Ba Scriptie Versie 25 Juni
-
Upload
japke-brouwer -
Category
Documents
-
view
229 -
download
1
Transcript of Ba Scriptie Versie 25 Juni
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 1/39
Kitsch & KritiekLiteraire kritiek in de laatpostmoderne cultuur
Scriptie ter afronding van de
bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media
aan de Rijksuniversiteit Groningen,
ingeleverd op 20 juni 2011,
geschreven door:
Japke Brouwer
s1602764
Begeleider: prof. dr. G.J. Dorleijn
Kunstvakken: Literatuur en Vergelijkende Kunstwetenschappen
1
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 2/39
Inhoudsopgave
Inleiding 3
De strijd om cultuur 8
Een analyse van Galopperend op jacht naar een idee,
de inaugurele rede die Elsbeth Etty in 2005 uitsprak.
Geloof en argwaan 13
Een analyse van De vrede graast zonder genade,
de inaugurele rede die Maarten Doorman in 2001 uitsprak.
Bourdieu 18
Ten geleide bij het theoretisch kader
Veldmechanismen 19
De strijd om cultuur nader bekeken aan de hand
van de veldmechanismen zoals door Bourdieu beschreven
Orkestratie 22
De rol van orkestratie (overeenstemming) bij de productie
van literatuur en het belang van reputatie
Symbolische productie 26
Hoe symbolische productie tot stand komt en de
rol van commercie.
Meer literatuur en minder gezag 30
Veranderingen in het literaire veld, vermindering van
prestige tussen genres, verruiming van het literatuurbegrip,
en de teloorgang van vanzelfsprekende autoriteit
Conclusie, de functie van de literaire kritiek 35
2
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 3/39
Inleiding
We kunnen altijd opstaan en schreeuwen en zeggen van scheer je weg nietsnutten in
het land van de literatuur. Donder op!
Connie Palmen boekenbal 2010
Tijdens het boekenbal in 2010 ontlokte een journalist aan Connie Palmen uitspraken die niet
bij iedereen in goede aarde vielen. Palmen beweerde dat er een nieuwe generatie
bestsellerauteurs geboren is, die alle bestaansrecht heeft, maar waarvan niet beweerd mag
worden dat ze literatuur schrijven. De oude garde schrijvers van literatuur, waartoe zij
zichzelf rekent, moet het land van de literatuur beschermen, om te voorkomen dat auteurs
van pulpromans infiltreren in het letterenrijk. Naar aanleiding van dit incident traden Saskia
Noort en Connie Palmen met elkaar in debat in een uitzending van De Wereld Draait Door.
Kernvraag van het debat was de kwestie die de gemoederen in het land der letteren al
decennia lang bezig houdt: wat is literatuur?
Het boekenbal is niet een feest waar uitsluitend schrijvers van complexe werken voor
uitgenodigd zijn. Kluun, de “klonen van Kluun” en de Saskia Noorts komen er ook. Niets op
tegen, vindt Palmen. Hun werken mogen alleen geen literatuur genoemd worden. "Wat is je
definitie van literatuur, dan?" vraagt Saskia Noort. "Ik vind literatuur, om het heel kort te
zeggen, de kunst van de roman. [...] er zijn heel veel vormen van schrijven, maar de roman,
wanneer zij literair wil zijn, tilt zich daarboven uit. Het is een kunstvorm. En die kunstvorm
heeft een aantal kenmerken. Dat is bijvoorbeeld dat zij fel gekant is tegen elke vorm van
cliché. Cliché in stijl, cliché in structuur, cliché in denkbeelden, cliché in ook wat de roman is
gaan heten." Connie Palmen creëert hier verschil tussen 'hoge' en 'lage' literatuur.
Van oudsher wordt er een onderscheid gehanteerd tussen lectuur voor verstrooiende
verhalen (lage literatuur) en literatuur voor verhalen die een kunstbeleving veroorzaken
(hoge literatuur). Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw werd over de hele linie van de
Nederlandse bevolking de hogere cultuur als meer waardevol erkend, dan de lagere cultuur.
Ook mensen die alleen aan activiteiten binnen de lagere culturele sector deelnamen,
erkenden de voorkeur van de elite als "officiële" smaak. Maar de achterban van de elite is in
de loop van de laatste decennia sterk verminderd. Hogere literatuur wordt niet langer gezien
als beschavingsideaal, zoals in de naoorlogse jaren. De culturele elite begint vanaf de late
jaren '60 aan het humanistische ideaal te twijfelen.
3
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 4/39
Binnen de literatuurwetenschappen kwam men tot de overtuiging dat de zogenaamde
universele waarden die gevonden worden in romans ideologische constructies zijn. En dat
esthetische waarden niet intrinsiek zijn aan literatuur, maar geconstrueerd worden
(Vaessens 2009, 40). Vanuit deze opvattingen kan men redeneren dat hoge literatuur niet
wezenlijk te onderscheiden valt van lage literatuur, en daarmee ook niet meer als 'zuivere
kunstvorm' verheven is boven andere, lage culturele praktijken. Daarmee wordt er paal en
perk gesteld aan de vanzelfsprekende autoriteit die de verspreiders van hoge literatuur
genoten.
Dit is nu precies het punt waar de discussie tussen Saskia Noort en Connie Palmen om
draait. "Ik vind het hele woord literatuur. Die hele discussie [...] uiterst vermoeiend en niet
meer van deze tijd. [...] wij kijken naar literatuur zoals ook anderen naar muziek kijken. Dat je
Vivaldi kan luisteren, en naar de house kan gaan en een garageband kan waarderen."
Saskia Noort meent dat er verschillende vormen van literatuur zijn, er is literatuur die je leest
ter ontspanning, er is literatuur die je leest om deel te nemen aan een maatschappelijk
debat, er is literatuur die je leest voor het esthetische genot, etc.. Geen van deze vormen is
verheven boven de andere. Jongeren, ook de hoger opgeleiden, lezen alle vormen van
literatuur door elkaar, ze maken tussen deze vormen geen onderscheid, althans, niet in
termen van 'beter' en 'slechter', of 'meer' en 'minder'.
Noort wijst op een verschil in cultuurconsumptie, namelijk dat er verschillende vormen van
kunst-, cultuur-, en literatuurproducten door elkaar worden genoten. Je kunt niet langer
stellen dat er een groep in de samenleving is die alleen highbrow kunsten geniet en een
andere, lagere, groep die vooral lowbrow vermaak consumeert. Dit wil echter niet zeggen dat
het verschil tussen hoge en lage cultuurproducten ontkend wordt. Door de voorbeelden die
ze geeft houdt Saskia Noort zelf ook het verschil tussen hoog en laag in stand. Vilvaldi (hoge
cultuur) tegenover housemuziek (lage cultuur).
Er is steeds minder verschil in prestige tussen de verschillende vormen van literatuur
(Janssen 2005, 9) . Niet iedereen is hier even blij mee. Zowel Palmen als Komrij, die zijn
beklag hierover deed in een uitzending van Pauw en Witteman, protesteren hiertegen.
Beiden erkennen het bestaansrecht van amuserend proza, maar hechten toch belang aan
een scherp onderscheid tussen plezierproza en literatuur. En beiden doen het voorkomen
alsof zij een hiërarchische ordening tussen de verschillende vormen van proza hanteren,
waarbij literatuur duidelijk hoger in de hiërarchie staat. Zo is Palmen hoogst verontwaardigd
wanneer Saskia Noort vertelt dat ze zich aangetrokken voelde tot de succesvolle vrouwelijke
4
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 5/39
auteur Connie Palmen, omdat de kwaliteit van haar werk ter discussie stond (evenals nu het
literaire gehalte van Noort ter discussie staat). De gepikeerde Connie Palmen benadrukt dat
er weliswaar gedelibereerd werd over de kwaliteit van het werk, maar dat er nooit betwijfeld
is dat haar proza literair was. Palmen voelt zich na deze opmerking zo beledigd dat ze
eigenlijk wil dat Saskia Noort haar excuses aanbiedt voor deze uitlating.
Zoals de discussie tussen Saskia Noort en Connie Palmen toont, is er in de literaire wereld
een machtsstrijd gaande. De gevestigde orde probeert de 'echte' literatuur af te bakenen van
de bestsellers. Dat verklaart waarom Palmen een beschrijving wil geven van wat literatuur
volgens haar dient te zijn. Zij onderscheidt literatuur heel expliciet van bestsellers zoals
literaire thrillers die volgens een vaste formule worden geschreven en voldoen aan de
verwachtingen van de lezer. Komrij verstout zich te zeggen dat bestsellercultus in het
literaire veld ervoor zorgt dat de literatuur op sterven na dood is.
De spelregel dat literatuur zich moet onttrekken aan economische wetten en
marketingtechnieken wordt niet door iedereen meer geaccepteerd. Het meest prominente
voorbeeld hiervan is Raymond van der Klundert, die zijn romans onder het pseudoniem
Kluun publiceert. Zijn werk werd in eerste instantie genegeerd door de dagbladpers. De
voormalig reclameman zette een grootscheepse marketingcampagne op, die effect had op
de verkoopcijfers. Zijn tweede roman, De weduwnaar, werd vervolgens door critici
besproken, maar negatief beoordeeld. Raymond van der Klundert neemt hier geen
genoegen mee. In interviews blijft hij zichzelf vergelijken met gecanoniseerde auteurs
(Joosten 61-77). Zijn meest recente roman, Haantjes, is positief ontvangen door Arjen
Peters. Hij geeft in die recensie ook gelijk een sneer naar Connie Palmen: “De verwijzing
naar I.M. (1998) van Connie Palmen, profetes van de hogere literatuur die ze zelf niet
schrijft, is van een onderkoelde doeltreffendheid: 'Ik las hoe Connie Palmen het in haar broek
deed toen ze Ischa Meijer voor het eerst tegenkwam, Carmen in Oei, ik groei! dat venkelthee
goed is tegen darmkrampjes.'”
Ik wil met deze discussie over de bestsellercultuur twee dingen laten zien. Ten eerste is er
een nieuwe generatie auteurs die openlijk schrijft voor een groot publiek, zonder dat zij vindt
dat dit ten koste gaat van hun roman als kunstproduct. De schrijverscarrière van Raymond
van der Klundert illustreert de weerstand die de literaire kritiek (in eerste instantie) heeft ten
opzichte van romans waarvan de schrijver en uitgever zich zonder gêne richten op een grote
afzetmarkt. Kunst en literatuur zijn altijd al onderworpen geweest aan economisch wetten,
maar binnen het literaire veld wordt dit gegeven vaak verdrongen. Van oudsher heerst de
5
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 6/39
opvatting dat cultuurproducten, die voor de massa worden geproduceerd, onderworpen zijn
aan economische wetten. Dat gaat ten koste van van de autonomie van de kunstenaar. Een
voorbeeld hiervan is de thriller. Voor veel lezers is het prettig een spannend boek te lezen.
Een thriller is daarom gericht op een plot dat informatie gedoseerd aan de lezer geeft. De
auteur van een dergelijk boek is daarom geen autonoom kunstenaar die vrijelijk kan
experimenteren met vorm en inhoud. De schrijver heeft zich te houden aan de formule die
een lezer verwacht, wanneer zij of hij een spannend boek ter hand neemt. Dergelijke
producten zijn volgens Palmen geen kunst, maar gewoon handelswaar.
Kunstproducten hebben een meer verheven doel, dan hoge verkoopcijfers. Volgens deze
visie zijn cultuurproducten kunst op basis van intrinsieke kenmerken. Maar kunst wordt pas
als zodanig erkend als critici (en andere partijen in de samenleving die gelegitimeerd zijn dat
te doen) dat met elkaar afspreken. Dit geldt ook voor literatuur. De verheven status van
literatuur is een sociale constructie. Waar zij tot voor kort door critici, essayisten en
academici werd geconstrueerd, is er de laatste jaren steeds meer ruimte ontstaan om,
zonder dit te verdoezelen, met marketingtechnische middelen een boek te positioneren als
literatuur. Critici zijn geneigd romans die met veel mediahectiek op de markt worden gezet
negatief te beoordelen. Elsbeth Etty, een ervaren criticus van de NRC, verweert zich heftig
tegen literatuur die nogal 'smerig vermengd is met roem en geld'. Volgens haar is het de taak
van de kritiek “onderscheid te maken tussen wat literatuur is en wat niet en met kracht van
argumenten te verwerpen wat zich aandient als kunst maar neerkomt op kitsch.” (10)
Het tweede punt is een ontwikkeling die door Saskia Noort al even werd aangestipt en dat
(zoals uit dit onderzoek zal blijken) door sociologisch onderzoek ondersteund wordt. Er is
namelijk uit onderzoek gebleken dat er steeds minder prestigeverschil tussen de
verschillende genres is. Cultuurparticipanten consumeren verschillende vormen van cultuur,
het verorberen van meer complexe werken wordt afgewisseld met het genieten van
populaire cultuurproducten. In dit verband wordt ook wel eens gesproken van de culturele
omnivoor. In een artikel in de NRC omschrijft Herman Franke de culturele omnivoor als volgt:
“Een goed opgeleide veertigplusser die naar Mozart en naar popmuziek luistert, die naar de
opera, maar ook af en toe naar een Endemol-musical gaat en die Homerus even weglegt
omdat er op SBS een lekkere shitfilm begint.” Als er steeds minder belang gehecht wordt
aan het onderscheid tussen hoge en lage cultuur, welke rol blijft er dan nog over voor de
criticus, wiens taak het is hoge van lage literatuur te onderscheiden?
6
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 7/39
Het doel van dit onderzoek is de machtsstrijd en veranderingen in het literaire veld in kaart te
brengen en aan de hand daarvan te bepalen welke rol er voor critici in de laatpostmoderne
cultuur is weggelegd. Er zijn een aantal ontwikkelingen gaande die wellicht een bedreiging
vormen voor de literaire kritiek. De hoofdtaak van de kritiek is te selecteren uit het
onoverzienbaar aanbod dat door uitgeverijen op de markt wordt gebracht, om vervolgens
een beoordeling te geven in termen van 'goed' of 'slecht'. In dit onderzoek tracht ik te
achterhalen hoe de selectie en beoordeling tot stand komt.
Dat doe ik door twee inaugurele redes te analyseren. Ten eerste bespreek ik Galopperend
op jacht naar een idee van Elsbeth Etty. Welke functie bedeelt zij de literatuurjournalistiek
toe? Welke problemen bedreigen momenteel de kritiek? Hoe moet dit, volgens haar, worden
opgelost? Elsbeth Etty heeft Maarten Doorman opgevolgd als hoogleraar literaire kritiek aan
de VU in Amsterdam. Toch bespreek ik zijn rede, De vrede graast zonder genade, pas nadat
de lezing van Etty geanalyseerd is. Dat doe ik omdat het betoog van Etty een aantal
knelpunten bevat, waaraan Doorman ontkomt. Het is interessant om Doorman als laatste te
bespreken, omdat hij een aantal antwoorden formuleert op vragen waar Etty niet goed mee
uit de voeten kan.
De analyses van Etty en Doorman roepen een aantal vragen op. Die vragen tracht ik te
beantwoorden aan de hand van Bourdieu. Zijn theorie biedt een ander licht op hoe de kritiek
te werk gaat, waardoor de vragen die Etty en Doorman oproepen beantwoord worden.
Vervolgens bespreek ik een aantal maatschappelijke ontwikkelingen aan de hand van de
aanvullingen die Susanne Janssen, Kees van Rees en Marc Verboord hebben gegeven op
het onderzoek van Bourdieu. Zij hebben met actuele gegevens aangetoond dat een deel van
Bourdieus onderzoek niet meer opgaat.
De aanvullingen die Janssen, Van Rees en Verboord verwerken in hun onderzoek, hebben
te maken met de hierboven geschetste ontwikkelingen op het gebied van autoriteit en
autonomie. Als deze ontwikkelingen in kaart zijn gebracht, kan er gereflecteerd worden op de
rol van de literaire kritiek. Heeft de literaire kritiek nog een rol in de laatpostmoderne cultuur?
Zo ja, welke functie kan de kritiek vervullen? En, hoe kan de kritiek zich legitimeren?
7
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 8/39
De strijd om cultuur
Na een windstilte in de strijd tussen populaire en hoge cultuur is het gevecht weer in alle
hevigheid losgebarsten. In haar inaugurele rede beweert Elsbeth Etty dat: “Het wantrouwen
tegen culturele elites [...] weer helemaal terug [is].” (2) Anders dan vaak gedacht wordt zijn
de tegenstanders van de highbrow niet de producenten van lage cultuurproducten die als
doel hebben de consument te amuseren. Nee, de tegenstander is dit keer de middlebrow,
die economische belangen op een smerige manier vermengen met kunst. Smerig, omdat
een dergelijk vermenging het doel heeft (eigen) macht, roem, prestige te vergroten, en daar
een dubbelbelegde boterham mee te verdienen. De highbrow moet zich hiertegen verweren
zonder zich te verlagen tot het gebruiken van de middelen waarmee de middlebrow haar
macht uitbreidt, namelijk het creëren van hypes via de media. De culturele elite kan zich
hiertegen verzetten door via haar eigen kanalen, bijvoorbeeld de boekenbijlagen in kranten,
tegenover de gehypte bestsellercultuur “onverstoorbaar inhoud en ideeën te blijven
plaatsen.” (2) Volgens Etty is de literatuurkritiek een bedreigd genre. Zij wordt op twee
fronten in het nauw gedreven. (1-2)
Ten eerste verdwijnen de podia via welke critici hun stem kunnen laten horen. Als
commerciële belangen, die vertaald worden in kijk- luister- en oplagecijfers, teveel de
overhand krijgen, gaat dit ten koste van de cultuuroverdracht via de media. In kranten is er
niet vanzelfsprekend plaats voor het bespreken van literatuur. Niet zelden worden in
regionale dagbladen de boekbesprekingen verbannen naar amusementsbijlagen. Bovendien
attendeert Etty ons erop dat er in geen tijden een serieus boekenprogramma op televisie
geweest. (Deze constatering is overigens niet actueel meer. Boekenliefhebbers kunnen zich
anno 2011 verlustigen aan programma's als Boeken&cetera, De Leescoupé, Benali boekt ,
en programma's over kunst en cultuur die tijd vrijmaken voor boekbesprekingen, zoals
Kunststof tv.)(2)
Ten tweede wordt de status van critici als gelegitimeerde instantie om te bepalen wat
literatuur is en wat niet, bedreigd. Critici krijgen het verwijt om de oren geslingerd dat zij niets
anders doen dan het etaleren van de eigen smaak. Het hiermee samenhangende gevaar is
dat het verschil tussen lectuur en literatuur wordt opgeheven, omdat er, volgens verdedigers
van de populaire cultuur, geen wezenlijke kenmerken zijn op basis waarvan populaire
romans van hoge literatuur kunnen worden onderscheiden. (3)
8
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 9/39
Ter legitimatie van de literaire kritiek probeert Elsbeth Etty aannemelijk te maken dat
literatuur wel degelijk van lectuur te onderscheiden valt en dat critici dit onderscheid baseren
op een methode die ten dele objectief is. Literatuur, zegt Etty, is, evenals kunst, in staat om
mensen in verwarring te brengen, zodat zij tot nieuwe inzichten komen. Populair proza dient
daarentegen ter vermaak van de lezer. Door een definitie van literatuur te geven krijgt Etty
een troef in handen, want wie een gelegitimeerde definitie van literatuur heeft is bij machte te
bepalen wat literatuur is en wat niet. (3)
Etty wijst haar toehoorder erop dat het recenseren van boeken wat anders is dan het
etaleren van de eigen smaak. De criticus vraagt zich niet (alleen) af of zij het boek mooi
vindt, maar ook wat het boek pretendeert te zijn, en of het boek erin slaagt datgene te zijn
wat het wíl zijn. Bovendien plaatst een criticus het werk in het oeuvre van de auteur, in een
literaire traditie en de recensent zet zijn kennis in om een beschouwing te maken van de
intertekstualiteit in de roman. Dat is heel wat minder subjectief dan een beschrijving van
eigen voorkeur. (3-7)
Ter ondersteuning van haar stelling dat recenseren ten dele een objectieve handeling is,
wijst Etty erop dat recensenten vaak dezelfde uitgangspunten hanteren, dat ze bovendien tot
eenzelfde selectie komen en dat hun oordelen overeenkomsten vertonen. Het wijzen op
eenstemmigheid onder critici lijkt mij geen geldig argument om te onderbouwen dat het
recenseren van boeken deels een objectieve aangelegenheid is. De eenstemmigheid waar
Etty het over heeft is een vorm van institutioneel gedrag, ik zal daar later in het onderzoek op
terug komen. (3-7)
Etty geeft toe dat beoordeling van romans nooit volgens 100% objectieve toetsingmethoden
geschiedt; maar, zo wijst Etty ons erop, dat wil niet zeggen dat de criticus de consequenties
daarvan niet accepteert, en dat is dat over een dergelijke taak verantwoording moet worden
afgelegd. Critici leggen impliciet verantwoording af in hun recensies, en expliciet in lezingen,
oraties, essays en interviews. (3-7)
Het probleem van de ‘strijd om cultuur’ is tweeledig. Enerzijds vormt het een probleem op het
vlak van de receptie van cultuurproducten. Zoals gezegd, wordt het genre literaire
journalistiek bedreigd. Critici verliezen hun gezag als gelegitimeerde instantie om te oordelen
over wat kunst is en wat kitsch. Om aan geloofwaardigheid terug te winnen is het, volgens
Etty, meer dan ooit van belang dat critici hun taak als journalist serieus nemen. Een journalist
zal altijd proberen objectief te zijn, ook al zal een dergelijk voornemen nooit voor de volle
9
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 10/39
100% slagen. De criticus moet ervoor waken dat economische belangen niet verstrengeld
raken met die van de recensent. De literaire kritiek is een eerste selectiemoment, waarbij het
kaf van het koren wordt gescheiden wat betreft de onoverzienbare hoeveelheid boeken die
er wordt gepubliceerd. De criticus dient ervoor te zorgen dat zij die selectie op een
onbevangen en onpartijdige manier maakt. (6-9)
Anderzijds speelt 'de strijd om cultuur' zich af op het vlak van de cultuurproducten. Lowbrow
producten dienen ter amusement van de consument. Daar is niets mis mee, stelt Etty. Er is
iets mis met boeken die pretenderen literatuur te zijn, maar neerkomen op kitsch.
Middlebrow producten zijn schadelijk, omdat ze worden geprofileerd als kunst, maar
vermengd zijn met economische belangen, waardoor ze onderworpen zijn aan economische
wetmatigheden. Die onderworpenheid maakt deze cultuurproducten tot handelswaar en
kitsch. Het is de taak van de criticus om middlebrow cultuur te onderscheiden van échte
literatuur. Echte literatuur is autonoom. Zij is onafhankelijk van de publieke smaak en opinie,
onafhankelijk van economische belangen en wetmatigheden, niet gevoelig voor politieke
invloeden, etcetera. Etty zet een autonome literatuuropvatting in, om ten strijde te trekken
tegen elke vorm van vermenging tussen economische belangen en kunst. (1-10)
Deze literatuuropvatting maakt het mogelijk een maatschappelijk belang aan kunst toe te
kennen. Dat Etty een autonome literatuuropvatting aan een maatschappelijk belang koppelt
blijkt uit de definitie die zij van literatuur geeft: “Wat iedere literatuurliefhebber, criticus of niet,
weet, is dat literatuur, zoals alle kunst, bij machte is mensen te verontrusten, te verbazen, in
verwarring te brengen, en vooral nieuwe gezichtspunten en ideeën te bieden.”(3) Etty
presenteert deze definitie als vanzelfsprekend. Daarmee ontduikt zij de bewijslast. Zij doet
dat omdat er geen empirische gronden zijn waarmee een literatuurdefinitie onderbouwt kan
worden. Literatuuropvattingen en -definities komen tot stand door een institutioneel proces.
Ik kom hierop later terug.
Het verborgen argument dat achter het koppelen van een autonome literatuuropvatting aan
een algemeen belang zit, is dat alleen de vrije kunstenaar in staat is zelfstandig op jacht naar
ideeën te gaan, en haar opvattingen in een vormgeving te gieten die zich aan regels onttrekt.
Vrijheid zorgt voor nieuwe inzichten, de auteur kan haar lezers choqueren, door de lezer te
confronteren met onconventionele inhoud en vorm. Op deze manier kan autonome literatuur
de lezer op andere ideeën brengen. Dat is het maatschappelijke belang van literatuur. De
literatuurjournalistiek dient daarmee ook een algemeen belang. Want, zo legt Etty uit, het is
aan de criticus te achterhalen “wat de schrijver tot zijn waarheid rekent.” (10) Door de ideeën
10
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 11/39
van de auteur op te sporen plaatst de criticus “inhoud en ideeën” tegenover wat Etty “de
commerciële heisa in de media (2)” noemt. Tegenover de vervlakking van de (massa) media
is “de literatuur […] een voortdurende jacht op ideeën en de literaire kritiek, een voorlopige
poging om kaf van koren te scheiden, heeft als primaire taak de ideeën waar de schrijvers in
galop op afstormen, in het vizier te krijgen en onder de aandacht te brengen.” (1)
Etty heeft een autonome literatuuropvatting. Aan een literatuuropvatting kunnen criteria
worden ontleend aan de hand waarvan de criticus boeken kan onderverdelen in literatuur of
lectuur. Het tot stand komen van een literatuuropvatting is een institutioneel proces. Het is
een illusie om te denken dat er tekstimmanente eigenschappen bestaan waardoor er
objectief kan worden vastgesteld wat literatuur is en wat niet. Die teksteigenschappen
bestaan alleen omdat er afgesproken is dat dergelijke eigenschappen een boek tot literatuur
maken. Later in dit onderzoek zal ik dit nog verder onderbouwen aan de hand van Bourdieu
en Janssen.
De gedachte dat het beoordelen van boeken louter subjectieve meningsvorming is, vormt
volgens Etty een bedreiging voor het literatuurjournalistieke genre. Als de beoordeling van
boeken een puur subjectieve aangelegenheid is, dan komt de legitimatie van de literaire
kritiek in het gedrang, want: waar halen critici dan het recht vandaan te oordelen over
romans? Om de positie van de criticus veilig te stellen, meent Etty te moeten onderbouwen
dat critici heus niet alleen hun eigen mening ventileren, maar dat ze boeken ook toetsen aan
de hand van bepaalde criteria, waardoor hun beoordeling een objectief karakter krijgt. Zoals
uitgelegd bestaan die criteria alleen op basis van afspraken, ze kunnen daarom nooit een
objectieve methode opleveren. Volgens Etty dient een literatuurjournalist onafhankelijk,
onpartijdig en onbevangen te zijn.(3-9) Dat is een onmogelijke eis. Als de kritiek
onbevangen zou zijn, en dus niet uitgaat van een institutioneel idee over wat literatuur dient
te zijn, vervalt het onderscheid tussen literatuur en lectuur.
Ik wil in dit onderzoek verder ingaan op de eis die Etty stelt aan literatuurjournalisten,
namelijk dat zij onafhankelijk dienen te zijn. Is er een literaire kritiek denkbaar die aan deze
eis voldoet? Gaat een literatuuropvatting altijd vooraf aan een beoordeling en een
onderscheid in hoge en lage literatuur? Hoe komen literatuuropvattingen tot stand? Heerst er
overeenstemming over de literatuuropvatting die Etty poneert? Of heeft elke
literatuuropvatting een houdbaarheidsdatum en lijkt die van Etty door de tijd te worden
ingehaald?
11
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 12/39
En hoe zit het met de vermenging van economische belangen en het schrijven en
beoordelen van literatuur? Vindt deze ontwikkeling daadwerkelijk plaats? En vormt zij een
bedreiging voor de literatuur en kritiek? Of is de strijd tussen middlebrow en highbrow slechts
een verschil in opvatting over wat literatuur is? Waarbij de highbrow meer nadruk legt op de
autonomie van de kunst en de middlebrow haar economische waarde niet langer ontkent?
12
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 13/39
Geloof en argwaan
Een gebrek aan confrontatie in de kritiek kan de dood van de kunst betekenen, meent
Doorman in 2001, wanneer hij zijn inaugurele rede uitspreekt . Schrijven en denken behoren
tot eenzelfde praktijk. Kunst kan niet bestaan zonder interpretatie. Wanneer er niet
gediscussieerd wordt over de oordelen die critici vellen, dan stelt hun praktijk weinig meer
voor: “Het […] vermijden van [...] confrontatie [heeft] een frustrerende invloed [...] op
discussies over kunst, en daarmee op de levensvatbaarheid van de kunsten zelf. Het
vermijden van meningsverschillen in de kritiek is dodelijk. Niet alleen voor de kritiek, maar
minstens evenzeer voor de kunst, die niet kan bestaan zonder interpretatie en zonder
discussie over die interpretatie. Wanneer kritiek ontbreekt wordt receptie van kunst
consumptie. En wanneer het debat in de kritiek ontbreekt daalt vroeg of laat het niveau van
de kritiek, die meer dient te zijn dan interpretatie en duiding van individuele kunstwerken en
oeuvres. Waar de lieve vrede heerst wordt het land schraal.” (10)
Doorman vraagt zich af hoe het komt dat meningsverschillen binnen de literaire kritiek maar
zelden worden uitgevochten. En dat terwijl er al eeuwenlang enige argwaan heerst jegens de
machtspositie van critici en het vermeende recht van literaire journalisten te mogen oordelen!
Allereerst probeert Doorman de achtergrond van dit wantrouwen in kaart te brengen. Hij
merkt op dat er al sinds de Romantiek enige scepsis over het intellect heerst. Die scepsis
speelt nog altijd een rol bij de bestudering van de kunsten. Maakt men de kunst niet kapot
door het te analyseren? Een gedicht of een boek aan een koelbloedige structuuranalyse
onderwerpen kan niet anders dan iets doden dat eens met bezieling tot stand kwam en waar
een zekere spirituele waarde vanuit gaat (14-16).
Daarnaast zijn er een drietal hedendaagse ontwikkelingen te onderscheiden. De eerste is
een ontwikkeling binnen de literatuurtheorie. Volgens sommige literatuurbenaderingen staan
teksten niet op zichzelf, maar zijn ze ingebed in maatschappelijke structuren. Teksten zijn
begrijpelijk omdat zij functioneren binnen een systeem van sociale en literaire conventies.
Dit in acht nemende, kan het interessant zijn om de tekst niet als zelfstandig kunstwerk te
recipiëren, maar oog te hebben voor de wijze waarop bijvoorbeeld conventionele
representaties in een tekst besloten liggen. Ten tweede ligt het onderscheid tussen hoge en
lage cultuur de laatste jaren onder vuur. Sociologisch onderzoek heeft aangetoond dat
artistieke kwaliteit samenhangt met sociale klassen. De dominante klasse die de esthetische
waarden bepalen, gebruikt kunst om zich te distantiëren van lagere klasse. Voor velen maakt
13
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 14/39
dat kunst verdacht. Ten slotte heeft de vooruitgangsgedachte in het algemeen, en de
avantgarde-ideologie in het bijzonder, in de twintigste eeuw aan kracht ingeboet. De
gedachte dat kunst zich in een stijgende lijn beweegt tot het haar uiteindelijke ultieme
abstracte vorm heeft gevonden wordt niet langer geloofwaardig gevonden. Het idee dat de
kunst die gemaakt wordt iets moet toevoegen aan dat wat er al bestaat is daarom op de
achtergrond geraakt. Dat maakt het lastig kunst op eigentijdse criteria te beoordelen en het
gevaar schuilt erin dat werkelijk alles door kan gaan voor kunst (17-20).
Doorman wijst dus, evenals Etty, op de problemen die de criticus ondervindt. Die problemen
hebben te maken met de relativering van de speciale waarde van kunst en literatuur, het
gebrek aan criteria waaraan literatuur getoetst kan worden, en derhalve ook met de
geloofwaardigheid van de kritiek en de moeilijkheden omtrent verantwoording en legitimatie.
Waar Doorman ons attent op maakt is dat er verschillende gronden zijn voor het wantrouwen
jegens de literaire kritiek. Teksten zijn niet onschuldig, laat staan dat de kritiek haar handen
in onschuld kan wassen. Het onderscheid tussen hoge en lage cultuur is een constructie, en
het gevaar daarvan is dat sociale verschillen door teksten en de receptie daarvan in stand
worden gehouden. Juist om deze redenen is het belangrijk dat het debat op gang blijft.
Zoals al eerder opgemerkt lost Etty het gebrek aan gezag op door erop te wijzen dat
literatuurreceptie wel degelijk een objectieve kant heeft en spreekt het streven uit dat
literatuurjournalisten zo objectief mogelijk blijven. Op die manier hoopt zij het geloof in de
kritiek te herstellen. Daarnaast wijst ze op het belang van de kritiek en dat heeft te maken
met haar literatuuropvatting. Literatuur dient een maatschappelijk belang. Dat is al besproken
bij de analyse van Galopperend op jacht naar een idee. De kritiek is daarom ook van
maatschappelijk belang. Ze geeft mensen een blik op de ideeën van de auteur. Door een
dergelijke redenering is Etty weer terug bij af, wat betreft haar onderbouwing van de stelling
dat de literaire kritiek wel degelijk ten dele een objectieve methode hanteert.
Waar ik in de de analyse van Galopperend op jacht naar een idee al op wees is dat literatuur
alleen bestaat bij de gratie van een (intersubjectieve) literatuuropvatting. Door een
literatuuropvatting is het mogelijk te selecteren, want voor selecteren is het nodig criteria te
hanteren op basis waarvan de selectie plaats vindt. Literatuuropvattingen, waaraan criteria
worden ontleend, vormen geen literaire meetlat (universele criteria) waaraan een recensent
een roman kan toetsen, om vervolgens na meting te besluiten of het boek objectief goed of
slecht is. Dergelijke universele criteria bestaan niet. Het zijn historische constructies. Het
onderscheid tussen hoge en lage literatuur is arbitrair. Dat wil niet zeggen dat het
14
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 15/39
onderscheid niet bestaat, het bestaat als afspraak tussen mensen. Daar is niets mis mee, er
kan alleen niet beweerd worden dat aan een literatuuropvatting ontleende set van criteria
een objectieve methode oplevert. Het is opvallend dat Etty hamert op het belang van
objectiviteit om het gezag van de literaire kritiek ter herstellen, terwijl de opvatting dat
literatuurjournalistiek een objectieve basis heeft in tegenstrijd is met literatuursociologisch
onderzoek. Hierover later meer.
Doorman gaat op een heel andere manier op de geschetste problematiek in. In plaats van
het belang van objectiviteit te onderstrepen, benadrukt hij het belang van debat. De
hierboven beschreven ontwikkelingen in het filosofische en sociologische debat hebben
enige argwaan jegens de kritiek uitgelokt en de criticus moet zich daarom verantwoorden.
Een debat waarin verantwoording wordt afgelegd kan nooit een afgerond proces zijn, omdat
de argumentatie ter legitimatie van de literaire kritiek nooit sluitend kan zijn. Er kunnen
immers nooit definities en criteria worden gevonden die zich aan een sociale,
maatschappelijke en historische context onttrekken.
Doorman schetst een aantal mogelijkheidsvoorwaarden voor het bestaan van een literatuur-
journalistieke praktijk. Dat is ten eerste een geloof en vertrouwen in de kunst en de literatuur.
We moeten eerst geloven in de literatuur, in haar bijzondere status en waarde, alvorens haar
te kunnen wantrouwen. Om te twijfelen aan de waarde van iets moet men er eerst van
uitgaan dat het waardevol is. Dit wil niet zeggen dat argwaan overbodig is: “Dat verdenking
verdacht is maakt het verdenken niet overbodig!(21)” Want juist die verdenking maakt het
debat interessant. (20-21)
Een tweede mogelijkheidsvoorwaarde is een geloof in de vooruitgang van de kunst.
Doorman meent dat wanneer we ervan uitgaan dat er vooruitgang in de kunst mogelijk is, het
weer zinvol wordt kunst in de historische context te plaatsen, waardoor wij de vraag wat
eigentijds werk voorstelt, mogen stellen. Hierdoor kunnen critici het werk duiden. Door een
boek te vergelijken met ander werk, kunnen critici ontkomen aan het gebruik van een set
van starre criteria die de werkelijkheid geen recht doen. (19-20)
“Wie gelooft in literatuur moet selecteren.(22)” schrijft Doorman. Wie de overtuiging heeft dat
literatuur een speciale waarde heeft, brengt onderscheid aan tussen die boeken die
inderdaad die speciale waarde hebben, en boeken die dat niet hebben. Zonder dit
onderscheid bestaat literatuur niet. Er bestaan dan alleen nog maar boeken, en de receptie
daarvan is consumptie. Het is de taak van de criticus de auteurs aan te moedigen zich niet
15
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 16/39
te gemakkelijk te conformeren aan de literaire conventies maar juist door daarvan af te
wijken de literatuur als kunst op een hoger plan te tillen: “Pas als de middelmaat weer betaalt
omdat er een conducteur in het hokje zit die niet de andere kant op kijkt, kunnen de slimmen,
de moedigen en de wanhopigen met verve de regels ontduiken. Zo wordt er literatuur
geschreven die ertoe doet. (22)”
De literatuuropvatting van Doorman is, dat kunst zich moet blijven vernieuwen. Evenals Etty
hanteert Doorman een autonome kunstopvatting. Door zich te onttrekken aan de geldende
literaire conventies, schept de auteur een literair kunstwerk. Elsbeth Etty schrijft in
Galopperend op jacht naar een idee dat wanneer productie van cultuur vermengd wordt met
economische belangen, dat geen kunst of literatuur kan opleveren. Cultuur is dan
ingekapseld in een economisch systeem. Auteurs die afhankelijk zijn van het economische
systeem moeten bij het schrijven rekening houden met de publieke smaak, en zijn dus niet
meer autonoom. Ook Doorman moet een dergelijke mening zijn toegedaan. Wanneer
auteurs rekening moeten houden met de publieke smaak, hebben zij zich aan
maatschappelijke en literaire conventies te houden. Dat kan nooit experimentele,
vernieuwende literatuur opleveren. Ik citeerde in de inleiding Palmen, die zei dat literatuur de
kunst van de roman is. En dat kunst een aantal kenmerken heeft. Een van die kenmerken is
dat zij fel gekant is tegen elke vorm van cliché. Ook Palmen heeft een kunstopvatting waarbij
vernieuwing een speciale plaats inneemt. Zij sluit daarbij aan bij Doorman en Etty.
Het is opvallend dat Etty wijst op de overeenstemming die er onder critici heerst over de
uitgangspunten en de tot stand gekomen selectie en beoordelingen. Terwijl Doorman juist
meent dat de beoordelingen zoveel van elkaar verschillen. Het is vreemd, meent Doorman,
dat critici nooit de behoefte voelen zulke verschillen in mening eens uit te vechten. Etty
gebruikte de eensgezindheid onder critici als argument voor haar stelling dat er een
objectieve component aan het recenseren van boeken zit. Ik wees erop dat de
eensgezindheid onder critici geen geldige redenatie is en dat de eensgezindheid weleens het
gevolg zou kunnen zijn van het feit dat er institutioneel bepaald wordt welke boeken tot de
canon behoren. Ik denk dat die eensgezindheid een noodzakelijke voorwaarde voor het
ontstaan van literatuur is. En ik hoop dat in het volgende deel van dit onderzoek te
onderbouwen aan de hand van de theorie van Bourdieu over orkestratie.
16
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 17/39
Het zou kunnen zijn dat critici in eerste instantie van mening verschillen, het beoordelen van
romans is immers een subjectieve aangelegenheid, maar dat in latere instantie de oordelen
van critici steeds meer op elkaar gaan lijken. Als dat zo is dan hebben Doorman en Etty
allebei gelijk. Later in dit onderzoek zal ik uitgebreid terugkomen op het proces van
orkestratie. Ik hoop in dit proces ook een antwoord te vinden op de vraag die Doorman stelt:
waarom voelen critici nooit te behoefte een verschil in mening uit te vechten?
17
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 18/39
Bourdieu
De opvatting dat artistieke kwaliteit niet inherent is aan een tekst, is al zo oud als de literaire
kritiek zelf. De laatste decennia is met sociologisch onderzoek stevig onderbouwd dat de
waardering voor teksten in een sociale context ontstaat. Eén van de pioniers op dit gebied is
Pierre Bourdieu (1930-2002). Bourdieu breekt met twee hardnekkige kunstopvattingen. Uit
zijn analyses blijkt dat het beeld van de kunstenaar als autonome schepper en het idee van
de criticus als onafhankelijke beoordelaar slechts romantische versies van de werkelijkheid
zijn (Janssen 14). Vanuit een filosofische invalshoek maakt Foucault korte metten met de
autonomie van het subject. Mensen zijn geen vrijdenkende, onafhankelijke subjecten, zij
worden gevormd door de epistème waarbinnen zij leven en verhouden zich altijd in bepaalde
machtsrelaties tot elkaar. Bourdieu komt, mijn inziens, via een ander weg tot soortgelijke
conclusies.
Met sociologisch onderzoek toont hij bijvoorbeeld aan dat cultureel gedrag sociaal bepaald
is. De herkenning van esthetische waarde is geen aangeboren kwaliteit, maar wordt
aangeleerd door middel van de opvoeding thuis en de kunsteducatie op school. Hiermee
laat Bourdieu zien dat het subject niet op zichzelf staat maar wordt gevormd door opvoeding
en andere instituties, zoals school. Daarnaast toont Bourdieu dat kunst pas als zodanig
erkend wordt als verschillende instanties en personen dat met elkaar hebben afgesproken.
De deelnemers van het culturele en literaire veld die bepalen welk object kunst is, of die
bepalen welke tekst als literatuur geclassificeerd wordt, zijn geautoriseerd om dit te doen.
Deze autoriteit is een product van een permanente machtsstrijd tussen de deelnemers
onderling, tussen de instituties en tussen de verschillende velden. Ook in de analyses van
Bourdieu wordt dus nadruk gelegd op de machtsrelaties die de verhoudingen tussen mensen
vormen, en die de logica van een bepaald veld bepalen (Van Maanen 48-69).
In het volgende deel worden de analyses van Bourdieu uiteengezet. Dit biedt een kader van
waaruit de maatschappelijk veranderingen geïnterpreteerd worden. Enerzijds wordt
aangetoond dat bepaalde mechanismen die Bourdieu beschreef, nog steeds herkenbaar zijn
in het culturele, en meer specifiek, in het literaire veld. Anderzijds wordt benadrukt dat de
maatschappij vanaf de jaren '70 behoorlijk veranderd is, en dat een aantal van Bourdieus
bevindingen niet meer gelden.
18
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 19/39
Veldmechanismen
Volgens Pierre Bourdieu bestaat de samenleving uit verschillende velden, bijvoorbeeld het
politieke, het wetenschappelijke en het culturele veld. De spelers van een veld bekleden
bepaalde posities die afhankelijk van elkaar zijn (Van Maanen 49-50). De literaire kritiek,
bijvoorbeeld, moet door de rest van het literaire veld erkend worden als legitieme instantie
om literatuur van niet-literatuur te onderscheiden, anders heeft zij geen bestaansrecht. Niet
iedereen is geschikt voor elke positie.
Spelers bekleden bepaalde posities, omdat zij een habitus ontwikkeld hebben die daarbij
past. Dat is een houding waarin een persoon gegroeid is door een impliciet en een expliciet
leerproces. Het opgroeien in een traditie van teksten en het ontwikkelingen van een
professionele leeshouding kunnen ervoor zorgen dat iemand een habitus ontwikkelt die
geschikt is voor een baan als literair criticus. Het hebben van een geschikte habitus voor een
positie in het literaire veld behelst ook een geloof in de waarde van het spel en kennis van de
spelregels (in het literaire veld) (ibid).
Maarten Doorman somt in De vrede graast zonder genade een aantal taken van een criticus
op, waaronder de taak voor de recensent zich te engageren: “Engageren betekent dat de
kritiek zich eo ipso verzet tegen onverschilligheid en [...] getuigt van geloof in de literatuur.”(14) De criticus schrijft niet om reclame te maken, maar omdat zij of hij gelooft dat literatuur
om de één of andere reden waardevol is. Elsbeth Etty geeft in haar rede Galopperend op
jacht naar een idee een definitie van literatuur. Zij presenteert die definitie als
vanzelfsprekend. Een omschrijving van wat literatuur doet kan, mijn inziens, gezien worden
als een gezamenlijk geloof in de literatuur: “Wat iedere literatuurliefhebber [...] weet, is dat
literatuur, zoals alle kunst, bij machte is mensen te verontrusten, te verbazen, in verwarring
te brengen, en vooral nieuwe gezichtspunten en ideeën te bieden.” (3)
Aan de posities die spelers innemen zijn verschillende maten van prestige verbonden. De
structuur van een veld wordt gevormd door een machtstrijd om symbolisch kapitaal.
Bourdieu maakt onderscheid tussen economisch, cultureel en sociaal kapitaal. Wie veel
economisch kapitaal heeft bezit veel geld. Wie cultureel kapitaal bezit, heeft kennis van kunst
en literatuur. Cultureel kapitaal is onder andere een set van competenties waardoor iemand
in staat is kunst tot zich te nemen. In geïnstitutionaliseerde staat is het erkenning in de vorm
van diploma's en titels. Tenslotte kan cultureel kapitaal geobjectiveerd worden in de vorm
19
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 20/39
van boeken, schilderijen, films, muziek et cetera. Sociaal kapitaal heeft te maken met de
netwerken en relaties waarbinnen een persoon functioneert. Alle vormen van kapitaal zijn op
de lange termijn inwisselbaar voor elkaar. Een sociaal netwerk dat verankerd is in de
culturele wereld (sociaal kapitaal) en een academische graad in de kunst- en cultuurstudies
(cultuur kapitaal) kunnen worden omgezet in economisch kapitaal in de vorm van een baan
met veel prestige en bijbehorende salarisstrook. Sociaal en cultureel kapitaal zijn
symbolische vormen van kapitaal. Dat wil zeggen dat hun economische waarde wordt
ontkend. Vormen van symbolisch kapitaal worden gezien als waardevoller dan geld.
(Bourdieu 1992: 120-141)
In de strijd om meer symbolisch kapitaal hanteert de gevestigde orde, de orthodoxie,
conservatieve strategiën, terwijl de nieuwkomers, de heterodoxie, ontwrichtende strategiën
gebruiken. De strijd tussen de orthodoxie en heterodoxie is onophoudelijk. Eén van de
belangrijkste middelen in de strijd is de gelegitimeerde definitie van wat kunst en/of literatuur
is, inclusief classificaties en begrenzingen (Van Maanen 50-57). Vandaar misschien dat Etty,
die al meer dan 30 jaar voor de dagbladpers schrijft, en tot de orthodoxie van het literaire
veld behoort, de behoefde voelde literatuur te definiëren in de hierboven geciteerde
bewoordingen. Ik meen dat ik in termen van Bourdieu kan stellen dat Etty door het
formuleren van een literatuuropvatting en deze te presenteren als vanzelfsprekend, haar
eigen positie probeert veilig te stellen. Zij hanteert een conservatieve strategie in de strijd om
cultuur. Zij wil dat er een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen hoge literatuur en
populaire literatuur. Die visie wordt aangevochten door de heterodoxie. Dat zijn auteurs,
zoals Saskia Noort, die menen dat een dergelijk onderscheid niet meer van deze tijd is en
door auteurs, zoals Koch en Kluun, die menen dat boeken die voor een groot publiek
geschreven zijn ook literatuur kunnen zijn. Economische belangen en kunst gaan volgens
hen wel degelijk samen. De heterodoxie, bijvoorbeeld de auteurs Koch, Kluun en Noort,
hanteert dus ontwrichtende strategieën.
Dat verschillende vormen van kapitaal inwisselbaar zijn, wordt in het literaire veld verdrongen
(Van Maanen 52-54). Sterker nog, er is een hiërarchische verhouding tussen commerciële
en niet-commerciële producten, waarbij de eerstgenoemden lager in de rangorde staan
(Bourdieu 143-147). Het ideaalbeeld is dat een auteur een boek schrijft omdat zij een hoger
ideologisch of esthetisch doel voor ogen heeft, niet omdat een bestseller de bankrekening
spekt. Wie wel schrijft voor commercieel succes zal merken dat diens werk minder positief
wordt ontvangen. Kwaliteit en succes staan volgens deze romantische opvatting diametraal
tegenover elkaar. Etty meent dat we in een tijd leven waarin de literatuur om commerciële
20
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 21/39
redenen getrivialiseerd wordt. De literaire criticus heeft de taak zich te verweren tegen de
middlebrow, een term die Etty ontleent aan Virginia Woolf: “het is de man of vrouw van
halfbloed verstand die nu eens aan deze kant van de heg kuiert en slentert en dan weer aan
de gene, niet op jacht naar één enkel doel, de kunst of het leven zelf, maar naar allebei,
onduidelijk en nogal smerig vermengd met geld, roem, macht of prestige. (1)” Met geld
vermengde proza is geen literatuur, en is de de taak van critici om de zuivere literatuur van
de onzuivere commerciële boeken te scheiden. “Literaire kritiek is idealiter een vorm van
anti-populisme, een antidotum tegen de vervlakking, de vercommercialisering en de in
reclamebureau bedachte exploitatie van de smakeloosheid (9)”
Deze visie zie ik ook terug bij Doorman en Palmen. Ik durf aan de hand van Bourdieu te
stellen dat Etty, Doorman en Palmen tot de orthodoxie van het literaire veld behoren. En ik
wil met dit onderzoek aantonen dat deze visie op literatuur, waarbij artistieke waarde wordt
losgekoppeld van economische waarde, wordt uitgedaagd door auteurs die zich richten op
een groot publiek, en toch pretenderen literatuur te schrijven. Voor deze auteurs is de
autonome kunstopvatting niet langer ongenaakbaar.
21
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 22/39
Orkestratie
Etty suggereert dat critici tot een objectieve besluitvorming komen. Zij onderbouwt deze
stelling door erop te wijzen dat critici het regelmatig met elkaar eens zijn: “In plaats van de
persoonlijke smaak etaleren, zoals vroeger niet ongebruikelijk was, probeert tegenwoordig
iedere serieuze criticus een boek te toetsen aan de pretenties van dat boek. Natuurlijk zijn er
verschillen tussen critici. [...] uiteenlopende achtergronden, opleidingen [...] en media
waarvoor men werkt, leiden tot gedifferentieerde benaderingen. Maar grosso modo hanteren
critici dezelfde uitgangspunten bij het beoordelen van boeken. Over het algemeen komen ze
trouwens ook tot dezelfde selectie uit het enorme boekenaanbod en niet zelden ook tot in de
hoofdzaak vergelijkbare oordelen. (4)” Deze visie van Etty is in strijd met sociologisch
onderzoek.
Susanne Janssen stelt in haar proefschrift In het licht van de kritiek dat dergelijke
opvattingen geen rekenschap geven van de sociale factoren die invloed hebben op het werk
van de literaire dagbladpers. Critici doen uitspraken op basis van een literatuuropvatting.
Tegenwoordig is de autonome literatuuropvatting dominant, dat betekent dat de opvatting
heerst dat boeken op tekstintrinsieke criteria beoordeeld moeten worden. Aan deze
literatuuropvatting ontlenen critici bepaalde normen op basis waarvan zij waardeoordelen
uitspreken. Normen waarop teksten getoetst worden zijn bijvoorbeeld: originaliteit,
authenticiteit, coherentie, complexiteit. Het toetsen van teksten aan de hand van deze
normen vormt géén objectieve methode. Zoals Janssen uitlegt: “Er zijn geen welomlijnde
criteria om uit te maken of het gebruik van een bepaalde norm [...] als juist of als onjuist mag
worden beschouwd. Ook wanneer critici erin slagen om tot eenduidige uitspraken over
tekstuele eigenschappen te komen, is de status van deze uitspraken voor een specifiek
waardeooreel discutabel. Tussen beschrijvende en waarderende uitspraken gaapt een
argumentatieve kloof. Deze valt niet op logische of empirische wijze te dichten, maar kan
enkel met behulp van normatieve opvattingen over de aard en functie van literatuur worden
overbrugd. (25)”
Eenstemmigheid wordt vaak als argument gebruikt om de objectieve werkwijze van de
literaire kritiek aan te tonen. In werkelijkheid is het een product van orkestratie. Dat betekent
dat journalisten hun werk op elkaar afstemmen. Critici nemen nota van elkaars werk en
verwerken dat in hun eigen commentaar. In de loop van de tijd gaan literair-kritische
uitspraken over een bepaald werk steeds meer op elkaar lijken. Naarmate meer spelers uit
22
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 23/39
het literaire veld het met elkaar eens worden over het belang van een werk, tonen critici de
neiging zich te conformeren aan de heersende opvatting over hoe dat werk gelezen moet
worden (23-27).
Janssen noemt in haar proefschrift een aantal oorzaken voor de neiging van critici zich te
conformeren aan de groep. Werken bij de literaire dagbladpers is een onzeker bestaan. Ten
eerste weten critici dat hun oordelen subjectief zijn. Critici onderscheiden teksten op basis
van tekstintrinsieke eigenschappen, waarbij de persoonlijke leeservaring de maatstaf is voor
de kwaliteit van een werk. Dat is een onzekere methode omdat ze niet objectief is. De enige
graadmeter voor het toetsen van de kwaliteit van het eigen beoordelingsvermogen is de
opinie van anderen. Als anderen dezelfde mening zijn toegedaan over een roman, versterkt
dat het gevoel van critici het bij het juiste eind te hebben. Door rekening te houden met
uitspraken van collega's kan getracht worden de onzekerheid van het vak te reduceren. Als
collega's de mening zijn toegedaan dat een bepaalde recensent 'juiste' of 'correcte' oordelen
velt over recent verschenen boeken, dan zal dat diens reputatie ten goede komen.
Veel critici werken op freelance basis. Bovendien is er veel instroom in verhouding tot de
ruimte die er is om literatoren de kans de geven zich de manifesteren. Er is geen
overkoepelende regulerende en controlerende instantie, waardoor critici afhankelijk zijn van
het vertrouwen van mede-literatoren. Reputatie is daarbij een belangrijk instrument. Van
critici wordt verwacht dat zij een werk ten eerste in het oeuvre van een auteur plaatsen, ten
tweede in een bredere literaire traditie en ten derde dat zij de recente ontwikkelingen in het
literaire veld in de gaten houden en duiden. Dat vereist belezenheid, intelligentie en
sensibiliteit. Het zijn collega's, redacteurs en auteurs die deze eigenschappen aan iemand
moeten toedichten. Op basis van het beeld dat anderen in het literaire veld van mede-
literatoren hebben, krijgen critici de kans hun stukken te plaatsen. Dat betekent overigens
niet dat een criticus altijd anderen napraat. Het kan strategisch zijn af en toe een afwijkende
mening te hebben. Dat onderstreept de onafhankelijkheid van de recensent. Er wordt
vanzelfsprekend van critici verwacht dat zij oorspronkelijk zijn en een eigen visie op literatuur
hebben. Dat houdt in dat de recensent ten aanzien van gevestigde auteurs af en toe met
andere, of genuanceerde standpunten moet komen, of dat zij als eerste een
beargumenteerde recensie schrijft over een debuut. Een recensent kan het zich echter niet
permitteren om een werk te blijven negeren of promoten terwijl de auteur stelselmatig door
anderen wordt geprezen, dan wel genegeerd (26-32).
23
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 24/39
Maarten Doorman betreurt in zijn inaugurele rede het gebrek aan debat tussen critici: “En
even verbazingwekkend is het dat critici [...] nooit de behoefte hebben zulke verschillen van
mening eens uit te vechten. Men jaagt de vliegen weg en schrijft een volgend stuk, vredig
voortgrazend door het literaire seizoen. Ik suggereer daarbij niet dat men in de literaire kritiek
niet wil oordelen, [...] maar ik vrees dat de consequenties van zo'n oordeel gering zijn en dat
daarmee het oordelen zelf een efemere bezigheid dreigt te worden. (13)” Doorman wijt dit
gebrek aan debat aan een bredere maatschappelijk tendens, namelijk dat de huidige
maatschappij in zijn volledige breedte conflictmijdend is. Het is de vraag of dat het geval is.
Het zou kunnen zijn dat de constatering van Doorman simpelweg een gevolg is van het
proces van orkestratie dat zich binnen de literaire kritiek voltrekt. Zoals Janssen in haar
proefschrift stelde is eenstemmigheid onder critici een product van orkestratie. Critici worden
het eens over welke teksten waardevol zijn. Vervolgens wordt hun selectie overgenomen
door de essayistiek. De teksten die binnen de literaire dagbladpers en de essyistiek
belangrijk worden gevonden worden ten slotte behandeld in academische kringen. Zo komt
de canon tot stand. Zonder eensgezindheid onder critici, geen canon.
Hoe belangrijk de reputatie van de recensent is, blijkt ook uit Crisis in de kritiek van Rob
Grootendorst. Volgens Grootendorst is een recensie een verschil van mening tussen de
lezer en de criticus. Wat ter discussie staat is het oordeel van de recensent. Om het verschil
van mening op te lossen moet de criticus zijn oordeel ondersteunen met argumenten. De
recensent moet daarbij kunnen terugvallen op gemeenschappelijke uitgangspunten, dat zijn
bijvoorbeeld feiten, normen, waarden en waardenhiërarchiën. Maar aangezien de lezer het
boek nog niet gelezen heeft en er geen overeenstemming bestaat over de
beoordelingscriteria, komt de onderbouwing van een standpunt in het gedrang. Grootendorst
concludeert: “Nee, wat ik heb willen laten zien, is dat het een illusie is om te denken dat er
algemeen erkende beoordelingscriteria voor literatuur zijn die als gemeenschappelijke
uitgangspunten in een kritische discussie kunnen fungeren. Gevoegd bij de constatering dat
literaire recensies geen voor de lezer controleerbare feiten kunnen aanvoeren, leidt dit –
vrees ik – onherroepelijk tot de conclusie dat literaire recensies geen echte oplossing van het
niet-gemengde verschil van mening tussen de recensent en zijn lezer kunnen
bewerkstelligen, maar altijd voor een belangrijk deel op autoriteitsargumentatie berusten, en
wel op het gezag van de recensent.”(17)
24
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 25/39
Opvallend is trouwens, dat slechts in de helft van alle literaire recensies een expliciet oordeel
over een boek wordt gegeven, en dat critici zich regelmatig negatief uitlaten over de
gesteldheid van de literaire kritiek. Elke criticus benadrukt hoe belangrijk de argumentatie is,
maar niemand lijkt daarbij het betogende karakter van recensies ter discussie te stellen. (8-
20)
25
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 26/39
Symbolische productie
De literaire kritiek is een eerste selectiemechanisme in de vorming van een literaire canon.
Via recensies geeft de journalistiek een beeld van de hedendaagse productie in het literaire
veld, daarnaast geeft ze een eerste waardering van het aanbod. Een boek dat niet wordt
besproken raakt snel in de vergetelheid. Het bespreken van romans en dichtbundels en het
al dan niet positief waarderen daarvan heeft verscheidene gevolgen. Ten eerste kan zij
leiden tot de beslissing van boekhandelaren om het werk op te nemen in het assortiment.
Hetzelfde geldt voor de beslissing van de openbare bibliotheken om een boek al dan niet in
hun collectie op te nemen. Ten tweede wegen uitspraken van critici mee in de bekroning van
boeken door vakjury's en het al dan niet toekennen van subsidies. Ten derde kan de selectie
van de journalisiek als basis dienen voor het aanbod dat in eerste instantie besproken wordt
in essays en in latere instantie misschien binnen de academische wereld tot object van
onderzoek wordt. Nu is de hiërarchisering in principe al stevig verankerd. Ter 'voltooiing' van
de canon kan uiteindelijk besloten worden een boek op te nemen in literatuuroverzichten en
schoolboeken (Janssen 1994 17-24). Literatuur komt dus tot stand doordat critici en andere
instantie die gelegitimeerd zijn symbolische waarde toe te kennen aan romans het eens
worden over welke romans dit predicaat verdienen. Er is dus, naar mijn mening, een gebrek
aan debat nodig, voor literatuur om te bestaan. Volgens mij is dit het antwoord op de vraag
die Doorman stelt: hoe komt het dat critici hun verschil in mening nooit eens uitvechten?
Het positief waarderen van romans en gedichtenbundels is een vorm van symbolische
productie. Andere vormen van symbolische productie zijn het toekennen van prijzen en het
bespreken van boeken in het onderwijs. Critici hanteren verschillende strategiën bij het
toekennen van symbolische meerwaarde aan romans en gedichtenbundels. Een voorbeeld
is de bespreking van Haantjes door Arjan Peters in de Volkskrant van zaterdag 22 januari
2011. Kluun verwijst in Haantjes een aantal maal naar Kaas van Willem Elsschot, een roman
die een stevige plaats in de literaire canon heeft verworven. Peters merkt de verwijzingen op,
en stelt dat ze gepast zijn. Een gedurfde uitspraak, aangezien de literaire kwaliteit van het
werk van Raymond van de Klundert ter discussie staat. Op donderdag 28 januari lezen we
dat Arjen Fortuin de verwijzing ook opgemerkt heeft, maar hij schrijft daarover: “Kluun
knipoogt in zijn nieuwe roman naar Elsschot, maar dat maakt hem nog niet Elsschottiaans.”
Fortuin vergelijkt 'de nieuwe' van Kluun met 'de nieuwe' van Koch, en uit daarbij zijn twijfels
over het literaire gehalte van Haantjes: “De literaire strijd is ongelijk – Kluun speelt in dat
opzicht een paar divisies lager – maar het commerciële duel van K2 kan spannend worden –
26
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 27/39
al lijkt Koch ook daarvoor de beste papieren te hebben. De Haantjes zijn wel erg licht.” Bijna
twee maanden later, in de boekenbijlage van 19 maart bespreekt Peters twee biografieën
van Elsschot, waarin hij op een volsterkt onlogisch moment Haantjes symbolische waarde
toekent door het boek te vergelijken met het werk van Elsschot: “Mooi is Van de Reijts
weergave van De Ridders zakelijke successen, waardoor hij een gezin met zes kinderen kon
voeden. Krantenkiosken, reclameborden op stations, almanakken, jaarboeken, uit het
lospraten van advertenties sleepte hij een aardig fortuin. En hij maakte in 1920 het
programmaboekje voor de Olympische Spelen in Antwerpen; De Ridder pakte het slimmer
aan dan de reclamejongens die in 1998 aan de Gay Games wilden verdienen, in Haantjes
(2011) van Kluun, dat de kwalificatie Elsschottiaans eens te meer verdient.” Peters vergelijkt
hier dus een fase uit het leven van Elsschot (pseudoniem voor De Ridder) met een thema, of
verhaallijn uit het boek van Raymond van de Klundert. Deze vreemde vergelijking gaat maar
half op. De Ridder was succesvol, de personages van Kluun niet. Kortom: het is geen bewijs
voor de bewering dat Haantjes “de kwalificatie Elsschottiaans eens te meer verdient”. Dat
Peters deze kromme vergelijking maakt heeft waarschijnlijk meer te maken met zijn eigen
positie als recensent. Zoals hij zelf in zijn lovende recensie duidelijk maakt heerst er nogal
wat weerstand tegen de commerciële Kluun en de wijze waarop hij zijn romans op de markt
brengt: “Bevangen door vooroordelen en argwaan begon ik aan de roman Haantjes.
Vanwaar dat voorbehoud? Omdat Raymond van de Klundert ( 1964) een marketingbureau
heeft gehad, omdat hij zich daarna het infantiele pseudoniem Kluun aanmat en zich in zijn
hoedanigheid van schrijver ook als gehaaide entrepreneur bleef manifesteren. Maar vooral
omdat hij in Komt een vrouw bij de dokter [...] en De weduwnaar [..] de platheid niet
schuwde.” Hetzelfde 'onfrisse' gevoel over Kluun wordt gedeeld door Peter's collega's in het
literaire veld. Peters heeft zich van zijn collega-recensenten onderscheiden door een
positieve recensie te schrijven over Haantjes. Vanuit de theorie van Bourdieu bekeken, lijkt
de kromme vergelijking die Peter maakt in zijn recensie over de biografieën van Elsschot een
manier om zichzelf te 'legitimeren' voor dit afwijkende standpunt.
Het is opmerkelijk dat boeken die gericht zijn op commercieel succes een plekje krijgen in de
boekenbijlage. Eerder is beschreven dat volgens Bourdieu het streven naar economisch
kapitaal wordt verdrongen in het literaire veld, en dat producten gericht op commercieel
succes minder hoog in de hiërarchie staan. De inaugurele rede van Elsbeth Etty laat zich
goed lezen met een Bourdieu-blik. Dat Kluun, het icoon voor de bestsellerauteur, een plek
krijgt ín de boekenbijlage, en dat Arjan Peters zich lovend over hem uitlaat, zou een
aanwijzing kunnen zijn dat dit enigszins aan het veranderen is. Ook Herman Koch, die
overstapte naar een andere uitgever om een groter publiek te bereiken, wordt daarop
27
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 28/39
nauwelijks afgerekend. Arjen Fortuin merkt op dat Koch en Kluun oorspronkelijk uit twee
verschillende werelden komen. Koch schreef literatuur en Kluun amusement, maar met hun
twee meest recent uitgegeven romans bewegen de auteurs zich dichter naar elkaar toe:”Dat
ze van verschillende plaatsen komen is waar, maar ze bewegen snel naar elkaar toe. Koch
is begonnen als gewaardeerd maar niet uizonderlijk goed verkopende auteur uit de Reve-
school [...] Koch werd steeds meer een plotbouwer en meende dat zijn boeken een groter
publiek verdienden [...] Kluun verwierf zich met Komt een vrouw bij de dokter een iconische
positie als veelverkoper én als kop van Jut voor iedereen die meende de hogere kunsten te
vertegenwoordigen [...] Maar terwijl Koch niet tevreden was met een louter literaire status,
neemt Kluun geen genoegen met uitsluitend commercieel succes.” Ondanks dat het duidelijk
is dat met Zomerhuis met zwembad commercieel succes wordt nagestreefd, en ondanks dat
het boek erg veel lijkt op de vorige roman van Koch, is Fortuin toch overwegend positief over
het werk:”Koch heeft gezegd dat Zomerhuis met zwembad misschien wel een beter boek is
dan Het diner en als je naar puur romantechnische elementen kijkt, zit daar wel wat in. [...]
En het boek leest als een trein, is grappig en niet oppervlakkig.”
Deze ontwikkeling wijst erop dat de autonome kunstopvatting ter discussie staat. Auteurs
zoals Koch en Kluun vinden dat je heel goed een boek voor een groter publiek kunt schrijven
zonder dat dit afbreuk doet aan het literaire gehalte van de roman. En, ze komen ermee weg.
Hun meest recente werk wordt geaccepteerd door de literaire dagbladjournalistiek. Kunst
kan functioneren in een economisch systeem, zonder dat haar waarde wordt aangetast. Dit
wil dus niet zeggen dat auteurs als Koch en Kluun niet meer geloven in de speciale waarde
van literatuur (in termen van Bourdieu: de illusio). De strijd tussen de orthodoxie en de
heterodoxie gaat over de spelregels die binnen het literaire veld gelden (in termen van
Bourdieu: de doxa). En de spelregel waar het in dit geval om draait gaat over het al dan niet
toelaten van economische belangen bij de productie van literatuur.
Symbolische waarde wordt toegekend door auteurs, critici, leraren, juryleden van literaire
prijzen en redacteurs van literaire tijdschriften. Uitgevers en boekhandelaren worden gezien
als instituties van materiële productie. Toch zijn óók zij verantwoordelijk voor een deel van de
symbolische productie. Kees van Rees, Susanne Janssen en Marc Verboord laten in een
artikel in De productie van literatuur zien dat de invloed van critici door dalende oplage cijfers
vermindert, en dat uitgeverijen en distributeurs steeds meer greep krijgen op het proces van
symbolische productie.
28
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 29/39
Een deel van de symbolische productie vindt tegenwoordig plaats door het toekennen van
commerciële prijzen, marketingcampagnes en bestsellerlijsten. Het aantal
beoordelingsinstanties die gelegitimeerd zijn om aan boeken een literaire waarde toe te
kennen lijkt toegenomen. Deze ontwikkeling gaat gepaard met een toename in het aantal
genres en een minder sterke hiërarchie tussen de genres.
29
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 30/39
Meer literatuur en minder gezag
Een veld is nooit volledig autonoom. Het literaire veld is verweven met onder andere het
culturele, het economische en het politieke veld. Bovendien onderscheidt Bourdieu een
aantal metavelden: het veld van de macht en het maatschappelijk veld (het veld van de
klasseverhoudingen). Dit zijn metavelden omdat ze posities en verschillende vormen van
kapitaal in alle velden reguleren. Er is niet alleen een interne strijd in het literaire veld, er is
ook strijd aangaande de positie van het literaire veld binnen het veld van de macht. Het gaat
dan om de mate waarin externe invloeden de structuur van het literaire veld bepalen. De
interne en de externe strijd hangen met elkaar samen. Hoe autonomer het veld hoe steviger
de hiërarchiën verankerd zijn. Als de theorie van Bourdieu als uitgangspunt wordt genomen
kan de wens van Etty om niet alleen commercie en literaire kritiek gescheiden te houden,
maar ook commerciële proza van literatuur te onderscheiden, gezien worden als een strijd
om de autonomie van het literaire veld te behouden, dan wel te vergroten. De strijd tussen
de bezitters van symbolisch kapitaal en degenen die dat ontberen is de motor achter een
voortdurende ontwikkeling. Veranderingen kunnen alleen écht doordringen als zij worden
ondersteund door externe veranderingen, in het veld van de macht, of in het
maatschappelijke veld, die dezelfde richting uitgaan (Bourdieu 1994: 159-160).
Susanne Janssen haalt in haar inaugurele rede Paul Dimaggio aan, die stelt dat classificeren
altijd en overal gebeurt, maar dat de wijze waarop dat proces zich voltrekt, tijd- en
plaatsgebonden is. Als een samenleving een sterke onderverdeling heeft in rangen en
standen, dan is de hiërarchisering tussen de kunstengenres sterk. Hij meent dat, wanneer
een samenleving minder georganiseerd is volgens klasseverschillen, er een grotere variëteit
is in genres; dat de grenzen tussen de genres minder duidelijk te trekken zijn; en dat er
minder verschil is in aanzien tussen verschillende vormen van cultuurbeleving. Helaas heeft
Dimaggio zijn theorie niet onderbouwd met empirische gegevens, maar een korte blik op de
veranderingen binnen de culturele sector van de laatste decennia laten zien dat veel
hypothesen van Dimaggio aannemelijk zijn (Jansen 2005: 1-20).
Het behoeft niet veel onderbouwing om te stellen dat er in Nederland steeds minder sprake
is van aangeboren rechten en steeds meer van verworven rechten. Een voorbeeld daarvan
is dat we proberen binnen ons onderwijssysteem op basis van verschillende soorten
kwaliteiten een geschikte vervolgopleiding te selecteren voor leerlingen. De afkomst van
leerlingen is daarbij geen selectiecriterium. Doordat deze ontwikkeling niet een enkeling trof,
30
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 31/39
maar velen tegelijk, konden de ‘opklimmers’ het zich permitteren de smaak van de elite links
te laten liggen, en er openlijk voor uitkomen de eigen, vertrouwde populaire cultuuruitingen te
prefereren boven de klassieke hoge kunsten. Dit, de toegenomen welvaart, en de
toegenomen uren vrijetijd, hebben tot een opwaardering van de populaire cultuur geleid
(Janssen 2005: 25).
De voorkeuren en behoeften van lezers en cultuurdeelnemers hangen samen met de
materiële en symbolische productie. De scholing en opvoeding die de deelnemers krijgen
beïnvloedt de waarneming en waardering die zij voor een bepaald soort boeken of
cultuurproducten hebben. Anderzijds beïnvloeden de cultuurdeelnemers de classificatie van
literatuur. Als er een grote groep liefhebbers ontstaat, of er is een groep lezers met een
aantrekkelijke status, kan dat voor uitgevers reden zijn om meer van dat soort literatuur met
veel promotieactiviteiten op de markt te brengen voor die specifieke cultuurdeelnemers.
Daarentegen kan economisch succes critici en publicisten in literaire tijdschriften ervan
weerhouden aandacht te schenken aan de producten die zich richten op een massapubliek.
De waardering voor bepaalde producten door groepen mensen, kan ervoor zorgen dat die
groep producten door de samenleving wordt gezien als bij elkaar horend. Een dergelijk groep
producten kan zelfs dienen om zich te distantiëren van anderen. Te denken valt bijvoorbeeld
aan statusproducten. Op deze manier hebben de voorkeuren van groepen mensen invloed
op genre-onderscheidingen. Aan de andere kant kan de status, of de plaats van producten in
een hiërarchie afstralen op de liefhebbers ervan. Dit is wat Bourdieu distinctie noemt.
Mensen worden tot een bepaalde groep gerekend op grond van een gemeenschappelijke
voorkeur voor bepaalde producten. Volgens Bourdieu staan sociale standen niet vast, er is
beweging mogelijk door de gebruiken en producten van andere groepen over te nemen. Zo
kan iemand laten zien dat hij/zij tot een andere groep behoort (Dorleijn en Van Rees 243-
244).
Volgens Bourdieu zijn hoogopgeleiden uit hoge statusgroepen met veel cultureelkapitaal de
groep mensen die volgens de samenleving de legitieme smaak hebben. Hun voorkeuren
voor cultuurproducten die worden aangeduid als hoge literatuur en hoge cultuur, worden
door de rest van de samenleving gezien als de 'juiste' smaak. Populaire cultuur is iets voor
mensen uit de lagere statusgroepen. Sociale mobiliteit zou binnen deze theorie betekenen
dat iemand van lagere komaf, die een hogere opleiding geniet, of opklimt via zijn of haar
werk, tot een hogere statusgroep kan toetreden door hogere vormen van kunst en literatuur
te consumeren en zich zoals de beoogde groep te kleden en te gedragen. Dit principe gaat,
volgens Janssen, Van Rees en Verboord, niet meer op. Doordat een grote groep mensen
31
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 32/39
een hogere opleiding genoot, is er een groep cultuurdeelnemers van samenstelling
veranderd. Deze nieuwe groep hogeropgeleiden namen hun eigen voorkeuren (voor de
populaire cultuur) mee. De sterke hoog-laag dichotomie is daardoor afgezwakt.
Eigenschappen die voorheen specifiek werden geacht voor een bepaald genre producten,
worden nu ook geldig geacht voor andere groepen producten. De strikte genre-
onderscheidingen en hiërarchie tussen symbolische grenzen vervagen. Een deel van de
culturele praktijken verliest daardoor haar functie als instrument ter distantie van andere
groepen (Dorleijn en Van Rees 244-246).
Vanaf de jaren zeventig steeg de status van culturele sectoren die voorheen als lowbrow
gekwalificeerd werden. Dankzij de aandacht van gedrukte media en radio en televisie
kwamen film en popmuziek meer in de belangstelling en kregen zij steeds meer prestige.
Een andere hieraan verwante ontwikkeling is dat er sinds enkele decennia steeds meer
mensen zijn die van het culturele aanbod gebruik te maken. Dat komt door de, al eerder
genoemde, stijging van de welvaart, het toegenomen uren vrije tijd en de stijging in
opleidingsniveau. Bovendien valt onder alle lagen van de bevolking een verbreding van het
het culturele repertoire waar te nemen. De literatuur heeft concurrentie van andere vormen
van vrijetijdsbesteding gekregen. Voor oudere generaties was zij één van de meest
prestieuze vormen van cultuur. Maar voor jongere generaties, inclusief die uit de hogere
statusgroepen is zij één van de vele opties. Mede door de concurrentie van de televisie
houden jongeren het lezen massaal voor gezien (Dorleijn en Van Rees 247-248).
De democratisering van het hogere onderwijs betekende ook dat zij anders werd
vormgegeven. Sinds de invoering van de Mammoetwet is er paal en perk gesteld aan de
invloed die docenten genoten bij het overdragen van cultuur. Het onderwijs is meer
leerlinggericht geworden. Dat betekent dat het onderwijs in zijn geheel minder is gericht op
kennisoverdracht en meer op het aanleren van vaardigheden die bij de professionele carrière
van leerlingen van pas komen. Hetzelfde geldt voor het vak literatuur. Voorheen moesten de
leerlingen de traditionele keuzes van de docent slikken. Het leerproces was vooral gericht op
het overdragen van kennis van de literatuurgeschiedenis en het aanleren van de vaardigheid
literaire teksten te analyseren aan de hand van structuur- en stijlkenmerken. Tegenwoordig
is het onderwijs meer leerlinggericht, wat inhoudt dat de docent rekening houdt met de
voorkennis en interesses van de leerlingen bij het selecteren van literatuur. Er wordt minder
aandacht besteed aan stijl, en meer aan maatschappelijk discussies (Dorleijn en Van Rees
117-121).
32
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 33/39
Bovenstaande maatschappelijke veranderingen hebben naar mijn mening gevolgen voor de
wijze waarop critici hun vak beoefenen. Zoals aangetoond is, zijn er geen vaste criteria aan
de hand waarvan recensenten het literaire gehalte van romans en poëziebundels kunnen
toetsen. De onderbouwing die zij geven voor het al dan niet positief beoordelen van een
bepaald werk berust vooral op autoriteitsargumentatie. Die autoriteit moet onderkend worden
door de rest van de samenleving. Met de afname van het prestige dat aan literatuur werd
toegekend en met de nivellering tussen genres schijnt het mij toe dat die autoriteit niet meer
gegarandeerd is. Jongeren zijn eclectischer en trekken de grens tussen hoog-en laag minder
scherp. In de inleiding citeerde ik Saskia Noort, die daar ook al op wees. Ook in het
onderwijs wordt minder aandacht besteed aan de overdracht van hoge cultuur, in plaats
daarvan stelt men dat toegankelijke literatuur het leesplezier kan bevorderen, waardoor
jongeren misschien blijven lezen. Als er minder waarde wordt gehecht aan het hoog/laag
onderscheid en als het prestige dat het consumeren van hoge cultuuruitingen verminderd,
wat voor taak blijft er dan over voor critici die op basis van hun autoriteit hoge literatuur van
lage literatuur onderscheiden?
Er is dus een meer open samenleving, en volgens de theorie van Dimaggio zou dat
betekenen dat er een toename aan genres is, dat deze genres niet strikt van elkaar te
scheiden zijn en dat ze zich minder hiërarchisch tot elkaar verhouden dan voorheen het
geval was. Er is wat dit betreft veel onderzoek gedaan naar de institutionalisering van
popmuziek, de erkenning van dit muziekgenre in de kranten, en de participatie van hoger- en
lageropgeleiden aan muziekevenementen. De bewering van Saskia Noort, dat de moderne
hogeropgeleide een omnivoor is, die (bijna) alle muziekgenres consumeert, lijkt door deze
onderzoeken ondersteund te worden. Ook is het zo dat steeds meer subgenres bevestigd
worden in hun eigen instituties, en dat de genres in elkaar overlopen. Saskia Noort vermoedt
dat de ontwikkelingen die zich manifesteren in de muziekwereld, ook gelden voor de literaire
wereld. Haar eigen werk ondersteunt dat standpunt. Een thriller werd van oudsher niet tot de
literatuur gerekend. Maar vanaf, pak-hem-beet, het werk van Nicci French staat er ineens
‘literaire thriller’ op de kaft. Ook het werk van Saskia Noort behoort tot dit nieuwe subgenre.
De term literaire thriller is bedacht door uitgeverijen om een grotere groep lezers te bereiken.
Het houdt in dat, wanneer een lezer zich voorneemt een literaire thriller tot zich te nemen, hij
of zij kan verwachten dat het boek voldoet aan een aantal conventies die bij de thriller horen,
maar dat de personages bijvoorbeeld niet archetypes zijn. Er lijken, geheel in lijn met de
voorspellingen van Dimaggio, meer subgenres te ontstaan, en deze genres lopen meer in
elkaar over, zoals het voorbeeld geïllustreerd heeft. Ook bestaat er veel discussie over de
status van deze genres. Nog een voorbeeld van een genre-overschrijding binnen het literaire
33
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 34/39
veld is de podiumpoëzie. Deze poëzie lijkt een mengeling van popmuziek en poëzie. De
teksten zijn makkelijk te vatten en worden vaak ritmisch voorgedragen, al dan niet
ondersteund door opzwepende muziek. Ook deze genre-overschrijding werd niet zonder
meer geaccepteerd als kunstvorm. Maar nadat zij geselecteerd was voor de Dikke Komrij,
mogen we ervan uitgaan dat zij definitief is doorgedrongen in het poëtische veld.
34
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 35/39
Conclusie, de functie van de literaire kritiek
De literaire kritiek scheidt het kaf van het koren van het onoverzienbare boekenaanbod dat
door uitgeverijen op de markt gebracht wordt. Dat doen critici op basis van een
literatuuropvatting waaraan zij criteria ontlenen. Aan de hand van die criteria toetsen
recensenten de romans die ze gelezen hebben en bepalen ze welke boeken het predicaat
literatuur verdienen. De totstandkoming van literatuuropvattingen is een intersubjectief
proces. Er bestaat weliswaar altijd strijd over de gelegitimeerde definitie van literatuur, maar
uiteindelijk wordt er toch enige mate van overeenstemming bereikt over uitgangspunten,
methoden, de tot stand gekomen selectie en de beoordelingen.
Doorman wijst erop dat oordelen in eerste instantie van elkaar verschillen. Het kan een
strategische zet van critici zijn een afwijkend oordeel te formuleren om zich af te zetten tegen
de rest. Bovendien zijn er geen objectieve toetsingmethoden waardoor elke recensent tot
een gelijksoortige mening gedwongen wordt. Over een langer traject bekeken vertonen de
de oordelen van critici meer gelijkenissen. Dat is waar Etty op doelt wanneer zij wijst op de
eensgezindheid onder spelers uit het literaire veld. Deze eensgezindheid vind ik een
noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan van literatuur.
De onderverdeling van boeken in literatuur en lectuur komt tot stand op basis van eenafspraak tussen spelers in het literaire veld. Die spelers moeten door de samenleving erkend
worden als legitieme instantie om die onderverdeling te maken, anders heeft hun oordeel
geen zeggingskracht. De structuur van een veld wordt gevormd door de strijd tussen de
orthodoxie en de heterodoxie, maar in die strijd moeten er momenten van vrede zijn waarin
overeenstemming heerst over welke boeken ertoe doen, en wat ongelezen mag blijven.
Literatuur bestaat dankzij oorlog en vrede in het letterenrijk.
De recensies die critici schrijven, zijn een vorm van symbolische productie. Symbolischeproductie hangt echter niet alleen samen met de receptie van kunst, ze wordt ook gecreëerd
tijdens het productieproces. Uitgeverijen kennen de boeken speciale genrecoderingen toe.
Sinds een aantal jaren worden steeds meer boeken gecodeerd als literatuur. Ook valt het op
dat er steeds meer subgenres ontstaan, zoals de literaire thriller. Bibliotheken gaan met deze
ontwikkeling mee en scharen steeds meer boeken onder de noemer 'literair'. Over de gehele
linie valt dus een verruiming van het literatuurbegrip te constateren. Iets waar de gevestigde
orde niet altijd even blij mee is.
35
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 36/39
Daarnaast kan symbolische productie tijdens het productieproces ook door
marketingstrategieën tot stand komen. Voorbeelden daarvan zijn Van der Klundert en Koch.
Van der Klundert kan met marketingtechnische middelen zijn boek onder de aandacht
brengen, waardoor critici er vervolgens niet onderuit kunnen het te recenseren. Koch wordt
steeds meer een plotbouwer om met zijn boeken een groter publiek te bereiken. Onder critici
leidt dit tot protest. De economische waarde van kunst wordt in de literaire wereld
verdrongen. Van der Klundert en Koch richten zich op de grote markt. Ze moeten hierdoor
gehoor geven aan economische wetten van vraag en aanbod.
Susanne Janssen wees erop dat de autonome literatuuropvatting dominant is. Deze
literatuuropvatting vinden we ook terug bij Elsbeth Etty. Deze visie op kunst houdt in dat de
literatuur een zelfstandige discipline is, zelfstandig ten opzichte van economische wetten,
politieke stromingen of de publieke moraal. Herman Koch en Raymond van der Klundert
dagen deze literatuuropvatting uit. Door zich te richten op een groot publiek moeten zij
schrijven naar de publieke smaak en gehoorzamen aan economische wetmatigheden. De
prijs die Koch en Kluun daarvoor betalen is dat zij hun vrijheid verliezen. De literatuur die zij
schrijven is overgeleverd aan de eisen van de industrie.
Naar aanleiding van dit onderzoek zou ik de hypothese willen formuleren dat de strijd tussen
de orthodoxie en de heterodoxie in het literaire veld de strijd is tussen hen die een autonomekunstopvatting verdedigen en hen voor wie de autonomie in de kunst niet langer
onaantastbaar is.
Michel Houellebecq beschrijft deze ontwikkeling in zijn recent verschenen roman De kaart en
het gebied . De hoofdpersonage in deze roman is een kunstenaar die zich geen illusies
maakt over zijn eigen werk. Zijn eerste project, het fotograferen van landkaarten, wordt een
succes, omdat zijn vriendin, Olga, connecties heeft met zakenlieden, pr-medewerkers en
personen uit de kunstenwereld. Zij regelt één van de beste pr-medewerkers die er zijn. Dezevrouw zorg ervoor dat een criticus van Le Monde het werk van Jed komt bezichtigen. Hij
schrijft uiteindelijk een uitgebreide recensie waarin hij een diepte-interpretatie geeft van Jeds
werk. Nu dit stuk geplaatst is, wordt Jeds werk als kunst gezien.
Zijn foto's verkopen goed, maar ondanks dit zakelijke succes besluit hij de fotografie in te
ruilen voor de schilderkunst. Zeven jaar lang is hij bezig met zijn serie elementaire beroepen.
Na een aantal jaar neemt een onbekende galeriehouder contact met hem op. Hij wil een
tentoonstelling organiseren waarop Jeds doeken te bezichtigen zijn. De pr-medewerkster
36
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 37/39
wordt voor de tweede keer ingehuurd en dit keer laten ze Houellebecq een tekst schrijven
voor de catalogus. In vijftig pagina's gaat de schrijver de verschillende doeken van Jed
Martin bij langs, hij interpreteert ze en vergelijkt ze met zijn vorige projecten, de foto's van de
landkaarten en de foto's die hij maakte op de kunstacademie. Zijn pr-medewerkster meent
dat het dit keer niet belangrijk is dat de critici komen, hij is immers al een erkend kunstenaar.
In deze fase van zijn carrière is het van groot belang dat er succesvolle zakenlieden komen
opdagen. En dat doen ze. In groten getale, en ze leggen grof geld neer voor het werk van
Jed.
Houellebecq laat in deze roman op subtiele wijze zien dat het niet de kunstenaar is die kunst
creëert, maar dat het de critici zijn die het werk interpreteren en daardoor haar waarde
geven. Ondanks het feit dat kunst op de markt wordt gezet met veel bombastisch
marketingslawaai, hebben kunstenaars de receptie en erkenning van critici nodig om hun
werk kunst te laten worden. Zonder de erkenning van critici blijft het werk slechts
economisch handelswaar. Als het werk van de kunstenaar eenmaal erkend is kan de
marktwaarde worden vastgesteld door de vraag die ontstaat vanuit de zakelijke wereld.
De romantische visie van de autonomie van de schepper wordt hier aan banden gelegd. Bij
de productie van kunst spelen economische belangen en wetmatigheden van de markt een
rol. De kunstenaar is niet vrij. Een volledig autonome schepper die onafhankelijk van geest
op jacht is naar ideeën om ze, eenmaal gevonden, in vrijelijke vorm op papier te verwerken
is een illusie. De verteller laat zijn personage regelmatig zeggen dat het kunstenaarschap in
de eerste plaats onderworpenheid betekent. Over vrijheid zegt Jed Martin: ‘alle
vrijheidstheorieën, van Gide tot Sartre, zijn louter immorele bedenksels van vrijgezellen
zonder verantwoordelijkheidsbesef.’ In werkelijkheid wordt kunst geproduceerd in een
kapitalistische maatschappij die vrijemarktideeën koestert, de productie van kunst staat niet
los van deze context. Kunst functioneert in een kapitalistisch systeem en het ontkennen
hiervan is de ontkenning van de productie van de kunst.
Uiteindelijk wordt het personage Houellebecq vermoord. De auteur is dood, en de media
besteden daar plichtmatig kort aandacht aan. Het kan bij lange na niet tippen aan hét
televisiemoment van het jaar, namelijk de coming-out van presentator Jean-Pierre Pernaut.
Het veranderde medialandschap en de hype-cultuur hebben de kunst van haar centrale
plaats in de samenleving verstoten. Ook de literatuur is van haar troon gestoten en heeft
concurrentie gekregen van andere vormen van vrijetijdsbesteding. Bovendien is zij in
aanzien gedaald. Er is steeds minder verschil tussen hoge en lage kunst, en het onderscheid
37
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 38/39
daartussen steeds minder belangrijk gevonden. Samen met de kritiek vanuit de
sociologische en wijsgerige wetenschapsgebieden zou ik willen stellen dat de autoriteit van
de literaire kritiek weliswaar nog steeds bestaat, maar dat zij niet langer vanzelfsprekend is.
Als de literaire kritiek hierop in wil spelen kan ik Doormans aanbeveling te blijven debatteren
over fundamentele kwesties (literatuuropvattingen, en de vraag waarom kunst ertoe doet)
toejuichen. Ik zou willen stellen dat het feit dat autoriteit niet langer vanzelfsprekend is, debat
noodzakelijk maakt. De erkenning van de samenleving dat de literaire kritiek een legitieme
instantie is om oordelen te vellen over wat literatuur is en wat niet, is niet langer
onvoorwaardelijk. Er is nog steeds een onderscheid tussen hoge en lage kunst dat breed
geaccepteerd wordt. Tegelijkertijd zien we dat dit onderscheid ter discussie staat en dat het
prestigeverschil tussen de genres afneemt. Als de kritiek wil blijven functioneren zal zij zich,
naar mijn mening, moeten blijven afvragen waarom zij gelegitimeerd is oordelen te vellen, en
welke kunstopvatting ten grondslag ligt aan de oordelen. Pas als de kritiek iedere keer weer
aannemelijk weet te maken dat het gerechtvaardigd is een onderscheid te maken tussen
hoge en lage literatuur, en dat zij de legitieme instantie is dat oordeel te vellen, pas dan heeft
de kritiek een houding aangenomen die, mijn inziens, past bij de laatpostmoderne cultuur.
Een houding die rekenschap geeft aan maatschappelijke veranderingen en ontwikkelingen
die er zijn geweest in het sociologische en filosofisch wetenschappelijke debat.
Jed heeft in De kaart en het gebied de critici nodig om van zijn werk kunst te maken, zodat
zij uiteindelijk economische waarde kan krijgen. Zo ook hebben de auteurs die ik tot de
heterodoxie heb gerekend, nog altijd de literaire kritiek nodig. Het is Raymond van der
Klundert door een succesvolle marketingcampagne gelukt om van zijn boek een bestseller te
maken. En omdat het boek zo goed verkocht werd konden critici er niet meer omheen. Maar
hij had nog altijd de aandacht van de literaire kritiek nodig om erkend te worden als literatuur.
Zolang critici het stelselmatig als pulp blijven bestempelen, zal het geen hoge kunst worden.
Gelukkig voor Van der Klundert is door Arjen Peters wellicht het tij aan het keren. Al eerder
verscheen er in Misbaar van Jos Joosten een artikel over Kluun. Hij geeft daarin een
kritische analyse van de ontvangst van Komt een vrouw bij de dokter en De weduwnaar en
concludeert dat het ook te beargumenteren valt dat Kluun wel degelijk échte literatuur
schrijft. Misschien, door het proces van orkestratie onder critici, zal het werk van Raymond
van der Klundert ooit als literatuur worden bestempeld.
38
5/7/2018 Ba Scriptie Versie 25 Juni - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/ba-scriptie-versie-25-juni 39/39
Literatuurlijst
Bourdieu, Pierre. Opstellen over smaak, habitas en het veldbegrip. Vert. Rokus Hofstede,Constance van der Maesen, Benjo Maso, e.a.. Red. Dick Pels. Kennis Openbare mening
Politiek. Amsterdam: Van Gennep, 1992.
Bourdieu, Pierre. De regels van de kunst. Wording en structuur van het literaire veld. Vert.Rokus Hofstede. Kennis Openbare mening Politiek. Amsterdam: Van Gennep, 1994.
Doorman, Maarten. De vrede graast zonder genade: over literaire kritiek. Amsterdam:Bakker, 2001.
Dorleijn, Gillis J. en Kees van Rees, red. De productie van literatuur. Het literaire veld inNederland 1800-2000. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2006.
Etty, Elsbeth. Galopperend op jacht naar een idee. Literaire kritiek als jounalistiek genre.
Amsterdam: Vrije Universiteit Boekhandel/Uitgeverij, 2005.
Fortuin, Arjen. “K2 Het duel” Rec. van Haantjes, door Raymond van der Klundert. NRC Handelsblad, 28 januari 2011.
Fortuin, Arjen. “K2 Het duel” Rec. van Zomerhuis met zwembad, door Herman Koch. NRC Handelsblad, 28 januari 2011
Franke, Herman. Een verplattingsoffensief . NRC Handelsblad, 14 april 2000.
Grootendorst, Rob. Crisis in de kritiek. Argumentatietheorie en literaire recensies.
Amsterdam: Vossiuspers AUP, 1998.
Janssen, Susanne. In het licht van de kritiek. Variaties en patronen in de aandacht van deliteratuurkritiek voor auterus en hun werken. Hilversum: Verloren, 1994.
Janssen, Susanne. Het soortelijke gewicht van kunst in een open samenleving. Declassificatie van cultuuruitingen in Nederland en andere Westerse landen na 1950.Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, 2005.
Joosten, Jos. Misbaar. Hoe literatuur literatuur wordt. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2008.
Peters, Arjen. “Ondernemertje tussen relnichten” Rec. van Haantjes, door Raymond van der Klundert. Volkskrant, 22 januari 2011
Vaessens, Thomas. De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement. 2e dr.Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2009.
39