Bouw werkt hard aan ketenintegratie · PDF filewerken om de competenties die horen bij...

1
11 OPINIE · Dinsdag 15 februari 2011 Cobouw 31 Bouw werkt hard aan ketenintegratie Bouwers die claimen dat ze goed zijn in ketenintegratie moeten niet altijd op hun woord worden geloofd. Volgens Jack van der Veen en Marcel Noordhuis zal de bouwsector heel hard moeten werken om de competenties die horen bij ketenintegratie te verwer- ven. “Waar het om draait bij ketenin- tegratie is het organiseren van een naadloze technische en procesmatige samenwerking van ontwerpers, bouwers en toeleve- ranciers, ten dienste van de opdrachtgever.” Dit citaat komt uit het artikel ‘Echte keteninte- gratie ver te zoeken bij het nieuwe bouwen’ van Norbert van Doorn en Michiel Wentges dat onlangs in deze krant stond. Een aantal aanvullingen zijn naar onze mening noodzakelijk. Eindgebruiker 1.Het is uiteindelijk niet de opdrachtgever maar de eindge- bruiker waar het om gaat; 2.De opdrachtgever is een onderdeel van de keten en het is niet zo dat de rest den dienste staat van de opdrachtgever (het gaat immers over samenwerken en dus ook over “goed opdracht- geverschap”); 3.Het gaat niet om het organise- ren op zich maar om meetbare betere ketenprestatie in termen van kwaliteit, snelheid, betrouw- baarheid en kosten. Is een bouwbedrijf de aangewe- zen partij om de rol van general contractor in te vullen? Nee, niet per se. Uit ervaringen in diverse branches en wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het hebben van een ketenregisseur een belangrijk pluspunt is. Het is echter geen uitgemaakte zaak wie de ketenregisseur moet zijn. Dat kan het bouwbedrijf zijn maar ook de opdrachtgever. Vaak kunnen multifunctionele teams uit de verschillende organisaties ingezet worden om de regie te voeren. Moeten bouwbedrijven de taken ontwerp, realisatie en beheer onder één dak brengen? Dit is zeker niet altijd verstandig; dit zijn immers echt heel verschil- lende disciplines. Een van de oudste wetten in de bedrijfsvoe- ring zegt dat juist specialisatie in een bepaalde discipline een meerwaarde creëert. Keteninte- gratie gaat daarom heel specifiek niet over verticale integratie (het samenvoegen van ketenschakels in één onderneming). Overigens is het al vele malen aangetoond dat interne samenwerking tussen verschillende organisatieonder- delen soms net zo moeilijk is als samenwerken met externe partijen. Bouwers die claimen dat ze goed zijn in ketenintegratie, simpelweg omdat ze alles in huis hebben, moeten dan niet altijd op hun woord geloofd worden. Beter is het om de ‘ketenrijpheid’ van alle organisaties waarmee je overweegt samen te werken goed in kaart te brengen. Gelabeld Van Doorn en Wentges stellen dat in veel gevallen de structurele samenwerking tussen corpora- ties en aannemers die als ‘keten- integratie’ worden gelabeld in feite meer op outsourcing lijken. We zijn het onmiddellijk met hen eens als wordt hier wordt bedoeld dat onder het mom van ketensa- menwerking in feite het klassieke outsourcing (inclusief tenderen, prijsdruk en vervolgens ‘over de muur gooien’ wordt uitgeoefend. Ook wij komen het vaak tegen dat ketensamenwerking ‘goed klinkt’en dat daarom te pas, maar vooral ook vaak te onpas wordt gebruikt. Dit is een serieus probleem omdat daardoor ketenintegratie in een verkeerd daglicht wordt gesteld en de kans loopt op termijn als ‘de nieuwe kleren van de keizer’ te worden gezien. Volkomen failliet Weegt het verlies aan marktwer- king op tegen de betere samen- werking als je elkaar goed kent? Ook op langere termijn? En wat is het risico als de grens tussen opdrachtgever en opdrachtnemer vervaagt? Dit zijn belangrijke vragen. Knetterhard bewijs voor de Nederlandse bouwsector is er nog niet. Wel is overduidelijk dat de traditionele manier van (niet) samenwerken volkomen failliet is. Wat de sector nodig heeft is niet meer concurrentie, maar meer innovatie. En dan met name procesinnovatie. En om dat voor elkaar te boksen is ondernemer- schap, leiderschap, durf, vertrou- wen en vermogen om samen te werken nodig. De sector staat nog maar aan het begin van de implementatie van een fundamenteel nieuw concept. Makkelijke oplossingen zijn er niet. We zullen heel hard moeten werken om de competenties die horen bij ketenintegratie te verwerven. Alleen dat helpt ons verder richting betere prestaties. Prof.dr. Jack van der Veen Hoogleraar Supply Chain Optimisa- tion aan de Universiteit van Amster- dam Drs.ing. Marcel Noordhuis Promovendus op het onderwerp faalkostenreductie door ketensamen- werking (UvA) en director bij Deloitte Real Estate Advisory www.deloitte.nl W at een stelletje blagen zouden de bouwvakkers zeggen. Over wie hebben zij het? Het gaat over twee grote branchevertegen- woordigers die tiendui- zenden bouwvakkers vertegenwoordigen. We hebben het over Bouwend Nederland en de Aannemers Federatie Nederland, een landelijke koepel van brancheorganisa- ties voor het mkb. De verenigingen hebben onenigheid, zoals bij veel clubs voorkomt. Haantjes, haantjes en nog een haantjes. En dat terwijl de voorzitters van de beide clubs en hun omgeving, gewoon goed met elkaar moeten kunnen praten. Ik moet hierbij sterk aan vroeger denken toen we nog naar de basisschool gingen. We moesten met de bus naar school. En daar kon je de haantjes er al uithalen. De haantjes wilden namelijk altijd voor het raam zitten. Dan konden ze alles zien en – onbewust wel het belang- rijkste – werden ze zelf ook door iedereen gezien. Volgens mij is dat bij verschillende mensen nog niet weg. Maar ja, laten we nu even eerlijk zijn, nog steeds heeft Bouwend Neder- land het imago door de grote jongens gestuurd te worden. Daarentegen zegt het mkb. Jullie grote jongens, hebben ons vroeger niet zien staan, nu in crisistijden zien jullie ons hele- maal niet staan. Want een cao van een ‘kleine’ jongen en harde werker buiten in de praktijk, ziet er toch anders uit dan een cao van één van die ‘grote’ jongens. Maar ‘waar een wil is, is een weg’, daar blijf ik van overtuigd. Misschien moet de cao wel sterker gekoppeld worden aan de aanbeste- dingsregels, met klant en kwaliteit als doel. Je moet er met een beetje goede wil uitkomen. Ik zou zeggen, kom op onder- handelaars. Samen een beetje water bij de wijn en je bent er. Succes. Johannes Hoogstraten Hoogstraten Wegenbouw COLUMN / HOOGSTRATEN Ondeugend Wilt u reageren? U kunt Johannes Hoogstraten mailen via [email protected] CARTOON / WIEGEL JURIDISCH Amsterdam pakt leegstand aan De gemeente Amsterdam spreekt in de onlangs door haar uitgebrachte notitie: ‘Leegstand in Amsterdam: inzet op gebruik, aanpak van leegstand’ de wens uit om leegstand van kantoorgebouwen aan te pakken. De op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet kraken en leegstand biedt diverse mogelijkheden. Als het aan de gemeente ligt, zal per 1 juni 2011 de leegstandverordenin- gi n werking treden. Ook zet de gemeente een pakket van initiatie- ven op dat (tijdelijk) gebruik moet stimuleren en faciliteren. De nadruk ligt daarbij op sociaal en cultureel leegstandbeheer evenals de transformatie van kantoren. In de op te stellen leegstandverorde- ning, die gebaseerd is op de Wet kraken en leegstand en de Leeg- standwet, wordt voor een beperkt werkingsgebied (kantoorgebouwen groter dan 10.000 vierkante meter, kantoorgebouwen in de gebieden Amstel III en Teleport alsmede ontruimde gebouwen die gekraakt waren) de verplichting voor eigenaren opgenomen om leeg- stand (langer dan 6 maanden) te melden. Meldt de eigenaar de leegstand niet dan kan de gemeen- te een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete (max. 7.500 euro) opleggen.Na de melding zal er een overleg tussen partijen plaatsvin- den waarin naar oplossingen wordt gezocht om de leegstand te beëindigen. Gevolg hiervan kan zijn dat de gemeente een leegstandbe- schikking neemt. Hiermee kan een (deel van een) gebouw – ook eventueel onvrijwillig – ‘geschikt voor gebruik’ worden verklaard. Slotstuk van de leegstandverorde- ning is een verplichte voordracht door de gemeente. Deze voordracht van een huurder/gebruiker door de gemeente aan de eigenaar is gekoppeld aan een last onder dwangsom. Binnen drie maanden na de voordracht zal de eigenaar een overeenkomst tot ingebruik- name met de voorgedragen huurder/gebruiker moeten sluiten. Tegen de leegstandbeschikking en de verplichte voordracht kan de eigenaar bezwaar en later ook beroep instellen. Zoals de gemeente in haar notitie zelf al aangeeft, moeten er met name in de uitvoe- ring van de leegstandverordening nog de nodige (juridische) proble- men worden getackeld. De inbreuk die de gemeente met de leegstand- beschikking en verplichte voor- dracht maakt op het eigendoms- recht vereist een uiterst zorgvuldig handelen. Daarnaast zullen in veel gevallen vergunningprocedures moeten worden opgestart om het gewenste gebruik mogelijk te maken. Dit vergt allemaal de nodige tijd. Gelet daarop rijst de vraag of de leegstand van kantoren via dit instrumentarium op korte termijn echt kan worden aange- pakt. Onze indruk is dat dit niet het geval is. Wat ons betreft zou de gemeente de komende periode beter kunnen toewerken naar ruimere en flexibele bestemmin- gen via de versnellingsprocedures die het omgevingsrecht biedt. Dreigt leegstand dan kunnen gebouwen direct voor andere doeleinden worden ingericht en benut. Dit sluit ook goed aan bij de huidige trend van multifunctioneel en duurzaam gebruik. Alleen zo blijven wij leegstand voor. Laat de marktsector zijn werk doen. Mocht u het niet eens zijn met de voorgenomen plannen van de gemeente dan is inspraak mogelijk. Dit kan nog tot en met 10 maart 2011. Mr. Fleur Spijker en mr. Valentijn Leijh Advocaten bij de sectie Overheids- praktijk van Boekel De Nerée N.V. te Amsterdam Breng ketenrijpheid van organisaties goed in kaart

Transcript of Bouw werkt hard aan ketenintegratie · PDF filewerken om de competenties die horen bij...

Page 1: Bouw werkt hard aan ketenintegratie · PDF filewerken om de competenties die horen bij ketenintegratie te ... (UvA) en director bij Deloitte Real Estate Advisory W at een stelletje

11O P I N I E ·Dinsdag 15 februari 2011 Cobouw 31

Bouw werkt hard aan ketenintegratieBouwers die claimen dat ze goed zijn in ketenintegratie moeten niet altijd op hun woord worden geloofd. Volgens Jack van der Veen en Marcel Noordhuis zal de bouwsector heel hard moeten werken om de competenties die horen bij ketenintegratie te verwer-ven.

“Waar het om draait bij ketenin-tegratie is het organiseren van een naadloze technische en procesmatige samenwerking van ontwerpers, bouwers en toeleve-ranciers, ten dienste van de opdrachtgever.” Dit citaat komt uit het artikel ‘Echte keteninte-gratie ver te zoeken bij het nieuwe bouwen’ van Norbert van Doorn en Michiel Wentges dat onlangs in deze krant stond. Een aantal aanvullingen zijn naar onze mening noodzakelijk.

Eindgebruiker1.Het is uiteindelijk niet de opdrachtgever maar de eindge-bruiker waar het om gaat; 2.De opdrachtgever is een onderdeel van de keten en het is niet zo dat de rest den dienste staat van de opdrachtgever (het gaat immers over samenwerken en dus ook over “goed opdracht-geverschap”);3.Het gaat niet om het organise-ren op zich maar om meetbare betere ketenprestatie in termen van kwaliteit, snelheid, betrouw-baarheid en kosten.Is een bouwbedrijf de aangewe-zen partij om de rol van general contractor in te vullen? Nee, niet per se. Uit ervaringen in diverse branches en wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het hebben van een ketenregisseur een belangrijk pluspunt is. Het is echter geen uitgemaakte zaak wie de ketenregisseur moet zijn.

Dat kan het bouwbedrijf zijn maar ook de opdrachtgever. Vaak kunnen multifunctionele teams uit de verschillende organisaties ingezet worden om de regie te voeren. Moeten bouwbedrijven de taken ontwerp, realisatie en beheer onder één dak brengen? Dit is zeker niet altijd verstandig; dit zijn immers echt heel verschil-lende disciplines. Een van de oudste wetten in de bedrijfsvoe-ring zegt dat juist specialisatie in een bepaalde discipline een meerwaarde creëert. Keteninte-gratie gaat daarom heel specifiek niet over verticale integratie (het samenvoegen van ketenschakels in één onderneming). Overigens is het al vele malen aangetoond

dat interne samenwerking tussen verschillende organisatieonder-delen soms net zo moeilijk is als samenwerken met externe partijen. Bouwers die claimen dat ze goed zijn in ketenintegratie, simpelweg omdat ze alles in huis hebben, moeten dan niet altijd op hun woord geloofd worden. Beter is het om de ‘ketenrijpheid’ van alle organisaties waarmee je overweegt samen te werken goed in kaart te brengen.

GelabeldVan Doorn en Wentges stellen dat in veel gevallen de structurele samenwerking tussen corpora-ties en aannemers die als ‘keten-integratie’ worden gelabeld in feite meer op outsourcing lijken. We zijn het onmiddellijk met hen eens als wordt hier wordt bedoeld dat onder het mom van ketensa-menwerking in feite het klassieke

outsourcing (inclusief tenderen, prijsdruk en vervolgens ‘over de muur gooien’ wordt uitgeoefend. Ook wij komen het vaak tegen dat ketensamenwerking ‘goed klinkt’en dat daarom te pas, maar vooral ook vaak te onpas wordt gebruikt. Dit is een serieus probleem omdat daardoor ketenintegratie in een verkeerd daglicht wordt gesteld en de kans loopt op termijn als ‘de nieuwe kleren van de keizer’ te worden gezien.

Volkomen faillietWeegt het verlies aan marktwer-king op tegen de betere samen-werking als je elkaar goed kent? Ook op langere termijn? En wat is het risico als de grens tussen opdrachtgever en opdrachtnemer vervaagt? Dit zijn belangrijke vragen. Knetterhard bewijs voor de Nederlandse bouwsector is er nog niet. Wel is overduidelijk dat de traditionele manier van (niet) samenwerken volkomen failliet is. Wat de sector nodig heeft is niet meer concurrentie, maar meer innovatie. En dan met name procesinnovatie. En om dat voor elkaar te boksen is ondernemer-schap, leiderschap, durf, vertrou-wen en vermogen om samen te werken nodig.De sector staat nog maar aan het begin van de implementatie van een fundamenteel nieuw concept. Makkelijke oplossingen zijn er niet. We zullen heel hard moeten werken om de competenties die horen bij ketenintegratie te verwerven. Alleen dat helpt ons verder richting betere prestaties.

Prof.dr. Jack van der VeenHoogleraar Supply Chain Optimisa-tion aan de Universiteit van Amster-dam Drs.ing. Marcel NoordhuisPromovendus op het onderwerp faalkostenreductie door ketensamen-werking (UvA) en director bij Deloitte Real Estate Advisorywww.deloitte.nl

W at een stelletje blagen zouden de bouwvakkers

zeggen. Over wie hebben zij het? Het gaat over twee grote branchevertegen-woordigers die tiendui-zenden bouwvakkers vertegenwoordigen. We hebben het over Bouwend Nederland en de Aannemers Federatie Nederland, een landelijke koepel van brancheorganisa-ties voor het mkb. De verenigingen hebben onenigheid, zoals bij veel clubs voorkomt. Haantjes, haantjes en nog een haantjes. En dat terwijl de voorzitters van de beide clubs en hun omgeving, gewoon goed met elkaar moeten kunnen praten. Ik moet hierbij sterk aan vroeger denken toen we nog naar de basisschool gingen. We moesten met de bus naar school. En daar kon je de haantjes er al uithalen. De haantjes wilden namelijk altijd voor het raam zitten. Dan konden ze alles zien en – onbewust wel het belang-rijkste – werden ze zelf ook door

iedereen gezien. Volgens mij is dat bij verschillende mensen nog niet weg. Maar ja, laten we nu even eerlijk zijn, nog steeds heeft Bouwend Neder-

land het imago door de grote jongens gestuurd te

worden. Daarentegen zegt het mkb. Jullie grote jongens, hebben ons vroeger niet zien staan, nu in crisistijden zien jullie ons hele-maal niet staan. Want een cao van een ‘kleine’ jongen en harde werker buiten in

de praktijk, ziet er toch anders uit dan een cao van

één van die ‘grote’ jongens. Maar ‘waar een wil is, is een

weg’, daar blijf ik van overtuigd. Misschien moet

de cao wel sterker gekoppeld worden aan de aanbeste-

dingsregels, met klant en kwaliteit als doel. Je moet

er met een beetje goede wil uitkomen. Ik zou zeggen, kom op onder-

handelaars. Samen een beetje water bij de wijn en je bent er. Succes.

Johannes HoogstratenHoogstraten Wegenbouw

COLUMN / HOOGSTRATENOndeugend

Wilt u reageren? U kunt Johannes Hoogstraten mailen via [email protected]

CARTOON / WIEGEL JURIDISCH Amsterdam pakt leegstand aan

De gemeente Amsterdam spreekt in de onlangs door haar uitgebrachte notitie: ‘Leegstand in Amsterdam: inzet op gebruik, aanpak van leegstand’ de wens uit

om leegstand van kantoorgebouwen aan te pakken. De op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet kraken en leegstand biedt diverse mogelijkheden.

Als het aan de gemeente ligt, zal per 1 juni 2011 de leegstandverordenin-gi n werking treden. Ook zet de gemeente een pakket van initiatie-ven op dat (tijdelijk) gebruik moet stimuleren en faciliteren. De nadruk ligt daarbij op sociaal en cultureel leegstandbeheer evenals de transformatie van kantoren. In de op te stellen leegstandverorde-ning, die gebaseerd is op de Wet kraken en leegstand en de Leeg-standwet, wordt voor een beperkt werkingsgebied (kantoorgebouwen groter dan 10.000 vierkante meter, kantoorgebouwen in de gebieden Amstel III en Teleport alsmede ontruimde gebouwen die gekraakt waren) de verplichting voor eigenaren opgenomen om leeg-stand (langer dan 6 maanden) te melden. Meldt de eigenaar de leegstand niet dan kan de gemeen-te een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete (max. 7.500 euro) opleggen.Na de melding zal er een overleg tussen partijen plaatsvin-den waarin naar oplossingen wordt gezocht om de leegstand te beëindigen. Gevolg hiervan kan zijn dat de gemeente een leegstandbe-schikking neemt. Hiermee kan een (deel van een) gebouw – ook eventueel onvrijwillig – ‘geschikt voor gebruik’ worden verklaard. Slotstuk van de leegstandverorde-ning is een verplichte voordracht door de gemeente. Deze voordracht van een huurder/gebruiker door de gemeente aan de eigenaar is gekoppeld aan een last onder dwangsom. Binnen drie maanden na de voordracht zal de eigenaar een overeenkomst tot ingebruik-name met de voorgedragen huurder/gebruiker moeten sluiten. Tegen de leegstandbeschikking en

de verplichte voordracht kan de eigenaar bezwaar en later ook beroep instellen. Zoals de gemeente in haar notitie zelf al aangeeft, moeten er met name in de uitvoe-ring van de leegstandverordening nog de nodige (juridische) proble-men worden getackeld. De inbreuk die de gemeente met de leegstand-beschikking en verplichte voor-dracht maakt op het eigendoms-recht vereist een uiterst zorgvuldig handelen. Daarnaast zullen in veel gevallen vergunningprocedures moeten worden opgestart om het gewenste gebruik mogelijk te maken. Dit vergt allemaal de nodige tijd. Gelet daarop rijst de vraag of de leegstand van kantoren via dit instrumentarium op korte termijn echt kan worden aange-pakt. Onze indruk is dat dit niet het geval is. Wat ons betreft zou de gemeente de komende periode beter kunnen toewerken naar ruimere en flexibele bestemmin-gen via de versnellingsprocedures die het omgevingsrecht biedt. Dreigt leegstand dan kunnen gebouwen direct voor andere doeleinden worden ingericht en benut. Dit sluit ook goed aan bij de huidige trend van multifunctioneel en duurzaam gebruik. Alleen zo blijven wij leegstand voor. Laat de marktsector zijn werk doen.Mocht u het niet eens zijn met de voorgenomen plannen van de gemeente dan is inspraak mogelijk. Dit kan nog tot en met 10 maart 2011.

Mr. Fleur Spijker en mr. Valentijn LeijhAdvocaten bij de sectie Overheids-praktijk van Boekel De Nerée N.V. te Amsterdam

Breng ketenrijpheid van organisaties

goed in kaart