Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

35
De Initiatiefgroep: Prof. dr. Michiel Scheltema, Emeritus hoogleraar Bestuursrecht Rijksuniversiteit Groningen en voorzitter symposium. Prof. dr. Nico Schrijver, Hoogleraar Internationaal Publiekrecht Universiteit Leiden en Staatsraad Mr. Willem Hendrik de Beaufort, Oud-griffier van de Tweede Kamer Dr. Hugo Röling, Historisch pedagoog Universiteit van Amsterdam en schrijver (zoon van Bert Röling) Drs. Arjen Berkvens, Directeur Foundation Max van der Stoel (FMS) Dr. Jan Karel Koppen, Oud-directeur Beleidsontwikkeling Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) © 2018 Foundation Max van der Stoel (FMS) www.foundationmaxvanderstoel.nl 2516 EH Den Haag Omslagfoto: Pieter Boersma Photography www.pieterboersmaphotography.com Bestaat een gerechtvaardigde oorlog? Bijdragen aan een symposium (1 april 2016) over de rol en betekenis van prof. dr. B.V.A. (Bert) Röling 70 jaar na het Tokio-tribunaal. Over de rol en betekenis van de Nederlandse rechter B.V.A. Röling in het Tokio oorlogstribunaal

Transcript of Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Page 1: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

De Initiatiefgroep:Prof. dr. Michiel Scheltema, Emeritus hoogleraar BestuursrechtRijksuniversiteit Groningen en voorzitter symposium.Prof. dr. Nico Schrijver, Hoogleraar Internationaal PubliekrechtUniversiteit Leiden en StaatsraadMr. Willem Hendrik de Beaufort, Oud-griffier van de Tweede KamerDr. Hugo Röling, Historisch pedagoog Universiteit van Amsterdamen schrijver (zoon van Bert Röling)Drs. Arjen Berkvens, Directeur Foundation Max van der Stoel (FMS)Dr. Jan Karel Koppen, Oud-directeur BeleidsontwikkelingNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek(NWO)

© 2018 Foundation Max van der Stoel (FMS)www.foundationmaxvanderstoel.nl2516 EH Den Haag

Omslagfoto: Pieter Boersma Photographywww.pieterboersmaphotography.com

Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Bijdragen aan een symposium (1 april 2016) over de rol en betekenis van prof. dr. B.V.A. (Bert) Röling 70 jaar na het Tokio-tribunaal.

Over de rol en betekenis van de Nederlandse rechter B.V.A. Röling in het Tokio oorlogstribunaal

Page 2: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Inhoud

Voorwoord 7Dr. Jan Karel Koppen

1. Inleiding: het Tokio tribunaal 11 Dr. Hugo Röling

2. B.V.A. (Bert) Röling: zijn persoon en zijn werk 17 Prof. dr. Nico Schrijver

3. Röling en het legaliteitsbeginsel 27 Prof. dr. Elies van Sliedrecht

4. Bijdragen uit het discussiepanel 4.1 Verhouding van rechter en uitvoerende macht 37 Mr.Geert Corstens 4.2 De strafbaarheid van het misdrijf tegen de vrede: Rölings en onze worsteling met het legaliteits- beginsel in het internationale strafrecht 40 Rechter Fons Orie 4.3 Gerechtvaardigde oorlog: de juridificering van een humanitair vraagstuk 45 Prof. dr. Jaap de Wilde 4.4 Agressie in het internationaal recht 55 Prof. dr. Niels Blokker

Nawoord 61Prof. dr. Michiel Scheltema

Bijlagen Programma van het symposium op 1 april 2016 66 Achtergrond van de auteurs in de bundel 68

54

Page 3: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Voorwoord

Bert Röling en het tribunaal van Tokio

Het is 1946. De Amerikanen hebben Japan bezet en de voorberei-dingen voor een ‘Tokio-tribunaal’, dat in navolging van het tribu-naal van Neurenberg ook Japan voor zijn oorlogsdaden zoumoeten berechten, zijn in volle gang. Vanuit Nederland wordt eenjonge rechter naar Tokio gezonden, Bert (B.V.A.) Röling. Hij zouer tot eind 1948 blijven en een significante rol spelen in het tribu-naal door de inbreng van zijn juridische uitgangspunten, dieafwijken van de opstelling van de meerderheid van de overigerechters. Het zou uiteindelijk leiden tot een vonnis van het tribu-naal met een ‘dissenting opinion’ van Röling. In de jaren daarnazou hij bekendheid verwerven als hoogleraar straf- en volkenrechten als polemoloog, en grote invloed hebben op de ontwikkelingenin het internationaal recht.

In 2014 verscheen een boek van de hand van Hugo Röling overzijn vader en het Tokio Tribunaal. Met behulp van bronnen uit zijnfamilie en ander documentatiemateriaal beschrijft hij deze driejaar van Bert Röling in Japan, die niet alleen juridische gezien vangrote betekenis zijn geweest maar ook ingrijpende gevolgenhebben gehad voor alle leden van het gezin Röling. In eenpersoonlijke, betrokken en tegelijk beschouwende stijl wordenRöling’s wederwaardigheden in Tokio en de betekenisvolle relatiesmet de collega-rechters én met het gezin dat in Nederland isachtergebleven geschetst vanuit het perspectief van de zoon.Boeiend is ook de maatschappelijke en politieke context van deeerste jaren na de oorlog, die in het verhaal verweven wordt.

76

Page 4: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

In samenwerking met Willem Hendrik de Beaufort is een initia-tiefgroep gevormd bestaande uit Michiel Scheltema, Nico Schrijver,Arjen Berkvens (Foundation Max van der Stoel), Hugo Röling enmijzelf. Uiteindelijk heeft het symposium op 1 april 2016 plaats-gevonden in de Gotische Zaal van de Raad van State.Vooraanstaande sprekers uit kringen van het internationaal straf-en publiekrecht en rechters hebben een bijdrage geleverd metinleidingen en inbreng in een paneldiscussie.1 In dit boekje treftu een neerslag daarvan aan. Ook zijn op het symposium oude ennieuwe filmfragmenten vertoond van het Tokio-tribunaal, toege-licht door Hugo Röling.2 Jet Röling en Kees Hülsman speeldeneen sonate voor viool en piano, zoals Bert Röling zo vaak in Tokioplacht te doen.

Graag spreek ik grote dank uit aan de leden van de initiatiefgroepdie van dit symposium een zeer interessante dag hebben gemaakt.De sprekers hebben met hun inbreng en met de ‘kennis van nu’het belang en betekenis van het werk van Bert Röling overgebracht.

De Raad van State danken wij allen hartelijk voor het beschikbaarstellen van de Gotische Zaal en de ondersteuning bij de organi-satie. Ook de Foundation Max van der Stoel danken wij hartelijkvoor de belangstelling voor dit symposium en de vlekkeloze orga-nisatie.

Namens de initiatiefgroep van het Röling symposium,

Jan Karel Koppen

Het symposium

Op een diner ten huize van Hugo’s neef en Staatsraad PaulKoppen, waarbij ook Willem Hendrik de Beaufort en Hugo Rölingaanzaten, werd het plan opgevat om, naar aanleiding van hetverschijnen van het boek, aan de afwijkende opinies van BertRöling en zijn invloed op de ontwikkelingen in het internationaalrecht aandacht te geven middels een symposium. Voor PaulKoppen was het al snel duidelijk dat het zou moeten gaan over deactualiteit van ‘Tokio’, de crimes against peace en de vorderingendie er sindsdien gemaakt zijn op volken rechtelijk gebied. Maarook over de betekenisvolle rol die Bert Röling in ‘Tokio’ gespeeldheeft en de boeiende verhalen daarover van Hugo Röling in zijnboek.

Kort daarna werd Paul Koppen ernstig ziek en overleed hij op 7juli 2015. Inmiddels had hij mij gevraagd het stokje over te nemenom samen met de anderen het symposium verder vorm te geven.Die opdracht heb ik graag aanvaard.

98

1 Zie voor de lijst van namen het programma elders in deze uitgave.2 Naast enkele originele opnames in zwart-wit van het tribunaal (Tôkyô Saiban van Masaki

Kobayashi) is met speciale toestemming ook een scène vertoond uit de speelfilm ‘TokioTrial’, geregisseerd door Pieter Verhoef, die begin 2018 in de bioscopen is gaan draaien.

Page 5: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

1. Inleidinghet Tokio tribunaalDr. Hugo Röling

Belangstelling voor ‘Tokio’

Door enkele bijzondere initiatieven van de Japanse publiekeomroep NHK is de laatste tien jaar de herinnering aan hetTribunaal van Tokio en het aandeel van de Nederlandse rechterProf. mr. B.V.A. Röling tot leven gebracht. Een documentaireleidde tot een speelfilm, waarin de omgang en de spanningentussen de elf rechters in dat tribunaal in beeld gebracht werden.Voor de Japanners lijkt het vooral van groot belang te zijn geweestdat duidelijk gemaakt werd dat het tribunaal niet een vooringe-nomen opzet was met als doel om zoveel mogelijk Japanseverdachten aan de galg te brengen, maar dat er ernstig gezocht isnaar een antwoord op de vraag een juridisch verantwoord oordeeluit te spreken over politiek en daden van het Japanse keizerrijk inhet oorlogstoneel van de Tweede Wereldoorlog in het VerreOosten: de Pacific War.

De belangstelling voor het tribunaal van Tokio was lange tijd nietgroot, terwijl er in 1945 met zoveel grote verwachtingen was uitge-keken naar de berechting van de misdadige regeringsleiders, diede onmetelijke ellende van de Tweede Wereldoorlog hadden ontke-tend. De mensheid kon zich niet nog een wereldoorlog veroor-loven, en zeker geen nucleaire. Zulke processen waren nietvanzelfsprekend in 1945: precedenten waren er niet, over interna-tionaal strafrecht was wel gesproken en er waren ambitieuze

1110

Page 6: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

het juridisch spraakgebruik heette. In iets minder dan een jaarwerd het proces in Neurenberg afgehandeld, de uitspraak was inoktober 1946.

Nu de nazi-leiders hun tribunaal hadden gekregen moest Hitlersbondgenoot in het Verre Oosten volgen. In Japan kwam na langerevoorbereiding het International Military Tribunal for the Far East(IMTFE) tot stand. Het handvest werd praktisch onveranderd over-genomen van Neurenberg, wat al laat zien dat velen dachten datde situatie in het westelijk en het oostelijk strijdtoneel van deTweede Wereldoorlog erg op elkaar leek. Japan had de schijn tegenzich: er waren de ergste conventionele oorlogsmisdrijven gepleegdin China, op de Filipijnen, in Indonesië en waar al niet. Demisdadig slechte behandeling van geïnterneerden en krijgsgevan-genen was al voor het einde van de oorlog op alarmerende wijzedoorgedrongen. Voor de Verenigde Staten stond het begin van devijandelijkheden met Japan hoog op de agenda: de verraderlijkeaanval op Pearl Harbor moest gewroken worden.

Ongeschikte Leiders

Allemaal goede aanleidingen voor een proces. Het werd nog groteropgezet dan Neurenberg: meer beklaagden en ook meer rechters.Alle landen die met Japan in oorlog waren geweest werden verte-genwoordigd en ook India en de Filipijnen, twee landen die tijdenshet tribunaal hun onafhankelijkheid verwierven. Er kwamen duself rechters met sterk uiteenlopende juridische achtergronden, watde samenwerking vaak stroef deed verlopen. Die samenwerkingwerd evenmin bevorderd door de leiding van het tribunaal: presi-dent was de Australiër Sir William Webb, gekozen door SupremeCommander MacArthur. Terwijl de onderlinge meningsver-schillen hoog opliepen kon Bert Röling als bitter grapje naar huisschrijven: “alleen over het feit dat Webb totaal ongeschikt was voor

plannen gemaakt, maar vastgelegd was er bijna niets. Toch werdende geallieerde leiders het eens over een tribunaal, waarbij opmer-kelijk was dat van Amerikaanse zijde op zo’n proces werd aange-drongen om nog eens duidelijk te maken dat die oorlognoodzakelijk was geweest. Door de steun aan Groot Brittanniëhadden de Verenigde Staten hun neutraliteit in de oorlog ingrij-pend geschonden, maar door aan te tonen dat de strijd tegen NaziDuitsland een moreel gebod was geweest, werd dit nu gerecht-vaardigd. In Neurenberg werd een goed begin gemaakt met debestraffing van leiders van nazi-Duitsland.

Neurenberg vs. Tokio

Nieuw was dat de Duitse leiders, in het al tijdens de oorlog voor-bereide handvest van het tribunaal, niet alleen beschuldigdwerden van de traditioneel erkende oorlogsmisdaden, maar ookvan twee soorten misdaden die tot dat moment niet bekend waren.Dat waren de misdaad van het voeren van agressieve oorlog, ookwel aangeduid als de misdaad tegen de vrede, en de misdaad tegende menselijkheid. Daarmee werd het mogelijk de onvoorstelbaremisdaden tegen de burgerbevolking in de door Duitsland bezettegebieden de plaats te geven die zij in de aanklacht verdienden. Degenocidale politiek van het naziregime in het algemeen en devervolging van de Joden in de Holocaust in het bijzonder werdenaangrijpend in de publiciteit gebracht. En al betoogde de verdedi-ging dat hier ex post facto wetgeving werd toegepast, dat wilzeggen dat de verdachten zaken ten laste werden gelegd die nietin het internationaal strafrecht voorkwamen op het moment datde oorlog begon, de demonstratie van de totale misdadigheid vanhet Hitler-regime was zo overtuigend dat het tribunaal vanNeurenberg in alle opzichten voldeed aan (een begin van) debehoefte aan gerechtigheid. Niemand betwijfelde meer dat dezeoorlog noodzakelijk was geweest, een bellum justum zoals dat in

1312

Page 7: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Ja, ook de Pacific War was een bellum justum, maar alleen zolanger gekeken werd naar het wangedrag van de Japanse militairen.De door de verdachten aangevoerde verdediging dat Japan eenanti-imperialistische oorlog had gevoerd maakte ook indruk. Hadhet Japanse keizerrijk zich anders gedragen dan de Westerse kolo-niserende mogendheden al enige honderden jaren in Azië deden?De Indiase rechter Radhabinod Pal had al kort na zijn aankomstduidelijk gemaakt dat hij alle verdachten vrij ging spreken: nietalleen omdat agressie geen erkend misdrijf was in het internatio-naal recht, maar vooral omdat het Westerse hypocrisie was Japanhiervoor de vervolgen. Het kolonialisme was een kwestie waar hettribunaal omheen draaide, die het probeerde te negeren, maar destrijdkreet Asia for the Asians zette betrokkenen bij het proces, enzeker Bert Röling, aan het denken.

Dissenting Opinion

In de verwarrende ontwikkelingen in het tribunaal probeerde hijzijn eigen koers te blijven houden maar uiteindelijk ontkwam hijer niet aan dat hij een eigen vonnis, een dissenting opinion schreef,wat hij eigenlijk helemaal niet gewild had. Krachtig tegen deconventionele oorlogsmisdaden, waar hij tot meer doodvonnissenconcludeerde dan er uiteindelijk uitgevoerd zijn, maar genuan-ceerd over de politieke verantwoordelijkheid van Japan. Hoe hijmet de nodige worstelingen tot zijn oordeel gekomen is, heb ikproberen te beschrijven in ‘De rechter die geen ontzag had. BertRöling en het Tokiotribunaal’ (Wereldbibliotheek 2014)

Toen hij naar Tokio vertrok, had hij denk ik weinig twijfels: hijging daar meewerken om een gerechtvaardigde oorlog van eeninternationaal strafrechtelijke conclusie te voorzien. Of hij daarlater zo zeker van was, blijft een intrigerende vraag, die na zoveeljaren het thema van dit symposium heeft geïnspireerd. Ik hoop

zijn functie waren de andere rechters het nog eens.” De rechteruit de Verenigde Staten hield het na een paar maanden voorgezien: het tribunaal noemde hij een zinkend schip. Hij werdvervangen, maar de gebeurtenis was een blamage voor het tribu-naal. Een poging Webb te doen vervangen werd door MacArthurniet gehonoreerd, waarop de rechters uit Groot Brittannië en hetBritse Commonwealth een meerderheid formeerden om het eind-vonnis naar hun hand te zetten.

Ook over de leiding bij de aanklagers valt veel kritiek te melden.De hoofdaanklager was de Amerikaan Joseph Keenan, een ijdelealcoholist die de beklaagden behandelde als een stel gangsters,zoals hij die in de Verenigde Staten achter de vodden had gezeten.De hulpaanklagers (ook weer uit alle elf in de rechtbank vertegen-woordigde landen afkomstig, voor Nederland was dat W.Borgerhoff Mulder) leverden veelal goed werk, maar vergelekenmet Neurenberg was de Prosecution toch een povere vertoning.

Vertraging en Verwarring

Het tribunaal in Tokio werd ook een frustrerende aangelegenheiddoor het trage tempo. Het vertalen van de verklaringen in hetJapans en Engels (later werd er ook Chinees, Russisch en Fransals voertaal toegelaten) leidde tot eindeloze zittingen waariedereen, van rechters tot beklaagden tegen de slaap vochten. Detoegevoegde Amerikaanse advocaten maakten er een sport van omin naam van een eerlijke rechtsgang de procedurele punten tot hetuiterste uit te spelen. Dat in november 1948 na twee en een halfjaar uiteindelijk een vonnis uitgesproken kon worden, was doorvelen voor bijna onmogelijk gehouden.

Wat niet in dat eindvonnis naar voren komt, is dat de grondslagvan de aanklacht niet meer voor alle rechters vanzelfsprekend was.

1514

Page 8: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

2. B.V.A. (Bert) Röling:zijn persoon en zijnwerkProf. dr. Nico Schrijver

Het is mij een groot genoegen om een bijdrage aan dit symposiumte mogen leveren. Mij is gevraagd iets over het werk en de persoonvan Röling te vertellen vanuit een breder perspectief dan het Tokio-tribunaal.3

Een imponerende leermeester

Laat ik met een persoonlijke noot beginnen. Ik heb het voorrechtgehad een belangrijk deel van mijn opleiding als jurist en pole-moloog/vredeswetenschapper bij professor Röling te mogengenieten. Ik heb alle vakken gevolgd die hij in de jaren ’70 inGroningen doceerde. Ik ben bij hem als meester in de rechtenafgestudeerd. Ik heb vanaf mijn 19e jaar gewerkt als student-assis-tent op zijn polemologisch instituut, aanvankelijk op het terreinvan vredesonderwijsprojecten. Daarna was ik jarenlang zijnpersoonlijk assistent, ook na zijn emeritaat in 1977 en tot zijn over-lijden in 1985. Inmiddels was ik afgestudeerd en na een periodejongerenvertegenwoordiger van Nederland bij de Verenigde Naties

dat wij nog steeds de moed hebben om hier zonder ontzag naarantwoorden te blijven zoeken. Bestaat een gerechtvaardigdeoorlog.

1716

3 Deze lezing bouwt voort op twee eerdere publicaties: I.F. Dekker en N.J. Schrijver, “BertRöling. Een biografie”, in Kritisch Denkerslexicon, nr. 8, oktober 1989, pp. 1-22. N.J.Schrijver, “B.V.A. Röling - A Pioneer in the Pursuit of Justice and Peace in an ExpandedWorld”, in Journal of International Criminal Justice, jrg. 8 (2010), nr. 4, pp. 1071-1091.

Page 9: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

en later de Verenigde Naties, maar ook de Grote Depressie met decrisistijd juist in zijn jonge jaren en de giftige Koude Oorlog diezo’n enorme stempel op een groot deel van zijn arbeidzame levenheeft gedrukt.

Ook het dekolonisatieproces, waarschijnlijk de meest revolutio-naire verandering tijdens zijn leven, heeft hij – ook als weten-schapper – ten volle beleefd. Dat proces was waar schijnlijkaanleiding in een vroeg stadium zijn meest bekende boek teschrijven: International Law in an Expanded World, 1960. Dit boekwordt met name in ontwikke lingslanden nog steeds frequentaangehaald als één van de grote pioniersstudies over de verande-ringen die het volkenrecht heeft ondergaan als noodzakelijk gevolgvan de toetreding van veel jonge staten tot de wereldrechtsgemeen-schap, namelijk:

1. Afschaffing van het Europese volkenrecht voor zover ditoverheersingsrecht was;

2. Algemene ‘mondiale toepassing’ van het tot dan slechts voorwesterse naties geldend vrijheidsrecht;

3. Ontwikkeling van beschermingsrecht ten behoeve van de armelanden; en

4. De ontwikkeling van samenwerkingsvolkenrecht dat hetwelzijn van allen wil behartigen.

Opmerkelijk is dat Röling deze consequenties afleidde uit eensociologisch georiënteerde vergelijking tussen de rechtsontwikke-ling op nationaal niveau (mede het gevolg van de emancipatie vande ‘kleine luyden’ en de arbeiders) en de rechtsontwikkeling opmondiaal niveau die zo op de kop werd gezet door het emancipa-tieproces van de volken van Azië, Afrika en Latijns-Amerika.

te zijn geweest, ben ik als wetenschappelijke medewerker bij zijnopvolger professor Verwey in dienst getreden. Röling en ik haddeneen bijzondere verhouding en steevast enkele keren per weekcontact. Het was een klassieke relatie. Ik heb hem altijd met u enprofessor aangesproken. Hij was de meester, ik de gezel. Ik hebongelooflijk veel van hem geleerd en heb daar tot op de dag vanvandaag profijt van.

Laat dit een soort disclaimer zijn. In het algemeen is het denk ikal moeilijk om objectief over je eigen leermeester te kunnenspreken, maar iedereen die professor Röling gekend heeft, zalherkennen dat dit voor hem wel in het bijzonder geldt. Hij hadeen imponerende persoonlijkheid en een zeer heldere wijze vanformuleren. Hij was een charmante man: rijzig, als oud-jeugdten-niskampioen van Nederland had hij een sportief voorkomen enscherpe blauwe ogen, hij sprak met een zachte stem maar op zo’nmanier dat iedereen naar hem luisterde. Dat maakte dat hij velenvoor zich wist in te nemen. Het valt mij op, ook weer rondom deaanmeldingen voor dit symposium, hoezeer hij bij velen onuit-wisbare persoonlijke herinneringen heeft nagelaten.

De korte twintigste eeuw

Röling werd 112 jaar geleden geboren. Kerst 1906; je zou kunnenzeggen enkele maanden voor de Tweede Haagse Vredesconfe -rentie in 1907 met al de hoop die deze meebracht voor vreedzamegeschillenbeslechting en wapenbeheersing. Spoedig brak echtertoch de Grote Oorlog uit, de Eerste Wereldoorlog. En zo is heteigenlijk zijn hele leven gegaan. Voor- en tegenspoed wisseldenelkaar steeds af. Hij is gestorven in 1985, nog maar 78 jaar oud.Naar analogie van het boek van de historicus Eric Hobsbawn, ShortTwentieth Century, kun je zeggen dat ook zijn leven een eeuwomspande. Twee Wereldoorlogen, de oprichting van de Volkenbond

1918

Page 10: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

zwakke normen, als een fase tussen niet-recht en recht, als eenaanloop naar nieuw recht en daarom ook wel soft law genoemd.

Vrede in het vizier

Als een rode draad door zijn werk loopt het, naar zijn oordeel,allesoverheersende belang van vredeshandhaving. In zijn meer-dere malen herziene boek Volkenrecht en Vrede analyseert hij velerechtsontwikkelingen op internationaal niveau vanuit het gezichts-punt van de vrede.4 En vrede was voor hem meer dan de afwezig-heid van oorlog en oorlogsgevaar: de zogenoemde negatieve vrede.Onder invloed van de Scandinavische peace research school(Röling was ook een van de oprichters van de International PeaceResearch Association en jarenlang bestuurslid van het Zweedsevredesonderzoeksinstituut SIPRI) is vrede bij hem ook de afwe-zigheid van ernstig sociaal onrecht of, in de bewoordingen van deNoorse vredeswetenschapper Johan Galtung, de afwezigheid vanstructureel geweld: dat is de positieve vrede. Röling achtte eenminimum aan gerechtigheid noodzakelijk voor het handhaven vanvrede en veiligheid. Veel ontwikkelingen in het volkenrecht, of hetnu mensenrechten, recht van de zee, ruimterecht of internationaaleconomisch recht betrof, analyseerde hij vanuit het gezichtspuntvan vredeshandhaving. Professor Röling interpreteerde het verbodvan het gebruik van geweld en de vreedzame beslechting vangeschillen als rechtsplichten van een hogere orde, waaraan andererechtsplichten – zelfs het zelfbeschikkingsrecht van volken of desoevereiniteit van staten – in de regel ondergeschikt zijn. Ook indie dagen werden de degens vaak gekruist over de vraag wanneerhet geweldverbod niet gold en onder welke omstandigheden eenoorlog gerechtvaardigd kon zijn. Röling behoorde internationaaltot de preciezen die het geweldverbod, zoals zo uniek neergelegd

Ontwikkeling van het volkenrecht

Röling heeft altijd veel aandacht besteed aan de volkenrechtelijkeaspecten van de conflicten als gevolg van de gevestigde belangenvan de oude staten en de aspiraties van de jonge landen. Een voor-beeld daarvan is zijn verhandeling over de opname van de clausularebus sic stantibus in het internationale verdragenrecht, de regelingdat bij onvoorziene fundamentele verandering van omstandig-heden elke verdragspartij recht heeft op beëindiging van deverdragsverplichting. Zo ook was hij gefascineerd door de notievan verdrag aantastend ius cogens: dwingend recht, waarvanverdragspartijen zelfs bij onderlinge overeenstemming nietmogen afwijken. Opname van de clausula en van ius cogens inuitgerekend het verdragsrecht beschouwde hij bij uitstek als eenuiting van – ik citeer – “bij de jonge landen bestaand wantrouwenten aanzien van verdragen”.

Tijdens zijn leven, we zien het ook tijdens zijn Tokio-periode inzijn bewondering voor de visie van de Indiase rechter Pal, wasRöling sterk geboeid door de effecten van wat hij noemde de hori-zontale uitbreiding van de volkenrechtskring: vergeet niet van 50staten in 1945 tot bijna 170 bij zijn dood in 1985. Hij analyseerdeook de effecten op de verticale uitbreiding; hij zag met vreugde deontwikkeling voltrekken dat naast de staten ook de internationaleorganisaties (de VN voorop maar bijvoorbeeld ook deInternationale Arbeidsorganisatie en de Europese EconomischeGemeenschap), volken en individuele burgers een eigen plaats alsrechtsdeelnemers in het volkenrecht krijgen. De eisen die de jongestaten aan het volkenrecht stellen, zag Röling met name geformu-leerd in de normatieve resoluties van de AVVN. Hij kende, meerdan vele van zijn westerse vakgenoten, grote waarde toe aan derechtsvormende kracht van dergelijke resoluties, bijvoorbeeld dieinzake dekolonisatie, zelfbeschikking en mensenrechten, ook alwaren deze formeel juridisch niet bindend. Röling zag deze als

2120

4 De laatste druk van Volkenrecht en Vrede is van 1985.

Page 11: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

pening, conventioneel en nucleair, de risico’s van een gewildeoorlog wellicht verkleind heeft: de gewilde oorlog die door dePruisische strateeg Von Clausewitz zo raak omschreven is als “devoortzetting van de politiek met andere middelen”. Röling zagechter een minstens even groot gevaar in de ongewilde oorlog, deoorlog die het resultaat is van bijvoorbeeld een politieke misreke-ning, van een uit de hand gelopen incident of van een nietbedoelde escalatie van een conflict. Offensieve en destabiliserendebewapening, en ook overbewapening, noemt Röling als mogelijkeoorzaken van dergelijke onbedoelde oorlogen. Hij waarschuwdezo dikwijls tegen de ongewilde oorlog, dat zijn medewerkers –ook wel in zijn bijzijn – grapten over ‘de Röling-oorlog als tegen-pool van de ‘Von Clausewitz-oorlog’. De Röling-oorlog als eenernstig ongeluk in gevaarlijk internationaal verkeer. Het was derationale van zijn pleidooi voor defensieve afschrikking: dat wasde enige legitieme functie van nationale of bondgenootschappe-lijke wapenmacht: sluit de offensieve capaciteit van wapenmachtuit en beperk je tot het vermogen een zodanige weerstand tebieden aan een gewapende aanval dat de kosten daarvan voor eentegenstander onaanvaardbaar hoog worden.

Jurist en Rechter, pionier, dwarsligger contrecoeur en wetenschapper

Röling was in de eerste plaats jurist. Hij werkte sterk vanuit norma-tieve beginselen, zo nodig door hemzelf geformuleerd, toetste demaatschappelijke feiten en ontwikkelingen daaraan, en oordeelde.Dat is de rechter in hem. Hij had een scherp oog voor het signa-leren van details, wat hem bij uitstek geschikt maakte als rechteren strafrechtelijk annotator. Hij toonde zich sterk gefascineerddoor de maatschappelijke veranderingen, zoals die hun neerslagvinden – of naar zijn opvatting behoren te vinden – in de jurispru-dentie of het geschreven recht.

in het VN-Handvest in artikel 2 (4), extensief interpreteerden. Ookhet in die dagen als enige relevante uitzonderingsgrond toegelatenrecht op zelfverdediging interpreteerde hij zeer restrictief. Rölingwas zich er sterk van bewust dat zijn strikte rechtsopvatting maaral te vaak de ‘status quo’ in de kaart speelde, maar hij vond dat hethek van de dam zou zijn als hij openingen zou geven voor veran-dering via het gebruik van geweld. Juist ook om die reden wildehij, vroeger dan menigeen, verouderde machtsstructuren zoals hetracistisch minderheidsregime in Zuid-Rhodesië en het apartheids-regime in Zuid-Afrika, zo spoedig mogelijk langs vreedzame wegveranderen, zo nodig via collectieve economische sancties.

De Paradox: Onbruikbare maar onmisbare wa-pens

Men zou kunnen zeggen dat Röling sterk bevangen was door deangst voor een nieuwe oorlog. Hij heeft vele studies gewijd aanwat hij noemde het wapenprobleem in de Oost-Westbetrekkingen.Tijdens zijn leven zag hij de introductie van nucleaire en anderemassavernietigingswapens zich voltrekken. Dit probleem leiddein essentie tot zijn beroemd geworden paradox en ook het themavan zijn afscheidscollege in 1977: de paradox van de onbruikbaremaar ook onmisbare wapens. Kernwapens achtte hij volstrektonbruikbaar omdat het gebruik van deze wapens tot ongewildevernietiging zal leiden. Tegelijkertijd waren die wapens in hetstelsel van de soevereine staten nog onmisbaar om het gebruikervan door de tegenpartij af te schrikken. Hoezeer hij ook met devredesbeweging sympathiseerde, in de opvatting van Röling zoueenzijdige ontwapening, zelfs eenzijdige kernontwapening, ertoeleiden dat de (kern)wapens van de tegenpartij weer bruikbaarworden, met name als chantagemiddel tegenover de staten diezich ontwapend hebben. Daarom wees Röling de eenzijdige kern-ontwapening van West-Europa af. Hij schreef dat de enorme bewa-

2322

Page 12: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

raren in Nederland die zijn kritische pleidooi over Europeesvolkenrecht “een dolkstoot in de rug van het volkenrecht”noemden en het niet wilden publiceren; en in Groningen toen hijhet initiatief tot vredeswetenschap nam en door het College vanCuratoren van kwade, communistische sympathieën werdverdacht. Hij heeft onder al die aanvallen enorm geleden en ikdenk dat het hem ook vaak onzeker heeft gemaakt, in ieder gevalheel gevoelig voor hoe er op zijn houding en mening werd gerea-geerd. Ook hij vond niets heerlijkers dan erkenning en brievenvan vakgenoten of politici die steun betuigden.

Ten slotte Röling als wetenschapper. Hij was een klassieke weten-schapper, zeer belezen, ook in de menswetenschappen, en meteen enorme belangstelling voor kunst en muziek. In zijn discipli-naire werk kwam zijn brede kennis van de sociale wetenschappenen de kunst van het juridische handwerk als rechter en jurist goedhem van pas. Zijn artistieke kwaliteiten uitten zich in een bijnaliteraire schrijfstijl. Deze combinatie maakte echter dat hij zowelin juridische kringen als in de sociale wetenschappen dikwijls alseen buitenbeentje werd beschouwd. Wat betreft methoden entechnieken is Röling een typische alfa-man gebleven. Hij schuwdekwantitatief en systematisch onderzoek, hij werkte met nietsanders dan een pen en een schrijfblok, gesteund door zijn feno-menale geheugen.

Creativiteit, ijver en moed

Dertig jaar later zie ik ook hoezeer hij worstelde met veeldilemma’s. Straf is een kwaad maar geen rechtsorde kan zonder.Nieuw recht is heel wenselijk, het moet er komen, maar het moetwel geaccepteerd worden alvorens je het als geldend recht kanbestempelen. Kernwapens zijn zowel onbruikbaar als onmisbaar.Wapenbeheersing is broodnodig, maar geen eenzijdige kernont-

Röling als pionier. Hij pionierde graag. In het strafrecht en decriminologie viel hij op met zijn beschouwingen over het betrek-kelijke nut van straffen en over de strafbaarheid van de rechtsper-soon. Ook in het volkenrecht pionierde hij al in de vroege jaren’50 met zijn pleidooien om tot een permanent internationaalstrafhof te komen en voor de delictsomschrijving van het misdrijfvan agressie.5 En tien jaar later was hij pionier om de bakens vanhet traditionele volkenrecht te verzetten om te komen tot waarlijkwereldvolkenrecht. In de jaren ’60 was hij een van de grondleg-gers van de vredeswetenschappen en hierin pionierde hij met zijnbrede opvatting over het begrip vrede en veiligheid en met zijncreatieve pleidooi voor louter defensieve afschrikking als aanpakvan het wapenprobleem.

Röling als dwarsligger. In strijd met zijn milde persoonlijkheid,zijn optimistische natuur en zijn hang naar erkenning (zeker ookbij de gevestigde elite) hebben zijn werk en zijn opvattingen hemtot zijn verdriet met grote regelmaat in botsing gebracht met deautoriteiten. In mijn artikel in het Journal of International CriminalJustice heb ik hem maar als dwarsligger tegen wil en dank aange-duid. Dat dwarsliggen was een rode draad in zijn leven: op deUniversiteit Nijmegen toen hij zich van het katholieke geloofafkeerde; in Utrecht in de vroege oorlogsjaren bij zijn verzet omals rechter Duitse orders op te volgen met strafoverplaatsing naarMiddelburg als gevolg; in Tokio, toen hij in het oorlogstribunaalminderheidsopvattingen ging innemen; in de Nederlandse dele-gatie naar de VN, waar hij zich keerde tegen het Nieuw-Guineastandpunt van minister van Buitenlandse Zaken Luns watresulteerde in zijn ontslag als volkenrechtelijk adviseur en in deblokkade op de valreep van zijn benoeming tot hoogleraar volken-recht in Leiden in 1961; in kringen van de volkenrechtshoogle-

2524

5 Zie de Groningse oratie van Röling over De strafbaarheid van de agressieve oorlog (1950).

Page 13: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

3. Röling en het legaliteitsbeginsel Prof. dr. Elies van Sliedrecht

Laat ik beginnen met de organisatie, de Foundation Max van derStoel en Nico Schrijver te bedanken voor de uitnodiging omvandaag te spreken. Het is een eer om enkele openingswoordente spreken op een symposium gewijd aan Bert Röling, de eersteinternationale strafrechter die Nederland kende. Een rechter meteen afwijkende mening; een rechter zoals een rechter moet zijn:onafhankelijk. Zijn nalatenschap is van groot belang tot op de dagvan vandaag. Toen ik als promovenda aan een proefschrift werkteover de aansprakelijkheid van leidinggevenden voor internationalemisdrijven heb ik veel steun gevonden in zijn separate opinion bijde uitspraak van het Tokio tribunaal. En later als promotor van eenproefschrift over het misdrijf van agressie, was zijn werk opnieuwbelangrijk.

Ontwikkeling van het Internationaal Straf-recht

Laat ik beginnen iets te zeggen over het Internationaal Strafrecht(ISR). Dat is nog steeds een jonge discipline, ondanks het feit dathet in de afgelopen decennia een enorme ontwikkeling heeft door-gemaakt. Het is spijtig dat Bert Röling dat niet meer zelf heeftmeegemaakt. De tribunalen voor voormalig Joegoslavië enRwanda traden in de voetsporen van Neurenberg en Tokio. Datgeldt ook voor het in 2002 opgerichte Internationaal Strafhof(ISH) dat voor het eerst sinds Neurenberg en Tokio agressie (voor-heen: misdrijf tegen de vrede) strafbaar heeft gesteld.

wapening in West-Europa. Rechten van de mens, de formuleringdaarvan is een van de grootste ontwikkelingen tijdens zijn leven,maar Röling is niet bij voorbaat van de goedheid van de mensenovertuigd. Vandaar de acceptatie van straf (inclusief in uitzonder-lijke gevallen de doodstraf) en van bewapening.

Bij het overzien van zijn werk en van zijn leven vallen zijn creati-viteit, ijver en moed bijzonder op. Creativiteit om diverse takkenvan wetenschap te beoefenen en vele onderwerpen te bestrijken.Daarbij volgde hij niet slaafs de literatuur en schreef hij nietuitsluitend op basis van meetbare onderzoeksresultaten, maar washij eigenzinnig en tastend op zoek naar het waarschijnlijke en/ofhet verstandige en wenselijke. IJver, want zie de enorme publica-tielijst die tot stand is gekomen in de 51 jaar na zijn volumineusproefschrift van 1933 over het strafrecht- en gevangenissysteem.Hij publiceerde duizenden, duizenden pagina’s en gaf onvermoei-baar vele interviews en ontwikkelde en presenteerde zelfs eeneigen Teleac televisie-cursus “Oorlog en Vrede.” Zijn enorme crea-tiviteit en ook moed brachten hem vaak tot onorthodoxe stand-punten en houdingen, die hun tijd te ver vooruit waren, maar diehij onder een lawine van kritiek en persoonlijk ongemak tochmeestal heeft volgehouden. Dat dwingt respect af en aan hetbetuigen daarvan draag ik ook vandaag met vreugde mijn steentjebij.

2726

Page 14: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Deze komt tot uiting in zijn brieven, maar volgt ook rechtsreeksuit zijn afwijkende vonnis of separate opinion. Röling voelde hetals zijn taak om het recht zoals vastgelegd in het Handvest van hetTribunaal te toetsen aan het bestaande volkenrecht. Het was vangroot belang dat het Tribunaal een uitspraak over vervolging voormisdrijven tegen de vrede zou onderbouwen en zo zou bijdragenaan de rechtsontwikkeling. De meerderheid daarentegen accep-teerde het Handvest als de stand van het recht en verkoos het“slaafs te volgen”.7 Uiteindelijk lijkt Röling zich neer te hebbengelegd bij de gedachte dat zijn rol neerkomt op het vaststellen vande feiten, niet het recht. Hij had daar moeite mee. Ook omdat hijdaarmee gedwongen werd het misdrijf tegen de vrede/agressie alszodanig te aanvaarden en zo het risico liep een instrument teworden van power-politics. Dit was waarschijnlijk de belangrijkstereden voor hem om een separate opinion te schrijven. Aanvankelijkhad hij juist bepleit dat het Tribunaal met één stem zou sprekenen dat meningsverschillen binnenskamers zouden blijven.

Hier raken we aan een belangrijk thema in het internationale straf-recht: het gezag en de legitimiteit van de uitspraak. Een bezwaardat vanouds tegen separate en dissenting opinions wordt genoemdis dat ze het gezag van de uitspraak aantasten. In Nederland wordtéén keer in de zoveel tijd gediscussieerd over de vraag of de HogeRaad zou moeten werken met een systeem van afwijkendemeningen. Het argument van gezag en legitimiteit weegt zwaarom het huidige systeem van beslissen bij meerderheid en hetgeheim van de raadkamer te handhaven. Röling was zich bewustvan de legitimiteit van het Tribunaal in een gemeenschap waar“schoftendom en hypocrisie welig tieren”.8 Dat was voor hem eenreden om zich aan het Handvest te houden en uiteindelijk eenzeer genuanceerde positie in te nemen ten aanzien van het

Toen ik het boek van Hugo Röling over zijn vader las, bekroop mijop momenten een gevoel van herkenning. Met name Bert Röling’sopmerkingen over de verschillen in rechtscultuur zijn herkenbaar.Röling had moeite met de Angelsaksen, die hij pragmatici noemten niet behept met het vermogen abstract over het recht tedenken.6 Deze rechtsculturele verschillen beïnvloedden de samen-werking en interpersoonlijke relaties. Dat was in Röling’s tijd zoen ik ben geneigd te denken dat dat heden ten dage niet andersis. Toen ik in 2010 als visiting professional bij het ISH werkte washet hof echt in kampen verdeeld: tussen de Angelsaksen – decommon lawyers – en de niet-common lawyers: de Frans-, Duits- enSpaansprekenden. Ook liep er een scheidslijn tussen enerzijdsdiplomaten die hadden deelgenomen aan de oprichting van hetHof, en een politieke gevoeligheid hadden rondom bepaalde juri-dische leerstukken, en anderzijds juristen die vanuit de nationalerechtspraktijk naar het Hof kwamen en een internationale straf-zaak behandelden als iedere andere strafzaak. Ondertussen is desfeer veel beter maar de breuklijnen blijven zichtbaar wanneer heteigen strafrechtsysteem als superieur wordt neergezet en de stan-daard wordt bij de beoordeling van juridische en bewijsrechtelijkekwesties. Dat gezegd hebbende, er is meer bereikt dan in Röling’stijd: bij het Joegoslaviëtribunaal is na decennia van internationalestrafrechtspraak daadwerkelijk een procesvorm ontwikkeld die alsmengvorm kan worden aangemerkt van verschillende procescul-turen.

De Rol van de Rechter en de Separate Opinion

Het tweede punt betreft Röling’s opvatting van de rol als rechter.

2928

6 Hugo Röling, De rechter die geen ontzag had, Bert Röling en het Tokio-tribunaal,Wereldbibliotheek, Amsterdam 2014, p. 150

7 Hugo Röling, p. 2358 Hugo Röling, p. 236

Page 15: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Het legaliteitsbeginsel is een van de kernwaarden van de rechtstaaten de hoeksteen van elk strafrechtssysteem. Het heeft de statusvan mensenrecht. Het is een complex beginsel met een heel aantalaspecten en geldt in verschillende relaties (burger: fair warning, endemocratische kant: machtenscheiding).

Röling wees kritiek op schending van het legaliteitsbeginsel vande hand door te wijzen op de primitieve aard van het internatio-nale strafrecht. In zijn separate opinion schrijft hij dat het legali-teitsbeginsel een uitdrukking is van “political wisdom, notnecessarily applicable in present international relations”. Hiermeelaat Röling zien dat hij zich goed bewust was van de andere aardvan het internationale strafrecht. Tegelijkertijd was hij zeer kritischover de strafbaarstelling van misdrijven tegen de vrede, en hiersignaleert Hugo Röling een tegenstrijdigheid. Voordat ik in ga opdeze tegenstrijdigheid, een korte opmerking over het legaliteitsbeginsel en het ISR.Röling’s visie op het legaliteitsbeginsel is in feite gecodificeerd inhet Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en hetInternationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten,twee belangrijke mensenrechtenverdragen, waar een uitzonderingop het beginsel ‘geen straf zonder wet’ wordt gemaakt voorernstige schendingen van de internationale rechtsorde. Nederlandhad in 1943 bij wet, in het Besluit Buitengewoon Strafrecht, hetlegaliteitsbeginsel buiten toepassing verklaard om vervolging enberechting van misdrijven tegen de menselijkheid (en tot op datmoment geen misdrijf in Nederland) in Nederland mogelijk temaken. Vanuit de juridische wetenschap was er nauwelijks kritiekop dit besluit. Ook in een recent aangenomen wet, waarbij dewerking van het Genocideverdrag met terugwerkende kracht werdmogelijk gemaakt (zodat Rwandese verdachten die zich inNederland bevinden hier te lande kunnen worden vervolgd voorgenocide gepleegd in 1994) blijkt dat het legaliteitsbeginsel niet

misdrijf tegen de vrede: hij accepteerde het als internationaalmisdrijf maar wel met de kanttekening dat onder bepaaldeomstandigheden een non-defensieve oorlog geen daad vanagressie was. Hij zet deze genuanceerde positie uiteen in zijn sepa-rate opinion. Zijn oorspronkelijke pleidooi voor het spreken metéén stem laat hij varen. Kennelijk was zijn geweten te bezwaardom dat na te streven.

Tot op de dag van vandaag is de praktijk van separate en dissentingopinions de geaccepteerde in het internationale strafrecht.Sommige opinions zijn van grote invloed op de rechtsontwikkeling.Zo leidde Antonio Cassese’s separate en dissenting opinion in deErdemovic-zaak tot de mogelijkheid om psychische overmacht tebepleiten bij het ISH. Dissenting of separate opinions – minder-heidsopvattingen – bieden daarnaast een uitlaatklep voor frustratiein een rechtsgebied waar de neuzen niet altijd dezelfde kant opwijzen.9 Mijn indruk is wel dat de praktijk van dissenting en sepa-rate opinions niet goed is voor de sfeer binnen een Kamer en eenHof of Tribunaal; een niet onbelangrijk punt dat ik voor nu buitenbeschouwing laat.

Het legaliteitsbeginsel

Het derde punt betreft het legaliteitsbeginsel. Een van de belang-rijkste punten van kritiek op zowel het Neurenberg Tribunaal alshet Tokio tribunaal betreft het retroactieve aspect ervan. Misdrijventegen de menselijkheid en misdrijven tegen de vrede waren tentijde van het plegen ervan niet als zodanig strafbaar gesteld; datschendt het legaliteitsbeginsel dat het achteraf strafbaar stellenvan gedrag verbiedt.

3130

9 Het meest recente voorbeeld hiervan: dissenting opinion van Lattanzi in de zaak Seseljd.d. 31/3/2016

Page 16: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

aan een vaak onderbelicht aspect van het legaliteitsbeginsel: hetverbod een proces in te richten voor één specifiek geval. De eis vaneen algemeen geldende en publiek aangekondigde rechtsregelverkleint de kans daarop. Dit aspect van het legaliteitsbeginsel lijktmet voeten te zijn getreden en dat zat Röling dwars. Dit verklaartwaarom hij zich op zelf niet keerde tegen opname van agressie alsmisdrijf in het handvest, maar wel tegen de uitleg ervan.

De Onbepaalde Aard van Agressie

Dit brengt mij bij het vierde punt: hoe agressie verschilt van deandere internationale misdrijven. In een van zijn brieven schrijftRöling over de strafbaarstelling van agressie: ‘mijn probleem is dekwestie of een aggressive war een misdaad is’ en ‘bij dergelijke acti-viteit is niet overwegend de gedachte van de misdadigers maar vande vijand’.11 Het verbieden van het voeren van oorlog had volgensRöling morele, maar geen juridische betekenis.12 Hier raakt hij despijker op z’n kop. Misdrijven tegen de vrede/agressie zijn vanfundamenteel andere aard dan oorlogsmisdrijven en misdrijventegen de menselijkheid vanwege hun indeterminate aard. Hier haalik het promotie- onderzoek van Marieke de Hoon aan, die eerderdit jaar bij Wouter Werner en mij promoveerde op een onderzoekover het misdrijf agressie. Indeterminate ziet op de onbepaaldheidvan de betekenis van agressie; op de mogelijkheid verschillende,diametraal tegenover elkaar gestelde, betekenissen te hebben.Agressie is voor de één een agressieve aanvalsoorlog maar voor deander een humanitaire interventie. De inval in Irak in 2003 en hetbombarderen van Kosovo in 1999 zijn voorbeelden waar het argu-ment van beide kanten kan worden gemaakt. Dit is niet het gevalmet oorlogsmisdaden en misdrijven tegen menselijkheid. Over de

onverkort geldt voor internationale misdrijven. Het uitgangspunt– door Röling expliciet verwoord in zijn separate opinion - dat hetlegaliteitsbeginsel in het internationale strafrecht in afgezwaktevorm geldt – is ondertussen breed aanvaard.

Toch blijft het de achilleshiel van het ISR. Tot op de dag vanvandaag wordt er over geklaagd; ook bij het ISH. Dat is opmerke-lijk. Het Internationaal Strafhof voorziet voor het eerst in eenuitgewerkt wetboek voor berechting van internationale misdrijven.Het in regels vervatten van het procesrecht en opnemen van gede-tailleerde bepalingen over strafrechtelijke aansprakelijkheid, biedtkennelijk geen afdoende garantie tegen willekeur. Zodra eenrechter zich via interpretatie iets te ver van de tekst van het Statuutbeweegt, wordt geklaagd over een inbreuk op het legaliteitsbe-ginsel; door statenpartijen maar ook door verdachten. Dit heeftalles te maken met het gebrek aan vertrouwen in de internationalestrafrechtspleging. Deze is niet ingebed in een uniforme rechts-cultuur en rechtsgemeenschap, maar vormt onderdeel van eenrechtsgemeenschap van gelijke soevereine staten zonder demo-cratisch gekozen wetgever.

Dit brengt me op de tegenstrijdigheid die Hugo Röling in zijnvaders gedachtengoed op dit punt ontwaart. Röling was geen lega-list; het legaliteitsbeginsel zoals toegepast in nationale systemengold volgens hem niet voor de internationale rechtsorde. Waar hijwel moeite mee had, was het meten met twee maten. Het veroor-delen van de Japanse aanval als een misdrijf van agressie, maarhet negeren van agressieve aanvalsoorlogen door geallieerden (o.a.de Russen) vond hij onaanvaardbaar. In Tokio werd het recht naarde hand gezet van de overwinnaars; Japan’s rol in de wereldoorlogwerd teruggebracht tot agressie en gewelddadig geweld.10 Dit raakt

3332

10 Hugo Röling, p. 149 11 Hugo Röling, p. 239 en Hugo Röling, p. 24512 Hugo Röling, p. 247

Page 17: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Vele jaren later was de veroordeling van Hirota voor het Rwandatribunaal een precedent om command responsibility te aanvaardenvoor politici. Het begrip is echter nooit meer zo ruim uitgelegd alsin Tokio.

Toen ik begin 2000 als lid van een verdedigingsteam werkte aande strafzaak van een interim-minister bij het Rwanda tribunaal,heb ik me verdiept in Röling’s separate opinion over Hirota. Ik vonder munitie om de positie van de aanklager te ondergraven.Command responsibility voor ministers was in feite collectieveaansprakelijkheid en als zodanig in strijd met het schuldbeginsel.De interim-minister is uiteindelijk in hoger beroep vrijgesproken.Zonder deze vrijspraak op mijn conto te willen schrijven – in alleeerlijkheid: het punt van command responsibility speelde uiteinde-lijk een ondergeschikte rol - kan ik wel zeggen dat, had hetRwanda tribunaal het recht toegepast zoals het Tokio tribunaaldestijds, de kans op vrijspraak veel kleiner was geweest. Röling’swerk wordt nog steeds met veel instemming aangehaald, juist ophet punt van command responsibility. Ik betreur het dat ik hemnooit heb ontmoet. Des te meer waardeer ik het dat ik vandaagonderdeel mag zijn van een symposium gewijd aan zijn persoonen zijn werk.

kern van de norm is grote overeenstemming. Deze misdrijvenhebben een mala in se karakter hebben, zij worden in brede kringerkend als kwaad dat bestreden moet worden.

Vanwege de onbepaalde/indeterminate inhoud van agressie, ligthet gevaar van politisering op de loer. Röling’s separate opinion enhet inkijkje dat we via zijn brieven krijgen laten dat zien. Ik hebme afgevraagd of Bert Röling het zou hebben toegejuicht datagressie opnieuw strafbaar is gesteld. Sinds 2010 is het een feit;de lidstaten van het ISH werden het eens over een definitie ensindsdien is het als strafbaarstelling opgenomen in het Statuutvan het ISH. Het is door sommigen als overwinning onthaald;door anderen met scepsis begroet. Ik neig naar het sceptischekamp; Bert Röling’s ervaringen in Tokio vergroten mijn scepsis.

Command Responsibility

Tot slot een korte opmerking over een aspect van Röling’s separateopinion dat mij persoonlijk het meest aanspreekt: zijn visie opstrafrechtelijke aansprakelijkheid van de politieke meerdere.Röling was het niet eens met de meerderheid dat Hirota, ministervan Buitenlandse Zaken, schuldig was aan de ‘Rape of Nanking’.Het idee dat deze door nalaten in te grijpen en misdrijven te voor-komen (technisch: het principe van command responsibility),aansprakelijk was voor misdrijven gepleegd onder supervisie vanzijn collega-minister van Oorlog, voerde naar zijn idee te ver.Hirota had immers geprotesteerd tegen de misdragingen van hetJapanse leger en had aangedrongen op actie. De meerderheid namhet Hirota kwalijk dat hij niet was afgetreden en afstand hadgenomen van hetgeen onder verantwoordelijkheid van dat kabinetplaats vond. Als enige niet-militair werd Hirota in Tokio ter doodveroordeeld.

3534

Page 18: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Bijdragen uit het discussiepanel

4.1 De verhouding van rechter en uitvoerendemachtMr. Geert Corstens

Röling en de RegeringVooraf moet ik twee dingen opmerken. Ik heb Prof. Röling nietpersoonlijk gekend. Ik heb en had grote waardering voor hem alslezer van zijn strafrechtelijke annotaties in de vooraanstaande, almeer dan honderd jaar verschijnende, uitgave NederlandseJurisprudentie. De ondertekening daarvan, toen nog in de vormvan letters – in zijn geval BVAR – roept goede herinneringen op.In de tweede plaats zeg ik dat ik me voel als een verstoorder vaneen feest. Aan de gastheren heb ik evenwel meegedeeld dat ik gaverstoren. Ik verkeer wel in het goede gezelschap van een anderedwarsligger, Prof. Röling. Hoewel, niet altijd weten dwarsliggersandere dwarsliggers te waarderen. Ik was geschokt door het lezenvan een boek. Maar dat boek was als fictie gepresenteerd. De schokbetrof de verhouding van de rechter tot de uitvoerende macht.Toen heb ik twee andere boeken – non-fictie – ter hand genomen:dat van Hugo Röling13 en het interview van Cassese met Röling14.Ik bleef even geschokt, nee, raakte nog geschokter.

Merkwaardig is dat Röling contact onderhield met de regering.Hij vat “voor het ministerie van justitie zijn bevindingen samen”.15

3736

13 Hugo Röling, De rechter die geen ontzag had, Bert Röling en het Tokio-tribunaal,Wereldbibliotheek, Amsterdam 2014.

14 B.V.A. Röling and Antonio Cassese, The Tokyo Trial and beyond, Polity Press, Cambridge1994.

15 Hugo Röling p. 161.

Page 19: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

lieren op de witte Central High School in Little Rock ongrond-wettig. En gelukkig zette Eisenhower, toen de staat Arkansas nietmeewerkte aan de uitvoering van dit arrest, een legerdivisie in omaan die tegenstand een einde te maken.

Rechters en de Uitvoerende MachtIn het huidige tijdsgewricht is het ondenkbaar dat een rechter,buiten de openbare rechtszitting om, op zich laat inpraten doorde uitvoerende macht. Het eerste wat ik zou doen als rechter ishet gesprek afkappen, de hoorn op de haak gooien, toen dat nogkon. Ik ben daarmee nooit geconfronteerd. De vraag rijst of dit 70jaar geleden ook gold en of dit wellicht bij internationale tribu-nalen anders ligt. Op die eerste vraag antwoord ik ontkennend:nog sterker, vroeger was men misschien nog veel terughoudenderin dit opzicht. Ik herinner me dat mijn vader vond dat hij alsrechter in de sociale sfeer ver moest blijven van advocaten. Dit wasmisschien wat overdreven, maar in een provinciestad als DenBosch moest je misschien toch wat meer oppassen met dit soortcontacten dan in een grotere plaats. Ligt het bij internationalehoven anders? Ik heb daar zelf geen ervaring mee. Het lijkt meechter niet uitgesloten dat bij internationale arbitrage de partijar-biters contact onderhouden met de regering van het land waarvoorze optreden. Ik vind dat verkeerd, en bij een internationaal tribu-naal vind ik het evenzeer verkeerd. Je bent niet de rechter van jevaderland. Je bent rechter van het tribunaal en staat in dienst vanhet recht. Men spreekt weliswaar over de Nederlandse rechter inhet International Criminal Tribunal for the formal Yugoslavia(ICTY). In de grond is dat onjuist: het is een rechter in het ICTYdie Nederlander is.

Dat brengt me meteen op een uitlating van Röling in het interviewvan Cassese met Röling. Hier spreekt hij over “loyalty to my govern-ment”.25 Hoezo loyalty to my government? Veel erger was overigensde rechter uit Rusland, Zaryanow, die te kennen geeft geen dood-

Hij schrijft aan het ministerie ook over het succes van deNederlandse presentatie van de aanklacht over Nederlands Indiëen nodigt kennelijk de leden van de Nederlandse legatie uit in zijnstudeerkamer op het hof.16 Hij meldt dat ook aan het ministerie.17

Meest saillant in dit verband is wel dat kennelijk via de Britten bijhet Ministerie van Buitenlandse Zaken bekend wordt dat Rölingoverweegt een dissenting opinion te geven. De Nederlandse diplo-maat Boon spreekt hierover met Röling.18 En dan komt er een poli-tiek advies van Buitenlandse zaken dat kennelijk voor een deeldoor Boon aan Röling wordt gegeven.19 Dat wordt gevolgd dooreen telegram van de Minister van buitenlandse zaken VanBoetzelaer in oktober 1947.20 Van Boetzelaer schrijft daarin dat hijhem een politiek advies geeft op zijn verzoek. In april 1948antwoordt Röling kennelijk aan Van Boetzelaer waarop in eenreactie weer druk op Röling wordt uitgeoefend.21 De minister enook Boon schrijven steeds wel heel vroom dat ze nimmer debedoeling hebben enige pressie uit te oefenen.22 Maar intussendoen ze dat wel. Voorts laat Röling een deel van zijn opinion lezenaan de ambassadeur.23 Röling lijkt zich dus zelf in de problemente brengen door contact te onderhouden met diplomaten en minis-ters over zijn standpunt. Het deed me even denken aan eengebeurtenis in 1954, toen president Eisenhower ten tijde van hetrassenconflict, Chief Justice Warren op een diner in het Witte Huisuitnodigde en hem naast de advocaat van de segregationistenplaatste.24 Dat roept verbazing op. Maar gelukkig verklaarde hetAmerikaanse Supreme Court het niet toelaten van zwarte scho-

3938

16 Hugo Röling, p. 208. 17 Hugo Röling, p. 208: Buitenlandse zaken? Zie ook p. 161.18 Hugo Röling, p. 277.19 Hugo Röling, p. 279.20 Hugo Röling, p. 279.21 Hugo Röling, p. 281.22 Hugo Röling, p. 289.23 Hugo Röling, p. 307.24 Stephen Ambrose, Eisenhower the president, Allen & Unwin, London 1984, p. 190,

gevonden bij Tom Bingham, The rule of law, London 2011, p. 95 en noot 11.

Page 20: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

tional treaties, agreements or assurances, or participation in a

common plan or conspiracy for the accomplishment of any of the

foregoing.

In deze bepaling wordt het voeren van een aanvalsoorlog zoweltot misdrijf bestempeld als onderworpen aan de rechtsmacht vanhet Tribunaal. Het heeft natuurlijk ook niet zoveel zin rechtsmachtte vestigen over een gedraging als die geen misdrijf oplevert.Röling achtte zich niet gebonden aan het Charter voor zover hetde strafbaarheid van het voeren van een aanvalsoorlog betreft.Collega's van hem waren echter van oordeel dat het Charter hengeen ruimte bood te beslissen dat het voeren van een aanvals-oorlog als daarin beschreven toch niet strafbaar zou zijn. Een vraagvan legaliteit.

Het VN Handvest en het Joegoslavië TribunaalDe vraag of rechters al dan niet gebonden zijn aan het Statuutwaarbij de Rechtbank wordt opgericht waarin zij functionerendeed zich, zij het in iets andere vorm, ook in het JoegoslaviëTribunaal (ICTY) voor. Het betrof een procesrechtelijk-constituti-onele variant van Röling’s probleem. Zijn probleem was eerdervan materieelrechtelijke aard.

Als advocaat van Tadic heb ik bepleit dat de Veiligheidsraad in hetkader van Hoofdstuk VII van het VN Handvest niet bevoegd is eenrechterlijke instantie in het leven te roepen. Het viel, zo betoogdede verdediging, buiten de maatregelen die de Veiligheidsraad kannemen tot handhaving of herstel van de internationale vrede enveiligheid. Ook hier drong zich de vraag op in hoeverre voor derechters de legaliteit van hun bestaan als rechterlijke instantie alsfait accompli rechtstreeks uit het Statuut voortvloeide. Of mochtende rechters wel onderzoeken of de vestiging van het Tribunaal nietultra vires van de Veiligheidsraad was. Een curieuze situatie.Immers, als de vestiging buiten de bevoegdheid van de

straffen te willen opleggen, omdat Stalin de doodstraf had afge-schaft.26

Een volgend punt dat ik te berde zou willen brengen, betreft decontacten die Röling kennelijk onderhield met getuigen. Rölingging na de getuigenis van de Britse kolonel Cyril wild eten methem om verder te praten.27 Dat gebeurde dus voordat er eenvonnis was. Een doodzonde voor een rechter. Röling ging ook etenmet medewerkers van de aanklager, kolonel Sinnighe Damsté enmajoor De Weerd.28 Dat zou ik als opmerkelijk willen aanduiden.

4.2 De strafbaarheid van het misdrijf tegen devrede: Röling’s en onze worsteling met het lega-liteitsbeginsel in het internationale strafrecht

Rechter Fons Orie

De AanvalsoorlogEen centrale vraag die Röling zich als rechter in het InternationalMilitary Tribunal for the Far East (IMTFE) stelde, betrof de straf-baarheid van het misdrijf tegen de vrede, het voeren van eenaanvalsoorlog. Art. 6 van het Charter houdt onder meer in:

The following acts, or any of them, are crimes coming within the

jurisdiction of the Tribunal for which there shall be individual

responsibility:

a) Crimes against Peace: namely, planning, preparation, initiation

or waging of a war of aggression, or a war in violation of interna -

4140

25 Cassese and Röling, p. 6226 Hugo Röling, p. 308, Cassese and Röling p. 30, zie ook Kees Van Beijnum, De Offers,

Bezige Bij, Amsterdam 2014, p. 43127 Hugo Röling, p. 159.28 Hugo Röling, p. 207.

Page 21: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Legaliteitsvraag tijdens het Joegoslavië TribunaalIk trek weer een parallel met het Joegoslavië Tribunaal en consta-teer weer dat nog veel hetzelfde is gebleven. Het statuut van hetICTY duidt de misdrijven waarover het rechtsmacht uitoefentnogal rudimentair aan. Het voeren van een aanvalsoorlog hoortdaar overigens niet bij. Volgens het rapport van de SecretarisGeneraal van de VN ging het steeds om feiten waarvan naar wellestablished customary international law geen twijfel kon bestaan datzij strafbaar waren. Niet alleen ontbraken echter nauwkeurigeomschrijvingen van die misdrijven maar ook ontbrak een nadereomschrijving van de diverse vormen van deelneming aan diemisdrijven. De strafbaarheid van de poging werd evenmin behan-deld. De legaliteitsvraag bleef de partijen en rechters bezighouden.Een van de eerste vragen die de verdediging opwierp in de zaaktegen Dusko Tadic, de eerste verdachte die voor het JoegoslaviëTribunaal verscheen, betrof de elementen van de tenlastegelegdemisdrijven. De rechters nodigden daarop de verdediging uit zelfmaar eens op te schrijven welke de elements of the crimes van detenlastegelegde feiten naar haar inzicht waren. Uit een oogpuntvan legaliteit is het op zijn minst curieus dat de verdediging datmoest gaan uitspitten. Uitgangspunt behoort immers te zijn datdie elementen aan de burger bekend kunnen zijn zodat hij zijngedrag daarnaar in kan richten en niet dat die elementen onderjuristen nog nadere vaststelling – ik spreek niet van verfijning –behoeven.

De AansprakelijkheidDat alles is nu bij het Internationale Strafhof beter geregeld. DeAssembly of State Parties heeft de elements of the crimes vastgesteldin een afzonderlijk document dat als verlengstuk van het Statuutvan Rome fungeert. Dat maakt het voor verdragsstaten ook gemak-kelijker te voldoen aan hun verplichting ook in de nationale wette voorzien in strafbaarstelling van de door het Statuut van Romebestreken misdrijven. In de Wet Internationale Misdrijven van

Veiligheidsraad zou vallen, zouden de rechters zich daarmee ookbuitenspel hebben gezet om zelfs ook maar dat oordeel te vellen.Zij hadden als individuen hun biezen kunnen pakken in het besefdat zij niets in Den Haag te zoeken hadden.

Strafbaarheid volgens RölingMaar terug naar Röling en Tokio. De eerste legaliteitsvraag betrofdus in hoeverre rechters gebonden waren aan het Charter dat hetvoeren van een aanvalsoorlog als misdrijf bestempelt. Als je meentdaaraan niet gebonden te zijn, rijst vervolgens de vraag hoe je alsrechter de vraag naar die strafbaarheid zelf beoordeelt. Röling gaatuitvoerig in op wat toen nog relatief recente geschiedenis was. Hetverdrag van Versailles en het Briand Kellog Pact worden breed uitde doeken gedaan en zijn conclusie is dat er volkenrechtelijkeigenlijk geen sprake van was dat het voeren van een aanvalsoorlogeen misdrijf vormde. Toch leidt dat Röling niet tot het oordeel datde verdachten vrijgesproken moeten worden. Hij valt terug op degeschiedenis van het London Agreement van 1945 dat aan hetNeurenberg Tribunaal ten grondslag lag en concludeert dat vóóreind 1943 de aanvalsoorlog eigenlijk niet echt als misdrijf gezienwerd, maar dat de London Agreement alsnog de basis voor straf-baarheid opleverde. Hij stelt dan nog wel de vraag in hoeverre deberechting van de Japanse kopstukken een schending van hetverbod op terugwerkende kracht van strafbepalingen oplevert.Japan had immers zijn aanvalsoorlog ingezet voordat de LondonAgreement voor Neurenberg, en aansluitend ook het Charter vanzijn Tokio Tribunaal, de strafbaarheid van de aanvalsoorlog vast-legden. Hij beantwoordt die vraag heel kort: hij acht het adagium“nullum crimen sine previa lege” geen “principle of justice”maar eenregel van beleid, die slechts toepassing vindt indien hij nadrukke-lijk wordt aanvaard. Dat was in deze context niet het geval. Hetzou wenselijk geweest zijn als dit verre van vanzelfsprekendestandpunt wat ruimer zou zijn toegelicht.

4342

Page 22: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

deze ontwikkeling in goede banen leidt. De internationale tribu-nalen en hoven opereren en ontwikkelen zich goeddeels onafhan-kelijk van elkaar. Toch verdient het aanbeveling vanuit de behoefteaan rechtszekerheid en legaliteit in het internationale strafrechtna te denken over concordantie en consolidatie. De wereld heeftcreatieve, onafhankelijke denkers als Röling nodig om het inter-nationale strafrecht hierbij verder te brengen en geaccepteerd tekrijgen.

4.3 Gerechtvaardigde oorlog: de juridificeringvan een humanitair vraagstuk

Prof. dr. Jaap de Wilde

Geweld hoort erbijHet is al weer even geleden dat Mozes van de berg Horeb in deSinaï af kwam met onder andere het gebod ‘Gij zult niet doodslaan’,maar we zijn nog niet veel verder dan toen.29 Vooral de oudtesta-mentische religies zijn er meester in hun eigen geweld te recht-vaardigen met dat van elkaar. Aanslagen met bomgordels tegenoveraanslagen met drones vormen de meest recente uitwassen.

Natuurlijk zijn er mensen en zelfs kleine groeperingen die er inslagen zonder fysiek geweld te leven. Maar de wereldsamenlevingwordt gedomineerd door machtsverhoudingen waarin geweldge-

Nederland zijn de definities dan ook door middel van een simpelecopy-paste exercitie overgenomen.

Toch is daarmee de eenheid in het internationaal strafrechtelijkelandschap nog niet gegarandeerd. Waar over de elementen van demisdrijven niet zoveel verschil van mening lijkt te bestaan, is datvoor de aansprakelijkheid van de deelnemers anders. Zo gaat hetInternationale Strafhof beduidend anders om met de commandresponsibility (tegenwoordig vaak aangeduid met superior responsi-bility) dan het Joegoslavië Tribunaal doet. De rol van de causaliteitvan het nalaten en de verschillende behandeling van militaire enciviele meerderen springt in het oog. Ook de aansprakelijkheids-modus voor deelnemingsvarianten wordt duidelijk verschillendbehandeld. Bedient het Joegoslavië Tribunaal zich van het conceptvan de Joint Criminal Enterprise, het Internationale Strafhof gaat,kennelijk geïnspireerd door de Duitse dogmatiek, uit van eenvorm van indirect medeplegen (co-perpetratorship).

Interpretatie en ConsolidatieErg verrassen doet dit niemand en heel verontrustend lijkt hetuiteindelijk ook niet. Ook als misdrijven wel eenvormig zijnomschreven, zoals in een eenduidige nationale context, doen zicheven zo goed nog interpretatievragen voor. Is de Hoge Raad nietjuist op dit moment bezig de grenzen tussen moord en doodslag– de voorbedachte raad staat centraal – opnieuw en misschien watscherper te trekken? En dat terwijl die delicten toch al eenduidigen onveranderd zo'n jaar of 130 in het Wetboek van Strafvorderingvastliggen. De definiëring van misdrijven en deelnemingsvormenin de internationaal strafrechtelijke context kan zeker beter, maarwe staan nu eenmaal aan het begin van een ontwikkeling. Toch iser behoefte aan consolidatie en moet voorkomen worden dat nureeds geconstateerde verschillen leiden tot een verdere wildgroeiaan definities van misdrijven en deelnemings- en aansprakelijk-heids-vormen. Er bestaan echter (nog) geen mechanismen die

4544

29 Er is overigens wel het een en ander te doen over de precieze inhoud van dit gebod, endaarmee de consequenties. In de Nieuwe Bijbelvertaling is het vertaald als “Pleeg geenmoord”, terwijl men het in de (Christelijke) volksmond doorgaans heeft over ‘U zult nietdoden’. M.J. Paul (2001) noemt “Beneem niemand wederrechtelijk het leven” eenplausibele vertaling. Dit sluit aan bij de lezing die de Koran er aan geeft (ook al weer opdiverse manieren vertaald): “… een ieder die iemand anders vermoordt, die niet een moordhad begaan of een ander zwaar misdrijf, het zal zijn alsof hij alle mensen heeft vermoord”(Koran 5:32). Op die wijze sluit dit gebod het ‘oog om oog, tand om tand’-principe uit enwordt rechtvaardiging van geweld dus niet gehinderd door de tien geboden. Zie M.J. Paul(2001), “De tien geboden in de nieuwe Bijbelvertaling”, DigiBron KenniscentrumGereformeerde Gezindte (www.digibron.nl).

Page 23: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

verstaan en het publiek juicht, want ze hebben het gelijk aan hunzijde. In het bestrijden van de vijand ga je op hem lijken.

Bewapeningswedlopen vertonen zulk spiegelgedrag en het Westenis verontwaardigd als andere landen hetzelfde willen. Waaromheeft Frankrijk een nucleaire force de frappe? Om zich uiteindelijkmet massavernietigingswapens te kunnen verzetten tegenmassale vernietiging van Frankrijk zelf. Iran en Noord-Koreamogen dat niet, Israël dan weer wel. Velen in Oekraïne betreurennu hun zo wijze beslissing afstand te doen van hun massavernie-tigingswapens. Had Rusland het aangedurfd de Krim te annexerenen de onrust in Donetsk op te stoken als Porosjenko zijn rakettenop Moskou had gericht? Waarschijnlijk wel. Juist de rationeleonmogelijkheid van de totale oorlog verschaft ruimte aan derge-lijke politiek-militaire avonturen.31

Geweld hoort er dus bij. We kunnen hooguit bepaalde vormen ervan uitbannen of aan banden proberen te leggen. Vroege vredes-wetenschappers, zoals Sir Norman Angell (1872-1967), trokkengraag een parallel met ziekte: die zal er altijd zijn, maar choleraen de pest zijn verdwenen of gemarginaliseerd. Is dat geenwinst?32 Het klassieke duel is verdwenen; recenter hebben deWesterse landen hun onderlinge diplomatieke betrekkingen gede-militariseerd, en ook de traditionele tussenstatelijke oorlog isinmiddels meer uitzondering dan regel. Maar staten bereiden zicher wel onverminderd op voor. Geweld hoort erbij.

Gerechtvaardigd GeweldDe vraag is dus hoeveel geweld we moeten toestaan om geweld tebeperken? Wat zijn de grenzen van kwaad met kwaad bestrijden?

bruik en de dreiging daarmee normaal is. Leger, politie, geheimediensten en strafrecht dienen zo het geweldsmonopolie van destaat of andere machtsordes te garanderen.

Bij het beoordelen van de ‘rechtvaardige oorlog’ redden we het dusniet met religie en ook niet met een pacifistische Gesinnungsethik.Temeer omdat in de oorlog veel normen en deugden zich in huntegendeel keren: ‘Gij zult niet doden’ wordt ‘Gij zult doden’;leugen en bedrog worden tegenover de vijand als vanzelfsprekendof zelfs als deugd gezien.

Gesinnungsethik schrijft moreel handelen voor ongeacht de conse-quenties daarvan. Max Weber, die het begrip in 1919 introduceerde,stelt hier een Verantwortungsethik tegenover, waarbij juist die conse-quenties centraal staan.30 Het gevaar van het loslaten van absolutenormen als leidinggevend is dat het doel de middelen heiligt. Wehebben meer van die motto’s: ‘waar gehakt wordt, vallen spaanders’en ‘een leugen om bestwil’. Dat laatste is de leidende moraal vangeheime diensten: spionage en infiltratie is gelegitimeerde leugenen bedrog. Diplomatiek taalgebruik hangt er vaak gevaarlijk dichttegenaan, om mij maar diplomatiek uit te drukken.

Vooral het geweld van de ander wordt dankbaar omarmd als motiefvoor soortgelijk handelen. In de theorie van de rechtvaardige oorlogis het terug te vinden in het proportionaliteitsprincipe. Wat meneen ander aandoet, mag niet excessief verschillen van wat onszelfis aangedaan; oog om oog, tand om tand. Hollywood heeft dituitvergroot in zo goed als alle actiefilms. Het geweld dat BruceWillis of Sylvester Stallone in hun heldenrollen gebruiken om hungewetenloze, sadistische en machtsbeluste schurken te bestrijden,is spiegelgedrag. Ze spreken de enige taal die hun tegenstanders

4746

30 Max Weber (1919), Politik als Beruf, www.uwe-holtz.uni-bonn.de/lehrmaterial/weber_politik_als_beruf.pdf.

31 Jaap H. de Wilde (2015), “The Ukraine Crisis as an Explosive Anachronism”, AtlantischPerspectief, Vol. 30, No. 3, pp. 15-21.

32 Norman Angell (1910), The Great Illusion: A Study of the Relation of Military Power toNational Advantage, London: Heinemann.

Page 24: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

cultuur in de negentiende beantwoord met de GeneefseConventies: er zijn geen barbaren meer. Onze tijd levert echterweer nieuwe vragen op. De Amerikaanse politicoloog en filosoofMichael Walzer geldt als de meest gezaghebbende moderne auteurover Just War Theory.33 Hij actualiseert de middeleeuwse discus-sies van Augustinus en later vooral Thomas van Aquino, alsookdie van Hugo de Groot, maar worstelt met sommige van de criteriadie zij beslissend achten voor de discussie. (Die criteria zijn: dereden van de oorlog, te weten een rechtvaardige zaak; proportio-naliteit; de kans op succes; een openlijke oorlogsverklaring; dooreen legitieme autoriteit; en laatste toevlucht.)

Vooral het idee van de oorlog als laatste redmiddel acht Walzeronhoudbaar. Er is immers altijd wel weer een andere diplomatiekestap denkbaar. In een tijd waarin de ‘preventieve oorlog’ zijnintrede heeft gedaan als retorische constructie om niet op hetgeweld van een ander te hoeven wachten, is het laatste redmiddelzelfs de eerste stap geworden (chemokuur bij slechts eenvermoeden van kanker). Nog niet zolang geleden (bijvoorbeeld tentijde van het Tokiotribunaal) zouden we dit typeren als een agres-sieoorlog; niet alleen onrechtvaardig, maar ook niet te rechtvaar-digen. Blijkbaar zijn de tijden veranderd.

Ten tweede zijn rechtvaardigingen te doorgronden vanuit eendiscoursanalyse. Een rechtvaardiging wordt dan opgevat als eentaalhandeling (speech act). Zoals door John Austin (1955) en JohnSearle (1995) overtuigend betoogd, kan taal nieuwe sociale feitencreëren, mits in de juiste omstandigheden geuit.34 Roemrucht ishet voorbeeld van het ‘ja’-woord bij een huwelijksvoltrekking.Hiermee wordt een belofte gedaan waarmee de maatschappelijke

In de metaforische parallel met ziekte, die ook door B.V.A. Röling’sgeneratie vredeswetenschappers regelmatig gebezigd is, zijngewelddadige behandelingswijzen, zoals een chemokuur tegenkanker of amputatie bij gangreen, heldere analogieën met deverdedigingsoorlog – de enige oorlog die volgens de leden van deVerenigde Naties nog met recht op eigen houtje gevoerd magworden. Dergelijke vormen van ziektebestrijding kan men moei-lijk gezond noemen, maar ze moeten wel een gezonde situatieopleveren. (Opmerkelijk is dat bij ziekte juist vaak de oorlogsme-tafoor gebruikt wordt.) Het doel heiligt de middelen. Een chemo-kuur toedienen aan een gezond mens is geen (preventieve)therapie, maar marteling. In analogie kan men oorlogsgeweld, hoeverdedigend ook, moeilijk rechtvaardig noemen. Het geweld zelfis nooit rechtvaardig, maar wel te rechtvaardigen.

Daarom is de titel van dit symposium ook zo goed gekozen:Bestaat de ge-rechtvaardigde oorlog? Het antwoord is bevestigend.In de theorie van de Rechtvaardige Oorlog – Just War Theory –wordt het verschil tussen rechtvaardigheid en rechtvaardigingechter onvoldoende gemaakt.

Door de discussie te verleggen van rechtvaardigheid naar recht-vaardiging wordt het mogelijk meer grip te krijgen op dit eeuwen-oude vraagstuk. Al vanaf de oudheid worstelen militaire enpolitieke leiders met de vraag welke grenzen aan geweldsuitoefe-ning moeten worden opgelegd. Geweld moet blijkbaar altijd rechtgepraat worden, zelfs door de meest misdadige regimes. Daarmeewordt de discussie over de rechtvaardige oorlog een sociologischverschijnsel. Ik wil hier drie aspecten van de rechtvaardigingnoemen.

Ten eerste zijn rechtvaardigingen tijd en plaats gebonden. Devraag van Aristoteles of Hellenen en niet-Hellenen een verschil-lende behandeling verdienden bij gewapende conflicten is in onze

4948

33 Michael Walzer (1977), Just and Unjust Wars: A moral Argument with HistoricalIllustrations, New York: Basic Books.

34 Austin, John L. (1955; 1962), How To Do Things With Words?, Oxford: Claridon Press.Searle, J.R. (1995), The Construction of Social Reality, New York: Free Press.

Page 25: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Voor een succesvolle taalhandeling moeten de omstandighedendan ook juist zijn. Kinderen kunnen zorgeloos vader en moedertjespelen, want geen volwassene zal in hun huwelijk geloven. Op hettoneel of de filmset hebben acteurs eveneens een context waarinhun doen en laten nog steeds als spel wordt opgevat. Maar het ja-woord in kerk en gemeentehuis heeft consequenties. De ruimtezelf en de rituelen van de dienst symboliseren de machtsordewaarin het ja-woord betekenis krijgt. Zo heeft de ene socialeconstructie de andere nodig. Om te overtuigen is een bepaaldemachtsorde als decor vereist.

Dat wijst op het derde aspect van de gerechtvaardigde oorlog: zij iseen spiegel van de macht. De tribunalen van Tokio en Neurenbergzijn vormen van overwinnaarsrecht. Niemand in Tokio mocht deAmerikanen ter verantwoording roepen. Was één atoombom nietgenoeg geweest? Of wellicht geen een: Tokio was al in brandgebombardeerd, de Duitsers waren al verslagen, capitulatie zouniet lang meer duren. Al in 1943 wisten de Geallieerden dat ze deoorlog zouden winnen. Is hier het principe van proportionaliteitniet ver overschreden – door leiders die dit behoorden te beseffen?

Het Joegoslavië Tribunaal is evenzeer een vorm van overwinnaars-recht. Niet alle partijen in de conflictconstellatie hoeven zich ingelijke mate te verantwoorden voor hun doen en laten. Het RwandaTribunaal kent daarentegen al een grotere mate van neutraliteit.Het Internationaal Strafhof vormt de voorlopige, zij het vooralsnoggemankeerde kroon op die ontwikkeling. Een ontwikkeling waarinde macht van de internationale rechtspraak groeit.

Machthebbers en MachtsordeVrij naar Von Clausewitz is eenvoudig te concluderen dat het rechten zeker het overwinnaarsrecht een voortzetting is van de politiekmet gebruik van andere middelen. Zoals het leger de politiekebedoelingen met geweld onderstreept, zo onderstreept het recht

werkelijkheid voor de echtelieden fundamenteel verandert.Juridisch leven ze opeens in gemeenschap van goederen, enmoreel worden ze geacht enkele van de andere tien geboden na televen. Door het ja-woord is immers de mogelijkheid van overspelin het leven geroepen.

De taalhandeling is slechts succesvol in het creëren van eennieuwe werkelijkheid als deze op de juiste manier verstaan wordtdoor de groep. De omstanders moeten geloof hechten aan hetwoord. Het moet voor hen een waarheid worden. Die waarheid isgebonden aan tijd en plaats en dus niet objectief maar intersub-jectief. Met intersubjectiviteit wordt een breed gedragen subjec-tieve opvatting bedoeld. Deze krijgt zelfs de status van objectievewaarheid – voor de groep die haar omarmd. Vandaar dat rechtvaar-dige oorlogen altijd gevoerd zijn door de overwinnaars. Zij hebbende macht om de collectieve betekenis van het geweld te bepalen.

Dit leidt soms tot interessante verwarring. In de Nederlandselagere-schoolboekjes van vroeger was de Hertog van Alva eenslechterik die wij tegenwoordig direct voor het InternationaalStrafhof (ICC) zouden willen slepen. In de Belgische boekjes washij een held, die de katholieken tegen beeldenstormende protes-tanten verdedigde.

Daarom is de geschiedschrijving van de oorlog en zijn rechtvaar-diging zo cruciaal: elke generatie zal zich opnieuw een oordeelmoeten vormen over de daden van hun voorouders. Zolang delezing van die voorouders overeind blijft, blijft de waarheid over-eind: ja, dit waren misdaden tegen de menselijkheid. De vragenwaarmee het Tokiotribunaal worstelde hebben een uitkomstgekregen, maar die uitkomst zal zich steeds opnieuw staandemoeten houden in het licht van steeds weer nieuwe tijden enomstandigheden.

5150

Page 26: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

worden aan de wijze waarop andere machthebbers – wetgevers envooral uitvoerders – hun oorlogvoering trachten te verantwoorden.Vooral internationaal is deze juridificering een groot goed. Zijverschaft een taal die neutraal staat tegenover ideologische, natio-nalistische, etnische en religieuze verschillen. Al vanouds her,vooral sinds het werk van Hugo de Groot uit 1625, De iure belli acpacis, buigt het Volkenrecht zich over het vraagstuk van de recht-vaardige oorlog. Maar pas sinds de tribunalen van Neurenberg enTokio wordt dat vraagstuk door de politiek ondergebracht bij inter-nationale colleges van onafhankelijke rechters. Aanvankelijk welis-waar slechts de rechters van de winnende coalitie, maar zelfs datwas al winst, omdat de nieuwe rivalen (Verenigde Staten enSovjetunie) daar toch gezamenlijk aan tafel bleven. Zo schrevenze samen een nieuwe fase in de geschiedenis van de gerechtvaar-digde oorlog. Het internationaal strafrecht is een volgende fase.Hiermee is aan een ontwikkeling begonnen die beoogt machtheb-bers te temmen in dienst van de machtsorde.

Oorlogsbazen als gewone CriminelenToen B.V.A. Röling terugkeerde naar Nederland en in Groningenaan het werk toog, richtte hij bij de Faculteit der Rechten tweeinstellingen op: een criminologisch en een polemologisch insti-tuut. Hij wilde het geweld dat mensen elkaar aandoen bestuderenop alle verschijningsniveaus. Van het ‘kleine’ geweld dat zich dage-lijks in de samenleving afspeelt tot het ‘grote’ geweld, de wereld-oorlog. Mooier was geweest als beide geweldsvormen inmiddelswaren verdwenen, maar een nieuwe Röling hoeft nog maar ééninstituut voor de aanpak van beide op te richten. Ook voor degrootst georganiseerde vormen van geweld blijft de persoonlijkeaansprakelijkheid bestaan.

Nog steeds is het moeilijker om ongestraft één moord te plegendan duizenden of zelfs honderdduizenden. Maar de tijd dat massa-moordenaars standbeelden en ereplaatsen in de geschiedenis-

die bedoelingen met vonnissen. Dat maakt Röling’s positie inTokio ook zo bijzonder. Een ‘separate and dissenting opinion’ kentnaast juridische complicaties (is de meerderheids uitspraak nogwel geloofwaardig; stort hiermee het decor van de taalhandelingniet in?) de nodige politieke repercussies. Nu, meer dan een halveeeuw later, kunnen we de nuanceringen binnen de uitsprakenjuist als een verdienste van het Proces zien. Toen moet het voormenigeen toch vooral de als irritant ervaren eigenzinnigheid vanB.V.A. Röling zijn geweest, die hem ook de rest van zijn leven zoutyperen.35

Het Recht als voortzetting van de politiek moet niet geïnterpre-teerd worden als een vorm van oneigenlijke verstrengeling. Ookhier speelt weer inzicht in de sociale constructie van de werkelijk-heid. Wij hebben geleerd te denken in termen van een machten-scheiding; de trias politica waarin wetgevende, uitvoerende enrechtsprekende macht van elkaar gescheiden zijn. Die scheidingis niet van god gegeven, maar een moeizaam bevochten politiekenorm. Zij is in zoverre succesvol dat zij drie gescheiden discoursenheeft opgeleverd en ook is uitgekristalliseerd in drie gescheideninstitutionele ordes: regering & parlement; leger, politie &geheime diensten; en rechtsapparaat. De rechtsmacht is eenonderdeel van het politieke bestel. Recht is daarmee een vorm vanpolitiek. De bestuurskundige scheiding der machten is geen reëlescheiding tussen verschillende machten. Zij is een discursievescheiding binnen eenzelfde machtsorde.

Historisch nieuw daarin is de juridificering van het debat over derechtvaardiging van de oorlog. Rechters mogen onder bepaaldeomstandigheden beslissen welke interpretatie er gegeven moet

5352

35 Zie: Röling, Hugo (2014), De rechter die geen ontzag had: Bert Röling en het Tokiotribunaal,Amsterdam: Wereldbibliotheek. Schrijver, Nico (2010), “B.V.A. Röling: A Pioneer in thePursuit of Justice and Peace in an Expanded World”, Journal of International Criminal Justice,Vol. 4, No. 4, pp. 1071-1091.

Page 27: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

4.4 Het misdrijf agressie in het internationaalrecht

Prof. dr. Niels Blokker

Agressie als MisdrijfIs er een regel van internationaal recht die zegt dat individuenstrafbaar zijn voor het initiëren, het voeren van een agressieveoorlog? Of, zoals het tegenwoordig heet, is er een misdrijf agressiein het internationale recht? De Tokio- en Neurenbergtribunalengaven een bevestigend antwoord op deze vraag. Maar algeheleconsensus bestond hierover toentertijd niet. Röling was wellichtde bekendste dissenter. In zijn dissenting opinion bij het oordeel vanhet Tokiotribunaal van 12 november 1948 stelde hij onder meerhet volgende:37

“It is wellnigh impossible to define the concept of initiating or waging

a war of aggression both accurately end comprehensively”38

“From the above, it follows that "crimes against peace" were not

regarded true crimes before the London Agreement [ - 8 August 1945 -]

and were not considered as such before the end of 1943”39

“As indicated above, aggression was not considered a true crime before

and in the beginning of this war, and could not be considered as such

for lack of those conditions in international relations on which such a

view could be based”40.

Dit onderwerp heeft hem daarna nooit meer los gelaten. Dat bleekal direct uit zijn nog steeds lezenswaardige oratie uit 1950. Hierin

boeken kregen staat onder druk. Via de tribunalen heeft de wereld-samenleving een internationaal strafhof gekregen dat niet meeruitsluitend door overwinnaars bevolkt wordt. De rechtvaardi-gingen van geweld worden extern getoetst, of de oorlog nuverloren of gewonnen is. Oorlogsbazen blijken criminelen diemisdaden tegen de menselijkheid plegen. Geen politiek doel kandat vergoelijken.

Nog niet iedereen doet mee, maar 124 soevereine staten doen datwel. Ook moet het ICC zich inhoudelijk nog verder bewijzen. Bijinternationale gerechtshoven is het toch al kunstmatige onder-scheid tussen recht en politiek nog moeilijker te maken dan in alleandere gevallen. Roemrucht is hoe het Europees Hof van Justitiein zijn vroege jaren het Europese integratieproces op eigen houtjeintensiveerde. Er was maar weinig concrete wetgeving en noggeen precedentwerking, dus de rechters hadden grote vrijheid totinterpretatie van hun mandaat. Nationale rechters steunden dieinterpretaties, met een complex stelsel van Europees Recht totgevolg.

Wat is de inhoud en welke grenzen kennen de bevoegdheden vanhet ICC? Het Strafhof is een moedige poging om het overwin-naarsrecht om te zetten in een egalitaire mondiale rechtsorde,maar is daarbij aangewezen op de goodwill van de aangeslotenstaten, en ontbeert volgens critici zelf de nodige checks andbalances.36 We moeten dan ook geen nieuwe stenen tafels willen,maar genoegen nemen met een nieuwe maatstaf in het debat overhet eeuwenoude humanitaire vraagstuk wanneer geweld in welkemate te rechtvaardigen valt. Wat vinden de Rechters ervan?

5554

36 Jack Goldsmith (2005), “The Self-Defeating International Criminal Court”, The Universityof Chicago Law Review, Vol. 70, No. 1, pp. 89-104.

37 Terug te vinden op www.legal-tools.org38 Hugo Röling p. 5239 Hugo Röling p. 4440 Hugo Röling p. 45

Page 28: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

omstandigheden best denkbare oplossing werd in 1998 neerge-legd in art. 5 van het Statuut. Op grond van lid 1 van dit artikelbehoort het misdrijf agressie tot de vier misdrijven waarover hetHof rechtsmacht heeft (naast het misdrijf agressie zijn dit geno-cide, oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid).Maar lid 2 bepaalt daarbij dat het Hof alleen rechtsmacht zal uitoe-fenen over het misdrijf agressie indien overeenstemming isbereikt over de definitie van dit misdrijf en de voorwaarden waar-onder het Hof rechtsmacht hierover zal uitoefenen.

Over deze in het tweede lid van art. 5 genoemde voorwaarden istussen 1998 en 2010 intensief onderhandeld. Net als Röling heeftde internationale gemeenschap geworsteld met het onderwerp vande individuele aansprakelijkheid voor agressie. Tegen alle verwach-tingen in is het echter in juni 2010, tijdens de ICCHerzieningsconferentie in Kampala, gelukt deze worsteling toteen einde te brengen. Of Röling dit een geheel bevredigend eindezou hebben gevonden, is maar zeer de vraag. Hoe zou hij hebbengedacht over akkoord uit 2010? Wie zijn oratie uit 1950 terugleest,vindt daar onder meer het volgende:

Hier ligt de kern der kritiek: het strafrechtelijk agressie-verbod is

praematuur – waarmee samenhangt de onmogelijkheid om agressie

te definiëren daar agressie een begrip is ontleend aan een nog niet

bereikte fase der statenverhoudingen. […] Eerst daar, waar de

statenverhouding zodanig is gegroeid dat een overkoepelende eenheid

is gevormd, die zedelijk wordt beleefd, die feitelijk wordt verwerkelijkt

en die de macht heeft haar aanspraken door te zetten, eerst daar kan

van de misdaad van agressie in werkelijke zin gesproken worden.

Eerst daar, waar de oorlog het karakter krijgt van burgeroorlog, is er

plaats voor werkelijke bestraffing van de oorlog.41

ging hij zelfs verder dan in zijn separate opinion bij het vonnis vanhet Tokiotribunaal. In zijn oratie betoogde Röling dat een regel opgrond waarvan individuen strafbaar zijn wegens het initiëren ofvoeren van een agressieve oorlog niet alleen niet bestaat, maar ookniet kan bestaan in de bestaande internationale orde (p. 30).Daarnaast was Röling actief betrokken bij de werkzaamhedenbinnen de Verenigde Naties om tot een definitie van agressie doorstaten te komen. Na een twintigtal jaren van moeizame onderhan-delingen leidden deze werkzaamheden uiteindelijk tot overeen -stemming: in 1975 aanvaardde de Algemene Vergadering van deVN bij consensus een definitie van agressie (AV Resolutie 3314).Röling’s onverminderde belangstelling voor dit onderwerp blijktuit het feit dat hij in diverse publicaties kritisch commentaar heeftgegeven op deze definitie.

WorstelingenDe belangrijkste volgende stap in de rechtsontwikkeling op ditterrein is de discussie die over dit onderwerp heeft plaatsgevondenten tijde van de onderhandelingen over het Statuut voor hetInternationale Strafhof. Dit Statuut richt het InternationaleStrafhof op en geeft rechtsmacht aan dit hof over de ernstigsteinternationale misdrijven. Het dilemma bij de onderhandelingenover het Statuut was dat er enerzijds voldoende overeenstemmingover bestond dat het misdrijf agressie tot deze ernstigste interna-tionale misdrijven behoort, maar dat anderzijds ook ondenkbaarwas dat binnen enkele jaren overeenstemming zou kunnenworden bereikt over alle noodzakelijke details betreffende ditmisdrijf. Dat betekende derhalve een keuze voor de onderhande-laars over het Statuut: ofwel de onderhandelingen zouden aanzien-lijk langer gaan duren (omdat algemeen werd verwacht dat hetbereiken van overeenstemming over het misdrijf agressie een zaakvan lange adem zou zijn), ofwel het Statuut zou moeten wordenaanvaard zonder rechtsmacht voor het Strafhof over het misdrijfagressie. Beide alternatieven waren onaanvaardbaar, en de in deze

5756

41 Hugo Röling p. 30

Page 29: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

waarden zou zijn voldaan. Ten eerste zouden 30 staten het akkoordmoeten ratificeren. Ten tweede zou na 1 januari 2017 een zoge-naamd activeringsbesluit moeten worden aangenomen door deVergadering van Statenpartijen of door een nieuweHerzieningsconferentie. Aan de eerste voorwaarde is inmiddelsvoldaan, toen in juni 2016 Palestina als 30e staat het akkoord rati-ficeerde. Naar verwachting zal Nederland binnenkort ratificeren,na een zeer moeizaam verlopen behandeling van het akkoord vanKampala in de Tweede Kamer. In december 2017 is ook aan detweede voorwaarde voldoen, toen de Vergadering vanStatenpartijen het genoemde activeringsbesluit aannam (Res. ICC-ASP/16/Res.5) . Daarmee is de internationale gemeenschap eenstapje verder gekomen op de lange weg tegen straffeloosheid voorhet initiëren of voeren van een agressieve oorlog, een onderwerpdat Röling zo na aan het hart lag en waaraan hij gedurende velejaren op verschillende manieren zijn beste krachten heeft gewijd.

Het is duidelijk dat anno 2016 niet is voldaan aan de door Rölinggenoemde voorwaarde. Van de vereiste “overkoepelende eenheid”op wereldniveau is geen sprake. Vanuit deze visie kan ook hetakkoord uit 2010 niet anders dan als “praematuur” worden gezien.Daarbij geldt wel dat nu een Internationaal Strafhof bestaat – in1950 nog niet meer dan een ver ideaal. Maar ook dit Strafhof heeftniet ‘de macht zijn aanspraken door te zetten’.

Bekritiseerde Definitie Op het akkoord uit 2010 is wel de kritiek naar voren gebracht datde definitie onvoldoende precies zou zijn, waardoor ook allerleisituaties (bijv. gevallen waarin sprake is van humanitaire inter-ventie) als misdrijf agressie zouden kunnen worden gezien diedaar niet onder horen. Röling zou deze kritiek vermoedelijk niethebben gedeeld. In zijn oratie schrijft hij dat “de rechtspraak welmeer werkt met begrippen waarvan het moeilijk is een exacte defi-nitie te geven”.42 Waar de definitie uit 2010 ruimte geeft, is hetuiteindelijk aan het Strafhof deze ruimte in te vullen.

In deze korte bijdrage kan niet nader worden ingegaan op hetakkoord uit 2010, en dat zou ook geen recht doen aan de complexi-teit van deze problematiek. Verwezen zij naar een meer dan 1500pagina’s omvattend commentaar op het bereikte akkoord (onderredactie van Claus Kreß en Stefan Barriga) dat in 2017 zalverschijnen bij Oxford University Press.

Aangezien het volstrekt onverwacht was dat in juni 2010 overeen-stemming werd bereikt over de definitie van het misdrijf agressieen de voorwaarden waaronder het Strafhof hierover rechtsmachtzal uitoefenen, is besloten dat het akkoord pas daadwerkelijk effec-tieve rechtsmacht zou geven aan het Strafhof als aan twee voor-

5958

42 Oratie p. 4

Page 30: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

NawoordProf. Dr. Michiel Scheltema

“Bestaat er een gerechtvaardigde oorlog”? Dat is de vraag dievanmiddag centraal stond op dit symposium. Het was ook devraag waarmee Bert Röling worstelde toen hij als lid van het Tokiotribunaal zijn oordeel moest formuleren.

Een definitief antwoord op die vraag hebben wij vanmiddag nietkunnen geven. Wel is duidelijk dat het gaat om een vraag die inde huidige tijd weer extra actualiteit heeft gekregen. De toege-nomen belangstelling voor het Tokio tribunaal heeft zal daar ookmee te maken hebben. Dus blijft het belangrijk ons te verdiepenin de gedachtewereld van Röling en de gevolgtrekkingen die daarnu uit te maken zijn.

Het volgende beeld heb ik overgehouden uit de betogen dievanmiddag zijn gehouden. Röling was een eminent jurist. Dat washij vooral op twee terreinen: dat van het strafrecht en dat van hetinternationaal recht. Zijn annotaties onder de arresten van deHoge Raad getuigden van de centrale plaats die hij in het strafrechtinnam. Ook op terrein van het internationale recht was hij eengroot jurist, een jurist die de wereld van het recht en de wereldvan de internationale betrekkingen met elkaar wilde verbinden.Daarom vond hij het zo belangrijk, zoals Nico Schrijver betoogde,om de clausula rebus sic stantibus een grotere plaats te geven in hetverdragenrecht.

Bert Röling was een uitmuntend jurist, dat is duidelijk geworden.Daarnaast zijn vanmiddag nog twee eigenschappen genoemd diehem typeerden: hij was visionair én hij was een dwarsligger.

6160

Page 31: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

menten, betrokken op de rechtvaardigheid, toch overtuigendmoeten zijn. Dat in de wetenschap en bij benoemingen in dewetenschap ook andere zaken meespelen, is dan een bittere erva-ring. De andere elite was die van degenen die in de praktijk deinternationale relaties vormgeven. Zij zijn degenen die het inter-nationale recht moeten toepassen. Als zij dat niet doen, wat heeftdat recht dan voor zin? Ook daarin werd Röling regelmatig teleur-gesteld: andere overwegingen dan het internationale recht krijgenveel te veel de voorrang.

Desondanks heeft Bert Röling in de loop van de tijd veel erkenninggekregen. Het zou heel mooi zijn geweest wanneer hij dit sympo-sium had kunnen meebeleven, en het had kunnen ervaren als eenextra vorm van erkenning. Het feit dat u met zovelen bentgekomen, en dat er nog veel meer mensen hadden willen komenwaarvoor geen plaats meer was, is in ieder geval verheugend.

Visionair was hij, omdat hij duidelijk besefte dat, als hij met hetrecht bezig was, het niet ging om de redeneringen en de innerlijkeschoonheid of consistentie van het recht, maar om datgene watdaar achter ligt: om rechtvaardigheid. Je mag dus niet met tweematen meten zoals in het Tokio tribunaal werd gedaan. Daaromvalt een oorlog eigenlijk niet te verdedigen omdat die alleen maaronrecht en onrechtvaardigheid met zich mee brengt. Het ginghem om die achterliggende waarden: je moet je altijd realiserenhoe het recht daaraan kan bijdragen. Een dergelijke bezinning opde doelstellingen van het recht is, zeker in het internationale recht,naar Röling’s smaak te weinig aan de orde. Verdiep je je daarinwel, dan kom je allerlei dingen tegen die niet kloppen. Langs dieweg kwam Röling in verzet tegen de heersende mening of demening van de meerderheid. Hij veronderstelde dat hij met argu-menten de anderen kon overtuigen. Zo wilde hij in het Tokio tribu-naal helemaal geen dissenting opinion uitbrengen; integendeel, hijwilde juist dat dat er geen dissenting opinions zouden zijn omdatdie het gezag van het tribunaal zouden aantasten. Hij ging daarbijuit van de veronderstelling dat hij, als hij maar de goede argu-menten naar voren zou brengen, de anderen wel zou kunnen over-tuigen.

Daardoor werd hij een dwarsligger tegen wil en dank. Hij heefttoch een dissenting opinion in Tokio geschreven, en heeft bij allerleivraagstukken standpunten ingenomen die hem in conflict metanderen brachten. Tegelijkertijd streefde hij naar erkenning doorde elite, zoals Nico Schrijver zei. Waarschijnlijk lag aan ditongemak van dwarsligger zijn tegen wil en dank een zekere naïvi-teit ten grondslag. De gedachte dat anderen zich evenzeer alshijzelf zich laten leiden door de kracht van argumenten en hetdoel van de rechtvaardigheid.

Welke elite wilde Röling overtuigen? In de eerste plaats die van dewetenschappelijke wereld, de wereld waarin juridische argu-

6362

Page 32: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Bijlagen

Bijlage 1: Programma symposium

Bijlage 2: Achtergrond auteurs

6564

Page 33: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

15.30-15.45 - Fragment uit de documentaire ‘Tôkyô Saiban’uit 1983 van Masaki

Kobayashi - Fragment uit de nog niet uitgebrachte speelfilm

van Pieter Verhoef ‘Het Tribunaal van Tokio’ De fragmenten zullen worden ingeleid door Hugo

Röling

15.45-17.00 Paneldiscussie onder leiding van prof.dr. N.J.Schrijver

Panelleden: • Mr. G.J.M. (Geert) Corstens (voormalig presi-

dent van de Hoge Raad) • Rechter A. (Fons) Orie (Joegoslavië-tribunaal) • Prof. dr. L. (Larissa) van den Herik

(Internationaal publiekrecht, Universiteit Leiden) • Prof. dr. J.H. (Jaap) de Wilde (Internationale

Betrekkingen en Veiligheidsstudies, Rijksuniversiteit

Groningen) • Prof. dr. N.M. (Niels) Blokker (Internationaal

Institutioneel Recht, Universiteit Leiden)

17.00-17.10 Sluiting door dagvoorzitter

17.10-18.00 Borrel en gelegenheid tot uitwisseling

67

Bijlage 1

Programma symposium“Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?”

1 april 2016 13.00 uur

Paleis Kneuterdijk, ingang Paleisstraat 1, Den Haag

Programma:

13.00 Inloop en ontvangst

13.30-13.40 Opening door dagvoorzitter prof. dr. M. (Michiel)Scheltema

13.40-13.55 Interview met Hugo Röling (auteur van het boek“De rechter die geen ontzag had”) door ArjenBerkvens (directeur Foundation Max van der Stoel)

13.55-14.15 Inleiding door prof. dr. E. (Elies) van Sliedrecht(Internationaal straf(proces)recht, VrijeUniversiteit en International and ComparativeCriminal Justice, Leeds University

14.15-14.35 Inleiding door prof. dr. N. J. (Nico) Schrijver (Internationaal publiekrecht, Universiteit Leiden)

14.40-15.00 Sonate voor viool en piano: deel II uit de vioolso-nate in G groot van Guillaume Lekeu: très lentdoor Jet Röling en Kees Hülsmann

15.00-15.30 Pauze

66

Page 34: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

Prof. dr. M. ScheltemaMichiel Scheltema is oud Staatssecretaris van Justitie en Emeritushoogleraar Bestuursrecht, Rijksuniversiteit Groningen. Hij wastevens voorzitter van de WRR en regeringscommissaris voor dealgemene regels van bestuursrecht.

Prof. dr. N.J. SchrijverNico Schrijver is lid van de Afdeling advisering van de Raad vanState en hoogleraar internationaal publiekrecht bij het GrotiusCentre for International Legal Studies, Universiteit Leiden. Van2009 t/m 2016 was als onafhankelijk deskundige lid van hettoezichthoudend VN-comité economische, sociale en culturelemensenrechten. Tevens was hij gedurende 2011-2017 lid van deEerste Kamer der Staten-Generaal en lid van de ParlementaireAssemblees van de Raad van Europa en de OVSE.

Prof. dr. E. van SliedrechtElies van Sliedrecht is hoogleraar International and ComparativeCriminal Law, University of Leeds. Zij is tevens is hoogleraar straf-recht aan de Vrije Universiteit en co-directeur van het AmsterdamCentre on the Interdisciplinary Research on International Crimes(ACIC).

Prof. dr. J.H. de WildeJaap de Wilde is hoogleraar Internationale Betrekkingen enVeiligheidsvraagstukken bij de Afdeling InternationaleBetrekkingen & Internationale Organisatie en bij het Centre forInternational Relations Research van de RijksuniversiteitGroningen. Van 2013-2017 was hij voorzitter van de StichtingVredeswetenschappen. Van 2001-2007 was hij bijzonder hoogle-raar in Europese veiligheidsvraagstukken aan de Vrije UniversiteitAmsterdam.

69

Bijlage 2

Achtergrond auteurs

Mr. G.J.M. CorstensGeert Corstens, voormalig raadsheer en vanaf 2008 president vande Hoge Raad der Nederlanden, studeerde rechtsgeleerdheid aande Katholieke Universiteit Nijmegen waar hij in 1969 cum laudeafstudeerde. Hij promoveerde in 1974 aan de Universiteit vanAmsterdam en was van 1982 tot 1995 hoogleraar strafrecht aande Katholieke Universiteit Nijmegen.

Mr. A.M.M. OrieFons Orie studeerde rechten aan de Universiteit van Leiden, waarhij daarnaast als wetenschappelijk medewerker werkzaam was.Van 1980 tot 1997 was hij advocaat. Zijn praktijk was in hoofdzaakgericht op de internationale kanten van het strafrecht en op debehandeling van strafcassaties. Een van zijn laatste zaken betrofde verdediging van Dusko Tadic bij het Joegoslavië Tribunaal. Van1997 tot 2001 was hij raadsheer in de strafkamer van de HogeRaad. Daarna werd hij gekozen als rechter in het JoegoslaviëTribunaal waar hij tot 2017 werkzaam was. Nu is hij nog rechterin het MICT (Mechanism for the International CriminalTribunals).

Prof. dr. N.M. BlokkerNiels Blokker is hoogleraar Internationaal Institutioneel Recht,Universiteit Leiden. Eerder was hij eveneens werkzaam bij hetministerie van Buitenlandse Zaken en vertegenwoordigde hijNederland bij de internationale onderhandelingen over hetmisdrijf agressie.

68

Page 35: Bestaat een gerechtvaardigde oorlog?

70