Brexit - scheiden doet lijden - VBO · 2018-06-20 · Brexit: scheiden doet lijden Een analyse en...

31
Brexit: scheiden doet lijden Een analyse en perspectief om de schade te beperken Brussel, 21 juni 2018 Pieter Timmermans, CEO in samenwerking met Olivier Joris, Executive Manager, Europa & Internationaal Edward Roosens, Chief Economist en Executive Manager, Economie & Conjunctuur Benoit Monteyne, Adjunct-adviseur, Europa & Internationaal Thomas Julien, Attaché, Europa & Internationaal Anouar Boukamel, Attaché, Economie & Conjunctuur

Transcript of Brexit - scheiden doet lijden - VBO · 2018-06-20 · Brexit: scheiden doet lijden Een analyse en...

Brexit: scheiden doet lijden

Een analyse en perspectief om de schade te beperken

Brussel, 21 juni 2018

Pieter Timmermans, CEO

in samenwerking met

Olivier Joris, Executive Manager, Europa & Internationaal Edward Roosens, Chief Economist en Executive Manager, Economie & Conjunctuur

Benoit Monteyne, Adjunct-adviseur, Europa & Internationaal Thomas Julien, Attaché, Europa & Internationaal

Anouar Boukamel, Attaché, Economie & Conjunctuur

Inhoudstafel

Samenvatting ................................................................................................................................................... 1

1 Voorgeschiedenis .................................................................................................................................... 2

1.1 In or out? Historische schets ............................................................................................................ 2

1.2 Een verkiezingsbelofte ..................................................................................................................... 3

1.3 De campagne ................................................................................................................................... 3

1.4 Uitkomst van het referendum: een verdeeld land ............................................................................ 4

1.5 De Brexit in verschillende stappen .................................................................................................. 5

2 De economische banden tussen België en het Verenigd Koninkrijk ...................................................... 6

2.1 België – Verenigd Koninkrijk: een intense handelsrelatie ............................................................... 7

2.2 België – Verenigd Koninkrijk: welke goederen en diensten ............................................................ 9

2.2.1 Goederen .................................................................................................................................. 9

2.2.2 Diensten .................................................................................................................................. 10

2.3 Betalingsbalans met het Verenigd Koninkrijk ................................................................................ 12

2.4 Directe buitenlandse investeringen (DBI’s) ................................................................................... 12

3 Wat is de mogelijke economische impact van de Brexit? ..................................................................... 14

3.1 Overzicht van de macro-economische gevolgen op korte termijn ................................................ 14

3.2 Wat zou de impact van een ‘zachte’ dan wel ‘harde’ Brexit zijn op langere termijn? ................... 17

4 Waar staan we? ..................................................................................................................................... 18

4.1 rechten van de burgers .................................................................................................................. 19

4.2 financiële regeling .......................................................................................................................... 19

4.3 grens tussen Ierland en Noord-Ierland .......................................................................................... 20

5 Wat vindt het VBO? ............................................................................................................................... 21

5.1 A ‘proper Brexit’ .............................................................................................................................. 21

5.2 VBO-positie over de overgangsfase .............................................................................................. 21

5.3 VBO-positie over het kader van de toekomstige relatie ................................................................ 22

5.3.1 Algemene principes ................................................................................................................ 22

5.3.2 Cross-sectoriële prioriteiten .................................................................................................... 23

6 Welke gevolgen / lessen voor de toekomst? ......................................................................................... 24

Conclusie ....................................................................................................................................................... 27

VBO| 1

Samenvatting

Twee jaar na het referendum over het Britse lidmaatschap van de Europese Unie, waarbij 52% van de bevolking koos voor een Brexit, stelt het VBO een paper voor waarin het uitlegt hoe het referendum tot stand gekomen is, een stand van zaken schetst van de afgelopen twee jaar en zijn prioriteiten voor de toekomst naar voren schuift.

In de paper wordt het eurosceptisme in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld, dat uiteindelijk uitmondde in een referendum en het resultaat dat we kennen. Vervolgens wordt met behulp van cijfers en grafieken aangetoond dat de economische banden, zowel op vlak van export, import als investeringen, tussen België en het Verenigd Koninkrijk zeer sterk verweven zijn, worden de macro-economische gevolgen op zowel de korte als lange termijn in kaart gebracht en wordt de economische impact van een zachte en harde Brexit ingeschat.

Voorts wordt er dieper ingegaan op de lopende onderhandelingen en worden de prioriteiten van het VBO voor zowel de scheiding, de overgangsfase als de toekomstige relatie voorgesteld.

Deze paper wordt afgesloten met een aantal lessen voor de toekomst.

VBO| 2

1 Voorgeschiedenis

1.1 In or out? Historische schets

In de nadagen van de Tweede Wereldoorlog zette Winston Churchill, voormalig premier en uitzonderlijk staatsman die het Verenigd Koninkrijk naar de overwinning had geleid, in een beroemde speech in Zurich zijn visie op de toekomst van Europe uiteen. Daarin riep hij op tot de vorming van een soort ‘Verenigde Staten van Europa’, een nieuwe ‘Europese familie’ gevormd rond idealen van vrede, veiligheid en vrijheid. Het Verenigd Koninkrijk zou optreden als ‘vriend en sponsor’ van dat nieuwe Europa. Maar zal het er ook ten volle deel van uitmaken?

Met de oprichting in 1951 van de Europese Gemeenschap voor kolen en staal (EGKS), voorloper van de Europese Unie, brachten Frankrijk en Duitsland, twee Europese grootmachten en oude vijanden, de productiecapaciteit in twee strategische industriële sectoren samen. De Benelux-landen en Italië stapten mee in dit verenigende project, zonder het Verenigd Koninkrijk. Enkele jaren later zou ook geen enkele hoge Britse vertegenwoordiger present tekenen op de ondertekening van de Verdragen van Rome in 1957. De Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd zo een feit … zonder het Verenigd Koninkrijk.

De kwestie van de werkelijke rol van het Verenigd Koninkrijk in het Europese project ligt aan de basis van een diepe kloof in het Britse politieke landschap, zeker sinds de Britse toetreding tot de Europese Gemeenschappen in 1973 onder het bewind van de conservatieve pro-Europese premier Edward Heath. Het referendum van 1975, het eerste over de toetreding tot de Gemeenschappen, geeft ons een indicatie van het initiële Europese standpunt van de Britse conservatives (de Tories). De slogan van de Tories was toen ondubbelzinnig: “Conservatives say yes to Europe!”. Resultaat? 67% van de Britse stemmers spreekt zich uit voor toetreding. Toch zorgt dit voor een diepe breuklijn binnen de arbeidspartij.

De pro-Europese houding van de conservatieven neemt af vanaf 1984, het jaar waarin Londen een vermindering van zijn bijdrage aan de begroting van de Europese instellingen vraagt. Kort na de ondertekening van de Europese Eenheidsakte in 1986, waarbij de interne markt wordt opgericht, geeft premier Margaret Thatcher uiting aan haar groeiende frustratie over de politieke ambities van de Europese integratie. In een speech in 1988 in Brugge betreurt de IJzeren Dame de weg die het ‘Europa van 12’ op wil, namelijk verder dan enkel een vrijhandelszone. Tabloid ‘The Sun’ weerspiegelt perfect de heersende teneur in het Verenigd Koninkrijk m.b.t. het economische en monetaire project van de toenmalige EU-Commissievoorzitter: “Up yours Delors”! De ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1992 verergert de onenigheden nog binnen de Tories en het kabinet van de conservatieve premier John Major. De nieuwe bevoegdheidsoverdracht zou een bedreiging inhouden voor het Britse parlement.

Onder de labour-regeringen van premier Blair en premier Brown worden de anti-Europese gevoelens binnen de Tories nog scherper. Als gevolg van aanzienlijke druk van de eurosceptici binnen de conservatieve partij kondigt David Cameron, toenmalig leider van de conservatieven, in 2009 aan dat zijn partij zich terugtrekt uit de EVP-fractie (Christendemocraten) in het Europees Parlement om een nieuwe fractie van ‘hervormers’ uit de grond te stampen (ECH: Europese Conservatieven en Hervormers). Opvallend: de conservatief David Davis, die namens de Britten over de Brexit onderhandelt en vurig voorstander van een ‘harde’ Brexit, was destijds tegen het verbreken van de formele politieke banden met de Europese christendemocraten.

VBO| 3

In de loop van de verschillende verdiepingsfases van de Europese integratie bewees het Verenigd Koninkrijk vaak zijn aparte plek in Europa door aan de zijlijn te blijven via ‘opt-out’-clausules, ondanks een sterke gehechtheid aan de interne markt. Opeenvolgende regeringen over het Kanaal, min of meer eurosceptisch en zowel aan linker- als rechterzijde, maakten voorbehoud bij verschillende Europese initiatieven. Zo werd het land vrijgesteld van deelname aan de eenheidsmunt, het acquis van de Schengenruimte en ook de keuze om al dan niet deel te nemen aan het beleid inzake vrijheid, veiligheid en recht.

1.2 Een verkiezingsbelofte

Als antwoord op de aanhoudende anti-Europese druk binnen de conservatieve partij belooft David Cameron in 2015, in volle verkiezingscampagne om opnieuw premier te worden, een referendum te organiseren over het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk bij de Europese Unie.

Op 10 november 2015 stuurt de pas opnieuw verkozen premier Cameron een mail naar de voorzitter van de Europese Raad, waarin hij een “bijzonder statuut” aanvraagt voor het Verenigd Koninkrijk. De Britse overheden lichten vier belangrijke beleidsdomeinen uit waarvoor ze hervormingen vragen: economische governance (erkenning van de rechten van de landen die geen deel uitmaken van de eurozone), concurrentievermogen (verlaging van de druk van de Europese regelgeving), soevereiniteit (weigering van een steeds sterker geïntegreerde Unie) en immigratie (beheersing van de stromen vanuit de andere lidstaten). Volgens David Cameron zouden die talrijke hervormingen, waarover onderhandeling mogelijk is, effectief tegemoetkomen aan de bekommernissen van het Verenigd Koninkrijk dat zijn aansluiting bij het Europese project voor eens en altijd wil geregeld zien.

Na wekenlange onderhandelingen bekrachtigt de Europese Raad van februari 2016 de afspraak tussen Londen en Brussel over het hervormingsproject: de staatshoofden en regeringsleiders van de 27 zijn het eens geworden over een aantal eisen van het Verenigd Koninkrijk. Cameron heeft verschillende slagen binnengehaald. De Europese verdragen zullen duidelijk vermelden dat het VK niet meedoet aan de verdere politieke integratie, het steeds “hechtere verbond tussen de Europese volkeren”. De EU belooft zonder verdere discussie de administratieve en reglementaire last die op het concurrentievermogen van bedrijven in kernsectoren weegt, te verlichten. Wat betreft het sociale aspect en het vrij verkeer van werknemers, stemt de EU in met een geleidelijke toegang tot de voordelen van de sociale zekerheid over een periode van vier jaar. Verder verkrijgt Londen de garantie dat de belastingplichtigen die niet zijn toegetreden tot de gemeenschappelijke munt, het reddingsfonds voor de eurozone niet zullen moeten helpen financieren.

Die hervorming van de Unie zal de Britse premier gebruiken als basis voor zijn pro-Europese pleidooi bij de bevolking die in de loop van 2016 via referendum haar mening mag geven, zoals beloofd door David Cameron tijdens de verkiezingscampagne. Logisch gezien moest de opname van die nieuwe verworvenheden in de Europese verdragen een positieve afloop van de volksraadpleging in de hand werken.

1.3 De campagne

Bij de campagne in de aanloop naar het referendum dat gepland is op 23 juni 2016, komen twee zowel inhoudelijk als vormelijk radicaal tegenovergestelde visies bovendrijven.

VBO| 4

Het “Leave”-kamp ergert zich vooral aan de overvloed aan Europese regelgeving, meer bepaald op economisch vlak. Het ziet daarin een suprematie van Brussel, die de dynamische krachten en het groeivermogen van het eiland kortwiekt. Verder hebben de voorstanders van de Brexit kritiek op de magere return on investment van hun nettobijdrage aan de Europese begroting, die jaarlijks meer dan 10 miljard euro bedraagt. Daarmee roepen ze herinneringen op aan gelijkaardige kritische geluiden uit de jaren 1980.

Naast een afkeer van het Europese reglementaire korset heeft het ‘Leave’-kamp moeite om de legitimiteit te erkennen van de beslissingsbevoegdheid van de Commissie, die op supranationaal niveau werkt, en van de rechtsbevoegdheid van de Europese Unie in de vorm van het Europees Hof in Luxemburg. De verdedigers van de uitstap uit de EU pleiten ervoor de besluitvorming terug naar het nationale niveau te brengen, een eis die ze samenvatten in hun slogan “Take back control”. Nigel Farage, het controversiële boegbeeld van de eurosceptici en de ‘Leave’-campagne, laat zich verschillende keren uit in die zin: “Leaving would mean that we would be taking back control. That those we elect as MPs would be the ones who make and decide our laws, rather than a bunch of unelected old men in Brussels who most people cannot name and who we cannot vote for or remove.”1

De slogan “Take back control” met verwijzing naar de landsgrenzen wijst ook op het gewicht van de immigratiekwesties. Een al dan niet gegronde beperking van de toestroom naar het Verenigd Koninkrijk, die vooral gericht is tegen werknemers uit Centraal en Oost-Europa, is voor de ‘Brexiteers’ een breekpunt.

Meer algemeen klaagt de campagne voor de uitstap het begrip van een “steeds hechtere Unie” aan, en geeft ze hiermee uiting van een bitter verzet tegen de idee van de ‘Verenigde Staten van Europa’.

De argumenten van het kamp ‘Britain Stronger in Europe’ gaan vooral over de economische en commerciële voordelen van de toegang tot de interne markt die meer dan 500 miljoen consumenten verenigt. De handelsbetrekkingen met het continent zijn goed voor 3 miljoen banen op Brits grondgebied. 200 000 ondernemingen voeren handel met de rest van de Unie. In tegenstelling tot wat de ‘Brexiteers’ argumenteren, herinneren de ‘Remainers’ eraan dat dagelijks 66 miljoen Britse pond terugvloeit naar fondsen of projecten die deel hebben in de economische en sociale ontwikkeling van het land.

De ‘Remainers’ waarschuwen ook voor het risico van verlies aan slagkracht voor het Verenigd Koninkrijk in de internationale betrekkingen en dus voor een zwakkere diplomatieke positie op het wereldtoneel. Verder herinneren ze aan de nauwe samenwerking binnen de Unie op het vlak van veiligheid, vooral in het kader van de terreurdreiging en de georganiseerde misdaad, om de Britse kiezer te sensibiliseren.

1.4 Uitkomst van het referendum: een verdeeld land

Op 23 juni 2016, een (jammer genoeg) memorabele datum, spraken meer dan 30 miljoen Britten zich uit over de Brexit-vraag die ze als volgt kregen voorgeschoteld: “Should the United Kingdom remain a member of the European Union?”

Bij een bijzonder hoge opkomst van 72.2% stemde een kleine meerderheid van 51.9% voor de uitstap uit de Europese Unie. Bij nader onderzoek van dat resultaat blijken twee criteria de doorslag te geven: de geografische ligging en de leeftijdscategorie van de respondenten.

1 Read more at: https://inews.co.uk/opinion/comment/nigel-farage-vote-leave-control-destiny/

VBO| 5

Een opsplitsing van de stemuitslag per natie (en regio) geeft een genuanceerd beeld van het draagvlak voor de ‘Brexit’. Binnen het Verenigd Koninkrijk tekenen zich sterke regionale verschillen af. Schotland schaarde zich achter het ‘Remain’-kamp met 62% van de uitgebrachte stemmen. Idem voor Noord-Ierland waar 55.8% van de stemmers bij het Europese blok wou blijven. Engeland, de natie met veruit het grootse bevolkingsaantal, stemde met 53.4 % voor de Brexit, en in Wales was dat 52.5%. In de Londense regio was een uitgesproken meerderheid dan weer voor het lidmaatschap van de Unie.

Wanneer we de demografische verdeling bekijken op basis van leeftijd, valt het resultaat niet moeilijk te interpreteren en vertoont het een uitgesproken generatiekloof: 75% van de jongeren tussen 18 en 24 heeft voor het behoud binnen de Europese Unie gestemd. Bij de 24 tot 49-jarigen is dat nog 56%.

1.5 De Brexit in verschillende stappen

De uitslag van het referendum versnelt het vertrek van Premier David Cameron, dat al enkele uren na de bekendmaking van de resultaten wordt aangekondigd. Op 13 juli dient Cameron, die de ‘Remain’-campagne had gesteund op basis van een hervormd EU-project, officieel zijn ontslag in. Teresa May, sinds 11 juli 2016 aan het hoofd van de conservatieve partij, neemt twee dagen later de functie van premier over.

Na maandenlang getalm stuurt Theresa May dan uiteindelijk op 29 maart 2017 officieel de brief die artikel 50 van het VEU (die het vrijwillig vertrek van een lidstaat voorziet) activeert naar de voorzitter van de Europese Raad. De uitstap van het Verenigd Koninkrijk zal effectief werkelijkheid worden na een periode van twee jaar, dus op 30 maart 2019.

Om de politieke zekerheid en continuïteit met het oog op de Brexit-onderhandelingen voor de komende jaren te verzekeren, schrijft Theresa May algemene verkiezingen uit op 8 juni 2017. Het blijkt een

VBO| 6

gewaagde gok, want het kost de conservatieven, die nochtans overtuigd waren van hun populariteit, hun absolute meerderheid in de House of Commons. Theresa May ziet zich verplicht een coalitieregering te vormen en haalt uiteindelijk de Democratic Unionist Party (DUP) aan boord, een Noord-Ierse politieke partij met uitgesproken standpunten over de cruciale kwestie van de Ierse grens en over het handhaven van het VK.

Op 19 juni 2017, openen Michel Barnier, hoofdonderhandelaar van de EU, en David Davis, Minister voor de Uittreding uit de Europese Unie, de 1e ronde van de brexitonderhandelingen.

2 De economische banden tussen België en het Verenigd

Koninkrijk

De economische banden tussen België en het Verenigd Koninkrijk hebben een lange geschiedenis, maar namen vooral een hoge vlucht vanaf de industriële revolutie. Die begon in het VK in de tweede helft van de 18e eeuw (met de uitvinding van de stoom- en textielmachines als belangrijke exponenten) en vond in de 19e eeuw ook een vruchtbare bodem in Wallonië en rond de grote steden, met name dankzij de sterke Belgisch-Britse economische banden.

De impact die John Cockerill had op de staalindustrie in Luik, en Lieven Bauwens op de textielindustrie in Gent, zijn daar het perfecte voorbeeld van. Cockerill was een Engelsman, Bauwens een Gentenaar die heel veel in het Verenigd Koninkrijk reisde en erin slaagde om een ‘Mule Jenny’, een hydraulische spinmachine, in stukken naar België te brengen.

Sindsdien is België sterk op export gericht. Sinds het einde van WO II vindt die toenemende openheid vooral plaats binnen de context van een steeds sterker wordende Europese politieke en economische integratie. Zo was België op 1 januari 1958 samen met Duitsland, Frankrijk, Nederland, Italië en Luxemburg één van de stichtende leden van de Europese Economische Gemeenschap die 10 jaar later, in 1968, de binnenlandse tolmuren voor in- en uitvoer van goederen tussen die landen deed verdwijnen.

Het Verenigd Koninkrijk trad pas op 1 januari 1973 toe tot de EEG samen met Denemarken en Ierland. De douane-unie met de 3 bijkomende landen werd vervolgens geleidelijk ingevoerd en op 1 januari 1977 voltooid.

Vóór het VK deel uitmaakte van de EEG, in de periode 1968-1973, groeide de Belgische uitvoer dan ook sneller naar onze drie grote EEG-buurlanden Duitsland, Frankrijk en Nederland dan naar het VK (jaargemiddeld +22,3% t.o.v. +18,1%, zie grafiek 1).

Eens het VK echter was toegetreden tot de douane-unie groeide de Belgische uitvoer naar het VK in de volgende 15 jaar beduidend sneller dan die naar de 3 EEG-buurlanden (jaargemiddeld +15,1% t.o.v. +8,8%).

Daarna, in de eerste helft van de jaren ’90, belandde het VK in recessie als gevolg van een eind jaren ’80 te hoog opgelopen inflatie en het uiteenspatten van een prijzenbubbel op de woningmarkt (de zogenaamde Lawson-boom). Door dit asynchrone conjunctuurverloop met de rest van Europa, moest het Britse pond op 24 september 1992 (zwarte woensdag) ook het EMS (Europees Monetair Stelsel) verlaten, waar het overigens nog maar 2 jaar eerder deel was van gaan uitmaken. Daardoor werd de Britse recessie aanvankelijk nog verlengd en verdiept. In de eerste helft van de jaren ’90 groeide de Belgische export naar het UK dan ook beduidend minder sterk dan naar de 3 buurlanden.

VBO| 7

In de tweede helft van de jaren ’90 kende de Britse economie (mede geholpen door het zwakkere pond) echter een krachtig herstel waardoor de Belgische uitvoerstromen naar het UK weer veel sneller groeiden dan die naar het Europese vasteland (en vooral naar Duitsland dat eind jaren ’90 een moeilijke periode doormaakte).

Sinds de invoering van de Europese muntunie in 1999 (zonder deelname van het VK) zijn de handelsstromen met de 3 eurozone-buurlanden echter weer een stuk sterker toegenomen dan die naar het VK (+4,9% tegenover +3% naar het VK tussen 2002 en 2007).

In de voorbije decennia heeft de Britse economie ook een ingrijpende transitie doorgemaakt van een sterk op industrie gericht land naar een door (financiële) diensten gedomineerd land. Vandaag maken de verwerkende industrieën nog maar 10% van het Britse bbp uit.

Niettemin blijft het een zeer belangrijke economie (derde economie in Europa wat het bbp betreft) en lid van de G7. Door de geografische nabijheid van onze twee landen, is het dus niet verbazend dat de economische banden tussen België en het Verenigd Koninkrijk zeer sterk zijn.

2.1 België – Verenigd Koninkrijk: een intense hande lsrelatie

Onderstaande grafiek illustreert duidelijk het belang van het partnerschap met het Verenigd Koninkrijk voor de import maar vooral voor de export van goederen.

Het Verenigd Koninkrijk is onze 4e afnemer van exportgoederen (9% van het totaal), na Duitsland (17%), Frankrijk (15%) en Nederland (11%), maar voor de VS (6%) en China (2%).

* Voor de gegevens tussen 1960 en 2013 ** Voor de gegevens tussen 2014 en 2017

0

50

100

150

200

250

19

60

19

62

19

64

19

66

19

68

19

70

19

72

19

74

19

76

19

78

19

80

19

82

19

84

19

86

19

88

19

90

19

92

19

94

19

96

19

98

20

00

20

02

20

04

20

06

20

08

20

10

20

12

20

14

20

16

Ind

ex

, b

asi

s 1

00

= 2

01

0

Grafiek 1: Export van België naar het Verenigd Koninkrijk en

Duitsland (1960-2017)Bron: OESO* en NBB**

Vóór de toetreding van het VK VK All + FR + NL

VBO| 8

Wat betreft de invoer van goederen in België is het Verenigd Koninkrijk pas onze 5e leverancier (5% van onze geïmporteerde goederen). Zo hebben we, zoals verderop zal blijken en in punt 2.4 verder wordt uiteengezet, een overschot op de handelsbalans t.o.v. het Verenigd Koninkrijk wat goederen betreft.

Voor de uitvoer van diensten is de situatie omgekeerd. Daar is het Verenigd Koninkrijk onze 4e leverancier van diensten en onze 5e klant. Onze belangrijkste partners voor diensten zijn Frankrijk (van wie we het meeste diensten importeren, o.a. toerisme) gevolgd door Nederland (eerste bestemming van onze dienstenexport), en Duitsland dat het podium vervolledigt.

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

18%

Verenigd

Koninkrijk

Duitsland Frankrijk Nederland Verenigde

Staten

China

In %

va

n d

e t

ota

le e

xp

ort

(im

po

rt)

Grafiek 2: Export en import van goederen (2016)

Rapporterend land: BEBron: OESO

Export (%) Import (%)

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

18%

Verenigd

Koninkrijk

Nederland Frankrijk VS Duitsland

In %

va

n d

e t

ota

le e

xp

ort

(im

po

rt)

Grafiek 3: Export en import van diensten (2016)

Rapporterend land: BEBron: OESO

Export (%) Import (%)

VBO| 9

Maar vooral de handelsbalans illustreert het verschil in situatie. Voor de goederen hebben we een aanzienlijk overschot t.o.v. het Verenigd Koninkrijk, voor de diensten een klein tekort.

Als we goederen en diensten samen beschouwen, zien we een aanzienlijk overschot op de handelsbalans met het VK (3% van het Belgisch bbp). Enkel met Duitsland en Frankrijk is ons handelsoverschot groter.

2.2 België – Verenigd Koninkrijk: welke goederen en diensten

2.2.1 Goederen

Opmerkelijk is dat we bij de vijf meest geïmporteerde productgroepen uit het VK ook 3 van de meest geëxporteerde productgroepen naar hen terugvinden.

Enkel de minerale producten (2e groep meest geïmporteerde producten, door de leveringen van Britse aardolie en Brits aardgas uit de Noordzee) en voedingsmiddelen (5e meest geëxporteerde productgroep) zitten niet in zowel de import- als de exporttop.

Verdeling van de import en export van België met Verenigd Koninkrijk in 2017 (in % van het totaal)

Import van goederen uit het Verenigd Koninkrijk Export van goederen naar het Verenigd Koninkrijk

Vervoermaterieel 21% Vervoermaterieel 29%

Minerale producten 20% Producten van de chemische industrie en van de aanverwante industrieën 19%

Producten van de chemische industrie en van de aanverwante industrieën

18%

Machines, toestellen en elektrotechnisch materiaal, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, voor het opnemen of weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen.

8%

Machines, toestellen en elektrotechnisch materiaal, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, voor het opnemen of weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen.

11% Kunststof en werken daarvan; rubber en werken daarvan 7%

Kunststof en werken daarvan; rubber en werken daarvan

6%

Producten van de voedselindustrie; dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn; tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten

7%

VBO| 10

Hieruit blijkt in welke mate onze twee landen hun waardeketens geïntegreerd hebben, bijv. in de chemie- en plasticsector. Ook blijkt dat België een draaischijf is voor producten uit het Verenigd Koninkrijk die voor andere Europese landen bestemd zijn, en omgekeerd.

De enorme tonnage van de haven van Zeebrugge van en naar het Verenigd Koninkrijk bevestigt die situatie. Niet minder dan 45% van de totale tonnage heeft te maken met het Verenigd Koninkrijk.

In de voedingssector zijn de drie meest geëxporteerde producten naar het Verenigd Koninkrijk groenten en fruit, cacao en granen en bereidingen op basis van die producten.

Ook de textielindustrie is nauw verweven met de Britse markt. 10,2% van de totale export van textiel, hout en meubilair gaat naar het Verenigd Koninkrijk. Voor interieurtextiel is dat aandeel nog groter: 22% van de totale export.

2.2.2 Diensten

We wezen er in punt 2.1 al op dat het dienstensaldo tussen het Verenigd Koninkrijk en België overhelt in het voordeel van het Verenigd Koninkrijk. Tussen 1999 en 2016 is de situatie eerder stabiel gebleven, het saldo van 0,35% van het bbp steeg naar 0,37%.

34%

45%

10%

5%6%

Grafiek 4: Verdeling tonnage haven van ZeebruggeBron: Haven van Zeebrugge

Continentaal Europa VK Azië N- en A-Amerika Andere

VBO| 11

Om preciezer te zijn werd het voordeel van de Britten groter tot 2008, toen het saldo 0,6% van het bbp bedroeg. Daarna maakte ons land een inhaalmanoeuvre tot in 2013, toen het saldo 0,19% van het bbp bedroeg, waarna het verschil weer groter werd. Ondanks alles blijven de variaties gematigd en evolueert het saldo eerder stabiel rond gemiddeld 0,4% van het bbp.

Wat de verdeling van die diensten betreft, is het ruime aandeel van de financiële diensten (20%) vanzelfsprekend. Gezien de belangrijke rol van Londen op het internationale financiële toneel, zou het vreemd zijn als ze niet sterk vertegenwoordigd waren.

-0,7%

-0,6%

-0,5%

-0,4%

-0,3%

-0,2%

-0,1%

0,0%

In %

va

n h

et

Be

lgis

ch b

bp

Grafiek 5: Extern dienstensaldo van België

t.o.v. het Verenigd KoninkrijkBron: Office for National Statistics

Extern saldo van diensten, betalingsbalans

20%

17%

9%

9%3%

1%1%

40%

Grafiek 6: Verdeling van de export per type diensten (2016)Bron: Office for National Statistics

Financial Transport Travel

Telecommunications, computer and Information Intellectual Property Insurance and Pension

Personal, government, cultural and recreational Other business services

VBO| 12

Daarna komt het transport met 17% en het toerisme met 9%. Ook de ICT-diensten vertegenwoordigen 9% van de dienstenhandel. Achteraan het peloton vinden we intellectuele eigendom (3%), verzekeringen en pensioenen (1%) en tot slot de culturele en recreatieve diensten aan personen en de overheid (1%). Maar de allergrootste categorie in de dienstenhandel bestaat uit alle andere diensten aan ondernemingen (o.a. consultancydiensten, vastgoeddiensten …).

2.3 Betalingsbalans met het Verenigd Koninkrijk

Vanaf 2012 verbeterde de handelsbalans tussen België en het Verenigd Koninkrijk sterk in het voordeel van België, met een positief saldo dat in 2012 nog 0,87% van het bbp bedroeg, en in 2016 2,99%.

Die toename is vooral te danken aan de goederen. Tussen 2012 en 2016 steeg de goederenexport naar het Verenigd Koninkrijk met bijna 10% en daalde de import met bijna 30%. Dat de euro in die periode 18% deprecieerde ten opzichte van het pond was daar zeker niet vreemd aan.

2.4 Directe buitenlandse investeringen (DBI’s)

Via Londen speelt het Verenigd Koninkrijk onmiskenbaar een belangrijke rol in de financiële sector. Londen is het grootste zakencentrum in Europa, de stad met de meeste banken ter wereld. Volgens een studie van Mastercard, moet zelfs New York Londen laten voorgaan als het gaat om ‘ease of doing business’ en het volume aan financiële stromen.

De inkomende DBI’s vertegenwoordigen 57,1% van het bbp van het Verenigd Koninkrijk, t.o.v. 29,7% voor Frankrijk en 23,7% voor Duitsland. De uitgaande DBI’s vertegenwoordigen 57,1% van het bbp voor het Verenigd Koninkrijk, 53,6% voor Frankrijk en 40,3% voor Duitsland. Op de grafiek hierboven zien we de evolutie van de omvang en de stromen van die investeringen. De activa (assets) zijn de kapitalen die het

-1,0%

-0,5%

0,0%

0,5%

1,0%

1,5%

2,0%

2,5%

3,0%

3,5%

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

In %

va

n h

et

Be

lgis

ch b

bp

Grafiek 7: Betalingsbalans tussen België en het Verenigd KoninkrijkBron: Office for National Statistics

Dienstensaldo Goederensaldo Goederen-en-dienstensaldo

VBO| 13

Verenigd Koninkrijk bezit in het buitenland, de passiva (liabilities) zijn de kapitalen die andere landen bezitten in het Verenigd Koninkrijk.

Tussen 1997 en 2007 groeide de voorraad activa en passiva indrukwekkend aan. De activa groeiden met 296% en de passiva met 243%, dat is 13% per jaar voor de eerste categorie en 12% voor de tweede. Daarna is het groeitempo fors vertraagd. De activa groeiden zelfs trager (+0,93% per jaar) dan de passiva (5,67% per jaar).

Wat de stromen betreft, kan het verbazen dat er, in het jaar van de Brexit-aankondiging, zo’n grote kloof is tussen de inkomende en uitgaande stromen in het voordeel van het Verenigd Koninkrijk, maar dat is het resultaat van een buitengewoon vruchtbaar jaar inzake fusies en overnames. In het VK zelf gebeurden er 400 fusies en overnames voor een totaal van 23,9 miljard pond, het hoogste aantal en bedrag sinds 2008. Wat de stromen betreft, telden we 227 inkomende fusies (inward) ter waarde van 187 miljard pond.

Vanuit het Belgisch standpunt t.o.v. het Verenigd Koninkrijk, zien we dat de omvang van de activa die België in het Verenigd Koninkrijk bezit sinds 2008 een opwaartse trend volgt, met een spectaculaire stijging in 2016 na de overname van SABMiller door ABInBev, die afgerond werd in oktober 2016. Na een toename tot 2012, zien we dat de passiva sindsdien eerder een licht negatieve trend volgen.

-100

-50

0

50

100

150

200

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

1600

1800

In m

ilja

rd G

BP

In m

ilja

rd G

BP

Grafiek 8: Jaarlijkse omvang en stromen van DBI's van het

Verenigd Koninkrijk

Bron: Office for National Statistics

Activa, linkerschaal Passiva, rechterschaal

Uitgaande stromen, rechterschaal Inkomende stromen, rechterschaal

VBO| 14

3 Wat is de mogelijke economische impact van de Brexit?

3.1 Overzicht van de macro-economische gevolgen op korte termijn

Al voordat de uitkomst van het referendum definitief besliste over de uitstap van het VK uit de EU, had de onzekerheid erover een verzwakking van het pond tegenover de euro in gang gezet. Toen de resultaten het startsein gaven voor de uitstapprocedure, zette die verzwakking zich sterker door, met een stijging van de euro tegenover het pond van 18% tussen januari en oktober 2016.

-2%

-1%

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

In %

va

n h

et

Be

lgis

ch b

bp

In %

v

an

he

t B

elg

isch

bb

p

Grafiek 9: DBI's tussen BE en VK, vanuit Belgisch standpuntBron: NBB

Omvang activa, linkerschaal Omvang passiva, linkerschaal

Stroom activa, rechterschaal Stroom passiva, rechterschaal

0,7

0,75

0,8

0,85

0,9

0,95

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

20

16

M1

20

16

M2

20

16

M3

20

16

M4

20

16

M5

20

16

M6

20

16

M7

20

16

M8

20

16

M9

20

16

M1

0

20

16

M1

1

20

16

M1

2

20

17

M1

20

17

M2

20

17

M3

20

17

M4

20

17

M5

20

17

M6

20

17

M7

20

17

M8

20

17

M9

20

17

M1

0

20

17

M1

1

20

17

M1

2

20

18

M1

20

18

M2

GB

P p

er

EU

R

Sch

om

me

lin

g o

p j

aa

rba

sis

in %

Grafiek 10 : Inflatie en wisselkoers EUR/GBPBron: OESO

Inflatie, linkerschaal EUR vs GBP, rechterschaal

VBO| 15

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, heeft de daling van het pond met enkele maanden vertraging de inflatie in het Verenigd Koninkrijk in de hand gewerkt. Die was in 2015 immers zo goed als onbestaand (0%) en kwam pas weer op gang vanaf het laatste kwartaal van 20162. Gevoed door het zwakke pond zette die inflatiestijging zich in 2017 nog het hele jaar door met 2,7%.

Die “import-lead”-inflatie tastte de koopkracht van de gezinnen aan, waardoor de groei van de consumptie afzwakte. Maar hoewel het vertrouwen bij de gezinnen vrij snel een knauw kreeg en het zwakke pond vrijwel meteen de inflatie de hoogte injoeg, blijkt dat de groei van de consumptie niet onmiddellijk een duik nam.

Consumenten gooien hun gewoontes immers niet van de ene op de andere dag om en passen ze niet meteen aan hun inkomen aan. Hier is gewoon sprake van een afvlakking van de consumptie: de gezinnen spraken eerst hun spaarcenten aan om hun consumptie op peil te houden. Maar die situatie kon niet aanhouden, gezien de historisch lage spaarquote van de gezinnen, die van 9% in 2015 daalde naar 7% in 2016, en vervolgens naar 5% in 2017. Uiteindelijk tekent zich een steeds duidelijker vertraging af van de privéconsumptie. Die zakte van 3,15% in het tweede kwartaal 2016 naar 1,31% in het laatste kwartaal 2017.

De groeivertraging van de binnenlandse vraag in combinatie met de daling van het pond had een weerslag op de handel tussen België en het Verenigd Koninkrijk. Zo begon de Belgische export te haperen vanaf januari 2017 en was hij van april tot oktober zelfs negatief.

2 Op jaarbasis bleef de inflatie in 2016 uiteindelijk zeer gering, met slechts 0,7% (bron: OESO).

-8

-6

-4

-2

0

2

4

6

0.0%

0.1%

0.1%

0.2%

0.2%

0.3%

0.3%

0.4%

Ind

ex

In %

Grafiek 11 : Privéconsumptie en vertrouwen bij huishoudens

in het Verenigd Koninkrijk Bron: OESO

Groei YoY van de privéconsumptie, linkerschaal Vertrouwen bij gezinnen, rechterschaal

VBO| 16

Aan importzijde werkten de sterke euro en de scherpe toename van bedrijfsinvesteringen in België (zeer uitgesproken wat betreft import) zeker een stijging in de hand tot februari 2017. Daarna is de invoer blijven schommelen rond 12%.

Uiteindelijk begon in 2017 de samenstelling van de vraag in het Verenigd Koninkrijk te veranderen. Consumptie en investering bleken aan belang in te boeten, terwijl de goederenexport licht steeg. De sterke vraag na de herleving in de EU en het zwakke pond speelden hier zeker ook een rol in.

Zowel de diensten- als de bouwsector viel in 2017 zo goed als stil in het Verenigd Koninkrijk, terwijl de verwerkende industrie het dan net weer beter deed als gevolg van de hierboven beschreven factoren.

Maar die positieve gegevens wogen niet op tegen de negatieve gevolgen, zodat de groei in het Verenigd Koninkrijk bleef steken onder het niveau die hij ongetwijfeld had gehaald mocht het referendum anders uitgedraaid zijn.

Kortom, de Brexit heeft geleid tot een zwakker pond dat op zijn beurt een inflatie in gang zette door de prijsstijging voor ingevoerde goederen. De binnenlandse vraag deelde dan ook mee in de klappen, terwijl de export het beter deed. Maar die stijging van de export was niet sterk genoeg om de daling van de binnenlandse vraag goed te maken, met als resultaat dus een vertraging van de groei in 2016. Uiteindelijk hebben die elementen (zwak pond en dalende vraag) de Belgische export duidelijk parten gespeeld.

In de punten hierna komt de impact op middellange en lange termijn aan bod.

0,7

0,75

0,8

0,85

0,9

0,95

-20%

-15%

-10%

-5%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

GB

P p

er

EU

R

Gro

ei

op

ja

arb

asi

s in

%

Grafiek 12: Import en export van goederen tussen België en het

VK, mobiel gemiddelde op 3 maand, Belgisch oogpunt Bron: NBB

Importations, échelle de gauche Exportations, échelle de gauche

EUR vs GBP, échelle de droiteEUR vs GBP

Import, linkerschaal

Export, rechterschaal

VBO| 17

3.2 Wat zou de impact van een ‘zachte’ dan wel ‘har de’ Brexit zijn op langere termijn?

Vanuit een meer theoretische hoek hebben professoren Vandenbussche et al. (2017) van de KU Leuven een model uitgewerkt om de impact op de werkgelegenheid en de toegevoegde waarde te verduidelijken wanneer de handelsomstandigheden schokken te verduren krijgen, binnen een context van internationaal sterk geïntegreerde waardeketens. Hun benadering is meer dan een gewone bilaterale beschouwing tussen oorsprong en eindbestemming van het handelsverkeer. Hun model laat toe de directe en indirecte gevolgen te bekijken en toont tegelijk welke sectoren het zwaarst getroffen zullen zijn.

Voor de Brexit zijn twee scenario’s mogelijk: een ‘zachte’ en een ‘harde’ Brexit. In het eerste scenario blijft het VK binnen de interne markt met nultarieven, terwijl de non-tarifaire handelsbarrières zouden versterken, wat zou leiden tot het equivalent van een tarief van 2,77%. In het tweede scenario zou het VK uit de interne markt stappen en zouden de handelsbetrekkingen met de EU verlopen volgens de regels van de WTO3, op basis van het MFN-principe4. De tarieven zouden, afhankelijk van de sector, variëren van 0% tot 9,1%. Wat betreft de non-tarifaire barrières, zouden die in dat geval volgens de auteurs op een tariefequivalent van 8,31% liggen.

Het opleggen van een tarief of een niet-tarifaire handelsbelemmering zou in het Verenigd Koninkrijk leiden tot een daling van de consumptie van producten afkomstig uit de EU. Maar ook de toegevoegde waarde van producten of diensten afkomstig uit het Verenigd Koninkrijk, maar geïntegreerd in de productie van een lidstaat van de EU, zal verloren gaan.

In beide gevallen word het VK relatief gezien zwaarder getroffen dan de EU. Binnen de Unie zullen de landen die sterkere banden hebben met het VK het zwaarder te verduren krijgen dan het gemiddelde in de EU. Dat geldt ook voor meer open economieën die sterker afhankelijk zijn van de buitenlandse handel. En België beantwoordt aan al die voorwaarden.

Volgens de auteurs zou het totale verlies aan toegevoegde waarde bij een “soft Brexit” 0,58% bedragen. In die 0,58% zouden beschermingsmaatregelen die het VK oplegt het grootste aandeel hebben. De invoering van protectionistische maatregelen zou immers leiden tot een verlies van 0,54% aan toegevoegde waarde als gevolg van de Britse maatregelen en 0,04 % voor de maatregelen aan de kant van de EU. In termen van werkgelegenheid zou het gaan om een verlies van 10.060 banen.

Als het tot een “hard Brexit” komt, zal de factuur natuurlijk gepeperder zijn, met een totale impact van 2,35% in termen van toegevoegde waarde en een verlies van 42.390 banen. Ook in dat geval zouden de Britse maatregelen het grootste deel van de schade aanrichten, met 2,18% van de 2,35% aan verlies van toegevoegde waarde.

In België variëren de sectoren die het ergst onder de Brexit zullen lijden afhankelijk van de oorsprong van de maatregelen. Zo is het zowel in termen van banenverlies als van verlies van toegevoegde waarde de voedingsindustrie die het hardst te lijden zal hebben van Britse protectionistische maatregelen tegenover de EU.

3 World Trade Organisation

4 Most Favored Nation

VBO| 18

Fevia (de federatie van de Belgische voedingsindustrie) voelde overigens al een effect nadat de uitkomst van het Brexit-referendum bekend werd. Hoewel de totale uitvoer in 2016 met 4,3% steeg, is die in de richting van het Verenigd Koninkrijk met 1,7% in waarde gedaald.

Wanneer we het hebben over Europese maatregelen, zit de chemische industrie in de hoek waar de klappen vallen, vooral op het vlak van toegevoegde waarde. Bij de administratieve ondersteunende activiteiten is het dan weer de tewerkstelling die het zwaarst getroffen wordt.

Hierboven ging het over een benadering die eerder een impact zou hebben op het niveau van de kosten, eigenlijk een impact op de relatieve prijzen. Naast die effecten op het rechtstreekse en onrechtstreekse handelsverkeer, kunnen een herinvoering van douanerechten en een uiteenlopen van de Europese en Britse normen nog andere, voorlopig moeilijk in te schatten gevolgen hebben.

Volgens het jaarrapport 2016 van de NBB zouden die elementen niet alleen de ondernemingen op bijkomende kosten jagen, maar zou ook de belemmering van het verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal de investeringen afremmen en zo een van de belangrijkste vectoren voor de verspreiding van innovatie beknotten.

Nu is een vlot verkeer van die ontastbare activa essentieel voor een zo sterk op diensten gerichte economie, maar ook voor haar voornaamste handelspartners. Op dat vlak lijkt het bijzonder moeilijk om vandaag de impact te berekenen van een versterking van die hindernissen en de gevolgen ervan voor de toekomstige potentiële groei. Hij zal alvast negatief zijn. De omvang van die negatieve impact is moeilijker in te schatten, alsook welke sectoren het hardst getroffen zullen zijn.

Kortom, zowel de EU als het Verenigd Koninkrijk zullen de negatieve gevolgen van de Brexit voelen, maar relatief gezien zullen het Verenigd Koninkrijk en zijn nauwste commerciële partners waaronder België er harder onder lijden, met als grootste slachtoffers in ons land de chemische en voedingsindustrie.

4 Waar staan we?

Op 23 juni 2016 stemde de Britse bevolking in een referendum om de Europese Unie te verlaten. Zo’n 9 maanden later, op 29 maart 2017, heeft het Verenigd Koninkrijk zijn beslissing om uit de EU te stappen officieel genotificeerd. Dit betekende de start van de uittredingsprocedure zoals vastgelegd in artikel 50 van het Verdrag van de Europese Unie. Volgens art. 50 heeft het VK twee jaar, dus tot 29 maart 2019, om “een terugtrekkingsakkoord te onderhandelen, waarbij rekening gehouden wordt met het kader van de toekomstige betrekkingen tussen het VK en de EU”.

Naar aanleiding van de kennisgeving door het VK, stelde de Europese Raad richtsnoeren op die de basis vormen voor de onderhandelingsstrategie van de Europese lidstaten (EU27). De belangrijkste onderhandelingsstrategie van de EU27 is de gefaseerde aanpak. Het is de bedoeling om in een eerste fase alle domeinen aan te kaarten die zonder duidelijke afspraken grote problemen zouden veroorzaken in geval van een terugtrekking van het VK uit de EU. Hierbij werden drie prioriteiten naar voren geschoven: rechten van de burgers, de financiële regeling en de grens tussen Ierland en Noord-Ierland. Zodra er ‘voldoende vooruitgang’ wordt vastgesteld in de eerste fase, kan tot de tweede fase van de onderhandelingen worden overgegaan, waar naast de voornoemde domeinen van het terugtrekkingsakkoord ook over de overgangsfase en het kader van de nieuwe toekomstige relatie tussen het VK en de EU wordt onderhandeld.

VBO| 19

Op basis van die richtsnoeren werd er voor de eerste fase van de onderhandelingen een meer gedetailleerd onderhandelingsmandaat uitgewerkt dat werd goedgekeurd door de Raad Algemene Zaken (RAZ) op 22 mei 2017. De Europese Commissie werd aangeduid als onderhandelaar voor de Unie en hiervoor werd een speciale Task Force Art. 50 (TF50) opgericht met aan het hoofd Michel Barnier. De TF50 werkte op basis van de richtsnoeren en het mandaat 14 positiepapers uit die dieper ingaan op de aspecten van het terugtrekkingsakkoord.

Als de onderhandelingen mislukken, dan verlaten de Britten de EU op 29 maart 2019 zonder enig scheidingsakkoord en vermoedelijk zonder perspectief op een duurzame toekomstige relatie. Dit is de zogenaamde ‘cliff-edge Brexit’ en zou betekenen dat de handel tussen het VK en de EU terugvalt op de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Dit scenario willen beide partijen stellig vermijden.

Op 8 december 2017, na 6 maanden en 6 onderhandelingsrondes, publiceerden de EU en het VK een gezamenlijk rapport. Op basis van dit rapport besliste de Europese Raad, tijdens zijn zitting op 14 en 15 december 2017, dat er ‘voldoende vooruitgang’ werd geboekt op de 3 cruciale domeinen van fase 1.

Meer specifiek werd voor deze 3 domeinen het volgende overeengekomen:

4.1 Rechten van de burgers

Het voornaamste doel van de EU was om de huidige rechten onder Europees recht van de EU-onderdanen in het VK, en omgekeerd de rechten van Britse burgers in een EU-lidstaat, te behouden. Het grootste struikelblok was het vinden van een overeenkomst over de rol van het Europees Hof van Justitie (EHJ).

Europese burgers die voor de scheiding in het Verenigd Koninkrijk woonden en werkten, behouden er al hun rechten, ook op toegang tot gezondheidszorg en pensioenen. Het akkoord voorziet ook familiehereniging. Bovendien gelden de rechten ook voor kinderen die na de Brexit geboren worden.

Deze rechten vervallen indien de persoon langer dan 5 opeenvolgende jaren niet in het land woont.

Het VK heeft aanvaard dat de Britse rechtbanken de jurisprudentie van het EHJ zullen volgen. Bijgevolg krijgt het EHJ een indirecte invloed. De Europese burgers zullen hun rechten rechtstreeks bij een Britse rechter kunnen laten gelden. Maar het Europees Hof van Justitie blijft nog gedurende een periode van acht jaar na de Brexit toezicht houden op de interpretatie en invulling van Europese rechten door de Britse rechtbanken.

4.2 Financiële regeling

De zogenaamde ‘Brexit-factuur’ was lange tijd het meest heikele punt van de onderhandelingen. Er werd een akkoord gevonden over de berekeningsmethode van deze afrekening. Echter een concreet cijfer wordt niet vermeld en zal het voorwerp uitmaken van de finale overeenkomst.

De Britten zullen tot het einde van het huidige Europees meerjarig financieel kader (MFK) (e.i. in 2019 en 2020) hun huidige financiële verplichtingen nakomen. Dit komt neer op +/- 11 miljard euro (netto) per jaar.

Op het einde van het huidige MFK, in 2020, zullen de Britten alle openstaande facturen en achterstallige betalingen moeten nakomen (de zogenaamde ‘reste à liquider’).

VBO| 20

Het VK zal de betalingen uitvoeren als de betalingen verschuldigd zijn, dus bijvoorbeeld het betalen voor de pensioenen kan tientallen jaren duren.

Het Britse deel van het gestorte kapitaal van de Europese Investeringsbank en de Europese Centrale Bank zal worden terugbetaald.

4.3 Grens tussen Ierland en Noord-Ierland

Beide partijen zijn het eens geworden dat een harde grens tussen de Republiek Ierland en Noord-Ierland vermeden moet worden. Maar sinds het begin van de onderhandelingen werd duidelijk dat deze Ierse kwestie pas opgelost kan worden als duidelijk wordt hoe de toekomstige relatie er zal uitzien.

Er werd in een onduidelijke bewoording overeengekomen dat deze grenskwestie en het vermijden van een harde grens zal geregeld worden in het model van de toekomstige EU-VK-relatie. Indien er geen mogelijkheid is om een harde grens te vermijden in het kader van de toekomstige relatie, dan zal het VK specifieke oplossingen voor deze unieke situatie voorstellen. Mocht er eveneens geen specifieke oplossing naar voren worden geschoven, dan zal het VK (en dus Noord-Ierland) een “full alignment” met de regels van de interne markt en douane-unie behouden.

Bovendien wordt in de tekst verwezen naar de Goedevrijdagakkoorden van 1998 om de vrede op het eiland te bewaren, het behoud van het vrij verkeer en de samenwerking tussen noord en zuid op het Ierse eiland.

Tegelijk wordt in de tekst de integriteit beklemtoond van het Verenigd Koninkrijk.

Op 15 december 2017 besliste de Europese Raad dat de vooruitgang die geboekt werd tijdens de eerste fase van de onderhandelingen over het vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie (EU) voldoende was om over te gaan tot de tweede fase, die gewijd zal zijn aan de overgangsregeling en het kader voor de toekomstige betrekkingen.

In zijn conclusies van 15 december 2017, bevestigde de Europese Raad zijn wil om een nieuwe relatie te sluiten met het VK. In de veronderstelling dat de onderhandelingen voor een ambitieus vrijhandelsakkoord meerdere jaren zullen duren, blijft bijgevolg een tijdspanne tussen de huidige situatie van volwaardig lidmaatschap en de toekomstige situatie als (geprivilegieerde) handelspartner die overbrugd moet worden met een overgangsfase.

Op 29 januari keurde de Raad Algemene Zaken hierover aanvullende richtsnoeren goed die, samen met de onderhandelingsrichtlijnen van 22 mei 2017, het onderhandelingsmandaat vormen voor de Europese Commissie voor de overgangsfase. In maart 2018 bereikten de beide partijen een akkoord over een status quo overgangsregeling tot 31 december 2020.

Op 23 maart 2018 keurde de Europese Raad aanvullende richtsnoeren goed over het kader van de toekomstige relatie. Deze richtsnoeren dienen als mandaat voor de Europese Commissie om over het kader voor de toekomstige betrekkingen met het VK te onderhandelen. Voor de Europese Unie moet zo’n toekomstige relatie bestaan uit 4 pijlers. Ten eerste, een economisch luik. Aangezien het VK bevestigt de interne markt en de douane-unie te willen verlaten, stelt de EU logischerwijs voor om te onderhandelen over een breed en ambitieus vrijhandelsakkoord dat een ‘level playing field’ moet garanderen. Verder moet de toekomstige relatie een luik bevatten over interne veiligheid (zoals samenwerking op politioneel vlak en

VBO| 21

justitie). Vervolgens een luik over externe veiligheid en ten slotte aangevuld met overige elementen zoals luchtvaart, onderzoek e.d.

De EU hoopt op een volledig akkoord over de terugtrekking (inclusief overgangsregelingen) en een brede politieke verklaring over de toekomstige relatie in oktober 2018. Dit laat voldoende tijd aan het Europees Parlement en het Parlement van het VK om het terugtrekkingsakkoord goed te keuren. De effectieve onderhandelingen voor de toekomstige relatie zullen pas van start gaan nadat het VK officieel een derde land wordt op 30 maart 2019 en zullen bijgevolg gevoerd worden tijdens de overgangsfase.

5 Wat vindt het VBO?

5.1 A ‘proper Brexit’

Het VBO respecteert maar betreurt de keuze van de Britten om de Europese Unie te verlaten. Het VBO hecht immers veel belang aan de voortzetting van het Europese economische integratieproces dat positieve gevolgen heeft gehad voor een kleine, open economie als de onze. De Brexit is een stap achteruit in dit integratieproces en zal zowel pijnlijk zijn voor het VK als voor de EU. Bovendien zal de stem en onderhandelingspositie van de EU als actor op het internationale toneel verzwakken, bijvoorbeeld tijdens onderhandelingen voor handels- en investeringsverdragen. Gegeven dat 90% van de mondiale groei in de komende decennia buiten de EU zal plaatsvinden, hebben we nood aan een sterke EU in de geglobaliseerde wereld die de wereldhandel verder liberaliseert naar onze normen en waarden. De Brexit is ook in dit opzicht een stap achteruit.

Het VBO stapt niet mee in het verhaal van enerzijds een ‘hard Brexit’ dat geen rekening houdt met de belangrijke handelsstromen tussen België en het VK, en anderzijds een ‘soft Brexit’ dat geen rekening houdt met het gevaar van een domino-effect en verdere desintegratie van de Europese Unie. In dit opzicht pleit het VBO voor ‘a proper Brexit’, namelijk:

- Ten eerste, ‘a proper Brexit’ in de betekenis van een ‘correcte’ Brexit. Het VBO pleit voor een correcte boedelscheiding die op een ordentelijke manier en in een sereen klimaat verloopt.

- Ten tweede, ‘a proper Brexit’ in de betekenis van een ‘gepaste’ Brexit. Naast de scheidingsonderhandelingen moet er gewerkt worden aan een duurzame toekomstige handelsrelatie die gepast is om enerzijds de belangrijke handelsstromen tussen de EU en het VK zo efficiënt mogelijk te behouden en anderzijds de goede werking van de Europese interne markt te garanderen en de verdere economische integratie van de overige EU-lidstaten te bevorderen.

5.2 VBO-positie over de overgangsfase

Het VBO is tevreden dat de EU-27 en het VK een overgangsperiode willen voorzien na 31 maart 2019, waarbinnen in principe niets zou veranderen voor onze ondernemingen die handel drijven met en in het Verenigd Koninkrijk.

De overgangsperiode moet de tijdspanne overbruggen tussen de huidige situatie van volwaardig lidmaatschap van het VK en de toekomstige situatie als geprivilegieerde handelspartner. Dit in de

VBO| 22

veronderstelling dat het VK op 29 maart 2019 de Europese Unie verlaat en dat de onderhandelingen voor een nieuwe toekomstige handelsrelatie meerdere jaren zullen duren.

De EU stelt voor dat tijdens de overgangsfase het “acquis van de Unie” in zijn geheel van toepassing blijft in het VK en dat het VK blijft deelnemen aan de douane-unie en de eengemaakte markt. De overgangsfase moet wel beperkt blijven in de tijd en verstrijkt uiterlijk op 31 december 2020.

Het VBO stelt als doel voor deze overgangsfase een ‘cliff-edge Brexit’ (no-deal scenario) te vermijden zodat de belangrijke handelsstromen tussen ons land en het VK op een efficiënte manier behouden blijven. Men moet ook voorkomen dat de ondernemingen zich tweemaal moeten aanpassen, namelijk een keer aan de overgangsfase en een keer aan de toekomstige relatie. Er is nood aan juridische zekerheid, daarom verwelkomt het VBO de wil van de EU om een “economische status quo-situatie” na te streven. Het VBO pleit er wel voor de overgangsfase te laten lopen tot de dag van de inwerkingtreding van de toekomstige relatie en ze dus niet per se te beperken in de tijd. Als de overgangstermijn immers zou verstrijken zonder dat er al een nieuwe relatie is, worden we toch nog met een uitgestelde ‘cliff-edge Brexit’ geconfronteerd.

5.3 VBO-positie over het kader van de toekomstige r elatie

5.3.1 Algemene principes

Voor België is het VK een belangrijke economische partner, namelijk de 4e klant en de 5e leverancier voor goederen, en werd in de voorbije jaren een positieve handelsbalans opgebouwd. Voor de Belgische ondernemingen is het behouden van een zo diep en breed mogelijk partnership met het VK voor goederen en diensten van bijzonder belang. In dit opzicht pleit het VBO voor een ‘proper Brexit’ in de betekenis van een ‘gepaste’ Brexit. Naast de scheidingsonderhandelingen moet er gewerkt worden aan een duurzame toekomstige handelsrelatie die gepast is om enerzijds de belangrijke handelsstromen tussen de EU en het VK zo efficiënt mogelijk te behouden en anderzijds de goede werking van de Europese interne markt te garanderen en de verdere economische integratie van de EU-lidstaten te bevorderen.

Aangezien het VK bij zijn standpunt blijft om de interne markt en de douane-unie te willen verlaten, wat voor de bedrijfswereld niet de uitverkoren handelsrelatie is, stelt de EU logischerwijs voor om te onderhandelen over een breed en ambitieus vrijhandelsakkoord. Gelet op de zeer sterk verweven economische relaties tussen België en het VK, is het VBO bijgevolg tevreden dat de EU bereid blijft om een meer verregaande vorm van economische integratie voor te stellen als de intenties van het VK zouden evolueren. Zo’n evolutie zou de onvermijdelijke spanningen en aanpassingen die gepaard gaan met het vertrek van het VK uit de interne markt en de douane-unie verder kunnen helpen temperen.

Wat de toekomstige relatie ook mag zijn, wil het VBO waarschuwen voor de volgende potentiële gevaren:

I. De toekomstige relatie mag de goede werking van de Europese interne markt niet verstoren. Men moet dus vermijden dat er een domino-effect ontstaat en nog andere lidstaten ervoor kiezen om de EU te verlaten of uitzonderingen aanvragen waardoor een ‘Europa à la carte’ ontstaat. Zo’n verdere economische desintegratie zou bijzonder nefast zijn voor de Belgische economie. Ook moet de grenskwestie tussen Ierland en Noord-Ierland zodanig opgelost worden dat er vermeden wordt dat enerzijds Ierland een betere toegang heeft tot de Britse markt dan de overige EU

VBO| 23

lidstaten, en anderzijds goederen uit derde landen die het VK binnenkwamen, via Ierland de interne markt binnenkomen zonder enige controle.

II. Bovendien moet men erover waken dat de toekomstige relatie de vele bestaande geprivilegieerde partnerships tussen de EU en andere derde landen niet in gevaar brengt. De toekomstige relatie moet dus in evenwicht zijn met de rechten die we toekennen en de verplichtingen die we opleggen aan onze andere handelspartners bijvoorbeeld op het vlak van bijdrage aan de Europese begroting, het overnemen of naleven van Europese regels en normen, de rol van het Europees Hof van Justitie, enz.

Ten slotte wijst het VBO op het belang van juridische zekerheid en de nood om de onzekerheid voor de bedrijven te minimaliseren en hen de nodige tijd te geven om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie. Het VBO vraagt daarom dat beide partijen de scheidingsovereenkomst goedkeuren en eerbiedigen, dat de overgangsfase loopt tot de dag van de inwerkingtreding van de nieuwe handelsrelatie zodat bedrijven zich maar eenmaal moeten aanpassen, dat de nodige maatregelen genomen worden om de geldigheid van contracten gesloten voor de Brexit te garanderen (o.a. via een “grandfathering” clausule), en om zo snel mogelijk zicht te krijgen op het kader van de toekomstige relatie.

5.3.2 Cross-sectoriële prioriteiten

Het VBO pleit voor een globale aanpak die uitmondt in een ambitieus en alomvattend akkoord dat de belangen van alle sectoren van onze economie behartigt. Het verzet zich bijgevolg tegen een sector-per-sectorbenadering die mogelijk niet volledig rekening houdt met de (sub)sectoren van de kleinere lidstaten.

Voor het VBO zou de toekomstige handelsrelatie volgende resultaten moeten boeken:

I. Een volledige en vlotte toegang tot elkaars mark ten verzekeren, en dit door onder meer:

- Handel in goederen uit alle sectoren bevorderen zonder enige douanetarieven en kwantitatieve restricties, zowel voor wat betreft de in- als uitvoer;

- Duidelijke en gepaste oorsprongsregels aannemen;

- Grensoverschrijdend dienstenverkeer verzekeren (en dus met inbegrip van financiële diensten, transport- en luchtvaartdiensten, telecommunicatie, elektronische handel, maritieme diensten, …);

- Toegang tot de Britse overheidsopdrachten op alle niveaus garanderen.

II. Niet-tarifaire handelsbelemmeringen vermijden d oor een maximale alignering van regelgeving op te zetten, en dit door onder meer:

- Het vrij verkeer van goederen en diensten maximaal baseren op de reglementering (verordeningen, richtlijnen e.d.) die van toepassing is voor de interne markt zoals gedefinieerd door de EU;

- Maximale alignering op vlak van technische reglementeringen, sanitaire en fytosanitaire maatregelen, normen en standaarden, testen e.d. onder meer gedefinieerd door EU-agentschappen en regulatoren;

VBO| 24

- Wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties garanderen;

- Het vrij verkeer van gegevens garanderen en streven naar wederzijdse adequaatsheidbesluiten tussen de EU en het VK betreffende de bescherming van persoonsgegevens;

- Blijvende samenwerking in het kader van Europese normalisatie-instellingen promoten (CEN, CENELEC, ETSI);

- Het VK de mogelijkheid geven om deel te nemen als waarnemer aan de werkzaamheden van Europese agentschappen (bv. ECHA, EFSA, EMA, …), in lijn met andere niet-EU-lidstaten.

III. Exporteren, importeren en investeren eenvoudig en eerlijk laten verlopen, en dit door onder meer:

- Op basis van Europese regels voor staatssteun de eerlijke concurrentie en een ‘level-playing field’ garanderen;

- Verregaande rationaliseringen en efficiënte samenwerking van administraties en douanes met inbegrip van de wederzijdse erkenning van de geautoriseerde marktdeelnemer (AEO);

- Een efficiënte coördinatie van sociale zekerheidsstelsels opzetten en een vlotte professionele mobiliteit toelaten zoals het transfereren van personeel tussen vestigingen op het Europese vasteland en het VK (intra-corporate transfers) en bij grensoverschrijdende dienstverlening;

- Voldoende bescherming bieden van zowel bestaande als toekomstige intellectuele eigendomsrechten;

- Voldoende investeringsbescherming bieden en een geschillenbeslechtingsmechanisme tot stand brengen tussen investeerders en overheden;

- Samenwerking op vlak van buitenlands beleid en in het bijzonder sancties, behandeling van goederen voor tweeërlei gebruik en handelsbeschermingsinstrumenten.

IV. Europese en Britse kennis en expertise samen ve rsterken, en dit door onder meer:

- Samenwerking toelaten rond bepaalde Europees gefinancierde projecten zoals bijvoorbeeld voor innovatie en O&O (cf. Horizon 2020) mits financiële bijdrage.

6 Welke gevolgen / lessen voor de toekomst?

De Brexit heeft potentiële gevolgen die verder reiken dan louter de commerciële en economische domeinen.

Ten eerste betekent de Brexit een stap terug in het geleidelijke en constante uitbreidingsproces van de EU sinds haar oprichting. In 50 jaar en 7 uitbreidingsgolven ging de EU van een groep van 6 vrij homogene naburige landen naar een Unie met 28 meer heterogene landen uit het noorden, zuiden,

VBO| 25

westen en oosten van het Europese continent, goed voor zo’n 500 miljoen burgers en een twintigtal officiële talen. De voorbije decennia was het dan ook gebruikelijk dat niet-EU-landen het EU-lidmaatschap aanvroegen (en vrijwillig het acquis communautaire overnamen, zelfs al jaren voor hun toetreding), niet dat leden hun lidmaatschap opzegden. De jongste toetreding, die van Kroatië, dateert van 2013.

Wel voerden de onderhandelaars van het jongste EU-Verdrag tot vandaag − het Verdrag van Lissabon, dat inging op 01/12/2009 − in dat verdrag een mechanisme op (het zogenaamde ‘artikel 50’) waardoor een lidstaat zijn intentie uit de EU te willen stappen kenbaar kan maken.

Dit alles neemt niet weg dat er, ondanks de Brexit, verschillende kandidaat-toetreders zijn (waaronder Turkije en een aantal Balkanlanden). Ook heeft tot dusver geen enkele andere EU-lidstaat een procedure in gang gezet om uit de EU te stappen.

Het is dan ook nog te vroeg om conclusies te trekken over een vermeend ‘domino-effect’ dat deze disruptieve gebeurtenis in de geschiedenis van de Europese eenwording (de Brexit) zou hebben ingeluid. Oplettendheid is echter geboden, omdat de uitbreidingsdynamiek niet langer als onvermijdelijk wordt gepercipieerd, het debat over nieuwe vormen van samenwerking tussen de EU en niet-EU-landen op gang is gebracht, en de eurosceptische trends aan kracht winnen in tal van Europese landen.

Eveneens cruciaal wordt de manier waarop de EU en haar lidstaten er in de nabije toekomst in slagen tastbare resultaten te boeken voor de ondernemingen en de burgers en efficiënter te communiceren over de concrete gevolgen van de Europese integratie.

Ten tweede zijn er de gevolgen van de Brexit voor de goede werking van de EU met 27 leden.

Hier denken we met name aan de financiering van de EU, omdat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk (netto-bijdrager aan het budget van de EU) jaarlijks 13 miljard euro minder betekent voor de Europese begroting. Die budgettaire impact laat zich al voelen, want er werd rekening mee gehouden bij de voorstellen die de Europese Commissie op 2 mei jl. bekendmaakte m.b.t. de toekomstige meerjarige begroting van de EU voor 2021-2027. De Brexit maakt met andere woorden het vraagstuk waar de EU voor staat alleen maar moeilijker: ‘hoe meer doen (denk aan de nieuwe opdrachten inzake veiligheid, terrorisme enz.) met minder’? Een (magere?) troost is dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk meteen ook het einde zou betekenen voor de kortingen (en kortingen op de kortingen) die bepaalde landen, waaronder het VK, tot vandaag genoten op hun nationale bijdrage aan de begroting van de EU.

Gelijkaardige vragen rijzen over de verdeling van de inspanningen in de engagementen die de EU met 28 is aangegaan maar met 27 gaat moeten nakomen (bijvoorbeeld het klimaatakkoord van Parijs, en ook de afspraken op handelsvlak).

In een iets lichter register maken sommigen zich ook zorgen over de toekomst van het gebruik van het Engels in de wandelgangen van de Europese instellingen na de Brexit.

Ten derde laat het vertrek van het VK – van oudsher voorstander van vrijhandel (binnen de interne markt en in de relaties met derde landen), van ‘rule of law’ en van een Angelsaksische visie op de economie – geopolitiek gezien een leemte achter in de EU.

Een interessante vraag is of en welk land (of groep van landen) die leemte zal trachten op te vullen door op deze materies op de voorgrond te treden. Zullen de drie landen van de BENELUX in deze kwesties

VBO| 26

aan één zeel kunnen trekken als reactie op de mogelijke heropleving van de Frans-Duitse dynamiek? Ruimer gezien zouden nog andere regionale verbanden de Brexit kunnen aangrijpen om zich te profileren (Scandinavische landen, de Visegrad-landen met Hongarije, Polen, Tsjechië en Slowakije, de zuidelijke landen enz.). Hamvraag in deze is of het vertrek van het VK en de positionering van de landen van de EU-27 een versnelling in bepaalde dossiers van de Europese integratie in de hand zal werken (zoals defensie) of eerder een vertraging zal inluiden.

Vanuit een globaler perspectief, voorbij de EU-grenzen, lijdt het geen twijfel dat het vooruitzicht op een scheiding tussen de EU en een van haar belangrijke leden nadelig is voor het imago en misschien ook de armslag van de EU tegenover de andere wereldmachten. Wat zou de rest van de wereld ervan denken als pakweg Californië besloot dat de VS het voortaan met een staat minder moesten stellen?

We mogen ook niet vergeten dat het land dat nu afstand neemt van de EU een permanent lid is van de VN-veiligheidsraad net als een kernmacht. En een natuurlijke brug met de VS. Dat gezegd zijnde: het VK en de EU hebben al meermaals gewezen op hun gedeelde wil om nauw te blijven samenwerken op de dossiers veiligheid en defensie. En het VK blijft een volwaardig lid van de NAVO.

Voorts kan de mogelijke verplaatsing van financiële of trading-activiteiten van de City van Londen naar andere financiële centra buiten de EU (met name in Azië) – de inspanningen van verschillende Europese landen om financiële actoren die thans in het VK zijn gevestigd aan te trekken ten spijt – de kaarten ook anders schudden.

Al die potentiële verschuivingen dienen zowel door de beleidsmakers als door de economische gemeenschap aandachtig te worden opgevolgd.

VBO| 27

Conclusie

Met de Brexit draaien we het economische integratieproces van ons continent een stap terug. Een beslissing die een niet te onderschatten impact heeft op ons land. Uit verschillende studies blijkt immers dat van alle lidstaten van de EU, België zich in de kopgroep bevindt van landen die het meest getroffen worden door de Brexit. De Brexit is lose-lose situatie voor zowel het VK als de EU.

Om de impact te verzachten, schuift het VBO een aantal prioriteiten naar voren om een duurzame handelsrelatie met de Britten te behouden, zonder de goede werking van de Europese interne markt te schaden en de verdere economische integratie van de EU-lidstaten te bevorderen. Bovendien moet een ‘cliff-edge brexit’ vermeden worden en moet er snel zekerheid komen over de status-quo overgangsperiode. Bedrijven hebben nood aan duidelijkheid en moeten ze zich kunnen voorbereiden op en aanpassen aan de toekomstige relatie tussen de twee partijen. Het is bijgevolg belangrijk voor de Belgische economie dat het Verenigd Koninkrijk snel zijn toekomstvisie voorstelt.

Ten slotte moet de Brexit een wake-up call zijn voor de Europese politici en beleidsmakers en moet zich de vraag gesteld worden waarom het zo ver is kunnen komen en moeten er acties ondernomen worden om de steun voor het Europese integratieproject te heropbouwen.