Bezoekersinformatie expo Mythische primitieven

9
NL 21.11.2015 – 06.03.2016 Mythische primitieven gotisch reveil in de 19 de eeuw

description

Zes schilderijen uit de collectie van het Groeningemuseum, aangevuld met een aantal bruiklenen uit binnen- en buitenland, brengen de stilistische en thematische fascinatie voor de Vlaamse primitieven in de 19de eeuw in de kijker.

Transcript of Bezoekersinformatie expo Mythische primitieven

NL

21.11.2015 – 06.03.2016

Mythische primitieven gotisch reveil in de 19de eeuw

Legendes uit het leven van de Van Eycks

Over het leven van de Van Eycks doen in de 19de eeuw, naast de feitelijke gegevens, heel wat legendes en anekdotes de ronde. Veel van die legendes ontstaan al een paar eeu-wen vroeger in de kunstenaarsbiografieën van Giorgio Vasari en Karel van Mander.

Jan van Eyck wordt vooral geprezen voor zijn vermeende uitvinding van de olieverftech-niek. Volgens de overlevering, die tijdens de romantiek opgang maakt, speelt het open-baren van dit geheim aan Antonello da Mes-sina een cruciale rol. De Italiaanse kunste-

naar zou de olieverftechniek in Brugge van Jan van Eyck hebben geleerd. Ook over de verhoudingen tussen de drie Van Eycks – Hubert, Jan en hun zus Margareta – worden vele gissingen gemaakt.

Joseph DucqAntonella da Messina in het atelier van Jan van Eyck

Het kleine schilderij van Joseph Ducq A met de afbeelding van Antonello da Messina in het atelier van Jan van Eyck geeft blijk van een al vroege belangstelling van een neo-classicistisch kunstenaar voor de gotiek. De restauratie door Ducq van Memlings Johan-nesretabel (Brugge, Sint-Janshospitaal) zit daar zeker voor een stuk tussen. Ook het eeuwfeest van de Brugse academie in 1818 zorgt voor een verhoogde interesse voor het middeleeuwse verleden. Het feestprogram-ma memoreert de uitvinding van de olieverf door Jan van Eyck in onder meer een rede-voering door de neoclassicistische schilder Joseph Denis Odevaere. Daarin heeft hij het over het legendarische bezoek van Antonello da Messina aan het atelier van Jan van Eyck.

In zijn schilderij beeldt Ducq het moment af waarop Antonello het atelier binnenkomt. Hubert van Eyck introduceert hem bij zijn broer Jan, die voor zijn schildersezel zit en zich omdraait om zijn Italiaanse gast te ver-welkomen. De jongeman op het voorplan rechts zou Rogier van der Weyden zijn die het schildersgerei van zijn leermeester Jan van Eyck met een doek bedekt. De vrouw met een witte hoofddoek over een typisch middeleeuws ‘hoornkapsel’ achter de tafel moet Margareta, de zus van de Van Eycks, voorstellen. Zij lijkt sterk op het portret dat Jan van Eyck in 1439 schildert van zijn echt-genote en dat sinds 1808 in de collectie van de Brugse academie bewaard wordt (zaal 2 Groeningemuseum B).

Het paneel op de schildersezel is een ge-trouwe weergave van de Madonna met kanun-nik Joris van der Paele (zaal 2 Groeningemu- seum C). Naast dit ‘schilderij in een schilde-rij’ maakt Ducq nog meer verwijzingen naar de Van der Paele Madonna, zoals het Per-zisch tapijt met de dubbele boorden, de ra-men met flessenbodems en het beeld van de Madonna met de karakteristieke plooienval.

e

t

r

u

r

e

t

u

A

A

A

A

C

De portretten van Jan en Hubert van Eyck gaan terug op een eeuwenoude legende waarin twee ruiters op het paneel De Recht-vaardige Rechters uit het Lam Gods-retabel D voor zelfportretten van de broers worden aangezien.

In 1842 verwerkt Jean-Baptiste Madou E de legende van de drie Van Eycks in een prent voor het album Scènes de la vie des Peintres de l’école flamande et hollandaise. Hij toont Hubert en Jan van Eyck met hun zus Mar-gareta die poseert als de Maagd Maria. De gelaatstrekken van de twee broers kopieert Madou uit de vermeende zelfportretten op het paneel De Rechtvaardige Rechters van het Lam Gods-retabel.

In 1850 toont Edouard Wallays F op het Salon van Brugge een anekdotisch historie-stuk met de voorstelling van hertog Filips de Goede die een bezoek brengt aan het atelier van Jan van Eyck. Voor de figuren van Jan en Hubert van Eyck baseert Wallays zich net als Ducq en Madou op de legende die in twee ruiters van De Rechtvaardige Rechters zelf-portretten van de broers zag.

Links in het schilderij van Wallays is een an-der bekend gezicht te zien, dat van Margare-ta van Eyck, in het portret door Jan van Eyck (zaal 2 Groeningemuseum).

Net als Ducq dertig jaar eerder neemt Wallays de figuur bijna exact over. Toch is er een cru-ciaal verschil tussen de twee werken. Terwijl Ducq in het vrouwenportret de legendarische zus van de Van Eycks ziet, weet Wallays, dertig jaar kunsthistoriografie later, dat dit een ver-gissing is. Hij is ervan op de hoogte dat Van Eyck niet zijn zus heeft geportretteerd, maar wel zijn echtgenote. Daarom beeldt Wallays een tweede vrouw af die haar miniaturen toont aan de centraal gezeten Isabella van Portugal.

Om het atelier van Jan van Eyck op te roepen heeft Wallays dezelfde trucjes gebruikt als Ducq dertig jaar eerder. Het paneel Madonna met kanunnik Joris van der Paele was blijk-baar zo bekend dat het volstond het tapijt, de tegelvloer, de kapitelen van de zuilen achter-aan en de glasvensters met flessenbodems over te nemen.

Verschillende flesjes lijnolie aan de linker-kant van het schilderij en een fles met lan-ge hals van het rondbodemkolf-type in de doorkijk rechts achteraan, verwijzen op een subtiele manier naar de legende van Jan van Eyck als de uitvinder van de olieverftechniek.

AA

EE

F

A

e

r

e r

FF

Jan van EyckHubert van Eyck

D

B

Albrecht De Vriendt De Brugse stadsmagistraten bezoeken het atelier van Jan van Eyck

Dit werk is een voorstudie voor één van de muurschilderingen in de Gotische Zaal van het Stadhuis in Brugge. Het tafereel toont een reële gebeurtenis uit het leven van Jan van Eyck, vermeld in de stadsrekeningen van het jaar 1432. Albrecht De Vriendt stelt het bezoek voor van de Brugse stadsmagistraten aan het atelier van Jan van Eyck.

Ook De Vriendt ‘citeert’ uit het schilderij Madonna met kanunnik Joris van der Paele (zaal 2 Groeningemuseum). Op de schilders- ezel links herkennen we de knielende kanun-nik met zijn beschermheilige Joris, op de trip-tiek tegen de muur achteraan de Madonna.

e r

r

e

De legende van Hans Memling als gewonde soldaat in het Brugse Sint-Janshospitaal

Een al even hardnekkige kunstenaarslegen- de ontstaat in 1753. In dat jaar schrijft Jean- Baptiste Descamps in zijn Vie des peintres flamands, allemands et hollandais hoe Hans Memling als soldaat van Karel de Stoute gewond zou zijn geraakt tijdens de slag van Nancy in 1477. Hij klopt aan bij het Sint-Jans- hospitaal waar hij door de zusters wordt ver-zorgd. Als dank voor zijn genezing zou hij de werken geschilderd hebben die zich nu nog ter plaatse bevinden. Deze fabel spreekt decen-nialang tot de verbeelding en levert heel wat romantische kunstwerken op.

Op een lithografie van Jean-Baptiste Madou G voor het album Scènes de la vie des Pein-tres de l’école flamande et hollandaise (1842) zit Hans Memling op zijn ziekbed en staart duidelijk verzwakt voor zich uit. Hij houdt het schilderspalet nog in de hand terwijl de hos-pitaalbroeders en -zusters zijn Ursulaschrijn (Brugge, Sint-Janshospitaal H) bewonderen.

Ook de Brugse historieschilders Henri Dob-belaere I en Edouard Wallays J beelden de kunstenaar af naast het Ursulaschrijn in het Sint-Janshospitaal. Voor de uitgeputte

uitdrukking van de zieke Memling baseren ze zich op de prent van Madou.

De ‘romantische’ fabels over Memling worden in 1861 ontkracht door het grondig archiefon-derzoek van de Engelse Bruggeling James Weale. Wallays houdt hier echter geen reke-ning mee; rond 1866 haalt hij de Memlingmy-the nog eens van onder het stof. Hij toont een zicht op de zogenaamde ‘Memling-kamer’ op de eerste verdieping in het voormalige broederklooster van het Sint-Janshospitaal. Memling krijgt er het bezoek van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk die de ketting van het Gulden Vlies draagt. De kleine jongen vooraan stelt wellicht hun zoon Filips de Schone voor.

G I J

C

H

Auguste Danse Hugo van der Goes in het Rode Klooster

Het leven van Hugo van der Goes komt van-af 1863 opnieuw in de belangstelling na de publicatie door Alphonse Wauters van en-kele documenten over het Rode Klooster bij Brussel. Volgens de Brusselse archivaris zou Van der Goes tijdens zijn laatste levensjaren in dat klooster geplaagd worden door zware depressies, angsten en vlagen van waanzin. Hij wordt er behandeld met muziektherapie: alleen koorgezang bezorgt hem enige ge-moedsrust. Het schilderij De dood van Maria K (zaal 2 Groeningemuseum) zou in deze perio-de van zijn leven zijn ontstaan.

De romantische legende inspireert Emile Wauters, de broer van de archivaris, voor zijn monumentale schilderij Hugo van der Goes in het Rode Klooster (1872) dat meteen door het Brusselse Museum voor Schone Kun-sten wordt aangekocht. Het doek verbeeldt de waanzin van de schilder en heeft veel kunstenaars geïnspireerd. U ziet hier een gravure die Auguste Danse maakte naar het monumentale schilderij van Emile Wauters.

K

Frans Kops Het atelier van Jheronimus Bosch

Frans Kops is pas na 1900 actief, maar werkt nog volledig in de traditie van de 19de-eeuwse historieschilderkunst. Hij is één van de laat-ste vertegenwoordigers van de Brabantse neogotiek. Na zijn kunstopleiding in ’s Her-togenbosch gaat hij in 1909 een jaar in Brug-ge studeren. Van het Brugse stadsbestuur krijgt hij de toelating om in het Museum van de Academie de oude meesters te bestude-ren. Hij kopieert er onder andere een detail uit het schilderij Madonna met kanunnik Joris van der Paele (zaal 2 Groeningemuseum). In zijn thuisstad valt zijn kopieerwerk zo in de smaak dat hij in 1910 terug mag naar Brugge om er de rest van het schilderij te kopiëren.

Bij zijn verblijf in Brugge moet de Neder-landse kunstenaar ook getroffen zijn door het Laatste oordeel L van Jheronimus Bosch. Staatsminister Auguste Beernaert schenkt dit drieluik in 1907 aan de Stad Brugge. In het hier tentoongestelde historieschilde-rij dat het atelier van Bosch voorstelt, geeft Kops de triptiek een prominente plaats op de schildersezel.

L

De twee triptiekjes van Eugène Legendre

De twee kleine drieluikjes naar middeleeuws model van Eugène Legendre vormen een ijkpunt in de Belgische neogotische schil-derkunst. Zowel qua materiaalkeuze, schil-derstijl als inhoud zijn ze geworteld in de laatmiddeleeuwse traditie. De geschilderde opschriften op de lijsten onderaan ontleent de kunstenaar aan Jan van Eyck.

De Carton-triptiek

In 1861 schildert Legendre in opdracht van de zusters van Spermalie een eerste drie-luikje ter gelegenheid van het 25-jarig jubi-leum van hun congregatie, die bekend staat onder de naam ‘Zusters van de Kindsheid van Maria’. Deze Brugse kloostergemeen-schap was door Charles Carton in het leven geroepen om gespecialiseerd onderwijs te bieden aan dove en blinde kinderen. De hei-lige Anna die haar dochter Maria onderwijst, verwijst duidelijk naar de naam van de con-gregatie. Rechts bemerken we de knielende kanunnik Charles Carton. Hij wordt verge-zeld door zijn patroonheilige Karel de Goe-de, voor wie hij een grote bewondering had. Links herkennen we de heilige Jozef met een witte lelie in zijn handen. Op de zijluiken

prijken twee kloosterzusters van de Kinds-heid van Maria. Het dove meisje links houdt een blad met het dovenalfabet vast terwijl ze met de hand het doventeken A vormt. Rechts leest het blinde kind tastend brailleschrift en prikt ze letters op een bord.

Opmerkelijk is hoe Eugène Legendre in dit drieluikje een aantal elementen quasi let-terlijk overneemt uit verschillende laatmid-deleeuwse schilderijen die in Brugge wor-den bewaard.

Uit het Doopsel van Christus van Gerard David (zaal 3 Groeningemuseum M):e De rode mantel van de heilige Anna > de

rode mantel van de Maagd Maria op de achterzijde van het linkerluik.

r De witte hoofddoek van de heilige Anna en de positie van haar gelaat > de heilige Elisabeth op het rechter zijluik.

t De houding van de heilige Jozef + de kleuren van zijn kledij > de houding van Johannes de Evangelist die opdrachtge-ver Jan des Trompes aan Christus voor-stelt.

t

e

r

M

Maar de belangrijkste bron was ongetwij-feld het schilderij Madonna met kanunnik Jo-ris van der Paele C van Jan van Eyck (zaal 2 Groeningemuseum).e De algemene structuur van de scèner Het tapijtt De treden waarop de vrouwelijke heilige

heeft plaatsgenomenu De tegelvloeri De twee marmeren kolommen met ro-

maanse kapitelen (maar gotische bogen!)

ru

i

e

Madonna met heiligen en kloosteroverste Agatha

In 1863 schildert Eugène Legendre een tweede triptiekje naar aanleiding van het zil-veren jubileum van kloosteroverste Agatha. Zij wordt knielend weergegeven op het mid-denpaneel naast de Madonna en vergezeld van haar patroonheilige (de heilige Agatha). Links van de Madonna staat de heilige Ber-nardinus van Sienna. Dit drieluikje is duide-lijk geïnspireerd door het Johannesretabel van Hans Memling (Brugge, Sint-Janshospi-taal N).

t

N

C

Edmond Van Hove Zelfportret

Edmond Van Hove schildert dit jeugdige zelf-portret met een zeer indringende blik nadat hij na zijn Parijse studietijd bij Alexandre Cabanel is teruggekeerd naar zijn geboor-testad. Hij geeft zijn bruine haarlokken en kroezelige baard zeer gedetailleerd weer. Door het overnemen van de laatmiddeleeuw-se schilderstijl en het detailrealisme staat hij bij zijn tijdgenoten bekend als ‘de moderne Memling’.

Mogelijk baseert hij zich voor dit zelfportret op het Christushoofd O dat lange tijd voor een origineel werk van Jan van Eyck aan-gezien wordt en dat in 1787 aan de Brugse academie is geschonken. Zowel de zwarte achtergrond, het frontale gezichtspunt, de priemende blik als de afsnijding vertonen gelijkenissen met de kopie naar Jan van Eyck (zaal 2 Groeningemuseum).

Edmond Van Hove Portret van Karel Recour

Als jongeman krijgt Edmond van Hove aan de Brugse academie onder andere les van Ka-rel Recour. Hij stelt de gepensioneerde leraar hier in buste voor op 76-jarige leeftijd, voor een neutrale bruine achtergrond. Van Hove heeft zijn model allerminst geïdealiseerd: de dubbele kin, de wrat onder zijn oog, de kraaienpootjes en de rimpels zijn met gro-te zin voor realisme geschilderd. Zijn uiterst gedetailleerde werkwijze heeft hij proberen te combineren met een treffende psycholo-gische karakterisering van de geportretteer-de. De brede, zwarte omlijsting benadrukt de ernst en monumentaliteit van het geschilder-de gezicht.

Edmond Van Hove moet zeker gefascineerd geweest zijn door de uitzonderlijke waar-heidsgetrouwheid van de voorstelling van kanunnik Van der Paele in Van Eyck’s Madon-na met kanunnik Joris van der Paele C (zaal 2 Groeningemuseum). Hij kon Van Eyck’s schil-derij zoveel zien als hij wou, aangezien dit in de Brugse academie bewaard werd waarvan hij leerling en later leraar was.

C

O

Edmond Van Hove Historia, Tempus, Legenda

Met dit allegorisch schilderij van ‘de ge-schiedenis’, ‘de tijd’ en ‘de legende’ behaalt Edmond Van Hove zijn eerste successen. Als hij het werk in 1898 in Barcelona tentoon-stelt, krijgt hij een gouden medaille.

De jonge vrouw rechts met een bloemen-krans vertoont trekken van zijn oudste doch-ter Anna. Het rimpelige, bijna krijtwitte ge-laat van de oude man in het midden is met veel detailrealisme geschilderd. Met zijn knokige handen verscheurt hij een oorkon-de. De forse, gelauwerde vrouw aan de lin-kerkant die met een vergrootglas een tekst probeert te ontcijferen, verpersoonlijkt de ‘geschiedenis’.

De stijl en materiaalkeuze van dit werk ge-tuigen van Van Hoves voorliefde voor de Vlaamse primitieven: het paneel als drager, de triptiek als vorm, de lijst met opschrift. Vermoedelijk onder invloed van Hans Mem-ling introduceert hij hier landschappen op de achtergrond van zijn schilderijen.

Edmond Van Hove Madonna inspireert de Kunsten

Dit schilderij bekleedt een heel aparte plaats in het oeuvre van Edmond Van Hove. Niet alleen door zijn monumentale afmetingen, maar ook door de lichte pasteltonen die af-wijken van zijn gebruikelijke sombere koloriet.

Rondom de Madonna zitten vijf jonge meisjes die de kunsten verpersoonlijken: de poëzie met lier, de schilderkunst met palet en pen-selen, de architectuur met een passer in de hand, de beeldhouwkunst die een sculptuur kneedt en de muziek met een draagbaar or-geltje. Hun kledingstukken zijn 19de-eeuwse, romantische interpretaties van middeleeuw-se kostuums. Achter de open loggia staat een aantal kunstenaars die Edmond Van Hove bewondert: links herkennen we onder ande-re Dante, Dürer, Raphaël en Michelangelo, rechts portretteert hij onder andere Memling (met hoofddeksel).