Overeenkomsten en verschillen in studie-ervaring en succes Farmacie
Blauwdruk curriculum bachelor Farmacie...Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 5 1. De...
Transcript of Blauwdruk curriculum bachelor Farmacie...Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 5 1. De...
Blauwdruk curriculum
bachelor Farmacie
Universiteit Utrecht
Faculteit Bètawetenschappen
Universiteitsweg 99
3584 CG Utrecht
2 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Colofon
© 2015 Departement Farmaceutische Wetenschappen, faculteit Bètawetenschappen
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 3
Voorwoord
Voor u ligt de blauwdruk voor een nieuw curriculum voor de bachelor Farmacie, een integrale herziening
van het ‘oude’ curriculum dat in 2000 werd ontworpen. Enkele belangrijke ontwikkelingen liggen ten
grondslag aan de noodzaak om het bachelorcurriculum te herzien. Zo hebben zich de laatste jaren
aanzienlijke veranderingen voltrokken ten aanzien van de beroepsuitoefening van de apotheker. De
maatschappelijke vraag naar een apotheker die verantwoordelijkheid kan dragen voor productzorg én
patiëntenzorg, meer dan voorheen, is een belangrijke aanleiding om de master Farmacie te herzien.
Aangezien de bachelor dient aan te sluiten op de master, zal het bachelorcurriculum eveneens moeten
worden herzien. Verder is er in het farmaceutische wetenschappelijke onderzoek en in de huidige
gezondheidszorg meer en meer aandacht voor complexere geneesmiddelen, zoals biopharmaceuticals. Deze
ontwikkeling vraagt om een brede inhoudelijke bijstelling van het bachelorcurriculum. Bovendien bieden
nieuwe onderwijskundige inzichten en moderne technologieën tal van mogelijkheden om het onderwijs te
verbeteren.
Het departement Farmaceutische Wetenschappen beschouwt het als een uitdaging om een
toonaangevende en moderne bacheloropleiding Farmacie te ontwikkelen die beantwoordt aan de huidige
eisen die gesteld worden door wetenschap en maatschappij, maar die ook voorbereid is op de toekomst en
kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen in het farmaceutische veld.
In februari 2015 is een curriculumcommissie bachelor Farmacie (CURC BA) ingesteld, die de opdracht heeft
gekregen een nieuw curriculum te ontwerpen dat met ingang van september 2016 van start moet gaan. Het
nieuwe programma moet recht doen aan de veranderingen binnen het farmaceutische wetenschappelijke
onderzoeksveld en het werkveld van apothekers en inspelen op de nieuwste onderwijskundige inzichten en
mogelijkheden. De CURC BA heeft bij de ontwikkeling nauw samengewerkt met de tegelijkertijd ingestelde
curriculumcommissie master Farmacie (CURC MA), die verantwoordelijk is voor het ontwerp van een
nieuwe masteropleiding per september 2016. Zo is getracht een goede afstemming van beide programma’s
alsmede een gezamenlijke onderwijsvisie te borgen.
In deze blauwdruk wordt het plan voor het nieuwe bachelorprogramma beschreven. Naast een beschrijving
van de eindtermen en inhoudelijke en onderwijskundige uitgangspunten wordt een concreet voorstel voor
de invulling van het programma gedaan. Tevens wordt een overzicht gegeven van de benodigde inzet van
mensen en middelen om dit nieuwe programma te implementeren en uit te voeren. De CURC BA realiseert
zich dat de volgende fase, waarin de voorgestelde plannen verder zullen worden uitgewerkt, cruciaal is. Zij
nodigt docenten én studenten van harte uit hieraan met enthousiasme bij te dragen.
Curriculumcommissie bachelor Farmacie:
Liesbeth Bijlsma, Geurt van den Brink, Ilona Can, Ferdi Engels, Renske van Gestel, Dicky van Heuven-Nolsen,
Anneke van Houwelingen, Anne-Marie Rutgers, Marianne Verdel, Jet van der Zijden
4 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Inhoudsopgave 1. De bachelor Farmacie ................................................................................................. 5
1.1 Inleiding .......................................................................................................................................5
1.2 Algemene doelstellingen .............................................................................................................5
1.3 Uitdagend onderwijs ...................................................................................................................5
1.4 Een duidelijk opgebouwd onderwijsprogramma ........................................................................6
1.5 Verwevenheid van onderwijs en onderzoek ...............................................................................6
1.6 Op de toekomst voorbereid ........................................................................................................6
2. Onderwijskundige uitgangspunten ..................................................................................... 7
2.1 Inleiding .......................................................................................................................................7
2.2. Leren in interactie .......................................................................................................................8
2.3 Leren in context ........................................................................................................................ 10
2.4 Gedifferentieerd leren ............................................................................................................. 11
3. Inhoud en opbouw van het bachelorcurriculum ................................................................ 14
3.1 Keuzeruimte in de bachelor ..................................................................................................... 15
3.2 Verwevenheid van onderwijs en onderzoek ............................................................................ 15
3.3 Onderwijsvormen ..................................................................................................................... 16
3.4 De rol van de docent ................................................................................................................ 17
3.5 Kwaliteitsborging ...................................................................................................................... 17
4. Invoeringsplan voor het nieuwe curriculum............................................................... 18
4.1 Inleiding .................................................................................................................................... 18
4.2 Besluitvorming ......................................................................................................................... 18
4.3 Uitgangspunten bij de ontwikkeling ......................................................................................... 18
4.4 Opzet van de projectorganisatie .............................................................................................. 19
5. Uitvoering van het curriculum .......................................................................................... 25
5.1 Inleiding .................................................................................................................................... 25
5.2 De onderwijsformatie............................................................................................................... 25
5.3 Ruimtebehoefte ....................................................................................................................... 29
5.4 Organisatie ............................................................................................................................... 29
Geraadpleegde literatuur ..................................................................................................... 31
BIJLAGEN ............................................................................................................................. 34
Bijlage 1 Eindtermen bacheloropleiding Farmacie ................................................................................. 35
Bijlage 2 Inhoud van bachelorcursussen................................................................................................. 37
Bijlage 3 Personele invulling projectorganisatie curriculumvernieuwing .............................................. 75
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 5
1. De bachelor Farmacie
1.1 Inleiding
Het veld van de farmaceutische wetenschappen is zeer dynamisch. De maatschappelijke rol van apothekers
is de laatste jaren sterk aan veranderingen onderhevig geweest. Zo vraagt de professionele praktijk van
apothekers, nu en in de toekomst, andere kennis en competenties dan voorheen: de apotheker is zowel een
geneesmiddelenexpert als medebehandelaar. Ook farmaceutisch onderzoek heeft zich de laatste jaren
geheroriënteerd, waarbij steeds meer aandacht uitgaat naar toepassing en werking van complexe
geneesmiddelen zoals biopharmaceuticals. Dit brengt met zich mee dat hier uitgebreider aandacht voor
dient te zijn in de farmacieopleiding. Op onderwijskundig gebied zijn nieuwe inzichten verkregen over hoe
studenten leren en hoe curricula de leerprocessen effectiever kunnen ondersteunen, met name op het
gebied van kleinschalig en studentactiverend onderwijs. Al deze genoemde aspecten vragen om
verandering. Om de uitdagingen van de toekomst te kunnen aangaan, heeft het departement
Farmaceutische Wetenschappen in 2013 een toekomstvisie geschreven1. Een drietal werkgroepen,
bestaande uit stakeholders uit academia en het beroepsveld, heeft de in de toekomstvisie geformuleerde
voorstellen voor veranderingen met betrekking tot respectievelijk onderzoek, onderwijs en structuur &
valorisatie, nader geconcretiseerd en belangrijke uitgangspunten geformuleerd2. Op basis van beide
documenten is een onderwijsherziening in gang gezet, met als resultaat deze blauwdruk van de
bacheloropleiding Farmacie. In een separaat document wordt de blauwdruk van de masteropleiding
Farmacie gepresenteerd.
In het hiernavolgende worden de belangrijkste aandachtspunten van het nieuwe onderwijsprogramma
nader belicht, en verder uitgewerkt in de hoofdstukken 2 en 3.
1.2 Algemene doelstellingen
De bachelor Farmacie is een disciplinaire bacheloropleiding en is gepositioneerd in een bruisende
academische omgeving, te midden van acht andere bacheloropleidingen in de natuur- en
levenswetenschappen die deel uitmaken van de faculteit Bètawetenschappen. De bachelor Farmacie is een
academisch-wetenschappelijke opleiding waarop enerzijds de WO-beroepsopleiding Farmacie (i.c. de
masteropleiding Farmacie) voortbouwt en waarop anderzijds diverse onderzoeksmasters in de natuur- en
levenswetenschappen aansluiten. Ook geeft de bachelor, door een sterke academische vorming van
studenten, aansluiting op de arbeidsmarkt. De opleiding biedt een gebalanceerd curriculum waarin
generieke en academische kernvaardigheden en disciplinair-wetenschappelijke kennis en inzichten tot de
eindtermen behoren, maar waarnaast ook ruimte is voor academisch relevante keuzemogelijkheden
(conform het advies van de Commissie Accreditatie Hoger Onderwijs, 20013).
1.3 Uitdagend onderwijs
De inhoud en de vormgeving van de bachelor zijn uitdagend en beantwoorden aan de doelstelling om
zelfstandige studenten met een sterke academische vorming en een stevige wetenschappelijke basis op te
leiden. Dit uit zich zowel in de inhoud (zie bijlage 2) als in de te gebruiken onderwijsvormen (zie hoofdstuk
3) die uitdagend en prikkelend moeten zijn en uitnodigen tot zelfwerkzaamheid en zelfredzaamheid. Verder
6 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
zullen studenten in een veilige en vertrouwde leeromgeving (zie hoofdstuk 2) elkaar uitdagen om het beste
uit zichzelf te halen.
1.4 Een duidelijk opgebouwd onderwijsprogramma
De inhoud van de bachelor wordt geïntegreerd en contextgerelateerd aangeboden. Dit wil zeggen dat het
leidend thema het geneesmiddel is en dat voorbeelden worden ontleend aan de context van farmaceutisch
onderzoek en de apothekerspraktijk. Verder betekent dit dat vooral in het tweede en derde studiejaar in
elke cursus verschillende aspecten van geneesmiddelen samen komen. Ter illustratie: in een cursus kan de
nadruk liggen op de farmacotherapie van een bepaalde geneesmiddelengroep, maar er zal ook aandacht
worden besteed aan bijvoorbeeld chemische aspecten van de geneesmiddelen, aspecten van toediening en
de werking ervan.
Het onderwijsprogramma heeft als fundament zes inhoudelijke leerlijnen en zogenaamde
vaardigheidsleerlijnen. Door de inhoudelijke leerlijnen in het eerste bachelorjaar monodisciplinair aan de
orde te laten komen in ‘basiscursussen’ en in het tweede en derde jaar geïntegreerd maar herkenbaar te
implementeren, is een duidelijke opbouw verkregen. Deze leerlijnen worden bewaakt door leerlijnteams
(zie hoofdstuk 3).
1.5 Verwevenheid van onderwijs en onderzoek
In het hoger onderwijs zijn onderwijs en onderzoek traditioneel met elkaar verweven. Dit is belangrijk voor
studenten, docenten en wetenschappers. In het bestaande curriculum uit 2000 is echter de relatie tussen
onderwijs en onderzoek niet optimaal gebleken. In de nieuwe bachelor- en mastercurricula is daarom de
verwevenheid van onderwijs en onderzoek als een speerpunt geformuleerd. De studenten in de bachelor
Farmacie zullen kennis maken met het onderzoek binnen het departement en, in bredere zin, binnen de
faculteit en binnen de life sciences van de universiteit (een principe dat in de literatuur wordt aangeduid als
research-led4). Bovendien zullen zij onderzoeksvaardigheden en -technieken aanleren (research-oriented).
Ter vergelijking, bij de onderzoeksbachelor College of Pharmaceutical Sciences (CPS) is de verwevenheid van
onderwijs en onderzoek van een andere aard. CPS-studenten leren door actief onderzoek uit te voeren
(research-based) en worden al in een vroeg stadium betrokken bij het onderzoek van het
onderzoeksinstituut (research-tutored). In hoofdstuk 3 wordt concreter aangegeven hoe de verwevenheid
van onderwijs en onderzoek wordt vormgegeven.
1.6 Op de toekomst voorbereid
Inhoudelijk en onderwijskundig dient de opleiding ‘met de tijd mee te gaan’. Een grote betrokkenheid van
hoogleraren is een conditio sine qua non om nieuwe ontwikkelingen binnen het farmaceutische onderzoek
te integreren in het onderwijs. Docenten dienen hun kennis en vaardigheden voortdurend te toetsen aan
nieuwe ontwikkelingen en zichzelf bij te scholen. Ook onderzoek van onderwijs is noodzakelijk om nieuwe
onderwijskundige inzichten te genereren en te incorporeren in de opleiding. Samen met een goed
functionerend kwaliteitsbewakingssysteem maakt dit de opleiding toekomstbestendig.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 7
2. Onderwijskundige uitgangspunten
2.1 Inleiding Bij het ontwerpen van nieuwe curricula voor de bachelor- en masteropleiding is het van groot belang
gebruik te maken van recente inzichten in de wijze waarop studenten leren5. Kennis wordt door ieder mens
op een eigen wijze geconstrueerd, waarbij men sterk wordt beïnvloed door de reacties en opvattingen in de
sociale omgeving. Nieuwe kennis dient voorts aan te sluiten bij bestaande voorkennis en verworven te
worden in een betekenisvolle context. Volgens deze opvattingen, die ten grondslag liggen aan de moderne
leertheorie van het sociaal constructivisme6, is leren een actief en constructief proces dat eisen stelt aan de
student en zijn leeromgeving. In het Engels, geformuleerd door Duffy en Cunningham in 19967, kan het als
volgt worden samengevat: (1) learning is an active process of constructing rather than acquiring knowledge,
and (2) instruction is a process of supporting that construction rather than communicating knowledge. De
inrichting van de nieuwe curricula van de bachelor- en masteropleidingen Farmacie sluit aan bij deze
onderwijskundige uitgangspunten.
2.1.1 De zelfsturende student.......
Een belangrijk doel van het nieuwe curriculum is dat de farmaciestudent een actieve, reflectieve en
zelfsturende attitude ontwikkelt. Deze ambitie is gebaseerd op bevindingen dat proactieve studenten meer
en beter leren dan reactieve lerenden8. Dat zelfsturend leren (self-directed learning) een positief effect
heeft op het leerproces is echter geen nieuw inzicht (zie bijv. Knowles 19759). Desondanks blijkt in de
praktijk vaak dat leeromgevingen zodanig zijn ingericht dat dit een reactieve leerstijl in de hand werkt: de
opleiding en de docenten bepalen wat wanneer geleerd moet worden, en hoe. In de nieuwe curricula zal
explicieter aandacht moeten zijn voor ondersteuning van zelfsturend leren. In onderstaande tabel (uit:
Gibbons, The Self-Directed Learning Handbook, 20028) wordt een handreiking gedaan hoe de leeromgeving
(i.c. hier de docent) zelfsturend leren kan stimuleren.
8 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
2.1.2 ......en zijn leeromgeving
Het is belangrijk dat studenten actief betrokken zijn bij het leerproces. Om goed te kunnen leren heeft een
student een rijke, krachtige en betekenisvolle leeromgeving nodig10. De onderwijskundige uitgangspunten
van het bestaande curriculum uit 2001 dragen bij aan een dergelijke krachtige leeromgeving (zie box 1).
Box 1 Onderwijskundige uitgangspunten curriculum 2001
1. Het onderwijsprogramma vormt een samenhangend geheel. 2. Het programma stimuleert actief studiegedrag, is uitdagend en gevarieerd. 3. Verwerving, toepassing en integratie van kennis en vaardigheden vinden plaats in een voor de
latere functie- of beroepsuitoefening relevante context. 4. Binnen het onderwijsprogramma wordt, systematisch en expliciet, aandacht besteed aan
academische vorming en persoonlijke ontwikkeling. 5. De sturing van het leerproces wordt geleidelijk steeds meer overgelaten aan de student zelf. 6. Het programma biedt keuzeruimte voor individuele differentiatie en profilering. 7. Er is een uitgebalanceerd systeem van begeleiding, beoordeling en toetsing dat rekening houdt
met de sturende werking die van toetsing uitgaat.
Deze uitgangspunten betekenden destijds een ingrijpende verandering ten opzichte van het onderwijs zoals
dat tot 2001 werd aangeboden. De afgelopen vijftien jaar hebben we echter meer ervaring opgedaan met
activerende onderwijsvormen en zijn nieuwe inzichten verkregen met betrekking tot een optimale
curriculumopbouw om de leeromgeving te laten aansluiten bij de zelfsturende student. Ook zijn de eisen
die het beroepsveld aan afgestudeerden stelt, zowel inhoudelijk als qua vereiste competenties, in de loop
der jaren veranderd. Om deze redenen zal aan bovenstaande uitgangspunten een invulling worden gegeven
die meer recht doet aan de veranderde situatie (zie hoofdstuk 3). In het navolgende worden drie verdere
onderwijskundige aspecten geschetst die worden gehanteerd in zowel het nieuwe bachelorcurriculum als
het de nieuwe mastercurriculum en die sterk bijdragen aan een moderne en effectieve leeromgeving.
2.2. Leren in interactie De snelle ontwikkelingen in de gezondheidszorg vragen van professionals dat zij zich voortdurend blijven
ontwikkelen en up-to-date blijven in hun werkveld (life long learner11). Hiervoor is niet alleen goed inzicht
nodig in eigen functioneren en ontwikkelmogelijkheden, maar ook een actieve en zelfsturende houding.
Ook al tijdens de studie zijn deze competenties van groot belang: een actieve, reflectieve en zelfsturende
houding vergroot het studiesucces. Voor de ontwikkeling van deze competenties is een stimulerende,
persoonlijke, en veilige leeromgeving van essentieel belang. Belangrijke voorwaarden voor het
bewerkstelligen van een dergelijke leeromgeving zijn i) het creëren van een hechte community van
studenten en docenten; en ii) het leren als groepsproces. Aan deze voorwaarden wordt het best voldaan in
een opleiding waar kleinschalig onderwijs een belangrijke plaats in het onderwijsprogramma inneemt. Deze
visie sluit aan bij de visies van zowel de Universiteit Utrecht12, de Vereniging van Universiteiten (VSNU)13, als
ook de overheid14, dat kleinschalig onderwijs een kernelement zou moeten zijn in wetenschappelijk
onderwijs. In het nieuwe curriculum zal deze visie tot uiting komen in het verder optimaliseren en
uitbouwen van kleinschalig onderwijs, zoals hieronder en in hoofdstuk 3 wordt beschreven.
Zoals eerder aangegeven, gaat het nieuwe onderwijsprogramma van de bachelor en de master Farmacie uit
van een constructivistische visie op leren. Het belangrijkste kenmerk van deze visie is het uitgangspunt dat
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 9
studenten nieuwe kennis en inzichten niet als hapklare brokken tot zich nemen, maar deze construeren
door het zoeken naar verbanden tussen reeds bestaande kennis en nieuwe informatie en ervaringen. Op
een goede manier kennis construeren doe je niet alleen. Dit doe je door ervaringen te delen, je verkregen
inzichten te toetsen aan de inzichten en ideeën van anderen en door hierop te reflecteren en je inzichten
verder aan te scherpen. Leren is dus een sociale bezigheid. Onderzoek heeft aangetoond dat het
gezamenlijk opbouwen van kennis, en de cognitieve frictie die ontstaat tijdens een dergelijk groepsproces,
inderdaad leidt tot betere vergaring en beklijving van kennis, resulteert in een diepere vorm van leren en
stimuleert tot kritisch denken15,16. Deze vorm van leren wordt collaborative learning, of samenwerkend
leren, genoemd. De effectiviteit van samenwerkend leren is niet alleen afhankelijk van de cognitieve
capaciteiten van de studenten, maar zeker ook van de kwaliteit van sociale interactie tussen deze studenten
en met de docenten11. Belangrijke voorwaarden voor optimale sociale interactie, en dus effectief samen
leren, zijn het gebruik van kleinschalige onderwijsvormen en de aanwezigheid van een hechte learning
community.
2.2.1 Kleinschalig onderwijs
Het gebruik van kleinschalige onderwijsvormen stimuleert de interactie tussen studenten, zowel
opdrachtgerelateerd als op sociaal-emotioneel vlak, en verkleint de psychosociale afstand tussen student en
docent. Dit draagt bij aan de effectieve interactie die nodig is voor de constructieve manier van leren. Er is
aangetoond dat kleinschalige onderwijsvormen, zoals kan worden ingezet bij casus- en probleem-
georiënteerd onderwijs, in vergelijking met klassieke onderwijsvormen de studieprestaties van
farmaciestudenten verbeteren [voor review, zie Galvao et al. 201417]. Bij onderzoeken naar de opleiding van
artsen is gevonden dat kleinschalig onderwijs de klinische performance van medici vergroot18 en het gebruik
van evidence-based medicine onder medisch professionals bevordert19. Deze laatste twee effecten betreffen
competenties die een steeds grotere rol gaan spelen in het werk van de farmaceutische professional.
Sinds 2001 hebben de bachelor- en masteropleidingen Farmacie veel ervaring opgedaan met enkele vormen
van kleinschalig onderwijs, vooral in de vorm van probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs. Er is
echter een veel breder scala aan kleinschalige onderwijsvormen geschikt voor het nieuwe
onderwijsprogramma van Farmacie. Als voorbeelden kunnen worden genoemd: studio classroom
(Technische Natuurkunde, TU Delft), peer reviewed learning (Rechtsfilosofie, UvT), kleinschalige colleges
(Psychologie, UU)20 en The World Café21 (al als een pilot gebruikt in de huidige bachelor Farmacie).
Het moge duidelijk zijn dat kleinschalig onderwijs goed aansluit bij de huidige onderwijskundige inzichten.
Dit betekent geenszins dat voor grootschaligere onderwijsvormen geen plaats is in de nieuwe curricula. Het
uitgangspunt voor het nieuwe onderwijsprogramma is dat onderwijsvormen doelmatig en afwisselend
worden toegepast. Dat wil zeggen: i) het beoogde leerdoel is leidend, bij het kiezen van de onderwijsvorm
wordt gekeken wat de meest effectieve vorm is waarbinnen dat leerdoel behaald kan worden, ii) er is
voldoende afwisseling in onderwijsvormen, omdat afwisseling een voorwaarde is voor het behoud van
motivatie onder studenten22.
2.2.2 Learning community
De sociale interactie die nodig is voor effectief samenwerkend leren kan verder geoptimaliseerd worden
door het stimuleren van sociale cohesie binnen de opleiding. Het gevoel tot een hechte community van
10 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
studenten en docenten te behoren, biedt ruimte aan de sociaal-emotionele processen die ten grondslag
liggen aan effectieve sociale interactie. Zo wordt van studenten verwacht dat zij hun ideeën met elkaar
delen en met elkaar in discussie gaan over die ideeën. Hiervoor is een gevoel van veiligheid, vertrouwen en
saamhorigheid nodig23,24. Hiernaast zijn studenten in een hechte community meer betrokken bij
onderwijsbijeenkomsten en voelen zij zich meer verantwoordelijk voor hun eigen leerproces en dat van
medestudenten, zowel tijdens als buiten de formele onderwijsbijeenkomsten25. Dit versterkt de kwaliteit
van leren nog verder. Ten slotte heeft het onderdeel uitmaken van een (learning) community een positief
effect op de academische vorming van studenten en hun motivatie en commitment voor de studie25. De
bachelor- en masteropleidingen Farmacie werken daarom actief aan de vorming van een hechte learning
community van studenten en docenten. Enkele voorbeelden hiervan zijn de uitgebreide ondersteuning door
tutoren en student-mentoren en de implementatie van vaste stamgroepen ten behoeve van het onderwijs
in het eerste jaar.
2.3 Leren in context De snelle ontwikkelingen en veranderingen in de wereld van de gezondheidszorg en de rol van de apotheker
daarin maken dat in de huidige maatschappij de farmaceutisch expert in toenemende mate wordt
geconfronteerd met complexe vraagstukken, zowel in maatschappelijke als in wetenschappelijke en
professionele zin. Het oplossen van deze vraagstukken vereist complexe cognitieve vaardigheden en het
vermogen interdisciplinair te denken. Het onderwijskundig uitgangspunt ‘Leren in context’ voor het nieuwe
curriculum zal het ontwikkelen van het vermogen tot geïntegreerd denken en de bijbehorende
competenties faciliteren.
Om een onderwijsprogramma te realiseren dat beoogt studenten te stimuleren en te ondersteunen in het
geïntegreerd leren zal het onderwijs contextgerelateerd aangeboden worden. In contextgerelateerd
onderwijs staat de koppeling tussen (theoretische) concepten en een relevante context centraal.
Contextgerelateerd onderwijs (situated learning) geeft betekenis aan abstracte theoretische concepten,
verbindt theoretische concepten met elkaar en vertaalt deze naar de praktijk. Hiermee draagt het niet
alleen bij aan een beter begrip en beklijving (het zogenaamde deep learning) van theoretische kennis, maar
ook de interesse en motivatie van studenten wordt vergroot26. Bovendien zal de samenhang binnen het
curriculum worden verbeterd doordat concepten op meerdere momenten en in verschillende contexten
terug komen26.
Relevante context is een voor de student realistische situatie uit de maatschappelijke, wetenschappelijke of
professionele praktijk. Voor de farmaciestudent is dit het farmaceutisch veld, waarbij zowel het
geneesmiddelonderzoek als de beroepspraktijk van belang zijn.
Het gebruik van integratie in het onderwijsprogramma biedt een kader voor contextgerelateerd onderwijs
en zal in het nieuwe curriculum als belangrijkste strategie worden toegepast om het leren in context en de
vertaling hiervan naar de praktijk te faciliteren. Immers, farmaceutische context en de daaraan gekoppelde
benodigde competenties om complexe (praktijk)problemen op te kunnen lossen, is nooit gerelateerd aan
één enkele discipline. Voor het interpreteren en oplossen van dergelijke praktijkproblemen zal dan ook vaak
kennis vanuit verschillende disciplines moeten worden geïntegreerd. Een mooi voorbeeld hiervan is de
medicatiebeoordeling, een beoordeling van de farmacotherapie door patiënt, arts en apotheker op basis
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 11
van een periodieke, gestructureerde, kritische evaluatie van de medische-, farmaceutische- en
gebruiksinformatie. Om deze taak goed uit te voeren is kennis nodig van de farmacologische eigenschappen
van de betrokken farmaca, maar ook van de relevante richtlijnen, de beschikbare clinical evidence, de
eigenschappen van de toegepaste toedieningsvormen en alle aspecten rondom medicatiebewaking (o.a.
farmacokinetische en -dynamische achtergronden van interacties). Het bezitten van goede communicatieve
vaardigheden en de capaciteit om klinisch-farmaceutisch te kunnen redeneren zijn belangrijke
randvoorwaarden om een medicatiebeoordeling te laten slagen.
Integratie in het onderwijs kent meerdere dimensies, namelijk i) de integratie van verschillende
(wetenschappelijke) basisdisciplines, ii) de integratie van kennis, vaardigheden en attitude (KVA) en iii) de
integratie van basisdisciplines en beroepspraktijk. In het nieuwe curriculum van de bachelor Farmacie zal de
nadruk liggen op de eerste twee dimensies van integratie, terwijl in de master Farmacie de integratie in alle
dimensies zal plaatsvinden, waarbij de integratie van verschillende basisdisciplines en de beroepspraktijk
ook een ultieme vorm is van contextgerelateerd onderwijs. Duaal leren en werkplaatsleren zijn goede
voorbeelden van deze vorm van integratie. De werkplaats als leersituatie27, zoals die wordt toegepast in de
nieuwe masteropleiding, biedt niet alleen de mogelijkheid tot contextgerelateerd onderwijs, maar opent
ook de mogelijkheid tot ervaringsleren (experiential learning). Al doende leert men.
Naast verschillende dimensies kent integratie ook verschillende niveaus. Bij de meest simpele vorm zijn de
cursussen monodisciplinair ingericht, maar zijn de docenten en studenten op de hoogte van de inhoud van
de andere cursussen. Bij hogere niveaus van integratie worden kennis, inzicht en vaardigheden vanuit
verschillende disciplines benaderd en gecombineerd (inter- of multidisciplinaire integratie)28.
Integratie zal in brede zin worden ingezet om het nieuwe curriculum vorm te geven, waarbij de drie
dimensies op verschillende niveaus en al dan niet gecombineerd zullen worden toegepast. De opbouw van
het curriculum zal zodanig zijn, dat integratie steeds complexere vormen zal aannemen, waarbij het eerste
jaar van de bachelor de cursussen met name nog monodisciplinair zijn ingericht, maar in het tweede en
derde jaar steeds meer geïntegreerd zullen worden. Het resultaat is een zogenaamd spiraal- curriculum,
waarbij onderwerpen herhaald terug komen in het onderwijsprogramma in toenemende mate van
complexiteit29,30. Ook de master Farmacie is vormgegeven langs deze lijnen.
2.4 Gedifferentieerd leren ‘Not all patients are alike’. De toekomst van de gezondheidszorg ligt in therapie op maat, oftewel
‘personalised medicine’. Voor onderwijs geldt iets vergelijkbaars: ‘not all students are alike’. Een op de
toekomst gerichte opleiding ontkomt er daarom niet aan om aandacht te geven aan de individuele student
en zijn leerproces.
2.4.1 Aandacht voor de individuele student
De demografische samenstelling van de Nederlandse bevolking verandert in hoog tempo en daarmee
verandert ook de studentenpopulatie in het hoger onderwijs. Dit wordt versterkt door de recentelijk sterk
ingezette aandacht voor internationalisering van het onderwijs. In cultureel, sociaal en academisch opzicht
12 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
zijn studentenpopulaties nu al zeer divers, wat in de toekomst alleen maar zal toenemen. De toenemende
diversiteit vertoont samenhang met groter wordende verschillen in studieprestaties en
studievorderingen31,32. Dit vraagt om meer aandacht voor de individuele student. In lijn met de
aanbevelingen van het G5-programma Studiesucces31 zal in het nieuwe curriculum studentdiversiteit als
uitgangspunt worden genomen in het generieke onderwijsbeleid en, concreter, bij de keuzes voor
onderwijsmiddelen, -methodes en -aanpak. De doelstelling is om hiermee de motivatie, het ‘academisch’
zelfvertrouwen, eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van studenten te vergroten. Het sluit ook
goed aan bij het streven van de universiteit om extra aandacht te besteden aan de meest getalenteerde en
ambitieuze studenten via honoursprogramma’s en om deze programma’s te laten indalen in het reguliere
onderwijs.
2.4.2 Differentiatie in het onderwijs
Meer aandacht voor de individuele student kan op allerlei fronten gestalte krijgen. In het bestaande
curriculum is de praktijksituatie veelal een die gekenschetst kan worden als teaching to the middle. Er wordt
een integraal pakket aan onderwijsmaterialen en -methoden aangeboden en er wordt geen rekening
gehouden met de diversiteit in de studentenpopulatie. Getalenteerde studenten verliezen motivatie omdat
ze niet voldoende worden uitgedaagd, studenten die er meer moeite mee hebben verliezen motivatie
omdat ze de aansluiting missen.
Onderwijskundige literatuur geeft aan dat differentiatie in het onderwijs (differentiated instruction) een
krachtig instrument is met positieve effecten op studiesucces en op motivatie33. Carol Ann Tomlinson34
definieert differentiatie in het onderwijs als “deliberate and conscious method of planning and teaching to
address student variance”. Het didactische uitgangspunt van differentiatie is dat studenten het beste leren
wanneer nieuwe kennis aansluit bij hun reeds bestaande kennis, de zogenaamde zone van naaste
ontwikkeling of zone of proximal development35. In een diverse studentenpopulatie zal de voorkennis niet
voor iedere student hetzelfde zijn. Dit betekent dat nieuwe kennis gedifferentieerd, naar inhoud en vorm,
aangeboden dient te worden.
Er is geen one-size-fits-all model voor differentiatie, maar volgens Tomlinson & Strickland36 worden altijd
één of meerdere van de volgende aspecten gebruikt bij de succesvolle implementatie van differentiatie in
het onderwijs: i) aanpassen van de inhoud (wat studenten bestuderen en leren – i.c. gedifferentieerd
aanbod van onderwijsmateriaal), ii) het proces (hoe studenten leren – i.c. differentiatie in
onderwijsmethoden) en iii) het te leveren product (hoe tonen studenten wat ze hebben geleerd – i.c.
formatieve toetsing). Bij het vormgeven en implementeren van de nieuwe curricula dient voor al deze
genoemde aspecten aandacht te zijn (zie box 2).
Box 2 Differentiatie in het onderwijs
i) Het onderwijsmateriaal dient aan te sluiten bij de voorkennis van de individuele student. Aangezien deze voorkennis van studenten kan variëren, zal er een gedifferentieerd aanbod van onderwijsmateriaal dienen te zijn. Er zou kunnen worden gewerkt met een classificatiesysteem met drie niveaus, het basale niveau, het herhalingsniveau en het verdiepingsniveau (B-H-V). Voor alle studenten gelden dezelfde minimale eindtermen, waarbij de ambitieuze student hier boven uit kan stijgen.
ii) Diversiteit onder studenten bestaat ook op het gebied van leerstijlen. Bij onderwijsdifferentiatie dient de opleiding derhalve ook aandacht te geven aan de wijze waarop studenten het beste leren. Een afwisseling
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 13
van onderwijsvormen en didactische aanpak dragen bij aan een effectief leerproces. iii) Formatieve toetsing, d.w.z. geven en krijgen van feedback op enigerlei wijze, is een onmisbaar instrument bij de implementatie van differentiatie in het onderwijs. Het is evident dat feedback een van de meest krachtige didactische interventies is in een leerproces
37, maar het is evenzeer evident dat feedback
veel te weinig op een bewuste manier wordt gebruikt door zowel docenten als studenten. Feedback is nodig om beiden te informeren over waar de student staat in het leerproces (het maakt de voortgang zichtbaar) en of verder oefenmateriaal dan wel verdiepingsmateriaal kan worden bestudeerd. Feedback richt zich op de individuele prestatie en is dus afgestemd op de individuele leerbehoeften van de student. Een aspect van feedback dat vaak impliciet wordt erkend, maar dat in het nieuwe curriculum expliciet gemaakt moet worden, is dat het maken van fouten belangrijk is in het leerproces. Bij de ontwikkeling van het curriculum moet er ruimte zijn om fouten te maken: van fouten leer je (volkswijsheid). Om met Thomas A. Edison te spreken: “I have not failed. I’ve just found 10,000 ways that won’t work”.
2.4.3 Praktische uitwerking van onderwijsdifferentiatie
Uit het voorgaande moge blijken dat er in deze blauwdruk geen dogmatische instructie wordt gegeven aan
onderwijsontwikkelaars en docenten in de nieuwe curricula met betrekking tot implementatie van
differentiatie in het onderwijs (“zo moet je het doen!”), maar dat veeleer bewustwording en van daaruit
toepassing van de onderwijskundige principes centraal staan. De doelstelling is om docenten hierin ‘mee te
nemen’.
14 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
3. Inhoud en opbouw van het bachelorcurriculum
De eindtermen, de inhoud en de opbouw van het bachelorcurriculum worden in detail beschreven in
bijlagen 1 en 2.
Het programma van de bachelor Farmacie is gemodelleerd volgens de richtlijnen van de Universiteit
Utrecht, namelijk per studiejaar vier onderwijsperiodes van tien weken, waarbij in elke onderwijsperiode
twee cursussen parallel zijn geroosterd (zie figuur 1). In het eerste bachelorjaar wordt elke cursus eenmaal
aangeboden, terwijl in het tweede en derde studiejaar elke cursus tweemaal wordt aangeboden. Dit laatste
vergemakkelijkt voor de student de studieplanning en stelt de opleiding in staat om grotere aantallen
studenten te kunnen onderbrengen.
Figuur 1. Schematisch overzicht van het bachelorcurriculum
Inhoudelijk zijn in de bachelor zes leerlijnen te herkennen, te weten drug chemistry, drug delivery, drug
disposition, drug action, drug therapy en drug research38. In jaar 1 van de bachelor komen deze inhoudelijke
leerlijnen op een grotendeels monodisciplinaire wijze terug in de diverse (basis)cursussen met de hiermee
in het Nederlands corresponderende naam (zie bijlage 2). Er is op deze wijze sprake van een
samenhangende opeenvolging van inhoudelijke leerlijnen door het eerste studiejaar heen, waarbij het
farmacon/geneesmiddel in al zijn facetten, van molecuul tot patiënt, wordt gevolgd. In jaar twee en drie van
de bachelor is sprake van multidisciplinaire cursussen (zie bijlage 2), waarbij telkens meerdere van de
genoemde inhoudelijke leerlijnen geïntegreerd maar herkenbaar terugkomen. Onderwijskundig onderzoek
heeft aangetoond dat geïntegreerde curricula leiden tot toename van intellectuele nieuwsgierigheid, een
positievere houding ten opzichte van onderwijs en leren, een beter probleem-oplossend vermogen en
periode 2 periode 3 periode 4
Toedienen van geneesmiddelen Kinetiek van geneesmiddelen Therapie met geneesmiddelen
Werking van geneesmiddelen Profileringsruimte Onderzoek naar geneesmiddelen
Neurologie Hormonale aandoeningen Luchtwegen
Complexe geneesmiddelen Huidaandoeningen Profileringsruimte
Auto-immuniteit Profileringsruimte BWS
Profileringsruimte Future medicines Oncologie
verplichte onderdelen major farmacie 75 EC
majorgebonden keuzeruimte farmacie (studiepad farmacie) 60 EC
profileringsruimte 45 EC
jaar 2
jaar 3
jaar 1
academische vaardigheden en professioneel gedrag
Inleiding in de
farmacie
Chemie van
geneesmiddelen
Cardiovasculair systeem
periode 1
Intro
ductie
week
Infectie en afweer
Productzorg
Psychiatrische aandoeningen
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 15
betere studieresultaten van studenten in het hoger onderwijs39,40.
Bij geïntegreerd onderwijs is het uitermate belangrijk dat inhoudelijke leerlijnen en vaardigheidsleerlijnen
goed zichtbaar zijn en goed bewaakt worden. In dit kader zullen leerlijnteams, onder leiding van een
hoogleraar van de desbetreffende discipline, deze functie op zich nemen tijdens de ontwikkeling én de
uitvoering van de nieuwe curricula. De leerlijnteams zijn als het ware de fundamenten waarop de opleiding
rust en onderdeel van kwaliteitsbewaking van de opleiding.
In geïntegreerde curricula is een belangrijk aandachtspunt dat alle eindtermen van multidisciplinaire
cursussen op enig moment getoetst worden zodat aan de eindtermen van de opleiding wordt voldaan. Dit
kan door gebruik te maken van gedifferentieerd toetsen (bijvoorbeeld binnen een cursus) en middels
voortgangstoetsen (binnen het hele curriculum). Beide instrumenten zullen worden aangewend in de
bachelor Farmacie.
De domeinspecifieke inhoud en vaardigheden in de bachelor Farmacie zijn afgestemd op de eerder
genoemde uitstroommogelijkheden (zie hoofdstuk 1). Dit betekent dat het (contextgerelateerde) onderwijs
zowel aandacht geeft aan geneesmiddelonderzoek als ook aan de farmaceutische beroepspraktijk. De
opleiding kan worden gekenschetst als een brede bètawetenschappelijke opleiding, waarin biologische,
scheikundige, natuurkundige en wiskundige aspecten worden ingevuld vanuit een domeinspecifieke
invalshoek, het geneesmiddel.
3.1 Keuzeruimte in de bachelor
De bacheloropleiding kent verplichte onderdelen in de major Farmacie met een omvang van 75
studiepunten. Samen met de majorgebonden keuzeruimte van 60 studiepunten sluit dit programma van het
studiepad Farmacie goed aan bij de master Farmacie. De bacheloropleiding heeft een profileringsruimte van
45 studiepunten. Dit stelt de student in staat zelf vorm te geven aan zijn academische vorming door
verbreding of verdieping aan te brengen in het studieprogramma. Het belang hiervan wordt onderschreven
door bevindingen dat keuzevrijheid de autonomie en motivatie van studenten stimuleert41. De
profileringsruimte is zodanig geroosterd dat dit een grote mate van flexibiliteit verleent aan de
studieplanning. De profileringsruimte in het eerste studiejaar, in onderwijsperiode 3 (zie figuur 1), geeft de
student de mogelijkheid zich al te oriënteren op de verdere bachelor- en masteropleiding Farmacie, of zich
te oriënteren op een andere te volgen bacheloropleiding. De positionering van de profileringsruimte in het
tweede en derde studiejaar (zie figuur 1) maakt het volgen van minoren mogelijk en laat zelfs het volgen
van onderwijsprogramma’s in het buitenland toe. De opleiding vindt het belangrijk dat studenten zich voor
hun profileringsruimte ook buiten de eigen discipline, de farmaceutische wetenschappen, oriënteren. Dit zal
worden aangemoedigd. Cursussen van de bachelor Farmacie zijn ook toegankelijk voor studenten van
andere opleidingen.
3.2 Verwevenheid van onderwijs en onderzoek
Zoals al is aangegeven in hoofdstuk 1 is er in de bacheloropleiding een verwevenheid van onderwijs en
onderzoek gerealiseerd. Dit wordt als volgt vormgegeven:
- In het eerste studiejaar besteedt de monodisciplinaire cursus ‘Onderzoek naar geneesmiddelen’
aandacht aan de basale aspecten van onderzoek (zie bijlage 2).
16 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
- In het tweede en derde studiejaar zal er in elke multidisciplinaire cursus aandacht zijn voor onderzoek.
Dit zal betekenen dat de student in aanraking komt met het actuele onderzoek binnen de
onderzoeksschool UIPS (Utrecht Institute for Pharmaceutical Sciences), maar ook met onderzoek buiten
het departement. Daarnaast zal de student leren op een onderzoeksmatige en wetenschappelijke wijze
om te gaan met kennis.
- Practica zullen veeleer het karakter krijgen van mini-onderzoekjes in plaats van kookboekpractica.
- Een leerlijnteam draagt zorg voor de inhoudelijke borging van onderzoek in de opleiding.
- Elke cursus zal worden ingeleid door een colloquium verzorgd door een hoogleraar van het
departement, om op deze wijze de belangrijke onderzoeksrichtingen zichtbaar te maken. Voorts zullen
hoogleraren een bijdrage leveren aan cursussen op hun terrein van expertise.
- Het bachelorwerkstuk zal aspecten van geneesmiddelonderzoek moeten bevatten.
3.3 Onderwijsvormen
In de nieuwe bacheloropleiding zullen de diverse groot- en kleinschalige onderwijsvormen die we kennen
uit het bestaande curriculum wederom een plaats krijgen, waarbij aanpassingen zullen worden doorgevoerd
op basis van opgedane ervaringen en huidige onderwijskundige inzichten. Voor alle onderwijsvormen geldt
dat ze op een studentactiverende wijze moeten worden vormgegeven (zie ook hoofdstuk 2). In de praktijk
betekent dit bijvoorbeeld voor hoorcolleges dat ze worden voorafgegaan door een geschikte voorbereiding
door de student, dat ze op een interactieve wijze worden gegeven en dat de hoorcolleges worden gevolgd
door een leerproces waarin de student reflecteert op de inhoud van het hoorcollege en deze gebruikt voor
kennisconstructie. Een hoorcollege is geen losstaande gebeurtenis in een cursus waarbij de student passief
informatie opzuigt als een spons en er pas tegen het einde van de cursus iets mee doet.
Ook werkcolleges en practica dienen studentactiverend te zijn en worden bij voorkeur afwisselend
vormgegeven. Voor probleemgestuurd onderwijs (PGO) geldt dat de in het huidige curriculum gebruikte
methodiek (de zevensprong) goed werkbaar en bewezen effectief is, maar minder dogmatisch gebruikt
hoeft te worden. Verder zal de docent de rol van voorzitter vervullen, omdat de ervaring heeft geleerd dat
een student als voorzitter de PGO-bijeenkomsten niet zelden geforceerd en minder efficiënt laat verlopen.
Projectonderwijs (PO) zal in het nieuwe curriculum doelmatig moeten worden ingezet, waarbij de
producten bij voorkeur gedifferentieerd worden beoordeeld.
Naast deze ‘klassieke’ onderwijsvormen zal nadrukkelijk ook het gebruik van, en onderzoek naar,
innovatieve onderwijsmethoden worden gestimuleerd. Denk aan buzz words als: learning analytics, flip-the-
classroom, blended learning, online learning, E-learning, kennisclips en creative media and game
technology. Voor elke onderwijsvorm zal beargumenteerd moeten worden welke onderwijskundige doelen
worden nagestreefd, waarmee wordt gewaarborgd dat het onderwijs efficiënt, aantrekkelijk en motiverend
is.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 17
3.4 De rol van de docent
Om het onderwijsproces goed te kunnen begeleiden in een geïntegreerd curriculum dat er naar streeft
studenten een actieve, reflectieve en zelfsturende houding aan te laten nemen, worden van de docent
bepaalde kwaliteiten verwacht. Zonder een expert te hoeven zijn op alle voor de opleiding relevante
inhoudelijke deelgebieden, zal de docent multidisciplinair georiënteerd moeten zijn. Dit kan het beste
geïllustreerd worden aan de hand van het tekstboek van Pandit & Soltis (2011)38, dat longitudinaal zal
worden gebruikt in jaar 1 van de bachelor en dat de inhoudelijke leerlijnen beschrijft. Elke docent dient
kennis genomen te hebben van de hele inhoud. Ook op onderwijskundig gebied zal de docent kennis
moeten nemen van huidige inzichten en ervaren ‘wat werkt en wat niet werkt’. Docenten zullen hierbij
ondersteund worden in de vorm van activiteiten rondom docentprofessionalisering.
3.5 Kwaliteitsborging
Een curriculum moet worden onderhouden. Waar blijkt dat het onderwijs niet effectief of efficiënt verloopt,
zullen aanpassingen nodig zijn. Maatschappelijke, wetenschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen
zullen zich aandienen, waarop het onderwijs zich moet aanpassen. Hiervoor is een goede
kwaliteitsbewaking essentieel. Hierbij spelen evaluaties een belangrijke rol, maar ook de eerder genoemde
leerlijnteams hebben hier een verantwoordelijkheid. Een werkgroep ‘kwaliteitszorg’ zal richtlijnen en
structuur voor evaluatie en vernieuwing van het onderwijs uitwerken en tevens verantwoordelijk zijn voor
de sturing en waarborging van de implementatie van de kwaliteitszorg.
Wetenschappelijk onderzoek op het gebied van, en ter verbetering van, onderwijs en de farmacieopleiding
zijn noodzakelijk om het curriculum toekomstbestendig te laten zijn.
18 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
4. Invoeringsplan voor het nieuwe curriculum
4.1 Inleiding Vanaf september 2015 zal op basis van deze blauwdruk verder worden gewerkt aan het ontwikkelen en
invoeren van het nieuwe curriculum. Jaar 1 van het nieuwe curriculum zal vervolgens in het collegejaar
2016-2017 van start gaan. In dit hoofdstuk worden de formele processen rond de besluitvorming bij de
totstandkoming van de blauwdruk evenals de uitgangspunten bij de invoering van dit traject en de
betrokken partijen en hun taken en verantwoordelijkheden beschreven.
4.2 Besluitvorming Eerdere versies van de blauwdruk zijn besproken met de klankbordgroep, het onderwijsprogramma-
leidersoverleg (OPLO), de hoogleraren van het departement en de opleidingscommissie. Deze gremia en de
examencommissie hebben ook de finale conceptversie van de blauwdruk ontvangen en hun opmerkingen
en aanvullingen zijn in de definitieve versie meegenomen. De definitieve versie van de blauwdruk wordt
door de opleidingsdirecteur aangeboden aan de Board of Studies (BoS) van de School, de directeur van de
School of Pharmacy, het bestuur van het departement Farmaceutische Wetenschappen, de vicedecaan
onderwijs en de decaan van de faculteit Bètawetenschappen.
In hoofdstuk 5 worden de randvoorwaarden voor de uitvoering van een kwalitatief goed curriculum
aangegeven, bijvoorbeeld de fte’s die met de uitvoering gemoeid zijn en het daarmee samenhangende
personeelsbeleid, passende vergoedingen voor de stagebegeleiders, een adequate onderwijsorganisatie en
realisatie van de benodigde onderwijsruimten. Deze randvoorwaarden zijn van wezenlijk belang voor het
geven van kwalitatief goed onderwijs. De School of Pharmacy vraagt ten aanzien van deze randvoorwaarden
daarom garanties aan het bestuur van het departement Farmaceutische Wetenschappen en het bestuur
van de faculteit Bètawetenschappen.
De definitieve blauwdruk wordt verspreid onder alle docenten en afdelingen. Daarnaast zal een compacte
informatiebrochure worden samengesteld voor studenten en externe partners.
4.3 Uitgangspunten bij de ontwikkeling De ontwikkeling van een nieuw curriculum is een omvangrijk en complex project waarbij een aantal taken
onderscheiden wordt. De taken en daarmee samenhangende werkzaamheden kunnen deels onafhankelijk
van elkaar worden uitgewerkt, maar hangen ook sterk met elkaar samen.
Belangrijke uitgangspunten bij de uitwerking zijn:
- Het totale onderwijsprogramma en de afzonderlijke onderdelen vormen een kwalitatief hoogwaardig
product dat voldoet aan de eisen voor modern onderwijs.
- Docenten zijn voorbereid en getraind op de ontwikkeling van cursussen.
- Docenten zijn voorbereid en getraind voor de uitvoering van het curriculum.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 19
- Bij de start van de ontwikkeling van het curriculum moet het hele curriculum op hoofdlijnen uitgewerkt
en ingevuld zijn zowel in tijd, inhoud als bemensing. Dit om verrassing met problemen in latere jaren te
voorkomen.
- Het kunnen realiseren van een nieuw curriculum is niet alleen afhankelijk van het departement
Farmaceutische Wetenschappen, maar moet in samenwerking met het bestuur van de faculteit
Bètawetenschappen geschieden.
- Binnen het departement is er voldoende draagvlak voor het nieuwe curriculum.
- Gezien de keuze voor geïntegreerd cursorisch onderwijs is het belangrijk dat er een goede bewaking is
van de samenhang binnen de leerlijnen en daarmee tussen de cursussen.
- Gezien de beschikbare tijd is een goede tijdsplanning en een gedegen voortgangsbewaking essentieel.
- De overgang van het huidige curriculum naar het nieuwe curriculum is een apart punt van aandacht.
- Besluitvormingsprocedures dienen helder en eenduidig te zijn en plaats te vinden binnen het wettelijk
kader.
- Er worden voldoende tijd en middelen vrijgemaakt voor de opbouw van een nieuw curriculum.
4.4 Opzet van de projectorganisatie
4.4.1 Het projectteam
Om de verdere ontwikkeling, uitwerking en implementatie te begeleiden wordt een projectteam ingesteld.
Deze zal bestaan uit de leden van het projectteam dat de blauwdruk voor het nieuwe curriculum heeft
voorbereid. Dit projectteam is verantwoordelijk voor de uitwerking en invoering van het nieuwe curriculum.
Het projectteam wordt ondersteund door een curriculumcommissie (CURC BA) (zie bijlage 3.). De CURC BA
bestaat uit de leden die ook de blauwdruk hebben voorbereid. Het projectteam voor het nieuwe curriculum
richt zich op de organisatorische en personeelszaken die nodig zijn voor de ontwikkeling van het curriculum.
Zij zorgt voor de randvoorwaarden. De CURC richt zich op de inhoudelijke ontwikkeling en de
onderwijskundige randvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld onderwijsvormen, studentenbegeleiding en
toetsing.
De hoofdtaken van het projectteam zijn:
- bemensing blokontwikkelteams en leerlijnteams;
- zorg dragen voor adequate ondersteuning (scholing) van de blokontwikkelteams;
- plannen en coördineren van de activiteiten van de blokontwikkelteams;
- opstellen en formuleren van opdrachten en formats;
- voortgangscontrole en bijsturen van activiteiten;
- rapportage aan OPLO, hoogleraren, opleidingsadviescommissie, Board of Studies, directeur van de
Undergraduate School en vicedecaan onderwijs;
- voorbereiden van besluitvorming;
- plannen, coördineren en verzorgen van PR en voorlichting aan medewerkers, studenten en overige
betrokkenen;
- monitoren en bijsturen van de kosten en financiële consequenties op basis van de begroting.
20 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Het projectteam is niet verantwoordelijk voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor het uitvoeren van
een kwalitatief goed curriculum. Het projectteam heeft ten aanzien van deze onderwerpen wel een
signalerende en inventariserende rol. Om een goede afstemming (inhoudelijk en in de tijd) te waarborgen
zal het projectteam op hoofdlijnen de blokontwikkelteams en leerlijnteams aansturen, bijsturen en
begeleiden. Het projectteam kan worden beschouwd als het managementteam van het project.
4.4.2 De blokontwikkelteams
Voor de uitwerking van de verschillende cursussen in het nieuwe curriculum worden blokontwikkelteams
ingesteld. De blokontwikkelteams hebben als opdracht om in de eerste fase van de ontwikkeling een
raamplan uit te werken. Hiertoe heeft het projectteam en opdracht geformuleerd waarin de kaders en
randvoorwaarden zijn aangegeven. Het raamplan beschrijft onder andere de inhoudelijke doelstellingen, de
inhoudelijke opzet, de opbouw en werkvorm(en), de toetsing, benodigde faciliteiten en menskracht en een
conceptrooster. In een tweede fase zal een aantal docenten uit het blokontwikkelteam het raamplan verder
uitwerken tot een cursuswijzer en invulling geven aan alle onderwijsvormen en activiteiten, inclusief de
toetsing.
Elk blokontwikkelteam bestaat uit 4 à 5 docenten, onder wie één docent die de beoogde coördinator van de
cursus is en één docent, bij voorkeur een hoogleraar, die tevens voorzitter van het blokontwikkelteam is, en
een student-lid. De docenten van de blokontwikkelteams zijn afkomstig uit verschillende afdelingen of
vertegenwoordigen verschillende expertisegebieden. Het projectteam doet een voorstel voor de
samenstelling van het blokontwikkelteam. Dit voorstel wordt met de onderwijsprogrammaleiders
besproken. Op advies van het projectteam worden de docenten in het blokontwikkelteam benoemd door
de onderwijsdirecteur.
Elk blokontwikkelteam wordt bijgestaan door een lid van de CURC dat zorgt voor de bewaking en
afstemming van de inhoudelijke en onderwijskundige zaken. Het voordeel daarvan is dat er een directe lijn
is tussen het projectteam en de CURC enerzijds en de onderliggende blokontwikkelteams anderzijds. Dit
vergroot de mogelijkheden voor inhoudelijke coördinatie en afstemming tussen de teams en voor de
inhoudelijke en organisatorische voortgangscontrole. Het CURC-lid, de voorzitter en de coördinator werken
daartoe nauw samen.
Door deze manier van werken wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de taken op het gebied van
de projectorganisatie (uitgangspunten en randvoorwaarden) en de inhoudelijke invulling van het
curriculum. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de voortgang ligt bij de voorzitter van het
blokontwikkelteam en de coördinator, die dit nader afstemmen met de betrokken leerlijnteams (zie
subparagraaf 4.4.3). Op deze manier wordt recht gedaan aan de benodigde professionele autonomie en
afstemming die de ontwikkeling van het curriculum met zich mee brengt. De leden van het projectteam
fungeren als procesbewakers van het blokontwikkelteam.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 21
4.4.3 De leerlijnteams
Voor het bewaken, toetsen en onderhouden van leerlijnen binnen het curriculum worden leerlijnteams
ingesteld. Deze spelen zowel tijdens de ontwikkeling als tijdens de uitvoering van het curriculum een
cruciale rol in de kwaliteitsbewaking van de opleiding. In de bachelor Farmacie vallen de leerlijnen samen
met de cursussen in het eerste jaar en elk leerlijnteam wordt voorgezeten door een hoogleraar. Meer
informatie over de invulling van de leerlijnteams en hun taken in het staande curriculum zijn te vinden in
hoofdstuk 5.
In de eerste fase van de ontwikkeling van het nieuwe curriculum waarin de blokontwikkelteams aan de slag
gaan, worden de leerlijnteams door de blokcoördinatoren op de hoogte gehouden van de inhoudelijke
invulling van de cursussen waarin hun leerlijn is vertegenwoordigd. De leerlijnteams ondersteunen de
blokontwikkelteams in de eerste fase van de ontwikkeling dus bij het afstemmen van de inhoud van de
leerlijn tussen cursussen. De voorzitters van de leerlijnen zullen na indiening van alle raamplannen worden
betrokken bij de eerste bespreking hiervan.
4.4.4 Organisatieschema
De opzet van de voorgestelde projectorganisatie is schematisch weergegeven in figuur 2. Op het moment
dat de ontwikkelingstaken zijn afgerond en tot de invoering wordt overgegaan wordt het projectteam
opgegeven en worden de werkzaamheden en taken overgenomen door de bestaande organisatie.
22 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Decaan
Vicedecaan onderwijs
Hoofd departement Directeur Undergraduate School
Board of Studies
Strategisch plan
Onderwijs, onderzoek,
Valorisatie
Opleidingsdirecteur
Projectteam curriculumvernieuwing
Opleidingsadviescommissie
CURC BA Deelexamencommissie
OPLO (hoogleraren)
Leerlijnteams
Afdelingen
Docenten en studenten
Externe partners
Figuur 2. Projectorganisatie curriculumvernieuwing
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 23
4.4.5 Tijdsplanning
De krappe tijdspanne vraagt om een gedetailleerde tijdplanning (zie tabel 1). De tijdplanning is sturend voor
de activiteiten van het projectteam en de verschillende onderliggende teams. Het is de taak van het
projectteam om de totale tijdplanning te bewaken, bij te sturen en waar nodig bij te stellen. Op basis van de
tijdplanning wordt een voortschrijdende agenda voor de teams opgesteld.
Tabel 1. Planning werkzaamheden curriculumvernieuwing
Datum Actie Door wie?
september 2015 Concept blauwdruk Voorbereiding door projectteam en CURC
september 2015 Voorstel bemensing
blokontwikkelteams /
leerlijnteams
Projectteam in samenwerking met
onderwijsprogrammaleiders
september 2015 Vaststellen blokteams Projectteam, onderwijsdirecteur
september 2015 Formuleren opdrachten, format
raamplan
Projectteam
28 september 2015 Kick-off blokontwikkelteams jaar 1 Projectteam, CURC, werkgroep
docentprofessionalisering
september-oktober
2015
Advies en besluitvorming
blauwdruk
Bestuur departement
Opleidingsadviescommissie
Deelexamencommissie
BoS
Vicedecaan en decaan
oktober 2015 Scholing blokontwikkelteams* Projectteam
Werkgroep docentprofessionalisering
november 2015 Advies Onderwijs- en
examenreglement,
overgangsmaatregelen
Opleidingsadviescommissie
Deelexamencommissie
BoS
Vicedecaan
1 december 2015 Inleveren raamplannen* Blokontwikkelteams
10 december 2015 Bespreken raamplannen* Projectteam, CURC,
leerlijnverantwoordelijke hoogleraren
december 2015 Bespreken raamplannen* Opleidingsadviescommissie
Deelexamencommissie
januari 2016 Bijstellen raamplannen* Blokontwikkelteam
januari 2016 Inleveren roosterwensen bij
onderwijsmanager*
Cursuscoördinator
februari 2016 Bijstellen kwaliteitszorgplan Projectteam, Schools
februari-mei 2016 Bijscholing docenten* Werkgroep docentprofessionalisering
februari-juni 2016 Uitwerking opdrachten*
Voorbereiding HC, WC etc.
Docenten in samenwerking met
cursuscoördinator
24 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Datum Actie Door wie?
april 2016 Indeling docenten* Projectteam in samenwerking met
cursuscoördinatoren,
onderwijsprogrammaleiders
april 2016 Inleveren concept cursuswijzer* Cursuscoördinator
april 2016 Bespreken concept cursuswijzer* Projectteam, CURC,
leerlijnverantwoordelijke hoogleraren
april 2016 Bespreken concept cursuswijzer* Opleidingsadviescommissie
Deelexamencommissie
mei 2016 Cursuswijzer voor studenten*
Cursuswijzer voor docenten*
Blokontwikkelteam
* Deze acties dienen in de volgende jaren via een nader te bepalen planning te worden uitgevoerd ten behoeve van jaar 2 van het curriculum (ontwikkeling cursussen 2016-2017), respectievelijk jaar 3 het curriculum (ontwikkeling cursussen 2017).
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 25
5. Uitvoering van het curriculum
5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven wat nodig is voor de uitvoering van het nieuwe curriculum. Hierbij wordt
ingegaan op de benodigde onderwijsformatie, op de behoefte aan onderwijsruimtes en andere faciliteiten
en de organisatie van het onderwijs binnen het departement en de faculteit. De informatie heeft betrekking
op het onderwijs zoals dat plaats vindt na implementatie van het nieuwe curriculum. Additionele, eenmalige
behoeften die voortvloeien uit de implementatiefase worden in hoofdstuk 4 beschreven.
5.2 De onderwijsformatie
5.2.1 Het facultaire Teaching Load Model
Voor de berekening van de benodigde onderwijsformatie wordt gebruik gemaakt van het Teaching Load
Model (TLM) van de faculteit Bètawetenschappen. De teaching load is een maat voor de inzet van
onderwijsgevend wetenschappelijk personeel (WP) voor een cursus uitgedrukt in docentbelastingsuren
(dbu). Ondersteunend en beherend personeel (OBP) ten behoeve van het onderwijs valt buiten dit model.
Hierbij moet gedacht worden aan ondersteunend personeel ten behoeve van practica en andere skills en
secretariële ondersteuning.
De Universiteit Utrecht streeft voor de bachelor naar een uniforme cursusomvang van 7,5 studiepunten in
onderwijsperioden van viermaal tien weken, waarbij de student steeds twee cursussen parallel kan volgen
(Richtlijn Onderwijs UU). De nominale werklast van een standaard cursus bedraagt 200 uren voor de
student. De Universiteit Utrecht streeft ernaar dat studenten gemiddeld 12-18 contacturen per week
hebben, conform de prestatieafspraken met de minister. Een standaardcursus moet derhalve gemiddeld 6-9
uur per week aanbieden. Bij een kwartaal van netto tien weken is dat in totaal 60-90 contacturen per
cursus. De resterende 110-140 uren worden door de student besteed aan voorbereiding, uitwerking,
tentamens en opdrachten.
De tijd die een docent nodig heeft voor een cursus wordt besteed aan diverse taken. Sommige daarvan zijn
direct afhankelijk van het aantal deelnemende studenten (contacturen, nakijken van tentamens, e-
mailverkeer etc.), andere taken zijn onafhankelijk (bijvoorbeeld planning en organisatie van de cursus en het
bedenken van tentamenvragen). Een deel van de docenturen is gerelateerd aan contacturen en het aantal
studenten (aantal uren hoorcollege, werkcollege, groepsbijeenkomsten en practica). Andere
onderwijsactiviteiten zoals begeleiding, coaching van studenten, nakijken van tentamens en werkstukken,
opdrachten of verslagen zijn niet afhankelijk van het aantal contacturen, maar vergen wel tijd van de
docenten.
In principe is elke cursus uniek en wordt gekarakteriseerd door zijn eigen combinatie van werkvormen en
contacturen voor inhoud en vaardigheden. Binnen het TLM worden drie typen cursussen onderscheiden:
- de standaardcursus: hoorcolleges en tentamen(s) eventueel aangevuld met opdrachten;
- de contactintensieve cursus: hoorcollege, werkcollege, practica e.d. in parallelgroepen;
26 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
- de (afstudeer)opdracht op individuele basis, regelmatige coachingsgesprekken, afsluitende scriptie
en/of voordracht.
Voor een standaardcursus met 30 deelnemers is de teaching load gesteld op 200 dbu. Voor een
standaardcursus met gemiddeld 8 contacturen per week betekent dit 80 contacturen voor de docent(en) en
120 uur voor overige activiteiten, zoals voorbereiding van de cursus, voorbereiding hoor- en werkcolleges,
tentamen maken en nakijken, opdrachten beoordelen en e-mail beantwoorden (gemiddeld 4 uur per
student).
De nominale werklast van een contactintensieve cursus met 30 deelnemers bedraagt ook 200 dbu. Daarbij
wordt uitgegaan van 100 contacturen voor de docent(en) en 100 overige uren. Omdat er meer contacturen
zijn, is er minder begeleiding buiten de cursus om (gemiddeld 3,3 uren per student). Naarmate het aantal
deelnemers toeneemt, zal het aantal dbu van een contactintensieve cursus sneller toenemen dan van een
standaardcursus.
In het TLM wordt uitgegaan van:
- 1430 uur voor 1 fte1
- instroom van 240 voor de bachelor Farmacie
- omvang cursus 7,5 studiepunten
- propedeuserendement in de bachelor van 70%
Hieronder wordt aangegeven hoeveel dbu’s in het TLM worden gehanteerd voor een aantal andere taken
(tabel 2) en wat het totaal aantal dbu per cursus is bij verschillende studentenaantallen (tabel 3).
Tabel 2. Aantal docentbelastingsuren voor specifieke taken binnen het Teaching Load Model
Taak Dbu
Directeur School 672
Onderwijs-/opleidingsdirecteur 840
Honoursdirector 168
Onderwijsmanager 840
Matchingcoördinator 100
Voorzitter toelatingscommissie 100
Seniortutor 40
Tutor (25 studenten) 100*
Voorzitter examencommissie of opleidingscommissie 100
Lid examencommissie of opleidingscommissie 40
Voorzitter toetsadviescommissie 100
* 100 dbu te verdelen over 3 jaar
1 In totaal bedraagt 1 fte 1680 uur. Dit betekent dat een fulltime docent op jaarbasis 250 uur kan benutten voor
persoonlijke ontwikkeling, docentprofessionalisering en bijhouden van de kennis op het eigen vakgebied.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 27
Tabel 3. Aantal docentbelastinguren per cursus bij verschillende studentenaantallen
Aantal studenten Aantal dbu standaard Aantal dbu intensief
30 200 200
60 320 400
90 440 600
120 560 800
150 680 1000
180 800 1200
210 920 1400
240 1040 1600
270 1160 1800
5.2.2 Toepassing van het Teaching Load Model in de bachelor Farmacie
Het cursorisch onderwijs binnen de bachelor Farmacie is intensief en voor de berekening van de benodigde
onderwijsformatie wordt gebruik gemaakt van het TLM van de faculteit.
De benodigde formatie bij het routinematig verzorgen van het onderwijs in het bachelorcurriculum bij een
instroom van 240 studenten is te vinden in tabel 4.
Tabel 4. Benodigde formatie voor het cursorisch onderwijs volgens het Teaching Load Model
Cursus Aantal studenten* Aantal dbu*
JAAR 1 n=240
FA-BA101 Inleiding in de Farmacie 264 1733
FA-BA102 Chemie van geneesmiddelen 264 1733
FA-BA103 Toedienen van geneesmiddelen 264 1733
FA-BA104 Werking van geneesmiddelen 264 1733
FA-BA105 Kinetiek van geneesmiddelen 264 1733
FA-BA106 Therapie met geneesmiddelen 264 1733
FA-BA107 Onderzoek naar geneesmiddelen 264 1733
FA-BA1xx Profileringsruimte 4 x 60 4 x 533
JAAR 2 n=180
FA-BA201 Infectie en afweer 2 x 90 2 x 600
FA-BA202 Productzorg 2 x 90 2 x 600
FA-BA203 Neurologie 2 x 90 2 x 600
FA-BA204 Complexe geneesmiddelen 2 x 90 2 x 600
FA-BA205 Hormonale aandoeningen 2 x 90 2 x 600
FA-BA206 Huidaandoeningen 2 x 90 2 x 600
FA-BA2xx Profileringsruimte 6 x 30 6 x 200
JAAR 3 n=180
FA-BA300 Portfolio 192* 8 x 100
28 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
FA-BA301 Psychiatrische aandoeningen 2 x 90 2 x 600
FA-BA302 Cardiovasculair systeem 2 x 90 2 x 600
FA-BA303 Auto-immuniteit 2 x 90 2 x 600
FA-BA304 Oncologie 2 x 90 2 x 600
FA-BA330 Bachelorwerkstuk 168 168 x 9
FA-BA3xx Profileringsruimte 6 x 30 6 x 200
Totaal dbu 30975
Totaal fte 21,7
Totaal aantal studiepunten* 34560
* In jaar 1 240 studenten; in jaar 2en 3 168; gemiddeld betekent dit 192 studenten/jaar
Ten slotte moet opgemerkt worden dat het hier om een onderwijsformatie in strikte zin gaat:
onderwijsformatie die gemoeid is met het geven van het onderwijs en de begeleiding door de
wetenschappelijke staf. De ondersteunende diensten (secretariaat en personeel onderwijsinstituut) zijn
buiten beschouwing gelaten.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 29
5.3 Ruimtebehoefte De consequenties van de invulling van het nieuwe curriculum voor de ruimtebehoefte wordt hieronder
beschreven.
Collegezalen
In het nieuwe curriculum zullen 1-2 maal per week hoorcolleges worden gegeven aan de hele cursusgroep.
Dit is vergelijkbaar met het huidige curriculum. Er is daarom geen behoefte aan extra collegezalen.
Practicumruimtes
De behoefte aan practicumzalen zal niet groter zijn dan in het huidige curriculum. Er wordt voorzien dat er
practicumzalen nodig zijn voor analytisch-chemisch werk, celbiologisch en bacteriologisch werk en de
bereiding van geneesmiddelen. De capaciteit in het Victor J. Koningsbergergebouw voorziet in de benodigde
faciliteiten en ruimte.
Werkcollegezalen 30-60 studenten
Voor de werkcolleges zijn onderwijsruimten van 30 tot 60 studenten nodig. In het Victor J.
Koningsbergergebouw, Buijs Ballotgebouw, David de Wiedgebouw en Marinus Ruppertgebouw zijn naar
schatting voldoende werkgroepzalen beschikbaar om de onderwijsactiviteiten te kunnen plannen.
Kleine onderwijsruimten 15 personen
Voor de uitvoering van kleinschalig onderwijs, waaronder projectonderwijs en probleemgestuurd onderwijs,
is een groot aantal kleine onderwijsruimten nodig. Verder vraagt het communicatieonderwijs ook om
speciale faciliteiten in kleine onderwijsruimten.
5.4 Organisatie De uitvoering van het curriculum van de bachelor Farmacie wordt georganiseerd door het
onderwijsinstituut van het departement Farmaceutische Wetenschappen. Het onderwijsinstituut is
verantwoordelijk voor het personeel en de financiën die nodig zijn om het onderwijs te geven. Belangrijk is
om op te merken dat de kaders hiervoor gesteld worden door het TLM van de faculteit Bètawetenschappen.
De lijn voor de verantwoordelijkheid voor het personeel en financiën loopt vanaf de decaan, via het hoofd
van het departement naar de onderwijsdirecteur. Het departementsbestuur heeft de verantwoordelijkheid
om te zorgen voor voldoende personeel met de juiste expertise om te zorgen dat het onderwijs uitgevoerd
kan worden.
De eindverantwoordelijkheid voor de inhoud en de kwaliteitszorg van de opleiding berust bij de decaan en
vicedecaan onderwijs van de faculteit. De verantwoordelijkheid is gemandateerd aan de directeur van de
Undergraduate School, die vervolgens weer een mandaat heeft gegeven aan de opleidingsdirecteur binnen
het departement.
De Undergraduate School kent twee wettelijk vereiste commissies: een examencommissie en een
opleidingscommissie. Op opleidingsniveau worden een deelexamencommissie en opleidingsadvies-
commissie onderscheiden die via personele unie via de voorzitter verbonden zijn met de commissies op
Schoolniveau.
30 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
De examencommissie heeft een zelfstandige wettelijke functie ten aanzien van de toetsing en examinering
en is verantwoordelijk voor het borgen van de kwaliteit van de toetsing en de examens. De
examencommissie stelt vast of de student voldoet aan de eisen voor het diploma.
De opleidingscommissie is het wettelijke medezeggenschapsorgaan voor docenten en studenten. De
opleidingscommissie heeft de wettelijke taak om gevraagd en ongevraagd de opleidingsdirecteur te
adviseren over alle zaken die het onderwijs betreffen, te adviseren over de Onderwijs- en Examenregeling
(OER) en het onderwijsprogramma te evalueren en monitoren (kwaliteitsbewaking).
Op het niveau van het departement wordt de organisatie van het onderwijs van de diverse opleidingen
(bachelor Farmacie, College of Pharmaceutical Sciences, master Drug Innovation en master Farmacie)
gecoördineerd door het onderwijsinstituut. De leiding van het onderwijsinstituut berust bij de
onderwijsdirecteur, die bijgestaan wordt door het managementteam en geadviseerd wordt door het
onderwijsprogrammaleidersoverleg (OPLO). Het departement is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de
coördinatie van het onderwijs en onderzoek van het personeel. Het wetenschappelijk personeel is binnen
het departement aangesteld bij afdelingen. De zorg voor de (kwaliteit) van het personeel is de belangrijkste
taak van de afdeling. De hoogleraren zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het hun toegewezen
wetenschapsgebied en voor de inhoud van het te geven onderwijs op dat gebied. Om invulling te geven aan
die verantwoordelijkheid van de hoogleraren worden zogenaamde leerlijnteams ingesteld, die per leerlijn
de inhoud en kwaliteit van het onderwijs en de toetsing op dat gebied bewaken. De betreffende hoogleraar
is voorzitter van het leerlijnteam (zie tabel 5). De docenten in het leerlijnteam zijn docenten die in de
verschillende cursussen participeren. Voor de bachelor Farmacie zijn de leerlijnen gekoppeld aan de
cursussen van het eerste jaar. De verantwoordelijke hoogleraar adviseert de opleidingsdirecteur over de
inhoud en kwaliteit van het onderwijs, inclusief de toetsing, binnen de leerlijn.
Tabel 5. Overzicht leerlijnen en verantwoordelijke hoogleraar (d.d. oktober 2015)
Taakgebied Verantwoordelijke hoogleraar (leeropdracht)
Drug chemistry Prof. dr. R.J. Pieters (Chemische biologie van multivalente systemen)
Drug delivery Prof. dr. H. Vromans (Farmaceutische technologie & Biofarmacie)
Drug disposition Prof. dr. R. Masereeuw (Experimental pharmacology)
Drug action Prof. dr. G. Folkerts (Chronic obstructive pulmonary diseases and in vivo pharmacology)
Drug therapy Prof. dr. A. de Boer (Grondslagen van de farmacotherapie)
Drug research Dr. E.E. Moret, managing director UIPS
De docententeams voor de cursussen worden samengesteld door het onderwijsmanagement in
samenwerking met afdelingen van het departement. De examinator(en) voor een cursus wordt benoemd
door het hoofd van het departement, na instemming van de deelexamencommissie.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 31
Geraadpleegde literatuur
1. Bestuur Departement Farmaceutische Wetenschappen. Over wetenschap, onderwijs en waarde. strategisch plan 2020 van het departement farmaceutische wetenschappen, UU. . 2014.
2. van der Zijden J, Raaijmakers J. Implementatie strategisch plan departement farmacie. voorstellen op hoofdlijnen. . 2015.
3. Commissie Accreditatie Hoger Ondewijs, ed. Prikkelen presteren profileren. ; 2001.
4. Jenkins A, Healey M. Research-led or research-based undergraduate curricula. In: Hunt L, Chalmers D, eds. University teaching in focus. A learning-centred approach. ; 2012:128.
5. Biggs J, Tang C. Teaching according to how students learn. In: Biggs J, Tang C, eds. Teaching for quality learning at university. 4th ed. ; 2011:16.
6. Alesandrini K, Larson L. Teachers bridge to constructivism. The Clearing House. 2002;75(3):118-121.
7. Duffy T, Cunningham D. Constructivism: Implications for the design and delivery of instruction. In: Jonassen DH, ed. Handbook of research for educational communications and technology. ; 1996:170-198.
8. Gibbons M. The self-directed learning handbook: Challenging adolescent students to excel. ; 2002.
9. Knowles MS. Self-directed learning. A guide for learners and teachers. ; 1975.
10. Simons PRJ. Krachtige leeromgevingen. Gids voor onderwijsmanagement. 1999:1-11.
11. Kreijns K, Kirschner PA, Jochems W. Identifying the pitfalls for social interaction in computer-supported collaborative learning environments: A review of the research. Computers in human behavior. 2003;19:335-353.
12. Universiteit Utrecht, ed. Curiosity-driven, relevant to society. strategisch plan universiteit utrecht 2012 - 2016.
13. Vereniging van Universiteiten (VSNU), ed. Goedemorgen professor! visie op studeren in een nieuwe tijd. ; 2015.
14. Directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering, OCW, ed. De waarde(n) van weten. Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek 2015 - 2025. ; 2015.
15. Bate E, Hommes J, Duvivier R, Taylor DCM. Problem-based learning (PBL): Getting the most out of your students – their roles and responsibilities: AMEE guide no. 84. Medical Teacher. 2014;36:1-12.
16. Johnson DW, Johnson RT. Learning together and alone: Cooperative, competitive, and individualistic learning. 5th ed. ; 1999.
32 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
17. Galvao TF, Silva MT, Veiva CS, Ribeiro LM, Pereira MG. Problem-based learning in pharmaceutical education: A systematic review and meta-analysis. The scientific World Journal. 2014;2014:Article ID 578382.
18. Watmough SD, Taylor DCM, Garden AS. Educational supervisors evaluate the preparedness of graduates from a reformed UK curriculum to work as pre-registration house officers (PRHOs): A qualitative study. Medical Education. 2006;40:995-1001.
19. Thomas RE. Problem-based learning: Measurable outcomes. Medical Education. 1997;31:320-329.
20. Redactioneel. Good practices voor kleinschalig, intensief, activerend onderwijs. . December 2008.
21. The world cafe. www.theworldcafe.com. Accessed September 16th, 2015.
22. Howard-Jones PA, Demetriou S. Uncertainty and engagement with learning ga. Instructional Science. 2009;37:519-536.
23. Edmondson A. Psychological safety and learning behaviour in work teams. Administrative Science Quarterly. 1999;44:350-383.
24. Slavin RE. Research on cooperative learning and achievement: What we know, what we need to know. Contemporary Educational Psychology. 1996;21:43-69.
25. Tinto V. Learning better together: The impact of learning communities on student success. Higher Education Monograph Series, Higher Education Program, School of Education, Syracuse University. 2003;1.
26. Kember D, Ho A, Hong C. The importance of establishing relevance in motivating student learning. Active learning in higher education. 2008;9(3):249-263.
27. Streumer JN, van der Klink MR. Leren op de werkplek. ‘s-Gravenhage: Reed Business Information; 2004.
28. Harden RM, Uudlaw JM, Ker JS, Mitchell HE. Task-based learning: An educational strategy for undergraduate, postgraduate and continuing medical education, part 1. AMEE medical education guide no. 7. Medical Teacher. 1996;18(1):7-13.
29. Dahle L, Brynhildsen J, Fallsberg MB, Rundquist I, Hammar M. Pros and cons of vertical integration between clinical medicine and basic science within a problem-based undergraduate medical curriculum: Examples and experiences from linköping, sweden. Medical Teacher. 2002;24(3):280-285.
30. Pearson ML, Hubball HT. Curricular integration in pharmacy education. The American Journal of Pharmaceutical Education. 2012;76(10):1-8.
31. Zijlstra W, Asper H, Amrani A, Tupan-Wenno M. Generiek is divers. sturen op studiesucces in een grootstedelijke context. . 2013;Onderzoeksrapportage “Evaluatie G5-studiesuccesprogramma’s 2008 – 2011”.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 33
32. Koster AS, Nguyen PM, Kooiman Y, ten Berge H, Pilot A. Study success and differential perception of the undergraduate pharmacy teaching/learning environment by western and non-western ethnic students. Social interaction, learning and diversity. biennial meeting of special interest group 10, 15 and 21, EARLI. .
33. Huebner TA. What research says about differentiated instruction. Educational Leadership. 2010;67(5):79-81.
34. Tomlinson CA. How to differentiate instruction in mixed-ability classrooms. 2nd ed. ASCD; 2001.
35. Stewart M. Understanding learning: Theories and critique. In: Hunt L, Chalmers D, eds. University teaching in focus. A learning-centred approach. ACER Press; 2012:3-20.
36. Tomlinson CA, Strickland CA. Differentiation in practice: A resource guide for differentiating curriculum, grades 9-12. ASCD; 2005.
37. Hattie J, Timperley H. The power of feedback. Review of Educational Research. 2007;77(1):81-112.
38. Pandit NK, Soltis RP. Introduction to the pharmaceutical sciences. an integrated approach. 2nd ed. Lippincott Williams and Wilkins; 2011.
39. Austin JD, Hirstein J, Walen S. Integrated mathematics interfaced with science. School Science and Mathematics. 1997;97(1):4549.
40. Kain DL. Cabbages and kings: Research directions in integrated/interdisciplinary curriculum. The Journal of Educational Thought. 1993;27(3):312331.
41. Kusurkar R, Croiset G. Electives support autonomy and autonomous motivation in undergraduate medical education. Medical Teacher. 2014;36(10):915-916.
34 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
BIJLAGEN
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 35
Bijlage 1 Eindtermen bacheloropleiding Farmacie De afgestudeerde dient kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes te bezitten zoals hieronder wordt
gespecificeerd, op het niveau van een academische bachelor.
Kennis en inzicht
De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in:
de chemische en de fysisch-chemische eigenschappen en analyse van laag- en hoogmoleculaire
farmaca en farmaceutische hulpstoffen;
het formuleren van geneesmiddelen en de daarmee samenhangende kwaliteitscriteria;
de invloed van fysisch-chemische eigenschappen van chemische verbindingen op hun
toepasbaarheid als geneesmiddel;
de aangrijpingspunten van farmaca in het lichaam, tot op moleculair niveau;
de processen en factoren die een rol spelen bij de route en biologische lotgevallen van het
geneesmiddel en het beschikbaar gekomen farmacon in het lichaam;
de pathofysiologische processen die ten grondslag liggen aan ziekten en de daarvoor relevante
basale anatomie en fysiologie;
de medicamenteuze behandeling van een aantal belangrijke aandoeningen, inclusief de
achtergronden hiervan;
gewenste en ongewenste effecten van geneesmiddelen op het biologisch systeem;
de belangrijkste patiënt- en producteigenschappen die de effecten van geneesmiddelen kunnen
beïnvloeden en de hierbij te gebruiken diagnostische meetmethoden;
het proces van de ontwikkeling van geneesmiddelen;
de opzet, meetmethoden en (statistische) gegevensverwerking van farmaceutisch onderzoek.
Toepassen van kennis en inzicht
De afgestudeerde
kan kwalitatieve, kwantitatieve en statistische technieken in farmaceutisch onderzoek toepassen;
is in staat een specifieke farmaceutische vraagstelling te definiëren, hypothesen op te stellen en
verklaringen te vormen;
is in staat farmaceutische gegevens te verkrijgen en kwalitatief en kwantitatief te analyseren;
heeft in een afstudeerproject aangetoond in staat te zijn de verworven kennis, inzichten en
vaardigheden toe kunnen te passen voor het volgens de empirische cyclus oplossen van
vraagstukken binnen het farmaceutisch vakgebied.
Oordeelsvorming
De afgestudeerde
heeft kennis en inzicht in de contextuele positie van het farmaceutisch wetenschapsgebied als
zodanig, d.w.z. vanuit een wetenschapsfilosofisch en -historisch, ethisch en/of maatschappelijk
besef;
is in staat om farmaceutische, (analytisch-) chemische en biomedische vakliteratuur te lezen, te
begrijpen en kritisch te beoordelen;
36 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
is in staat verzamelde farmaceutische en biomedische gegevens op hun kwaliteit te beoordelen;
is in staat een oordeel te vormen over farmaceutische vraagstukken, mede gebaseerd op het
afwegen van relevante maatschappelijke, klinische, wetenschappelijke en ethische aspecten;
is in staat bij farmaceutische vraagstukken verbindingen te leggen met naastliggende vakgebieden
(bv. geneeskunde, biologie, scheikunde, natuurkunde).
Communicatie
De afgestudeerde
kan effectief en efficiënt doelgroepgericht mondeling en schriftelijk communiceren in het
Nederlands en Engels;
kan mondeling en schriftelijk rapporteren over onderzoek;
kan inhoudelijk bijdragen aan een wetenschappelijke discussie;
kan een beargumenteerde mening vormen en deze verdedigen;
is in staat om in groepsverband te functioneren.
Leervaardigheden
De afgestudeerde
is in staat om zelfstandig en doelgericht kennis en inzicht te verwerven aangaande voor hem of haar
nieuwe farmaceutische vraagstukken;
kan functioneren op academisch werk- en denkniveau; kan en wil dit niveau blijvend ontwikkelen;
is in staat om op de hoogte te blijven van relevante ontwikkelingen op het vakgebied en is in staat
om deze bij te houden en toe te passen;
kan multidisciplinair denken en verbanden leggen tussen de verschillende disciplines;
kan reflecteren op eigen ontwikkeling en studieloopbaan om weloverwogen keuzes te maken voor
een vervolgtraject;
kan reflecteren op het eigen handelen en (peer) feedback geven, ontvangen en verwerken;
laat professioneel gedrag zien binnen het farmaceutisch en beroepspraktijk-gericht onderwijs en
onderzoek.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 37
Bijlage 2 Inhoud van bachelorcursussen
Cursuscode Naam EC
FA-BA100 Academische vaardigheden & Professioneel gedrag 1,5
FA-BA101 Inleiding in de Farmacie 6
FA-BA102 Chemie van geneesmiddelen 7,5
FA-BA103 Toedienen van geneesmiddelen 7,5
FA-BA104 Werking van geneesmiddelen 7,5
FA-BA105 Kinetiek van geneesmiddelen 7,5
FA-BA106 Therapie met geneesmiddelen 7,5
FA-BA107 Onderzoek naar geneesmiddelen 7,5
FA-BA111
FA-BA112
FA-BA113
FA-BA114
Profileringscursus
Molecuul en geneesmiddelen
Schimmels en geneesmiddelen
Planten en geneesmiddelen
Geluk en geneesmiddelen
7,5
FA-BA201 Infectie en afweer 7,5
FA-BA202 Productzorg 7,5
FA-BA203 Neurologie 7,5
FA-BA204 Complexe geneesmiddelen 7,5
FA-BA205 Hormonale aandoeningen 7,5
FA-BA206 Huidaandoeningen 7,5
FA-BA211
FA-BA212
Profilering
Luchtwegen
xx
15
7,5
7,5
FA-BA300 Portfolio -
FA-BA301 Psychiatrie 7,5
FA-BA302 Cardiovasculair systeem 7,5
FA-BA303 Auto-immuniteit 7,5
FA-BA304 Oncologie 7,5
FA-BA330 Bachelorwerkstuk 7,5
FA-BA311
FA-BA312
FA-BA313
Profilering
Future medicines
xx
xx
22,5
7,5
7,5
7,5
38 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Cursuscode: FA-BA100
Werktitel: Academische Vaardigheden (AV) en Professioneel gedrag (PG)
Inleiding
Gedurende het eerste jaar van de Bachelor wordt met het programma van AV&PG een stevige basis
gelegd in de academische en professionele vorming van de student. Dit programma loopt het hele
jaar als een lijn door de cursussen.
Het onderwijsprogramma heeft primaire leerdoelen op het gebied van vaardigheden en attitude,
maar is inhoudelijk geïntegreerd en vindt plaats in de context van de cursusinhoud.
Doelstellingen
- ontwikkeling professioneel gedrag/academische attitude
- ontwikkeling van academische vaardigheden
- begeleiding overgang naar universiteit en studievaardigheden
- community-vorming
- monitoring en begeleiding studievoortgang
Programma
- Het programma loopt gedurende het gehele eerste jaar door het onderwijs van de cursussen
en op vaste momenten in het rooster worden voor AV&PG onderwijs uren vrijgemaakt. Het
onderwijs loopt het gehele jaar, maar tijdens periode 1 (Inleiding in de Farmacie) en periode
4 (Drug Research) zal het AV&PG onderwijs een relatief groot aandeel van het programma
zijn.
- De onderwerpen en opdrachten in dit onderwijs zijn direct gekoppeld aan de inhoud van de
lopende cursus.
- De thema’s van het onderwijs (workshops) met betrekking tot professioneel gedrag staan in
jaar 1 vast. Er zal goed nagegaan moeten worden of de thema's goed aansluiten op de
cursus of eventueel moeten worden aangepast.
Onderwijs
- Het AV&PG onderwijs wordt verzorgd door een apart docententeam (met expertise op het
gebied van vaardigheden en attitude-onderwijs), waarbij nauwe samenwerking met
inhoudelijke docenten vereist is.
- Studenten komen op regelmatige basis in dezelfde groep bijeen onder begeleiding.
Afhankelijk van de leerdoelen van de desbetreffende bijeenkomst zal de begeleiding worden
verzorgd door vaardigheidsdocenten en/of inhoudelijke docenten van de cursus. Dit vereist
dus ook een goede samenwerking van de betrokken docenten.
Toetsing
- Aan AV&PG worden studiepunten toegekend en de beoordeling/toetsing zal bestaan uit
beoordelingen voor opdrachten en het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan). Dit kan
bijvoorbeeld in de vorm van een portfolio. De opdrachten moeten allemaal met een
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 39
voldoende worden afgesloten. Daarnaast moet het portfolio compleet zijn. Studenten
mogen elk semester één opdracht herkansen.
Inhoud
I. Professioneel gedrag
Tijdens de werkgroepen wordt er aan het begin en einde van elke cursus aandacht besteed aan
het POP.
Daarnaast zullen voor elke cursus thema’s op het gebied van professioneel gedrag gedefinieerd
worden waar in die desbetreffende cursus aandacht in het onderwijs aan wordt besteed. Deze
thema’s zullen aansluiten bij het cursusonderwijs (zoals aandacht voor samenwerken en
vergaderen als studenten voor het eerst een groepsopdracht moeten doen, aandacht voor
feedback geven/ontvangen als er aan een schrijfopdracht gewerkt wordt etc.) De opdrachten
worden opgenomen in het portfolio en het POP.
Thema’s
Studievaardigheid: leerstijl, verantwoordelijkheden en verwachtingen op
universiteit/academische attitude, opdrachten lezen/analyseren/afbakenen, hoofd- en
bijzaken onderscheiden
PG ten aanzien van eigen functioneren: sterkte/zwakteanalyse eigen functioneren en actie
ondernemen ter verbetering (POP), ontvangen en verwerken feedback, reflectie, nemen van
verantwoordelijkheid/omgaan met onzekerheid
PG ten aanzien van anderen: samenwerken, vergaderen/overleggen, leiding geven,
conflicthantering, omgaan met diversiteit
PG ten aanzien van het werk: plannen en organiseren, proactiviteit en initiatief,
stressbestendigheid, integriteit, prestatiemotivatie
II. Academische vaardigheden
In elke periode wordt tijdens een cursus aandacht besteed aan academische (deel)vaardigheden.
Deze vaardigheden zijn direct gekoppeld aan de inhoud van de cursus en moeten specifiek
opgenomen worden in de cursusbeschrijvingen.
40 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Cursuscode: FA-BA101
Werktitel: Inleiding in de farmacie
Doelstellingen
Na afronding van deze cursus is de student in staat om:
- de anatomie en fysiologie van de maag en maagzuursecretie te benoemen en te duiden;
- de regulatie van de maagzuursecretie en de farmacologische beïnvloeding ervan te
beschrijven;
- zuur-base evenwichten kwalitatief en kwantitatief te beschrijven;
- de maagaandoeningen refluxziekte en peptische ulcera te duiden en de
farmacotherapeutische behandeling te schetsen.
Voorts heeft de student kennis genomen van:
- het werkveld van de apotheker en geneesmiddelonderzoeker;
- de verschillende onderwijsvormen die worden gebruikt in de bachelor Farmacie;
- verschillende studiemethoden;
- ethische dilemma’s in de gezondheidszorg en van het belang van kritisch nadenken.
Inhoud
De cursus Inleiding in de farmacie is een eerste kennismaking met de bachelor Farmacie. De
belangrijkste doelstelling is dat de student leert en ervaart wat het is om te studeren aan een
universiteit (First Year Experience, FYE) en in het bijzonder om onze studie Farmacie te volgen. Het
tutoraat, student-mentoraat, leerlijn Professioneel gedrag en de studieadviseurs spelen hierbij een
belangrijke rol.
Voorts is deze cursus een eerste inhoudelijke kennismaking met de farmacie. De zes kerngebieden
worden geïntroduceerd: chemie van geneesmiddelen, toedienen van geneesmiddelen,
geneesmiddelen in het lichaam, werking van geneesmiddelen, therapie van geneesmiddelen en
onderzoek naar geneesmiddelen (drug chemistry, drug delivery, drug action, drug disposition, drug
therapy and drug research)
Aan de hand van het centrale inhoudelijke onderwerp, de maag, ervaart de student:
- dat in de studie Farmacie het geneesmiddel centraal staat;
- dat de studie Farmacie zich beweegt op de raakvlakken van andere disciplines, namelijk
biologie, scheikunde en geneeskunde;
- dat in de farmacie en bij het beroep van apotheker ethische dilemma’s een rol spelen;
- welke onderwijsvormen worden gebruikt in de bachelor Farmacie;
- hoe inhoud, leerdoelen en toetsing van een bachelorcursus op elkaar aansluiten.
Kernwoorden
Zuur-base, pH, Henderson-Hasselbalch, regeling maagzuursecretie, farmacologische beïnvloeding van
maagzuursecretie (M3, H2, CCKB, gastrine, somatostatine, prostaglandine), maagzweer, ethiek
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 41
Cursuscode: FA-BA102
Werktitel: Chemie van geneesmiddelen
Doelstellingen
Aan het einde van de cursus is de student in staat:
- op basis van de structuur de belangrijkste fysisch-chemische eigenschappen van farmaca en
hulpstoffen te herkennen;
- de structuur van biomoleculen te herkennen en eigenschappen van deze biomoleculen te
verklaren;
- moleculaire interacties te herkennen;
- het principe van een aantal analytische technieken te beschrijven en conclusies te trekken
over de toepasbaarheid van deze technieken op eenvoudige farmaceutische vragen;
- een uitspraak te doen over de stabiliteit van farmaca op basis van de structuur.
Inhoud
In deze cursus staan de fysisch-chemische eigenschappen van componenten van geneesmiddelen
centraal. Op basis van de belangrijkste functionele groepen en kennis van de fysisch-chemische
eigenschappen van deze groepen kan ingeschat worden hoe moleculen zich gedragen binnen een
formulering en binnen het lichaam. De principes die ten grondslag liggen aan binding van atomen
(orbitalen) en intra- en intermoleculaire interacties komen aan bod. Hierbij wordt ook aandacht
geschonken aan de structuur van biomoleculen zoals aminozuren en eiwitten, RNA en DNA.
Resonantie kan stabiliteit van structuren verklaren en geeft mogelijkheid tot detectie met UV/VIS-
spectrometrie. Zure en basische eigenschappen bepalen of moleculen geladen zijn en dit bepaalt
mede of moleculen in staat zijn om membranen te passeren. Ook andere factoren zoals lipofiliteit
spelen hierbij een rol. Stereo-isomerie heeft invloed op de werking en bijwerkingen van farmaca.
De belangrijkste ontledingsreacties, hydrolyse en redox, worden toegelicht en studenten leren op
basis van de structuur een inschatting te maken van de stabiliteit van een farmacon. Hierbij wordt
ook de stabiliteit van eiwitten basaal behandeld. De achtergronden van het (spontaan) verlopen van
reacties komen aan bod (thermodynamica (enthalpie, entropie), wet van behoud van massa, reactie-
evenwichten).
In deze cursus wordt ook een start gemaakt met een aantal analytische technieken (bijv. HPLC, UV,
DLC, titratie). Analytische technieken maken gebruik van bepaalde fysisch-chemische eigenschappen
voor de detectie en kwantificering van farmaca. Resonantie geeft mogelijkheden voor detectie met
UV- spectrofotometrie, lipofiliteit speelt een belangrijke rol bij HPLC-scheiding en zuur-base-
eigenschappen liggen ten grondslag aan een groot aantal titraties.
De fysisch-chemische eigenschappen van farmaca en hulpstoffen moeten zoveel mogelijk binnen een
farmaceutisch relevante context geplaatst worden. Hierbij valt te denken aan lading (pKa) en log P
koppelen aan passieve membraandiffusie, log P koppelen aan het principe van HPLC, resonantie aan
UV en zuur-base aan titratie. Voor zover mogelijk zouden de concepten ook geplaatst moeten
worden binnen het thema ‘de maag’ omdat dit zorgt voor een goede aansluiting op de cursus
Inleiding in de farmacie en context biedt aan soms wat abstracte fysisch-chemische eigenschappen.
Hierbij valt te denken aan de pH van maag en darm bij het concept pKa en bij het gebruik van
42 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
‘maaggeneesmiddelen’ als voorbeeldmoleculen (omeprazol, ranitidine, algeldraat)
De studenten komen in aanraking met het uitvoeren van een (mini-)onderzoek waarbij de besproken
analytische technieken worden ingezet. Studenten leren om zelfstandig een vraagstelling te
formuleren die ze beantwoorden met behulp van praktische experimenten. De vraagstelling, opzet en
resultaten worden vastgelegd in een labjournaal. Na analyse worden de resultaten met basale
statistiek (gemiddelde, standaarddeviatie, normale verdeling, ijklijnen) uitgewerkt en verwerkt tot
figuren (tabellen, grafieken) waarna alles wordt weergegeven in een onderzoeksrapport.
Kernwoorden
Orbitalen, resonantie, elektronegativiteit, zuur-base, Log P, log D, buffers, isomerie, moleculaire
interacties, thermodynamica, chemische reacties (hydrolyse, redox), structuur aminozuren en
eiwitten, IEP, stabiliteit eiwitten, labtechnieken (HLPC, UV, titratie)
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 43
Cursuscode: BA-FA103
Werktitel: Toedienen van geneesmiddelen
Doelstellingen
Aan het einde van de cursus is de student in staat:
- verschillende toedieningsroutes en de bijbehorende toedieningsvormen te beschrijven;
- de functie van de diverse hulpstoffen begrijpen;
- factoren te herkennen die bepalen hoe goed farmaca vrij komen uit hun toedieningsvorm
(farmaceutische beschikbaarheid);
- de anatomie en fysiologie van het maag-darmkanaal en de verschillende
transportmechanismen voor opname van geneesmiddelen te beschrijven;
- factoren te herkennen die van invloed zijn op de bioavailability van een farmacon;
- onderzoeksmatig te kijken naar de verschillende aspecten van het formuleren van een
geneesmiddel;
- de empirische cyclus toe te passen.
Inhoud
Binnen deze cursus komt het vrijkomen van het farmacon uit de toedieningsvorm en de absorptie van
het farmacon in het lichaam aan bod. Belangrijke thema’s binnen deze cursus zijn de farmaceutische
beschikbaarheid waarbij de nadruk ligt op de kenmerken van het farmacon en de orale
toedieningsvorm, en de biologische beschikbaarheid waarbij vrijgifte uit de toedieningsvorm en
absorptie in het lichaam een grote rol spelen.
De kennis uit de cursus Chemie van geneesmiddelen wordt binnen deze cursus gebruikt en aangevuld
om een inschatting te maken hoe goed een geneesmiddel opgenomen zal worden in het lichaam (pH,
pKa, lading, lipofiliteit, BCS classificering, Lipinsky’s rule of 5).
Binnen deze cursus worden de verschillende toedieningsroutes besproken waarbij de focus ligt bij de
orale en in mindere mate rectale toedieningsroutes. De andere toedieningsroutes worden bij latere
cursussen in meer detail besproken. De samenstelling van de meest gangbare orale en rectale
toedieningsvormen (capsules, tabletten (geen vertraagde afgifte), oplossingen, zetpillen) wordt
besproken en de rol die de verschillende hulpstoffen hebben in de formulering inclusief de fysische
achtergronden. De factoren die van belang zijn voor het vrijkomen van een geneesmiddel uit een
vaste toedieningsvorm zoals polymorfie, deeltjesgrootte, diffusie, oplossnelheid en oplosbaarheid
worden toegelicht in deze cursus.
Studenten maken binnen deze cursus kennis met formuleren op ‘experimentele wijze’. Dit houdt in
dat de verschillende aspecten van en kritische punten bij het formuleren op een onderzoeksmatige
wijze bestudeerd worden en studenten zich hierdoor de onderliggende concepten van de
verschillende formuleringen eigen maken. Deze experimenten worden waar nodig ondersteund met
analyse. Ook de stabiliteit van met name waterige oplossingen komt aan bod. Bij het opzetten van de
experimenten wordt gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur. Studenten komen in
aanraking met analytisch lezen, de empirische cyclus en zijn in staat om de belangrijkste informatie
uit een artikel samen te vatten.
Na vrijkomen uit de toedieningsvorm moet het farmacon worden opgenomen in het maag-
darmkanaal (MDK). Hierbij spelen de permeabiliteit van het MDK, absorption windows en de transit-
44 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
time in het MDK een belangrijke rol. De absorptie van een farmacon kan via verschillende
transportmechanismen plaatsvinden. In het kader van de verschillende omstandigheden in het MDK
wordt ook geneesmiddel stabiliteit (hydrolyse, oxidatie) besproken. De invloed van voedselinname op
de absorptie wordt kort aangestipt.
Kernwoorden
pH, pKa, lading, oplosbaarheid, lipofiliteit, lipiden, membranen, chemische eigenschappen van
molecuul toepassen in fysiologie ten behoeve van absorptie, BCS-classificering, Lipinsky’s rule of 5,
bioavailability, farmaceutische beschikbaarheid, toedieningsroutes, orale en rectale
toedieningsvormen, oplossnelheid, oplosbaarheid, polymorfie, deeltjesgrootte, diffusie, absorption
windows, absorptiemechanismen, passief en actief membraantransport/membraanpassage,
permeabiliteit MDK, afgifte uit orale toedieningsvormen, first-pass effect, anatomie en fysiologie van
maagdarmstelsel, opbouw cel en celmembraan, pH MDK, transit-time MDK, membranen en
membraaneiwitten, drug efflux
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 45
Cursuscode: FA-BA104
Werktitel: Werking van geneesmiddelen
Doelstellingen
Na afronding van deze cursus is de student in staat om:
- de meest gangbare aangrijpingspunten van farmaca (ionkanalen, enzymen en GPCR), inclusief
hun intracellulaire signaal-transductieroutes en cellulair effect, te onderscheiden;
- de processen van gentranscriptie en -translatie, inclusief de regulatie hiervan, te
bediscussiëren;
- de structuur-functierelatie van eiwitten te beschrijven (bijv. fosforylering/defosforylering);
- de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van farmaconbinding en -werking te beschrijven
en toe te passen.
Inhoud
Deze cursus behandelt het effect van farmaca op receptor-, cel- en biochemisch niveau. Aan de hand
van een aantal voorbeeldgeneesmiddelen bijv. maagzuurremmers (H2 antagonist,
protonpompremmer) en/of bloeddrukverlagers (bètablokker, calciumantagonist, ACE-remmer)
worden de meest gangbare aangrijpingspunten, hun intracellulaire signaaltransductieroutes en de
belangrijkste intracellulaire effecten besproken (o.a. Ca2+-influx, enzymactiviteit, genexpressie). De
(regulatie van) genexpressie (DNA-RNA-eiwitconcept) wordt in detail uitgewerkt.
Hiernaast wordt ingegaan op de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van farmaconbinding en -
werking, waarbij wordt uitgegaan van de (chemische) interactie tussen ligand en receptor en waarbij
de volgende concepten aan de orde komen: affiniteit, intrinsieke activiteit, efficacy, potency,
selectiviteit, competitieve en niet-competitieve inhibitie.
Kernwoorden
Aangrijpingspunten voor farmaca, intracellulaire signaaltransductieroutes, intracellulair effect,
(in)activatie van enzymen, DNA, RNA, eiwitsynthese, ligand-eigenschappen, lipofiliteit, zuur-base
eigenschappen, structuur, agonisme, antagonisme, partieel agonisme, invers agonisme, competitieve
versus niet-competitieve inhibitie, kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van receptorwerking,
analyse van dosis-werkingscurves, kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van enzymwerking en
-kinetiek tot op het niveau van Michaelis Mentenkinetiek en lineaire transformaties
46 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Cursuscode: FA-BA105
Werktitel: Kinetiek van geneesmiddelen
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- de gang van het geneesmiddel door het lichaam (ADME) te beschrijven;
- de fysiologische en chemische processen in maagdarmstelsel, nier en lever, die van
invloed zijn op de biologische beschikbaarheid (AUC, plasmaconcentratie-tijdcurve) van
een geneesmiddel, te bediscussiëren;
- farmacokinetische parameters en concepten te beschrijven, te weten dosis, Ka, F, Vd,
Cmax, tmax, Km, Ke, CL, t1/2, AUC, eiwitbinding;
- farmacokinetische aspecten van een enkelvoudige intraveneuze en orale toediening van
een geneesmiddel te kwantificeren.
Bovendien heeft de student kennis gemaakt met:
- een aantal analysemethoden waarmee speeksel- en urineconcentraties van
geneesmiddelen en metabolieten bepaald kunnen worden;
- complicerende factoren die van invloed zijn op de distributie, het metabolisme en de
eliminatie van grote moleculen.
Inhoud
In deze cursus staan de distributie, het metabolisme en de eliminatie van geneesmiddelen centraal.
Deze concepten worden behandeld in de context van verschillende bloeddrukverlagers (bijv.
enalapril), waarbij de focus ligt op het moleculaire en fysiologische niveau. Allereerst wordt gewerkt
aan algemeen (kwalitatief) inzicht in de factoren die van invloed zijn op de biologische
beschikbaarheid van een farmacon en de processen die ten grondslag liggen aan
geneesmiddeldistributie, -metabolisme en -eliminatie (voor kernbegrippen, zie hieronder) na
intraveneuze en orale toediening. In deze context zal de student ook kennis maken met een aantal
analysemethoden waarmee plasma- en urineconcentraties van geneesmiddelen en metabolieten
bepaald kunnen worden en de daaraan voorafgaande voorbewerking van biologische monsters. Ter
ondersteuning van genoemde processen wordt de functionele anatomie en fysiologie van de lever
(metabole enzymen, secretie in de gal) behandeld en wordt de nier als uitscheidend orgaan
besproken. Rectale toediening kan naast orale toediening gezet worden in het kader van het
omzeilen van het first-pass effect. Hiernaast wordt de basis gelegd voor de kwantitatieve
farmacokinetiek. Studenten leren werken met de verschillende farmacokinetische parameters aan de
hand van het 1-compartimentsmodel en krijgen inzicht in, en leren te rekenen aan, de
plasmaconcentratie-tijdscurve na intraveneuze en orale toediening. Ten slotte wordt de student alert
gemaakt op het verband tussen biologische beschikbaarheid van een farmacon en het verloop van
het farmacologische effect.
De focus ligt in de cursus op kleine moleculen, maar er kan ter introductie ook kennis gemaakt
worden met mogelijke (extra) factoren die van invloed zijn op de distributie, het metabolisme en de
eliminatie van grote moleculen.
Kernwoorden
absorptie (first-pass effect, drug efflux, biologische beschikbaarheid, bio-equivalentie), distributie
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 47
(verdelingsvolume, eiwitbinding), metabolisme (fase 1 en 2 reacties, cytochroom P450, conjugaties,
prodrugs), eliminatie (renale excretie, glomerulaire filtratie, reabsorptie, hepatische secretie,
enterohepatische kringloop); enkelvoudige toediening (IV en oraal), 0e en 1e orde kinetiek, 1-
compartimentsmodel, plasmaconcentratietijdscurve, kinetische parameters (dosis, Ka, F, Cmax, tmax,
Vd, Km, Ke, CL, t1/2, AUC) en relatie toedieningsvorm-kinetische parameters (dosis versus Cmax).
48 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Cursuscode: FA-BA106
Werktitel: Therapie met geneesmiddelen
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- de anatomie en fysiologie van het autonome zenuwstelsel te beschrijven;
- de invloed van het autonome zenuwstelsel op hartactiviteit en vaattonus te beschrijven;
- de regulatie van de functie van skeletspieren te beschrijven;
- de werking van de nier te beschrijven;
- de pathogenese en risico’s van verhoogde bloeddruk te beschrijven;
- de werkingsmechanismen van de belangrijkste antihypertensiva te beschrijven;
- de werkingsmechanismen van spierverslappers te beschrijven;
- de voornaamste bijwerkingen van de antihypertensiva te noemen en verklaren;
- uit te leggen hoe de effectiviteit en de incidentie van bijwerkingen van antihypertensiva
gemeten worden;
- de belangrijkste redenen waarom patiënten afwijkend reageren op een geneesmiddel te
noemen en verklaren;
- uit te leggen welke factoren een rol spelen bij het kiezen voor een behandeling voor een
patiënt (beleid, evidence, individuele patiëntfactoren etc.).
Inhoud
In deze cursus staat de medicamenteuze behandeling van een patiënt met verhoogde bloeddruk,
arteriële hypertensie, centraal. Een belangrijk leerdoel is dat de student gewenste en ongewenste
effecten van geneesmiddelen kan verklaren aan de hand van de farmacologische eigenschappen van
die middelen en (patho)fysiologische processen in het lichaam.
Om de aandoening en vooral de werking van de verschillende antihypertensiva goed te kunnen
begrijpen is kennis nodig van de circulatie (hart, vaten), de nier (o.a. nierdoorbloeding, GFR, Na- en K-
secretie, RAAS, countercurrentprincipe) en de bloeddrukregulatiemechanismen (RAAS,
baroreceptormechanisme). In dit kader komen ook de skeletspieren en het autonome zenuwstelsel
langs en de verschillende manieren waarop de functie daarvan kan worden beïnvloed.
De student maakt kennis met klinisch-chemische bepalingsmethoden als hulpmiddel bij diagnostiek
en therapie. Ook vindt een kennismaking plaats met clinical evidence en richtlijnen.
Kernwoorden
introductie klinische chemie, de betekenis van het bepalen van kalium, natrium en creatinine voor de
farmacotherapie, relatie toedieningsvorm-therapietrouw, structuur en functie van het autonome
zenuwstelsel, aansturing dwarsgestreepte spieren, RAAS, regulatie bloeddruk, kennismaking met
biomarkers, risico’s van hypertensie, werkingsmechanismen en effecten van bètablokkers
(metoprolol), diuretica (chloortalidon, furosemide), calciumantagonisten (amlodipine, verapamil),
RAS-remmers (enalapril, losartan), spierverslappers, hypertensie: therapeutische mogelijkheden,
therapeutische doelen, aangetoonde effectiviteit, beleid.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 49
Cursuscode: FA-BA107
Werktitel: Onderzoek naar geneesmiddelen
Doelstellingen
Na afloop van deze cursus is de student in staat om:
- te werken volgens de empirische cyclus;
- een concrete onderzoeksvraag te formuleren;
- een onderzoeksverslag te schrijven volgens de IMRD-structuur;
- begrippen als ‘kennis’ en ‘kennis vergaren’ vanuit een wetenschapsfilosofisch perspectief
te benaderen;
- de statistische kernbegrippen te beschrijven, te weten: normaalverdeling,
overschrijdingskans, kritieke waarde en betrouwbaarheidsinterval;
- een aantal statistische toetsen correct toe te passen en de statistische output hiervan te
interpreteren, te weten: T-toets, univariate ANOVA, chi-kwadraat;
- SPSS te gebruiken voor het uitvoeren van statistische analyses.
Bovendien heeft de student kennis gemaakt met:
- de verschillende fasen van geneesmiddelen onderzoek (de drug pipeline incl. fase IV en
meta-analyse);
- verscheidene onderzoeksprojecten die lopen binnen UIPS en/of de UU in het kader van
geneesmiddelenontwikkeling;
- wetenschappelijke en professionele integriteit.
Inhoud
Tijdens de cursus gaat de student voor het eerst ervaren wat het is om zelf onderzoek te doen. De
focus in de cursus ligt op de kennismaking met farmaceutisch onderzoek en het leren toepassen van
de empirische cyclus. Binnen een project/experiment leert de student een onderzoeksvraag
formuleren, na te denken over bruikbare onderzoeksmethoden en een valide onderzoeksdesign op te
stellen voor het beantwoorden van die onderzoeksvraag. Hiernaast zal de student de academische
vaardigheden opgedaan tijdens jaar 1 toepassen bij het schrijven van een onderzoeksverslag volgens
de IMRD-structuur. In deze context zal de student inzicht krijgen in belangrijke aspecten van
onderzoeksopzet (methodologie), dataverzameling en -analyse en verslaglegging. De student maakt
kennis met farmaceutisch onderzoek in de brede zin (drug pipeline) en in meer detail met een aantal
onderzoeksmethoden uit de bioanalyse, de in vitro en in vivo farmacologie en het klinisch onderzoek
aan de hand van actuele farmaceutische onderzoeksprojecten binnen UIPS en de UU.
Hiernaast zal de basis gelegd van de wetenschappelijke en professionele integriteit, van de
biostatistiek en leren studenten werken met de statistische kernbegrippen en verschillende
statistische toetsen toe te passen en te interpreteren.
Kernwoorden
geneesmiddelenonderzoek, actueel onderzoek, methodologie, onafhankelijke/afhankelijke
variabelen, meetmethode, onderzoeksopzet incl. controles en controlegroepen, repliceerbaarheid,
generaliseerbaarheid, validiteit (meetmethoden, selectiebias, informatiebias, confounding),
normaalverdeling, overschrijdingskans, kritieke waarde, betrouwbaarheidsinterval, variantie, T-toets,
univariate ANOVA, chi-kwadraat, lineaire regressie, SPSS, drug pipeline, bioanalyse (voorbewerking,
50 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
SDS-page, LC-MS), in vitro, in vivo, klinisch experimenteel (randomised controlled) vs. observationeel
(cohort – incl. fase IV, case-control), meta-analyse, integriteit
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 51
Cursuscode: FA-BA111/114
Werktitel: Profileringscursussen:
- Molecuul en geneesmiddelen (FA-BA111)
- Schimmels en geneesmiddelen (FA-BA112)
- Planten en geneesmiddelen (FA-BA113)
- Geluk en geneesmiddelen (FA-BA114)
Doelstellingen
Deze profileringscursussen hebben de volgende doelstellingen:
1. verdieping (c.q. integratie, toepassing) van de in eerdere cursussen opgedane kennis
2. verbreding binnen het gebied van de Farmacie
3. oriëntatie op de verschillende beroepsmogelijkheden van farmaceuten
4. oriëntatie op de bachelor Farmacie of op een andere bacheloropleiding*
Na afloop van deze cursussen:
- heeft de student inzicht gekregen in de Farmaceutische Wetenschappen en in
raakvlakken met andere disciplines
- is de student in staat om bewuste keuzes te maken m.b.t. het vervolg van de studie
- heeft de student kennis gemaakt met de mogelijke vervolgopleidingen en
beroepsperspectieven
- heeft de student kennis en inzicht verkregen op het gebied van de disciplinaire inhoud
van de desbetreffende profileringscursus
Inhoud
Inhoudelijk hoeven deze profileringscursussen niet toetsbaar bij te dragen aan de eindtermen van de
bachelor. Dat geldt evenzeer voor academische en professionele vaardigheden. Immers, niet elke
student zal een van deze cursussen volgen. Als mogelijke inhoudelijke aandachtspunten (t.b.v.
doelstellingen 1 t/m 4) kunnen worden genoemd:
Molecuul en geneesmiddelen:
- hoe kan een geneesmiddel (small molecule) worden gesynthetiseerd?
- wat zijn de consequenties van een kleine verandering in chemische structuur voor
chemische en farmacologische eigenschappen en voor de wijze van toediening?
Schimmels en geneesmiddelen:
- wat zijn schimmels?
- welke geneesmiddelen hebben we aan schimmels te danken?
- hallucinogene verbindingen uit schimmels
- hoe worden veelvoorkomende lokale schimmelinfecties (bijv. spruw, kalknagels, tinea)
lokaal behandeld?
- schimmelinfecties als complicatie van geneesmiddelengebruik
- schimmels en houdbaarheid van vloeibare geneesmiddelen
52 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Planten en geneesmiddelen
- geschiedenis van geneesmiddelen
- van plant tot geneesmiddel
- fytotherapie (& homeopathie)
- kwaliteitsbewaking
- regelgeving en de rol van de apotheker
Geluk en geneesmiddelen
- cognitive enhancement met farmacologische middelen en de rol van de apotheker
- methylfenidaat ter verbetering van leerprestaties
- remming van de veroudering
- doping
- geestverruimende middelen
- abortiva
- ethische aspecten
Doelstelling 3 zal in alle door Farmacie georganiseerde eerstejaars profileringscursussen terugkomen,
onafhankelijk van de inhoud van de betreffende cursus, in de vorm van een “snuffelstage”. Deze
dient nog nader te worden uitgewerkt, maar de onderstaande uitgangspunten worden voorgesteld:
- tijdens de snuffelstage komt de student met zowel de openbare apotheek, de
ziekenhuisfarmacie als het farmaceutisch onderzoek in aanraking
- in principe loopt een eerstejaars mee met een masterstudent die in een apotheek stage
loopt, dan wel een masterstudent of AIO die aan een onderzoek werkt
- omvang: ca. 40 uur, bij voorkeur aaneengesloten
- de snuffelstage wordt zo ingeroosterd dat de studenten gespreid worden over
onderwijsperiode drie
Verdere invullingen om aan doelstelling 3 te voldoen zijn mogelijk. Goed onderling overleg tussen de
vier profileringscursussen is noodzakelijk.
* N.B. 1 Oriëntatie op de bachelor Farmacie is impliciet in de thematiek van de profileringscursussen. Oriëntatie op een andere bachelor kan worden bereikt door het volgen van een keuzecursus bij een andere opleiding dan Farmacie. Hierbij valt vooral te denken aan biologie of scheikunde. Per definitie is het niet aan Farmacie om deze cursussen te organiseren. * N.B. 2 Binnen de Undergraduate School of Sciences (UGS) is overeengekomen dat eerstejaars profileringscursussen alle in timeslot D in onderwijsperiode 3 worden geprogrammeerd, teneinde uitwisseling van studenten mogelijk te maken.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 53
Cursuscode: FA-BA201
Werktitel: Infectie en afweer
Doelstellingen
Aan het einde van deze cursus is de student in staat:
- de kenmerken van virussen en bacteriën in relatie tot pathogeniciteit te beschrijven;
- chronologisch de processen te beschrijven die betrokken zijn bij de
verdedigingsmechanismen van het lichaam tegen virus of bacterie;
- chronologisch de processen te beschrijven die leiden tot ziekteverschijnselen na een infectie
met een virus of bacterie;
- de immuuncellen (macrofagen, mestcellen, NK-cellen, dendritische cellen) en processen
(complementsysteem, acute inflammatie) betrokken bij de aangeboren afweer te herkennen;
- de immuuncellen (APC, T-cel, B-cel, antilichaam) en processen (primaire respons en
secundaire respons (memory)) betrokken bij het adaptief immuunsysteem te herkennen;
- de principes van het opwekken van immuniteit door middel van vaccins, en het belang van
adjuvantia daarbij, te beschrijven;
- het werkingsmechanisme van antivirale middelen (valaciclovir) en de behandeling van een
simpele virale infectie (bijv. herpesinfectie) te beschrijven;
- het werkingsmechanisme en de farmacokinetiek van de meest gebruikte antibiotica (bèta-
lactamantibiotica, fluorchinolonen, macroliden, tetracyclines en co-trimoxazol) te
beschrijven;
- verstoringen in afweerprocessen bij immuundeficiënties te beschrijven;
- de meest voorkomende ziekteverwekkers van luchtweg- en urineweginfecties te duiden;
- de standaardbehandeling van bacteriële luchtweg- en urineweginfecties te beschrijven;
- inzicht te tonen in de determinering van micro-organismen;
- inzicht te tonen in microbiële afdodingscurves en desinfectie- en steriliteitsmethoden.
Inhoud
In de cursus wordt de basis gelegd van de immunologie. De student zal het immuunsysteem leren
kennen aan de hand van een chronologische weergave van gebeurtenissen na het eerste contact met
een virus of bacterie. Er wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen de normale werking van het
immuunsysteem, waardoor voorkomen wordt dat blootstelling aan een micro-organisme tot een
infectie leidt, en het behandelen van infecties wanneer deze afweer kennelijk niet afdoende is. De
host-microbe-interactie zal in detail worden uitgewerkt en gekoppeld worden aan o.a. de herkenning
van infectieuze agentia, de werking van de aangeboren afweer, acute inflammatie, activatie van het
adaptief immuunsysteem, de productie van antilichamen en de opbouw van afweer. De nadruk zal
hierbij liggen op de processen tot op celniveau (cytokines en intracellulaire signaalroutes zullen alleen
wanneer nodig benoemd worden). Welke cellen worden geactiveerd, welke cellen communiceren
met elkaar en welke processen worden geactiveerd? De student leert verstoringen in afweer
beschrijven in de context van immuundeficiënties. Aan de hand van (de preventie van) enkele
eenvoudige infectieziekten, wordt aandacht besteed aan vaccinatie en de farmacotherapie met
antibiotica (luchtweg- en urineweginfecties) en antivirale middelen (herpesinfecties). De
farmacotherapie beperkt zich tot het toepassen van farmaca op basis van werkingsmechanisme in
54 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
relatie tot de specifieke eigenschappen van de microbe, de mechanismen die betrokken zijn bij het
ontstaan van resistentie en een introductie in het beleid dat hieruit voortkomt (maatwerk, PK/PD en
verdieping in het voorschrijfbeleid komen in de master). Binnen dit kader werkt de student ook aan
microbiële labvaardigheden, waarbij ook aandacht besteed wordt aan steriliteit en desinfectie.
Hiernaast biedt de farmacotherapie een relevante context om de biofarmaceutische en
farmacokinetische aspecten van orale vs. parenterale toediening te herhalen en deze concepten uit
te bouwen met betrekking tot de specifieke farmacokinetische eigenschappen van antibiotica.
Kernwoorden
infectieziekten, aangeboren afweer (macrofagen, mestcellen, NK- cellen, dendritische cellen),
adaptief immuunsysteem (APC, T-cel, B-cel, antilichaam), primaire respons, secundaire respons
(herinfectie), MHC-I,MHC-II,CD4,CD8, acute inflammatie, koorts, complementsysteem, vaccinatie,
adjuvantia, pathogeniciteit virus en bacterie, immuun-gecomprimeerd, antibiotica (bèta-
lactamantibiotica, fluorchinolonen, macroliden, tetracyclines, cotrimoxazol), antivirale middelen
(aciclovir), orale vs. parenterale toediening, farmacokinetiek van antibiotica.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 55
Cursuscode: FA-BA202
Werktitel: Productzorg
Doelstellingen
Aan het einde van deze cursus is de student in staat:
- verschillende toedieningsvormen te beschrijven;
- de functie van hulpstoffen begrijpen en hun onverenigbaarheden verklaren;
- een voorstel te doen voor een formulering van een geneesmiddel gebaseerd op quality by
design (QBD);
- kwaliteitscontroles te beschrijven en de juiste controles in te zetten;
- fysisch-chemische processen die ten grondslag liggen aan formuleringen te begrijpen;
- de kwaliteit van een formulering te kunnen bepalen door toepassen en interpreteren van
diverse analytische technieken;
- de verschillen in kinetiek veroorzaakt door de toedieningsvorm te begrijpen;
- een productdossier te analyseren;
- een voorstel te doen voor een (eenvoudige) eiwitformulering;
- analytische technieken te begrijpen om de kwaliteit van een formulering te kunnen
beoordelen.
Inhoud
In deze cursus staat de productzorg centraal. De verschillende toedieningsvormen en routes (inclusief
parenteraal) worden besproken. De nadruk ligt binnen deze cursus op het zelfstandig rationeel
ontwerpen van bereidingen (i.p.v. het nawerken van een bestaand voorschrift). De student moet
kennis hebben van de fysisch-chemische eigenschappen van farmacon en de hulpstoffen, de functie
van de hulpstoffen, belangrijke onderwerpen uit de fysische chemie (viscositeit, diffusie, reologie,
etc.), onverenigbaarheden, de volgorde van bereidingsstappen en de kritische stappen bij de
bereiding. Binnen de cursus worden formuleringen op een onderzoeksmatige wijze bekeken waarbij
studenten door middel van zelfstandig experimenteren volgens de empirische cyclus het belang van
de samenstelling, de hulpstoffen en het bereidingsprotocol leren inzien. Bij het zelfstandig opzetten
van deze experimenten wordt gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur waarbij studenten
kritisch leren kijken naar vergelijkende studies. De experimenten worden ondersteund met analyse
waarbij ook aandacht is voor kwaliteitscontroles.
Binnen de cursus wordt ook een eerste stap gemaakt voor het formuleren van eiwitten. Er wordt
aandacht geschonken aan de kritische punten bij het werken met eiwitten.
Tijdens de ontwerpfase (QBD), wordt gekeken naar het doel van het geneesmiddel en de
toedieningsroute. Studenten maken een ontwerp voor de samenstelling en vervolgens een ontwerp
voor de bereidingswijze. Tijdens deze fase is het van groot belang rekening te houden met de
kritische product- en procesparameters om het proces (en daarmee het product) te bewaken. Er
wordt dus niet alleen een product ontworpen maar ook een proces. Binnen deze cursus maken
studenten ook kennis met het productdossier. Naast het product zelf wordt er ook aandacht
geschonken aan (de eisen aan) verpakkingen.
In de cursus is aandacht voor de verschillende kwaliteitseisen waaraan het product moet voldoen en
56 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
hoe je deze kwaliteit het beste kunt waarborgen met kwaliteitscontroles achteraf (desintegratie,
dissolutie, chemische zuiverheid, deeltjesgrootte, smelttijd, gehaltespreiding, microbiologische
zuiverheid) en door QBD en in-procescontroles. Ook validatie van processen en analyses die gebruikt
worden om het proces/product te beoordelen komen in de cursus aan de orde.
Zowel bij de formulering van kleine als grote moleculen is het van groot belang om de stabiliteit van
de formulering te bestuderen i.v.m. eventuele degradatie van farmacon en mogelijke toxische
producten.
De verschillende toedieningsroutes en toedieningsvormen (bijv. directe afgifte vs. vertraagde afgifte)
hebben een grote invloed op het farmacokinetische profiel. Binnen de cursus wordt de relatie gelegd
tussen de keuze voor een bepaalde toedieningsvorm en het effect hiervan op de farmacokinetiek en
de farmaceutische en biologische beschikbaarheid van een farmacon.
Kernwoorden
eisen en eigenschappen van toedieningsvormen: capsules, tabletten inclusief gereguleerde afgifte,
orale oplossingen, suspensies, emulsies, solubilisaten, zetpillen, parenterale toedieningsvormen;
stofeigenschappen en karakteristieken, kritische stappen in productieprocessen, functie van
(kritische) hulpstoffen, buffers, desintegratie, dissolutie, vertraagde afgifte, (on)verenigbaarheid,
fysische chemie, viscositeit, reologie, diffusie, oppervlaktespanning, zetapotentiaal, mengen,
compacteren, polymeren, kwaliteitscontrole, QBD, bio-equivalentie, formulering eiwitten (start),
polymeren, stabiliteit van kleine en grote moleculen, reactiekinetiek, (N)IR, fluorescentie, NMR, DLC,
HPLC, MS, SDS-PAGE, western blot, ELISA, farmacokinetiek.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 57
Cursuscode: FA-BA203
Werktitel: Neurologie
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- de functionele anatomie van het perifere en centrale zenuwstelsel te schetsen;
- de vijf belangrijkste neurotransmittersystemen met hun receptoren te beschrijven
(noradrenaline, serotonine, dopamine, GABA en glutamaat);
- de bouw van een zenuwcel en de chemische processen die verantwoordelijk zijn voor het in
stand houden van de rustpotentiaal en het genereren van een actiepotentiaal te beschrijven;
- de verwerking van sensorische informatie in het perifere en centrale zenuwstelsel te
beschrijven;
- de aansturing van beweging door het perifere en centrale zenuwstelsel te beschrijven;
- de pathofysiologie, farmacologie en farmacotherapie van de ziekte van Parkinson tot op
neurotransmitterniveau uit te leggen;
- drie processen, namelijk excitotoxiciteit, eiwitaggregatie en oxidatieve stress, die ten
grondslag liggen aan neurodegeneratie te duiden;
- het principe van excitatie en inhibitie binnen neuronale netwerken te beschrijven;
- de pathofysiologie, farmacologie en farmacotherapie van epilepsie tot op
neurotransmitterniveau uit te leggen;
- de pathofysiologie, farmacologie en farmacotherapie van pijn (neuropatische pijn,
nociceptieve pijn, ontstekingspijn) tot op neurotransmitterniveau uit te leggen;
- factoren die bepalend zijn voor passage over de bloed-hersenbarrière te duiden (BCS
classificatie, p-glycoproteïne).
Inhoud
In deze cursus is de werking van het centraal zenuwstelsel het centrale thema; de nadruk ligt daarbij
op de behandeling van enkele aandoeningen waarbij er sprake is van verstoorde prikkelgeleiding,
namelijk pijn, epilepsie en de ziekte van Parkinson.
Er wordt begonnen bij de basis, namelijk de bouw en werking van de zenuwcel en de (chemische)
communicatie tussen zenuwcellen. Van hieruit wordt de kennis verder uitgebouwd op neuronaal
netwerkniveau. In de context van genoemde aandoeningen wordt ook de basiskennis verkregen over
de functionele anatomie van het (centraal) zenuwstelsel, de belangrijkste neurotransmittersystemen
(noradrenaline, serotonine, dopamine, GABA, glutamaat) en wordt aandacht besteed aan het
excitatie/inhibitie principe in neuronale netwerken en neurodegeneratie. De bloed-hersenbarrière
wordt besproken in het kader van specifieke chemische eisen die gesteld worden aan centraal
werkende farmaca.
Kernwoorden
zenuwcel, rustpotentiaal, actiepotentiaal, signaaloverdracht, functionele anatomie, perifeer
zenuwstelsel, centraal zenuwstelsel, bloed-hersenbarrière, piramidaal, extrapiramidaal, dopamine,
GABA, glutamaat, farmacotherapie, ziekte van Parkinson (l-dopa + decarboxylaseremmer,
pramipexol, entacapon), neurodegeneratie (excitotoxiciteit, eiwitaggregatie, oxidatieve stress),
epilepsie (ionkanaaldefecten, evenwicht GABA/glutamaat, carbamazepine, valproïnezuur,
58 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
lamotrigine), neuropatische pijn (lidocaïne, pregabaline, duloxetine), nociceptieve en ontstekingspijn
(paracetamol, diclofenac, morfine) bloed-hersenbarrière, BCS-classificatie, transportmechanismen
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 59
Cursuscode: FA-BA204
Werktitel: Complexe geneesmiddelen
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- de technieken die gebruikt worden bij de productie en opzuivering van biopharmaceuticals
(zowel recombinante DNA- technologie als overige genmodulerende technieken (RNAi,
virussen voor gentherapie, etc.) te beschrijven;
- de formulering van biopharmaceuticals te beschrijven;
- factoren die van belang zijn voor de farmacokinetiek en farmacodynamie van
biopharmaceuticals te herkennen;
- een uitspraak te doen over de stabiliteit van een biopharmaceutical;
- de kwaliteitscontroles van biopharmaceuticals voor en na formulering te beschrijven;
- het registratietraject van biopharmaceuticals en biosimilars te beschrijven;
- de pathofysiologie en therapie van aandoeningen die in het algemeen behandeld worden
met biopharmaceuticals te beschrijven;
- de werkingsmechanismen van biopharmaceuticals te beschrijven.
Inhoud
Biopharmaceuticals spelen een belangrijke rol bij veel therapieën zoals reumatoïde artritis en kanker.
Biopharmaceuticals hebben duidelijke andere karakteristieken en een ander productieproces dan de
small molecules.
Om de biotechnologie te behandelen binnen een relevante klinische setting wordt de biotechnologie
binnen deze cursus gekoppeld aan een aantal producten waarbij ook het werkingsmechanisme van
het product en de pathofysiologie (tot op het niveau van het aangrijpingspunt van de
farmacotherapie) kort aan bod komen. Een mogelijk voorbeeld van een dergelijke aandoening is de
auto-immuunziekte reumatoïde artritis. Hoewel de focus binnen deze cursus ligt op eiwit-
biopharmaceuticals (antilichamen, enzymen, cytokinen) zal er ook aandacht besteed worden aan
vaccins en ATMP's, waaronder gen- en celtherapieën en regenerative medicine.
Naast de productie van biopharmaceuticals (recombinante DNA-technologie: kloneren, recombinante
expressiesystemen en zuiveringstechnieken) is er binnen de cursus ook aandacht voor de bijzondere
eisen die gesteld worden aan de formulering van biopharmaceuticals en de kwaliteitszorg van
biopharmaceuticals.
Hierbij wordt ook de rol van formuleringen bij de bescherming van biopharmaceuticals tegen
versnelde afbraak in het lichaam behandeld. De kwaliteitscontrole maakt onderdeel uit van zowel de
productie van biopharmaceuticals als de formulering en vereist de inzet van geschikte
analysetechnieken om de kwaliteit zowel gedurende de productie van eiwitten m.b.v. biotechnologie
als tijdens het formuleren en in het eindproduct te kunnen monitoren. Deze technieken maken het
ook mogelijk om een uitspraak te doen over de stabiliteit en zuiverheid van biopharmaceuticals.
Kernwoorden
productie van biopharmaceuticals, kloneren, recombinante expressiesystemen, zuiveringstechnieken,
recombinante technologie, gehumaniseerde eiwitten, antilichamen, microbiologie in kader van
productie complexe geneesmiddelen, stabiliteit van eiwitten, eiwitanalyse (NMR, ELISA, SDS-PAGE,
60 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Western blot, HPLC, MS, UV, fluorescentie, SCX, SAX, gelfiltratie, affiniteitschromatografie),
voorbewerking, formuleren eiwitten, kwaliteitscontrole formulering
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 61
Cursuscode: FA-BA205
Werktitel: Hormonale aandoeningen
Doelstellingen
Na afronding van deze cursus is de student in staat om:
- de glucosehuishouding, evenals de endocrinologische beïnvloeding daarvan, te beschrijven;
- de pathofysiologie van diabetes type 2 te verklaren;
- de farmacotherapie van diabetes type 1 en 2 te verklaren;
- de vorming en werking van schildklierhormonen te beschrijven en schildklierziekten te
verklaren;
- de vorming en werking van geslachtshormonen te beschrijven in het kader van de regulatie
van vruchtbaarheid;
- de toepassing van fertiliteitsgeneesmiddelen te verklaren;
- klinisch-chemische gegevens m.b.t. genoemde endocrinologische aandoeningen te
interpreteren;
- farmaceutisch-technologische aspecten van grootmoleculaire farmaca (insuline, bepaalde
fertiliteitsgeneesmiddelen), zoals formulering en toediening, te beschrijven;
- farmaceutisch-technologische aspecten van lipofiele farmaca (schildklierhormonen, bepaalde
fertiliteitsgeneesmiddelen), zoals formulering en toediening, te beschrijven;
- de farmacokinetische aspecten van transdermale, lipofiele en grootmoleculaire farmaca te
beschrijven;
In algemene zin is de student in staat na zelfstudie:
- endocrinologische regelkringen te analyseren, endocriene ziekten te doorgronden en te
bediscussiëren hoe je daar op in kan grijpen (dus mechanistisch op basis van, en het niveau
van, de regelkring).
Inhoud
Deze cursus behandelt drie endocrinologische systemen, waarbij aandacht wordt besteed aan
vorming en werking van de desbetreffende hormonen, de regelkringen die hiermee worden
beïnvloed, en de aandoeningen die ontstaan door ontregeling van deze regelkringen. Voorts wordt
ingegaan op de klinisch-chemische aspecten (bijv. medische hulpmiddelen, plasmawaarden als
uitleesmaat voor de regelkringen) en farmacotherapeutische (incl. beleid) en farmaceutisch-
technologische aspecten van de behandeling van de endocrinologische aandoeningen.
Expliciet einddoel van de cursus is dat de student de benodigde kennis, inzicht en vaardigheden heeft
verworven om een willekeurige endocrinologische aandoening in al zijn facetten via zelfstudie te
doorgronden.
Kernwoorden
endocrinologie, endocrinologische regelkringen, pathofysiologie van endocrinologische
aandoeningen; glucosehuishouding, diabetes type 2, insulineresistentie, metformine,
sulfonylureumderivaten, insuline; werking schildklier en schildklierhormonen,
schildklieraandoeningen (Graves, hypothyreoïdie, thyroxine); endocrinologie van vruchtbaarheid en
voortplanting, vorming en werking van geslachts- en voortplantingshormonen, ethinylestradiol,
progestagenen, gonadoreline, anticonceptie, IVF;
62 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
klinische chemie: bepalen van plasmawaarden als uitleesmaat voor werking regelkring, interpreteren
van labresultaten (incl. nauwkeurigheid/onzekerheid); bioavailability en formuleren van (zeer)
lipofiele farmaca (geslachtshormonen), transdermale (pleisters) toediening.
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 63
Cursuscode: FA-BA206
Werktitel: Huidaandoeningen
Doelstellingen
Na afronding van deze cursus is de student in staat om:
- de fysiologie van de huid en pathofysiologie van de huidaandoeningen (constitutioneel)
eczeem en psoriasis te beschrijven;
- de farmacotherapeutische behandeling van eczeem en psoriasis met de onderliggende
aangrijpingspunten van de farmaca te beschrijven;
- de farmacokinetiek na dermale toediening te verklaren;
- de eisen en eigenschappen van de verschillende dermale toedieningsvormen en de fysisch-
chemische achtergronden te beschrijven;
- de kritische stappen van productieproces te beschrijven;
- de kwaliteit en stabiliteit van dermatica te beschrijven.
Inhoud
In deze cursus staan de huid, huidaandoeningen en dermale toedieningsroutes centraal. De rol van
de huid als barrière wordt besproken. De pathofysiologie van een aantal huidaandoeningen (eczeem
en psoriasis) wordt behandeld inclusief de bijbehorende farmacotherapie van deze aandoeningen,
waarbij de werkingsmechanismen en effecten van corticosteroïden (lokaal), retinoïden (acitretine) en
keratolytica worden behandeld. Hierbij is ook aandacht voor huidpassage (penetratiecoëfficiënt) wat
het verschil kan maken tussen lokale en systemische effecten. Vanuit de penetratie door de huid is
het een kleine stap naar de kinetiek (ADME) na dermale toediening. Hierbij worden ook de verschillen
in kinetiek ten opzichte van orale toedieningsvormen besproken zodat deze stof kort herhaald wordt.
Vanuit biofarmaceutisch oogpunt wordt er gekeken naar de eisen en eigenschappen van dermatica.
De cursus sluit aan bij de fysisch-chemische concepten uit jaar 1 en het accent ligt in deze cursus op
de toepassing van deze concepten. Kritische stappen in het productieproces worden besproken
waarbij de onderliggende fysisch-chemische aspecten worden toegelicht. Hierbij is ook aandacht voor
de achtergrond van onverenigbaarheden en stabiliteit van disperse systemen.
Naast de ‘reguliere’ dermatica is er in deze cursus aandacht voor transdermale systemen. De
transdermale systemen kunnen gekoppeld worden aan pijn (aandoening) en als voorbeeld kunnen
capsacinepleisters worden gebruikt.
De farmaceutische analyse wordt in deze cursus op twee manieren ingezet: aan de ene kant om
fysisch-chemische en biofarmaceutische aspecten te verduidelijken (bijv. twee-fase-extractie als
model voor log P, extractie van een crème om rol emulgator te illustreren) en geeft daarnaast de
mogelijkheid om zowel kwaliteitsaspecten van dermatica als kritische punten tijdens de productie en
stabiliteit van dermatica te bestuderen. Studenten zetten een klein onderzoek op volgens de
empirische cyclus (bijv. het onderzoeken van de rol van hulpstoffen op stabiliteit van dermatica) en
beschrijven hun resultaten via de IMRD-structuur in een wetenschappelijk verslag.
Kernwoorden
eisen en eigenschappen dermatica, kritische eigenschapen in productieproces, faseleer, fasetransitie
en meer-fasesystemen, oplossen, reologie, grensvlakspanning, bevochtiging, surfactanten, CMC,
micellen, diffusie, verdelingscoëfficiënt, stabiliteit disperse systemen, kwaliteitscontrole dermatica,
64 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
stabiliteit dermatica, (on)verenigbaarheden, penetratiecoëfficiënt, diffusie, wet van Fick,
huidpassage, lokale en systemische effecten, eczeem, psoriasis, huid als barrière, T-cel gemedieerde
ziekten, kinetiek, ADME dermatica, corticosteroïden (lokaal), retinoïden (acitretine), keratolytica,
voorbewerking en analyse dermatica, stabiliteit, lipofiliteit en huidpassage
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 65
Cursuscode: FA-BA211
Werktitel: Luchtwegen
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- aan te geven welke processen een rol spelen bij de ademhaling;
- aan te geven wat de pathogenese is van astma, COPD en allergische rhinitis;
- van een aantal representatieve farmaca aan te geven wat de aangrijpingspunten zijn en wat
de relatie hiervan is tot werking en bijwerkingen;
- de werking van de bij luchtwegaandoeningen gebruikte inhalatoren te begrijpen;
- de relatie tussen de wijze waarop het geneesmiddel in de luchtwegen wordt toegediend (o.a.
deeltjesgrootte) en de werking te beschrijven;
- de farmacotherapeutische mogelijkheden en het beleid bij astma, COPD en allergische
rhinitis te beschrijven.
Inhoud
Deze cursus heeft tot doel de student kennis en inzicht te laten verwerven over de behandeling met
geneesmiddelen, en de achtergronden daarvan, van enkele belangrijke aandoeningen van de
luchtwegen, te weten astma, COPD en allergische rhinitis. Met betrekking tot de pathogenese van de
luchtwegaandoeningen wordt vooral ingezoomd op IgE-gemedieerde allergische processen.
In deze cursus zal ook worden ingegaan op enkele specifieke toedieningsroutes, nl. de inhalatie en de
intranasale toediening. De invloed van deeltjesgrootte van geïnhaleerde geneesmiddelen op de
beschikbaarheid, de farmacokinetiek en de werking van geneesmiddelen zal worden bestudeerd.
De aangrijpingspunten van de belangrijkste geneesmiddelgroepen bij de genoemde
luchtwegaandoeningen wordt behandeld (o.a. luchtwegverwijders, antihistaminica, corticosteroïden
(per inhalatie en intranasaal), omalizumab).
Bij de bespreking van het beleid zal dieper worden ingegaan op de beoogde therapeutische effecten
van de verschillende geneesmiddelen bij astma, COPD en allergische rhinitis. Een belangrijk
aandachtspunt hierbij vormt de plaats van de inhalatiecorticosteroïden bij astma en COPD.
Kernwoorden
aerosolen en droogpoederinhalatie, opbouw en functionaliteit inhalatoren, dispositie van deeltjes in
de long, deeltjesgrootte; mogelijkheden en beperkingen van de intranasale route: verblijftijd, volume,
verschil druppels- spray, invloed van viscositeit etc.;
farmacokinetische aspecten van de toediening van geneesmiddelen per inhalatie en intranasaal
(omzeilen first pass effect, opnamesnelheid etc.);anatomie van de luchtwegen, regulatie van de tonus
van de luchtwegspieren; regulatie van de ademhaling, pathogenese en symptomen van astma, COPD
en allergische rhinitis, immunologische processen in de luchtwegen, IgE-gemedieerde allergie, lokale
versus systemische effecten;
werkingsmechanisme en effecten van bètasympathicomimetica (salmeterol, formoterol),
parasympathicolytica (ipratropium, tiotropium), inhalatiecorticosteroïden (fluticason),
antihistaminica (desloratadine), omalizumab, intracellulaire receptoren als transcriptiefactor;
behandelmogelijkheden en beleid bij astma, COPD en allergische rhinitis inclusief de belangrijkste
meetmethoden van effect (FEV1, O2-saturatie);
66 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
concept: aanvals- vs. onderhoudstherapie, concept: korte termijn verbetering versus verbetering
‘harde’ eindpunten (m.b.t. toepassing inhalatiecorticosteroïden), de belangrijkste bijwerkingen van
de behandelde farmaca, inclusief hun achtergronden, toedieningsgerelateerde bijwerkingen (bijv.
beschadiging trilhaarepitheel); invloed van correcte toediening op therapeutisch effect
(inhalatietechniek)
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 67
Cursuscode: FA-BA301
Werktitel: Psychiatrie
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- aan te geven welke hersenstructuren en neurotransmittersystemen betrokken zijn bij de
regulatie van stemming, denken, bewustzijn en gedrag;
- de recente biomedische verklaringsmodellen van depressie, schizofrenie, ADHD en
insomniastoornis te beschrijven;
- van een aantal representatieve psychofarmaca aan te geven wat de aangrijpingspunten
zijn en wat de relatie hiervan is tot werking en bijwerkingen;
- de farmacotherapeutische mogelijkheden en het beleid bij enkele veelvoorkomende
psychische aandoeningen (depressie, schizofrenie, ADHD, insomniastoornis) te
beschrijven;
- aan te geven wat farmacogenetica is en in hoeverre dit van invloed is op de toepassing
van geneesmiddelen binnen de psychiatrie;
- de technische achtergronden en de voor- en nadelen zijn van depotinjecties met
antipsychotica te verklaren.
Inhoud
Deze cursus heeft twee zwaartepunten: de psychofarmacologie en de medicamenteuze behandeling
van een aantal psychische aandoeningen (depressie, schizofrenie, ADHD en de insomniastoornis
(slapeloosheid)). Er wordt ingegaan op de circuits, de hersendelen en de neurotransmitters die
betrokken zijn bij o.a. stemmingsregulatie, cognitieve processen, impulsiviteit, activiteitsregulatie en
slaapregulatie. Vervolgens worden de effecten van de belangrijkste psychofarmaca bestudeerd,
zowel in farmacologische als therapeutische zin. De student dient aan het eind van deze cursus een
idee te hebben van de mogelijkheden en beperkingen van de behandeling van psychische stoornissen
met geneesmiddelen. Een aandachtspunt is verder de individuele respons op psychofarmaca en
enkele factoren die deze zouden kunnen verklaren.
Met betrekking tot de depotantipsychotica wordt nader ingegaan op technologische achtergronden,
farmacokinetiek en consequenties m.b.t. de therapietrouw.
Daarnaast spelen specifieke ethische problemen een rol, bijvoorbeeld vragen rond behandelen tegen
de wens van de patiënt in (bescherming van de patiënt tegen zichzelf, bescherming van de
omgeving), afhankelijkheidsproblematiek en de medicalisering van de samenleving.
Kernwoorden
meervoudige toediening en de kinetiek daarvan, depot-antipsychotica: technische achtergronden,
afgiftepatronen, functionele anatomie van het CZS m.b.t. stemming, denken, bewustzijn en gedrag,
pathogenese van depressie (mono-aminetheorie, stresshypothese, inflammatietheorie), pathogenese
van schizofrenie (dopaminehypothese, glutamaathypothese), pathogenese van ADHD (betrokken
circuits, rol NE en DA), slaapregulatie (activerende banen, VLPO, melatonine, orexine), manieren om
de neurotransmitteractiviteit te moduleren (via presynaptische receptoren, beïnvloeding heropname,
beïnvloeding afgifte neurotransmitters etc.), werkingsmechanisme en effecten van SSRI’s (fluoxetine),
TCA’s (amitriptyline), mirtazapine, bupropion, klassieke antipsychotica (haloperidol), atypische
68 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
antipsychotica (quetiapine, olanzapine), stimulantia (methylfenidaat, dexamfetamine), overige
ADHD-middelen (atomoxetine), benzodiazepines (diazepam, temazepam), symptomen,
behandelmogelijkheden en beleid van de volgende aandoeningen: depressie (unipolair), schizofrenie,
ADHD, slapeloosheid, de belangrijkste bijwerkingen van de behandelde farmaca, inclusief hun
achtergronden; farmacogenetica (m.b.t. CYP2D6).
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 69
Cursuscode: FA-BA302
Werktitel: Cardiovasculair systeem
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- aan te geven wat de pathogenese is van hypertensie, coronaire en cerebrovasculaire
doorbloedingsstoornissen en veneuze trombose;
- van de belangrijkste farmaca bij de genoemde aandoeningen aan te geven wat de
aangrijpingspunten zijn en wat de relatie hiervan is tot werking en bijwerkingen;
- de farmacotherapeutische mogelijkheden en het beleid zijn bij hypertensie, coronaire
doorbloedingsstoornissen, CVA en veneuze trombose te beschrijven;
- de farmaco-epidemiologische en klinische onderzoeksmethoden te begrijpen en
wetenschappelijke artikelen op dit gebied op waarde te schatten.
Inhoud
Deze cursus heeft tot doel de student kennis en inzicht te laten verwerven over de behandeling van
enkele belangrijke cardiovasculaire aandoeningen met geneesmiddelen. De nadruk ligt hierbij op
arteriële hypertensie (deels herhaling van het eerstejaars cursus Therapie met geneesmiddelen),
coronaire doorbloedingsstoornissen (angina pectoris, myocardinfarct), CVA en veneuze trombose. De
oorzaken hiervan (atherosclerose, plaquevorming, plaatjesaggregatie, stolling etc.) en de
farmacotherapeutische mogelijkheden (acute behandeling, primaire en secundaire preventie) met de
achtergronden daarvan zullen worden behandeld.
In het kader van de na te streven behandeldoelen wordt ingegaan op verschillende farmaco-
epidemiologische en klinische onderzoeksmethoden, de interpretatie van farmaco-epidemiologisch
en klinisch onderzoek, cardiovasculair risicomanagement en de rol van evidence bij de
geneesmiddelkeuze.
In deze cursus wordt ook de klinische chemie gepositioneerd als hulpmiddel voor de diagnostiek en
meetmethode voor de effectiviteit van geneesmiddelen.
Kernwoorden
klinisch chemische diagnostiek van bloedvetten (HDL, LDL, cholesterol, ratio etc.), klinisch-chemische
diagnostiek van het acute coronaire syndroom (troponine), sublinguale toedieningsvormen
(nitroglycerine), tabletten met gereguleerde afgifte (isosorbide–5-nitraten), regulatie hartfrequentie
(autonoom zenuwstelsel), regulatie coronaire doorbloeding, vetstofwisseling, pathogenese van
atherosclerose, pathogenese van chronische en acute coronaire doorbloedingsstoornissen,
plaatjesaggregatie, stolling;
werkingsmechanisme en effecten van bètablokkers (metoprolol), diuretica (chloortalidon,
furosemide), calciumantagonisten (amlodipine, verapamil), RAS-remmers (enalapril, losartan),
plaatjesaggregatieremmers (acetylsalicylzuur, clopidogrel), statines (simvastatine) en vitamine K-
antagonisten (acenocoumarol);
symptomen, behandelmogelijkheden en beleid van de volgende aandoeningen: hypertensie,
coronaire doorbloedingsstoornissen, cerebrovasculair vasculair accident (CVA), veneuze trombose;
acute versus preventieve therapie, harde versus surrogaateindpunten; cardiovasculair
risicomanagement (o.a. relatie bloeddrukdaling en cholesterolverlaging met sterfte), de belangrijkste
70 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
bijwerkingen van de behandelde farmaca, inclusief hun achtergronden; meta-analyses naar
sterftereductie t.g.v. langdurige hypertensiebehandeling
onderzoeksmethoden, experimenteel (randomised controlled clinical trials), observationeel (cohort,
case-control), risicomaten met statistische onzekerheid (relatief risico, risicoverschil, odds ratio,
correlatie), confounding, stratificatie, pooling (Mantel-Haenzel techniek).
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 71
Cursuscode: FA-BA303
Werktitel: Auto-immuniteit
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- het begrip tolerantie in de context van auto-immuunziekten te verklaren;
- de rol van immuuncellen, pro- en anti-inflammatoire cytokines en immunologische processen
in chronische inflammatie en auto-immuun reacties te analyseren;
- de pathofysiologie en farmacotherapie van reumatoïde artritis te beschrijven;
- de pathofysiologie en farmacotherapie van de ziekte van Crohn te beschrijven;
- de pathofysiologie en farmacotherapie van colitis ulcerosa te beschrijven;
- de pathofysiologie en farmacotherapie van diabetes mellitus type I te beschrijven;
- de pathofysiologie en farmacotherapie van de ziekte van Graves te beschrijven;
- aan de hand van de pathofysiologie van auto-immuunziekten nieuwe aangrijpingspunten
voor farmacotherapie aan te wijzen;
- de specifieke biofarmaceutische kenmerken van lokaalwerkende geneesmiddelen te
beschrijven.
Inhoud
In deze cursus worden de thema’s auto-immuniteit en chronische inflammatie tot op cytokine-niveau
uitgewerkt a.d.h.v. de pathofysiologie van een aantal veel voorkomende chronische inflammatoire
aandoeningen en auto-immuunziekten, namelijk de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, diabetes
mellitus type I en ziekte van Graves en de pathofysiologie en farmacotherapie van reumatoïde
artritis. Aan het eind van de cursus is de student in staat expliciet onderscheid te maken tussen
aspecifieke chronische inflammatie en specifieke auto-immuunreacties. Pijnbestrijding valt ook
expliciet binnen de farmacotherapie van deze aandoeningen. De behandeling van inflammatoire
darmziekten vraagt specifieke geneesmiddelkenmerken om het farmacon op de juiste plaats in de
darm te laten werken. Deze biofarmaceutische kenmerken worden behandeld a.d.h.v. een aantal veel
gebruikte geneesmiddelen.
Kernwoorden
tolerantie, self-antigens, chronische inflammatie, immuuncellen, cytokines, T-cel gemedieerde
hypersensitiviteit, macrofagen, antilichamen, lokaalwerkende geneesmiddelen in de darm,
uitgestelde afgifte, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, reumatoïde artritis, corticosteroïden
(budesonide), methotrexaat, NSAID’s, mesalazine, immuunmodulerende geneesmiddelen, TNF-
alfaremmers
72 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
Cursuscode: FA-BA304
Werktitel: Oncologie
Doelstellingen
Na afronding van deze cursus is de student in staat om:
- de volgende aspecten van tumorcelbiologie te verklaren: regulatie en dysregulatie van de
celcyclus, groeifactoren en hun receptoren, intracellulaire signaaltransductie, tumorgenetica,
genetische instabiliteit, apoptose, angiogenese, metastase;
- de rol van het immuunsysteem bij kanker te beschrijven;
- epidemiologische gegevens m.b.t. kanker te verklaren;
- het gebruik van biomarkers bij de diagnose van longkanker en borstkanker te beschrijven;
- de werking van oncolytica te beschrijven;
- de farmacotherapeutische behandeling van borst- en longkanker te beschrijven en de
bijwerkingen te analyseren;
- de farmaceutisch-technologische problematiek rondom oncolytica te beschrijven, bijv.
aspecten van dosering, formulering, stabiliteit, zuiverheid, etc. van biologicals;
- nieuwe ontwikkelingen m.b.t. oncolytica te evalueren, bijv. nieuwe targets, drug targeting;
- ethische, economische en andere maatschappijrelevante aspecten van personalised medicine
bij oncologie te bediscussiëren.
Inhoud
In deze cursus komen alle van de in jaar 1 gelanceerde aspecten van geneesmiddelen terug: chemie
van geneesmiddelen (chemische eigenschappen van oncolytica, zowel kleine als grote moleculen),
toedienen van geneesmiddelen (biotechnologie, speciale eisen aan formulering en toediening van
oncolytica), werking van geneesmiddelen (aangrijpingspunten van oncolytica), kinetiek van
geneesmiddelen (afwijkende farmacokinetiek van biologicals, drug targeting), therapie met
geneesmiddelen (werking en bijwerkingen van oncolytica) en onderzoek naar geneesmiddelen
(nieuwe ontwikkelingen). Verder wordt er aandacht besteed aan het aspect van de kosten van
nieuwe geneesmiddelen.
Kernwoorden
bioassays, analyse/detectie van biomarkers, stabiliteit biologicals, biotechnologie, orale oncolytica
(bioavailability), liposomen, regulatie celcyclus, apoptose, groeifactoren, ongeremde celdeling,
wisselwerking tussen tumor en immuunsysteem, immuunmodulerende farmaca, biologicals;
bijwerkingen door immuunssyteem-gemedieerde reacties op biologicals & celtherapie;
longkanker, borstkanker, fundamenteel onderzoek (bijv. wisselwerking immuunsysteem en tumor);
innovatie, Qaly’s, kwaliteit van leven, rechtvaardigheid en solidariteit
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 73
Cursuscode: FA-BA311
Werktitel: Future medicines
Doelstellingen
Aan het eind van deze cursus is de student in staat om:
- de laatste ontwikkelingen (technieken en producten) op het gebied van farmaceutisch
onderzoek te analyseren;
- de verschillende fasen waarin nieuwe producten/technieken ontwikkeld worden (drug
pipeline) te begrijpen;
- de voor- en nadelen van de nieuwste ontwikkelingen te verklaren zowel op inhoudelijk als op
maatschappelijk/ethisch vlak (plaatsbepaling van nieuwe behandelingen/producten, kosten-
effectiviteitsrelaties
- een subsidieaanvraag voor een nieuw onderzoek op te stellen en te verdedigen.
Doelstelling
In deze cursus kunnen de studenten een kijkje nemen in de (nabije) toekomst. Studenten maken
kennis maken met geavanceerde geneesmiddelen/toedieningsvormen die nog in ontwikkeling zijn,
maar wel een grote rol gaan spelen in de toekomst. Studenten maken kennis met de grenzen van de
huidige mogelijkheden op therapeutisch gebied en krijgen een idee van de mogelijkheden van de
toekomst. Ook middelen/toedieningsvormen die recentelijk op de markt zijn gekomen maar nog niet
breed (kunnen) worden ingezet, komen aan bod. De cursus vormt een sterke brug naar het
onderzoek dat plaats vindt binnen het departement Farmaceutische Wetenschappen en de
onderzoeksschool (UIPS), maar ook naar het onderzoek dat plaats vindt buiten het departement.
Studenten maken kennis met state-of-the-art technieken en nieuwe mogelijkheden en worden ook
gewezen op hindernissen die nog overwonnen moeten worden en mogelijk nadelige gevolgen van
nieuwe technieken/therapieën.
Hiernaast zullen de studenten ervaren wat het is om zelf een experiment uit te denken en leren zij na
te denken over belangrijke randvoorwaarden van een valide en repliceerbaar experiment.
De cursus zal dynamisch zijn d.w.z. eenvoudig aangepast kunnen worden aan nieuwe ontwikkelingen
in het veld, aangezien de toekomst van vandaag binnen afzienbare tijd de praktijk van alledag kan
zijn. Nieuwe ontwikkelingen moeten snel in te voegen zijn in de cursus. Samenwerking met
onderzoeksgroepen, UIPS en onderzoeksleiders is van groot belang.
Naast de hernieuwde kennismaking met het bestaande onderzoek, onderzoeksmethodologieën en
onderzoekstechnieken is het van belang dat de student ook zelf onderzoeksvaardigheden op doet.
Studenten wordt gevraagd om zelf een vraagstelling te bedenken en voor deze vraagstelling een
onderzoeksvoorstel en een subsidieaanvraag op te zetten en te verdedigen. Door deze benadering
komen alle facetten van onderzoek aan bod en nemen studenten ook zelf actief deel aan het
wetenschappelijk onderzoek.
Kernwoorden
Advanced Therapy Medical Products (ATMP's), geneesmiddelen voor humaan gebruik gebaseerd op
genen (gene-therapy), cellen (somatic-cell therapy), tissue engineering (regeneratieve geneeskunde),
combinatie van geneesmiddel en device (combined advanced therapy), nanotechnologie
(nanomedicine), drug targeting, multitargeting, proteomics en metabolomics,
74 | Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015
onderzoeksmethodologie, onderzoeksmethoden, drug pipeline, in vitro farmacologie (binding,
effectiviteit in cellijn), in vivo farmacologie (effectiviteit in diermodel), DECT, MECT, fase 1, 2 en 3,
toxicologie
Blauwdruk bachelor Farmacie, oktober 2015 | 75
Bijlage 3 Personele invulling projectorganisatie curriculumvernieuwing
Samenstelling projectteam
Dr. G.M.H. (Ferdi) Engels, voorzitter
Prof. Dr. J.A.M. (Jan) Raaijmakers, coördinator implementatie Strategisch Plan
Dr. H. (Dicky) van Heuven-Nolsen
Dr. A.K. (Aukje) Mantel-Teeuwisse
Dr. B.M. (Marianne) Verdel
Dr. J.P. (Jet) van der Zijden
Samenstelling CURC BA
Dr. E.Y. (Liesbeth) Bijlsma
Drs. G. (Geurt) van den Brink
I. (Ilona) Can, BSc, student-lid
Dr. G.M.H. (Ferdi) Engels, voorzitter
Dr. R.A. (Renske) van Gestel
Dr. A.H. (Anneke) van Houwelingen
Drs. J.B.M. (Anne-Marie) Rutgers
Dr. H. (Dicky) van Heuven-Nolsen, procesmanager
Dr. B.M. (Marianne) Verdel, afstemming inhoud bachelor-master Farmacie
Dr. J.P. (Jet) van der Zijden, onderwijskundige expertise