Blok 2 Natuur - Archipel · Blok 2 Natuur Doelen Taal 1. Je leert wat vaktaal of jargon is. Je...
Transcript of Blok 2 Natuur - Archipel · Blok 2 Natuur Doelen Taal 1. Je leert wat vaktaal of jargon is. Je...
Blok 2 Natuur
Doelen Taal
1. Je leert wat vaktaal of jargon is. Je leert vijftien woorden.
2. Je leert een presentatie voorbereiden.
3. Je leert wat een aanwijzend voornaamwoord is.
4. Je leert dat je in een gedicht beeldspraak kunt gebruiken.
5. Je leert wat Franse leenwoorden zijn. Je leert vijftien woorden.
6. Je leert improviseren.
7. Je leert wat een vragend voornaamwoord is.
8. Je leert een biografie schrijven. Je leert fictie en non-fictie is.
9. Je laat zien dat je achter de betekenis van een moeilijk woord kunt komen.
10. Je leert met een presentatie rekening te houden met de luisteraar. Je leert
vragen van de luisteraar te beantwoorden.
11. Je leert wat sterke en wat zwakke werkwoorden zijn.
12. Je leert een weettekst schrijven. Je leert letten op de samenhang in je tekst.
Doelen Spelling
1. Je leert persoonsvormen verleden tijd van sterke werkwoorden.
2. Je leert onthoudwoorden met /ie/ = i.
3. Je herhaalt regelwoorden: meervouden op ‘s.
4. Je leert persoonsvormen verleden tijd van zwakke werkwoorden.
5. Je leert onthoudwoorden met /t/ = th.
6. Je herhaalt persoonsvormen tegenwoordige tijd.
7. Je leert persoonsvormen vt van zwakke werkwoorden op ~gen en ~chen.
8. Je herhaalt de woorden van blok 2.
9. Je herhaalt woorden met meer lettergrepen.
Doelen Begrijpend lezen
1. Je leert hoe je begrippen kunt opzoeken in een alfabetische lijst.
2. Je leert dat je een tekst globaal kunt lezen.
3. Je leert dat je een tekst zoekend kunt lezen.
Taalbeschouwing blok 2
Ik kan de oppervlakte uitrekenen in ha Ik kan cijferend vermenigvuldigen
Ik weet welk kommagetal er precies tussenin ligt Ik kan gegevens invoeren en a"ezen
van een cirkeldiagram
Ik kan lengtematen anders opschrijven (herleiden)
Ik weet het grootste getal
Ik kan de inhoud berekenen
Boek 7a blok 2: Sport in beeld
7 x
64
8 x
4
030 cm = .... mm
500 cm = .... hm
020 cm = .... cm
005 km = .... hm
400 hm = .... m
7,14 of
of
of
of
of
of
7,41100 tennissers
50 heren
25 dames
10 junioren
15 aspiranten
160 voetballers
80 aanvallers
40 verdedigers
20 spitsen
20 keepers
of3,08 3,8
of4,03 4,1
of6,05 6,5
of9,73 9,37
of5,95 5,09
8
6 x
43
9 x
65
500 schaatsers
...... ijshockey
...... kunstschaatsen
...... sprint
...... marathon
is .... ha
1 hm
is .... ha
is .... ha
is .... ha
is .... ha
is .... ha 4 dm
60 cm
40 cm 80 cm
4 dm
8 dm
6,6 - .... - 6,88,6 - .... - 93,5 - .... - 3,90,6 - .... - 0,82,4 - .... - 2,8
0,2 - .... - 0,34,9 - .... - 59,6 - .... - 9,76,8 - .... - 6,93,1 - .... - 3,2