Breuk Religie–Wetenschap (6eEd) – Hubert Luns
-
Upload
hubert-luns -
Category
Documents
-
view
225 -
download
0
Transcript of Breuk Religie–Wetenschap (6eEd) – Hubert Luns
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
1/19
6eeditie
- 1 -
De Breuk tussen Religie en Wetenschap
in de Vroegmoderne Tijd
In onze tijd zien wij een enorme kloof tussen het wetenschappelijk en religieus denken,
alsof het om twee onverzoenlijke grootheden gaat. Die kloof moet weer worden gedicht.Hoe, wordt duidelijk als wij naar de beginfase van de wetenschappelijke praktijk kijken.
Daarin heeft de Protestantse denkwijze gn onbelangrijke rol gespeeld.
1 - Het onderscheid tussen theologie en filosofie
Onze belangstelling gaat in deze verhandeling niet zozeer uit naar de gedetailleerde
vruchten van de moderne wetenschap, maar eerder naar het analytisch- en deductief
instrumentarium dat daarachter verscholen ligt en zijn relatie tot het religieus norm-
besef. Het is niet de aanwending van de wetenschap die ons interesseert en al haar uit-
vindingen, wel het denken dat daaraan ten grondslag ligt. We hebben de moderne
wetenschappelijke praktijk aan de filosofie te danken en haar evenknie de wiskunde.
Inderdaad is wiskunde een vorm van filosofie. Dit tweetal heeft alle belangrijke
huizen doorlopen, terwijl ze de religie uit haar woonsteden heeft verdreven een
verschrikkelijke verwoesting achterlatend. Er zijn een aantal huizen die mij voor ogen
staan: de medische praktijk, wetgeving en wetshandhaving, politiek en oorlogsvoering,
socio-economisch bestuur, de administratieve inrichting en het zakendoen. Tenslotte
werd in de tweede helft van de 20eeeuw het huis van het Christelijke geloof bezocht.
Religie werd op straat gezet en in plaats daarvan gingen Modernistische ideen de
dienst uitmaken. Religie is niet vrij van filosofie. We noemen het theologie. Theologie
staat onder de tucht van het geloof, maar niet z bij filosofie. Van groot belang is dat de
theologie haar denkpatroon aan het bovennatuurlijke ontleent, in de joodse mystiek
soms de vijfde dimensie genoemd, terwijl onze natuurlijke wereld slechts vier dimen-
sies kent. Het is veelzeggend dat de Torah uit vijf boeken bestaat.
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
2/19
6eeditie
- 2 -
Er zijn drie waarneembare ruimtelijke dimensies, waarbij tijd soms wordt aangezien
als de vierde. De vijfde dimensie ligt daarom boven ons bevattingsvermogen tenzij God
ze ons openbaart. Het is daarom dat de apostel Petrus schrijft: Gn enkele Schriftpro-
fetie is door eigenmachtige verklaring ontstaan (omnis prophetia Scripturae propria
interpretatione non fit). (2 Petr.1:20) Het is in dit verband interessant dat de naam
Juda met het tetragrammaton wordt geschreven. Tetragrammation is een technischeterm voor de uit vier Hebreeuwse letters bestaande Naam van God: Jahweh. Door
een extra letter in de Naam te voegen, de dalet, ontstaan vijf letters (yod, h, waw,
dalet, h), wat als Jehuda of Juda leest. Aartsvader Juda, die Jezus voorouder is, verte-
genwoordigt dus de deur (dalet) waardoor het goddelijke, Die in de bovennatuurlijke
vijfdedimensie woont, in onze wereld is binnengetreden. Dat heeft waarlijk plaatsge-
vonden in Jezus Christus, in Wie het natuurlijke en het bovennatuurlijke En zijn.
Sint Anselmus zou zich met deze gedachte op zijn gemakhebben gevoeld. In zijn Pros-
logion, een verhandeling over Gods bestaan dat in 1077-78 werd geschreven, geeft hij
aan hoe in de zoektocht naar de immer grotere God het mystieke en theologische
samensmelten. In de zoektocht naar dit hoogste esse openbaart Hij Zich door Zijn
Woord heen dat tot mensen is gericht (ja, wij maken deel uit van de vergelijking!), hetWoord zijnde het Leven dat het leven overstijgt (Vita summa vita). Door de kracht van
zijn verstand en door woorden, zo merkt Anselmus op, ontdekt de mens God zeer
gebrekkig; het hart is noodzakelijk om God in Zijn ondeelbaarheid te leren kennen
en zelfs dn! Het brandend verlangen God te leren kennen, het Woord dat boven elk
woord is verheven, wordt altijd onvoldoende bevredigd! Een eeuw na het verschijnen
van de Proslogion omschrijft Willem van Auxerre (1231) de theologie nogal mager-
tjes als een wetenschap. Volgens hem vormen de geloofsartikelen, als eerste beginselen
van de theologie, een axiomatisch uitgangspunt en ze zijn als zodanig onmiddellijk
herkenbaar. Deze kunnen volgens hem als vronderstellingen worden gebruikt in be-
wijzende syllogismen (een redeneervorm), die wetenschappelijk geldige conclusies op-
leveren. Alhoewel deze benadering niet onverdienstelijk is, wordt ze in haar simplisme
onjuist. Z geformuleerd, vervaagt het onderscheid tussen theologie en filosofie.
2 - De grenzen van de wetenschap
Ren Descartes (1650) heeft in grote lijnen de analytisch-deductieve methode gefor-muleerd. Extreem doorgetrokken leidt dit tot het wetenschappelijk materialisme, wat
een benadering is die elke werkelijkheid ontkent die niet door directe observatie kan
worden geverifieerd. Dit verschilt daarom van pure wetenschap, die andere uitgangs-
punten hanteert. De befaamde paleontologist George Gaylord Simpson stelt in zijn
boek De Betekenis van Evolutie dat de mens het resultaat is van een richtingloos
natuurlijk proces dat hem niet (bij voorbaat) in gedachte had; hij was niet bedoeld.
(1)Deze conclusie is de logische voortzetting van het voorgaande.
Descartes zegt over zijn ontdekte methode: Ik zal de ware rijkdom van onze zielen
blootleggen om zo voor ieder de weg toegankelijk te maken waarlangs ze in hunzelf
alle kennis kunnen ontdekken die nodig is om in het leven te staan en ik zal de middelen
verschaffen ter verwerving van alle kennis die binnen het menselijk bevattingsvermo-
gen ligt. (2) Nu, dit lijkt een wat vreemde uiting voor iemand die de kil-analytische
methode heeft ontdekt. We moeten beseffen dat kennis ten tijde van Descartes een
bizarre mengeling van feit en verzinsel was, van het mythische en occulte, van gods-
dienstig dogma en wilde veronderstellingen. Ook hij koesterde een aantal absurde
ideen, maar dat is voor ons niet van belang. Belangrijk is dat hij ons de regels heeft
aangereikt voor de wetenschappelijke logica, zoals nog altijd in praktijk wordt ge-
bracht. Deze regels worden in de inleiding van zijn Essays uit 1637 naar vorengebracht. De titel van die inleiding is: Verhandeling over de methode van het zindelijk
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
3/19
6eeditie
- 3 -
denken en over waarheidsvinding in de wetenschappen.Naar eigen zeggen begon zijn
methode met een plotse openbaring en wel op 10 november 1619, ergens in de buurt
van Ulm. Het bleek een gedenkwaardige dag voor de vooruitgang van de wetenschap-
pelijke praktijk. Hij noemt vier fases, waarvan hij zegt dat ze de veronderstelling vol-
gen dat alle menselijke kennis van dingen uit de geometrische methode volgt.
De vier fases worden als volgt omschreven:
1) Evidentie:aanvaard alleen als onderliggend feit wat zich helder en
duidelijk voor ogen stelt (clare et distincte percipere);
2) Deling:splits een probleem in steeds kleinere fracties uiteen;
3) Toenemende complexiteit:benader een probleem door van het
eenvoudigste naar een steeds grotere complexiteit op te klimmen;
4) Volledigheid:controleer alles zorgvuldig en laat niets buiten beschouwing.
Dit schema verklaart waarom wiskunde zon
krachtige manipulatieve methode is die in
staat stelt om elk object aan een onderzoek teonderwerpen. Door gecompliceerde werke-
lijkheden tot eenvoudige geometrische be-
grippen te herleiden, heeft Descartes de we-
tenschappelijke methode ontdekt. Dit lijkt
een objectieve benadering, maar dat is het
niet, want evidentie omvat alleen wat in
observatie-punten kan worden uitgedrukt;
een geometrische figuur bestaat immers uit
punten. Zo zijn er ook discussie-punten. In-
derdaad is het eenvoudigste element in een
figuur een punt, wat de ultieme vereenvou-
diging is. De punten ontlenen hun functieaan de structuur waartoe ze behoren. Een
groep objecten, die worden neergezet als fi-
guurpunten op een schaal (een maatstaf /
verhoudingsgetal), bestaat uit vervangbare en uitwisselbare eenheden. Zodoende wordt
alles en iedereen tot ideale lichamen of concepten herleid waar referentiepunten de te
nemen actie bepalen.
Het reductieproces is op alle terreinen van menselijke activiteit toegepast. Ook mensen
worden gereduceerd en tot objecten, tot niet-personen gemaakt, als bij punten op een
schaal. Reeds het oude Griekenland kende een filosofie die hierbij aansloot. De ideale
maatschappij bestond volgens Plato uit 5.040 onderdanen, want dat is deelbaar door
alle getallen tot 12 behalve 11. Dit is bijzonder handig voor statistische manipulatie.
Stelt U zich eens voor hoe fantastisch het moet zijn om koning van zon maatschappij
te zijn en haar regels met mathematische precisie vast te leggen! Maar tel op uw pas-
sen, want wie niet in de ideale vorm past zal met geweld worden gereduceerd tot een
punt op een figuur, tot een object. God heeft de mens gelijk gemaakt, dat wil zeggen,
met gepaste eerbied voor ieders unieke mogelijkheden. Zoals de Mishna Sanhedrin 4:5
opmerkt:
Adam werd geschapen ten behoeve van vrede onder de mensen zodat niemand
tegen zijn naaste kan zeggen: Mijn vader was belangrijker dan die van jou ()
Ook werd de mens (als n wezen geschapen) om de grootheid van de Heilige te
tonen, zijn Naam zij geprezen, want indien iemand veel munten uit n stempel
weet te slaan, dan lijken ze alle op elkaar, maar de Koning der Koningen, de
Ren Descartes
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
4/19
6eeditie
- 4 -
Heilige, zijn Naam zij geprezen, maakte iedere mens naar het beeld van Adam en
toch lijkt niet n ervan op zijn naaste.
Dus elk individu heeft zijn eigen en onmisbare inbreng voor het geheel van onze bonte
samenleving, maar de wiskundige benadering is juist de ontkenning daarvan, want in
dat perspectief bestaan mensen, als bij figuurpunten op een schaal (een maatstaf / ver-
houdingsgetal), uit vervangbare en uitwisselbare eenheden.
Volgens de cartesiaanse rangschikking worden alle gebeurtenissen in cijfers vastge-
legd. In wezen beschrijven cijfers gelijkheid of onderscheid. In onderlinge vergelijking
kan het bestudeerd aspect hetzelfde zijn of iets anders. Alle aspecten kunnen worden
gedefinieerd met een ja of nee, A of non-A, een n of nul, wat het est et non is van
Pythagoras. Juist dit principe ligt ten grondslag aan onze computertaal met zijn schier
onbegrensd beschrijvingspotentieel. Dit soort reductie, indien gebotgevierd binnen de
maatschappelijke verhoudingen, vormt een gevaarlijk wapen. Terwijl de doelmatigheid
van de geometrisch getrainde geest geen betoog hoeft, als ze zich aan haar beperkingen
houdt, moet de onbeteugelde uitoefening daarvan ten stelligste worden veroordeeld.
3 Analoog versus binair
De grote beperking van A en non-A of het est et non is dat de echte werkelijkheid
zich zo niet laat vangen. Wat wij waarnemen is een veronderstelde werkelijkheid. Con-
form het Heisenbergprincipe is de echte werkelijkheid vaak onbepaald en vaag, zoals
de school van Pythagoras tot haar schrik ontdekte toen zij de onmeetbare of irrationele
getallen ontdekte in de wortel van 2, wat de diagonaal is binnen een vierkant met zijden
van standaardlengte 1. Wat bleek: de schijnbaar netjes afgebakende wereld der geome-
trie bleek tot een onmeetbaarheid te leiden, een monstruositeit die als een aantasting
van de werkelijkheid werd beschouwd. Dit is toen door Platos krachttoer opgelost via
de paradox van idee en geometrie, waarbij elk het primaat over de ander bezit al
naar gelang het uitkomt. Het idee dient om het princiep te verwoorden en de geome-trie om het princiep, hoe gebrekkig ook, ten uitvoer te brengen. Maar de gebrekkig-
heid van dit filosofisch systeem wordt voor het volk verzwegen.
Indien we de twee grote werken van Plato met elkaar vergelijken - De Wetten en De
Republiek (politeia) - komt deze benadering perfect tot uiting. In De Wetten pro-
jecteert Plato zijn idee van de perfecte wereld der vormen op de wereld van politieke
ideen. In De Republiek, dat samen met het andere boek dient te worden gelezen, toont
hij aan dat er een tegenstrijdigheid bestaat tussen de ideale wereld van politieke ideen
(zoals de Universele verklaring van de rechten van de mens) en de wetspraktijk en -
handhaving, een tegenstrijdigheid die dankzij de nobele leugen kan worden over-
brugd, wat de Fransen raison dEtat noemen (de politieke reden). Dit mag omdat de
werkelijke wereld in het Platonische systeem de wereld van het ideaal is en de wereld
waarin wij leven het surrogaat, wat natuurlijk een omkering van waarden is. Het
taalgebruik van beide boeken is zo verschillend dat het lijkt alsof ze niet van dezelfde
schrijver zijn. Maar dat is opzettelijk. De wetten drukken het ideaal uit en het is de
republiek die deze harteloos en exact uitvoert. Het is een onmenselijk systeem want
theorie en praktijk zijn twee werelden apart het is de letter die doodt. H. Lamer
verduidelijkt in het Encyclopedisch Woordenboek der Klassieke Oudheid : (3)
Plato verstond onder ideen de eeuwige, onveranderlijke oervormen van
alle dingen van de ons omringende, met de zintuigen waar te nemen wereld, de
verschijningswereld van de schepselen, de voorwerpen, maar ook die van de
abstracte begrippen als de deugd en het goede. De ideen leiden volgens hem
een reel bestaan in een eeuwige, onveranderlijke wereld. Daaruit is de wereldzoals die aan ons verschijnt door imitatie ontstaan. Deze is, aangezien hij uit
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
5/19
6eeditie
- 5 -
onvolkomen materie is samengesteld, onvolmaakt, een minderwaardige wereld
van de schijn tegenover die volmaakte wereld van het zijn.
Zijn leerling Aristoteles, die de intutief-literaire traditie vertegenwoordigt, heeft zich
tegen Plato afgezet en diens theorien verder ontwikkelt, van hem die de koel-analy-
tische traditie vertegenwoordigt. Aristoteles bestrijdt de ideenleer van Plato en ver-
klaart dat de ideen geen eigen bestaan leiden, maar alleen samen met het individu kun-
nen bestaan. Platos afschuw van vaagheid, dat als een verachterlijke degradatie van
het ideaal werd gezien, wordt treffend gellustreerd in zijn opvatting over astronomie:
De sterren, hoe mooi ook, zijn slechts deel van de zichtbare wereld der
ideen; een poging om de bewegingen van deze onvolmaakte (of gedegradeerde)
lichamen exact vast te leggen is daarom absurd. Laten wij onze aandacht daarom
vestigen op de (abstracte) problemen van zowel astronomie als geometrie en ons
distanciren van de (werkelijke bewegingen van) hemelse lichamen, indien wij
vast van plan zijn om astronomie te leren kennen. (4)
Alhoewel de uiteindelijke oplossing van de paradox tussen idee en geometrie simpel
bleek, heeft men 2.300 jaar moeten wachten op de publicatie van het wetenschappelijkeartikel Vague Sets door Max Black in 1937. Pas na publicatie van Fuzzy Sets in
1965 door Lofti Zadeh kwam het nieuwe denken op gang, hetgeen veel toepassing
heeft gevonden in de procestechnologie. Bart Kosko definieert fuzziness als volgt, sa-
mengevat uit zijn boek Fuzzy Thinking:
Fuzziness is dat A en non-A tegelijk gelden. En inderdaad zijn de
irrationelen gelijk even en oneven. Het fuzzy principe stelt dat alles een kwestie
van gradatie is. Het zet multivalentie af tegenover bivalentie (cf. Jan Lukasiewicz)
en een onbeperkt beschrijvingingspotentieel (open-end not-exhaustiveness)
tegenover een eindig beschrijvingspotentieel (closed-end exhaustiveness). Het is
in wezen analoog in plaats van binair. Omdat ieder deel in zekere mate het geheel
bevat (behoudens uitzondering), omvat het onze waarschijnlijkheidsperceptie vande werkelijkheid. Waarschijnlijkheidstheorie, gebaseerd op de fictie van A of
non-A past binnen het fuzzy principe. De opvatting dat God dobbelstenen gooit
is waarschijnlijk onjuist.
4 De vier Cartesiaanse fases in de praktijk
De eerste fase - die van de gegevensinzameling, houdt in dat enkel dt vermeldens-
waard is wat voor het oog meetbaar en evident is. Wat buiten het gezichtsveld valt, be-
staat niet! De ziel in dit systeem ontkennen, is een koud kunstje: het volstaat om
waar te nemen dat ze niet waarneembaar is. Dat betekent dat de cartesiaanse methode
gn plaats inruimt voor kennisaanspraken ten aanzien van de wereld zoals deze echt
zou kunnen zijn, in oppositie tot de deductieve aanspraken van het wiskundig model.
Inzake de tweede fase geldt dat men voor de uitvoerbaarheid is gedwongen om de on-
eindige verscheidenheid van de echte wereld te reduceren tot een overzichtelijk aantal
uitgangspunten, die dan een grove, maar zeer nuttige benadering van de werkelijkheid
vormen. Het systeem geeft trouwens niet goed aan hoe het samengestelde geheel moet
worden bezien. Wel over hoe een probleem moet worden opgesplitst. In feite onstaat
een vorm van bijziendheid, want men heeft volgens deze benadering slechts oog voor
het kleine detail.
We belanden nu bij de derde fase van de cartesiaanse methode die wordt gekenmerkt
door een uitdijende complexiteit in de beantwoording van een toenemend aantal kleine
probleemstellingen, waar elk zijn eigen deeloplossing biedt. Op cartesiaanse wijze
wordt de totaliteit beschouwd als een bij elkaar optellen van delen, zoals bij de assem-
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
6/19
6eeditie
- 6 -
blage van een voertuig. De cartesiaanse formule luidt: Het heelal is een machine waar
met niets anders rekening hoeft te worden gehouden dan conceptuele figuren en de
beweging van haar delen. Het enige wat telt zijn afmetingen, figuren en onderdelen.
Dat bracht Descartes op het idee van de dier-machine en natuurlijk is de mens dan ook
een machine. Vanuit die optiek wordt het zeer lastig om onderscheid te maken tussen
een rekenkundige machine en de hersens. Men voorspelt dat de verwerkingssnelheid enhet taalniveau van een computer het menselijk hersenpotentieel binnenkort zullen heb-
ben overtroffen! In die machine hoeven we slechts een soort zelfbewustzijn te gieten en
ziedaar (zal men zeggen): een machine met een ziel! Vragen zullen dan opkomen om-
trent euthanasie: mogen we bij een dergelijk apparaat de electrische stroom afsluiten?
De alsmaar toenemende complexiteit
Wetenschap is in het geheel genomen een veel complexere aangelegenheid dande bestudering van de individuele delen lijken aan te geven. Deze delen zijn al inzichzelf complex maar de samenvoeging in een totaal is van een aanzienlijk gro-tere complexiteit. () Ik denk dat het duidelijk is dat we niet in Poppers wereld
leven (en ook niet in de Cartesiaanse) die uit situaties zou bestaan waarvan weeen volkomen rationeel verslag kunnen geven die al onze stappen omschrijft enwaar de condities op een tamelijk eenvoudig manier kunnen worden gedentifi-ceerd, waarin zich geen verstoringen voordoen van onze experimenten en onzewaarnemingen, waar feiten elkaar nooit vertroebelen en waar geen verborgenfeiten meespelen. (Een dergelijke wereld is totaal imaginair.) () Terwijl menhet eens is over de inherente complexiteit van bepaalde wetenschappelijke prak-tijken, vooral als ze betrekking hebben op hoogstaande inferentile taken, beseftmen meestal niet dat complexiteit (en de subjectieve evaluatie die daarmee sa-mengaat) welhaast alle activiteiten omvat, zelfs die van de ondergeschikte infe-rentile taken.
Uit: The Limits of Scientific Reasoning van David FaustUniversity of Minnesota Press, USA # 1984 (pp. 2-21)
Via de analytisch-deductieve benadering van Ren Descartes is de toenemende com-
plexiteit een niet te stuiten autonome ontwikkeling, waarbij de totaliteit als waarde-
ringsobject steeds verder achter de horizon verdwijnt. De specialisaties die uit een
grotere complexiteit volgen, gaan zonder oog voor het geheel steeds meer een eigen
leven leiden totdat ze tenslotte elkaars concurrent worden. De steeds grotere comple-
xiteit voortkomend uit de deductieve methode, leidt tot een gebrek aan inzichtelijkheid
en tot een toenemend aantal specialisaties. De som is meer dan de optelling van zijn
delen, de emergent property genaamd (opkomende eigenschap), maar daar heeft het
deductief denken geen boodschap aan.
De trend naar een overdreven specialisering in onze moderne maatschappij is een feno-
meen dat tot problemen van beheersbaarheid leidt, met name in de medische sector.
Inductief denken poogt vanuit de details tot algemeen geldende principes te komen en
nieuwe paradigma te formuleren, terwijl het zuiver deductief denken zich daar verre
van houdt. Toepassing van de inductieve benadering weet het probleem van beheers-
baarheid te omzeilen en in te korten, want met elk waardevol verkregen inductief in-
zicht wordt een nieuwe cyclus in gang gezet waarmee de grenzen die het deductief
denken zichzelf heeft opgelegd kunnen worden overschreden. Op die manier wordt een
draaiend wiel van deductief naar inductief denken naar deductief denken gecreerd en
zo verder.
Met het tegenwoordige universitair onderwijs, waar men de studenten ingenieuze kun-
stjes leert, wordt het kritisch denken dat eigen is aan het inductief denken, niet gesti-
muleerd, zelfs afgestraft waar reputaties in het geding zijn en mogelijke financile be-
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
7/19
6eeditie
- 7 -
langen geschaad. Want grensoverschreidend denken betekent bijna altijd een afbraak
van het oude volgens het gezegde: reculer pour mieux sauter (teruggaan om beter te
kunnen springen).
Wat de vierde fase betreft, waarin alles moet worden opgesomd, kunnen er zeker geen
uitzonderingen worden getolereerd binnen het stelsel dat alles reduceert tot de car-tesiaanse universele geometrie. Het punt is dat alle punten of eenheden binnen het
ontwerp moeten passen. Elk punt, dat niet is aangeduid of gecatalogiseerd, telt niet
mee, bestaat niet. In feite hebben we van doen met een illusie die voortkomt uit een
opzettelijke geestvernauwing. Maar binnenin het verengde perspectief wordt met alles
rekening gehouden.
Toen de Europese Commissie enkele jaren geleden voor de vraag stond om de invoer
van genetisch-gewijzigde soja uit de U.S.A. te verbieden, waar ze tenslotte een
invoervergunning voor afgaf, zei een woordvoerder ter verdediging van dit toch wel
bedenkelijke besluit: Omdat er geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor de mogelijk
schadelijke gevolgen, kan de Europese Commissie geen argument aanvoeren om een
invoerverbod in te stellen. Hij kon niet zeggen: De beste Europese laboratoria
hebben de kwestie uitputtend onderzocht en zijn tot de conclusie gekomen dat het
onschadelijk is voor onze gezondheid.De woordvoerder heeft het niet op deze wijze
geformuleerd, omdat dan de zwakheid van zijn redenering zou opvallen. Geen enkele
methode is echt uitputtend, zeker niet met zulke ingewikkelde kwesties als de genetica.
Hij wendde zich daarom tot een administratieve regel die willekeur uitsluit, want deze
(administratieve) regel lag in dezelfde cartesiaanse logica opgesloten die op een
gegeven ogenblik ook in het huis der overheid is ingevoerd. Het geval wil dat zolang
men binnen de omheining van de cartesiaanse logica blijft, de argumenten door een
duidelijke en exacte formulering worden gekenmerkt.Het mentale ontwerp blijkt een
onoverwinnelijk bastion, omdat het van binnenuit niet kan worden aangevallen. En het
is juist dit facet dat totalitaire regimes toejuichen. We hebben daar de trieste gevolgenvan gezien
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
8/19
6eeditie
- 8 -
Hoe kunnen we op basis van de delen tot een geheel komen?
Het is van bijzonder belang inzicht te hebben in iemands (beperkte) capaciteitom complexe relaties te begrijpen. Om de betekenis van complexe relaties, of hetgeheel, te leren kennen moet men in de meeste gevallen de complexiteit van alledelen van het geheel kunnen begrijpen en tegelijk hun onderlinge relaties, waar-
bij men de delen en hun onderlinge relaties hetzij op hetzelfde moment beziet ofvlak na elkaar. Deze speciale cognitieve prestatie dient niet te worden verwardmet de manier waarop de informatie tot ons komt. Deze twee dingen staan gro-tendeels los van elkaar. Toch hoeven informatieaspecten niet perse dicht bij el-kaar te staan in de tijd, want de verschillende aspecten kunnen zelfs jaren apartstaan. Maar om de complexe onderlinge verbanden, of het geheel, te begrijpenmoet men op een zeker punt deze verschillende aspecten overzien. Beperkingenin ons vermogen om zulks te doen zet een limiet op de complexiteit der proble-men die binnen ons bereik liggen.
Uit: The Limits of Scientific Reasoning van David FaustUniversity of Minnesota Press, USA # 1984 (p. 107)
5 - De gruwelen van een benadering die onze goddelijke roeping afwijst
De geest van het geometrisch denken heeft zijn toppunt bereikt in de persoon van Peter
Singer die sinds 1999 hoogleraar ethiek is aan de Princeton universiteit in de V.S.
Singers hooggeprezen filosofie volgt drie principes: athesme, darwinisme en het nuts-
principe. Die brengen hem tot de onontkoombare conclusie dat de mensensoort gn
aanspraak kan maken op een bevoorrechte positie tegenover dieren. Zijn denkstelsel is
afgestemd op het vermeerderen van het bij elkaar opgetelde geluk van dieren n men-
sen en het tegelijk doen afnemen van het bij elkaar opgetelde lijden. In dat systeem is
de cummulatieve levenskwaliteit van dieren en mensen het ambitieuze doel. Derhalve
schendt het eten van dieren de dierenrechten en is ethisch verkeerd omdat het niet hetgrootste goed van het grootst aantal soorten bevordert. Hij komt tot een radicale ver-
oordeling van de leer van het in stand houden van de eigen soort (dus de mens zelf),
wat hij het soortdenken noemt (speciecism). Een benadrukking van de goddelijke roe-
ping van de mens en zijn unieke plaats in Gods scheppingsplan is in zijn ogen een ver-
achtelijke vorm van soortdenken. Zijn nutsprincipe houdt in dat pijn het enige kwaad is
en genot het enige goed, alhoewel hij toegeeft dat enige pijn dienstbaar kan zijn voor
het verwerven van een goed. Maar pijn dient te worden vermeden, zonodig door een
vroegtijdige levensbeindiging. Het merendeel van Singers ideen is absurd, maar bin-
nen zijn ingekaderde denksysteem zijn ze volkomen logisch en aanvaardbaar.
6 - Geloof versus rationalismeThomas van Aquino sprak veel over de verhouding tussen rede, geloof en openbaring
als volledig systeem om tot de waarheid door te dringen. Daarbij onderstreepte hij de
bestaande overeenstemming tussen het licht van de rede en het licht van het geloof.
Immers, beide vinden hun bron in God en kunnen elkaar daarom niet tegenspreken. Het
zorgvuldig bestuderen en verklaren van de dingen van de wereld het feitelijk object
van de wetenschap kan nuttig zijn om de goddelijke openbaring beter te verstaan.
Daarin zag hij geen conflict. Het geloof is niet bang voor het verstand, het geloof zoekt
veeleer naar begrip en vertrouwt op het verstand. Thomas was zeker niet gekant tegen
wetenschappelijke vooruitgang het resultaat van de menselijke rede. De Kerk heeft,
in het bijzonder via haar grote denkers, er altijd naar gestreefd geloof en wetenschap als
n geheel te zien, maar zij vond helaas geen gehoor in onze maatschappij die het gees-
telijke niet meer erkent en zich uiteindelijk heeft toegelegd op het exclusieve cartesi-
aanse denken.
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
9/19
6eeditie
- 9 -
De superrationalistische denkwijze raakte stevig verankerd in het westerse denken. De
ongelimiteerde toepassing van het cartesiaanse denken zou vermoedelijk nooit hebben
plaatsgevonden, indien daar geen extreme rationalistische houding aan vooraf was ge-
gaan die in verzet ging tegen de premissen van het geloof. Een kruisbevruchting tussen
het religieuze- en politieke huis heeft het pad geffend. De politiek nam de religie op
sleeptouw, begering als zij was naar de bezittingen van de kerk. De trotse Luther heeftzich door de heersers laten inpalmen. Dat is zoals ik de feiten interpreteer, die wat dit
betreft nog onvoldoende zijn bestudeerd. Het komt op mij ongeloofwaardig over dat de
vorsten Luther, eerst een nogal onbetekenend figuur, louter en alleen uit theologische
motieven zouden hebben gesteund. De godsdienstoorlogen, in het zog volgend van de
reformatie, spreken een andere taal.
Aldus is Luther de held van het rationalisme geworden, een belangrijk man naar wie
geluisterd werd, met een rationalisme dat haaks stond op de ware geloofsbeleving.
Maar hij zag dat anders. Ofschoon de Heilige Schrift supra rationem is, mag volgens
Luther niets contra rationem worden aangenomen. Volgens Luther gold dat indien het
geloof strijdig is met de rede, het geloof moet buigen. (5)Dit houdt in dat wat noch kan
worden waargenomen, noch begrepen, niet voor waar mag worden aangenomen.
Thomas van Aquino zegt het anders: als een geloofsartikel het verstand te boven gaat,
zal het ooit in de toekomst begrepen kunnen worden. Dit is het gewone standpunt
geworden binnen de Roomse Kerk, zonder welke theologie een ijdele onderneming
wordt. Zo leert het boek van de Katholieke Dogmatiek van de Dominicanen A.H.
Maltha en R.W. Thuys:
Het VeConcilie van Lateranen (1512-17) leert dat elke bewering, die met
een geloofswaarheid in strijd komt, compleet vals is (Denz. 738); Vaticanum I
(1869-1870) bevestigt uitdrukkelijk dat er gn tegenstrijdigheid kan bestaan
tussen geloof en rede. Daar zowel de geloofswaarheid als de natuurlijke waarheid
uiteindelijk steunen op Gods verstand, kan er onmogelijk tegenspraak zijn tussen
wat wordt geloofd en wordt ingezien. Vandaar moet elke moeilijkheid van de rede
minstens in die zin worden opgelost, dat men aantoont dat zij niet noodzakelijk
steekhoudend is op het gebied van deze of gene bovennatuurlijke werkelijkheid.
(Maaseik # 1951, pp. 191-92)
Het kardinale punt draait om de vraag: kan en mag de wetenschap de inhoud van ge-
openbaarde geloofsmysteries aan een waarheidstest onderwerpen? Neen! Wetenschap
beweegt zich op natuurlijk terrein, het geloof op het bovennatuurlijke. Beide terreinen
liggen niet op hetzelfde niveau. Het geloof zal geen onderzoek doen naar het
verschijnsel dat water normaliter vloeibaar is, maar bij bepaalde lage temperaturen hard
wordt in ijsvorm en bij hoge temperaturen verdampt. Zo heeft de wetenschap geen
boodschap aan typische geloofszaken, zoals bijvoorbeeld: Hoe komt het dat er n Godis in drie onderscheiden Personen? Hoe is het Woord van God mens geworden? Hoe
kon Maria moeder van de Godmens Jezus Christus worden en toch maagd blijven? Hoe
kon de Godmens Jezus Christus na Zijn dood herrijzen? Dat zijn kwesties die tot het
bovennatuurlijk terrein van het geloof behoren en daaromtrent is geen natuurkundig
wetenschappelijk onderzoek mogelijk. Eenmalige gebeurtenissen, zoals de conceptie
(incarnatie) van Christus, Zijn verrijzenis na Zijn dood en dergelijke, kunnen nu een-
maal niet bewezen worden volgens de wetenschappelijk methodes die het natuurkundig
onderzoek hanteert. Als men vraagt: Is Jezus werkelijk uit de dood opgestaan? Was
Zijn graf echt leeg? Hebben Zijn volgelingen Hem echt weer in levenden lijve ont-
moet? dan houdt dat tevens in dat men het geopenbaarde feit van Christus ver-
rijzenis niet meer ten volle als geloofsmysterie aanvaardt, men gaat twijfel zaaien en
ongeloof.
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
10/19
6eeditie
- 10 -
Toch is het niet zo dat God geloofszaken aanbiedt zonder genoegdoening voor het ver-
stand. Als God de mensheid een geloofsartikel aanbiedt, dan laat Hij dat immer samen-
gaan met manifestaties die de waarheid daarvan bekrachtigen. Zo is Jezus na zijn op-
standing aan een groot aantal mensen verschenen. Ook Thomas heeft Hij willen over-
tuigen omdat zijn ongeloof in het licht van de recente gebeurtenissen niet onredelijk
was. Ons ongeloof n in zijn verrijzenis is wel onredelijk. De Heilige Eucharistie is eenbelangrijk geloofspunt in de categorie van nog niet compleet verstaan. Zo zijn er veel
manifestaties die van de waarachtigheid van de Heilige Eucharistie getuigen. Een
bloemlezing is in het boekje van Andr Lemmens Geloof in Mij (1990), wat een uit-
gave was van het Bisdom Roermond; daarin geven een en twintig door de Kerk
bevestigde wonderen blijk van het eucharistisch wonder. In een Franse uitgave van J.-
M Mathiot staan er meer dan honderdvijftig, maar ook dat is onvolledig.
In de publieksmedia presenteert men het onderscheid tussen religie en wetenschap als
een onoverbrugbare kloof, terwijl het een kwestie is van niveau. Eigenlijk liggen zij in
elkaars verlengde. Ik geef een voorbeeld. Het natuurkundig onderzoek kent heel wat
verschijnselen die niet duidelijk begrepen worden en min of meer tot een geloofsartikel
behoren. Zo is men het erover eens dat de zwaartekracht een groot vraagteken is.Nochtans betreft het de belangrijkste grootschalige wisselwerking in het heelal. Een
van de konsekwenties van dit gebrek aan inzicht is dat er geen objectieve maatstaf
bestaat voor de bepaling van het gewicht van n kilogram. Momenteel wordt het pro-
totype van het kilogram in het Bureau International des Poids et Mesures (B.I.P.M.)
bewaard in Svres, nabij Parijs, wat tot gevolg heeft dat alle kilogrammen in het heelal
anders gaan wegen indien het prototype iets aan gewicht verliest door een beetje
slijtage of juist wint door kleine stofjes vuil. De zwaartekracht kan gemakkelijk wor-
den ervaren, maar ondergetekende wijst erop dat de zwaartekracht zlf niet waarneem-
baar is. Massa (een object) is waarneembaar, maar de zwaartekracht kan alleen via zijn
effect, dat gewicht heet, worden vastgesteld. In dit opzicht lijkt de zwaartekracht op
een geloofsartikel. Dit concept is net zomin als bij een geloofsartikel uit de lucht ko-
men vallen en men vertrouwt erop dat het eens zal worden begrepen.
7 - De duivelsappel
Luthers oudtestamentische God is een God van macht, zijn nieuwtestamentische God
En van Liefde, maar de God van de theologen, waar Luther een afgietsel van was, is
een God wiens affectie vooreerst intellectueel is; Zijn existentie is erop gericht de mens
te helpen het heelal te doorgronden. Een van de uitwerkingen van de reformatie was
inderdaad dat een impuls aan het wetenschappelijk onderzoek werd gegeven vanuit het
onwankelbaar geloof dat het menselijk vernuft in staat is al de levensgeheimen te ont-
sluiten. Er schuilt waarheid in het gezegde dat de moderne wetenschap de erfenis is van
de reformatie, die zelf weer aan het humanisme is ontsproten, maar het is geheel foutom te poneren dat de opmars van de wetenschap niet zonder de reformatie op gang zou
zijn gekomen. Het ware verkieselijk als een alternatieve route was bewandeld die de
mogelijkheid had geboden van een tweeledige benadering, waarbij niet enkel de rech-
ten van de mens, maar k die van God telden.
In de vroege periode van het wetenschappelijke onderzoek, in de 16e en 17
e eeuw,
oefende de Roomse Kerk een remmende invloed uit op de ontwikkeling van de weten-
schap, zoals uit de rehabilitatie door het Vaticaan in 1993 van Galileo Galilei (1642)
blijkt, die men indertijd verplichtte om zijn verklaring in te trekken (gesteld als feit,
maar niet als hypothese), dat de aarde rond de zon trekt. De Kerk was teveel met haar
eigen hervorming bezig en met een halt toeroepen aan de aanvallen van Protestantse
zijde, om inschikkelijk te zijn jegens onbewezen ideen in de wetenschap. (Het is pasveel later dat Galileos stelling kon worden aangetoond.) Feitelijk waren de meeste
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
11/19
6eeditie
- 11 -
vernieuwingen in de 16een 17
eeeuw afkomstig van het Protestantisme, ofschoon enige
opvallende uitzonderingen bestaan in figuren als Pierre Gassendi (1655), die een R.-
K. priester was en een exacte tijdgenoot van Descartes (Gassendi speelde een cruciale
rol bij de heropleving van de theorie dat de wereld uit miniscuul ondeelbare deeltjes
bestaat en hij wees het voor die tijd zo typisch aristotelisme af). De misstanden, die
Luther aanklaagde waren evident en zouden hoe dan ook zijn rechtgezet. Het essentilegeschilpunt betrof iets anders en Rome begreep wat er gaande was. De kwestie had
betrekking op de autoriteit van het individu tegenover het goddelijk recht van het
pauselijk gezag. (6) De notoire kampioen van de Roomse zaak, Louis Veuillot (1813-
1883), de beroemde uitgever van het Franse blad LUnivers, vatte het aldus samen:
Het recht op vrij onderzoek afkondigend en Gods verstand aan de oppermacht
van de mens onderwerpend, waarbij aan ieder individu het vermogen werd
toegekend, of liever nog de verplichting om voor zichzelf binnen Bijbelse
contouren zijn eigen religie te boetseren, ontkende Luther de aanwezigheid hier op
aarde van het goddelijk gezag (middels het instituut van Christus Kerk op aarde),
waardoor hij meteen de deur openzette voor louter menselijke godsdienstige
(inrichtingen). Omdat de Rede zich het deel toeigende, dat aan God toebehoort
in het moreel leiding geven aan de mensheid, moest het de enige leermeester vanonze gelovige overtuigingen (en mystieke neigingen) worden, onze leringen, de
wetten en onze zeden. (Mlanges II-2/185)
De filosofie behoort als dienstbode der theologie te fungeren
Godsdienst houdt volgens Bilderdijk de erkenning van God door het hart in.Daarna volgen de bijdragen van het verstand en de zintuigen. De filosofie die viade redenering van het verstand systematische kennis verkrijgt, moet een dienen-de rol vervullen. Indien het verstand autonoom functioneert wat bij Bilderdijkmeestal wil zeggen: los van het hart wankelt dan ook de rangorde van de we-tenschappen. In een opstel over het menselijk verstand [Verhandelingen ziel-,
zede-, en rechtsleer betreffende Leiden # 1821, p. 158] bekritiseert Bilderdijkde emancipatie van de filosofie, omdat zij ons het zicht op de goddelijke wijsheidontneemt. De filosofie behoort als dienstbode der theologie te fungeren, maarsteekt sinds de Verlichting haar meesteres naar de kroon, en zij vindt dat nu detijd is gekomen dat het verstand de lakens uitdeelt. Het hart moet zich dan maarschikken.
Uit: De Missie van een Genie De spirituele wereld van orangist Willem Bilderdijkvan Bert Engelfriet # 2010 (p. 137).
Overgebracht naar de andere huizen en verenigd met de filosofie van Machiavelli
(1527) en gelijkgezinden, bracht de reformatie een verschrikkelijk brouwsel voort. De
Renaissance was een tijdperk met een immense drang naar vrijheid, naar de zelf-bepaling van de mens, een tijdperk dus waarin vele nieuwe ideen en zienswijzen tot
ziedende ontwikkeling kwamen. Zij wordt niet noodzakelijk beperkt tot de tweede helft
van de 15een eerste helft van de 16
eeeuw, indien vanuit het humanisme bezien. En we
weten dat de verheerlijking van het individu het uitgangspunt van het humanisme is.
Haar ideaalbeeld werd in de gedealiseerde, maar nog slecht begrepen oudheid van de
Grieken en Romeinen gezocht, aldus verder teruggaand in de geschiedenis dan onze
Christelijke wortels. Kenmerkend hoe kon het anders? - was die vijandigheid tegen-
over de hirarchie, die zich uitte in verachting van het heilig kerkinstituut en haar pries-
ters. Het sterkste bewijs daarvan treffen we aan in Machiavellis Discorsi (Verhande-
lingen) en in zijn parodie De Mandragora, een toneelspel dat de priesters in het ge-
waad van huichelachtigheid tekent. Dit leverde hem terstond vermaardheid op. Man-
dragora is een woord dat is afgeleid van het oud-hoogduitse runa, wat geheim bete-
kent. De mandragoraplant of mandrake heeft soms de vorm van een mensachtige fi-
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
12/19
6eeditie
- 12 -
guur, reden waarom men daar vroeger tover- of duivelskracht aan toeschreef; het wordt
daarom ook wel gekend als de duivelsappel. De boodschap is helder. Het toneelstuk
werd eerder vermakelijk bevonden, ook door de kerkelijke gezagdragers, die dit niet
direct als een aanval zagen. In zijn boek Verhandelingen dat vier jaar na zijn dood
werd uitgegeven, komt de volgende passage voor: Hoe dichter de mensen bij de Kerk
van Rome staan, die het hoofd is van onze religie, des te minder godsdienstig zijn ze() Haar ondergang en kastijding is nabij () Wij, Italianen, hebben het aan de Kerk
van Rome en aan haar priesters te danken dat wij ongelovig en slecht zijn geworden.
8 - Het doel heiligt de middelen
In 1513 schrijft Machiavelli zijn bekendste boek: Il Principe (De Vorst), waarin hij
zijn waarnemingen vastlegt van het misdadig politieke proces, zonder zijn afkeuring
daarover te uiten en te doen voorkomen alsof het altijd zo toegaat. Machiavellis be-
schrijving van de politiek der vorsten is niet anders dan de toepassing van het nuts-
principe van een handeling (hierin herkennen wij Singer), het rcksichtslose van het
doel heiligt de middelen zonder aandacht voor de ethische waarde van het gebruikte
middel en buiten beschouwing latend of het doel wel moreel verantwoord is. De namenvan dit spel zijn: pragmatisme, opportunisme, meedogenloosheid, gewetenloosheid en
bedrieglijkheid.
Machiavelli zette de eeuwenoude discussie voort over de positie van de Kerk in staats-
aangelegenheden. De volgende stap was de propagering van de totale scheiding van
Kerk en Staat. Het schijnt dat de vroegste voorstander van deze opzet bestaat in de per-
soon van de Italiaanse Faustus Socinus (1539-1604). Hij werd door haat jegens
Christus Rijk op aarde verteerd inclusief al zijn instituten en principes. Dit blijkt uit
zijn verklaring dat een Christen geen hoge maatschappelijke positie mag bekleden. Op
zijn 19ejaar viel op hem de verdenking van Lutheranisme, waar toen gevangenisstraf
op stond. Op zn 23eschreef hij in zijn Explicatio (uitlegging van de proloog van het
Johannes-evangelie) een ambtelijke godheid toe aan onze Heer Jezus Christus en geenwezenlijke. En in een brief, die hij op zijn 24
eschreef, verwerpt hij de natuurlijke on-
sterfelijkheid van de mens (dat de mens geen onsterfelijke ziel heeft).
Mgr. Mutsaerts verrast met zijn lezing over kerk en staat
De hulpbisschop van Den Bosch, Rob Mutsaerts, sprak in het weekend van 1april 2015 op het jaarcongres van de Jongeren Organisatie voor Vrijheid enDemocratie (JOVD) van de VVD politieke partij.
Mutsaerts maakte duidelijk dat de R.-K. Kerk niet voor een staat is waargeestelijken de macht hebben, maar dat zij de scheiding van kerk en staat juistbelangrijk vindt zolang de staat de vrijheid van godsdienst handhaaft. Hij maak-
te bovendien duidelijk dat dit niet betekent dat de kerk geen politieke of moreleuitspraken mag doen: De scheiding van kerk en staat betekent dus niet descheiding van religie en politiek, al is dat een gangbare misvatting. Je merktdat vaak. Als de dorpspastoor of bisschop, of zelfs de paus, een mening venti-leert over een onderwerp waar de politiek op dat moment over debatteert, danis er altijd wel iemand die roept dat dat niet mag, want zegt hij: er is scheidingvan kerk en staat. Dit wordt vaak aangehaald om alle kritiek te doen verstom-men.
Bron: RKKERK.NL (de website van de R.-K. Kerk in Nederland)
Gedurende zijn hele leven vertrouwde Faustus volledig op de conclusies van zijn eigen
intellect met het doel de basis van het Christendom te ondergraven en dat steeds verdernaar de periferie van het echte leven te duwen. Niet zonder reden typeert de in 1879
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
13/19
6eeditie
- 13 -
gegraveerde gedenkplaat in Siena, zijn geboorteplaats, hem als de verdediger van de
menselijke rede tegenover het bovennatuurlijke. Het opschrift op zijn grafsteen luidde:
Tota jacet Babylon destruxit tecta Lutherus, muros Calvinus, sed fundamenta Soci-
nus: als Luther erin is geslaagd het dak van de (met als Babylon aangeduide) Room-
se Kerk te slopen, als Calvijn het klaarspeelde om haar muren omver te halen, mag
Socinus opgetogen zijn haar fundering te hebben ontvreemd.
Bij een te ver doorgevoerd rationalisme zullen de kinderen zich tenslotte tegen hun
Vader keren. God is ultiem rationalistisch, laat daar geen misverstand over bestaan.
Rationalisme is op zichzelf niet fout, maar een ontworteld rationalisme - los van God,
leunt tegen het satanisme aan. I Samul 15:23 windt er geen doekjes om: Opstan-
digheid staat gelijk met de zonde van toverij, ongezeglijkheid met afgodendienst.Dit
is een hard oordeel over onze moderne wetenschap, over de wetenschap die verworden
is, want er bestaat ook een goede vorm van wetenschap. Indien u het niet eens bent met
deze veroordeling, kijk dan naar de vruchten der wetenschap, want aan de vruchten
kent men de boom.
9 - Conclusie
Paus Benedictus XVI heeft op 1 juli 2009 te Rome aan 23 aartsbisschoppen het pallium
opgelegd, daarbij een commentaar gevend op de Eerste Brief van Sint Petrus, waarbij
hij ondermeer het volgende zei:
Het geloof komt uit de eeuwige Rede die in onze wereld gekomen is en ons
de ware God heeft getoond. Het geloof dringt dieper door dan ons verstandelijk
vermogen, zoals liefde ook meer ziet dan het verstand alleen. Het geloof spreekt
de rede aan, het heeft zijn plaats in de dialoog, het geloof kan het verstand het
hoofd bieden. Het geloof spreekt de rede niet tegen, het houdt er gelijke tred mee
en tilt de rede tegelijk boven zichzelf uit het geloof maakt de rede vertrouwd met
de Rede van God die groter is.
Dit lijkt mij voor dit artikel een passend einde.
Hubert Luns
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
14/19
6eeditie
- 14 -
Noten
(1) The Meaning of Evolution door George Gaylord Simpson - Bantam Books, NewYork # herziene uitgave 1971 (pp. 314-15).
(2) Het postmodernisme is een semi-wetenschappelijke beweging die in de 20eeeuwis ontstaan en een kennisbenadering verwerpt die naar absolute waarheden streeft enuniversele beschrijvingen. De postmoderne gedachte distantieert zich doelbewust vande benaderingen die voorheen de toon zetten. Vooral in de menswetenschappen kanhet als een reactie worden gezien op het cartesianisme. De term postmodernisme impli-ceert een zich afzetten tegen de wetenschappelijke mentaliteit die prat gaat op objecti-viteit en vooruitgang. Postmodernisme lijkt op de neomarxistische beweging die vanuitde Frankfurter Schule is ontstaan, en sterk politiek gengageerd is; zij propageert eensubjectieve en relativistische houding terwijl scherpe klassificaties worden vermeden,ook in religieuze zaken en moraliteit.
(3) Het Encyclopedisch Woordenboek der Klassieke Oudheid is een vanuit het Duitsdoor J.W. Fuchs bewerkte uitgave van het ICOB uit 1976. De Duitse uitgave heetWrterbuch der Antike - Alfred Krner Verlag, Stuttgart.
(4) De Republiek (boek VII), gebaseerd op de Engelse vertaling van Thomas Taylor.Zie ook Timaeus (33B-34B).
(5) Ten aanzien van de verhouding tussen de rede en het geloof heeft Luther zich ookanders uitgelaten. Het zal niet voor het eerst zijn dat hij zichzelf tegenspreekt. Het gaathier om het karakteristieke van de reformatorische gedachte nadien.
Het goddelijk verleend leiderschap van de Rooms Katholieke Kerk
(6) Deuteronomium 17:11 leest: U dient zich aan de wet te houden zoals ze dieuitleggen volgens het vonnis dat wordt uitgesproken. Wijk niet af van het oordeel datzij bekend maken, zelfs als het rechts of links is.
Zelfs als ze je vertellen dat rechts links is en links rechts, legde de grote Joodse
geleerde Rashi (1040-1105) het bovenstaande uit. Hieruit leren wij dat men de beslis-sing van de priesters en levieten dient te gehoorzamen, zelfs als hun woorden onredelijklijken. Maar wat indien zij het niet eens kunnen worden? Hoe kunnen wij de Torah (deBijbel) begrijpen als we niet kunnen terugvallen op een opperst gerechthof waar wij opkunnen vertrouwen? Het gedeelte dat aan het geciteerde vers vooraf gaat, brengt hierinduidelijkheid. Indien een zaak te moeilijk is om vonnis te wijzen en u naar de plaatsgaat die de Heer uw God heeft aangewezen, zult u naar de priesters en Levieten en derechter gaan die daar op dat moment zetelen en dan zullen zij voor u uitspraak doen.Doe precies wat ze u voorschrijven vanaf de door God uitgekozen plaats.
Toen de wijzen van Isral gezamenlijk in hun rechtszaal op de tempelberg zaten,had hun uitleg van de Bijbelse wet een bovennatuurlijk aspect die het boven iedereonenigheid of twijfel plaatste. Ieder die God vreesde was dan verplicht hun woorden tegehoorzamen zelfs als hij meende dat ze geoordeeld hadden dat links rechts is. Dit is
orthodox Joods gedachtengoed. We moeten daarom niet verbaasd staan dat het RoomsKatholieke priesterschap in een voortzetting van de oude praktijk, indien in een offi-cieel concilie bijeen, onfeilbare uitspraken doet in zaken van moreel belang, indien be-vestigd dat deze onfeilbaar zijn.
-
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
15/19
6eeditie
- 15 -
.APPENDIX.
De Verhouding tussen Geloof en Wetenschap
Hier volgt een citaat uit de Catechismus van het Theo-logisch Modernisme (deel 1, hfst. 2:3), betreffende de
verhouding tussen geloof en wetenschap.
Vraag Wat valt te zeggen over de Modernistische opvattingover de verhouding tussen het geschiedkundig onderzoek en
godsdienst?
Antwoord De theologische Modernist legt uit: We
hebben nu voldoende materiaal in handen om hier iets
zinvols over te vertellen met name over het geschiedkundig
onderzoek op religieus gebied die met wetenschappelijke
premissen wordt uitgevoerd.
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
16/19
6eeditie
- 16 -
V. Hoe benaderen de Modernisten het probleem van deverhouding tussen wetenschap en geloof?
A. Volgens hen staat het n los van het ander. Ze
zouden hoegenaamd niets met elkaar te maken hebben
aangezien het geloof zich met zaken bezighoudt die weten-schappelijk onkenbaar zijn. Deswege heeft ieder zijn eigen
schootsveld: het geloof beperkt zich tot de goddelijke rea-
liteit, tot wat niet kan worden waargenomen; op zijn
beurt beperkt de wetenschap zich tot wat wel kan worden
waargenomen.
V. Kunnen geloof en wetenschap met elkaar in botsing komen?
A. Men leidt hieruit af dat ieder zich op zijn eigen
terrein begeeft. Omdat hun terreinen hermetisch van el-
kaar zijn afgesloten kunnen ze, wil men consequent zijn,
elkaar nooit ontmoeten en is er dus nooit een onoplosbaar
conflict.
V. Indien men aanvoert dat er manifestaties zijn in dezichtbare natuur die bij het geloof horen op het brede terrein vanGods handelend optreden, zoals zich dat voordeed toen Jezus opaarde rondliep, wat antwoorden zij dan?
A. Dan ontkennen zij dat resoluut.
V. Dat is toch te gek voor woorden. Hoezo?
A. Weliswaar, zullen ze zeggen, zijn er goddelijke
manifestaties die tot de wereld der verschijnselen behoren,
maar wanneer die later worden gedeformeerd om in hun
nieuwe kledij deel te gaan uitmaken van het geloof zijn ze
aan de zintuiglijke wereld onttrokken en zijn daarmee on-
wetenschappelijk geworden. In dat nieuwe stadium bevin-
den ze zich binnen de zogenaamde immanente werkelijk-
heid.
V. Is het nog nodig zich af te vragen of volgens deze opvatting
Jezus Christus metterdaad grote wonderen en bepaalde
uitspraken heeft gedaan en werkelijk uit de dood is opgestaan en
ten hemel gestegen?
A. Op grond van het voorgaande spreekt het vanzelf
dat de Modernist, die van hetzelfde kaliber is als de agnos-
ticus, daar maar n antwoord op heeft en dat is dat die
dingen nooit kunnen hebben bestaan, terwijl een Chris-
ten dankzij de eigentijdse getuigenissen, die nauwkeurigzijn opgetekend, maar tot n conclusie kan komen: ja, die
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
17/19
6eeditie
- 17 -
dingen en nog veel meer zijn historische feiten die zich
metterdaad hebben voorgedaan! Daarom hoeft de gelovige
niet alleen te geloven maar mag hij ook weten dat zijn
geloof redelijk is onderbouwd.
V. Ontkennen de Modernisten en het wetenschappelijkemilieu waartoe zij behoren dat de getuigenissen, zoals die in de
Evangelin zijn opgetekend, een historisch betrouwbare weergave
zijn?
A. De evangelische overlevering is een vorm van
geschiedschrijving die de toets van een wetenschappelijke
methode kan doorstaan, een gegeven dat a priori wordt
ontkend. Hier toont zich het Modernisme als een enggees-
tige levensbeschouwing die geen tegenspraak dult zelfs in-
dien deze wetenschappelijk is onderbouwd. Geen middel
blijft onbeproefd om de geschiedkundige feitelijkheid van
het Bijbels verslag teniet te doen, zelfs tegen beter weten
in. Een zeer trieste zaak!
V. Wat is hun a priori standpunt over het verschil tussenwetenschap en het Christelijk geloof aangaande de historiciteitvan het verslag?
A. Men zal ervoor moeten waken om een conflict tus-
sen die twee te zoeken, antwoorden zij, want volgens dehistoricus sprekend in zijn wetenschappelijk jargon begeeft
Jezus Christus zich uitsluitend in de objectieve historiciteit.
Wat de gelovige betreft begeeft Jezus Christus zich uitslui-
tend in de door het geloof gecreerde werkelijkheid, een
virtuele geen rele werkelijkheid.
Commentaar: Dat het objectief historisch onderzoek
anders uitwijst daar wil de Modernist gemakshalve aan
voorbijgaan of zal dat met veel aplomb afwijzen.
V. Indien geloof en wetenschap zich elk op hun eigen terreinbegeven zijn die twee dan gelijkwaardig?
A. Men zou zich volgens de Modernist ernstig vergis-
sen indien men ervan uitgaat dat de wetenschap het onder-
spit delft als het geloof tot constateringen komt die tot het
wetenschappelijk domein horen.
V. Wanneer moet het geloof zich aan de wetenschaponderwerpen terwijl dat andersom nooit zo is?
A. Er zijn welgeteld drie omstandigheden waarvoor deModernist dit wil toepassen.
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
18/19
6eeditie
- 18 -
Commentaar: Er is hier sprake van een kunstmatig
contrast omdat geloof en wetenschap geen losstaande ge-
bieden zijn maar congruent. Waar de gebruikelijke manier
tekortschiet door de beperkende methodiek van weten-
schapsvorsing, die slechts onderzoekt wat waarneembaar isen geen unieke gebeurtenissen in een proefopstelling kan
herhalen (zoals de oerknal), biedt systematisch historisch
onderzoek de juiste benadering. Bij wonderen bijvoorbeeld
moet het onderzoek zich richten op een minitieuze bestu-
dering van de getuigenverklaringen, wat tot betrouwbare
resultaten voert.
V. Wat is de eerste door Modernisten geformuleerdeomstandigheid waarbij het geloof zich aan de wetendschap moet
onderwerpen?A. Zegt de Modernist: Ten eerste dient te worden op-
gemerkt dat het onderwerp van het n radicaal is afge-
scheiden van het ander. Derhalve begeeft ieder zich op zijn
eigen terrein. De wetenschap houdt zich alleen bezig met
het waarneembare, met de zintuiglijke realiteit, die tot ve-
rifieerbare dus ware uitkomsten leidt. Het geloof daaren-
tegen bemoeit zich met de bovenzintuiglijke realiteit, het
vermeende goddelijke. Ingeval het geloof zich bezighoudt
met veronderstelde zintuiglijke manifestaties dient het zich
natuurlijk aan de wetten, het toezicht en het oordeel van
de wetenschap en het geschiedkundig onderzoek te onder-
werpen.
Commentaar: Wat het geschiedkundig onderzoek be-
treft gebiedt de logica dat wat stelselmatig wordt ontkend,
ook niet kan worden gevonden; een betrouwbaar oordeel
hangt van de objectiviteit van de onderzoeker af en dat is
hier niet het geval. En wat de natuurkundige wetten be-
treft, staat het God vrij daarvan af te wijken. Om God die
vrijheid te ontzeggen is absurd, alsof Hij een domme na-
tuurkracht is.
V. En wat is de tweede omstandigheid?
A. Als men beweert dat het geloof zich uitsluitend op
God richt, moet men dit verstaan in de zin van de godde-
lijke en ongrijpbare realiteit, niet in die van het filosofisch
beargumenteerde idee over God. Het idee behoort de filo-
sofie toe die er als het ware de vader van is. In de logischeopbouw die haar eigen is tracht zij ideen successievelijk
-
8/4/2019 Breuk ReligieWetenschap (6eEd) Hubert Luns
19/19
6eeditie
- 19 -
naar het absolute en het ideaal omhoog te tillen. Aan de
consequent doordenkende filosofie hoort daarom het recht
toe zich bepaalde ideen over God te vormen en als
tuchtmeester van het geloof op te treden opdat vreemd-
soortige elementen in de evolutie van het godsidee wordenuitgebannen. Vandaar de Modernistische stelregel dat de
religieuze ontwikkeling gelijke tred moet houden met die
van de verstandelijke en zedelijke inzichten. Het religieuze
moet zich volgens een woord van een van hun volgelingen
daar ondergeschikt aan maken.
V. En wat is in hun ogen de derde?
A. De mens is afkerig van innerlijk conflict. De gelo-
vige heeft daarom een dwingende behoefte om geloof en
wetenschap met elkaar te verzoenen, maar dat dient wel zo
te gebeuren dat de sublieme wetenschappelijke ontdekkin-
gen, die er op veel terreinen zijn, gerespecteerd worden.
V. Wordt in dit drieluik opgeroepen tot een slaafseonderwerping van het geloof aan de wetenschap?
A. Duidelijk is dat het wetenschappelijk establishment
in alles het laatste woord wil hebben, zelfs als ze zich open-
lijk agnostisch en athestisch opstelt, ondanks dat men zegt
dat die twee disciplines elkaars vreemdeling zijn.
-