Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

102
1 Eigen schuld, dikke bult? Een analyse naar de waarde van werk, afgezien van de financiële genoegdoening, voor specifieke uitkeringsgerechtigde doelgroepen zoals Wajongers en WWIK-ers Een kwalitatief onderzoek naar betekenisgeving Conflict Resolution and Governance Scriptie Master bestuur en beleid Janine Harbers 6166520 Universiteit van Amsterdam Begeleider Anne Loeber Tweede lezer John Grin Semester 2, 2012

description

Werken gaat niet langer over geld maar over geluk. Een kwalitatief onderzoek naar de betekenis van werk.

Transcript of Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

Page 1: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

1

Eigen schuld, dikke bult?

Een analyse naar de waarde van werk, afgezien van de financiële genoegdoening, voor

specifieke uitkeringsgerechtigde doelgroepen zoals Wajongers en WWIK-ers

Een kwalitatief onderzoek naar betekenisgeving

Conflict Resolution and Governance

Scriptie Master bestuur en beleid

Janine Harbers 6166520

Universiteit van Amsterdam

Begeleider Anne Loeber

Tweede lezer John Grin

Semester 2, 2012

Page 2: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

2

‘Work is more than a paycheck’ http://www.youtube.com/watch?v=2POembdArVo

Barack Obama, 2011.

Page 3: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

3

Voorwoord

De betekenis van werk heeft mij altijd geïnspireerd en geïntrigeerd. Persoonlijk door mijn eerste

werkervaring met de vele studentenbaantjes naast school en studie, maar ook later, toen de primaire

taak van mijn eerste echte baan was om andere mensen aan het werk te helpen. Destijds vond ik het

een sport om juist de vijftigplussers en mensen zonder aansluitende werkervaring vooral wel te

bemiddelen voor die ene functie bij dat bedrijf.

Waarom?

Omdat werk over veel meer gaat dan alleen wat cijfers en jaartallen op een papiertje. Ook zelf heb ik

veel geleerd van werk in al zijn facetten. Door familie met ondernemersachtergrond weet ik dat werk

nooit ophoudt wanneer je een eigen bedrijf hebt en hoe belangrijk het is om goed te zijn voor

mensen. Wat me later in het verloop van mijn carrière vaak heeft teleurgesteld is hoe vaak zowel

beleidsambtenaren als managers niet ‘out of the box’ durven denken. Vooral wanneer het gaat over

het bemiddelen naar werk van arbeidskrachten met een zogenoemd rugzakje of beperking. Hoezeer

onze prestatiemaatschappij is gebaseerd op relatief lege en economische concepten zoals proces

denken, efficiency en output en hoe weinig we nog echt samenwerken. Werkgevers die alleen kijken

naar directe kosten. Werknemers die zichzelf direct de vraag stellen: ‘what is in it for me?’

Uit onderzoek blijkt dat juist mensen met een lichte verstandelijke of fysieke beperking het meest

loyaal zijn aan hun werkgever (Regioplan, 2009). Vandaar dat ik een lans wil breken voor de

betekenis van werk, afgezien van het loonstrookje aan het einde van de maand. Want werk gaat over

meer dan het loonstrookje.

Rest mij nog een woord van dank voor de mensen die met mij hebben meegedacht en geduld

hebben opgebracht. Mijn speciale dank gaat uit naar mijn werkgever, Jerry Smit, die mij in staat

stelde een deel van het onderzoek op de werkvloer uit te voeren, naar mijn begeleidster Anne

Loeber voor haar scherpe denken en inhoudelijke commentaar en naar mijn vriend Thijs voor zijn

grote geduld.

Page 4: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

4

Inhoudsopgave

Inleiding

1. Theoretisch kader

Wat is de betekenis van werk voor Wajongers en WWIK-ers?

1.1 Maakt werken gelukkig? Wat is de betekenis van werk? 11

1.2 Een economische benadering van de betekenis van werk 12

1.3 Een filosofische benadering van de betekenis van werk 15

1.4 Operationalisatie concepten 21

1.5 Methode 25

2. Beleid en economische ontwikkelingen

Wajongers, WWIK-ers, de huidige economische ontwikkelingen en overheidsbeleid

2.1 Wajongers, WWIK-ers en de huidige economische ontwikkelingen 27

2.2 Ontwikkelingen op het terrein van arbeid en sociale zekerheid 29

met betrekking tot Wajongers en WWIK-ers

2.3 Wajong beleid 33

2.4 Evaluatie van de WWIK 38

2.5 Waarden re-integratiebeleid ten opzichte van 40

Wajongers en WWIK-ers

2.6 Verwachtingen ten aanzien van de toekomst 48

3. Onderzoeksresultaten

De betekenis van arbeid in beleid en voor de onderzochte doelgroepen

3.1 Data-analyse 50

3.2 Opvattingen over de betekenis van arbeid door de doelgroep 50

3.3 Samenvattend waarden WWIK, Wajong en re-integatiebeleid 60

3.4 Kritische kanttekeningen bij het huidige re-integratiebeleid 66

4. Conclusie

4.1 Beantwoording hoofd- en deelvragen 68

4.2 Aanbevelingen 74

5. Literatuurlijst 78

Bijlagen

Page 5: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

5

Inleiding

Aanleiding onderzoek

Work is more than a paycheck

Barack Obama, 2011

Aanleiding voor het schrijven van dit onderzoek is mijn interesse in de symbolische waarde van werk

voor een aantal specifieke doelgroepen. Begin maart gaf de voorzitter van de Europese Unie, Herman

van Rompuy, een interessante uiteenzetting over de waarde van werk voor onze samenleving. Onze

huidige arbeidsmarkt is ingericht met behulp van economische concepten zoals

resultaatgerichtheid,output en efficiency. Echter, uit het boek Geluk dat Herman van Rompuy aan al

zijn EU-raadsleden cadeau heeft gedaan, blijkt dat we in een steeds grotere welvaart leven maar

desalniettemin zijn er meer mensen armer, meer (jonge) mensen werkloos en daarnaast zijn we

collectief ongelukkiger (Lannoo, 2011). Dit is een interessant verschijnsel, hoe kan dit? Waarom zijn

we steeds welvarender maar toch minder gelukkig? Sluit ons overheidsbeleid, wat gericht is op het

maximaliseren van welvaart en economische groei, wel aan op een grotere geluksbeleving?

Ook op nationaal niveau is er door het Centraal Plan Bureau onderzoek gedaan naar het ervaren van

geluk door werkenden en niet werkenden (CPB, 2010). Het blijkt uit onderzoek van het CPB dat

onder de werkenden negen van de tien mensen redelijk tevreden is met het leven dat ze leiden,

tegenover minder dan de helft van de mensen zonder een baan. Het hebben van (betaalde) arbeid

draagt dus significant bij aan het ervaren van een geluksgevoel (CPB, 2010). Momenteel kampen we

wereldwijd met een diepe economische recessie en raken er steeds meer mensen werkloos. Volgens

het Centraal Plan Bureau gaat het percentage werklozen in 2012 stijgen naar 6,5 %. Zo hoog is dit

percentage niet meer geweest sinds 1984. Dit zijn schrikbarende cijfers, niet in de laatste plaats

omdat er de komende jaren erg veel bezuinigd gaat worden op de budgetten voor re-integratie. De

financiële crisis heeft een grote impact op de economie en op de arbeidsmarkt, steeds meer mensen

moeten naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn gebruik maken van een uitkering of

armoedevoorziening. Ondanks een toenemend beroep op deze voorzieningen zorgt dezelfde crisis

ook voor een verminderd re-integratiebudget, niet alleen landelijk maar ook regionaal (Beleidsnota

DWI, 2011-2015: 43).

De Dienst Werk en Inkomen van de Gemeente Amsterdam, afgekort DWI, voert de Wet Werk en

Bijstand uit, afgekort WWB, en heeft als primaire doelstelling om zoveel mogelijk mensen weer aan

het werk te helpen. Het DWI gaat de komende jaren van een budget van 180 miljoen naar een

budget van 90 miljoen op jaarbasis voor de uitvoering van deze wet en diensten. Dit zijn forse

Page 6: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

6

bezuinigingen. Zeker omdat voor een aantal specifieke doelgroepen, zoals Wajongers en WWIK-ers ,

de huidige uitkeringen veranderen of verdwijnen. Het DWI krijgt dus fors minder geld, maar wel

meer klanten om het budget over te verdelen. In die context is het interessant om te onderzoeken of

de waarden waarop de overheid haar (re-integratie) beleid baseert, overeen komen met de waarden

die de uitkeringsgerechtigde doelgroepen zelf toekennen aan werk. In dit onderzoek richt ik me

specifiek op Wajongers en WWIK-ers.

De Wajong is de verzamelnaam voor een uitkering die jongeren tot en met 27 jaar van de overheid

krijgen vanwege een ziekte of een handicap. De WWIK is de afkorting van de Wet Werk en Inkomen,

de WWIK was een specifieke aanvulling op het inkomen van kunstenaars. De WWIK had als doel om

kunstenaars met een afgeronde beroepsopleiding te ondersteunen met het starten van een

renderende beroepspraktijk. De WWIK is sinds 1 januari 2012 afgeschaft. Voor de huidige

kunstenaars die er gebruik van maken geldt een overgangsregeling. De Rijksoverheid vindt namelijk

dat doelgroepen zoals kunstenaars en (voormalig) Wajongers in hun eigen levensonderhoud moeten

voorzien. Wanneer kunstenaars bijvoorbeeld niet voldoende inkomsten verwerven met hun kunst

moeten ze van de Rijksoverheid op een andere manier in hun inkomsten voorzien. Daarom is de Wet

Werk en Inkomen Kunstenaars sinds 1 januari 2012 beëindigd. Een tijdelijke terugval in inkomsten

kan niet meer worden opgevangen door de WWIK. Het Rijk wil niet meer dat kunstenaars een andere

behandeling krijgen dan andere werknemer. De sociale zekerheid moet alleen gebruikt worden voor

mensen die echt niet kunnen werken. De overheid bespaart tien miljoen euro met deze bezuiniging

op de WWIK (IVA,2010:45).

Hetzelfde geldt voor Wajongers. Ook deze huidige regeling wordt door middel van bezuinigingen

voor een groot deel opgeheven. De Wajong is vanaf dit jaar alleen nog toegankelijk voor volledig en

duurzaam arbeidsongeschikten. Voor de huidige gedeeltelijk arbeidsongeschikte Wajongers is het de

bedoeling om aan de slag te gaan bij een reguliere werkgever. Wanneer dit niet lukt, vallen de

overige Wajongers voortaan onder de WWB (FNV,2012).

Voormalig Wajongers en ex- WIKK-ers komen in de nabije toekomst beide in aanmerking voor de

Wet Werken naar Vermogen, afgekort WWNV. Met de WWNV wil de Rijksoverheid zoveel mogelijk

mensen laten werken naar vermogen. Het doel van de WWNV is om de werkloosheid te laten dalen.

De WWNV moet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk doelgroepen aan de onderkant van de

samenleving op een zelfstandige manier (minimum)loon kunnen verwerven. Vanwege de val van het

kabinet is onduidelijk of, en in welke hoedanigheid, deze wet doorgang krijgt. De beleidsnota`s die

zijn geanalyseerd in het kader van dit onderzoek zijn echter al wel op de invoering van deze wet

geschreven.

Page 7: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

7

Uit een recente studie van Blonk et al. (2007) en de Beer (2009) blijkt dat de economisch zwakkeren

in onze maatschappij uiteindelijk de dupe worden van de effecten van onze prestatiemaatschappij en

bijbehorende individualisering en flexibilisering. De werkloosheid is momenteel hoog en de

verwachting is dat de werkloosheid nog meer zal stijgen. Voor zowel kunstenaars als jongeren met

een beperking is het moeilijk om werk te vinden. Dit heeft verschillende oorzaken. De hoge

jeugdwerkloosheid is enerzijds een gevolg van politiek mondiale economische ontwikkelingen. Lage

lonen arbeid wordt steeds meer uitbesteed naar andere werelddelen. Anderzijds komen veel andere

( jonge) Midden en Oost Europeanen (laaggeschoold werk) uitvoeren in Nederland. Er is dus voor

deze specifieke doelgroepen minder werk beschikbaar, en anderzijds komen arbeiders uit andere

landen het werk hier (ook) uitvoeren (Astri, 2012). Een mogelijk gevolg hiervan is dat deze

doelgroepen langdurig werkloos raken. Langdurige werkloosheid zorgt voor minder inkomsten op

korte termijn. Op lange termijn leidt langdurige werkloosheid tot een verhoogde kans op

depressiviteit en een slechtere gezondheid, zo blijkt onderzoek van econoom Oswald (Oswald,

2007:13).

De inrichting van de arbeidsmarkt staat haaks op de ontwikkeling van de groei van zorgleerlingen

zoals Wajongers en mensen met een slecht perspectief op de reguliere arbeidsmarkt, zoals

(voormalig) WWIK-ers. Jongeren met een rugzakje en mensen zonder een passende vooropleiding,

dit zijn er meer dan ooit. Niet alleen bedrijven maar ook de overheid richt zich in haar re-

integratiebeleid steeds meer op economische waarden zoals efficiency, resultaatgerichtheid en de

output. Voor de werkgever staat in het model van ‘de prestatiemaatschappij’ het salaris centraal.

Ook in het ontwerp van de Wet Werken naar Vermogen staat de financiële transactie centraal. Maar

is dit wel de belangrijkste motivatie om te werken voor deze specifieke doelgroepen? De hoofdvraag

van mijn onderzoek luidt:

Wat is de betekenis van werk voor specifieke doelgroepen, zoals Wajongers en WWIK-ers, afgezien

van de financiële genoegdoening en op welke manier alloceert de overheid deze waarden in haar re-

integratiebeleid ten opzichte van deze specifieke doelgroepen?

Om deze vraag te beantwoorden heb ik verschillende onderzoeken en boeken geanalyseerd die

hebben gepubliceerd over de betekenis van werk. Vanuit economisch perspectief heb ik specifiek de

onderzoeksresultaten bestudeerd die de relatie tussen werk en geluk hebben onderzocht. Een

onderzoek naar de relatie tussen geluk en economie van Frey&Stutzer (2001), een onderzoek naar de

relatie tussen economische performance en geluksbeleving van Oswald (1997). Over hetzelfde

onderwerp heeft ook econoom Paul de Beer veel gepubliceerd, onderzoeker aan de UvA. Voor dit

onderzoek is zijn boek Over werken in de postindustriële samenleving (2001) gebruikt samen met het

Page 8: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

8

artikel Werk, een uitgewerkt medicijn? En het artikel Arbeidsparticipatie, welvaart en ongelijkheid in

de postindustriële samenleving.

Echter, vanuit economisch perspectief blijft het antwoord op de vraag naar de relatie tussen werk en

betekenisgeving onbevredigend. Vanwege het karakter en de aard van de vraag probeer ik deze na

de economische uiteenzetting te beantwoorden vanuit filosofisch perspectief. Om de waarde van

werk vanuit filosofisch perspectief te definiëren voor Wajongers en (voormalig) WWIK-ers maak ik

gebruik van het werk van filosofen Hannah Arendt en Martha Nussbaum. In haar boek De menselijke

conditie (1957) zet Arendt de betekenis van werk uiteen. Het hoofdargument van haar denken over

arbeid in dit boek is dat mensen alleen nog maar werken om te voorzien in hun consumptiebehoefte

en dat de oorspronkelijke betekenis van werk zodoende verloren is gegaan.

Martha Nussbaum, een sociaalfilosofe bouwt decennia later voort op deze denktrant in haar boek

Mogelijkheden scheppen (2010). Nussbaum zet in dit boek de beginselen van haar

‘’mogelijkhedenbenadering’’ uiteen. In de jaren `80 en `90 werkte Nussbaum veel samen met

econoom Amartya Sen. Toen is de basis gelegd voor de ‘’mogelijkhedenbenadering’’, als een andere

vorm van kijken naar geluk en economische groei ( Nussbaum,2010). Het is een morele en

universalistische benadering die haaks staat op het relativistische model van groei zoals uiteen gezet

door de economen. Kernargument van de filosofie van Nussbaum is dat het BNP van welvarende

landen nog steeds groeit maar mensen wel collectief ongelukkiger zijn. Om dit te bestrijden stelt ze

een nieuwe theorie voor om naar maatschappelijk welzijn te kijken. In dit onderzoek is bij het

vormen van de theorie gebruik gemaakt van een aantal basismogelijkheden waar volgens Nussbaum

ieder mens toegang tot moet hebben om een betekenisvol leven te kunnen leiden. Voornamelijk de

mogelijkheden van Nussbaum die in relatie staan tot het waarderen van arbeid zijn gebruikt in het

samenstellen van de concepten die de betekenis van werk kunnen duidden in dit onderzoek. De

filosofische concepten zijn aangevuld met praktische vaardigheden uit een onderzoek van het Sociaal

Cultureel Planbureau over de betekenis van werk voor zowel werklozen als werkenden (SCP,2010).

Na het theoretische raamwerk operationaliseer ik de concepten en de vaardigheden die de betekenis

van werk, afgezien van de financiële genoegdoening, kunnen duidden in een semigestructureerde

vragenlijst.

Om de hoofdvraag beter te kunnen beantwoorden worden er twee aparte deelvragen gesteld. Om in

de eerste plaats te onderzoeken wat de waarde van werk is voor zowel de Wajongers als de WWIK-

ers ga ik de empirische verkenning duidden aan de hand van de opgestelde theorie. Dit doe ik door

Page 9: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

9

de concepten en vaardigheden die ik heb opgedaan met de literatuurstudie te vatten in een

semigestructureerde vragenlijst. Mijn eerste deelvraag luidt dan ook:

a) Wat is de waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen?

Bij een middelgroot fondsenwervend bedrijf ga ik door middel van een survey per e-mail onder 200

werknemers, de Wajongers en WWIK-ers in kaart brengen. Op basis van de demografische, sociale

en economische gegevens filter ik de doelgroepen, de (voormalig) WWIK-ers en de Wajongers. Met

beide doelgroepen zal er een reeks diepte-interviews worden afgenomen aan de hand van de

opgestelde vragenlijst uit hoofdstuk 1. In deze interviews probeer ik erachter te komen wat de

waarde van werk is voor Wajongers en(voormalig) WWIK-ers, afgezien van de financiële

genoegdoening. Op het moment dat de uitkomsten van de interviews niets meer toevoegen aan de

data die al verzameld is, ga ik ervan uit voldoende data te hebben. De resultaten van beide

doelgroepen zal ik met elkaar gaan vergelijken en leggen naast de verwachte waarden die ik op basis

van mijn literatuurstudie heb gevonden.

Alle geïnterviewde Wajonger en WWIK-ers zijn woonachtig in de gemeente Amsterdam. Met mijn

tweede deelvraag probeer ik te beantwoorden op welke waarden het Amsterdamse re-

integratiebeleid is gebaseerd ten opzichte van deze doelgroepen. Omdat in de nieuwe beleidsnota de

Wajongers ook onder de gemeente vallen in plaats van onder het UWV, zijn specifiek de

beleidsnota`s van de Dienst Werk en Inkomen, als uitvoeringsinstantie van het re-integratiebeleid ten

opzichte van Wajongers en WWIK-ers onderzocht. Mijn tweede deelvraag is:

b) Op welke waarden is het Amsterdamse re-integratiebeleid gebaseerd en in hoeverre kunnen er

samenwerkingsverbanden worden georganiseerd tussen de overheid en marktpartijen die gebaseerd

zijn op de gedeelde waarden van zowel het beleid van de overheid als van de doelgroep?

Deelvraag b beantwoord ik met behulp van de (herschreven) beleidsnota van het DWI Werken de

norm, participeren het doel uit 2012. Relevante informatie over het regionale arbeidsmarktbeleid van

de Gemeente Amsterdam is verschenen in het rapport Iedereen aan de slag, hoe het UWV en

gemeenten de vraag naar arbeid en het aanbod van werkzoekenden bij elkaar brengt. Dit rapport is

verschenen in 2011 in opdracht van de inspectie Werk en Inkomen. Tenslotte gebruik ik het

Meerjarenplan Armoedebestrijding 2011-2015, waarin de internationale doelstellingen voor de

gemeente staan geformuleerd om een einde te maken aan armoede in Europa in opdracht van de

EU. Door middel van close-reading probeer ik uit de diverse beleidsnota`s te destilleren op basis van

welke waarden het beleid is geschreven. Om te onderzoeken hoe het geschreven re-integratiebeleid

Page 10: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

10

betekenis krijgt in de praktijk interview ik een tweetal medewerkers van het DWI. Een klantmanager

en een beleidsadviseur.

In mijn conclusie hoop ik met behulp van de antwoorden op mijn deelvragen de hoofdvraag van mijn

onderzoek te kunnen beantwoorden.

Page 11: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

11

1. Theoretisch kader

1.1 Maakt werken gelukkig? Wat is de betekenis van werk?

Wat is geluk? De tevredenheid met het leven wordt vaak gebruikt in onderzoeken als een indicator

voor het ervaren van geluk. Het gaat hier niet om een kortdurend intens gevoel, maar om de

geluksbelevenis op de langere termijn. In het boek Geluk, wat is verschenen in 2011, delen 1000

professoren van over de hele wereld hun kennis over het ervaren van geluk. Het is niet toevallig dat

Herman van Rompuy als voorzitter van de Europese Unie, dit boek cadeau heeft gedaan aan al zijn

medewerkers. De laatste jaren is er veel aandacht binnen de Europese Unie voor het voorkomen van

sociale uitsluiting. De Europese Unie probeert hier aandacht aan te besteden door naast haar

economische en monetaire beleid ook een sociaal beleid te voeren (Daly, 2010). De Lissabon top

heeft in 2001 besloten om sociale thema`s voor het eerst duidelijk op de agenda te zetten. Het gaat

hierbij om doelstellingen zoals het terugdringen van armoede, het bevorderen van de toegang tot

basisbehoeften voor de gehele Europese gemeenschap en het bijdragen aan een zo groot mogelijke

arbeidsparticipatie van de gehele Europese Unie (Daly, 2010). Aan de hand van deze doelstellingen is

iedere lidstaat bijvoorbeeld verplicht om een Nationaal Plan Armoedebestrijding op te leveren aan

de EU, evenals een plan om de arbeidsparticipatie van burgers te bevorderen. Naast haar

economische en monetaire doelstellingen wil de EU zodoende ook door middel van een Europees

sociaal beleid de sociale cohesie bevorderen. Niet in de laatste plaats vanwege de constatering dat

ons BNP groeit maar we wel collectief ongelukkiger zijn. Naast van Rompuy constateert ook Martha

Nussbaum in haar boek Mogelijkheden scheppen dat alhoewel het Bruto Nationaal Product van een

aantal landen groeit, het aantal burgers dat zich moet redden zonder elementaire voorzieningen ook

groeit en dat we daarnaast collectief ongelukkiger zijn dan vroeger (Nussbaum ,2011).

Ook op nationaal niveau is er door het Centraal Plan Bureau onderzoek gedaan naar het ervaren van

geluk door werkenden en niet werkenden. Mensen die geen baan hebben zijn significant

ongelukkiger zo blijkt uit onderzoek (CPB, 2010). Werken veroorzaakt een bepaald

tevredenheidsgevoel. Dit tevredenheidgevoel wordt volgens het onderzoek van het CPB (2010)

gevormd door verschillende factoren zoals sociale participatie, structuur en regelmaat en het gevoel

te hebben van (maatschappelijk) nut te zijn. Werkenden hebben over het algemeen genomen ook

meer sociale interactie dan niet werkenden. Met name de mate van sociale interactie met collega`s,

familieleden en vrienden, draagt significant bij aan het ervaren van meer tevredenheid en dus een

groter geluksgevoel (CPB, 2010). Het lijkt er dus op dat werken wel degelijk gelukkig maakt. Is dit ook

in economische zin bewezen?

Page 12: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

12

1.2 Een economische benadering van de betekenis van werk

What we call happiness in the strictest sense of the word comes from the (preferably sudden)

satisfaction of needs which have been dammed up to a high degree.

Sigmund Freud, psychologist.

Wanneer we kijken naar een economische benadering van de betekenis van werk zien we dat hier

weinig (kwalitatief)onderzoek naar is gedaan door economen. Vooralsnog is er voornamelijk veel

onderzoek gedaan naar de relatie tussen de groei van het inkomen en de groei van de welvaart.

Maar is meer welvaart wel het belangrijkste argument voor (economische) groei?

Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen werk en geestelijk welbevinden. Vanouds werd er

vanuit economisch perspectief altijd een directe relatie gelegd tussen een hoger Bruto Nationaal

Product en meer geluk. Met andere woorden: geld maakte volgens de economen vooral gelukkig

(Frey&Stutzer,2001).

Economen duidden dit geluksgevoel vaak in een Likert schaal waarin de mate van tevredenheid met

het leven kan worden aangegeven. In de literatuur van onder andere Oswald (2001) (1997), Paul de

Beer( 2001a) (2001b), Hettinga (2007) en Frey&Stutzer (2001) zijn onderzoeksresultaten te vinden

over de relatie tussen arbeid en geluk. Maar wat de betekenis is van werk, is door economen niet

onderzocht. Door de filosofische aard van de vraag is deze vraag ook niet kwantitatief meetbaar.

Welke interessante inzichten zijn er dan wel opgedaan door economen naar de relatie tussen werk

en geluk? Volgens Frey &Stutzer (2001) is geluk samen te vatten in een schaal die bestaat uit de

volgende drie punten:

- Demografische en persoonlijke factoren. Waar ben je geboren, welk geslacht heb je, in welke

familie ben je geboren e.d.

- Economische factoren. Voornamelijk werkloosheid en inkomen zijn van belang als

indicatoren.

- Politieke factoren en de mogelijkheid tot (maatschappelijke) participatie (Frey&Stutzer,

2001)

Economische factoren zoals het hebben van een baan is het belangrijkste punt van de schaal wat van

invloed is op de geluksbeleving. De conclusie kan volgens Frey&Stutzer dus worden getrokken dat

mensen die werken een stuk gelukkiger zijn. Het wordt echter niet duidelijk hoe belangrijk de factor

geld is in het ervaren van geluk uit het onderzoek. Omdat ik in dit onderzoek niet op zoek ben naar

de relatie tussen de betekenis van werk en de financiële genoegdoening besteed ik aan deze

indicator niet veel aandacht.

Page 13: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

13

Waar ik wel aandacht aan besteed is aan het feit dat werkloze mensen significant ongelukkiger zijn

dan mensen die werken (Hettinga, 2007). Omdat werkloze mensen ongelukkiger zijn, zijn ze ook

minder fysiek en mentaal fit (Frey &Stutzer, 2001:5). Frey&Stutzer stellen dus dat er een direct

causaal verband te vinden is tussen werkloosheid en ongelukkig zijn. Er is echter geen onderzoek

gevonden waarin een direct causaal verband is ontdekt tussen meer inkomen en het ervaren van

meer geluk. Uit het onderzoek van Frey&Stutzer blijkt dat mensen zichzelf namelijk altijd vergelijken

met anderen. Het is dus volgens hen niet het inkomen dat het meeste uitmaakt, maar eerder

iemands positie ten opzichte van zijn of haar sociale omgeving. Dan gaat het dus niet (alleen) over

inkomen, maar met name over zaken zoals waardering, status en toegang tot een bepaald

consumptiepatroon. Oftewel sociale vergelijking. Opmerkelijk is dat sociale vergelijking en de daarbij

behorende verschillen voor een groter ervaren gevoel van ongeluk zorgen in Europa dan in Amerika,

alhoewel in Amerika de verschillen tussen arm en rijk al decennia groter zijn dan in Europa

(Frey&Stutzer, 2001:9). Uit een ander onderzoek van Frey en Stutzer (2005) blijkt dat decentralisatie

van de macht van de overheid zorgt voor een groter ervaren geluksgevoel bij de bevolking. Lokale

autonomie en het gevoel dat de politiek dichtbij is zorgt voor een groter geluksgevoel ten opzichte

van een landelijke, centrale politiek.

In zijn onderzoek Happiness and Economic Perfomance (1997) concludeert econoom Oswald dat

wanneer er in een land genoeg arbeidsparticipatie is en weinig werkloosheid, een hoger inkomen

en/of een betere baan niet automatisch leidt tot meer tevredenheid met het leven of een hoger

ervaren geluksgevoel. Echter, wanneer de werkloosheid hoog is in een land is dit wel zo. Simpelweg

omdat de relatie tussen geen baan hebben en je ongelukkig voelen veel duidelijker aanwezig is

(Oswald 1997:3). Overheidsbeleid dat alleen gericht is op economische groei blijkt dus niet effectief

te zijn voor het geluksgevoel van de natie, met name wanneer een land al een bepaalde mate van

welvaart bereikt heeft. Waar worden mensen dan wel gelukkig van en welke rol speelt de betekenis

van werk hierin?

Iedere dag geven journalisten en politici bewust of onbewust signalen af over de relatie tussen geluk

en een groeiende economie ( Noordergraaf, 2011). In veel Westerse landen is er ondanks de

toenemende welvaart een hoger zelfmoordcijfer. Daarnaast blijkt uit het onderzoek van Oswald, dat

in Engeland en Amerika in het laatste kwartaal van de 21e eeuw, mensen niet gelukkiger zijn met hun

werk alhoewel ze wel meer verdienen. Er is veel discussie over de meetmethoden van de

tevredenheid met het bestaan. Kan het ervaren van geluk wel worden gemeten met behulp van

kwantitatieve meetmethoden?

Page 14: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

14

Geld maakt niet gelukkig is een vaak gehoord cliché, waarom hebben zoveel individuen dit dan als

primair levensdoel? Oswald betoogt dat dit te maken heeft met het stellen van prioriteiten.

Bijvoorbeeld: Als voetballiefhebber wil je graag de plek bemachtigen met het beste uitzicht. Echter,

wanneer iedereen toegang tot deze plek heeft is het niet meer bijzonder. Enerzijds wordt het

geluksgevoel dus bepaald door de toegang tot activiteiten waar je gelukkig van wordt. Kun je

bijvoorbeeld naar een voetbalwedstrijd gaan in je vrije tijd? Dit heeft te maken met het bepalen van

je belangrijkste waarden. Kun je door te werken je de vrijheid permitteren om deze verlangens te

vervullen? Dit bepaalt volgens Oswald in hoge mate het ervaren geluksgevoel ( Oswald, 2001).

Echter, uit hetzelfde onderzoek van Oswald (2001) blijkt dat het geluksgevoel sterk daalt wanneer

iedereen aanspraak kan maken op dezelfde waarden en op dezelfde manier zijn behoefte kan

vervullen. Geluksgevoel wordt in de Westerse maatschappij dus voor een groot gedeelte bepaald

door de exclusiviteit en de toegang tot bepaalde waarden (Oswald 1997:28). Echter, het vergaren

van meer bezit an sich leidt niet tot het ervaren van een groter geluksgevoel. Wat wel duidelijk is

geworden uit de onderzoeken van Oswald is dat mensen het snelst ongelukkig raken door

(plotselinge) werkloosheid. Concluderend doen overheden in landen met een hoog welvaartsniveau

er beter aan om de werkloosheid zo veel mogelijk te reduceren in plaats van zich alleen maar te

focussen op economische groei als geluksfactor (Oswald, 1997).

Wat duidelijk wordt uit de verschillende economische onderzoeken naar de relatie tussen werk en

geluk is dat er geen duidelijk causaal verband te vinden is tussen beide variabelen. Er is echter wel

een duidelijk verband gevonden tussen werkloosheid en ongelukkig zijn. We zijn met behulp van de

economische literatuur niet veel verder gekomen in onze zoektocht naar de betekenis van werk.

De betekenis van werk blijkt voor veel economen dus nog een terra incognita te zijn. Dit komt onder

andere door het abstracte karakter van concepten zoals geluk, waardering en betekenis. Een

onderzoek naar de betekenis van werk, gaat namelijk ook over de inhoud van het woord, werk.

De waarde van werk kan in dit onderzoek niet worden weergegeven als kwantitatieve eenheid maar

gaat over de waarde die de respondenten toekennen aan het concept werk. De betekenis van werk is

dus niet te duidden door een getal maar door de waarde die wordt toegekend aan het begrip.

Aangezien ik onderzoek doe naar precies die symboliek, is de economische benadering simpelweg

niet voldoende. De economie heeft net als de wiskunde geen referenten maar een eigen logica.

Binnen die logica kan er met economische meetmethoden geen betekenis worden onderzocht.

Vandaar dat ik de zoektocht naar de betekenis van werk verder voorzet met behulp van een

filosofische benadering.

Page 15: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

15

1.3 Een filosofische benadering van de betekenis van werk

Wat is nou de betekenis van werk en waarom kan dit gezien worden als een waarde? Uit een

grootschalig Europees onderzoek onder 15.000 Europeanen blijkt dat slechts 15% fluitend naar het

werk gaat, de resterende 85% vindt het niet leuk of moet zich er zelfs naartoe slepen (Eurostat,

2011). Waarom hebben we steeds minder plezier in ons werk en welke betekenis kan werk innemen

in ons leven op een positieve manier?

In haar hoofdwerk De menselijke conditie heeft Hannah Arendt de betekenis van arbeid uiteen gezet.

Arendt zet in dit boek de lijnen uit van haar politieke denken. Ze wijst op drie activiteiten die

tezamen de ‘’vita activa’’ vormen, het actieve leven: arbeid, werken en handelen. Arendt begint met

een verhandeling over de Grieken die neerkeken op menselijke arbeid. Vandaar dat ze voor de

gewone arbeid, waarmee ze moesten voorzien in hun levensonderhoud, slaven hadden. Arendt

maakt een onderscheid tussen werk en arbeid. De arbeid van ons lichaam die gedicteerd wordt door

de behoeften van ons lichaam, is volgens Arendt niets anders dan slavenarbeid. Volgens dit

onderscheid van Arendt zijn dus alle beroepen die alleen voorzien in (consumptieve)

levensbehoeften, slavenarbeid. Arendt meent dan ook dat de tegenzin in het werk schuilt in het feit

dat we alleen maar arbeiden om te kunnen voorzien in onze consumptieve behoeften.

De tweede vorm van inspanning uit de ‘’vita activa’’ noemt Arendt werk. Werk onderscheidt zich

volgens Arendt van arbeid omdat het gericht is op de productie van bijvoorbeeld gebruiksgoederen,

gebouwen en voorwerpen. Met werk worden scheppingen van de mens bedoeld. Gebouwen,

voorwerpen en machines die als het ware tegenover de mens staan en de natuur transformeren. In

de oudheid stond het belang van activiteiten zoals scheepsbouw, architectuur of geneeskunde,

geheel los van de geldelijke beloning, alhoewel het er wel mee verbonden was, was het nooit de

directe motivatie om te werken (Arendt ,1958: 118). Een voorbeeld is de edelsmid die een armband

produceert. Kern van het werk van de edelsmid is iets scheppen. Wanneer de edelsmid echter de

marktplaats betreedt verliest hij de autonome status van schepper, maar is hij ook een koper en

verkoper van goederen.

Arendt onderscheidt ook nog een derde activiteit in de ‘’vita activa’’, het handelen. Het handelen of

de actie vormt volgens Arend de uniciteit van de mens omdat het gericht is op het spreken. De mens

is in die laatste hoedanigheid geen slaaf meer van zijn eigen behoeften door te arbeiden, noch de

werkende schepper maar als spreker een mens onder de mensen. Vooral in de politiek kan de

sprekende mens zijn stem laten horen. Handelen waardeert Arendt als de hoogste activiteit in de

‘’vita activa’’. Mensen zijn verschillend en uniek en in het handelen kan daar uitdrukking aan worden

gegeven door te spreken in de publieke ruimte die mensen met elkaar kunnen vormen. In de sfeer

Page 16: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

16

van het handelen kan ieder mens laten zien wie hij is, en is de uitkomst van het handelen

onvoorspelbaar. In die zin is er bij het handelen als activiteit in de ‘’vita actica’’ volgens Arendt pas

echt sprake van vrijheid (Arendt, 1958:43).

In haar boek De menselijke conditie betoogt Arendt dat het politieke leven steeds meer verdwijnt,

evenals het scheppen van producten, het handelen en werken verdwijnt dus. We leven steeds meer

als arbeider in een consumptiemaatschappij gemaakt van wegwerpartikelen waardoor de grens

tussen arbeiden en werken vervaagt. De overlevingsdrang om te kunnen voorzien in onze behoeften

blijft over. We worden dus gedicteerd door onze behoeften en omgeving om te blijven arbeiden

(Arendt, 1958:22). Volgens Arendt kan het geluk of zoals ze het zelf noemt: ‘’de zegen van het leven’’

als geheel nooit worden gevonden wanneer werken gelijk wordt gesteld aan arbeiden. Simpelweg

omdat de bevrediging van arbeiden zo kortstondig na het werken plaatsvindt, net als de consumptie

van middelen nadat ze zijn geproduceerd. Het ervaren geluk ligt opgesloten in het proces van werken

en consumeren. De moderne arbeider modelleert namelijk niet de natuur maar neemt slechts deel

aan een segment van het productieproces om in zijn eigen behoeften en onderhoud te kunnen

voorzien.

Met het adagium ‘’the greatest benefit for the greatest number’’ hebben we volgens Arendt de

fundamentele werkelijkheid van de arbeidende mens gecanoniseerd tot een vervlakt ideaal.

Evengoed hebben mensen volgens Arendt wel het recht dit motto na te streven, al is het geen

rechtevenredige weg naar fortuin. Geld is namelijk niet alleen afhankelijk van inzet en motivatie

maar ook van toeval en wisselende kansen. Toch jagen veel mensen (meer) geld na en zijn hier

evengoed ongelukkig onder, aangezien fortuin ongrijpbaar is en tegelijkertijd ook geen bron van

onuitputtelijke goede dingen (Arendt, 1958). Na het vergaren van een groot fortuin ligt bijvoorbeeld

de verveling op de loer. Met name omdat de verhouding tussen inspanning en ontspanning dan

scheef is. Niets is immers zo fijn rusten als na het verzetten van werk. Geld is volgens Arendt dus een

lege huls om na te streven met het verzetten van arbeid. De emancipatie van arbeid in de moderne

consumptiemaatschappij heeft arbeid niet op dezelfde lijn gezet als de twee andere activiteiten in de

‘’vita activa’’, maar een overheersende positie gegeven. Fabrieksarbeid met als doel het genereren

van massaconsumptie rekent Arendt namelijk tot arbeid, en niet tot werk. De arbeider is niet meer

een slaaf van anderen, maar van de machine en zijn eigen behoeften. Arbeid staat in de ordening van

de drie activiteiten die de ‘’vita activa’’ vormen het laagst omdat de arbeid die gedicteerd wordt door

behoeftebevrediging het meest gemeen heeft met dieren. De emancipatie van de arbeidersklasse

heeft geleid tot minder geweld en minder onderdrukking maar of zij ook heeft geleid tot meer

vrijheid en meer geluk valt zeker te betwisten getuige het volgende citaat:

Page 17: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

17

‘’ In de verhouding tussen de beide fasen, die de zich eeuwig herhalende kringloop van het biologische

leven moeten doorlopen, de fase van arbeiden en consumeren, zal misschien een verschuiving gaan

plaatsvinden, die zelfs zo ver zou kunnen gaan dat bijna alle menselijke arbeidskracht verbruikt wordt

in de inspanning van het consumeren hetgeen een ernstig maatschappelijk probleem van de vrije tijd

zal oproepen’’.

Het oorspronkelijke arbeidsideaal van Karl Marx was dat arbeidsdeling de arbeidsproductiviteit

bevorderde, wat de ’’ animal laborans’’ de vrijheid en dus de tijd zou verschaffen om zich te wenden

tot hogere en andere activiteiten. Een eeuw later weten we dat de ‘’animal laborans‘’ zijn vrije tijd

voornamelijk gebruikt voor behoeftebevrediging en dat hoe meer vrije tijd hij heeft, hoe begeriger hij

wordt naar nieuwe vormen van consumptie. De begeerte wordt misschien slechts genuanceerder en

de bevrediging van de behoeften beperken zich niet meer tot de meest elementaire behoeften

(Arendt , 1958:26).

Juist door de industrialisatie en bijbehorende fabriekssystemen met zijn verregaande arbeidsdeling

veranderde de aard van werk. Geautomatiseerde arbeid vereiste relatief weinig kennis en

vaardigheden, waardoor arbeiders makkelijker inwisselbaar werden. De vakarbeider die een geheel

product vervaardigde, en aan het werk was, werd vervangen door een arbeider die een deeltaak

uitvoerde van het productieproces. Dit leidde tot vervreemding van de arbeider op verschillende

niveau`s. Het zorgde niet alleen voor vervreemding van de arbeider tot zijn product, maar ook tot

vervreemding van het mens-zijn. Omdat de arbeid niet net zoals het werk de transformatie van de

natuur bewerkstelligde, maar gereduceerd werd tot een middel om te voorzien in behoeften. De

massaproductie maakte massaconsumptie mogelijk. Vandaar dat Arendt het type arbeider dat

voortkomt uit dit proces de ‘’animal laborans’ noemt’. De mens als het arbeidende dier, bij gebrek

aan binding met de arbeid bood consumptie een alternatieve motivatie.

Door de emancipatie van de arbeider door de eeuwen heen, heeft de arbeider zichzelf wel onderdeel

kunnen maken van het publieke domein , maar wanneer dezelfde ’’animal laborans’’ heer en

meester is van dit domein, is er geen sprake meer van een publiek domein in de ware zin van het

woord. Het is gedegradeerd tot een verzameling private activiteiten die zich in het openbaar

afspelen, dit proces kunnen we ook wel duidden met de term massacultuur. Een massacultuur

betekent volgens Arendt hetzelfde als geen cultuur, waarbij mensen collectief ongelukkig zijn.

Enerzijds wijt Arendt dit aan het verstoorde evenwicht tussen arbeiden en consumptie, anderzijds

aan de behoefte van de ‘’animal laborans’’ die nooit bevredigd kan worden omdat het evenwicht

zoek is. Arendt besluit dat er een universele roep om geluk is die ons doet beseffen dat we leven in

een maatschappij van arbeiders waarin er alleen niet genoeg arbeid beschikbaar is om haar allemaal

Page 18: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

18

tevreden te stellen (Arendt, 1958:22). Ogenschijnlijk is het leven van de arbeider in de

consumptiemaatschappij gemakkelijk. Van dwang of noodzaak om het leven gaande te houden is

weinig tot niets meer te zien. Het gevaar van een dergelijke maatschappij is volgens Arendt echter

dat we verblind raken door de overvloed en gevangen raken in het snelle functioneren van het

oneindige consumptieproces. Met als gevolg dat we ons onwezenlijk en vervreemd van onszelf

voelen. Niet in staat om ons rekenschap te geven van onze eigen onwezenlijkheid, de

onwezenlijkheid van een leven dat zich niet kan verankeren of verwerkelijken in enigerlei vorm van

werkelijke waarde. In een waarde die de duur van de daarvoor verrichte arbeid overschrijdt (Arendt,

1958).

Arendt was haar tijd ver vooruit naar mijn idee met haar filosofie over de moderne betekenis van

werk. Ze stelde echter zelf geen nieuw model voor. Een meer recente filosofische benadering over de

waarde van werk is te vinden bij de sociaalfilosofe Martha Nussbaum. In haar boek Mogelijkheden

scheppen stelt Nussbaum de terechte vraag hoe het kan dat wanneer het BNP van een land groeit,

ook het percentage burgers toeneemt dat zich moet redden zonder onderwijs, goede huisvestiging

en andere elementaire basisvoorzieningen. Kunnen we dan blijven volhouden dat een land zich op de

goede manier ontwikkelt wanneer we alleen gebruik maken van economische indicatoren

(Nussbaum, 2011:21)? Volgens Nussbaum niet. Nussbaum stelt een andere benadering voor

uitgaande van een simpele, elementaire vraag: Wat kan ieder mens doen of zijn, welke

mogelijkheden zijn er? Wat kan ervoor zorgen dat mensen overal ter wereld in staat zijn om een

gelukkig leven te leiden (Nussbaum , 2011)?

Volgens Nussbaum is de BNP-benadering die jarenlang binnen de ontwikkelingseconomie bepalend

was niet meer actueel. Zo suggereert de BNP- benadering, doordat ze allerlei onderdelen van

verschillende levens bij elkaar optelt, dat een cijfer ons alles kan vertellen over een bepaalde

levenskwaliteit. Het BNP kan ons echter niet vertellen wat werkelijk van belang is voor de kwaliteit

van leven van mensen. Dit komt met name doordat de BNP-benadering alleen maar zaken zoals

inkomsten en bezit meet. Daarnaast kan inkomen en bezit voor dezelfde personen gelijk zijn, maar

kan de eerste persoon over een veel grotere democratische vrijheid beschikken of meer bescherming

tegen geweld genieten. Het BNP-gemiddelde houdt bijvoorbeeld ook geen rekening met

vertekeningen door (sociale) ongelijkheid. Een land waarin enorme ongelijkheid heerst, kan

tegelijkertijd wel een hoog BNP-cijfer hebben. Het BNP-model meet dus niet de aspecten die de

kwaliteit van leven wel beïnvloedden maar niet met het BNP-model kunnen worden gemeten

(Nussbaum, 2011:80). Gezien de diversiteit van onze huidige samenleving is er volgens Nussbaum

behoefte aan een ander meetmodel voor maatschappelijke tevredenheid. Lang is er gedacht dat de

utilitaristische benadering hier uitkomst kon bieden. Immers, deze benadering heeft de verdienste

Page 19: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

19

dat ze zich over mensen bekommert, de methode meet de levenskwaliteit door wat mensen zelf over

hun leven rapporteren. Bentham, de grondlegger van het utilitarisme, koppelde er het principe aan:

‘’Elk telt voor een, en niemand voor meer dan een.’’ De voldoening van een arbeider is dus even

belangrijk als die van een koning in dit kader. Echter, hoewel de benadering zich richt op voldoening

in plaats van op bezit, biedt ze geen ruimte voor de complexiteit van onze hedendaagse

maatschappij. Immers, utilitaristische sociale wetenschappers stellen voor de mate van tevredenheid

van het leven een schaal op, waaruit iemand een cijfer mag kiezen. Dit is een methode die een

antwoord van menselijke complexiteit niet toelaat. Uit de onvrede met bestaande meetmethodes

werd het idee geboren van de capabilities benadering door de simpele vraag te stellen wat mensen

werkelijk kunnen doen en zijn. De theorie gaat uit van een aantal concepten: minimale

rechtvaardigheid, heterogeniteit en onderlinge onvergelijkbaarheid van kansen of mogelijkheden (

Nussbaum, 2011: 91). Een voor de hand liggende kritiek is of en hoe mogelijkheden te meten zijn.

Deze kritiek noemt Nussbaum ook wel de ‘metingmisvatting’. Waarmee ze wil zeggen dat het een

misvatting is, dat wanneer iets meetbaar is, dat mensen ervan overtuigd raken dat het cijfer het

meest belangwekkende of essentiële gegeven is van de theorie.

Dit hoeft niet per se een één op één relatie te zijn. Echter, wanneer we een maatstaf voorstellen om

de waarde van het overheidsingrijpen te bepalen dan moet er een manier zijn om dit

overheidsingrijpen te bepalen. Maar hoe kunnen bijvoorbeeld de waarden waarop het Amsterdamse

re-integratiebeleid gebaseerd is worden bepaald? Wanneer het om close reading gaat en het gebruik

van woorden en concepten komen we al een heel eind. Om te beginnen moeten we ons begrip van

het concept meten veranderen. Meten wordt vaak beschouwd als iets wat te maken heeft met een

numerieke schaal. Echter, gezien de voorafgaande kritieken op eerdere meetmethoden van de

kwaliteit van leven, blijkt een meetschaal niet voldoende om de waarde van het leven en de

betekenis van werk te meten. Simpelweg omdat complexe antwoorden op eenduidige vragen met

deze manier van meten niet mogelijk zijn terwijl de maatschappij in al haar diversiteit hier wel om

vraagt. Hoe kunnen we dan de waarde van werk in dit geval onderzoeken? Wat is het basisidee van

deze capabilities benadering?

Het uitgangspunt van de capabilities benadering is de waardigheid van het leven. Dit is een intuïtief

en niet strak omlijnd concept. Het is dan ook niet een diepe theoretische grondslag maar dat is ook

niet het doel van de benadering. Het biedt een raamwerk bij de verdere selectie van capabilities. In

dit specifieke geval van waardigheid als theoretisch construct gaat het over de waardigheid van het

bestaan, met andere woorden, om een respectvol en menswaardig bestaan. Het basisidee is dat

sommige levensomstandigheden mensen een leven bezorgen dat de menselijke waardigheid

waarover ze beschikken waardig is, en anderen niet. De nadruk in deze filosofie over de bepaling van

Page 20: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

20

waarden ligt dus heel duidelijk niet in de BNP-benadering of in de mate van tevredenheid met het

leven (nutsmaximalisatie). Het gaat er dan ook niet om dat ieder mens gelijk is, maar wel dat ieder

mens gelijkwaardig is. De capabilities benadering kan het beste gedefinieerd worden als een poging

tot het inschatten over welke mogelijkheden iemand moet beschikken om een zo gelukkig mogelijk

bestaan te leiden(Nussbaum, 2011:55). De benadering richt zich erop dat overheden voor hun

bevolking een reeks mogelijkheden bevorderen, of mensen daarvan gebruik willen maken is aan

ieder individu afzonderlijk. Daarmee legt deze benadering zich vast op respect voor het zelfbepalend

vermogen van mensen (Nussbaum, 2011:38).

Desalniettemin is het ook bij de filosofie van Nussbaum niet mogelijk om bepaalde richtlijnen

helemaal weg te laten. Zoals al eerder vermeld vormt de waardigheid van het bestaan het

uitgangspunt van de theorie, waarbij er uit wordt gegaan van een aantal essentiële capabilities,

waartoe ieder mens toegang zou moeten hebben. In dit onderzoek zijn een aantal capabilities van

Nussbaum gebruikt waarmee de waarde van werk kan worden aangegeven. Met de selectie van

concepten is ook rekening gehouden met de waarde die Arendt toekende aan de drie verschillende

elementen uit de vita activa, arbeiden, werken en handelen. Ieder mens zou op het werk in staat

moeten zijn om toegang te hebben tot bepaalde waarden, dat is het uitgangspunt achter de

geselecteerde capabilities voor dit onderzoek. Ieder concept dat in dit kader is geselecteerd, aan de

hand van de theorieën van Nussbaum en Arendt is relevant bevonden om de betekenis van werk te

onderzoeken. De concepten fungeren daarnaast als paraplu voor een aantal specifieke vaardigheden

die opgedaan kunnen worden met werk en waar betekenis aan ontleend kan worden.

Praktische rede

Het vermogen om praktisch te redeneren wordt door Arendt gezien als het hoogste en derde

element in de vita activa, het vermogen van de mens om te handelen, en dus om te spreken en ook

in de politiek zijn stem te laten horen. Mensen zijn verschillend en uniek en door te handelen in de

publieke ruimte, kan daar uitdrukking aan worden gegeven (Arendt, 1958:52). In de sfeer van het

handelen kan ieder mens laten zien wie hij is de uitkomst onvoorspelbaar(Arendt, 1958:43).

Nussbaum definieert het concept praktische redenatie als in staat zijn om een conceptie van het

goede te vormen en je bezig te houden met een kritische bezinning op de planning van het eigen

leven en doen en laten ( Nussbaum, 2011:58).

Sociale interactie

In staat zijn om met en voor anderen te leven en je te verplaatsen in de situatie van de ander. Dit

impliceert gelijkwaardig aan de ander en uitsluiting van discriminatie. Kunnen beschikken over de

Page 21: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

21

maatschappelijke grondbeginselen die je wapenen tegen vernedering en in staat stellen tot

zelfrespect. In staat zijn om mee te doen aan diverse vormen van sociale interactie op het werk

(Nussbaum, 2011:58).

Participeren

Kunnen participeren in ( politieke) keuzes die het leven sturen, alsmede in staat zijn om door werken

eigendom te verwerven en op gelijke voet te staan met anderen. Op de werkplek arbeid kunnen

verrichten als een menselijk wezen dat de praktische reden beoefent en zinvolle relaties van

wederzijdse erkenning kan aangaan met andere werkenden (Nussbaum, 2011:59).

Regelmaat en structuur

Het hebben van werk kan bijdragen tot een regelmatig leven wat structuur geeft en rust. Dit zorgt

voor een hechting aan collega`s en aan het arbeidsproces. Invloed kunnen uitoefenen op het werk

door onderdeel te zijn van dit arbeidsproces. Door verregaande arbeidsdeling kan de werknemer zich

echter vervreemd voelen van zijn product of dienst, dit leid tot vervreemding op verschillende

niveaus. Niet alleen van het product, maar ook van het mens-zijn. (Arendt,1958). Mensen in staat

stellen om zich te hechten aan de arbeid door een goede werksfeer te bevorderen. Ervoor zorg te

dragen dat mensen niet geremd worden in hun persoonlijke ontwikkeling door overweldigende

zorgen of angsten (Nussbaum, 2011).

In de volgende paragraaf worden de abstracte concepten geoperationaliseerd door middel van een

aantal praktische vaardigheden die bij ieder concept horen met behulp van het onderzoek naar de

betekenis van werk door het Sociaal Cultureel Planbureau ( SCP,2010).

1.4 Operationalisatie concepten

Verwachte opvattingen over de betekenis van arbeid onder de doelgroepen

Op basis van de bevindingen over de betekenis van werk van Arendt en Nussbaum zijn een aantal

concepten samengesteld. Praktische redenatie, sociale interactie, participatie en structuur en

regelmaat. Ieder concept bestaat uit een aantal vaardigheden die tezamen het concept vormen.

Deze vaardigheden zijn gebaseerd op een recent onderzoek naar de betekenis van werk van het

Sociaal Cultureel Planbureau (SCP, 2010). De concepten hebben vorm gekregen in de formulering van

vaardigheden die opgedaan kunnen worden met werken, uiteraard afgezien van de financiële

genoegdoening. Iedere concept staat gelijk aan een waarde en vormt als het ware een paraplu voor

een groep vaardigheden die kan worden opgedaan met werken. Echter, ik ben me ervan bewust dat

de door mij gevonden waarden niet uitputtend zijn. Daarom is er ook genoeg ruimte overgelaten in

Page 22: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

22

de interviews voor eigen inbreng van de geïnterviewde. Ook wordt de vraag gesteld hoe de

geinterviewden de betekenis van werk duidden. Daarnaast wordt er aan het einde van ieder

interview ook een tweetal evaluatieve vragen gesteld. Hoe verhouden de voordelen die de waarden

en vaardigheden met zich meebrengen tot de nadelen van een baan? Met andere woorden, wegen

de voordelen die de vaardigheden bieden van werken op tegen de nadelen van werken met een

beperking ( Wajongers) of werken terwijl je eigenlijk ergens anders voor bent opgeleid ( WWIK)?Ook

wordt er gevraagd hoe de re-integratie naar werk door de overheid is bevallen.

Op basis van de kennis die we nu hebben van de doelgroepen en de bestudeerde literatuur zijn de

verwachte waarden van het hebben van werk voor de doelgroepen, afgezien van de financiële

genoegdoening, de waarden praktische redenatie, sociale interatie, participatie en structuur en

regelmaat. Vaardigheden zoals bewustwording, reflectie,zelfkennis, oordeelsvorming en

aanpassingsvermogen zijn samengevat in het concept praktische redenatie. Het volgende concept is

sociale interactie. Positieve vaardigheden die hierbij komen kijken zijn contact met collega`s,

communicatieve vaardigheden, inlevingsvermogen, omgevingsbewustzijn en sensitiviteit. Empatisch

vermogen en de positieve invloed die een werksfeer kan hebben op de algemene geluksbeleving.

Een ander concept wat de waarde van werk kan uitdrukken is participatie. Participatie betekent

kunnen participeren in (politieke) keuzes die het leven sturen, alsmede in staat zijn om door werken

eigendom te verwerven en op gelijke voet te staan met anderen. Op de werkplek arbeid kunnen

verrichten als een menselijk wezen dat de praktische reden beoefent en zinvolle relaties van

wederzijdse erkenning kan aangaan met andere werkenden. Het gevoel krijgen door anderen voor

`vol` te worden aangezien. Vaardigheden zoals zelfwaardering, maatschappelijke interactie,

participatie, feedback geven en ontvangen horen hierbij. Een ander concept wat de waarde van werk

kan uitdrukken is structuur en regelmaat. Onder structuur en regelmaat vallen vaardigheden zoals

het hebben van en dagstructuur, een doel hebben om op te staan en iets om aan vast te houden.

Ordenen, betrouwbaarheid, punctualiteit en zelfstandig werken zijn vaardigheden die hierbij centraal

staan.

De verschillende waarden zijn op basis van de concepten verkregen uit de literatuurstudie en

bestaan allemaal uit verschillende specifieke vaardigheden in positieve zin die werken met zich mee

kan brengen. De concepten die ik heb gevonden en die de waarde van werk proberen uit te drukken

voor de doelgroepen functioneren als ‘’sensitizing concepts’’. Omdat ik nog niet weet wat de waarde

van werk is voor de doelgroep, geven deze concepten en vaardigheden mij als onderzoeker niet

alleen een dieper inzicht, maar geven ze ook richting. De concepten zijn het beginpunt waarmee ik

mijn analyse naar de waarde van werk start (Boeije, 2005). Door de aard van het onderzoek is het

Page 23: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

23

mogelijk dat naar aanleiding van de verzamelde data sommige ‘’sensitizing concepts’’ definitief

worden, en er voor andere concepten wordt gekozen ze te laten vallen.

Praktische redenatie

In staat zijn om een conceptie van het goede te vormen en je bezig te houden met een kritische

bezinning op de planning van het eigen leven en doen en laten. Vaardigheden zoals bewustwording,

reflectie, zelfkennis, oordeelsvorming en aanpassingsvermogen (SCP, 2010).

Sociale interactie

In staat zijn om mee te doen aan diverse vormen van sociale interactie. Zelfwaardering en je

bekommeren om anderen en je verplaatsen in de situatie van een ander. Onder sociale interactie

verstaan we het contact met collega`s, het gevoel (maatschappelijk) nuttig te zijn en de positieve

effecten van een werksfeer op de algemene geluksbeleving. Vaardigheden die hierbij een rol spelen

zijn empatisch vermogen, communicatieve vaardigheden, inlevingsvermogen, omgevingsbewustzijn

en sensitiviteit ( SCP, 2010:55).

Participatie

Kunnen participeren in ( politieke) keuzes die het leven sturen, alsmede in staat zijn om door werken

eigendom te verwerven en op gelijke voet te staan met anderen. Op de werkplek arbeid kunnen

verrichten als een menselijk wezen dat de praktische reden beoefent en zinvolle relaties van

wederzijdse erkenning kan aangaan met andere werkenden. En hierdoor meer eigenwaarde hebben.

Het gevoel te krijgen door anderen voor `vol` te worden aangezien. Werken in een bepaalde

structuur in het kader van een bepaalde ruimte en tijd. Vaardigheden zoals zelfwaardering,

maatschappelijke interactie, participatie,feedback geven en ontvangen, loyaliteit en discipline ( SCP,

2010, 33).

Structuur en regelmaat

Het hebben van werk kan bijdragen tot een regelmatig leven wat structuur geeft en rust. De

belangrijkste positieve effecten van structuur en regelmaat zijn voor beide doelgroepen specifiek. de

dagstructuur en de regelmaat die het bij flexibele arbeid makkelijker maken om zelf weer aan de slag

te gaan met het eigen kunstproject voor WWIK-ers. Voor Wajongers is structuur en regelmaat op de

werkvloer erg belangrijk omdat dit bijdraagt aan duidelijkheid omtrent verwachtingen en

overzichtelijk is voor de Wajonger. Ordenen, betrouwbaarheid, punctualiteit en zelfstandig werken

zijn vaardigheden die hierbij centraal staan ( SCP, 2010:23).

Page 24: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

24

Betekenis werk

De betekenis van werk is het meest lastig te duidden van alle concepten en vaardigheden en daar

wordt ook pas aan het einde van ieder interview op ingegaan. Vanuit filosofisch perspectief blijkt dat

concepten zoals nutsmaximalisatie en de prestatiemaatschappij hun langste tijd gehad hebben.

Zowel Nussbaum als Arendt stellen dat de zoektocht naar geluk in materiële zin een lege huls is.

Niet alleen komt dit door de contradictie dat we welvarender maar toch ook ongelukkiger zijn. Ook

vanuit economisch perspectief is er geen duidelijke correlatie tussen arbeid en geluk. Er zijn

verschillende aanwijzingen dat werken gelukkig kan maken. Toch zijn de theoretici niet eenduidig

hierover. Des te interessanter is het wat de geïnterviewden hier op antwoorden.

Van bovenstaande concepten en bijbehorende vaardigheden gedestilleerd uit de literatuur is een

semigestructureerde vragenlijst met een tiental open vragen samengesteld voor beide doelgroepen.

Wat is de verwachte waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen? Interviews met de

doelgroep over de waarde van werk.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst bij Kalff en de Jager/The Fundraising Company?

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

3. Zijn er voor jou voordelen geweest in de periode dat je niet werkte? ( verwachte antwoorden zijn

meer vrije tijd, meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te

werken)

4. Zijn er voor jou nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte antwoorden zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier werkzaam zijn? ( verwachte antwoorden zijn meer

inkomen, persoonlijke ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met

collega`s, structuur en regelmaat)

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte antwoorden zijn minder tijd, een

te laag salaris verdienen, geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan,

spanningen en stress)

Page 25: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

25

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV/DWI) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jouw idee in je zoektocht naar werk?

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je deze betekenis definiëren?

1.5 Methode en zelftypering positie onderzoeker

In deze paragraaf zal ik ingaan op de methodiek die is gebruikt voor dit onderzoek en op de positie

die ik als onderzoeker heb ingenomen bij het schrijven van deze scriptie. Er zal ten eerste gekeken

worden naar de positie die ik heb ingenomen tijdens de totstandkoming van deze scriptie, waarbij

kritisch zal worden gereflecteerd op de voor- en nadelen die deze positionering met zich meebrengt.

Vervolgens wordt de wijze van dataverzameling toegelicht en wordt verantwoording afgelegd voor

de keuze die is gemaakt bij het selecteren van de geïnterviewden.

Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Als interviewer kun je in een kwalitatief onderzoek jezelf

op twee verschillende manieren onderscheiden. Je kunt gebruik maken van de realistische stijl,

doordat je je als onderzoeker onzichtbaar opstelt in het verslag. De andere stijl die gehanteerd kan

worden binnen kwalitatief onderzoek is de confessionele stijl. Dit betekent dat je veel aandacht hebt

voor de persoonlijke beleving van de onderzoeker inclusief dwaalwegen en emoties.

In mijn onderzoek wil ik mijzelf opstellen als ‘’subtiel realistisch’’. Ik heb in dit onderzoek niet de

ambitie mijn positie als werknemer bij het bedrijf uit te vlakken, maar ik wil me zowel reflexief als

(zelf-) kritisch opstellen (Boeije, 2005). Hierbij moeten wel een aantal kanttekeningen worden

geplaatst. Ik ben me bewust ben van mijn positie binnen dit bedrijf en welk effect dit teweeg kan

brengen bij de mensen die ik interview. Ik heb er bewust voor gekozen om eerst een survey uit te

laten voeren onder alle medewerkers om de doelgroepen in kaart te brengen (zie bijlage 1). Dit

omdat ik gezien mijn functie als operationeel manager over diepgaande kennis beschik van ons

personeelsbestand en onze operationele processen zoals de in- en uitstroom van personeel.

Daarnaast zijn de doelgroepen, te weten de (ex)Wajongers en de (ex) WWIK-ers, die ik wil

onderzoeken momenteel werkzaam bij het bedrijf. Het bedrijf waar we de interviews gaan afnemen

Page 26: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

26

heet Kalff en de Jager/ The Fundraising Company. Het bedrijf heeft twee vestigingen, zowel in

Amsterdam als in Almere. Het bedrijf is gespecialiseerd in contacten onderhouden met donateurs

van goede doelen, culturele instellingen en politieke partijen. Deze contacten komen grotendeels tot

stand door telemarketing gesprekken te voeren met de achterban van deze goede doelen. Dit kan als

doel hebben om informatie te verstrekken aan de donateur, deze te bedanken, of door te vragen

naar een andere vorm van steun of een hogere donatie. De Wajongers en WWIK-ers die ik heb

geïnterviewd zijn momenteel aan het werk als callcenteragent bij Kalff en de Jager/The Fundraising

Company. Gezien mijn interesse als politicologiestudent en als werkgever in aspecten zoals Social

Return 1 en de waarde van werk, afgezien van de financiële genoegdoening, ben ik erg benieuwd

naar de waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen. Ook ben ik benieuwd welke waarden er

ten aanzien van arbeidsparticipatie zijn geformuleerd door de overheid ten opzichte van deze

doelgroepen. Daarnaast biedt het doen van dit onderzoek mij de mogelijkheid om diep en

nauwkeurig op de stof in te gaan.

Dataverzameling

Het theoretisch kader is in eerste instantie gebaseerd op een uitgebreide literatuurstudie van

verschillende wetenschappelijke publicaties over het onderwerp. Nadat ik bij de economische

literatuur op een ‘’terra incognita’’ stuitte bij het definiëren van de waarde van werk heb ik de vraag

filosofisch benaderd aan de hand van het werk van filosofen Arendt en Nussbaum. Uit beide

filosofieën over de betekenis van werk heb ik een conceptueel kader gedestilleerd. Deze concepten

zijn geoperationaliseerd door aan ieder concept een aantal vaardigheden te koppelen, dit heb ik

gedaan met behulp van het praktische onderzoek van het SCP (SCP,2010). Het conceptuele kader is

vormgegeven in een semigestructureerde vragenlijst die is opgesteld voor beide doelgroepen. De

concepten zijn daarbij leidend geweest voor het onderwerp van de vraag, de vaardigheden worden

als mogelijke antwoorden genoemd in het interview en kunnen gebruikt worden om de

geïnterviewden op weg te helpen. Door middel van een survey wat is toegevoegd als bijlage heb ik

op basis van economische, demografische en economische factoren de Wajongers en WWIK-ers die

bij het bedrijf aan het werk waren geselecteerd. Uiteindelijk heb ik acht interviews gehouden met

beide doelgroepen, vijf interviews met WWIK-ers en drie interviews met Wajongers. De interviews

zijn vrijwillig afgenomen op de werkvloer. Voorafgaand aan het interview heb ik het doel van het

interview verteld, en gevraagd of ze toestemming wilden geven om het interview op te nemen. Ook

heb ik mijn eigen positie duidelijk gemaakt en verteld dat de informatie verkregen uit het interview

1 Langdurig werklozen en ( gedeeltelijk) arbeidsongeschikten een kans bieden om ( betaalde) werkervaring op te doen

Page 27: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

27

niet gebruikt zal worden op een oneigenlijke manier. In overleg met alle geïnterviewden zijn de

namen gefingeerd.

Na de totstandkoming van de theorie ben ik begonnen met het in kaart brengen van de huidige

economische ontwikkelingen en het overheidsbeleid ten opzichte van beide doelgroepen. Door een

aantal ingangen bij het DWI heb ik naast diverse onderzoeken van Regioplan en het ministerie van

Sociale zaken een aantal belangrijke beleidsdocumenten in bezit weten te krijgen. Onder andere de

beleidsnota van het DWI, Werken als doel, participeren de norm, en een kritische reflectie op de

uitvoering daarvan door de Inspectie van Raad en Inkomen. Daarnaast is er met betrekking tot het

analyseren van het overheidsbeleid een document bestudeerd waarin de doelstellingen vanuit de

Europese Unie ten aanzien van armoede staan vermeld. Met behulp van diverse

evaluatieonderzoeken en rapporten van onder andere het Centraal Plan Bureau, Regioplan, de Raad

voor Werk en Inkomen en het Sociaal Cultureel Planbureau heb ik zowel de huidige economische

situatie als het beleid ten opzichte van beide doelgroepen in kaart gebracht. Daarna heb ik

geprobeerd te duidden op welke waarden het huidige re-integratiebeleid is gebaseerd van het DWI,

als uitvoeringsinstantie van de WWB voor de onderzochte doelgroepen. Na de afronding van de

theorie en de uiteenzetting van het overheidsbeleid heb ik een aantal kritische kanttekeningen

geplaatst bij het huidige re-integratiebeleid.

2. Wajongers, WWIK-ers en de huidige economische ontwikkelingen

2.1 Wajongers, WWIK-ers en de huidige economische ontwikkelingen

Wat zijn de huidige economische ontwikkelingen en de effecten van trends zoals individualisering en

concepten als ‘’de prestatiemaatschappij’’ op de arbeidsmarkt? Wat zijn hiervan de effecten voor

diegene die economisch zwakker gepositioneerd zijn en specifiek voor de doelgroepen die ik ga

onderzoeken? Over de effecten van de economische crisis op de sociaal zwakkeren op de

arbeidsmarkt gebruik ik literatuur van het Centraal Planbureau over de recessie.

Dit zal gespecificeerd worden naar de huidige ontwikkelingen omtrent het terrein van arbeid en

sociale zekerheid voor de Wajongers en de WWIK-ers. Daarna formuleer ik hoe het huidige beleid er

uitziet ten opzichte van de onderzochte doelgroepen. Ik besluit met een aantal verwachtingen ten

aanzien van de veranderingen die de overheid voornemens is te gaan doorvoeren in haar beleid voor

deze doelgroepen. Hierbij zal ik me baseren op literatuur uit het Actieplan van de Rijksoverheid ten

aanzien van de Wajong en een probleemanalyse die daarvoor is gemaakt door het centrum Research

voor Beleid. Met betrekking tot de WWIK-ers richt ik me op het evaluatierapport van de

Rijksoverheid over de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars uitgevoerd door het ministerie van Sociale

Page 28: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

28

zaken en Werkgelegenheid. Een consequentie die de afschaffing van de huidige regelingen voor

genoemde doelgroepen heeft is dat de uitkering van deze beide doelgroepen in de nabije toekomst

niet meer onder het UWV valt maar onder het DWI als gemeentelijke uitvoeringsinstantie. Met

betrekking tot de uitvoering van deze nieuwe wet en regelgeving evalueer ik de manier waarop het

DWI haar re-integratiebeleid heeft vormgegeven en op welke waarden dit is gebaseerd. Ik ben met

name benieuwd welke vorm van re-integratie het DWI zelf aanbiedt aan Wajongers en WWIK-ers en

op welke waarden dit specifieke re-integratiebeleid van het DWI is gebaseerd om de toetreding naar

de arbeidsmarkt voor genoemde doelgroepen te vergemakkelijken en te vergroten. Ik zal me hierbij

baseren op de (herschreven) beleidsnota van het DWI uit 2011, Werken als doel, participeren als

norm en op studies van het onderzoeksinstituut voor Werk en Inkomen, Regioplan en een aantal

relevante onderzoeken van het Sociaal Cultureel Planbureau over werken.

Zoals in de inleiding staat geschreven gaat volgens het Centraal Planbureau het percentage

werklozen in 2012 stijgen naar 6,5 %. Zo hoog is dit percentage niet meer geweest sinds 1984. Dit zijn

schrikbarende cijfers, temeer omdat er voor een aantal specifieke doelgroepen, zoals de Wajongers

en de WWIK-ers de huidige subsidie- en compensatie regelingen gaan vervallen. In de nieuwe

wetgeving zullen deze doelgroepen allemaal een beroep op de bijstand zullen moeten doen wanneer

de Wet Werken naar Vermogen voor alle doelgroepen aan de onderkant van de samenleving van

kracht wordt. Doel van de Wet Werken naar Vermogen, voortaan afgekort als WWNV, is dat zoveel

mogelijk doelgroepen aan de onderkant van de samenleving op een zelfstandige manier

(minimum)loon kunnen verwerven door te Werken naar Vermogen (Teulings&Van Ewijk, 2009).

Teulings en Van Ewijk van het CPB concluderen in hun boek De grote recessie dat schokken in de

werkloosheid tijdelijk zijn en voor een gemiddelde recessie gelden, echter voor een kredietcrisis is

deze fluctuatie in de duur van werkloosheid minder duidelijk. Volgens onderzoek van Reinhart en

Rogoff werkt een kredietcrisis normaliter langer door op de arbeidsmarkt omdat een kredietcrisis op

grote schaal baanvernietiging als gevolg heeft. Het scheppen van nieuwe banen vergt daarentegen

nieuwe investeringen en bedrijven investeren minder door de crisis waardoor er minder banen

beschikbaar zijn. Hierdoor blijven werknemers langer thuis zitten, met als gevolg dat ze belangrijke

vaardigheden verliezen en zodoende later minder makkelijk weer kunnen re-integreren op de

arbeidsmarkt.

Een ander negatief neveneffect van de huidige kredietcrisis is de verminderde productiviteit op de

arbeidsmarkt. Minder investeringen betekent hogere rentepremies en een zoektocht naar

efficiëntere en goedkopere productiemethoden. Dit betekent bijvoorbeeld meer productie

outsourcen, machines langer laten doorwerken zonder ze te vervangen en bezuinigen op personeel.

Page 29: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

29

De gevolgen van deze crisis zullen ook lang merkbaar blijven door structureel hoge

werkloosheidscijfers en een lager bruto binnenlands product en dus niet in de laatste plaats de

zwakkeren op de arbeidsmarkt treffen (Teuling& Van Ewijk, 2009).

2.2 Ontwikkelingen op het terrein van arbeid en sociale zekerheid met betrekking tot

Wajongers en WWIK-ers

Wanneer we de huidige economische recessie vergelijken met de recessie van eind jaren tachtig,

kunnen we concluderen dat de risico`s van werkloosheid zeer ongelijk zijn verdeeld. Het

werkloosheidspercentage van jongeren, allochtonen en laagopgeleiden neemt volgens onderzoek

altijd meer dan gemiddeld toe in een periode van crisis. Tijdens een diepe economische recessie

zoals de huidige wordt het werkloosheidsrisico niet alleen tussen groepen ongelijker verdeeld, maar

ook binnen groepen (Teulings&Van Ewijk, 2009).

Page 30: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

30

(Grafieken overgenomen uit http://www.dgroterecessie.nl/hoofdstuk06.htm, geraadpleegd op 1 april)

Zowel Wajongers als WWIK-ers behoren dus tot de doelgroepen die gedurende een economische

recessie het meeste risico lopen op langdurige werkloosheid. Het grootste probleem voor beide

doelgroepen is, is dat gedurende een langere periode van werkloosheid iemands kwalificaties en

vaardigheden verloren gaan. Niet alleen bedrijfsvaardigheden, ook persoonlijke en sociale

vaardigheden nemen af wanneer iemand gedurende een langere periode werkloos is (Teulings& Van

Ewijk, 2009).

Economen Blanchard (2009) en Diamond (2009) hebben beiden uitgebreid onderzoek gedaan naar

dit verschijnsel. Blanchard is overigens ook hoofdeconoom van het International Monetair Fund. Uit

onderzoek van beide wetenschappers blijkt dat werkgevers werkzoekenden die een bepaalde

periode werkloos zijn geweest, niet meer aannemen. Sterker nog, ze bieden liever een hoger loon

om andere sollicitanten te krijgen dan langdurig werklozen. Door de hoge lonen worden er weer

minder nieuwe banen gecreëerd. Dit verklaart ten dele het verschijnsel waarom na een recessie de

werkloosheid vaak gedurende lange tijd op een hoog niveau blijft hangen. Maar hoe moet de koek

dan worden verdeeld tijdens een periode van grote recessie en minder arbeid? Jongeren kunnen

bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt niet simpelweg de ouderen vervangen. Jongeren zijn vaak flexibeler

en ook meer up-to-date maar missen ervaring en overzicht. De ogenschijnlijk meest directe manier

van werkloosheid verlagen is de overheid zelf banen laten scheppen, gesubsidieerde arbeid dus. In

de volksmond heette dit vroeger de Melkertbanen. Deze banen hebben idealiter een tijdelijk

karakter en zijn bedoeld om de werklozen in het arbeidsproces te houden zonder verlies van

vaardigheden (Teulings&Van Ewijk,2009).

Echter, er zijn veel onderzoeken geweest naar deze maatregel, en die wordt niet per se positief

beoordeeld. Het DWI heeft vanwege de bezuinigingen besloten om praktisch alle (gedeeltelijk)

gesubsidieerde arbeid af te schaffen in 2012 en zich alleen nog maar te richten op de kortdurende

werklozen (Beleidsnotitie DWI 2011-2015). Bij kansrijke werklozen is de mogelijkheid tot snelle re-

integratie naar betaalde arbeid namelijk groter. Daarnaast kan een neveneffect van een Melkertbaan

zijn dat de werknemer gewend raakt aan de relatief lage stress en aan het type werk. Gesubsidieerde

arbeid zou idealiter volgens Teulings en Van Ewijk alleen moeten worden ingezet voor de minst

kansrijke werklozen (Teulings&Van Ewijk,2009). In het verleden is dit echter niet gebeurd, waardoor

veel gemeentes nog kampen met een (te) grote druk op de begroting en budgetten voor re-

integratie. De gemeente Amsterdam besteedde de afgelopen jaren bijvoorbeeld gemiddeld veertig

miljoen per jaar aan verschillende vormen van gesubsidieerde arbeid ( Beleidsnotitie DWI 2011-2015,

49).

Page 31: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

31

Een positief aspect in tegenstelling tot de jaren tachtig van het beleid van de overheid is dat werken

financieel aantrekkelijker is geworden doordat het verschil tussen een uitkering en het nettoloon

voor mensen groter is geworden. Momenteel is het aantal Nederlanders met een bijstandsuitkering

eind vorig jaar echter opnieuw gestegen. In totaal kregen 316.000 mensen een bijstandsuitkering,

dat zijn er 9000 meer dan een jaar geleden. Het aantal Wajongers dat afgelopen jaar een uitkering

aanvroeg is ook gestegen. In 2011 kregen 75.000 jongeren een Wajong uitkering, dat zijn er 4.000

meer dan in 2010. Vanwege het recente stopzetten van de WWIK is niet duidelijk uit hoeveel ex-

WWIK-ers deze cijfers momenteel bestaan (CBS,2012).

Wat zijn nu specifiek de ontwikkelingen op het terrein van arbeid voor de Wajongers? De overheid

investeerde met haar Actieplan Jeugdwerkloosheid specifiek in opleiding en ontwikkeling voor deze

doelgroep. Onderwijs en scholing spelen een cruciale rol in de moderne kenniseconomie. Door de

bezuinigingen is dit grootscheeps opgezette Actieplan echter afgeschaft. De econoom Becker (1964)

is bekend geworden met zijn onderzoeken dat investeren in menselijk kapitaal de productiviteit

verhoogd, en daarmee bijdraagt aan de welvaart van de samenleving en aan individuen in het

algemeen. Onderwijs is dus goed om de gevolgen van de crisis voor de jongeren te beperken,

daarnaast is het ook een goede besteding van de verloren en dus werkloze, tijd. Echter, voor

sommige jongeren is dit geen aanlokkelijk perspectief. Als je niet bent opgevoed in een gezin waarin

het normaal is om langer te studeren of bijvoorbeeld behept bent met sociale en/of fysieke

beperkingen, is het moeilijker om lang op school te blijven. Beleid moet zich dus met name op deze

groepen jongeren richten die door hun beperking achterblijven op de maatschappij.

Wanneer de Wet Werken naar Vermogen van kracht wordt in 2013 heeft dit gevolgen voor de

huidige Wajongers. In dit scenario gaat het UWV bekijken welke Wajongers er zijn ingestroomd voor

januari 2012 en voor welk percentage deze jongeren arbeidsgeschikt zijn. Wanneer de Tweede

Kamer akkoord gaat met de WWNV, betekent dit dat bedrijven deze Wajongers mogen gaan betalen

naar productiviteit, vandaar ook de titel van de wet, werken naar vermogen. Wanneer Wajongers

gedeeltelijk kunnen werken krijgen ze een lagere uitkering ( 70% van het minimumloon) Door te

werken kunnen Wajongers dan een aanvullend inkomen verdienen. Wanneer je als Wajonger

helemaal niet kunt werken, verandert er niets en behoudt de Wajonger de uitkering van 75% van het

minimumloon (Rijksoverheid, 2012a). Wanneer alles volgens plan verloopt gaat de Wet Werken naar

Vermogen vanaf januari 2014 volledig van kracht. Door de politiek instabiele situatie door de val van

het Kabinet Rutte is het momenteel onzeker of en wanneer dit doorgaat.

Omdat de WWIK is weggevallen sinds 1 januari 2012 vallen ex- of aankomende kunstenaars die

potentieel van de WWIK gebruik hadden kunnen maken, ook onder de Wet Werken naar Vermogen

Page 32: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

32

en daarmee dus onder de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, de WWB. Voor hen gelden

dezelfde regels als voor de Wajongers. Wanneer de Tweede Kamer akkoord gaat met de WWNV,

betekent dit dat bedrijven uitkeringsgerechtigden (waaronder (ex-) WWIK-ers en Wajongers) mogen

gaan betalen naar productiviteit. De constructie is dat werkgevers werknemers betalen naar

productiviteit. Stel: de norm voor het inpakken van een aantal dozen ligt op tien, maar de

medewerker vult er slechts vijf in een uur. Dan hoeft de werkgever maar de helft van het

minimumloon uit te keren voor dat gewerkte uur, en vult de gemeente, als uitvoeringsinstantie van

het beleid, dit bedrag aan tot het minimumloon (Rijksoverheid,2012b).

Bepalen van de loonwaarde

De crux in dit voorgestelde beleidsinstrument zit hem in het feit wie er bepaald dat werknemers te

weinig productief zijn om het minimumloon te ontvangen. Met andere woorden, wie meet de

loonwaarde van deze werknemers? Dit gaat volgens de plannen de gemeente zelf doen door middel

van het afnemen van toetsen. Echter, de gemeente ziet de bewuste werknemer niet aan het werk en

kan dus moeilijk een inschatting maken (Stellinga NRC,2012) Is dit geen glijdende schaal? Bedrijven

hebben namelijk belang bij het indiceren van een lage loonwaarde, wanneer de medewerker

onverhoopt productiever is, dan betaalt de gemeente toch de aanvulling tot en met het

minimumloon. De gemeente als uitvoeringsinstantie heeft daarentegen weer een belang bij het

bepalen van een relatief hoge loonwaarde, omdat dit minder drukt op de budgetten voor re-

integratie. Het is goed mogelijk dat deze tegengestelde belangen van beleidsuitvoerder en werkgever

op termijn perverse prikkels oproepen bij de indicatiestelling en het terwerkstellingstraject.

Hoe ziet het huidige overheidsbeleid eruit ten opzichte van Wajongers en WWIK-ers? Dat wordt in de

volgende twee paragrafen uiteen gezet.

2.3 Wajong beleid

De wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, oftewel de Wajong, is een

inkomensvoorziening voor jongeren die op een relatief jonge leeftijd ( gedeeltelijk) arbeidsongeschikt

zijn geworden en zodoende slechts een gedeelte of niet kunnen werken. Het UWV keert nu nog de

uitkering uit, wanneer de Wajongers straks onder de Wet Werken naar Vermogen gaan vallen wordt

de gemeente de uitvoeringsinstantie omdat Wajongers dan onder de bijstandsregeling gaan vallen.

De beleidsnota van het DWI, Werken als doel, participeren de norm, is hier al op ingericht.

Wanneer is iemand arbeidsongeschikt? Het UWV hanteert de volgende definitie:

Page 33: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

33

Je bent geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt als rechtstreeks en medisch kan worden vastgesteld

dat u door ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling niet in staat bent om door middel van werk

hetzelfde te verdienen als een gezonde persoon met gelijke opleiding en ervaring in uw buurt

( www.uwv.nl/arbeidsongeschikt).

Momenteel maken landelijk ongeveer 200.000 jongeren gebruik van de Wajong regeling en groeit de

regeling met gemiddeld 16.000 nieuwe instromers gemiddeld per jaar. De toegang tot de Wajong is

niet nauwkeurig afgebakend, dit heeft als resultaat dat bijna de gehele nieuwe instroom aan

Wajongers uit jongeren met een ontwikkelingsstoornis bestaat. Het Centraal Plan Bureau heeft in

een dwingend rapport Van bijstand naar Wajong geschreven dat bij een ongewijzigd overheidsbeleid

het aantal van 200.000 Wajongers binnen 30 jaar verdubbeld is. Deze kosten zijn voor de

maatschappij niet meer op te brengen. De toename van het aantal Wajongers uit het verleden heeft

sterk samengehangen met de invoering van de Wet Werk en Bijstand, die ervoor heeft gezorgd dat

gemeenten een (perverse) prikkel kregen door te bezuinigen op de bijstand. Zodoende zijn veel

jongeren die op gemeentelijk niveau in de bijstand zaten, door gebruik te maken van onnauwkeurige

poortwachtersmethoden, de Wajong bij het UWV ingestroomd, waardoor de kosten voor de

gemeenten weer hanteerbaar bleven (CPB, 2011a). De totale omvang van de bijstand is dus

verminderd op gemeentelijk niveau, maar de kosten van de Wajong uitkering zijn inmiddels op

landelijk niveau onhoudbaar geworden. Komt de stijging van de Wajong alleen maar doordat

gemeenten de uitkering van jongeren doorschuiven naar het UWV? Of zijn er momenteel ook veel

meer jongeren met een ontwikkelings- en of gedragsstoornis? De Wajong kost de samenleving nu

meer dan 2 miljard euro aan uitkeringen, feitelijk zijn de kosten natuurlijk hoger, omdat Wajongers

geen belasting afdragen. Dit bedrag is overigens exclusief de miljoenen aan re-integratietrajecten en

sociale werkplaatsen (CPB,2012a).

Echter wanneer de Wet Werken naar Vermogen ingaat zal de gemeente weer verantwoordelijk voor

deze doelgroep worden en voor de uitvoering van deze wet. De Wajong is erop gericht jongeren met

een beperking te ondersteunen bij het vinden en houden van een baan bij een reguliere werkgever,

het is dus een wet die het werken stimuleert en er preventief voor wil zorgen dat er onnodig veel

jongeren in de bijstand belanden. Onderzoeksbureau Regioplan heeft in 2009 een grootschalig

onderzoek ingesteld om de diverse doelgroepen aan zogenoemde Wajongers in kaart te brengen. Er

werd bij dit onderzoek niet alleen gekeken naar de beperkingen maar zeker ook naar de

zelfstandigheid en de mate van leervermogen van de onderzochte jongeren. Op basis van haar

onderzoek heeft Regioplan de Wajonger in vijf verschillende categorieën onder gebracht.

- De zelfredzame

Page 34: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

34

Is fysiek beperkt. Wel in staat om zelfstandig te functioneren, in deze groep bevinden zich ook

mensen met een HBO/WO niveau. Is in staat om te leren van ervaringen, kan een volwaardige

functie aan.

- De specialist

Onder andere autisme en ADHD stoornissen. Zijn in staat na verloop van tijd zelfstandig te

functioneren. Met name inzetbaar voor gespecialiseerde, repeterende taken. In deze grote groep

bevinden zich ook mensen met een HBO/WO denkniveau. Hebben en hoog werktempo maar

moeite met focussen en prioriteiten stellen. Extra begeleiding bij contact met collega`s en

klanten is gewenst.

- De gezelschapsspeler

Verstandelijk beperkt. Met name inzetbaar voor elementaire taken. Hebben vaak moeite met de

beperkingen die bij werk horen, zoals het houden aan pauzetijden en moeten ook leren dat er

grenzen zijn aan gedrag wat geaccepteerd kan worden in de omgang met collega`s en

leidinggevende. Extra begeleiding hierbij is gewenst.

- De begrensde

Psychisch belast. Met name inzetbaar voor elementaire taken. Vaak jongeren met een

opeenstapeling van problemen, meestal ook afkomstig uit de thuissituatie. Hebben veelal geen

Wajong uitkering. Verschillend van niveau, verschillend van beperking en voor verschillende

taken inzetbaar. Hebben moeite om hun gedrag onder controle te houden en overzien het effect

van hun handelen meestal niet. Intensieve begeleiding van jobcoach op de werkvloer is gewenst.

Momenteel biedt de Wajong jonggehandicapten (de verzamelnaam voor bovenstaande categorieën)

en studenten die arbeidsongeschikt zijn een uitkering aan op minimumniveau. De instroom onder

Wajongers is de laatste jaren sterk gestegen maar het aantal Wajongers dat werkt is echter gelijk

gebleven (CPB, 2012a).

Uit het onderzoek van Regioplan uit 2009 naar de Wajonger als werknemer blijkt dat alle Wajongers

in meer of mindere mate behoefte hebben aan intensieve begeleiding. Dit kan begeleiding zijn van

een jobcoach, van een woonbegeleider of een maatschappelijk werker, afhankelijk van de

problematiek van de Wajongere. Kenmerkend voor de situatie van veel Wajongers is, dat juiste en

tijdige begeleiding en ondersteuning op het werk door collega`s en direct leidinggevende van

doorslaggevend belang is bij het doen slagen van een Wajonger aan het werk. Problemen traden dan

Page 35: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

35

ook vaak op bij een personeelswijziging waardoor gemaakte afspraken met leidinggevenden

vervielen of er minder begeleiding was (Regioplan, 2009).

Uit het onderzoek van Regioplan is ook gebleken dat de meeste Wajongers uitvallen in een

werktraject door onvoldoende begeleiding door de leidinggevende. Een nieuwe leidinggevende is bij

personeelswijzigingen dan niet op de hoogte van de gemaakte afspraken met de Wajonger. En heeft

hierdoor bijvoorbeeld (te) veel kritiek op zijn of haar functioneren. Dit leidt tot een grote uitval bij

Wajongers ( Regioplan,2009: 23).

De meeste Wajongers uit het onderzoek gaven aan dat ze in sommige gevallen hun werkgever

bewust niet op de hoogte hadden gesteld van hun beperkingen, met als gevolg dat de werkgever

geen rekening hield met hun beperkingen. Overigens, de respondenten uit het Regioplan onderzoek

gaven ook aan, dat al was de werkgever op de hoogte van de beperkingen van de Wajonger, dit niet

altijd betekende dat er meer rekening met de Wajonger werd gehouden (Regioplan, 2009: 31).

Uit de onderzochte Wajongers door Regioplan blijkt dat de zelfredzamen het minste problemen

ervaren bij beperkte begeleiding op het werk. Specialisten ervaren daar al meer problemen mee. Dit

zijn ook de doelgroepen die niet altijd uit zichzelf vertellen dat er iets aan de hand is, wat in veel

gevallen tot vervroegde uitval leidde. De gezelschapsspelers en begrensden kunnen vaak niet goed

zelf formuleren wat er met hen aan de hand is, deze taak neemt de jobcoach dan over. Dit betekent

niet automatisch dat dit wel tot het gewenste resultaat leidt. De jobcoaches hebben een behoorlijke

caseload en ook niet altijd evenveel tijd om de cliënten van de juiste begeleiding te voorzien.

Daarnaast is het in de Wajong trajecten vaak onduidelijk wie, de maatschappelijk werker, de

woonbegeleider, de leidinggevende, de jobcoach, er nou verantwoordelijk is voor welk deel van het

re-integratietraject van de Wajonger. Met name door personeelswisselingen in deze keten en een

gebrek aan informatie is de tewerkstelling en het behouden van werk voor de Wajonger een arbeids

en tijdsintensief proces (Regioplan, 2009: 45).

Samenvattend blijkt uit het onderzoek van Regioplan onder de ondervraagde Wajongers, dat kennis

en acceptatie van de beperkingen van de Wajonger doorslaggevend is voor een zo groot mogelijke

kans op werkbehoud van de Wajonger. Voor de zelfredzamen en de specialisten is deze behoefte aan

begeleiding het minst groot. Voor de begrensden en de gezelschapsspeler geldt dat ze naast de

begeleiding door een jobcoach en een leidinggevende op het werk ook vaak de behoefte hebben aan

een woonbegeleider en/of maatschappelijk werker om hun baan te behouden en om ‘’de boel op de

rit te houden.’’ Daarnaast is er onder deze categorieën ook een sterkere en grotere behoefte aan

begeleiding en acceptatie op het werk.

Page 36: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

36

Om de Wajonger aan het werk te houden moeten er in de begeleidingstrajecten diverse

aanpassingen gemaakt in uren, technische aanpassingen, taken en productiviteit. Dit vereist

maatwerk en kost tijd. Werkgevers zijn echter vaak slecht op de hoogte van de beschikbare

loondispensatie en subsidiemaatregelen voor deze aanpassingen waardoor er geen of te weinig

gebruik van wordt gemaakt en Wajongers zodoende ( onnodig) snel weer uitstromen ( Regioplan,

2009: 54).

Uit onderzoek van Regioplan blijkt dat de verschillende categorieën Wajongers, gezien de

verschillende indicaties, allemaal een andere vorm van begeleiding nodig hebben om hun baan te

kunnen behouden. Bij de zelfredzamen blijkt bijvoorbeeld dat de aard van het werk zo goed mogelijk

moet aansluiten op hun beperking. Bij de specialisten mag er weer geen productiepiek zijn en moet

klantcontact worden beperkt. Typerend voor de gezelschapsspelers en de begrensden is dat de taken

een repeterend karakter moeten hebben en afgebakend moeten zijn ( Regioplan,2009).

Ook de werknemersvaardigheden van de verschillende groepen zijn heel divers ontwikkeld. Zo blijkt

een zelfredzame geen problemen te hebben met de ‘sociale mores’ van het werk maar specialisten

met een aan autisme verwante stoornis hebben hier erg veel moeite mee, wat in veel situaties heeft

geleid tot irritaties met collega`s en dit heeft een grote reden gespeeld bij de latere uitval van werk (

Regioplan, 2009). Voor gezelschapsspelers is het sociale aspect bij uitstek het leuke aspect van het

werk. Na de pauze moeten ze vaak juist gesommeerd worden weer aan het werk te gaan.

Begrensden hebben vaak moeite met hiërarchie en hierdoor vaker conflicten met collega`s en

leidinggevenden. Ze worden snel boos en/of agressief en hebben moeite om hun emoties onder

controle te houden. Dit heeft geleid tot een relatief hoog verzuim en uitval.

Samenvattend hebben alle vier de categorieën Wajongers een verschillende behoefte aan

begeleiding en ondersteuning op het werk

- De zelfredzame

Ondersteuning bij technische aanpassing van de werkplaats. Begeleiding gericht op acceptatie van de

beperking, toegang tot de hulpmiddelen en het op tijd aangeven van grenzen.

- De specialist

Begeleiding nodig om structuur aan te brengen in het werk en moeten leren om prioriteiten te

stellen. Sommige specialisten hebben ook begeleiding nodig in het contact met klanten. De specialist

heeft vaak ook begeleiding nodig om het privéleven op orde te krijgen en te houden.

- De gezelschapsspeler

Page 37: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

37

Heeft een aangepaste werkplek nodig waarbij de taken eenvoudig zijn. Intensieve begeleiding is

gewenst met name richting werktempo en contact met collega`s.

- De begrensde

Heeft een aangepaste werkplek nodig met een duidelijke structuur waarin prikkels en werkdruk

zoveel mogelijk worden uitgesloten. De begrensde heeft structurele en psychische begeleiding nodig,

zowel op werk als thuis.

Het blijkt uit de gesprekken met jobcoaches en Wajongers echter onduidelijk te zijn of en in hoeverre

een functie is aangepast in taken, productiviteit en technische aanpassingen. Vaak weet een

Wajongere zelf niet in welke categorie hij of zij valt. Ook voor jobcoaches is dit lastig omdat er nog

niet veel met deze categorieën wordt gewerkt in de praktijk blijft de plaatsing van een Wajongere bij

een reguliere werkgever maatwerk vereisen. Aanpassingen in uren zijn bijvoorbeeld makkelijk te

maken. Wajongers zelf hebben geregeld te weinig (zelf)reflectie en een helikopterview om een

goede inschatting van de benodigde werkaanpassing te maken. Wel is het zo dat de woonsituatie van

de Wajongere in combinatie met een slecht geïnformeerde werkgever leiden tot de hoogste uitval.

Een stabiele woonsituatie en goed geïnformeerde werkgevers en collega`s dragen zeker bij aan het

behoud van arbeid (Regioplan, 2009).

2.4 Evaluatie van de WWIK

De WWIK, de Wet Werk en Inkomen Kunstenaar, had als doel om kunstenaars te ondersteunen bij

het opbouwen van een renderende beroepspraktijk, dan wel hen in staat te stellen om een tijdelijke

terugval in inkomsten op te vangen. In het verlengde van deze doelstelling had de WWIK ook als doel

om te voorkomen dat een kunstenaar een beroep moest doen op de bijstand (startnotitie WWIK

ministerie van SZW, 2009).

De Wet Werk en Inkomen Kunstenaars steunde kunstenaars bij het opbouwen van een zelfstandige

beroepspraktijk, de kunstenaars hadden 48 maanden recht op zeventig procent van een

bijstandsuitkering wanneer zij een stijgend inkomen wisten te vergaren uit hun kunst. Er mocht

bijverdiend worden tot 125% van het bijstandsniveau.

Kunstenaars die in aanmerking wilden komen voor de WWIK moesten een inkomenstoets en een

beroepsmatigheid toets af laten nemen ieder jaar. In het evaluatierapport van de wet door IVA

beleidsonderzoek en advies, staat dat sinds 1999 in totaal bijna 14.000 kunstenaars zijn toegelaten

tot de WWIK. De kosten van de WWIK over de afgelopen 10 jaar zijn geraamd op 33 miljoen euro (

IVA, 2010).

Page 38: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

38

Het bedoelde beleid van de WWIK, kunstenaars in staat stellen een eigen succesvolle beroepspraktijk

te laten opstarten binnen vier jaar, is succesvol gebleken. Tweederde van de kunstenaars die uit de

WWIK zijn, heeft zelf om de beëindiging ervan gevraagd, bij een derde gebeurde dat op verzoek van

de gemeente. Wanneer de beëindiging op verzoek van de gemeente was, was dit in de meeste

gevallen omdat de uitkeringsduur was verstreken. Opvallend is dat bij twintigers en dertigers vaak

het initiatief bij de kunstenaars ligt om de WWIK te beëindigen, terwijl dit bij veertigers en vijftigers

omgekeerd is (IVA, 2010).

Het succes van de beleidsmaatregel de WWIK is uiteraard in eerste instantie af te meten aan het

percentage kunstenaars dat na beëindiging van de maatregel een succesvolle beroepspraktijk heeft

en dus na de WWIK niet afhankelijk is van de bijstand. Uit onderzoek van de IVA blijkt dat van de

kunstenaars die in 2007 de WWIK beëindigden er 94% in 2008 niet in de bijstand was beland. Dit is

gepeild in de maand september. Een terugval van 6% naar de bijstand is succesvol te noemen.

Daarnaast heeft driekwart van de WWIK-ers die in 2007 of in 2008 de WWIK hebben stopgezet

inmiddels een succesvolle beroepspraktijk. Ook de kunstenaars zelf zijn over het algemeen tevreden

over de uitvoering van de WWIK, zo blijkt uit het onderzoek van de IVA. De meeste respondenten (

85%) vonden dat de gemeenten de WWIK goed of matig uitvoerden. Opvallend is dat de aanvraag

van de WWIK, de houding van de ambtenaar en het beroepsmatigheidsonderzoek als redelijk tot

goed worden beoordeeld. De kunstenaars waren veel minder tevreden over de hertoetsing van de

beroepsmatigheid en over de ruimhartigheid waarmee de regels werden toegepast en de slechte

informatievoorziening door de gemeente. Ook opvallend is dat de activerende arbeidsmarkt

maatregelen van de gemeente als het meest negatief worden beoordeeld tezamen met de

administratieve rompslomp van de wet (IVA, 2010).

Waarden WWIK beleid: Ruimte bieden en stimuleren

Op welke waarden was het beleid van de WWIK gebaseerd? Om ruimte te bieden en te stimuleren.

De WWIk werd geacht om op twee manieren bij te dragen aan de opbouw van een renderende

beroepspraktijk, door kunstenaars vrij te stellen van sollicitatieplicht en ruimte te geven om naast de

uitkering met de eigen beroepspraktijk bij te verdienen. Anderzijds door de kunstenaar te stimuleren

geld te verdienen met de eigen beroepspraktijk door de lage uitkering ( slechts 70% van de bijstand)

en door de progressieve inkomenseis en de beperkte duur van de uitkering. De meeste

geënquêteerde kunstenaars waardeerden aan het beleid van de WWIK vooral de ruimte en de

vrijstelling van sollicitatieplicht (ruim 90 procent). Meer dan 70 procent van de ondervraagde

kunstenaars stond ook positief tegenover de progressieve inkomenseis en de beperkte duur van de

uitkering evenals de ondervraagde gemeenten. Alhoewel de WWIK over het algemeen goede

Page 39: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

39

resultaten boekte en de gebruiker als de verstrekker beide redelijk tot erg tevreden waren over de

maatregel werd de WWIK toch opgeheven per 1 januari 2012 (IVA, 2010).

Opheffen WWIK

De WWIK is afgeschaft per 1 januari 2012 met als argument dat kunstenaars net als anderen in hun

eigen levensonderhoud moeten voorzien. Als de inkomsten vanuit de kunst onvoldoende zijn, dan

moet er op een andere manier geld verdiend worden, desnoods met een baan buiten de kunstsector.

Het kabinet vindt dat sociale zekerheid alleen bestemd moet zijn voor diegenen die echt niet kunnen

werken en dat er niet voor kunstenaars anderen regels mogen gelden (Rijksoverheid,2012c)

Het kabinet wil huidige en toekomstige kunstenaars stimuleren in ondernemerschap door

zogenaamde presentatie-instellingen. Deze instellingen krijgen subsidie van de rijksoverheid en

organiseren tentoonstellingen en onderhouden internationale contacten met andere kunstenaars.

Het opheffen van de WWIK brengt het kabinet aan directe opbrengsten tien miljoen extra in het

laatje. Dit bedrag staat los van de administratieve handelingen en controlering door gemeentelijke

ambtenaren. De reden van de afschaf van de WWIK past in het ideologische plaatje van het huidige,

rechtse kabinet. Iedereen moet werken, kunstenaars ook. Er wordt vaak beweerd dat kunst voor

iedereen economisch toegankelijk moet zij omdat het van existentiële betekenisgeving kan zijn voor

de maatschappij. Door kritisch te maken, mensen anders te laten denken en kennis te laten maken

met de schoonheid en wijsheid van een andere cultuur. Het kan zorg dragen voor sociale cohesie en

integratie. Desalniettemin worden de kunstenaars door het huidige kabinet gedwongen om

economisch te redeneren. De cijfers zijn nog niet bekend, maar de verwachting is dat de duizenden

kunstenaars die momenteel gebruik maken van de WWIK door de afschaffing ervan in de bijstand

belanden of achter de lopende band komen te staan of ander productiewerk mogen gaan doen om in

hun inkomsten te voorzien (www.wwik.nl).

Met de afschaffing van de WWIK is de kans groot dat diverse kunstenaars een beroep gaan doen op

de bijstand. Ook de uitvoering van de Wajong komt voortaan voor rekening van de gemeentelijke

uitvoeringsinstantie. Interessant is het om in de volgende paragraaf uiteen te zetten op welke

waarden het re-integratiebeleid van het DWI is gebaseerd.

2.5 Re-integratiebeleid van het DWI ten opzichte van Wajongers en WWIK-ers.

Het doel van de WWB, de Wet Werk en Bijstand, in het algemeen is het bevorderen van

maatschappelijke participatie, het liefst door middel van een betaalde baan. De re-integratie naar

werk is dus een belangrijke indicator om op te sturen. Maar hoe meet je hoe effectief het re-

integratiebeleid is? Zijn de waarden van dit beleid wel te meten? Volgens het rapport van de

Page 40: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

40

landelijke Rekenkamer wordt het netto effect van re-integratie meestal gemeten aan de hand van

administratieve data met behulp van economische methodes. Met die methodes wordt geprobeerd

te achterhalen of de bijstandsgerechtigden als gevolg van re-integratie (scholing, begeleiding,

coaching e.d) sneller een baan vinden. Door een vergelijkend onderzoek met twee verschillende

groepen respondenten word de effectiviteit van een re-integratietraject gemeten. Daaruit blijkt dat

met name het direct inzetten van een re-integratie traject zorgt voor een grotere slagingskans naar

betaald werk. Daarnaast blijkt dat van de instrumenten voor de bijstandsgerechtigden de

sollicitatietraining en de arbeidsbemiddeling het beste werkt ( Landelijke Rekenkamer,2009).

Wanneer we het DWI analyseren als uitvoeringsinstantie van de bijstand in de Gemeente Amsterdam

is het interessant om als eerste de cijfers te analyseren. De mate waarin bijstandsgerechtigden werk

vinden hangt deels samen met de inspanningen van gemeenten volgens onderzoek ( Landelijke

Rekenkamer, 2009). De 100.000 plus gemeente met de minste kans op uitstroom naar betaald werk

van een bijstandsgerechtigde was de gemeente Amsterdam, hier vond slechts zes procent in het jaar

2010 betaald werk (www.cbs.nl). Volgens de laatste onderzoeken heeft de Gemeente Amsterdam

43.573 mensen die bijstand ontvangen ( www.cbs.nl). Slechts 8% van de mensen die bijstand

ontvangen vind binnen een periode van een jaar betaald werk.

Gemiddeld besteedde de gemeente Amsterdam in 2009 circa 19.000 euro per persoon aan scholing

en re-integratietrajecten ( Rekenkamer Amsterdam, 2009). Uit een eerder onderzoek van de

Rekenkamer Amsterdam is geconcludeerd dat dit re-integratiebeleid leidde tot te weinig uitstroom

en dat daarnaast de inzet van de instrumenten door de gemeente niet effectief was.

De Landelijke Rekenkamer heeft een onderzoek gedaan naar de effectiviteit en doelmatigheid van de

uitvoering van de bijstand onder verschillende Nederlandse gemeenten, voor het samenstellen van

dit onderzoek zijn 74verschillende rapporten gebruikt. In dit onderzoek wordt alleen de relevante

resultaten uit het onderzoek gebruikt die van toepassing zijn op de gemeente Amsterdam. Uit deze

overzichtsstudie van de Rekenkamer blijkt dat er vanuit de theorie geen eenduidig antwoord is of het

beter is de re-integratie in eigen beheer te houden, uit te besteden of juist intensief samen te werken

met marktpartijen. Daarnaast is de kwaliteit van het ( Amsterdamse) re-integratiebeleid moeilijk

meetbaar een gevolg hiervan is dat ingekochte diensten niet altijd goed uitgevoerd worden en dat dit

ook lastig te controleren is. Ook over samenwerking met het bedrijfsleven is de theorie uit alle

rapporten niet eenduidig. De slagingskans van samenwerking met het bedrijfsleven blijkt vooral

afhankelijk van zachte factoren zoals belangen, goede wil en de capaciteiten van diegene die samen

werken. Op procedures en werkwijze van het DWI is in dit opzicht nog veel aan te merken. In het

bijzonder op efficiency en klantvriendelijkheid is nog een weg te gaan (Landelijke Rekenkamer,2009).

Page 41: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

41

De grootste kritiek van de Rekenkamer op de uitvoering van het re-integratiebeleid door gemeenten

is dat er door de gemeenten bij de uitvoering van het beleid voornamelijk naar de korte termijn

gekeken wordt. De basis hiervoor is gelegd in de periode van 2002 tot en met 2005. Toen waren

gemeentelijke instanties namelijk verplicht om hun re-integratietrajecten uit te besteden bij private

bedrijven. Sinds 2006 zijn gemeenten vrij in de keuze om de re-integratie zelf uit te voeren of uit te

besteden. Gemeenten maken hierin verschillende keuzes. Uit onderzoek van de Rekenkamer blijkt

dat er niet veel verschil is in de effectiviteit van de onderzochte re-integratietrajecten of gemeenten

het nu zelf doen of uitbesteden aan een bureau. Een andere lastige meeteenheid is de slagingskans

van het vinden van een betaalde baan door een bijstandsgerechtigde. Ook nu worden er in analyses

naar de effectiviteit van het re-integratiebeleid alleen gekeken naar de uitstroom naar een baan, niet

hoe lang diegene die baan vervolgens behoudt. Desalniettemin oordeelt de Rekenkamer over het re-

integratiebeleid van de Gemeente Amsterdam dat dit over het algemeen te weinig effectief is en

teveel gericht op de korte termijn.

Sinds 2011 probeert de Gemeente Amsterdam een andere richting in te slaan met haar beleid door

haar accenten te verleggen. Zo wil de gemeente in de periode 2011-2015 meer aandacht besteden

aan samenwerking met werkgevers, zorg en welzijnsinstellingen een actievere rol te laten spelen

voor kwetsbare Amsterdammers en de eigen organisatie kritisch onder de loep te nemen. Daarnaast

wil het DW de omslag maken van cliënt naar klant, dit wil het DWI doen door de behoefte van de

cliënt centraal te stellen en door meer aandacht te besteden aan klanttevredenheidsonderzoeken.

Met de term klant in dit onderzoek, welke is overgenomen uit de beleidsnota wordt dus de cliënt

bedoeld (beleidsnota DWI, 2011-2015).

De gemeente Amsterdam moet bovenop de al begrote 20 miljoen nog eens 50 miljoen extra

bezuinigen in 2012 ten gevolge van rijksbeleid, de beleidsnota uit 2010 is dus herschreven in 2011

om deze extra bezuinigingen vorm te geven. Deze (herschreven) beleidsnota heeft als titel Werken

als doel, participeren als norm. Hieruit blijkt dat het de ambitie is van het DWI om mensen uit de

bijstand te krijgen naar betaald werk en mensen weer ‘’te laten meedoen’’ als norm. Het beleid is

dus gebaseerd op de waarde (maatschappelijke) participatie. De omvang van de nieuwe

rijksbezuinigingen op de uitvoering van de bijstand is echter zo groot dat het onmogelijk is om de 50

miljoen aan extra bezuinigingen te compenseren. Het DWI zal echter ook zelf als instituut hervormd

moeten worden om een betere balans te krijgen tussen de inkomsten en de uitgaven. De actualisatie

van de beleidsnota uit 2011, Werken als doel, participeren als norm is vanwege de extra

bezuinigingen dan ook herzien. Vanwege de omvangrijke rijksbezuinigingen is het noodzakelijk om

opnieuw keuzes te maken in ( het al beperkte) re-integratiebudget ( Beleidsnota DWI, 2011-2015).

Page 42: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

42

Het re-integratiebudget van de gemeente Amsterdam is onder te verdelen in 7 verschillende

uitgavenposten:

Uitgaven voor trede 4 ( 17,5 miljoen)voor werkgeverservicepunt Amsterdam en andere werkgeversarrangementen om de samenwerking met werkgevers te bevorderen t.b.v re-integratie

Uitgaven voor trede 3 ( 48 miljoen) voor re-integratietrajecten naar betaalde arbeid ( trainingen, workshops e.d)

Uitgaven voor trede 2 ( 30 miljoen) voor maatschappelijke participatietrajecten (gesubsidieerde arbeid)

Uitgaven voor flankerende voorzieningen ( 14 miljoen) reiskosten, medische voorzieningen voor DWI klanten

Uitgaven voor structureel gesubsidieerd werk ( 40 miljoen)

Uitgaven voor inburgering ( 7 miljoen) ( Taallessen, inburgeren)

Uitgaven voor onderwijs ( 8 miljoen)

Zoals te zien is in bovenstaande tabel, wordt het re-integratiebudget verdeeld in verschillende

treden. Iedere klant wordt dus ingeschaald op een bepaalde trede door het DWI, welke is

samengesteld uit een mix van werknemersvaardigheden, de duur van de werkloosheid en een

eventuele medische indicatie. Iedere trede heeft ook een afzonderlijke doelstelling:

Trede 1

Doel: Zelfredzaamheid

Trede 1 omvat mensen die niet in staat zijn tot een re-integratietraject, vaak door een combinatie

van medische en psychische factoren en andere persoonlijke omstandigheden. Voor deze groep is

geen re-integratieaanbod beschikbaar. Wel zoekt DWI voor deze klanten uit trede 1 aansluiting met

andere partijen, zoals zorgverleners, zoals bijvoorbeeld Madi-instellingen en deGGZ.

Trede 2

Doel: burgerschap door maatschappelijke participatie

Trede 2 van de participatieladder is de trede waarop klanten worden ingedeeld meteen grote afstand

tot de arbeidsmarkt, doorgaans omdat ze sociaal geïsoleerd zijn. Het gaat er met name om dat deze

klanten betrokken en geactiveerd worden, bijvoorbeeld door middel van actief burgerschap. De

instrumenten op deze trede hebben ook een belang als diagnostisch instrument, om het perspectief

op werk vast te stellen of juist een risico van afglijden en sociaal isolement te beperken. Het re-

integratie-instrumentarium op trede 2 omvat (in het oude beleid) Sociale-Activeringsplaatsen en

Maatschappelijke-Activeringsplaatsen. Al deze plaatsen kennen een zogenoemde plaatsaanbieder,

die veelal actief is in een bepaald stadsdeel. Veel deelnemers krijgen begeleiding van Pantar, gericht

op ontwikkeling van competenties en vaardigheden die nodig zijn voor werk. Op trede 2 bevinden

Page 43: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

43

zich verder de trajecten voor bijzondere doelgroepen, zoals voordaklozen. Ook de trajecten voor

jongeren met vaak een combinatie van problemen en belemmeringen, de zogenoemde

multiproblematiek, zijn ingeschaald op trede 2. Een groot gedeelte van de Wajongers zal

waarschijnlijk instromen op trede 2 (Regioplan, 2009).

Trede 3

Doel: Werknemerschap door voorbereiding op werk

In de derde trede ligt de nadruk op het ontwikkelen van basisvaardigheden, die onmisbaar zijn voor

werknemerschap. Dit gebeurt in veel gevallen in eigen beheer,zoals bij het UWV- Werkbedrijf,

Herstelling en Werk en Uitvoering. De in 2009 ingezette beleidslijn ‘Eigen beheer, tenzij’

wordt voortgezet. Alleen in specifieke gevallen worden re-integratietrajecten in deze trede

aanbesteed. In 2009 is voor nieuwe klanten een versnelde werkwijze ingevoerd, waarmee klanten in

trede 3 direct op een stagetraject bij re-integratieprojecten in eigen beheer worden geplaatst. Op

deze trede kunnen ook veel klanten met een participatieplaats worden ingedeeld. Dit instrument

was eerder gekoppeld aan trede 2, maar gezien het competentieniveau dat op participatieplaatsen

aan de orde is, wordt dit instrument vanaf 2011 aangeboden aan klanten op trede 3.

Trede 4

Doel: Werk door leren voor de arbeidsmarkt

In deze trede worden klanten die beschikken over de benodigde basisvaardigheden in contact

gebracht met beschikbare en geschikte vacatures op de arbeidsmarkt. Met werkgevers wordt

bekeken welke training of scholing een werkzoekende eventueel nog nodig heeft om in dienst te

kunnen treden. Met ondersteuning van de gemeente wordt de werkgever vervolgens in staat gesteld

het voorbereidingsprogramma uit te voeren of zelf in te kopen. Indien nodig kan hieraan jobcoaching

vanuit DWI worden gekoppeld. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om de werkgever tijdelijk met een

loonkostensubsidie te compenseren voor een minder hoge productiviteit van een werknemer

gedurende het eerste jaar van het dienstverband.

Trede 5

Doel: Groeien op de arbeidsmarkt

In trede 5 is de (ex) bijstandsgerechtigde inmiddels aan het werk bij een werkgever of als

zelfstandige. Bij het begin van een baan is soms een tijdelijke subsidie nodig. Nu zijn dit

standaardbedragen en perioden, in de toekomst wordt dit een subsidie op maat van de klant, op

basis van de loonwaarde van de klant, wanneer de Wet Werken naar Vermogen wordt ingevoerd.

Ook werknemers met een gesubsidieerde baan vanuit de ID- en WIW-regeling vallen onder deze

trede (WIW = voormalige Wet inschakelingwerkzoekenden; ID = voormalig Besluit Instroom- en

Doorstroombanen). Bij hen is de beweging al ingezet om aan te sluiten bij de loonwaarde. Tenslotte

kan de gemeente middelen inzetten bij werkenden, om hen ook op de langere termijn betere kansen

Page 44: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

44

te geven op werk. Denk hierbij aan ondersteuning voor werkgevers door middel van training en

coaching.

De komende jaren zal er een groei zijn in de vraag naar hoogopgeleid personeel. Echter de mensen

uit de bijstand hebben veelal een lage opleiding. Desalniettemin biedt een zo groot mogelijke

arbeidsparticipatie van Amsterdammers veel voordeel voor de gemeente. Minder kosten aan re-

integratie, minder beleid ten behoeve van armoedebestrijding maar ook stabielere huishoudens en

meer betrokken Amsterdammers. Vanwege de bezuinigingen zal er door de gemeente zodoende

vooral gekozen worden om te investeren en innoveren voor bijstandsgerechtigden uit trede 4 en

trede 3. Dit zijn mensen die niet langer dan een jaar werkloos zijn geweest. Maar ook op deze treden

zal er vanwege de bezuinigingen een efficiencyslag moeten worden gemaakt. De gemeente is van

plan de bezuinigingen op trede drie en vier door te voeren door onder andere een intensievere

samenwerking met het Werkgeversservicepunt Amsterdam en het re-integratiebedrijf Pantar (

Beleidsnota DWI, 2011-2015).

De herziene re- integratienota van het DWI Werken als doel, participeren als norm, is een uitwerking

van de visie en de bijbehorende maatregelen van het Kabinet Rutte, zoals gepresenteerd op

Prinsjesdag 2010 in het regeerakkoord ‘’Vrijheid en Verantwoordelijkheid’’. De belangrijkste

maatregelen van dit gedoogakkoord van het kabinet Rutte voor de bijstand zijn de verregaande

bezuinigingen op deze post (In Amsterdam komen de bezuinigingen neer op bijna veertig procent

van het totaalbudget) en het feit dat het kabinet Rutte de onderkant van de arbeidsmarkt wilde

hervormen door de Wet Werken naar Vermogen in te voeren. De invoering van de WWNV betekent

een samenvoeging van de Wajong, de Wet Werk en Bijstand en (delen van) de sociale werkplaats.

Ook is de WWIK per 1 januari 2012 in zijn geheel afgeschaft. Dit betekent dat afgestudeerde

kunstenaars die geen renderende beroepspraktijk hebben zullen terugvallen op de bijstand.

Daarnaast zal door de forse bezuinigingen bij het UWV, het aantal vestigingen worden teruggebracht

van honderd naar dertig en het aantal arbeidsplaatsen zal worden verminderd met 6000 plekken. De

dienstverlening van het UWV zal als gevolg hiervan moeten inkrimpen en verschalen. In de toekomst

zal de begeleiding van een jobcoach door het UWV praktisch alleen nog maar digitaal zijn. De

verwachtingen zijn dat de bijstand in de toekomst ook meer mensen moet opvangen die uit het

reguliere ww-traject bij het UWV komen als gevolg van de versobering van de re-integratie

activiteiten van het UWV. Concreet betekent dit dat bijzondere doelgroepen, zoals Wajongers en

WWIK-ers, maar ook klanten die voorheen bij het UWV terecht konden voortaan allemaal onder het

budget van de bijstand komen te vallen. Kortom het DWI krijgt fors minder budget, maar wel veel

meer taken en klanten (Beleidnota DWI 2011-2015,46).

Page 45: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

45

In de landelijke integratienota ‘’Integratie, binding en burgerschap’’ van Kabinet Rutte staat dat de

regering verwacht dat eenieder die zich hier duurzaam wil vestigen zelf de verantwoordelijkheid

neemt voor het opdoen van de kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn om in onze samenleving

te (over)leven. Het kabinet benadrukt dat met de nieuwe nota er een einde komt aan het beleid voor

verschillende specifieke doelgroepen en neemt hiermee afstand van het relativisme dat besloten ligt

in het concept van de multiculturele samenleving. Het kabinet gelooft namelijk in de eigen kracht van

mensen en ziet het als haar taak om hiervoor de ruimte en de kaders te scheppen. Haar visie op

beleid is dat, wanneer bepaald beleid niet werkt voor alle doelgroepen, er bijgestuurd moet worden

op het algemene beleid en er geen apart beleid wordt gemaakt voor specifieke doelgroepen.

Hetgeen nu het geval is bij bijvoorbeeld Wajongers, en hetgeen het geval was bij WWIK-ers

(Beleidsnota DWI 2011-2015).

Momenteel is onduidelijk hoe de politieke situatie er uit zal zien in 2013, doordat het kabinet Rutte

gevallen is. Echter, de herschreven beleidsnotitie van het DWI is ingericht op de aanname dat WWNV

in 2013 zal worden aangenomen.

Het budget om werknemers weer aan het werk te krijgen, de budgetten voor trede 3 en trede 4

worden de aankomende jaren praktisch gehalveerd. In de kadernota van 2012 van het Rijk staat dat

het budget nog eens met vijftig miljoen zal worden gekort, bovenop de al bestaande bezuinigingen.

Dit is dus bovenop de 83 miljoen die er al bezuinigd is in 2011. De geraamde uitgaven voor de

komende beleidsperiode van 183 miljoen moeten worden terug gebracht naar 90 miljoen om deze

bezuinigingen te behalen. Naast alle beleidswijzigingen die nog moeten worden doorgevoerd kosten

deze extra bezuinigingenenorm veel tijd en geld. Ook zal het veel mensen uit de gemeente

Amsterdam diep in de portemonnee raken ( Beleidsnota DWI 2011-2015).

Momenteel maken 43.573 Amsterdammers gebruik van de bijstand. Zeventig procent van het

klantenbestand van het DWI bestaat echter uit werkzoekenden uit de categorieën trede 1 en 2, dit

zijn de mensen met een bijzonder grote afstand tot de arbeidsmarkt. Gezien de eenzijdige

ontwikkeling van de arbeidsmarkt vormt dit een extra probleem voor het DWI omdat de verwachting

is dat alleen de vraag naar hoger opgeleid personeel op termijn zal stijgen (Beleidsnota DWI 2011-

2015:39).

De gemeente Amsterdam wil de komende jaren een fundamentele verkenning uitvoeren naar het

basisniveau van re-integratie, gezien de dynamiek in de sector en de maatschappelijke

ontwikkelingen wil de gemeente antwoord vinden op deze vraag. Vanwege de bezuinigingen

komende jaren is er een speciale nota samengesteld waarin de samenwerking van het UWV met het

DWI wordt benadrukt. De nota heeft als doel om de vraag naar arbeid en het aanbod van

Page 46: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

46

werkzoekenden samen te brengen. Dit is samengevat in het rapport Iedereen aan de slag. Tevens

probeert dit rapport beoordelen in hoeverre de beleidsnota van het DWI Werken als doel,

particperen als norm en het Actieplan Armoedebestrijding voldoen aan de roep om bezuinigingen van

het kabinet. Naast de verkenning naar het antwoord op de vraag wat de fundamentele

dienstverlening zou moeten zijn van de gemeente op het gebied van re-integratie heeft de gemeente

nog een aantal andere doelstellingen geformuleerd voor de periode 2011-2015 die het re-

integratiebeleid kenmerken zoals:

1. De focus op uitstroom door middel van activering en participatie

Het kabinet wil de mensen uit trede drie en vier zoveel mogelijk aan de slag helpen. Streven van het

DWI is dan ook in samenspraak met het UWV om de komende jaren de omslag te maken van

werkzekerheid naar baanzekerheid voor bijstandsgerechtigden.

2. Eigen kracht

Het huidige kabinet gaat uit van de eigen kracht van mensen. Het DWI zegt dan ook in haar

beleidsnota dat de Amsterdammer momenteel zelf aan zet is en dus ook zelf verantwoordelijk om

zich een weg uit de armoede te banen. De overheid moet hierbij een faciliterende rol hebben. Niet

zorgen voor, maar zorgen dat.

3. Klantgericht

Er zijn in het verleden veel klachten geweest over de dienstverlening van het DWI zoals lange

wachttijden aan de telefoon, de onmogelijkheid van een eigen jobcoach en langzame procedures.

Omdat de gemeente meer wil inzetten de komende jaren op haar faciliterende rol wil ze van de

cliënt een klant maken.

4. Innovatieve partnerschappen

Samenwerken met werkgevers. Oprichting Werkgeversservicepunt Amsterdam om meer een

vraaggerichte benadering centraal te stellen. Voormalige bijstandsgerechtigden in staat stellen om zo

te wennen aan werk. Creatieve samenwerkingsverbanden aangaan.

5. Resultaatgericht( vergroting effectiviteit per euro)

Re-integratiemiddelen worden alleen nog ingezet waar ze voor bedoeld zijn: de uitstroom naar

betaald werk. Op langere termijn hoopt de gemeente zo een positieve business case te krijgen, door

minder geld uit te geven aan uitkeringen.

Page 47: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

47

Het college van B&W stelt de uitstroom naar betaald werk, doelstelling vijf, als hoogste doel, de

andere vier doelen zijn hier ondersteunend aan. Om deze beleidslijnen ook daadwerkelijk te

realiseren de komende jaren versnelt de gemeente de afbouw van gesubsidieerd werk, om zo meer

re-integratiebudget te creëren. Daarnaast wil de gemeente zich focussen op deeltijdwerk en alleen

nog maar re-integratietrajecten aanbieden die gericht zijn op de uitstroom naar betaald werk.

Samenvattend zal er dus efficiënter worden geïnvesteerd om trede drie en vier aan het werk te

krijgen. Echter, trede drie en vier bestaat slechts uit dertig procent van het klantenbestand van het

DWI. De overige zeventig procent aan klanten, daar word niet meer in geïnvesteerd en zelfs op

bezuinigd. Te dure en lastige kinderopvang blijkt een andere belemmering volgens veel

bijstandsgerechtigden om aan het werk te gaan. Volgens het DWI is dit niet onderzocht. Het DWI zal

ook bezuinigingen op deze flankerende voorzieningen en gaat dit de komende jaren zelf

onderzoeken wat de rol van kinderopvang is bij het aan het werk gaan. De gemeente gaat daarnaast

de huishoudtoets invoeren. Bij een toewijzing van de bijstand wordt niet meer gekeken naar het

individuele inkomen, maar naar het gezinsinkomen. In het meest schrijnende geval wordt de

krantenwijk van twee zonen afgetrokken van het bijstandsbudget van de alleenstaande moeder

(Beleidsnota DWI 2011-2015).

2.6 Verwachtingen ten aanzien van de toekomst

De verwachtingen omtrent de ontwikkelingen met betrekking tot de arbeidsmarkt is dat door de

veranderende wet en regelgeving de kosten van de Wajong en de opgeheven WWIK voor rekening

van het re-integratiebudget komen van gemeenten (CPB, 2011). Indirect worden de kosten van de

bijstand hiermee dus verhoogd. Uit bestudering van de literatuur kan worden geconstateerd dat

Nussbaum van mening is dat alle mensen in principe gelijk zijn, maar kunnen zij ook gelijk behandeld

worden? De WWIK is in principe ervaren als een effectieve en doeltreffende methode om

kunstenaars in de gelegenheid te stellen om een renderende beroepspraktijk op te bouwen gezien

de resultaten uit het evaluatierapport van de IVA uit 2011. Uit de resultaten van het onderzoek naar

de effectiviteit van de Wajong door Regioplan blijkt dat Wajongers het meest gebaat zijn bij

(h)erkenning van de problematiek, doeltreffende begeleiding en effectieve communicatie. Het loon

blijkt bij beide doelgroepen niet de meest doorslaggevende waarde te zijn (van het behouden) van

arbeid. Echter, bij de nieuwe Wet Werken naar Vermogen wordt het meten en bepalen van de

loonwaarde, omgerekend in arbeidsproductiviteit gemeten per fte, het belangrijkste instrument om

deze doelgroepen weer te begeleiden naar betaalde arbeid. Daarnaast gaat voor gemeenten een

bijzonder grote opgave worden om de loondispensatie te implementeren als instrument. In de

nieuwe regeling vult de overheid zoals gezegd het bedrag aan tot maximaal het minimumloon.

Echter, iedereen zal op individueel niveau in de mate van arbeidsproductiviteit moeten worden

Page 48: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

48

beoordeeld. Dit vereist maatwerk. Daardoor is het lastig om voldoende massa te creëren voor de

uitvoering. Het doel van de WWNV is 1.8 miljard besparen. Loondispensatie wordt ingezet als

hulpmiddel, omdat de gemeenten zodoende minder geld kwijt zijn aan uitkeringen en ook de

werkgever een deel van het loon gaat betalen. In een steekproef uitgevoerd onder 32 gemeenten zijn

1057 werkzoekenden beoordeeld of ze in aanmerking kwamen voor loondispensatie. In 83% van de

gevallen was dit van toepassing. In november afgelopen jaar waren van de 32 gemeenten, er 28 in

geslaagd om voor 265 mensen een proefplaatsing te regelen. Daarvan is 123 inmiddels omgezet in

een dienstverband. De grootste kritiek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ( VNG) op de

plannen van het kabinet om de onderkant van de arbeidsmarkt te reorganiseren is dat de

maatregelen doordat ze maatwerk vereisen veel te ingewikkeld en tijdrovend zijn om uit te voeren

en door het gevraagde maatwerk praktisch onmogelijk. Daarnaast is de kritiek van de VNG dat er

door de wetswijziging helemaal te weinig tijd over blijft om mensen te begeleiden naar arbeid in een

re-integratietraject ( www.vng.nl/reintegratie) Door de val van het huidige kabinet is de Wet Werken

naar Vermogen echter op de tocht komen te staan. Het is onduidelijk of de WWNV alsnog gaat

worden ingevoerd maar het lijkt wel dat er sprake gaat zijn van een dergelijke hervorming van de

arbeidsmarkt.

Los van de procedurele en administratieve problemen die de kop op steken bij de implementatie van

zowel de bezuinigingen uit de herschreven beleidsnota van het DWI als de implementatie van de

WWNV en bijbehorende instrumenten zijn er nog een aantal andere fundamentele bezwaren. Zo is

het lastig voor te stellen dat de nadruk op waarden eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid voor

de bijstandsgerechtigden in de gemeente Amsterdam voor het grootste gedeelte voor de rekening

komen van de bijstandsgerechtigden zelf. Temeer omdat zeventig procent van het klantenbestand

van het DWI zich op trede 1 of trede 2 bevindt en dus helemaal niet de capaciteiten en de

vaardigheden heeft om zelf een weg te vinden naar werk, vandaar dat ze een dergelijke indicatie

hebben. Ook de effecten van het afschaffen van de (gedeeltelijk) gesubsidieerde arbeid voor de

doelgroepen op trede 1 en trede 2 zullen grote gevolgen hebben, niet alleen voor het inkomen maar

voornamelijk ook voor de fysieke en psychische gesteldheid van deze mensen. De verwachting is dan

ook volgens verschillende managers bij het DWI is dat deze doelgroepen op korte termijn een groter

beroep zullen moeten doen op de zorg. Alhoewel de beleidsnota is geschreven voor alle doelgroepen

( dus ook voor de Wajongers en WWIK-ers) is het momenteel erg lastig voor een werkgever om deze

mensen aan het werk te krijgen en gebruik te maken van de mogelijkheden voor

loonkostendispensatie en proefplaatsingen zoals al wel vermeld staat in de beleidsnotitie 2011-2015.

Gezien de pilot die ik momenteel bij de fondsenwervende bedrijven ben gestart blijkt voor WWIK-ers

er momenteel vanwege administratieve procedures nog geen proefplaatsing mogelijk te zijn. Voor

Page 49: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

49

Wajongers verloopt dit zeer moeizaam omdat het DWI hier voor moet samenwerken met het UWV.

Dit is jammer, want gezien de tijd en energie die het als werkgever kost om deze

samenwerkingsverbanden met de gemeente aan te gaan, werkt dit ontmoedigend. Daarbij moet

natuurlijk nog de kanttekening worden gemaakt dat in deze situatie de werkgever zelf richting het

DWI is gestapt om over een eventuele samenwerking te praten.

Uit adviezen van de Cliëntenraad Amsterdam blijkt dat er onder de klanten van het DWI een

dringende behoefte is aan meer en persoonlijke begeleiding en aan differentiatie van de

doelgroepen onder bijstandsgerechtigden. In het rapport Iedereen aan het werk, is daarnaast flinke

kritiek geuit op de matchingsmethoden van het DWI, het koppelen van vacatures aan de juiste

kandidaat, blijk niet of nauwelijks te werken. Aanbevolen wordt om bemiddeling en uitstroom naar

betaalde arbeid weer mensenwerk te laten worden en niet teveel te bezuinigen op fte`s. Ook de

vraaggerichte aanpak staat volgens het rapport nog in de kinderschoenen. In het volgende hoofdstuk

zal aan beide doelgroepen zelf worden gevraagd wat volgens hen de waarde van werk is en hoe de

rol van het DWI dan wel het UWV/DWI ( bij Wajongers) werd gewaardeerd in de begeleiding naar

(betaalde) arbeid.

3. Onderzoek sresultaten

3.1 Verantwoording interviews

In totaal zijn er voor dit onderzoek tien interviews afgenomen. Vijf interviews met voormalig WWIK-

ers, drie interviews met (voormalig) Wajongers, een interview met een klantadviseur van het DWI en

een interview met een manager van het DWI. De geïnterviewden zijn op een bepaalde manier

geselecteerd. Door middel van een survey, zie bijlage 1, heb ik de (ex) Wajongers en de (ex) WWIK-

ers binnen het bedrijf in kaart gebracht. Nadat ik van de Wajongers en de WWIK-ers twaalf mensen

in kaart heb gebracht op basis van sociale en economische gegevens, heb ik van de twaalf mensen er

acht bereid gevonden om mee te werken aan dit onderzoek. Daarnaast heb ik binnen de Dienst Werk

en Inkomen ook twee mensen bereid gevonden om te reflecteren op de waarden van het huidige re-

integratiebeleid ten opzichte van de onderzochte doelgroepen van het DWI.

De interviews zijn allemaal vrijwillig afgenomen op de werkvloer. Voorafgaand aan het interview heb

ik het doel van het interview verteld, en gevraagd of ze toestemming wilden geven het interview op

te nemen op band. Ook heb ik mijn eigen positie duidelijk gemaakt en verteld dat de informatie

Page 50: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

50

verkregen uit het interview niet gebruikt worden een oneigenlijke manier. In overleg met alle

geïnterviewden zijn de namen gefingeerd.

3.2 Opvattingen over de betekenis van arbeid door de onderzochte doelgroepen

Wanneer we de verschillende interviews analyseren en kijken wat de waarde van werk is voor de

onderzochte doelgroepen, dan zien we overeenkomsten maar ook opvallende verschillen tussen de

WWIK-ers en de Wajongers. Voordat ik overga tot de analyse van de interviews wil ik kort alle

geïnterviewden introduceren aan de hand van een aantal persoonlijke kenmerken.

Marijn (WWIK)

Marijn, 35, heeft een achtergrond als kunstenaar. Momenteel is Marijn beeldend kunstenaar en

zoekt hij daarbij een aanvulling op zijn inkomsten, vandaar dat hij werkzaam is bij Kalff en de Jager.

Marijn zijn WWIK uitkering stopt per juli. Marijn begint makkelijk een gesprek met mensen en is

extravert en enthousiast. Hoe zijn dag is, is erg afhankelijk van zijn humeur. Soms vind Marijn het

moeilijk om met veel negativiteit aan de telefoon om te gaan.

Thea (WWIK)

Thea, 28, is opgeleid als theaterwetenschapper en danseres en heeft altijd in de wereld van dans en

theater gewerkt. Ze wil zich blijven ontwikkelen op dit gebied en heeft plannen om naast het

dansen/acteren zich te gaan verdiepen in scenario schrijven en monteren. Haar WWIK uitkering is

recent gestopt en voor een stabiele basis werkt zij bij Kalff en de Jager. Thea is vrolijk en makkelijk in

de omgang.

Hans (WWIK)

Hans, 55, is excentriek en vriendelijk. Hans heeft zowel politicologie gestudeerd als een

kunstvakopleiding gevolgd. Na jaren in de IT- sector te hebben gewerkt, wilde Hans graag aan de slag

in de kunst. Echter kwam Hans na zijn ontslag als IT-er gezien zijn leeftijd moeilijk ergens anders aan

de slag. Vandaar dat Hans momenteel werkzaam is bij Kalff en de Jager. Hans is gemotiveerd, en

weet vanwege zijn achtergrond als politicoloog veel van de achtergrond van de goede doelen af. Hij

heeft een prettige stem, is rustig en wordt door de nieuwe bellers gezien als een ervaren kracht.

Hans vindt het soms moeilijk om zich aan de regels te houden.

Remi (WWIK)

Page 51: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

51

Remi, 26, is afgestudeerd aan het conservatorium in de richting van popmuziek. Remi speelt in twee

verschillende bands, is erg creatief maar kan niet rondkomen van alleen de muziek en werkt daarom

bij Kalff en de Jager. Remi is goed in het aanvoelen van stemmingen en sferen. Zowel bij collega`s als

bij donateurs kan hij hier goed op inspelen.

Hannie (WWIK)

Hannie, 64, vindt het belangrijk om autonoom kunstenaar te kunnen zijn, en combineerde haar werk

dan ook al meerdere malen met een baan als callcenter medewerker. Daarnaast werkt Hannie ook

nog als coach en producent. Hannie is zelfverzekerd, positief ingesteld en ondernemend. Hannie

vindt het leuk om contact te maken en blijft altijd vriendelijk. Ze is heel loyaal ingesteld en vindt het

leuk om mee te denken. Hannie vindt het soms moeilijk dat ze ‘’slechts’’ callcenter medewerker is en

is langere tijd werkloos geweest voor ze aan de slag ging bij Kalff en de Jager.

Jaimy (Wajong)

Jaimy,23, heeft Havo gedaan en is vervolgens tweemaal een HBO opleiding gestart, maar heeft deze

beiden niet afgemaakt. Tijdens zijn studie heeft Jaimy verschillende bijbanen gehad waaronder ook in

callcenters. Jaimy is rustig, vaardig en een harde werker. Jaimy heeft vanwege een psychische

aandoening een Wajong uitkering.

Adam (Wajong)

Adam,28, heet HAVO gedaan en is voor tachtig procent blind. Hij is geïndiceerd met een volledige

Wajong uitkering. Adam wil echter graag werken, maar omdat hij gekort wordt op zijn Wajong

uitkering als hij gaat werken is hij niet heel gemotiveerd. Adam is creatief en houdt van kunst en

theater. Adam zoekt vaak de grens op en vind het soms lastig om in een sociale setting te

functioneren. Daarnaast heeft hij moeite met de spanning die het werk soms met zich meebrengt.

Racha (Wajong)

Racha,25, heeft HAVO gedaan en is daarna verschillende opleidingen gestart. Zij heeft een HBO

propedeuse behaald, maar heeft vervolgens geen opleidingen afgerond. Later bleek zij twee

darmaandoeningen te hebben waardoor zij simpelweg niet in staat was fulltime te studeren. Racha is

soms onzeker door haar aandoening en heeft meer tijd nodig als anderen om ‘’in het werk te

komen’’.

Per waarde zal worden aangegeven wat de opvallende resultaten zijn uit de interviews, ook zal

worden aangegeven hoe de begeleiding door het UWV en DWI is beoordeeld door beide

Page 52: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

52

doelgroepen. Wat hierbij belangrijk is om te vermelden, is dat de geïnterviewde Wajongers niet

geïndiceerd zijn conform de categorieën van Regioplan, en dus niet weten of ze worden gezien als

begrensd, zelfredzaam, een specialist of juist een gezelschapsspeler. Het onderzoek van Regioplan is

een beleidsadvies geweest om om te gaan met Wajongers op de werkvloer. In de uitvoering zijn

jongeren nog niet conform dit advies geïndiceerd. Tot slot wordt aan de hand van de interviews de

betekenis van werk voor de onderzochte doelgroepen gedefinieerd.

Structuur en regelmaat

Opvallend bij de WWIK-ers is dat ze door (parttime) te werken bij Kalff en de Jager meer en beter in

staat zijn om tijd en energie aan hun eigen kunstzinnige vorming te besteden. Dit omdat het

(parttime) werken een aangename afwisseling vormt op hun beroepspraktijk en zorgt voor de

broodnodige structuur en regelmaat, iets waar de geïnterviewde WWIK-ers nogal eens moeite mee

hebben om zelf voor te zorgen. Een andere opvallende uitkomst met betrekking tot structuur en

regelmaat is dat wanneer er fulltime gewerkt moet worden, bijvoorbeeld vanwege een duur project

of financiële verplichtingen het werken juist een averechts effect heeft op de eigen beroepspraktijk

volgens de geïnterviewde WWIK-ers. Na een werkdag van acht uur, komen de kunstenaars dan over

het algemeen moe en uitgeblust thuis en hebben geen energie meer om aan het eigen werk te gaan.

Hierdoor wordt er niet of nauwelijks meer kunst geproduceerd en dit heeft als gevolg dat ze niet

meer kunnen doen wat ze echt leuk vinden, namelijk kunst maken. De structuur en regelmaat die het

werken met zich meebrengt heeft dus voornamelijk een positieve invloed op de kunstprojecten van

de kunstenaar wanneer het karakter van dit werken flexibel en parttime van aard is. Bij de Wajongers

is de structuur en regelmaat juist van belang voor hun beperking. Adam is bijvoorbeeld blind en is erg

gevoelig voor prikkels. Hij heeft daarom een aangepaste werkplek gekregen en er zijn erg duidelijke

afspraken met hem gemaakt, onder andere over op tijd komen en werken volgens de regels. Een

goede en begeleidende rol van de manager of teamleider op de werkvloer is hierbij van cruciaal

belang. Adam zegt hier zelf over:

‘’ Ik ben ongeveer een half jaar werkloos geweest, in die periode had ik erg veel tijd, maar die tijd zei

me niet zoveel, want er was nooit tijd dat ik wel werkte. De ontspanning voelde dus niet als verdiend.

Ik verveelde me eigenlijk alleen maar. Nu ik werk vind ik het fijn om me te ontspannen.’’

Jaimy (Wajong) heeft bijvoorbeeld de neiging om zich veel ziek te melden vanwege zijn psychose. Hij

heeft een laag zelfbeeld en is bang dat hij het werk niet aankan. Door hem iedere keer na te bellen

als hij zich ziek meldt probeert zijn teamleider de drempel om aan het werk te gaan te verlagen en

hem vertrouwen te geven. Ook wordt er op regelmatige basis geëvalueerd met de jobcoach van

Jaimy. Structuur en regelmaat bij zijn begeleiding zijn van dus van groot belang.

Page 53: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

53

Sociale interactie

De open vragen die gaan over de waarde sociale interactie worden door zowel de WWIK-ers als

Wajongers als zeer positief beoordeeld. Met name de vaardigheden die worden opgedaan door

middel van sociale interactie worden als zeer positief beoordeeld. Zo geven beide doelgroepen aan

door het werken meer eigenwaarde te hebben gekregen. De zelfwaardering van de respondenten

werd dus hoger door het werken. Belangrijk is om hierbij te vermelden dat deze verhoogde

zelfwaardering alleen geldt onder de goede en passende arbeidsomstandigheden voor WWIK-ers en

Wajongers. Dit betekent voor de WWIK-ers dat ze parttime kunnen werken en voor de Wajongers

betekent dit dat er de juiste begeleiding is voor hen door de teamleiders. Beide doelgroepen geven

aan dat bepaalde sociale vaardigheden juist worden vergroot door het werken. Zoals bijvoorbeeld

empathische vaardigheden door je te verplaatsen in de ander, zowel in je collega, in je

leidinggevende als in degene die je aan de telefoon hebt. Daarnaast brengt de aard van het werk

voor veel geïnterviewden het gevoel met zich mee maatschappelijk nuttig te zijn.

Hans,35: ‘’Ja, ik vind het contact met collega`s bijzonder prettig, ik voel me hier erg thuis, het is mijn

tweede huis.’’

Het gevoel maatschappelijk van nut te zijn wordt natuurlijk vergroot door de aard van het werk, het

bellen naar ( ex) donateurs voor goede doelen. Beide doelgroepen geven dan ook aan dat de aard

van het werk goed bij hun persoonlijkheid past, en dat de vaardigheden die komen kijken bij het

verkopen van de dienst ook een positief effect hebben buiten het werk om. Een goed voorbeeld

hiervan zijn de gesprekstechnieken die worden aangeleerd op het werk, de communicatieve

vaardigheden worden hiermee vergroot.

Zo zegt Hans, 35 bijvoorbeeld: ’’Ik doe met dit werk iets waar ik zelf tot op zekere hoogte het nut wel

van in zie, dat voelt prettig. De aard van het werk stelt mij ook in de gelegenheid om mijn retorische

vermogens aan te scherpen, hetgeen ik ook buiten mijn werk kan gebruiken. Soms zelf meer dan me

lief is. Wanneer ik met iemand zit te praten gebruik ik vaak ongemerkt bepaalde gespreks - en

informatietechnieken.’’

Daarnaast gaven beide doelgroepen ook allemaal aan dat het werken een positief effect heeft op de

algemene geluksbeleving.

Participatie

Veel respondenten gaven aan dat hun eigenwaarde vergroot werd door het werken. Het participeren

in keuzes die het leven sturen alsmede in staat zijn om eigendom te verwerven en hierdoor op gelijke

Page 54: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

54

voet te staan met de ander werd erkend als positieve neveneffecten van het hebben van een baan.

Zo zegt Hannie:

‘’ Met het verdwijnen van een baan verdween ook mijn zelfrespect. Ik had geen eigen waarde meer.

Voelde me maatschappelijk afgestompt. Voelde me beperkt en gevangen in mijn uitkering. Ik zat in

een vicieuze cirkel waarvan ik niet wist hoe ik die moest doorbreken. Ik was gewend geraakt aan de

status quo. Naast mijn fysieke beperkingen verergerde ook mijn psychische klachten. Ik had niet door

dat dit lag aan het feit dat ik al zo lang thuis zat. Sinds ik hier werk ben ik veranderd. Ik voel me

sterker, tel maatschappelijk weer mee. Ik hoor er weer bij.’’

Met name voor de Wajongers bleek het hebben van een baan erg belangrijk om door de ander voor

`vol` te worden aangezien. Zo zegt Jaimy:

‘’ Als vrienden me vragen wat ik heb gedaan, heb ik weer wat te vertellen. Ik hoef me niet meer te

schamen dat ik de hele week op mijn spelcomputer heb gezeten, maar heb echt wat meegemaakt.’’

Echter had de waarde (arbeids)participatie volgens een aantal geïnterviewden ook negatieve bij-

effecten. Zo gaf Marijn, 35 kunstenaar aan dat hij het gevoel had alleen nog maar te werken om te

kunnen voorzien in zijn eigen consumptiebehoefte waardoor hij zich gevangen voelt in de

maatschappij. En dat terwijl vrijheid voor hem de essentie is om kunst te kunnen maken. Doordat er

veel aandacht is voor coaching horen de geïnterviewden zichzelf vaak terug aan de telefoon.

Gesprekken worden nageluisterd en er wordt getraind op communicatieve vaardigheden en

gesprekstechnieken. Soms heeft Marijn echter de indruk bij het ontvangen van de feedback dat het

alleen maar gaat over het zoveel mogelijk donateurs binnen halen in plaats van om de kwaliteit van

de gesprekken.

Praktische redenatie

In staat zijn om te reflecteren en je bezig te houden met een kritische bezinning op de planning van

het eigen leven, doen en laten. Uit de interviews met de Wajongers en WWIK-ers zijn hier verschillen

in op te merken. De WWIK-ers hebben meer ruimte voor reflectie, meestal omdat het werken een

aanvulling is op hun eigenlijke werk als kunstenaar. Het werk en de eventuele negatieve bij-effecten

kunnen zodoende makkelijker gerelativeerd worden. Er is vanuit de WWIK-ers ook meer kritiek op de

aard van het werk. In essentie komt het toch neer op meer geld verdienen voor de goede doelen,

aldus een WWIK-er. Ze zijn dus zeker in staat om te reflecteren en zich kritisch te bezinnen. Hun

eigenlijke beroep als kunstenaar draagt daar natuurlijk ook aan bij. Het aanpassingsvermogen van de

Page 55: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

55

WWIK-er is dan ook weleens problematisch op de werkvloer. Er is veel behoefte onder de WWIK-ers

aan discussie en reflectie. Daar is niet altijd tijd en ruimte voor. Er moet ook gewoon geld worden

verdiend. De Wajongers reflecteren niet in de mate van de WWIK-ers op het werk. Waar de WWIK-er

veel tijd steekt in het reflecteren op de aard en het doel van het werk, is het voor de Wajonger een

uitdaging om zelfkritisch te zijn en te reflecteren op de eigen beperkingen. De Wajongers

overschatten vaak hun beperking, er moet dus veel tijd worden geïnvesteerd door teamleiders om de

beperking bespreekbaar te maken, maar ook een realistische rol te laten spelen op het werk.

Evaluatieve vragen

Interactie met DWI/UWV

De persoonlijke ervaringen van de geïnterviewden met de ambtenaren van het DWI of het UWV,

afhankelijk van het type uitkering en de doelgroep is bijzonder negatief te noemen. Het contact vond

volgens de geïnterviewden veelal alleen plaats via de e-mail of via de telefoon, dit terwijl er veel

meer behoefte was aan persoonlijke interactie. Het elektronische matchingssysteem werkte niet

goed, waardoor veel geïnterviewden zich behandeld voelden als een nummer in plaats van als een

mens. De uitvoering van het beleid wordt door de doelgroep ervaren als afstandelijk, onpersoonlijk

en bureaucratisch en weinig gericht op de mens. Niet klantvriendelijk en niet resultaatgericht.

De ondervraagde werknemers die allen een Wajong of WWIK uitkering (hebben) genoten geven in de

gesprekken aan dat ze weinig tot geen hulp hebben ervaren bij de begeleiding naar werk door de

jobcoaches of klantmanagers. Zowel het UWV als het DWI krijgen van de geïnterviewden een dikke

onvoldoende. Het vaakst genoemd werd de beperkte betrokkenheid van de klantmanagers en de

jobcoaches. Er werd vaak gedacht in beperkingen in plaats van in mogelijkheden. Zowel voor de

WWIK-ers als de Wajongers leken de ambtenaren alleen scherp te worden zodra het ging om de

centjes aldus geïnterviewde Adam (Wajong). Ook is er kritiek op de vacatures die werden

aangeboden door het DWI en het UWV. Vaak zijn de WWIK-ers en de Wajongers op zoek naar geheel

ander werk dan dat er wordt aangeboden door het UWV en het DWI. Alle geïnterviewde Wajongers

en WWIK-ers zijn dan ook zelfstandig bij het bedrijf waar ze zijn geïnterviewd terecht gekomen via

internet of door een kennis of een vriend.

Hans, WWIK-er: ‘’ Er is nooit serieus werk van gemaakt. Diegene die de WWIK moest uitkeren zei dat

ik er toch nog maar drie maanden voor in aanmerking kwam, dus dat ik beter alvast op zoek kon

gaan naar iets anders. Met alle respect hoor Janine, maar een of andere no-no hoeft mij niet uit te

leggen hoe ik een sollicitatiebrief schrijf of mijn administratie op orde breng.’’

Page 56: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

56

Adam, Wajong: `Het meest rare van het systeem vind ik, dat het zo onpraktisch geregeld is. Omdat ik

blind ben, ben ik tachtig tot honderd procent afgekeurd. Die indicatie is destijds echter niet heel

nauwkeurig gemaakt. Een Arboarts bij het UWV zei, nou je kunt vast lastig een bijbaantje nemen zo,

dus we kunnen je maar beter een uitkering geven. Nu ik toch zelf aan het werk ben gegaan durf ik dit

niet aan te geven bij het UWV, omdat ik dan weer gekort wordt op mijn uitkering die maar 930 euro

is.’’

Adam, Wajong: ‘’ De jobcoach bij het UWV heeft mij op geen enkele manier geholpen om aan werk

te komen. Er wordt alleen maar gedacht in beperkingen, niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk. Mijn

instelling is, kan het niet linksom, dan doe ik het rechtsom. Dat zie ik daar totaal niet terug. Het enige

waar ze daar echt goed in zijn is in oppassen op de centjes en je vertellen waarom je bepaalde

hulpmiddelen of hulp niet nodig hebt. Ik vind het hypocriet, als je een Wajong krijgt voel je de druk die

ze je opleggen om aan het werk te gaan, maar als je zelf werk vind vervolgens wel korten. Ik vind het

UWV eigenlijk zelf een sociale werkplaats. Ik heb mijn bijbaan hier dan ook zelf gevonden`.

Een andere evaluatieve vraag die is gesteld aan beide doelgroepen is hoe de opgedane vaardigheden

en competenties door het werken zich verhouden tot de nadelen van werken, met andere woorden,

op welke manier wordt het werken gewaardeerd? Het blijkt uit de interviews dat de meeste mensen

arbeid waarderen omdat zij erdoor gewaardeerd worden als mens, op die manier wordt er betekenis

aan ontleend.

Hoe verhouden de competenties en vaardigheden zich tot de nadelen van werken?

Verwachte antwoorden bij de nadelen van werk zijn bijvoorbeeld meer tijd hebben voor een hobby,

uitslapen en geen baas. Voordelen van werken zijn het ervaren van een groter geluksgevoel. Een

reden hebben om op te staan en de positieve effecten van het hebben van een regelmatiger leven.

Het hebben van een gestructureerd leven.

In antwoord op de vraag hoe de voordelen zich tot de nadelen van werk verhouden zegt Hans,WWIK-

er:

‘’Ja het is voor mij heerlijk om veel vrije tijd te hebben en die tijd naar eigen inzicht te besteden. Ik ben

musicus, ontwerp videoproducties en ben politiek activist voor de strijd voor democratie in Iran. Ik

vind het dus eigenlijk prettig om zoveel mogelijk tijd te besteden aan mijn eigen hobby`s.’’

Page 57: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

57

Adam, Wajong zegt hierover: ` Ik vond meer vrije tijd niet per se een voordeel. Wanneer ik niet werk

ervaar ik het feit tijd meer als frustrerend, ik heb heel veel tijd, maar ik kan niets uitgeven. Ik

onderneem dus bijna niets wanneer ik werkloos ben en dan voel ik me ook sociaal geïsoleerder`.

Jaimy, Wajong: ` De voordelen van dit werk zijn voor mij dat ik werkervaring opbouw op mijn c.v en

een stuk minder bang ben. Ik heb geleerd om te communiceren en met een nee en met negativiteit

om te gaan. Je leert daarnaast andere mensen kennen die je normaal leert kennen. Het leukste van

hier werken vind ik de totale diversiteit aan collega`s.’’

Racha, Wajong, zegt hierop: ‘’ Ja, er is de voortdurende verplichting om alles aan te geven en te

registeren wat je doet. Wanneer je werkt wordt dit overigens ook van je uitkering afgetrokken, dus

bepaald motiverend is dit niet.’’

Hans, WWIK-er, zegt hierop: ‘’ Ik ben vaak `s avonds uitgeput en kan me niet meer inspannen om voor

mezelf aan het werk te gaan. De tijd is voorbij geflitst en nu werk ik hier al langer dan ik eigenlijk wil.

Mentaal is het ook behoorlijk zwaar. Ik kom niet voor niets tegenwoordig lopend naar me werk, zodat

als ik thuis ben het werk letterlijk en figuurlijk achter me gelaten, ondertussen kom ik niet meer toe

aan mijn eigen kunstprojecten omdat ik daar de puf niet meer voor heb.’’

Adam Wajong: ` Het systeem zit zo in elkaar dat hetgeen ik niet kan verdienen wordt vergoed met

looncompensatie. Maar ik krijg de maximale uitkering al, dat is 900 euro. Wanneer ik meld dat ik hier

werk, ga ik er niet op vooruit, maar wordt vanwege mijn beperking mijn inkomsten van mijn uitkering

afgehaald. Dat is dus een directe demotivatie om niet aan het werk te gaan. Ik mag op jaarbasis

twintig procent meer verdienen dan mijn uitkering. Maar dan werk ik nog geen vier uur per week. Dit

is gek, want zeker bij jongeren is geld een primaire drijfveer, wanneer je de wens hebt om te werken

wordt je dus eigenlijk financieel gestraft. Een ander nadeel vind ik de continue druk om te presteren.

Je moet altijd je best doen, iedere seconde, ieder uur. Dat is lastig en vraagt veel van je.’’

Betekenis werk

De betekenis van werk is het meest lastig te beantwoorden van alle vragen. Vanuit filosofisch

perspectief blijkt dat concepten zoals nutsmaximalisatie en de prestatiemaatschappij haar langste

tijd gehad hebben. Zowel Nussbaum als Arendt erkennen dat de zoektocht naar geluk in materiële

zin ook haar langste tijd gehad heeft. Er zijn verschillende aanwijzingen dat werken gelukkig kan

maken maar desalniettemin zijn de theoretici niet eenduidig hierover. Des te interessanter is het wat

Page 58: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

58

de geïnterviewden hier van vinden. Wanneer gevraagd wordt naar de betekenis van werk heb ik het

vaakst gehoord dat het gaat om zelfwaardering. Hans 35, WWIK, zegt bijvoorbeeld:

‘’Ik vind het prettig dat ik toch op een ethische manier bijdraag op mijn manier aan een betere

wereld, hoe minimaal mijn bijdrage ook mag zijn. Ik heb maatschappelijke belangstelling dus zie echt

het nut van de charitas in. Maar naarmate de overheid nu meer terugtreed vind ik eigenlijk dat er niet

zo`n groot beroep mag worden gedaan op de goedgevigheid van mensen. Ik zou liever zien dat de

politiek hiervoor een keuze maakt, zonder gelijk communistisch te zijn.’’

Jaimy, Wajong:’’ Werk is voor mij belangrijk omdat het me sociaal contact geeft, me minder onzeker

maakt en me staande leert te houden in een diverse omgeving.’’

Hannie, WWIK, zegt: ‘’Ik was zo lang uit de arbeidsmarkt, ik had helemaal geen zelfvertrouwen meer

en vond mezelf niets waard. IK leefde in een vicieuze cirkel. Naar de supermarkt gaan of een

boodschap doen was al een hele onderneming. Nu doe ik dit allemaal tussendoor. Ik ben weer trots

op mezelf.’’

Het blijkt uit de interviews dat de meeste WWIK-ers werk waarderen afhankelijk van hun financiële

omstandigheden. Wanneer we naar werk op die manier kijken is het opvallend dat onder

verschillende kunstenaars het gevoel speelt dat het voorzien in primaire behoeften zoals eten en

drinken maar ook het leiden van een enigszins comfortabel leven door goede huisvestiging te kunnen

betalen het grootste gedeelte van de tijd om te werken in beslag neemt. Hierdoor hebben ze steeds

minder tijd over om te doen waar hun passie ligt, het maken van kunst, waarbij het verwerven van

inkomsten niet de primaire drijfveer is. Sommige WWIK-ers voelen zich hierdoor gevangen in de

maatschappij. Er is te weinig tijd voor kritische reflectie en bezinning. Simpelweg omdat ze

voornamelijk moeten werken om in hun inkomsten voor primaire levensbehoeften te voorzien.

Twee citaten vallen hier mooi samen, dat van Hannah Arendt, rond 1957, met dat van Marijn;

Arendt (1958):

‘’ In de verhouding tussen de beide fasen, die de zich eeuwig herhalende kringloop van het biologische

leven moeten doorlopen, de fase van arbeiden en consumeren, zal misschien een verschuiving gaan

plaatsvinden, die zelfs zo ver zou kunnen gaan dat bijna alle menselijke arbeidskracht verbruikt wordt

in de inspanning van het consumeren hetgeen een ernstig maatschappelijk probleem van de vrije tijd

zal oproepen.’’

Page 59: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

59

Wanneer ik Marijn vraag hoe het werken bij The Fundraising Bedrijf zich verhoudt tot zijn eigen werk

als kunstenaar zegt hij:

‘’Werken in vrijheid als kunstenaar is voor mij de essentie, het wezen van de dingen. Er is zo weinig

bekend over de negatieve effecten van teveel werken. We zitten allemaal vast in de kapitalistische

greep van de macht voortgestuwd door een ongeremde consumptiebehoefte. We zitten vast in een

maatschappij waarbij we niet meer weten hoe dingen geproduceerd worden, wat we zelf echt

werkelijk willen en hoe de macht verdeeld is. We zijn een slaaf geworden van onze eigen

consumeerdrang opgelegd door een kapitalistische ideologie.’’

Wanneer we de antwoorden op de vraag naar de betekenis van werk analyseren valt op dat bij de

Wajongers vaak gaat over het belang van structuur en regelmaat. Het werk draagt daar op een

positieve manier aan bij. Dit helpt vaak bij omgaan met hun beperking en heeft in die zin een

positieve invloed op het gevoel van eigenwaarde. Het aangaan van betekenisvolle relaties met

anderen, de behoefte aan waardering, erkenning en zelfrespect zijn antwoorden die ik het meest krijg

op de vraag welke betekenis werk voor de Wajongers heeft. De waarden die hier het beste op

aansluiten zijn participatie en sociale interactie. Ook de behoefte aan zelfverwerkelijking wordt

genoemd. Alhoewel hier wel bij vermeld dient te worden dat de zelfverwerkelijking maar door slechts

één respondent wordt genoemd. Het lijkt alsof er te weinig tijd is om zich daar echt mee bezig te

houden, het (over)leven van de kunstenaar en de beperkingen van de Wajongere nemen al zoveel tijd

in beslag. Nussbaum`s argument in haar sociaal filosofische theorie over mogelijkheden scheppen is

dat ieder mens in staat moet worden gesteld ( door de overheid) om toegang te hebben tot deze

mogelijkheden om een zo gelukkig mogelijk leven te leiden. Arendt stelt dat mensen meer tijd

moeten besteden aan de activiteiten werken en handelen, in plaats van aan arbeiden uit de vita

activa om een zo gelukkig mogelijk leven te leiden. Echter uit de interviews blijkt dat de meeste

respondenten nooit toekomen aan deze waarden of activiteiten. Simpelweg omdat zij het grootste

gedeelte van hun tijd, gedwongen of niet, een homo-economicus2 zijn. Gericht op de bevrediging van

zijn ( meest elementaire) behoeften op een efficiënte en rationele wijze. De WWIK-er door geld te

verdienen om zich te kunnen toeleggen op de eigen kunstpraktijk waar door de levenskosten weinig

tijd voor over blijft, de Wajonger door te leren omgaan met zijn beperkingen in een professionele

omgeving.

2 Het idee van de homo economicus is een mensbeeld waarin de mens in eerste instantie vooral een

economisch wezen is, gericht op de bevrediging van zijn eigen behoeften op een efficiënte, rationele wijze. Dit

mensbeeld wordt sterk geassocieerd met het kapitalisme als ideologie

Page 60: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

60

Op welke waarden is de WWIK, de Wajong en het re-integratiebeleid nu samenvattend gebaseerd ten

opzichte van deze doelgroepen? En hoe wordt de uitvoering van dit re-integratiebeleid ervaren in de

praktijk door medewerkers van het DWI? In de volgende paragraaf wordt dit in een korte

samenvatting uiteen gezet.

3.4 Samenvattend waarden WWIK, Wajong en re-integratiebeleid overheid

Waarden WWIK

De WWIK was gebaseerd op twee verschillende waarden, ruimte bieden en kunstenaars stimuleren.

De WWIK werd geacht om op twee manieren bij te dragen aan de opbouw van een renderende

beroepspraktijk, door kunstenaars vrij te stellen van sollicitatieplicht en ruimte te geven om naast de

uitkering met de eigen beroepspraktijk bij te verdienen. Anderzijds door de kunstenaar te stimuleren

geld te verdienen met de eigen beroepspraktijk door de lage uitkering ( slechts zeventig procent van

de bijstand) en door de progressieve inkomenseis en de beperkte duur van de uitkering. De meeste

geënquêteerde kunstenaars waardeerden aan het beleid van de WWIK vooral de ruimte en de

vrijstelling van sollicitatieplicht (ruim 90 procent). Meer dan 70 procent van de ondervraagde

kunstenaars stond ook positief tegenover de progressieve inkomenseis en de beperkte duur van de

uitkering evenals de ondervraagde gemeenten.

Het succes van de beleidsmaatregel de WWIK is uiteraard in eerste instantie af te meten aan het

percentage kunstenaars dat na beëindiging van de maatregel een succesvolle beroepspraktijk heeft

en dus na de WWIK niet afhankelijk is van de bijstand. Uit onderzoek van de IVA blijkt dat van de

kunstenaars die in 2007 de WWIK beëindigden er 94% in 2008 niet in de bijstand was beland. Dit is

gepeild in de maand september. Een terugval van 6% naar de bijstand is succesvol te noemen.

Alhoewel de WWIK over het algemeen goede resultaten boekte en de gebruiker als de verstrekker

beide redelijk tot erg tevreden waren over de maatregel werd de WWIK toch opgeheven per 1

januari 2012 (IVA, 2010). Het opheffen van de WWIK brengt het kabinet aan directe kosten tien

miljoen extra in het laatje. Los van de administratieve handelingen en controlering door

gemeentelijke ambtenaren. Dit is slechts een druppel op een gloeiende plaat in relatie tot het totale

bedrag aan bezuinigingen in Nederland. Daarnaast bleek dit doelgroepenbeleid goed te werken. De

afschaffing van de WWIK lijkt dus meer op symboolpolitiek dan op efficiënt beleid gericht op een zo

laag mogelijke werkloosheid.

Waarden Wajong

De Wajong wet is erop gericht jongeren met een beperking te ondersteunen bij het vinden en

houden van een baan bij een reguliere werkgever, het is dus een wet die het werken stimuleert en er

Page 61: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

61

preventief voor wil zorgen dat er onnodig veel jongeren in de bijstand belanden. Onderzoeksbureau

Regioplan heeft in 2009 een grootschalig onderzoek ingesteld om de diverse groepen aan

zogenoemde Wajongers in kaart te brengen. Er werd bij dit onderzoek niet alleen gekeken naar de

beperkingen maar zeker ook naar de zelfstandigheid en de mate van leervermogen van de

onderzochte jongeren.

De Wajong wetgeving was erop gericht om jongeren met een beperking te ondersteunen bij het

vinden en het houden van een baan bij een reguliere werkgever. Het is dus in feite een wet welke

werken stimuleert en die wil voorkomen dat er onnodig veel jongeren in de bijstand komen.

Wanneer men kijkt naar de onderzoeksresultaten van het Centraal Plan Bureau zie je dat de meeste

jongeren vanuit de bijstand door slechte indicatiestellingen opschoven richting de Wajong. Het

probleem verschoof dus, en vanwege de explosieve groei van het aantal Wajongers zijn de kosten

inmiddels ook onhoudbaar geworden voor de samenleving. Wanneer er niets gebeurt, verdubbelen

de kosten die nu al geraamd zijn op meer dan twee miljard.

Waarden re-integratienota`s

Beide doelgroepen vallen inmiddels anno 2012 onder het beleid van de huidige herschreven

beleidsnota van de Gemeente Amsterdam, Werken als doel, participeren de norm. Deze beleidsnota

is erop gericht om de onderkant van de arbeidsmarkt te hervormen, een beleidsinstrument wat men

hierbij voornemens is om te gebruiken is de Wet Werken naar Vermogen. De totale bezuinigen

komen neer op een terugloop van het budget van 190 miljoen naar 83 miljoen euro ( Beleidnota

DWI, 2011-2015).

Samenvattend krijgt het DWI van de Gemeente Amsterdam krijgt dus fors minder budget maar wel

meer taken en klanten. In de praktijk komt dit beleid neer op eigen verantwoordelijkheid en eigen

kracht. Het DWI zal met haar beleid focussen op de uitstroom van de bijstand door de vraag van de

werkgever centraal te stellen en de switch te maken van werkzekerheid naar baanzekerheid voor

bijstandsgerechtigden. Flexibele arbeid en deeltijdwerk zullen hierbij een grotere rol spelen. Ook het

DWI zelf wil een efficiency slag maken door klantgerichter te worden in haar beleid, resultaatgericht

en meer gefocust op samenwerkingsverbanden met werkgevers.

Uit de bestudeerde beleidsnota`s blijkt dat het DWI maximaal inzet op waarden als eigen

verantwoordelijkheid en de eigen kracht van mensen. De gemeentelijke beleidsnota is natuurlijk een

aftreksel van de landelijke politiek. Deze gemeentelijke uitvoering en nadruk op deze waarden past in

een beleid wat gevormd is ten tijde van een coalitiemet CDA-PVV-VVD. Kernpunten uit het

programma akkoord van het VVD zijn een streng maar rechtvaardig immigratiebeleid. Volgens de

Page 62: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

62

VVD en de PVV heeft de toestroom van kansarme en laagopgeleide migranten geleid tot grote

problemen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Taken voor de re-integratie zijn volgens de VVD dan

ook ervoor zorgen dat migranten iets komen brengen, in plaats van alleen maar halen

(www.vvd.nl/standpuntenimmigratie). Op het standpunt van re-integratie staat de VVD voor het

individu en voor de toekomst. De invoering van de Wet Werken naar Vermogen kan gezien worden

door insiders als een kindje van Rutte. Toch is dit nu op losse schroeven komen te staan door de val

van het kabinet.

Volgens de PVV wordt het geld van de bijstand voor veertig procent besteed aan niet-westerse

allochtonen. Het is niet duidelijk waar deze cijfers vandaan komen. Het uitdelen van uitkeringen

noemt de PVV dan ook ‘’het subsidiëren van moslimimmigratie’’. De PVV oppert dan ook in haar

subsidieprogramma om met de gehele re-integratie te stoppen. Het CDA heeft weer andere

standpunten ten opzichte van re-integratie. Zo willen ze voortbouwen op het idee achter de Wet

werken naar Vermogen en moeten gemeenten de vrijheid krijgen om op het terrein van

arbeidsondersteuning vervoer en andere ondersteuning aan te bieden. Loondispensatie is daarbij

een instrument wat gebruikt kan worden door de werkgever. De Wsw, de Wajong, de Wet werk en

bijstand en de Wet investeren in jongeren worden opgenomen in de nieuwe regeling. Voor jongeren

die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, blijft de Wajong bestaan. Wie nu werkt in de Sociale

Werkvoorziening (SW) of een Wajong-uitkering heeft, gaat ook werken onder de nieuwe regeling,

maar wij respecteren de bestaande rechten. Er wordt ook gepleit voor een sociaal akkoord met

werkgevers en vakbonden voor mensen met een beperking ( www.cda.nl/verkiezingsprogramma)

In de bestuurlijke samenvatting van de beleidsnota van het DWI, zijn verschillende waarden van dit

gevoerde, nationale en politieke beleid terug te vinden. Zo moeten er met een stuk minder middelen

meer mensen aan het werk. Er moet dus meer resultaat zijn met minder budget. De focus komt

hierbij te liggen op de arbeidsparticipatie van trede 3 en trede 4. Er wordt structureel 80 miljoen

bezuinigd. 20 miljoen was al gepland, 50 miljoen komt daar nog bij. Deze bezuinigingen zullen

specifiek gaan gelden voor het participatiebudget. Er moet worden hervormd om tot een structureel

evenwicht te komen tussen inkomsten en uitgaven. Amsterdam wil dus meer mensen vanuit de

bijstand naar betaald werk laten uitstromen. De business case is hierbij evident, tegenover eenmalige

investeringen in re-integratie staan structurele en gemeentelijke beperkingen van de lasten zoals

minder uitkeringslasten, minder beroep op armoedevoorzieningen e.d. Om deze ambitie vorm te

geven wordt het participatiebudget voornamelijk aan trede 3 en trede 4 besteedt door intensievere

samenwerking met werkgevers.

Page 63: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

63

In 2011 is er een versnelde afbouw ingezet van het participatiebudget. In 2012 en 2013 is de

doelstelling geformuleerd om het gesubsidieerde werk geheel af te bouwen, met een uitzondering,

de inzet van loonkostendispensatie voor werknemers van wie de arbeidsproductiviteit lager is dan

100%. Het College zal het scenario onderzoeken om voor hen – in lijn met de systematiek van de Wet

werken naar vermogen - de afbouw te stoppen wanneer de gemeentelijke bijdrage een niveau

bereikt waarop deze de loonwaarde voor de werkgever aanvult tot het minimumloon. Kort gezegd:

als de werkgever betaalt voor wat de werknemer voor hem aan productiviteit waard is, dan vult de

gemeente aan tot het minimumloon. Hiermee komt Amsterdam tegemoet aan werkgevers en

inleners die bereid en in staat zijn de betrokken werknemers aan het werk te houden. In deze

gevallen komen dan niet de volledige loonkosten voor rekening van de werkgever (of inlener) maar

alleen de kosten waartegenover een productieve inzet staat van de werknemer en de loonkosten

voor zover deze uitgaan boven het wettelijk minimumloon. Zoals besproken in hoofdstuk 3 gaat dit

een enorme papieren tijger worden, zo ervaren ook de managers bij DWI het die dit beleid moeten

gaan uitvoeren. Want: wie is verantwoordelijk voor het meten van deze arbeidsproductiviteit en hoe

kan dit objectief worden uitgevoerd? Daarnaast wordt er bezuinigd op de inburgeringskosten,

worden mensen zelf verantwoordelijk voor het leren van de Nederlandse taal en worden alle

flankerende voorzieningen om mensen aan ( gesubsidieerd) te helpen en te houden versoberd.

Aan het werk komen en aan het werk blijven wordt dus in eerste instantie de eigen

verantwoordelijkheid van de Amsterdammer. Er wordt hierbij ingezet op begrippen zoals eigen

kracht en eigen verantwoordelijkheid. De overheid heeft in dit proces een faciliterende rol. De

inrichting van het re-integratieproces moet vraaggericht worden met aanbod wat aansluit op de

behoeften van de werkgever. Het beleid om aan het werk te gaan geldt voor iedereen. Er worden

geen uitzonderingen meer gemaakt in beleid voor verschillende doelgroepen. Concreet betekent dit

dat er maximaal ingezet gaat worden op de zogenoemde trede 3 en trede 4. Er zitten momenteel

43.754 mensen in de bijstand in de Gemeente Amsterdam. Zeventig procent daarvan behoort tot

trede 1 en 2. Dit zijn 30.000 mensen waar niet meer geïnvesteerd gaat worden. Om precies te zijn

30502 mensen. Dit zijn mensen die bijvoorbeeld psychische stoornissen hebben, last hebben van

multiproblematiek of andere vormen van (intensieve) zorg nodig hebben. Het overgrote deel van

deze mensen is momenteel aan het werk via (gedeeltelijk) gesubsidieerde arbeid. De gemeente

investeerde in flankerende voorzieningen zoals sollicitatietrainingen of reiskostenvergoedingen. Bij

ongewijzigd beleid verandert er dus niets aan de situatie van deze 30502 mensen. Vanwege de

beperkingen die deze doelgroep heeft is het inzetten op eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid

niet realistisch van de gemeente. Het risico is dan ook groot, bij het voortbestaan van deze

langdurige werkloosheid van deze groep, dat deze mensen in een sociaal isolement terecht komen.

Page 64: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

64

Wat verregaande psychische dan wel fysieke effecten zal hebben. Uiteindelijk zal de zorg voor deze

inwoners van de gemeente Amsterdam weer gesubsidieerd moeten worden vanuit een ander

budget. De beperkten lijken het kind van de rekening te worden van deze bezuinigingsslag. Juist nu,

terwijl het kabinet inzet op de invoering van de nieuwe Wet Werken naar Vermogen en iedereen aan

de slag blijven er veel mensen aan de kant staan.

Bevindingen werknemer DWI

In het kader van mijn onderzoek ben ik ook benieuwd hoe de medewerkers van het DWI reflecteren

op de waarden waarop hun eigen re-integratiebeleid gestoeld is. Wat vinden ze hiervan? Ik heb

gesproken met een tweetal managers van het DWI. Met een lid van het Management Team en met

een klantadviseur.

In de gesprekken viel op dat beide medewerkers, zowel op het niveau van management als in de

uitvoering, moeite hadden met het re-integratiebeleid. Met het MT lid heb ik een diepte-interview

gehouden van een half uur. Op haar verzoek is dit interview niet opgenomen. Met het MT lid heb ik

gesproken over de dubbelzinnigheid van het beleid en het proces van de totstandkoming van de

nota. Ze gaf aan de politieke aspecten van het beleid als een spelletje te ervaren, en daar plezier uit

te halen, wanneer ze dat niet zou doen zou ze haar baan ook niet vol houden. Ook hebben we

uitgebreid gesproken over het belang van een verandering in de bedrijfscultuur om het huidige re-

integratie beleid uit te voeren. Het lastige voor een ambtenaar is, zeker als manager, dat een

beleidsnota altijd een politiek sausje meekrijgt. ‘’Dit sausje smaakt gezien de wisselingen in de

politiek iedere keer weer anders’’, aldus de geïnterviewde. De ambtenaren blijven daarentegen vaak

jarenlang op hun plek zitten, waardoor het voor haar als manager erg moeilijk was om veranderingen

door te voeren. Gezien de korte termijn en vluchtigheid van de politiek is het praktisch onmogelijk

om een visie te formuleren en was ze op een slechte dag een slaaf van het politieke spectrum en

speelbal van verschillende belangen. Op een goede dag had ze hier plezier in door te schuiven met

posten en het spelletje slim mee te spelen

Met Ine-Trees, klantadviseur van het DWI heb ik ook een half uur gesproken. Dit is ook een open

diepte-interview geweest. Het onderwerp van het interview was hoe zij als medewerkster het re-

integratie beleid in de praktijk ervaart. Hieronder een schriftelijke weergave van het interview.

“Ik merk heel erg dat de klantmanagers die het re-integratiebeleid moeten uitvoeren daar soms wel

moeite mee hebben. Ik ben voornamelijk aan het werk met de klantmanagers die de trede vier

kandidaten in beheer hebben. In mijn rol als adviseur val ik onder het Werkgeversservicepunt van het

DWI. De klantmanagers vallen direct onder het DWI. Mijn functie is in het leven geroepen om

Page 65: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

65

werkgevers te faciliteren en klantmanagers te helpen met de uitstroom. Wanneer je alleen kijkt naar

de ontwikkeling van het Werkgeversservicepunt, wat ook een vorm van beleid is geweest een aantal

jaar geleden, is dit een ellenlang proces geweest. Met name de samenwerking in de uitvoering is af en

toe erg problematisch omdat je te maken hebt met heel veel diverse mentaliteiten. Met name de

mensen die al lang werken binnen de uitvoeringsinstanties zijn vrij sceptisch en cynisch. Het UWV

heeft bijvoorbeeld door de bezuinigingen ook geen contact meer met de kandidaat en werkt alleen

maar met e-coaching. Het UWV heeft een dusdanige klap gehad door de bezuinigingen dat daar

bijna geen ruimte meer is voor persoonlijk contact. Het DWI heeft echter maatwerk en een

persoonlijke aanpak voorop staan in haar werkwijze. Zo is er binnen de instanties waarmee we

moeten samenwerken zoals het UWV of het DWI met het WSP al een hele verschillende manier van

werken, dit maakt het moeilijker om een algemeen draagvlak te creëren voor het beleid. Ik zie dit als

een hele spannende ontwikkeling. Hoe kunnen we de doelstellingen uit het beleid behalen en

voldoende mensen laten uitstromen als we allemaal op een UWV manier moeten gaan werken

vanwege de bezuinigingen? Ik zie persoonlijk contact als een cruciale factor bij het laten slagen van

het beleid. Jammer genoeg zijn met name de mensen die al heel lang binnen het DWI werken en

murw zijn geslagen door de veranderende politiek van de afgelopen jaren nog steeds in de

meerderheid. Vanwege de bescherming tegen het ontslagrecht van ambtenaren is het heel moeilijk

om fris bloed binnen de organisatie te krijgen. Alleen op die manier kunnen we volgens meer

draagvlak creëren voor een persoonlijk beleid wat meer gebaseerd is op: `Welke klant heb ik hier voor

me zitten? Wat kan diegene en hoeveel tijd wil ik hierin investeren?’

‘Hetgeen ik het meest lastig vind is dat we soms zoveel tijd en geld besteden aan projecten die niet

doorgaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de beslissingen die het Kunduz-akkoord heeft genomen over

bijvoorbeeld de huishoudtoets. Maatregelen waar teams maanden op zitten, maar wat doordat het

kabinet valt niet meer uitgevoerd wordt. Dit demotiveert mensen enorm. In het bijzonder omdat er

zoveel wet- en regelgeving gepaard gaat met het uitvoeren van de bijstand maar er op beleidsmatig

niveau enorm veel geld wordt geïnvesteerd in projecten of initiatieven die vrijwel nooit doorgang

vinden. Met name dat vind ik erg frustrerend. Gelukkig zit ik hier nog steeds om mensen aan het werk

te helpen. Want ik geloof nog steeds dat werk voor mensen het verschil kan maken’

Op basis van de uitvoering van het beleid in de praktijk bij het DWI zijn er een aantal kritische

kanttekeningen te maken, niet alleen ervaren de medewerkers van het DWI dat het opgestelde

beleid soms moeizaam wordt uitgevoerd. Ook de overheid heeft al eerder een kritisch rapport

uitgebracht over de uitvoering van het re-integratiebeleid. In de volgende paragraaf worden de

belangrijkste punten uit dit rapport uiteen gezet.

Page 66: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

66

3.5 Kritische kanttekeningen bij het huidige re-integratiebeleid Al eerder is er een kritisch rapport uitgebracht door het ministerie van Sociale zaken en

werkgelegenheid over de belemmeringen die het DWI Amsterdam in de weg staan om haar

beleidsdoelstellingen naar behoren uit te voeren. Deze belemmeringen bevinden zich voornamelijk

op het vlak van de eigen interne organisatie hier zijn ook al een aantal aanbevelingen voor gedaan in

dit rapport Iedereen aan het werk.

De doelstelling van het kabinet is inzetten op de vergroting van de arbeidsparticipatie. Het

arbeidsvermogen van mensen in alle lagen van de samenleving moet dus zoveel mogelijk worden

benut. Uitvoeringsinstanties moeten zoveel mogelijk uitkeringsgerechtigden stimuleren om aan het

werk te gaan en hiermee tegelijkertijd tegemoet komen aan de vraag van de arbeidsmarkt. Dit is

volgens het kabinet nodig omdat er door de vergrijzing een verhoging nodig is van de

arbeidsparticipatiegraad. Dit vraagt om een flexibele arbeidsmarkt waarbij langdurige inzet van

werknemers centraal staat. Van baanzekerheid, naar werkzekerheid. Binnen dit stelsel hebben de

ketenpartners, de gemeenten en het UWV de wettelijke taak om het aanbod van werkzoekenden en

de vraag van werkgevers op elkaar af te stemmen. Gemeenten moeten in dit kader een regierol op

zich nemen om regionaal arbeidsmarktbeleid op te stellen. Het dienstverleningsprincipe van het

UWV wordt aangepast in 2012 vanwege de drastische bezuinigingen. De inspectie van het rapport

Iedereen aan de slag heeft in dit kader de effectiviteit en resultaatgerichtheid van de

beleidsdoelstellingen van het DWI en UWV in Amsterdam onderzocht. De onderzochte doelstellingen

die relevant zijn voor dit onderzoek zijn:

Op basis van de behoeften van werkgevers verwijzen van kandidaten

Formuleren van een regionaal arbeidsmarktbeleid

Het stimuleren van de uitstroom naar werk

Het gebruik maken van dwang en drang indien dit nodig is

Op het werkplein worden vacatures door gemeenten en DWI aangeboden. Het werkplein vervult een

filterfunctie door een selectie te maken van kandidaten voor de vacatures. Dit neemt niet weg dat de

daadwerkelijke screening voor verbetering vatbaar is (Iedereen aan het werk,2011). Volgens

onderzochte werkgevers wordt er te weinig gescreend op persoonlijke motivatie van de kandidaat en

vind er zodoende geen goede match plaats op basis van het elektronische systeem. Wanneer we de

administratieve gegevens checken klopt dit, slechts vier op de tien vacatures wordt vervuld door

middel van het elektronische systeem waarvan het DWI en het UWV gebruik maken bij de

bemiddeling van klanten naar werk ( Iedereen aan de slag, 2011: 33).

Page 67: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

67

Het bijeenbrengen van de vraag naar arbeid en het aanbod is een spel tussen diverse schakels en

belangen. Er wordt met name binnen het DWI teveel geleund op het elektronische systeem. Door het

niet accuraat vullen van alle velden en door menselijke fouten heeft het systeem een hoge

foutmarge en kloppen de gegevens lang niet altijd, wat het matchen nog eens moeilijker maakt op

basis van deze harde criteria. Naast lacunes in het systeem blijkt dat door deze manier van werken

klantmanagers en jobcoaches ook teveel kijken naar de harde criteria bij de selectie van een

uitkeringsgerechtigde voor een vacature. Dit zijn bevindingen van het rapport van Iedereen aan de

slag, maar deze bevindingen worden ook gedeeld door de diverse mensen die ik heb geïnterviewd

voor dit onderzoek, evenals door de ( ex) bijstandsgerechtigde WWIK-ers en Wajongers die ik heb

gesproken en geïnterviewd op de werkvloer. Persoonlijke kennis van kandidaten en vacatures blijkt

van essentieel en doorslaggevend belang o een vacature te vervullen en die behoefte is ook sterk

aanwezig onder de (ex) klanten van het DWI.

De regierol naar een regionaal arbeidsmarktbeleid is door gemeenten nog te weinig opgepakt door

gemeenten volgens het rapport. UWV en het DWI als gemeentelijke uitvoeringsinstantie baseren zich

bij hun arbeidsmarktbeleid te weinig op ontwikkelingen. Met name het gericht aanbieden van

scholings en participatietrajecten behoeft aandacht. Met betrekking tot het vervullen van de vraag

naar flexibele arbeid, blijkt dat de uitvoering niet in alle opzichten is ingericht op de flexibele

uitstroom naar arbeid. Doordat het UWV en de gemeenten door middel van hun systeem mensen

zelf inschalen naar vermogen, komen mensen met een bepaalde afstand tot de arbeidsmarkt niet

snel in aanmerking voor het vervullen van de vacatures. Het aanvaarden van flexibele arbeid van de

gemeenten door de werkgever leidt vaak tot moeizame administratieve procedures en er wordt

weinig geïnvesteerd om dit te veranderen.

De uitvoerders van het gemeentebeleid geven aan dat flexibele arbeid een negatief imago heeft bij

veel cliënten. Veel cliënten accepteren dus geen flexibele arbeid als uitstroommogelijkheid.

Medewerkers bij het DWI en het UWV verzuimen om dwang en drang te gebruiken als middelen om

de flexibele uitstroom te vergroten onder medewerkers. Dit blijkt ook uit het onderzoek onder

uitkeringsgerechtigden dat het ministerie van Sociale zaken heeft uitgevoerd. Meer dan de helft van

de ondervraagden zegt geen dwang te ervaren of een verplichting om te solliciteren vanuit het DWI.

4 Conclusie

4.1 Beantwoording hoofd- en deelvragen

Page 68: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

68

Het is onvermijdelijk dat politici vaak denken in termen van politieke cycli en overheidsbeleid zich

zodoende voornamelijk op de korte termijn richt. Immers, in de periode tussen de verkiezingen

moeten er programmapunten worden gemaakt die moeten worden omgezet in een regeerakkoord

of in afzonderlijke beleidsprogramma`s. De nadelen hiervan mogen door de onderzoeksresultaten

duidelijk zijn. Niet alleen is de effectiviteit van bepaald beleid meestal pas na een periode van vier

jaar zichtbaar, ook de interesse in beleidsevaluatie is over het algemeen vrij summier bij het DWI. Uit

dit onderzoek is duidelijk geworden dat er een grote discrepantie is tussen de waarde van werk zoals

deze wordt ervaren door de onderzochte doelgroepen, de Wajongers en de WWIK-ers en de

waarden zoals deze geformuleerd zijn in het overheidsbeleid. Ook blijkt dat er weinig wordt

samengewerkt door de overheid en het bedrijfsleven hoewel hier wel mogelijkheden voor zijn.

Om mijn hoofdvraag te beantwoorden, beantwoord ik eerst beide deelvragen.

a) Wat is de waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen?

Hoewel het re-integratiebeleid gekenmerkt wordt door de economisering van de samenleving met

speerpunten als de klant centraal zetten, eigen verantwoordelijkheid, meer output en

resultaatgerichtheid, valt het op dat de geïnterviewden behoefte hebben aan hele andere waarden

bij de begeleiding naar werk door de overheid. Sociale participatie, regelmaat en het opdoen van

werknemersvaardigheden blijken de belangrijkste rol te spelen bij het waarderen van werk door de

onderzochte doelgroepen. Daarnaast, zelfs wanneer de financiële genoegdoening een rol zou spelen

bij de betekenis van arbeid geeft iets meer dan de helft van de geïnterviewden aan dat geld niet de

belangrijkste motivatie is om te werken. Het feit dat er door de aard van het onderzochte werk

indirect een bijdrage wordt geleverd aan een keur van goede doelen wordt door beide doelgroepen

als zeer positief ervaren. De waarde die de belangrijkste rol speelt bij het werken is sociale interactie.

Onder sociale interactie vallen diverse vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en

empatisch vermogen. De geïnterviewden halen de meeste bevrediging uit de interactie met de

ander. Het empatisch vermogen wordt aangesproken en mensen hebben het gevoel gezien en

erkend te worden. Hierdoor stijgt hun zelfwaardering en met name zelfwaardering blijkt een

belangrijk onderdeel voor het ervaren van geluk op werk. Ook het opdoen van communicatieve

vaardigheden door het uitvoeren van het werk mag niet worden onderschat. De belangrijkste

vaardigheid die wordt opgedaan is het aanleren van gespreks- en argumentatietechnieken en het

verfijnen van de communicatieve vaardigheden. Ook het concept participatie wordt vaak genoemd

als belangrijke waarde voor beide onderzochte doelgroepen. Belangrijke vaardigheden die worden

toegekend aan het concept participatie in relatie tot werk zijn de praktische rede kunnen beoefenen

door het aangaan van zinvolle relaties met anderen. De erkenning die hierbij ontstaat, is van

Page 69: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

69

wezenlijk belang voor de geïnterviewden. Door de aard van het werk bij de onderzochte doelgroepen

hebben ze ook het gevoel bij te dragen aan het maatschappelijk nut en op die manier bij te dragen

aan een groter geheel. Zowel voor Wajongers als voor WWIK-ers zijn sociale interactie en participatie

de belangrijkste waarde van werk.

Het hebben van werk kan daarnaast bijdragen aan een regelmatig leven wat structuur geeft en

regelmaat. De belangrijkste positieve effecten van structuur en regelmaat zijn voor een WWIK-er dat

flexibele arbeid van bijvoorbeeld vier uur per dag het makkelijker maakt om zelf weer aan de slag te

gaan met het eigen (kunst)project. Voor Wajongers is structuur en regelmaat op de werkvloer erg

belangrijk , dit draagt bij aan het baanbehoud door de Wajonger. Een goede begeleiding van een

direct leidinggevende op de werkvloer is hierbij wel gewenst.

Wanneer we aan de geïnterviewden vragen of de opgedane vaardigheden in verhouding staan tot de

nadelen van werken krijgen we verschillende antwoorden van de Wajongers en WWIK-ers. Wat

opvalt, is dat WWIK-ers over het algemeen de nadelen van werken negatiever beoordelen ten

opzichte van de verkregen vaardigheden. Werken is voor hen eerder een verplichting waarin ze zich

soms gevangen voelen vanwege het beslag op de tijd en ruimte die werk inneemt in hun leven.

Wajongers beoordelen dit juist tegenovergesteld. Voor een Wajonger wegen de opgedane

vaardigheden met werken vele malen zwaarder dan de nadelen van werken. Frappant is dat de

WWIK beleidsmaatregel is afgeschaft, terwijl deze zijn beoogde doel behaalde en de Wajongers juist

worden gekort op hun uitkering wanneer ze aan het werk gaan. Het huidige re-integratiebeleid ten

opzichte van beide doelgroepen staat dus haaks op de waarde die beide doelgroepen toekennen aan

werk. In antwoord op de vraag hoe de voordelen zich tot de nadelen van werk verhouden zegt

Hans,WWIK-er:

‘Ja het is voor mij heerlijk om veel vrije tijd te hebben en die tijd naar eigen inzicht te besteden. Ik ben

musicus, ontwerp videoproducties en ben politiek activist voor de strijd voor democratie in Iran. Ik

vind het dus eigenlijk prettig om zoveel mogelijk tijd te besteden aan mijn eigen hobby`s.’

Adam, Wajong zegt hierover: ` Ik vond meer vrije tijd niet per se een voordeel. Wanneer ik niet werk

ervaar ik het feit tijd meer als frustrerend, ik heb heel veel tijd, maar ik kan niets uitgeven. Ik

onderneem dus bijna niets wanneer ik werkloos ben en dan voel ik me ook sociaal geïsoleerder`.

Racha, Wajong: ` De voordelen van dit werk zijn voor mij dat ik werkervaring opbouw op mijn c.v en

een stuk minder bang ben. Ik heb geleerd om te communiceren en met een nee en met negativiteit

Page 70: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

70

om te gaan. Je leert daarnaast andere mensen kennen die je normaal leert kennen. Het leukste van

hier werken vind ik de totale diversiteit aan collega`s.`

Opvallend is dat WWIK-ers de voordelen van werken minder ervaren. Wanneer ik Marijn vraag hoe

het werken bij The Fundraising Company zich verhoudt tot zijn eigen werk als kunstenaar zegt hij:

‘Werken in vrijheid als kunstenaar is voor mij de essentie, het wezen van de dingen. Er is zo weinig

bekend over de negatieve effecten van teveel werken. We zitten allemaal vast in de kapitalistische

greep van de macht voortgestuwd door een ongeremde consumptiebehoefte. We zitten vast in een

maatschappij waarbij we niet meer weten hoe dingen geproduceerd worden, wat we zelf echt

werkelijk willen en hoe de macht verdeeld is. We zijn een slaaf geworden van onze eigen

consumeerdrang opgelegd door een kapitalistische ideologie`.

Zoals Arendt al zei: ‘Ogenschijnlijk is het leven van de arbeider in de consumptiemaatschappij

gemakkelijk. Van dwang of noodzaak om het leven gaande te houden is niets meer te zien. Het

gevaar van een dergelijke maatschappij is volgens Arendt echter dat we verblind raken door de

overvloed en gevangen raken in het snelle functioneren van het oneindige consumptieproces. Met als

gevolg dat we ons onwezenlijk en vervreemd van onszelf voelen. Niet in staat om ons rekenschap te

geven van onze eigen onwezenlijkheid, de onwezenlijkheid van een leven dat zich niet kan verankeren

of verwerkelijken in enigerlei vorm van werkelijke waarde. In een waarde die de duur van de daarvoor

verrichte arbeid overschrijdt’

De betekenis van werk is het meest lastig te beantwoorden van alle vragen. Vanuit filosofisch

perspectief blijkt dat concepten zoals nutsmaximalisatie en de prestatiemaatschappij haar langste

tijd gekend hebben. Wanneer gevraagd wordt naar de betekenis van werk horen we het vaakst van

zowel de WWIK-ers als de Wajongers dat het gaat om zelfwaardering. Het volgende citaat is daar

illustratief voor:

Hannie, WWIK, zegt: ` Ik was zo lang uit de arbeidsmarkt, ik had helemaal geen zelfvertrouwen meer

en vond mezelf niets waard. IK leefde in een vicieuze cirkel. Naar de supermarkt gaan of een

boodschap doen was al een hele onderneming. Nu doe ik dit allemaal tussendoor. Ik ben weer trots

op mezelf.`

Page 71: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

71

b) Op welke waarden is het Amsterdamse re-integratiebeleid gebaseerd en in hoeverre kunnen er

samenwerkingsverbanden worden georganiseerd tussen de overheid en marktpartijen die gebaseerd

zijn op de gedeelde waarden van zowel het beleid van de overheid als van de doelgroep?

Het huidige re-integratiebeleid van het DWI is ingericht op waarden als eigen verantwoordelijkheid,

vrijheid en eigen kracht. In deze bestuurlijke samenvatting van de beleidsnota van het DWI, zijn

verschillende waarden van het gevoerde, nationale en politieke beleid terug te vinden. Aan het werk

gaan en aan het werk blijven worden in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid van de

Amsterdamse burger. De gemeente gaat niet meer zorgen voor, maar zorgen dat. Het re-

integratiebeleid gaat gelden voor iedereen en er worden geen uitzonderingen meer gemaakt in

beleid voor verschillende doelgroepen. De uitstroom naar betaald werk is de belangrijkste

doelstelling van het huidige re-integratiebeleid van het DWI. Praktisch al het budget wordt ingezet

voor de trede 3 en 4 om deze doelstelling te behalen. Zeventig procent van de bijstandsgerechtigden

uit Amsterdam behoort echter tot trede 1 en 2. Deze mensen zijn momenteel voor het grootste

gedeelte aan de slag via gesubsidieerde arbeid en (sociale) participatietrajecten. Deze trajecten

worden grotendeels afgeschaft. Het re-integratieproces wordt daarnaast vraaggericht waarbij de

behoefte van de werkgever centraal moet komen te staan. In de praktijk is hiervan overigens nog

niet veel merkbaar, zo blijkt ook uit het kritische rapport Iedereen aan de slag. De

beleidsveranderingen vinden moeizaam en inefficiënt doorgang volgens de geinterviewde

medewerkers van het DWI. De geïnterviewden waren voornamelijk kritisch over het gebrek aan

interactie met zowel het UWV als het DWI.

Op welke manier kunnen het DWI en het UWV beter worden gewaardeerd door hun klanten en kan

er samengewerkt worden met het bedrijfsleven? Het regionale arbeidsmarktbeleid, de doelstelling

van het Werkgeversservicepunt zou meer gericht moeten zijn op de vraagkant van de arbeidsmarkt

door te kijken naar de behoefte van de werkgever. De gemeente zou ervoor moeten zorgen dat er

arrangementen worden georganiseerd waardoor werkgevers zich meer bewust worden van de

kansen en mogelijkheden die het samenwerken met het DWI biedt. Ook kan er winst worden

behaald door niet alleen op basis van harde criteria kandidaten te koppelen aan vacatures maar ook

naar zachte criteria te kijken zoals bedrijfscultuur en type persoonlijkheid. Met name voor de

onderzochte doelgroepen die door hun beperking of afstand tot de arbeidsmarkt een zwakkere

arbeidsmarktpositie hebben. Niet in de laatste plaats moet het belang van een lokale en regionale

visie op re-integratiebeleid genoemd worden,afgestemd op de behoeften en mogelijkheden van de

stad en haar inwoners. Momenteel is er praktisch geen onderscheid op te merken tussen het

landelijke en gemeentelijke re-integratiebeleid. Terwijl het gemeentelijke beleid een hele andere

aanpak vereist dan het landelijke beleid. Concluderend kan gesteld worden dat het re-

Page 72: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

72

integratieproces effectiever kan worden ingericht door zich meer te richten op de vaardigheden die

kunnen worden opgedaan door werk. Het opdoen van vaardigheden moet dan ook centraal in

komen te staan in de samenwerking met de werkgever. Een nieuwe benadering is daarbij gewenst. In

plaats van alleen maar te kijken naar de uitstroom naar betaald werk, zou het DWI zich meer moeten

richten op het opdoen van vaardigheden. Niet alleen verdwijnen vaardigheden het snelst bij (

langdurige)werkloosheid, ook kunnen vaardigheden van pas komen buiten de context van het werk.

Wat is de betekenis van werk voor specifieke doelgroepen, te weten Wajongers en WWIK-ers,

afgezien van de financiële genoegdoening en op welke manier alloceert de overheid deze waarden in

haar re-integratiebeleid ten opzichte van deze specifieke doelgroepen ?

Er is geen sprake van dat de overheid de waarden van haar doelgroepen met betrekking tot de

betekenis van werk een rol laat spelen in haar re-integratiebeleid.

Sterker nog, de overheid heeft ervoor gekozen, ondanks het succesvolle doelgroepenbeleid van

bijvoorbeeld de WWIK, te kiezen voor een eenduidige hervorming van de arbeidsmarkt die geldt voor

alle doelgroepen. Het uitgangspunt hierbij is dat beleid geldt voor iedereen en niet de uitzondering

bepaalt. Samenvattend analyseer ik dat de allocatie van de waarden die een rol spelen bij het vinden

en behouden van werk voor uitkeringsgerechtigde doelgroepen weinig tot geen rol spelen in het re-

integratiebeleid van de overheid, noch in de uitvoering ervan. Het kernargument van deze scriptie is

dat er te weinig aandacht wordt besteed aan deze rol van waarden. Niet alleen speelt dit een

belemmerende rol naar de begeleiding van werk voor de onderzochte doelgroepen, ook beperkt het

de Wajongers en WWIK-ers bij hun zoektocht naar werk op verschillende gebieden. Het begeleiden

van mensen naar werk moet de primaire doelstelling zijn voor Wajongers. Het bijdragen aan een

renderende beroepspraktijk voor WWIK-ers is de primaire doelstelling geweest van de WWIK. Voor

beide doelgroepen hebben waarden geen enkele rol gespeeld in het re-integratie beleid ten opzichte

van deze doelgroepen, maar heeft een verschil van inzicht over deze waarden eerder geleid tot een

gedemotiveerde houding bij de Wajongers en de WWIK-ers. Waarden zoals eigen

verantwoordelijkheid en eigen kracht staan haaks op de waarden die het belangrijkst blijken te zijn

voor de doelgroep zoals sociale participatie, betekenis ontlenen aan werk door de interactie met

anderen en het opdoen van vaardigheden die ook buiten de context van het werk kunnen worden

doorgenomen. De beperkten lijken het kind van de rekening te worden van deze bezuinigingsslag.

Juist nu, terwijl het kabinet inzet op de invoering van de nieuwe Wet Werken naar Vermogen en

iedereen aan de slag blijven er veel mensen aan de kant staan

Page 73: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

73

De doelstelling zorg te dragen voor een zo hoog mogelijke participatiegraad van de beroepsbevolking

van de gemeente Amsterdam is uiteindelijk door de waarden waarop dit re-integratiebeleid van het

DWI is gebaseerd, eerder een belemmering dan een motivatie voor de onderzochte doelgroepen om

geholpen te worden in de zoektocht naar een betaalde baan.

4.2 Aanbevelingen

De waarden die een rol spelen bij de totstandkoming van het overheidsbeleid ten behoeve van de re-

integratie van de onderzochte doelgroepen komen niet of nauwelijks overeen met de waarden die

voor de doelgroep zelf een rol spelen. Het is een actueel en urgent probleem hoe we niet meetbare

sociale verhoudingen en waarden kunnen waarborgen in een competitieve en resultaatgerichte

samenleving. Helemaal gezien het feit dat de onderzochte doelgroepen een economisch zwakkere

uitgangspositie hebben en dus niet of moeilijk mee kunnen komen in de ratrace van de

Prestatiemaatschappij.

Het gevaar van het voorgestelde re-integratiebeleid is het generaliseren van de gehele onderkant van

de samenleving met als doel politiek geëngageerde waarden zoals eigen verantwoordelijkheid en

eigen kracht door middel van dit beleid extra te benadrukken. Het huidige re-integratiebeleid houdt

geen rekening met doelgroepen die niet mee kunnen komen in onze huidige samenleving. Voor de

grootste groep ‘’achterblijvers’’ ( de 32.502 mensen waarin niet of nauwelijks meer geïnvesteerd

gaat worden door de Gemeente Amsterdam) is er geen plek meer over in het budget en dus eigenlijk

niet meer in de samenleving die net als de beleidsnota gedomineerd wordt door concepten zoals

‘’prestatieverbetering, rankings, value for money, efficiency, output, transparantie en excellentie’’.

De gevolgen van dit re-integratiebeleid neigen naar het creëren van een nieuwe, sociale onderklasse.

Daarnaast zijn de voorgestelde maatregelen om de onderkant van de arbeidsmarkt te versimpelen

en productiever te maken door instrumenten te implementeren zoals het meten van de loonwaarde

dubieus en alsnog een papieren tijger. Niet langer is alleen het bedrijfsleven geënt op deze

marktgerichte manier van denken. Ook de publieke dienstverlening staat inmiddels bol van

bedrijfsmatige frasen en concepten. Cliënten worden klanten die zo tevreden mogelijk moeten

worden door middel van projecten en onderzoeken, de resultaten worden gemeten aan de hand van

klanttevredenheidsonderzoeken. Dit proces wordt ook wel de economisering van de samenleving

genoemd ( Noordergraaf, 2011). Een gevolg van de economisering van de maatschappij is dat

burgers te weinig bagage hebben om afgewogen keuzes te maken. Niet in een consumptief patroon,

niet in het kiezen van een baan of studie. Niet in het volgen van een bepaald beleid. Door de

overdaad is er een sluimerend recht op welvaart ontstaan.

Page 74: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

74

Alhoewel het bestudeerde overheidsbeleid nog bol staat van de economische concepten valt het op

dat de geïnterviewde doelgroepen behoefte hebben aan een heel andere benadering van werk dan

een puur economische. Niet alleen het beleid is doorspekt van economische waarden, ook in de

interactie met medewerkers ervaren de geïnterviewden een nijpend gebrek aan menselijke interactie.

Zowel het UWV als het DWI worden door beide doelgroepen ervaren als afstandelijk, onpersoonlijk

en ongeïnteresseerd.

Sociale interactie blijkt de belangrijkste waarde voor de onderzochte doelgroepen in het werk, de

aard van het werk speelt ook een belangrijke rol bij het waarderen ervan. Bij de onderzochte

doelgroepen bleek het bijdragen aan het maatschappelijk nut een grote rol te spelen bij het hoger

waarderen van het werk. Bij de aard van het werk wat onderzocht is door mij hebben de

geïnterviewden telefonisch contact met een (ex) donateur van een goed doel. Onder goede doelen

worden ook culturele instellingen en politieke partijen verstaan. De medewerker gaat een gesprek

aan met de donateur, dit kan zijn om diegene te bedanken, te vragen om een structurele of hogere

donatie, of om de donateur te informeren. Bij de aard van het werk komen diverse communicatie en

argumentatie technieken kijken die worden verfijnd door middel van training en coaching. Veel

geïnterviewden gaven aan deze technieken ook toe te passen buiten de werkomgeving. Naast de

sociale interactie en het verbeteren van de communicatieve vaardigheden wordt ook de regelmaat

hoog gewaardeerd van het werk.

Het DWI zou er goed aan doen, ongeacht de politieke kleur van haar beleid, om op een meer

structurele manier waarden die een rol spelen voor de doelgroep te integreren in haar beleid.

Probeer daarnaast als uitvoeringsinstantie te anticiperen op de toekomst en laat administratieve

procedures daarbij ondersteunend zijn en niet leidend. Maak daarnaast bemiddeling van kandidaten

naar werk niet alleen afhankelijk van het elektronische matchings systeem. Zorg ook voor een goede

intake met een klantmanager die een duidelijk beeld heeft van zowel de kandidaat als van de

beschikbare vacatures, met name op het niveau van de regionale arbeidsmarkt. Zorg ervoor dat je

goede klant en accountmanagers hebt die het overheidsbeleid pro-actief uitdragen, met nadruk op de

voordelen voor werkgevers. Praktisch gezien zou het DWI een aantal aanbevelingen direct kunnen

overnemen om het re-integratiebeleid meer toe te passen op de wensen van de klant en de

werkgever:

- Maak het regionale arbeidsmarktbeleid effectiever door meer in te spelen op de behoefte

van de werkgever. Probeer werkgeversarrangementen te organiseren waarbij de behoefte

en de vraag van de werkgever centraal staat. Besteedt hierbij extra aandacht aan de rol die

Page 75: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

75

het DWI kan spelen in de begeleiding van de kandidaten op het moment dat deze aan het

werk zijn.

- Stel heldere doelstellingen vast voor verschillende doelgroepen ten aanzien van re-

integratie. Zoals ook uit dit onderzoek blijkt is re-integratie gebaat bij differentiatie in beleid.

- Maak de bemiddeling van kandidaten naar werk niet alleen afhankelijk van het elektronische

matchingssysteem van het DWI maar zorg voor een kwalitatieve intake met een

klantmanager die een goed beeld heeft van de kandidaat en de beschikbare vacatures.

- Bemiddel klanten niet alleen op basis van harde criteria maar ook op zachte criteria zoals

bedrijfscultuur en type persoonlijkheid. Het werven op basis van zachte criteria is met name

van belang voor de onderzochte doelgroepen. Zowel Wajongers als de WWIK-ers hebben

door hun beperking of afstand tot de arbeidsmarkt een zwakkere arbeidsmarktpositie.

Wanneer er rekening wordt gehouden met zachte criteria bij de werving is er meer kans van

slagen voor de middellange termijn van het traject. Op die manier blijven mensen ook aan

het werk.

- Het is onnodig en ineffectief om zoveel te bezuinigen op sociale participatie. De onderzochte

doelgroepen ervaren sociale participatie als het belangrijkste doel van werk wanneer we de

financiële genoegdoening buiten beschouwing laten. Laat het re-integratiebeleid op deze

waarde aansluiten.

- Zorg naast een implementatie van het landelijke, politieke beleid ook voor een lokale en

regionale visie op het re-integratiebeleid. Zorg ervoor dat deze visie ook is afgestemd op de

behoeften en mogelijkheden van de stad en haar inwoners. Momenteel is er praktisch geen

onderscheid te ontdekken in de nota tussen het landelijke en gemeentelijke beleid. Terwijl

het gemeentelijke beleid gezien de regionale context een andere visie en aanpak vereist dan

het landelijke beleid.

- Draag zorg voor het feit dat voordelen voor de werkgever door mensen uit de bijstand aan te

nemen zichtbaarder worden bij het Midden- en Kleinbedrijf. Alle mensen die een WWIK of

Wajong uitkering hadden en aan het werk waren bij het onderzochte bedrijf zijn daar niet

terecht gekomen door bemiddeling van een jobcoach of klantmanager.

- Stel het re-integratieproces meer in op het verkrijgen van vaardigheden door werk, in plaats

van alleen maar op het verkrijgen van (betaalde) arbeid. Zorg voor een focus op het opdoen

van vaardigheden waar mensen ook iets aan hebben in hun privéleven, in plaats van de

grootste focus op betaalde arbeid als belangrijkste intrinsieke waarde.

Niet in de laatste plaats wil ik het belang van een visie benadrukken, ondanks de schommelingen in

de politiek. Uit mijn onderzoek is gebleken dat zowel onder de geïnterviewde doelgroepen als onder

Page 76: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

76

de medewerkers van het DWI zelf een gebrek aan visie wordt ervaren. Er is behoefte aan een visie op

de samenleving waarin wordt gekeken naar wat ieder individu afzonderlijk kan betekenen, door te

focussen op mogelijkheden, en niet op beperkingen. Niet in de laatste plaats door je te verbinden

met de ander. Want in de interactie komt de daadwerkelijke betekenisgeving tot stand.

5. Literatuurlijst

Arendt, Hannah ( 1958) De menselijke conditie. Amsterdam: Boom.

Astri Beleidsonderzoek en –advies (2012) Projecten arbeidsmarkt. Aansluiting vraag en aanbod van

laaggeschoold werk http://www.astri.nl/projecten/arbeidsmarkt-en-werkgelegenheid/aansluiting-

vraag-en-aanbod-van-laaggeschoold-werk/, geraadpleegd op 5 juni 2012

Becker, Gary (1993) Human Capital. A Theoretical and Emperical Analysis. Chicago: Chigago

University Press.

Beleidsnota DWI Re-integratie, volwasseneducatie en inburgering 211-2015. Werken het doel

Participeren de norm. Actualisatie 2012. Amsterdam.

Beer, Paul de (2001a) Over werken in de postindustriële samenleving. Amsterdam: Amsterdam

University Press.

Beer, Paul de (2001b) Werk, een uitgewerkt medicijn? Arbeidsparticipatie, welvaart en sociale

ongelijkheid in de postindustriële samenleving. Nijmegen: SUN.

Beer, Paul de(2008) Iedereen aan het werk? Amsterdam: Amsterdam University Press.

Page 77: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

77

Beer, Paul de (2009) Arbeidsmarktgevolgen crisis worden schromelijk onderschat. Me Judice, jaargang

2, 13.

Blonk et al.(2007) Predictors of job search behavior among employed and unemployed people,

Personnel Psychology: Amsterdam

Boeije, A ( 2005) Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Amsterdam: Boom-Lemna

uitgevers.

Botton, A. de (2006) Ode aan de Arbeid. Amsterdam- Antwerpen: Atlas.

Boelhouwer, Jan (2009) Leefsituatie en kwaliteit van leven. Den-Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

CPB (2011a) http://www.cpb.nl/publicatie/van-bijstand-naar-wajong, geraadpleegd op 9 april 2012

CPB (2012a), www.cpb.nl/kostenwajong, geradpleegd op 11 april 2012

CBS (2012b) (http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/arbeid-sociale

zekerheid/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-014-pb.htm, geraadpleegd op 29 mei 2012

Daly, Mary (2010) Assessing the EU approach to combating poverty and social exclusion in the last

decade. Bruxelles: Europe 2020.

Echtelt, P. van en S. Hoff (2008) Wel of niet aan het werk? Achtergronden van onbenut

arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten. Den-Haag: Sociaal Cultureel

Planbureau/ Raad voor Werk en Inkomen .

Echtelt, Patricia van (2010) Een baanloos bestaan. Een onderzoek naar werk voor werklozen,

arbeidsongeschikten en werkenden. Den-Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

Echtelt, P. van (2011) Maakt werk gelukkig? : tevredenheid van werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten. Arbeidsvraagstukken, 27

Engbersen, Godfried (1994) Publieke bijstandsgeheimen, het ontstaan van een nieuwe onderklasse in Nederland. Leiden/Antwerpen: Stenfort/Kroese

Eurostat ( 2011) Job satisfaction within Europe. http://ec.europa.eu/social/search.jsp?langId=en&menuType=basic, bezocht op 04-05-2012.

Felling, A.J.A (2004) Het proces van individualisering in Nederland, een kwart eeuw sociaal-culturele

ontwikkelingen. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.

FNV (2012) Werk en leven Wajonger anno 2012

http://www.fnvbondgenoten.nl/werk_en_leven/wajonger, geraadpleegd op 12 mei 2012

Frey, B.S and Stutzer,A. (2002) Happiness and economics. How the economy effects the well being.

Princeton: Princeton University Press.

Gemeente Amsterdam (2011) Meerjarenplan Inkomen Armoedebestrijding 2011-2015. Gemeente

Amsterdam: Dienst Werk en Inkomen

Page 78: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

78

Groot, I.M. de Graaf-Zijl en J.P. Hoff. (2009) Re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigde

werkzoekenden. Den-Haag: Raad voor Werk en Inkomen.

Hettinga, E. (2007) Een leven zonder baan : een onderzoek naar de invloed van intrinsieke en

extrinsieke werkkenmerken op gezondheid, levensgeluk en zoekgedrag van werklozen.

Masterthesis:Universiteit Twente Enschede

Hoof, J. van (2006) Arbeidsethos in verandering. Deventer: Kluwer

IVA beleidsonderzoek en advies( 2011) Factsheet werkbelevingsonderzoek. Tilburg:IVA

IVA beleidsonderzoek en advies (2010) In opdracht van het Ministerie van Sociale zaken en

Werkgelegenheid. Onderzoeksrapport. Evaluatie van de Wet Werk en Inkomen Kunstenaars. Tilburg:

IVA.

IVA beleidsonderzoek en advies (2011) In opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid. Van baanzekerheid naar werkzekerheid, belemmeringen en succesfactoren voor

arbeidsmobiliteit. Onderzoeksrapport, Tilburg:IVA.

IWI (2006) Werken aan sociale activering als eerste stap in re-integratie. Den-Haag: Inspectie van

Werk en Inkomen.

Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid in opdracht van de Raad voor werk en inkomen

( 2011) Iedereen aan de slag. Hoe het UWV en de gemeenten de vraag naar arbeid en het aanbodvan

werkzoekenden bijeenbrengen. Den-Haag: Raad voor Werk en Inkomen.

Ministerie van Sociale zaken en werkgelegenheid (2011) Startnotitie WWIK. Den-Haag: Raad voor

Werk en Inkomen

Nussbaum, Martha ( 2011) Mogelijkheden scheppen. Amsterdam: uitgeverij Ambo

Oorschot, W. van (2000) Who should get what and why? On deservingnes criteria and the

conditionality of solidarity among the public. In: Policy and politics, jg 8 nr.1.

Oswald, Andrew J. ( 1997) Happiness and economic perfomance. England: University of Warwick.

Rijksoverheid (2009) Actieplan jeugdwerkloosheid per regio.

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jongeren-en-werk/documenten-en-

publicaties/kamerstukken/2009/05/29/actieplan-jeugdwerkloosheid.html) geraadpleegd op 2 mei

2012

Rijksoverheid (2012a) http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-werken-naar-vermogen-

wwnv/gevolgen-voor-huidige-wajongers-wswers-en-wwbers), geraadpleegd op 26 mei 2012

Rijksoverheid (2012b) Hoofdlijnennotitie Wet Werken naar Vermogen. Den-Haag.

Rijksoverheid (2012c) www.rijksoverheid.nl/WWIK, geraadpleegd op 16 april 2012

Rekenkamer ( 2009) Vervolgonderzoek re-integratie. Van bijstand naar werk. Amsterdam:

Rekenkamer Amsterdam

Page 79: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

79

Regioplan beleidsonderzoek en advies (2009) De Wajonger als werknemer. Een onderzoek naar

duurzame arbeidsparticipatie van Wajongers. Onderzoek in opdracht van het FNV en gefinancierd

door het GAK. Eindrapport. Amsterdam: Regioplan Amsterdam.

Regioplan beleidsonderzoek en advies (2010) Monitor loonkostensubsidie UWV. Onderzoek in

opdracht van het UWV. Eindrapport. Amsterdam: Regioplan Amsterdam .

Research voor Beleid (2009) Probleemanalyse niet participerende jongeren. Research voor beleid,

Zoetermeer http://acceptance.onderzoekwerkeninkomen.nl/rapporten/s5yo90mr/probleemanalyse-

niet-participatie-jongeren.pdf, bezocht op 1 april 2012

Stellinga, Marieke (2012) Column Economie. NRC Handelsbad, 05-05 2012.

SCP (2009) De Sociale staat van Nederland. Den-Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.

SCP (2011) Beleidsbrief. Wajong groeit explosief,samenhang met bijstand belangrijk. Den-Haag:

Sociaal Cultureel Planbureau

Stone, Deborah (2002) Policy Paradox: The Art of Political Decision Making. London / New York:

W.W. Norton & Company. Revised Edition, 2002.

Yanow, Dvora (1993) “The communication of policy meanings: Implementation as interpretation and

tekst”. Policy Sciences 26

The World book Of Happiness (2011). De wijsheid van 100 geluksprofessoren uit de hele wereld.

Belgie: Lannoo

UWV (2010) de Wajongmonitor.

http://www.uwv.nl/overuwv/Images/Wajongmonitor_tweede_rapportage.pdf, geraadpleegd op 11

mei 2012.

Veenhoven, R. (2002) Het grootste geluk voor het grootste aantal. Geluk als richtsnoer voor beleid.

Promotie: Erasmus Universiteit Amsterdam.

Van Ewijk, Casper en Teulings, Coen(2009) De grote recessie. Het Centraal Planbureau over de

kredietcrisis. Balans: Amsterdam

Yanow, Dvora (1996) How Does a Policy Mean? Interpreting Policy and Organizational Actions.

Washington D.C.: Georgetown University Press

Yanow, Dvora (2000). Conducting interpretive policy analysis. Qualitative Research Methodes Series

47. Sage, London

Page 80: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

80

Bijlage 1

vragenlijst survey om doelgroep in kaart te brengen, afgenomen onder 180 medewerkers

Naam:

Adres:

Woonplaats:

Leeftijd:

M/V:

Gezinssamenstelling:

Kostwinner: ja/nee/gedeeltelijk

Datum in dienst:

Page 81: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

81

Gemiddeld aantal uren per week werkzaam bij TFC/KDJ :

Gemiddeld jaarinkomen:

Hoogst genoten afgeronde opleiding:

Welke opleiding heb je gevolgd?

Volg je op dit moment een opleiding ? ja/nee - bij ja, welke opleiding ?

Wanneer denk je de opleiding af te ronden ?

Welk beroep oefende je uit voordat je bij TFC kwam werken?

Wat is je huidige beroep / situatie naast je werk bij TFC ?

Ontvang je momenteel een uitkering ? ja/nee – bij ja, wat voor uitkering?

WWIK

WA-jong

Ontvang je deze uitkering geheel of gedeeltelijk?

Bijlage 2

Uitwerking interviews

Wat is de verwachte waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen?

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Marijn, 35 jaar, man. Voormalig WWIK-er.

Marijn (WWIK)

Marijn, 35, heeft een achtergrond als kunstenaar. Momenteel is Marijn beeldend kunstenaar en

zoekt daarbij een aanvulling op zijn inkomsten, vandaar dat hij werkzaam is bij Kalff en de Jager.

Marijn zijn WWIK uitkering stopt per juli. Marijn begint makkelijk een gesprek met mensen en is

Page 82: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

82

extravert en enthousiast. Hoe zijn dag is, is erg afhankelijk van zijn humeur. Soms vind Marijn het

moeilijk om met veel negativiteit aan de telefoon om te gaan.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Sinds ongeveer een half jaar, rond de zomer denk ik.

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Ongeveer een half jaar, ik was voornamelijk bezig met mijn eigen industriële ontwerpen maken en

vorm geven, dat doe ik nog steeds maar ik kan er niet van rondkomen.

3. Zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Ja, meer vrijheid. Vrijheid betekent voor mij in essentie kunnen doen waar ik zelf zin in heb. Niet

hoeven luisteren naar een baas of naar een ander zijn tijd. De maatschappij draait steeds meer om

de macht van het werk. Het vele werken zorgt voor veel onderschatte negatieve effecten.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Ja, minder geld en daardoor meer ( financiële) onzekerheid.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Ik krijg er positieve energie van, fijne werksfeer. Prettige collega`s. Prettig om iets te hebben om voor

op te staan. Bijdragen aan de goede dingen in de maatschappij door de aard van het werk.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

De continue druk om te presteren. Het is nooit goed genoeg. Wanneer is iets überhaupt genoeg?

Het is soms lastig om bij jezelf te blijven. Ik ben spanningsgevoelig en krijg daardoor last van projectie

en voel me soms onvrij. Werken in vrijheid als kunstenaar is voor mij de essentie, het wezen van de

dingen. Er is zo weinig bekend over de negatieve effecten van teveel werken. We zitten allemaal vast

in de kapitalistische greep van de macht voortgestuwd door een ongeremde consumptiebehoefte.

We zitten vast in een maatschappij waarbij we niet meer weten hoe dingen geproduceerd worden,

Page 83: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

83

wat we zelf echt werkelijk willen en hoe de macht verdeeld is. We zijn een slaaf geworden van onze

eigen consumeerdrang opgelegd door een kapitalistische ideologie.

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

De voordelen.

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jou idee in je zoektocht naar werk?

Niet begeleid. Ik heb een paar keer een mailtje gehad en dat was het. Verder moest ik de hele

papierhandel ieder jaar opsturen om te bewijzen dat ik niet boven de 125% norm kwam.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Slecht dus.

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

De collega`s en sociale interactie.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

Een doel hebben en een reden om op te staan.

Wat is de verwachte waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen? 20 interviews met de

doelgroep over de waarde van werk.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Hannie (WWIK)

Hannie, 64, vindt het belangrijk om autonoom kunstenaar te kunnen zijn, en combineerde haar werk

dan ook al meerdere malen met een baan als callcenter medewerker. Daarnaast werkt zij ook nog als

coach en producent. Hannie is zelfverzekerd, positief ingesteld en ondernemend. Hannie vindt het

leuk om contact te maken en blijft altijd vriendelijk. Ze is heel loyaal ingesteld en vindt het leuk om

mee te denken. Hannie vindt het soms moeilijk dat ze ‘’slechts’’ callcenter medewerker is.

Page 84: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

84

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Sinds ongeveer 2 jaar.

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Heel lang misschien wel 10 jaar. Wegens fysieke beperkingen ben ik tijdelijk arbeidsongeschikt

verklaard. Ik heb daarvoor leiding gegeven in een hotel. Door slechte privé omstandigheden raakte ik

uit de roulatie. De kunstvakopleiding heb ik al jaren geleden gedaan. Ik schilder nog steeds wel, maar

voornamelijk voor mijzelf.

3. Wat zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije

tijd, meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Achteraf nee, absoluut niet. Destijds dacht ik van wel. Ik had veel tijd voor mijn gezin. Ik had echter

niet door dat ik me steeds slechter ging voelen als mens doordat ik de waardering voor wie ik was al

die tijd had moeten missen. Daarnaast werd alles een grote belemmering voor me, ik kon bij wijze

van spreke opzien tegen een was draaien.

4. Wat zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Ik had geen eigen waarde meer. Voelde me maatschappelijk afgestompt. Voelde me beperkt en

gevangen in mijn uitkering. Ik zat in een vicieuze cirkel waarvan ik niet wist hoe ik die moest

doorbreken. Ik was gewend geraakt aan de status quo. Naast mijn fysieke beperkingen verergerde

ook mijn psychische klachten. Ik had niet door dat dit lag aan het feit dat ik al zo lang thuis zat.

Met het verdwijnen van een baan verdween ook mijn zelfrespect. Ik had geen eigen waarde meer.

Voelde me maatschappelijk afgestompt. Voelde me beperkt en gevangen in mijn uitkering. Ik zat in

een vicieuze cirkel waarvan ik niet wist hoe ik die moest doorbreken. Ik was gewend geraakt aan de

status quo. Naast mijn fysieke beperkingen verergerde ook mijn psychische klachten. Ik had niet

door dat dit lag aan het feit dat ik al zo lang thuis zat. Sinds ik hier werk ben ik veranderd. Ik voel me

sterker, tel maatschappelijk weer mee. Ik hoor er weer bij.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Ik ben veranderd. Ik voel me sterker, tel maatschappelijk weer mee. Ik hoor er weer bij.

Page 85: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

85

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

Ik heb wat minder tijd voor mijn gezin. Echter werken deze voordelen voor mij niet op tegen de

nadelen.

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

De voordelen zonder twijfel. Ik was zo lang uit de arbeidsmarkt, ik had helemaal geen zelfvertrouwen

meer en vond mezelf niets waard. IK leefde in een vicieuze cirkel. Naar de supermarkt gaan of een

boodschap doen was al een hele onderneming. Nu doe ik dit allemaal tussendoor. Ik ben weer trots

op mezelf.`

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jouw idee in je zoektocht naar werk?

Ben ik erg in teleurgesteld. Het sloot niet aan op mijn persoonlijke behoefte. Ik kreeg banen

aangeboden die niet mijn interesse hadden maar daarnaast ook niet aansloten op mijn werkervaring.

Er zou meer moeten worden gekeken naar wat mijn arbeidsmogelijkheden en beperkingen zijn en

vanuit daar mij bemiddelen naar een baan. Uiteindelijk heb ik deze baan zelf gevonden via internet.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Zonde van de tijd en het geld. De begeleiding gebeurt niet door de juiste mensen. De klantmanagers

zijn alleen maar geïnteresseerd in procedures en protocollen niet in wie ze tegenover zich hebben

zitten.

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

De waardering voor mij als mens en de doorgroeimogelijkheden binnen het bedrijf.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

De waardering voor wie ik ben als mens.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Page 86: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

86

Racha (Wajong)

Racha heeft HAVO gedaan en is daarna verschillende opleidingen gestart. Zij heeft een HBO

propedeuse behaald, maar heeft vervolgens geen opleidingen afgerond. Later bleek zij twee

darmaandoeningen te hebben waardoor zij simpelweg niet in staat was fulltime te studeren. Racha is

soms onzeker door haar aandoening en heeft meer tijd nodig als anderen om ‘’in het werk te

komen’’.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Een aantal maanden.

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Ongeveer een half jaar. Na de scheiding met mijn man heb ik een tijdje thuis gezeten. Door mijn

drukke karakter kwam ik erachter dat ik ADHD had. In plaats van bij de bijstand kwam ik bij het UWV

terecht. Dat was echter zoveel gedoe en duurde zo lang dat ik zelf maar snel aan het werk ben

gegaan.

3. Zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Nee, ik kan er eigenlijk geen voordeel van niet werken opnoem afgezien van meer tijd voor de

kinderen.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Ja, meer zorgen, minder geld. Daarnaast voelde ik me erg lusteloos.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

De voordelen van dit werk zijn voor mij dat ik werkervaring opbouw op mijn c.v en een stuk minder

bang ben. Ik heb geleerd om te communiceren en met een nee en met negativiteit om te gaan. Je

leert daarnaast andere mensen kennen die je normaal leert kennen. Het leukste van hier werken

vind ik de totale diversiteit aan collega`s. Het is ook erg flexibel. Door de moedershift heb ik

voldoende mogelijkheden om mijn werk flexibel in te delen en thuis te zijn wanneer de kinderen

Page 87: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

87

thuis komen dat vind ik erg prettig. Daarnaast is de werksfeer gemoedelijk en zijn de meeste

collega`s als vrienden voor mij.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

Die bestaan voor mij niet.

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

De voordelen.

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jouw idee in je zoektocht naar werk?

Er is de voortdurende verplichting om alles aan te geven en te registeren wat je doet. Wanneer je

werkt wordt dit overigens ook van je uitkering afgetrokken, dus bepaald motiverend is dit niet.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Die heb ik niet ervaren.

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

Het afwisselende karakter van het werk, de verschillende campagnes, de mogelijkheid om mijn tijden

flexibel in te delen.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

Het geeft me genoegdoening. Ik vind het prettig om op deze manier iets te betekenen voor de

maatschappij. Het is afwisselend. Als ik genoeg heb van het bellen kan ik een keer corvee doen of

coachen. Het is goed te combineren met kinderen.

Wat is de verwachte waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen? 20 interviews met de

doelgroep over de waarde van werk.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Page 88: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

88

Hans (WWIK)

Hans, 55, is excentriek en vriendelijk. Hans heeft zowel politicologie als een kunstvakopleiding

gevolgd. Na jaren in de IT- sector te hebben gewerkt, wil de Hans graag aan de slag in de kunst.

Echter Hans kwam na zijn ontslag als IT-er gezien zijn leeftijd moeilijk ergens anders aan de slag.

Vandaar dat Hans werkt bij Kalff en de Jager. Hans is gemotiveerd, en weet vanwege zijn achtergrond

als politicoloog veel van de achtergrond van de goede doelen af. Hij heeft een prettige stem, is rustig

en wordt door de nieuwe bellers gezien als een ervaren kracht. Hans vindt het soms moeilijk om zich

aan de regels te houden.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Ik werk hier sinds januari 2009

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Voordat ik hier kwam heb ik een half jaar lang mijn eigen projecten geprobeerd rendabel te maken.

Nu ik weet dat de WWIk afloopt zal ik ook meer moeten gaan werken.

3. Zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Ja, veel meer tijd zelf in te delen. Ben musicus, maak videoproducties onderhoud websites van

anderen en hou me bezig met de strijd voor democratie in Iran. Ik ben inmiddels zestien jaar in

contact met een aantal Iraniërs om daar op een geweldloze manier iets te veranderen aan de status

quo daar.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Ja, natuurlijk miste ik de financiële vooruitgang. De controles op mijn administratie vond ik

vervelend.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Ja, ik doe iets waar ik zelf tot op zekere hoogte me prettig bij voel. Daarnaast worden mijn retorische

vermogens hierdoor ook aangescherpt. Ik maak soms ook wel gebruik in de gesprekken privé van de

Page 89: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

89

gesprekstechnieken die ik op mijn werk leer dat vind ik eigenlijk zowel een voordeel als een nadeel.

Ik hou ook van het samenwerken en vind het contact met collega`s bijzonder en prettig ik voel me

hier erg thuis, het is mijn tweede huis.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

Wat ik een groot nadeel vind is dat het geestelijk erg inspannend is, `s avonds mis ik daardoor de puf

om voor mezelf aan de slag te gaan. Dat vind ik weleens jammer. Waar doe je het dan voor vraag je

je dan weleens af. Wanneer je erover nadenkt, vliegt de tijd zonder dat je echt bezig bent met wat je

echt zelf leuk vind omdat je daarvoor te moe bent. Mentaal is het dus erg zwaar, vandaar dat ik er

ook voor heb gekozen om lopend naar mijn werk te komen, tegen de tijd dat ik dan thuis ben heb ik

mijn werk dus letterlijk achter me gelaten.

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

Nee, het geld blijft de grootste reden. De financiële verplichtingen die ik moet voldoen is de grootste

reden dat ik hier werk. Wanneer ik de mogelijkheden had, zou ik wellicht op een andere manier in

mijn levensonderhoud willen voorzien en alleen van de kunst leven. Ik ben vaak `s avonds uitgeput

en kan me niet meer inspannen om voor mezelf aan het werk te gaan. De tijd is voorbij geflitst en nu

werk ik hier al langer dan ik eigenlijk wil. Mentaal is het ook behoorlijk zwaar. Ik kom niet voor niets

tegenwoordig lopend naar me werk, zodat als ik thuis ben het werk letterlijk en figuurlijk achter me

gelaten, ondertussen kom ik niet meer toe aan mijn eigen kunstprojecten omdat ik daar de puf niet

meer voor heb.

8. Op welke manier heeft de jo coach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jou idee in je zoektocht naar werk?

Er is nooit serieus werk van gemaakt. Diegene die de WWIK moest uitkeren zei dat ik er toch nog

maar drie maanden voor in aanmerking kwam, dus dat ik beter alvast op zoek kon gaan naar iets

anders. Met alle respect hoor Janine, maar een of andere no-no hoeft mij niet uit te leggen hoe ik

een sollicitatiebrief schrijf of mijn administratie op orde breng.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Zie het antwoord op vraag 8.

Page 90: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

90

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

De collega`s en de fijne sfeer, de vrienden die ik hier inmiddels heb gemaakt.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

De betekenis voor mij is dat ik met dit werk op een redelijk ethische manier mijn geld kan verdienen

met doelen waar ik zelf ook een goed gevoel bij heb.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Adam (Wajong)

Adam heet HAVO gedaan en is voor tachtig procent blind. Hij is geïndiceerd met een volledige

Wajong uitkering. Echter, Adam wil graag werken, maar omdat hij gekort wordt op zijn Wajong

uitkering als hij gaat werken is hij niet heel gemotiveerd. Adam is creatief en houdt van kunst en

theater. Adam zoekt vaak de grens op en vind het soms lastig om in een sociale setting te

functioneren. Daarnaast heeft hij moeite met de spanning die het werk soms met zich meebrengt.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Sinds vijf maanden.

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Ongeveer een half jaar denk ik.

3. Zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Nee, ja meer vrije tijd. Maar dit hoeft niet per se een voordeel te zijn. Ik heb dit ook niet ervaren als

een voordeel. Ik werk echt voor het geld, dat is mijn eerste beweegreden. Ik ervaar de tijd wanneer

ik niet werk dus ook als frustrerend omdat ik geen tijd heb om iets leuks te doen. Het is niet dat ik

meer activiteiten onderneem wanneer ik werkloos ben. Het enige waar ik wel plezier aan beleef is

dat ik meer boeken lees.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Page 91: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

91

Ja, nog minder geld. Ik verveelde me daarnaast ook. Ik ben ongeveer een half jaar werkloos geweest,

in die periode had ik erg veel tijd, maar die tijd zei me niet zoveel, want er was nooit tijd dat ik wel

werkte. De ontspanning voelde dus niet als verdiend. Ik verveelde me eigenlijk alleen maar. Nu ik

werk vind ik het fijn om me te ontspannen.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Ja, het is goed voor mijn c.v. Ik bouw werkervaring op. Ik leer veel, ben minder bang. Ik kom andere

mensen tegen. Ik doe vaardigheden op die ik anders niet op zou doen. Het leukste van hier werken

vind ik de diversiteit aan mensen. Er werken hier mensen van alle leeftijden. Dat vind ik ook heel

leuk.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

Ja, ik kon lang niet omgaan met de negativiteit aan de telefoon. Je doet je best en mensen zijn zo

boos en negatief. Ik vond dit moeilijk om dit niet persoonlijk te betrekken. Je voelt altijd een druk om

te presteren daar werd ik onzeker van. Nu is dat wel veel beter geworden.

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

Ja, ik heb meer begrip voor wat ik aan het doen ben. De techniek en de gunfactor zijn me eigen

geworden.

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jouw idee in je zoektocht naar werk?

Sinds mijn 18e ben ik tachtig tot honderd procent afgekeurd. Het klinkt logisch, maar het systeem zit

zo in elkaar dat er wordt gekeken naar het percentage dat je niet kan werken. Maar hier wordt alleen

gekeken in beperkingen en niet in mogelijkheden.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Slecht. De volledige uitkering voor 23+ is ongeveer 900 euro, dit is bijstandsniveau. Het deel wat niet

kan worden verdiend met een bijbaan wordt dan vergoed door het UWV. Ik heb daar zelf geen

Page 92: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

92

behoefte aan. Er wordt nooit gedacht in mogelijkheden. Denken alleen in beperkingen en in

processen. Mijn instelling is kan het niet linksom dan doen we het rechtsom. Die instelling vind ik niet

terug bij het UWV. Ze zijn daar alleen goed in het beheer van de centjes. Dat vind ik jammer.

Daarnaast vind ik het beleid dubbelzinnig. Ik kan me ook niet voorstellen dat je bij het UWV wilt

werken, het lijkt zelf wel een sociale werkplaats. Het systeem zit zo in elkaar dat hetgeen ik niet kan

verdienen wordt vergoed met looncompensatie. Maar ik krijg de maximale uitkering al, dat is 900

euro. Wanneer ik meld dat ik hier werk, ga ik er niet op vooruit, maar wordt vanwege mijn beperking

mijn inkomsten van mijn uitkering afgehaald. Dat is dus een directe demotivatie om niet aan het

werk te gaan. Ik mag op jaarbasis twintig procent meer verdienen dan mijn uitkering. Maar dan werk

ik nog geen vier uur per week. Dit is gek, want zeker bij jongeren is geld een primaire drijfveer,

wanneer je de wens hebt om te werken wordt je dus eigenlijk financieel gestraft. Een ander nadeel

vind ik de continue druk om te presteren. Je moet altijd je best doen, iedere seconde, ieder uur. Dat

is lastig en vraagt veel van je.

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

De mensen en de cultuur.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

Ik zit niet thuis, ik voel me nuttig. Het vult mijn tijd. Net als iedereen is het belangrijk voor mij omdat

mijn werk mij sociaal contact geeft en financiële zekerheid.

Wat is de verwachte waarde van werk voor deze specifieke doelgroepen?

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Thea (WWIK)

Thea, 28, is opgeleid als theaterwetenschapper en danseres en heeft altijd in de wereld van dans en

theater gewerkt. Ze wil zich blijven ontwikkelen op dit gebied en heeft plannen om naast het

dansen/acteren zich te gaan verdiepen in scenario schrijven en monteren. Haar WWIK uitkering is

recent gestopt en voor een stabiele basis werkt zij bij Kalff en de Jager. Thea is vrolijk en makkelijk in

de omgang.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Page 93: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

93

Een aantal maanden

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Ik ben niet werkloos geweest voor ik hier in dienst kwam, ik was bezig met verschillende andere

dingen.

3. Zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Ja, ik ben bezig gegaan met het opstarten voor een centrum van palliatieve zorg. Mensen op een

artistieke manier begeleiden bij het sterven. Daarnaast heb ik de enscenering gedaan van

verschillende mime-voorstellingen. Ik ben ook bezig met de dramaturgie voor een locatietheater. De

meeste dingen zijn niet betaald, maar ik kan dus niet echt spreken van een periode niet werken.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Nee dus.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Een financiële basis hebben geeft me rust. Zeker nu er zoveel bezuinigingen zijn is het voor mij heel

spannend of ik enige vorm van subsidie voor mijn projecten kan ontvangen. Soms heb ik een aantal

maanden erg veel werk en daarna is het weer een aantal maanden erg stil. Dit is financieel erg

onzeker. Door hier te werken zorg ik voor een soort basis inkomen voor mezelf. Dat heb ik nodig. Het

zorgt ervoor dat ik me beter kan richten op hetgeen ik echt leuk vind, theater.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

In het begin vond ik het directe contact aan de telefoon erg moeilijk. Gelukkig werd ik veel gecoacht.

Het is wel inspannend om continu te moeten presteren. Een voordeel van de coaching is dat je de

gesprekstechnieken ook buiten werk kunt toepassen. Ik ben bijvoorbeeld net voor mezelf begonnen

en durf nu veel makkelijker een gesprek aan te gaan met een potentiële klant.

Page 94: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

94

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

De voordelen zijn groter voor mij.

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jou idee in je zoektocht naar werk?

Dat is niet echt van toepassing op mij geweest. Voor de WWIK moest ik voornamelijk mijn financiën

continu verantwoorden. Ik ben administratief niet zo sterk, dus het is weleens voorgekomen dat ik

tot driemaal toe mijn aanvraag opnieuw heb moeten verzenden. Mijn ervaringen met de contacten

bij het DWI zijn erg wisselend.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

n.v.t

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

De rust en de regelmaat die de financiële basis mij biedt. Daarnaast is het ook een prettige

afwisseling op de kusscène. De sfeer is ontspannen, de locatie leuk en iedereen kent elkaar.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

Het geeft me zekerheid en daardoor rust om me beter te kunnen richten op mijn theaterprojecten.

Ook de collega`s vormen een welkome afwisseling.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Remi (WWIK)

Remi, 26, is afgestudeerd aan het conservatorium in de richting van popmuziek. Remi speelt in twee

verschillende bands, is erg creatief maar kan niet rondkomen van alleen de muziek en werkt daarom

bij Kalff en de Jager. Remi is goed in het aanvoelen van stemmingen en sferen. Zowel bij collega`s als

met de donateurs kan hij hier goed op inspelen.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Ik werk hier sinds het eind van vorige zomer, sinds september.

Page 95: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

95

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Je kan eigenlijk niet echt spreken van werkloos zijn. Nadat ik was afgestudeerd aan het

conservatorium was het voor mij moeilijk om gelijk fulltime mijn geld met muziek te verdienen.

Vandaar dat ik een aanvraag voor de WWIK had gedaan. Alleen soms speelde ik in een bandje, maar

soms ook even niet, om de gaten tussen de drukke periodes te vullen ben ik hier gaan werken.

3. Zijn voor jou voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Het was wel lekker om veel vrije tijd te hebben maar ik merkte ook dat ik steeds minder productief

werd. Als ik bijvoorbeeld om vier uur pas een repetitie had, stond ik pas rond 1 uur op. Ik ging steeds

meer `s nachts leven en daardoor kwam er ook niet meer van de grond qua muziek.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Ja, door het nachtleven en de muziek ondernam ik overdag weinig tot niets. De WWIK kwam toch

wel binnen. Ik raakte echter wel lusteloos van zo weinig ondernemen en kreeg het gevoel in een

vicieuze cirkel beland te zijn.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Best veel eigenlijk. Het is fijn dat ik mijn eigen tijden in kan delen en het werk kan combineren met

de muziek. Wanneer ik op tournee moet en daarvoor vrij wil nemen is dat nooit een probleem.

Andere voordelen zijn dat ik sinds kort ben doorgegroeid als coach. Dat is natuurlijk goed voor mijn

eigen waarde en ontwikkeling! Er wordt veel in mij geïnvesteerd om mij een goede coach te maken.

Ook het contact met collega`s is leuk. Op vrijdag doen we vaak nog een biertje na het werk.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

Ik merk doordat ik bijvoorbeeld nu in het traject van coach zit, ik meer moet werken. Daardoor houd

ik minder tijd over voor de muziek. Als ik acht uur heb gewerkt en getraind heb ik als ik werk echt de

puf niet meer om me op de muziek te storten, dat werkt alleen als ik een halve dag heb gewerkt.

Page 96: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

96

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

Wanneer ik parttime kan werken ben de voordelen het grootst, dan kan ik investeren in de muziek

en in mezelf.

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jouw idee in je zoektocht naar werk?

Dat was eigenlijk heel verschillend. Het ene jaar was de medewerkster van het DWI heel erg

vriendelijk, het andere jaar werden er vragen gesteld tot achter de punt en komma. Eigenlijk was er

niet echt een pijl op te trekken. Al met al was het een hoop administratieve rompslomp, al vond ik

het wel een luxe positie om geld te krijgen.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Momenteel stopt de WWIK, in juni krijg ik het voor het laatst. Daarom sturen ze me nu ook af en toe

vacatures op, daar wordt ik tot nu toe niet echt enthousiast van.

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

De mogelijkheid om me te ontwikkelen als coach.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

Het geeft me eigenwaarde en er worden mogelijkheden geboden om me verder te ontwikkelen.

Vragenlijst interviews doelgroepen WWIK-ers en WA-jongers

Jaimy (Wajong)

Jaimy heeft Havo gedaan en is vervolgens tweemaal een HBO opleiding gestart, maar heeft deze

beiden niet afgemaakt. Tijdens zijn studie heeft Jaimy verschillende bijbanen gehad waaronder ook in

callcenters. Jaimy is rustig, vaardig en een harde werker. Jaimy heeft vanwege een psychische

aandoening een WAJONG uitkering.

1. Hoe lang ben je inmiddels in dienst?

Sinds twee maanden.

Page 97: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

97

2. Hoe lang ben je ongeveer werkloos geweest voor je hier in dienst kwam?

Ongeveer een half jaar. Mijn laatste baantje was bij de AJAX experience. Daar moest ik mensen

rondleiden en buffetten opruimen, maar dat was veel te zwaar, daar ben ik mee gestopt.

3. Zijn voor jouw voordelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn meer vrije tijd,

meer tijd voor hobby`s, meer tijd voor uitrusten en relaxen, geld krijgen zonder te werken)

Nee, niet echt. Ik vond het wel fijn om veel bij mijn moeder te zijn. Maar ik verveelde me ook wel.

Daarnaast is de uitkering ook niet zoveel en zonder geld kun je ook niks doen. Ik zat dus vaak thuis.

4. Zijn voor jou de nadelen geweest van niet-werken? ( verwachte categorieën zijn financiële

achteruitgang, onzekerheid, gevoel van doelloosheid, gevoel van minder waard zijn, sociaal

isolement, onvrij voelen)

Ja, me vervelen en thuis zitten bij m`n moeder. Daar was ik op een gegeven moment echt wel klaar

mee.

5. Wat zijn voor jou de voordelen van hier nu werkzaam zijn? ( verwachte categorieën persoonlijke

ontwikkeling, invloed uitoefenen, ertoe doen, eigenwaarde, contact met collega`s, structuur en

regelmaat)

Ik werk hier pas net, dus ik weet het nog niet echt. Wel vind ik het lastig dat een shift bijvoorbeeld 4

uur duurt en je altijd heel erg op tijd moet komen. De voordelen zijn dat ik wat meer geld verdien.

Dat vind ik fijn. En als vrienden me vragen wat ik heb gedaan, heb ik weer wat te vertellen. Ik hoef

me niet meer te schamen dat ik het hele weekeinde op mijn spelcomputer heb gezeten, maar heb

echt wat meegemaakt. De voordelen van dit werk zijn voor mij dat ik werkervaring opbouw op mijn

c.v en een stuk minder bang ben. Ik heb geleerd om te communiceren en met een nee en met

negativiteit om te gaan. Je leert daarnaast andere mensen kennen die je normaal leert kennen. Het

leukste van hier werken vind ik de verschillende collega`s. Werk is voor mij belangrijk omdat het me

sociaal contact geeft, me minder onzeker maakt en me staande leert te houden in een diverse

omgeving.

6. Wat zijn voor jou de nadelen van werkzaam zijn hier? ( verwachte categorieën minder tijd,

geestelijk inspannend werk, continue druk om te presteren, vroeg opstaan, spanningen en stress)

Ik ben soms bang dat ik niet scoor en dat ik in een negatieve spiraal terecht kom.

Page 98: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

98

7. Wegen voor jou de voordelen op tegen de nadelen van werken? Als je een afweging zou moeten

maken, zouden de voordelen dan het grootst zijn, de nadelen het grootst, of zouden de voor en

nadelen van werken even groot zijn?

Ik denk even groot. Ik vind de nadelen toch dat je iedere keer weer ergens op tijd moet verschijnen

en moet presteren. Het maakt me soms nerveus, ook om in groepsverband te functioneren. Het

nadeel is dat als ik alleen maar thuis zit ik het gevoel krijg dat ik helemaal niets voorstel.

8. Op welke manier heeft de jobcoach ( UWV) dan wel de klantmanager ( DWI) een positieve

bijdrage geleverd naar jouw idee in je zoektocht naar werk?

Het is soms lastig. Ik merk vaak doordat ik zoveel mensen heb die me begeleiden dat ze elkaar

onderling niet spreken. Hierdoor moet ik dingen dubbel vertellen of formulieren twee keer invullen.

Daar word ik wel eens moe van. Mijn vaste coach Inge vind ik wel heel fijn.

9. Hoe heb je de manier ervaren waarop de jobcoach of de klantmanager je heeft benaderd in het

begeleiden naar werk?

Goed, ik kan goed opschieten met Inge. We praten veel over het werk en waarom het vaak niet lukt.

Iedere week gaan we even koffie drinken. Ze wordt nooit boos als ik afzeg.

10. Wat zou een reden voor jou zijn om hier in dienst te blijven, afgezien van de financiële

genoegdoening?

Dat ik iets te vertellen heb tegen mijn vrienden.

11. Wat is voor jou de betekenis van werk? Hoe zou je dit definiëren?

Dat vind ik een moeilijke vraag, ik zou het niet weten, ik denk toch geld.

Interview met medewerkster DWI: Ine-Trees de Vries, hoe ervaart ze het beleid van het DWI in de

praktijk? Een diepte-interview van circa 30 minuten:

“Ik merk heel erg dat de klantmanagers die het beleid uitvoeren daar soms wel moeite mee hebben.

Ik ben voornamelijk aan het werk met de klantmanagers die de trede vier kandidaten in beheer

hebben. In mijn rol als adviseur val ik onder het Werkgeversservicepunt van het DWI. De

klantmanagers vallen direct onder het DWI. Mijn functie is in het leven geroepen om werkgevers te

faciliteren en klantmanagers te helpen met de uitstroom. Wanneer je alleen kijkt naar de

ontwikkeling van het Werkgeversservicepunt, wat ook een vorm van beleid is geweest een aantal

jaar geleden, is dit een ellenlang proces geweest. Met name de samenwerking in de uitvoering is af

en toe erg problematisch omdat je te maken hebt met heel veel diverse mentaliteiten. Met name de

Page 99: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

99

mensen die al lang werken binnen de uitvoeringsinstanties zijn vrij sceptisch en cynisch. Het UWV

heeft bijvoorbeeld door de bezuinigingen ook geen contact meer met de kandidaat en werkt alleen

maar met e-coaching. Het UWV heeft een dusdanige klap gehad door de bezuinigingen dat daar bijna

geen ruimte meer is voor persoonlijk contact. Het DWI heeft daarentegen maatwerk en een

persoonlijke aanpak voorop staan in haar werkwijze. Zo is er binnen de instanties waarmee we

moeten samenwerken zoals het UWV of het DWI met het WSP al een hele verschillende manier van

werken, dit maakt het moeilijker om een algemeen draagvlak te creëren voor het beleid. Ik zie dit als

een hele spannende ontwikkeling. Hoe kunnen we de doelstellingen uit het beleid behalen en

voldoende mensen laten uitstromen als we allemaal op een UWV manier moeten gaan werken

vanwege de bezuinigingen? Ik zie persoonlijk contact als een cruciale factor bij het laten slagen van

het beleid. Jammer genoeg zijn met name de mensen die al heel lang binnen het DWI werken en

murw zijn geslagen door de veranderende politiek van de afgelopen jaren nog steeds in de

meerderheid. Vanwege de bescherming tegen het ontslagrecht van ambtenaren is het heel moeilijk

om fris bloed binnen de organisatie te krijgen. Alleen op die manier kunnen we volgens meer

draagvlak creëren voor een persoonlijk beleid wat meer gebaseerd is op: `Welke klant heb ik hier

voor me zitten? Wat kan diegene en hoeveel tijd wil ik hierin investeren?’

‘Hetgeen ik het meest lastig vind is dat we soms zoveel tijd en geld besteden aan projecten die niet

doorgaan. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de beslissingen die het Kunduz-akkoord heeft genomen over

bijvoorbeeld de huishoudtoets. Maatregelen waar teams maanden op zitten, maar wat doordat het

kabinet valt niet meer uitgevoerd wordt. Dit demotiveert mensen enorm. Met name omdat er zoveel

wet- en regelgeving gepaard gaat met het uitvoeren van de bijstand maar er op beleidsmatig niveau

enorm veel geld wordt geïnvesteerd in projecten of initiatieven die vrijwel nooit doorgang vinden.

Met name dat vind ik erg frustrerend. Gelukkig zit ik hier nog steeds om mensen aan het werk te

helpen. Want ik geloof nog steeds dat werk voor mensen het verschil kan maken’

Page 100: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

100

Page 101: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

101

Page 102: Scriptie Master Bestuur en Beleid, De Betekenis Van Werk- Definitieve Versie 1.0[1][1]

102