Beschikking Ondernemingskamer KLM en Emarcy

3
beschikking GERECHTSHOF AMSTERDAM ONDERNEMINGSKAMER zaakriummer: 200.119.391/01 0K beschikking van de Ondernemingskamer van 8 april 2015 inzake 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid EMARCY B.V., gevestigd te Rotterdam, 2. Marcel ROMIJN, wonende te Rotterdam, VERZOEKERS, advocaat: mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam, tegen de naamloze vennootschap KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Amstelveen, VERWEERSTER, advocaat: mr. A.R.J. Croiset van Uchelen, kantoorhoudende te Amsterdam.

description

KLM en Emarcy

Transcript of Beschikking Ondernemingskamer KLM en Emarcy

Page 1: Beschikking Ondernemingskamer KLM en Emarcy

beschikkingGERECHTSHOF AMSTERDAMONDERNEMINGSKAMER

zaakriummer: 200.119.391/01 0K

beschikking van de Ondernemingskamer van 8 april 2015

inzake

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EMARCY B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

2. Marcel ROMIJN,

wonende te Rotterdam,

VERZOEKERS,

advocaat: mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam,

tegen

de naamloze vennootschap

KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amstelveen,

VERWEERSTER,

advocaat: mr. A.R.J. Croiset van Uchelen, kantoorhoudende te Amsterdam.

Page 2: Beschikking Ondernemingskamer KLM en Emarcy

zaaknummer 200.119.391/010K- 2

1. Het verloop van het geding

1.1 Verzoekers worden hierna gezamenlijk aangeduid als Emarcy c.s. Verweerster wordt

aangeduid als KLM.

1.2 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van

9 en 31januari 2014 (met zaaknummer 200.119.391/01 0K), en naar die van 28juli 2014 (met

zaaknummer 200.119.391/02 0K).

1.3 Bij de beschikking van 9 januari 2014 heeft de Ondernemingskamer - voor zover thans van

belang - op verzoek van Emarcy c.s. een onderzoek bevolen naar het dividendbeleid van KLM,

en bij de beschikking van 31januari 2014 heeft zij mr. S. Perrick aangewezen als onderzoeker.

1.4 KLM heeft cassatieberoep ingesteld tegen voormelde beschikking van 9januari 2014.

1.5 Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 30 maart 2015, heeft

KLM meegedeeld dat partijen een vaststelÏingsovereenkomst hebben gesloten en heeft zij ter

uitvoering van die overeenkomst aan de Ondernemingskamer verzocht om te gelasten dat het

bij de beschikking van 9januari2014 bevolen onderzoek zal worden beëindigd, om te bepalen

dat daarmee de enquêteprocedure is geëindigd en om te bepalen welke kosten van de

onderzoeker moeten worden betaald door KLM.

1.6 Bij brief van 1 april 2015 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de

gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek van KLM en over de gevolgen van de

gestelde vaststellingsovereenkomst voor het verdere verloop van het in 1.4 vermelde

cassatieberoep.

1.7 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 1 april 2015, hebben

Emarcy c.s. verzocht het verzoek van KLM toe te wijzen.

i.8 Bij brief van 1 april 2015 heeft mr. Croiset van Uchelen namens KLM laten weten dat in de

vaststellingsovereenkomst is bepaald dat, zodra de Ondernemingskamer heeft besloten het

onderzoek en daarmee de enquêteprocedure te beëindigen, partijen zich onmiddellijk tot de

Hoge Raad zullen wenden om ook beëindiging van de cassatieprocedure te verzoeken. Bij brief

van 2 april 2015 heeft mr. Van der Korst namens Emarcy c.s. de weergave van mr. Croiset van

Uchelen in diens brief van 1 april 2015 bevestigd.

Page 3: Beschikking Ondernemingskamer KLM en Emarcy

zaaknummer 200.119.391/01 0K -3-

2. De gronden van de beslissing

2.1 Nu alle bij deze procedure betrokken partijen hebben verzocht om het onderzoek te beëindigen

en de Ondernemingskamer overigens niet is gebleken van enig belang dat zich verzet tegen de

verzochte beëindiging, zal de Ondernemingskamer dat verzoek inwilligen. De

Ondernemingskamer zal derhalve het bij de beschikking van 9 januari 2014 bevolen

onderzoek met ingang van heden beëindigen. De enquêteprocedure zelf zal eindigen door

intrekking van of uitspraak op het cassatieberoep.

2.2 Met het oog op de vaststelling van de vergoeding van de onderzoeker op de voet van art. 2:350

lid 3 BW zal de Ondernemingskamer hem als hierna volgt in de gelegenheid stellen een

specificatie van de gemaakte onderzoekskosten in te dienen. De specificatie dient inzicht te

verschaffen in de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden, de daaraan bestede tijd,

het gehanteerde uurtarief en, indien van toepassing, de verdere kosten.

3. De beslissing

De Ondernemingskamer:

beëindigt met ingang van heden het hij de beschikking van 9januari 2014 in deze zaak bevolen

onderzoek;

stelt de onderzoeker met het oog op de vaststelling van zijn vergoeding op de voet van art.

2:350 lid 3 BW in de gelegenheid een specificatie van de gemaakte onderzoekskosten als

voormeld in te dienen, niet later dan op 15 april 2015;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. M.M.M.

Tillema, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en H. de Munnik, raden, in

tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de

Ondernemingskamer van 8 april 2015.