Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

6

Click here to load reader

description

Wat kan een verhuurder doen wanneer een huurder overlijdt en de erfgenamen zijn niet direct te achterhalen? Dit artikel biedt praktische juridische informatie voor alle verhuurders van woningen, zowel woningcorporaties als particuliere verhuurders.

Transcript of Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

Page 1: Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

Betekeningsproblemen bij onbekendeerfgenamen

Mr. S.W. Autar-Matawlie en mr. C.A.J.M. van Waes*

HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9084

Inleiding

Als de huurder van een woning komt te overlijden, wilde verhuurder in de regel de woning graag zo snelmogelijk ontruimd zien. De erfgenamen hebben daaren-tegen belang bij een zorgvuldige afwikkeling van denalatenschap. Deze belangen kunnen op gespannen voetkomen te staan als de erfgenamen onbekend zijn en deverhuurder niet kan achterhalen wie zij zijn en waar zijwonen. De economische en maatschappelijke redenendie de verhuurder heeft voor ontruiming zullen ertoeleiden dat hij uiteindelijk rechtsmaatregelen zal treffenom de woning ontruimd te krijgen. De ten opzichte vande erfgenamen te betrachten zorgvuldigheid brengtonder meer met zich dat op de juiste wijze dient te wor-den betekend indien men erfgenamen in een procedurewil betrekken. In de hierna te beschrijven casus komtaan de orde hoe dient te worden betekend wanneer deerfgenamen onbekend zijn.

In de betreffende casus werd door de verhuurder eendagvaarding uitgebracht op de voet van artikel 54 lid 2van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).De juiste weg volgens het Hof Amsterdam, maar redenvoor de procureur-generaal om cassatie in het belangder wet in te stellen. Hierna zullen de mogelijkhedenvan betekening aan onbekende erfgenamen worden

* Mr. S.W. Autar-Matawlie is als erfrechtadvocaat en estateplanner ver-bonden aan GMW Advocaten te Den Haag. Mr. C.A.J.M. van Waes isals nalatenschapsmediator en erfrechtadvocaat verbonden aan VanWaes mediation en advocatuur te Den Haag.

belicht en de (on)wenselijkheid van de oplossing van deHoge Raad.

De feiten

Stichting Ymere, in cassatie verder Ymere genoemd,had een woning verhuurd aan erflaatster. Zij was de eni-ge bewoner van de woning. Na haar overlijden wildeYmere tot ontruiming van de woning overgaan. Het wasYmere niet bekend wie de erfgenamen van erflaatsterwaren. Ymere heeft bij dagvaarding, uitgebracht op devoet van artikel 54 lid 2 Rv, ontruiming gevorderd vande woning van erflaatster en betaling van een gebruiks-vergoeding voor de periode na overlijden. Ymere heeftgesteld dat zij de woning aan erflaatster heeft verhuurden dat gebleken is dat erflaatster op 14 april 2008 isoverleden, zodat de huurovereenkomst per 30 juni 2008van rechtswege eindigt. Het exploot van de dagvaardingis betekend aan het parket van de officier van justitie bijde Rechtbank Amsterdam en aan het laatste adres vanerflaatster. De kantonrechter heeft de dagvaarding nie-tig verklaard omdat de namen van de erfgenamen niet inde dagvaarding zijn vermeld en het aannemelijk is dat dedagvaarding de erfgenamen daardoor niet heeft bereikt.

Ymere heeft tegen het vonnis van 9 juli 2008 van deRechtbank Amsterdam, sector kanton, hoger beroepingesteld. De dagvaarding in hoger beroep is op dezelf-de wijze uitgebracht als in eerste aanleg. De erfgenamenzijn niet verschenen.

12

TE februari 2014 | nr. 1

Page 2: Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

Het oordeel van het gerechtshof

Het hof heeft geoordeeld dat Ymere een rechtsingangmoet hebben wanneer zij een in rechte te respecterenbelang heeft om tegen de erfgenamen een vordering totontruiming van de woning in te stellen.1 Naar het oor-deel van het hof heeft Ymere voldoende aannemelijkgemaakt dat zij niet bekend is met (de namen van) deerfgenamen, zodat zij de erfgenamen niet op andere wij-ze kan dagvaarden dan is voorzien in artikel 54 lid 2 Rv.Het hof acht de wijze van dagvaarden in dit geval aange-wezen en acht het feit dat ook een exploot is betekendaan de laatste woonplaats van erflaatster dienstig terbevordering van de ontvangst. Het hof stelt dat aan deeisen van artikel 54 lid 2 Rv is voldaan en heeft hetgevraagde verstek verleend en de vorderingen van Yme-re toegewezen. Het vonnis van de kantonrechter is ver-nietigd.

Overwegingen in cassatie

De procureur-generaal (P-G) bij de Hoge Raad heeftcassatieberoep in het belang der wet ingesteld. Hij isdoor de Hoge Raad niet-ontvankelijk in zijn beroep ver-klaard nu niet is gebleken dat de erfgenamen met hetarrest bekend zijn geraakt en de P-G niet vermeldt daten wanneer het arrest ten uitvoer is gelegd. Hierdoorbestaat onvoldoende zekerheid dat tegen dat arrest nietnog het rechtsmiddel van verzet openstaat.2 Cassatie inhet belang der wet staat derhalve in verband met hetbepaalde in artikel 78 lid 6 van de Wet op de rechterlijkeorganisatie nog niet open.

In verband met het belang van de aan de orde zijnderechtsvraag ziet de Hoge Raad echter aanleiding het vol-gende te overwegen:

‘3.4.1 Het middel stelt primair de vraag aan de ordeof betekening van een exploot aan de gezamenlijkeerfgenamen van een overledene zonder vermeldingvan de namen en woonplaatsen van deze erfgenamen,rechtsgeldig kan geschieden aan de laatste woonplaatsvan de overledene, wanneer aldaar niet (ten minste)een van de in art. 53, aanhef en onder a, Rv genoem-de personen woont.Het antwoord op die vraag luidt ontkennend.In afwijking van de hoofdregel van art. 45 lid 3, aan-hef en onder d, Rv bepaalt art. 53 Rv dat bij beteke-ning van een exploot ten aanzien van de gezamenlijkeerfgenamen van een overledene, de vermelding vanhun namen en woonplaatsen in het exploot achterwe-ge kan blijven, indien deze betekening geschiedt opeen van de onder a-c van die bepaling omschrevenwijzen. Gelet op zijn totstandkomingsgeschiedenis,zoals weergegeven in de vordering van de Procu-

1. Hof Amsterdam 20 januari 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BI2097.2. Art. 143 Rv.

reur-Generaal onder 13, moet art. 53 Rv aldus wor-den verstaan dat dit voorschrift slechts kan wordentoegepast in de onder a, b, en c vermelde gevallen.Daaruit volgt dat in een geval als het onderhavige,waarin niet is voldaan aan de eis van art. 53, aanhef enonder a, Rv dat een van de daar genoemde personennog op de laatste woonplaats van de overledenewoont, betekening van het exploot aan die woonplaatsvan de overledene niet mogelijk is.3.4.2 Het middel stelt subsidiair de vraag aan de ordeof in het onderhavige geval het exploot rechtsgeldig isbetekend op de voet van art. 54 lid 2 Rv. Ook dezevraag moet ontkennend worden beantwoord.Anders dan bij betekening op de voet van art. 53 Rvdient bij betekening op de voet van art. 54 lid 2 Rvhet vereiste van art. 45 lid 3, aanhef en onder d, Rv inacht te worden genomen, in dier voege dat hetexploot de naam vermeldt van degene voor wie het isbestemd. In het onderhavige geval stond laatstge-noemde wijze van betekening derhalve slechts open,indien de namen van de gezamenlijke erfgenamen inhet exploot waren vermeld, hetgeen niet is gebeurd.Opmerking verdient dat art. 54 lid 2 Rv niet ertoekan leiden dat het exploot wordt betekend aan delaatste woonplaats van de overledene. Overigens ver-zet dat voorschrift zich niet ertegen dat tevens eenafschrift van het exploot wordt toegezonden aan delaatste woonplaats van de overledene, zoals hier isgeschied.3.4.3 In gevallen als het onderhavige waarin derhalvenoch art. 53 noch art. 54 lid 2 Rv voor toepassing inaanmerking komt, biedt art. 4:204 BW de mogelijk-heid de benoeming van een vereffenaar over de open-gevallen nalatenschap te verzoeken, waarna, op devoet van art. 53, aanhef en onder b, Rv, betekeningvan een exploot aan de gezamenlijke erfgenamen,zonder vermelding van hun namen en woonplaatsen,kan geschieden door betekening aan de persoon of dewoonplaats van de vereffenaar.’

Noot

Als een huurder overlijdt, geldt dat de medehuurder ofde met de huurder samenlevende persoon de huurover-eenkomst onder voorwaarden voort mag zetten.3 Indiener geen medehuurder of samenwonende partner is, geldtdat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt aanhet einde van de tweede maand na het overlijden van dehuurder.4

In het onderhavige geval was erflaatster overleden op14 april 2008. Er was geen sprake van medehuur of eenmet de huurster samenlevende persoon, zodat de huur-overeenkomst 30 juni 2008 van rechtswege eindigde. Opgrond van de teruggave- en opleveringsplicht van arti-kel 7:224 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) diende

3. Art. 7:268 lid 1 en 2 BW.4. Art. 7: 268 lid 6 BW.

13

TE februari 2014 | nr. 1

Page 3: Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

het gehuurde per die datum weer aan Ymere terbeschikking te worden gesteld. Gebleken is dat erflaat-ster de woning alleen bewoonde. Eventuele erfgenamenhebben zich niet gemeld, er is geen executeur en er isgeen vereffenaar benoemd. Het gehuurde is dientenge-volge niet per de datum van beëindiging van de huur-overeenkomst opgeleverd.

Nu de huurster was overleden, treden haar erfgenamenals rechtsopvolgers onder algemene titel in haar plaats.5Teneinde de woning opnieuw te kunnen verhuren, heeftYmere de erfgenamen gedagvaard en (onder meer) ont-ruiming van de woning gevorderd.

De hoofdregel bij het betekenen van een dagvaarding isdat de naam en woonplaats van de gedaagden (erfgena-men) in het exploot van de dagvaarding wordenvermeld. Artikel 53 Rv geeft mogelijkheden om de erf-genamen van een huurder als contractspartij bij dehuurovereenkomst en als wederpartij bij de vorderingenzonder vermelding van hun eigen naam en woonplaatsals de ‘erfgenamen van (...)’ te dagvaarden. De voor-waarden die hieraan zijn gesteld, worden opgesomd inartikel 53 Rv.

Artikel 53 Rv is in werking getreden bij wet van 3 juli1985, S. 384. Het doel van de bepaling was het verge-makkelijken van de wijze van het doen van exploot voordegene op wiens verzoek het exploot wordt gedaan enhet verminderen van diens kosten, zodat zijn toegang totde rechter wordt verbeterd.6

De vraag kan worden gesteld of dit doel is bereikt. Vóórde inwerkingtreding van artikel 53 Rv bepaalde artikel 4aanhef en onder 6 Rv dat een exploot nog gedurende eenjaar na overlijden uit kon worden gebracht aan het sterf-huis, zonder dat de namen en de woonplaatsen van deerfgenamen dienden te worden vermeld. Artikel 53 Rvbiedt niet zonder meer de optie om te betekenen aan hetsterfhuis. Alleen wanneer daar nog de overlevende echt-genoot, geregistreerde partner of andere levensgezel,broer, zuster of een nabestaande in rechte lijn woont,kan bij betekening aldaar vermelding van namen enwoonplaatsen van de erfgenamen achterwege blijven.Dit is een belangrijke beperking. Het is immers lang nietaltijd het geval dat de woning van erflater wordt gedeeldmet iemand uit deze groep of überhaupt.

De situatie die zich thans voordoet, leverde voor dewetswijziging dus geen problemen op, mits de erflaterniet langer dan een jaar was overleden. In de onderhavi-ge casus had alsdan op de voet van artikel 4 onder 6 Rvkunnen worden betekend.

Bij de behandeling van de wetswijziging in de TweedeKamer is erkend dat voor wie een exploot wilde uitbren-gen artikel 4 onder 6 Rv een gemakkelijke bepaling was

5. Art. 4:182 BW.6. P. Vlas & T.F.E. Tjong Tjin Tai (red.), Groene Serie Burgerlijke rechtsvor-

dering, Deventer: Kluwer (losbl.), Wetboek van Burgerlijke Rechtsvor-dering, art. 53, betekening aan gezamenlijke erfgenamen.

omdat het voor een buitenstaander lastig kan zijn denamen en de woonplaatsen van alle erfgenamen tijdig teweten te komen.7 De wetgever achtte de regeling echterbezwaarlijk omdat er te weinig zekerheid bestond dathet exploot degenen bereikte die er belang bij hadden.Specifiek dacht men daarbij ‘aan het geval dat er na hetoverlijden van de bewoner een nieuwe bewoner in hethuis is gekomen, die van de familieomstandigheden vande overledene niets weet’.

In de casus die hier voorligt, kan de woning juist nietworden ontruimd, omdat de dagvaarding niet rechtsgel-dig aan de erfgenamen kon worden betekend op hetadres van erflaatster. Zonder ontruimingsmogelijkheidis de hierboven beschreven situatie die de wetgever ingedachten had, derhalve niet goed voor te stellen.Zolang er niet is ontruimd, kan immers niet iemandanders zijn intrek in de woning nemen. Hoe dit ook zij,de wetgever heeft nagedacht over de waarborgen die hijaan erfgenamen wilde bieden en dat heeft geleid tot deredactie van het huidige artikel 53 Rv. Daar kan nietzomaar aan voorbij worden gegaan.

Nu betekening op de voet van artikel 53 Rv was uitge-sloten, heeft Ymere de dagvaarding laten betekenenzoals voorgeschreven in artikel 54 lid 2 Rv. Deze wijzevan dagvaarden wordt gebruikt voor gedaagden van wiede namen wel bekend zijn, maar van wie de woonplaat-sen onbekend zijn. Overeenkomstig artikel 54 lid 2 BWbetekent de deurwaarder het exploot aan het parket vande officier van justitie en wordt een uittreksel van hetexploot in een landelijk of plaatselijk dagblad gepubli-ceerd. Ter bevordering van de ontvangst is het explootook aan de laatste woonplaats van erflaatster betekend.Artikel 54 lid 2 Rv dient echter in relatie met artikel 45lid 3 aanhef en onder d Rv te worden gelezen, welkebepaling voorschrijft dat het exploot de naam vermeldtvan degene voor wie het is bestemd. Aan dit voorschriftkon niet worden voldaan nu de namen van de erfgena-men voor Ymere onbekend waren.

Ymere heeft getracht door een gecombineerde beteke-ning van artikel 4 onder 6 Rv (oud) en artikel 54 lid 2 Rvtot een acceptabele wijze van betekening te komen. Dekantonrechter verklaarde de dagvaarding nietig omdathij het aannemelijk achtte dat de dagvaarding de erfge-namen niet had bereikt. Niet duidelijk is welke actiesYmere heeft ondernomen om de namen van de erfgena-men te achterhalen.

Het hof stond de betekening op grond van artikel 54lid 2 Rv wel toe. Volgens het hof had Ymere immersvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet bekend ismet (de namen van) de erfgenamen, zodat zij de erfge-namen niet op andere wijze kan dagvaarden dan is voor-zien in artikel 54 lid 2 Rv. Bovendien had Ymere vol-gens het hof een in rechte te respecteren belang bij deontruiming. Het hof acht de door Ymere gevolgde wijzevan dagvaarden in dit geval aangewezen en verleent

7. MvT, Kamerstukken II 1982/83, 18052, p. 10.

14

TE februari 2014 | nr. 1

Page 4: Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

Ymere verstek. Het hof heeft daarmee gekozen voor eenpraktische oplossing, die echter juridisch gezien onjuistis. Anders dan het hof in overweging 2.6 stelt, is aan devereisten van artikel 54 lid 2 Rv simpelweg niet voldaan.Logischer was de uitspraak van het hof wellicht noggeweest als aansluiting was gezocht bij de in artikel 54lid 2 Rv gemaakte uitzondering voor onbekende houdersvan aandelen of toonderaandelen. Aan houders van aan-delen die niet op naam staan of waarvan de houders nietbij naam bekend zijn, kan toch rechtsgeldig op de voetvan artikel 54 lid 2 Rv worden betekend. Deze zinsnedehad wellicht enige ruimte kunnen bieden voor een ana-loge redenering ten aanzien van onbekende erfgenamen.Hiermee zou echter uitdrukkelijk aan de achterliggendegedachte van artikel 53 Rv voorbij worden gegaan, het-geen ook niet wenselijk is.

Vereffening

De Hoge Raad heeft het door de P-G ingestelde cassa-tieberoep in het belang der wet niet-ontvankelijk ver-klaard nu niet is gebleken dat de erfgenamen met hetarrest bekend zijn geraakt en de P-G niet vermeldt daten wanneer het arrest ten uitvoer is gelegd. Hierdoorbestaat onvoldoende zekerheid dat tegen dat arrest nietnog het rechtsmiddel van verzet openstaat.

De Hoge Raad besluit met de overweging dat arti-kel 4:204 BW de mogelijkheid biedt de rechter teverzoeken een vereffenaar over de opengevallen nalaten-schap te laten benoemen. Daarna zou op de voet vanartikel 53 aanhef en onder b Rv het exploot aan de per-soon of de woonplaats van de vereffenaar kunnen wor-den betekend.

De door de Hoge Raad voorgestelde weg is een juridischbegrijpelijke keuze. De vereffenaar heeft het beheer overde nalatenschap en vertegenwoordigt de bekende enonbekende erfgenamen in en buiten rechte. Praktischgezien is deze keuze echter niet zonder haken en ogen.Als bezwaar tegen het benoemen van een vereffenaarkan onder meer worden aangevoerd dat de procedure totbenoeming van een vereffenaar tijd vergt. Het verzoekdient in behandeling te worden genomen en de rechteris verplicht een mondelinge behandeling te bepalen.Voorts moet de benoeming van een vereffenaar door degriffier in het boedelregister worden ingeschreven. Devereffenaar moet zijn benoeming in de Staatscourant enin één of meer nieuwsbladen bekendmaken.8 De tijd diemet deze procedure gepaard gaat, kan knellen met hetgerechtvaardigd belang dat een belanghebbende, in casuYmere, kan hebben bij een snelle oplossing. Bijvoor-beeld omdat zich een nieuwe huurder heeft aangediend.

8. Art. 4:206 BW. Bekendmaking kan bij een vermoedelijk insolvente nala-tenschap tegenwoordig ook door bekendmaking op <www.rechtspraak. nl>.

Ook kan worden opgemerkt dat de taak van de vereffe-naar veel meeromvattend is dan hetgeen hier eigenlijknodig is. Een vereffenaar wordt aangesteld voor deafwikkeling van de gehele nalatenschap.9 Uit arti-kel 4:211 lid 1 BW blijkt dat de hoofdtaak van de veref-fenaar is het als een goed vereffenaar beheren en vereffe-nen van de nalatenschap. Hij dient een boedelbeschrij-ving op te maken, behoorlijk beheer te voeren en deopeisbare schulden te voldoen. Daarbij horen de belan-gen van alle schuldeisers in acht te worden genomen. Inde praktijk is recent namens een aantal banken partiëlevereffening verzocht. Verzocht wordt slechts een veref-fenaar aan te stellen voor de verkoop en levering van deverhypothekeerde woning. Uit de jurisprudentie blijktdat verschillend wordt geoordeeld over de (on)mogelijk-heid van partiële vereffening. Met de RechtbankenNoord-Nederland, Amsterdam en Midden-Nederlandzijn wij van mening dat partiële vereffening niet past inhet systeem van de wet en strijdig kan zijn met de belan-gen van andere schuldeisers van erflater.10 De zorgvul-digheid die een vereffenaar bij de uitvoering van zijntaak ten opzichte van zowel erfgenamen als belangheb-benden moet betrachten, is niet verenigbaar met partiëlevereffening. Kolkman trekt in dit verband de parallelmet het faillissementsrecht en geeft aan dat het ondenk-baar is dat een curator wordt benoemd ‘slechts metbetrekking tot de woning van de failliet’.11

Mr. T. Gardenbroek vraagt zich in zijn annotatieterecht af wie bereid is de taak van vereffenaar op zich tenemen, nu onzeker is of de nalatenschap wel over vol-doende vermogen beschikt om de vereffenaar tebetalen.12 In de praktijk blijkt dat er kantoren zijn diebereid zijn onbeheerde en eventueel insolvente nalaten-schappen af te wikkelen, zodat dit wellicht geen obstakelhoeft te zijn. Wie zich opwerpt als vereffenaar zal zichwel moeten realiseren dat de taak van vereffenaar eenserieuze aangelegenheid is. De vereffenaar dient zichsteeds te houden aan de wettelijke voorschriften omtrentvereffening. Gezien de vrij formele afwikkeling die bijde vereffening moet worden gevolgd, wordt in de litera-tuur geadviseerd terughoudend te zijn met de benoe-ming van een vereffenaar.13

9. Zie T-M, Parl. Gesch. Boek 4 BW, p. 981.10. Rb. Noord-Nederland 20 november 2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:7417;

Rb. Amsterdam 26 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:6490; Rb.Midden-Nederland 1 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5433.Anders: Rb. Gelderland 20 juni 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:CA3965;Rb. Gelderland 26 juli 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:2043; Rb. Oost-Brabant 22 augustus 2013, ECL:NL:RBOBR:2013:4959; Rb. Limburg14 augustus 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:4814.

11. W.D. Kolkman, 10 jaar nieuw erfrecht en de wettelijke vereffening, TE2013, afl. 6, p. 111-114.

12. HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9084 m.nt. mr. T. Gardenbroek.13. W.D. Kolkman & L.C.A. Verstappen, Handboek boedelafwikkeling, Zut-

phen: Uitgeversmaatschappij Walburg Pers 2009, p. 585.

15

TE februari 2014 | nr. 1

Page 5: Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

Conclusie

Gezien de onmogelijkheid tot betekening op de voet vanartikel 53 of 54 lid 2 Rv indien zowel de namen als dewoonplaatsen van de erfgenamen onbekend zijn, is hetbegrijpelijk dat de Hoge Raad de suggestie doet in voor-komende gevallen de rechter de benoeming van een ver-effenaar te verzoeken. In de praktijk kan dit evenwel totpraktische bezwaren leiden. In dat kader onderstaandkort een aantal suggesties.

Suggesties

Het belang van Ymere is het op korte termijn kunnenontruimen van de woning, zodat deze aan een nieuwehuurder kan worden verhuurd. Daartoe is het op zichniet noodzakelijk dat een vereffenaar wordt benoemd.Voor Ymere is het met name van belang dat de aan erf-laatster toebehorende goederen uit de woning mogenworden verwijderd. Om dit te bereiken zou op grondvan artikel 4:191 lid 2 BW aan de kantonrechter kunnenworden verzocht maatregelen te treffen. Dit verzoek kanworden gedaan door iedere belanghebbende.14 De bepa-ling biedt mogelijkheden om te voorzien in noodzakelij-ke en spoedeisende (rechts)handelingen.15 De in debepaling vermelde maatregelen zien op het behoud vande goederen van de nalatenschap. Concreet kan wordenverzocht tot het opdragen van het beheer van (delenvan) de nalatenschap aan een professionele beheerder.Anders dan bij de benoeming van een vereffenaar kandus voor een specifiek onderdeel het beheer worden ver-zocht. De benoeming van een professionele beheerder ofbewaarder kan bovendien ook van tijdelijke aard zijn.16

Een dergelijke ordemaatregel is daarmee minder ingrij-pend en minder formeel dan de weg van de vereffening.Dat maakt de drempel lager voor het aanvaarden van hetbeheer. De bepaling dient het belang van een vlotte boe-delafwikkeling.17 In het verzoek aan de kantonrechterzou tegelijkertijd met het verzoek tot aanstelling van eenbeheerder toestemming tot ontruiming van de woningkunnen worden verzocht. In beginsel geldt ook bij dezeprocedure dat een mondelinge behandeling zal wordenbepaald. Het procesreglement laat echter ruimte vooreen beslissing direct op de stukken. Anders dan bij hetbenoemen van een vereffenaar kan dus van mondelingebehandeling worden afgezien. Deze weg lijkt te beant-woorden aan het doel van in dit geval Ymere. Ook hierblijft het wel de vraag wie deze taak op zich neemt alsonduidelijk is of men zal worden betaald voor het uitoe-fenen van het beheer en de bij het beheer behorendeonkosten van opslag van de goederen. Uit de (weinige)

14. Art. 4:191 lid 2 BW heeft dezelfde strekking als art. 4:185 lid 2 BW metdien verstande dat aan art. 4:185 lid 2 BW een termijn is verbonden enaan art. 4:191 lid 2 BW niet.

15. Kolkman & Verstappen 2009, p. 586.16. <www.rechtspraak.nl>. Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter,

p. 64.17. Kolkman & Verstappen 2009, p. 205.

jurisprudentie blijkt overigens dat de kantonrechter inde praktijk ruimhartig omgaat met het begrip beheer.Onder beheer blijken desgevraagd bijvoorbeeld ook hetinnen van vorderingen in de nalatenschap en het vol-doen van schulden te kunnen worden begrepen.18 Eenwoningcorporatie zou vanuit de maatschappelijke func-tie die zij vervult, kunnen overwegen om zelf de taakvan beheerder te vervullen.

Deze oplossing is praktisch, sneller en goedkoper danhet door de rechter laten benoemen van een vereffenaar.De woningcorporatie kan de woning snel ontruimen enopnieuw verhuren, waardoor de betalingsverplichtingenvoor de huur stoppen. De goederen worden in beheergenomen en blijven ter beschikking van de erfgenamen.Bij de praktische uitvoering zal uiteraard de nodigezorgvuldigheid moeten worden betracht. De beheerderzal bijvoorbeeld zorg moeten dragen voor goede verslag-legging van de goederen en beveiligde, droge opslag. Opdeze manier is het belang van zowel de woningcorpora-tie als de erfgenamen gediend. De benoeming door eenrechter biedt zowel de verhuurder als de erfgenameneen extra waarborg. Wanneer de erfgenaam (of erfgena-men) zich meldt, kan het beheer worden overgedragen.Blijft de nalatenschap onbeheerd, dan kan alsnog eenvereffenaar worden benoemd.

Een tweede suggestie is het in het huurcontract opne-men van een onherroepelijke volmacht op grond vanartikel 3:74 BW, die niet eindigt door overlijden. Dehuurder geeft onherroepelijke volmacht aan de verhuur-der om de woning na diens overlijden te ontruimentegen het einde van de tweede maand na overlijden, mitser geen medehuurder is. Op deze wijze stoppen demaandelijkse huurverplichtingen en kan de woningopnieuw worden verhuurd. De verhuurder zal ook hiermoeten zorgen voor zorgvuldige verslaglegging van degoederen en adequate opslag, zodat de goederen aan denabestaanden ter beschikking kunnen worden gesteldwanneer dezen zich melden. De volmacht kan alsdaneindigen door opzegging van de gevolmachtigde. Nadeelhiervan is dat het geen oplossing biedt voor de velebestaande huurcontracten. Ook zal de verhuurder naarverwachting niet snel voor deze weg kiezen omdat voorde verhuurder onzeker is of deze weg voldoende waar-borgen biedt aan de huurder of diens erfgenamen.19

Indien zich geen erfgenamen melden, zal ook hier alsnogde weg van de vereffening moeten worden gevolgd.

Ten derde zou op grond van artikel 6:198 BW een derdezich op grond van zaakwaarneming kunnen ontfermenover de goederen van de nalatenschap:

‘Zaakwaarneming is het zich willens en wetens en opredelijke grond inlaten met de behartiging van eens-anders belang, zonder de bevoegdheid daartoe aan

18. HR 21 november 2008, ECLI:NL:PHR:2008:BD5985; Rb. Zwolle-Lelystad 10 augustus 2010, ECLI:NL:RBZLY:2010:BO1248; Rb. Zwolle15 juli 2003, ECLI:NL:RBZWO:2003:AH9930.

19. Een dergelijke bepaling mag niet worden opgenomen in de algemenevoorwaarden, zie art. 6:236 onderdeel n BW.

16

TE februari 2014 | nr. 1

Page 6: Betekeningsproblemen bij onbekende erfgenamen

een rechtshandeling of elders in de wet geregelde ver-houding te ontlenen.’

Er moet dus een bepaalde noodzaak zijn voor het optre-den als zaakwaarnemer. Deze noodzaak is er aan de zijdevan in dit geval Ymere. Nadeel van zaakwaarneming kanzijn dat de erfgenamen en eventuele andere belangheb-benden de zaakwaarneming door de woningcorporatieniet altijd zonder meer zullen accepteren. Zaakwaarne-ming door een ander dan de woningcorporatie zal waar-schijnlijk niet zonder meer door de woningcorporatieworden geaccepteerd.20

Ten slotte zou de woningcorporatie een notaris kunnenverzoeken een verklaring van erfrecht op te stellen. Denotaris zal in dat geval onderzoek doen wie de erfgena-men zijn. Doorgaans zal hij deze binnen twee à drieweken hebben opgespoord. De namen en woonplaatsenvan de erfgenamen worden in de verklaring van erfrechtvermeld. De woningcorporatie kan vervolgens in contacttreden met (een van) de erfgenamen. Iedere erfgenaamis op grond van artikel 3:170 BW bevoegd zelfstandighandelingen te verrichten die geen uitstel kunnen lijdenof die dienen tot behoud van een gemeenschappelijkgoed. Ook dit kan een snelle en relatief goedkope oplos-sing zijn.

Door de tussenkomst van de rechter dan wel de notarisbieden de eerste en de laatste van de bovengenoemdesuggesties de meeste waarborgen voor zowel de ver-huurder als de erfgenamen, waardoor deze opties onzevoorkeur zouden hebben boven het opnemen van eenvolmacht of handelen uit hoofde van zaakwaarneming.

20. In de praktijk blijken corporaties wel te handelen op basis van zaak-waarneming. Zij geven de praktische uitvoering vervolgens uit handenaan een gespecialiseerd bedrijf.

17

TE februari 2014 | nr. 1