Bloom-Stellen_van_denkvragen

5
1 Stellen van denkvragen aan cursisten _____________________ Stellen van vragen aan de deelnemers van je training is een van de belangrijkste middelen om hun aandacht ‘bij de les’ te houden en om na te gaan of de kennis die je wilt overdragen ook correct bij hen overkomt. In deze tekst komen de belangrijkste aandachtspunten rond het stellen van vragen aan de orde. 1 Open en gesloten vragen De meest gebruikte overkoepelende indeling van vragen is die in open en gesloten vragen. Open vragen zijn vragen die iemand de ruimte geven om op een geheel eigen manier te reageren. Het antwoord wordt hem dus niet door de vragensteller gesuggereerd of in de mond gelegd. Dat laatste is wel het geval bij de gesloten vragen. Deze onderscheiden we in drie typen: De suggestieve of insinuerende vraag: “Beschouwt u uw keuze voor dit systeem nu al met al als een mislukking?” De ja/nee-vraag: “Is dit duidelijk of niet?” De of/of-vraag: “Wat vindt u nu de ergste gesloten vraag: de suggestieve of de ja/nee-vraag?” Gesloten vragen worden veel verguisd. Probleem in leersituaties is dat ze iemand nauwelijks echt aan het denken zetten of stimuleren tot het vormen van een onderbouwde eigen mening. Het voordeel van de open vraag is dat degene aan wie je de vraag richt, moet nadenken over het antwoord en zo betrokken wordt b ij de leerstof en de voortgang van de cursus. Echter: denk nu niet dat je nooit gesloten vragen mag stellen. De ja/nee-vraag en de of/of-vraag kunnen goed functioneren wanneer je onder je cursisten een snelle check wilt uitvoeren om het begrip te meten. Ook kun je ze goed gebruiken om een discussie op gang te brengen. Spring er wel spaarzaam mee om. 2 Vragen aan de groep of aan de individuele deelnemer? Vragen stellen aan de hele groep lijkt tot gevolg te hebben dat alle cursisten ook gaan nadenken over het antwoord. Niets is minder waar. Veel vaker verschuilt men zich in die situatie achter de anonimiteit van de groep (“Er wordt niets aan mij gevraagd, dus laat maar zitten.”). Een andere oorzaak: men is bang om het ‘foute’ antwoord te geven. Rechtsreeks een vraag aan een cursist stellen kan (let wel: kan) tot gevolg hebben dat die cursist flink schrikt of antwoord dat hij het niet weet, omdat hij bang is dat hij voor schut komt te staan. Bovendien leiden dergelijke, aan individuen gerichte vragen er vaak toe dat de andere deelnemers letterlijk of figuurlijk achterover leunen en denken dat het antwoord hen niets aangaat. Wees daarom in het begin van een training voorzichtig met het stellen van op de persoon gerichte vragen. Men moet zich eerst wat veiliger voelen.

description

2 Vragen aan de groep of aan de individuele deelnemer? Stellen van vragen aan de deelnemers van je training is een van de belangrijkste middelen om hun aandacht ‘bij de les’ te houden en om na te gaan of de kennis die je wilt overdragen ook correct bij hen overkomt. In deze tekst komen de belangrijkste aandachtspunten rond het stellen van vragen aan de orde. 1

Transcript of Bloom-Stellen_van_denkvragen

1

Stellen van denkvragen aan cursisten _____________________ Stellen van vragen aan de deelnemers van je training is een van de belangrijkste middelen om hun aandacht ‘bij de les’ te houden en om na te gaan of de kennis die je wilt overdragen ook correct bij hen overkomt. In deze tekst komen de belangrijkste aandachtspunten rond het stellen van vragen aan de orde. 1 Open en gesloten vragen De meest gebruikte overkoepelende indeling van vragen is die in open en gesloten vragen. Open vragen zijn vragen die iemand de ruimte geven om op een geheel eigen manier te reageren. Het antwoord wordt hem dus niet door de vragensteller gesuggereerd of in de mond gelegd. Dat laatste is wel het geval bij de gesloten vragen. Deze onderscheiden we in drie typen: • De suggestieve of insinuerende vraag: “Beschouwt u uw keuze voor dit systeem nu

al met al als een mislukking?” • De ja/nee-vraag: “Is dit duidelijk of niet?” • De of/of-vraag: “Wat vindt u nu de ergste gesloten vraag: de suggestieve of de

ja/nee-vraag?” Gesloten vragen worden veel verguisd. Probleem in leersituaties is dat ze iemand nauwelijks echt aan het denken zetten of stimuleren tot het vormen van een onderbouwde eigen mening. Het voordeel van de open vraag is dat degene aan wie je de vraag richt, moet nadenken over het antwoord en zo betrokken wordt b ij de leerstof en de voortgang van de cursus. Echter: denk nu niet dat je nooit gesloten vragen mag stellen. De ja/nee-vraag en de of/of-vraag kunnen goed functioneren wanneer je onder je cursisten een snelle check wilt uitvoeren om het begrip te meten. Ook kun je ze goed gebruiken om een discussie op gang te brengen. Spring er wel spaarzaam mee om. 2 Vragen aan de groep of aan de individuele deelnemer? Vragen stellen aan de hele groep lijkt tot gevolg te hebben dat alle cursisten ook gaan nadenken over het antwoord. Niets is minder waar. Veel vaker verschuilt men zich in die situatie achter de anonimiteit van de groep (“Er wordt niets aan mij gevraagd, dus laat maar zitten.”). Een andere oorzaak: men is bang om het ‘foute’ antwoord te geven. Rechtsreeks een vraag aan een cursist stellen kan (let wel: kan) tot gevolg hebben dat die cursist flink schrikt of antwoord dat hij het niet weet, omdat hij bang is dat hij voor schut komt te staan. Bovendien leiden dergelijke, aan individuen gerichte vragen er vaak toe dat de andere deelnemers letterlijk of figuurlijk achterover leunen en denken dat het antwoord hen niets aangaat. Wees daarom in het begin van een training voorzichtig met het stellen van op de persoon gerichte vragen. Men moet zich eerst wat veiliger voelen.

2

Een methode die goed werkt, is een vraag eerst in het algemeen, dus aan de hele groep te richten en wanneer er geen reactie komt nogmaals aan één deelnemer te stellen. Wanneer je dat een paar keer hebt gedaan, is de groep eraan gewend en voorkom je de risico’s die hiervoor zijn beschreven. 3 Het moeilijkste van vragen stellen Dat wat veel mensen aan vragen stellen het moeilijkste vinden, is tevens het belangrijkste: � Wachten! Stel degene tot wie je een vraag richt rustig inde gelegenheid om een antwoord voor te bereiden. Leer jezelf af om het antwoord zelf te geven wanneer dat niet meteen komt. Je kunt altijd gebruik maken van een tussenstap door te informeren of je vraag duidelijk was. Komt er nog geen antwoord, speel de vraag dat door naar de andere deelnemers. Dat doorspelen kan weer op de twee manieren die hierboven beschreven zijn: aan de groep (“Wie denkt dat hij een antwoord op deze vraag heeft/weet?”) of aan een andere deelnemer (“Freek, kun jij ons helpen?”). Neem verder niet altijd genoegen met het antwoord van één deelnemer, maar ga na wat het antwoord van de andere deelnemers is. Al te vaak blijken er dan heel verschillende opinies te bestaan, die anders niet zichtbaar waren geweest. Een vruchtbare bodem voor een discussie! 4 Denkvragen Onderzoek heeft aangetoond dat docenten weinig denkvragen en veel feitenvragen stellen. Ongeveer 60% van de vragen is gericht op het reproduceren van feiten, 20% vereist dat de cursist zelfstandig nadenkt en 20% heeft betrekking op de gang van zaken tijdens de cursus. Leerpsychologisch is het stellen van feitenvragen één van de meest onverstandige dingen die je kunt doen. Ze nodigen alleen maar uit tot een dommige, reproductieve denkhandeling. En leren is nu net meer dan dat: leggen van verbanden, opsporen van oorzaken, zoeken van creatieve oplossingen, etc. Pas dan kun je ervan uitgaan dat het leerproces ook rendement oplevert. Men koppelt namelijk de nieuwe informatie aan het reeds aanwezige systeem van bestaande informatie.

3

Ongetwijfeld de meest bekende indeling van onderwijsdoelstellingen is die welke is ontwikkeld door een groep onderwijskundigen onder leiding van Benjamin Bloom. Zij formuleerden een cumulatieve reeks, die er als volgt uitziet:

1 kennis 2 begrip 3 toepassing 4 analyse 5 synthese 6 evaluatie

Op basis van deze zogeheten taxonomie van onderwijsdoelstellingen is een indeling van vragen ontwikkeld die je hieronder vindt weergegeven. De vragen lopen in moeilijkheidsgraad op van eenvoudig naar complex. 4.1 De kennisvraag Herinnert de cursist zich feiten of definities? • Herinneren van feiten: “Waar staat het Vredespaleis?” “Hoe heet het meest

gebruikte programma voor het inschatten van projectrisico’s?” • Herinneren van definities: “Wat is de betekenis van geografische lengte?” “Wat is

de definitie van een project?” 4.2 De begripsvraag Kan de cursist bekende feiten met elkaar combineren door beschrijvingen te geven, hoofdzaken te bepalen en te vergelijken? • Beschrijving geven: “Waar gaat deze tekst over?” “Hoe ziet een netwerksysteem

eruit?” • Hoofdzaken bepalen: “Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een

netwerksysteem?” “Wat zijn de meest risicovolle momenten in de planning van een project?”

• Vergelijken (overeenkomsten en verschillen): “Wat zijn de gemeenschappelijk kenmerken van alle zoogdieren?” “Wat zijn de meest opvallende verschillen in de oorspronkelijke planning en de gerealiseerde planning van dit project?”

4.3 De toepassingsvraag Kan de cursist technieken en regels toepassen om problemen op te lossen die slechts één enkel antwoord toelaten? • Technieken en regels toepassen: “Als Piet 5 km per uur wandelt, hoeveel legt hij

dan in 2½ uur af?” “Wat moet je doen om in Word een tabel in te voegen?”

4

4.4 De analysevraag Kan de cursist motieven of oorzaken aangeven, gevolgtrekkingen maken en aanwijzingen vinden om generalisaties te ondersteunen. • Motieven of oorzaken aangeven. Dit zijn meestal vragen die met “waarom”

beginnen. Ze eisen van de cursist dat hij een bepaald verband aantoont: “Waarom denk je dat de bladeren van deze plant verschrompeld zijn?” “Hoe komt het dat deze groep niet al;s een team functioneert?”

• Gevolgtrekkingen maken: “Welke algemene uitspraak kunnen we nu doen over de economie van de West-Europese landen?” “” Wat kunnen we opmaken uit deze analyse van de projectomgeving?”

• Aanwijzingen vinden ter ondersteuning van algemene uitspraken: “Deze organisatie worstelt met het probleem dat de kostenstructuur.een niet gering risico in zich bergt. Welke uitspraken kun je vinden die deze uitspraak ondersteunen?”

4.5 De synthesevraag Kan de cursist voorspellingen doen, problemen oplossen of iets origineels bedenken en/of uitvoeren? • Voorspellingen doen: “Hoe zouden rokers reageren als het roken van sigaretten op

straat verboden werd?” • Problemen oplossen: “Deze printer drukt de excel-tabellen niet goed af. Welke

oplossing kun je daarvoor bedenken?” • Iets origineels bedenken of uitvoeren: “Welke naam gaan we geven aan dit cruciale

project die een grotere betrokkenheid van de mensen garandeert?” 4.6 De evaluatievraag Kan de cursist een mening geven over bepaalde kwesties en oordelen over de waarde van ideeën, oplossingen van een probleem en de kwaliteit van bepaalde zaken? • Een mening geven: “Wat vinden jullie: moeten we overgaan op een ander

systeem?” • De houdbaarheid van bepaalde opvattingen beoordelen: “Denk je dat deze

uitbreiding van onze D-base leidt tot een overbelasting van ons systeem?” • De waarde van oplossingen beoordelen: “Als je deze drie voorstellen beoordeelt,

welk zou jij dan kiezen en waarom kies je daarvoor?” • De kwaliteit van bepaalde zaken beoordelen: “Welk risicomanagementprogramma

is in onze situatie het meest geschikt?”

5

5 Doe iets met de antwoorden! In de praktijk komt het nogal eens voor dat trainers vragen aan een groep stellen en nadat er antwoorden zijn genoemd hun uiteenzetting vervolgen of er niets gebeurd is. Het is duidelijk: in zo’n geval is er een trainer aan het werk die ooit gelezen of gehoord heeft dat je vragen moet stellen en die techniek rigide toepast, als een truc dus. Niets is dodelijker voor de betrokkenheid van cursisten. Als je niets met de antwoorden doet, haken ze op een gegeven moment af en reageren ze niet meer op je vragen. Daarom: laat de antwoorden niet ‘zweven’ maar doe er écht iets mee! Inventariseer ze eerst op het white board of de flip-over, vraag door als een antwoord je niet duidelijk is en behandel vervolgens de genoteerde antwoorden, waarna je ze kunt inkaderen en aanvullen met de gewenste antwoorden die je nog niet gekregen hebt. Belangrijkste voordeel: je hoeft je geplande eenrichtingsverkeeruiteenzetting niet meer te houden en de leerstof blijft veel beter hangen.