Bedrijfsnoodplan AMC - herseninstituut.nl€¦ · managementteam(CMT) komt na oproep bijeen in het...

Bedrijfsnoodplan AMC Inhoud 1. Algemeen 2 1.1 Inleiding 1.2 Verspreiding, plaats en Intranet 1.3 Indeling 1.4 Beheer 1.5 Verband Rampenplannen AMC 1.6 Derden/externe instituten 2. Bedrijfsnoodorganisatie 5 2.1 Opzet 2.2 Verantwoordelijkheden en taken 2.3 Organogram 2.4 Pers 2.5 Nazorg 2.6 Vervanging(medische) aparatuur 2.7 Evaluatie en onderzoek 3. Lokale noodplannen 9 3.1 Indeling 3.2 Plattegronden 3.3 Beheer 4. Handelen bij Calamiteiten 11 4.1 Procedure afhandeling algemeen 4.2 Brand 4.3 Arbeidsongeval 4.4 Chemicaliënspill 4.5 Biologische calamiteit 4.6 Radioactieve calamiteit 4.7 Energiecalamiteit 4.8 Subversieve en overige ongeoorloofde calamiteiten 5. Ontruiming/evacuatie 26 5.1 Algemeen 5.2 Prioriteiten 5.3 Ontruimingsplattegrond 5.4 Schematische weergave ontruiming 6. Bijlagen 29 6.1 Begrippenlijst 6.2 Pictogrammen 6.3 Voorbeeld lokaal noodplan

Bedrijfsnoodplan AMC

versie 1.0 december 2002 2

1. Algemeen 1.1 Inleiding Een complexe organisatie als het Academisch Medisch Centrum kan onverhoeds geconfronteerd worden met een calamiteit, zoals brand, het onvoorzien vrijkomen van een gevaarlijke chemische stof, electriciteitsuitval, maar ook met een minder ernstige vorm van aantasting van de normale bedrijfsgang zoals een bommelding, ongeoorloofde nieuwsgaring of een (arbeids-)ongeval. Binnen het AMC onderscheiden we verschillende functionaliteiten zoals o.a. poliklinieken, verpleegafdelingen, behandelcentra, laboratoria, onderwijs-,kantoor- en proefdierenruimten, die maatgevende scenario‘s nodig hebben in geval van een calamiteit. Het Bedrijfsnoodplan heeft in dit verband de functie van een op schrift gestelde voorbereiding op het beheersen en bestrijden van een interne calamiteit(en) of ramp. Het Bedrijfsnoodplan vormt een essentieel element in het totaalconcept van beveiliging tegen interne calamiteiten. Dit totaalconcept bestaat uit preventie(voorkomen dat calamiteiten zich voordoen), preparatie(voorbereiding op bestrijding van calamiteiten) en repressie(zorg voor bestrijding van calamiteiten). Onderdelen van het bedrijfsnoodplan zijn de lokale noodplannen en de bedrijfshulpverlenings (BHV)-organisatie. Minimaal 1 x jaarlijks worden het Bedrijfsnoodplan en de lokale noodplannen geactualiseerd. Het doel van het bedrijfsnoodplan kan als volgt worden omschreven: Het dusdanig organiseren van mensen en middelen dat, in geval van een calamiteit, de gevolgen voor patiënten, studenten, medewerkers , bezoekers en proefdieren zoveel mogelijk beperkt blijven, alsmede zoveel mogelijk de schade aan apparatuur, gebouwen en milieu. Het Bedrijfsnoodplan richt zich met name op maatgevende scenario‘s bij mogelijke calamiteiten, maar biedt geen uitkomst in zeer extreme, hoewel in theorie denkbare, situaties (bijvoorbeeld het neerstorten van een vliegtuig op een van de gebouwen). De reden hiervoor is dat de kans op dergelijke calamiteiten zeer klein is en dat waarschijnlijk de technische- en de communicatieve infrastructuur vernield is. Wel zijn veel procedures uit dit Bedrijfsnoodplan in combinatie met procedures uit het Rampenopvangplan in een dergelijke situatie bruikbaar. De uitgangspunten bij het samenstellen van dit Bedrijfsnoodplan zijn: • een gecoördineerde inzet van de in- en externe hulpverlenende instanties, interne diensten en

afdelingen; • een beperkte inzet van de eigen BHV-organisatie bij het bestrijden van de calamiteit; • het verlenen van adequate eerste hulp op en/of nabij de plek des onheils aan eventuele

gewonden; • afstemming met de lokale noodplannen AMC en de rampenbestrijdingsplannen van de

regionale overheden, • het beschikbaar zijn van het Bedrijfsnoodplan op papier en op intranet voor elke werknemer. Beschikbaarheid van de Rampenplannen AMC voor alle medewerkers is een verantwoordelijkheid van de Concernstaf Patientenzorg, de divisiebesturen, directeuren van algemene diensten en de Concernstaf, alsmede het management van andere in het AMC-gebouw gehuisveste instellingen.



1.2 Verspreiding, plaats en Intranet AMC Het Bedrijfsnoodplan en de toekomstige revisies zullen worden verstuurd naar de Raad van Bestuur, de Ondernemingsraad, de divisiebesturen en directeuren bedrijfsvoering, de afdelingshoofden en de directeuren Diensten en Concernstaven. Iedere afdeling ontvangt minimaal 1 exemplaar. Grotere afdelingen die verspreid zijn over meerdere bouwdelen/gebouwen ontvangen meerdere exemplaren. De afdelingen/ werkplekmanagement dienen ervoor zorg te dragen dat de exemplaren binnen hun afdeling verspreid worden en toegevoegd worden aan de mappen Rampenplannen AMC; zij zijn tevens verantwoordelijk voor het beheer. Daar het belangrijk is bij een calamiteit de map Rampenplannen snel onder handbereik te hebben, heeft het de voorkeur deze map te plaatsen op een centrale plek binnen de afdeling, b.v op de polikliniek en verpleegafdeling bij de receptiebalie, respectievelijk de verpleeg(balie)post. Bij een calamiteit zoals brand, is de bouwkundige indeling (compartimentering) bepalend voor bestrijding en eventuele ontruiming. Het is mogelijk dat organisatorisch verschillende afdelingen binnen een bouwdeel zijn gehuisvest. Uit praktische overweging kan dan worden volstaan met één map op een centrale plek Bij behoefte aan meerdere exemplaren van het Bedrijfsnoodplan, kunnen deze worden aangevraagd bij de Coördinator Rampenplannen AMC (toestel 62601). De digitale versie van het Bedrijfsnoodplan is te vinden op het AMC-Intranet onder Algemeen en daarna Rampenplannen AMC. 1.3 Indeling Het Bedrijfsnoodplan is ingedeeld in 5 hoofdstukken, t.w.: 1. Algemeen; met een inleiding en algemene informatie, 2. Bedrijfsnoodorganisatie; deze geeft een beschrijving van de opzet, structuur en onderhoud, 3. Lokale nood- en ontruimingsplannen; beschrijven opzet, indeling en plaats, 4. Procedures afhandeling calamiteiten; beschrijving van mogelijke calamiteiten 5. Bijlagen; o.a begrippenlijst en pictogrammenlijst. 1.4 Beheer Voor het beheer en actueel houden van het Bedrijfsnoodplan, de lokale noodplannen, de BHV-organisatie en het beveiligingsplan zijn de verantwoordelijkheden als volgt verdeeld: • De Directeur Concernstaf Patiëntenzorg is namens de Raad van Bestuur verantwoordelijk voor

het beheer en actueel houden van de Rampenplannen AMC. • De Coördinator Rampenplannen/Hoofd Bedrijfshulpverlening draagt zorg voor het beheer en

actueel houden van de gegevens in het Bedrijfsnoodplan en draagt zorg voor het in stand houden van de BHV- organisatie



• Het divisiebestuur resp. de directeur algemene dienst /concernstaf en/of gedelegeerd werkplekmanagement is verantwoordelijk voor het beheer en aanleveren van actuele informatie t.b.v. de Lokale Nood- en ontruimingsplannen. ( aan coördinator rampenplannen)

• De brandweerfunctionaris AMC is verantwoordelijk voor de coördinatie van de centraal

opererende BHV- Calamiteitenploeg. • Het Crisis Management Team (CMT) is verantwoordelijk voor beleid en coördinatie tijdens

afhandeling van een calamiteit. • Meldpunt 88 behorend tot de afdeling Publiekservice is het centrale punt voor melding van

calamiteiten en is verantwoordelijk voor de doormelding aan het CMT. Bevoegdheden • De directeur Concernstaf Patiëntenzorg of diens vervanger is bevoegd tot het nemen van de

beslissing het Bedrijfsnoodplan in werking te stellen. De directeur Concern Staf Patiëntenzorg is bevoegd beleidsbeslissingen te nemen t.a.v. de BHV-organisatie.

• De Coördinator Rampenplannen/HBHV heeft gedelegeerde bevoegdheden t.a.v. de

bedrijfshulpverlenings-organisatie. De Coördinator Rampenplannen/HBHV is bevoegd dwingend aanwijzigingen te geven in geval de veiligheid en/ of bereikbaarheid van de organisatie voor aangewezen hulpverleners bedreigd wordt. Indien hieraan niet binnen bepaalde tijd wordt voldaan, zal alsnog actie worden genomen om dit te laten doen.

• De brandweerfunctionaris AMC is bevoegd dwingend aanwijzingen te geven tot het doen

opheffen van (brand)gevaarlijke / onveilige situaties en belemmering van vluchtwegen binnen bepaalde tijd. Nadat de afgesproken tijd is verstreken zal alsnog actie worden genomen tot opheffing.

• Het Crisis Management Team is bij monde van haar voorzitter bevoegd beslissingen te nemen

en tijdens beheersing en bestrijding van een calamiteit dwingend aanwijzigingen te geven aan functionarissen die bij de bestrijding betrokken zijn.

1.5 Verband Rampenplannen AMC. Het Bedrijfsnoodplan en het Rampenopvangplan zijn onderdelen van de Rampenplannen AMC die onlosmakelijk met elkaar in verband staan en die de handvatten bieden voor selectieve crisisbeheersing en rampenbestrijding binnen en van buiten het AMC. Het Bedrijfsnoodplan is met name gericht op de interne situatie en het Rampenopvangplan op de externe situatie. In bijzondere omstandigheden kunnen zij beide in werking gesteld worden. 1.6 Derden/externe instituten Alle zich op het AMC-terrein bevindende gebouwen vallen onder het beheer van het AMC. De daarin gehuisveste externe organisaties zijn verantwoordelijk voor opzet en instandhouding van hun eigen nood(BHV) organisatie. Het Noodplan moet zijn afgestemd op het Bedrijfsnoodplan van het AMC. Bij een calamiteit verleent de BHV-Calamiteiten-ploeg van het AMC bijstand totdat de externe hulpverlener is gearriveerd die het commando overneemt.



2. Bedrijfsnoodorganisatie 2.1 Opzet Bij een calamiteit dient de bedrijfsnoodorganisatie erop gericht te zijn snel en effectief te kunnen handelen. Noodzakelijk hiervoor zijn: • de samenwerking tussen de diverse interne- en externe diensten, • een éénduidige commandostructuur, • de mogelijkheid snel in te grijpen, Doel is letsel en schade zoveel mogelijk te beperken en het snel herstellen van de oorspronkelijke bedrijfstoestand. De leden van de BHV-organisatie en de medewerkers binnen de afdelingen vervullen in eerste instantie belangrijke taken, zoals de signalering, melding,(beperkte) bestrijding van de calamiteit, ontruiming en het gidsen van de externe hulpverleners. De BHV-organisatie bestaat uit lokale BHV’ers op de afdelingen en een 24 uurs inzetbare calamiteitenploeg. Bij ongevallen is tevens het 24 uurs inzetbare Reanimatieteam (44) oproepbaar. Het Meldpunt 88 is de centrale meldpost en fungeert tijdens een calamiteit voor de BHV-calamiteitenploeg als centralist. Op de plaats van het incident wordt een commandoteam gevormd(CTPI). Het crisis-managementteam(CMT) komt na oproep bijeen in het crisiscentrum(CC). Bij calamiteiten van grote omvang wordt een commando rampterrein(CRT) opgezet. Dit team is samengesteld uit de verschillende externe disciplines zoals brandweer, politie, CPA en een AMC beleidsfunctionaris. In alle teams is sprake van een samenbundeling van interne- en externe expertise. 2.2 Verantwoordelijkheden en taken 2.2.1 Commandoteam (CTPI) Ploegleider BHV-Calamiteitenploeg Geeft leiding aan de calamiteitenploeg en neemt afhankelijk van de situatie beslissingen over de beperkte inzet en (eventuele) ontruiming van een afdeling.(zie hfdst. 5, ontruiming/evacuatie) Bevelvoerder Brandweer Amsterdam Neemt de operationele leiding over en vormt samen met de ploegleider BHV en betreffend afdelingshoofd het commandoteam(CTPI) en neemt beslissingen m.b.t. inzet en ontruiming. (zie hoofdstuk 5) Taken Commandoteam • coördineren van de hulpverlening, • het leiden van de ontruiming, bepalen van de volgorde en i.o.m. werkplekmanagement/

Coördinator ANW waar naartoe ontruimd wordt, • het oproepen, informeren en adviseren van het crisismanagementteam, • het leiding geven aan hulpverlenende diensten, • afhankelijk van de ontstane situatie i.o.m. het CMT actie voor opzet van commandorampterrein.



2.2.2 Crisismanagementteam (CMT) Het CMT neemt beleidsmatige beslissingen aangaande beheersing en bestrijding van de calamiteit en de (eventuele) ontruiming. Dit team bestaat uit: - (medisch) Directeur Concernstaf Patientenzorg(CSP); - Coördinator Rampenplannen/ Hoofd BHV; - Hoofd Vastgoedbeheer ( beheer gebouwen); - Hoofd Beveiliging; - Hoofd Interne en Externe Communicatie(afd.voorlichting); - Secretaris(coördinator secretariaat CSP); - VZ Stafconvent - Coord. Beddenhuis./ Verpl.bestuurders - en indien nodig aangevuld met andere in- of externe functionarissen m.b.t. hun expertise. Het Crisismanagementteam(CMT) wordt ondersteund door het secretariaat CSP en het Meldpunt 88, de centralist Bedrijfshulpverlening. Het CMT heeft een speciale ruimte tot zijn beschikking, namelijk het Crisiscentrum(CC), dat is ingericht als coördinatie/commandocentrale. Dit is gevestigd in bouwdeel C0, kamer 119. In deze kamer worden de rampenplannen beheerd en geactualiseerd door de Coördinator Rampenplannen/HBHV, alsmede divers ander materiaal en (communicatie)middelen. Het CC is het centrale punt voor informatie en communicatie m.b.t. de rampenplannen. Taken CMT - het coördineren van de hulpverlening; - het beslissen omtrent (wel/niet) ontruimen; - het laten informeren van pers en familie; - het onderhouden van kontakten met de overheidsinstanties; - het coördineren van de nazorg; - het verzorgen van de evaluatie. Het geheel van bovenstaande, de individuele taken van de CMT-leden en calamiteitenscenario’s zijn beschreven in het Crisisplan, wat onderdeel is van de Rampenplannen AMC. 2.2.3 Oproepen en opschalen Het Commandoteam heeft de bevoegdheid het Crisismanagementteam bijeen te roepen. In die gevallen dat er geen commandoteam is gevormd, maar er toch behoefte is aan een CMT, dan heeft de Ploegleider BHV de bevoegdheid het CMT op te roepen via de procedures Alarmering & Melding bij Meldpunt 88. Afhankelijk van de aard en evt.(toenemende) omvang van de calamiteit beslist het CMT tot opschaling. 2.2.4 Koppeling met het Rampenopvangplan Er kan zich een situatie voordoen waarbij een interne calamiteit gepaard gaat met een groot aantal slachtoffers. Hierbij zal het Rampenopvangplan in werking treden. Het is dus mogelijk dat zowel het Bedrijfsnoodplan als het Rampenopvangplan tegelijkertijd functioneren. Het CMT, zal onmiddellijk na melding door het Commandoteam van deze calamiteit, de afdeling spoedeisende hulp(SEH) op de hoogte brengen van de situatie. Het in werking stellen en opschalen gebeurt vervolgens conform de geldende procedures zoals beschreven in het Crisisplan.



2.3 Organogram bestrijding calamiteiten Opschaling bevelvoering Communicatie

Commando Rampterrein

Externe hulpverleners Overheidsdiensten AMC-functionaris

Externe opvang

Crisismanagementteam

Medisch Directeur CSP Voorzitter Stafconvent Coörd.ramp./Hoofd BHV Coördinator Beddenhuis Hoofd Vastgoed Hoofd Beveiliging Hoofd Voorlichting Coörd.secretariaat

Coörd.v.d. hulpverlening Communicatie in-extern bepalen prioriteiten besluiten ontruiming

Commandoteam incident Bevelvoerder Brandweer Ploegleider BHV Afd.hoofd/chef werkplek

Coördinatie bestrijding adviseren CMT leiden ontruiming

BHV-Calamiteitenploeg Medewerkers afdeling Lokale BHV’ers

Alarmeren informeren redden bestrijden ontruimen

Meldpunt 88 Centralist BHV

interne opvang Spoed Eisende Hulp

Centr. Post Ambulance



2.4 Pers Bij een calamiteit van enige omvang op het AMC-terrein zal de pers zeer snel aanwezig zijn. Om de berichtgeving naar derden eenduidig en gestructureerd te laten verlopen, is er één aanspreekpunt voor de pers en wel het Hoofd interne en externe communicatie.(Voorlichting) De pers wordt conform het rampenopvangplan, opgevangen in de Ben Sajetzaal op C0. Getracht moet worden de pers uit alle andere ruimten te weren. In eerste instantie een taak voor de medewerkers van de beveiliging en in tweede instantie ook voor het overige AMC-personeel. Wordt u met een vertegenwoordiger van de pers geconfronteerd, verwijs hem/haar dan naar de afdeling Voorlichting en laat iemand voor begeleiding naar de Ben Sajetzaal zorgen. Spreek niet met de pers, maar laat dit over aan de afdeling Interne en Externe Communicatie! 2.5 Nazorg Bij een calamiteit komen hulpverleners, medewerkers, studenten en eventueel patiënten onder druk te staan. Het geven van nazorg is dan gewenst. Het is raadzaam hierop bedacht te zijn en de betreffende diensten reeds in een vroeg stadium in te lichten. Personen die in eerste instantie in aanmerking komen voor nazorg zijn: - patienten - betrokken BHV’ers - medewerkers en studenten - derden (o.a. congresbezoekers) De nazorg voor de externe hulpverlener zoals de Brandweer Amsterdam is door henzelf geregeld en valt buiten onze competentie. Het CMT beslist over het oproepen en inzetten van de diensten die voor deze nazorg kunnen zorgen (Maatschappelijk Werk voor Patienten, Bedrijfsmaatschappelijk Werk, Bedrijfs-gezondheidszorg, Geestelijke Verzorging en Psychiatrie. Ook voor de opvang van familieleden van eventuele slachtoffers kunnen de diensten worden ingezet. De plaats van opvang is één van de zalen congresrestaurant van Medirest op G0. Verdere informatie over nazorg wordt verzorgd door de Bedrijfsgezondheidzorg. (b.v. bij PTSS, Post traumatische stress stoornis) 2.6 Herstel en vervanging De afdeling Vastgoed draagt zorg voor informatie aan de verzekeraar en begeleidt het salvagebedrijf. Onder salvage verstaat men het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden na een calamiteit teneinde de restschade zoveel mogelijk te beperken. Dit is van belang om de situatie te herstellen en de bedrijfsprocessen weer op gang te helpen komen. Verloren gegane inventaris en apparatuur dienen zo snel mogelijk vervangen te worden. In het algemeen zullen betrokken diensten en de afdeling Inkoop daarbij bemiddelen, i.o.m. de medici en het management van betreffende afdeling.



2.7 Evaluatie en onderzoek Ten behoeve van de evaluatie dient elke calamiteit te worden gerapporteerd aan de coördinator rampenplannen, waarna deze wordt geregistreerd in het centrale calamiteiten-registratiebestand in het Crisicentrum. Nadat een calamiteit heeft plaats gevonden zal het CMT zo spoedig mogelijk een evaluatie bijeenkomst beleggen met alle betrokkenen. Op basis van de verkregen informatie tijdens de evaluatie beslist het CMT of een verder onderzoek moet worden gedaan. Afhankelijk van het soort en de omvang van de calamiteit kunnen bij dit onderzoek verschillende diensten betrokken zijn. Doel van het onderzoek is het achterhalen van de oorzaken om: - herhaling te voorkomen; - de verzekering tot uitkering te laten komen; - eventuele claims naar derden te vergemakkelijken. In het belang van het onderzoek is het noodzakelijk dat zoveel mogelijk informatie bewaard blijft. Daaraan kan worden meegewerkt door: - geen voorwerpen weg te gooien(ook al zijn ze niet meer bruikbaar); - indien mogelijk aantekeningen maken; - bijdrage te leveren d.m.v. interne interviews e.d. 3. Lokale Noodplannen 3.1 Indeling De lokale noodplannen bevatten informatie over een afdeling, onderdeel van een divisie of dienst en geven een beknopte beschrijving hoe te handelen bij een calamiteit De inhoudelijke informatie bestaat uit gegevens over de afdeling zoals telefoonnummers van op te roepen functionarissen, ruimtenummers van opslag chemicaliën, gassen e.d. Daarnaast worden, indien van belang, de specifieke risico’s van de afdeling vermeld. Het lokale noodplan (bijlage 6.3; format) dient te worden toegevoegd aan het centrale bedrijfsnoodplan. 3.2 Plattegronden De plattegronden t.b.v. ontruiming bevinden zich op of nabij de lokatie en bevatten informatie over de plaats van de (hand) brandmelders, brandslanghaspels, brandblussers, aanduiding van de vluchtwegen, de verzamelplaatsen en nooduitgangen en plaats waar men zich bevindt. Het kan zijn dat een plattegrondtekening meer dan één afdeling bestrijkt i.v.m. de bouwkundige indeling.



3.3 Beheer Het beheer van de plannen valt onder de verantwoordelijkheid van het werkplek (afdelings) management, veelal gedelegeerd aan een lokale BHV’er. Van alle plannen is een exemplaar ter informatie aanwezig bij de BHV-Calamiteitenploeg/externe hulpverlener. Deze zijn ook in de regelkamer gearchiveerd per bouwdeel. Ook is een exemplaar aanwezig in het Crisiscentrum beheerd door de Coörd. Rampenplannen.



4. Handelen bij calamiteiten 4.1 Procedure afhandeling algemeen Om de gevolgen van een noodsituatie, welke kan optreden binnen het AMC complex, voor de aanwezige personen en de organisatie zo veel mogelijk te beperken, is een op de soort calamiteit toegesneden procedure voor afhandeling aanwezig. Aangezien op voorhand de aard van de calamiteit, omvang en ernst veelal onbekend is, geldt de procedure als algemene richtlijn en zullen de te nemen acties continue afgestemd moeten worden op de actuele situatie en effect van de calamiteit ter plaatse. Het AMC-complex is voorbereid op calamiteiten in technische- en organisatorische zin. • In technische zin door de aanwezigheid van alarmerings- en communicatiesystemen en in

beperkte mate bestrijdingsmiddelen. • In organisatorische zin door de beschikbaarheid van een bedrijfshulpverleningsorganisatie. De lokale BHV’ers verspreid over de (afdelingen) organisatie en de BHV-calamiteitenploeg (BHV-CP) zijn respectievelijk tussen 0 - 3 minuten en tussen 0 – 6 minuten ter plaatse. De BHV-CP is 24 uur inzetbaar en is uitgerust met persoonlijke beschermingsmiddelen ( incl. ademluchtbescherming). De BHV-CP heeft met name in die reactietijd een belangrijke taak en moet in staat zijn om bij aanvang van een calamiteit zodanig op te treden dat de gevolgen tot een minimum worden beperkt. Tot de eerste taken van de BHV-CP behoren dan ook: het beoordelen van de calamiteit, het informeren van het meldpunt 88, het in veiligheid brengen van in gevaar verkerende personen, indien noodzakelijk het bij slachtoffers instand houden van vitale functies (totdat deskundige hulpverleners deze taak overnemen)en het aanvangen van de noodzakelijke calamiteitenbestrijding. Om een doeltreffend optreden juist in de beginfase van een calamiteit te bewerkstelligen, is een goede coördinatie tussen de hulpverleners van groot belang. De BHV CP wordt ingezet na de oproep door het Meldpunt 88. Taak en functie van de BHV-CP staan beschreven in de Inzetprocedure BHV-Calamiteitenploeg. Bij de daadwerkelijke bestrijding van een calamiteit zal het AMC-complex zich laten bijstaan door externe hulpverleningsorganisaties, zoals brandweer en politie. Deze instanties hebben een zekere reactie- en aanrijtijd nodig om ter plaatse te komen (6 à 8 minuten). Zij hebben een beperkt inzicht in de indeling van de gebouwen, de aanwezige risico’s, het beheer van de installaties en de organisatiestructuur van het AMC-complex. Zij krijgen bijstand van de BHV-CP, die wel over deze informatie beschikt en hen zal gidsen. Gezien het, in het algemeen, geleidelijke verloop van een calamiteit is de afhandelingsprocedure opgebouwd uit een vijftal elkaar opvolgende fasen. Hierna zijn per fase de beslissingsmomenten, de acties en het inschakelen van AMC-medewerkers en externe instanties aangegeven. De communicatie over het verloop vindt plaats met het CMT in het Crisicentrum. Daar worden de activiteiten gecoördineerd en de beslissingen genomen over de op- of afschaling. Het Meldpunt 88 vervult de rol van centralist.



Fasering: In principe ziet de opbouw van de interne hulpverleningsprocedure er als volgt uit: fase 1:melding fase 2:verkenning fase 3:bestrijding fase 4:ontruiming fase 5: herstel fase 1: melding - Na het ontdekken/constateren van een calamiteit door BHV’ers, medewerkers of derden is de

eerste actie deze direct te melden d.m.v. een handmelder of bij het Meldpunt 88. - Het Meldpunt roept de BHV-CP op en deze neemt indien nodig contact op met brandweer en/of

politie. Bij brand wordt de brandweer automatisch gealarmeerd (doorkoppeling) via de automatische melders gekoppeld aan de brandmeldinstallatie.

- Het afhandelen van de calamiteit in de eerste lijn geschiedt onder verantwoordelijkheid van de Ploegleider BHV-Calamiteitenploeg. fase 2: beoordeling calamiteit - de opgeroepen BHV-CP spoedt zich naar de plaats van de calamiteit; de ploegleider bepaalt de

ernst van de situatie, eventueel na ruggespraak met de Brandweerfunctionaris AMC; - loos alarm betekent afmelden van interne en externe hulpverleners door Meldpunt/ Regelkamer - reële melding zonder risico, betekent afhandelen door de BHV-CP; - reële melding met risico, betekent dat de Ploegleider besluit tot: - afhandelen calamiteit door eigen BHV-CP en/of externe hulpverleners; - oproepen van het CMT; - waarschuwen van de afdeling SEH. - de leiding van het CMT i.c. directeur Concernstaf Patientenzorg of diens vervanger

informeert na beoordeling van de situatie onverwijld de voorzitter van de Raad van Bestuur of diens plaatsvervanger.

- Het CMT informeert, indien noodzakeiijk, het betrokken gebiedsverantwoordelijke management (directeuren bedrijfsvoering). fase, 3: bestrijding calamiteit - Na aankomst van brandweer of politie op de plaats van het incident neemt de bevelvoerder het

commando over en vormt met de Ploegleider BHV-CP en het afdelingshoofd/vervanger het commandoteam plaats incident. (CTPI) De BHV-CP levert bijstand aan de externe hulpverlener (s) die start met de bestrijding van de calamiteit.

- Het CMT komt indien nodig naar het Crisiscentrum en neemt de interne coordinatie over. fase, 4: evacuatie en ontruiming - Het CTPI adviseert het CMT over het ontruimen van ruimten, afdelingen of bouwdelen. Na besluit van het CMT tot ontruimen neemt het CTPI daarin de leiding. - In geval het ruimten betreft waar patiënten verpleegd worden schakelt het CMT de centrale

coördinator beddenhuis in om zorg te dragen voor verplaatsing van de patiënten. - In het geval dat de BHV of het CTPI de situatie als ernstig beoordeeld wordt direct ontruimd. - De wijze van ontruiming is beschreven in hoofdstuk 5 en geschiedt volgens het Lokale

Noodplan van afdeling.



fase 5: Herstel De herstelfase bestaat uit twee delen: - salvage - nazorg Salvage Onder salvage verstaat men o.a. het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden, reconditionering apparatuur na de calamiteit, teneinde de restschade zoveel mogelijk te beperken. Deze afhandeling is van belang om de situatie te herstellen en de bedrijfsprocessen weer gangbaar te maken. In overleg met de betrokken afdeling zal worden geïnventariseerd welke extra werkzaamheden moeten worden uitgevoerd ,welke apparaten gerepareerd of vervangen dienen te worden en welke materialen c.q. middelen moeten worden besteld. Nazorg Het CMT informeert en activeert de daartoe aangewezen diensten in het geval dat een incident of calamiteit slachtoffers ten gevolge heeft en er aan hulpverleners en/of slachtoffers nazorg moet worden gegeven. Wanneer het AMC medewerkers betreft zal de Arbogroep en het werkplek-management bij het nazorgtraject worden betrokken. (zie verder pag.8) De resultaten van bovenstaande worden teruggerapporteerd aan het CMT. Evaluatie Het CMT zal na afhandeling van het incident, calamiteit of ramp bij elkaar komen en op basis van de verzamelde informatie een evaluatie-overleg voeren. Van het overleg wordt een verslag gemaakt dat centraal wordt gearchiveerd in de incident/calamiteiten-registratie van het Crisiscentrum. Indient het verslag aanleiding geeft tot aanpassing c.q. wijziging van het lokale noodplan, dan wel van het Bedrijfsnoodplan, zal dit volgens de hiervoor vastgestelde procedure geschieden.



4.2 Brand Hoe te handelen bij brand Preventie Gevaren van brand Hoe te handelen bij brand 1. MELD DE BRAND, SLA RUITJE VAN DE MELDER IN 2.BEL 88 EN GEEF DOOR.. •De locatie van de brand •Eventuele slachtoffers •Uw naam & telefoonnummer 3.BRENG IN GEVAAR VERKERENDE PERSONEN IN VEILIGHEID EN VERLEEN ZONODIG HULP 4.WAARSCHUW DE MEDEWERKERS VAN DE AFDELING 5 SLUIT DEUREN (EN EVENTUEEL RAMEN) 6 BEGIN MET BLUSSEN 7.VOLG DE INSTRUCTIES VAN DE CALAMITEITENPLOEG OF BRANDWEER OP 8 MAAK GEEN GEBRUIK VAN LIFTEN 9 DENK AAN UW EIGEN VEILIGHEID Preventie Als er brand ontstaat is men, zelfs als de brand snel geblust wordt, in principe te laat. Hieronder volgen dan ook enige aanwijzingen met betrekking tot brand-preventie •Roken: Alleen daar waar toegestaan, •Geen asbakken legen in prullenbakken; •Houdt gangen en trappenhuizen vrij van obstakels; •Zet geen deuren vast met blokjes e.d; •Apparatuur afkoppelen als deze gedurende langere tijd niet gebruikt wordt; •Houd de voorraden brandgevaarlijke vloeistoffen zo laag als mogelijk (in principe beperken tot dagvoorraad); •Weet waar de blusmiddelen zich bevinden en hoe ze te gebruiken; •Meld defecten aan deuren, blussers en melders direct aan het Meldpunt, tel. 88 • Bespreek regelmatig (b.v. op een werkoverleg) de te nemen maatregelen bij brand en

ontruiming; •Pas uitsluitend goedgekeurde apparaten (zoals electrische apparaten voorzien van het CE-keurmerk) toe.



Gevaren van brand Rook Bij brand ontstaat rook. Deze rook is nog gevaarlijker dan het vuur op zich. Rook bevat: zeer weinig zuurstof en veel schadelijke stoffen, zoals: koolmonoxyde, kooldioxyde en andere giftige gassen. De meeste slachtoffers komen dan ook om door de rook en niet door het vuur. De (hete) rookgassen zijn lichter dan de omgevingslucht; bij zware rook-ontwikkeling dus zo laag mogelijk bij de grond. Uitbreiding Brand en rook breiden zich snel uit. Zorg ervoor dat de rookwerende deuren dichtslaan. Bij een brandalarm zullen de kleefmagneten c.q. drangers afvallen en de deuren zich sluiten. Dit kan echter alleen als er geen spullen voorstaan en er geen keggen onder zitten. Verbranding Kleding kan snel vlam vatten, brandwonden zijn het gevolg. Bescherm uzelf tijdens het ontruimen en blussen, gebruik de sproeistand van de brandslang of, indien aanwezig, de nooddouche. Koel minimaal 10 minuten. Open geen deuren van een ruimte waarachter zich een brand bevindt. Ga niet lopen met een brandend voorwerp. Paniek Blijf kalm! In eerste instantie bent u het die ervoor kan zorgen dat er geen paniek uitbreekt: stel de patienten en hun bezoeker(s) op hun gemak; weet wat u moet doen, straal rust uit. Bedenk dat de BHV-Calamiteitenploeg en daarna de brandweer snel ter plaatse is om u te helpen.



4.3 ARBEIDSONGEVAL Hoe te handelen bij een arbeidsongeval. Aanvullende informatie Zie ook het Handboek Praktisch Personeelsmanagement. Zie ook het Lokale Noodplan. Hoe te handelen bij een arbeidsongeval 1. WAARSCHUW DE LOKALE BEDRIJFSHULPVERLENER in verband met de EHBO-verlening

aan het slachtoffer ter plaatse. 2. Indien het slachtoffer verdere medische verzorging behoeft, doch zich niet zelf naar de Eerste

Hulp kan verplaatsen: BEL 44 EN GEEF DOOR De locatie van het ongeval, Uw naam & tel.nr. en in voorkomend geval: Het aantal slachtoffers 3. BEL 88 INDIEN AANVULLENDE ASSISTENTIE VAN BHV-CALAMITEITENPLOEG GEWENST

IS 4. Het slachtoffer c.q. betrokken leidinggevende: Deze dienen een Meldformulier Arbeidsongeval inte vullen. 5. Indien het slachtoffer ziin/haar werkzaamheden niet meer kan voortzetten, is het van belang

een afspraak met de bedrijfsarts te maken. De beschreven procedure geldt uiteraard voor alle personen die op het AMC-terrein gewond raken. Het invullen van het Meldformulier (bijlage) is verplicht bij personen die door hun werkzaamheden verbonden zijn aan het AMC. Preventie Bij veel persoonlijke ongevallen zijn de directe oorzaken terug te voeren op verkeerde handelingen en verkeerd gebruik van apparatuur c.q. materialen. Let daarom op zaken als kleding, deugdelijk materiaal, geen zware materialen op kasten e.d., gladde vloeren, openstaande ladenblokken, los liggende snoeren en gehaast te werk gaan. Meerdere voorbeelden uit de praktijk zijn op te noemen afhankelijk van functie en werkplek.



4.4 CHEMICALIËN SPILL Inleiding Onder een chemicaliënspill wordt verstaan: een onvoorziene uitstroom van een (schadelijke) (vloei)stof buiten de behuizing (vat, fles of leiding). Bij deze calamiteit is sprake van een (potentieel) gevaarlijke situatie, die u niet met eenvoudige middelen de baas kan. Gevolgen van een spill kunnen zijn: - opname van de vloeistof in het lichaam (door de huid, longen of mond) - brand of brandgevaar • Hoe te handelen bij chemicaliën-spill; • Preventie • Informatie • Produkt veiligheidsbladen. (Zie Lokaal Noodplan.) Hoe te handelen bij een chemicaliën Spill 1. BEL 88 EN GEEF DOOR: De locatie van de spill Eventuele slachtoffers Uw naam & tel.nr. Welke stof het betreft 2. BRENG IN GEVAAR VERKERENDE PERSONEN IN VEILIGHEID, VERLEEN ZONODIG HULP en START EVENTUEEL DE ONTRUIMINGSPROCEDURE 3. BEPERK DE OMVANG VAN DE SPILL, DOCH NEEM DAARVOOR GEEN ONVERANTWOORDE RISICO’S - Bij vloeistoffen (< 1 liter), direct bedekken met absorberende materialen; - Bij grotere vloeistofvolumina of poeders direct deskundige hulp inroepen! - Bij incidenten in: werkruimten; sluit deuren (en ramen) een gang; laat looproute blokkeren een lift;zorg ervoor dat de lift buiten gebruik wordt gesteld. - Ga er vanuit dat u zelf besmet bent geraakt. - Houd eventueel besmette personen in een aparte ruimte bijeen. 4. VOLG DE INSTRUCTIES VAN DE BHV-CALAMITEITENPLOEG OF BRANDWEER OP • De BHV-Calamiteitenploeg komt zo spoedig mogeiijk om u te helpen. Zij hebben de mensen en

het materiaal om de spill te lijf te gaan. • Geef informatie over de chemische stof mee met de gewonde. 5. DENK AAN UW EIGEN VEILIGHEID!



Preventie Hierna volgen te nemen maatregelen om de veiligheid op de afdeling te vergroten: • Gebruik zoveel mogelijk één ruimte voor de opslag van de stoffen. Houd in deze ruimte de met

elkaar reagerende stoffen gescheiden; • Registreer welke soort stoffen waar aanwezig zijn op de afdeling; • Zorg ervoor dat informatie bereikbaar is en procedures bekend zijn bij de medewerkers; • Houd de voorraden zo klein mogelijk; (vaak is een dagvoorraad voldoende), overleg indien

nodig met de leverancier of leverende dienst. • Sluit flessen direct af na gebruik; • Houd chemisch afval volgens de betreffende AMC-Afvalstroomkaart gescheiden. • Zoek periodiek naar minder schadelijke alternatieven. Voor laboratoria en afdelingen met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen: zorg voor de anwezig- heid van een spillkit. Hierin zit een pakket met handschoenen, bril, masker en absorptiekorrels. Aanvullende informatie U kunt aanvullende informatie over allerlei chemicaliën op diverse manieren verkrijgen. Op, onder andere, de volgende wijzen kunt u snel achter de eigenschappen van veel typen stoffen komen : 1. Chemiekaartenboek aanwezig bij de Arbogroep. De Arbogroep heeft ook op het intranet een

eigen site waarop u informatie kunt vinden over de gebruikte stoffen en chemicaliën in het AMC. 2. Produkt-informatiebladen. Worden meegeleverd door de leverancier. In geval van calamiteit beschikt de BHV-Calamiteitenploeg over het Chemiekaartenboek. De Arbogroep van het AMC verzorgt de Basiscursus Veiligheid voor laboratoria-medewerkers. De syllabus van deze cursus is tevens het Handboek Laboratorium veiligheid. Daarnaast zijn er diverse brochures uitgegeven zoals “ Aanwijzingen voor verantwoord gebruik van zuurkasten”.



4.5 BIOLOGISCHE CALAMITEIT Hoe te handelen bij een biologische calamiteit. Aanvullende informatie. Zie Lokaal Noodplan. Inleiding In het AMC spreekt men van een’Biologische calamiteit’ 1 wanneer de calamiteit zich voordoet in een BIOHAZARD-ruimte; 2 wanneer in een ruimte grotere volumina vrijkomen besmet met pathogene organismen in een

makkelijk verspreidbare toestand, zoals vloeistof, damp, gas of poeder. Hoe te handelen bij een biologische calamiteit 1 BEL 88 EN GEEF DOOR: De locatie en aard van de calamiteit Welk organisme het betreft en wat de pathogeniteit ervan is Uw naam en telefoonnummer 2 VERMIJD VERSPREIDING: - Bij vloeistoffen (< 1 liter), direct bedekken met absorberende materialen, - Bij grotere vloeistofvolumina of poeders direct deskundige hulp inroepen! - Bij incidenten in: werkruimten; sluit deuren een gang; laat looproute blokkeren een lift; zorg ervoor dat de lift buiten gebruik wordt gesteld. - Ga er vanuit dat u zelf besmet bent geraakt. - Houd eventueel besmette personen in een aparte ruimte bijeen. 3 HOUD ANDERE PERSONEN UIT DE BUURT 5 ONTRUIM ZONODIG AANGRENZENDE RUIMTEN (OOK PATIENTEN) 6 RICHT EEN OPVANGPLAATS IN WAAR PERSONEN OP BESMETTING KUNNEN WORDEN GECONTROLEERD Geef informatie over het betrokken organisme mee met de gewonde. 7. VOLG DE INSTRUCTIES VAN DE CALAMITEITENPLOEG OF BRANDWEER OP De biologische calamiteit is een calamiteit waarbij biologische stoffen betrokken zijn en welke niet zonder externe assistentie is af te handelen. (Landelijk Coördinatiepunt Infectieziektebestrijding)



4.6 RADIOACTIEVE CALAMITEIT Inleiding Hoe te handelen bij een radioactieve calamiteit. Aanvullende informatie. Zie ook Lokaal Noodplan. Inleiding In het AMC spreekt men van een’Radioactieve calamiteit’: 1. wanneer zich een calamiteit zoals brand e.d. voordoet in een ruimte waarin zich radioactieve stoffen bevinden; 2. wanneer in een ruimte grotere volumina vrijkomen van een radioactieve stof in een makkelijk verspreidbare toestand, zoals vloeistof, damp, gas of poeder. De radioactieve calamiteit is een calamiteit waarbij radioactieve stoffen betrokken zijn en die niet zonder externe assistentie is af te handelen. In dit hoofdstuk is behalve een korte en algemeen bruikbare instructie t.b.v. de Bedrijfshulpverlener ook een nadere toelichting opgenomen over het omgaan met deze specifieke calamiteit. Zie ook het ’Reglement Stralingshygiëne AMC, DEEL 3. Hoe te handelen bij een radioactieve calamiteit 1. BEL 88 EN GEEF DOOR: De locatie en aard van de calamiteit Welke stof het betreft De naam van de lokale stralingsdeskundige Uw naam en telefoonnummer 2. WAARSCHUW DE LOKALE STRALINGSDESKUNDIGE 3. VERMIJD VERSPREIDING: - Bij vloeistoffen (< 1 liter), direct bedekken met absorberende materialen; - Bij grotere vloeistofvolumina of poeders direct deskundige hulp inroepen! - Bij incidenten in: werkruimten; sluit deuren (en ramen) een gang; laat looproute blokkeren een lift; zorg ervoor dat de lift buiten gebruik wordt gesteld. - Ga er vanuit dat u zelf besmet bent geraakt. - Houd eventueel besmette personen in een aparte ruimte bijeen. 4. HOUDT ANDERE PERSONEN UIT DE BUURT 5. ONTRUIM ZONODIG AANGRENZENDE RUIMTEN (OOK PATIENTEN) 6. RICHT EEN OPVANGPLAATS IN WAAR PERSONEN OP BESMETTING KUNNEN WORDEN

GECONTROLEERD 7. VOLG DE INSTRUCTIES VAN DE BHV-CALAMITEITENPLOEG OF BRANDWEER OP



Aanvullende informatie Herkenning Een afdeling, ruimte of verpakking waarin zich radioactieve (r.a.) stoffen bevinden zijn herkenbaar aan het wettelijk voorgeschreven stralingssymbool op de buitenzijde: Bescherming tegen radioactiviteit Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen: 1 uitwendige bestraling 2 uitwendige r.a. besmetting 3 inwendige r.a. besmetting. Uitwendige bestraling; Dit ontstaat voornamelijk wanneer r.a. materiaal ten gevolge van een ongeval uit de beschermende omhulling komt zonder dat sprake is van direct contact tussen lichaam en r.a. materiaal. De bestraling stopt zodra men de gevarenzone verlaat en eventueel r.a. besmette kleding uittrekt. Uitwendige radioactieve besmetting; Hiervan is sprake als (delen van) het lichaam uitwendig in aanraking komen met r.a. materiaal. Inwendige radioactieve besmetting; Deze ontstaat voornamefijk door inademen van r.a. rook of damp en soms door r.a. opname via een verwonding of inslikken. Preventie tegen radioactiviteit tijdens blussen ed. 1 Draag ALTIJD adembescherming, ook bij een vluchtige controle. 2 Draag dikke handschoenen en bij voorkeur ook dikke kleding. Deze voorzieningen beschermen tevens tegen hitte en verwondingen. 3 Draag zo mogelijk laarzen. 4 Verlaat het getroffen gebied nooit zonder nacontrole.



4.7 ENERGIECALAMITEIT Hoe te handelen bij een energiecalamiteit 1 BEL 88 EN GEEF DOOR: De locatie en aard van de calamiteit Welk energieprodukt het betreft Uw naam en telefoonnummer 2 WAARSCHUW DE MEDEWERKERS VAN UW AFDELING 3 NEEM ZONODIG MAATREGELEN VOLGENS HET LOKAAL NOODPLAN 4 VOLG DE INSTRUCTIES VAN DE BHV-CALAMITEITENPLOEG OP In het AMC spreekt men van een ‘Energiecalamiteit’, indien door het niet beschikbaar zijn van een energieprodukt, zoals elektriciteit, water, stoom, perslucht, heet water, gekoeld water, medische gassen e. d. gevaar kan ontstaan voor op het AMC-terrein aanwezige personen, gebouwen of installaties. COMMUNICATIESTORING Een communicatiestoring kan het gevolg zijn van een energiecalamiteit, maar kan ook door andere oorzaken ontstaan. De in huis gebruikte communicatiemiddelen zoals de telefoon, het personenoproepsysteem of patientenoproepsysteem, kunnen door kabelbreuk, onklaar raken van antennes ( b.v. door blikseminslag) of kosmische storingen ( deels) onbruikbaar geraken. Hoe te handelen bij een communicatiestoring 1. WAARSCHUW MELDPUNT 88 2. MELDT HET PROBLEEM BIJ HET AFDELINGSHOOFD 3. NEEM MAATREGELEN OM OP AFDELINGSNIVO TE COMMUNICEREN - spreek tijden en ontmoetingsmomenten af; - gebruik briefjes voor korte aantekeningen; - informeer de patienten en las extra afdelingsronden in. Bestrijden/oplossen van de storing zal veelal enige tijd kosten en derhalve zijn noodvoor-zieningen aanwezig (noodnet, portofoons). Met name t.b.v. de patientenzorg (verpleegafdelingen en ondersteunende medische diensten) zullen op basis van een tevoren samengestelde lijst, portofoons worden uitgereikt aan dienst doende artsen en anderen. N.B. Mobiele telefoons zijn niet toegestaan i.v.m. storingsmogelijkheden van de medische apparatuur.



4.8 SUBVERSIEVE EN OVERIGE ONGEOORLOOFDE ACTIVITEITEN

Hoe te handelen bij acties en dreigementen, indringers, ongeoorloofde nieuwsgaring en bommeldingen.

Toelichting. Hoe te handelen bij acties en dreigementen 1. BEL 88 EN GEEF DOOR: De locatie De aard van de actie of het dreigement Uw naam & tel. nr. 2. BLIJF ALTIJD RUSTIG EN HANDEL DOORDACHT; 3. TRACHT DE PERSOON/PERSONEN TE KALMEREN DOOR TE LUISTEREN EN TE

PRATEN. VERMIJDT IRRITATIES; 4. WACHT IN EEN MOEILIJKE EN ONBEHEERSBARE SITUATIE DE KOMST VAN HULP AF; 5. VOLG DE INSTRUCTIES VAN DE MEDEWERKERS BEVEILIGING OF POLITIE OP Hoe te handelen bij indringers 1. TRACHT DE VERDACHTE PERSOON AAN DE PRAAT TE HOUDEN EN LAAT EEN

COLLEGA HET MELDPUNT (tel. 88) WAARSCHUWEN. 2. LAAT AAN HET MELDPUNT WETEN: De locatie Het signalement van de indringer. Denk daarbij aan: - man/vrouw - leeftijd - lengte - kieding/schoeisel - uiterlijke kenmerken - lichaamsbouw Uw naam & telefoonnummer. 3. INDIEN U DE PERSOON NIET LANGER AAN DE PRAAT KUNT HOUDEN, PROBEER DEZE

DAN OP AFSTAND TE VOLGEN. TRACHT HET MELDPUNT TE INFORMEREN OVER DE GEVOLGDE ROUTE



Hoe te handelen bij ongeoorloofde nieuwsgaring 1. BLIJF ALTIJD RUSTIG EN HANDEL DOORDACHT 2. VRAAG UW BEZOEK EVEN TE WACHTEN EN MELD DAT U DE HULP VAN DE AFDELING

VOORLICHTING GAAT INROEPEN 3. BEL MELDPUNT 88 EN GEEF DOOR:

- De locatie - De aard van de ongeoorloofde nieuwsgaring en de noodzaak dat de afdeling Voorlichting de opvang overneemt. - Uw naam & tel.nr.

Hoe te handelen bij bommeldingen 1. SCHAKEL HET TELEFOONGESPREK DIRECT DOOR NAAR MELDPUNT88 EN WEL ALS VOLGT: - gesprek met bommelding TRANSFER 88 (MELDPUNT) TRANSFER NB. U hoeft dus niet te wachten tot '88' heeft gereageerd. Aanvullende informatie Acties, dreigementen en bommeldingen worden ook wel samengevat onder de titel: subversieve activiteiten. Daarnaast worden nog enkele andere onderwerpen onderscheiden die speciale behandeling vergen, zoals indringers en ongeoorloofde nieuwsgaring. Bij subversieve activiteiten dienen de bedreigden, de hulpverleners en andere, ingeschakelde personen zeer tactvol om te, gaan met de delinquenten. Veel zal afhangen van de persoonlijke benadering en het tactvol optreden. De te onderscheiden activiteiten zijn: a) Acties of dreigementen: zoals vandalisme, terreur, lichamelijke bedreiging, uitgevoerd door op het AMC-terrein aanwezige personen. Deze handelingen kunnen door telefonische- of mondelinge aanzegging of door confrontatie ter plaatse bekend worden. De geconfronteerde meldt zelf of laat de calamiteit melden bij het Meldpunt. De centralist van het Meldpunt roept dan, afhankeiijk van de situatie, ondersteuning op en

schakelt direct het Beveiligingsbedrijf AMC in. Een regel voor het afhandelen van dit soort calamiteiten is niet te geven, omdat de ernst en

mogelijke escalatie niet direct bekend is.



b) Indringers: zoals mensen die desgevraagd geen reden kunnen opgeven voor hun verblijf in het AMC en waarschijniijk uit zijn op het wegnemen van eigendommen van patiënten of ziekenhuis. De geconfronteerde meldt zelf of via een collega de situatie bij het MELDPUNT . De centralist van het MELDPUNT 88 schakelt direct het Beveiligingsbedrijf-AMC in. c) Ongeoorloofde nieuwsgaring: zoals het maken van tv- of filmopnames en radio-interviews zonder begeleiding van de afdeling Voorlichting. Laat u niet intimideren, maar vraag naar de reden van het bezoek. Daarna roept u de hulp van

Voorlichting in via het MELDPUNT 88. d) Bommelding betreft in de regel een anonieme telefonische melding van buiten het AMC. Zo’n telefonische bommelding wordt in principe doorgeleid naar het Meldpunt dat voor verdere

behandeling zorgdraagt. Op verzoek kan de melder door een aanwezig opgeroepen lid van de directie te woord worden

gestaan. Het Beveiligingsbedrijf AMC heeft een aantal organisatorische procedures vastgesteld om in

geval van een bommelding op adequate wijze te reageren. Hoe om te gaan met verdachte pakjes en poststukken 1. GEEN PANIEK 2. BEL MELDPUNT 88 3. MAAK HET PAKJE/POSTSTUK NIET OPEN - het verdachte pakje/poststuk niet schudden, openen of leeg gooien; - plaats het pakje/poststuk in een plastic bakje of andere verpakking om te voorkomen dat inhoud lekt. - indien een andere verpakking niet voorhanden is, bedek het pakje/poststuk dan met andere voorhanden zijnde matarialen( b.v. kledingstuk; prullebak; e.d. ) - zet de aanwezige ventilator uit. 4. VOORKOM OVERDRACHT - zorg dat anderen uit de buurt blijven en sluit de ruimte af indien mogelijk; - was uw handen met water en zeep ter voorkoming van verspreiding; Aanvullende informatie Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Amerika, september 2001 en later, is besmetting met anthrax (miltvuur) via poststukken en pakjes een reëel dreigingsrisico geworden. Op grond daarvan is door de infectiecommissie AMC de “Richtlijn Preventie Anthrax” opgesteld. Het Beveiligingsbedrijf hanteert t.b.v. de afhandeling van deze incidenten voor de beveiligings- medewerkers de instructie LCI (Landelijke Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding).



5. ONTRUIMING/EVACUATIE 5.1 Algemeen Een ontruiming vindt plaats indien personen zich in gevaar bevinden, of dreigen te komen. De lokale BHV’er of het aanwezige personeel kan, als daartoe directe noodzaak ontstaat, met ontruiming beginnen voordat hiertoe door het commandoteam opdracht is gegeven. Als de directe noodzaak tot ontruiming niet aanwezig is vindt overleg plaats met het CMT, die in alle andere gevallen de beslissing tot ontruimen neemt en de leiding daarvan delegeert. De gebouwen/bouwdelen zijn onderverdeeld in compartimenten. Deze compartimenten zijn voorzien van brand (rook) werende scheidingen/deuren. De ontruiming vindt plaats per compartiment, in eerste instantie direct achter de brandwerende scheiding en verder naar de op de ontruimingsplattegronden aangegeven vluchtrichtingen. Voor sommige afdelingen zoals OK-complex, de IC’s en het Dagcentrum zijn speciale maatregelen en specifieke ontruimingsinstructies nodig. (lokale noodplannen) Naarmate de omvang van de calamiteit toeneemt zal er meer en verder ontruimd moeten worden. Er worden 3 stadia van ontruiming onderscheiden: Horizontaal (1e fase) De bouwdelenstructuur in het AMC is dusdanig van opzet dat grotendeels horizontaal kan/moet worden ontruimd. Betreft het een deel van de afdeling bij een calamiteit van beperkte omvang, dan wordt het betreffende deel van de afdeling ontruimd tot voorbij de eerstvolgende brandwerende scheiding. In de praktijk kan hier al mee begonnen worden voordat de BHV-Calamiteitenploeg en brandweer ter plaatse zijn. Deze nemen daarna de leiding over. Vertikaal (2e fase) Hierbij wordt, alleen indien noodzakelijk, een gehele verdieping ontruimd naar een lager gelegen niveau van het bouwdeel zelf of naast gelegen bouwdeel. De beslissing hierover wordt door het CTPI in overleg met het CMTgenomen. Evacuatie (3e fase ) Hierbij wordt een geheel gebouw of gebouwen ontruimd. Deze beslissing wordt genomen door het Commmando Rampterrein, waarin het AMC vertegenwoordigd is door de medische directie. Dit gezien de grote konsekwenties voor de continuiteït van de bedrijfsvoering. 5.2 Prioriteiten Bij een ontruiming worden prioriteiten gesteld. Allereerst worden patienten in veiligheid gebracht. Kamers en bouwdelen worden in het algemeen ontruimd volgens de nummering die op de ontruimingsplattegronden staat aangegeven. Eerst de ruimte waar de calamiteit plaats vindt; dan de naast- en tegenoverliggende ruimten en vervolgens de verdere omliggende ruimten. Bij een preventieve ontruiming ten gevolge van een calamiteit elders, wordt de volgorde bepaald door de mogelijkheden van dat moment. Betreft het een calamiteit op een verpleegafdeling met zelf- en niet zelfredzame patiënten, dan bepalen buiten “kantooruren” de Coördinatoren avond, nacht en weekend (ANW) de volgorde en verplaatsing. Indien mogelijk worden, nadat alle personen uit het gebied zijn ontruimd, ook nog andere zaken in veiligheid gebracht, zoals zeer kostbare apparatuur, patiëntendossiers en dergelijke. De persoonlijke veiligheid staat echter te aller tijde voorop. 5.3 ontruimingsplattegrond



Een ontruimingsplattegrond is een plattegrond-tekening van een bouwdeel of segment daarvan, waarop de handmelders, blusmiddelen, vluchtwegen en nooduitgangen zijn aangegeven. De aanduiding is een groene lijn op gele achtergrond en groene pictogrammem. Daarop zijn tevens de lokaties aangeduid van de aanwezige blusmiddelen, zoals slanghaspel en handblussers (rode pictogrammen ) In principe zijn de ontruimings-plattegronden opgehangen op voornoemde lokaties en daarnaast ook op andere toepasselijke plaatsen.



5.4 Hoe te handelen bij ontruiming 1. INDIEN OP EIGEN INITIATIEF (DUS NIET OP BEVEL VAN BHV OF BRANDWEER) 2. MELD ONTRUIMING AAN MELDPUNT 88 3. WAARSCHUW DE MEDEWERKERS OP DE AFDELING; 4. ONTRUIM DE KAMER WAAR DE CALAMITEIT ZICH VOORDOET; 5. MAAK AANGRENZENDE KAMERS( 1 t/m 5)GEREED VOOR ONTRUIMING; 6. SLUIT DEUREN (EN RAMEN); 7. STEL PATIENTEN EN BEZOEKERS OP HUN GEMAK EN BEGELEID HEN NAAR DE

VERZAMELPLAATS 8. VOLG DE ORDERS VAN DE BHV-CP OF DE BRANDWEER OP 9. DENK AAN UW EIGEN VEILIGHEID 10. LIFTEN ALLEEN GEBRUIKEN NA TOESTEMMING BRANDWEER

Ontruimen Kamer 1

incident

Ontruimen Kamer 2

vluchtweg gangvluchtweg

Ontruimen Kamer 4

Ontruimen Kamer 3

Ontruimen Kamer 5



6. Bijlagen 6.1 Begrippenlijst 6.2 Pictogrammen 6.3 Voorbeeld lokaal noodplan



6.1 Begrippenlijst/Afkortingen Aanvalsplan Plan van de Brandweer Amsterdam waarin informatie over onze lokatie

beschreven staat om brand (calamiteiten) effectief te kunnen bestrijden Arbogroep AMC Gecertificeerde eigen organisatie die over veel informatie beschikt

m.b.t. de veiligheid en welzijn in arbeidsomstandigheden. ADMF Algemene dienst materiële faciliteiten Beveiligingsbedrijf Organisatie medewerkers beveiliging en onderdeel van de ADMF Beveiligingsplan Beschrijving van technische- en organisatorische maatregelen m.b.t. de

beveiliging in en rondom het AMC. BHV Bedrijfshulpverlenings (organisatie) BHV-CP Bedrijfshulpverlening-Calamiteitenploeg (centraal, 24 uur inzetbaar) BMC Brandmeldcentrale waar meldingen binnenkomen en worden doorgemeld aan de Brandweer Amsterdam, gelokaliseerd in H0-254. BNP Bedrijfsnoodplan Bwr Brandweer Brandweerlift Lift door de brandweer te gebruiken (d.m.v. sleutel) in geval calamiteit. Calamiteit Ernstige, onverwachte gebeurtenis die invloed heeft op de voortgang van de

normale bedrijfsprocessen. CC Crisiscentrum, coördinatiepunt crisisbestrijding gelokaliseerd in C0-119 Centralist Medewerker Meldpunt die ten tijde van een calamiteit de communicatie

onderhoud met de BHV-CP en het CMT. CMT Crisismanagementteam Commandowagen Onafhankelijk mobiel communicatie-centrum van brandweer, politie, CPA Coördinator ANW Coördinator(verpleegkundig) avond/nacht/weekeind CPA Centrale post ambulancevervoer CTPI Commando team plaats incident, ploegleider BHV-CP, bevelvoerder Brw. CRT Commando rampterrein, opgezet door externe hulpverleners CSP Concern Staf Patiëntenzorg



EC Energiecentrale van het Energiebedrijf GBS Gebouwbeheerssysteem, computersysteem waarmee allerlei technische

installaties zoals ventilatie, deuren en liften kunnen worden bestuurd. Gevarenzone Lokatie nabij gebied calamiteit waar direct uitbreidingsgevaar aanwezig is. GHOR Geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen ( regionale organisatie) Logboek In het CC waarin alle tijdsmeldingen en dergelijke worden bijgehouden. Lokaal noodplan Beschrijft per afdeling de te nemen maatregelen voor het bestrijden van een

interne calamiteit. Lokaal opvangplan Beschrijft per afdeling de te nemen maatregelen bij een externe rampen. Noodlijn Noodtelefoon in het CC die ook werkt als de AMC-telefooncentrale is

uitgevallen. (communicatie met externe hulpverleners en ministeries). Ontruimingsplan Omvat maatregelen voor een (gedeeltelijke) ontruiming van een sector, deel

van of een geheel bouwdeel. (incl. plattegrond) PZI Personen zoek installatie (piepers) , o.a. in gebruik voor de BHV. Rampenplannen Verzameling van deelplannen (o.a. Bedrijfsnoodplan) waarin maatregelen zijn

beschreven om zowel preventief als repressief calamiteiten/rampen te kunnen beheersen en bestrijden.

Rampenopvangcie. Klankbordgroep t.b.v. beoordeling wijzigingen rampenopvangplannen. Regionaal Rampenbestrijdingsplan van de gemeente Amsterdam en omstreken. Rampenplan ROP Rampenopvangplan Salvage Het door snelle en deskundige actie verminderen van de vervolgschade bij

een calamiteit ofwel beredderings- en schoonmaakwerkzaamheden. SEH Spoed Eisende Hulp afdeling. Spill Onvoorziene uitstroom van een schadelijke vloeistof buiten de behuizing. Stralingshygiëne Handboek/Reglement welke maatregelen omschrijft m.b.t. omgang met

stralingsapparatuur en stralingsgevaar; een onderdeel van de Arbogroep

Bedrijfsnoodplan AMC - herseninstituut.nl€¦ · managementteam(CMT) komt na oproep bijeen in het...

Documents

Transcript of Bedrijfsnoodplan AMC - herseninstituut.nl€¦ · managementteam(CMT) komt na oproep bijeen in het...