boek uitvindingen 3

558
  ~ ~ ~ ~     ~  ~   ~ ~

Transcript of boek uitvindingen 3

  • HET. B OEK DER UITYI\-DIN C EN,

    AMBACIITEN EN:

    EABRIEKEN+

    BET METRIEKE STELSEL .

    DE LUCHTBALLON. LICHT EN GELU ID .

    HYDRAULISCHE EN STOOMMACHLNES,

  • H ET

    U ITV IN D IN G EN ,BO E K D ER

    AM BACHTEN EN FABRIEKEN.

  • H E T

    30F g# lTyl#gl#@E#,AM BACH TEN EN FABRIEK EN

    .

    M et een vooi.l.ede van D i'. J. H O SSC H A J I'.

    Ytlfde herziene Druk.

    M et m eer dan 1000 Illustratin.

    . ,yzp)* e &

    .

    . 6 r.

  • T N H O U D .

    Inleidlng . . . . . . . . .

    1. Alaat en gewicht. -- Het Mzetrieke stelselMaat en cjfer. - De maten bij de oude volken, Egyptenaren, Isralieten, Griekel),

    Romeinen. - Belang van nauwkeurige maten, ook voor het onderlinge verkeer dervolken. - Standaard en stelsel. - Willekeurige en in de natuur gegronde stelsels. -Geschiedenis van het metrieke stelsel. - Graadmetingen als grondslag der eenheid. -Verdeeling en benamingen. - Bedenkingen tegen het metrieke stelsel als algemeenemaat. - Vergeljking van dat stelsel met andere maten. - Het meten van kracht.

    Bladz.1* * @ . @ w *. * @. *

    II. De wlndmolen en de sehroef boot .De schepraderen der stoombooten. - Het hellend vlak met zjn verschillende toe-

    passingen . - De wig. - De schroef. - De schroef van AuculM:EoEs.

    - DUQIJET. -BEltxotTLLl. - PzkucTox. - DELISLE. - SAUVAGE. - JosElaH llEssEL

    . - De schroef-

    booten. - De wieken der windmoiens. - Werking van den wind op de zeilen.Geschiedkundige opmerkingen.

    111. De hef boom en de katrolDe Egyptische bouwkunde. - De hef boom. Eenarmige en tweearmige hef boom.

    Gebruik van den hef boom. Geschiedkundige opmerkingell.

    - De haspel. - Het rad.Tandraderen en drijfwerk. - De schroef zonder einde. - Wrjving. - De rol ende katrol.

    IY. De zwaartekraeht en het *Het bepalen van maat en gewicht

    . aantrekkilzgskracht. De wet derzwaarte. - IsAlt NEwTox. - Afwijking van het schietlood. - Werking der zwaartc-kracht op andere hemellichamen. - Zwaarte en zwaartepunt

    . - De weegsehaal. -

    De unster. - De briefweger. De brugbalans.

    - De chemische weegschaal.Specifek gewicht. - Het drjven. De vochtwegers.

    Wegen. @De

    Y. Slinger @Ontdekking der slingerwetten. - Het vallen. - Versnelde e11

    vertraagde beweging. - Het gebruik van den slin> r. - Slingeruurwerken. De

    seconde-slinger. - De samengestelde slinger. De maatwijzer van Miiluzslu. De

    reversie-slinger. De slingerproeven van FoucAutz'r.

    - Ongeltjke lengte van denseconde-slinger op verschillendemiddelpuntvliedende kracht. - Proeve van PLATEAU ter verklaring der gedaante vanSaturnus. - De centrifugaal-regulator. - Centrifugale droogmachines.

    punten der aarde. Afplatting des aardbols. De

    GALILEO GALILE.

  • VI

    YI. De barometer en de manqmeter.De pompenmakers te Florence

    .

    - De af keer der natuur van het ledige. - Deproef van ToltltlcELLl. - De drukking der ltlcht en hare wetten. - De dampkring. -Hoogtemetingen op den Puy de Dme. - De barometer. - Verschillende soortenvan barometers. - De manometer

    . De wet van MXRIOTTE. - Barometrischewaarnemingen.

    Bladz.114

    O HOUD.

    YII. Luchthallens en luchtscheepvaart .Vliegmachines. - De luchtballon. - De gebroeders MoxTooru>alElt

    . - Hun eersteballon (1783). - CHAETUES en zjn ballon. - De Montgolfres en Oharlires. - Deeerste luchtreis van PILATSE pz Rozlls en den markies D'ARLANDE

    , CHARLES enROBERT. BLANCHARDS luchtreis over het kanaal

    . - Het valscherm. - De reis

    van GREEN uit Engeland naar het Nassausche.

    - De belangrjkste ondernemingenvan latere luchtreizigers. - ARBAN. - Coxwlyu. - Gvpsox

    .

    - NADAR en de Gant. -Nut en toekomst der luchtscheepvaart. - De lnchtreis van GAv-laussAc en BloT

    .

    YlIl. De luchtpemp en de atlnospherische brievenpest .OTTO vox GuEmcxE. - De luchtpomp en hare inrichting. - De Maagdenburger

    halve bollen op den rjksdag te Regensburg. - De sluitkraan. - De dubbele lucht-pomp. - De schadeljke ruimte. - De ontvanger of recipint. - De perspomp enhet windroer. - De atmospherische spoorweg. - Geschiedenis en inrichting. - Deatmospherische brievenpost te Londen.

    1X. Hydraulische machines, pompen en brandspuitenwaterpassen. - De vloeistoflbn

    hebben. - Fonteinen. - De waterzuil-in buizzen, die met elkander gemeenschapmachine. - De hevels. - W aterraderen. - HetMachines om water

    waterrad van Slgxxs. - Turbines. -op te heFen. - Schepraderen. - De kettingmolen. - De schroef

    van ARCHIMEDES. - De pomp. - Kleppen. - Zuig-, pers- en samengestelde pomp. -De hydraulische ram. - De waterwerken van Berljn. - De droogmaking van denHaarlemmermeerpolder en de daarbj gebezigde machines. - De brandspuiten. -De brandspuit van Hlrso. - Stoombrandspuiten. - De waterpers.

    De hydraulische drukking. - De horizon. - Het

    1. Het llcllt .Denkbeelden der Ouden aangaande dit onderwerp. - KEPLER. - OwltTEslus. -

    HtwoExs. NEwTox. - De undulatie- en de emanatieleer. - Het licht bestaat uittrillingen. - Voortplanting van het licht. - Bepaling der snelheid van het licht doorwaarneming der verduisteringen van de wachters van Jtlpiter, door Owsslxl enR?5MEs. - Aberratie der lichtstralen. - BRADLEY. - De machine van FIZEAIJ. -Afhankeljkheid van de intensiteit van het licht van den afstand. - De photometervan RvxFoxp. - Gepolariseerd en gewoon licht. - Toepassing der polarisatie opde fabricage van beetwortelsuiker.

    II. Spiegels .De spiegels algemeen en reeds oudttjds bekend. - Wetten der terugkaatsing van

    het licht. - Het spiegelbeeld. - Geestverschjningen op het tooneel. - De hoek-spiegel. - De debuecoop. - De caleidoscoop. - Het spiegelsextant. - De reoectie-

  • INHOUD. VI1

    Bladz.goniometer. - Heliostaat en helioscoop. - Terugkaatsing door gebogen vlakken. -De holle en bolle spiegel. - Brandpunt en brandpuntsafstand. - Wezenljke enschjnbeelden.

    111. Het prisma en de spectraal-analyseEen oude mythe. - De straalbreking. - Fata morgana. - Het prisma. - Totale

    terugkaatsing. - De camera lucida. - Het zonnespectrum. - Ontleding van hetwitte licht in gekleurd licht. - NEwTox's theorie der kleuren. - Het daltonisme. -Fluorescentie. - De ljnen van FRAUNHOFE.. - Verschillende spectra bj verschil-lende lichtende voorwerpen. - Heldere ltnen. - Spectraal-analyse. - KlscHHoy'l?en BUNSEN. Hun spectroscoop. - Nieuw ontdekte metalen. - Gebruik van hetspectroscoop btj het onderzoek der hemellichamen. - Bestanddeelen der zon.Protuberanzen.

    IY. De camera obscura .Beelden van voorwerpen in een donkere kamer. - De lenzen, haar soorten en

    beginsel. - Sphaerische aberratie. - Convergeerende lenzen. Brandpunt.Brandpuntsafstand. - Beelden der lenzen. - Achromatische lenzen en haar uit-vinding. - Het optisch instituut te Miinchen. - De camera obscura. - Af beeldingder zon bj een zonsverduistering. - Tooverlantaarn en nevelbeelden.

    Y. Het zien. Paneras:a en stereosceep .Het oog als optisch werktlnig. - Het zien met n oog. - Het beeld op het

    netvlies. - Gezichtshoek. - Schjnbare grootte der maan. - Perspectief. - Hetpanorama en het diorama. - Snelheid van den indrak des lichts op het oog. -De chromatropen. - De kleurentol. - Subjectieve gezichtsverschtnselen. - Har-monie der kleuren. - Het zien met twee oogen. - De stereoscoop. - WHEATSTONE.BluwsTEs. - De spiegel- en de prisma-stereoscoop. - De telestereoscoop vanHELMHOLTZ.

    YI. De A'errekilker en de telesceep .Geschiedkundige berichten aangaande de uitvinding. De inrichting van een

    verrekjker. De Nederlandsche en de sterrenkundige kijker. - KEPLEIt. - HetCampanisch oogglas. Kjkers voor aardsche voorwerpen. - Uitwendige inrichtingen opstelling. - Volmaking der kjkers door ETJLER, Doluluoxp, FltAcxllo>nyclt. -Het passage-instrument. - Verder gebruik der kjkers als meetwerktuigen. - Denonius en de micrometer. - De spiegeltelescopen. - Geschiedkundige bjzonder-heden. - Groote telescopen. Newtoniaansche, Gregoriaansche, Herschelsche. - Watziet men door den kjker?

    YII. De micresceep . . 103Een nieuwe wereld. - De eenvoudige microscoop. - Brillen en vergrootglazen. -

    LEEtTwExHolx. - De zonmicroscoop, uitgevonden door LIEBERIOHN. - De samell-gestelde microscoop. - De microscoop van CHEVALLIEU en die voor meer dan tll)waarnemer tegeljk. - Geschiedltundige bjzonderheden aangaande de uitvinding envolmaking der microscopen. - Gebruik van den microscoop. - Wat men er mee ziet.

  • 1rI1I

    Bladz.11. Het gelqid

    Oorzaak, voortplanting en snelheid van het geluid. - Terugkatsing. - Echo. -Spreekbuis. - Horen voor dooven. - Toon en kleur. - Lage en hooge tonen. -Trillende snaren. - Interferentie. - Het monochorde. - Intervallen. - Dur enmol. - HELMHOLTZ. - Trillingsknoopen van snaren en platen. - De klankfgurenvan OHLADNI. -- Klankkleur der instrumenten. - De klinkletters. - Toonverbin-dingen. - TARTINI en GEoltoE. - Orgelpjpen. - Telephoon. - Microphoon. -Phonograaf. - Photophoon.

    21

    INHOUD.

    II. De muziek-instrumentenM a at - i nstr um ent e n. Castagnetten. - Tamboerjn. - Trom, enz. - Pauken. -

    Klokken en klokkenspel. - M e l o di e - i n st r u m e n t e n. De s n a a r - i n s tr u m e n t e n.De harp en hare uitvinding. - De Egyptische harp. - De Davids harp. - Depedaalharp. - De Eolusharp. - De luit, gitaar en citer. - Het klavier. Ontwik-keling tot piano. Bouw van de piano-forte. Hare samenstellende deelen. - De vioolen dergeltke instrumenten. Hare geschiedenis. Theorie der viool. - Violoncel encontrabas. - Italiaansche violen. - STAINER. MITTENwALD. - De b l a as - i n s tr u-m e n t e D. Trompetten en dergellke instrumenten. Hunne inrichting en theorie. -De horen en bazuin. - Kleppen. - SAx en ClRvExxv. - De fuit. - De klarinet. -De fagot. - Het stelsel van BEx. - Het orgel. Geschiedkundige bjzonderheden.Samenstelling van het orgel. Registers. Windladen enz. Belangrjke orgels.

    111. De Thermometer .Warmte en koude. - Het meten der warmte. - De thermometer van DREBBEL. -

    Theorie van den thermometer. - Wat warmte is. - Uitwerkingen der warmte. -Rwuxtm, FAHREXHEIT, Czruslvs. - Maximum- en minimum-thermometer. - Metalenthermometers. - De warmte in de huishouding der natuur.

    IY. De Steoln en de Steezzyzackine . . . . 108De warmte a1s arbeidsvermogeu. - W at is stoom? - Beginsel der stoommachine. -

    Geschiedenis van hare uitvinding. - Haar ware ouderdom. - Het schip vanDE GARAY. - SALOXON DE CAvs. - De markies van WollcEsTls. - PAmx en dePapiniaansche pot. - De stoommackine vau SAVE1tY. - NlwcoxEx. - n xEs WATTen zjne dubbelwerkende machine. - Het parallelogram. - De machine met hoogedrukking. - De machine met ontspanning. - Afzonderljke gedeelten der stoom-machine. - De machine met heen en weder bewegenden cylinder. - De stoom-ketel. - Veiligheidskleppen. - De machines ter vervanging van de door stoombewogene. - Geschiedenis en inrichting van de gasmachine van Lxxols en van deheete-lucht-machine van EmcKsoN.

    Y. Izpcomatieven en Locomebielen 159Geschiedenis van den stoomwagen. - Eerste uitvindingen. - Gxosce en ROBEST

    S'rzpHxxsox. - Hunne uitvindingen. - ,,The Rocket''. - Latere verbeteringen. -Inrichting der locomotief. - De locomobielen.

  • #+

    < - x.*- - .- ' w.

    -

    * -- w/ - - .xQ'

    - .x w w . Q'Nw . - z.. .. ; .-. -w> '...w w. > x'wwx . N. '< N ''x .

    - .. >I - - --- -> %. -'x - --e..- w

    .

    -- w x w'-wwo.'x x ' W- .. -..A w x ww - .

    . . - ....--- x o - N wwwww ' x-> -- .e. .-M .A > v N.v .....- k - N. w ww$ $ ''

    ..

    >e ' NW.v - -- '- - YNGNN N

    . .a . xxx N N.-- -- .>. . .- = . . N . MNwx wx -NXwex .. s, 'e .- - 4 . R% Nx xww 'hw x'x x N wxA.wW W W - ' - N X % h. ....

    - .- - j h w%%. - . .. >. w-.-e-*@ . * 1 * % * NqA- % - -

    .e e- * / N % * - *'*- * % h %$- V% h h - - * '*= .- h * b h %%%M w= - - l . ..A - : x . c= - I h Q- j v. . l x x ..%AR

    .

    - < - ...- .- & j xN . x '.M j x x ww .- .- . . j -..w j j j , , j x x xA .- . r-' = b 1 j x . x NY.> . ...-..-.-...-...-- . . ' . 1 I j x x . Nw-- . - z - , I ; I I ' I I .%. . . . xNxx

    .- ....v' - . .... .>. I . xx%h.- < --'* J . >- - '- I .' 1 wI , '- - . '.x. A.

    -- j . - - j - N hxI Ij I -. -=. j *1 KNI - *' - 4 l I - >. NNI I . . I N - x.- I , I j '- ' - vo-=-- ury*- .- I j I j h . .l l I --- -.w / ->. r'...-- - . 1 l ' l ' x.v ' = w xj Nx - -.. e %j .. .. .x . ..... . ! , j j j K.

    -. -2r -- %' - x.N...----- j j!,! # jljl. p u . ..I I Ik x x I , l : . j 'Nxwx

    . r . . .- , - , N.'k h I > > --j- ' s I - w '.x

    '

    M %h -OXVi% % %%he >.* hhk * h hhh> >. x.

  • TNLEIDING.

    begeert. Elk, die slechtseenig begrip heeft van werktuigktlnde

    , ziet daarin de uitwerkselen van tr a a g-

    h e i d en van l e v en d e k r ac h t, gelijk die zich bij elken steenworp eniederen hamerslag laten opmerken

    . En de m i d d e l p u n tv l i e d e n d e (centri-fugaal-) kracht, welke Op de m eest grootsche schaal den loOp der hemelbollenin orde en het eeuwige uurwerk des heelals in gang houdt - de stoom-machine vertoont haar in dat paar kogels, gewis het vernuftigst uitgedachtegedeelte van het werktuig

    , kogels, die bij langzamer omdraaiing zakken enbij versnelde beweging rijzen, daardoor werkende op den zuigerstang en hetversnelde of vertraagde heen en weder schuiven van den zuiger in den cylin-der zoowel regelende als aanwijzende (Zie de onderstaande af beelding bij de

    de behoefte of de willekeur van den machinist het

    middelkolom).Indien wij vervolgens een zaaimachine, een horloge Of een muntpers bezien

    en ontleden, zullen wij dezelfde grondbeginselen en dezelfde natuurwetten inwerking vinden, ten hoogste met het verschil

    , dat hier de spankracht eener

    daar die vanN)b

    x spankracht- @

    - '' uitvloeisel van el a s t i-c i t e i t het ver-

    - L p mogen een door uit-..

    -

    ' j' wendige kracht veran-

    = Cf . . jyj.c derden stand dool=

    nerlijke kracht te her-sss &

    y. ; nemen terwijl de: %* a slinger aan een uur-l 6 =1 v

    .u yjtots doet dan> x I we1* L lI een practisch toepassen- S

    .

    . , .

    .

    -

    -

    = van een werking, die.&.-. l

    -

    . S $ jjij yiyuujt suu uuuyuaj11

    aan de kerkkronen teFlorence o p m e r k t e,terwijl duizenden de1IllIlI'1IlII1ltI1lII1IIIl1 1ll j y!ljljj1! l l I y,l1 I $1 , , .!',!j l j 1jy1 Nj , y,y j jj , j jx y $, uaalk .ytjo

    r (jjeyj,,), g. e g j e y.yhadden.

    Dubbelwerkendstoomwerktuig van W ATT. Laat

    werkt ; maaris altijd het

    V001*,stoom

    Ons een micro-en Onze

    bewondering schenken aan de geheel nieuwe wereld,

    voor onzen blik ontstaat. De kleinste splinter van eenkrijt

    to Overijvuursteen, een stofje

    nog eens duizenden allersierlijkste &chulpjesen geraamten van diertjes, die voor millioenen jaren leefden en dartelden, tot-dat de dood hen verraste

    , de organische gedeelten aan verrotting en vernie-

    tiging werden prijs gegeven, maar de beendertjes zich opeenhoopten en vanlieverlede tOt verbazende steenklompen samenpakten

    . W aardoor ziet men diemicroscopische

    het vertoont Ons duizenden en

    schepseltjes ? Eenvoudig, Omdat de natuurwet bestaat, dat

    scoop nemenwelke als door

  • 3INLEIDING.

    de lichtstraal, door twee middelzelfstandiglleden van ongelijke dichtheid gaande,g eb r o k e n wordt. Die eigenschap schenkt een duizendvoudige vergrooting aande voorwerpen, welke onder den microscoop worden geplaatst. Zij schildert denprachtigen regenboog Op de wolken ; zij schenkt het heerlijkste kleurenspelaan den diamant, die met duizenden betaald wordt, en aan den dauwdroppel,dien men 0111 niet ziet. Zonder die breekbaarheid van het licht zOu de pho-tographie op haar tegenwoordig standpunt niet kunnen bestaan, de sterren-kunde zich weinig verheFen boven de reeds voor twintig eeuwen in het oudeEgypte bereikte hoogte - althans de nauwkeurige waarneming beteekendenog niets, onderstelling alles, want ook hier is de breekbaarheid der lichtstra-len de grond van het wezen der telescopen, gelijk van de microscopen. ZelfsOns Oog bezit dien eenvoudigen toestel van een vergrootende lens en behoortdaardoor in de rij der optische instrumenten, welker grondbeginsel alleen inde breekbaarheid der lichtstralen bestaat.

    ons ook op dergelijke wijze door den electro-magnetischentelegraaf laten onderrichten, dat ene enkele wet al de verschijnselen beheerscht,waaraan wij den naam van electrische of magnetische geven ; zoowel de blik-sem behoort er toe, die vernielend uit de wolken schiet) als de standvastigerichting der magneetnaald) welke den zeevaarder op den Oceaan den wegwijst. Er bestaat verband tusschen 't verschijnsel, dat in het hooge Noordenverrukt door de pracht van het noorderlicht, en dat, hetwelk in de werkplaat-

    ZoO kunnen wij

    sen der galvanoplastiek een geheel leger vertegenwoordigt van beeldhouwers,metaalgieters, graveurs, houtgraveurs en vergulders.Gij plaatst u aan de piano ter begeleiding van den zang ; door het een-

    voudige aanslaan der toetsen en door uw stem roept gij bewegingen in't leven, die onder den naam ptrillingen'' tot 't uitgestrekte gebied van 't geluidbehooren.De aangeheele wereld, gelijk zij zioh Onze zintuigen vertoont, is a1s het

    w are een schaakspel : een regelm atig verdeeld veld, waarop slechts weinigeOnderling verschillende voorwerpen zich bewegen, terwijl elk ervan zijn eigenlo0p en zijn eigen kracht heeft en toch bestaan er oneindig vele gevallen,w aarin deze krachten tegen elkander en m et elkander in w erking kom en ende overige m edewerkers zoo ordenen, dat er een planm atig ingericht geheeluit ontstaat.Men behoeft slechts oppervlakkig over de bovenstaande opmerkingen na te

    denken, Om zich te overtuigen, dat een nauwkeurige nasporing der natuur-verschijnselen een uitgebreiden invloed moet uitoefenen op alle menschelijkeverrichtingen, niet alleen in zoover deze de krachten der natuur tOt bepaaldedoeleinden gebruikt, maar ook in zoover 's menschen verstandelijke ontwikke-ling er mede in verband staat. Dit klaarblijkelijke nut is alzoo een vruchtvan de navorsching der natuur en hare verschijnselen en krachten, gelijk's menschen vernuft daarvan velerlei gebruik heeft weten te maken tOt hetvervaardigen van Ontelbare voorwerpen.Gelijk de natuur n schoon geheel uitmaakt, zoO zouden eigenltk oOk de

    natuurwetenschappen samen slechts n geheel vormen. Maar de verbazende

  • INLEIDING .

    rtjkdom dervolhardingte dezen te

    natuur is z6 groot, dat het scherpzinnigste verstand en de taaistevan n mensch niet in staat zijn, tOt een alomvattende kennisleiden. Dienvolgens heeft zich - als wij ons van deze overdrach-

    telijke spreekwijze bedienen mogen - dit Onoverzienbaar rijk gedurende denloop der tijden en bt den voortgang derwetenschap in onderscheidene provincinverdeeld, die elk een afzonderlijke behandeling eischen. Met name geldt dit vande beide groote afdeelingen, die men vroeger bestempelde met de namen :n a t u u r k u n d e en n a t u url ijk e h i s to r i e ; de eerste verklaart de verschijn-selen, ze laatste verhaalt het bestaande. Doch op het tegenwoordige standpuntder wetenschap kunnen deze beide takken van den nnatuur''-boom niet zoOnauwkeurig van elkander worden Onderscheiden, omdat, van het hoogere stand-punt beschouwd, de wetenschap zich niet vergenoegt met aan te wtzen h o ede natuurvoorwerpen bestaan, maar ook navorscht w a a r o m zij a l d u s be-staan. De p l a nt k u n d e (botanie) en de d i e r k u n de (zologie) staan nietmeer a1s afzonderlijke wetenschappen op zich zelve en de m i n e r a l O g i e is geenbloote aanwijzing meer van de ons bekende levenlooze bestanddeelen deraarde : zij rust Op chemische en physischeMeer en meer wint de meening veld, dat

    uitmaakt. Dienvolgens wordt oOk de s t e r r e n k u n d e een gedeelte

    grondslagen.al het geschapene (n groot geheel

    00nprovincie in het rijk der natuurkennis. Zoo ook de a a r d r ij k s k u n d e ,voor zoover deze niet bestaat in een Opsomming der willekeurige grenzen vanrtjken en staten, door de diplomatie afgebakend, maar in een geognostische(aardkundige) en klimatische (weerkundige) ontwikkeling van den invloed, dienlucht, water, grondsgesteldheid enz. Op het wezen der Organische wereld uit-oefenen. Al de onderdeelen der natuurwetenschap grijpen als de raderen vaneen uurwerk kan nleer behandeld Nvorden naet ver-in elkander; geen gedeeltewaarloozing van de overige en, hoewel langs een anderen weg dan vroeger,toch komen wij tot hetzelfde punt, vanwaar de zoo onvolkomen wereldbeschou-wing der oudste volken uitging de buitenwereld is n : de n at u u r.Vroeger onderscheidde men die gedeelten der natuurleer, welke zich met het

    onderzoeken van de krachten der natuurbezighielden, van die, welke de eigen-schappen der zelfstalndigheden en de wijze harer onderlinge verbinding beoogden,en noemde men de eerste wetenschap p h y s i c a (natuurkunde), de laatstec h e m i e (scheikunde) :vallen. lmmers, al wat wij reigenschap der lichamen'' noemen is niets andersdan verschillende uiting van natuurwerking. 2en stuk geld is vast, omdat de

    thans is dat onderscheid voor een goed deel Nvegge-

    deeltjes elkander Onderling zeer sterk aantrekken ; het is z w a a r, omdat deaantrekkingskracht der aarde op die deeltjes werkt ; het is z i cht b a ar enheeft k l e u r, dewijl het een bepaalde terugkaatsing heeft van licht ; het heefteen bepaalden w a 1- m t e g r a a d, omdat het onder een bepaalden uitwendigeninvloed staat in 't kort : wij kennen geene eigenschap van dat stuk geld,dan die af hankelijk is van eigenschappen en krachten der natuur. Hoe verderde wetenschap voortschrijdt, des te meer lossen zich voor haar nog de vroegergesplitste natuurwerkingen op in n grooten samenhang. Merkwaardig is tedezen wat twee Duitsche natuuronderzoekers, Dr. MAYER te Heilbronn en de

    4

  • 5INLEIDTNG.

    nog meer beroemde Dr. HELMHOLTZ te Heidelberg, hebben geschreven. Het vOl .gende volsta deswege in dit werk.lndien wij Onze handen met snelheid Over een niet al te gladde Oppervlakte

    wrijven, hebben we een gevoel van warmte ; de as van een wagenwiel wordtheet door het wrijven van de naaf en menige molen is een prooi der vlam-men geworden, alleen hierdoor, dat de tappen der molensteenen niet genoeggesmeerd werden, zoodat de hitte genoegzaam steeg Om het hout te doenontvlammen. Wat is de oorzaak van die warmte ? Zij ontstaat Onder Onzehanden, Want vroeger was zij niet aanwezig. Ontstaat zij uit niets ? - datwel niet, want dan zou langs dezen weg een p e r p e tu u m m o b i l e (eeneeuwigdurende beweging) gemakkelijk, ja Onmiddellijk, gevonden zijn.De zaak is deze, dat de arbeid, die wij met Onze armspieren verrichten) in het eene

    en die, welke het rad en den molensteen omdrijft, in het andere geval eenveranderlng Ondergaat ; hij verdwijnt in zijn eersten vorm en vertoont zichweder a1s warmte. Door langdurig hameren kunnen we een stuk ijzer gloeiendmaken ; door snel boren wordt de boorlepel reeds na eenige seconden verhit ;door staal tegen een vuursteen te slaan geeft het vonken af en toch waser geen warmte in steen Of staal ; zij is alleen ten gevolge van snelle beweging,

    ontstaan. Honderden voorbeelden bevestigen zulks.warmte weder in arbeid Om te zetten,

    dus door werktuiglijke kracht,Omgekeerd is het echter Ook mogelijk,gelijk b. v. in onze stoommachines plaats heeft.W armte heeft de eigenschap, dat zij de lichamen uitzet. ln het Conserva-

    toire des Arts te Parijs was in een muur een groote scheur ontstaan, zoodatmen voor instorten vreesde. Om dit te voorkomen voorzag men de vaneenwij-kende gedeelten van zware moerschroeven en verbond men deze met lange, zwareijzeren staven, die men gloeiend gemaakt had. Bij het af koelen werden diestaven korter en dat inkorten Oefende een zOO geweldige kracht uit, dat demuren weder in hun stand kwamen en de scheur verdween. Hier lag de krachtin niets anders dan in de warmte, vroeger in de ijzeren staven opgehoopt ennu bij haar Ontwijken mechanisch samentrekkend werkende. De warlnte doethet water van de oppervlakte onzer rivieren en zeen in dampen opstijgen naarde toppen van het gebergte ; overal dus, waar het in beken en stroompjes langsde hoogte afglijdend een molen drijft of een fontein doet springen, heeft in dengrond niets anders plaats dan dat wij de zomerwarmte tot onze dienares maken,en evenzoo is het geheele bestaan van w i n d e n niets anders dan een gevolgvan ongelijke warmte der lucht op verschillende plaatsen.Dat warmte licht kan doen ontstaan, wordt bewezen door elke gloeiende

    ijzeren staaf en dienovereenkomstig is het ook, dat wij de spierkracht bezigentOt het verwekken van licht. Moeilijker valt het, een proefondervindelijk bewijste geven van het tegengestelde : verandering van licht in mechanische arbeid ;doch wij hebben alle recht om Ook dit a1s bewezen aan te merken, daar meneen menigte chemische verschijnselen heeft) die een groote Ontwikkeling vankracht aan den dag leggen) hoewel zij, moge dan Ook het licht er de eenige oorzaakniet van zijn, toch voornamelijk door het licht bevorderd wordt. Voorts zietmen, dat de planten slechts groeien en haar eigenschappen alleen Onder den

  • INLEIDING.

    levenwekkenden invloed der zonnestralen ontwikkelen ; wat zij aan mensch ofdier tOt voedsel bieden Of wat zij ook verbrandbaars bevatten, is evenzeervoortgebracht door licht als door warmte ; en, als wij brood eten of houtverbranden, hebben wij mede genot van het daarin veranderde zonlicht.Electrische verschijnselen kunnen, evenals die der warmte, door wrijving worden

    te weeg. gebracht, maar warmte veroorzaakt Ook electrische verschijnselen inde metalen, alsmede in het tourmalijn (een mineraal). Daar nu uitgemaakt is,dat er verband bestaat tusschen electriciteit en magnetisme/wordt het onsduidelijk, dat arbeidsvermogen, warmte, licht, electriciteit en magnetisme tenallernauwste samenhangen.

    men kan verder Al in deJa, nog gaan.kunnen a1s uitvloeisels van lne

    sto/elijke wereldaangemerkt, indien maar

    zich'in dezelfde reeks laten voegen.de zoogenoemde chemische spanning-krachtenEn dat dit inderdaad het geval is, wordt bewezen door ontelbare verschijnselen,zoowel door de eenvoudige vereeniging van waterstof en chloor tOt zoutzuur, dieplotseling plaats heeft, zoodra het heldere zonlicht op een mengsel van beidezelfstandigheden valt, als ook door den groei der planten en den verwonder-lijken kringloop der zelfstandigheden in levende organismen, bij welke menduidelijk het groote aandeel kan a'antoonen, dat licht en warmte en electrici-teit aan het veroorzaken der verschijnselen hebben.Veel zou reeds voor een algeraeene natuurbeschouwing gewonnen ztn door

    het eenvoudige nasporenverschijnselen ; doch dit geheele Onderwerp wordt nog veel belangrijker, als wij inaanmerking nemen, dat het een blik vergunt in het wezen der schepping in't algemeen en dat er deze waarheid door wordt verkondigd : dat, gelijk geendeeltje eener in de schepping bestaande stof geheel kan vernietigd worden, Ookgeen spoor van 't aanwezige arbeidsvermogen verdwijnt - iets dat door berekening

    der verwantschap tusschen verschillende natuur-

    op de onwederlegbaarste wijze bevestigd wordt. De natuur wordt niet armeren niet rijker, tenzij aan vormen, in welker ontstaan en wijziging zij eenonuitputtelijke verscheidenheid openbaart.Dezelfde zelfstandigheden, die reeds voor honderdduizenden jaren de wereld

    der gesteenten, wateren, planten en dieren vormden, sluiten zich ook hedenten dage nog aaneen en dezelfde samensmelting van krachten, door welkedestijds de verschijnselen te voorschijn kwamen, is ook nu nOg in de wereldaanwezig. Het spreekt van zelf, dat wij, over de natuur sprekende, niet alleendenken aan hetgeen Op onzen aardbolgeheele bestaande wereld, Sirius, dierende stralen tOt ons zendt, evenzeer als ons eigen lichaam : trouwens wijstaan met de afgelegenste ruimten des heelals in Onophoudeltjke krachtuitwis-

    plaats heeft. Daartoe toch behoort deuit de diepten des heelals zijn schitte-

    seling, al ware het alleen, omdat de aarde een gedeelte van hare warmte uit-straalt en daardoor de temperatuur der ruimte helpt verhoogen, terwijl Omge-keerd de verst verwijderde nevelvlekken ons flauwe lichtstralen toezenden.

    aangetoond, dat warmte zich laat omzetten in werktuigltjkenarbeid, deze electriciteit of magnetisme opwekt en omgekeerd ontwikkelingvan warmte, licht en arbeidsvermogen bij electrische verschijnselen plaatsZoodra w as

    de verschtnselennatuurkracht Tvorden

    6

  • INLEIDING.

    heeft, lagheid licht,

    de vraag voor de hand naar de verhouding tusschen een bepaalde hoeveel-warmte en arbeidsvermogen. Die vraag vond hare aanleiding in het

    sedert lang bekende verschijnsel, dat tot het verhoogen der kracht van een stoom-machine een grootere hoeveelheid brandstof vereischt wordt, en wel in eenbepaalde evenredigheid. Dienvolgens bestaat er 0ok een bepaalde verhoudingtusschen zekere hoeveelheid werktuiglijke arbeid en warmte. Dezelfde hoeveelheidwarmte is in staat tOt het leveren van dezelfde maataltijd slechts werktuiglij-ken arbeid, namelijk indien zij hiertoe geheel gebezigd wordt en niet gedeeltelijk,b. v. door uitstraling, te loor gaat. llet was voor onderzoek vatbaar, of eenverhouding, gelijksoortig als die tusschen werktuiglijken arbeid en warmte,zich ook liet waarnemen ten aanzien van electriciteit en magnetisme. Door deschel-pzinnigste navorschingen, die wij hiel niet kunnen uiteenzetten, alsmededoor het bezigen eener volstrekte maat tOt het nauwkeurig bepalen der verschil-lende krachten is het gelukt dit vraagstuk in zoover op te lossen, dat zoodanigeverhouding werkelijk bestaat.Doch nu kan het schijnen, dat bij de gedeeltelijke Omzettingen in de natuur

    niet altijd een gelijke uitwerking door gelijke middelen wordt teweeggebracht.Dit is echter in wezenlijkheid slechts schijnbaar, daar ons gewoon waarnemingsver-mogen niet toereikende is om al de wegen na te sporen) langs welke gedeeltenvan het arbeidsvermogen ten gevolge van verschillende oorzaken voor ons oogverdwijnen. Voor gevallen, die tot een bepaalde uitkomst leiden, is door recht-streeksche meting bewezen, dat er geen verlies aanwezig is, terwijl de wiskundevoor een algemeene wet datgene verklaart, hetwelk door onderzoeken, metenen wegen als feit is aangewezen.Maar nu ontstaat eene andere die verhoudingen voor altijd

    dezelfde reeds in staat daaronAtrentvraag : zullen

    blijven en is de natuurwetenschap nuzekerheid te geven ? Met andere woorden : is er grond om te gelooven) dateenmaal rde wereld vergaan zal'', en hOe zal het daarbij toegaan ?De bovenstaande beschouwingen vergemakkelijken dat antwoord zeer.

    lmmers, daar wij gezienvarloren kan gaan, zalder wereld'' zoo Op te vatten als zou er sprake zijn van terugkeeren tot het

    hebben, dat noch aan arbeidsvermogen, noch aan stof ietsniemand er aan denken) het denkbeeld van een plvergaan

    niet''. Men heeft dienvolgens alleen te denken aan een rvergaan'' der vor-1)men, aan een Ophouden der wijzigende krachten. En, daar arbeidsvermogenniet verdwijnen kan, blijft er alleen dat ne geval van rwereld vergaan'' over, datuitwendige omstandigheden aan de krachten de gelegenheid benemen zich te uiten.Doch dit geval oOk moet, indien wij genoodzaakt zijn aan de bekende

    krachLen slechts den duur van een bepaalden tijd toe te kennen, eenmaaln o O d w e n d ig plaats vinden en iedere dag, die voor Ons henen gaat, brengtons nader aan het tijdstip tusschen het rheden'' en den rgrooten dood''.Koude staat tegenover warmte. Slechts, wanneer de warmtegraad van een

    lichaam veranderd wordt, heeft er een verandering van Omvang plaats en kunnenmechanische of electrische of lichtgevende verschijnselen ontstaan. Evenzoo is hetmet het licht, dat alleen danals er nOg duisternis bestaat. De

    veranderingen en verschijnselen kan teweegbrengen,electriciteit Openbaart hare verschijnselen, ingeval

  • INLEIDING.

    de positieve de negatieve ontmoet, en in het magnetisme vertoont zich hetzelfdemet betrekking tot de beide polen.Indien wij ons nu het geval voorstellen, dat nergens warmteverschil meer

    plaats heeft en door het heelal een volmaakt gelijke temperatuur heerscht, danzal alle beweging, alle verandering, alle loop ophouden. De wederkeerige aantrek-king der hemellichamen heeft Opgehouden en de bewegingen der hemellichamenhebben een einde genomen. Dienvolgens heeft ook de stof geen vormenDA00r 0r bestaat alleen een stofmassa van atomen. Geen lichtstraal

    meer door den onkeren nacht is en zelfsdringtdeze

    veroorzaken van een volmaakt evenwicht in het heelal ; erheerscht een eeuwige vrede, een volmaakte rust.Zulk een einde van alle stolelijk leven kunnen wtj voorspellen ; want, gelijk

    de aarde tot hiertoe steeds meer en meer van haar eigen warmte verlorenen in in haar

    - alleen licht warmte,werkzaamheid meer uit. Haar laatste werkzaamheid heeftoefent geen

    bestaan in het

    uitgestraald heeft en gelijk zij tegenwoordigentoestand alleen blijft bestaan ten gevolge van de uitstraling der zon, zal Ookdeze levensbron eenmaal Ophouden te vloeien, omdat een onophoudelijkeuitstraling van warmte eenmaal den warmte-voorraad der zon moet uitputten.Doch wij kunnen, oOk zelfs btj benadering, geen gissing maken aangaandehet tijdstip, waarop die algemeene dood der schepping zal plaats hebben.

    Indien het volkomen bewezen is, dat dealgemeene warmtegraad der aarde sedertmeer dan 2000 jaren geen honderste deel van een graad veranderd is, moetde waarschijnlijke duur van de tegenwoordige huishouding der dingen ganschen al Onberekenbaar bltjven ; en de blik in die verre toekomst, schoon gerichtop een zekeren ondergang, maakt niet mistroostig maar verheft veeleer dengeest, omdat het tevens de blik is in een groote wereldwet.Bovenstaande uitweiding had ten doel, den lezer een blik te laten werpen

    in de vruchtbaarheid en de hooge beteekenis der wetenschap, welker toepas-sing op het leven in dit deel wordt aanschouwelijk gemaakt.De natuurwetenschap is de grondwetenschap der geheele stoFeltjke wereld ;

    zij voert onzen geest door de onmetelijke velden van ruimte en van ttjd,terwtjl zij met dezelfde trouw den werkman de wetten der schroef voorschrijftof hem den hefboom in de hand geeft. Aan de natuurwetenschap is het, datwij den verbazenden vooruitgang onzer eeuw verschuldigd zijn.

    de vvereldruinAte

    G e s c h i e d e ni s d e r n a t u u r w e t, e n s c h ap. Hoewel de grondstof voorde natuurwetenschap te allen tijde aanwezig was, wordt er echter een zekeretrap van geestes-ontwikkeling toe vereischt om het waargenomene regelmatigte rangschikken en nog veel grootere om van de verschijnselen Op te klim-men tot de oorzaken. Reeds in de hooge oudheid ztjn de menschen bij devervaardiging hunner eenvoudigste werktuigen, des onbewust, volgens de wet-ten der natuur te werk gegaan ; later heeft men een grooten voorraad feitenbijeenverzameld, maar do eerste aanvang eener wetenschappeltjke bearbeidingdezer grondstof ligtnOgHet eerst vinden we

    niet' zoo heel ver achter ons.bij de oude E g y p t e n a r en de sporen, die ons dit

  • INLEIDING.

    wieg der beschaving ook ten Opzichte vanscheikunde als den zetel der oudste wetellschappe-

    lijke ontwikkeling doen kennen. lntusschen schijnen deze kiemen der natuur-wetenschappen bij de meeste volken, welke met de Egyptenaren in nauwereaanraking kwamen, geen of althans een slechts weinig gunstigen kweekgrondgevonden te hebben. De handeldrijvende Aziatische volken lieten zich met ge-heel andere zaken in ; doch, toen de scheepvaart der Phoenicirs zich Ont-wikkelde en hunne kolonin en handelsreizen de nauwkeurige kennis vanafgelegen landen) met name in het noorden van Afrika, bevorderden, zal Ookhier eenige vooruitgang in natuurkennis niet achtergebleven zijn. Onderschei-dene ontdekkingen en uitvindingen, die men aan dit nijvere volk toescllrijft,gelijk b. v. die van het salpeter) glas en barnsteen, kunnen nauwelijks w e-t e ns c h a p p e l ij k e uitvindingen genoemd worden, daar zij meer uitvloeisels vanhet toeval waren en als zoodanig geen maatstaf aan de hand geven ter beoordeelingvan de hoogte, waarop de natuurwetenschap destijds mag gestaan hebben.Dat de H e b r e r s uit Egypte een menigte kundigheden medebrachten,

    weten wij uit de geschiedenis van MozEs ; de onrustige staatsbetrekkingenvan dit volk waren echter niet gunstig voor de ontwikkeling va'n natuurken-nis. Meer schijnt de ernstige geest der E t r u s c e n zich op de navorschingder geheimenissen van de stoFelijke wereld te hebben toegelegd. Doch deeigenlijke erfgenamen van de Egyptenaren waren de talentvolle G 1. i e k e n.De meest wetenschappelijke mannen van Hellas voltooiden hunne studin inEgypte ; uitgestrekte reizen verschaften hun een overvloed van directe waar-nemingen en de schranderheid van het Grieksche volk dorstte naar zelfstan-dig antwoord 0P vragen, die zich voordeden. Moge het dus waar zijn, datEgypte den eersten krachtigen stoot gaf aan verdereneemt niet weg,der Oorspronkelijke en zelfstandige Ontwikkeling, zoowel van de wetenschappenin het algemeen als van de natuurwetenschap in het bijzonder.Het eerst sprak zich hun wijsgeerige geest uit in verklaring van het Ont-

    staan der wereld cosmogenin en die leidde tot het aannemen van hoofd-stolen

    Ontwikkeling, dit'dat men de Grieken aan te merken heeft als de mannen

    elementen. EMPEOOCLES maakte met zijne leer aangaande de vier hoofd-stoFen, vuur, water, lucht en aarde, een einde aan alle vroeger Opgeworpentheorien en hoogst opmerkelijk is het, dat deze leer zich heeft wetenstaande te houden 'tot in den tijd der nieuwere scheikunde. Jammer is het,dat mell in de aan schrandere geesten zoo rijke 5de eeuw v. Chr. de waardeder waarneming n0g niet heeft Opgemerkt ; een vernuftig denkbeeld en eenigetoevallige overeenkomsten waren toereikende om vlijt en genie in bewegingte brengen tot het ontwerpen van een wereldstelsel. En vandaar, dat zelfshoogst bekwame en schrandere mannen b. v. PVTHAGORAS niet datnut hebben gesticht, hetwelk aan hunne talenten evenredig zou zijn. Eerstmet DldlxqocRlTlls van Abdera, socsAl'Es (eind der 5de eeuw) en ARISTOTELES(4de eeuw v. Chr.) begon een nieuw tijdvak. Al hebben de beide eerstgenoem-den zich niet door nieuwe Ontdekkingen op het veld der natuurwetenschapOnderscheiden, tocll Oefenden zij een zeer wijdstl-ekkenden invloed uit door

    de

    natuur-,'t algemeen een

    sterren- enlandwis-,

  • 10

    het bevorderen eener betere leerwijze dan de sophistiek ; doch de laatstge-noemde groote wijsgeer uit Stagira, door zijn aanzienlijken leerling ALEXANDES metonmetelijke hulpmiddelen voorzien, zette de grenzen der kennis van de be-staande natuur verbazend uit en verhief de natuurkennis tot iets wat zijtot dusver fiet geweest wasDe verschijnselen van den

    een eikenlijke wetenschap.sterrenhemel loktenvoornamelijk uit tOt dieper

    navorsching ; met de ontwikkeling der sterrenkunde ging die der aardrijks-kunde hand aan hand en ERASTOSTHENES van Cyrene (3de eeuw v. Ohr.) be-proefde het eerst de meting van den Omtrek der aarde. Bij de verschijnselendes lichts en der electriciteit) welke de Grieken aan het barnsteen (electron)

    mede de aantrekkende en afstootende kracht van denwaarnamen,magneet, hun mede bekend, vergenoegden ztj zich nog met zinnebeeldige ver-klaringen en, al kan men de geheele Grieksche godenleer niet in natuurdienstoplossen, toch is het Onbetwistbaar, dat hunne mythologie, gelijk trouwensiedere andere, haar grond had in natuurleer en natuurbeschouwing.Gelijk de R O m e i n e n hun verstandelijke Ontwikkeling in het algemeen

    aan de Grieken te danken hadden, zo0 ook hun natuurwetenschap, Reedselders 1) is opgemerkt, dat en waarom bij dit volk een eigenlijke weten-schappelijke ontwikkeling niet tieren kon. Uitzondering maakten alleen dewiskunde en sommige daaraan verwante wetenschappen (vestingbouwkunde,ingenieursvakken, krijgswetenschap) ; voor 't overige waren vraagstukken dernatuurkunde alleen voorwerpen van dichterlijke bespiegelingen, terwijl aanwetenschappelijk onderzoek niet te denken viel. Zelfs de beide PLINIUSSEN ende verdienstelijke STRABO waren meer verzamelaars dan naspoorders van de

    :01tk b ij

    Nvezenlijke bevorderaars der natuurNveten-schappenzelf in

    op, trouwens hun levenswijze in de vrije natuur bracht hen als vanaanraking

    en de werkunde. Het warenvakken,

    met sommige van hare onderdeelen, met name de sterren-dienvolgens dan ook allereerst de wiskundige

    men zich met ijver toelegde ; voorts vinden wtj bij hen descheikunde, die West-Europa van hen ontving over Spanje

    Niaaropeerste sporen deren door de kruistochten.

    verscllijnselen.Eerst de A r ab i e r e n traden als

    llet lag in den aard der zaak, dat destjds in 0ns Tierelddeel de Nietenschap-P0nvan verstandelijke navorsching woest en onbebouwd gelbgen en de gevolgeneener daardoor geheel verbasterde wijze van denken belemmerden nOg de

    een bepaalde beoefening vonden. Eeuwen lang hadden bijna alle velden

    eerste stappen Op den weg ter verbetering. De sterrenkunde Ontaardde t0t ster-renwichelarij en eerst KEPPLER (1- 1630) kOn haar aan die Onwaardige boeienonttrekken ; de scheikunde plooide zich tOt goudmakerij, maar in weerwildaarvan toonde zich hare altijd frissche kracht daarin werkzaam, dat zij tochaltijd den benevelden geest naar de schatkameren der natuur lokte ; hoe meermen bekend werd met hare verschijnselen en wetten, des te meer werdende denltbeelden vrij en werd aan corERxlctTs (-? 1543) en GALILE (-# 1612) de

    INLEIDING.

    1) Deel T. Inleiding tot het Boek der Uitvindingen.

  • INLEIDING.

    weg gebaand Om het nevelkleed van vooroordeel en valsche voorstelling teverbreken, hetwelk door een priestermacht over de wereld was uitgespreid.

    MAGNIJS ROGER BACO (-1- 1294), de gezichtkundigeVITBLLION (-# 1280), COENRAAD vAN MEIJENBERG ('1- 1349), ltA.xrxw.xxt7s Tutrzulutzs(-!- 1315), Tl-loxws AQTJINAS (-5- 1274), JOHANNES vAN GMIANDEN (-!- 1442), GEORGE

    ALBERTUS ( J..1 1280),

    vAN PEURBACH (1461) en JOHANNES MULLER, meer bekend onder den naamREGIOMONTANIJS ('# 1476), zijn namen, door alle tijden heen met de hoogsteachting genoemd. Reeds omstreeks het jaar 1300 gaf Tl-lEooolRllc vwx Apoluoween verklaring van den regenboog ; ALEXANDER vAN slolxw vond ten jare 1313de brillen uit, nadat eenige jaren vroeger, Olnstreeks het jaar 1300, FLwvloGIOJA van Amalfl de kompasnaald had uitgevonden.Het gebruik van 't kompas gaf die tlitbreiding aan de scheepvaart, welke

    den ontdekkingstocht van coluuxsus mogelijk maakte ; deze beroemde zeevaar-der ontdekte de lijn zonder miswijzing, gelijk Ook de afneming der warmtein de hoogere luchtlagen. Als voornaam natuurkundige in de 15de eeuw heb-ben wij nog LEONARDO ow vlxcl te vermelden ; a1s schilder beoefende hij nietalleen de gezichtkunde, maar hij maakte zich OOk zeer verdienstelijk omtrentde waterloopkunde, terwijl hij de kennis van weer en wind (meteorologie)wel niet uit haar Onwetenschappeltjken toestand ophief, maar toch de begrip-pen over haar zeer v'ereenvoudigde. Zuivere opvatting en stelselmatige behan-deling der natuurverschijnselen toonon zijne nauwe geestverwantschap metBACO VAN VERULAM.REGIOMONTANUS had in het begin van de tweede helft der 14de eeuw para-

    bolische brandspiegels vervaardigd, het decimaalstelsel uitgevonden, aard- enhemelgloben gemaakt, de libratie der maan en de helling der eclipticawaargenomen ; maar vooral had hij' Op den geest van coloERxlcus een zookrachtigen invloed uitgeoefend, dat zijn naam op de rOemrtjkste wijze verbon-den is met dien derslagDe eerste groote

    Ontdekking van het wereldstelsel, welke de ware grond-is der gezonde beoefening van de natuurwetenschap.

    schrede, nadat coloERNlct7s zijn stelsel had Ontwikkeld,werd gedaan door KEIOPLER, die een geheel nieuw tijdperk in de wetenschapopende door zijn ontdekking der wetten van beweging in het zonnestelsel,gelijk GALILE door die der slingerbeweging. Van toen af gold in de natuur-wetenschap alleen waarneming, met hetgeen uit deze bij wettige gevolgtrek-king wordt afgeleid. KEPPLEIR is ook de uitvinder van den naar hem V0I100m-den sterrenkundigen kijker,gezichtkundige navorschingen. De juiste theorie der werking van het Oogdoor llem ontwikkeld Op den grondslag der Ontdekte wetten van

    welks samenstelling een vrucht was van zijnwerd

    breking deraan deze afdee-lichtstralen, gelijk dan ook de naam dioptrica (doorzichtkunde),

    ling der optica (gezichtkunde) gegeven, van KEPPLER af komstig is. En gelijkREGIOXONTANUS de V00r100per WaS Van COPERNICUS) ZO0 00k KEPPLER di0 Van NEW-TON, den ontdekker van de wet der algemeene aantrekkingskracht; hetgeen KEPPLERa1s bestaand v e r s c h ij n s e l deed kennen, werd door NEwTox bewezen n 0 O d-w e n d i g verschijnsel, wezenlijke w e t te zijn. Voorts werden electriciteit enmagnetisme Onderzocht door GILBERT, den eerste, die in de op dit gebied waar-

  • 12 INLEIDIXG.

    genomen verschijnselen een geregelden samenhang aanwees. De barometerwerd uitgevonden, nadat TORRICELLI de oorzaak van de drukking des damp-krings had gevonden en aan de leer van het rh o r r o 1- v a c u i'' (den af keerder natuur van het ledige) een einde had gemaakt. Microscoop en telescoop warenuitgevonden en, indien wij er den in 1638 door DREBBEL uitgedachten ther-mometer bijvoegen, aanschouwen wij in die trits de wetenschap binnen weinigmeer dan het vierde eener eeuw met hare vornaamste hulpwerktuigen begiftigd.Terwtl de schrandere BAco vAx VERULAX (1560--1626) de door KEPPLER en

    GALILE beWerkte Omwenteling der natuurkunde reeds door de helderheid zij-ner voorstelling had voorbereid, erlangde de wiskundige methode door cHRls-TIAAN HUYGENS, den uitvinder der sllngeruurwerken (1629-1695), en vooral door

    IsAc xEwTox

    N

    : V/

    ' /.

    .- 3A- ik1 $i x 'h .kj . d Nh'1 . ,I h

    , ? ) zz - -, #

    '

    # Ni ' /2 . z

    '

    VK'' ,.1 .t

    '

    z , xx # z

    '

    lP p ' . . $ l* %. >. * . - *... - a , #.-Ne z '% # '% *' :>. %. ''- N sx.

    - .v. s x . , I , $.. * I :.. . a

    - / 'j- j ' , p ' k-o- . e, p ) 1.. - # I

    -- z z q I>h.e Fj w- '

    . . q* . . xh# . ** N' ' .q +, h* .*qd ..1 *Qu # , '- NN . * +4 . ' ?KN *N. >4. '' * I> < 1 l I

    . .. .. . px<

    ' w x%.- ,ww wx .. h.:'..; < N. aN - 11 .% -- +

    > - *. N.TQ -

    >' . ,

    zijneOntdekking der algemeeneaantl-ekkingskracht de ster-renkunde en de geheelemechanische natuurkundebelangrtk ontwikkelde, washij ook de vader der leer

    NEwTON door

    aangaande het licht, doordienhij

    CHRISTIAAN HUYGENS.lichtverschijnselen

    afleidde uit de bewegingenvan een eigenaardige vloei-

    alle

    stof, den lichtether. Doch hierover zullenhet licht, gelegenheid hebben uitvoeriger te spreken

    .

    NOg vr en gelijktijdig met hem arbeidden oT'ro voN GvElucKEwij later, btj de behandeling van

    ROBERT BOYLE (-# 1691),dekker der vernaaarde wet van de

    BLAISE PASCAL (t 1662), MARIOTTE (-# 1684),afneming der luchtdrukking, de BERNOULLI'S

    ,

    JAcoB geb.TIAAN IIIIYGENS (-# 1695), een der grootste wis-, natuur- en sterrenkundigen,die ooit hebben geleefd, de ontdekker van den ring van Saturnus en van de

    1654, JOHANNES geb, 1667, en boven allen de onsterfelijke culus-

    polarisatie des lichts, uitvinder der slingeruurwerken, verbeteraar der verrekijkers.

    Deze geleerde ontwikltelde Op de scherpzinnigste wijze de interferentie-verschijn-selen, door HooltE en GRAMALDI reeds in 1665, vr I-luvcrExs, w aargenom enen uit de undulatieleer door onzen landgenoot verklaard

    . Deze undulatie-hypothesevond mede een verdediger in EULER (-1- 1783), terwijl NEwTON (-1- 1727), hoewel hij alle

    (-q 1686),de ont-

    (1642- 1727)een zoo onwrikbaren grond,dat zij voor alle tijden tenrichtsnoer is geworden. Devroeger sam enge-steld geachte verschijnselenlieten zich op de eenvoudigstewtjze uitdrukken en de vaste

    verbazend

    regelmatigheid op het klaar-blijkelijksthalve dat

    aantoonen. Be-

  • INLEIDING.

    verschijnselen met betrekking tot het licht nauwkeurig Onderzocht, zich aan zijnemissietheorie hield.Uit dien tijd dagteekent, behalve de ontdekking der reeds genoemde wetten

    van zwaartekracht, luchtdrukking en licht, de uitvinding der luchtpomp, derMaagdenburger holle kogels, tooverlantarens, dercaleidoscopen, der slingeruurwerken, der spiegeltelescopen, der manometers,der noniussen en der hygrometers, zelfs van de eerste beginselen der stoom-

    der electriseermachine? der

    machine. lndien wij slechts eenigermate den stand der wetenschap op ver-schillende tijdstippen wilden aanduiden, zouden wij in de 18de eeuw en totop onze dagen een lange reeks namen en ontdekkingen moeten vermelden.Met vasten tred schreed men voorwaarts. Vooral hield men zich bezigmet de electriciteit en het magnetisme. De gehoorkunde (acoustiek) en ge-luidsleer hadden een ijverigen beoefenaar in den reeds genoemden EULER,doch overigens was dit Onderdeel der natuurkunde niet dat, waarop destijdsde aandacht viel. Daarentegen deed PRIESTLEY Over de gassoorten een nieuwlichtOpgaan. W ATT, GRAY, NOLLET, FRANKLIN, PICARD, MUSSCHENBROEK, 'S GRAVE-SANDE, GALVANI, VOLTA, YOUNG, MALUS, OERSTEDT, FARADAY, FRESNEL, ARAGO,BREWSTER) BIOT, MELLONI) DANIELL Wafon liohten der 18de eeuw. ln de 19de schitte-ren AMPRE, SEEBECK) DE LA RIVE, REGNAULT, GAY-LUSSAC, FECHNER, PFAFF, W EBER,GAUSS? POGGENDORF) TYNDALL) RIESS) POUILLET) JOLLY, CLAUSIUS) MAGNUS, DOVE)KIRCHHOFF: HELMHOLTZ, FOUCAULD) BUNSEN, LISSAJOUS 0ll Vele anderen.De s t o o m m a c h i n e heeft op de lotgevallen van het menschdom een invloed

    gehad, grooter dan die van alle voorafgegane gebeurtenissen, grooter zelfs dan deontdekking van Amerika ; die uitvinding heeft den afstand tusschen volk en volkdoen inkrimpen, de grenspalen van staatkunde en volksverwijdering omvergewor.pen ; de krachten voor de gewrochten van kunstvlijt en de bewerking van ruwestolen tot voorwerpen van nut en levensveraangenaming verduizendvotldigden goedkooper gemaakt, de armoede bestreden, daar zij de voorwerpen vande plaatsen des overvloeds naar die des gebreks overbrengt, het kostelijkstelevensgoed, den tijd, bespaart en de menschheid ontwikkelt door den menscheene menigte zieldoodende en krachtensloopende verrichtingen uit de hand tenemen. Doch die machine is nauwlijks anderhalve eeuw oud. In 1769 werd zij dool-JAMES wATT zeer verbeterd door scherpzinnig,onverm oeid nadenken over de natuurvan den waterdamp. Reeds bijnatwintig eeuwen vroeger had I-IERO van Alexandride eigenaardige werking van den waterdamp nagespoord en dienvolgens een merk-waardigen toestel vervaardigd, over welken wij later te handelen hebben. Reedstoen lag alles voor de hand, maar noch de stoomcylinder met zijn beweegbarenzuiger, noch de turbine, van welke het grondbeginsel toch reeds in den damp-kogel van I-IERO ligt, kwamen desttjds te voorschijn. Slechts weinig Ouder dande stoommachine is de b li k s e m a f l e i d e 1' (1752). Hoewel velen bij de oudeGrieken een juiste kennis der electriciteit meenen te vinden en van Oordeelzijn, dat de hooge boomen, die zij in de nabtheid van de tempels hunnergoden plantten, den dienst van afleiders moesten bewijzen, ja sommigen deniet onduideltjke aanduidingen meenen te kunnen vinden, dat de tempel teJeruzalem inderdaad van afleiding-spitsen is voorzien geweest, - toch behoort

  • INLEIDING.

    deze Onwaardeerbare uitvinding aan den Amerikaan BENJAMIN FRANKLIN tO0.In het begin der 18de eeuw werd de innerlijke samenhang der electrische ver-schtjnselen aan het licht gebracht en eerst op den grondslag dezer wetenschapwerd het mogelijk, het wezen des Onweders te Ontdekken en middelen tothet afweren zijner werkingbied van electriciteit en magnetisme behooren aan een lateren tijd ; trouwenshet is Onvermijdelijk,

    uit te vinden. Alle andere uitvindingen Op het ge-

    dat grondwaarheden moeten worden uitgesproken, eertoepassing en gevolgtrekking volgen kunnen. Men heeft reeds sedert de grijzeoudheid allerlei wijzen uitgedacht Om te telegrapheeren ; de val van Troje werdnOg in denzelfden nacht door AGAMEMNON aan zijn gemalin CLYTEMNESTRA Opeen afstand Van 70 mijlen door middel van afgesproken vuurseinen medegedeeld ;m aar,

    afstanden te allenhoewel zich de behoefte aan een snel middel van mededeeling Op groote

    Wde heeft doen gevoelen, kOn de telegraphie haar verwonder-uitbreiding eerst erlangen, nadat het electro-magnetisme was Ontdekt - inlijke

    #t begin dezer eeuw door ROMAGNOSI teen W EBER hun bewonderenswaardige nasporingen over dit onderwerp haddengedaan en mannen als STEINHEIL, MossE en anderen door talrijke nieuwe waarnemingen of zinrijke toestellen het practisch gebruik vergemakkelijkt hadden.Bijna alle werktuigen en toestellen, die bestemd zijn om zekere verschijnse-

    len of krachten te meten, ten einde deze met elkander te kunnen vergelijken,zijn eerst sedert de 17de eeuw uitgevonden; de thermometer Om de warmte, de baro-

    en nadat AMPBE, GAussInnsprck

    meter om de drukking, de manometer om de spanning van den damp, deelectrometer om de electriciteit te enz. Alleen de balans is een oudemeten,uitvinding, maar is dermate verbeterd en volmaakt, dat wij harentuurkundig werktuig in den tijd der Fransche omwenteling plaatsen kunnen.In de handelwijze om alle verschijnselen te m e t e n ligt echter de kern der

    nieuwere natuurkunde. Alle waarnemingen erlangen daardoor een rechtstreek-sche bepaling, Onaf hankelijk van onze opvatting, een bepaling, eenig en alleenlangs den wiskundigen weg te verkrijgen. Alleen langs dezen weg kunnen wijde verschijnselen, bij welker waarneming wij bblang hebben, nauwkeurig Opdezelfde wijze doen ontstaan, m. a. w. p r 0 e v e n nemen. Of zou het mogelijk

    heruitvinding a1s

    zijn, alleen maar de stelling te opperen : ghet water bevriest en verdampt altijdbij dezelfde temperatuur'' indien wij geen anderen maatstaf hadden voorde warmte dan het gevoel onzer zenuwen?Alleen meten en meetwerktuigen kunnen duideltk antwoord geven Op de

    vragen, welke men aan de natuur doet; alleen deze spreken een verstaanbaretaal. Dat vermag geen natuurphilosophie met al hare bepalingen en verklarin-gen? die het krachtige, stofelijke leven door holle spreekwijzenwillen uitdrukken.Met al den hoogklinkenden Onzin van gansche scharen zoogenoemde wijsgeerenis nOg geen enkele natuurwet ontdekt, geen enkel verschijnsel verklaard, geenenkele nuttige toepassing van iets in de natuur gevonden. En dit blijft waar-heid, al is het dan Ook waar, dat de dwaze proeven der goudmakerssommige nuttige bereidingen hebben doen Ontdekken) met name den phosphorus.De ware natuuronderzoeker is een vijand van woorden ; dikwijls zijn de slot-

    sommen van jarenlangen, afmattenden arbeid in weinige regels yervat ; maar

    btj toeval

  • INLEIDING.

    die weinige regels zijn met Onuitwischbare lettersboek der wereld en dienen als bouwstof voor het grootsche gebouw

    , waarin

    eenmaal de menschheid gelukkig wonen zal.

    geschreven in het geschied-

    D e a l g e m e e n e e i g e n s c h a p p e n d e r li c h am e n. W anneer de beeldhou-

    wer een marmeren blok bewerkt en er met den beitel vorm en ziel aan geeft,

    wordt hij tOt bereiking van zijn doel bijgestaan door physische hulprniddelen ;wij geven namelijk in engeren zin den naam p h ys i s c h aan al die veran-deringen en verschijnsels, bij welke de innerlijke samenstelling der lichalnengeen verandering Ondergaat, terwijl men van c h e m i s c h spreekt, waar eenverandering van de Onderlinge verhouding Of den aard der grondstolen Op den vOOr-grond staat. De marmeren splinters? door den beitel weggeslagen? blijven vandezelfde natuur als het marmeren blok zelf ; iets anders zOu het worden

    ,

    indien men hetOvertollige niet wegsloeg of wegsneed, m aar door eenig zuur deed

    uitbijten. Immers dan zOu het marmer worden opgelost, let daarin vervattekoolzuur zOu worden uitgedreven) de innerlijke samenstelling der stof gewijzigden een chemische verandering zou plaats hebben

    . De werking der mecha-nische kracht, welke het marmeren blok naar den wil van den kunstenaar be-arbeidt, bestaat eigenlijk alleen hierin, dat zij eenige deeltjes losmaakt van hetgeheel. Indien het marmer niet :: verdeelbaar'' ware, zou het niet mogelijk zijner een beeld uit te maken.De d e e 1 ba ar h e i d , die aan alle in de natuur

    en die wij daarom een a l g e m e e n e e i g e n s c h ap der zelfstandigheden noe-men, heeft voor onze zinnelijke waarneming eigenlijk geen grenzen. W ij kunneneen stukje marmer met den hamer in eenige kleinere slaan en deze in eenmortier tOt fijn poeder stooten ; maar, als wij zulk een stofje onder den micro-scoop brengen, vertoont het zich bij sterker vergrooting steeds als een grooterstuk steen, hetwelk nOg fijner kan worden verbrijzeld. Fijner werktuigen stellenons in staat de verkleining altijd nog verder voort te zetten, doch nimmer zalhet ons gelukken, de verdeelillg zoo ver te brengen

    , dat geene verdere ver-

    meer mogelijk is en men de zelfstandigheid in hare gronddeeltjes

    aanwezige stofl-en eigen is

    kleiningheeft gesplitst.Indien Ons stonden

    , zou

    daar de grens van deelbaarheid staan) waar een samengestelde zelfstandigheidOp geen andere wijze meer te verkleinen ware dan dool- lletbestanddeelen) zoodat het marmer zichtrouwens uit deze grondstoflbn bestaat het marmer

    . Dit is echter

    uiteenvallen dersplitste if1 calcium, koolstof en zuurstof ;

    langs denmechanischenieder lichaam bestaan moet

    weg niet uitvoerbaar ;wij kunnen de kleinste deelen, uit welkeen die in de taal der wetenschap a t f) m e n Of

    m 0 l e c u l e n wordenHOe de atomenonze zintuigen Ons daarbij hunne diensten

    genoemd, niet afzonderlijk doen te voorschijn komen.Onderling verbonden zijn, kunnen wij ons niet voorstellen, daar

    weigeren. In allen gevalle moetenechter aantrekkende krachtenDeze krachten, in haar geheel m o l e c u l a ir e k ra c ht e n

    werkzaam zijn, die het aaneenblijven veroorzaken.genoemd, laten zit;h

    Op verschillende wijzen kennen, naar gelang van de natuur der lichamen. Bt

    sommige is de samenhang zoO sterk, dat de vaneenscheiding der deelen niet

    genoegzame jnheid ten dienstewerktuigen van

  • l 6

    dan door het Overwinnen van een sterken tegenstand kan plaats hebben, gelijkb ij staal, graniet, ivoorwater en kwikzilver ; ja in velezelfs een onophoudelijk streven om zich van elkander te verwijderen, ware hetniet dat andere krachten dit tegengingen. De lucht zOu in de wereldruimtevervliegenhangen,verrichtonderscheiden der zelfstandigheden in v a s t e, v l o e i b a r e en g a s v 0 r m i g e.

    en niet a1s een mantel van 8 10 mijlen dikte om de aardeindien zij niet door deze laatste werd vastgehouden ;door de alles beheerschende zwaartekracht. Hieruit

    dit wordtOntstaat het

    diamant, enz., bij andere zeer zwak, gelijk bijzelfstandigheden toonen de kleinste deeltjes

    In velestanden,0V0l'gaan,WOFPOl1,drukkerijen, waar men het water, dat in de stukken zit, als damp uitdrijft ;op het vloeibare water drijven onze schepen en de beweging der lucht doet

    gevallen kunnende zoogenoemde a ggr e g a at - t o e s ta n d e n, in den anderen doen

    wij een zelfstandigheid van den eenen dier toe-zooalsb ij

    b ijdistilleeren, in de droogkamers der ververijen en katoen-

    smelten van metalenhet en het gieten van V001*-het

    de wieken der windmolens draaien. Andere bijzonderheden nemen wij later inwij de warmte, die daarbij eene hoofdrol vervult, teOogenschouw, wanneer

    behandelen hebben.De gasvormige zelfstandigheden hebben geen bepaalde

    vloeibare wtjzigt zich naar het vaatwerk, waarin ztj zichhebben slechts ne zoo te noement. w. het bovenvlak, dat door de werking der algemeenezwaartekracht een horizontaal vlak vormt - een zoo tenoemen waterspiegel. Volkomen in een plat vlak liggende bovenste deeltjes eigenlijk niet, dewijl, juist ten ge-volge der wetten van de zwaarte, elke oppervlakte vaneen vloeistof, b. v. het water in een kuip, gebogen is enevenwijdig aan de aard-oppervlakte. Dat in het groot deoppervlakte van een uitgestrekte vloeistof geen plat vlak,m aar

    aarde is, wordt bewezen door het verschijnsel,vlak evenwijdige0n aan de oppervlakte derdatAluin-kristal in water.

    men op zee eerst de toppen der masten, dan de zeilen, ten laatste pas den romp vaneen aanzeilend schip te zien krijgt ; op kleinen maatstaf, b. v. een meertje, Ofeen niet te groote Oppervlakte akker of weide, valt die kromming niet in het Oog.vaste lichamen daarentegen hebben wel een bepaalde gedaante. Hun vorming

    heeft plaats op een eigenaardige wijze, gelijk het groeien van een dier, deontwikkeling eener plant uit de kiem of ook geltjk de afscheiding van stoFenmet een bepaalde chemische samenstelling uit vloeibare oplossingen ; dien-volgens zijn ook de vormen vast en alleen afhankelijk van de oorzaken, die zeteweegbrengen. Bij de vorming van planten en dieren zijn de wederkeerigwerkende krachten te veelzijdig werkzaam, dan dat wij daaruit alleen het geheimder vorm ingganischewiskundigen grondvorm

    zouden kunnen afleiden. Eenvoudiger zijn de vormen bij die anor-voorwerpen, welke wij kr i s t all e n noemen. Zij hebben een zuiver

    0n dezen Ila to g22l1 gooft 00n Waarnemor 00nedel verstandsgenot.

    gedaante. Die derbevinden, en dezevrije oppervlakte,

    INLEIDING.

  • 17INLEIDFNG.

    Trouwens, wie heeft geen vermaak geschept in hett beschouwen van de sier-lijke sneeuwguren en ijsnaalden, zooals zij bij millioenen in eene sneeuwbuinedervallen? De kleinste stofdeeltjes schijnen bijna bezield te zijn en dienten-gevolge die wiskundige regelmatigheid aan te nemen,welke wtj er in bewonderen. Men kan die vormink gelei-delijk nasporen, indien men een geconcentreerde oplossingvan een Of ander gemakkelijk kristalliseerend zout (b. v.aluin, kopervitriool en derg.) bereidt en daarin eep kleinkristal van hetzelfde zout aan een zijden draad laathangen. Zie de af beelding

    echter, wat de inwendigesamenstelling der deelen betreft, onderling een groote

    bladz. 16.OpDe vaste lichamen hebben

    verscheidenheid. Geen toch vertoont een volkomen samen-hangende massa? maar altijd vindt men open tusschenruim-ten, porin genoemd. Alle lichamen zijnplaatje jn uitgeslagen goud, tegen hetis niet Ondoorschijnend. Tengevolge zijnerhet eenige lichtstralen door en neemt 't een groenachtige

    EenP 0 1* 0 tl S .licht gehouden,poreusheid laat

    violetkletlr aan. Ivoor en marmer kunnen geverfd worden,d. i. de porin dezer zelfstandigheden nemen de opgelostekleurstofOp en behouden die, nadat het oplossingsmiddel

    is. Klaarblijkelijker echter wordt deze algemeeneder lichamen vaak gebezigd bij het ltreeren

    verdampteigenschap(zie de nevensstaande af beelding). Geweven stofen, kiezol-zand, houtskool, ongeltjmd papier bijv. worden gebruikt Om vloeistoFen va'n dedaarin drijvende vaste bestanddeelen te zui-veren ; daartoe laat men de eerste doorzijgenen vangt men de laatste op.De e l a s ti c i t e i t of veerkracht is eveneens

    Filtreeren door ongelijmdPapier.

    N

    N)f 11' /NxQ

    /1

    $1ll1 -xIplilr!

    ' J

    '

    I Ii' jI t jlI . t :d ; 11- ' j1

    ' It t ' ,'

    '

    j

    '

    , ) .wrgroi -. ?,.

    1 j j '-----''.'''''''------;k j ; j , j-. ,!Ii ...'j -..h' - - . ..lp T-N N. Illm--pliinipnl ..1n/

    een eigenschap, aan alle lichamen gemeen. Zijhangt met de vastheid slechts weinig samen ;trpuwens vele vaste lichamen, b. v. het lood,zijn slechts in zeer geringe mate elastisch.

    ' Men weet, dat deze eigenschap zich ken-baar raaakt in het streven de eennaaal

    Q

    aange-nomen gedaante te behouden en te hernemen,zoodra de werking der kracht ophoudt, welkeeen gedaanteverandering had veroorzaakt. Eenuitgerekt stuk elastieke gOm krimpt weerineen, zoodra men het loslaat. Eell bal vandie zelfstandigheid springt wederhem Op den grond king der elasticiteit.W erde deeltjes, die hetworden eenigermate naar binnen gedreven en de kogelgedaante Ondergaat Op

    l

    W - * * * x ..- -.v- - *- 6 Y u ,* x /

    . (

    '

    op, als menheeft doen nederkomen ;eerst den grond bereiken,

    de plaats van aanraking een afplatting. Men kan dit waarnemen, indien men.V11I. 2

  • INLEIDG G.

    op een geoliede plaat laat vallen en bij het opspringen opvangt,zooals de onderste afbeelding op bladz. 17 dit voorstelt. De plaats van aanrakingtoch, d. i. die waar de ba1 is neergekomen, vertoont een kleine ronde vlekrzoodat d: bal voor een Oogenblik (lie afplatting moet ondergaan hebben. Dochhet streven den Oorspronkelijken vorm te hernemen deed de deeltjes terstondterugwijken, tengevolge waarvan de bal weder Opsprong.Gelijk er geen lichamen zijn zonder eenige elasticiteit, zijn er 0Ok geen

    volkomen elastische. Stof en gedaante, alsmede uitwendige oorzaken, b. v.drukking, verwarming enz., hebben invloed op de elastische samenstelling varteen lichaam . Daarom geeft men op deze Omstandigheden overal acht, waar men

    een ivoren ba1

    gebruik van de elasticiteit maken wil.Met elasticiteit en poreusheid hangt de s a m e n d r u kb a a r h e i d, c o m p r e s-,

    s i b i l i t e i t, nauw samen ; het is die eigenschap, ten gevolge van welke delichamen bij een bepaalde drukking minder omvang dan in den gewonen toestandkunnen aannemen. Bj gassen en dampen heeft de samendrukbaarheid eigen-lijk geen grenzen ; de meeste gaan echter btj een bepaalden druk tOt denvloeibaren Over, wanneer de temperatuur niet te hoog is. Als voorbeelden vangassen, die dit verschijnsel reeds spoedig vertoonen, noelnen wij chloor, kool-zuur en ammoniak.

    datKr a c ht. De ervaring leert Ons, de stof bewegelijk is en dat geen inrust zijnd lichaam zijn toestand van rust zonder een uitwendige oorzaak ver-laat. Is een lichaam echter eens in beweging, dan, leert ons de ervaring, zal't de verkregen beweging behouden, tOt deze door een uitwendige oorzaak ver-anderd of Opgeheven wordt. Bij den eersten blik schijnt dit laatste niet aan.de werkelijkheid te beantwoorden, want wij zien op aarde iedere beweginglangzamerhand tot rust komen. Beschouwen wij echter de bewegingen nauw-keuriger, dan vinden wij bij iedere op aarde plaats hebbende beweging eenreeks uitwendige Omstandigheden, die de beweging storen, zooals den weerstandder lucht, waarin zich alles bewegen moet, de wrijving op den bodem enandere. Werpen wij een lichaam over een horizontaal vlak voort, dan houdtzijn beweging des te eerder op, h0e ruwer dat vlak is, Omdat het lichaamtegen de verschillende onefenheden stoot. Nemen wij een zeer glad horizon-taal vlak en rollen wij hierover een bol voort, dan duurt de beweging veellanger, zoodat wij 't besluit mogen trekken, dat, wanneer alle hindernissenweg waren, de beWeging zonder Ophouden zal voortduren. Uit de ervaringWeten Wjj dus, dat de stof den haar gegeven bewegingstoestand uit zich zelfnooit verandert ; deze eigenschap noemde men vroeger algemeen ptraagheid''of xinertie'' der stof. De uitwendige oorzaken, welke den bewegingstoestandder stof wijzigen, noemen wij rkrachten''. Om alles te weten, waardoor eenkracht bepaald wordt, moeten wtj haar aangrijpingspunt, haar richting en haargrootte kennen. De grootte van een kracht kunnen N;t slechts door de grootteharer werking, dus door de deor llaar voortgebrachte beweging, kennen.De richting eener kracht kennen wij uit de richting, in welke zij een licham

    in beweging brengt ; de richting der kracht valt samen met de richting, inwelke zij de stof, op welke zij werkt, beweegt. Twee krachten moeten wij als

  • INLEIDING. 19

    gelijk beschouwen, wanneer zij, aan 't zelfde punt' aangrtpend en ln tegenge-stelde richtingen werkend, elkander opheflbn, dit wil zeggen, geen beweging voort-brengen Of een aanwezige beweging onvernderd laten. Omdat men nu steedsde beweging eener kracht kan ophefen door aan 't zelfde punt in tegengestelderichting een gewicht te laten werken, is dit gewicht een maat van de kracht.De krachten zijn in twee klassen te verdeelen. Die der eene werken steeds

    in dezelfde richting en vorderen steeds 't, zelfde aantal kilogrammen om inevenwicht gehouden te worden; zg ztn constante krachten. De andere krach-ten kunnen met den tijd naar grootte en richting veranderen, dat wil zeggen,zij hebben om in evenwicht gehouden te worden op verschillende tijden ge-wichten van verschillende grootte, die men volgens verschillende richtingen moetlaten werken, noodig;men noemt deze kraehten veranderlijke. Doorloopt een in

    W erkingswijze van twee krachten op n punt.

    tijden, h0e klein die o0k genomen worden,beweging van

    in 1 seconde doorloopen,in beweging ztnd lichaam geen enkele kracht, dan verandert zijn snelheid niet.Elke kracht, op

    waarmee 't lichaam zich beweegt, v e r a n de r t. Bij elk lichaam komt nu nOgeen grootheid te pas,

    een lichaam werkend, heeft tot uitwerking, dat de snelheid,

    die moeilijk te Omschrtjven is en die wtj m a s s a noe-men. Aan 't halve product van de massa en 't vierkant van de snelheid geeft menden naam le v e n d e k r a c h t of a r b e i d s v e r m Ogon v a n b0W 0gi n g.

    heet dan de snelheid van 't lichaam. W erkt Op een

    Een lichaam, dat zijn snelheid vermindert, geeft dit arbeidsvermogen aanandere lichamen af. Een lichaam, waarop uitwendige krachten werken en dat

    't lichaam e e n p a ri g. Den weg,

    zich bewegen kan, krijgtW erp ik een steen voort, dan geef ik dezen een zekere hoeveelheid

    levende kracht? die, voor zoover zij gedurende de beweging niet reeds

    beweging zijnd lichaam in gelijkegeltke wegen, dan noemt men de

    zulk arbeidsvermogen.

  • 'INLEIDING.

    afgegeven is, de oorzaak is van de verwoesting, welke de steen kan aanrichten.H et p a r all e l O g r am d e r k r a c ht e n. Jndien op een vast lichaam ne

    enkele kracht werkt, beweegt het zich, mits geene belemmeringaanwezig ztj,juist in de richting dezer kracht. Doch wat gebeurt er, ingeval onderscheidenekrachten gelijktijdig op hetzelfde lichaam werken, b. v. ingeval (zie de af beel-ding op bladz. 19) twee mannen, aan elken Oever een, ne schuit voort-trekken ? De schuit vaart dan noch in de eene richting, noch in de andere,maar volgt eenen weg tusschen beide, evenals ingeval zij b. v. door eenrecht vr haar varende stoomboot (die wij ons btj D kunnen denken) wareop sleeptouw genomen. De richting en de maat der krachten zijn gemakkelijkte vinden. Men is gewoon op de rechte lijn, die de richting van de krachtaangeeft, een stuk af te passen, dat evenredig is aan de grootte der kracht,dus bijv. zooveel lengteenheden bevat als de kracht kilogrammen. Dit stukstelt dan de grootte der kracht voor. ln de op bladz. 19 staande guur denkenwij ons dus op de rechte lijnen, volgens welke beide mannen werken, tweestukken afgepast, evenredig aan de krachten! met welke de mannen werken.Op deze stukken denkt men zich een parallelogram geconstrueerd en dan zalde diagonaal van dit parallelogram , die in A uitkomt, de kracht voorstellen, metwelke de schuit voortgetrokken wordt. Dienvolgens heet deze bewegingswet dewet van h e t p a r a l l e l o g r a m d e r k r a c ht e n. Deze wet omvat Ook alle geval-len, waar drie of meer krachten werken. Om deze te meten moet mer ze twee aantwee zOo samenstellen, dat men uit de diagonaal van het eerste parallelogramen de derde kracht een tweede parallelogram samenstelt, waarvan men dediagonaal neemt enz. In de af beeldingschuit voorttrekken, eenschuit in het midden der

    onderstellen wijl dat de twee personen, die dekracht aanwenden, ten gevolge waarvan degelijke

    rivier blijft. Doch, indien de trekker aan de overzijde meerkracht uitoefent dan die aan deze zijde, zal de schuit meer naar de zije van hetkasteel getrokken, m. a. w. de hoek D A C in de :g. grooter, worden en dat te meernaarmate de treklijn korter is. Hoe langer de treklijnen zijn, des te minder wordtde diagonaal van het parallelogram verplaatst bij eenig krachtsverschil. Is aande eene zijde de kracht = 0, m. a. %r. wordt slechts aan n der beide oeversgetrokken, dan za1 de schuit naar dien Oever getrokken worden en tegenden kant stooten, te spoediger naarmate de treklijn korter is. Daarom moetdeze richting der schuit door middel ' van het roer worden tegengegaan enuit het Opgemerkte verklaart zich, n dat men bij trekschuiten de zooge-noemde jaaglijn zoO lang mogelijk neemt n (at, zal de schuit rechtuit 100-pen, het roer altijd een schuinschen stand moet hebben.

  • - -----. - ----. ---

    -.- -.

    . k4 , :. . , ! f--

    . . j .1Ij -+ '-'=-x. *N %t N.x '

    hh, .,.. *

    ..eM i I 4 j *''''--- ' tit h - - M

    Y I , IG r=----= ---- a- . -

    - -

    - jc --J * . jM' - % . .. x x x.w j jRs .. -- -.... .--J-a-sz x j ,w z

    -

    - -

    - z / ,*w- j

    . N*- w % -XPM w . a , .x N .(% . . &q ' ;& x v

    .- .>

    r y : h < -..xN j - ,. s yy . ...w w .-V wz '*A e. --

    ..v. - 'x.-

    v. -=..-.-. - a . $ 1 i. h j '*

    - a 1 11, X - : l

    .

    -

    .z'- hj j,, j,a - j , I

    - jl .. j- @ $ .

    ,e' j j .q. +

    -

    , y =- . ) zX'-- : ..-. - v UX

    * - m. -#' -

    , NxN) --y 'N

    .N .=

    * x . ! / 1/.z' . /

    * / . #,- j l I I t H l I 1 I l l--- /

    Yk >. x!M

    + .4

    M aat en gew icht. - H etmetrieke stelsel.

    I -m+

    Maat en ctjfer. - De maten btj de oude volken, Egyptenaren, Isralieten, Grieken, Romei-nen. - Belang van nauwkeurige maten, ook voor het onderlinge verkeer der volken. --Standaard en stelsel. - Willekeurige en in de natuur gegronde stelsels. - Geschiedenisvan het metrieke stelsel. - Graadmetingen als grondslag der eenheid. - Verdeeling enbenamingen. - Bedenkingen tegen het metrieke stelsel a1s algemeene maat. - Vergelj-king van dat stelsel met andere maten. - Het meten van kracht.

    Met het denkbeeld van stof is dat van uitgebreidheid onafscheidelijk ver-bonden. Uitgebreidheid is een volstrekte eigenschap van al wat stoflblijk is,maar zij is iets betrekkelijks waar sprake is van vergeltking tusschen heteene stofl-elijke voorwerp en het andere. Tot het bepalen nu van die uitge-

  • 22 H;T METRIEKE STELSEL.

    breidheid moet men zich bedienen van ben maat, die in cijfers uitdrukt wathbt oog slechts bg benadering en gissing bepalen kan. Men ziet twee voor-werm n op een grobterbn of kleineren afstand van elkanderkan dikwtls op het og af zeggen, of die afstand geplaatst. Men

    grooter dan wel kleiner isdan die tusschen twee anderemen in den regel

    voorwerpen, maar btj schatting of gissing kanniet met eenige nauwkeurigheid bepalen, hoeveel maal

    de eene afstand in den anderen begrepen is. En al kon men dat, dan gold

    dit n0g llechts voor het onderling vergelijken van twee afstanden. Zal ditvergelijken een wezenlijk m et e n worden, dan moet men eene v a s t e m a athebben, waarmee men door meting allerlei afstanden bepaalt

    . Klaarbltjkeltjk moetmen die vaste lengtemaat te allen ttjde kunnen bekomen ; dit onderstelt een zooge-noeradbn standaard ofslaper. Eenmaal die afstandsmaat bezittende

    , kan men er

    tevens oppervlakten mede meten ; een Oppervlakte b.v., die, om de zaak in haar een-sroudigsten vorm voor te stellen, tweemaal de lengte en tweemaal de breedte vanonzen onderstelden lengte-standaard heeft, wordt gezegd viermalen de quadraat-oppervlakte van dien standaard te hebben. Zoo ook met de inhouds-maat

    . Stellenwij Ons eenw aarvan

    dat de Van 60n heeft enV00rWerP VO0r, gedaante dobbelsteeniedere ztjde nmaal de lengte heeft van onzen onderstelden lengte-

    standaard, dan is datvoorwerp een kubiek-lengte-standaardsiag van alle maten is derhalve een aangenomene eenheid,afstand tusschen tweeinhoudsmaten worden teruggebracht. En nu valt aanstonds in het

    groot. De grond-die een bepaalden

    punten uitdrukt en tOt welke alle lengte-, vlakte- en

    naarmate het onderlinge verkeer het gebruik van nauwkeurigeOOg, dat,

    maten nood-zakelijker maakt, ook de vraag des te belangrijker is naar een vaste eenheidvan lengtemaat, benevens de znogeltjkheid om die te allen tijde te kunnenvinden of om het in de taal van het dagelijksche leven uit te drukken :te allen tijde een stokje te kunnen snijden, juist zoo lang als do aangeno-mene vaste lengte-maat.De o u d e v o lk e n waren hieromtrent zeer achterlijk ; zoowel de vastheid

    a1s de juistheid hunner maten lieten veel te wenschen over. W el kenden zijlijnen vierkante maten ; inhoudsmatenkubiekmaten ; ook hadden zij hulpmiddelen om den tijd te meten en om hoe-ken te meten, doch nauwkeurigheid moet men bij hen niet zoeken. Dit blijktreeds, als men in aanmerking neemt, dat wij bij de oude schrijvers bijna alle

    afstandsmaten ; oppervlakten

    Opgaven van maat in ronde cijfers aantreFeneen benaderende, minder juiste bepaling denken doet. En zoo het ons veel moeitebaart, bij de vaak zoo tegenstrijdige berichten tot een eenigszins nauwkeurigekennis van de maten der oude volken te geraken, dan vloeit dit juist hieruitvoorh dat men denzelfden naam gegeven heeft aan lengtematen van zeer uiteen-

    iets dat al aanstonds aan

    loopende grootte.Het ligt in den aard der zaak, dat wij het meer dan ruwe gebruik van

    maat en meten het eerst aantreFen bt de oude Egyptenaren, vooral, daar zijzeer Ontwikkezd waren in kennis van de natuurwetenschappen, terwijl hunnegrootste bouwgewrochten een hoogen trap van meetkundige wetenschap doenonderstellen. Vraagt men echter naar een vasten standaard, dan zou het

  • HET METRIEKE STELSEL.

    zeer zeker te veel gezegd zijn, indien men wilde beweren, dat de oude Egyp-tenaren reeds voor meer dan 3500 jaren dien maatstaf van afstand, m. a. w.die lengtemaat, hebben afgeleid uit de afmetingen van den aardbol eengronddenkbeeld, dat in onze dagen op het bepalen van lengte en inhoud eenzoo uitgestrekten invloed gehad heeft.Toch is de onderstelling, dat de oude Egyptenaren reeds een denkbeeld

    hadden van het grondbeginsel pden maatstaf der lengte uit de grootte vanden aardbol af te leiden'' niet geheel en al uit de lucht r grepen. Elke zijdeder groote piramide van Mempilis zou .sjv van een graad der aarde zijn ; deel van den mijlmeter, ook de heilige el genoemd, Av.:lv:w, de stadie-el vanLaodicea insgelijks zjv van zulk een graad. Hieruit en uit een menigte an-dere bijzonderheden in oude geschriften leidt men af, dat de Egyptenarenreeds een graadnaeting hebben tOt standgebracht, waardoor zij met de juistelengte van den omtrek der aarde zijn bekend geworden en deze tOt de een-heid van hun matenstelsel hebben gebezigd. Trouwens de cirkel werd doorhen reeds in 3600 verdeeld 1). Doch het is hoogstgraadmeting,en Alexandrialgemeen geen nauwkeurige kennis draagt van de hoogte, waarop de sterren-en wiskunde bij de oude Egyptenaren stonden. Denkelijk zijn de meeste voor-stellingen daaromtrent zeer overdreven en staat hetgeen de jacht van oud-

    Onzeker, of wel zoodanigezO0 al door geen Oudere wiskundigen) dan toch tusschen Cyrenedoor ERASTOSTHENES, is verricht, gelijk men ook meer in het

    heidkundigen op verrassende ontdekkingen als wetenschappelijke waarhedenwil doen gelden, niet hooger dan een toevallige uitkomst.Met meer grond mag men aannemen, dat de lengtematen der oude Egyp-

    tenaren uit de afmetingen van het menschelijk lichaam zijn afgeleid. De gemid-delde der naenschen Nverd verdeeld in vier deelenlengteen dit deel werd eener orgyib heette v o e t. Voorkleinere lengtematen diende de afstand? wanneer de gewone menschelijke handden duim en den wijsvinger zoover mogelijk van elkander brengt, een s p a n n ede breedte der hand, p al m ; de breedte van een vinger, Gr. d a cty l O s. Degemiddelde lengte van een papyrus-stengel heette r o e d e, waarvan ,% deEgyptische v o e t (tenzij, wat waarschijnlijker mag genoemd worden, de lengtevan den menschelijken voet hiertoe gebezigd werd), 60 roeden eene s t a di e enz.Het meten van oppervlakten was een zaak van hooge noodzakelijkheid in

    een land, waar de overstroomingen van den Nijl Onophoudeltjk nieuwe grens-bepalingen der gronden eischten. Niets lag meer voor de hand dan het vinden

    e 1 genoemd.(de Orgyie, 1,85 meter)Een zesde gedeelte

    23

    1) Voor de meeste lezersvan oudsher elken cirkel

    behoeft zeker slechts herinnerd te worden, dat de wiskundigenverdeelden in 360 deelen, graden genoemd, zoodat de lengte van

    den boog, op welken een hoek van 1n staat, af hangt van de grootte des geheelen cirkels.Een graad der aarde is dus w)v van den equator der aarde, of ook, indien men zich deaarde als een volmaakten bo1 voorstelt, van een meridiaancirkel, of meer algemeen vanelken cirkel, volgens welken de aardbol door een plat vlak, dat door 't middelpunt gaat,gesneden wordt.

  • 24 NET METRIEKE STELSEL.

    eener vlaktemaat in het bepalen der lengte en der breedte door middel van delengtemaat. De meest gebruikelijke vlaktemaat was de aroera, 10000 D el.Be/r dan met de maten der oude Egyptenaren zijn wtj bekend met die der

    Isralieten, vooral ook ten gevolge der aanduidingen, in de H. Schrift bewaard,o. a. aangaande den tempelbouw onder SiLoMo. De Hebreeuwsche maten schijnenalle van Egyptischen oorsprong te zijn, hoewel men ook kan aannemen, datdezelfde grootheden, aan het menschelijk lichaam enz. ontleend, bij beide tengrondslag van afmetingen hebben gediend. De lengtematen der Isralieten waren,van kleiner naar grooter : de vingerbreedte, de handbreedte (4 vingerbreedtenlyde span (3 handbreedten), de el (2 span), 'zijnde de lengte van den voorarm vanden elleboog tot het uiteinde van den middelsten vinger, en eindelijk de roede(6 ellen). De juiste lengte dezer maten is niet te bepalen, daar in den loop destijds verschillende ellen in gebruik zijn geweest ; de gewone el bedroeg volgensde jongste onderzoekingen 0,447 meter, de zoogenoemde heilige el ongeveer0,52 meter.Tusschen de lengte- en de inhoudspaten bestond geen betrekking. De laatste

    verschilden voor droge en voor natte waren. Voor de eerste was de grootstemaat het homer, bevattende 2 letech Of 10 epha ; het epha bedroeg 3 sah of10 issaron ; het seah 6 kab. Voor vloeibare waren was de grootste maat hetbath, even groot als het epha; het bath telde 6 hin, het hin 12 log. Doch, ofschoonmen deze namen en verhoudingen uit het 0. V. en de schriften der Rabbijnenkent, men verkeert in het onzekere aangaande den juisten inhoud. Vrtj nabijleert men dien echter kennen uit de wijze, waarop men dien inhoud bepaald had,t. w. den gemiddelden inhoud van een hoenderei. Het epha of bath nameltjkwerd op de volgende wijze vastgesteld. Een vat van willekeurige grootte werd,tot den rand met water gevuld, in een ander grooter vat geplaatst, waarnamen 432 hoendereieren in het eerste vat legde. Het water liep dus ten deeleOver in het andere vat zooveel water nu als door die 432 eieren werd0n,

    N7as toereikende OnA een bathweggestooten, of epha te vullen, zoodat het homergelijk stond met den inhoud van 432 eieren, dus het seah 144, het kin 72, hetkab ' 24 en het 1og 6 eieren.Het grondgewicht heette sikkel, het grootste talent, bevattend: 3000 sikkelen,

    de sikkel telde 2 beka, het beka 10 gera. De sikkel stond gelijk met 0,01456 kilo.Bij de Arabieren was het matenstelsel zeer ontwikkeld; trouwens, ztj onder-

    hielden een hoogst uitgebreid handelsverkeer, niet alleen met Egypte, maarook ver de kusten der Middellandsche Zee en in Azi. De breedte vanlangseen kameelhaar gold voor de kleinste lengtemaat, veel kleiner dan onze milli-meter, waarschijnlijk nog niet eens een halve millim. - waaruit men reedskan afleiden, dat de lengtematen der Arabieren een hoogen trap van nauwkeu-righeid bereikt moeten hebben. Een andere maat was de dikte van zes naastelkander liggende (vinger), palm, voet,onderscheidene ellen, Onder welke vooral de zoogenoemd: z w art e van Al-Mamoem vermelding verdient, dewijl zij gediend heeft bij de graadmeting Onderdien kalif. De zwarte el had 27maal de maat van 6 gerstkorrels of 0,5196 meter.Bovendien hadden de Arabieren ook nog een Egyptische of handels-el, de Per-

    gerstkorrels. Men had Ook den dactylos

  • 25HET METRIEKE STELSEL.

    zische koninklijke zoogenoemde groote el van HERON, de schrede, de roede, deorgyie en voor grootere afmetingen de parasange, .jIF van een Egyptischen graad.De Grieken hebben hunne lengtematen, evenals alle gronddenkbeelden in de

    wis- en natuurkundige wetenschappen, benevens de daarnaee sanaenhangendetakken van kunstvltt, van de Egyptenaars Ontvangen en op hunne beurt aande Ronaeinen overgedaan. Doch bij die Overgangen en in den loop der tgdenbleef de grootte dier maten niet onveranderlijk. Op een wiskundige overeenstem-ming met een vasten standaard kwam het niet zoozeer aan en, waar nietnauwkeurigzaamheid wel min Of meer

    de hand aan werd gehoud6n, dat naoest door voortdurende Onacht-verloopen. Onder de

    verdient de dolichos vermelding ; het was dewagens btj de Openbare wedrenspelen heen en weder af te leggen hadden.Volgehs sommige schrijvers had de dolichos 12, volgens andere 20, ja zelfs24 stadin. De halve dolichos, de lengte der renbaan van het eene eind: tothet andere, heette diaclos. Dromos was de afstand, dien een schip met zeilenof roeiriemen in 24 uren aflegt alle maten, die klaarblijkelijk aan nauw-keurigheid zeer veel te wenschen overlaten. Zoo loopen ook de berichten aan-

    eigenlijk Grieksche lengtematenlengte van den afstand, dien de

    gaande de rstadin'' dermate uiteen, dat men er de ware lengte niet meer vankan aanwijzen, gesteld al dat er Ooit een vaste maat der stadie geweest is.De kleine maten kwamen met die der Egyptenaren overeen.Het gewicht berekenden de Grieken bij rtalenten''. Het kleinste, het Syrische

    of Ptolemaesche, woog ongeveer 7 kilogr., het grootste, het Egintische, schtntnagenoeg 45 kilogr. zwaar geweest te zijn. Tusschen die beide liggen n0g veleandere rtalenten''. Het talent werd verdeeld in 60 mina, het mina in 100 dr>ch-men. Een zesde drachme was het gewicht van een obolos, een klein munt-stuk, dat zeer bekend is als het veergeld, door de afgestorvenen aan Charonvoor het overzetten over de Styx (een rivier der onderwereld) te voldoen.De Grieksche maten zijn, zooals reeds is Opgemerkt, later meerendeels door

    de Romeinen overgenomen. Vr dien tijd echter hadden dezen ook een eigenemaat, voor welker bewaring 'zij met vrij wat meer zorg waakten dan de wufteGrieken voor de hunne gedaan hadden. De maatstandaard werd bewaard ennauwkeurig in openbare gebouwen uitgehouwen. Op het kapitool vond menvier zulke standaards, die de lengte van den Romeinschen voet als 0,2959 m.aangeven. Hiervan verschillen andere standaards, hier en daar gevonden, nauwe-lijks een millimeter ; waar zij zich in ongeschonden toestand bevinden, gyatde millim .juistheid tOt ylsDe kleinste Romeinsche lengtemaat was de

    den de unica (0,0246 m.), de palma (0,0739palmipes (0,3695 m.), de cubitus, elleboog, (0,4434 m.) de passus, schrede,(1,478 m.), de pertica, roede, (2,9562 m.). De Romeinsche mijl met 500 perticae,roeden ; de dagreis, iter pedestre, 18 t mijl. De eenheid der landmaat was zoo-veel als een span Ossen in n dag kOn omploegen ; deze maat heette jugerum of juk,d. i. omstreeks ) hectare.Maten voor veldvruchten en maten voor vloeistolen warennauwkeurig bepaald ; de eenheidsmaat der eerste was het schepel, modius, die der

    digitus (0,0185 m.); daarop volg-m.), de pes, voet, (0,2959 m.), de

    laatste de amphora, hotldende juist een kubieke voet, Romeinsche maat.

  • HET METRIEKE STELSEL.

    A lijk men weet, hebben de gewichten der Romeinen tot in onz: dagenhunne plaats in de apotheken behouden. Zij verdeelden hun pond, litra, in12 oncen, waarvan onderverdeelingen waren : het scrupel en de gramme. Hetapothekerspond wordt ook verdeeld in 12 oncen ; de once in 8 drachmen ;. hetdrachme in 3 scrupels: en dit in 20 greinen. Het medicinale pond weegtHet is niet onnatuurltk, dat wt eenig belang stellen in de maten

    uit de oudheid, welker ontwikkeling d: moeder was van de onze, zooals zulkshet geval is met de Egyptenaren, Isralieten, Grieken en Romeinen. Immershetgeen bt hen in Oraloop was, heeft invloed gehad op het hedendaagsche en

    0,375 kilo.dier volken

    nOg in voort. Veel minder belang daarentegen zouden wtjstellen in de m aten der Chineezen, Azteeken of van volken op de lagere trap-pen van beschaving, die geheel en al buitten ons staan. Een