BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het...

41
1 BA101: Inleiding in de Farmacie Bacheloropleiding Farmacie Undergraduate School Bètawetenschappen Faculteit Bètawetenschappen Universiteit Utrecht Studiejaar 20162017, periode I (week 2 t/m 5)

Transcript of BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het...

Page 1: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

1  

 

 

BA101: Inleiding in de Farmacie  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bacheloropleiding Farmacie 

Undergraduate School Bètawetenschappen 

Faculteit Bètawetenschappen 

Universiteit Utrecht 

Studiejaar 2016‐2017, periode I (week 2 t/m 5) 

   

Page 2: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

2  

INHOUDSOPGAVE  

1.  ALGEMENE INFORMATIE ............................................................................................. 3 

1.1  Doel en inhoud van de cursus .................................................................................... 3 

1.2  Plaats in het curriculum .............................................................................................. 4 

1.3  Rooster en programma ............................................................................................... 4 

1.4  Organisatie .................................................................................................................. 6 

2.  ONDERWIJSVORMEN ...................................................... Error! Bookmark not defined. 

3.  STUDIEMATERIAAL ...................................................................................................... 7 

4.  TOETSING .................................................................................................................... 8 

5.  ACADEMISCHE VAARDIGHEDEN EN PROFESSIONEEL GEDRAG………………………………...10 

6.      CURSUSMATERIAAL ……………………………..………………………………………………………………………….11 

Week 1  ........................................................................................................................................... 11 

Week 2 ................................................................................................................................. 21 

Week 3 ................................................................................................................................. 24 

Week 4 ................................................................................................................................. 27 

 

 

 

   

Page 3: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

3  

1. ALGEMENE INFORMATIE  

1.1  Doel en inhoud van de cursus De  cursus  Inleiding  in de  Farmacie  is  een  eerste  inhoudelijke  kennismaking met  de  bachelor Farmacie. De zes leerlijnen worden geïntroduceerd, namelijk: chemie van geneesmiddelen (drug chemistry), toediening van geneesmiddelen (drug delivery), kinetiek van geneesmiddelen (drug disposition), werking  van  geneesmiddelen  (drug  action),  therapie met  geneesmiddelen  (drug therapy) en onderzoek naar geneesmiddelen  (drug research). De maag  is gekozen als centraal inhoudelijk  thema  van deze  cursus,  aangezien maagzuurremmers wereldwijd  behoren  tot  de meest voorgeschreven geneesmiddelen. Door het maagthema krijg je inzicht in de werking van de maag,  in  zuur‐base  reacties,  in maagklachten en wat behandeling hiervan voor de patiënt kan betekenen.   DOELSTELLING Aan de hand van het centrale inhoudelijke onderwerp, de maag, ervaar je als student: 

dat in de studie Farmacie het geneesmiddel centraal staat; 

dat de studie Farmacie zich beweegt op de raakvlakken van andere disciplines, namelijk biologie, scheikunde en geneeskunde; 

welke onderwijsvormen worden gebruikt in de bachelor Farmacie; 

hoe  inhoud,  leerdoelen  en  toetsing  van  een  Farmacie  bachelor  cursus  op  elkaar aansluiten.  

 De belangrijkste doelstelling is dat je als student leert en ervaart wat het is om te studeren aan een universiteit en in het bijzonder om aan de Universiteit Utrecht de bachelor studie Farmacie te volgen. De inhoud en onderwijsvormen in de bachelor Farmacie zijn uitdagend en prikkelend, en hebben als doel om je op te leiden als een zelfstandige student met een sterke academische vorming en wetenschappelijke basis. Om dit te bewerkstelligen is de studiestof vervlochten met actuele onderwerpen en onderzoek. Daarnaast gaat het onderwijs  in de bachelor Farmacie uit van  kleinschalig  student‐activerend  onderwijs,  zodat  je  in  een  veilige  en  vertrouwde leeromgeving kunt  leren en elkaar kunt uitdagen om het beste uit  jezelf te halen. Ook krijg  je inzicht in wat de verwachtingen zijn binnen de opleiding. Als student verwachten we van je een actieve  zelfsturende  houding.  Dit  betekent  bijvoorbeeld  dat  je  je  voorbereidt  op contactmomenten door gerichte instructies en opdrachten en dat je in onderwijsbijeenkomsten actief  betrokken  bent.  Van  docenten  kun  je  verwachten  dat  ze  de  rol  aannemen  van  coach en/of  expert  om  enerzijds  jouw  zelfsturend  studiegedrag  te  stimuleren  en  anderzijds  je  de nodige sturing te geven.   LEERDOELEN Na afronding van deze cursus ben je in staat:  

1. de anatomie en fysiologie van de maag en maagzuursecretie te benoemen en te duiden 2. de  regulatie  van  de  maagzuursecretie  en  de  farmacologische  beïnvloeding  ervan  te 

beschrijven en uit te leggen 3. de  maagaandoeningen  refluxziekte  en  peptische  ulcera  te  duiden  en  de 

farmacotherapeutische behandeling te schetsen 

Page 4: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

4  

4. zuur‐base evenwichten kwalitatief en kwantitatief te beschrijven 5. de  kennis  en  inzichten  over  zuur‐base  evenwichten  toe  te  passen  op  de  maag  en 

geneesmiddelen  6. te  identificeren  wat  van  hem/haar  verwacht  wordt  tijdens  onderwijsmomenten 

(voorbereiding, deelname, diepgang) 7. te reflecteren op de eigen studiemethode, en een studiemethode te kiezen, passend bij 

de leertaak 8. een planning te maken voor eigen werk en groepswerk 9. een actieve bijdrage te leveren en verantwoordelijkheid te nemen voor een gezamenlijk 

product  10. om elkaar aan te durven spreken over de gemaakte afspraken en feedback te geven en 

te ontvangen over het eigen werk en groepswerk 11. een goed leesbare en begrijpelijke Nederlandse beargumentatie te geven  12. basale labvaardigheden juist en veilig uit te voeren  

 

1.2  Plaats in het curriculum Inleiding in de Farmacie is de eerste cursus die in de bachelor Farmacie gegeven wordt, en start in de tweede week. In de eerste week vindt namelijk nog eerst een algemene introductie plaats, waarbij  je  kennis maakt met  het  departement  en  de medewerkers, maar  vooral  ook met  je medestudenten. Er gelden geen  specifieke  toelatingseisen voor deze  cursus. Door het volgen van de cursus krijg  je een beeld van wat er  in de bacheloropleiding Farmacie van  je verwacht wordt qua aanpak van je studie. Vanwege het maagthema krijg  je inzicht  in de werking van de maag,  in  zuur‐base  reacties,  in  maagklachten  en  wat  behandeling  hiervan  voor  de  patiënt betekenen. Ook worden  in deze cursus de zes  leerlijnen geïntroduceerd, namelijk: chemie van geneesmiddelen,  toediening  van  geneesmiddelen,  kinetiek  van  geneesmiddelen, werking  van geneesmiddelen,  therapie  met  geneesmiddelen  en  onderzoek  naar  geneesmiddelen.  Deze leerlijnen  komen  alle  zes  afzonderlijk  als  cursus  aan  bod  in  het  verdere  eerste  jaar  van  de bachelor Farmacie.   STUDIELAST De duur van deze cursus is vier weken. Na afronding van de cursus ontvang je 6,0 studiepunt  

1.3  Rooster en programma De cursus duurt 4 weken, en beslaat per week 5 dagen van 8 uur. De ingeroosterde tijd bestaat uit  vier  hoorcolleges  (HC),  negen  werkcolleges  (WC),  drie  werkgroepen  (OW‐groep),  een practicum  (PR)  en  een  groepsproject.  Er wordt  van  uitgegaan  dat  de  overig  beschikbare  tijd besteed wordt aan zelfstudie ter voorbereiding van deze onderwijsonderdelen. In tabel 1 vind je het globale programma. Je persoonlijke rooster is in te zien, in de MyUU app. Deze app is gratis beschikbaar in de app‐stores van Android en Apple. https://play.google.com/store/apps/details?id=com.stucomm.studentapp https://itunes.apple.com/nl/app/myuu/id995217070?mt=8    

Page 5: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

5  

Tabel 1: Overzicht onderwijsprogramma inleiding in de Farmacie  

Week  Dag  Onderdeel  Inhoud onderwijsonderdeel  Discipline 

1  ma  HC1 HC2 

Introductiecollege Maag en spijsvertering Presentatie casus 1 

Farm Bio Bio & Gnk 

  di  WC1 Zelfstudie WC2 

Anatomie maag en maagzuurregulatie Zelfstudie voor werkcollege 2 Regulatie maagsap 

Bio Bio Bio 

  wo  OW‐groep 1 WC3 

Mindmap zuren‐basen Zuren en basen 

Sk Sk 

  do  Zelfstudie  Zelfstudie maagzuurregulatie en casus 1  Bio 

  vrij  OW‐groep 2  Farmacologische beïnvloeding van maagzuursecretie Feedback casus 1 

Farm Bio & Gnk 

2  ma  HC3 HC4 

Onderwerpen worden deels door studenten aangeleverd Presentatie casus 2 

Combi  Combi 

  di  Zelfstudie WC4 

Zelfstudie veiligheid lab vaardigheden Voorbereiding practicum 

Sk Sk 

  wo  Practicum 1  of zelfstudie 

Zuren en basen  of zelfstudie casus 2  

Sk Sk & Farm 

  do  Practicum 1  of zelfstudie 

Zuren en basen  of zelfstudie casus 2 

Sk Sk & Farm 

  vrij  WC5  Zelfstudie 

Wrap up zuren en basen Feedback casus 2 Zelfstudie zuren en basen Voorbereiding WC6 

Sk Sk & Farm 

3  ma  Zelfstudie  Zelfstudie tentamen, voorbereiding WC6 Presentatie casus 3 

Combi Farm 

  di  WC6 Zelfstudie 

Geneesmiddelen en H. pylori  Zelfstudie farmacotherapie 

Farm Combi 

  wo  WC7  Wrap up farmacotherapie Feedback casus 3 

Farm Farm  

  do  Zelfstudie  Zelfstudie tentamen  Combi 

  vrij  Toets  Schriftelijk tentamen  Combi 

4  di  WC8  Introductie groepsproject  Combi 

  wo  Zelfstudie  Zelfstudie groepsproject  Combi 

  do  Zelfstudie  Zelfstudie groepsproject  Combi 

  vrij  WC9 OW‐groep 3  

Presentatie groepsproject  Feedback schriftelijk tentamen 

Combi Combi 

Afkortingen  disciplines;  Farm=Farmacie,  Bio=biologie,  Sk=scheikunde,  Gnk=geneeskunde,  en Combi=combinaties van 3 of meerdere disciplines.   

Page 6: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

6  

1.4  ORGANISATIE  COORDINATOR  Dr. K.  (Karin) Slot, Afdeling Farmacologie, David de Wiedgebouw kamer 2.64, Universiteitsweg 99, Utrecht, [email protected]  EXAMINATOR Dr. F. (Ferdi) Engels, Afdeling Farmacologie, David de Wiedgebouw kamer 2.66, Universiteitsweg 99, Utrecht, [email protected]  DOCENTEN Op de Blackboardpagina van  Inleiding  in de Farmacie vind  je de docenten die bij deze cursus betrokken zijn. Je logt hiervoor in met je Solis ID (http://uu.blackboard.com).   

2.  ONDERWIJSVORMEN In deze  cursus maak  je kennis met verschillende onderwijsvormen die worden gebruikt  in de bachelor Farmacie, namelijk 

Hoorcollege:  grootschalig  onderwijs  waarbij  de  docent  op  een  interactieve  wijze informatie bespreekt met de  studenten.  In  sommige  gevallen  (HC3 en HC4) wordt de inhoud van het HC bepaald door de studenten zelf. Daarbij is het de bedoeling dat je zelf onderwerpen aanlevert waarover je meer uitleg wenst; 

Werkgroep  (15  studenten): kleinschalig onderwijs waarbij de  studenten  interactief een bepaald onderwerp bespreken en uitwerken; 

Werkcollege  (30  studenten):  kleinschalig  onderwijs  waarbij  de  studenten  geleerde informatie verwerken, toepassen en evalueren; 

Practicum: kleinschalig onderwijs waarbij de studenten de opgedane theoretische kennis over zuren en basen toepassen in de praktijk; voor de practica en werkcolleges zijn twee ow‐groepen samengevoegd. 

Groepsproject:  kleinschalig  onderwijs  waarbij  de  studenten  in  groepjes  van  5‐6 studenten werken aan een project  in een werkcollege setting. Als farmaceutisch bedrijf ga  je  een  advertentie  voor  3  verschillende  typen  maagzuurremmers  opstellen  en presenteren. In de inleidende werkcollegebijeenkomst krijg je een inhoudelijke instructie en  handvatten  voor  projectmanagement,  groepswerk  en  peerfeedback. Na  zelfstudie, presenteer  je  als  groepje  je  3  verschillende  typen maagzuurremmers met  behulp  van een poster  in het werkcollege  “presentatie groepsproject”.  Je wijze  van aanprijzen en argumentatie wordt vervolgens beoordeeld door zowel de docent als je medestudenten aan de hand van vooraf beschikbare beoordelingscriteria.  

Zelfstudie: naast de reguliere wijze van zelfstudie wordt er  in deze cursus onder andere gebruik gemaakt van e‐learning en online modules. 

 

 

 

Page 7: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

7  

VOORBEREIDING, ACTIEVE INZET EN AANWEZIGHEID 

Bij  al  het  onderwijs  gaan  we  er  vanuit  dat  een  goede  voorbereiding  en  actieve  deelname bijdraagt aan het  leereffect. Daarom verwachten we dat  je  je voorbereidt en actief deelneemt aan  alle  onderdelen.  Mocht  je  vragen  of  opmerkingen  hebben  over  de  stof  of  wijze  van begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht  je vanwege dringende redenen (bijv. ziekte, huwelijk) niet aanwezig kunnen zijn bij een onderdeel, dan verwachten we dat je je tijdig afmeldt bij de betreffende docent (de docent van je onderwijsgroep of de contactpersoon van dat practicum) en zonodig afspraken maakt over hoe je de stof van het gemiste onderdeel in kan halen. 

 3.  STUDIEMATERIAAL In inleiding van de Farmacie wordt gebruik gemaakt van 3 verplichte boeken.  

Pandit  NK,  Introduction  to  the  Pharmaceutical  Sciences  (slechts  het  inleidende hoofdstuk),  LWW,  2012.  We  hebben  dit  inleidende  hoofdstuk  uit  dit  kernboek  van Farmacie gekozen omdat het heel duidelijk de basis beschrijft van de Farmacie en de zes eerder genoemde leerlijnen introduceert. 

Boron WP & Boulpaep EL, Medical Physiology, Chapter 42 Gastric function (p. 863‐878), 2016, 3rd updated edition. Dit boekhoofdstuk bevat nuttige  informatie over de bouw, functie en werking van de maag, en de wijze van maagzuurregulatie. Bestudeer vooral ook de figuren en legenden; ze bevatten belangrijke samenvattende informatie. 

Denton P & Rostron C, Pharmaceutics, the Science of Medicine Design, University Press, 2013  (hoofdstuk  6  Acids &  bases;  ook  als  kernboek  opgegeven  in  BA102, waarbij  de hoofdstukken 5, 8 en 10 gebruikt worden).  In dit hoofdstuk worden de basisprincipes van zuur‐base reacties uitgelegd, dit thema wordt  in BA102 verder uitgewerkt door de zuur‐base eigenschappen van functionele groepen te bespreken. 

 Ondanks  dat  je  van  deze  kernboeken  voorlopig maar  een  of  enkele  hoofdstukken  hoeft  te bestuderen,  raden  we  je  toch  aan  om  deze  boeken  alvast  aan  te  schaffen,  omdat  je  ze gedurende de rest van je bachelor Farmacie ook nodig hebt.  Daarnaast zijn de volgende internetbronnen nodig voor Inleiding in de Farmacie. 

http://kennisbank.knmp.nl. Dit is een essentiële kennisbank voor de apotheker (in spe). Tot deze site heb je alleen toegang op de campus! 

http://www.fk.cvz.nl/ De site van het Farmacotherapeutisch Kompas bevat erg nuttige en ook onafhankelijke geneesmiddelinformatie voor zorgprofessionals. 

https://www.nhg.org/standaarden/samenvatting/maagklachten.  Deze  site  geeft  de richtlijnen  die  zijn  bedoeld  om  het  medische  beleid  bij  maagaandoeningen  in  de dagelijkse praktijk van de huisarts te ondersteunen.  

http://uu.blackboard.com  Cursus  BA101  heeft  een  eigen  Blackboard‐site.  Je  logt hiervoor in met je Solis ID. Via Blackboard vindt de onderlinge communicatie plaats, dus bekijk deze site regelmatig. Ook vind  je hier o.a. de cursuswijzer, relevante publicaties, collegesheets (indien beschikbaar) en discussieruimte (een forum waarop  je vragen kan stellen, die door medestudenten beantwoord kunnen worden). 

Page 8: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

8  

4.  TOETSING 

Inleiding  in  de  Farmacie  kent  diverse  toetsmomenten,  waaronder  2  summatieve  toetsen (schriftelijk tentamen en groepsproject) en 3 formatieve toetsen (participatie aan de hand van rubric,  entreetoets  en  practicumverslag). Met  een  summatieve  toets wordt bepaald op welk niveau je als student functioneert aan de hand van een cijfer. Bij een formatieve toets gaat het niet zozeer om op welk niveau je presteert, maar meer om er achter te komen wat je nodig hebt om verder te leren.   SCHRIFTELIJK TENTAMEN Het  schriftelijk  tentamen  is  aan  het  einde  van  week  3.  Dit  tentamen  is  gebaseerd  op  de studiestof  die  in  de  werkgroepen,  werkcolleges,  hoorcolleges  en  het  practicum  (incl. nabesprekingen)  is behandeld. Het  tentamen bevat  zowel open essay, goed/fout als gesloten meerkeuze vragen, zodat je ervaring kan opdoen met de uiteenlopende typen tentamenvragen die bij Farmacie gebruikelijk zijn. Je mag gedurende deze toets alleen een rekenmachine van het type  Casio  fx‐82ms  gebruiken.  Grafische  rekenmachines  of  andere  hulpmiddelen  zijn  niet toegestaan.  Tijdens  het  tentamen  dien  je  een  geldig  legitimatiebewijs  (rijbewijs,  paspoort  of identiteitsbewijs) te tonen. In sommige gevallen (bijvoorbeeld bij dyslexie, handicap, problemen met het Nederlands) kun  je extra tentamentijd krijgen. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet  je  wel  een  officiële  verklaring  hebben  van  de  studieadviseur  (email: [email protected]). Het schriftelijk tentamen zal nagekeken worden aan de hand van de Bloom cognitieniveaus, en vervolgens aan het einde van week 4 van de cursus, samen met de studenten, geëvalueerd worden aan de hand van een antwoordmodel, zodat je inzicht krijgt in je individuele scores op de diverse typen vragen en onderwerpen.   GROEPSPROJECT Het groepsproject vindt plaats  in week 4, waarbij  je de eerder opgedane kennis en  inzichten over zuur base evenwichten dient toe te passen op de maag en geneesmiddelen. Het start met een inleidend werkcollege om het project inhoudelijk toe te lichten en met wat handvatten ter bevordering van de samenwerking en het projectmanagement. Na zelfstudie dient het project uitgewerkt te worden aan de hand van opdrachten en vragen. De beoordeling van het project vindt deels plaats door middel van peerfeedback met vooraf opgestelde beoordelingscriteria. De  individuele participatie in het groepsproject wordt beoordeeld aan de hand van een rubric. Indien de werkprestaties binnen  je groep onevenredig verdeeld  zijn, dan kan het gemiddelde groepscijfer aangepast worden per  student, d.w.z. dat  respectievelijk diegenen met goede of slechte werkprestaties punten  in meerdering of mindering gebracht worden  ten opzichte van het gemiddelde cijfer.  BEREKENING EN BEKENDMAKING VAN DE CIJFERS De  cursus  (6,0  ECTS)  is  behaald  als  beide  becijferde  onderdelen  (schriftelijk  tentamen  en groepsproject) met tenminste een 4,0 afgesloten zijn en het gemiddelde eindcijfer ten minste een 5,5 is. Het schriftelijk tentamen telt voor 80% mee, het groepsproject voor 20%. Gemiste of onvoldoende  (mits  tenminste een 4.0) onderdelen kunnen  in de daaropvolgende aanvullende toetsperiode  aangevuld  worden.  Je  individuele  cijfer  wordt  bekendgemaakt  op  Blackboard onder ‘my grades’ en vervolgens op Osiris.  

Page 9: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

9  

Niet kunnen deelnemen aan een toets Wanneer een student niet kan deelnemen aan een toets, dient deze dat zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor aanvang van de toetsing, per e‐mail en met opgaaf van reden aan het studiepunt te melden. Wanneer voldaan is aan alle voorwaarden (zie paragraaf over aanvullende toetsing) kan de  student  toegelaten worden  tot de aanvullende of vervangende  toetsing. Bij een onvoldoende resultaat,  kan  de  student  bij  de  examencommissie  een  aanvraag  indienen  voor  een  extra aanvullende  of  vervangende  toets.  In  dit  geval  verlangt  de  examencommissie  bewijsmateriaal waaruit blijkt dat deelname aan de reguliere of aanvullende toets niet mogelijk was (zorg dus voor bewijsmateriaal!).  De  examencommissie  beslist  op  grond  van  de  aanvraag  en  het  overlegde bewijsmateriaal of de student recht heeft op een extra aanvullende of vervangende toets. Wanneer de student zich niet afmeldt voor een reguliere toets wordt dit beschouwd als afmelding zonder  geldige  reden. De  student  kan  ‐indien  aan de  inspanningsverplichtingen  van de  cursus  is voldaan‐ aan de aanvullende of vervangende toets deelnemen. Mocht het resultaat hierna niet aan de eisen voldoen, dan dient de cursus opnieuw gevolgd te worden.   De examencommissie heeft  spreekuur,  iedere woensdag 17.00, DDW 1.1  en  is bereikbaar  via  e‐mail: [email protected].   Aanvullende of vervangende toetsing Indien de  student  aan  alle  inspanningsverplichtingen  tijdens de  cursus heeft  voldaan, maar hem niettemin geen voldoende, maar wel minimaal het cijfer 4,0 (niet afgerond) is toegekend, wordt hij in  de  gelegenheid  gesteld  aan  de  aanvullende  toetsing  deel  te  nemen.  Let  wel:  er  is  geen automatisch recht op aanvullende of vervangende toetsing. Een student kan door een examinator bij  een  onvoldoende  eindresultaat  uitgesloten  worden  van  deelname  aan  een  aanvullende  of vervangende  toets,  indien hij  gedurende de  cursus niet  aan  alle  inspanningsverplichtingen,  zoals vermeld  in  de  cursuswijzer,    heeft  voldaan.  Binnen  enkele  dagen  na  het  bekend maken  van  de einduitslag wordt dat door de examinator meegedeeld. Het recht op aanvullende of vervangende toetsing vervalt dus ook wanneer het eindresultaat 3,99 of lager is.   De aanvullende  toetsing wordt gehouden  in de periode  zoals  vermeld  in het blokrooster  van de bachelor Farmacie. De aanvullende toetsing is een integraal onderdeel van een cursus. De vorm en de  inhoud  van  de  toets  (schriftelijk, mondeling,  stofomschrijving  etc.) worden  bepaald  door  de examinatoren en tijdig bekend gemaakt. De student is verplicht deel te nemen aan de aanvullende toetsing die valt in de periode genoemd in het rooster. Deze aanvullende of vervangende toetsing is ook  bedoeld  voor  studenten  die  door  persoonlijke  omstandigheden  of  door  overmacht  (zoals ziekte, vertraging openbaar vervoer) niet deel hebben kunnen nemen aan een reguliere toets.  Met  nadruk  wordt  er  op  gewezen  dat  aan  een  student  maar  éénmaal  een  gelegenheid  tot aanvullende toetsing wordt gegeven, tenzij door de examencommissie een uitzondering is gemaakt. Beroep Bij het College  van Beroep  voor de Examens  (CBE)  kun  je  in beroep gaan  tegen het  toegekende eindcijfer  van  een  cursus.  Het  is  zeer  aan  te  bevelen  de  zaak  eerst  met  de  examinatoren (coördinator en/of voorzitter) van de cursus, en eventueel met de examencommissie te bespreken. Zie opleidingstatuut voor nadere  informatie.  Indien  je bezwaar hebt tegen andere beslissingen die in  deze  cursus  genomen  zijn,  kun  je  contact  opnemen  met  de  desbetreffende  docent,  de coördinator of  je tutor.  In de gevallen die niet beschreven zijn  in deze paragraaf over de toetsing beslissen  de  examinatoren  van  de  cursus.  Meer  informatie:  http://students.uu.nl/praktische‐zaken/regelingen‐en‐procedures/klachten‐bezwaar‐en‐beroep. 

Page 10: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

10  

Fraude Door de Universiteit Utrecht wordt fraude bestraft.  In de OER  is een paragraaf opgenomen welke sancties met betrekking tot fraude worden gehanteerd.  Inzage Op  grond  van  de  OER  heeft  elke  student  recht  op  inzage  van  zijn/haar  werk,  alsmede  de modelantwoorden en de norm aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaats gevonden. Voor cursussen geldt dat er een collectief inzagemoment wordt georganiseerd. Tijdens de inzage zijn de opgaven,  de  modelantwoorden  alsmede  de  normering  voor  de  studenten  beschikbaar.  Indien gewenst kan je een foto maken van je eigen werk. Tijdens het inzagemoment heb je geen tas, pen of potlood bij de hand. Tijdens het  inzagemoment wordt niet  inhoudelijk gediscussieerd over de beantwoording  van  de  vragen.  Docenten  kunnen  wel  een  toelichting  geven  op  de  vragen  en antwoorden en eventuele onduidelijkheden.  Indien  je   na de  inzage van mening bent dat een of meerdere vragen ten onrechte onjuist beoordeeld zijn, dan kan je dit kenbaar maken per e‐mail aan de coördinator van de cursus. Mocht je het niet eens zijn met de coördinator dan kun je beroep of bezwaar aantekenen bij het College van Beroep voor de Examens (CBE). Houd wel in de gaten dat een  beroep  bij  het  CBE  binnen  zes weken  nadat  het  cijfer  bekend  gemaakt  is  in  OSIRIS, moet worden  ingediend. Het  CBE  heeft  niet  de  taak  en  de  bevoegdheid  (en  ook  niet  de  inhoudelijke kennis) om een tentamen (opnieuw inhoudelijk) te beoordelen. Wat het CBE wel doet is toetsen of de  beoordeling  voldoende  zorgvuldig  tot  stand  is  gekomen  en  of  zij  voldoende  is onderbouwd/gemotiveerd.   Onvoldoende na aanvullende toetsing  Indien  het  resultaat  na  de  aanvullende  of  vervangende  toets  onvoldoende  is,  dient  de  cursus opnieuw gevolgd  te worden. Ook het niet deelnemen aan de aanvullende  toets betekent dat de student  de  cursus  over  moet  doen,  tenzij  sprake  is  van  persoonlijke  omstandigheden  of  van overmacht. In dit geval kan de student in de gelegenheid gesteld worden een extra aanvullende of vervangende  toets af  te  leggen. Verzoeken hiertoe dienen binnen 20 werkdagen na het moment van de aanvullende toetsing bij de examencommissie te worden  ingediend. De student dient een dergelijk verzoek met  schriftelijk bewijs  te kunnen ondersteunen.  Indien de omstandigheden van niet  kunnen  deelnemen  van  vertrouwelijke  aard  zijn,  kan  dit met  de  studieadviseur  besproken worden. Bij toekenning van het verzoek wordt  in overleg met de examinator een datum voor een nieuwe  aanvullende  of  vervangende  toets  vastgesteld. Uitgangspunt  hierbij  is  dat  deelgenomen wordt aan een van de reguliere toetsen van de cursus. Indien de cursus, eventueel na aanvullende toetsing, niet of met een onvoldoende eindcijfer wordt afgerond,  dient  de  gehele  cursus  te worden  overgedaan. Dit  houdt  onder meer  in  dat  aan  alle activiteiten binnen de cursus dient te worden deelgenomen. 

 

5.  ACADEMISCHE VAARDIGHEDEN EN PROFESSIONEEL GEDRAG  In deze periode wordt er in de cursus Academische Vaardigheden (Ba‐100) aan de volgende portfolio‐ onderdelen gewerkt: 

1. Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP) 2. Rekentoets 3. Taaltoets 4. Studievaardigheden (STV) 5. Beroepsoriëntatie (BO) 

Page 11: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

11  

6.  CURSUSMATERIAAL    

WEEK 1  

Casus 1  

Miriam  is een maand geleden begonnen met de studie Farmacie. Sinds enkele dagen heeft zij last van zure oprispingen en een brandend gevoel achter het borstbeen. Zij was even bang voor hartproblemen, maar  volgens  haar  student‐mentor  is  het waarschijnlijk  brandend maagzuur. Miriam  vraagt  zich  af  wat  er  nu  eigenlijk  precies  aan  de  hand  is.  Wat  is  de  functie  van maagzuur? Waarom brandt het nu ineens en normaal niet? Tast het zuur de maag niet aan?   

 Maandag   

Hoorcollege 1: Introcollege (belang cursus, plaats curriculum en praktische zaken) 

Hoorcollege 2: Maag (inclusief onderstaande module over spijsvertering)  Module over spijsvertering. Opdracht tijdens hoorcollege 2 De maag  is onderdeel van ons spijsverteringsstelsel. Voordat  je  je gaat verdiepen  in de functie en  de  regulering  van  de  maag,  dien  je  een  overzicht  te  hebben  van  het  gehele spijsverteringsstelsel.  

‐ Vertoning  van  de  video  ‘The  Food  Machine’  uit  de  serie  Body  Atlas  van  Discovery Channel© (duur: 25 minuten). 

‐ Vervolgens  worden  via  PresentersWall  vragen  gesteld.  Zie  http://educate‐it.sites.uu.nl/votingtool‐presenterswall‐voor‐hele‐uu‐beschikbaar/ voor meer  informatie over PresentersWall. Alle studenten moeten hun laptop/tablet/smartphone meenemen. 

 Leerdoelen:  (1)  de  maag  kunnen  plaatsen  in  de  context  van  spijsvertering  en  het  hele spijsverteringsstelsel, (2) je realiseren dat je informatie die je hoort/ziet tijdens een hoorcollege niet allemaal meteen onthoudt, (3) ervaring opdoen met een spanningsboog (25 min aandachtig luisteren en kijken, daarna een ontspannen PresentersWall sessie).  

    

Page 12: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

12  

Dinsdag  N.b. cursuswijzer, laptop/tablet, en Boron hoofdstuk nodig; neem deze mee!) 

 

Werkcollege 1: Anatomie van de maag en maagzuurregulatie.  9‐10 uur Anatomie.   Opdracht  1:  Bestudeer  in  Junqueira  (zie  Blackboard)  in  duo’s  de  anatomie  van  de maag. De volgende vragen kunnen daarbij als leidraad dienen: 

1. Wat  is  de  betekenis  van  de  volgende  termen:  distaal,  proximaal,  apicaal,  luminaal, basolateraal? 

2. Beschrijf de opbouw van de maagwand. 3. Wat is de functie van de maag? 4. In welke segmenten kan de maag verdeeld worden?  5. Welke cel‐types kunnen onderscheiden worden en waarvoor dient elke cel? 6. Geef per segment aan welke cellen daar voorkomen. 7. De  zuurproducerende  cel  in  rust  ziet  er  anders  uit  dan  in  actieve  vorm.  Teken  beide 

vormen en verklaar de verschillen.  10‐11 uur Wat is jouw favoriete eten? Je hoeft dat gerecht alleen maar te ruiken of te zien, en het  water  loopt  je  al  in  de mond. Wat  je misschien  niet  weet,  is  dat  je maag  zich  ook  al voorbereidt op dat lekkere eten door meer maagsap aan te maken. Hoe gaat dat in zijn werk?  Opdracht  2:  Bekijk  de  animatie  ‘Three  phases  of  gastric  secretion’  (duur:  ca.  2  minuten). http://highered.mheducation.com/sites/0072507470/student_view0/chapter24/animation__three_pha

ses_of_gastric_secretion.html Beantwoord daarna de 5 meerkeuzevragen die worden gesteld op dezelfde webpagina.   Beantwoord ook de volgende vragen:  

1. Verklaar de namen van de drie fasen. 2. Geef bij elke fase aan welke hormonen, neurotransmitters en/of cellen betrokken zijn bij 

de maagsapsecretie. 3. Zet de informatie uit het filmpje in een schema. 

 

 Zelfstudie 11‐15 uur   Opdracht 3: De animatie en de bijbehorende vragen geven slechts een oppervlakkig beeld van 

de regulatie van de afgifte van maagsap. Bestudeer nu in Boron de regulatie van 

maagsapsecretie tijdens de 3 fases die in de animatie werden genoemd (https://elsevierelibrary‐

co‐uk.proxy.library.uu.nl/pdfreader/medical‐physiology‐2e‐updated‐edition). Maak aantekeningen 

van aspecten die je niet begrijpt. Neem deze aantekeningen mee naar het werkcollege.  

Page 13: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

13  

Werkcollege 2: Regulatie van maagsap   15‐17 uur Leerdoelen zijn (a) inhoudelijk: inzicht en overzicht verkrijgen m.b.t. de regulatie van maagsap en (b) vaardigheden: aanpak zelfstudie, leren kritisch lezen.   

o Het werkcollege begint met een elektronische  (formatieve)  toets over opdrachten 1‐3. Hierbij wordt gebruik gemaakt van PresentersWall. 

o Reflectiemoment op de  resultaten. Hoe ging de  toets? Hoe ging de  zelfstudie? Heb  je bewust  gekozen  voor een bepaalde  aanpak? Ben  je problemen  tegengekomen? Waar heb je hulp nodig m.b.t. de aanpak? 

o Maak  in  duo’s  een  schema  op  een  A4  vel  waarin  de  regulatie  van maagsapsecretie duidelijk wordt aangegeven. Bespreek daarbij met elkaar je aantekeningen met aspecten die je niet begreep bij de zelfstudie. 

o Bestudeer in 30 minuten het artikel van Feldman en Richardson (Role of thought, sight, smell,  and  taste  in  the  cephalic  phase  of  gastric  acid  secretion  in  humans, Gastroenterology 90:428‐433, 1986; zie Blackboard).  

o Heeft dit artikel  je  inzicht/begrip vergroot? Pas het schema aan, voeg nieuwe  inzichten toe. 

 Opdracht voor zelfstudie en voorbereiding (op donderdag) voor de onderwijsgroep van vrijdag 

Lees het hele hoofdstuk in Boron over de maag. Maak bij je zelfstudie een schema/mindmap op A3 formaat over alle belangrijke aspecten van de anatomie van de maag, de fysiologie van de maag en de regulatie van maagsapsecretie. Neem Boron én  je schema/mindmap mee naar de werkgroep bijeenkomst.  

 Woensdag  

Werkgroep 1: Mindmap zuren‐basen   Tijdens deze bijeenkomst ga je met elkaar brainstormen over zuren en basen. Wat weet je over dit onderwerp en wat  is  tijdens de scheikundelessen op het VWO behandeld? Alles wat  je  te binnen schiet schrijf  je op een vel papier,  laat  jezelf  in eerste  instantie niet hinderen door wat anderen al hebben genoemd/opgeschreven; wees creatief en alle originele en  ‘out‐of‐the‐box’ gedachten dragen bij aan een beter begrip. Vervolgens schrijf je alle suggesties op het bord en ga daarbij schematisch te werk: onderwerpen die min of meer bij elkaar horen groepeer je, en probeer  als werkgroep uit  alle opmerkingen de  kernbegrippen  af  te  leiden. Vervolgens  ga  je door  zelfstudie  na wat  de  kernbegrippen  zoal  betekenen.  Je  zoekt  dit  op  in  de  aangereikte leerboeken  en  op  diverse  internet‐bronnen.  Een  zeer  nuttige  website  hiervoor is:http://www.wiley.com/college/pratt/0471393878/student/review/acid_base/index.html Mogelijke vragen: 

1. Wat  gebeurt  er  indien  een  oplossing  van HCl  gemengd wordt met  een  oplossing  van Na2CO3 en welk gas ontstaat hierbij? 

Page 14: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

14  

2. Wat is het verschil tussen Ka en pKa? 3. Rangschik de  volgende  zuren  in  sterkte, begin met het  sterkste  zuur: ethaanzuur Ka = 

1,8∙10‐5, mierenzuur  Ka  =  1,8∙10‐4,  boorzuur  Ka  =  7,3∙10

‐10,  zwaveligzuur  Ka  =  1,2∙10‐2, 

benzoëzuur Ka = 6,3∙10‐5. 

 

Werkcollege 3: Zuren en basen  

 Zijn er vragen naar aanleiding van de ochtendsessie en zelfstudie? Tijdens het werkcollege ga je in  een  groepje  met  vier  medestudenten  (groepsgrootte  5)  de  opgaven  uitwerken.  Het  is belangrijk  dat  je  in  eerste  instantie  je  eigen  antwoord  opschrijft  op  een  gezamenlijk antwoordvel zoals afgebeeld. Je eigen antwoord schrijf je op in een van de buitenste (6) vakken. Vervolgens bediscussieer je met je medestudenten een gezamenlijk antwoord, dat je opschrijft in  het  vierkant  in  het  midden.  Dit  gezamenlijke  antwoord  wordt  tegen  het  eind  van  het werkcollege uitgewisseld met alle aanwezige studenten.  

  Beantwoorde de volgende vragen tijdens het werkcollege A1. Bereken de pH van een oplossing die 0,1 mmol HCl in 100 mL water bevat. A2. Bereken de pH van een oplossing die 60 mg azijnzuur per 250 mL water bevat. A3. Bereken de pH van een oplossing die 1 g/L natriumacetaat bevat. A4. Een oplossing van natriumhydroxide wordt bereid door 6,0 g NaOH  in 1,00 L water op  te lossen. Bereken de [(OH)‐] in mol/L, de pOH en de pH van de oplossing, en bereken de [(H3O)

+] van deze oplossing.  B1. Schrijf het zuur‐base evenwicht op en bereken de bijbehorende pH wanneer 20 mL 0,1 M azijnzuuroplossing wordt gemengd met 30 mL 0,1 M natriumacetaat‐oplossing. B2.  Veronderstel  dat  25,00 mL  van  een  0,100 M  HCl  oplossing  wordt  toegevoegd  aan  een acetaat‐buffer, welke verkregen is door 0,100 mol azijnzuur en 0,110 mol natriumacetaat op te lossen  in water.  Bereken met  deze  gegevens  de  pH  van  de HCl  oplossing  en  de  pH  van  de bufferoplossing.  C1. Bereken het volume van een 0,100 M KOH oplossing welke nodig is om 300 mL HCl oplossing te neutraliseren waarvan de pH 2,25 bedraagt. C2. In een titratie‐experiment wordt een oplossing van 0,2 mol/L NaOH toegedruppeld aan een bekerglas waarin zich 30 mL van een 0,1 mol/L oplossing HNO3 bevindt. Bereken de pH van de oplossing in het bekerglas indien: (a) geen NaOH oplossing is toegevoegd, (b) na toevoegen van 5 mL NaOH oplossing, (c) na toevoegen van 10 mL NaOH oplossing, (d) op het equivalentie‐punt, (e) na toevoegen van 20 mL NaOH oplossing. 

Page 15: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

15  

 Overige vragen voor zelfstudie en eventueel voor WC5 Wrap‐up zuren en basen  A1. Wat gebeurt er wanneer je HCl oplost in water? Dissocieert in een H+ en in een Cl‐ deeltje. Vindt er volledige dissociatie plaats dan spreekt men van een sterk zuur en hierbij is de pKa <0. H

+ wordt door water opgenomen, water treedt hierbij op als base, en vormt H3O

+ (Brønsted zuur‐base theorie). A2. Welke deeltje neemt een proton op (staat een proton af) indien NaOH (HCl) wordt opgelost in water? NaOH in H2O: water (H2O) staat een proton (H

+) af (water fungeert als zuur); HCl in H2O: water neemt een proton op (water fungeert als base). Water is een voorbeeld van een amfolyt. A3. Wat gebeurt er indien een oplossing van HCl gemengd wordt met een oplossing van Na2CO3 en welk gas ontstaat hierbij? 

HCl fungeert als zuur terwijl Na2CO3 basisch reageert. De reactievergelijking luidt: HCl + Na2CO3  H2CO3 

+ Na+ + Cl‐; H2CO3  H2O + CO2. De gasbelletjes die ontstaan bestaan uit CO2. De vorming van H2CO3 uit CO3

2‐ vindt plaats in twee stappen waarbij iedere stap bestaat uit de opname van één proton. A4. Is H2SO4 het geconjugeerde zuur van (SO4)

2‐? Verklaar je antwoord. Nee. H2SO4 is een tweewaardig zuur en kan tweemaal een proton afstaan, de reactievergelijking luidt: 

H2SO4  H+ + (HSO4)‐  H+ + (SO4)

2‐; hieruit blijkt dat (HSO4)‐ het geconjugeerde zuur van (SO4)

2‐ is. A5. Wat is het verschil tussen Ka en pKa? 

De algemene dissociatiereactie van een zuur luidt: HA  H+ + A‐ en hiervoor kan de volgende evenwichtsconstante opgeschreven worden: Ka = ([H

+]∙[A‐])/[HA], waarbij Ka = 0 bij geheel onvolledige dissociatie en Ka = ∞ bij volledige dissociatie. Hoe groter Ka hoe meer dissociatie hoe sterker het zuur. pKa = ‐log(Ka) en heeft een negatieve getalswaarde bij volledige dissociatie en een positieve getalswaarde onvolledige dissociatie. Hoe groter pKa hoe minder dissociatie hoe zwakker het zuur. A6. Rangschik de volgende zuren in sterkte, begin met het sterkste zuur: ethaanzuur Ka = 1,8∙10

‐5, mierenzuur Ka = 1,8∙10

‐4, boorzuur Ka = 7,3∙10‐10, zwaveligzuur Ka = 1,2∙10

‐2, benzoëzuur Ka = 6,3∙10‐5. 

zwaveligzuur, gevolgd door mierenzuur, benzoëzuur, ethaanzuur, boorzuur (het zwakste zuur). A7. Is het geconjugeerde zuur van een sterke base: zeer sterk, sterk, zwak, of zeer zwak? Verklaar je antwoord. 

Voor de volgende zuur‐base reactie geldt: (OH)‐ (base) + HCl (zuur)  H2O (geconjugeerd zuur) + Cl‐ 

(geconjugeerde base), hierin is (OH)‐ een sterke base die met het zeer sterke zuur HCl reageert tot H2O en Cl‐, waarbij H2O het zwakke geconjugeerde zuur is en Cl

‐ de zeer zwakke geconjugeerde base. A8. Schrijf het dissociatie‐evenwicht op van de volgende zwakke zuren (geef alleen de eerste stap in deze reactievergelijking): (a) HNO2 (b) H3PO4 (c) (HCO3)

‐ (d) (HPO4)2‐ 

(a) HNO2  H+ + (NO2)‐, (b) H3PO4  H+ + (H2PO4)

‐, (c) (HCO3)‐  H+ + (CO3)

2‐, (d) (HPO4)2‐  H+ + (PO4)

3‐.  B1. Rangschik de volgende oplossingen naar oplopende pH: citroensap, accuzuur, maagsap, gootsteenontstopper, cola, melk, kraanwater, bloed, zeepoplossing, speeksel. accuzuur (pH < 1), maagsap (pH 1), citroensap (pH 2), cola (pH 2,5), speeksel (pH 5,5), melk (pH 6,5), kraanwater (pH 7), bloed (pH 7,3), zeepoplossing (pH 9), gootsteenontstopper (pH >12). B2. Bereken de [(H3O)

+] in een oplossing van HCl bij een pH = 1,5; bereken de [(OH)‐] in een oplossing van KOH bij pH = 12,5. 

H3O+  0,032 mol/L; OH‐= 0,032 mol/L 

B3. Bereken de pH van de oplossing die verkregen wordt indien 38,0 mL van een 0,00200 M HCl oplossing gemengd wordt met 40,0 mL 0,00180 M NaOH. pH = 4,29. 

Page 16: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

16  

B4. Bereken de pH van een oplossing die zowel 0,100 M HCl als 0,125 M azijnzuur bevat. Wat is de concentratie van het acetaat anion in deze oplossing. pH = 1; [Ac‐] = 2,18∙10‐5 mol/L.  C1. Wat is het kenmerkende onderscheid tussen een gebufferde oplossing en een niet‐gebufferde oplossing? In een gebufferde oplossing zal de pH weinig veranderen indien een kleine hoeveelheid zuur of base wordt toegevoegd, dit in tegenstelling tot een niet‐gebufferde oplossing. Bovendien verandert de pH van een buffer‐oplossing niet indien deze verdund wordt. C2. Jij wilt een buffer maken die bij een zure pH buffert, je studiegenoot zegt dat dit niet kan omdat een buffer een neutrale pH in stand houdt. Wie heeft gelijk? Verklaar je antwoord. Een buffer‐oplossing wordt bereid hetzij uit een zwak zuur in combinatie met het zout van de geconjugeerde base, bijvoorbeeld azijnzuur en natriumacetaat, hetzij uit een zwakke base in combinatie met het zout van het geconjugeerde zuur, bijvoorbeeld ammonia (NH3 in water) en ammoniumchloride (NH4Cl). De combinatie van zuur/geconjugeerde base of base/geconjugeerd zuur bepaalt uiteindelijk de pH waarbij de buffer optimaal werkt. Je studiegenoot heeft dus ongelijk. C3. Bereken de pH van een buffer die is samengesteld uit oplossingen van 0,100 mol/L azijnzuur en 0,225 mol/L natriumacetaat. pH = 5,11. C4. Bereken de pH indien deze hoeveelheid HCl oplossing wordt toegevoegd aan 125 mL water. pH = 1,78.  D1. Omschrijf de termen ‘equivalentiepunt’ en ‘eindpunt’ met betrekking tot een zuur‐base titratiecurve. Equivalentiepunt: is het punt waar de totale hoeveelheid (aanwezig) zuur precies gelijk is aan de totale hoeveelheid (toegevoegde) base. Het eindpunt is het punt waarbij de zuur‐base indicator verandert van kleur en bij een juiste keuze van de indicator is het eindpunt in overeenstemming met (een goede benadering van) het equivalentiepunt. D2. Indien zoutzuur wordt getitreerd met een natriumhydroxide oplossing, wat is dan de pH van de oplossing op het equivalentiepunt? Precies 7 D3. Indien azijnzuur wordt getitreerd met een natriumhydroxide oplossing, wat is dan de pH van de oplossing op het equivalentiepunt? groter dan 7  D4. Voor de titratie van 25,00 mL van 0,1000 M azijnzuur wordt een 0,1000 M NaOH oplossing gebruikt. Bereken de pH van de oplossing (a) voordat NaOH is toegevoegd, (b) nadat 10,00 mL NaOH is toegevoegd, (c) wanneer de helft van het aanwezige azijnzuur geneutraliseerd is, (d) op het equivalentiepunt. (a) pH = 2,88, (b) pH =  4,58; (c) pH = 4,76 

 

 

Donderdag  

Zelfstudie maagzuurregulatie en casus 1  

   

Page 17: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

17  

Vrijdag 

 

Werkgroep 2: Farmacologische beïnvloeding van de maagzuursecretie.   Gebruikte  literatuur: Boeing et al. (2016) Antiulcer mechanisms of Vernonia condensata Baker: A  medicinal  plant  used  in  the  treatment  of  gastritis  and  gastric  ulcer.  Journal  of Ethnopharmacology 184:196–207 (zie Blackboard). De  Braziliaanse  onderzoekers  Boeing  et  al.  hebben  onderzocht  of  een ethanolextract  van  de  bladeren  van  de  plant  Vernonia  condensata  (zie  de figuur  hiernaast)  werkzaam  is  tegen  een  maagzweer  (ulcus  ventriculi).  De onderzoekers  hebben  gebruik  gemaakt  van  drie  verschillende proefdiermodellen voor maagzweren, die hieronder worden beschreven.  Ethanol‐induced ulcer Rats were divided in groups of six animals each and pretreated with vehicle (Veh: water plus 1% Tween 80, 1 ml/kg, p.o.), carbenoxolone  (Cbn: 200 mg/kg p.o.) or ethanolic extract  (3, 30 and 300mg/kg, p.o.) one hour before they received 1 ml of ethanol (0.5 ml/100g) in order to induce gastric  ulcer.  After  1  hour  of  the  ethanol  administration  the  animals  were  euthanized,  the stomachs were removed and opened along the greater curvature, and then area of lesion (mm2) was measured.  Nonsteroidal anti‐inflammatory drug (NSAID)‐induced ulcer Rats were divided in groups of six animals each and pretreated with vehicle (Veh: water plus 1% Tween 80,  1ml/kg,  p.o.),  carbenoxolone  (Cbn:  200  mg/kg  p.o.)  or  ethanolic  extract  (30  or 300mg/kg, p.o.). One hour after treatment, all the rats received indomethacin 80mg/kg (p.o.) in order to  induce gastric ulcer. Six hours  later, the animals were euthanized, the stomachs were removed and opened along the greater curvature, and the area of lesion (mm2) was measured.  Chronic gastric lesions induced by 80% acetic acid Rats  were  divided  in  groups  of  six  animals  each  and  anaesthetized  (xylazine  10mg/kg  and ketamine 5mg/kg i.p.). The stomach was exposed through a midline epigastric incision and 500 mL of 80% acetic acid was applied to the serosal surface of the stomach for 1 minute. Thereafter the acetic acid was removed and the area of contact was washed with sterile saline.The animals were deprived of  food  for  the next 24 hours with  free access  to water and 48hours after  the ulcer induction, the treatment was initiated with vehicle (Veh: water plus 1% Tween 80 1ml/kg, p.o.), omeprazole  (Ome: 20mg/kg),  and ethanolic extract  (300mg/kg)  twice  a day  for 7 days. After the treatment period, the rats were euthanized, the stomachs were removed and the area of lesion (mm2) was measured.  

Opdracht 1 

Bestudeer de drie verschillende proefdiermodellen kritisch en vraag je bij ieder aspect van de 

behandeling af hoe en waarom de onderzoekers het hebben uitgevoerd zoals ze hebben 

beschreven. 

Page 18: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

18  

 Bespreking (interactief) van opdracht 1 door de docent.  Opdracht 2 Stel dat de onderzoekers voor hun experiment mannelijke ratten hebben gebruikt. Wat kun  je zeggen over de leeftijd van deze proefdieren tijdens het experiment? 

 Uit: Pahl (1969) Growth curves for body weight of the laboratory rat. Aust. J. Biol. Sci. 22:1077‐1080. 

 Opdracht 3 In onderstaande figuur worden resultaten weergegeven van de effecten van het ethanolextract (CEEV) in twee modellen voor maagzweren. 

                

Bespreek in tweetallen deze resultaten, trek conclusies en bereid dan een minivoordracht voor om resultaten en conclusies voor de hele groep te presenteren.  Feedback op de minivoordracht door de hele groep.    

Page 19: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

19  

Opdracht 4 Het  chronische  model  voor  maagzweren  heeft  ook  interessante  resultaten  opgeleverd  (zie onderstaande figuur).           Bespreek weer in tweetallen deze resultaten en vergelijk ze ook heel kritisch met de resultaten van de twee andere modellen. Beschrijf al jullie conclusies in een kort verslagje (maximaal één A4).  Opdracht 5 Een anti‐ulcerogeen effect kan worden bereikt door de productie van maagzuur te remmen. Het ethanolextract  zou  kunnen  aangrijpen  op  de  regulatie  van maagzuur. Maak  een  lijstje met hormonen en neurotransmitters die betrokken  zijn bij de  regulatie  van maagzuursecretie  (en waar het ethanolextract dus  theoretisch op  zou  kunnen  aangrijpen) en  geef daarbij  voor elk hiervan aan of er sprake is van remming of stimulatie van maagzuursecretie.  Opdracht 6 Boeing et al. hebben het effect gemeten van het ethanolextract op het volume en de zuurgraad van geproduceerd maagsap. De resultaten zijn weergegeven in de volgende tabel. 

            

N.B. in de tabel staat Bethanechol foutief gespeld a p<0.01 as compared with vehicle; b p<0.001 as compared with vehicle; c p<0.001 as compared with CEEV 

 Zoek alle in de tabel genoemde farmaca op (bijv. op het internet) en beschrijf welke werking ze theoretisch zouden moeten hebben op het volume en zuurgraad van maagsap.  

Page 20: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

20  

Opdracht 7 Welke conclusies kun je trekken m.b.t. het aangrijpingspunt van het ethanolextract op basis van de resultaten in de tabel?  Opdracht 8 De  zuurproductie  en  ‐afgifte  in  de  maag  geschiedt  door  de  pariëtale  cel.  Hierbij  is  een transporteiwit,  de  protonpomp  oftewel H+/K+‐ATPase,  betrokken.  Boeing  et  al.  hebben  in  in vitro experimenten de activiteit van dit transporteiwit gemeten. De resultaten worden getoond in onderstaande figuur. 

          Oua  =  ouabaïne,  een  Na+/K+‐ATPase remmer 

  Interpreteer  deze  resultaten.  Sluiten  de  conclusies  aan  bij  het werkingsmechanisme  van  het ethanolextract zoals je dat hebt geformuleerd in opdracht 7?  Bespreking (interactief) van de conclusies door de docent.   Opdracht 9 (facultatief, verdiepingsniveau) Bestudeer  het  onderzoeksartikel  van  Boeing  et  al.  Welke  andere  mogelijke werkingsmechanismen  hebben  de  auteurs  onderzocht?  Sluiten  hun  conclusies  m.b.t.  het werkingsmechanisme van het ethanolextract aan bij je eigen conclusies?  Opdracht 10 (facultatief, verdiepingsniveau) Bedenk  welke  vervolgexperimenten  je  zou  kunnen  doen  om  een  stap  richting  klinische toepasbaarheid  te  zetten. Beschrijf dit  in een essay  (d.i. een argumenterend,  informerend en prikkelend betoog).  

 

Page 21: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

21  

WEEK 2   NB: in deze week moet je zelf tijd inroosteren voor de voorbereiding van WC 6   

Casus 2   Miriam gaat naar de apotheek voor een advies. Bij navraag vertelt zij dat zij sinds het begin van haar studie erg onregelmatig eet en ook vaker snackt. De apotheker adviseert haar regelmatiger en  gezonder  te eten en  geeft een  antacidum mee. Miriam  vraagt  zich  af hoe het  antacidum eigenlijk werkt. Overzicht van vrij verkrijgbare antacida, zie: http://www.refluxziekte.nl/behandeling/behandeling‐met‐medicijnen  https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren‐volgens‐boek/inleidingen/inl‐antacida  

 Maandag   

Hoorcollege 3: onderwerpen worden deels door de studenten aangeleverd 

Hoorcollege 4: onderwerpen worden deels door de studenten aangeleverd  

 Dinsdag 

 

Zelfstudie Veiligheid en lab vaardigheden  

Deze  opdracht  kan  je  vinden  op  Blackboard,  en  de  veiligheidstoets moet met  goed  gevolgd afgelegd worden voordat je daadwerkelijk aan het practicum kunt deelnemen!   

 

Werkcollege 4: Voorbereiding van het practicum   

Tijdens dit werkcollege worden de details  van het experiment besproken.  Je ontwerpt hierin een  algemeen  experiment  en  je  eigen  experiment  (2  of  3). Vragen die  je  je  stelt  zijn: welke chemicaliën heb ik nodig, welk glaswerk heb ik nodig en welke speciale apparatuur is nodig om het experiment succesvol uit te voeren. Dit alles schrijf je op en bespreek je met de docent. Na goedkeuring kun  je op de  labdag (een dagdeel op woensdag of donderdag) direct aan de slag. Tijdens een labdag werk je samen met twee medestudenten (groepsgrootte 3).  

 

Page 22: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

22  

Woensdag/donderdag 

 

Practicum 1: Zuren en basen  

Laboratoriumexperimenten  (een  dagdeel  op woensdag  of  donderdag):  iedere  student  voert Experiment 1 uit, daarna kies je voor Experiment 2 of 3. Als er tijd over is, en voor diegene die wil is Experiment 4 (als bonus) opgenomen om dieper op de materie in te gaan. Alle resultaten schrijf  je op  in  je  labjournaal en van deze resultaten  lever  je een meetrapport  in, waarin  je de uitkomsten  van  het  experiment  bespreekt  en  op  basis  hiervan  conclusies  trekt.  Tevens beantwoord  je  de  vragen  die  bij  de  diverse  experimenten  vermeld  staan.  De  resultaten  en uitkomsten  van  alle  experimenten  worden  gezamenlijk  besproken  tijdens  een onderwijsbijeenkomst op vrijdag.  Experiment  1. Meet  de  pH  van  een  aantal  verschillende  vloeistoffen met  een  zogenaamde dipstick. De pH kun je aflezen overeenkomstig de kleurenschaal op het doosje. Vragen behorend bij Experiment 1: Welke oplossing is het sterkst zuur? Welke oplossing is het sterkst basisch? Welke oplossing beschouwen wij als neutraal? Hoeveel keer zuurder  is 0,1 M HCl in vergelijking met keukenazijn?   Experiment 2. In een erlenmeyer bevindt zich 25 mL van een 0,20 M HCl oplossing. De pH van de  oplossing  wordt  gemeten met  een  pH‐meter.  Voeg  nu  (met  behulp  van  een  finn‐pipet) telkens 1 mL  toe van een 0,20 M NaOH oplossing. Noteer de pH nadat  je  telkens 1 mL NaOH oplossing  hebt  toegevoegd. Maak  van  deze  gegevens  een  grafiek waarbij  je  de  gemeten  pH tegen het  toegevoegde  volume NaOH uitzet  (deze grafiek wordt een  titratiecurve genoemd). Geef in de titratiecurve aan waar zich het equivalentiepunt bevindt. Vragen behorend bij Experiment 2: Wat is de pH van de 0,20 M HCl (0,20 M NaOH) oplossing? Wat  is de pH  in het equivalentiepunt? Schrijf hiervoor de zuur‐base vergelijking op. Schets het verloop  van  de  curve  indien  25 mL  0,02 M  HCl  getitreerd wordt met  0,02 M  NaOH. Waar bevindt  zich het  equivalentiepunt?  Schets het  verloop  van de  curve  indien  25 mL 0,2 M HCl getitreerd wordt met 0,4 M NaOH. Waar bevindt zich het equivalentiepunt?  Experiment 3. In een erlenmeyer bevindt zich 25 mL van een 0,2 M azijnzuur oplossing. De pH van de oplossing wordt gemeten met een pH‐meter. Voeg nu (met behulp van een finn‐pipet) telkens 1 mL  toe van een 0,20 M NaOH oplossing. Noteer de pH nadat  je  telkens 1 mL NaOH oplossing  hebt  toegevoegd. Maak  van  deze  gegevens  een  grafiek waarbij  je  de  gemeten  pH tegen het  toegevoegde volume NaOH uitzet. Geef  in de verkregen  titratiecurve aan waar zich het equivalentiepunt bevindt. Vragen behorend bij Experiment 3: Bereken de pH  van de  azijnzuur oplossing en  controleer deze uitkomst met de waarde die de pH meter aangeeft. Hoe verklaar je eventuele verschillen? Vergelijk nu de titratiecurve van experiment 1 en 2. Beschrijf de verschillen  in het verloop van de verkregen titratiecurve. Wat is de pH in het equivalentiepunt? Schrijf hiervoor de zuur‐base vergelijking op. Bij welke pH  (of pH  interval)  is de bufferwerking optimaal? Herken  je deze pH waarde  in een  fysische eigenschap van het gebruikte zuur? Herhaal het experiment eens met 

Page 23: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

23  

een ander zuur: mierenzuur (pKa = 3,75), benzoëzuur (pKa = 4,20), propionzuur (pKa = 4,87) en probeer de verschillen met azijnzuur (pKa = 4,76) te ontdekken!  Experiment  4  (bonus).  We  gaan  nu  een  ietwat  vreemd  zuur  onderzoeken.  Ascorbinezuur (vitamine  C)  is  een  zogenaamd  tweewaardig  zuur  en  kan  dus  tweemaal  een  proton  afstaan. Weeg  3,52  g  ascorbinezuur  af  en  los  deze  hoeveelheid  op  in  100 mL  demi‐water. Van  deze oplossing wordt 25 mL overgebracht in een erlenmeyer. De pH van de oplossing wordt gemeten met een pH‐meter. Voeg nu (met behulp van een finn‐pipet) telkens 1 mL toe van een 0,20 M NaOH oplossing. Noteer de pH nadat  je telkens 1 mL NaOH oplossing hebt toegevoegd. Maak van deze gegevens een grafiek waarbij je de gemeten pH tegen het toegevoegde volume NaOH uitzet. Vragen  behorend  bij  Experiment  4:  Zoek  de  pKa  waarden  van  ascorbinezuur  op.  Zoek  de structuurformule  van  ascorbinezuur  op. Wat  valt  je  op? Waarom  reageert  ascorbinezuur  als zuur? (Dit wordt nog verder uitgelegd in de cursus FA‐BA‐102, dus geen paniek als je dit nog niet helemaal begrijpt.) Bereken de pH van de ascorbinezuur oplossing en controleer deze uitkomst met de waarde die de pH meter  aangeeft. Hoe  verklaar  je eventuele  verschillen? Welke pKa waarde heb  je hiervoor gebruikt. De  titratiecurve heeft nu een ander verloop, hoe kun  je dit verklaren?  Hoeveel  equivalentiepunten  herken  je?  Herken  je  de  punten  in  de  grafiek  die overeenkomen met de pKa waarden? 

 

Zelfstudie: Zuren en basen + casus 2  

 Vrijdag  

Werkcollege 5: Wrap up zuren en basen en feedback casus 2  Tijdens deze bijeenkomst komen alle vragen die nog niet beantwoord zijn aan bod (indien nodig kunnen enkele overige vragen uit WC3 besproken worden). Het is nadrukkelijk de bedoeling dat jullie als studenten het initiatief hiertoe nemen. Jullie leggen aan elkaar uit, en de docent stuurt het proces. De wrap‐up sessie wordt afgesloten met een kennis‐quiz.  

Feedback casus 2   

Deze casus wordt nu besproken vanuit  farmaceutisch/apothekers‐perspectief en hierbij wordt er naar gestreefd alle chemische kennis te integreren die is opgedaan in het werkcollege en het lab‐werk. Het projectonderwijs sluit hierop aan.   

  

Page 24: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

24  

WEEK 3  

Casus 3  

Miriam heeft zich meer verdiept in de fysiologie van de maag en de maagzuurregulatie. Zij heeft in  het  Farmacotherapeutisch  Kompas  gelezen  dat  er,  naast  antacida,  verschillende  groepen geneesmiddelen  zijn.  Zij  kan  zich  goed  voorstellen  hoe  histamineantagonisten  en protonpompremmers werken, maar  las ook over antibiotica en dat  vindt  zij  vreemd. Dat  zijn toch geneesmiddelen tegen bacteriën? Wat heeft dat met maagzuur te maken? Verder  vraagt Miriam  zich  af hoe de werkzame  stoffen op de plaats  van werking  komen.  En waarom ziet elk geneesmiddel er anders uit?  

 Maandag  

Voorbereidende opdracht voor WC6 Geneesmiddelen en H. Pylori (op dinsdag)  Bestudeer de volgende literatuur en maak de onderstaande opdrachten: Bron 1: Clarke’s Analysis of drugs and poisons:  https://www.medicinescomplete.com/mc/clarke/current/ Bron 2: Pandit, N.K. en R.P Soltis, Introduction to the Pharmaceutical Sciences hoofdstuk 1 en 7 Bron 3: Farmacotherapeutisch Kompas (https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/) Bron 4: Denton, P en C. Rostron, Pharmaceutics, hoofdstuk 1  Bron 5: Boron, W.F. Medical Physiology, hoofdstuk 42 Bron  6:  Uit  Adrian  A.  Badwan  et  al.  Analytical  Profiles  of  Drug  Substances  and Excipients, Volume 29, 2002, Pages 213‐259 

Page 25: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

25  

1. Zoek de structuren op van ranitidine, cimetidine, omeprazol en pantoprazol en teken ze over (Bron 1) 

2. Geef in je schema over de regulatie van maagzuur aan waar deze farmaca aangrijpen en wat het gevolg is. 

3. Zoek  op  hoeveel  pantoprazol  per  keer wordt  ingenomen  (Bron  3).  Heb  je  enig  idee hoeveel  stof  dat  is?  Hoe  kun  je  ervoor  zorgen  dat  een  patiënt  deze  hoeveelheid makkelijk kan innemen en ook iedere keer dezelfde hoeveelheid binnenkrijgt? (Bron 2,4) 

4. Hoe komen de werkzame stoffen bij de plaats waar ze kunnen aangrijpen? (Bron 2, 4) 5. Veel  geneesmiddelen  worden  oraal  ingenomen,  maar  er  zijn  ook  andere 

toedieningswegen. Noem er  zoveel mogelijk. Welke  toedieningsvormen ken  je bij elke toedieningsweg? 

6. Pantoprazoltabletten hebben een speciale coating die niet oplost bij een pH  lager dan ongeveer  5‐6  maar  wel  bij  een  hogere  pH  (maagsapresistente  of  enteric  coating genoemd). Leg uit waarom dat zo is. (Bron 6) 

7. Geef in je schema aan hoe de maagwand zichzelf beschermt tegen zuur en hoe H. Pylori de  bescherming  van  de  maagwand  aantast.  (bron  5  en  filmpje: http://www.sumanasinc.com/scienceinfocus/helicobacter/helicobacter.html) 

8. Hoe  wordt  een  maagzweer  als  gevolg  van  een  H.Pylori‐infectie  behandeld? Verklaar de keuze van de geneesmiddelen. 

 

Zelfstudie tentamen  

 Dinsdag  

Werkcollege 6: Geneesmiddelen en H. pylori (n.b. laptop/tablet/smartphone nodig)  In  dit  werkcollege  worden  de  verschillende  aspecten  (farmacologie,  biofarmacie  en farmacotherapie)  van  geneesmiddelgebruik  bij maagzuur  aandoeningen  behandeld.  De zelfstudie  ter  voorbereiding  op werkcollege  6  is  noodzakelijk  om  de  opdrachten  in  het werkcollege te kunnen maken.  Eerste uur: Bespreking van de opdrachten van de zelfstudie in groepjes.   Tweede uur: Lees een gedeelte uit het reviewartikel van Lahner et al (2014): Helicobacter pylori infection and drugs malabsorption (zie Blackboard), en bespreek dit aan de hand van opdrachten.   

Zelfstudie casus 3 en tentamen  

    

Page 26: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

26  

Woensdag  

Werkcollege 7: Wrap‐up en voorbeeldtoets (meenemen: Boron)  Ronde 1 (circa 45 minuten): koppels van 2 studenten maken elk 3 tentamenvragen. Vragen worden uitgewisseld en beantwoord (open boek!). Antwoorden nakijken door koppel dat de vragen gemaakt heeft. Waar nodig plenaire discussie.  Ronde 2: idem, maar nu moeten de vragen beantwoord worden zonder boek.  Ronde 3: docent geeft 3‐5 vragen. Mogen met open boek beantwoord worden. Plenaire bespreking.  Ronde 4: idem, maar nu zonder boek. Plenaire bespreking.  

Feedback casus 3  

Zelfstudie tentamen  

 Donderdag  

Zelfstudie tentamen  

 Vrijdag  

Tentamen  

Page 27: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

27  

WEEK 4  Maandag  

Zelfstudie doorlezen informatie over groepsproject (p. 30‐36 cursuswijzer)  

 Dinsdag  

Werkcollege 8 Introductie Groepsproject  

Vorm:  projectmatig werken  in  werkcollege  setting  (onderverdeeld  in  5  subgroepen  van  5‐6 studenten) waarbij  je  als  farmaceutisch  bedrijf  (met  idealistische  instelling)  een  advertentie voor  een  vakblad  gaat  opstellen.  Hierbij  dien  je  3 medicijnen  uit  de  volgende  verschillende categorieën aan te prijzen met argumenten; 

1. een aangewezen antacidum;  2. een aangewezen protonpompremmer of H2‐receptor antagonist;  3. zelf gekozen potentieel middel.  

De argumenten die moeten worden geven per middel/categorie worden voor gestructureerd.  

De  inleidende  groepsbijeenkomst  omvat  handvatten  m.b.t.  projectmanagement  en samenwerking, gerichte  instructies/voorbeelden hoe de groepsopdracht verder uit  te voeren, en hoe respectievelijk het groepsproduct en individuele participatie beoordeeld wordt. Lees ter voorbereiding de tekst door voer projectmanagement en samenwerking.  

Inhoudelijke instructie groepsopdracht  

Ad 1. Kwantitatieve onderbouwing van bufferende werking van een gegeven antacidum.  Dit bouwt voort op het chemisch rekenen  in week 2 en 3 van deze cursus, waarbij er dit keer wordt gerekend in de context van fysiologische maagzuurremming.   

Antacidum  Samenstelling per tablet 

Rennie® 680 mg/80 mg kauwtablet  680 mg CaCO3 / 80 mg MgCO3 

Maalox® 200 mg/400 mg kauwtablet  200 mg Al2O3 / 400 mg Mg(OH)2 

Gaviscon® 250 kauwtablet  250 mg Na‐alginaat / 133,5 mg NaHCO3 / 80 mg CaCO3

Regla® pH, kauwtablet 450 mg  450 mg MgCO3‐algeldraat* 

Antagel® Teva, suspensie  40 mg Al2O3 en 20 mg Mg(OH)2 per mL suspensie 

 Opmerking  bij  deze  tabel:  algeldraat  komt  chemisch  gezien  overeen met  Al(OH)3,  echter  de juiste samenstelling is moeilijk te achterhalen, daarom wordt aangenomen dat een equivalente hoeveelheid Al2O3 aanwezig  is. Mw Na‐alginaat: 1000 g/mol en heeft een zuur‐neutraliserende werking van 25 equivalenten/mol. *Samenstelling 350 mg MgCO3 en 150 mg Al2O3. 

Page 28: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

28  

Het basisprincipe van een antacidum berust op de zuur‐neutraliserende werking. In dit kader is het  interessant  om  de  fysisch‐chemische  eigenschappen  van  deze  middelen  nader  te onderzoeken.  Een  belangrijke  eigenschap  is  de  hoeveelheid  zuur  welke  door  een  tablet geneutraliseerd  kan worden.  Deze  hoeveelheid  zuur  kan  berekend worden  op  basis  van  de verstrekte gegevens op de verpakking of in de bijsluiter (zie hiervoor bovenstaande tabel).  De  reactiestoichiometrie  van  de  verschillende  tabletten  komt  overeen  met  de  volgende vergelijkingen, voor het maagzuur staat HCl model: 

o NaHCO3  +  HCl    NaCl  +  CO2  H2O 

o Na(RCO2)n  +  nHCl    nNaCl  +  nRCO2H (n = 25) 

o CaCO3  +  2HCl    CaCl2  +  CO2  H2O 

o MgCO3  +  2HCl    MgCl2  +  CO2  H2O 

o Mg(OH)2  +  2HCl    MgCl2  +  2H2O 

o Al2O3  +  6HCl    2AlCl3  +  3H2O  

Weeg een  tablet en zoek de dosis zuur‐neutraliserende bestanddelen op. Hoe verklaar  je het verschil?  Bereken  van  elke  dosis  de  zuur‐neutraliserende  capaciteit. Wat  gebeurt  er met  de ontstane Na+, Ca2+, Mg2+ en Al3+  ionen? Bij welk soort aandoeningen met men dus voorzichtig zijn bij het innemen van antacida? Waarom wordt de tablet eerst gekauwd alvorens deze wordt ingeslikt (je zou deze tablet in principe ook zonder te kauwen kunnen doorslikken)? Wederom ga  je een  klein experiment opzetten, maar nu  thuis, en  je  krijgt  van ons een paar spullen  om  het  experiment  uit  te  voeren.  Het  is  de  bedoeling  dat  je  de meest  in  het  oog springende  gebeurtenissen  filmt  en  dit  filmpje  aan  je  medestudenten  toont  tijdens  de projectpresentatie‐bijeenkomst op woensdag van week 4. 

Je krijgt van ons (per groep van vijf): twee Rennies, een buisje CaCO3/MgCO3 poeder (680/80 mg),  een  flesje  verdund  azijnzuur,  een  plastic  pipetje,  en  twee  reageerbuizen.  Doe  dit 

experiment thuis in de keuken in de spoelbak. Ga als volgt te werk: (1) haal een Rennie uit de verpakking en stop deze als een geheel in de reageerbuis. Druppel vervolgens hieraan azijnzuur toe, wacht een moment, en kijk goed wat je ziet gebeuren. Vanaf het moment dat je azijnzuur toevoegt, wordt alles gefilmd: let daarbij goed op of je gasbelletjes ziet ontstaan en meet de tijd die verstrijkt totdat gasvorming niet meer waarneembaar is. (2) Herhaal dit experiment met een 

Rennie, maar nu wordt de  tablet  eerst  in  kleine  stukjes  gesneden  voordat  azijnzuur wordt toegevoegd. Meet ook hier de tijd die verstrijkt totdat er geen gasbelletjes meer ontstaan. (3) Herhaal het experiment nogmaals maar nu met het buisje CaCO3/MgCO3 poeder, meet ook hier de tijd die verstrijkt totdat er geen gasbelletjes meer ontstaan.  Vragen:  

Bestudeer  de  bijsluiter:  welke  stoffen  tref  je  zoal  aan  in  een  Rennie,  probeer  te achterhalen waarvoor deze dienen.  

Meet  je  verschillen  in  de  duur  van  gasbelletjesvorming  bij  de  drie  verschillende experimenten? Zo ja, geef hiervoor een verklaring!  

Waarom staat op de verpakking ‘kauwtablet’ en niet ‘tablet in een keer doorslikken’?  

Welk  gas wordt  gevormd,  en waar  blijft  dit  indien  een  Rennie  daadwerkelijk  in  de maag terecht komt?  

Page 29: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

29  

Wat is de reden waarom het CaCO3/MgCO3 poeder in de opgegeven verhouding (680/80 mg) voorkomt?  

De maag  bevat  zoutzuur  (HCl)  en  geen  azijnzuur, maakt  het  wat  uit  als  je  voor  dit experiment in plaats van azijnzuur, zoutzuur gebruikt, bijvoorbeeld meer gasbelletjes in een kortere tijd? 

 Ad 2.Kwalitatieve onderbouwing van gegeven protonpompremmer of H2‐receptor antagonist.  Elke  projectgroep  krijgt  één  van  de  volgende  geneesmiddelen  toegewezen:  cimetidine, ranitidine, famotidine, omeprazol en pantoprazol. Beantwoord voor het toegewezen farmacon de  volgende  vragen  ter  voorbereiding  op  de  wervingsadvertentie:  (Literatuur: Farmacotherapeutisch Kompas)  Vragen: 

Wat is het werkingsmechanisme van het farmacon? 

Welke andere werkzame stoffen hebben hetzelfde werkingsmechanisme? 

Teken van deze stoffen de structuur en geef de farmacofoor aan. 

Wat zijn de bijwerkingen van het farmacon en vergelijk die met de andere farmaca met hetzelfde werkingsmechanisme? 

Wanneer mag dit middel niet gebruikt worden (interacties, contra‐indicaties)? 

Zijn  er  nog  andere  voor‐  en  nadelen  te  noemen  bij  het  farmacon  (denk  aan afhankelijkheid, gebruiksgemak of –ongemak enz)? 

Wat is de dagprijs van dit farmacon/ Wordt het vergoed door de basisverzekering?  

Ad 3. Afweging van zelf gekozen potentieel middel.  Elke  projectgroep  mag  zelf  één  potentieel  geneesmiddel  kiezen,  op  basis  van  de  eerder opgedane  kennis  over  maagzuurregulatie  in  de  cursus.  We  verwachten  niet  dat  jullie  de primaire literatuur induiken, maar wel dat jullie met het werkingsmechanisme/aangrijpingspunt in  boek  zelf  kunnen  beredeneren  hoe  potentieel  dit  middel  mogelijk  zou  kunnen  zijn. Beantwoord voor het gekozen potentiële middel de onderstaande vragen.  Vragen: 

Wat is het werkingsmechanisme van het potentiële farmacon? 

Wat  zijn  de  voor‐  en  nadelen  van  dit  potentiële  farmacon  (denk  aan  bijwerkingen, gebruiks(on)gemak, afhankelijkheid, enz.) ten opzichte van  jullie andere 2 aangeprijsde geneesmiddelen? 

 Het  groepsproduct  en  de  individuele  participatie  worden  respectievelijk  beoordeeld  aan  de hand van een rubric beoordelingscriteria en rubric participatie (zie p.40‐41).  

    

Page 30: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

30  

Projectmanagement Elke organisatie of  instelling heeft ze: projecten. En wat  is nu een project?  In een organisatie heeft  iedereen  bepaalde  taken.  Alleen moet  er  soms  iets  nieuws  van  de  grond  komen  (een systeem, een nieuw product, de bouw en  inrichting van een nieuw onderkomen etc.) wat niet specifiek tot iemands taakgebied hoort. In die gevallen start je een project op. Een project heeft dus als doel binnen een bepaalde  tijd  iets  te  realiseren van A  tot Z. Een project  is dus altijd tijdelijk  en  de mensen  die  in  een  projectgroep  zitten  zijn  dus  ook maar  voor  een  bepaalde tijdsduur bij het project betrokken.   Definitie van een project: Een project is een geheel van activiteiten buiten de gewone bedrijfsvoering om waarbij het gaat om het  realiseren  van  iets nieuws  voor een duidelijke opdrachtgever binnen duidelijke kaders door een team van meerdere verschillende specialisten.  De  'duidelijke  kaders'  waar  het  in  deze  definitie  om  gaat  zijn:  de  hoeveelheid  tijd  en  de hoeveelheid geld die het project gaan kosten. Het maken van een planning en het  in de gaten houden van de kosten zijn daarom erg belangrijke taken van de projectleider. Ook hoort bij een project altijd een opdrachtgever. Die bepaalt hoe het  resultaat eruit moet komen  te zien. De projectleider en de projectgroep zijn de uitvoerders. Een project deel  je zoveel mogelijk op  in onderdelen die los van elkaar kunnen worden uitgevoerd. Voor elk van die onderdelen bepaal je het  resultaat  dat  het moet  opleveren.  Het  werk  dat moet  gebeuren,  plan  je  in  de  tijd,  in zogenoemde projectfasen.   Een  project  heeft  dus  altijd  als  doel  een  vastomlijnd  resultaat  op  te  leveren. Dat wordt  van tevoren goed afgesproken en vastgelegd  in een projectplan. In dat plan wordt ook beschreven wat  er  niet  tot  het  project  behoort.  Zo  is  voor  iedereen  duidelijk wat  de  reikwijdte  van  het project is.  

 

  

Page 31: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

31  

Projectfasen 1. Initiatieffase 

Deze fase kent twee doelen: Vaststellen of alle projectleden dezelfde doelstelling nastreven en vaststellen of iedereen die doelstelling projectmatig wil bereiken.  Acties: Het verzamelen van de informatie om probleem, doel en resultaten te kunnen vaststellen Het opstellen van een projectplan Het bijeenroepen van een projectteam Deze fase wordt afgesloten met een projectplan dat is goedgekeurd door de opdrachtgever  

2. Definitiefase Deze fase heeft als doel het zo concreet en eenduidig mogelijk formuleren van het projecteindresultaat. Ook is in deze fase ruimte voor het verdelen van het project in deelprojecten.  Acties: Het opstellen van een programma van eisen Het opzetten van een werkstructuur: wie doet wat wanneer? Het vaststellen van de onderlinge afhankelijkheden Deze fase wordt afgesloten met een vastgestelde en uitgewerkte planning  

3. Ontwerpfase Het doel van de ontwerpfase is het vinden van oplossingen. Deze oplossingen worden geformuleerd naar aanleiding van de in de definitiefase vastgestelde eisen en wensen. Na afloop van deze fase is bekend hoe het projectresultaat eruit ziet qua vorm en inhoud.  Acties: Ontwikkelen van een ontwerp om te komen tot het afgesproken resultaat Testen van dat ontwerp (voor zover nodig en haalbaar) Deze fase wordt afgesloten met een vastgesteld ontwerp of scenario   

4. Voorbereidingsfase Deze fase is bedoeld om alles te doen wat nodig is om de realisatie van het project goed te laten verlopen. Aan het eind van deze fase moeten alle hulpmiddelen, voorschriften en dergelijke er zijn. Dit alles om te voorkomen dat men in de realisatiefase voor verrassingen komt te staan.  Acties: Het geven van instructies Inkopen van alle benodigdheden Deze fase wordt afgesloten met een draaiboek  

5. Realisatiefase De realisatiefase is bedoeld om het projectresultaat te maken, in te voeren of uit te 

Page 32: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

32  

voeren. Al het werk uit voorgaande fasen wordt geïntegreerd.  Acties: Doen!  

6. Nazorgfase Als het projectresultaat gereed is moet er nog ruimte zijn om eventuele problemen aan het resultaat te verhelpen.  Acties: Check: is alles gerealiseerd, zijn er nog losse eindjes? 

Het schrijven van een goed projectplan  is belangrijk omdat dit de basis vormt van het project. Hoe duidelijker je de zaken formuleert, hoe minder de kans op miscommunicatie of verschillen in  interpretatie  van  doel  en  resultaat.  Daarom  is  het  altijd  belangrijk  om  doelen  SMART  te maken.  SMART  is  een  hulpmiddel  om  je  resultaten  zo  duidelijk  op  te  schrijven  dat  er  geen misverstanden kunnen ontstaan.  

S  Specifiek  Het ontwerpen van een nieuwe bijsluiter

M  Meetbaar  Bijsluiter wordt ingekort met 500 woorden. Lettertype wordt 1pt. groter 

A  Aanspreekbaar  Margreet, projectleider

R  Realistisch  Er is een budget beschikbaar van 5000,‐ Directie heeft akkoord gegeven op budget en inkorting. 

T  Tijdgebonden  Op 15 juni van het volgend jaar 

 Een projectplan kun je gemakkelijker schrijven door eerst de volgende vragen te beantwoorden: 

1. Wat is het doel van het project? 2. Wat is het eindresultaat van het project? 3. Welke randvoorwaarden en eisen heeft de opdrachtgever? 4. Hoe ga je het project aanpakken? 5. Welke activiteiten moet je hiervoor uitvoeren en hoeveel tijd kosten die? 6. Welke risico’s zie je die het project zouden kunnen hinderen? 7. Welke partijen in de omgeving hebben invloed op jouw aanpak? (omgevingsanalyse) 8. Moet je de aanpak van je project nog bijstellen 9. Hoe ga je deze stappen opdelen in projectfasen? (projectfasering) 10. Hoeveel tijd kost het uitvoeren van het project? (planning) 11. Hoeveel geld kost het uitvoeren van het project? (begroting) 12. Welke mensen heb je nodig in en rondom het project? (projectorganisatie) 13. Hoe bewaak je tijdens het project de kwaliteit van de uitvoering? (kwaliteit) 14. Hoe informeer je mensen over het project? (communicatieplan) 

 

Page 33: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

33  

Competenties van een projectleider Een projectleider moet veel kunnen. Hij moet de  inhoud van het project grofweg overzien (en die kan heel complex zijn bij ingewikkelde systemen of bouwprojecten). Een  projectleider  moet  goed met mensen  om  kunnen  gaan.  Hij  moet  overleggen  met  de opdrachtgever, maar ook de projectleden motiveren en stimuleren. Hij moet er rekening mee houden dat de projectleden vaak nog een andere baas hebben die ook wat van ze wil. Dat leidt wel eens tot conflicten en afstemmingsproblemen. De projectleider moet heel goed kunnen plannen en organiseren. Vooruit denken en het grote geheel in de gaten houden (mét oog voor de details) is erg belangrijk.  Een projectleider heeft dus op zijn minst de volgende competenties: 

Leidinggeven: kan motiveren en aansturen,  taken kan delegeren en om kan gaan met conflicten. 

Doelgericht en resultaatgericht: kan af en toe streng zijn en het lef hebben om iets voor elkaar  te krijgen dat ogenschijnlijk niet haalbaar  is. Daar komt vaak ook een behoorlijk dosis creativiteit bij kijken. 

Communicatief  vaardig:  communiceren,  zowel  mondeling  als  schriftelijk.  Een projectleider moet veel overleggen  (in alle  lagen van de organisatie) en veel  schrijven (projectplan,  voortgangsrapportages,  opleveringsdocumenten,  beslisdocumenten, enzovoort). 

Gevoel  voor  politieke  verhoudingen:  besluitvorming  in  een  organisatie  verloopt  vaak moeizaam  en  vereist  soms  duw‐  en  trekwerk.  Je  moet  draagvlak  creëren  voor  de beslissingen en mensen meekrijgen voor je idee. 

Stressbestendig: een project leiden is complex en je moet daarom behoorlijk stevig in je schoenen staan om dit werk aan te kunnen. 

 Het 5W model Een project start meestal met een probleem of vraagstuk waarvoor een oplossing moet komen. Het 5W model is een model om tot een probleem analyse te komen. Het beantwoorden van de volgende vragen helpt om een volledig beeld te krijgen op de ins en outs van een project.  

Hulpvragen bij analysevraagstukken 

1. Wie heeft het probleem? Wie zijn de betrokkenen, belanghebbenden? Hier analyseer je alle partijen die ermee te maken hebben. Wie  heeft  het  probleem  of  bij  wie  berust  het  probleem?  Je  gaat  hier  na  wie  de belangrijkste spelers zijn bij het onderwerp.  

2. Wat is het probleem? Wat is niet wenselijk, onaanvaardbaar, ontbreekt, wordt gemist? Hoe is het omschreven, is duidelijk wat er bedoeld wordt, ontbreekt er iets en zo ja wat? Hoe is het probleem ontstaan? Achterhaal de geschiedenis van het onderwerp Wat is de aanleiding om iets te gaan doen?  

Page 34: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

34  

3. Wanneer is het probleem ontstaan? Welk gedrag of handelen, welke gebeurtenis, welk moment/tijdstip?  

4. Waar doet het probleem zich voor? Welke plekken, gebieden, onderdelen  zijn meer of minder belangrijk. Zijn bepaalde aspecten van het probleem belangrijker dan andere, zijn er bepaalde probleemgebieden aan te wijzen?  

5. Waarom is het een probleem? Welke  normen,  prioriteiten  staan  op  het  spel?  Wat  is  de  daadwerkelijke  reden  voor  het onderwerp? Geen dubbele bodems, verborgen agenda’s of doelstellingen?  Groepsproces en samenwerking Een  vlekkeloze  samenwerking  is  binnen  een  project  niet  altijd  vanzelfsprekend.  Vooral  ook omdat het een  tijdelijke  samenwerking betreft  is het belangrijk elkaar  feedback  te  geven op gedrag en functioneren in het projectteam. Ook als het gaat over de groepsdynamiek is het van belang hier  aandacht  voor  te hebben,  aangezien het belangrijk  is om  in  een projectteam de fasen  goed  te doorlopen.Talloze  studies  laten  zien dat pas  samengestelde  groepen  zich  vaak volgens  een  bepaald  patroon  ontwikkelen.  In  verschillende  fases  van  de  levensduur  van  het team  komen  verschillende  vraagstukken  en  problemen  aan  de  orde,  meer  onbewust  dan bewust.  Het  begrijpen  van  deze  ‘groepsdynamische’  wetmatigheden  is  een  belangrijke vaardigheid die helaas weinig teamleiders gegeven  is. Wie echter de onderstroom van gedrag en communicatie in een team wél begrijpt, kan beter (bij)sturen op vraagstukken als: 

wie wordt wel en niet geaccepteerd in het team?  

hoe ontstaan normen en waarden in het team?  

wat is de betekenis van weerstand?  

hoe ga je om met ruzie, spanning en conflicten?  

hoe wordt er omgegaan met macht en leiderschap?  

wat kun je doen om veiligheid en vertrouwen te vergroten?  Aanspreken Basisprincipes 

1. Gedrag dat beloond wordt, neemt toe 2. Straffen leidt tot ontwijken; het probleem wordt groter 3. Negatieve aandacht is lekkerder dan geen aandacht 4. Gedrag dat geen enkele aandacht krijgt, dooft uit 

 Vaardigheden 

Actief luisteren 

Complimenten geven 

Feedback geven 

Confronteren 

Page 35: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

35  

Recepten voor een goede samenwerking Je eigen denken zichtbaar maken 

Wat je doet  Wat je zegt 

Je  veronderstellingen  formuleren  en  de gegevens beschrijven die je daartoe leidden Een veronderstelling uitleggen Je redenering expliciet maken Geef voorbeelden van  je veronderstellingen, al zijn die slechts hypothetisch Probeer  je  het  perspectief  van  andere mensen voor te stellen 

"Dit vind ik en daartoe ben ik gekomen op grond van….." "Ik ging ervan uit dat….." "Ik kwam tot de conclusie omdat…." "Dit zou betekenen dat we in die situatie….."  "Misschien wordt  het  duidelijker wat  ik  bedoel als je je verplaatst in de positie van een klant…." 

 Je eigen conclusies en veronderstellingen toetsen 

Wat je doet  Wat je zegt 

Anderen  stimuleren  jouw model,  veronder‐stellingen of gegevens te verkennen. Onthoud  je  van  defensieve  opmerkingen wanneer  anderen  vraagtekens  zetten  bij  je ideeën.  Door  toetsing  wordt  je  argument sterker Geeft  toe  wanneer  je  niet  meer  helder denkt.  Dit  maakt  je  niet  kwetsbaar  maar stimuleert verbetering Luister  naar  jezelf,  blijf  open  en  stimuleer anderen  verschillende  perspectieven  naar voren te brengen 

"Wat  vind  je  van  wat  ik  zojuist  heb  gezegd?" Of: "Zie  je zwakke schakels  in mijn redenering?" Of: "Kun je er nog iets aan toevoegen?"   "Er  is een aspect waar  ik niet helemaal uitkom. Misschien  kun  je  me  helpen  verder  te redeneren?"  "Zie jij dit anders?" 

 Anderen vragen hun denkproces zichtbaar te maken 

Wat je doet  Wat je zegt 

Probeer  te  bespreken  van  welke  feiten anderen  uitgaan.  Wees  niet  provocatief  of suggestief    Probeer  zo  precies  mogelijk  achter  hun gedachtegang  te  komen.  Vraag  door  tot  je genoeg weet  Leg  uit  waarom  je  informeert  en  wat  het verband  is met  je eigen punten  van  zorg of hoop 

"Hoe  kom  je  tot  die  conclusie?  Op  welke gegevens baseer je die? Hoe kom je daarbij?" In  plaats  van  "Wat  bedoel  je?"  of  "Kun  je  dat bewijzen?"  zeg  je  "Kun  je mij  je  gedachtegang duidelijk maken?"  "Wat is het belang daarvan? Wat is het verband met  andere  punten?  Hoe  redeneer  je  dan verder?"  "Ik  vraag  hier  naar  je  veronderstellingen omdat……" 

Page 36: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

36  

 Vergelijk je veronderstellingen met die van de ander 

Wat je doet  Wat je zegt 

Toets  door  naar  de  bredere  samenhang  of naar voorbeelden te vragen   Controleer of  je goed begrepen hebt wat de ander zegt 

"Wat  zijn  de  gevolgen  van  je  voorstel  voor….? Is dit  net  zoiets  als…?  Kun  je  een  voorbeeld geven?"  "Begrijp ik het goed dat je bedoelt dat….?" 

 Omgaan met een standpunt waar je het niet mee eens bent 

Wat je doet  Wat je zegt 

Informeer  hoe  de  ander  tot  die  visie  is gekomen  Controleer of je het goed begrepen hebt  Graaf  verder,  luister  en  geef  op  een  open manier je eigen visie  Breng in wat er in je omgaat  Spreek  je  eventuele  bezorgdheid  uit  en  de reden daarachter 

"Hoe ben je daartoe gekomen? Heb je gegevens meegenomen die ik over het hoofd heb gezien?"  "Als ik je goed begrijp dan bedoel je…"  "Heb je eraan gedacht dat…..?"  "Als je dat zegt ben ik bang dat het misschien…. betekent"  "Ik maak me daar  zorgen over,  ik  redeneer als volgt…." 

 Met een impasse omgaan 

Wat je doet  Wat je zegt 

Probeer een opening te vinden in het denken   Vraag dieper door   Vraag wat een ander van mening zou kunnen doen veranderen  Stop niet met de constatering dat je het niet eens  bent  en  probeer  niet  steeds tegenwerpingen te maken als  iemand vanuit een ander standpunt spreekt   Kijk of je het anders kunt aanpakken  

"Wat  lijken  zekere  feiten  te  zijn?"  "Wat  voelen we  aan,  zonder  dat  we  feitelijke  gegevens hebben?" "Wat weten we niet?"  "Gaan  we  uit  van  verschillende  veronder‐stellingen? Waar komen die vandaan?"  "Wat zou er moeten gebeuren eer je een  alternatief zou willen overwegen?"  "Ik  begrijp  niet  welke  veronderstellingen  ons verschil van mening veroorzaken"   "Ik heb de  indruk dat we  in een  impasse raken. Heb  je misschien  ideeën die ons  kunnen  verder helpen?" 

Page 37: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

37  

 De volgende 5 casussen worden gebruikt in het werkcollege.  Beantwoord per casus de volgende vragen, en maak het SMART: 

1. Wat is het doel van het project? 2. Wat is het eindresultaat van het project? 3. Welke randvoorwaarden en eisen heeft de opdrachtgever? 4. Hoe ga je het project aanpakken? 5. Welke activiteiten moet je hiervoor uitvoeren en hoeveel tijd kosten die? 

 Casus 1: Ontwerp nieuw doosje ibuprofen 600 Sommige medicijndoosjes  lijken erg op elkaar. Qua kleurgebruik, grootte en ook de pillen zijn soms  niet  van  elkaar  te  onderscheiden.  Dit  kan  gevaarlijke  situaties  opleveren,  vooral  bij medicijnen  die  interactie  met  elkaar  hebben.  Zo  is  dat  ook  het  geval  bij  het  doosje  van Ibuprofen  600  en  het  doosje  van  Metoprolol,  een  Bètablokker  tegen  onder  andere hartritmestoornissen,  waarbij  ibuprofen  absoluut  niet  ingenomen  of  verward  mag  worden, omdat dit gevaarlijk kan zijn voor de gezondheid. Jullie zijn gevraagd om in een projectteam een nieuw doosje te ontwerpen voor Ibuprofen. De vraag  komt  vanuit  de  directie. De  afgelopen  jaren  zijn  er  al  veel  klachten  geweest  over  het doosje, omdat het erg veel lijkt op ander medicijnen doosje. Recent is er iemand in levensgevaar gekomen vanwege deze verwarring en daardoor wordt er nu vaart achter gezet. De directie wil graag zo snel mogelijk een nieuw ontwerp hebben en vraagt van jullie een realistische planning en een overzicht van de eerste acties.  Het doosje van de Metoprolol 25 mg 

     Casus 2: Uiterste houdbaarheidsdatum ‘zelfzorgmedicijnen’ Veel middelen  hebben  een  uiterste  houdbaarheidsdatum  of  een  aanwijzing  als  ‘na  openen maximaal  3  maanden  gebruiken’,  Dit  kunnen  zowel  producten  zijn  voor  oraal  gebruik (bijvoorbeeld de hoestsiroop Bisolvon en verschillende Ibuprofen producten), als voor uitwendig gebruik  (bijvoorbeeld  Sterilon,  Betadine  en  diverse  crèmes  voor  schimmelinfecties).  In veel medicijnkastjes bevinden  zich middelen die korter of  langer over de datum  zijn,  soms ook  omdat  de  uiterste  houdbaarheidsdatum  nauwelijks  te  ontdekken  valt. Zowel  bij  orale middelen  als  bij  uitwendig  te  gebruiken middelen  kan  dit  leiden  tot,  in  het minste  geval,  verminderde  werking  of  ongewenste,  zo  niet  gevaarlijke  verschijnselen.  De afdeling  geneesmiddelenveiligheid  heeft  een  projectgroep  samengesteld  die  een  plan moet 

Page 38: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

38  

gaan maken om de aandacht van klanten/patiënten voor de uiterste houdbaarheidsdatum en omstandigheden waarin  deze middelen  bewaard  dienen  te worden,  te  vergroten.  Er  is  een budget beschikbaar van € 30.000‐, dus de bewustwording zal met name via de apotheken en drogisterijen moeten gaan  lopen en kan niet via TV reclame. Wel moet een zo groot mogelijk bereik gerealiseerd worden.  Casus 3: Champix Champix  is een erkend werkend medicijn dat  zeer ondersteunend werkt bij het  stoppen met roken.  Dit  middel  kent  echter  een  aantal  niet  ongevaarlijke  bijwerkingen  die  keurig  in  de bijsluiter vermeld staan, maar niettemin vooral op internet tot heftige reacties leiden. (Een van de  eerstgenoemde  bijwerkingen  is  het  ontstaan  van  zelfmoordgedachten  en  depressieve gevoelens). Veel verzekeringsmaatschappijen vergoeden het middel uitsluitend indien er vanuit huisarts of gespecialiseerde coaches begeleiding bij geleverd wordt. Bijkomend probleem is dat bijwerkingen  toegedicht  aan het middel  als bijvoorbeeld het ontstaan depressieve  gevoelens ook verschijnselen  zijn, die  los van het gebruik van medicijnen om het  stoppen met  roken  te vergemakkelijken,  ook  voorkomen  bij  het  stoppen met  roken  op  zich.  Toch  is  het middel  – uiteraard op  recept  ‐ vrij gemakkelijk  te verkrijgen  indien de klant/patiënt het  zelf betaalt.  In deze gevallen  is er geen of nauwelijks begeleiding.  Jullie  zijn door het hoofd  van de afdeling medicijnveiligheid van de producent van Champix als projectgroep bij elkaar geroepen. Enerzijds om huisartsen meer bewust  te maken van het bewezen ondersteunde effect van Champix en anderzijds de huisartsen te doordringen van de noodzaak van een zorgvuldige en professionele begeleiding van de gebruikers van dit medicijn. Het budget voor dit project  is € 50.000,‐. Het hoofd is erg benieuwd naar waar jullie als projectteam mee komen.  Casus 4: Goedkopere medicijnen In de drang naar beheersing van de kosten van de gezondheidszorg onderzoeken Ministerie van Volksgezondheid  en  ziektekostenverzekeraars  voortdurend mogelijkheden  om  de  kosten  van medicijnen  te drukken. Vaak met veel gezeur aan de balie van de apotheek  tot gevolg. Zoals diabetespatiënten die verzekerd zijn bij VGZ en vanaf  september een goedkopere variant van het veelgebruikte medicijn Lantus krijgen. Dat maakt de zorgverzekeraar bekend. Volgens VGZ kan het nieuwe medicijn voor besparingen van ‘vele miljoenen’ zorgen. Jaarlijks wordt ongeveer €55  miljoen  uitgegeven  aan  Lantus,  het  medicijn  dat  nu  vaak  voorgeschreven  wordt  bij patiënten met suikerziekte. Het nieuwe middel, Abasaglar,  is een biosimilar van deze  insuline, een nagemaakt biologisch medicijn. De prijs ervan valt volgens VGZ flink lager uit. Hoeveel lager dat precies is, wil een woordvoerder niet zeggen, omdat de verzekeraar geen financiële details over  onderhandelingen  openbaar  mag  maken.  Jullie  zijn  een  projectteam  binnen  VGZ  en hebben vanuit het hoofd van de afdeling communicatie de opdracht gekregen om rondom dit medicijn patiëntenvoorlichting en communicatie te realiseren, alsook een stuk scholing/bewust maken van medewerkers van de apotheek in hoe om te gaan met patiënten die hierover gaan klagen aan de balie van de apotheek. Voor dit project is € 150.000,‐ uitgetrokken. Belangrijk is dat  het  wisselen  naar  Abasaglar  geruisloos  moet  gaan  en  er  zo  min  mogelijk  gezeur  van patiënten moet zijn.     

Page 39: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

39  

Casus 5: Realiseren van een zitbalie bij de apotheek Privacy is in de apotheek soms een gevoelig iets. Vooral als er medicijnen afgehaald worden die voor aandoeningen  zijn die  sociaal gevoelig  liggen. Denk hierbij aan medicijnen voor een HIV infectie  of  uitleg  die  gegeven  moet  worden  bij  het  behandelen  van  aambeien  of  een schimmelinfectie  op  de  geslachtsdelen.  Dit  is  voor  deze  patiënten  vaak  niet  prettig  om  te bespreken aan de reguliere balie omdat dit te weinig privacy waarborgt. Daarnaast is het ook zo dat er veel patiënten slecht ter been zijn voor wie het soms  lastig  is om te blijven staan bij de uitleg.  Jullie  zijn  door  de  apotheker  bij  elkaar  geroepen  als  projectteam  om  een  zitbalie  te realiseren  in de apotheek. Dit moet tegen zo min mogelijk kosten gerealiseerd worden aan de rechterzijde van de reguliere balie. Er is een klein potje beschikbaar om dit te realiseren, zo’n € 4000,‐.  

Woensdag en donderdag 

(Zelf)studie; uitwerken groepsproject  

Vrijdag 

Werkgroep 3: Feedback tentamen  In deze bijeenkomst wordt het nagekeken individuele schriftelijk tentamen geëvalueerd aan de hand van een antwoordmodel op basis van de Bloom cognitieniveaus, met als doel dat  je als student inzicht krijgt in je individuele scores op de diverse typen vragen en onderwerpen.   

Werkcollege 9: Presentatie Groepsproject  De  afsluitende  groepsbijeenkomst  omvat  de  presentaties  van  de  advertenties/posters. Vervolgens wordt  in een groepsdiscussie geprobeerd om tot een algemene conclusie/afweging te komen welk middel onder welke omstandigheden het meest effectief is en/of zal zijn. . Vervolgens zal het groepscijfer bepaald worden door middel van (peer)feedback a.d.h.v. de rubric beoordelingscriteria, waarbij het gemiddelde genomen wordt van 5 cijfers ( 1xdocent, 4xstudent groepjes). Daarna wordt een ieders participatie besproken a.d.h.v. de participatie rubric.       

Page 40: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

40  

Rubric beoordelingscriteria (peerfeedback formulier) 

  Onvoldoende   Voldoende   Goed 

Onderdeel A – Inhoudelijke kwaliteit poster 

Wetenschappelijke inhoud antacidum 

Onjuiste beschrijving en/of onvolledige uitleg van de verschillende onderdelen. 

Redelijk volledige beschrijving en/of redelijk correcte uitleg van de verschillende onderdelen 

Heldere en bondige uitleg van de verschillende onderdelen 

Wetenschappelijke inhoud protonpompremmer/ H2‐receptor antagonist 

Onjuiste beschrijving en/of onvolledige uitleg van de verschillende onderdelen. 

Redelijk volledige beschrijving en/of redelijk correcte uitleg van de verschillende onderdelen 

Heldere en bondige uitleg van de verschillende onderdelen 

Wetenschappelijke inhoud potentieel middel 

Onjuiste beschrijving en/of onvolledige uitleg van de verschillende onderdelen. 

Redelijk volledige beschrijving en/of redelijk correcte uitleg van de verschillende onderdelen 

Heldere en bondige uitleg van de verschillende onderdelen 

Onderdeel B – Organisatie poster 

Indeling poster   Teveel informatie of detail, onevenwichtige presentatie van de verschillende onderdelen.  

Over het algemeen goede hoeveelheid informatie, presentatie van de verschillende onderdelen meer in balans maar nog niet evenwichtig. 

Duidelijke en overzichtelijke boodschap. 

Onderdeel C – Taal poster 

Taalgebruik  Afleidende spellings‐ en/of grammatica fouten, woordkeuze en/of toon vaak onjuist, wollig taalgebruik. 

Incidentele spellings‐ en/of grammatica fouten, woordkeuze en/of toon soms minder wetenschappelijk (bv. spreektaal). 

Afwezige spellings‐ en/of grammatica fouten, consistente toon, juiste woordkeuze (correct wetenschappelijk taalgebruik). 

Onderdeel D – Presentatie  

Mondelinge presentatie 

Nauwelijks begrip van de theorie en achtergrond, discussie ontbreekt of is onvolledig. 

Redelijk begrip van inhoud, maar hiaten in logica, redenering of verbanden, valide discussie. 

Goed begrip van de theorieën, en achtergronden van de inhoud, inhoud is compleet en relevant, kritische discussie. 

Cijferberekening: onderdelen A t/m D = 6 categorieën. Scores: onvoldoende = 1 punt, voldoende 

= 2 punten, goed = 3 punten; vervolgens alle punten optellen om totale score te berekenen. 

Groepscijfer = 1/3 totale score + 2 (minimale score=4 en maximale score=8) 

    

Page 41: BA101: Inleiding in de Farmacie · 1.2 Plaats in het curriculum ... begeleiding, dan stellen we het op prijs, dat je dat eerst met de betreffende docent bespreekt. Mocht je vanwege

41  

Als iedereen is geweest rond je als subgroep af met een korte evaluatieronde. 1. Geef als groep feedback hoe men als groep beter zou kunnen functioneren in een 

eventuele volgende setting, en geef de groep een compliment (waar ben je trots op?). 2. Bespreek de participatie rubric met elkaar in de groep per persoon. Wat valt je op over 

deze persoon in het algemeen? Wat gaat goed? Wat is voor verbetering vatbaar?  3. Indien de werkprestaties binnen de groep onevenredig verdeeld zijn, is het nodig dat 

respectievelijk diegenen met goede of slechte werkprestaties punten in meerdering of mindering gebracht worden ten opzichte van het gemiddelde cijfer? 

4. Check bij jezelf of er nog onafgeronde zaken zijn: een brandende vraag, iets wat onduidelijk is of je dwars zit. Deel dit als je dat wilt. Mocht het nodig zijn: vraag de docent erbij. 

 

Rubric Participatie  

  Onvoldoende   Voldoende   Goed 

Eigen bijdrage  Komt geen afspraken na;  neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen werk; heeft enigszins gewerkt aan de eigen onderdelen, heeft niet zulke goede resultaten verkregen 

Komt over het algemeen afspraken na en neemt verantwoordelijkheid voor eigen werk; heeft gewerkt aan de eigen onderdelen, en enigszins goede resultaten bereikt 

Komt afspraken na; neemt verantwoordelijkheid voor eigen werk; goed gewerkt aan de eigen onderdelen en goede resultaten bereikt 

Groepsbijdrage  Draagt niet bij door uit zichzelf vragen te stellen, ideeën in te brengen of feedback te geven; spreekt anderen niet aan;  bijdrage  is  onduidelijk, irrelevant of afleidend 

Draagt soms bij door uit zichzelf vragen te stellen, ideeën in te brengen of feedback te geven over het groepsproduct; spreekt anderen soms aan op hun inbreng; kan constructief zijn.

Draagt bij door uit zichzelf vragen te stellen, ideeën in te brengen of feedback te geven over het groepsproduct; spreekt anderen aan op hun inbreng; bijdrage is duidelijk en constructief.

Samenwerking  Wordt niet als volwaardig teamlid gezien; communiceert weinig of onduidelijk; toont weinig interesse; staat niet open voor feedback. 

Wordt geaccepteerd binnen het team; draagt enigszins bij aan groepssfeer, heeft een betrokken houding; staat enigszins open voor feedback (klapt dan dicht of schiet in de verdediging). 

Wordt goed geaccepteerd binnen het team; heeft een duidelijke functie; is erg betrokken; deelt en durft zich kwetsbaar op te stellen; staat open voor feedback