Boeken

4
Boeken Kahn, Rene ´ (2011). De appel en de boom. Amsterdam: Uitgeverij Balans. isbn 978 94 600 3295 0, 255 p., b 18,95 Onderzoek naar het belang van de wis- selwerking tussen genen en omgeving voor het begrijpen van menselijk gedrag is een heuse trend in de sociale weten- schappen. Deze trend komt – in ieder geval gedeeltelijk – voort uit het toene- mend wetenschappelijke bewijs voor de relevantie hiervan. In het populair weten- schappelijke boek De appel en de boom wordt op basis van de beschrijving van een groot aantal wetenschappelijke on- derzoeken beargumenteerd dat niet ‘na- ture of nurture’ verantwoordelijk is voor hoe wij ons gedragen, maar ‘nature en nurture’. In elke hoofdstuk staat een an- der type menselijk gedrag centraal, zoals criminaliteit, intelligentie, verslaving, suı ¨cide, depressie. Benadrukt wordt dat ervaringen in de kindertijd sterk bepalend zijn voor het al dan niet ontwikkelen van deze gedragingen. Juist in de vroege kin- dertijd kan de omgeving zorgen voor veel schade, maar is ook in staat het beste uit het kind te halen. De negatieve of posi- tieve effecten van deze omgeving hangen echter af van de genetische bagage van het kind. Het boek laat overtuigend zien dat de wisselwerking tussen genen en omgeving verschillende vormen aan kan nemen. Zo wordt onderzoek besproken waaruit blijkt dat kindermishandeling in de jeugd alleen een risicofactor voor de ontwikkeling van crimineel gedrag is bij kinderen met een bepaald genotype. De omgeving is dus alleen een risicofactor in aanwezigheid van een bepaald gen (en het omgekeerde geldt ook: dit gen was alleen een factor van belang in aanwezigheid van deze be- paalde omgeving). Daarnaast wijst onder- zoek uit dat de invloed van genen op in- telligentie alleen tot uitdrukking komt in een omgeving waarin er gelegenheid is tot scholing. Bij de ontwikkeling van in- telligentie is de omgeving dus van essen- tieel belang om de juiste genen te active- ren, maar de omgeving kan er ook toe bijdragen de activiteit van genen te onder- drukken. Bepaalde genen vergroten de kans om verslaafd te raken aan sigaretten. Maar dit gen blijkt pas relevant nadat de eerste sigaret is opgestoken. De omgeving kan voorkomen dat deze eerste sigaret gerookt wordt en op deze manier de ne- gatieve effecten van de genen onderdruk- ken. Er zijn wat mij betreft ook veel andere redenen waarom dit boek het lezen waard is. Allereerst is het een goed geschreven en gemakkelijk leesbaar boek, waarin be- schrijvingen van de ontwikkeling van verschillende onderzoeksgebieden in de afgelopen eeuwen, allerhande anekdotes en resultaten van wetenschappelijk on- derzoek afgewisseld worden. Ook laat het boek het enthousiasme van de auteur voor onderzoek zien. Als ware uitvinders bedenken onderzoekers nieuwe onder- zoeksvragen en verzinnen manieren om deze vragen te toetsen. Het boek nodigt bovendien uit om na te denken over on- derzoeksdesigns. Zo wordt in het boek uitgelegd welke specifieke inzichten on- derzoeken naar tweelingen, geadopteer- den en afgezonderde populaties kunnen opleveren. Maar toch bekruipt mij als lezer het gevoel dat de wereld complexer is dan de auteur doet voorkomen. Het is onaanne- melijk dat verslaving en criminaliteit ge- heel begrepen kunnen worden uit de in het boek beschreven gen- en omgevings- kind en adolescent | jaargang 33 (2012), nr. 1, p. 50–54 | www.kindenadolescent.nl 50

Transcript of Boeken

BoekenKahn, Rene (2011). De appel en de boom.

Amsterdam: Uitgeverij Balans.

isbn 978 94 600 3295 0, 255 p., b 18,95

Onderzoek naar het belang van de wis-selwerking tussen genen en omgevingvoor het begrijpen van menselijk gedragis een heuse trend in de sociale weten-schappen. Deze trend komt – in iedergeval gedeeltelijk – voort uit het toene-mend wetenschappelijke bewijs voor derelevantie hiervan. In het populair weten-schappelijke boek De appel en de boomwordt op basis van de beschrijving vaneen groot aantal wetenschappelijke on-derzoeken beargumenteerd dat niet ‘na-ture of nurture’ verantwoordelijk is voorhoe wij ons gedragen, maar ‘nature ennurture’. In elke hoofdstuk staat een an-der type menselijk gedrag centraal, zoalscriminaliteit, intelligentie, verslaving,suıcide, depressie. Benadrukt wordt datervaringen in de kindertijd sterk bepalendzijn voor het al dan niet ontwikkelen vandeze gedragingen. Juist in de vroege kin-dertijd kan de omgeving zorgen voor veelschade, maar is ook in staat het beste uithet kind te halen. De negatieve of posi-tieve effecten van deze omgeving hangenechter af van de genetische bagage vanhet kind.Het boek laat overtuigend zien dat de

wisselwerking tussen genen en omgevingverschillende vormen aan kan nemen. Zowordt onderzoek besproken waaruit blijktdat kindermishandeling in de jeugd alleeneen risicofactor voor de ontwikkeling vancrimineel gedrag is bij kinderen met eenbepaald genotype. De omgeving is dusalleen een risicofactor in aanwezigheidvan een bepaald gen (en het omgekeerdegeldt ook: dit gen was alleen een factorvan belang in aanwezigheid van deze be-

paalde omgeving). Daarnaast wijst onder-zoek uit dat de invloed van genen op in-telligentie alleen tot uitdrukking komt ineen omgeving waarin er gelegenheid istot scholing. Bij de ontwikkeling van in-telligentie is de omgeving dus van essen-tieel belang om de juiste genen te active-ren, maar de omgeving kan er ook toebijdragen de activiteit van genen te onder-drukken. Bepaalde genen vergroten dekans om verslaafd te raken aan sigaretten.Maar dit gen blijkt pas relevant nadat deeerste sigaret is opgestoken. De omgevingkan voorkomen dat deze eerste sigaretgerookt wordt en op deze manier de ne-gatieve effecten van de genen onderdruk-ken.Er zijn wat mij betreft ook veel andere

redenen waarom dit boek het lezen waardis. Allereerst is het een goed geschrevenen gemakkelijk leesbaar boek, waarin be-schrijvingen van de ontwikkeling vanverschillende onderzoeksgebieden in deafgelopen eeuwen, allerhande anekdotesen resultaten van wetenschappelijk on-derzoek afgewisseld worden. Ook laat hetboek het enthousiasme van de auteurvoor onderzoek zien. Als ware uitvindersbedenken onderzoekers nieuwe onder-zoeksvragen en verzinnen manieren omdeze vragen te toetsen. Het boek nodigtbovendien uit om na te denken over on-derzoeksdesigns. Zo wordt in het boekuitgelegd welke specifieke inzichten on-derzoeken naar tweelingen, geadopteer-den en afgezonderde populaties kunnenopleveren.Maar toch bekruipt mij als lezer het

gevoel dat de wereld complexer is dan deauteur doet voorkomen. Het is onaanne-melijk dat verslaving en criminaliteit ge-heel begrepen kunnen worden uit de inhet boek beschreven gen- en omgevings-

kind en adolescent | jaargang 33 (2012), nr. 1, p. 50–54 | www.kindenadolescent.nl

50

interacties. Zo ligt het voor de hand teverwachten dat andere genen eveneenseen rol spelen in de ontwikkeling van cri-minaliteit en verslaving. Daarnaast zijnmeer omgevingsfactoren aanwijsbaar die(al dan niet in interactie met de genen)eveneens belangrijk zijn om fenomenenals criminaliteit en verslaving te begrijpenen verklaren. Wanneer de auteur de in-vloeden van de omgeving bespreekt, dangaat hij er bovendien van uit dat dezeomgeving ons gedrag vaak op indirectewijze beınvloedt, namelijk via (weer) eenbiologisch proces. ‘De omgeving, in ditgeval het gebrek aan een moeder, veran-dert de biologie in onze hersenen en alsgevolg daarvan ons gedrag’ (p.120). Ikvraag me af of de effecten van de omge-ving in dit boek niet te sterk gereduceerdworden tot een biologisch proces. Kort-om, het boek is wat mij betreft op eenaantal punten enigszins ongenuanceerd,wat overigens voor een aanzienlijk deel temaken zou kunnen hebben met het (ver-moedelijke) doel van het boek: voor eenbreed publiek (en daarmee op relatiefeenvoudige wijze) aannemelijk makendat de wisselwerking tussen gen en om-geving essentieel is voor het begrijpenvan menselijk gedrag. De auteur slaagthier niet alleen in, maar biedt eveneensstof tot nadenken over deze gezamenlijkeinvloed van genen en omgeving.

Dr. Gonneke StevensUniversitair docent Algemene SocialeWetenschappen, Universiteit Utrecht.E-mail: [email protected]

Dawson, P., & Guare, R. (2010) Executieve func-

ties bij kinderen en adolescenten. Een praktische

gids voor diagnostiek en interventie.

Amsterdam: Hogrefe. isbn 978 90 797 2919 7,

233 p., b 39,50.

Als u in de kinder- en jeugdpsychiatriewerkt, wilt u symptomen en ongewenstgedrag verminderen. De vraag is of daar-mee ook de leerprestaties op school ver-beteren. Vaak is dit niet in de eerste plaatsde focus van kinder- en jeugdpsychiatri-sche interventies. Als u in het onderwijswerkt, bent u meer gericht op leren enkennis overdragen. Vermoedelijk zijnneuropsychologische en kinder- enjeugdpsychiatrische interventies minderuw terrein. En toch... Kennis over hetexecutief functioneren van kinderen enadolescenten kan een brug slaan tussendeze twee werelden, die van de kinder- enjeugdpsychiatrie en school. Zwakke exe-cutieve functies hebben invloed op deleerprestaties en kinder- en jeugdpsychi-atrische problemen gaan vaak samen metproblemen in het executief functioneren.Dit boek gaat in op de executieve functiesbij kinderen en adolescenten, is eenpraktische gids voor diagnostiek en inter-ventie, en is zowel geschikt voor leer-krachten als hulpverleners.Executief functioneren is het vermogen

je aandacht te richten, te plannen, te or-ganiseren en het onder controle houdenvan je impulsen. De aandacht voor hetexecutief functioneren neemt de laatstejaren sterk toe. Dit blijkt uit het aantalboeken dat recentelijk is gepubliceerdover het werkgeheugen (een van de exe-cutieve functies). Dit boek van Dawson enGuare is hiervan zo’n voorbeeld.Dawson en Guare werken als (neuro-)-

psychologen bij het Centrum voor Leer-en Aandachtsstoornissen in Portsmouthen hebben ruime klinische en onder-

opmerkelijk

51

zoekservaring op het gebied van execu-tieve disfuncties bij kinderen en adoles-centen. In hetzelfde jaar dat het Engels-talige boek werd gepubliceerd, is ook deNederlandstalige versie op de markt ge-komen. Om twee redenen is dit boekmeer dan de moeite waard om te lezen.Ten eerste liggen executieve functiestoor-nissen vaak ten grondslag aan kinder- enjeugdpsychiatrische stoornissen, zoalsadhd, autisme en leerstoornissen. Tentweede worden er de laatste jaren (com-puter)interventies ontwikkeld om hetwerkgeheugen van leerlingen te verbete-ren. De vraag bij deze interventies is ofnaast het verbeteren van het executieffunctioneren ook de leerprestaties opschool verbeteren.Wat kunt u verwachten bij de aanschaf

van dit boek? Het boek bestaat uit tienhoofdstukken inclusief bijlagen met al-lerlei reproduceerbare formulieren dieingezet kunnen worden in de klinischepraktijk en op school.Hoofdstuk 1 geeft een fraai overzicht

van de elf afzonderlijke functies die be-horen tot het executief functioneren.Deze functies worden beschreven vanuiteen ontwikkelingsperspectief, van devroege kindertijd tot de volwassenheid. Inhoofdstuk 2 wordt ingegaan op de diag-nostische mogelijkheden van het execu-tief functioneren. In een tabel worden deverschillende gedragsbeoordelingsscha-len, klinische interviews en formele testssystematisch op een rijtje gezet. Hoofd-stuk 3 schetst het diagnostisch proces, hetgebruikmaken van multimodale inter-ventiestrategieen en het evalueren hier-van. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht vanverschillende interventiestrategieen dieleerlingen met zwakke executieve func-ties ondersteunen. Dit zijn interventiesdie ingrijpen op het niveau van de omge-ving en/of het individu. De beschreven

interventies in deze druk zijn niet alleengericht op het individu, maar zijn ookaangepast voor gebruik in de hele klas.Hoofdstuk 5 schetst verschillende leer-technieken die in de klas gebruikt kunnenworden als er problemen zijn als gevolgvan een zwakke executieve functie. Inhoofdstuk 6 worden achtereenvolgens deelf executieve functies besproken enwordt ingegaan op omgevingsaanpassin-gen die gemaakt kunnen worden, zodatde leerling zelfstandig kan functionerenondanks een zwakke executieve functie.De verschillende strategieen worden be-sproken aan de hand van gevalsbeschrij-vingen. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op‘coaching’ om leerlingen te helpen bij hetontwikkelen van hun executieve functies.Hoofdstuk 8 bespreekt het ‘response-to-intervention’ (rti)-model aan de hand vaneen gevalsbeschrijving. Het rti-modelkomt in de verschillende hoofdstukkenaan de orde en legt de nadruk op eviden-ce-based instructie en interventie in deklas, is gericht op vroege interventie,maakt gebruik van het monitoren van devorderingen en het inzetten van pro-bleemoplossende methoden. Hoofdstuk9 onderzoekt executieve functies bij spe-cifieke kinder- en jeugdpsychiatrischepopulaties, zoals adhd en autisme spec-trum stoornissen, en verworven hersen-letsel. Tot slot, in hoofdstuk 10 wordt in-gegaan op de manier waarop leerlingenondersteund kunnen worden bij het ma-ken van overgangen, bijvoorbeeld van deene naar de andere klas. In de bijlagenstaan allerlei handige en bruikbare for-mulieren om de executieve functies inbeeld te brengen en ter ondersteuningvan de verschillende interventies.Concluderend is dit boek inderdaad een

prachtige praktische gids, zoals de titelvermeldt, voor diagnostiek en interventie,gericht op leerlingen, individueel en op

kind en adolescent | jaargang 33 (2012), nr. 1 | www.kindenadolescent.nl

52

klasniveau, met zwakke executieve func-ties. Helaas gaat het boek slechts sum-mier in op kinderen en adolescenten metpsychiatrische problematiek gecombi-neerd met executieve functiestoornissen.Dit terwijl de aandacht voor executieveproblemen bij deze populaties steedsmeer toeneemt.Recentelijk is binnen de Bascule dan

ook een onderzoeksproject gestart naar deeffecten van computertraining (Cogmed)en een eigen ontwikkelde neuropsycholo-gische interventie gericht op het verbete-ren van werkgeheugen en leerprestatiesbij kinderen met adhd op school. Eenmooie verbinding tussen kinder- enjeugdpsychiatrie en school met als lijm deexecutieve functies!

Dr. Ramon J. L. LindauerKinder- en jeugdpsychiater/systeemthe-rapeut bij amc-de Bascule, Amsterdam.E-mail: [email protected]

Ontvangen

Ten Brummelaar, M. D. C., Boenderma-ker, L., Harder, A. T., & Knorth, E. J.(2011). JeugdzorgPlus; Trajectzorg voorjeugdigen met ernstige gedragsproblemen.Een quickscan van de literatuur. Gronin-gen: Stichting Kinderstudies.isbn 978 90 5963 053 6, 90 p., b 9,50.

In dit rapport staat de vraag centraal ofop basis van wetenschappelijk onderzoekiets te zeggen valt over trajecten van hulpbij jongeren met ernstige gedragsstoor-nissen en opvoedingsproblemen. Opbasis van een korte literatuurstudie, eenzogeheten quickscan, is de conclusie dater vrijwel geen (prospectief) onderzoek isgedaan, welke specifiek gericht is opplanmatig ingezette trajecten. Een van de

conclusies luidt om een monitor op tezetten waarmee de gedragsontwikkelingvan jongeren goed gevolgd kan worden.(ChvN)

Prins, P. J. M., Bosch, J. D., & Braet, C.(red.). (2011) Methoden en technieken vangedragstherapie bij kinderen en jeugdigen.Houten: Bohn Stafleu van Loghum.isbn 978 90 313 8974 2. 415 p. b 54,95.Tweede, herziene druk.

Dit boek is een herziene versie van deeerste editie die ruim tien jaar geleden isverschenen. Er komen verschillende ge-dragstherapeutische interventies bij kin-deren en jeugdigen aan bod en deze in-terventies worden theoretisch onder-bouwd, systematisch beschreven en te-vens geıllustreerd aan de hand vancasuıstiek. Daarnaast wordt kort stilge-staan bij een aantal nieuwe ontwikkelin-gen waaronder digitale deelbehandelin-gen. Het boek is vooral informatief voorprofessionals die hun behandelingsme-thodieken en -technieken willen updatendan wel verfijnen. (ChvN)

Rijnders, P., & Heene, E. (red.) (2010).Kortdurende psychologische interventies voorde eerste lijn. Amsterdam: Boom Cure &Care. isbn 978 90 850 6957 7, 200 p.,b 39,95, plus therapeutenboeken enwerkboeken voor volwassenen resp. b 25en b 15,00 en kinderen b 29,50 enb 19,50.

Beschrijving van het zogenaamde kop-model, bedoeld voor vooral therapeutenen medewerkers in de geestelijke ge-zondheidszorg. In acht stappen, veelal inacht sessies, wordt gewerkt aan het ver-sterken van copingstijl, probleemoplos-send vermogen en zelfredzaamheid. In-terventies zijn geschikt voor zowel vol-

boeken

53