Bijlagen - Springer978-90-368-0356-4/1.pdf · Als de bekkenhelft aan de niet-aangedane zijde naar...
Transcript of Bijlagen - Springer978-90-368-0356-4/1.pdf · Als de bekkenhelft aan de niet-aangedane zijde naar...
113
Bijlagen
Bijlage I Ossificatiecentra van bekken en heup: tijdstip van verschijnen en fusie – 115
Bijlage II Femoroacetabulair impingement: klinische testen – 117
Bijlage III Klinische testen van de sacro-iliacale gewrichten – 121
Bijlage IV Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn – 131
Verwijzingen naar eerder verschenen Orthopedische casuïstiek – 145
115
Bijlage I Ossificatiecentra van bekken en heup: tijdstip van verschijnen en fusie
K. van Nugteren, D. Winkel (Red.), Onderzoek en behandeling van het bekken,DOI 10.1007/978-90-368-0356-4, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
116
De vermelde leeftijden zijn schattingen gebaseerd op verschillende bronnen.1,2,3 De leeftijden zijn geldend voor jongens. Bij meisjes verschijnen en fuseren de ossifica-tiecentra gewoonlijk eerder dan bij jongens.
Literatuur
1. Hensinger RN. Standards in pediatric orthopedics. New York: Raven Press, 1986.2. Schmidt H, Freyschmidt J. Borderlands of normal and early pathological findings in skeletal
radiography. Kohler/Zimmer. Fourth edition. New York: Thieme Medical Publishers Inc, 1993.3. Lovell and Winter’s ‘Pediatric orthopaedics’ 5e editie, Volume II. Philadelphia: Lippincott William
& Wilkins, 2001.
. Figuur 1 Apofysen van het bekken en proximale femur.
Crista iliaca: 12-15 jaar (fusie: 18-25 jaar)
Spina iliaca anterior inferior: 16 jaar (fusie: 25 jaar)
Tuber ischiadicum: 16 jaar (fusie: 20-25 jaar)
Synchondrosis ischiopubica (fusie: 4-12 jaar)
Botkern symphysis pubica: 12 jaar (fusie: 25 jaar)
Femurkopepifyse: 2-8 maanden (fusie 14-19 jaar)
Trochanter major: 27-54 maanden (fusie: 14-19 jaar)
Trochanter minor: 9-13 jaar (fusie: 16 jaar)
Bijlage I • Ossificatiecentra van bekken en heup: tijdstip van verschijnen en fusie
117
Bijlage II Femoroacetabulair impingement: klinische testen
K. van Nugteren, D. Winkel (Red.), Onderzoek en behandeling van het bekken,DOI 10.1007/978-90-368-0356-4, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
118
FADIR-testa (anterieure impingementtest voor de heup)
De FADIR-test is een test voor het aantonen van femoroacetabulair impingement.
kUitvoeringMet de patiënt in ruglig beweegt de onderzoeker passief de heup vanuit 90° flexie naar maximale adductie en endorotatie, waardoor abutment optreedt van de fe-murhals tegen de anterosuperieure rand van het acetabulum. De test is positief als herkenbare lies- en/of heuppijn geprovoceerd wordt.
FABER-testb
Bij femoroacetabulair impingement is de FABER-test gewoonlijk positief.
kUitvoeringMet de patiënt in ruglig beweegt de onderzoeker de aangedane heup in flexie, ab-ductie en exorotatie.
De therapeut fixeert de contralaterale spina iliaca anterior superior (SIAS) zodat de lumbale wervelkolom in een neutrale positie blijft. De voet van het aangedane been wordt op de contralaterale knie gelegd; hierbij maken de benen een ‘4-teken’.
De knie van de aangedane heup wordt naar beneden richting behandelbank gebracht, waarbij de onderzoeker lichte overdruk op de knie van de patiënt geeft.
a FADIR staat voor Flexion, ADduction en Internal Rotation.b FABER staat voor Flexion, ABduction en External Rotation. De FABER-test wordt ook wel
Patrick’s test genoemd.
Bijlage II • Femoroacetabulair impingement: klinische testen
. Figuur 2 De FADIR-test.
119
De test is positief als herkenbare lies- en/of heuppijn geprovoceerd wordt of als de afstand van de knie van de aangedane heup tot de behandelbank groter is in ver-gelijking met de andere knie, dus bij een verminderde exorotatie.
Postero-inferieure impingementtest
Bij posterieur femoroacetabulair impingement ten gevolge van een pincer-acetabu-lum is de postero-inferieure impingementtest gewoonlijk positief.
. Figuur 3 De FABER-test.
. Figuur 4 De postero-inferieure impingementtest.
Postero-inferieure impingementtest
120
kUitvoeringMet de patiënt in ruglig op de rand van de bank beweegt de onderzoeker de aange-dane heup passief in extensie en exorotatie.
De test is positief als herkenbare pijn wordt geprovoceerd aan de achterzijde van het heupgewricht.
Bijlage II • Femoroacetabulair impingement: klinische testen
121
Bijlage III Klinische testen van de sacro-iliacale gewrichten
K. van Nugteren, D. Winkel (Red.), Onderzoek en behandeling van het bekken,DOI 10.1007/978-90-368-0356-4, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
122
De volgende klinische testen kunnen worden gebruikt bij verdenking op sacro-ilia-cale pathologie.1,2 Hoe meer testen positief zijn, des te waarschijnlijker wordt het dat sprake is van sacro-iliacale pathologie.
Thigh thrust-test ofwel PPPP (posterior pelvic pain provocation)
kUitgangshoudingPatiënt ligt in ruglig op de behandelbank met aan de aangedane zijde de heup 90° gebogen. De knie is geflecteerd. Het femur is licht geadduceerd.
kUitvoeringDe behandelaar geeft vervolgens axiale druk op de knie in de richting van de heup. Als pijn wordt aangegeven aan de achterzijde van het bekken, dan is de test positief. Hiermee worden de dorsale sacro-iliacale ligamenten getest. Het bekken schuift hierbij van anterior naar posterior ten opzichte van het sacrum.
De test is positief als herkenbare pijn geprovoceerd wordt.
. Figuur 5 Thigh thrust-test (PPPP).
Bijlage III • Klinische testen van de sacro-iliacale gewrichten
123
FABER-testa ofwel Patrick’s sign
kUitgangshoudingMet de patiënt in ruglig beweegt de onderzoeker de aangedane heup in flexie, ab-ductie en exorotatie.
kUitvoeringDe onderzoeker fixeert de contralaterale spina iliaca anterior superior (SIAS) zodat de lumbale wervelkolom in een neutrale positie blijft. De voet van het aangedane been wordt op de contralaterale knie gelegd; hierbij maken de benen een ‘4-teken’.
De knie van de aangedane heup wordt naar beneden richting behandelbank gebracht, waarbij de onderzoeker lichte overdruk op de knie van de patiënt geeft.
De test is positief als de herkenbare pijn geprovoceerd wordt.
a FABER staat voor Flexion, ABduction en External Rotation. De FABER-test wordt ook wel Patrick’s test genoemd.
. Figuur 6 FABER-test.
FABER-test ofwel Patrick’s sign
124
Gaenslen’s test ofwel pelvic torsion test
kUitgangshoudingPatiënt ligt in ruglig met het te onderzoeken been aan de rand van de bank.
kUitvoeringDe onderzoeker brengt de beide knieën naar de borst, fixeert het been aan de niet-aangedane zijde en brengt vervolgens het te onderzoeken been langzaam naar vol-ledige extensie. De onderzoeker geeft vervolgens lichte overdruk in extensierichting.
De test is positief als herkenbare pijn geprovoceerd wordt.
Modified Trendelenburg’s test
kUitgangshoudingStand.
kUitvoeringDe patiënt brengt het niet-aangedane been in 90° heup- en knieflexie. Patiënt staat hierbij op één been. Om het evenwicht te bewaren kan de patiënt, zo nodig, met één hand iets losjes vasthouden.
Als de bekkenhelft aan de niet-aangedane zijde naar beneden beweegt (pijl), wordt de test als positief beschouwd.
. Figuur 7 Gaenslen’s test (pelvic torsion test).
Bijlage III • Klinische testen van de sacro-iliacale gewrichten
125
Active straight leg raise-test
Dit is de belangrijkste functionele test om stabiliteitsproblemen, zoals bij zwanger-schapsgerelateerde bekkenpijn, aan te tonen of uit te sluiten.
kUitgangshoudingDe patiënt ligt in ruglig met de benen 20 cm uit elkaar.
kUitvoeringDe patiënt wordt gevraagd afwisselend de benen 20 cm omhoog te tillen met de knie gestrekt.
. Figuur 8 Modified Trendelenburg’s test.
Active straight leg raise-test
126
Heffen van het been gaat aan de aangedane zijde moeilijker dan aan de gezonde zijde en soms is het zelfs onmogelijk. Dit lukt vervolgens wel als men de beide bek-kenhelften tegen elkaar aan drukt; dit kan manueel of door middel van een bekken-gordel. Deze testmethode is een betrouwbaar hulpmiddel voor het diagnosticeren van functionele stabiliteitsproblemen van het bekken.3,4
Distraction-test2
. Figuur 10 Distraction-test.
Bijlage III • Klinische testen van de sacro-iliacale gewrichten
. Figuur 9 Active straight leg raise-test.
127
kUitgangshoudingRuglig op de onderzoeksbank.
kUitvoeringDe onderzoeker geeft manueel een posterieur gerichte druk op de spina iliaca ante-rior superior beiderzijds. Dit gebeurt met de armen niet gekruist.2 Deze druk wordt vijf seconden aangehouden en vervolgens wordt kort overdruk gegeven.
Alternatieve uitvoering: met gekruiste armen wordt druk gegeven op de beide spinae naar posterolateraal. Vooral bij tengere personen is deze uitvoering goed mogelijk. Het doel is om distractie van de voorzijde van de sacro-iliacale gewrichten te verkrijgen.
De test is positief als herkenbare pijn wordt geprovoceerd.
. Figuur 11 Distraction-test, alternatieve uitvoering.
Distraction-test
128
Hakvaltest
kUitgangshoudingStand.
kUitvoeringDe patiënt gaat op de tenen staan en brengt vervolgens het lichaam boven het been van de aangedane zijde. Vervolgens ‘valt’ de patiënt op de hiel waarbij de aangedane zijde de grootste kracht te verduren krijgt.
De test is positief als herkenbare pijn optreedt.
. Figuur 12 Hakvaltest.
Bijlage III • Klinische testen van de sacro-iliacale gewrichten
129
Palpatietest
Drukpijn op de dorsale sacro-iliacale ligamenten (zie . figuur 13) komt vaak voor bij sacro-iliacale gewrichtspijn. Deze ligamenten bevinden zich caudaal van de spina iliaca posterior superior.
Drukpijn op de symfysis pubis kan eveneens wijzen op sacro-iliacale pathologie.
Literatuur
1. Vleeming A, Albert HB, Ostgaard HC, Sturesson B, Stuge B. European guidelines for the diagno-sis and treatment of pelvic girdle pain. Eur Spine J. 2008 Jun;17(6):794-819. Epub 2008 Feb 8.
2. Laslett M. Evidence-based diagnosis and treatment of the painful sacroiliac joint. J Man Manip Ther. 2008;16(3):142-52.
3. Mens JM, Vleeming A, Snijders CJ, Stam HJ, Ginai AZ. The active straight leg raising test and mobility of the pelvic joints. Eur Spine J. 1999;8(6):468-74.
4. Mens JM, Vleeming A, Snijders CJ, Koes BW, Stam HJ. Reliability and validity of the active straight leg raise test in posterior pelvic pain since pregnancy. Spine. 2001;26(10):1167-71.
. Figuur 13 Palpatietest.
Literatuur
131
Bijlage IV Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
Dezelfde oefeningen kunnen ook goed worden toegepast bij chronische lage rugklachten, vooral als deze mede het gevolg zijn van functionele instabiliteit van de lumbale wervelkolom.
K. van Nugteren, D. Winkel (Red.), Onderzoek en behandeling van het bekken,DOI 10.1007/978-90-368-0356-4, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
132
Patiënten met aanhoudende bekkenpijn na de bevalling hebben een individueel aan-gepast oefenprogramma nodig. Het is aan de fysiotherapeut/kinesitherapeut om in samenspraak met de patiënt te bepalen wat haalbaar is en wat niet.
De navolgende oefeningen zijn bedoeld als voorbeelden en zijn bijna altijd ook thuis uit te voeren.
De in deze bijlage getoonde pulley-oefeningen kunnen eventueel ook worden uitgevoerd met behulp van een elastische band met deuranker (. figuur 14a). Het deuranker kan gemakkelijk worden bevestigd op verschillende hoogtes (. figuur 14b en . figuur 15).
Bijlage IV • Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
. Figuur 14 a. De pulley-oefeningen kunnen worden uitgevoerd met behulp van een elastische band met deuranker. b. Bevestiging van de elastische band met deuranker ter hoogte van de klink.
. Figuur 15 Bevestiging van de elastische band met deuranker ter hoogte van de bovenkant van de deur. De band kan op dezelfde manier ook onder de deur worden bevestigd.
133
Lokale en globale spieren
Eerst dient de patiënt te leren om de diepe stabiliserende spieren aan te spannen. De belangrijkste hierbij is de m. transversus abdominis ofwel de dwarse buikspieren. De aanspanning hoeft niet krachtig te gebeuren; het aanspannen is namelijk niet bedoeld als spierversterkende oefening, maar om controle te krijgen over de spier. Zodra de patiënt bewust hiertoe in staat is, dan kunnen de meer oppervlakkig gele-gen ‘globale’ spieren worden getraind.
Aanspannen van de m. transversus abdominis
kUitgangshoudingRuglig, kruiphouding, stand, zit enzovoorts.
kUitvoering in rugligDe patiënt palpeert met een vinger de buik, iets mediaal van de spina iliaca anterior superior. Vervolgens krijgt de patiënt instructie om de onderbuik in te trekken. Dit hoeft niet krachtig te gebeuren. De navel wordt hierbij iets naar binnen en naar bo-ven gebracht. De ‘stemspleet’ achter in de mond moet open blijven. De patiënt mag dus niet persen en moet rustig kunnen praten tijdens het aanspannen.
Vervolgens wordt de oefening in andere houdingen toegepast. De patiënt moet zich aanleren om ook in het dagelijks leven de dwarse buikspieren regelmatig aan te spannen, in het bijzonder tijdens pijnlijke activiteiten zoals het starten van een beweging of bij het veranderen van houding.
. Figuur 16 a. Dwarse buikspieren zijn ontspannen. b. Dwarse buikspieren aangespannen. De patiënt palpeert de spieren iets mediaal van de spina iliaca anterior superior.
Lokale en globale spieren
. Figuur 17 a. Dwarse buikspieren zijn ontspannen. b. Dwarse buikspieren zijn aangespannen. NB: het aanspannen hoeft niet krachtig te gebeuren. Het contourverschil is nauwelijks zichtbaar.
134
Training van globale musculatuur
Zodra de dwarse buikspieren door de patiënt goed kunnen worden aangespannen, volgt een oefenprogramma voor de globale musculatuur. De oefeningen worden gedaan onder cocontractie van de lokale musculatuur.
Dosering
De dosering wordt zodanig gekozen dat maximaal slechts geringe pijn wordt ge-voeld. De globale spieren worden eerst licht belast getraind met veel herhalingen, daarna steeds hoger belast met minder herhalingen (bijvoorbeeld 3 à 4 series van 10 à 15 herhalingen). De dosering verschilt per patiënt.
. Figuur 18 a. Dwarse buikspieren ontspannen. b. Dwarse buikspieren aangespannen. Een gering contourverschil is zichtbaar.
Bijlage IV • Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
135Training van globale musculatuur
Welke spieren?
Bij voorkeur worden diagonaal verlopende spieren van de romp getraind omdat deze voor krachtsluiting van de sacro-iliacale gewrichten zorg dragen. Bij iedere patiënt wordt bekeken welke oefening geschikt is en welke dosering de patiënt aankan.
Duur en frequentie
De duur en frequentie van de oefensessies worden individueel bepaald. Als sprake is van veel pijn, dan zal men minder intensief en minder lang achter elkaar trainen. Om dan toch enig effect te bereiken, is een relatief hoge frequentie van één of twee keer per dag oefenen nodig.
Het doel is om uiteindelijk forse inspanningen te kunnen leveren tijdens het oefenen, bijvoorbeeld in een fitnessruimte. Drie keer per week intensief oefenen ge-durende een uur is dan een goede richtlijn.1 Van iedere oefening worden drie series van 10 à 15 herhalingen uitgevoerd. Bekkenpijn tijdens of na het oefenen is een indi-catie dat de dosering te zwaar was; spierpijn wordt juist beschouwd als een positief gewenst effect. Het is belangrijk patiënten hierop te wijzen.1
Aangezien het tijd kost om het lichaam zich te laten aanpassen aan zwaardere be-lastingen, duurt een oefenprogramma minimaal vier maanden. Om de opgebouwde kracht en belastbaarheid te onderhouden, verdient het aanbeveling om daarna mi-nimaal één keer per week te blijven oefenen.2
Bij iedere oefening die hierna wordt besproken, wordt de patiënt eerst door de behandelaar in de juiste stabiele houding ‘gezet’. Voor en tijdens iedere krachtsin-spanning moet de patiënt de dwarse buikspieren aanspannen. De patiënt moet dit steeds heel bewust doen, ook tijdens het oefenen thuis. Het kunnen aanspannen van diepe lokale musculatuur betekent namelijk niet dat deze musculatuur automatisch contraheert tijdens krachtsinspanning bij het oefenen.2
. Figuur 19 a. Zijwaarts over een lijn stappen. Kleine passen → grote passen. Langzaam → snel. b. Zijwaartse uitvalspas-sen (lunges), beginpositie. c. Zijwaartse uitvalspas, eindpositie. Kleine passen → grote passen.
136
. Figuur 20 a. Kleine voorwaartse uitvalspassen (lunges). b. Grote voorwaartse uitvalspassen (lunges). c. Voor-achter-waartse op- en afstapoefening met gebruikmaking van een steps-bankje of een eerste traptrede. Lage steps-bank → hoge steps-bank. Langzame uitvoering → snelle uitvoering.
Bijlage IV • Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
. Figuur 21 a. Zijwaartse op- en afstapoefening met gebruikmaking van een steps-bankje of een eerste traptrede. Lage steps-bank → hoge steps-bank. Langzame uitvoering → snelle uitvoering. b. Stand op een steps-bankje. Zijwaarts met één voet de grond aantikken en terug. Lage steps-bank → hoge steps-bank. Langzame uitvoering → snelle uitvoering. c. Balans-training op één been met gebruikmaking van een bal.
137Training van globale musculatuur
. Figuur 22 a. Kruiphouding: armen afwisselend optillen. b. Kruiphouding: benen afwisselend optillen.
. Figuur 23 a. Kruiphouding: een arm en een been optillen. b. Ruglig: knieën optrekken en het bekken optillen van de grond.
. Figuur 24 a. Ruglig met de knieën opgetrokken. Diagonale halve sit-ups. b. Zijdelingse ligsteun op onderarm en knie.
138
. Figuur 25 a. Zijdelingse ligsteun op onderarm en voet. b. Buiklingse ligsteun op onderarmen en knieën of voeten (zwaarder).
Bijlage IV • Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
. Figuur 26 a. Statische oefening voor vooral schuin verlopende rompspieren (en schouderspieren) met pulley: exorotatie-abductie van de schouder. b. Statische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley: endorotatie-adductie van de schouder.
. Figuur 27 a. Dynamische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley: rotatie van de romp met gestrekte armen. Beginpositie. b. Dynamische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley: rotatie van de romp met gestrekte armen. Eindpositie.
139Training van globale musculatuur
. Figuur 28 a. Dynamische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley: rotatie en flexie van de romp met gestrekte armen. Beginpositie. b. Dynamische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley: rotatie en flexie van de romp met gestrekte armen. Eindpositie.
. Figuur 29 a. Dynamische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley: rotatie en extensie van de romp met gestrekte armen. Beginpositie. b. Dynamische oefening voor romp en bekken met pulley: rotatie en extensie van de romp met gestrekte armen. Eindpositie.
140 Bijlage IV • Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
. Figuur 31 a. Dynamische oefening voor rompspieren (en schouderspieren) met pulley, staand op één been: rotatie van de romp met gestrekte armen. b. Meer nadruk op de buikspieren. Met één hand de pulley naar voren brengen. Beginpositie.
. Figuur 30 a. Statische oefening voor rompspieren (en schouderspieren). Met één hand de pulley recht naar achteren trekken. b. Statische oefening voor rompspieren (en schouderspieren), staand op één been. Met één hand de pulley recht naar achteren trekken.
141Training van globale musculatuur
. Figuur 32 a. Met één hand de pulley naar voren brengen. Eindpositie. b. Functionele krachttraining: opstaan uit een stoel en gaan zitten zonder de handen te gebruiken.
. Figuur 33 a. Squats. Lichte dumbells → zware dumbells. b. Functionele oefening: het oprapen van voorwerpen van de grond met twee handen.
. Figuur 34 Functionele oefening: het oprapen van voorwerpen van de grond met één hand.
142
Als voorgaande oefeningen zonder problemen kunnen worden uitgevoerd en de patiënt wil graag sporten, dan wordt sportspecifieke training aangeraden met daarin ook plyometrische oefeningen zoals touwtjespringen en dergelijke.a Uiteraard wordt de patiënt ook aangeraden veelvuldig te wandelen, fietsen en eventueel te joggen als de pijn dit toelaat.
Literatuur
1. Stuge B, Holm I, Vøllestad N. To treat or not to treat postpartum pelvic girdle pain with stabili-zing exercises? Man Ther. 2006 Nov;11(4):337-43.
2. Gutke A, Sjödahl J, Oberg B. Specific muscle stabilizing as home exercises for persistent pelvic girdle pain after pregnancy: a randomized, controlled clinical trial. J Rehabil Med. 2010 Nov;42(10):929-35.
a Uitgebreide informatie over plyometrie en een schema van concrete plyometrische oefenin-gen zijn te vinden in een eerder verschenen boek van ‘Orthopedische Casuïstiek’: Onderzoek en behandeling van sportblessures van de onderste extremiteit.
Bijlage IV • Oefentherapie bij postpartum bekkenpijn
143
Verwijzingen naar eerder verschenen Orthopedische casuïstiek
K. van Nugteren, D. Winkel (Red.), Onderzoek en behandeling van het bekken,DOI 10.1007/978-90-368-0356-4, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
144
Soms wordt in het boek verwezen naar eerder verschenen patiëntencasuïstiek. Deze casuïstiek staat in de online vakbibliotheek van Bohn Stafleu van Loghum en is via internet te raadplegen door abonnees van Orthopedische Casuïstiek. Nadere infor-matie hierover is te vinden op de website van:
5 de uitgever: 7 www.bsl.nl 5 de redactie van Orthopedische Casuïstiek: 7 www.orthopedischecasuistiek.nl
In dezelfde serie verschenen
De kwetsbaarheid van het jeugdige skelet: onderste extremiteitISBN 9789031344093
Onderzoek en behandeling van lage rugklachtenISBN 9789031342457
Onderzoek en behandeling van peesaandoeningen; tendinoseISBN 9789031347636
Onderzoek en behandeling van de hand; het polsgewrichtISBN 9789031348767
Onderzoek en behandeling van de schouderISBN 9789031350339
Onderzoek en behandeling van de heupISBN 9789031351152
Onderzoek en behandeling van spieraandoeningen en kuitpijnISBN 9789031352043
Onderzoek en behandeling van de knieISBN 9789031352050
Onderzoek en behandeling van artrose en artritisISBN 9789031362301
Valkuilen in de orthopedische diagnostiekISBN 9789031374755
Onderzoek en behandeling van de voetISBN 9789031375837
Onderzoek en behandeling van middenhand en vingersISBN 9789031380787
Onderzoek en behandeling van anterieure kniepijnISBN 9789031385867
Verwijzingen naar eerder verschenen Orthopedische casuïstiek
145
Onderzoek en behandeling van elleboog en onderarmISBN 9789031388486
Onderzoek en behandeling van de nekISBN 9789031390229
Onderzoek en behandeling van het bewegingsapparaat bij ouderenISBN 9789031391882
Onderzoek en behandeling van sportblessures van de onderste extremiteit.ISBN 9789031391905
In dezelfde serie verschenen
147
Register
K. van Nugteren, D. Winkel (Red.), Onderzoek en behandeling van het bekken,DOI 10.1007/978-90-368-0356-4, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
148
Aa. iliaca communis 47, 49, 53a. iliaca externa 53abutment 3acetabulum 2, 3active straight leg raise-test 68,
77, 125afknikking 49
– van de arteria iliaca commu-nis 48
anterosuperieur impingement 23anteversiehoek 2aorta 49apofyse 94, 105apofysitis 104artro-MRI 14atherosclerose 53, 63avulsiefractuur 103
– van de spina iliaca anterior inferior 100
BBechterew, ziekte van 88bekkenband 68, 78bekkenbodem 10bekkenbodemspieren 9bekkeninstabiliteit 76bekkenpijn 72biologicals 89botbrug 6
Ccam 14, 41cam impingement 22claudicatio 47coccygodynie 5contranutatie 7, 8contrecoup-laesie 24corticosteroïden 88coxa recta 41, 42C-sign 25CT-angiografie 57
Ddelaminatie 16deuranker 132distraction-test 126DIV 75
DMARD 88, 90doppler imaging of vibrations
(DIV) 75dorsale ligamenten 74dotteren 58dwarse buikspieren 133
Eechodoppler 57elastische band 132endarteriëctomie 58endofibrose 53enkel-armindex 48epifysiolyse 43evolutie 39
FFABER 118, 123FABER-test 27, 77facies auricularis 5FADIR 118FADIR-test 14, 27, 34FAI 14, 22FAI zonder cam of pincer 28femoroacetabulair cam impinge-
ment 16femoroacetabulair impinge-
ment 3, 21, 113, 117femoroacetabulair impingement-
syndroom (FAI) 14, 22femurhals 9, 40fibromusculaire dysplasie 53flexie-adductie-interne rotatie-test
(FADIR) 14
GGaenslen’s test 124geboortekanaal 40globale musculatuur 134globale spieren 79, 133glucosamine 17gluteus medius 40grab sign 25
Hhakvaltest 77, 128hernia femoralis 110
hernia inguinalis 108, 110herniografie 110heupadductor 77heupextensor 40heupgewricht 7hyaluronzuur 17
Iicepicking 16, 18iliacale arteriën 52, 53incisura acetabuli 2incontinentieklachten 10inflare 7infliximab 90intima 53
Jjunctieletsel 18
Kklimmers 42knik 47knikken van de arterie 54kraakbeenletsel 18krachtsluiting 73, 74
Llabrum 4labrum acetabulare 2labrumletsel 36labrumring 3labrumscheur 18langlaufers 52laxiteit 74liesbreuk 108, 109lieskanaal 108liespijn 107lokale musculatuur 134lokale spieren 79
Mm. coccygeus 9m. iliopsoas 55m. levator ani 9
Register
149
m. rectus femoris 94m. sartorius 95m. tensor fasciae latae 95m. transversus abdominis 133magnetische resonantie-angiogra-
fie 48, 49McCarthy-test 14mesh 109methotrexaat 90microfracture-techniek 17mixed impingement 22modified Trendelenburg’s test 77,
124morfologie van het heupge-
wricht 40morfotype 42MRI 57
NNSAID 88nutatie 7, 8
Oos coccygis 4os coxae 2os sacrum 4ossificatiecentra 113, 115osteosarcoom 106outflare 7
Ppalpatietest 129Patrick’s sign 77, 123pelvic torsion test 124pincer 22pincer impingement 22pincer-heup 35, 41pistol grip deformity 22, 25pistol grip-heup 41pistoolgreepdeformiteit 22plyometrische oefeningen 142posterior pelvic pain provocation
(PPPP) 122posterior pelvic pain provocation-
test 77postero-inferieur impinge-
ment 23, 24postero-inferieure impingement-
test 27, 119PPPP 77, 122
prednison 88PTA (percutane transluminale
angioplastiek) 58pulley-oefeningen 132
RRemicade 90renners 42rennersheup 43
Ssacrococcygeale gewrichten 5sacro-iliacaal gewricht 6, 7, 40, 72sacrum 40schaatsers 52scrotum 108shaven 18skeeleraars 52souffle 47spina iliaca anterior inferior 94,
95, 100, 104spina iliaca anterior superior 100spondylitis ankylopoetica 88staartbeentje 4stenose 64symfyse 4symphysis pubica 8, 9synostose 2
Ttangheup 35thigh thrust-test 77, 122Thomastest 91TNF-alfablokkers 89torsie 7trochanter minor 100
Vvasculaire insufficiëntie van ilia-
cale arteriën 51vasculaire reconstructie 58vena iliaca externa 110vernauwing van de arteria iliaca
communis 63viscosupplementatie 17
Wwielrennen 45wielrenners 52
ZZGBP (zwangerschapsgerelateer-
de bekkenpijn) 72ziekte van Bechterew 88zwangerschap 65zwangerschapsgerelateerde bek-
kenpijn 71, 75zwemmers 42
A–ZRegister