jongere, correspondent van Augustinus, 107Pucci, Antonio (1484/85-1544), neef van de volgende, theoloog, filosoof, bis-

schop van Pistoia, kardinaal vanaf 1531, 1580Pucci, Lorenzo (1458-1531), jurist, pauselijk functionaris, kardinaal, 250Pylades, figuur uit de Griekse mythologie, neef en vriend van Orestes, 245,

246, 279Pythagoras (6e eeuw v. Chr.), Grieks wijsgeer en wiskundige, 177Pythius van Priene (4e eeuw v. Chr.), Grieks architect, 30

r

Rappoltstein (Ribeaupierre), Ulrich von (ca. 1495-1531), edelman uit de Elzas,zoon van de volgende, 208

Rappoltstein (Ribeaupierre), Wilhelm von (1468-1547), edelman uit de Elzas,landvoogd van Vorderösterreich, 208

Rechtergem, Ida van (1490-1548), echtgenote van Erasmus Schets, 26, 148,301

Resch, Konrad († na 1552), boekhandelaar te Parijs, vanaf 1526 te Bazel, 88,231

Reuchlin (Capnio), Johann (1454/55-1522), Duits jurist, hellenist en hebraïst,125, 198, 255

Rhenanus, Beatus (Beat Bild, 1485-1547), Duits humanist en geschiedschrij-ver, 30, 34, 50, 60, 85, 191, 203, 208, 261

Ricchieri, Lodovico (Caelius Rhodiginus, 1469-1525), Italiaans humanist,docent Grieks te Milaan, 99, 166

Richard, kapelaan van Nikolaus von Diesbach, niet nader bekend, 216Richard, Pierre (bekend 1506-1554), theoloog te Parijs, 215Ricius, Paulus (†1541), geleerde en arts van joodse origine, bekeerd tot het

christendom, 63, 76, 85, 204, 221Risch, Michael (bekend 1497-1525), Duits geleerde, 45Rogier, Servaas (†1540), regulier kanunnik, prior van Stein bij Gouda van 1504

tot ca. 1533, 142

324

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 324

Page 325: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Register van persoonsnamen

Rollenbutz, Lukas (bekend 1505-1530), regulier kanunnik, prior van hetklooster Sankt Leonhard te Bazel, 38

Rosemondt, Godschalk (ca. 1483-1526), theoloog, hoogleraar te Leuven, 121,122, 148

Ruffault, Jean (1471-1546), thesaurier-generaal van Karel v, 36, 150Rutuba, gladiator genoemd door Horatius, 79Ruys, Walter (†1534), dominicaan te Nijmegen, student te Leuven ca. 1524-

1526, 38, 138, 201, 209, 236, 241, 301

s

Sadoleto, Jacopo (1477-1547), Italiaans humanist, pauselijk secretaris, bis-schop van Carpentras, 25, 1555, 1586, 205

Sallustius Crispus, Gaius (86-34 v. Chr.), Romeins geschiedschrijver, 287Salomo († ca. 930 v. Chr.), Oudtestamentische koning van Israël, 30Sapidus, Johannes (Johann Witz, 1490-1561), schoolmeester te Sélestat (tot

1526), 208Saul († ca. 1010 v.Chr.), Oudtestamentische koning van Israël, 42, 94Seneca, Lucius Annaeus (4 v. Chr.- 65 na Chr.), Romeins filosoof en tragedie-

schrijver, 232, 302, 303Schad, Johann Matthäus (bekend 1515-1546), domproost van Konstanz, 1648Schets, Erasmus (†1550), koopman en bankier te Antwerpen, 11, 1541, 1583,

1590, 1647, 1651, 1654Schiner, Matthäus (ca. 1465-1522), kardinaal, bisschop van Sion en Novara,

131Schoonhove, Cornelis van (†1528), jurist, advocaat te Gent, 185Schoonhove, Willem van (bekend 1525-1527), zoon van de vorige, student

genees kunde te Padua, 185, 186Schoonhoven, Joost van (†1502), arts te Bergen op Zoom, 78Scopas (4e eeuw v.Chr.), Grieks beeldhouwer, 30Scotus, Johannes Duns (1265/66-1308), Engels franciscaans filosoof en theo-

loog, 113, 127, 129Scriptoris, Paulus (†1504), gardiaan van de franciscanen en universitair docent

te Tübingen (tot ca. 1500), 269Scylla, zeemonster uit de klassieke mythologie, 10, 101, 151Selve, Jean de (1475-1529), Frans edelman, jurist en diplomaat, 1591, 1598Seneca, Lucius Annaeus (4 v. Chr.- 65 na Chr.), Romeins filosoof en tragedie-

schrijver, 232, 302, 303Siberch, zie LairSigismund i (1467-1548), koning van Polen, 296

325

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 325

Page 326: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Silenus, aanvoerder van de saters in de Griekse mythologie, 177Socrates (469-399 v. Chr.), Grieks wijsgeer, 92, 159Soderini, Francesco (1453-1524), jurist, kardinaal, Florentijns diplomaat, pau-

selijk functionaris, 131Spierinck, Nicolaas (†1545/46), boekbinder (en boekhandelaar?) te

Cambridge, 303Standish, Henry (†1535), Engels franciscaan, bisschop van St. Asaph, 121Stewart, Alexander (ca. 1493-1513), bastaardzoon van koning Jacobus iv van

Schotland, aartsbisschop van St. Andrews, 62Strijroy, Govaert (†1549), dominicaan, theoloog te Leuven, 138, 201, 241, 301Stromer, Heinrich (1482-1542), hoogleraar geneeskunde in Leipzig, 1564, 84Sucket, Antoon sr. (†1524), jurist, functionaris van Karel v, 57, 58Sucket, Antoon jr. (†1557), zoon van Antoon sr., jurist, lid van de Grote Raad

van Mechelen, 59Sucket, Jan sr. (†1522), broer van Antoon sr., jurist, lid van de Grote Raad van

Mechelen, 1556, 59Sucket, Jan jr. (†1521/22), zoon van Antoon sr., overleden als student te

Leuven, 59Sucket, Karel (†1532), zoon van Antoon sr., jurist, docent te Turijn, 59Sulpicius Rufus, Servius (†43 v.Chr.), Romeins staatsman en rechtsgeleerde,

288Szalkay, László (1475-1526), aartsbisschop van Esztergom, 200, 207Szydłowiecki, Krzysztof (1467-1532), Pools edelman en staatsman, 11, 1593,

238, 289, 297

t

Tartaret, Pierre (†1522), theoloog te Parijs, 129Terentius Afer, Publius (ca. 185-ca. 160 v. Chr.), Romeins blijspeldichter, 43,

94, 228Tertullianus, Quintus Septimius Florens († na 220), Latijns kerkvader, 72Themistius (ca. 317-ca. 388), staatsman, filosoof en redenaar, commentator

van Aristoteles, 69Theoderici, Vincentius (Vincent Dierckx, 1481-1526), dominicaan, theoloog te

Leuven, 53, 123, 138, 144, 201, 209, 236, 241, 301Theodorus Mechanicus (5e eeuw), werktuigkundige en filosoof, vriend van

Proclus, 47Thomas van Aquino (1225-1274), dominicaans theoloog en filosoof, 257, 271Thurzo, Alexius (†1543), schatmeester van de koning van Hongarije, 11, 1572,

199

Register van persoonsnamen

326326

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 326

Page 327: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Register van persoonsnamen

Thurzo, Johannes (1464/65-1520), broer van de vorige, bisschop van Breslau,34

Thurzo, Stanislaus (†1540), broer van de vorige, bisschop van Olomouc, 1544,60, 203

Timotheus (4e eeuw v.Chr.), Grieks beeldhouwer, 30Tomeo, Niccolò Leonico (1456-1531), hellenist te Padua, 189Torresani, Andrea (1451-1529), drukker te Venetië, schoonvader en compag-

non van Aldo Manuzio, 176, 184, 238, 247Torresani, Frederico (†1561), zoon van de vorige, drukker te Venetië, 176, 274Torresani, Gianfrancesco (ca. 1480-na 1557), zoon van Andrea, drukker te

Venetië, 1592, 184, 185, 187, 238, 1628Toussain, Pierre (1499-1573), kanunnik te Metz, 72, 73, 74, 75, 224, 230, 247Transsilvanus, Maximilianus (†1538), functionaris en diplomaat in dienst van

Margaretha van Oostenrijk en Maria van Hongarije, 1553, 1585, 1645Trofino, Felice (†1527), kapelaan en secretaris van Clemens vii, bisschop van

Chieti vanaf 1524, 1575Truchsess, Christoph (ca. 1509-1535), baron van Waldburg, student te Padua

(1525), krijgsman in Habsburgse dienst, 1625, 1649Tunstall, Cuthbert (1474-1559), jurist, geestelijke, diplomaat, bisschop van

Londen vanaf 1522, van Durham vanaf 1530, 89, 131, 248, 294

u

Ulrich (1487-1550), hertog van Württemberg, 53, 96Ursinus Velius, Caspar (1493-1539), geleerde uit Silezië, hoogleraar welspre-

kendheid te Wenen, 34, 1577, 203Utenheim, Christoph von (ca. 1450-1527), bisschop van Bazel, 88, 134, 151,

212, 216, 279Uza, Oudtestamentische figuur, 42, 43

v

Valerianus (Valerius, †396), bisschop van Hippo, 94, 95Valla, Lorenzo (1407-1457), Italiaans humanist en filoloog, 233Varro, Marcus Terentius (116-27 v. Chr.), veelzijdig Romeins schrijver, 256,

259Vaughan, John (bekend 1500-1526), geleerde te Cambridge, 303Vaylle, Francisco de (bekend 1512-1535), Spaans koopman gevestigd te

Antwerpen, 26, 27Venus, godin van de liefde in de Romeinse mythologie, 32

327

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 327

Page 328: Brieven1535— Brieven gecodeerd 08-11-13 12:10 Pagina 1 · 2017-03-31 · mus’ welsprekende antwoord (brief 1581) van meer dan 800 regels in de uit-gave van Allen bewijst dat het

Register van persoonsnamen

Vergy, Antoine de (†1541), aartsbisschop van Besançon, 216Vianen, Willem van (†1529), theoloog te Leuven, 148Virgilio, Polidoro (ca. 1470-1555), Italiaans geestelijke, geleerde en geschied-

schrijver, gevestigd in Engeland, 1606Vitoria, Pedro de (bekend 1526-1527), Spaans dominicaan, broer van

Francisco, 135Vives, Juan Luis (1492-1540), humanist uit Valencia, gevestigd te Brugge, 37,

1613, 242Vlatten, Johann von (ca. 1498-1562), geestelijke, raadsman van Johan iii van

Kleef, 1549, 1569Volz, Paul (1480-1544), benedictijn, abt van Hugeshofen (Honcourt) van 1512

tot 1526, 136, 1607

w

Wain, Gervasius (ca. 1491-1554), hoogleraar theologie te Parijs, 137, 212Walkden, Humphrey (†1525/26), geleerde te Cambridge, 303Warham, William (ca. 1456-1532), aartsbisschop van Canterbury, 131, 148,

172, 285, 293Willem van Auxerre (†1231), theoloog te Parijs, 103Wimpfeling, Jakob (1450-1528), humanist en theoloog te Straatsburg, 208Winckel, Pieter († na 1505), schoolmeester te Gouda, voogd van Erasmus, 139Winter, Thomas († na 1543), onwettige zoon van Thomas Wolsey, geestelijke,

191Witz, Johann, zie Johannes SapidusWolsey, Thomas (ca. 1473-1530), kardinaal, aartsbisschop van York, kanselier

van Engeland, 16, 131, 191

z

Zeno van Elea († ca. 445 v. Chr.), Grieks wijsgeer, beroemd om zijn paradoxen,157

Ziegler, Jacob (ca. 1470-1549), (ca. 1470-1549), geleerde uit Landau, pauselijkfunctionaris (1521-1525), 59

Zúñiga, Diego López (Stunica, †1531), Spaans geleerde, gevestigd te Rome,57, 105, 115, 116, 117, 126, 133, 134, 145, 153, 193

Zwick, Johann (†1542), jurist, priester te Riedlingen (1522-1526), prediker teKonstanz (1526-1538), 18, 95

Zwingli, Huldrych (1484-1531), kerkhervormer te Zürich, 10, 22, 25, 44, 84,227, 234, 240, 275, 276, 277

328

Brieven1535—_Brieven gecodeerd 08-11-13 12:11 Pagina 328