AV Lichamelijke opvoedingpro.g-o.be/blog/documents/2007-003.pdf · - de sociaal-culturele dimensie:...

LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS

Vakken: AV Lichamelijke opvoeding 1e, 2e en 3e graad AV Sport (topsport gymnastiek) 1e graad 2e en 3e graad Basisvorming Keuzegedeelte/basisoptie Specifiek gedeelte

2/2 lt/w 4/6 lt/w 10/10 lt/w

Studierichtingen: Topsport (A-stroom), Wetenschappen-topsport (ASO 2), Handel-topsport (TSO 2), Topsport (TSO 2), Moderne talen-topsport (ASO 3) Wetenschappen-topsport (ASO 3), Wiskunde-topsport (ASO 3), Handel-topsport (TSO 3), Topsport (TSO 3)

Studiegebied: Sport

Onderwijsvormen: A-STROOM/ASO/TSO

Graad: eerste, tweede en derde graad

Leerjaar: eerste en tweede leerjaar

Leerplannummer: 2007/003 (vervangt 2006/138)

Nummer inspectie:

2001 / 143 // 1 / T / BS / 1H / I / / D/ 2006 / 86 // 1 / T / BS / 2H / II / / D/ 2006 / 87 // 1 / T / BS / 2H / III / / D/ (vervangt 2006 / 86 // 1 / T / BS / 1 / II / / V/08, 2006 / 87 // 1 / T / BS / 1 / III / / V/08)

Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de

Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20

1000 Brussel

A-Stroom/ASO/TSO – 1e, 2e en 3e graad Basisvorming + keuzegedeelte/basisoptie + specifiek gedeelte Topsport AV Lichamelijke opvoeding (1e graad: 2/2 lt/w, 2e graad: 2/2 lt/w, 3e graad: 2/2 lt/w) AV Sport (topsport gymnastiek) (1e graad: 4/6 lt/w, 2e graad: 10/10 lt/w, 3e graad: 10/10 lt/w)

1

INHOUD Inhoud...................................................................................................................................................... 1 Visie ......................................................................................................................................................... 2 Beginsituatie ............................................................................................................................................ 4 Algemene doelstellingen ......................................................................................................................... 9 Leerplandoelstellingen en leerinhouden................................................................................................ 10 Pedagogisch-didactische wenken en timing ......................................................................................... 82 Minimale materiële vereisten................................................................................................................. 89 Evaluatie ................................................................................................................................................ 90 Bibliografie ............................................................................................................................................. 91 Bijlagen.................................................................................................................................................. 92


2

VISIE

1 Sport heeft in onze samenleving een vaste stek gevonden Topsport vervult een belangrijke maatschappelijke functie in ons dagelijks leven. Haar betekenis laat zich schetsen vanuit drie dimensies:

- de individuele ontplooiing van jongeren met een uitzonderlijk sportief talent;

- de sociaal-culturele dimensie: topsport zorgt niet alleen voor topamusement. Topsport levert ook een bijzonder sterke bijdrage aan de passieve recreatie en de sociale cohesie en integratie in onze samenleving;

- de economische betekenis van topsport voor de samenleving, die zowel in financiële zin als op het gebied van de werkgelegenheid is gegroeid, mede dankzij de sterk gestegen publieke belangstelling.

De kwaliteit van de sportprestaties is de laatste jaren sterk toegenomen. Dit is zeker het gevolg van het verhogen van zowel de kwantiteit als van de kwaliteit van de training. De moderne sporters trainen niet alleen veel meer, ook veel intensiever en rationeler en dit op een wetenschappelijk verantwoorde manier!

Vele Vlaamse sportfederaties sloten al een topsportconvenant af met een Vlaamse topsportschool voor de 2e en de 3e graad. Door de instroom van de aspirant-leerlingen topsport uit te breiden naar de eerste graad en de basisschool kan iedere sportfederatie in functie van de noden op het ideale moment starten met de meer professionele begeleiding.

Met het aanbieden van topsport willen we talentrijke sportieve jongeren de mogelijkheid bieden om een kwaliteitsvolle sportspecifieke opleiding (tactisch, technisch, conditioneel en mentaal) in relatie tot een gereglementeerde studieloopbaan te volgen met maximale kansen tot slagen.

Aan vakken van de basisvorming wordt niet geraakt, de toekomst van deze leerlingen mag niet gehypothekeerd worden. Indien deze jongeren uiteindelijk niet voor een topsportcarrière in aanmerking komen omdat zij de vooropgestelde sportieve einddoelen niet behaalden; blijven wij hen studiecarrière met toekomst garanderen.

Hoofddoel is de leerlingen op deze jeugdige leeftijd degelijk voor te bereiden op de zwaardere fysieke en mentale belastingen die zij zullen ondervinden in hun specifieke topsportopleiding en om een evenwicht te vinden tussen topsport en studie.

2 Specifieke visie Het leerplan van de topsportschool gymnastiek vertrekt vanuit volgend basisdoel dat de specifieke visie op de topsportschool gymnastiek weergeeft:

Aan de leerlingen met bijzonder talent voor gymnastiek wordt de kans geboden om onderwijs te volgen dat een volledige en harmonieuze persoonlijkheidsontwikkeling nastreeft, waarbij algemeen of technisch secundair onderwijs combineerbaar is met de specifieke topsportopleiding en waarbij zowel de studiemogelijkheden, de beroepsfinaliteiten, als de basisvorming door lichamelijke opvoeding behouden blijven.

Volledige persoonlijkheidsontwikkeling ligt in de topsportschool gymnastiek omsloten in volgende doelen:

- de algemene, brede onderwijsdoelstellingen;

- de funderende doelstellingen van de topsportopleiding en het vak lichamelijke opvoeding;

- het doel om het aanwezige topsporttalent te ontplooien als onderdeel van de persoonlijkheidsontwikkeling van de betreffende leerling-topsporter.


3

De funderende doelstellingen van de topsportopleiding en de bredere lichamelijke opvoeding zijn als volgt samen te vatten:

- De motorische competentie van de leerling1-topsporter2 wordt verdiept in de opleiding tot topgymnast3 en wordt verbreed tot een ruime motorische basis die het fundament vormt van zowel de topgymnastiek als de lichamelijke opvoeding in haar ruime betekenis.

- De topsportleiding vormt vanuit haar verschillende invalshoeken en vanuit haar uitbreiding met verscheidene L.O.4-activiteiten de volledige persoon. Daarbij zorgt deze voor een gediversifieerde introductie in verschillende bewegingsactiviteiten binnen een samenleving waarin de dagelijkse lichaamsbeweging afneemt.

- De topsportopleiding impliceert een gezonde en actieve levensstijl die levenslange fitheid en sportparticipatie beoogt. In ruime betekenis staat de topsportopleiding ten dienste van het algemeen welzijn.

- De leerling ontwikkelt een positief en duidelijk zelfconcept doorheen het jarenlang combineren van topsporttraining, les volgen, bredere L.O.-activiteiten, studeren en samenleven in de groep van leerling-topsporters.

- In deze bijzondere levenssituatie van aangepast onderwijs en doorgedreven gymnastiektrainingen ontwikkelt de leerling-topsporter sociale competenties die noodzakelijk zijn voor het welzijn tijdens de topsportopleiding en die betekenisvol zijn voor het latere leven.

Deze vijf doelstellingen worden aangevuld met een specifiek topsportgericht uitbreidingsdoel:

- Topsportopleiding impliceert een sterk prestatiegericht funderend doel: de leerlingen-topsporters worden opgeleid om binnen hun discipline een topprestatie op internationaal vlak te leveren. Dit prestatiedoel staat voortdurend in relatie met de andere funderende doelen waardoor een harmonieuze persoonlijkheidsontwikkeling wordt nagestreefd waarbij heroriëntering binnen het secundair onderwijs gevrijwaard en lifetime-sportbeoefening beoogd worden.

1 Waar leerling staat, bedoelen we van hieraf uiteraard ook leerlinge. 2 Waar topsporter staat, bedoelen we van hieraf uiteraard ook topsportster. 3 Waar gymnast staat, bedoelen we van hieraf uiteraard ook gymnaste. 4 L.O. wordt van hieraf gebruikt als afkorting van lichamelijke opvoeding.


4

BEGINSITUATIE

1 Bepaling van de leerlingengroep De gymnastiekdisciplines waarvoor topsport en studie in de eerste tot en met de derde graad van het secundair onderwijs wordt ingericht zijn vandaag: Artistieke Gymnastiek Dames, Artistieke Gymnastiek Heren en Acrobatische Gymnastiek.

De selectie van de leerlingengroep gebeurt als volgt.

- Scouting

Via scouting door de trainers van de GymnastiekFederatie worden jonge, talentvolle gymnasten opgenomen in de opleidingsstructuur van de federatie.

- Basisclub (BC) en Basisschool TopsportBelofte (BTB)

De structuur van het topsportcentrum Gent wordt piramidaal ondersteund door een structuur van Basisscholen TopsportBelofte (BTB) en Basisclubs (BC).

Om de doorstroom van talentvolle gymnasten binnen de topsportpiramide te bevorderen en te optimaliseren, werden basisclubs aangeduid en BTB’s opgestart.

Topsportcentrum (TSC) = gecentraliseerde topsportopleiding te Gent – permanente opleiding i.s.m. de school.

Basisschool TopsportBelofte (BTB) = regionale opleidingscentra basisonderwijs lj. 4 tot 6 – permanente opleiding i.s.m. de school.

Basisclubs (BC) = clubs die, ondersteund door de BTB’’s en de GymFed, voorzien in basisopleiding en meewerken aan de opleiding van talentvolle gymnasten lj. 1 tot 4.

Thuisclubs (TC) = clubs waarvan talentvolle gymnasten bijtrainen in een basisclub.

Wedstrijdclub (WC) = clubs die deelnemen aan wedstrijden en waar talentscouting gebeurt.

De gymnasten die opgenomen zijn in de basisclubs trainen o.l.v. de basisclubtrainer/ster en volgens een specifieke leerlijn (zie bijlage 1 en 2). Deze gymnasten worden opgevolgd via centrale controletrainingen o.l.v. de headcoach. Op basis van de resultaten op de leerlijntesten, kunnen deze gymnasten doorstromen naar een BTB.

De gymnasten in de Basisschool TopsportBelofte (lj. 4-6) volgen een permanente opleiding o.l.v. van een train(st)er van de Gymnastiekfederatie. Zij worden voorbereid op de centrale topsportopleiding in het topsportcentrum (1e-6e middelbaar en ouder).

TSC

BTB BTB BTB

BC BC BC BC BC BC BC BC BC

TC

TC

WC

WC


5

In functie van het behaalde niveau op het einde van de basisschool, kunnen deze gymnasten instappen in de topsportschool.

- Selectie topsportstatuut

De selectie bestaat uit een groep gymnasten uit het laatste jaar lager onderwijs of uit het middelbaar onderwijs. Deze gymnasten kunnen voorgedragen worden tot het verkrijgen van het topsportstatuut. Dit topsportstatuut geeft hen het recht om in te schrijven in de topsportschool. Deze groep wordt extra opgevolgd in de periode (april, mei) waarin een beslissing tot inschrijving in de topsportschool moet genomen worden.

De selectie gebeurt op basis van de sporttechnische ontwikkeling, de fysieke ontwikkeling, de resultaten van een medische screening, de mentale ontwikkeling (motivatie en angstdispositie) en gesprekken met ouders en clubcoach(es). Tijdens het selectieproces worden gymnast, ouders en clubcoach uitgenodigd op een informatievergadering en een overlegvergadering.

- Toekenning topsportstatuut

De gymnasten uit de selectiegroep met positief advies van de Gymnastiek Federatie worden voorgedragen aan de selectiecommissie (Bloso / BOIC / Kabinet / Federatie) tot het bekomen van het topsportstatuut. Positief advies wordt verleend wanneer na de opvolgingsperiode blijkt dat dit op lange termijn het beste resultaat lijkt te waarborgen op sporten studiegebied, en wanneer ouders en leerling-gymnast zich engageren om zich in te schrijven in de topsportschool.

- Definitieve toekenning topsportstatuut

Het topsportstatuut wordt jaarlijks uitgereikt. Vooraleer ingestapt wordt in de derde graad topsport en studie beslist de Gymnastiekfederatie tot definitieve toekenning van het topsportstatuut. Hiermee verbindt zij zich ertoe om de gymnast in het vijfde en het zesde jaar van het secundair onderwijs voor te dragen tot het bekomen van het topsportstatuut. De leerling-topsporter die zich inzet voor topsport en studie krijgt hiermee de garantie dat hij de middelbare studies in deze richting kan afwerken. Enkel bij studie- of trainingsverzuim zal het statuut nog ingetrokken worden.

2 Bepaling van de beginsituatie De beginsituatie van de topsportleerling gymnastiek is afhankelijk van de individuele ontwikkeling van de leerling-gymnast. De leerling secundair onderwijs volgt de chronologie van graden 1, 2 en 3 wat betreft de leerplannen van het vakkenonderricht, waaronder de leerplannen van het vak lichamelijke opvoeding.

De topsportopleiding gymnastiek is echter in hoofdzaak geïndividualiseerd: de leerlingen vorderen op verschillende leeftijden op verschillende snelheden volgens een individueel patroon. Bijgevolg worden voor de topsportopleiding gymnastiek de drie graden omgevormd tot drie niveaugroepen. Deze niveaugroepen staan voor een optimale opleiding die individueel aangepast is aan de momentane belastbaarheid van elke leerling-topsporter.

De niveaugroepen worden kort en het meest eenduidig bepaald door enerzijds de leeftijdscategorieën van de Internationale GymnastiekFederatie (F.I.G.)1 en de internationale waarderingsvoorschriften van de F.I.G. als objectief uitgangspunt te nemen. Anderzijds moeten ook de doorgedreven eisen van de basisopleiding, die nodig is alvorens aan de internationale waarderingsvoorschriften van de F.I.G. te kunnen voldoen, als vertrekbasis dienen.

1 F.I.G. wordt van hieraf gebruikt als afkorting van Fédération Internationale de Gymnastique of

Internationale Gymnastiekfederatie.


6

2.1 Leeftijdscategorieën F.I.G.

- Artistieke Gymnastiek Dames Junior: minimum 13 jaar (1e jaar van de 1e graad) en maximum 15 jaar (1e jaar 2e graad) Senior: vanaf 16 jaar (2e jaar van de 2e graad)

- Artistieke Gymnastiek Heren Junior: minimum 14 jaar (2e jaar van 1e graad) en maximum 18 jaar (2e jaar van de 3e graad) Senior: vanaf 16 jaar (2e jaar van 2e graad)

- Acrobatische Gymnastiek Junior: minimum 12 jaar en maximum 19 jaar Senior: minimum 15 jaar (1e jaar van 2e graad)

Dit zijn de leeftijdscategorieën zoals ze bepaald zijn door de Technische Reglementen1 (uitgave 2006) van de F.I.G. en de Europese Gymnastiek-Unie.

2.2 Internationale Waarderingsvoorschriften F.I.G2

De internationale waarderingsvoorschriften van de F.I.G vormen een objectief uitgangspunt. Aan de hand van deze voorschriften worden de gymnastiekoefeningen van juniores en seniores op (inter)nationale wedstrijden beoordeeld door de jury. Deze voorschriften zijn de maatstaf bij het beoordelen van topprestaties. De niveaugroepen worden gedefinieerd in het teken van een evenwichtige en verantwoorde opleiding tot topprestaties.

2.3 Doorgedreven basisopleiding

Vanaf de juniorencategorie worden Europese kampioenschappen ingericht. Vanaf de seniorencategorie worden wereldkampioenschappen ingericht.

Jonger dan de juniores bestaan er opleidingscategorieën die van land tot land verschillen. De hoge technische, coördinatieve en conditionele eisen van de gymnastieksport vragen reeds een doorgedreven training tijdens deze opleidingscategorieën. Bijgevolg is topsport en studie voor de gymnastieksport een vereiste vanaf de lagere school om kans tot internationaal succes te hebben. Doch een evenwichtige meerjarenplanning gekoppeld aan bredere opvoedingsdoelen zijn nodig om in de seniorencategorie op verantwoorde wijze op hoog niveau te kunnen presteren.

2.4 Bepaling van de 3 niveaugroepen topsportgymnastiek

2.4.1 Artistieke Gymnastiek Dames

Verduidelijking:

- De Waarderingsvoorschriften 2005-2008 stellen voor juniores en seniores identiek dezelfde eisen.

- Bonificatiepunten kunnen behaald worden door verbinding van turnelementen van hoge moeilijkheid.

1 De Technische Reglementen van de F.I.G. en de Europese Gymnastiek-Unie (U.E.G. of Union

Européenne de Gymnastique) zijn te verkrijgen of in te zien op het secretariaat van de GymnastiekFederatie Vlaanderen vzw

2 De Internationale Waarderingsvoorschriften F.I.G. voor Artistieke Gymnastiek Dames, Artistieke Gymnastiek Heren en Acrobatische Gymnastiek zijn te verkrijgen of in te zien op het secretariaat van de Gymnastiekfederatie Vlaanderen vzw


7

Niveaugroep 1: de gymnasten worden opgeleid voor het turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften (F.I.G.).

Niveaugroep 2: de gymnasten worden opgeleid voor het turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften met enkelvoudige bonificatie (F.I.G.).

Niveaugroep 3: de gymnasten worden opgeleid voor het turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften voor seniores met meervoudige tot maximale bonificatie (F.I.G.).

2.4.2 Artistieke Gymnastiek Heren

Verduidelijking:

- De Waarderingsvoorschriften 2005-2008 stellen voor juniores en seniores identiek dezelfde eisen.

- Bonificatiepunten kunnen behaald worden door de verbinding van turnelementen van hoge moeilijkheid.

Niveaugroep 1: de gymnasten wordt de nodige basisopleiding gegeven die voorbereidt op de hoge eisen van de internationale waarderingsvoorschriften.

Niveaugroep 2: de gymnasten worden opgeleid voor het turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften met enkelvoudige bonificatie (F.I.G.).

Niveaugroep 3: de gymnasten worden opgeleid voor het turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften met meervoudige tot maximale bonificatie (F.I.G.).

2.4.3 Acrobatische Gymnastiek

Verduidelijking:

- Wedstrijden worden geturnd in formaties van 2 tot 4 gymnasten.

- In regel zijn de bovenpartners jonger en de onderpartners ouder. Bijgevolg worden op jongere leeftijd bovenpartners gevormd. Naar de volgroeiing toe én afhankelijk van het individuele somatotype wordt omgeschakeld naar onderpartner.

- De Waarderingsvoorschriften 2005-2008 stellen voor juniores minder zware moeilijkheidseisen dan voor seniores.

Niveaugroep 1: de gymnasten worden opgeleid om als bovenpartner in de juniores categorie of seniores categorie (afhankelijk van de formatie waarin zij het best tot hun recht komen) te turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften met maximale startwaarde.

Niveaugroep 2: de gymnasten worden opgeleid om als

- bovenpartner in de seniores categorie;

- onderpartner in de juniores categorie (afhankelijk van individueel somatotype);

te turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften met maximale startwaarde.

Niveaugroep 3: de gymnasten worden opgeleid om als

- onderpartner in de juniores categorie;

- onderpartner in de seniores categorie (afhankelijk van individueel somatotype en formatie waarin zij het best tot hun recht komen);

te turnen volgens de internationale waarderingsvoorschriften met maximale startwaarde.


8

2.5 Relatie tussen de drie graden Secundair Onderwijs en de drie niveaugroepen topsport-gymnastiek

2.5.1 Artistieke Gymnastiek Dames

1e graad 1e jaar niveaugroep

2e jaar 1


2e jaar 2 niveaugroep

3e graad 1e jaar 3

2e jaar

2.5.2 Artistieke Gymnastiek Heren


2e jaar 1


2e jaar 2 niveaugroep

3e graad 1e jaar 3

2e jaar

2.5.3 Acrobatische Gymnastiek

1e graad 1e jaar

2e jaar niveaugroep

2e graad 1e jaar 1

2e jaar niveaugroep

3e graad 1e jaar 2 niveaugroep

2e jaar 3

2.6 Algemene opmerkingen betreffende de relatie tussen de graden en de niveaugroepen

De niveaugroepen overlappen in leeftijd. Afhankelijk van de individuele ontwikkelingssnelheid en de fysieke en mentale belastbaarheid van de leerling wordt een ander patroon gevolgd. Jongere leerlingen presteren soms beter dan oudere leerlingen, zonder dat dit uitsluitsel geeft over wie de beste topsportprestatie zal leveren in de seniorencategorie.

De overlapping kan ook samenhangen met het overdoen van studiejaren.

De indeling in niveaugroepen stuurt niet aan op te vroege topsportprestaties die een hypotheek kunnen leggen op een langdurige sportloopbaan en op een harmonieuze persoonlijkheidsontwikkeling.

Voor de discipline Acrobatische Gymnastiek is het mogelijk dat een gymnast, als gevolg van zijn/haar specifiek somatotype (licht en klein), gedurende het ganse secundair onderwijs bovenpartner blijft. Deze gymnast blijft bijgevolg in niveaugroep 2 wat niet wil zeggen dat zijn/haar niveau minder hoog is dan zijn/haar klasgenoten uit niveaugroep 3. De topsportopleiding Acrobatische Gymnastiek van 3e graadsleerlingen uit niveaugroep 2 (bovenpartner) is wel anders georiënteerd dan de topsportopleiding Acrobatische Gymnastiek van 3e graadsleerlingen uit niveaugroep 3 (onderpartner).


9

ALGEMENE DOELSTELLINGEN Aansluitend op de specifieke visie, die het fundament van dit leerplan vormt, worden de algemene doelen kort omschreven.

Deze algemene doelen leggen de basis van de leerplandoelen en de leerinhouden die concrete invulling geven aan de eindtermen.

- De topsportopleiding zorgt voor het valoriseren van de topsport als belangrijk element uit de bewegingscultuur binnen een samenleving waarin dagelijkse lichaamsbeweging afneemt én temidden van samenlevingen waarin topsportopleidingen die geïntegreerd zijn in het onderwijs reeds langere tijd bestaan.

De specifieke leerlingengroep met bijzonder talent en interesse voor topgymnastiek wordt de kans geboden om op een verantwoorde en evenwichtige wijze opgeleid te worden tot topgymnast en alzo al hun talenten te ontplooien.

Deze leerlingen worden tevens geïntroduceerd in de bewegingscultuur in haar totaliteit (sport en spel, dans en fitness, lichaamscultuur).

Deze leerlingen krijgen een topsportopleiding die geïntegreerd is in het algemeen of het technisch secundair onderwijs dat hen specifiek aangepast onderwijs biedt met uitzicht op de gewenste hogere studies en beroepsfinaliteiten.

- De topsportopleiding staat in voor de volledige motorische en fysieke ontplooiing als vormingscomponent van de persoonlijkheid van de leerling-gymnast.

- De topsportopleiding vormt de volledige persoonlijkheid: de motorische, de dynamisch-affectieve, de sociale en de cognitieve basiscompetenties worden ontwikkeld. De opleiding tot topgymnast ambieert een harmonieuze persoonlijkheidsontwikkeling.

- In de totale topsportopleiding wordt het vakonderricht lichamelijke opvoeding geïntegreerd.

- De topsportopleiding gymnastiek binnen én buiten het lessenrooster van het secundair onderwijs vormt één omvattend geheel.

- De topsportopleiding is geïndividualiseerd. De leerling-gymnast wordt persoonlijk begeleid in zijn ontwikkeling tot topsporter én in zijn L.O.-activiteten. Persoonlijke tekorten worden voortdurend geremedieerd in functie van zowel de gezonde sportbeoefening en de brede L.O.-vorming, als de nagestreefde topprestatie.

- De topsportopleiding kadert in een gezonde levensstijl. De toegepaste werkvormen staan ten dienste van zowel de topprestatie als de gezondheid. Hierbij wordt het algemene welzijn van de leerling-gymnast als norm gehanteerd.

De topsportopleiding brengt de leerling-gymnast een actieve en fitte levensstijl bij die levenslange sportparticipatie bevordert.

- In de dagelijkse trainingen, maar in het bijzonder tijdens de regelmatige gezamenlijke herstelperiodes, stages en wedstrijden in binnen- en buitenland worden actuele maatschappelijke thema’s als bewegen in de natuur, milieubewustheid, gelijkheid van jongens en meisjes en gelijkheid van ras en cultuur bijgebracht.


10

LEERPLANDOELSTELLINGEN EN LEERINHOUDEN Om een verduidelijkend overzicht te geven voor de topsportopleiding gymnastiek en om de volledigheid te waarborgen wordt eerst een overzicht gegeven van de leerplandoelen per eindterm. Hierbij wordt per eindterm aangegeven hoe deze eindterm in de topsportopleiding gymnastiek aan bod komt en worden algemene leerplandoelen geformuleerd.

De eindtermen L.O. van de eerste graad secundair onderwijs, zoals ze officieel beschikbaar zijn bij het Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, vormen hierbij de strikte en chronologische leidraad. Aanvullend worden alle eindtermen L.O. van de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs, zoals ze officieel beschikbaar zijn bij het Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap, ingepast.

Deze drie lijsten met eindtermen L.O. zijn terug te vinden in de bijlagen 3, 4 en 5 van dit leerplan.

Daarna worden per gymnastiekdiscipline en per niveaugroep de specifieke leerplandoelen, met referentie naar het nummer van de aangesproken eindtermen L.O. en de Decretale Specifieke Eindtermen Topsport, weergeven. Hieraan gekoppeld worden de leerinhouden van de gymnastiekopleiding per gymnastiekdiscipline en per niveaugroep opgegeven. Deze leerinhouden zijn het middel om de gestelde doelen te bereiken.

Tenslotte wordt de integratie van de leerinhouden van het vak L.O. in de topsportopleiding omschreven.

1 Overzicht van de leerplandoelen per eindterm Eindtermen lichamelijke opvoeding in de topsportopleiding gymnastiek.

De leerling-gymnasten:

1 kunnen de belangrijkste basisregels van houdingen rugscholing in bewegingssituaties toepassen;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep houdingen rugscholing permanent toepassen tijdens de doorgedreven gymnastiektraining, tijdens andere sporten bewegingsactiviteiten en tijdens het dagelijkse leven (2e graad eindterm 22*, 3e graad eindterm 19). Het permanent toepassen van de houdingen rugscholing is een belangrijke attitude die de gymnasten zich vanaf de eerste niveaugroep moeten eigen maken in het kader van blessurepreventie.

Bovendien zijn gymnastiekprestaties gebaseerd op houdingen rugscholing. Een doorgedreven houdingen rugscholing is één van de fundamenten van de gymnastiektraining met perspectief op topniveau.

Initiatie in de wedstrijdgymnastiek, die de topsportopleiding vooraf gaat, start met houdingen rugscholing. Hierbij wordt aandacht besteed aan het aannemen van juiste houdingen, het optrainen van de coördinatie en de mobiliteit om deze houdingen aan te nemen en de stabilisatie van houdingen die gepaard gaan met het optrainen van kracht. Deze scholing wordt doorheen de drie niveaugroepen van de topsportopleiding aangehouden.

In de eerste niveaugroep worden de houdingen rugscholing reeds toegepast in bewegingen van gevorderde moeilijkheid. Daarnaast wordt in de basis-, lenigheid-, coördinatie- en krachttraining voortdurend gewerkt aan houdingen rugscholing in statische en dynamische gymnastieksituaties. Deze basistraining is onontbeerlijk om gymnastiekbewegingen te leren en is een basisfacet van de blessurepreventie.

In de tweede en derde niveaugroep blijven houdingen rugscholing behouden in de basistraining. De bewegingssituaties waarin deze houdingen rugscholing worden toegepast, zijn steeds complexer.

De gymnastieksport is axiaal zeer belastend. Vele gymnastiekbewegingen zijn onmogelijk zonder extreme houdingscholing en krachttraining om juist gecoördineerde


11

houdingen aan te nemen of te behouden. Blessures kunnen hun oorsprong vinden in onvolledige scholing en/of onvoldoende ontwikkeling van de buik- en rugmusculatuur. Als fundament van veilig en verantwoord turnen op topniveau dient de houdingen rugscholing consequent en doorgedreven opgetraind te worden.

2 kunnen onder begeleiding veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels naleven;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep zelfstandig de veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels naleven.

Gymnasten voeren met het eigen lichaam bewegingskunsten van hoge moeilijkheidsgraad uit. Zowel tijdens de initiatie in de wedstrijdsport, als tijdens het aanleren van nieuwe bewegingen van hogere moeilijkheid en het variëren en perfectioneren van gekende bewegingen zijn veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels voortdurend aanwezig. Deze voorschriften moeten initieel voor elke gymnast verduidelijkt en eigen gemaakt worden. Vanaf de eerste niveaugroep zal elke gymnast de voorschriften en regels als vanzelfsprekend toepassen. Deze ingesteldheid aangaande het naleven van regels en afspraken wordt uitgebreid naar alle bewegings- en spelsituaties (1e graad eindterm 20).

Vanaf de eerste niveaugroep kunnen de gymnasten onveilige bewegingssituaties herkennen en hierop gepast reageren (2e graad eindterm 20). Dit kunnen ze ook toepassen in andere dan specifieke gymnastieksituaties (2e graad eindterm 20).

Vanaf de tweede graad (einde eerste niveaugroep, tweede niveaugroep) evolueren de gymnasten van een vanzelfsprekende toepassing tot een permanente bezorgdheid over en ondersteuning van de toepassing van voorschriften en regels door andere, jongere gymnasten (2e graad eindterm 1, 3e graad eindterm 1).

De gymnasten kunnen alle veiligheidsvoorschriften, ook aangaande bewegingen van een moeilijkheidsgraad die ze zelf nog niet aankunnen, toelichten (2e graad eindterm 2). Ze kunnen in welbepaalde trainingssituaties mekaar ondersteunen in krachttraining (2e graad eindterm 3) en ingrijpen wanneer onveilige gymnastieksituaties voorkomen (3e graad eindterm 2).

3 gebruiken aangepaste uitrusting en kledij bij het uitvoeren van bewegingsactiviteiten;

De gymnasten zullen voortdurend in aangepaste kledij trainen. Daarnaast zullen de gymnasten in functie van het toestel waaraan zij trainen de kledij (indien nodig) aanpassen en handriempjes, waarvoor zijzelf zorg dragen, gebruiken. Bij partneroefeningen (acrobatische gymnastiek) staan ze ervoor in dat hun kledij de partner(s) niet kan verwonden. De gymnasten zorgen dat hun toestellen goed ingekrijt zijn voor gebruik en dat de landings- en beveiligingsmatten optimaal liggen. Ze gaan zuinig om met magnesium.

Op wedstrijden verschijnen de gymnasten keurig in de officiële en afgesproken kledij.

Uitbreiding:

Vanaf de eerste niveaugroep kunnen de gymnasten eenvoudige preventieve en medische handelingen toepassen (ontsmetting, ijsbehandeling, eenvoudige taping).

Aansluitend met het L.O.-onderricht reddend zwemmen en geïntegreerd met het vakonderricht biologie kunnen de gymnasten in de derde graad reanimatie toepassen in specifieke bewegingssituaties (3e graad eindterm 17) en eerste hulp bieden bij kleine ongevallen (3e graad eindterm 18).

4 in eenvoudige bewegingssituaties zelfstandig en onder begeleiding oefenen in kleine groepen, het gepaste materiaal opstellen en wegbergen;

De gymnasten in de topsportopleiding kunnen vanaf de eerste niveaugroep welbepaalde opdrachten en trainingsprogramma’s zelfstandig uitvoeren. Ook in leersituaties zijn zij in staat om grotendeels zelfstandig te oefenen, met alleen tussentijdse richtlijnen van de lesgever als leidraad. Deze oefenbereidheid hebben zij zich reeds eigen gemaakt in de clubtrainingen en is nodig om het gymnastiekniveau te behalen dat voor een selectie tot topsportstatuut vereist is.


12

Vanaf de eerste niveaugroep begrijpen de gymnasten de trainingsmethoden en -technieken en kunnen zij het verband met de na te streven bewegingsdoelen leggen. Zij kunnen bij zichzelf en bij elkaar vorderingen vaststellen en betere van minder goede bewegingsuitvoeringen onderscheiden (2e graad eindterm 5). Volgens vooropgestelde criteria kunnen zij bij zichzelf nagaan of ze vorderingen maken bij het uitvoeren van bewegingsopdrachten en hun leerproces bijsturen. In functie van hun tekorten kunnen zij aandachtspunten vooropstellen die bij de volgende bewegingsuitvoeringen moeten nagestreefd worden om tot een beter leer- en bewegingsresultaat te komen (3e graad eindterm 6).

Naar het einde van de eerste niveaugroep toe en zeker vanaf de tweede niveaugroep kunnen de gymnasten zelfstandig overwegen welke leerweg of bewegingstechniek hen in welbepaalde situaties tot gunstig leerresultaat kunnen brengen (2e graad eindterm 4, 3e graad eindterm 3). De uiteindelijke keuze wordt in overleg met de lesgever vastgelegd.

Vanaf de tweede niveaugroep zijn de gymnasten in staat om in leersituaties zelfstandig te oefenen, rekening houdend met hun vaardigheidsniveau en kunnen (3e graad eindterm 4). Deze leerstrategie kunnen ze toepassen in de bredere L.O.-activiteiten binnen de topsportopleiding.

Vanaf de derde graad (tweede en derde niveaugroep) kunnen de gymnasten trainingssituaties voor jongere gymnasten organiseren en bijsturen. Dit inzicht kunnen ze toepassen in bredere L.O.-activiteiten (3e graad eindterm 5).

5 de belangrijkste onderdelen van een beweging benoemen;

Alle gymnasten kunnen alle onderdelen van hun eigen wedstrijdoefeningen én de verbindingen die in aanleerfase zijn benoemen. Daarenboven kunnen ze deze bewegingen analyseren en bespreken. Vanaf de eerste niveaugroep kunnen de gymnasten het merendeel van de gymnastiekbewegingen die door de wereldtop geturnd worden benoemen en kaderen binnen de wedstrijdoefening.

In de tweede niveaugroep kunnen ze alle bewegingen benoemen en in de derde niveaugroep kennen ze alle moeilijkheidswaarden die bij deze bewegingen horen.

Uitbreiding:

In de eerste niveaugroep kennen de gymnasten hun eigen wedstrijdreglementen en in grote lijnen de puntencode van de Fédération Internationale de Gymnastique (F.I.G.). In de tweede niveaugroep kennen ze de moeilijkheidswaarde van de turnelementen die op hun niveau geturnd worden (F.I.G.) en kunnen ze jureren volgens internationaal erkende regels. Vanaf de derde graad kennen ze de moeilijkheidswaarde van alle gangbare (van eerste niveaugroep tot topniveau) turnelementen (F.I.G).

6 oorzaken van lukken en mislukken aangeven;

Vanaf de eerste niveaugroep kunnen de gymnasten alle bewegingen, die ze zelf kunnen of aan het leren zijn, analyseren. Ze kunnen hierbij aangeven waarom deze bewegingen niet lukken of minder goed uitgevoerd zijn en kunnen aandachtspunten en leerwegen opgeven om tot een betere bewegingsuitvoering te komen (2e graad eindterm 6 en 3e graad eindterm 7). Vanaf de tweede niveaugroep kunnen de gymnasten dit ook voor bewegingen die net boven hun eigen prestatieniveau liggen. Naar het einde van de tweede niveaugroep kunnen de gymnasten, vanuit hun turnervaring en vanuit de indrukken die ze opgedaan hebben op stages en wedstrijden, de derde moeilijkheidsgroep voorstellen formuleren aangaande de verdere technische uitbouw van hun turnloopbaan (3e graad eindterm 8).

7 evenwicht behouden en herstellen;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep evenwicht behouden en herstellen in tal van bewegingssituaties.

De topsportopleiding gymnastiek is een doorgedreven toepassing van het bewaren en herstellen van het evenwicht tijdens bewegingen. Het statisch en dynamisch


13

evenwicht behouden, wordt doorheen de drie niveaugroepen van de topsportopleiding in steeds complexere gymnastiekhoudingen en -bewegingen uitgediept en toegepast (2e graad eindtermen 7 en 9, 3e graad eindterm 9 en 12).

Hiervoor wordt expliciet verwezen naar de leerplandoelstellingen Artistieke Gymnastiek Dames, Artistieke Gymnastiek Heren en Acrobatische Gymnastiek.

In de Acrobatische Gymnastiek wordt het statisch en dynamisch evenwicht in steeds complexere bewegingssituaties met anderen opgetraind (2e graad eindterm 8).

8 in omgekeerde houding hangen en steunen;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep in omgekeerde houding hangen en steunen en kunnen dit toepassen in tal van gymnastieksituaties.

De topsportopleiding gymnastiek is in al haar niveaugroepen een doorgedreven toepassing van het in omgekeerde houding hangen en steunen. In de basisopleiding wordt dit reeds systematisch geoefend. In de drie niveaugroepen van de topsportopleiding worden de omgekeerde houdingen in hang en steun doorgedreven opgetraind in steeds moeilijkere bewegingsvormen (2e graad eindterm 7 en 10, 3e graad eindterm 9 en 12).


In de Acrobatische Gymnastiek worden de omgekeerde hangen steunvormen in steeds complexere bewegingssituaties met anderen opgetraind (2e graad eindterm 8).

9 vrije sprongen en steunsprongen uitvoeren;

De gymnasten kunnen vrije sprongen en steunsprongen uitvoeren. De topsportopleiding gymnastiek houdt een doorgedreven training en toepassing van vrije en steunsprongen in. De sprongen worden doorheen de drie niveaugroepen steeds complexer en worden op een hoger beheersingsniveau uitgevoerd (2e graad eindterm 7, 3e graad eindterm 9 en 12).


In de Acrobatische Gymnastiek worden deze sprongen simultaan of in wisselwerking met anderen opgetraind. Ook in de Artistieke Gymnastiek worden de sprongen tijdens demonstraties in een choreografisch geheel met anderen toegepast (2e graad eindterm 8).

10 hangen, steunen, zwaaien aan toestellen en beheerst landen;

De gymnasten kunnen hangen, steunen, zwaaien en landen in tal van bewegingssituaties. De topsportopleiding gymnastiek is in al haar niveaugroepen een doorgedreven toepassing van hangen, steunen en zwaaien aan toestellen en beheerst landen in steeds moeilijkere gymnastiekbewegingen en gymnastische bewegingssituaties (2e graad eindterm 7 en 10, 3e graad eindterm 9 en 12).


In de Acrobatische Gymnastiek wordt in verhouding weinig aan toestellen geoefend maar wordt het hangen, steunen en zwaaien in bewegingssituaties met anderenvoortdurend uitgediept (2e graad eindterm 8).

11 een draaibeweging om de breedteas uitvoeren;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep draaibewegingen om de breedteas uitvoeren en dit toepassen tijdens allerlei gymnastiekbewegingen.

In de topsportopleiding worden doorheen de drie niveaugroepen, zowel tijdens sprongen en pirouettes als in steun en in hang, draaibewegingen om de breedteas


14

uitgevoerd en toegepast in stijgende moeilijkheid (2e graad eindtermen 7 en 10, 3e graad eindtermen 9 en 12).


Deze bewegingen worden in de Acrobatische Gymnastiek voortdurend en in de Artistieke Gymnastiek tijdens de choreografische opleiding in bewegingssituaties met anderen uitgevoerd (2e graad eindterm 8).

12 klimmen;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep klimmen in allerlei toepassingen.

Klimmen en klauteren horen bij de initiatie in de gymnastieksport die alle topsportgymnasten bij hun eerste contact met de gymnastiek op clubniveau doorlopen hebben. Klimmen blijft in al haar variaties een wezenlijk onderdeel van de algemene krachttraining die doorheen alle niveaugroepen beoefend wordt met stijgende belasting en toenemend aantal herhalingen of grotere snelheid (2e graad eindterm 10).


13 gekende oefeningen in een eenvoudige gymnastische combinatie uitvoeren;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep allerlei gymnastische combinaties uitvoeren.

Wedstrijdoefeningen zijn een combinatie van gekende gymnastiekbewegingen. De gymnast traint tijdens de voorbereidings- en de wedstrijdperiode op deze combinaties. De verbindingen tussen de gymnastiekbewegingen en de gymnastiekbewegingen op zich worden doorheen de drie niveaugroepen steeds complexer en op een hoger beheersingsniveau uitgevoerd (2e graad eindterm 7, 3e graad eindterm 12). De gymnast kan deze combinaties op wedstrijdtrainingen en op wedstrijden tonen. Hiermee kan de gymnast de geleerde bewegingen in andere bewegingssituaties (verschillende combinaties van de wedstrijdoefeningen doorheen de drie niveaugroepen heen) en in verschillende contexten (in de trainingszaal, tijdens een demonstratie, op wedstrijdtrainingen en officiële wedstrijden) toepassen (3e graad eindterm 9).

Een uitbreiding op het geleerde wordt voor demonstraties, buiten de wedstrijdperiodes, gemaakt: de gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep hun vaardigheden creatief combineren in een choreografie of wisselwerking met andere gymnasten (3e graad eindterm 11). Creatieve toepassingen kunnen tevens tijdens opwarming en choreografiesessies samengesteld worden. Daarnaast worden in de vloeroefeningen van de Artistieke Gymnastiek, in de balkoefeningen van de Artistieke Gymnastiek Dames en in alle wedstrijdoefeningen van de Acrobatische Gymnastiek creatieve en individueel aangepaste verbindingen gelegd tussen gekende gymnastiekvaardigheden. De gymnast kan vanaf de eerste niveaugroep de creatie mee samenstellen. Doorheen de niveaugroepen wordt de persoonlijke inbreng van de individuele gymnast groter. Gymnasten van de derde niveaugroep (voor Acrobatische Gymnastiek vanaf de tweede niveaugroep) kunnen zelfstandig eigen choreografische toepassingen samenstellen.

Uitbreiding voor de specifieke gymnastiektraining:

In de gymnastiektrainingen worden de motorische eigenschappen kracht, lenigheid, snelheid en coördinatie in aparte trainingseenheden opgetraind. Dit kan beschouwd worden als voorwaardentraining (het optrainen van deze voorwaarden is onontbeerlijk om progressie in gymnastiekvaardigheden te kunnen maken). De gymnasten kunnen deze trainingseenheden vanaf de eerste niveaugroep zelfstandig afwerken (1e graad eindterm 4). Deze zelfstandigheid vormt de basis om ook in leersituaties zelfstandig te kunnen werken. Samen met het toenemend inzicht in de gymnastieksport kan de


15

gymnast doorheen de drie niveaugroepen in toenemende mate zelfstandig leren leren (2e graad eindterm 4, 3e graad eindterm 4 en 5).

Samen met het toenemend vaardigheidsniveau en toenemend inzicht in de gymnastieksport kan de gymnast doorheen de drie niveaugroepen in stijgende mate de motorische eigenschappen kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie inzichtelijk en efficiënt toepassen in alle gymnastieksituaties (3e graad eindterm 10). De mate waarin de gymnast zich hierin kan bekwamen is bepalend voor het beheersingsniveau waarop hij de gekende motorische vaardigheden kan uitvoeren (3e graad eindterm 12).

14 een duurloop en een sprint uitvoeren;

In de topsportopleiding gymnastiek worden de eindtermen en de bijhorende leerinhouden van het vak L.O. volledig geïntegreerd (zie p. 77).

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep vormen van duurloop en sprint uitvoeren. Sprint- en looptechnieken zijn een wezenlijk onderdeel van de specifieke gymnastiektraining waarin korte sprints, looptechnieken en ritmeveranderingen deel uitmaken van de sprongtraining en de opwarming (2e graad eindterm 11). Duurlopen worden gepland in de opbouwperiode waarin uithoudingstraining een basis voor het komende turnseizoen vormt.

15 verspringen en hoogspringen en op een veilige manier landen;


De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep de basisvaardigheden van verspringen en hoogspringen uitvoeren. De basis voor hoog- en verspringen wordt gelegd tijdens de specifieke gymnastiektraining in de onderdelen looptraining, krachttraining voor de benen en acrobatie op de grond en aan de sprong. Specifieke scholing en uitdieping van hoog- en verspringen wordt tijdens opwarming in de opbouw- en herstelperiodes voorzien (2e graad eindterm 11, 3e graad eindterm 9).

Veilig landen wordt opgetraind tijdens de basistraining gymnastiek. Vanaf de eerste tot de derde niveaugroep wordt veilig landen in verwachte en onverwachte bewegingssituaties veelvuldig geoefend. Doorheen de drie niveaugroepen worden de bewegingssituaties waaruit veilig moet geland worden, steeds complexer (2e graad eindterm 13).

16 werpen en stoten;


De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep werpen en stoten.

Werpen en stoten komen niet aan bod in de specifieke gymnastiekopleiding, met uitzondering van de krachttraining met medicijnbal. Werp- en stootoefeningen worden in atletieksituaties en in allerlei toepassingen tijdens de opbouw- en herstelperiodes ingelast (2e graad eindterm 11, 3e graad eindterm 9).

17 eenvoudige bewegingen uitvoeren op een maatstructuur;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep bewegen op een maatstructuur. De gymnasten voeren tijdens de opwarming en choreografietraining gymnastische bewegingen uit op een maatstructuur (veelal 8 tijden). Choreografie wordt getraind doorheen de drie niveaugroepen. Het bewegen op maatstructuur vormt voor alle gymnasten een wezenlijk tot groot onderdeel van de specifieke topsportopleiding gymnastiek.

18 verschillende basisbewegingen uit één dansvorm uitvoeren: volksdans of sociale dans of jazzdans;


16

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep basisbewegingen uit de dans uitvoeren en toepassen. Zowel de acrobatische gymnastiek (balans-, tempo- en combined oefening) als de artistieke gymnastiek dames (vloeroefening) hebben gymnastiekoefeningen op muziek op hun officieel wedstrijdprogramma staan. In de artistieke gymnastiek heren wordt de dansante choreografie vooral in de basisgroep en de eerste niveaugroep bijgebracht, waarna deze basistraining wordt behouden en uitgediept tijdens gymnastiekdemonstratie-oefeningen op muziek.

Het uitvoeren van gymnastiekbewegingen op muziek en in groep vereist een koppeling aan ruimte- en tijdsbesef en een doorgedreven houdingscholing (2e graad eindterm 16).

Tijdens de opbouwperiode worden aerobic-opwarmingen en balletlessen geïntegreerd in de gymnastiektraining.

19 kunnen deelnemen aan een vorm van doelspel en een vorm van terugslagspel;


Doelspelen en terugslagspelen komen niet aan bod tijdens de specifieke gymnastiekopleiding, maar worden geïntegreerd tijdens opbouwperiodes en stages. Aan gymnasten uit de eerste graad worden sessies basketbal, voetbal, volleybal, handbal, badminton en midi-tennis gegeven. De gymnasten kunnen de vereiste vaardigheden uitvoeren en kunnen samenspelen. Deze vaardigheden en spelvormen worden in de tweede en de derde graad uitgebreid met aangepaste doelspelen en terugslagspelen.

20 spelen volgens afgesproken en aangepaste regels;

De gymnasten moeten gedurende hun volledige gymnastiekopleiding (doorheen de drie niveaugroepen) kunnen trainen en wedstrijden turnen volgens de afgesproken en geldende regels en afspraken. Deze ingesteldheid wordt nageleefd tijdens alle sporten speltoepassingen. Hierin leren de gymnasten zowel leiding te nemen als leiding te aanvaarden. Specifiek binnen de gymnastiekopleiding komt dit laatste aspect vooral aan bod in de wedstrijden per ploeg en in de relatie met trainer en gymnastiekfederatie (3e graad eindterm 23).

21 kunnen verschillende rollen vervullen binnen spelsituaties;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste graad zowel de aanvaller- als de verdedigerrol vervullen tijdens doelspelen en terugslagspelen.

In de tweede en de derde graad verdiepen de gymnasten zich in de verschillende aanvals- en verdedigingsrollen, in de rol van slagploeg en veldploeg, in het samenspelen, in het positiespel en in eenvoudige spelstrategieën aan de hand van aangepaste vormen van doelspelen en (terug)slagspelen (2e graad eindtermen 14 en 15, 3e graad eindterm 13).

22 (*1) leren omgaan met elementen als spanning, verliezen, winnen en fair-play;

De gymnasten moeten leren omgaan met verliezen, winnen, fair-play en spanning in wedstrijdsituaties. Fair-play is reglementair vereist in de wedstrijdsport gymnastiek en is daarnaast een onvoorwaardelijk te ontwikkelen ingesteldheid bij elke sporter.

De gymnasten leren zowel winnen als verliezen, leren de gevoelens en gedragingen die hiermee gepaard gaan tijdens de wedstrijd positief te kanaliseren, leren deze gevoelens buiten de wedstrijdsituatie te kaderen in de omgang met andere gymnasten en betrokkenen en leren winnen en verliezen te relateren met de trainingsinzet en -motivatie.

1 Eindtermen en doelstellingen met betrekking tot attitudes worden vanaf hier met een * aangeduid.


17

De gymnasten leren wedstrijdstress te verdragen. Aan de hand van mentale processen en wedstrijdroutines leren ze de spanning in functie van een optimale prestatie te stellen.

Het omgaan met deze elementen wordt tijdens de eerste niveaugroep aangebracht maar zal doorheen de drie niveaugroepen bijgewerkt moeten worden.

Deze ingesteldheid en mentale vaardigheden kunnen door de gymnasten in alle sporten speltoepassingen nageleefd worden.

23 deelnemen aan een eenvoudige vorm van verdedigingssport met het oog op:

- veilig vallen;

- evenwicht bewaren, verstoren en herstellen;

- lichamelijk contact durven nemen binnen de grenzen van de gestelde opdracht.

In de topsportopleiding gymnastiek worden de eindtermen en de bijhorende leerinhouden van het vak L.O. volledig geïntegreerd (zie p. 77). Veilig vallen en evenwicht bewaren en herstellen komen vanaf de eerste niveaugroep ook in de specifieke gymnastiekopleiding aan bod (cfr. 1e graad eindterm 7 en 10) en kunnen door de gymnasten vanaf de eerste graad toegepast worden in verdedigingssporten. Deze bewegingssituaties uit de verdedigingssport worden aangeboden in de opwarming (trek- en duwvormen) en in korte sessies verdedigingssport tijdens de opbouwperiodes. Aan de hand van deze sessies verdedigingssport wordt het nemen van lichamelijk contact binnen de grenzen van de bewegingsopdracht uitgediept.

Vanaf de eerste niveaugroep kunnen de gymnasten tijdens het uitvoeren van een verdedigingssport, maar ook tijdens de kracht- en lenigheidtraining, tijdens het uitvoeren van bewegingen met hulp van de trainer en tijdens het uitvoeren van oefeningen met partners (permanent in acrobatische gymnastiek) meegaan en tegenwerken in de bewegingen met anderen (2e graad eindterm 12).

24 nemen deel aan bewegingsactiviteiten in de natuur;

De gymnasten nemen vanaf de eerste niveaugroep tijdens stages en tijdens klasactiviteiten deel aan bewegingsactiviteiten in de natuur. Voor de gymnasten die grotendeels indoor trainen; zijn deze activiteiten, samen met looptrainingen en bredere L.O.-activiteiten, noodzakelijk om voldoende bewegingservaringen in openlucht op te doen (2e graad eindterm 17).

25 kunnen één zwemslag doeltreffend uitvoeren;

In de topsportopleiding gymnastiek worden de eindtermen en de bijhorende leerinhouden van het vak L.O. volledig geïntegreerd (zie p. 77). De gymnasten kunnen beantwoorden aan de leerplandoelstellingen zwemmen. Hiervoor worden tijdens de opbouw- en herstelperiodes zwemsessies ingelast. Deze zullen in hoofdzaak tijdens stages gepland worden.

26 beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen;

In de topsportopleiding gymnastiek worden de eindtermen en de bijhorende leerinhouden van het vak L.O. volledig geïntegreerd (zie p. 77). De gymnasten kunnen beantwoorden aan de leerplandoelstellingen reddend zwemmen. Hiervoor worden tijdens de opbouw- en herstelperiodes zwemsessies ingelast. Deze zullen in hoofdzaak tijdens stages gepland worden.

27 ontwikkelen fitheid gebaseerd op uithouding, kracht, lenigheid en snelheid in verschillende bewegingssituaties;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep fitheid ontwikkelen op basis van hun gymnastiekopleiding waarin uithouding, weerstand, kracht, lenigheid en snelheid in specifieke sessies opgetraind worden en voorwaarde zijn voor het kunnen uitvoeren van gymnastiekbewegingen.


18

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep voor zichzelf de wijzigingen in fitheid en algemene conditie opmerken (2e graad eindterm 19). De gymnasten kennen en ondervinden het belang van fitheid en een goede algemene conditie als voorwaarde voor het leveren van goede sporten gymnastiekprestaties. Ze zetten zich in om een goede fysieke fitheid te bekomen (2e graad eindterm 23*). In functie van hun gymnastiekprestatie kunnen ze hun eigen doelen met betrekking tot fitheid bepalen (3e graad eindterm 20).

Vanaf de tweede graad (einde eerste niveaugroep, tweede niveaugroep) kennen en begrijpen de gymnasten het belang van regelmatig fysiek oefenen voor de gymnastiekprestatie en de algemene gezondheid in een breder kader (2e graad eindterm 18). Ze begrijpen de fysiologische processen die hierbij optreden (integratie met vakonderricht biologie). Op basis hiervan zien de gymnasten van de tweede en derde niveaugroep het belang van een goede fysieke conditie voor sportprestatie én algemeen welzijn in (3e graad eindterm 22).

Life-time sportbeoefening:

Gymnasten van de derde graad (tweede en derde niveaugroep) kunnen lichaamsbeweging en (top)sport kaderen binnen een levenslange bewegingsactieve levensstijl. Ze kennen het verband tussen bewegen en gezondheid en kunnen dit relateren aan de levenskwaliteit binnen de samenleving (3e graad eindterm 16) (integratie met vakonderricht biologie). Ze zijn bereid om een bewegingsactieve levensstijl na hun loopbaan als topsporter aan te houden (3e graad eindterm 21). In deze zin kunnen ze hun doelen met betrekking tot fitheid herdefiniëren (3e graad eindterm 20). De gymnasten worden in deze herdefiniëring begeleid wanneer ze tijdens hun topsportopleiding blessures oplopen die gevolgen voor hun topsport inhouden of die blijvende sportschade veroorzaken. In beide gevallen kunnen de gymnasten, aan de hand van het bredere L.O.-aanbod dat ze tijdens hun topsportopleiding krijgen, kiezen uit bewegingsactiviteiten waarbij ze zich goed voelen en die het best aansluiten bij hun fysieke en relationele situatie (3e graad eindterm 25). De gymnasten leren tijdens hun topsportopleiding en in het bijzonder tijdens de derde graad, kritisch om te gaan met het aanbod van actuele bewegingsvormen (3e graad eindterm 14). Hierbij kunnen de gymnasten van de derde graad in overleg keuzes maken uit het complementaire L.O.-aanbod dat tijdens de topsportopleiding wordt behandeld (3e graad eindterm 24).

28 kennen het belang van opwarming vóór en tot rust komen na fysieke activiteiten en passen dit toe;

De gymnasten kennen vanaf de eerste niveaugroep het belang van opwarming en kunnen verschillende opwarmingsvormen toepassen in functie van gymnastiektrainingen, gymnastiekwedstrijden en andere sportactiviteiten.

Ze kennen het belang van cooling-down en passen dit toe na de training. Ze kennen het belang van herstelperioden die in de algemene trainingsplanning worden ingelast.

29 passen vóór en na bewegingsactiviteiten hygiënische regels toe;

De gymnasten passen vanaf de eerste niveaugroep hygiënische regels (douchen, verversen van kledij, ontsmetten van wondjes) in functie van hun sportbeoefening toe. Ten laatste vanaf de tweede graad (einde eerste niveaugroep, tweede niveaugroep) worden de hygiënische regels spontaan toegepast (2e graad eindterm 21*).

30 (*) leren positief staan tegenover regelmatig oefenen en prestaties vergelijken met de voorgaande;

De gymnasten leren vanaf de eerste niveaugroep om de dagelijkse doorgedreven trainingen op te nemen in hun levensritme. Ze leren om het regelmatig en planmatig oefenen te koppelen aan de prestaties en kunnen in deze context prestaties met voorgaande vergelijken. Hierbij leren de gymnasten hun eigen mogelijkheden kennen en aanvaarden (2e graad eindterm 27*). Ze leren om in functie van de eigen mogelijkheden inzicht te krijgen in de individuele trainingsplanning op lange termijn.


19

Eindterm 30* van de eerste graad staat in horizontaal verband met de eindtermen omtrent fitheid (1e graad eindterm 27) en de daarbij vermelde relatie met prestatie en algemene conditie (2e graad eindtermen 19 en 23*). Binnen dit kader nemen de gymnasten een positieve attitude ten aanzien van dagdagelijks oefenen aan;

Aansluitend bij het vergelijken van de eigen prestaties leren de gymnasten vanaf de eerste niveaugroep om de prestaties van anderen te kaderen binnen het geheel van trainingsintensiteit en verschillen in persoonlijke mogelijkheden en talent. De gymnasten leren respect op te brengen voor elke sportprestatie en leren deze te kaderen in de juiste context (2e graad eindterm 29*).

31 kunnen in groepsactiviteiten verschillende taken uitvoeren en nakomen;

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep tijdens groepsactiviteiten (zoals ploegwedstrijden, stages in groep en gezamenlijke trainingen) samenleven, samenwerken en de verschillende taken en regels nakomen.

Tijdens het samenleven en samenwerken met hun trainingspartners zijn de gymnasten in staat om verschillende rollen op sociaal aanvaarbare wijze te vervullen (2e graad eindterm 24). Ze kunnen hierbij overleggen, afspraken maken, samenwerken en samenspelen in groepsverband (2e graad eindterm 25).

Eindterm 31 van de eerste graad staat in horizontaal verband met het kunnen spelen volgens afgesproken regels en het kunnen vervullen van verschillende rollen binnen spelsituaties (1e graad eindtermen 20 en 21). Eindterm 31 van de eerste graad vindt immers haar toepassing en verdieping tijdens de bredere L.O.-activiteiten binnen de topsportopleiding.

32 tonen in alle omstandigheden respect voor het materiaal;

De gymnasten tonen vanaf de eerste niveaugroep steeds respect voor het materiaal en dit zowel tijdens de gymnastiektrainingen als tijdens andere bewegingsactiviteiten en tijdens het theoretisch vakonderricht.

Deze eindterm staat in horizontaal verband met het leren zelfstandig oefenen, opstellen en wegbergen van materiaal (1e graad eindterm 4).

De gymnasten kunnen vanaf de eerste niveaugroep in de brede betekenis aangepast en respectvol omgaan met omgeving en materiaal (2e graad eindterm 30*).

33 betrekken alle leerlingen zonder onderscheid van geslacht, etnische origine of motorische aanleg in spel en andere groepsactiviteiten;

De gymnasten brengen vanaf de eerste niveaugroep respect op voor alle medegymnasten, sporters en klasgenoten. Zowel in de gymnastiekzaal, de sportzaal, het klaslokaal als in het dagelijkse leven behandelen ze alle mensen ongeacht hun geslacht, etnische origine of motorische capaciteiten als hun gelijke.

Zoals de gymnasten tijdens hun topsportopleiding respectvol leren omgaan met hun eigen lichaam, leren ze respectvol omgaan met het lichaam en de ganse persoonlijkheid van alle andere mensen (2e graad eindterm 28*). Dit staat in het verlengde van het leren aanvaarden van eigen mogelijkheden (2e graad eindterm 27*) en het leren waarderen van elkaars mogelijkheden (2e graad eindterm 29*).

34 (*) leren hun eigen bewegingsuitvoeringen en mogelijkheden en beperkingen juist inschatten;

In het verlengde van eindterm 30* van de eerste graad leren de gymnasten vanaf de eerste niveaugroep hun eigen bewegingsuitvoeringen inschatten en onderling te vergelijken. De gymnasten leren hierbij hun eigen mogelijkheden kennen en aanvaarden (2e graad eindterm 27*). Ze leren om in functie van de eigen mogelijkheden inzicht te krijgen in de individuele trainingsplanning op lange termijn.

Deze strategie kunnen de gymnasten toepassen in de bredere L.O.-activiteiten.

35 (*) leren inzet en volharding tonen en hun eigen grenzen verleggen.


20

In het verlengde van eindtermen 27 en 30* van de eerste graad, leren de gymnasten inzet en volharding te tonen om hun eigen grenzen te verleggen. Samen met de technische scholing, de fysieke voorbereiding en de planmatige trainingen zijn de attitudes inzet en volharding onontbeerlijk om een gevorderd gymnastiekniveau te bereiken. Daarnaast bouwen de gymnasten onder begeleiding aan geloof in eigen kunnen, een positief zelfbeeld en regelmatige succesbeleving.

Deze elementen dragen bij tot de intrinsieke motivatie en de trainingsvreugde (2e graad eindterm 26*). Gymnasten kunnen tijdens moeilijke trainingsperiodes rekenen op de volledige steun van zowel de sporttechnische en medische omkadering als van het lerarenkorps om de heropbouw naar trainingsvreugde en succesbeleving door te komen.

Binnen het bredere kader van de L.O.-activiteiten ervaren de gymnasten vanaf de eerste niveaugroep bewegingsvreugde tijdens diverse bewegingsactiviteiten waardoor een positief zelfconcept en een life-time sportbeoefening worden aangewakkerd (3e graad eindterm 15).

A-Stroom/ASO/TSO – 1e, 2e en 3e graad 21 Basisvorming + keuzegedeelte/basisoptie + specifiek gedeelte Topsport AV Lichamelijke opvoeding (1e graad: 2/2 lt/w, 2e graad: 2/2 lt/w, 3e graad: 2/2 lt/w) AV Sport (topsport gymnastiek) (1e graad: 4/6 lt/w, 2e graad: 10/10 lt/w, 3e graad: 10/10 lt/w)

2 Leerplandoelstellingen Niveau 1 (1e graad) - AGD

ET LO DSET LEERPLANDOELSTELLINGEN

De leerlingen

1 kunnen een correcte en gezonde lichaamshouding aannemen.

1 kunnen verschillende lichaamshoudingen onderscheiden en toepassen.

2 hebben aandacht voor onveilige trainingssituaties (bijv. matten niet goed aaneengesloten) en reageren hierop.

2 & 3 zijn steeds in orde met hun turnkledij en eventuele extra benodigdheden (handbeschermers, strips, handschoenen).

2 & 4 kennen de opstelling van de diverse turntoestellen en kunnen veilig het turnmateriaal gebruiken.

4 kunnen zelfstandig opwarmen en trainen i.f.v. een verbeterde lichaamsconditie.

4 kunnen zelfstandig eenvoudige opdrachten, zoals voorbereidende bewegingen, uitvoeren.

5 kunnen voor alle aangeleerde bewegingen de correcte techniek uitleggen.

6 kunnen voor alle aangeleerde bewegingen de voornaamste fouten en verbeteringen aangeven.

7 & 23 kunnen evenwicht behouden en herstellen in alle trainingssituaties (in het bijzonder aan de balk).

8, 10 & 13

kunnen hangen, steunen en zwaaien met lengte-rotaties aan de brug met ongelijke leggers

11 & 13 kunnen rotaties om breedte- en lengteas uitvoeren en deze twee combineren aan verschillende toestellen.

11 & 13 kunnen voorwaartse en rugwaartse rotaties combineren.

9 kunnen basissprongen uitvoeren.

12 kunnen klimmen en klauteren in allerlei toepassingen.

10 & 14 kunnen een correcte, snelle aanloop, afstoot en landing uitvoeren.

14 kunnen in de opbouwperiode een duurloop uitvoeren.

15 kunnen de basisvaardigheden van verspringen en hoogspringen uitvoeren.

16 kunnen werpen stootoefeningen uitvoeren.

17 & 18 kunnen een basischoreografie uitvoeren en toepassen in balk- en grondoefeningen.



De leerlingen

19 kunnen tijdens cardiovasculaire activiteiten en in de opbouwperiodes deelnemen aan vormen van doelen terugslagspel.

20 kunnen geldende regels en afspraken toepassen in spelsituaties.

21 kunnen zowel de aanvaller- als verdedigerrol vervullen tijdens doelen terugslagspelen.

22* kunnen hun prestaties op wedstrijden evalueren en relativeren.

22* kunnen mislukkingen aanvaarden en relativeren.

23 kunnen de basisvormen van trekken en duwen toepassen.

10, 15 & 23

kunnen veilig vallen/landen en hebben in alle bewegingssituaties een goede lichaams- en ruimteperceptie.


24 & 25 nemen tijdens opbouwperiodes deel aan bewegingsactiviteiten in de natuur en aan zwemactiviteiten.

26 beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen.

27 & 28 kunnen aangeven waarom een degelijke opwarming en goede fysieke conditie van belang zijn.

28 kunnen de nodige aandacht opbrengen voor een correcte techniek en houding om blessures te voorkomen.

29 volgen richtlijnen betreffende hygiëne op en kunnen het belang van hygiëne aangeven.

29 nemen gezonde voedingsgewoonten aan en kunnen aangeven waarom gezond eten belangrijk is voor een topsporter.

28 & 29 nemen goede slaapgewoonten aan en respecteren periodes van verplichte rust.

28 & 29 volgen de raadgevingen van trainer en kinesist/dokter nauwgezet op om een gezonde en veilige sportbeoefening te waarborgen.

29 weten hoe ze blaren moeten verzorgen.

30* kunnen aangeven waarom sport belangrijk is.

31 & 33 kunnen zich in een team correct gedragen t.o.v. de anderen (helpen, sportiviteit, fair-play).

32 & 33 tonen respect voor zichzelf, trainers, juryleden en materiaal.

34* kunnen hun eigen sterke en zwakke punten aanduiden en weten als dusdanig zeer goed waar de meeste aandacht naartoe moet gaan.

34* kunnen hun prestaties evalueren en indien nodig relativeren.



De leerlingen

34* kunnen zichzelf plaatsen t.o.v. andere gymnasten.

35* kunnen de nodige motivatie en het nodige doorzettingsvermogen aan de dag leggen.


3 Leerinhouden Niveau 1 (1e graad) - AGD LEERINHOUDEN

Motorische competenties

Fysieke training

- Algemene krachttraining: krachttraining met eigen lichaamsgewicht, snelkrachttraining, sprongkrachttraining via plyometrie.

- Specifieke krachttraining: krachttraining i.f.v. gymnastische vaardigheden uitgevoerd d.m.v. turnelementen, soms met de hulp van de trainer..

- Training actieve & passieve lenigheid.

- Training coördinatie.

- Uithoudingstraining: aërobe activiteiten zoals duurloop, zwemmen of fietsen worden in het trainingsprogramma geïntegreerd.

- Training reactiesnelheid: reactiespelletjes tijdens de opwarming.

- Teamsporten vervat in het leerplan L.O. worden aangeboden tijdens stages en de opbouwperiodes.

Choreografie

- Aanleren van de basistechnieken ballet en moderne dans.

- Bijschaven van een correcte lichaamshouding.

- Verbeteren van de kwaliteit van de gymnastische sprongen, zoeken naar de juiste afzet.

- Aanleren van choreografieën voor balk- en grondoefening.


LEERINHOUDEN

Leerinhouden per toestel

- De leerinhouden per toestel worden bepaald door de technische vereisten die worden opgelegd door de Fédération Internationale de Gymnastique (FIG). In 2006 kent de FIG-code grondige wijzigingen

- De inhoud (A-score) van de brug-, balk- en grondoefening omvat:

moeilijkheidswaarde = 9 hoogste waardedelen + afsprong (A = 0.10, B = 0.20, C = 0.30, D = 0.40, E = 0.50, F = 0.60, G = 0.70 ptn);

element Groep Vereisten (EGV): 5 met elk een waarden van 0.50 ptn = 2.50 ptn;

verbindingswaarde = unieke verbindingen met hoge moeilijkheidsgraad van elementen aan brug, balk en grond;

- De maximale score voor uitvoering (B-score) bedraagt 10.0 ptn. De som van volgende fouten wordt verminderd van 10.0 ptn:

uitvoeringsfouten;

samenstellingfouten;

artistieke waarde van de oefening.

Eindscore = A-score + B-score.

Sprong

- Techniektraining voor aanloop en afstoot.

- Techniektraining van de voornaamste basissprongen.

- Kunnen uitvoeren van 2 sprongen met een waarde van 4.70 - 5.10 ptn (overslag salto gehurkt, overslag salto gehoekt, yourtchenko gestrekt, tsukahara. gehoekt …)

- Voorbereidende oefenvormen (op mattenberg, in valkuil) op sprongen met een hogere moeilijkheidswaarde.


LEERINHOUDEN

Brug

- Verbeteren en stabiliseren van de basistechnieken. (handstand in kneukel-, palm- en ellegreep, reuzezwaai vw/aw, stut, stalder …)

- Techniekverbetering zwaaien vw/aw in strips (rek).

- Automatiseren van zwaaien met verschillende grepen.

- Minimaal 2 verschillende grepen in de routine.

- Cirkeldraai dicht bij de legger (groep 2, 4, 5).

- Uitvoeren van een niet vluchtelement met draai om lengteas (360°).

- Reuzezwaaien met rotaties om de lengteas (180°/360°).

- 2 vluchtelementen kunnen uitvoeren (vluchtelement van HL naar LL, vluchtelement van LL naar HL, vluchtelement aan zelfde legger).

- Techniekverbetering gesterkte salto.

- Opbouw naar C- en/of D-afsprong.

Balk

- Houdingstraining, evenwichtstraining en choreografie balkoefening.

- Basissprongen B- en C-elementen en pirouettes (360°) technisch correct en stabiel kunnen uitvoeren.

- Acrobatische basiselementen technisch correct en stabiel kunnen uitvoeren (voorwaarts, zijwaarts en rugwaarts): rondat, brug vw/aw, flik, salto, vrije radslag, vrije overslag …

- Combinaties kunnen uitvoeren van gymnastische en acrobatische elementen (gymnastische serie, mixed serie, acrobatische serie).

- C-afsprong en voorbereiden naar D-afsprong en moeilijker.


LEERINHOUDEN

Grond

- Acrobatische basiselementen technisch correct kunnen uitvoeren: rondat, flik, overslag, voorwaartse/ rugwaartse en zijwaartse salto’s, temp, …

- Uitvoeren van een acrobatische serie met 2 verschillende salto’s.

- Uitvoeren van een salto met dubbele draai om de breedteas.

- Uitvoeren van een salto met 360° draai om de lengteas.

- Uitvoeren van gymnastische combinaties.

- Directe en indirecte acrobatische verbindingen die enkelvoudige bonus kunnen opleveren.

Af te werken competitieprogramma

- 1 à 2 provinciale voorrondes als voorbereidende wedstrijden.

- Vlaams en Belgisch Kampioenschap.

- Internationale wedstrijden (na selectie).

- Interclubwedstrijden en andere tornooien om wedstrijdritme op te bouwen.

Gezonde en veilige levensstijl

- De leerlingen leren zelfstandig een aantal trainingsprogramma’s af te werken (conditie - kracht - lenigheid).

- De leerlingen passen in alle bewegingen de houdingen techniekscholing toe.

- In geval van kwetsuur werken de leerlingen een aangepast trainingsprogramma af.

- Tijdens stages houden de leerlingen zich aan de verplichte rustperiodes.

- De leerlingen douchen na elke training (op het internaat of thuis) en dragen zorg voor hun eigen lichaam, kledij en materiaal.

- De leerlingen kunnen zelf kleine kwetsuren verzorgen.

- De leerlingen kunnen de veiligheid waarborgen bij het aanleren van nieuwe bewegingen (extra matten, hulpmateriaal …).

- De leerlingen controleren zelf hun uitrusting en de correcte opstelling van de toestellen (bijv. breedte van de brug, matten goed aangesloten, afstand springplank, muziek, kledij …).


LEERINHOUDEN

Ontwikkeling van het zelfconcept en het sociaal functioneren

- Tijdens de trainingen laten de leerlingen steeds een optimale motivatie blijken.

- Tijdens de trainingen leren de leerlingen om de eigen zwakke punten bij te werken.

- Tijdens en buiten de trainingen gedragen de leerlingen zich sportief en correct ten aanzien van medeleerlingen en trainers/sters.

- De leerlingen doen wedstrijdervaring op om emoties als stress, falen, succes … te leren controleren.

- Tijdens de trainingen lossen de leerlingen kleine problemen zelfstandig op (bijv. in orde brengen van de leggers van de ongelijke brug …).

- De leerlingen behandelen het materiaal op een correcte en veilige manier.

- De leerlingen zijn altijd in orde met kledij, uitrusting …

- De leerlingen zetten door in moeilijke situaties.

- De leerlingen kunnen hun schrik overwinnen.


4 Leerplandoelstellingen Niveau 2 (2e graad) - AGD


De leerlingen

1 & 3 13 kunnen bij eenvoudige bewegingen, zoals krachtoefeningen, elkaar helpen om de veiligheid te waarborgen.

1 13 volgen gemaakte afspraken consequent op.

1 13 zijn steeds in orde met hun turnkledij en eventuele extra benodigdheden (handbeschermers, strips, handschoenen).

2 & 20 13 hebben aandacht voor onveilige trainingssituaties (bijv. matten niet goed aangesloten) en reageren hierop.

2 13 kennen het belang van het veilig gebruik van het turnmateriaal.

4 2, 7, 9, 10 kunnen een vooropgesteld krachttrainingsschema volledig zelfstandig afwerken, hierbij rekening houdend met de correcte uitvoeringen.

4 2 & 9 kunnen zelfstandig een trainingsprogramma afwerken.

4 7 & 9 kunnen problemen zelfstandig oplossen.

5 10 kunnen de individueel gestelde trainingsdoelen behalen en kunnen eigen vorderingen evalueren.

6 7 kunnen voor alle aangeleerde bewegingen de correcte techniek uitleggen.

6 7 & 10 kunnen bij zichzelf en andere leerlingen fouten analyseren.

7 1, 2, 4 & 6 kunnen meervoudige rotaties om breedte- en lengteas uitvoeren en kunnen deze twee combineren aan diverse toestellen.

7 1, 2, 4 & 6 kunnen voorwaartse en rugwaartse rotaties combineren zodat ze bonus opleveren.

8 1, 2, 4 & 6 kunnen een dansante choreografie en gymnastiekbewegingen op muziek in groep uitvoeren.

9 1, 2, 4 & 6 kunnen evenwicht behouden en herstellen in alle trainingssituaties (in het bijzonder aan de balk).

10 1, 3, 4 & 6 kunnen aan de brug met ongelijke leggers de timing van zwaaien aanpassen naargelang het daaropvolgende element.

10 1, 2, 4 & 6 kunnen hangen, steunen, klimmen, zwaaien en draaien in verschillende bewegingssituaties en aan verschillende toestellen.

11 1, 2, 4 & 6 kunnen een correcte, snelle aanloop voor verschillende sprongen uitvoeren.

11 & 13 1, 2 & 6 hebben een dynamische afstoot en kunnen een beheerste landing uitvoeren na complexe sprongen.

11 1, 2 & 6 kunnen complexe sprongen uitvoeren uit verschillende spronggroepen.

12 kunnen meegaan en tegenwerken in bewegingen met anderen tijdens opwarmingssituaties.



De leerlingen

13 kunnen veilig vallen aan de verschillende toestellen bij mislukken van een beweging.

14 1, 2, 3, 4 & 6 kunnen tijdens cardiovasculaire activiteiten en in de opbouwperiodes deelnemen aan aangepaste vormen van doelspel met aanval en verdediging.

15 1, 2, 3, 4 & 6 kunnen tijdens cardiovasculaire activiteiten en in de opbouwperiodes deelnemen aan aangepaste vormen van terugslagspel en kunnen hierbij verdedigen en scoren.

16 1, 4 & 6 kunnen een complexe choreografie uitvoeren en toepassen in balk- en grondoefeningen.

17 kennen het belang van de opbouwperiodes in de natuur.

17 1 doen binnen het milieuvriendelijke kader van de opbouwperiodes in de natuur verantwoorde bewegingservaringen op.

18 11 kunnen de invloed van sport op de (fysieke, mentale en sociale) gezondheid aangeven.

18 14, 16, 17, 18 volgen de raadgevingen van trainer en kinesist/dokter nauwgezet op om een gezonde en veilige sportbeoefening te waarborgen.

18 15, 16 & 18 nemen gezonde voedingsgewoonten aan en kunnen aangeven waarom gezond eten belangrijk is voor een topsporter.

19 12, 16 & 18 nemen goede slaapgewoonten aan en respecteren periodes van verplichte rust.

19 1, 12, 16,18 kunnen het nodige ondernemen om steeds een goede fysieke conditie te hebben.

20 6, 14 & 16 tonen in gekende bewegingen steeds correcte techniek en houding om blessures te voorkomen.

20 & 30* 13 kunnen zelfstandig toestellen veilig opstellen.

21* 16 volgen richtlijnen betreffende hygiëne op en kunnen het belang van hygiëne aangeven.

22* 16 hebben een correcte en gezonde lichaamshouding.

22* 6 kunnen verschillende lichaamshoudingen onderscheiden en toepassen.

23* 5 kunnen de nodige motivatie en het nodige doorzettingsvermogen aan de dag leggen.

23* 5 kunnen eigen grenzen verleggen en staan open voor het leren van nieuwe vaardigheden.

24 & 25 16, 21, 22 kunnen zich in een team correct gedragen t.o.v. de anderen (helpen, sportiviteit, fair-play).

25 8 kunnen met hun trainer alles i.v.m. hun trainingen openlijk bespreken en overleggen over hun trainingsprogramma.

26* 19 zijn intrinsiek gemotiveerd.



De leerlingen

27* 10 kunnen hun prestaties op wedstrijden evalueren en relativeren.

27* 5 besteden extra aandacht aan het trainen van hun zwakke punten.

27* kunnen omgaan met succes en mislukkingen.

29* kennen hun concurrenten en kunnen zich hiermee vergelijken.

28* & 30* 22, 23, 25 tonen respect voor zichzelf, trainers, juryleden en materiaal.

24 kunnen informatie inwinnen over de voornaamste actoren binnen het topsportlandschap.

26 kunnen zich informeren over hun verdere toekomstmogelijkheden (studiemogelijkheden, topsportstudentenproject, tewerkstellingsproject…)

27 kunnen zich informeren over de geldende arbeidswetgeving en specifieke verzekeringsproblematiek.

28 kunnen een aantal maatschappelijke betekenissen van topsport aangeven.

29 kunnen gericht naar informatie zoeken. Zij zijn in staat om op een geordende manier een oplossing te vinden voor een probleem.

30 kunnen ter ondersteuning van de bewegingspraktijk een beperkte onderzoeksopdracht voorbereiden.

31 kunnen de bekomen informatie verwerken en rapporteren t.o.v. anderen.


5 Leerinhouden Niveau 2 (2e graad) – AGD LEERINHOUDEN

Ontwikkeling van de motorische competenties

Fysieke training

- Algemene krachttraining: krachttraining met gewichten, snelkrachttraining, sprongkrachttraining via plyometrie.

- Specifieke krachttraining: krachttraining i.f.v. gymnastische vaardigheden uitgevoerd d.m.v. turnelementen, soms met de hulp van de trainer of medeleerlingen.





Choreografie

- Uitvoeren van choreografische combinaties in ballet en moderne dans.

- De gymnasten kunnen expressie leggen in hun bewegingen.

- Verbeteren van de kwaliteit van complexere gymnastische sprongen.



LEERINHOUDEN


- De leerinhouden per toestel worden bepaald door de technische vereisten die worden opgelegd door de Fédération Internationale de Gymnastique (FIG). In 2006 kent de FIG-code grondige wijzigingen. De inhoud (A-score) van de brug-, balk- en grondoefening omvat:


element Groep Vereisten (EGV): 5 met elk een waarden van 0.50 ptn = 2.50 ptn.;

verbindingswaarde = unieke verbindingen met hoge moeilijkheidsgraad van elementen aan brug, balk en grond.


uitvoeringsfouten;



- Eindscore = A-score + B-score.

Sprong

- De snelheid van de aanloop en de afstoot worden geoptimaliseerd.

- Uitvoeren van sprongen met moeilijkheid 5.30 - 5.50 ptn (yourtchenko gestrekt met 1/1 dr., overslag salto met draai om lengteas …)


Brug




- Reuzezwaaien met rotaties om de lengteas (180°/360°) in combinatie met verschillende grepen (greepwissels).

- 3 vluchtelementen kunnen uitvoeren (vluchtelement van HL naar LL, vluchtelement van LL naar HL, vluchtelement aan zelfde legger).

- Combineren van een vluchtelement met andere elementen om bonus te verkrijgen.

- C- afsprong in wedstrijdsituatie + opbouw naar D-afsprong.


LEERINHOUDEN

Balk


- Meer complexe sprongen (C- en D-elementen) en pirouettes (360°) technisch correct en stabiel kunnen uitvoeren.

- Gevorderde acrobatische combinaties uitvoeren (met vlucht) om bonus te verkrijgen.

- Combinaties kunnen uitvoeren van gymnastische en acrobatische elementen (gymnastische serie, mixed serie, acrobatische serie) om bonus te verkrijgen.

- D-afsprong en voorbereiden naar moeilijker of naar meer complexe eindcombinatie.

- De gymnasten moeten in staat zijn stabiele balkoefeningen te turnen die beantwoorden aan de internationale criteria, met grote diversiteit aan elementen.

Grond

- Meervoudige salto’s stabiel kunnen uitvoeren in wedstrijdsituatie.

- Acrobatische series kunnen uitvoeren met meerdere salto’s.

- Directe en indirecte acrobatische verbindingen turnen die bonus kunnen opleveren.

- Gymnastisch-acrobatische combinaties turnen die bonus kunnen opleveren.







LEERINHOUDEN

Ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl

- De leerlingen leren zelfstandig een aantal trainingsprogramma’s af te werken (conditie - kracht - lenigheid).

- De leerlingen nemen het nodige initiatief om steeds in een goede fysieke conditie te blijven.








- De leerlingen helpen elkaar bij eenvoudige bewegingen of tijdens de conditietraining.



- De leerlingen zijn leergierig en durven uitdagingen aangaan.




- Tijdens de trainingen lossen de leerlingen kleine problemen zelfstandig op (bijv. in orde brengen van de leggers van de ongelijke brug …).


- De leerlingen zijn altijd in orde met kledij, uitrusting ….



- De leerlingen overleggen en discussiëren met de trainer/ster om samen tot een optimaal programma te komen.


6 Leerplandoelstellingen Niveau 3 (3e graad) – AGD


De leerlingen

1 13 hebben aandacht voor onveilige situaties en nemen de nodige maatregelen.

1 13 kunnen zelfstandig toestellen veilig opstellen.

2 21 kunnen tijdens de training en in wedstrijdsituatie elkaar helpen wanneer dit nodig blijkt.

3 7 kunnen zelfstandig bewegingsopdrachten aanpakken en oplossen door het kiezen van de gepaste opbouwende oefeningen.

4 2, 7, 9 & 10 kunnen een vooropgesteld krachttrainingsschema volledig zelfstandig afwerken, hierbij rekening houdend met de correcte uitvoeringen.

4 2 & 9 kunnen zelfstandig een trainingsprogramma afwerken.

5 7 kunnen trainingssituaties voor jongere gymnasten organiseren en bijsturen.

6 7 & 10 kunnen het trainingsprogramma zelf aanpassen i.f.v. het leerproces.


6 & 7 10 zijn kritisch over hun eigen prestaties en proberen zichzelf steeds bij te sturen.

7 7 kunnen voor alle aangeleerde bewegingen de correcte techniek uitleggen.

7 7 & 10 kunnen bij zichzelf en andere leerlingen fouten analyseren.

8 & 24 8 kunnen met hun trainer alles i.v.m. hun trainingen openlijk bespreken en overleggen over hun trainingsprogramma.

9 1, 2, 4 & 6 kunnen aangeleerde vaardigheden in steeds complexere gymnastiekhoudingen en -bewegingen toepassen.

10 & 11

1, 2, 4 & 6 kunnen complexe salto- en schroefcombinaties uitvoeren.

11 1, 2, 4 & 6 kunnen de gekende en gestabiliseerde vaardigheden combineren om zo tot enkel- en meervoudige bonussen te komen.

11 1, 2, 4 & 6 kunnen een complexe choreografie uitvoeren en toepassen in balk- en grondoefeningen.

12 1, 2, 4,& 6 kunnen bewegingen met bonuswaarde uitvoeren uit verschillende structuurgroepen met een grote beheersing.

5 kunnen taakgericht werken en het ervan belang ervaren voor een esthetisch expressieve bewegingsuitvoering.

12 1, 2, 4 & 6 kunnen stabiele oefeningen turnen op de balk in stressvolle omstandigheden (bijv. op een grote wedstrijd).



De leerlingen

12 1, 2, 4 & 6 kunnen alle gekende vaardigheden uitvoeren op een hoger beheersingsniveau.

13 1, 2, 3, 4 & 6 nemen tijdens de opbouwperiode en de opwarming deel aan aangepaste vormen van doelspel of terugslagspel en kunnen hierbij zowel een aanvallende als verdedigende positie innemen.

14* kunnen kritisch omgaan met het actuele aanbod aan bewegingsvormen.

15¨* 19 zijn intrinsiek gemotiveerd.


16 14, 16, 17, 18 volgen de raadgevingen van trainer en kinesist/dokter nauwgezet op om een gezonde en veilige sportbeoefening te waarborgen.

17 & 18

16 kunnen reanimatie toepassen en eerste hulp bieden bij kleine ongevallen.

18 14 & 16 kunnen bij kleine kwetsuren de nodige maatregelen treffen.

19 16 zijn steeds aandachtig voor het behoud van een correcte en gezonde lichaamshouding.

19 14 & 16 tonen in gekende bewegingen steeds correcte techniek en houding om blessures te voorkomen.

20 15, 16, 18 nemen gezonde voedingsgewoonten aan en kunnen aangeven waarom gezond eten belangrijk is voor een topsporter.

20 12, 16, 18 nemen goede slaapgewoonten aan en respecteren periodes van verplichte rust.

20 & 22*

12, 16, 18 kunnen hun fysieke conditie onderhouden en bijwerken indien nodig.

21* 12 & 16 onderhouden tijdens rustperiodes hun fysieke conditie door middel van verschillende sporten.

23 22 tonen respect voor zichzelf, trainers, juryleden en materiaal.

23 16 & 22 kunnen zich in een team correct gedragen t.o.v. de anderen (helpen, sportiviteit, fair play).

23 22 kunnen zich bij teamcompetities aansluiten bij de opstelling van de ploeg en hun rol binnen de ploeg plichtsbewust vervullen.

25 staan open voor het leren van nieuwe vaardigheden en kunnen aangeven welke vaardigheden het best aansluiten bij hun mogelijkheden.

17 hebben kennis van de lijst verboden middelen en zijn zich bewust van de gevaren ervan.

19 hebben een positief zelfbeeld.

1 & 20 kunnen zich in stressvolle situaties mentaal sterk opstellen.



De leerlingen

23 leren via hun topsportbeoefening sociale interacties opzetten met medeleerlingen, trainers, officials …


25 kunnen op gepaste wijze omgaan met de media (mediatraining).

26 kunnen zich informeren over hun verdere toekomstmogelijkheden (studiemogelijkheden, topsportstudentenproject, tewerkstellingsproject...



29 kunnen zich oriënteren op een onderzoeksprobleem door gericht informatie te verzamelen, te ordenen en te bewerken.

30 kunnen ter ondersteuning van de bewegingspraktijk een onderzoeksopdracht over sportthema’s voorbereiden, uitvoeren en evalueren.

31 kunnen de onderzoeksresultaten en conclusies rapporteren en ze confronteren met andere standpunten.


7 Leerinhouden Niveau 3 (3e graad) – AGD

LEERINHOUDEN

Ontwikkeling van de motorische competenties

Fysieke training

- Algemene krachttraining: krachttraining met gewichten, snelkrachttraining, sprongkrachttraining via plyometrie.

- Specifieke krachttraining: krachttraining i.f.v. gymnastische vaardigheden uitgevoerd d.m.v. turnelementen, soms met de hulp van de trainer of medeleerlingen.





Choreografie


- De gymnasten kunnen expressie leggen in hun bewegingen en kunnen zich inleven in de muziek zodat een harmonieuze oefening kan geturnd worden.

- Combinaties uitvoeren van complexere gymnastische sprongen.



LEERINHOUDEN


- De leerinhouden per toestel worden bepaald door de technische vereisten die worden opgelegd door de Fédération Internationale de Gymnastique (FIG). In 2006 kent de FIG-code grondige wijzigingen.

- De inhoud (A-score) van de brug-, balk- en grondoefening omvat:

Moeilijkheidswaarde = 9 hoogste waardedelen + afsprong (A = 0.10, B = 0.20, C = 0.30, D = 0.40, E = 0.50, F = 0.60, G = 0.70 ptn)

Element Groep Vereisten (EGV): 5 met elk een waarden van 0.50 ptn = 2.50 ptn.

Verbindingswaarde = unieke verbindingen met hoge moeilijkheidsgraad van elementen aan brug, balk en grond.


Uitvoeringsfouten.

Samenstellingfouten.

Artistieke waarde van de oefening.


Sprong

- 2 sprongen met verschillende 2e vluchtfase in wedstrijdsituatie kunnen uitvoeren.

- Techniekverbetering en stabilisatie van de gekende sprongen.

Brug




- Reuzezwaaien met rotaties om de lengteas (180°/360°) in combinatie met verschillende grepen (greepwissels).

- 3 vluchtelementen stabiel kunnen uitvoeren in wedstrijdsituatie (vluchtelement van HL naar LL, vluchtelement van LL naar HL, vluchtelement aan zelfde legger).

- Combineren van een vluchtelement met andere elementen en vanuit diverse grepen om bonus te verkrijgen.

- D- afsprong in wedstrijdsituatie.


LEERINHOUDEN

Balk


- Meer complexe sprongen (C- en D-elementen) en pirouettes (360°) technisch correct en stabiel kunnen uitvoeren.

- Gevorderde acrobatische combinaties uitvoeren (met vlucht) om bonus te verkrijgen (C- en D-elementen).

- Combinaties kunnen uitvoeren van gymnastische en acrobatische elementen (gymnastische serie, mixed serie, acrobatische serie) om bonus te verkrijgen.

- D-afsprong stabiel uitvoeren in wedstrijdsituatie en voorbereiden naar moeilijker of naar meer complexe eindcombinatie.

- De gymnasten moeten in staat zijn stabiele balkoefeningen te turnen die beantwoorden aan de internationale criteria, met grote diversiteit aan elementen.

Grond

- Meervoudige salto’s stabiel kunnen uitvoeren in wedstrijdsituatie.

- Acrobatische series met meerdere salto’s stabiel kunnen uitvoeren in wedstrijdsituatie.

- Directe en indirecte acrobatische verbindingen turnen die bonus kunnen opleveren.

- Gymnastisch-acrobatische combinaties turnen die bonus kunnen opleveren.


- 1 à 2 provinciale voorrondes als voorbereidende wedstrijden (afhankelijk van het internationale programma).


- Selectie voor grote internationale tornooien individueel en in ploeg.


LEERINHOUDEN

Ontwikkelen van een gezonde en veilige levensstijl

- De leerlingen leren zelfstandig een aantal trainingsprogramma’s af te werken (conditie - kracht - lenigheid) en kennen de invloed van de verschillende oefeningen.

- De leerlingen nemen het nodige initiatief om steeds in een goede fysieke conditie te blijven.








- De leerlingen helpen elkaar bij eenvoudige bewegingen of tijdens de conditietraining.

- De leerlingen nemen tijdens de training zelf initiatief om een kwetsuur te verzorgen (onder toeziend oog van de trainer en/of medische staf).


LEERINHOUDEN



- De leerlingen zijn leergierig en durven uitdagingen aangaan.




- Tijdens de trainingen lossen de leerlingen kleine problemen zelfstandig op (bijv. in orde brengen van de leggers van de ongelijke brug …)


- De leerlingen zijn altijd in orde met kledij, uitrusting …



- De leerlingen overleggen en discussiëren met de trainer/ster om samen tot een optimaal programma te komen.


8 Leerplandoelstellingen Niveau 1 (1e graad) – AGH


De leerlingen

1 kunnen de houdingsscholing bewaren in alle bewegingssituaties en posities.

2 kunnen naast en tijdens de training veiligheidsvoorschriften, afspraken en regels naleven.

2 & 4 kunnen zelfstandig en onder begeleiding de trainingsprogramma’s voor lenigheid, specifieke en algemene conditie, houdingen rugscholing afwerken.

3 dragen zorg voor de aangepaste uitrusting en kledij en zorgen voor tijdige vervanging.

5 kunnen de onderdelen van het bewegingsverloop benoemen en de bewegingen plaatsen in de ruimere context van een meerjarenplan.

6 kunnen oorzaken van lukken en mislukken aangeven en bespreken met de trainer.

1, 8 & 10 kunnen met grote amplitude en behoud van de juiste lichaamshouding zwaaien in hang en steun.

7 & 8 kunnen het evenwicht bewaren en herstellen in handstand.

9 kunnen springen, afstoten en landen met achterwaartse en voorwaartse rotaties.

U10 kunnen via kreitsbewegingen frontale en dwarse verplaatsingen maken, keren en kreitsbewegingen uitvoeren op 1 boog.

U, 11 kunnen rotaties om de breedteas combineren met rotaties om de lengteas.

17 & 18 kunnen basisvormen van klassiek ballet uitvoeren op een maatstructuur.

U, 4 kunnen zelfstandig voorbereidingen op de dominante basisbewegingen uit de verschillende structuurgroepen uitvoeren.

U, 10 kunnen met hulp de dominante zwaaibewegingen uitvoeren.

13 kunnen gekende oefeningen in gymnastische combinaties uitvoeren en demonstreren in een eenvoudige wedstrijdsituatie.

12 kunnen klimmen en klauteren in allerlei toepassingen.

10 & 14 kunnen een correcte, snelle aanloop, afstoot en landing uitvoeren.

14 kunnen in de opbouwperiode een duurloop uitvoeren.

15 kunnen de basisvaardigheden van verspringen en hoogspringen uitvoeren.

16 kunnen werpen stootoefeningen uitvoeren.



De leerlingen

19 kunnen tijdens cardiovasculaire activiteiten en in de opbouwperiodes deelnemen aan vormen van doelen terugslagspel.

20 kunnen geldende regels en afspraken toepassen in spelsituaties.

21 kunnen zowel de aanvaller- als verdedigerrol vervullen tijdens doelen terugslagspelen.

22* kunnen eenvoudige wedstrijdvormen en trainingssituaties omgaan met spanning, verliezen, winnen en fair-play.

10, 15 & 23 kunnen veilig vallen/landen en hebben in alle bewegingssituaties een goede lichaams- en ruimteperceptie.


24 & 25 nemen tijdens opbouwperiodes deel aan bewegingsactiviteiten in de natuur en aan zwemactiviteiten.

26 beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen.

27 ontwikkelen fitheid gebaseerd op kracht, snelheid en lenigheid in de specifieke trainingssituaties.

27 ontwikkelen fitheid gebaseerd op uithouding tijdens de verschillende opbouwperiodes.

U ontwikkelen een zeer uitgebreide ruimteperceptie en bijgevolg een groot gevoel van veiligheid tijdens de coördinatietraining.

28 kennen het belang van opwarming en cooling-down en passen dit toe.

28 kennen het belang van de verschillende trainingsprogramma’s voor algemene en specifieke conditie, lenigheid en preventie.

29 passen voor en na de training hygiënische regels toe en verzorgen zelfstandig kleine kwetsuren zoals blaren aan de hand.

U houden zich aan een sportieve en gezonde levensstijl tijdens maar ook na de trainingen.

30* kunnen aangeven waarom sport belangrijk is.

2 & 31 kunnen in groep trainen volgens duidelijke afspraken.


33 kunnen in groep leven tijdens stages, internationale tornooien en op het internaat en tonen respect voor alle leerlingen zonder onderscheid naar geslacht, etnische origine of motorische aanleg.

U leren elkaar helpen een aanmoedigen tijdens wedstrijden en trainingen.

34* leren hun eigen bewegingsuitvoeringen en hun mogelijkheden en beperkingen juist inschatten en bespreken.

35* leren dagelijks inzet en volharding tonen en hun eigen grenzen verleggen.


9 Leerinhouden Niveau 1 (1e graad) – AGH

LEERINHOUDEN


Algemene fysieke training

- Spierversterkende oefeningen voor de verschillende spiergroepen: arm-, been-, borst-, buik- en rugspieren.

- Actieve en passieve lenigheid van spieren en gewrichten.

Specifieke fysieke training

- Houding-, rug- en handstandscholing.

- Vormspanning.

- Courbetscholing.

- Voorbereiding polsen, ellebogen en schouders.

- Specifieke voorbereiding aan de toestellen.

- Loopscholing.


LEERINHOUDEN



De inhoud (A-score) van grond, paard met bogen, ringen, brug en rek omvat:


element Groep Vereisten (EGV): 5 met elk een waarden van 0.50 ptn = 2.50 ptn.;

verbindingswaarde = unieke verbindingen met hoge moeilijkheidsgraad van elementen aan grond, paard met bogen, ringen, brug en rek.


uitvoeringsfouten;



- Eindscore = A-score + B-score

Grond

- Uitvoeren van acrobatische reeksen voorwaarts (overslag, volt, salto’s) en rugwaarts (flik, temp, salto’s).

- Uitvoeren van salto’s met rotatie om lengte- en breedteas.

- Niet-acrobatische C-elementen: flairbeweging aan de grond, heffen tot handstand.

Paard met bogen

- Eén beenzwaaien en scharen.

- Kreitsen met gespreide en gesloten benen: D-element.

- Transporten lateraal en transversaal: Sivado.

- Keren en wenden: Stöcli, Russen.

- C-afsprong.


LEERINHOUDEN

Ringen

- Kip- en zwaaielementen: Honma, Jonasson.

- Zwaaien tot handstand: reuzezwaai aw..

- Zwaaien tot krachthoudingen.

- Kracht- en houdingselementen.

- C-afsprong.

Sprong

- Techniektraining voor aanloop en afstoot.

- Techniektraining van de voornaamste basissprongen.

- Kunnen uitvoeren van 2 sprongen met een waarde van 5.60 - 5.80 ptn (overslag salto gehoekt, yourtchenko gestrekt, tsukahara gestrekt, kasamatsu gehurkt, tsukahara gehurkt 360° …)


Brug

- Delen in of door steun op de 2 leggers: Healy, steunkeren (Diamidov).

- Delen die starten in bovenarmlig.

- Zwaaidelen door hang aan 1 of 2 leggers: Kenmotsu (reuzezwaai).

- Onderzwaaien.

- Afsprong: dubbel gehoekte salto.

Rek

- Reuzezwaaien met en zonder rotaties.

- Vluchtelementen: Gienger.

- Elementen dicht bij het rek: Endo, Stalder.

- Elementen in pinkgreep en in ruglingse hang / Elementen in ruglingse positie.

- B-afsprong.


LEERINHOUDEN

Trampoline

- Meervoudige salto’s vw. en aw. met en zonder rotatie om de lengteas







- Idem Artistieke Gymnastiek Dames (niveau 1).




10 Leerplandoelstellingen Niveau 2 (2e graad) - AGH


De leerlingen

1 & 2 13 kunnen verantwoordelijkheid opnemen omtrent de gemaakte veiligheidsvoorschriften, regels en afspraken en kunnen deze toelichten.

3 13 kunnen hulp bieden aan medeleerlingen bij het uitvoeren van eenvoudige bewegingssituaties om de uitvoering te vereenvoudigen of te beveiligen (bijv. tijdens krachttraining, opwarmingssituaties…)

5 2 & 9 kunnen zelfstandig de trainingsprogramma’s voor lenigheid, specifieke en algemene conditie, houdingen rugscholing afwerken en kunnen bij zichzelf nagaan of ze vorderingen maken.

5 7 & 10 kunnen bij zichzelf nagaan of ze al dan niet vorderingen maken in het leerproces en wat de oorzaak is.

6 7 & 10 kunnen bij zichzelf en bij anderen aangeven waarom dominante bewegingen wel of niet lukken.

7 & U 1, 2, 4 & 6 kunnen meervoudige rotaties om de breedte- en lengteas combineren.

7 1, 2, 4 & 6 kunnen springen, afstoten en landen met achterwaartse en voorwaartse rotaties gecombineerd met rotaties om de lengteas.

8 1, 2, 4 & 6 kunnen een dansante choreografie en gymnastiekbewegingen op muziek in groep uitvoeren.

9 1, 2, 4 & 6 kunnen het evenwicht bewaren en herstellen in handstand en bewegingen die eindigen in handstand.

9, 10 & U

1, 2, 4 & 6 kunnen combinaties uitvoeren van frontale en dwarse verplaatsingen, keren en kreitsen op 1 boog.

10 1, 2, 4 & 6 kunnen in hang en steun met grote amplitude en behoud van de juiste lichaamshouding zwaaien met halve draai om de lengteas.

10 & U 1, 2, 4 & 6 kunnen zelfstandig de dominante zwaaibewegingen uitvoeren.

11 1, 2, 4 & 6 kunnen een correcte, snelle aanloop voor verschillende sprongen uitvoeren.

11 & 13

1, 2 & 6 hebben een dynamische afstoot en kunnen een beheerste landing uitvoeren na complexe sprongen.

11 1, 2 & 6 kunnen complexe sprongen uitvoeren uit verschillende spronggroepen.

U 1, 2 & 6 kunnen zelfstandig de dominante basisbewegingen uit de verschillende structuurgroepen uitvoeren.

12 kunnen meegaan en tegenwerken in bewegingen met anderen tijdens opwarmingssituaties.

13 kunnen veilig vallen aan de verschillende toestellen bij mislukken van een beweging.



De leerlingen

U 1, 2, 4 & 6 kunnen gymnastische combinaties uitvoeren die voldoen aan de internationale waarderingsvoorschriften met enkelvoudige bonificatie en ze demonstreren in wedstrijdsituaties.

14 1, 2, 3, 4 & 6 kunnen tijdens cardiovasculaire activiteiten en in de opbouwperiodes deelnemen aan aangepaste vormen van doelspel met aanval en verdediging.

15 1, 2, 3, 4 & 6 kunnen tijdens cardiovasculaire activiteiten en in de opbouwperiodes deelnemen aan aangepaste vormen van terugslagspel en kunnen hierbij verdedigen en scoren.

16 1, 4 & 6 kunnen een choreografie uitvoeren en toepassen in een groepsoefening (bijv. i.f.v. een demonstratie).



18 & 19

1, 11, 12, 16 & 18

kunnen voor zichzelf de vorderingen in fitheid en algemene conditie aangeven en kennen het belang van voldoende fysieke activiteit.

20 13 kunnen voor zichzelf uitmaken welke bewegingen ze op een veilige manier kunnen uitvoeren.

21* 16 passen voor, tijdens en na de training hygiënische basisregels en de basisregels van specifieke verzorging spontaan toe.

22* 6 kunnen de juiste houding bewaren en herstellen in complexe bewegingssituaties en passen dit spontaan toe.

22* 16 passen houdingen rugscholing spontaan toe en kunnen zelfstandig werken aan het preventief trainingsprogramma.



U 8 kunnen het belang van alle onderdelen van de week- en jaarplanning situeren en verklaren.

U 12, 14, 15 & 16

houden er tijdens maar ook buiten de trainingen een gezonde en sportieve levensstijl op na.

24 9 & 21 zijn in staat om binnen een trainingsgroep verschillende rollen te vervullen.

25 8 kunnen overleg plegen over techniek, materiaalopstelling en trainingsorganisatie.


27* aanvaarden hun eigen mogelijkheden.



De leerlingen

28* & 30*

22, 23 & 25 tonen respect voor zichzelf, trainers, juryleden en materiaal.

29* 23 waarderen de mogelijkheden van elke medeleerling en houden rekening met individuele verschillen.

30* 13 dragen zorg voor de aangepaste uitrusting en kledij en kennen het belang hiervan.

30* 13 hebben respect voor het materiaal en kunnen het materiaal op de juiste manier plaatsen en opbergen.









11 Leerinhouden Niveau 2 (2e graad) – AGH LEERINHOUDEN


Algemene fysieke training

- Opbouw van explosieve en statische kracht in functie van de jaarplanning.

- Spierversterkende oefeningen voor de verschillende spiergroepen: arm-, been-, borst-, buik- en rugspieren (met en zonder belasting).




- Vormspanning.

- Courbetscholing.


- Specifieke voorbereiding aan de toestellen (met en zonder belasting).


LEERINHOUDEN



- De inhoud (A-score) van grond, paard met bogen, ringen, brug en rek omvat:




De maximale score voor uitvoering (B-score) bedraagt 10.0 ptn. De som van volgende fouten wordt verminderd van 10.0 ptn:

uitvoeringsfouten;




Grond

- Uitvoeren van meer complexe acrobatische reeksen voorwaarts en rugwaarts.

- Uitvoeren van salto’s met meervoudige rotaties om lengte- en breedte as.

- Niet-acrobatische C-elementen: combinaties van flairbewegingen aan de grond, heffen tot handstand.

Paard met bogen

- Eén beenzwaaien en scharen.

- Kreitsen met gespreide en gesloten benen: D-element.

- Transporten lateraal en transversaal: Magyar en Sivado.

- Keren en wenden: Stöcli tot handstand, Russen 1080°, Wu Gunian, flop.


LEERINHOUDEN

Ringen

- Kip- en zwaaielementen: Honma.

- Zwaaien tot handstand: reuzezwaai aw.

- Zwaaien tot krachthoudingen.

- Kracht- en houdingselementen: kruis.

- D-afsprong.

Sprong

- Kunnen uitvoeren van 2 sprongen met een waarde van 5.90 – 6.40 ptn (yourtchenko gestrekt 360° en 540°, tsukahara gehoekt/gestrekt 360°, tsukahara gehurkt 540°…)


Brug

- Delen in of door steun op de 2 leggers: Healy, steunkeren (Diamidov).

- Delen die starten in bovenarmlig.

- Zwaaidelen door hang aan 1 of 2 leggers: Kenmotsu (reuzenzwaai).

- Onderzwaaien.

- Stut.

- Tippelt.

- Afsprong: dubbel gehoekte salto.

Rek

- Reuzenzwaaien met en zonder rotaties: Quast.

- Vluchtelementen: Gienger, Tkatchev Kovacs.

- Elementen dicht bij het rek: Endo 360°, Stalder 360°.

- Elementen in pinkgreep en in ruglingse hang / Elementen in ruglingse positie.

- Afsprong: dubbel gestrekte salto 360°/720° .


LEERINHOUDEN











12 Leerplandoelstellingen Niveau 3 (3e graad) - AGH


De leerlingen

1 & 23* 13 kunnen verantwoordelijkheid opnemen omtrent het naleven van veiligheidsvoorschriften, regels en afspraken tijdens de trainingen en als topsporter een positieve invloed uitoefenen op de medeleerlingen.

1 13 kunnen verantwoordelijkheid opnemen omtrent de uitrusting en kledij.

2 13 kunnen medeleerlingen helpen bij een correcte en veilige uitvoering van eenvoudige bewegingen (bv tijdens opwarmingssituaties en krachttraining).

3, 4 & 6 2, 7, 9 & 10

kunnen zelfstandig de trainingsprogramma’s aanpassen aan de eigen tekorten en vorderingen.

3 1 & 4 kennen de basisregels van krachttraining en kunnen deze toepassen.

3, 4 & 6 7, 9 & 10 kunnen zelf voorstellen formuleren om de sterkste punten uit te spelen en de zwakheden bij te schaven.

5 7 kunnen trainingssituaties voor jongere gymnasten organiseren en bijsturen.

5 9 kunnen tijdens opbouwperiodes bewegingssituaties in groep organiseren.

7 & 8 4 & 7 kunnen voor zichzelf en voor anderen aangeven waarom een beweging wel of niet lukt en oplossingen formuleren.

9 1, 2, 4 & 6 kunnen in hang en in steun met grote amplitude combinaties uitvoeren van zwaaien en zwaaien met rotaties om de lengteas.

9 1, 2, 4 & 6 kunnen springen, afstoten en landen met meervoudige rotaties.

9, 11& 12 & U

1, 2, 4 & 6 kunnen creatieve gymnastische combinaties uitvoeren die voldoen aan de internationale waarderingsvoorschriften met meervoudige bonificatie en kunnen ze demonstreren in officiële wedstrijdsituaties.

9 1, 2, 4 & 6 kunnen combinaties maken met dominante zwaaibewegingen.

10 & 19 14 & 16 kunnen automatisch de principes van houdingscholing toepassen in complexe bewegingen en in het dagelijks leven.

12 1, 2, 4 & 6 kunnen het evenwicht bewaren herstellen in combinaties van bewegingen die eindigen in handstand.

9 & 12 1, 2, 4 & 6 kunnen complexe combinaties uitvoeren van wenden, keren, frontale en dwarse verplaatsingen en kreitsen op 1 boog en kunnen een afsprong via handstand uitvoeren.

9, 10 & 12

1, 2, 4 & 6 kunnen meervoudige combinaties van rotaties om de lengte- en de breedte as combineren en toepassen aan verschillende toestellen.


12 1, 2, 4,& 6 kunnen bewegingen met bonuswaarde uitvoeren uit verschillende structuurgroepen met een grote beheersing.

5 kunnen taakgericht werken en het ervan belang ervaren voor een esthetisch expressieve bewegingsuitvoering.

13 1, 2, 4 & 6 nemen tijdens de opbouwperiode en de opwarming deel aan aangepaste vormen van doelspel of terugslagspel en kunnen hierbij zowel een aanvallende als verdedigende positie innemen.

+14* kunnen kritisch omgaan met het actuele aanbod aan bewegingsvormen.

15* 19 zijn intrinsiek gemotiveerd en ervaren tijdens de opbouwperiode bewegingsvreugde door deelname aan verschillende bewegingsactiviteiten.

16 14, 16, 17 & 18

volgen de raadgevingen van trainer en kinesist/dokter nauwgezet op om een gezonde en veilige sportbeoefening te waarborgen.


16 16 passen hygiënische basisregels en specifieke verzorging spontaan toe en kunnen hieromtrent verantwoordelijkheden opnemen binnen de groep.

17 & 18 16 kunnen reanimatie toepassen en eerste hulp bieden bij kleine ongevallen.

18 16 kunnen bij kleine kwetsuren de nodige maatregelen treffen.

19 14 & 16 kunnen de principes van houdingen rugscholing integreren in het dagelijks leven.

20 & U 12, 16 & 18

kunnen hun eigen doelen bepalen met betrekking tot fitheid en de eigen mogelijkheden binnen de topsport.

21* 15 & 18 promoten als topsporter een sportieve en gezonde levensstijl tijdens maar ook buiten de trainingen.

22* 12, 16 & 18

zien het belang in van een goede fysieke conditie, weten hoe ze hiermee moeten omgaan en kunnen dit situeren binnen de jaarplanning.

23 & U 7, 9 & 22 kunnen technische raadgevingen geven aan medeleerlingen en staan zelf open voor raadgevingen.

24 8, 21 & 23 kunnen met medeleerlingen en met de trainers overleg plegen over te nemen beslissingen aangaande planning en bewegingssituaties.

25 10 kunnen uit de aangeboden bewegingen deze aanduiden waarbij ze zich goed voelen en die aansluiten bij hun eigen fysieke mogelijkheden.

5 & U 7, 8 & 9 kunnen als hulptrainer fungeren voor jonge, beginnende gymnasten.

1 & U 21, 22 & 23

kunnen zowel tijdens als buiten de trainingen verantwoordelijkheid opnemen binnen de groep.














13 Leerinhouden Niveau 3 (3e graad) - AGH LEERINHOUDEN


Algemene fysieke training:





- Vormspanning.

- Courbetscholing.


- Specifieke voorbereiding aan de toestellen (met en zonder belasting).


LEERINHOUDEN


De leerinhouden per toestel worden bepaald door de technische vereisten die worden opgelegd door de Fédération Internationale de Gymnastique (FIG). In 2006 kent de FIG-code grondige wijzigingen.

De inhoud (A-score) van grond, paard met bogen, ringen, brug en rek omvat:





Uitvoeringsfouten;

Samenstellingfouten;

Artistieke waarde van de oefening.

- Eindscore = A-score + B-score

Grond

- Stabilisatie van de gekende acrobatische reeksen voorwaarts en rugwaarts.

- Combinaties uitvoeren van de gekende beweging met oog op bonificatie.

Paard met bogen

- Stabilisatie van de gekende bewegingen.


Ringen



Sprong

- Kunnen uitvoeren van 2 sprongen uit verschillende structuurgroep en met een verschillende 2e vluchtfase.

- Sprongen stabiliseren in wedstrijdsituatie.


LEERINHOUDEN

Brug



Rek













14 Leerplandoelstellingen Niveau 1 (1e graad) - ACRO


De leerlingen

1 kunnen de houdingen rugscholing toepassen bij het uitvoeren van de basisbewegingen en bij het werpen van de partner.

2 kunnen samenwerken met de trainingspartner volgens zeer goed afgesproken regels.

3 dragen aangepaste uitrusting/kledij tijdens trainingen en wedstrijden en hebben een verzorgd voorkomen.

4 kunnen elkaar helpen en bijstaan voor een correcte uitvoering van het lenigheid- en krachtprogramma.

4 kunnen zelfstandig trainingsprogramma’s afwerken.

5 kunnen van alle aangeleerde vaardigheden de juiste techniek omschrijven en kunnen de juiste terminologie gebruiken in de communicatie met elkaar en met de trainer.

6 kunnen zichzelf evalueren in eenvoudige bewegingssituaties en kunnen hierbij aangeven wat de oorzaken zijn van het mislukken.

7 & 8 kunnen het evenwicht behouden en herstellen in stand en in handstand.

8 kunnen diverse bewegingen uitvoeren in hang en in steun, met en zonder partner.

9 kunnen verschillende vrije sprongen en steunsprongen uitvoeren als voorbereiding op de tempobewegingen.

10 kunnen hangen, steunen en zwaaien aan diverse toestellen tijdens de voorbereidende training en beheerst landen na vluchtelementen.

11 kunnen draaibewegingen om de breedtes uitvoeren tijdens het trainen van acrobatische elementen op de tumblingbaan en in de trampoline.

12 kunnen klimmen in moeilijke situaties.

13 kunnen gymnastische combinaties maken van gekende bewegingen.

14 nemen deel aan duurlopen en spurttrainingen tijdens de conditietrainingen.

15 beheersen de basisvaardigheden voor verspringen en hoogspringen en kunnen de technieken van veilig landen en hoogtesprongen toepassen in de trainingen.

16 kunnen de basisbewegingen van werpen en stoten toepassen in de krachttrainingen.

17 & 18 kunnen ritmische en dansante bewegingen uitvoeren gekoppeld aan houding-, ruimte- en tijdsbesef.

17 & 18 kunnen dansante basisbewegingen toepassen en combineren in de choreografieën van hun oefeningen.



De leerlingen

19 kunnen deelnemen aan vormen van doelen terugslagspelen tijdens opbouwperiodes en opwarming.

20 kunnen zich in spelen trainingssituaties houden aan de geldende afspraken en regels.

21 kunnen tijdens spelsituaties verschillende rollen vervullen.

22* leren via de trainingen en eenvoudige wedstrijdsituaties omgaan met winnen, verliezen, spanning en fair-play.

23 kunnen beheerst vallen en evenwicht bewaren en herstellen tijdens spelvormen gebaseerd op verdedigingssporten en lichamelijk contact.

24 nemen deel aan conditietraining en verschillende sporten spelsituaties in de natuur tijdens de opbouwperiodes.

25 nemen deel aan zwemactiviteiten tijdens opbouwperiodes en kunnen minstens 1 zwemstijl doeltreffend uitvoeren.

26 nemen deel aan spelvormen als voorbereiding op reddend zwemmen.

27 ontwikkelen tijdens de specifieke trainingssituaties fitheid gebaseerd op kracht, snelheid en lenigheid.

27 ontwikkelen tijdens de opbouwperiodes fitheid gebaseerd op uithouding.

U ontwikkelen een zeer uitgebreide ruimteperceptie en bijgevolg een groot gevoel van veiligheid tijdens de coördinatietrainingen.

28 kennen het belang van een goede opwarming en cooling-down en passen dit toe op de trainingen.

28 kennen het belang van de verschillende trainingsprogramma’s voor algemene en specifieke conditie, lenigheid en preventie.

29 passen voor en na de training hygiënische regels toe en verzorgen zelfstandig kleine kwetsuren..

30* kunnen aangeven waarom sport en regelmatig trainen belangrijk zijn.

U houden zich aan een sportieve en gezonde levensstijl tijdens de trainingen maar ook buiten de trainingen.

31 kunnen dagelijks in groep trainen volgens duidelijke afspraken.


33 kunnen in groep leven tijdens stages, internationale tornooien en op het internaat en tonen respect voor alle leerlingen zonder onderscheid van geslacht, etnische origine of motorische aanleg.

U leren elkaar helpen en aanmoedigen tijdens wedstrijden en tijdens de dagelijkse trainingen.

34* leren hun eigen bewegingsuitvoeringen en hun mogelijkheden en beperkingen juist inschatten en bespreken.

35* leren dagelijks inzet en volharding tonen en hun eigen grenzen verleggen.


15 Leerinhouden Niveau 1 (1e graad) - ACRO LEERINHOUDEN


Fysieke training


- Specifieke krachttraining: krachttraining i.f.v. acrobatische vaardigheden op basis van statische kracht zoals hoeksteun, plank en handstand.

- Oefeningen met eigen lichaamsgewicht, met hulp of zelfstandig, op handstandsteuntjes of met partner.

- Vormspanning i.f.v. maximale controle van het eigen lichaam met maximaal het eigen lichaamsgewicht als belasting.

- Uithoudingsactiviteiten: duurloop, fietsen en zwemmen worden in het trainingsprogramma geïntegreerd.

- Training van actieve en passieve lenigheid.

- Training van reactiesnelheid: reactiespelletjes tijdens opwarming en opbouwperiodes.

- Teamsporten uit het leerplan L.O. worden aangeboden tijdens stages en opbouwperiodes.

- Coördinatietraining: bewegingen worden voorbereid in de grote trampoline → oriëntatie van het lichaam in de ruimte en het coördineren van eigen lichaamsacties met de bewegingen van de onderpartner(s).

Choreografie

- Aanleren van de basistechnieken ballet en moderne dans.

- Bijschaven van een correcte lichaamshouding.

- Aanleren van choreografieën voor de wedstrijdoefeningen.


LEERINHOUDEN

Leerinhouden per oefening

- De leerinhouden worden bepaald door de technische vereisten die worden opgelegd door de Fédération Internationale de Gymnastique (FIG).

- Er zijn drie soorten acrobatische oefeningen:

balansoefening: omvat kracht, evenwicht, lenigheid en behendigheid en bestaat uit statische houdingen en overgangen.

tempo-oefening: omvat elementen met een vluchtfase, salto’s en schroeven.

combinatie-oefening: omvat elementen typerend voor zowel de balans- als de tempo-oefening.

- De eindscore = (Startwaarde – Aftrekken = A-score) + B-score + C-score:

A-score = moeilijkheidsscore - eventuele aftrekken.

B-score = score voor uitvoering en bedraagt max. 10 ptn.

C-score = artistieke score.

- Oefeningen zijn samengesteld uit statische elementen, dynamische elementen en individuele elementen (lenigheid, behendigheid, evenwicht en choreografie).

Individuele elementen categorie 1 (lenigheidselementen)

- Brug voorwaarts en rugwaarts (op 1 en 2 handen).

- Kopstand.

- Handstand (ook met ½, 1/1 en 2/1 draaien).

- Hoeksteun (met gespreide en aangesloten benen).

- Dynamische elementen met statische eindhouding (bijv. flikflak tot spagaat, radslag, flikflak, salto tot waagstand, rondat tot spagaat …)

- Heffen tot handstand vanuit verschillende uitgangsposities (spagaat, stand, buiklig …).

- Moeilijkheid van de elementen progressief verhogen tot een moeilijkheid van 10 à 16.

Individuele elementen categorie 2 (dynamische elementen)

- Dynamische elementen zoals rondat, flik, overslag, salto (gehurkt, gehoekt, gestrekt) technisch correct leren uitvoeren.

- Deze elementen combineren tot een acrobatische reeks.



LEERINHOUDEN

Specifieke individuele elementen

- Balans:

verschillende kracht- en evenwichtselementen leren beheersen op handstandsteuntjes: 2 handen op 2 steunen, 2 handen op 1 steun, 1 hand op 1 steun.

al deze elementen (handstand, hoeksteun, plank …) moeten daarna op de partner uitgevoerd worden.

technische fouten worden verbeterd op de steuntjes.

- Tempo

de basisbewegingen (salto’s met rotaties om lengte- en breedte as) en de opbouw naar moeilijkere elementen worden aangeleerd in de trampoline.

wanneer de elementen beheerst worden in de trampoline, worden ze uitgevoerd op de vloer en wordt er gewerkt aan het synchroon uitvoeren van de elementen met de partner.

Specifieke acrobatische elementen

- I.f.v. de specifieke eigenschappen van het team worden uit de moeilijkheidstabellen van de FIG-code de juiste delen uitgekozen.

- De maximale moeilijkheid voor junioren wordt nagestreefd:

balansoefening: startwaarde 110-130 en moeilijkheid 10.

tempo-oefening: startwaarde 80-100 en moeilijkheid 10.

combinatieoefening: startwaarde 110-130 en moeilijkheid 10.

- Het uitvoeren van de tempodelen met de partner(s) gebeurt eerst met hulp en in de longe. Pas als de beweging volledig beheerst en bewust kan worden uitgevoerd, wordt de bovenpartner uit de gordel gehaald.

- De partnerelementen van balansoefeningen worden steeds aangeleerd van laag naar hoog: ruglig - in stand aan de plint met hulp - in stand alleen


LEERINHOUDEN




- Internationaal tornooi in België.

- Internationale wedstrijden ter voorbereiding van het EK of WK (na selectie).

- Europees en/of Wereldkampioenschap (na selectie en afhankelijk van het competitiejaar).








De leerlingen

1 & 3 13 kunnen volgens afgesproken regels samenwerken met en verantwoordelijkheid nemen voor de trainingspartner.

2 13 kennen het belang van veiligheidsafspraken, kunnen o.a. het belang van een verzorgde uitrusting toelichten.

3 13 kunnen hulp bieden aan medeleerlingen bij het uitvoeren van eenvoudige bewegingssituaties om de uitvoering te vereenvoudigen of te beveiligen (bijv. tijdens krachttraining, opwarmingssituaties …)

4 2 & 9 kunnen een vooropgesteld krachttrainingsschema volledig zelfstandig afwerken, hierbij rekening houdend met de correcte uitvoeringen.

4 2, 7, 9 & 10

kunnen zelfstandig een trainingsprogramma afwerken en het leerproces bijsturen.

4 7, 8 & 9 kunnen problemen zelfstandig oplossen.


6 7 & 10 kunnen bij zichzelf en hun trainingspartners bewegingen evalueren en bijsturen.

7 1, 3, 4, 5 & 6

kunnen gekende bewegingen gebruiken om voorbereidende oefeningen op technisch moeilijkere bewegingen uit te voeren.

8 1, 2, 3, 4, 5 & 6

kunnen samen met hun partner de gekende bewegingen uitvoeren en stabiliseren.

9 1, 2, 4 & 6

kunnen evenwicht zoeken, behouden en herstellen in de statische acrobatische bewegingen.

10 1, 2, 4 & 6

kunnen hangen, steunen, klimmen, zwaaien en draaien in verschillende situaties tijdens conditietraining en specifieke trainingssituaties.

11 1, 2, 4 & 6

kunnen springen, werpen en lopen integreren in de tempobewegingen uit de gymnastische combinaties.

12 kunnen meegaan en tegenwerken in bewegingen met anderen tijdens opwarmingssituaties (bijv. kracht & lenigheid).

13 kunnen landen in de acrobatische trainingen wedstrijdsituaties en kunnen veilig vallen tijdens de dagelijkse trainingen.



De leerlingen

14 1, 2, 4 & 6

kunnen binnen een doelspel de positie van aanvaller en verdediger innemen.

15 1, 2, 3, 4 & 6

kunnen scoren en verdedigen binnen een terugslagspel tijdens de opbouwperiodes en stages.

16 1, 2, 4 & 6

kunnen ritmische en dansante bewegingen uitvoeren en toepassen binnen de choreografieën in trainingen wedstrijdsituaties.



18 & 19 1, 11, 12, 16 & 18

kunnen voor zichzelf de vorderingen in fitheid en algemene conditie aangeven en kennen het belang van voldoende fysieke activiteit.

20 13 kunnen voor zichzelf uitmaken welke bewegingen ze op een veilige manier kunnen uitvoeren.

21* 16 passen voor, tijdens en na de training hygiënische basisregels en de basisregels van specifieke verzorging spontaan toe.

22* 16 kunnen de principes van houdingen rugscholing spontaan toepassen tijdens complexe bewegingen.

22* 2, 9, 14 & 16

kunnen zelfstandig een preventief programma afwerken.



U 8 kunnen het belang van alle onderdelen van de week- en jaarplanning situeren en verklaren.

U 12, 14, 15 & 16

houden er tijdens maar ook buiten de trainingen een gezonde en sportieve levensstijl op na.

24 9 & 21 zijn in staat om binnen een trainingsgroep verschillende rollen te vervullen.

25 8 kunnen overleg plegen over techniek, materiaalopstelling en trainingsorganisatie.

25 kunnen de juiste terminologie gebruiken tijdens de overlegmomenten met de trainer.


27* aanvaarden hun eigen mogelijkheden.



De leerlingen

28* & 30*

22, 23 & 25

tonen respect voor zichzelf, trainers, juryleden en materiaal.

29* 23 waarderen de mogelijkheden van elke medeleerling en houden rekening met individuele verschillen.

30* 13 dragen zorg voor de aangepaste uitrusting en kledij en kennen het belang hiervan.

30* 13 hebben respect voor het materiaal en kunnen het materiaal op de juiste manier plaatsen en opbergen.


26 kunnen zich informeren over hun verdere toekomstmogelijkheden (studiemogelijkheden, topsportstudentenproject, tewerkstellingsproject …)







17 Leerinhouden Niveau 2 (2e graad) - ACR LEERINHOUDEN


Fysieke training



- Bovenpartner: oefeningen met eigen lichaamsgewicht, met hulp of zelfstandig, op handstandsteuntjes of met partner.

- Onderpartner: specifieke krachttraining met evenwichtspaal.

- Vormspanning i.f.v. maximale controle van het eigen lichaam met extra druk of tegenwerking.

- Uithoudingsactiviteiten: duurloop, fietsen en zwemmen worden in het trainingsprogramma geïntegreerd, om de uithouding te testen wordt de Coopertest afgenomen.


- Training van reactiesnelheid: reactiespelletjes tijdens opwarming en opbouwperiodes.


- Coördinatietraining: meer complexe bewegingen worden voorbereid in de grote trampoline → oriëntatie van het lichaam in de ruimte en het coördineren van eigen lichaamsacties met de bewegingen van de onderpartner(s) of bovenpartner(s).

Choreografie


- De gymnasten kunnen expressie leggen in hun bewegingen.




LEERINHOUDEN

Leerinhouden per oefening



balansoefening: omvat kracht, evenwicht, lenigheid en behendigheid en bestaat uit statische houdingen en overgangen;

tempo-oefening: omvat elementen met een vluchtfase, salto’s en schroeven;


- De eindscore = (Startwaarde – Aftrekken = A-score) + B-score + C-score

A-score = moeilijkheidsscore - eventuele aftrekken;

B-score = score voor uitvoering en bedraagt max. 10 ptn;



Individuele elementen categorie 1 (lenigheidselementen)

- Brug voorwaarts en rugwaarts (op 1 en 2 handen).

- Kopstand.

- Handstand (ook met ½, 1/1 en 2/1 draaien).

- Hoeksteun (met gespreide en aangesloten benen).

- Dynamische elementen met statische eindhouding (bijv. flikflak tot spagaat, radslag, flikflak, salto tot waagstand, rondat tot spagaat …).

- Heffen tot handstand vanuit verschillende uitgangsposities (spagaat, stand, buiklig …).

- Mannelijke onderpartners: salto tot handen- en voetensteun (typisch herenelement).



LEERINHOUDEN


- Dynamische elementen zoals rondat, flik, overslag, salto (gehurkt, gehoekt, gestrekt) technisch correct leren uitvoeren.

- Deze elementen combineren tot een acrobatische reeks.



- Balans:

verschillende kracht- en evenwichtselementen leren beheersen op handstandsteuntjes: 2 handen op 2 steunen, 2 handen op 1 steun, 1 hand op 1 steun;

al deze elementen (handstand, hoeksteun, plank …) moeten daarna op de partner uitgevoerd worden;

technische fouten worden verbeterd op de steuntjes;

onderpartner: evenwicht trainen met een evenwichtspaal (vooral noodzakelijk boor elementen op 1 hand).

- Tempo:

de basisbewegingen (salto’s met rotaties om lengte- en breedteas) en de opbouw naar moeilijkere elementen worden aangeleerd in de trampoline;

wanneer de elementen beheerst worden in de trampoline, worden ze uitgevoerd op de vloer en wordt er gewerkt aan het synchroon uitvoeren van de elementen met de partner;

onderpartner: werptechnieken inoefenen met medicinbal. Wanneer de onderpartner de techniek beheerst en de bovenpartner voldoende lichaamsspanning heeft, kan de oefening met partner uitgevoerd worden.


LEERINHOUDEN


- I.f.v. de specifieke eigenschappen van het team worden uit de moeilijkheidstabellen van de FIG-code de juiste delen uitgekozen.


balansoefening: startwaarde 110-130 en moeilijkheid 10.

tempo-oefening: startwaarde 80-100 en moeilijkheid 10.

combinatie-oefening: startwaarde 110-130 en moeilijkheid 10.


- De partnerelementen van balansoefeningen worden steeds aangeleerd van laag naar hoog: ruglig - in stand aan de plint met hulp - in stand alleen.














De leerlingen

1 & 2 13 kunnen spontaan de trainingspartner helpen om te komen tot een veilige en correcte bewegingssituatie en kunnen bij het aanleren van nieuwe bewegingen spontaan verantwoordelijkheid opnemen voor het behoud van de veiligheid van de partner.

1 & 23* 13 kunnen verantwoordelijkheid opnemen omtrent het naleven van veiligheidsvoorschriften, regels en afspraken tijdens de trainingen en als topsporter een positieve invloed uitoefenen op de medeleerlingen.

1 13 kunnen verantwoordelijkheid opnemen omtrent de uitrusting en kledij.

3 & 4 2, 4 & 7 kennen de eigen mogelijkheden en deze van hun partner en kunnen in functie hiervan het leerproces aanpassen en zelfstandig bewegingsopdrachten uitvoeren.

3, 4 & 6 2, 7, 9 & 10

kunnen zelfstandig de trainingsprogramma’s aanpassen aan de eigen tekorten en vorderingen.

3 1 & 4 kennen de basisregels van krachttraining en kunnen deze toepassen.

3, 4 & 6 7, 9 & 10 kunnen zelf voorstellen formuleren om de sterkste punten uit te spelen en de zwakheden bij te schaven.

5 7 kunnen trainingssituaties voor hun trainingspartners organiseren en bijsturen.

5 9 kunnen tijdens opbouwperiodes bewegingssituaties in groep organiseren.

7 & 8 4 & 7 kunnen voor zichzelf en voor anderen aangeven waarom een beweging wel of niet lukt en oplossingen formuleren.

8 8, 21 & 23

kunnen met de trainer overleggen over de uitgevoerde bewegingen, hun mening geven en samen met de trainer tot conclusies komen voor een verbeterde uitvoering.

9 1, 2, 4 & 6

kunnen springen, afstoten en landen met meervoudige rotaties.

9 & 12 1, 2, 3, 4 & 6

kunnen de geleerde statische en tempodelen in complexere situaties toepassen en met andere partners.

9, 10 & 12

1, 2, 3, 4 & 6

kunnen meervoudige combinaties van rotaties om de lengte- en de breedte as combineren met en zonder partner.

10 1, 2, 4 & 6

kunnen op een inzichtelijke wijze omspringen met kracht, snelheid, lenigheid en coördinatie en kunnen dit toepassen tijdens de trainingssituaties met partner en de conditieopbouw aan de toestellen.



De leerlingen

11 & 12 1, 2, 4, 5 & 6

kunnen creatieve combinaties maken met de gekende motorische vaardigheden en kunnen dit met een grote beheersing en zeer esthetisch demonstreren in trainingen wedstrijdsituaties.

13 1, 2, 4 & 6

nemen tijdens de opbouwperiode en de opwarming deel aan aangepaste vormen van doelspel of terugslagspel en kunnen hierbij zowel een aanvallende als verdedigende positie innemen.

14* kunnen kritisch omgaan met het aanbod aan actuele bewegingsvormen in hun school- en trainingsomgeving.

15* 19 zijn intrinsiek gemotiveerd en ervaren tijdens de opbouwperiode bewegingsvreugde door deelname aan verschillende bewegingsactiviteiten.

16 14, 16, 17 & 18

volgen de raadgevingen van trainer en kinesist/dokter nauwgezet op om een gezonde en veilige sportbeoefening te waarborgen.


16 16 passen hygiënische basisregels en specifieke verzorging spontaan toe en kunnen hieromtrent verantwoordelijkheden opnemen binnen de groep.

17 & 18 16 kunnen de basisprincipes van reanimatie toepassen en eerste hulp bieden bij kleine ongevallen.

19* 14 & 16 kunnen de principes van houdingen rugscholing integreren in complexe bewegingssituaties e in het dagelijks leven.

20 & U 12, 16, 18 kunnen hun eigen doelen bepalen met betrekking tot fitheid en de eigen mogelijkheden binnen de topsport.

21* 15 & 18 promoten als topsporter een sportieve en gezonde levensstijl tijdens maar ook buiten de trainingen.

22* 12, 16 & 18

zien het belang in van een goede fysieke conditie, weten hoe ze hiermee moeten omgaan en kunnen dit situeren binnen de jaarplanning

23 & U 7, 9 & 22 kunnen technische raadgevingen geven aan medeleerlingen en staan zelf open voor raadgevingen.

24 8, 21 & 23

kunnen met medeleerlingen en met de trainers overleg plegen over te nemen beslissingen aangaande planning en bewegingssituaties.

25 10 kunnen uit de aangeboden bewegingen deze aanduiden waarbij ze zich goed voelen en die aansluiten bij hun eigen fysieke mogelijkheden.

5 & U 7, 8 & 9 kunnen als hulptrainer fungeren voor jonge, beginnende gymnasten.

1 & U 21, 22 & 23

kunnen zowel tijdens als buiten de trainingen verantwoordelijkheid opnemen binnen de groep.



De leerlingen














19 Leerinhouden Niveau 3 (3e graad) - ACRO LEERINHOUDEN


Fysieke training:

- Spierversterkende oefeningen voor de verschillende spiergroepen: arm-, been-, borst-, buik- en rugspieren met gewichten.


- Bovenpartner: oefeningen met eigen lichaamsgewicht, met hulp of zelfstandig, op handstandsteuntjes of met partner.

- Onderpartner: specifieke krachttraining met evenwichtspaal + gewicht of met iemand zwaarder dan de eigen partner.

- Vormspanning met extra belasting door individueel aangepaste enkel- en rompgewichten.

- Uithoudingsactiviteiten: duurloop, fietsen en zwemmen worden in het trainingsprogramma geïntegreerd, om de uithouding te testen wordt de Coopertest afgenomen.


- Training van reactiesnelheid: reactiespelletjes tijdens opwarming en opbouwperiodes


- Coördinatietraining: meer complexe bewegingen worden voorbereid in de grote trampoline → oriëntatie van het lichaam in de ruimte en het coördineren van eigen lichaamsacties met de bewegingen van de onderpartner(s) of bovenpartner(s).

Choreografie


- De gymnasten kunnen expressie leggen in hun bewegingen en kunnen zich inleven in de muziek zodat een harmonieuze oefening kan geturnd worden.




LEERINHOUDEN

Leerinhouden per oefening:



balansoefening: omvat kracht, evenwicht, lenigheid en behendigheid en bestaat uit statische houdingen en overgangen.

tempo-oefening: omvat elementen met een vluchtfase, salto’s en schroeven.


- De eindscore = (Startwaarde – Aftrekken = A-score) + B-score + C-score

A-score = moeilijkheidsscore - eventuele aftrekken.

B-score = score voor uitvoering en bedraagt max. 10 ptn.



Individuele elementen categorie 1 (lenigheidselementen):

- De gekende elementen stabiliseren en verder perfectioneren.



- De gekende elementen stabiliseren en verder perfectioneren.



LEERINHOUDEN


- Balans:

Stabiliseren van de gekende elementen in wedstrijdsituatie.

Onderpartner: evenwicht trainen met een evenwichtspaal (vooral noodzakelijk boor elementen op 1 hand).

- Tempo

Stabiliseren van de gekende elementen in wedstrijdsituatie.

Onderpartner: werptechnieken inoefenen met medicinbal. Wanneer de onderpartner de techniek beheerst en de bovenpartner voldoende lichaamsspanning heeft, kan de oefening met partner uitgevoerd worden.


- I.f.v. de specifieke eigenschappen van het team worden uit de moeilijkheidstabellen van de FIG-code de juiste delen uitgekozen


balansoefening: startwaarde 110-130 en moeilijkheid 10;

tempo-oefening: startwaarde 80-100 en moeilijkheid 10;

combinatie-oefening: startwaarde 110-130 en moeilijkheid 10.


- De partnerelementen van balansoefeningen worden steeds aangeleerd van laag naar hoog: ruglig - in stand aan de plint met hulp - in stand alleen.








LEERINHOUDEN


Idem Artistieke Gymnastiek Dames (niveau 3).


Idem Artistieke Gymnastiek Dames (niveau 3).


PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN TIMING

1 Algemene pedagogisch-didactische wenken

1.1 Meerjarenplanning

De meerjarenplanning gymnastiek wordt individueel per leerling-topsporter opgesteld en staat in het teken van een evenwichtige opbouw naar deelname aan grote, internationale tornooien waarbij Europese en Wereldkampioenschappen de belangrijkste zijn.

1.2 Jaarplanning

De jaarplanning gymnastiek wordt individueel per leerling-topsporter in de periode augustus-september opgesteld en ingediend bij de topsportcoördinator van de school. Deze jaarplanning bevat:

Voor de topsportopleiding gymnastiek: opbouwperioden, voorbereidingsperioden, wedstrijdperioden (met vermelding van de wedstrijden waaraan zal deelgenomen worden of waarvoor men een selectie zal proberen af te dwingen) en stagedagen.

Voor de school: examenperiodes, rapportdagen, aangekondigde schoolactiviteiten,vakantie- en verlofdagen.

1.3 Weekplanning

Per leerling-topsporter wordt, afhankelijk van de trainingsperiode en de trainingsdoelstellingen voor de betreffende week, een weekplan met trainingshoeveelheden en trainingsinhoud opgesteld.

1.3.1 Uurrooster lesweek

Onderstaande uurroosters zijn van toepassing tijdens de normale schoolweken. Afhankelijk van de trainingsperiode en de weekplanning wordt de inhoud van de trainingsuren bepaald.

Artistieke Gymnastiek Dames

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag

07.15 - 10.15 Training Training Training Training

11.00 - 12.40 School School School School

12.40 - 13.40 Pauze Pauze

08.15 – 12.35

School

Pauze Pauze


15.45 - 19.15 Training Training

13.30 - 17.00

Training Training

(tot 19u)

Training

(tot 18u)

+ zondagnamiddag: 16.30u - 19.30u Training

TOTAAL: 31u

Artistieke Gymnastiek Heren



11.00 - 12.40 School School

08.15 – 12.35

School School School


12.40 - 13.40 Pauze Pauze Pauze Pauze



13.30 - 17.00

Training Training

(tot 19u)

Training

(tot 18u)


TOTAAL: 31u

Acrobatische Gymnastiek




12.40 - 13.40 Pauze Pauze

08.15 – 12.35

School

Pauze Pauze



14.00 - 17.00

Training Training Training


TOTAAL: 28u

- Trainers en leerkrachten

De trainers worden aangesteld door de GymnastiekFederatie. De trainers zijn allen in het bezit van een pedagogisch en sporttechnisch diploma. Zij zijn allen regent of licentiaat in de Lichamelijke Opvoeding of hebben een diploma dat hiermee geregulariseerd werd. Vooral de pedagogische vorming van de trainers en de sportspecifieke expertise is van belang. De trainers worden tevens uitgenodigd op de klassenraden.

De leerkrachten van de topsportschool die in de topsportrichtingen lesgeven hebben een positieve attitude ten aanzien van (top)sport en zijn gemotiveerd om aan topsporters les te geven in aangepaste klassituaties.

Op het internaat staan opvoeders ter beschikking van de interne topsportleerlingen.

(Para)medische en mentale begeleiding

De leerling-topsporters worden (para)medisch en psychologisch omkaderd, waarbij ze van volgende faciliteiten kunnen genieten:

snelle consultatie bij de sportarts;

jaarlijkse specifieke sportmedische keuring;

opvolging door kinesisten voor revalidatie en retraining;

mentale begeleiding door sportpsycholoog;

indien noodzakelijk opvolging door diëtiste.

Er is steeds nauw overleg tussen de verschillende betrokkenen van de (para)medische en psychologische omkadering.

- Coördinatie

Zowel de school als de GymnastiekFederatie beschikken over een topsportcoördinator. Daarnaast is bij de GymnastiekFederatie ook een coördinator Topsportschool aangesteld. Deze personen plegen regelmatig onderling overleg.


2 Onderzoekscompetentie

2.1 Wat?

In de specifieke eindtermen voor de verschillende polen in het ASO komt er telkens een onderdeel onderzoekscompetentie voor. Het onderdeel onderzoekscompetentie wordt geconcretiseerd in 3 specifieke eindtermen (SET):

zich oriënteren op een onderzoeksprobleem door gericht informatie te verzamelen, te ordenen en te bewerken;

een onderzoeksopdracht voorbereiden, uitvoeren en evalueren;

de onderzoeksresultaten en conclusies rapporteren en confronteren met andere standpunten.

Deze drie SET kunnen vertaald worden naar een aantal onderzoeksvaardigheden die samen een onderzoekscyclus uitmaken.

2.2 Waarom?

Het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden sluit aan bij het PPGO, waarbij we “streven naar de totale ontwikkeling van de persoon: kennisverwerving, vaardigheidsontwikkeling, attitudevorming met bijzondere aandacht voor een kritische en creatieve ingesteldheid ten aanzien van mens, natuur en samenleving”.

Het nastreven van onderzoeksvaardigheden sluit aan bij de noodzaak om lerenden efficiënt en effectief te leren omgaan met de veelheid aan informatie. Meer en meer is men genoodzaakt om die informatie te kunnen omzetten van beschikbare naar bruikbare kennis.

Het werken aan onderzoeksvaardigheden ontwikkelt het probleemoplossend vermogen van leerlingen.

Het werken aan onderzoeksvaardigheden is een aanzet tot een wetenschappelijke attitude, nodig voor het vervolgonderwijs.

Naast een kennismaking met elementaire onderzoeksvaardigheden van een bepaald wetenschapsdomein dient maximale transfer van deze vaardigheden naar andere contexten nagestreefd te worden.

In het kader van de vakoverschrijdende eindtermen kan het een aangewezen sluitstuk zijn van de leerlijn “leren leren” over de drie graden heen en tevens een belangrijke bijdrage leveren aan “sociale vaardigheden”.

Het werken aan onderzoeksvaardigheden geeft de school mogelijkheden om aan begeleid zelfgestuurd leren te doen.

2.3 Hoe te realiseren?

Samenwerking tussen leraren

Om de studielast van de leerlingen en de planlast van de leraren beheersbaar te houden, zijn afspraken en samenwerking met betrekking tot een aantal aspecten onontbeerlijk.

Studielast van leerlingen, bijv.:

- afspraken rond het aantal en de spreiding van de onderzoeksopdrachten;

- transfer van vaardigheden (zie onderzoekend leren in de eindtermen van de basisvorming, bepaalde deelvaardigheden zoals verslaggeving, informatieverwerving en -verwerking, bibliografische verwerking …);

- voortbouwen op verworven kennis en vaardigheden;

- coöperatief leren;

Planlast van de leraren, bijv..

- afspraken over wie welke deelvaardigheden realiseert;

- gelijkgerichte didactische visie;


- ontwikkelen van bepaalde begeleidings- en evaluatiemodellen, bijv. portfolio, logboek, zelfevaluatie …;

- efficiënt gebruik van bepaalde lokalen, materialen en werkingsmiddelen;

- afspraken over wie wat wanneer begeleidt;

Een gestructureerde aanpak: het OVUR-schema

Om de SET te realiseren in de verschillende polen van het ASO kan het OVUR-schema (Oriënteren, Voorbereiden, Uitvoeren en Reflecteren) een goede leidraad zijn.

In dit schema kan de onderzoekscyclus in een aantal stappen worden uitgewerkt.

Stappen

Oriënteren op het onderzoeksprobleem 1 Oriënteren

Formuleren van onderzoeksvragen

2 Voorbereiden Maken van een onderzoeksplan

Verwerven van informatie

Verwerken van informatie

Beantwoorden van vragen en formuleren van conclusies

3 Uitvoeren

Rapporteren

4 Reflecteren Eigen evaluatie van het onderzoeksproces en het onderzoeksproduct.

De onderzoeksopdracht als proces

Het werken met onderzoeksopdrachten biedt mogelijkheden om procesmatig aan de ontwikkeling van onderzoekscompetentie te werken.

Een onderzoeksopdracht is een (begeleid) zelfstandig onderzoek binnen een onderzoeksthema dat aansluit bij één of meerdere vakken van de pool.

Hoewel de onderzoeksvaardigheden in elk vakleerplan zijn opgenomen, dienen ze niet in elk vak gerealiseerd te worden, maar afhankelijk van de onderzoeksopdracht gebeurt dit in samenspraak binnen het geheel van de pool. De concretisering gebeurt op het niveau van de vakgroep.

Met betrekking tot de tweepolige studierichtingen zijn geïntegreerde projecten mogelijk. Daarin komen de onderzoeksvaardigheden uit beide polen aan bod.

2.4 Evaluatie

Bij de evaluatie van onderzoekscompetentie gaat het om de mate waarin de leerling de hierboven vermelde eindtermen heeft gerealiseerd. Hierbij kan de leraar het stappenplan als leidraad gebruiken. Bij elke stap zal een aantal beoordelingscriteria moeten opgesteld worden.

3 Specifieke pedagogisch-didactische wenken Artistieke Gymnastiek Dames - De topsportleerlingen individueel begeleiden. Naar werkbaarheid van de trainingsgroep

werd de norm vastgelegd op 4 leerlingen per trainer/ster.

- Nieuwe elementen worden steeds fysiek voorbereid.

- De bewegingen worden progressief aangeleerd zodat technische fouten in de beweging kunnen voorkomen worden.

- Bij elk leermoment worden de nodige veiligheidsmaatregelen genomen: helpen, extra matten, valkuilDe leerlingen leren elkaar helpen bij eenvoudige bewegingen (zoals tijdens de krachttraining).

- De leerlingen moeten regelmatig zelfstandig werken en ieders prestatie alsook deze van zichzelf leren beoordelen.


- De leerlingen trainen steeds in kleine groepjes.

- De aangeboden oefenstof is altijd aangepast aan het niveau van de leerlingen. Ook het trainingsprogramma is individueel aangepast. Dit houdt ook in dat tijdens de lessen gedifferentieerd wordt.

- Tijdens de lessen wordt zoveel mogelijk materiaal en hulpmateriaal gebruikt om het rendement te verhogen.

- Per leerling wordt een jaarplan opgesteld.

- Evaluatie van wedstrijden en trainingen (zie p. 80).

- De leerlingen leren omgaan met kwetsuren en een opvang voorzien door middel van een aangepast programma, fungeren als hulptrainer …

- Voor en na de training de trainers en medeleerlingen begroeten en indien nodig nog korte afspraken maken.

- Voor elke training op de hoogte zijn van de fitheids- en gezondheidstoestand van alle topsportleerlingen.

4 Specifieke pedagogisch-didactische wenken Artistieke Gymnastiek Heren - De topsportleerlingen individueel begeleiden. Naar werkbaarheid van de trainingsgroep

werd de norm vastgelegd op 4 leerlingen per trainer.

- De leerlingen die niet aan het werk zijn observeren de uitvoeringen en kunnen nadien technische raadgevingen geven, kunnen zich een beeld vormen van hetgeen zij nog moeten leren en kunnen de uitvoering van de trainingspartners vergelijken met de eigen uitvoering.

- De nadruk leggen op het “artistieke” van de gymnastiek.

- Differentiëren volgens de mogelijkheden zodat iedere topsporter via de voor hem meest geschikte weg een maximale prestatie kan behalen.

- Gebruik van videomateriaal voor zelfevaluatie of als voorbeeldfunctie.

- Creatief omspringen met de methodische stappen uit het leerproces, ze aanpassen aan het individu en het beschikbare materiaal.

- Evaluatie van wedstrijden en trainingen (zie p. 80).

- De leerling zelfvertrouwen geven door veilige situaties te creëren en als trainer voldoende kennis te hebben van de hulptechnieken.

- Het trainingsprogramma aanpassen aan het individu.

- Zorgen dat de topsporter op de hoogte is van alle planningen, programma’s en evaluaties.

- De nodige tijd besteden aan de basisvorming en de fysieke paraatheid.




5 Specifieke pedagogisch-didactische wenken Acrobatische Gymnastiek - De sociale interactie altijd aan bod laten komen door middel van:

- elkaar helpen en bijstaan bij het uitvoeren van individuele en partner elementen;

- zelfstandig werken:


individueel;

in team;

observeren en verbeteren van elkaars prestaties.

- Helperstechnieken worden systematisch aangeleerd. Deze technieken worden voor elke specifieke beweging aangeleerd.

- Veilige leersituaties aanbieden zonder afbreuk te doen aan de correcte uitvoering door eigenschappen als durf, doorzetting en streven naar afwerking te benadrukken.

- Optimaal gebruik van het materiaal.

- Fysieke conditie en specifiek de lenigheid, kracht, coördinatie verbeteren door veelvuldig en gevarieerd hierop te trainen. Op deze manier zal men tot vlotte uitvoering van de gymnastische beweging komen.

- Er moet regelmatig succesbeleving zijn om de motivatie optimaal te houden.

- Evaluatie (zie p. 80): de gymnasten worden regelmatig geëvalueerd betreffende hun sporttechnische evolutie, hun fysieke evolutie, hun medische en mentale situatie en hun groeipotentieel.

- Hun resultaat bepaalt hun beoordeling op hun rapport. De jaarlijkse evolutie wordt in een totaal overzicht gegeven op het einde van het jaar.




6 Integratie van de leerinhouden L.O. in de topsportopleiding In de totale topsportopleiding gymnastiek wordt het vakonderricht lichamelijke opvoeding geïntegreerd (zie Algemene doelstellingen nr. 4 – p. 9). De motorische competentie van de leerling-topsporter wordt immers binnen de topsportopleiding verbreed tot een ruime motorische basis die tevens het fundament vormt van de lichamelijke opvoeding in haar ruime betekenis (zie Visie, Funderende doelstelling 1 – p. 3).

De L.O.-activiteiten worden aan de gymnasten in hoofdzaak aangeboden tijdens opbouw- en herstelperioden. De L.O-sessies zullen in deze perioden grotendeels tijdens stages en trainingsinzetten gepland worden. Rapportering van de L.O.-activiteiten wordt gemaakt op de evaluatieverslagen die volgens jaarplanning worden ingediend bij de topsportcoördinator van de school (zie bijlage 6).

6.1 Eerste graad:

Aan de leerling-topsporters wordt volgens de L.O.-leerplannen van de eerste graad invulling gegeven aan de eindtermen L.O van de eerste graad. Het “Overzicht leerplandoelstellingen” (p. 10) vormt hierbij de leidraad.

De invulling van volgende eindtermen L.O. van de eerste graad dient gerapporteerd te worden.

- Eindterm 14: de leerlingen kunnen een duurloop en een sprint uitvoeren.

- eindterm 15: de leerlingen kunnen verspringen en hoogspringen en op een veilige manier landen.

- eindterm 16: de leerlingen kunnen werpen en stoten.

- eindterm 19: de leerlingen kunnen deelnemen aan een vorm van doelspel en een vorm van terugslagspel.

- eindterm 21: de leerlingen kunnen verschillende rollen vervullen binnen spelsituaties.

- eindterm 23: de leerlingen kunnen deelnemen aan een eenvoudige vorm van verdedigingssport met het oog op: veilig vallen; evenwicht bewaren, verstoren en


herstellen; lichamelijk contact durven nemen binnen de grenzen van de gestelde opdracht.

- eindterm 24: de leerlingen nemen deel aan bewegingsactiviteiten in de natuur.

- eindterm 25: de leerlingen kunnen één zwemslag doeltreffend uitvoeren.

- eindterm 26: de leerlingen beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen.

De invulling van deze eindtermen gebeurt volgens de leerinhouden van het leerplan L.O. van de eerste graad.

6.2 Tweede en derde graad:

Aan de leerling-topsporters wordt volgens de L.O.-leerplannen van de tweede en derde graad invulling gegeven aan de eindtermen L.O. van respectievelijk de tweede en de derde graad. Het “Overzicht leerplandoelstellingen” (p. 10) vormt hierbij de leidraad.

De extra L.O.-activiteiten dienen gerapporteerd te worden vanuit volgende doelstelling:

De leerlingen verbreden en verdiepen de motorische competenties die ze in de eerste graad hebben geleerd. Hierbij wordt een keuze gemaakt uit vormen van atletiek, zwemmen, spel en sportspel, zelfverdediging, natuurgebonden activiteiten en andere verantwoorde bewegingsvormen. Er wordt een zo breed mogelijke waaier van bewegingsactiviteiten aangeboden.

Gymnastiek en dans zijn reeds opgenomen in de gymnastiektrainingen van de topsportopleiding.

De invulling van de eindtermen L.O. gebeurt aan de hand van de leerplannen L.O. van respectievelijk de tweede graad en de derde graad.


MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN

De topsportopleiding gymnastiek heeft nood aan volgende minimale materiële eisen.

1 Artistieke Gymnastiek Dames - Sprongopstelling: 25m aanloop, springplank, pegasus (FIG-norm).

- Brug met ongelijke leggers (FIG-norm).

- Balk (FIG-norm).

- Verende vloer 14 x 14m (FIG-norm).

- Voldoende zachte landingszones.

- Muziekinstallatie.

- Krachttrainingstoestellen.

- Methodologisch materiaal (lage balk, verstelbare rekstok).

- Grote trampoline met landingszone.

- Choreografieruimte.

2 Artistieke Gymnastiek Heren - Verende vloer 14 x 14m (FIG-norm).

- Paard met bogen (FIG-norm).

- Ringen (FIG-norm).

- Sprongopstelling: 25m aanloop, springplank, pegasus (FIG-norm).

- Brug met gelijke leggers (FIG-norm).

- Rekstok (FIG-norm).

- Voldoende zachte landingszones.


- Methodologisch materiaal (laag paard en paddestoel, verstelbare ringen, lage leggers, verstelbare rekstok).



3 Acrobatische Gymnastiek - Verende vloer 14 x 14 m (FIG-norm).

- Muziekinstallatie.




- Methodologisch materiaal (handstandsteunen “1 en 2 armen”, lounges).

4 L.O.-activiteiten De minimale materiële vereisten zoals ze vermeld zijn in de leerplannen L.O. van de eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs.


EVALUATIE De gymnasten van de topsportschool worden drie keer per jaar geëvalueerd (Kerst, Pasen en Juni). Hiervoor wordt door de headcoach een evaluatieverslag opgemaakt dat verstuurd wordt naar ouders en clubcoaches. Het schriftelijk verslag wordt mondeling toegelicht tijdens een contactmoment met de ouders. Het evaluatieverslag wordt eveneens aan de topsportcoördinator van de school bezorgd, die het verslag bij het schoolrapport voegt.

Het verslag houdt volgende evaluatiepunten in (zie bijlage 6):

- sporttechnische evolutie weergegeven per toestel in functie van de vooraf bepaalde doelstellingen (zie bijlage 7). De uitkomstdoelstelling is een puntentotaal (range) wat moet gerealiseerd worden en de daarbij horende startwaarde. In de artistieke gymnastiek dames en heren wordt de na te streven startwaarde en eindscore bepaald in functie van de leerlijn. Dit prestatieopvolgsysteem (zie bijlage 8 en 9) situeert de gymnast ten opzichte van de ideale evolutie naar een internationaal niveau. Aangezien in januari 2006 de FIG-code grondig werd gewijzigd, dient dit opvolgsysteem hieraan aangepast te worden. Om de nodige aanpassingen te kunnen doorvoeren, dienen eerst een aantal internationale wedstrijden plaatsgevonden te hebben die als referentiewaarde kunnen dienen;

- wedstrijdevaluatie (met Pasen en in juni)

- medische evaluatie door de sportarts van de federatie:

Kerst: verslag sportmedische screening + opvolging

Pasen en juni: medisch overzicht van blessures en opvolging

- evolutie van mentale aspecten:

trainingsattitude (evaluatie door headcoach)

specifieke aspecten uit psychologische screening (evaluatie door sportpsycholoog)

Kerst: vastgestelde werkpunten + wijze van opvolging

Pasen en juni: evolutie van de werkpunten

- internaat

- school:

evaluatie van de schoolresultaten

L.O.-activiteiten

- algemeen besluit

- Juni: eindevaluatie + doelstellingen voor volgend seizoen


BIBLIOGRAFIE

Boeken en documenten

Informatie over deze boeken en documenten is te verkrijgen op het secretariaat van de GymnastiekFederatie Vlaanderen.

CARRASCO, R., 1984, Gymnastique aux Agrès. Préparation Physique, Vigot éditions, Paris.

COULTON, J., 1981, Sports Acrobatics, EP Publishing Ltd, Engeland.

Dienst voor Onderwijsontwikkeling, Vakgebonden Eindtermen Lichamelijke Opvoeding voor de eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs.

Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/index.htm

Fédération Française de Gymnastique, tijdschrift, Gym Technic, abonnement, 0033 1 48 01 24 48.

Fig men’s technical committee, 2005, Code of Points 2005-2008, Mens Artistic Gymnastics, Fédération Internationale de Gymnastique (FIG), Lausanne.

Fig women’s technical committee, 2005, Code of Points 2005-2008, Womens Artistic Gymnastics, Fédération Internationale de Gymnastique (FIG), Lausanne.

Fig acrobatic technical committee, 2005, Code of Points 2005-2008, Acrobatic Gymnastics, Fédération Internationale de Gymnastique (FIG), Lausanne.

Federation internationale de gymnastique, 2005, FIG Age Group Competitions Acrobatics Gymnastics 2005-2008, Lausanne.

Federation internationale de gymnastique, 2004, Tables of difficulty Acrobatic Gymnastics 2005-2008, Lausanne.

Gymnastiekfederatie Vlaanderen, Artistieke Gymnastiek Heren, Voorgeschreven Oefeningen 2006, document, secretariaat GymnastiekFederatie Vlaanderen.

Gymnastiekfederatie Vlaanderen, 2006, Artistieke Gymnastiek Dames, Technisch programma FIG-code 2006, secretariaat GymnastiekFederatie Vlaanderen.

Gymnastiekfederatie Vlaanderen, 2005, Selectiecriteria topsportschool Artistieke Gymnastiek Dames, Artistieke Gymnastiek Heren en Acrobatische Gymnastiek, document, secretariaat GymnastiekFederatie Vlaanderen.

Gymnastiekfederatie Vlaanderen, 2005, Technisch Reglement Artistieke Gymnastiek Heren 2005-2006, document, wedstrijdreglementering, secretariaat GymnastiekFederatie Vlaanderen.

Gymnastiekfederatie Vlaanderen, 2005, Technisch Reglement Artistieke Gymnastiek Dames 2005-2006, document, wedstrijdreglementering, secretariaat GymnastiekFederatie Vlaanderen.

Gymnastiekfederatie Vlaanderen, 2005, Technisch Reglement Acrobatische Gymnastiek 2005-2006, document, wedstrijdreglementering, secretariaat GymnastiekFederatie Vlaanderen.

SCHEMBRI, G., 1983, Introductury Gyymnastics, A Guide for Coaches and Teachers, Australian Gymnastics Federation, Sidney.

SMITH, M., 1979, Introduction to Sports Acrobatics, Metairie, USA.

ZIELINSKY, K., 1974, Polski Zwiazek Akrobatyki Sportowey, Program Klasyfikayjny, Warschau.

Nuttige adressen

Gymnastiek Federatie Vlaanderen vzw, Zuiderlaan 19 - 9000 Gent - 09-243.12.00.

Koninklijk Atheneum III - Voskenslaan 60 - 9000 Gent.


BIJLAGEN

Bijlage 1 Leerlijn Artistieke Gymnastiek Dames

Basisclubs – Basisschool TopsportBelofte


Naam Club: Datum:

1997 1996 1995 1994 Totaal

S strek vo os stand stapel 110 os tafel stand verh vl 130 tafel 125, os met stij 2e f

P strek1/2 vo 1e d tsuki st stapel 110 1e d tsuki st verh vl 130 tafel 125, tsuki strek (h)

R hst verh vlak in hst 1/2 dr

O rdat str.spr ruglig verh vl 1e d yourt buiklig 110 1e d yourt over stapel 125 tafel 125, yourt st stapel

N hst kaats dubbelhurk vo (hulp)

dubbelhurk vo (zelfst)

G overslag 1 pas dubbelhurk ao (hulp)

serie kip LL k hst gespr 3-5x LL 3-5x stal/bück/stut LL 3-5x stal/bück/stut

serie stille kip k hst gesl 3-5x vr.st>hst hst>hst

B zw str st<>st vo/ao stald/bück/stut 1L r - r1/2 - rv - r1/2 1L r - r1/2 - rv - r1/2

R vrije steun vr.st>vr.st r - strek r - d.hurk

U basisreus ao 1 L reus str.salto strips zw in elle van strips zw in elle van

G basisreus vo r1/2 - r1/2 (h) vr.st<>vr.st vr.st<>vr.st

kl cdr vrije bdr strips reus voor

spr.dr ao

spr.dr vo


3 hst vorm kr.hst uit spr.h.steun laag vrije os of vrij rad laag vrije os of vrij rad

B brug ao laag dubbelflick rondat strek (h) rondat strek (h)

A brug vo loopoverslag hoog 3 flfl verbonden hoog 3 flfl verbonden

L flfl tot arabesque randat kaats flfl 1 hand

flfl 1 hand

K snel rad aansluiten hoog brug flick een spr met 1/1 dr

een spr met 1/1 dr

serie l.spag.spr wisselspagaatsprong schaapssprong schaapssprong

serie spag.spr afzet 2b 1/1 draai sprong wisselspagaatsprong 1/2 wisselspagaatsprong 1/2

ringsprong

rondat rondat flfl hurk rondat flfl hurk st stapel rondat flfl hurk st stapel

G gesl flfl in serie (hulp) rondat flfl strek rondat flfl strek 1.5

rondat flfl strek 1.5

R rondat 3 flfl rondat flfl strek 1/2 rondat temp rondat temp

O rondat streksalto 5 gesloten flfl overslag strek 1/1 overslag strek 1/1

N serie loopoverslagen overslag strek hurk vo - hurk vo hurk vo - hurk vo

D serie l.spag.spr overslag strek 1/2 of 1/1 hurk vo - strek vo hurk vo - strek vo

serie sisonne wisselspagaatsprong 1 sprong met 1.5 dr

1 sprong met 1.5 dr

ringsprong wisselringsprong wisselringsprong


str.spr met 1.5 dr streksprong met 2/1 dr streksprong met 2/1 dr

vo hurk vo strek 1.5 vo strek 2/1 vo

strek 2/1

T strek dubbelhurk dubbelhurk 1/2 dubbelhurk 1/2

R strek 1/2 ao strek 1.5 ao strek 2/1 ao

strek 2/1

A strek 1/1 dubbelhurk (hulp) dubbelhurk (hulp)

M ao strek

P strek 1/2

strek 1/1


Bijlage 2 Leerlijn Artistieke Gymnastiek Heren

Basisclubs – Basisschool TopsportBelofte

(Technische en fysieke leerlijn)


97

TECHNISCHE LEERLIJN BASISCLUB

4de tot 6de leerjaar

ARTISTIEKE GYMNASTIEK HEREN

Naam Gymnast: Geboortedatum:

Telefoon: e-mail:

Categorie: Leerjaar:

Basisclub: Thuisclub:

Clubtrainer (thuisclub):

Totaalscore VLOER:

Totaalscore BRUG:

Totaalscore

PAARD:

Totaalscore

REK:

Totaalscore

RINGEN:

Totaalscore

TRAMPO:

Totaalscore SPRONG:

ALGEMEEN TOTAAL

PERCENTAGE %


98

VLOER

4de leerjaar

2 punt --->

5de leerjaar

4 punten --->

6de leerjaar

6 punten ---> SCORE

3-pas overslag-volt 3-pas overslag-volt-volt-volt 3-pas overslag-volt-volt-streksalto

3-pas overslag-hurksalto-streksprong (TU) 3-pas overslag – streksalto 1/1de schroef (TU)

3-pas overslag – streksalto 3/2e schroef (TU)

Opsprong – rondat – 3x flik 3-pas rondat –flik – streksalto 1/1de schroef 3-pas rondat-flik –streksalto 2/1de schroef

Courbette – flik Courbette – 3x flik - hoeksalto 3-pas flik-temp-flik-streksalto 1/1de schroef

Endorol – 1/1 draai – ophoeken naar handstand ½ draai – stut – stut ½ draai doorrollen gestrekt

Heffen gesloten – 1/1 draai – ophoeken naar handstand ½ draai – stut 1/1 – stut ½ - endorol ½ draai - afhoeken

Thomas handstand op grond

PAARD 4de leerjaar

2 punt --->

5de leerjaar

4 punten --->

6de leerjaar

6 punten ---> SCORE

Laag paard zonder bogen :

Magyar

Laag paard of hoog paard met 2 bogen:

opstappen 2 kreitsen

Laag paard of hoog paard met 2 bogen :

opstappen 10 kreitsen 1 boog

Laag paard zonder bogen :

Sivado

Laag paard zonder bogen:

Magyar-sivado-magyar-sivado Laag paard of hoog paard met 2 bogen : Magyar

Paddestoel 1 boog : 10 kreitsen Laag paard met 1 boog : 10 kreitsen Laag paard of hoog paard met 2 bogen: opstappen LSSL

Paddestoel : LLSSSSLL Laag paard zonder bogen : LLSSSSLL Laag paard zonder bogen : LLR1080LL

10 thomas op paddestoel 10 thomas op 2 bogen Laag paard of hoog paard met 2 bogen: Thomas handstand

RINGEN 4de leerjaar

2 punt --->

5de leerjaar

4 punten --->

6de leerjaar

6 punten ---> SCORE


99

Inloque uit hang 3x inloque uit zwaai met verhoging (met minimum schouders op ringenhoogte) + achterzwaai

Homna

Zwaaien horizontaal Dubbel hurksalto aw. uit handstand op valmat in kuil

Dubbel pucksalto aw. met 1/1de schroef uit handstand op valmat in kuil

Gestrekte salto met verhoging 3x uitloque uit zwaai met verhoging (met minimum schouders op ringenhoogte) + streksalto

Reus aw.

SPRONG 4de leerjaar

2 punt --->

5de leerjaar

4 punten --->

6de leerjaar

6 punten ---> SCORE

Overslag 1 meter Overslag 1,25 m Overslag – salto (1m25)

Rondat 1 meter tot stand op mattenberg Rondat 1,25 m tot stand op mattenberg Tsukahara – hoek (1m25)

Rondat – flik over mattenberg zonder plank (80 cm)

Rondat –flik over mattenberg of pegasus tot stand op matten die op zelfde hoogte liggen, armen blijven hoog aan de oren (1m25, met plank)

Yourtchenko – hurk (1m25)

BRUG 4de leerjaar

2 punt --->

5de leerjaar

4 punten --->

6de leerjaar

6 punten ---> SCORE

Handstandzwaai met voorzwaai horizontaal in serie (5)

Kleine reus uit 45° uitzwaai tot gehurkte ellesteun en afspringen Reus

Handstand 1/2e draai voorwaarts

in serie (2) Plintbrug : steunkeren 45 ° Steunkeren lage brug

Moy tot steun Moy uit handstand – tot handstand Stut horizontaal

Zweefkip – zwaai 45° Mannazwaai – handstand ½ draai vw. – handstand ½ draai aw. – ½ draai uitsprong 45 °

Diamidov

½ draai uitsprong min. 45 ° Streksalto aw. Dubbel hurksalto aw.

REK 4de leerjaar 5de leerjaar 6de leerjaar SCORE


100

2 punt ---> 4 punten ---> 6 punten --->

Strips : reus – zolendraai – reus Strips : ellegreep Doorsteek ellegreep omspringen

Strips : uitzwaai horizontaal - felg rond de rekstok in serie 3x

Strips :achteropzet tot handenstand-stut-reus-stalder gespreid tot handenstand-reus

Uit reus stalder gespreid in serie (3x)

Strips : reus – stut tot handstand – reus Strips : endo gespreid Endo gespreid in serie (3x)

Reus vw. en aw.

Achteropzet – stut- ompakken naar palmgreep en terug – reus aw. – directe wissel – reus vw. - 1/2e draai tot hdst. reus aw. - streksalto

Achteropzet – stut – omspringen naar palm en terug – ½ draai – ½ draai gesprongen –reus – 1/1 draai –reus – streksalto

Streksalto aw. uit zwaai Dubbel hurksalto achterwaarts uit reus Dubbel pucksalto achterwaarts met 1/1de schroef uit reus

TRAMPO 4de leerjaar

2 punt --->

5de leerjaar

4 punten --->

6de leerjaar

6 punten ---> SCORE

Kodi : van buiklig gestrekt naar ruglig Kodi aw. Gehurkt tot stand Kodi aw. gehurkt tot buiklig in serie (3)

Kaboom aw. gehurkt Kaboom aw. gestrekt Kaboom aw. gestrekt met 1/1de schroef

Salto aw. gestrekt in serie op het kruis (2x)Salto aw. gestrekt – 1/1de schroef – Salto aw. gestrekt – 1/1de schroef op het kruis

Dubbel steksalto aw.

Dubbel salto aw. gehurkt Dubbel salto aw. puck Dubbel pucksalto aw. met 1/1de schroef

1/1de schroef aw. 2/1de schroef aw. 3/1de schroef aw.

3/2e schroef vw. 5/2e schroef aw. 3/1de schroef vw.

Dubbel hurksalto vw. Dubbel hoeksalto vw. met ½de schroef Dubbel pucksalto vw. met 3/2e schroef

Strek vw. – strek vw. met 1/2e schroef Strek vw. met 1/1de schroef – strek vw. 3/2e schroef

Strek vw. met 1/1de schroef – dubbel salto vw

Temp-hurksalto aw. Temp-streksalto (in temp) aw. 3/2e schroef tot gestrekte landing op mat in kuil

Temp met 3/2e schroef – streksalto vw. met 3/2e schroef


101

Jurering:

Bij juiste uitvoering (max. aftrek - 0.1):

4de leerjaar: 2 punten



Bij middelmatige fout (max. aftrek - 0.2 en ook bij twijfel tussen aftrek – 0.1 en - 0.2): - 1 punt

Bij grote fout of val (aftrek -0.3 of -0.5): Niet toekennen (dus 0 punten)

Omrekening punten:

4de leerjaar: score/70 * 100 =…..%

5de leerjaar: score/140* 100 =…..%

6de leerjaar: score/210* 100 =…..%


102

Naam : Gymtechniek

Geboortedatum :

Datum test :

Club :

20 meter sprint (vertrek uit stand)

p tn . 1 0 9 8 7 6s e c . 3 ,4 5 3 ,5 3 ,5 5 3 ,6 3 ,6 5p tn . 5 4 3 2 1s e c . 3 ,7 3 ,8 3 ,9 4 4 ,1

2. optrekken uit hang

p tn . 1 0 9 8 7 6a a nta l 1 5 1 4 1 3 1 2 1 1p tn . 5 4 3 2 1a a nta l 1 0 9 8 7 5

3. sprong uit stand

p tn . 1 0 9 8 7 6c m + 5 5 + 5 0 + 4 5 + 4 0 + 3 5p tn . 5 4 3 2 1c m + 3 0 + 2 5 + 2 0 + 1 5 + 1 0

leg-raise aan wandrek

p tn . 1 0 9 8 7 6a a n ta l 1 5 1 3 1 1 9 7p tn . 5 4 3 2 1a a n ta l 6 5 4 3 2

5. dips in steun aan de brug

p tn . 1 0 9 8 7 6a a n ta l 3 0 2 8 2 6 2 4 2 2p tn . 5 4 3 2 1a a n ta l 2 0 1 8 1 6 1 4 1 0

hoeksteun op de grond

p tn . 1 0 9 8 7 6s e c 3 0 2 8 2 6 2 4 2 2p tn . 5 4 3 2 1s e c 2 0 1 8 1 6 1 4 1 0

FYSIEKE TEST PUPILLEN 1 ° 1998

Fysieke test PUPILLEN 1

2… - 2…


103

7. spreidhoeksteun

p tn . 1 0 9 8 7 6s e c . 2 0 1 8 1 6 1 4 1 2p tn . 5 4 3 2 1s e c . 1 0 9 8 7 5

8. omtrekken aan rekstok

p tn . 1 0 9 8 7 6a a nta l 1 5 1 2 1 0 8 6p tn . 5 4 3 2 1a a nta l 5 4 3 2 1

9. lenigheid zijwaarts

10. lenigheid links-rechts

11. brug

12. tussen- steun

13. Actief voorwaarts links + rechts

14.Actief zijwaarts links + rechts


104

15. stalder

16. kreitsen paddestoel

p tn . 1 0 9 8 7 6a a nta l 1 5 1 3 1 1 9 7p tn . 5 4 3 2 1a a nta l 5 4 3 2 1

TOTAAL:

Kracht: ......./ 80 ptn

Lenigheid: ......./ 10 ptn

Kreitsen: ......./ 10 ptn

Totaal: ....../ 100 ptn


105

Bijlage 3 Standaardformulier evaluatieverslag

Evaluatieformulier

Kerst

Topsportcentrum Gent


106

NAAM GYMNAST:

CLUB:

GEBOORTEJAAR:

SCHOOL:

Sporttechnische ontwikkeling

Fysieke ontwikkeling

Kracht

Lenigheid

Coördinatie

Technische ontwikkeling

Grond

Paard

Ringen

Sprong

Brug

Rek

Trampoline

Medische evaluatie

Aantal kwetsuren

Algemene bevindingen

Gedragmatige evaluatie

Trainingsattitude

Wedstrijdattitude

Evaluatieformulier

Kerst



107

Resultaat-evaluatie

Wedstrijdresultaten

Toekomstperspectief korte termijn

L.O.-activiteiten

Algemeen Besluit

HANDTEKENING OUDERS HANDTEKENING TSC TRAINER


Bijlage 4 Standaardformulier sportspecifieke doelstellingen

109

Sportspecifieke doelstellingen



SPORTSPECIFIEKE DOELSTELLINGEN AGD

NAAM GYMNAST (GEBOORTEJAAR – CATEGORIE)

Sportjaar 20……-20……

Hierbij delen we u graag de individuele sportspecifieke doelstellingen mee van uw dochter voor het sportjaar 20…… – 20…….

De ontwikkeling van de gymnast wordt 3x per jaar (Kerstmis, Pasen en Juni) gerapporteerd d.m.v. een schriftelijke evaluatie. Hiermee trachten wij U als ouders een inzicht te geven in de ontwikkeling die uw dochter heeft doorgemaakt. Bij deze evaluatie zal gebruik gemaakt worden van een aantal concreet meetbare en objectieve gegevens. Het eindoordeel is echter toegekend aan de headcoach die op basis van zijn vakspecifieke kennis deze gegevens interpreteert en hierover in juni een eindoordeel formuleert. Deze evaluatie vormt de basis van onze besprekingen aangaande de verdere topsportdoelstellingen en –begeleiding van uw dochter.


Deze doelstellingen zijn individueel aangepast en staan in functie van de ontwikkeling van uw dochter naar het internationale niveau.

Resultaatdoelstelling 20…… – 20…… Minimale score 35,0

Sprong Yourtchenko strek met 1/1 schroef

Overslag salto (hurk/hoek) met draai om de lengteas

Brug Gesloten stalder – endo 1/1

Buckumschwung ½ - elle 1/1 – reus vo 1/1

Wippertje uit stalder

Balk Onodi – vrije overslag

Flickflack met hele draai en afrollen

Afsprong: rondat 3/1 schroef

Grond Overslag dubbelhurk

Dubbeltwist

Dubbelschroef voor – strek voor

Profielelementen per toestel

Trampoline n.v.t.

Resultaatdoelstelling belangrijkste competities 20…… - 20……

JEK: finale beste 24 (top 10) en 1 toestelfinale

N.B. Naast deze toestelspecifieke doelstellingen in de vorm van turnelementen, zijn ook alle door het FIG in de Code de Pointage vastgelegde “bijzondere eisen” een te realiseren doelstelling

110




Deze sportspecifieke doelstellingen vormen de basis van de evaluatie, aangevuld met de sportmedische evaluatie van de verantwoordelijke arts (registratie van kwetsuren, prognose m.b.t. de evolutie en advies van de medische staf) en de evaluatie van de trainingsingesteldheid.


Bijlage 5 Prestatieopvolgsysteem Artistieke Gymnastiek Dames


Naam:

Geboortedatum:

Club:

Opleidingsplaats:

Datum instroom:

Evolutie op basis van de leerlijn

Leeftijd Max. aantal punten Aantal punten nodig voor ideale evolutie

368352

240

8165

Behaalde punten

9j.

10j.

300 ptn

180 ptn

180 ptn180 ptn180 ptn

11j.

336317298278259datum 1

12j.

300 ptn

416400384

208177144113


300 ptn

300 ptn300 ptn

493216

520 ptn

450 ptn

450 ptn

180 ptn

520 ptn

520 ptn

520 ptn520 ptn

datum 3datum 4

datum 5

Datumdatum 1datum 2

datum 5

datum 1datum 2datum 3datum 4

datum 5


datum 2datum 3datum 4

datum 5


0

50

100

150

200

250

300

350

400

450da

tum

1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 4

datu

m 5

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 4

datu

m 5

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 4

datu

m 5

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 4

datu

m 5

9j. 10j. 11j. 12j.

Aantal punten nodig voorideale evolutie

Behaalde punten


Evolutie op basis van de startwaarde en eindscore

Leeftijd Id. SW Min. SW SW Id. SW Min. SW SW Id. SW Min. SW SW Id. SW Min. SW SW Id. SW Min. SW SW

12j. 9 9 8,8 8,6 8,8 8,6 8,8 8,6 35,4 34,8

13j. 9,3 9,3 9,2 8,8 9,3 9 9 8,8 36,8 35,914j. 9,5 9,3 9,5 9,2 9,7 9,2 9,5 9,1 38,2 36,815j. 9,5 9,3 9,5 9,2 9,7 9,2 9,5 9,1 38,2 36,816j. 9,7 9,4 9,8 9,3 10 9,3 9,7 9,2 39,2 37,217j. 9,9 9,5 9,9 9,4 10 9,4 9,9 9,3 39,7 37,618j. 10 9,5 10 9,4 10 9,5 10 9,4 40 37,8

Leeftijd Id. ES Min. ES ES Id. ES Min. ES ES Id.ES Min. ES ES Id. ES Min. ES ES Id. ES Min. ES ES12j. 8,2 8,2 8 7,8 8 7,8 8 7,8 32,4 31,813j. 8,5 8,5 8,4 8,2 8,5 8,2 8,2 8 33,6 32,914j. 8,7 8,5 8,7 8,4 8,9 8,4 8,7 8,3 35 33,615j. 8,7 8,5 8,7 8,4 8,9 8,4 8,7 8,3 35 33,616j. 8,9 8,6 9 8,5 9,2 8,5 8,9 8,4 36 3417j. 9 8,7 9,1 8,6 9,2 8,6 9,1 8,5 36,5 34,418j. 9,2 8,7 9,2 8,6 9,2 8,7 9,2 8,6 36,8 34,6

Sprong

Sprong Brug Balk

Balk Grond AllroundBrug

Grond Allround


Sprong

7

7,2

7,4

7,6

7,8

8

8,2

8,4

8,6

8,8

9

9,2

9,4

9,6

9,8

10

12j. 13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j.

Id. SW

Min. SW

SW

Id. ES

Min. ES

ES


Brug

55,25,45,65,8

66,26,46,66,8

77,27,47,67,8

88,28,48,68,8

99,29,49,69,810

12j. 13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j.

Id. SW

Min. SW

SW

Id. ES

Min. ES

ES


Balk

6,5

6,7

6,9

7,1

7,3

7,5

7,7

7,9

8,1

8,3

8,5

8,7

8,9

9,1

9,3

9,5

9,7

9,9

12j. 13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j.

Id. SW

Min. SW

SW

Id.ES

Min. ES

ES


Vloer

7

7,2

7,4

7,6

7,8

8

8,2

8,4

8,6

8,8

9

9,2

9,4

9,6

9,8

10

12j. 13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j.

Id. SW

Min. SW

SW

Id. ES

Min. ES

ES


Allround

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

12j. 13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j.

Id. SW

Min. SW

SW

Id. ES

Min. ES

ES


Globale evolutie

Leeftijd9j.10j.11j.12j.13j.14j.15j.16j.17j.18j.

29,232,6

Ideale SW

36,838,2

35,936,836,8

39,239,7

38,2

35,432,6

Minimale SW23,623,6

29,2

34,8

40 37,837,6

SW

37,2

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

9j. 10j. 11j. 12j. 13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j.

Ideale SW

Minimale SW

SW

Topscore

Topscore SWTopscore ES

Wedstrijd Score


Bijlage 6 Prestatieopvolgsysteem Artistieke Gymnastiek Heren


Naam:

Geboortedatum:

Club:

Opleidingsplaats:

Datum instroom:

Evolutie op basis van de technische leerlijn

Leeftijd %Aantal

ptn101010353535707070

80 0,080 0,080 0,080 0,080 0,080 0,080 0,080 0,080 0,0

190208

Grafische evolutie

115134152171

70

798896

Aantal ptn ideale evolutie

57101826354658

Resultaat test (%)

168 ptn


35 ptn35 ptn35 ptn

168 ptn

Resultaat test (ptn)

112 ptn

56 ptn56 ptn

Aantal ptn ideale evolutie10 ptn10 ptn10 ptn

70 ptn70 ptn70 ptn

56 ptn


210 ptn210 ptn210 ptn210 ptn210 ptn

Max. aantal ptn op test



100 ptn100 ptn100 ptn100 ptn100 ptn

100 ptn

210 ptn


datum 2datum 3

datum 1datum 2


Test


Basi

sopl

eidi

ngsc

entr

um 10j.

11j.

12j.

Basi

sclu

b

7j.

8j.

9j.


Grafische evolutie:

Aanpassing BOC: 50 ptn bijgeteld bij max. totaal Norm = 80% nieuw totaal

10j 70 ptn + 50 ptn

11j 140 ptn + 50 ptn

12j 210 ptn + 50 ptn

0102030405060708090

100110120130140150160170180190200210220230240250260

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

7j. 8j. 9j. 10j. 11j. 12j.

Aantal ptn ideale evolutieAantal ptn


Evolutie op basis van de fysieke leerlijn

Leeftijd %Aantal

ptn40 040 040 070 070 070 070 070 070 070 070 070 070 070 070 070 070 070 0

199datum 3 100 ptn 70 ptn 210

100 ptn 70 ptn

175

12j.datum 1 100 ptn 70 ptn 187datum 2

datum 3 100 ptn 70 ptn

152datum 2 100 ptn 70 ptn 164

100 ptn 70 ptn

465360

Grafische evolutie

TestMax. aantal ptn op

testAantal ptn ideale

evolutieResultaat test (ptn) Resultaat test (%)


Basi

sclu

b

7j.datum 1 100 ptndatum 2 100 ptndatum 3 100 ptn

8j.datum 1

40 ptn 25

4040 ptn 33

70 ptn

40 ptn


100 ptn 70 ptndatum 2 100 ptn

9j.datum 1 100 ptn 70 ptn


75datum 2 100 ptn 70 ptn 90

105

Basi

sopl

eidi

ngsc

entr

um 10j.datum 1 100 ptndatum 2 100 ptndatum 3 100 ptn

11j.datum 1

70 ptn

70 ptn

11770 ptn 129

140

Grafische evolutie:

Telkens er met een moeilijkere test gewerkt wordt, worden 50 punten bij de max. score geteld:

pupillen 1 100 ptnpupillen 2 150 ptnbenjamins 1 200 ptnbenjamins 2 250 ptnbenjamins 3 300 ptn

norm = 70% van nieuwe maximale score


0102030405060708090

100110120130140150160170180190200210220230240250

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

datu

m 1

datu

m 2

datu

m 3

7j. 8j. 9j. 10j. 11j. 12j.


Aantal ptn


Evolutie op basis van de startwaarde en eindscore

SW

Leeftijd Id. SW Min. SW SW Id. SW SW Id. SW SW Id. SW SW Id. SW SW Id. SW SW Id. SW SW13j. 51 48 8,8 8,4 7,7 8,4 8,1 8,114j. 53 50 9 8,8 8,4 8,8 8,7 8,715j. 54,5 51,5 9,2 9,2 8,6 9 9 8,916j. 56,5 53,5 9,4 9,6 8,8 9,3 9,2 9,217j. 57 54 9,4 10 9,1 9,5 9,4 9,518j. 58,5 55,5 9,6 10 9,6 9,7 9,6 9,8

19j. 59 56,5 9,8 10 9,8 9,7 9,8 1020j. 59,5 57 9,8 10 9,8 9,8 9,8 1021j. 59,5 57 10 10 10 9,9 10 1022j. 59,7 57 10 10 10 9,9 10 1023j. 59,8 57 10 10 10 9,9 10 1024j. 59,8 57 10 10 10 9,9 10 10

Tops

port

scho

olTo

pspo

rtce

ntru

m

ToestelfinalesAllround Grond P.m.b. Ringen Sprong Brug Rek


ESLeeftijd Id. ES Min. ES ES Id. ES ES Id. ES ES Id. ES ES Id. ES ES Id. ES ES Id. ES ES13j. 46 43 8,2 7,4 7 7,7 7,2 7,214j. 48 45 8,3 8 7,6 8,1 7,8 7,915j. 50 47 8,5 8,5 7,8 8,5 8,2 8,316j. 52 49 8,7 8,9 8,2 8,8 8,6 8,717j. 53,5 50,5 8,9 9,3 8,6 9,1 9 918j. 55 52 9,1 9,5 9 9,25 9,2 9,3

19j. 55 53 9,1 9,5 9,2 9,3 9,3 9,420j. 56 54 9,2 9,55 9,3 9,4 9,4 9,521j. 56,5 54 9,4 9,6 9,45 9,5 9,5 9,622j. 57 54,5 9,6 9,65 9,55 9,6 9,6 9,6523j. 57,5 54,5 9,65 9,7 9,65 9,65 9,7 9,724j. 57,8 54,5 9,65 9,7 9,7 9,65 9,7 9,7

Tops

port

scho

olTo

pspo

rtce

ntru

m

ToestelfinalesAllround Grond P.m.b. Ringen Sprong Brug Rek


Allround

30

35

40

45

50

55

60

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

Min. SW

SW

Id. ES

Min. ES

ES

Grond

4

5

6

7

8

9

10

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

SW

Id. ES

ES

Paard met bogen

4

5

6

7

8

9

10

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

SW

Id. ES

ES

Ringen

4

5

6

7

8

9

10

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

SW

Id. ES

ES


Sprong

4

5

6

7

8

9

10

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

SW

Id. ES

ES

Brug

4

5

6

7

8

9

10

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

SW

Id. ES

ES

Rek

4

5

6

7

8

9

10

13j. 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Id. SW

SW

Id. ES

ES


Globale evolutie

Leeftijd7j.8j.9j.10j.11j.

12j.13j14j.15j.16j.17j.18j.19j.20j.21j.22j.23j.24j.

59,859,8

59,559,7

5959,5

5758,5

54,556,5

5153

4548

3942

3336

Ideale SW SW


Topscore ES

Wedstrijd ScoreTopscore SW

Globale evolutie

30

35

40

45

50

55

60

7j. 8j. 9j. 10j. 11j. 12j. 13j 14j. 15j. 16j. 17j. 18j. 19j. 20j. 21j. 22j. 23j. 24j.

Ideale SW

SW

AV Lichamelijke opvoedingpro.g-o.be/blog/documents/2007-003.pdf · - de sociaal-culturele dimensie:...

Documents

Transcript of AV Lichamelijke opvoedingpro.g-o.be/blog/documents/2007-003.pdf · - de sociaal-culturele dimensie:...